Twintig jaar Raamtheater. Een zoektocht naar de geschiedenis van een theater (1978-1998). (Gertie Brouwers) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
In de eerste helft van de jaren ’70 was er een groot ongenoegen ontstaan in de Vlaamse theaterwereld. Deze ontevredenheid had alles te maken met het theaterbeleid van de overheid, die te weinig geldelijke steun verleende aan het theater in Vlaanderen. In 1975 werd er uiteindelijk een Theaterdecreet afgedwongen na een wekenlange staking in het najaar van 1974 in de Vlaamse beroepstheaters.[2]
Het nieuwe decreet zorgde voor een financiële verbetering, maar niet voor een ingrijpende artistieke vernieuwing, waar velen op hadden gehoopt. De grote ‘traditionele’ gezelschappen, waaronder de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) te Antwerpen, gingen verder hun oude weg.[3]
Het decreet bracht wel een sociale verbetering voor de meeste acteurs, maar vertoonde blijkbaar ook enkele hiaten. Ook de miskenning van het artistiek-technisch personeel en van de freelance acteurs was een vergissing.[4]
II. Het prille begin (1977-1978)
De wortels van het Raamtheater leiden ons terug naar het jaar 1977. Roger Van Kerpel, die in 1972 was afgestudeerd aan de Studio Herman Teirlinck, had reeds een seizoen als acteur achter de rug bij het (Koninklijk) Jeugdtheater (KJT) te Antwerpen, maar was sinds 1973 freelance acteur geworden. Hij besloot zijn vrije uren op te vullen met het voorbereiden van de monoloog Dagboek van een Gek van Nikolaj Gogol. Om dit in goede banen te leiden riep hij daarvoor de hulp in van Frank Aendenboom als regisseur.[5]
Frank Aendenboom had zijn studies gedaan aan het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst (toen nog Studio van het Nationaal Toneel). Sinds 1964 was hij werkzaam als acteur aan de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) te Antwerpen.[6] In 1974 kreeg hij de Dr. Oscar de Gruyter prijs voor zijn vertolking van de hoofdrol in Arme Moordenaar van de Tsjechische auteur Pavel Kohout in een regie van Walter Tillemans[7].
Omdat de beide theaterlui graag ook voorstellingen van dit Dagboek van een Gek wilden organiseren, werd Toon Brouwers aangesproken voor de zakelijke aanpak hiervan. Hij was op dat ogenblik dramaturg van de KNS, en had ervaring in de organisatorische aspecten van het theater door zijn medewerking als directielid bij het Nieuw Vlaams Theater (NVT), en zijn opleiding als jurist. [8] In 1970 was Toon Brouwers overigens ook afgestudeerd als acteur aan het Koninklijk Conservatorium te Antwerpen.[9] Hij zag het niet zitten om een losstaand initiatief te begeleiden, maar gaf er de voorkeur aan om een stevige structuur uit te bouwen.
Op deze manier rijpte het idee om iets nieuws te stichten. Geen theater zoals er reeds zovele waren, maar een nieuw, klein gezelschap met een eigen profiel, dat zich zou kunnen afzetten tegen de toenmalige wat ingedommelde Antwerpse kamertheaters. Samen zouden ze een theater stichten dat een ander repertoire wilde brengen dan de bestaande kamertheaters. Een theater waar een jonge generatie van acteurs samen met geroutineerde spelers zouden kunnen werken voor een breed publiek, maar in een kleinere ruimte.[10] Het nieuwe theater moest ‘een raam worden voor nieuwe theaterideeën’, een Raamtheater.
Enkele andere mensen werden aangesproken, voornamelijk onder de KNS-medewerkers, zoals de regisseur Walter Tillemans en de theatertechnicus Mon (Raymond) de Leenheir, om mee te werken aan het initiatief. Walter Tillemans was dadelijk geïnteresseerd, mede omdat er in de KNS geen ruimte kwam voor een tweede plateau.
Walter Tillemans was in de jaren ’70 een der meest succesvolle en gezaghebbende Vlaamse regisseurs. Hij was eind jaren ’50 geboeid geraakt door toneel door zijn bezoeken en zijn medewerking aan De Nevelvlek te Antwerpen, een culturele avant-garde vereniging die actief was op het gebied van de literatuur, het avantgarde-toneel en het organiseren van voordrachten.[11] In 1957 begon Walter Tillemans met een opleiding aan de Studio van het Nationaal Toneel, waar hij onder meer les kreeg van Herman Teirlinck en Fred Engelen. Na de driejarige opleiding volgde hij er nog een extra jaar regie. Sinds 1961, vlak na zijn afstuderen, was hij werkzaam aan de KNS als regisseur. [12] In 1974 mocht hij de Theatron-Prijs ontvangen van de Nieuwe Gazet voor zijn regie van Arme Moordenaar (Kohout), in een vertaling van Toon Brouwers en met Frank Aendenboom in de hoofdrol.[13]
Dit groepje van enkele KNS-collega’s dat elkaar goed kende lag aan de basis van het Raamtheater.
Op 20 oktober 1977 werd de vereniging zonder winstoogmerk (vzw) Raamtheater opgericht. De dichter en criticus Paul de Vree werd voorzitter van de Raad van Beheer. Naast Frank Aendenboom, Toon Brouwers, Mon de Leenheir, Walter Tillemans en Roger Van Kerpel, maakten enkele andere vrienden en kennissen deel uit van de vzw, zoals de journalist Jan Kenis, de zakenman Bernard Mondelaers, de filmregisseur Peter Simons, de ambtenaar Winoc Vermeiren, de kleinkunstenaar Tim Visterin, en de handelaar Herman Weyns.[14] De administratie werd voorlopig ondergebracht op het Lambermontplein 2, thuisadres van Roger van Kerpel.
Onzeker over het verdere bestaan van de vzw, van subsidies was er immers nog geen sprake, werd de première van Dagboek van een Gek gespeeld in het Cultureel Centrum De Warande te Turnhout op 22 oktober 1977. Dit was de aanloop tot de latere, permanente werking van het Raamtheater.
Hoewel de voorstellingen van Dagboek van een Gek goed onthaald werden, bleven de aanvragen voor een opvoering beperkt.[15] Dit was echter geen reden om de moed te laten zakken, en er werd op zoek gegaan naar een eigen locatie.[16]
III. Het Raamtheater in de Hoogstraat (1978-1983)
De zoektocht naar een eigen bespeelbare zaal leidde naar het hart van Antwerpen, waar in de zaal “Burgerkring” in de Hoogstraat 12 (op een paar passen van de Grote Markt) de ideale ruimte gevonden werd om het gezelschap onderdak te geven en om de nieuwe theaterideeën gestalte te geven. De zaaluitbater Eugène Segers werd aangesproken om de pingpong-club die hij op dat moment huisvestte op te geven. Het Raamtheater had eindelijk zijn eigen zaal die in een recordtempo van drie weken door de initiatiefnemers eigenhandig tot theaterruimte werd verbouwd, en die een capaciteit had van 120 stoelen.[17]
Frank Aendenboom bracht met American Buffalo van de in Europa nog vrijwel onbekende auteur David Mamet een nieuw stuk aan. Walter van den Broeck maakte een vertaling van deze theatertekst, en herwerkte hem naar een Antwerpse omgeving. Walter Tillemans regisseerde, Frank Aendenboom, Roger van Kerpel en John Willaert speelden, en Marc Cnops ontwierp en bouwde het decor.
Op 15 februari 1978 ging het Raamtheater officieel van start in de Hoogstraat met Nen Belgische Leeuw. In het seizoen 1978-79 werd het Raamtheater officieel erkend en gesubsidieerd.[18]
Deze start van het Raamtheater en de introductie van de jonge Amerikaanse auteur David Mamet in Vlaanderen werden goed onthaald.[19] Hoewel American Buffalo niet gezien werd als wezenlijk “vernieuwend” theater, werd het stuk in de pers onthaald op een ‘schitterende regie’, ‘sterke voorstelling’, en werden de acteurs Frank Aendenboom, Roger Van Kerpel en John Willaert geprezen om hun sublieme acteerprestaties.[20] Er volgde dan ook een wederopvoering in het volgende seizoen 1979-80 en later nog in 1985-86.
Na het overlijden van Paul de Vree werd in september 1979 Guy Voets voorzitter van de raad van beheer van het Raamtheater.[21] De eerste jaren (1978-1983) werd er onder collectieve artistieke directie gewerkt, waarbij iedereen zijn specifieke eigenschappen en bekwaamheden liet renderen. In de Artistieke leiding zaten onder meer Frank Aendenboom, Toon Brouwers, Mon de Leenheir, Walter Tillemans en Roger Van Kerpel.[22]
Een voorname zorg in de beginjaren van het Raamtheater waren de financies. Omdat het Raamtheater werd betoelaagd als een “gezelschap voor experimenteel theater” (D-gezelschap), waren de subsidies gering.[23]
Een praktisch probleem was de administratie. De meeste leden van de Artistieke leiding hadden namelijk nog een voltijdse betrekking elders, en er was geen geld om administratief personeel te betalen. Zo werden de medewerkers van het Raamtheater noodgedwongen manusjes-van-alles, die zowel moesten instaan voor de administratieve en praktische als de artistiek-uitvoerende taken.
Mon de Leenheir bezorgde het zaaltje tweedehands technisch materiaal, Roger Van Kerpel en John Willaert speelden aanvankelijk nagenoeg alles, samen met Frank Aendenboom, die ook voor nieuwe teksten zorgde. Walter Tillemans regisseerde zowat alles, daarin geholpen door zijn echtgenote Julienne de Bruyn, die actrice was bij de KNS. Toon Brouwers zorgde voor de artistieke coördinatie, de dramaturgie en voor de zakelijke leiding, voor dit laatste eerst bijgestaan door Carina Raes, en nadien door Bert Hellemans voor de dagelijkse leiding.[24]
Het Raamtheater had als doelstelling om ook jonge mensen de kans te geven zich verder te bekwamen in hun vak. Met Nen Belgische Leeuw werd John Willaert geïntroduceerd. Hij was pas in 1978 afgestudeerd aan het Conservatorium van Gent. Ook Anneleen Cooreman en Erik Kerremans waren nog zeer jong toen ze in 1980 bij het Raamtheater konden beginnen. Ze waren beiden aangevangen met een acteursopleiding aan het Conservatorium van Antwerpen, maar hadden deze studies niet afgewerkt.[25]
In het seizoen 1979-80 stond de wereldcreatie van Het einde van de Wereld van Dario Fo op het programma, in een regie van Arturo Corso. Deze Italiaanse regisseur en discipel van Dario Fo had in de jaren '70 in Vlaanderen de latere Nobelprijswinnaar Dario Fo geïntroduceerd, en grote publiekssuccessen geboekt met ondermeer Mistero Buffo.[26] Tijdens dit seizoen stond ook nog Een Leven Lang Theater op het programma, alweer een stuk van David Mamet.
Op de affiche van het seizoen 1980-81 stond Jacques de Fatalist van Denis Diderot dat slechts een matige belangstelling kon wekken, en alweer een wereldcreatie: Realpolitiek van Umberto Simonetta. Dit stuk was eveneens aangebracht door de Italiaanse regisseur Arturo Corso, maar kende slechts weinig succes. Realpolitiek handelde over een “mei ‘68-problematiek”, maar intussen lagen deze woelige jaren reeds langer dan een decennium achter de rug. Na het aanvankelijke succes van Nen Belgische Leeuw leek het Raamtheater verzeild te geraken in het gekende sukkelstraatje.
In het voorjaar van 1981 ging Play Macbeth in première. Dit was een huiskamerversie van het drama van Shakespeare door Pavel Kohout, die het opnieuw op maat van het Raamtheater geschreven had voor acht acteurs. Hugo Claus zorgde voor de vertaling, Walter Tillemans nam de regie op zich. De vertolkingen van Frank Aendenboom en Julienne de Bruyn zorgden er mede voor dat deze productie een opvallend succes werd, ondanks de bescheiden middelen waarmee het Raamtheater moest werken.[27]
Bij het begin van het seizoen 1981-82 stond er weerom een stuk van Kohout op het programma: August, August, August. Het was een stuk dat Walter Tillemans reeds met nadrukkelijk succes had geregisseerd in de KNS tijdens het seizoen 1970-71, met Luc Philips in de hoofdrol.[28] Pavel Kohout had het stuk echter herschreven voor het Raamtheater tot een “armere” versie, voor zes acteurs. Ook deze productie, gespeeld met een zeer jonge, enthousiaste en beweeglijke cast, werd goed onthaald en geprezen voor het fantastische samenspel.[29]
Weer een Kohout-bewerking: Cyrano de Bergerac van Edmond Rostand, deze keer gemaakt voor zeven acteurs, stond in december 1982 op de affiche. Ook deze Arme Cyrano! werd een succes voor het Raamtheater.[30] Na de opvallende succesvolle start met Nen Belgische Leeuw, en de tijdelijke inzinking rond Realpolitiek, betekenden de opeenvolgende publiekssuccessen van de Kohout-stukken en bewerkingen Play Macbeth, August August August en Arme Cyrano telkens onder regie van Walter Tillemans een opvallend feit in het Vlaamse theaterlandschap.[31]
IV. Ensemble BENT-Raamtheater (1983-1984)
Door de beperkte financiële middelen had het Raamtheater meestal kleine producties afgeleverd. August, August, August (Kohout) en Arme Cyrano! (Rostand/Kohout) waren echter middelgrote producties geworden, die de geldelijke middelen eigenlijk te boven gingen, maar die wel op een grote belangstelling konden rekenen. Na deze producties werd dan ook de vraag gesteld of het Raamtheater weer zou verdergaan met het maken van kleinschalige producties, ofwel verder zou wagen middelgrote producties aan te gaan. Men besefte dat een kleine subsidie (op dat moment drie en een half miljoen) en weinig uitzicht op de Nederlandse markt een verdere uitbouw van het gezelschap in de weg stonden.[32]
Karel Poma, de toenmalige minister van de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor Cultuur, had ondertussen bekend gemaakt dat er te veel Vlaamse beroepsgezelschappen waren, en dat er wellicht een aantal niet meer zouden gesubsidieerd worden. Eventuele fusies tussen bestaande gezelschappen zouden echter financieel kunnen worden aangemoedigd.[33]
Onder deze omstandigheden werd er ingegaan op het voorstel van Jaak Vissenaken aan Walter Tillemans, om het gezelschap BENT (Belgische Nederlandse Theaterproducties) en het ensemble van het Raamtheater te fuseren. Het BENT- gezelschap, met als vaste kern de acteurs Jaak Vissenaken en Annelies Vaes, was in Kasterlee gevestigd, maar trad vooral op als reizend gezelschap. BENT bestond al enkele jaren langer dan het Raamtheater, en had bovendien een circuit in Nederland uitgebouwd. Er werd dan ook voorgesteld om dit circuit op te vullen met voorstellingen van Arme Cyrano!.
De Raad van Beheer van het Raamtheater keurde de plannen goed, en fusie werd aangegaan onder de naam ‘Ensemble’. De statuten van Ensemble werden opgemaakt op 13 maart 1983 en verschenen in de bijlage van het Belgisch Staatsblad van 7 juli 1983.[34] “Ensemble” had als stichtende leden Annelies Vaes, Toon Brouwers, Bert Hellemans, Geert Nouwkens, Walter Tillemans en Jaak Vissenaken. Afgesproken werd dat Vissenaken directeur werd, en Tillemans voorzitter van de nieuwe vzw. Samen zouden ze instaan voor de artistieke leiding, terwijl Brouwers en Vaes werden aangesteld als afgevaardigd beheerder.[35] Het fusiegezelschap werd door minister Poma erkend als “spreidingsgezelschap” (B-gezelschap), en er werd een subsidie van negen en een half miljoen frank toegekend voor het seizoen 1983-84.[36] Hoewel dit nauwelijks méér was dan de som van de subsidies van beide gezelschappen samen, werd dit toch als een verbetering beschouwd.
Op 30 juli 1983 echter werd de fusie, die de twee theaters pas hadden aangegaan door Vissenaken en de BENT-partner reeds opgezegd, nog voor het nieuwe seizoen goed en wel van start was gegaan.[37] Wederzijds werden er verwijten gemaakt, terecht of onterecht, maar duidelijk was dat een samenwerking niet verder ging. Omdat Ensemble evenwel erkend en gesubsidieerd was voor het seizoen 1983-84, duurde het een tijdje voor de fusie kon ontbonden worden. Daarom werkten de oude BENT-groep en het oude Raamtheater-gezelschap onder “Ensemble” elk hun eigen programma af. Van een echte samenwerking is er eigenlijk nooit sprake geweest.
Ondanks de tegenslagen gingen de Raamtheater-producties verder onder de koepel van Ensemble. Weerom wat kleinschaliger was De Kontrabas, een monoloog van Patrik Süskind. Het succes was er niet minder om, want Bert André werd geprezen om zijn acteerprestatie, en ook de regie van Toon Brouwers en Julienne de Bruyn werd verrassend genoemd.[38]
Na de zomer ging Arme Cyrano! succesvol op tournee doorheen Vlaanderen en Nederland, met Karel Vingerhoets in de rol van Cyrano en An Nelissen als Roxane. An Nelissen had geen toneelstudies genoten, maar was autodidact door haar medewerking aan o.m. het Fakkeltheater, het Nieuw Vlaams Theater (NVT) en het toneelgezelschap Het Trojaanse Paard.[39] Karel Vingerhoets had aan de Studio Herman Teirlinck gestudeerd en was gedurende enkele jaren freelance acteur geweest, om zich in 1982 bij het Raamtheater te voegen.[40] Hij ontving de Thaliaprijs 1983, en de Dr. Oscar de Gruyterprijs voor toneel 1984 voor zijn vertolking van Cyrano in Arme Cyrano! (Rostand/Kohout).[41] Hij werd eveneens aangetrokken door het Burgtheater te Wenen, waar hij als gastacteur een jaarcontract kreeg aangeboden om ondermeer Arme Cyrano! (nog steeds in een regie van Walter Tillemans) in het Duits te spelen, deze keer in de rol van Ragueneau.[42]
Er werd koppig en vastberaden voortgezet, en Walter Tillemans was bezig met de voorbereidingen voor een vernieuwd Raamtheater.
V. Nieuw Ensemble RaamTeater (1984-1991)
Het fusie-gezelschap Ensemble was een doodgeboren kind geweest, maar Walter Tillemans kon ondanks het fiasco met BENT zijn plannen om een alternatief, goed functionerend gezelschap uit te bouwen niet zomaar opgeven. Op 5 november 1983 werd een nieuwe vzw opgericht: “Nieuw Ensemble RaamTeater”.[43] De nieuwe vzw had als stichtende leden enkele oude bekenden van het Raamtheater zoals Frank Aendenboom, Julienne de Bruyn, Bert Hellemans, Marc Cnops, Walter Tillemans en Guy Voets, maar ook vrienden en kennissen uit de toneel en literaire wereld zoals Jef Aernouts, Jan Christiaens, Hugo Claus, Hilda Craeybeckx, Herman Lange, Hugo Morrens, Erik Suls, Lode Torfs, Fernand van der Auwera, Ludo Verbeeck, en Fons Verheyden.[44] Walter Tillemans nam de artistieke leiding en de algemene directie op zich, de zakelijke leiding werd aan Bert Hellemans toevertrouwd. Guy Voets werd de voorzitter van de nieuwe vzw.[45]
Begin november 1983 had Walter Tillemans eveneens bekend gemaakt dat hij de KNS bij het einde van het seizoen 1983-84 zou verlaten, het gezelschap waaraan hij twintig jaar als regisseur verbonden was. Hij zou zich bijgevolg volledig kunnen concentreren op het Nieuw Ensemble RaamTeater.
Als krachtlijnen voor de volgende jaren werden onder meer uitgestippeld: een aantal knappe, getalenteerde acteurs opnieuw of voor het eerst bij het gezelschap brengen, de Vlaamse dramaturgie stimuleren en op een groot podium groot, menselijk en verbeeldingrijk theater brengen.[46]
Voor het seizoen 1984-85 werd het Nieuw Ensemble RaamTeater erkend als “kamertheater” (C-gezelschap). Ook Jaak Vissenaken, die in 1984-85 met zijn gezelschap verder werkte onder de naam Ensemble BENT, kreeg voor zijn gezelschap een erkenning als kamertheater.[47]
Op 4 mei 1984 werd als eerste productie van het Nieuw Ensemble RaamTeater Pak ‘em Stanzi van Claire Luckham opgevoerd. De eerste voorstellingen werden nog gespeeld in de theaterzaal in de Hoogstraat. Na de ontbinding van de fusie met BENT ging het RaamTeater echter op zoek naar een andere locatie, want de zaal in de Hoogstraat was reeds doorverhuurd aan het Fakkeltheater. Zo werd Pak ‘em Stanzi de eerste en meteen ook de laatste productie van Nieuw Ensemble RaamTeater in de Hoogstraat.
Pak ‘em Stanzi werd een enorm publieksucces. Dit stuk werd door Walter Tillemans echt “volkstheater” genoemd, theater dat een ruim publiek kon aanspreken, geen elitair-, maar menselijk theater. Het werd een soort van politieke farce in de vorm van een spektakel met circuskarakteristieken.[48] Na August, August, August (Kohout) was dit de tweede maal dat de context van een circus het theatraal kader vormde.
Pak ‘em Stanzi had de vorm van een catch-wedstrijd. De acteurs kregen hiervoor een zes maanden lange training om de knepen van het vak te leren van de ex-catchkampioen Al Bastian. Alles speelde zich af in en rond de catchring. Om de sfeer van een echte catchzaal het best te bereiken werd het publiek opgesteld langs de vier zijden van de ring, net zoals bij een echte catch-match. Het stuk was sterk afhankelijk van het publiek, omdat het de bedoeling was dat er zou aangemoedigd, gefloten, geapplaudisseerd worden. De dynamische wisselwerking tussen acteurs en publiek was een noodzakelijke factor voor het welslagen van de voorstelling.[49] Naarmate de vorstellingen vorderden konden de acteurs perfect inspelen op de reactie van het publiek.
De recensenten in de Vlaamse pers waren het erover eens dat dit spektakel was, entertainment, maar dan wel van een hoog niveau. Ook de fysieke prestatie van de acteurs dwong respect af, hoewel een aantal critici hun bedenkingen had bij de volkse en commerciële aanpak van dit stuk. Maar het publiek liep de zalen plat: de voorstelling zou van 1984 tot 1992 meer dan 300 keer worden opgevoerd, en reeds in september 1985 werd de honderdduizendste bezoeker verwelkomd.[50]
Om de fysieke belasting te minimaliseren vertolkten An Nelissen en Anneleen Cooreman om beurt de zware rol van Stanzi en de minder zware rol van Fluffy. Eric Kerremans speelde de rol van Toni Macho, Katrien De Vos speelde Happy Mama, Roger Van Kerpel vertolkte Lieve Paps en John Willaert was de scheidsrechter en Dr. Psycho. Tijdens het seizoen 1986-87 werd Katrien De Vos vervangen door Katelijne Verbeke.[51] Katelijne Verbeke studeerde in 1984 af aan de Studio Herman Teirlinck.[52] In het seizoen 1984-85 speelde ze bij het Raamtheater Droom van een zomernacht (Shakespeare) en in 1985-86 De Spaanse Brabander (Bredero).
In de Special Knack Magazine van september 1986 over het RaamTeater op ’t Zuid werd ironisch aangegeven dat Eric Kerremans en Anneleen Cooreman in 1979 van school werden gestuurd aan het Conservatorium te Antwerpen wegens onvoldoende voor bewegingsleer![53]
De voorstellingen onder Ensemble KNS-RaamTeater werden tijdens de seizoenen 1991-92 en 1992-93 gespeeld met een bijna volledig nieuwe cast. Stanzi werd vertolkt door Lieve Cornelis, Veerle Dobbelaere en Pascale Michiels speelden Fluffy, Anne-Mie Gils was Happy Mama en Bernard Verheyden speelde Lieve Paps.[54]
In afwachting van een meer geschikte locatie werd, na het ontruimen van de theaterzaal in de Hoogstraat, de zalen van het Theater aan den Drink (Drink 24-26 te Borgerhout) gehuurd, een voormalige ruimte van het Experimentele Werkgroep Theater (EWT).
In oktober 1985 kreeg Walter Tillemans te Rotterdam de publieksprijs het ‘Gouden Hart’ in de categorie theaterregie voor zijn regies van Arme Cyrano!, Droom van een Zomernacht en Pak ‘em Stanzi. Al deze producties hadden succesvolle tournees door Nederland gemaakt. Hijzelf kon niet aanwezig zijn op de prijsuitreiking omdat hij op dat moment bij het Burgtheater te Wenen een stuk regisseerde van Pavel Kohout, daarom nam zijn echtgenote Julienne de Bruyn de prijs in zijn naam in ontvangst. In het dankwoord werd ook het Raamtheater vermeld, dat tenslotte de gelauwerde voorstellingen had gespeeld.[55]
Voorlopig bleef het Nieuw Ensemble RaamTeater in het Theater aan Den Drink spelen, waar twee nieuwe producties werden uitgebracht. Oude Banden, Lege handen en Zwarte Pony waren twee éénakters van David Mamet met Bert André en Aafke Bruining in een regie van Julek Neumann, en Droom van een Zomernacht van Shakespeare in alweer een bewerking van Pavel Kohout, vertaling van Hugo Claus en regie van Walter Tillemans. De wens naar een eigen huis werd echter niet opgegeven.
Via enkele kennissen kwam Walter Tillemans op het spoor van enkele geschikte ruimten die gepast zouden zijn voor het RaamTeater. Uiteindelijk werd een vaste basis gevonden in de Lange Gasthuisstraat 26 te Antwerpen. Door toedoen van Jacques de Haes, algemeen secretaris van het OCMW te Antwerpen, werd deze ruimte ter beschikking gesteld voor het RaamTeater. [56]
Op 16 november 1985 opende het Klein RaamTeater met de productie Adi en Edi van Jelena Kohout, de echtgenote van Pavel Kohout, in een regie van Julek Neumann en een scenografie van Ondrej Kohout, de zoon van Pavel.
Aan dit openingsstuk werd ook een tentoonstelling gekoppeld van Ondrej Kohout en zijn echtgenote Eva Vones, en werd de ruimte tevens ingehuldigd als galerij en expositieruimte. Zo gaf het Klein RaamTeater een kans aan beeldende kunstenaars om hun werk te tonen en worden er sedertdien regelmatig tentoonstellingen gehouden.[57] In het pand zijn naast een toneelzaal, die plaats biedt aan 93 toeschouwers voor kleine producties, de kantoren, waar zich de administratie van het theater bevindt, repetitieruimtes, garderobes en een foyer die tevens als tentoonstellingszaal dienst kan doen.
De Tuinman van de Koning van Walter van den Broeck, was het tweede stuk dat gespeeld werd in het Klein RaamTeater. Walter van den Broeck had een fragment van zijn roman Het beleg van Laken bewerkt tot een theatermonoloog. De solorol van de tuinman Pol Mallants werd gespeeld door Luc Philips.
Walter Tillemans en Luc Philips hadden reeds vele malen samengewerkt in de KNS, maar dit was de eerste rol die Luc Philips zou vertolken bij het Raamtheater.
Philips had tijdens het seizoen 1970-1971 in de KNS August, August, August gespeeld, een stuk van Pavel Kohout dat Walter Tillemans later nogmaals in het Raamtheater zou regisseren in een ‘armere’ versie en met een nieuwe jonge cast.[58]
De voorstellingen van De Tuinman van de Koning konden op erg veel belangstelling rekenen. Het stuk werd vele malen wederopgevoerd en meer dan 300 maal op de planken gebracht, de laatste maal nog in het seizoen 1998-99, bij het “afscheid” van Luc Philips van het toneel.[59]
Gelukkige Dagen van Beckett, in een regie van Walter Tillemans stond op de affiche in het seizoen 1986-87 in het Klein RaamTeater, en kreeg zeer lovende perskritieken. Vooral de “meesterlijke” vertolking van Julienne de Bruyn en het “schitterende” decor van Jan Van Riet werd geprezen.[60]
In afwachting van de opening van het “Groot” RaamTeater waar men op dat moment druk aan het werken was, gingen de opvoeringen van de grote zaalproductie De Spaanse Brabander in een regie en bewerking van Walter Tillemans door in de Vlaamse Kameropera (KVO) in de Pastorijstraat 23 te Antwerpen.[61]
Op 15 september 1986 opende het RaamTeater op ’t Zuid in de De Vrièrestraat 36 te Antwerpen met Hamlet van William Shakespeare.
Het was na een suggestie van Hilda Craeybeckx, dat Walter Tillemans zijn oog had laten vallen op dit oud Museum voor Warenkunde, dat in 1898 was ingehuldigd, en waarin een gedeelte van het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (HIVT, in de aanpalende Schildersstraat) gevestigd was. Daar kwam nog heel wat bij kijken, want het gebouw was eigendom van het Ministerie van Onderwijs (dienst der schoolgebouwen) en het HIVT dat van de beoogde ruimte een gebruik maakte als collegezaal, was al erg krap gehuisvest. Uiteindelijk werd de ruimte in januari 1986 toch ter beschikking gesteld van het RaamTeater. In een mum van tijd werden de nodige sponsors en vrijwilligers gezocht en gevonden om het gebouw op te knappen.[62]
De galerijenzaal werd uiteindelijk met een budget van ongeveer vijf miljoen omgebouwd tot een unieke theaterzaal naar “Elizabethaans” model, en dit vooral door privé-initiatief en de inzet van de medewerkers en sympathisanten van het Raamtheater, en privé-gelden van sponsors.[63]
De beide gebouwen van het Raamtheater (Klein RaamTeater en RaamTeater op 't Zuid) worden gekenmerkt door een neo-barokke stijl. In beide panden werd een gebruik gemaakt van zuilen en pilasters. In het RaamTeater op ’t Zuid werden deze geïntegreerd in het toneel. De scène bevindt zich tussen de zuilen op het gelijkvloers, en ook het publiek zit midden in deze ruimte. Op deze manier wordt het een zaal waar acteurs en publiek in één ruimte spelen en respectievelijk kijken. Ook de verdiepingen met hoge gietijzeren balustrades zijn geïntegreerd in het geheel. Ze kunnen dienst doen als balkon met extra zitplaatsen, of kunnen gebruikt worden in het spel. Naar gelang van de inrichting is er plaats voor ongeveer 200 tot 250 toeschouwers.[64] Ook in het RaamTeater op ’t Zuid zijn er accommodaties voorzien zoals loges, sanitair en een grote foyer, die genoemd werd naar Fred Engelen, één van de grote voorbeelden en leermeester van Walter Tillemans.
Fred Engelen werd in 1947 leider van de Studio van het Nationaal Toneel, waar Walter Tillemans zijn theateropleiding kreeg.[65]
Naast eigen producties staan vooral in het Klein RaamTeater ook gastvoorstellingen op het programma.
De keuze van het openingsstuk Hamlet (Shakespeare) in het RaamTeater op ’t Zuid was niet toevallig. Voor het Raamtheater draaide het ook om “to be or not to be”, te zijn of niet te zijn, de strijd om de eigen integriteit en authenticiteit, de strijd die voor het RaamTeater op dat moment zeer reëel was. Het Nieuw Ensemble RaamTeater begon met een groep acteurs die een nieuwe ruimte, een nieuw theater bespeelden.[66]
Pavel Kohout maakte speciaal voor het ensemble weer een bewerking van een stuk van Shakespeare op maat van het Raamtheater. De basisidee was de grote tragedie te laten spelen door een kleine toneelgroep, praktisch zonder materiële middelen. Kohout ontdeed Hamlet van de randscènes om de essentie er uit te halen.[67] Hugo Claus vertaalde het stuk naar het Nederlands en Walter Tillemans nam de regie op zich. Dat dit stuk gespeeld werd in een bewerking van Pavel Kohout en vertaling van Hugo Claus was ook niet toevallig. Het openingsstuk was een watermerk en een toetssteen voor de ambities van het gezelschap: een bundeling van groot talent in een hecht ensemble.[68]
Door de vorm was het nieuwe theater conform aan het Elizabethaans theater: verscheidene kleine galerijen, en een podium dat aansloot bij de publieksruimte. Alweer een gelukkig toeval, dat geen toeval was. Ook acht acteurs voor dubbel zoveel rollen was in Shakespeare’s tijd niet ongebruikelijk.
De bestaande ruimte werd voor het stuk functioneel aangewend, en aangevuld met slechts enkele rekwisieten. Doodskisten illustreerden het spel rond de dood. De acteurs bleven steeds lijfelijk aanwezig aan de kant van de scène. Om het stuk te actualiseren werd er gekozen voor eigentijdse kostumering, en werd het geheel muzikaal begeleid op elektrische gitaar. Om dit in goede banen te leiden werd de hulp van de popmuzikant Jan Leyers ingeroepen.
Het tweede stuk op het programma in het RaamTeater op ’t Zuid kondigde eveneens de lijn aan die het Raamtheater van plan was te volgen.
De Vlaamse creatie van De Stoel van Stanislawski van Guido van Meir vloeit voort uit de belangstelling van Walter Tillemans voor de Vlaamse auteurs en het eigentijdse Vlaamse drama. De jonge cast, met onder andere An Nelissen, John Willaert, Luc Wyns, en Mark Peeters, kon met dit stuk rekenen op veel publieke belangstelling, en ruime aandacht in de pers.[69]
Na de voorstellingen van Dood van een handelsreiziger van Arthur Miller, met Luc Philips in de titelrol, kon het Nieuw Ensemble RaamTeater terugblikken op een geslaagd seizoen.
In 1987 kreeg het Nieuw Ensemble RaamTeater de Primeurprijs 1986 voor een artistieke recreatie. Walter Tillemans en zijn ploeg werden uitgekozen omwille van de manier waarop ze het voormalige Museum voor Warenkunde omgevormd hadden in een stemmig middelgroot theater met een capaciteit van ongeveer 250 toeschouwers. En dit zonder enige overheidssteun, maar met de hulp van kleine en grote bedrijven uit de privé-sector.
Op 19 september 1987 ontving Walter Tillemans ook de Thaliaprijs 1986-87 voor zijn constante opvallende regies. De prijs - een initiatief van de uitgeverij Hoste, die onder meer de kranten Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet uitgaf - werd uitgereikt te Oostende op de ‘Dagen van Vlaamse Gids’. Daarmee werd Tillemans en met hem het Nieuw Ensemble RaamTeater bekroond voor een reeks opmerkelijke theateropvoeringen, maar ook voor de bijdrage die hij leverde tot de Vlaamse dramaturgie (de creatie van De Stoel van Stanislawski van Guido van Meir), de kans die hij bood aan jongeren en zijn inbreng op artistiek vlak en tot de Vlaamse theaterinfrastructuur (door de opening te Antwerpen van twee theaters). [70]
In het najaar van 1987 werd in het kader van Europalia ’87, dat in het teken van Oostenrijk stond, Verhalen uit het Weense Woud opgevoerd. Voor dit project werd nogmaals de hulp ingeroepen van Pavel Kohout, die een bewerking maakte van dit stuk van Von Horvath, en op Walter van den Broeck die instond voor de vertaling.
Verder stond er op het programma van het seizoen 1987-88 nog Teibele en haar Duivel (Singer), Geschiedenis van een Paard (Tolstoj), Scapino! (Molière) en als afsluiter nogmaals Pavel Kohout met zijn stuk Pat, of Een Koningsspel. De vertaling kwam ditmaal van Jan Christiaens.
Om het gevaar te beperken dat het Raamtheater al te veel de stempel van één man zou gaan dragen, waren er voor het seizoen 1987-88 ook enkele buitenlandse regisseurs aangetrokken.[71] Wat hierbij wellicht ook een rol speelde, waren de internationale contacten en de internationale ambities van Walter Tillemans. Voor de enscenering van Teibele en haar duivel (Singer) werd de Israëlische regisseur Joseph Millo aangesproken. De regie van Scapino! (Molière), werd in handen gegeven van Frank Dunlop, de directeur van het theaterfestival van Edinburgh.
Het Raamtheater werd in 1988 uitgenodigd op het theaterfestival van Haïfa te Israël. Daar speelde het voorstellingen van Scapino!, Droom van een zomernacht en Teibele en haar Duivel. Ook op het festival van Edinburgh was het Nieuw Ensemble RaamTeater aanwezig, waar het in augustus 1988 succes behaalde met een “Engelse” versie van Pak ‘em Stanzi.
In 1988 vierde het Raamtheater zijn tienjarig bestaan. Het werd naar eigen zeggen een drievoudig jubileum. Het Raamtheater was tien jaar geleden gesticht, het Nieuw Ensemble RaamTeater ging zijn vijfde speelseizoen in, en sinds tien jaar werkten Walter Tillemans en de Tsjechische auteur Pavel Kohout nauw samen.[72]
Pavel Kohout was reeds lang een persoonlijke vriend van Walter Tillemans. In 1970 regisseerde Walter Tillemans August, August, August van Kohout in de KNS. Dit stuk, als metafoor voor de onderdrukking van de kleine man paste perfect in het maatschappelijk engagement van Walter Tillemans. Het was een parabel over een circusclown, die een trapje hoger op de maatschappelijke ladder wil geraken, waarvoor hij eerst wordt tegengewerkt en later afgestraft. Het was theater met veel beroering en een maatschappijkritische ondertoon.[73] Walter Tillemans voelde een grote verwantschap met de thematiek van het stuk. In 1974 regisseerde hij ook Arme Moordenaar van Pavel Kohout, met Frank Aendenboom in de hoofdrol, die daarvoor in 1974 de Dr. Oscar De Gruyterprijs kreeg.[74]
Walter Tillemans ontmoette Pavel Kohout voor het eerste in januari 1977. Hij was op studiereis te Praag wanneer het Charta 77 net was openbaar gemaakt. Met dit document, mede opgesteld door Pavel Kohout en de latere president Vaclav Havel, pleitten een grote groep kunstenaars, academici en intellectuelen voor democratische hervormingen. De hervormingsbeweging werd door het communistische bewind brutaal onderdrukt. Walter Tillemans was te Praag getuige van de belegering van het appartement van Kohout, en de ontvoering van diens echtgenote Jelena, door de Tsjechische geheime dienst. Het maakte een diepe indruk op Tillemans.[75]
In het najaar van 1979 reisde hij samen met Toon Brouwers naar Wenen, waar Pavel Kohout tijdelijk verbleef om de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese literatuur in ontvangst te nemen. Daar werden er afspraken gemaakt voor verdere ensceneringen van Kohout-stukken, zowel in de KNS als in het Raamtheater, en ontstond er een hechte vriendschap.[76]
Van bij het begin had het Raamtheater dus nauw samengewerkt met Pavel Kohout. Hij sneed enkele grote klassiekers op maat, zoals o.m. Macbeth van Shakespeare en Cyrano de Bergerac van Rostand. Speciaal voor het jubileum van het Raamtheater in 1988 herschreef Pavel Kohout ook zijn stuk De reis om de wereld in 80 dagen, een bewerking van de roman van Jules Verne. [77]
De voorstellingen van De reis rond de wereld in 80 dagen verliepen echter niet zoals verwacht. Het stuk duurde lang, een drietal uur, de reacties waren verdeeld.
Na deze reeks voorstellingen verwaterde de samenwerking tussen Walter Tillemans en Pavel Kohout. Walter Tillemans had beloften gedaan aan Pavel Kohout, die hij financieel echter niet kon waarmaken.[78] Kohout was in de beginjaren voor het Raamtheater belangrijk geweest, omdat hij stukken herwerkte voor een kleine cast. Na tien jaar echter was het Raamtheater uitgegroeid van een kleinschalig ensemble naar een professioneel gezelschap met achttien vaste krachten dat twee theaters bespeelde.
Op het programma van het seizoen 1988-1989 stonden twee Vlaamse creaties. De eerste was Houten Clara, geschreven door Jan Christiaens en Walter Tillemans, in opdracht van het Centrum Elzenveld, naar aanleiding van het 750-jarige bestaan van het St. Elizabethgasthuis.
Walter Tillemans en Jan Christiaens hadden voordien reeds verscheidene keren samengewerkt. Jan Christiaens was medeoprichter geweest van de culturele kring De Nevelvlek ca. 1951 te Antwerpen. Hier werden voordrachten en theater-voorstellingen georganiseerd. Een van de belangrijkste initiatiefnemers van ‘De Nevelvlek’ was de auteur Hugo Raes, die een tijdlang gehuwd was met de zus van Walter Tillemans. [79] In 1952 werd Walter Tillemans lid van deze vereniging, waar hij zijn eerste regiewerk deed en waar hij ook zijn latere echtgenote Julienne de Bruyn leerde kennen. In 1956 regisseerde hij er De Koningin der eilanden van Jan Christiaens.[80] In de KNS regisseerde Walter Tillemans het drieluik van Jan Christiaens: De Parochie van miserie (seizoen 1976-77), De droom van zotte Rik (seizoen 1977-78), en De Minerva (seizoen 1980-81). Voor onder andere de regie van De droom van zotte Rik zou Tillemans in 1978 tevens de Dr. Oscar de Gruyterprijs winnen voor de beste regie.[81] In deze stukken werd een socio-economisch beeld gegeven van Antwerpen in de eerste helft van de 20ste eeuw: van de eeuwwisseling tot aan de tweede wereldoorlog. Het was volkstheater met een zweem van maatschappijkritiek.[82] In 1984 was Jan Christiaens één van de stichtende leden van het Nieuw Ensemble RaamTeater, waarvoor hij sindsdien verscheidene vertalingen maakte.[83]
Het tweede Vlaamse stuk werd gecreëerd in het voorjaar van 1989. De Canadese Muur werd geschreven door de twee jonge auteurs Herman Brusselmans en Tom Lanoye. Voor het schrijven van oorspronkelijk Vlaams werk, konden de auteurs een creatiepremie van 200.000 BEF ontvangen. Dit was een nieuwe regeling voor creatiepremies voor Vlaamse auteurs, uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap.[84]
Spoken (Ibsen) werd opgevoerd in een regie van de Oostenrijkse regisseur Nicolaus Windisch-Spoerk en een decor van de Tsjech Josef Svoboda.
In het seizoen 1998-1990 maakte Karel Vingerhoets zijn regiedebuut met Valentin’s Onzin (Valentin/Vingerhoets). Verder op het programma stonden Lange dagreis naar de nacht (O’Neill), Mevr. Klein (Wright), en als afsluiter Het Spel van Liefde en Toeval (Marivaux). Het was blijkbaar een seizoen zonder grote uitschieters, maar ook zonder dieptepunten.
Voor het seizoen 1990-1991 stonden er alweer vier nieuwe producties op het programma: De gebroken kruik (Von Kleist), Antigone (Sophocles), Actrice van een zekere leeftijd om de vrouw van Dostojewski te spelen (Radzinski) en Driekoningenavond (Shakespeare). Met dit laatste werd er voor de vierde maal in het Raamtheater een stuk van Shakespeare in een aangepaste en moderne vorm bewerkt. Voor de muziek werd er alweer een beroep gedaan op Jan Leyers. Walter Tillemans zorgde zowel voor de bewerking, vertaling als de regie.
Opnieuw een seizoen waarin er blijkbaar behoorlijk werd gepresteerd, echter zonder een productie die “talk of the town” werd. Toch werd weerom een medewerker van het RaamTeater bekroond, ditmaal was het de beurt aan scenograaf Marc Cnops om in de prijzen te vallen. Hij ontving de Theaterprijs 1991, een prijs die door een aantal theaterpractici in juni van dat jaar voor het eerst werd uitgereikt in het Kunstencentrum Vooruit te Gent tijdens ‘De Nacht van het Theater’. Cnops werd niet alleen gelauwerd omwille van zijn artistieke capaciteiten, maar ook om zijn betrokkenheid bij het levende theater en zijn immense collegialiteit.[85]
VI. Ensemble KNS-RaamTeater (1991-1994)
In 1989 deed het gerucht de ronde als zou Walter Tillemans zich kandidaat hebben gesteld voor het directeurschap van de Antwerpse KNS. Dit werd echter door hemzelf ten stelligste ontkend, hij had immers genoeg werk met zijn eigen RaamTeater.[86] Ivonne Lex kreeg twee jaar verlenging van haar mandaat als KNS-directeur. Toch waren er uiteindelijk drie kandidaten voor haar opvolging in 1991. Behalve de advocaat Luc De Vos en de KNS-acteur Walter Rits was dit ook Walter Tillemans.[87]
Walter Tillemans was van 1961 tot 1984 aan de KNS verbonden geweest als regisseur. Toen in 1969 de plaats van directeur open kwam bij de KNS, had Walter Tillemans zich kandidaat gesteld. Het was echter zijn collega-regisseur Lode Verstraete die toen tot directeur werd aangesteld. In 1972 was Walter Tillemans opnieuw kandidaat, maar ditmaal was het Dom. de Gruyter die het haalde.[88]
In 1984 nam Tillemans ontslag bij het KNS-gezelschap omdat hij zich niet meer kon verzoenen met de inspiratie- en inzetloze mentaliteit die er volgens hem heerste. Er was tevens een conflict ontstaan tussen Walter Tillemans en toenmalig KNS-directeur Dom. de Gruyter. Het feit dat Walter Tillemans op verschillende fronten tegelijk actief was had kritiek uitgelokt bij enkele collega’s.[89] Door deze mengeling van organisatorische, artistieke en persoonlijke conflicten, besloot Tillemans weg te gaan bij de KNS. Sinds 1984 heeft hij zich dan ook volledig op de uitbouw van het Nieuw Ensemble RaamTeater toegelegd.
Op 10 juli 1991 werd na vele besprekingen een samenwerkingsakkoord tussen KNS en het RaamTeater officieel ondertekend. Een beheerscomité zou de financiële zaken opvolgen, en er zou na elk seizoen een evaluatie komen. Elk van de beide partijen zou een jaar op voorhand de samenwerking kunnen opzeggen. Dit was voor het Raamtheater een belangrijke voorwaarde, omdat het enkel bereid was tot samenwerking zolang Tillemans KNS-directeur zou zijn. Walter Tillemans stelde voor het Ensemble KNS-RaamTeater dezelfde principes voorop als voor het RaamTeater: het ensemble-idee, een menselijk theater, eigentijds, met humor, kracht en eenvoud. [90]
Van een echte fusie was er echter geen sprake. De twee gezelschappen zouden enkel voor drie jaar samenwerken, met Walter Tillemans als overkoepelend directeur, en de gezelschappen zouden elk hun eigen subsidies inbrengen. Dit was voor het seizoen 1991-92 voor het RaamTeater 31 miljoen, en voor de KNS 46 miljoen. [91] Voor de KNS kwam hier nog een groot bedrag stedelijke subsidies bij, zodat de totale subsidie circa 100 miljoen bedroeg. Hoewel dit meer was dan de Raad van Advies voorgesteld had aan het kabinet van de Vlaamse gemeenschap, was het bedrag toch kleiner dan Walter Tillemans had gehoopt.
De beide gezelschappen zouden samen drie zalen bespelen: het RaamTeater op ’t Zuid, het Klein RaamTeater, en de Stadsschouwburg op het Theaterplein. Walter Tillemans liet wel verstaan dat hij de grote zaal van de Stadsschouwburg meer geschikt achtte voor “grote” producties gaande van ballet tot musical, waartoe de grootschaligheid van de Stadsschouwburg zich beter zou lenen. Hij zou daarom slechts een viertal theaterproducties per seizoen laten spelen in de Stadsschouwburg en de rest van het programma in deze zaal opvullen met gastproducties.
Later zou bij deze drie plateaus nog een vierde bijkomen: de Bourlaschouwburg op de Komedieplaats. Dit was het oude huis van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg dat in 1979 noodgedwongen werd omgeruild voor de Stadsschouwburg omdat de Bourla dringend aan een grondige restauratie toe was. In maart 1993 werd deze Bourlaschouwburg ter gelegenheid van Antwerpen ’93 - waarbij de stad Antwerpen “culturele hoofdstad” was van Europa - feestelijk heropend.[92] De Bourla bezat, ondanks het grote aantal zitplaatsen (de totale zaalcapaciteit bedroeg ongeveer 1050 zitplaatsen) een grotere intimiteit en betrokkenheid met de acteur dan de grote zaal van de Stadsschouwburg.[93] Walter Tillemans was er dan ook van overtuigd dat het gesproken toneel thuishoorde in de Bourla, waar de sfeer, de ruimte en de akoestiek het theater volledig tot ontplooiing konden laten komen.
Vanaf het eerste seizoen van de samenwerking stonden er dertien producties op het programma. Tillemans zag het inderdaad groots en was vastberaden om het Antwerpse repertoiregezelschap te herwaarderen.
De eerste productie van het nieuwe Ensemble KNS-RaamTeater in de Stadsschouwburg was Goya, of de Slaap van de Rede (Buero Vallejo). Dit openingsstuk kon de hoge verwachtingen die het publiek had voor het nieuwe samenwerkingsverband tussen de KNS en het RaamTeater niet inlossen. Bovendien was de hoofdrol voor de bejaarde acteur Luc Philips zeer zwaar, omdat hij een hernia had opgelopen waardoor er een tiental voorstellingen werden afgelast. Hoewel de acteursprestatie van Philips wel werd geapprecieerd, en ook andere acteerprestaties nog op enige bijval konden rekenen, werd de rest van het stuk gekraakt.[94]
Cynisch werd er afgevraagd waar het nieuwe theatertijdperk bleef dat Tillemans zo enthousiast had aangekondigd. De voorstelling werd conventioneel, academisch en voorspelbaar genoemd: alles waar Walter Tillemans zich altijd had willen tegen afzetten. [95]
Het regie-aanbod was voor de overige producties overwegend buitenlands. Het Spaarvarken (Labiche) werd nog geregisseerd door Walter Tillemans, en Van de brug af gezien (Miller) door Jo Dua, overigens een van de weinige producties die in de grote zaal van de Stadsschouwburg nog op een grote publieksbelangstelling kon rekenen. Een Midzomernacht-seks-komedie, een theaterstuk dat gebaseerd was op de film van Woody Allen en vertaald werd door Herman Brusselmans, werd in handen gegeven van de in Israël wonende Vlaming Etienne Debel. De Oostenrijker Nicolaus Windisch-Spoerk regisseerde Het Interview (Ginzburg) en Ravensbrück (Sarti). De Duitser Henning Brockhaus nam twee regies voor zijn rekening: Burgerman en de Brandstichters (Frisch) en De Goede Moeder (Goldoni). Burgerman werd in het RaamTeater op 't Zuid positief onthaald, maar de Goldoni-productie viel - ondanks de spectakulaire enscenering met een tot een Venetiaans kanaal omgetoverde scène van de Stadsschouwburg - jammerlijk en bijna letterlijk in het water. De eveneens uit Duitsland afkomstige Peter Kupke ensceneerde De Wilde Eend (Ibsen) in de grote zaal van de Stadsschouwburg, met behoorlijk succes, waarbij de prestatie van de jonge actrice Helena van Loon als het meisje Hedvig haast unaniem werd geprezen.[96] Het uur van de lynx (Enquist) werd toevertrouwd aan de Noor Paul Nygaard, en De Misantroop (Molière) aan de Fransman Simon Eine. Siberië (Mitterer) dat op het programma stond voor het seizoen 1991-1992 werd uitgesteld, omdat acteur Luc Philips nog steeds niet hersteld was.
Het seizoen 1991-92 was geen hoogvlieger geworden. Maar het publiek wachtte nog af.[97]
Het tweede seizoen van de samenwerking 1992-93 had nog meer producties in petto. Er stonden veertien stukken op het programma, verdeeld over vier verschillende plateaus.
De beide RaamTeaters verging het niet zo slecht. Het RaamTeater op ’t Zuid had vier producties in het vooruitzicht. Gilgamesj was een bewerking van Wannes van de Velde van het Gilgamesj-epos. Jeugdziekte (Bruckner) en Klassevijand (Wiliams) waren beide stukken die nauw aansloten bij de actualiteit en het heersende maatschappelijke klimaat, en konden rekenen op belangstelling van het publiek. A Shana Maidel (Lebow) trok speciaal de aandacht door de vertolking van de hoofdrolspeelster Anneleen Cooreman.[98] Oded Kotler uit Israël voerde de regie van dit stuk dat handelde over de trauma’s van de holocaust.
Het Klein RaamTeater deed het ook niet slecht. In Franky en Johnny (McNally) zorgden Frank Aendenboom en Nora Tilley voor het succes, De Stoelen (Ionesco) werd een geslaagde combinatie genoemd van de regisseur Jo Dua en de acteur Nolle Versijp, het regiedebuut van An Nelissen in Loriots dramatische werken (Loriot) werd verrassend genoemd, en er was ook de monoloog Siberië (Mitterer) met Luc Philips die een ruim publiek trok. Philips was ondertussen hersteld, en zijn acteerprestatie werd weer geprezen, vooral omwille van zijn gevorderde leeftijd (hij was op dat moment 78 jaar oud).[99] Hij had eerder bij het Raamtheater rollen gespeeld in De Tuinman van de Koning (Van den Broeck), De dood van een handelsreiziger (Miller), Verhalen uit het Weense Woud (von Horvath) en Pat, of een Koningsspel (Kohout).
In de grote zaal van de Stadsschouwburg werden De Revisor (Gogol), Falerin (Van Meir), De Minderproductieven (Turrini), Het bezoek van een oude dame (Dürrenmatt), en Dansen op Lughnasa (Friel) gespeeld. De pers was weinig enthousiast, het publiek liet het afweten.[100]
Voor de opening van de Bourlaschouwburg werd Leven en Dood van het Water van Jan Christiaens gecreëerd. Dit was een poëtische evocatie in een regie van Walter Tillemans, die op 24 april 1993 in première ging. Een echt gelukkige keuze was deze voorstelling niet. Voor het gesproken toneel leende de historische Bourlaschouwburg zich wellicht beter dan de Stadsschouwburg, maar precies voor de heropening van deze zaal werd er een grootse evocatie gebracht over de Scheldestad: een spektakelstuk met dans en muziek, dat wellicht beter thuis had gehoord op het grote podium van de Stadsschouwburg.
De kritiek werd steeds luider, niet alleen vanuit de pershoek, maar ook vanuit het Antwerpse stadhuis. Er was een overaanbod aan saai theater, het publiek bleef weg, en de Vlaamse overheid besloot om de subsidies ongeveer te halveren.[101] Walter Tillemans reageerde bits, en stak de schuld voor de falende producties op de ongeschiktheid van de Stadsschouwburg voor het gesproken toneel of op het gebrek aan financiële middelen en degelijk geschoolde technici.[102]
Op 1 april 1993 verklaarde Walter Tillemans dat de beide gezelschappen van 1 april 1994 af niet meer zouden samenwerken. De Raad van Bestuur van het RaamTeater had besloten om het samenwerkingscontract met de KNS op te zeggen. Omdat het contract een vooropzeg van één jaar voorzag werd er nog één seizoen samengewerkt, daarna zouden de beide gezelschappen weer hun eigen weg gaan.
Het laatste seizoen van het Ensemble KNS-RaamTeater had nog negen producties op de affiche staan. De Stadsschouwburg werd niet meer gebruikt voor de eigen voorstellingen, maar werd enkel voor gastproducties voorbehouden.
King Lear (Shakespeare) werd de openingsvoorstelling in de Bourlaschouwburg voor het seizoen 1993-94, in een regie van Walter Tillemans. De publieke opkomst was behoorlijk, maar de pers erg terughoudend. De Braderij werd door Jan Christiaens en Herman Fabri geschreven in het kader van Antwerpen ’93, het jaar dat Antwerpen ‘culturele hoofdstad van Europa’ was. Verder stonden er nog De ingebeelde zieke (Molière), en De drie zusters (Tsjechov) geprogrammeerd, twee “klassiekers” die in de Bourlaschouwburg op een aanvaardbare, maar weinig spraakmakende manier voor het voetlicht werden gebracht.
In het RaamTeater op ’t Zuid werd De Spaanse hoer van Hugo Claus opgevoerd. Dit stuk was reeds in gespeeld in de KNS in het Seizoen 1970-71.[103] Verder stonden De dood en het Meisje (Dorfman),en Andermans geld (Sterner) op de affiche. In het Klein RaamTeater werd Oleanna van David Mamet vertoond, en met De Getuige (Van Pellecom) werd nogmaals de Vlaams dramaturgie niet vergeten.
VII. Terug (Nieuw Ensemble) RaamTeater (1994-1997)
Vanaf het seizoen 1994-95 kon Walter Tillemans zich weer helemaal concentreren op de twee RaamTeaters.
De schommel (Mazya), werd voor de gelegenheid gespeeld in een hangar aan de Scheldekaai te Antwerpen. Het werd een productie die op heel wat waardering kon rekenen. In het Klein RaamTeater speelde Nora Tilley onder regie van Walter Tillemans de monoloog Amanda en de widowmaker, een toneelbewerking van de gelijknamige novelle van Walter van den Broeck, die een behoorlijk succes behaalde en waarmee Nora Tilley het volgende seizoen op tournee trok.
In het RaamTeater op 't Zuid werd De Lintjes van Mr. Schutz (Fenwick), een stuk over het echtpaar en Nobelprijswinnaars Marie en Pierre Curie, een publiekssucces. Deze productie werd het volgende seizoen eveneens wederopgevoerd. De Grieken, een groots project van de Israëlische regisseur Oded Kotler, loste niet volledig de gestelde verwachtingen in. Evenmin als Hedda Gabler (Ibsen) in een regie van Walter Tillemans, die intussen ook nog in het Théâtre de la Valette (België) en het Stedelijk Theater van Haïfa (Israël) regie had gevoerd.[104]
In het seizoen 1995-96 werd het even spannend toen de mogelijkheid bestond dat het toneelgezelschap het RaamTeater op 't Zuid in de De Vrièrestraat zou moeten ontruimen. Het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (HIVT) wilde de ruimte gebruiken om er een bibliotheek en leraarsruimte van te maken. Uiteraard poogde het RaamTeater dit tegen te gaan, en er werd een petitie gehouden voor het behoud van het RaamTeater op ’t Zuid, waarvoor er in zes weken tijd ongeveer 4.500 handtekeningen werden verzameld. Drie dagen voor het huurcontract ten einde liep kreeg het gezelschap een nieuwe huisbaas: de Autonome Hogeschool Antwerpen. De zaal kon uiteindelijk bespeelbaar blijven, onder meer door toedoen van de algemeen directeur van de Hogeschool Walter Jansen, die een fervent theaterliefhebber was.[105]
Het nieuwe seizoen werd in augustus 1995 succesvol ingezet met Kunst van Yasmina Reza in het Klein RaamTeater. Het RaamTeater was het eerste gezelschap om deze komedie uit Parijs in Vlaanderen te brengen.
Op 10 oktober 1995 kreeg Walter Tillemans tijdens een repetitie voor La Locandiera een hartaanval en een hartstilstand. Dit werd hem bijna fataal. Het toeval wilde echter dat er een verpleegster aanwezig was in de repetitiezaal, die hem de eerste hulp kon toedienen. Het voorval verhinderde hem echter niet om van zijn ziekenhuiskamer in het St.-Elisabethziekenhuis, vlakbij het Klein RaamTeater in de Lange Gasthuisstraat, een tweede kantoor te maken. Nauwelijks ontslagen uit het ziekenhuis ging hij alweer aan de slag.[106] De voorstellingen van La Locandiera werden voor een seizoen uitgesteld, verder werd het programma gewoon afgewerkt. Scrooge (Dickens) was alweer een monoloog met Luc Philips en ook De Leraar (Dopagne) was een monoloog, gebracht door Roger Van Kerpel. Voor beide monologen kwam het publiek in groten getale opdagen. Verder stonden ook Heiligdom (Williamson) en Om nooit te vergeten (Ayckbourn) op het programma. Met de opvoering van Het Kryptogram stond er nog eens een stuk van Mamet op de affiche.
Ook voor het seizoen 1996-97 was Walter Tillemans nog niet van plan om het rustiger aan te doen. Er stonden vijf nieuwe producties op til, waarvan hijzelf er drie zou regisseren: La Locandiera (Goldoni), De ideale echtgenoot (Wilde), en Het Archimedesprincipe, van Bob Van Laerhoven. Tijdens de repetities voor deze laatste productie ontstonden echter enkele conflicten met de cast, zodat Marc Cnops de spelleiding zou overnemen. Het kwam uiteindelijk niet tot een echte enscenering, maar bleef beperkt tot een dramatische lezing van de tekst.[107] Voor de regie van de overige twee producties werd er binnen het gezelschap gebleven. Julienne De Bruyn voerde de regie voor Schuilplaats (Saunders), An Nelissen regisseerde Ontoereikend adres (Lunari). Vooral dit laatste stuk was erg succesvol, en werd wederopgevoerd het volgende seizoen.
VIII. Marc Cnops, nieuwe algemeen directeur (1997)
In het seizoen 1997-1998 nam Marc Cnops het roer van Walter Tillemans als directeur van het Nieuw Ensemble RaamTeater over. Walter Tillemans had de pensioengerechtigde leeftijd bereikt: op twintig februari 1997 was hij 65 jaar geworden.
Directe aanleiding voor de directiewissel was tevens het zware hartinfarct dat Walter Tillemans het jaar voordien getroffen had, en de hartoperatie die hij daarop had moeten ondergaan. Tijdens de tijdelijke onbeschikbaarheid van Tillemans, had Marc Cnops reeds de dagelijkse leiding van het Raamtheater waargenomen. Na de oppensioenstelling van Tillemans, werd hij door de raad van beheer aangezocht om de fakkel over te nemen.[108]
Marc Cnops was niet enkel reeds jarenlange medewerker van het Raamtheater als scenograaf, maar had ook daarvoor herhaaldelijk met Walter Tillemans samengewerkt.
Hij had filmregie gestudeerd aan het RITS te Brussel. Vanaf 1977 vestigde hij zich als freelance decor- en kostuumontwerper. Hij werkte onder andere voor het Théâtre National te Brussel (meestal in samenwerking met Walter Tillemans), het Nederlands Toneel Gent (vaak in samenwerking met Jean-Pierre De Decker), het Arca-theater te Gent, en ook in Nederland.[109]
Marc Cnops was vanaf de start bij het Raamtheater betrokken. Hij ontwierp het decor van Nen Belgische Leeuw, een van de eerste stukken die door het Raamtheater in 1978 op de planken werd gebracht. Sindsdien werd hij regelmatig als scenograaf aangetrokken, vooral in samenwerking met Walter Tillemans.
In 1983 behoorde hij tot de stichtende leden van het Nieuw Ensemble RaamTeater.[110] Bij de verbouwing van de beide theaterzalen, zowel het Klein RaamTeater als het RaamTeater op ’t Zuid is hij nauw betrokken geweest. De unieke ruimte van het RaamTeater op ’t Zuid heeft hem meerdere malen geïnspireerd tot het maken van prachtige decors.[111] Hij werd onder meer geprezen voor zijn decors voor Dood van een handelsreiziger (Miller), Geschiedenis van een paard (Tolstoj), De Lintjes van Meneer Schutz (Fenwick), Hedda Gabler (Ibsen) en vele andere ensceneringen.
Hij werd bekroond voor zijn theaterwerk in 1991, toen hij op de Nacht van het Theater te Gent de “Theaterprijs” mocht ontvangen voor zijn gehele oeuvre.[112]
De oppensioenstelling van Walter Tillemans werd bescheiden gevierd op 31 augustus 1997 in het RaamTeater op ‘t Zuid, met de medewerking van het Vlaams Theater Instituut. Bij deze gelegenheid werden er uit het BRT-beeldarchief van Annie de Clerck een aantal fragmenten vertoond van enkele van Tillemans’ “historische” ensceneringen, en werd er een monografie over hem in de reeks Kritisch Theater Lexicon voorgesteld.[113]
De overname van de leiding was een vrij ondankbare taak, het RaamTeater was immers bijna vergroeid met Walter Tillemans. Er waren meteen een paar belangrijke problemen waarmee Marc Cnops af te rekenen had. De Raad van Bestuur had voorgesteld om zowel de zakelijke- als de artistieke leiding onder één directeur te brengen, om te vermijden dat er mogelijke spanningsvelden tussen het artistieke en het financiële beleid zouden ontstaan.[114]
Een zwaar probleem voor de nieuwe directeur bleek precies dat financieel beheer. Er lag een stapel achterstallige betalingen die plots op zijn werktafel terechtkwamen: de schuldenlast was inderdaad opgelopen tot een kleine 20 miljoen BEF. Het Raamtheater kreeg ondertussen een overbruggingskrediet, en de schulden lijken geleidelijk aan weggewerkt te kunnen worden.[115]
Zonder al te veel ruchtbaarheid begon het seizoen 1997-98 met de directiewissel. Iets Intiems en Jef en Jos van Philippe Blasband waren twee eenakters die gespeeld werden in het Klein RaamTeater. Blasband regisseerde zelf. Marc Cnops kreeg zijn regiedebuut met Ritter, Dene, Voss van Thomas Bernhard. Met De Piano stond er weer Vlaams werk op het programma van Knarf Van Pellecom, die eerder reeds voor De Getuige zorgde. Skylight van David Hare was een stuk dat reeds met succes in Londen had gespeeld. Met de enscenering van De snelste klok van de schepping (Ridley) kwam Yves Bombay weer als regisseur bij het RaamTeater terecht. Speed the plow van David Mamet sloot het rijtje af.
Het twintigjarig bestaan van het Raamtheater werd op een bescheiden manier door de medewerkers en vrienden gevierd, op 20 september 1998. Uiteraard werd Walter Tillemans weerom in de bloemetjes gezet. In zijn dankwoord wees Tillemans erop dat de eigenlijke initiatiefnemers voor het Raamtheater Roger Van Kerpel, Frank Aendenboom en Toon Brouwers waren. Samen met Tillemans hadden ze voor dit avontuur gekozen uit ongenoegen en ergernis over het falend beleid van de KNS en het gebrek aan artistieke ambitie van dat gezelschap. Walter Tillemans wilde zich dan ook distantiëren van de ‘kliekjesgeest’ en wilde ‘gewoon menselijk theater’ maken.
Hugo Morrens, de voorzitter van de raad van beheer van het Nieuw Ensemble RaamTeater, wees op de coherentie en stabiliteit van het gezelschap. Sommige medewerkers van het eerste uur horen er nog steeds bij, en als constante worden er klassieken theaterteksten gebracht in een frisse, eigentijdse vorm, en wordt er snel op de bal gespeeld door ook succesvol nieuw werk in huis te halen.
Volgens Marc Cnops is de belangstelling van het publiek groot. Het RaamTeater zou theaterliefhebbers aantrekken die ontgoocheld zijn over het nieuwe beleid van het Toneelhuis. Of dit een goede zaak is, is natuurlijk een andere vraag.[116]
Het seizoen 1998-99 werd ingezet met Lessen in liefde van Molière, in een tamelijk “klassieke” regie van de Fransman Simon Eine. Daarna volgden nog Sons of Caïn (Williamson), Een opgeruimde oude heer (Dopagne), Baby Doll (Williams), en Design for living (Coward). Een seizoen zonder uitschieters, noch in positieve noch in negatieve zin.
Als we even vooruitblikken naar het programma voor het seizoen 1999-2000, vinden we weerom enkele oude bekenden. Walter Tillemans neemt weer plaats op de regiestoel voor Amy’s idee, van David Hare. Ook An Nelissen staat opnieuw op de affiche in L’homme du hazard van Yasmina Reza samen met Frank Aendenboom. Er staan zowel klassiekers op het programma zoals de reprise van Lessen in Liefde van Molière, als succesvolle moderne stukken, zoals L’homme du hazard van Yasmina Reza uit Parijs, of Amy’s idee van David Hare uit Londen. Een Vlaamse creatie mocht ook niet ontbreken, en daar zorgt Roger van Ransbeek voor met Hakkelgaren.
De toon van Marc Cnops is optimistisch in de laatste Raamkrant van het toneelseizoen 1998-99: “Met gepaste trots presenteert het RaamTeater zijn nieuwe programmatie voor het seizoen 1999-2000. Trots omdat het voorbije jaar de publieke belangstelling voor ons theater nog is toegenomen”. En hij besluit met: “De vooropgestelde plannen dienen zich aan als een heuse onderneming, maar een hardwerkend gezelschap staat klaar om deze droom voor u te realiseren.”[117]
Toch wordt er nog steeds een afwachtende houding aangenomen, en wordt er in spanning afgewacht wat de toekomst voor het RaamTeater zal brengen. Vooreerst moet in het najaar van 1999 de Raad voor Dramatische Kunst weer bij elkaar komen voor een nieuwe subsidieronde die de toekomst van het Raamtheater voor de eerstvolgende vier jaar mede zal bepalen. Verder is er ook de realiteit van het veranderende Antwerpse “theaterlandschap”, met vooral de dominantie van “Het Toneelhuis”, de fusie tussen de voormalige uitgebluste Koninklijke Nederlandse Schouwburg en de succesvolle Blauwe Maandag Compagnie. Het Toneelhuis wil in Antwerpen en in Vlaanderen een groot deel van het cultuurlandschap innemen. De tegenstelling tussen versnipperde kleine groepen en grote gezelschappen werd in Antwerpen met de komst van het Toneelhuis doortastend opgeheven. Niet door een samensmelting van Gent (NTG), Antwerpen (KNS) en Brussel (KVS) (zoals minister Luc Martens voor ogen had), maar door een organisch ontstane vorm van samenwerking.[118] Dit wil niet zeggen dat er geen plaats meer is voor het Raamtheater, want het Raamtheater heeft in Antwerpen een ruim, eigen publiek verworven door middel van een interessante en vaak verrassende programmering.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[2] D. BAUWENS, Kan iemand ons vermaken? Dokumentaire over teater en samenleving in Vlaanderen, Gent, 1980, p. 33.
[3] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 20.
[4] J. VAN SCHOOR, Het Vlaams theater: een voorlopige staat van zaken, in: De Vlaamse Gids, 1 (1993), p. 3.
[5] T. BROUWERS, RaamTeater: hoe het groeide…, in: Walter Tillemans 60, Antwerpen, 1992, p. 4.
[6] R. DECAN, ed., Wie is wie in Vlaanderen, Brussel, 1980, p. 17.
[7] Vlaams Theaterjaarboek, 1973-1974, 8 (1974), p. 4.
[8] M. DEBOOSERE, ed., Nieuw Vlaams Theater: voor een eigen dramaturgie, Antwerpen, 1983, p. 24-25.
[9] R. DECAN, ed., Wie is wie in Vlaanderen, Brussel, 1980, p. 105-106.
[10] T. BROUWERS, RaamTeater: hoe het groeide…, in: Walter Tillemans 60, Antwerpen, 1992, p. 5.
[11] J., DE ROEY, Walter Tillemans’ leerjaren, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, 57 (1997), p. 93.
[12] T. BROUWERS, o.c., p. 6-7.
[13] Vlaams Theaterjaarboek, 1973-74, 8 (1974), p. 4.
[14] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 12 januari 1978, p. 111-112.
[15] Cf. infra Bijlage I, p. 133.
[16] T. BROUWERS, RaamTeater: hoe het groeide…, in: Walter Tillemans 60, Antwerpen, 1992, p. 5.
[17] IDEM, p. 4.
[18] Voor het seizoen 1978-79 was dit 750.000 BF.
[19] J. DE VOS, Nen Belgische Leeuw, in: Ons Erfdeel, 3 (1979), p.447.
IDEM, Walter Tillemans en het RaamTeater, in: Ons Erfdeel, 3 (1986), p. 730.
[20] Cf. infra Deel III en Bijlage I, p. 133-134.
[21] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 1 mei 1980, p. 212.
[22] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 12 januari 1977, p. 111-112.
[23] Cf. infra: Deel II.
[24] D. BAUWENS, Kan iemand ons vermaken? Dokumentaire over teater en samenleving in Vlaanderen, Gent, 1980, p. 158.
[25] B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., Raamtheater op ’t Zuid, Special Knack Magazine, september 1986, p.28.
[26] Vlaams Theaterjaarboek, 1972-73, 7 (1973), p. 19.
[27] Cf. infra Bijlage I, p. 139-140.
[28] Vlaams Theaterjaarboek, 1970-1971, 5 (1971), p. 23.
[29] J. DE VOS, Walter Tillemans en het RaamTeater, in: Ons Erfdeel, 5 (1986), p. 728.
[30] Cf. infra Bijlage I, p. 142-143.
[31] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 21
[32] Cf. infra Bijlage III.
[33] A. BURLET [T. BROUWERS], Bent-Ensemble-Raamtheater, in: Vlaams Theaterjaarboek 1984-85, 19 (1986), p. 8.
[34] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 7 juli 1983, p. 3326-3327.
[35] A. BURLET [T. BROUWERS], Bent-Ensemble-Raamtheater, in: Vlaams Theaterjaarboek 1984-85, 19 (1986), p. 8.
Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 7 juli 1983, p. 3327.
[36] Cf. infra Bijlage III.
[37] A. BURLET [T. BROUWERS], o.c., p .8.
T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 22.
[38] Cf. infra Bijlage I, p. 143-144.
[39] B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., Raamtheater op ’t Zuid, Special Knack Magazine, september 1986, p. 28.
AMVC, NN 71 (An Nelissen)
[40] J. VERSTAPPEN, Encyclopedie van het Antwerpse toneel- en muziekleven, Gent, 1990, p. 239.
AMVC, V 6065 (Karel Vingerhoets)
[41] Vlaams Theaterjaarboek 1983-84, 18 (1984), p. 5.
[42] Programma Armer Cyrano! (seizoen 1984-85, Burgtheater-Akademietheater, Wien)
[43] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 19 juli 1984, p. 2278.
[44] Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 19 juli 1984, p. 2278.
[45] De vzw Raamtheater werd ontbonden, en alles werd overgemaakt aan het Nieuw Ensemble RaamTeater op 28 november 1983. (Bijlage tot het Belgisch Staatsblad, 14 maart 1985, p. 1254.)
[46] W. VAN GANSBEKE, Interview met Walter Tillemans, in: De Morgen, 24 mei 1991.
[47] A. BURLET [T. BROUWERS], o.c., p. 8.
[48] M. VAN KERKHOVEN, Hij doet wat hij niet laten kan… Impressies omtrent een theaterpraktijk (1986), in: R. GEERTS, D. HELLEMANS, en M. VAN KERKHOVEN, Op de voet gevolgd. Twintig jaar Vlaams theater in internationaal perspectief, Brussel, 1990, p. 271.
[49] Technische fiche Pak ‘em Stanzi (Bron: Raamtheater)
[50] Van dit stuk werden ca. 370 opvoeringen gebracht tussen 1984 en 1992, inclusief de voorstellingen onder Ensemble KNS-RaamTeater en de buitenlandse tournees. (Bron: RaamTeater)
[51] Vlaams Theaterjaarboek, 1986-87, 21 (1987), p. 33.
[52] Infobrochure Studio Herman Teirlinck-Hoger Instituut voor Dramatische Kunst (1992), p. 20.
[53] I. VAN DER VEKEN, Tien jaar Raamtheater, in: Kunst en Cultuur, 3 (1988), p. 34.
[54] Vlaams Theaterjaarboek, 1991-92, 26 (1992), p. 33.
[55] Raamkrant, 4 (1985).
[56] B. HELLEMANS, Historiek van het Nieuw Ensemble RaamTeater, in: B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., Raamtheater op ’t Zuid, Special Knack Magazine, september 1986, p. 7.
[57] Programma Adi en Edi (seizoen 1985-86)
[58] Vlaams Theaterjaarboek, 1970-1971, 5 (1971), p. 23.
Programma August, August, August, (seizoen 1970-71 KNS): première op 26 december 1970.
[59] Cf. infra Bijlage I, p. 151.
[60] Cf. infra Bijlage I, p. 153-154.
[61] J. DE VOS, Walter Tillemans en het RaamTeater, in: Ons Erfdeel, 5 (1986), p. 731.
[62] Van klaslokaal tot RaamTeater. Een Odyssee, in: B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., Raamtheater op ’t Zuid, Special Knack Magazine, september 1986, p. 21-22.
[63] I. VAN DER VEKEN, Tien jaar Raamtheater, in: Kunst en Cultuur, 3 (1988), p. 35.
Programma Hamlet (seizoen 1985-86)
[64] Van klaslokaal tot RaamTeater. Een Odyssee, in: B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., o.c., p. 21-22.
[65] Fred Engelen vroeg in 1957 aan Walter Tillemans om de een theatertournee in het toenmalige Belgisch Congo te begeleiden. Van 1957 tot 1961 volgde Tillemans een acteurs- en regieopleiding aan de Studio van het Nationaal Toneel, waar Engelen de voornaamste speldocent was en waarvan hij de dagelijkse leiding had. Reeds tijdens zijn studiejaren werkte Tillemans als regie-assistent bij Engelen, bij diens regies in de Studio en in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg.
T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 6 en 11.
[66] W. TILLEMANS, Aan Hamlet de eer om te openen, in: B. HELLEMANS en E. VAN DEN EIJNDE, ed., o.c., p. 21-22.
[67] Programma Hamlet (seizoen 1985-86)
[68] W. TILLEMANS, Bij het begin van het toneelseizoen 1987-88, in: Raamkrant, 1 (1987).
[69] Cf. infra: Deel III.
[70] Vlaams Theaterjaarboek 1986-87, 21 (1987), p. 14.
[71] I. VAN DER VEKEN, Tien jaar Raamtheater, in: Kunst en Cultuur, 3 (1988), p. 35.
[72] Raamkrant, 2 (1988). Programma Reis om de wereld in 80 dagen (seizoen 1988-89)
[73] M. VAN KERKHOVEN, Hij doet wat hij niet laten kan… Impressies omtrent een theaterpraktijk (1986), in: R. GEERTS, D. HELLEMANS, en M. VAN KERKHOVEN, Op de voet gevolgd. Twintig jaar Vlaams theater in internationaal perspectief, Brussel, 1990, p. 271.
[74] Vlaams Theaterjaarboek, 1973-1974, 8 (1974), p. 4.
[75] P. ARIAS, J. THIELEMANS en M. VAN KERKHOVEN, Tillemans, in: Etcetera, 6 (1984), p. 10. (Pavel Kohout doet zelf het relaas van deze gebeurtenissen in zijn roman: P. KOHOUT, Wo der Hund begraben liegt, München, 1987, p. 224-237.)
[76] T. BROUWERS, Praag, de ‘gouden stad’, in: De Scène, 2 (1998), p. 6-7.
[77] Deze bewerking door Pavel Kohout van de roman van Jules Verne was reeds eerder door de KNS gespeeld, met name tijdens het seizoen 1964-65, in een enscenering van de Tsjechische gastregisseur Vaclav Lohniski. Bron: Programma Reis rond de wereld in 80 dagen (seizoen 1964-65 KNS)
[78] Bron: getuigenissen door o.m. Toon Brouwers, Guy Voets,… cf. infra Bijlage II.
[79] J. CHRISTIAENS, Geen echo’s uit de stille hoek, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, 57 (1997), p. 48-49.
[80] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 35 en 38.
[81] Vlaams Theaterjaarboek, 1977-78, 12 (1978), p. 2.
[82] D. HELLEMANS, Het revolutionaire feest en de pijnlijke morning-after. Het vormende en maatschappijkritische theater in Vlaanderen, gevangen in het spiegelgevecht met ideologische schijn, traditionele vorm en…eigen hoera-optimisme. (1989), in: R. GEERTS, D. HELLEMANS, en M. VAN KERKHOVEN, Op de voet gevolgd. Twintig jaar Vlaams theater in internationaal perspectief, Brussel, 1990, p. 19.
[83] Vertalingen van o.a. Pat, of een Koningsspel (Kohout), Van de Brug af gezien (Miller).
[84] G. OPSOMER, De nieuwe creatiepremies. Brandstof voor toneelschrijvers, in: Etcetera, 25 (1989), p. 52.
[85] Vlaams Theaterjaarboek 1990-1991, 27 (1992), p. 25.
[86] W.S.B., Walter Tillemans wil geen KNS-directeur worden, in: Het Niewsblad, 9 februari 1989.
J.V.G., Walter Tillemans: nee, deze keer ben ik niet gevraagd voor de KNS, in: De Morgen, 15 februari 1989.
[87] D. MARTENS, Stadsbestuur zoekt voor spoedige indiensttreding: KNS-direkteur, in: Het Nieuwsblad, 13 februari 1991.
I. VANDER VEKEN, KNS: beslissende ronde, in: Het Laatste Nieuws, 12 januari 1991.
[88] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 8.
[89] IDEM, o.c., p. 20.
[90] D. BAUWENS, Ensemble KNS-RaamTeater. Een eigentijds menselijk theater, in: Etcetera, 35 (1991), p. 16.
[91] Cf. infra Deel II, en Bijlage III.
[92] Programma Leven en Dood van het Water (seizoen 1992-93)
[93] M. DEWEER, Beter dan ooit Bourla, in: De Scène, 4 (1991), p. 12.
[94] Cf. infra Deel III.
[95] I. VANDER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet, 16 september 1991.
L. LEBEAU, Gazet van Antwerpen, 16 september 1991.
W. VAN GANSBEKE, in: De Morgen, 16 september 1991.
[96] Cf. infra Bijlage I, p. 181.
[97] L. BERGHMANS, Twee jaar Ensemble KNS-Raamteater, in: Culturele Kroniek, 3 (1994) p. 607.
[98] Cf. infra Bijlage I, p. 189.
[99] Cf. infra Bijlage I, p. 190-191. Luc Philips werd geboren op 2 januari 1915. Zie: J. DE LAMPER, Luc Philips. Een mens met duizend levens, Antwerpen, 1990, p. 10.
[100] SAA, MA 70890 (Register van de recettes en betalende bezoekers 1991-1996 van het Ensemble KNS-RaamTeater)
[101] Cf. infra Bijlage III.
[102] L. BERGHMANS, Twee jaar Ensemble KNS-RaamTeater, in: Culturele Kroniek, 3 (1994), p. 607.
[103] Vlaams Theaterjaarboek 1970-71, 5 (1971), p. 25.
[104] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 45.
[105] W. TILLEMANS, Editoriaal, in: Raam krant, 3 (1995).
[106] T. BROUWERS, o.c., p. 29.
[107] Programma Het Archimedesprincipe (seizoen 1996-97)
[108] C. SCHELKENS, Walter Tillemans geeft fakkel door aan Marc Cnops, in: De Scène, 4 (1997), p. 4.
[109] J. DE VOS, 15 jaar Arca 1975-1990. Theater als zoektocht, Gent, 1990, p. 86.
[110] Cf. supra, p. 17.
[111] Programma Hedda Gabler (seizoen 1994-95)
[112] Cf. supra, p. 24.
[113] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997. Een uitgave van het Vlaams Theater Instituut.
[114] C. SCHELKENS, Walter Tillemans geeft fakkel door aan Marc Cnops, in: De Scène, 4 (1997), p. 4.
[115] Het aflossen van de schuld gebeurt in een maandelijkse afbetaling van 267.000 BEF. (Bron: Verslag Algemene Vergadering N.E. RaamTeater, 17.06.1997)
[116] Toespraak tijdens de viering van twintig jaar Raamtheater in het RaamTheater op ‘t Zuid op 20 september 1998.
[117] Raamkrant, 5 (1999), p. 3.
[118] J. THIELEMANS, Verschuivingen in het Vlaamse theaterlandschap, in: Theatermakers, 6 (1998), p. 48.