Medische wetenschap in Ptolemaeïsch Alexandrië. (Mandy Pelzer)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Inleiding

 

Dit verslag is in de eerste plaats geschreven om de lezer te informeren over de ontdekkingen die in Alexandrië zijn gedaan op medisch gebied, maar er zullen ook nog een aantal andere onderwerpen aan de orde komen. Om een goede indruk te krijgen van de tijd en omgeving waarin het geheel zich afspeelt, namelijk Ptolemaeïsch Egypte, zal ook een historische achtergrond worden weergegeven. Hierin zal onder andere het begin van de Ptolemaeëndynastie worden beschreven en de veranderingen die de Ptolemaeën in Egypte teweeg hebben gebracht.

Het centrum van de wetenschap in de tijd van de Ptolemaeën was Alexandrië. Aan deze stad zal dan ook een apart hoofdstuk worden gewijd. Dit is onder andere gedaan om de lezer een goede indruk van de plaats, waarin de wetenschap bloeit, te geven.

Als laatste hoofdstuk zal dan de medische wetenschap uit de tijd van de Ptolemaeën worden weergegeven. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste personen en hun ontdekkingen aan de orde komen. Tevens zal hierin kort worden ingegaan op de eventuele toepassing van vivisectie.

Aan het einde van het verslag zal een antwoordt worden gegeven op de vraag, waarom er nu juist in Alexandrië zo´n bloei van de wetenschap is geweest. En daarnaast ook op de vraag, waarom deze bloei maar van zo korte duur is geweest. De bloeiperiode van de medische wetenschap kan in principe namelijk beperkt worden tot de regeringsperioden van de eerste drie Ptolemaeën. [1]

 

 

Ptolemaeïsch Egypte

 

Met het veroveren van Egypte door Alexander de Grote, kwam er een einde aan de oude heerschappij van Egypte met haar dynastieën en aan de Perzische overheersing.[2] Na de plotselinge dood van Alexander, kreeg uiteindelijk Ptolemaeus I de heerschappij over Egypte toegewezen. In de eerste jaren heeft hij deze taak als satraap uitgeoefend, en later is hij tot koning gekroond. Egypte zou geregeerd worden door afstammelingen van Ptolemaeus I tot aan de dood van Cleopatra op 12 augustus in het jaar 30 v. Chr.[3], [4]

Tijdens de regeringsperiodes van de verschillende Ptolemaeïsche heersers zijn er nog al eens conflicten voorgekomen, zowel onder de bevolking als onder de koninklijke familie. De conflicten tussen leden van de koninklijke familie, of andere hooggeplaatste personen, hadden voornamelijk te maken met het vergaren van meer macht. Deze wrijvingen in de koninklijke familie hebben de Ptolemaeën echter altijd redelijk goed weten te verhullen.[5]

De interne “harmonie” tussen de leden van het koningshuis werd onder andere naar buiten gebracht door de namen die aan de koningen gegeven werden. Zo betekend Philadelphus bijvoorbeeld “houdt van broers en zussen” en Philometer “houdt van zijn moeder”. De goede wil van de koningen voor de onderdanen werd ook via namen naar buiten gebracht. Euergetes betekent bijvoorbeeld weldoener en Soter bevrijder/redder.1 De naam Soter is in feite een goddelijke titel. Zo droegen Zeus, en later ook Christus deze titel.

Vanaf de vroegste perioden werd het een traditie om de zoon en opvolger van de koning met zijn vader te laten meeregeren voor diens dood. Dit werd onder andere gedaan om de stabiliteit in de koninklijke familie te verbeteren. Omwille van deze stabiliteit kwamen ook veel huwelijken tussen familieleden, zoals broers en zussen, voor. Het eerste huwelijk tussen broer en zus vond plaats met Ptolemaeus II Philadelphus en Arsinoë II. Deze huwelijken werden voortgezet tot aan het einde van de dynastie.[6]

De kracht van de Ptolemaeën-dynastie was het beste te zien buiten Egypte. Vanaf de eerste dagen als satraap van Egypte, had Ptolemaeus I steeds geprobeerd meer macht, prestige en territorium rond de Middellandse Zee te verkrijgen. Deze idealen werden gerealiseerd door diplomatie, maar ook soms door oorlog. De Ptolemaeën zijn eigenlijk nooit tevreden geweest met het idee zich in Egypte te moeten barricaderen, en als ze dit wel deden had dit meer te doen met noodzakelijkheid dan met vrije wil. Op een gegeven moment waren onder andere Cyprus en Cyrene onderdeel van het Egyptische rijk. Deze gebieden, en een groot aantal steden in Klein-Azië en het Egeïsch gebied, werden meestal geregeerd door leden van het koningshuis.[7]

 

Tijdens de regering van de Ptolemaeën, zijn grote aantallen Grieken in Egypte gaan wonen. De Ptolemaeën stimuleerden deze immigratie. De Grieken kregen een bevoorrechte positie in het land, en namen hun cultuur mee naar Egypte, dat daardoor steeds meer helleniseerde. De Hellenisatie van Egypte was onder andere zichtbaar in de godsdienst. De Ptolemaeën lieten de Egyptische cultuur wel toe, maar de afbeeldingen van de goden kregen bijvoorbeeld een Grieks uiterlijk.

 

 Figuur 1 : Standbeeld (in Griekse stijl) van de godin Isis.[8]

 

Vooral onder de heerschappij van de eerste twee Ptolemaeën, was er nog een duidelijke scheiding tussen Grieken en Egyptenaren zichtbaar. Later werd deze scheiding steeds minder duidelijk. Bovendien groeide de ontevredenheid over de bevoorrechte positie van de Grieken onder de Egyptische bevolking. Hierdoor kwam het onder de derde Ptolemaeïsche heerser tot een uitbarsting en volksopstand. Deze opstanden zijn hierna nog vaker opgetreden.

 

 

Medische wetenschap

 

De Ptolemaeën, vooral de latere, wilden steeds de glorie van hun voorgangers terug laten komen naar hun land.2 En glorietijden heeft Egypte gedurende de heerschappij van de Ptolemaeën zeker gekend. Vooral tijdens de regeringen van de eerste drie koningen, Ptolemaeus I Soter, Ptolemaeus II Philadelphus en Ptolemaeus III Euergetes I, was Egypte een zeer rijk land. Dit was onder andere te danken aan het goede organisatietalent van deze heersers.2

De glorie kwam voor een gedeelte ook door de verzameling van wetenschappers in Alexandrië, toentertijd het wetenschappelijk centrum van de wereld. De eerste Ptolemaeën deden van alles om wetenschappers, schrijvers en kunstenaars naar hun stad te halen en ze voor hen en hun stad te laten werken. Ook hebben de Ptolemaeën de wetenschappers altijd gesteund, gefinancierd en onder bescherming genomen. Daarom kan gezegd worden dat de bloei van de wetenschap in Alexandrië ook voor een groot gedeelte aan de (eerste) Ptolemaeën te danken is.

Gedurende deze tijd zijn buitengewone ontdekkingen gedaan in Alexandrië. Men zou zelfs kunnen stellen dat we tegenwoordig niet zoveel zouden weten, zonder het toen bereikte wetenschappelijk niveau.

Een van de gebieden waar wonderbaarlijke prestaties zijn gerealiseerd is de medische wetenschap. Het is werkelijk ongelofelijk om te zien, wat men toen al wist van, of te weten is gekomen over, het menselijk lichaam. Een dergelijk hoog niveau op medisch gebied is na Alexandrië pas weer in de renaissance voorgekomen. Pas in die tijd kon men als medisch student weer een mens van binnen zien. Wel moet vermeld worden, dat de kennis die in Alexandrië vergaard is, onmogelijk zou zijn geweest zonder de kennis, die in de Peripatetische school (School van Aristoteles* [9]) op het gebied van dieranatomie verzameld was.[10]

Dat de roem van Alexandrië nog lang na zijn eigenlijke bloeitijd (rond 100 n. Chr. werd hier al over gesproken als over een situatie uit een ver verleden[11]) voortleefde, blijkt uit het feit dat er zelfs in de eerste en tweede eeuw n. Chr. geen betere aanbeveling bestond voor een medicus uit de Grieks-Romeinse wereld, dan te kunnen wijzen op zijn scholing in Alexandrië. Dit was de enige plaats waar men nog met eigen ogen een menselijk skelet kon zien en waar met betrekking tot de anatomie van het menselijk skelet dus niet alleen verwezen werd naar de beschrijvingen, zoals ze in de oude teksten werden overgeleverd. Men diende er derhalve niet te steunen op toevalsanatomie.[12]

Zoals hierboven beschreven zal aan het einde van het verslag een antwoord worden gegeven op de vraag, waarom de bloeiperiode maar zo kort geweest is, en waarom het allemaal juist in Alexandrië heeft plaatsgevonden.

 

 

I. Historische achtergronden

 

Zoals in de inleiding al is aangegeven, is dit hoofdstuk vooral bedoeld om de historische achtergronden, die voor de rest van het verslag belangrijk zijn, weer te geven. Een aantal onderwerpen zullen in dit hoofdstuk aan de orde komen. In de eerste plaats zal worden weergegeven hoe de Ptolemaeën aan de macht zijn gekomen in Egypte. Dit is met name belangrijk voor de rest van het verslag, omdat de Ptolemaeën voor een belangrijk deel te danken zijn voor de enorme bloei van de wetenschap in hun land. Verder zal in dit hoofdstuk meer verteld worden over het leven van de eerste twee Ptolemaeën.

Ptolemaeus I zag zichzelf als een geleerde en wilde zich op die manier ook aan de buitenwereld presenteren. Door zijn toedoen zijn de eerste dichters en wetenschappers uit andere delen van de wereld naar Alexandrië getrokken. Ptolemaeus II heeft het werk van zijn vader voortgezet en uitgebreid. Onder zijn heerschappij bloeide de wetenschap in Alexandrië pas werkelijk en in die tijd heeft ze ook haar hoogtijdagen gekend.

Het is niet moeilijk voor te stellen dat de Ptolemaeën, als heersers in een voor hen vreemd land, nogal wat veranderingen in Egypte hebben aangebracht. Griekse en Macedonische immigranten kregen bevoorrechte posities en de Egyptenaren moesten het onderspit delven. Tijdens de regeerperiodes van de Ptolemaeën heeft dit nog wel eens tot problemen en tevens tot de Hellenisatie van Egypte geleid. Op het gebied van de godsdienst werd door de Ptolemaeën een hele nieuwe god gecreëerd. De godsdienst zal in dit hoofdstuk dan ook even aan de orde komen. Bovendien werden door de Ptolemaeën een aantal taboes doorbroken. Eén van deze taboes was het huwelijk tussen broers en zusters. Het doorbreken van taboes door het koningshuis, kan op wetenschappelijk gebied het doorbreken van taboes tot gevolg hebben gehad. Hierbij kan men onder andere denken aan het open maken van lijken, wat de enorm getailleerde beschrijvingen van organen en grote ontdekkingen op medisch gebied tot gevolg heeft gehad.[13]

 

 

1.1 : Hoe zijn de Ptolemaeën aan de macht gekomen in Egypte ?

 

Met de onverwachte dood van Alexander de Grote, op 10 juni 323 v. Chr. in Babylon, ontketende zich vrijwel meteen een grote strijd om diens rijk. Iedereen (en vooral de vertrouwelingen van Alexander) vroeg zich af, wie de grote koning moest opvolgen. Op zijn sterfbed had Alexander op deze vraag geantwoord : de beste/de sterkste[14]. Wist hij misschien dat er na zijn dood een grote strijd zou ontstaan? Moest de beste/sterkste dan als winnaar uit deze strijd komen? Toch gaf Alexander zijn zegelring aan Perdiccas*.[15]

Het is echter waarschijnlijk dat Perdiccas de zegelring heeft gekregen omdat hij tijdens Alexanders leven ook al vaker voor een tijdje diens “plaatsvervanger” geweest was, en niet zozeer om Alexanders echte opvolger te worden. Het was de bedoeling dat Perdiccas in de eerste tijd na Alexanders dood orde op zaken zou stellen.2

 

Na de dood van de koning hebben de belangrijkste personen een vergadering gehouden in het paleis van Babylon. Over twee dingen waren ze het allemaal eens :

Maar wie moest die koning worden?

 

Wanneer men uitging van een mannelijke opvolger uit de familie van Alexander, waren er drie mogelijkheden voor een opvolger :

 

Indien men uitging van deze drie kandidaten voor de troon, was het duidelijk dat er een regent aangesteld moest worden, aangezien geen van de drie (nog) alleen kon regeren. Deze regent zou dan ook, in ieder geval de eerstvolgende jaren, alle macht in handen hebben. Het is natuurlijk niet moeilijk te begrijpen dat dit een twistpunt werd.2

 

Hoewel de meeste aanwezigen zich uitspraken voor een van de drie mogelijke troonopvolgers, opperde Ptolemaeus een radicaler plan. Hij pleitte namelijk voor een soort parlement. Hier zouden de belangrijkste legervertegenwoordigers en medestrijders van Alexander een plaats innemen. Alle belangrijke beslissingen zouden dan in dit parlement genomen worden. Ptolemaeus schijnt er helemaal niet bij nagedacht te hebben dat dit idee het einde betekende van de Argeadische dynastie, de dynastie van Alexander. De anderen wel en Ptolemaeus kreeg dan ook niet veel steun voor zijn voorstel.2

 

Uiteindelijk werd besloten dat Perdiccas en Leonnatus* beiden als regent van de nog ongeboren zoon van Roxane zouden optreden. Zij zouden dan heersen over het Aziatische deel van het rijk, terwijl het Europese deel van het rijk werd toevertrouwd aan twee andere belangrijke personen uit Alexanders leger, namelijk Antipater* en Craterus*. Alle aanwezigen hebben vervolgens een eed gezworen de zoon van Roxane, en eigenlijk dus Leonnatus en Perdiccas, te gehoorzamen.[16]

Met deze beslissing waren de infanteristen het echter niet eens, die wilden Arrhideüs op de troon hebben. Opnieuw was er een conflict, want de cavaleristen stonden hun bevelhebbers (degene die bovenstaande beslissing hadden genomen) bij. Uiteindelijk werd er een compromis gesloten. Dit hield in dat zowel Arrhideus als de zoon van Roxane tot koning werd uitgeroepen. Perdiccas zou het zorgrecht voor de koningen overnemen. Hiermee kreeg hij, in ieder geval op papier, bijna de gehele macht in handen. Craterus zou als beschermer van het rijk van Arrhideüs op moeten treden. Dit in tegenstelling tot de positie die Alexander hem had toebedacht, namelijk Antipater aflossen als “strategós van Europa”. Antipater moest volgens het besluit nu gewoon zijn positie houden.[17]

 

Uit het voorgaande blijkt wel duidelijk dat Ptolemaeus niet voor het regentschap in aanmerking kwam. Men kan zich afvragen waarom. Op deze vraag geeft de literatuur echter geen antwoord.

 

Perdiccas wilde en kon het belangrijkste rijks-organisatiestelsel, namelijk de indeling van het rijk in satrapieën, niet veranderen. De vraag was echter wie van de belangrijkste diadochen (wat letterlijk opvolgers, maar hier de veldheren van Alexander betekent) welk gebied onder zijn leiding kreeg. Perdiccas moest rekening houden met de verschillende wensen van de veldheren. Deed hij dit niet, zou er immers vrijwel meteen weer een oorlog uit kunnen breken. Volgens de Rijksordening van Babylon, de uiteindelijk indeling van het rijk, die waarschijnlijk voor het einde van juni 323 vastgesteld was, werd Ptolemaeus als satraap van Egypte aangesteld.[18], [19]

 

 

1.2 : Ptolemaeus I Soter

 

Ptolemaeus, wat de krijgshaftige betekent, werd in 367 v. Chr. geboren als de zoon van Lagus en Arsinoë en stamde uit de Macedonische landstreek Eordaia[20]. Lagus was waarschijnlijk van een hogere geboorte, maar niet van vorstelijke afstammeling. Arsinoë stamde echter via een zijtak van de koninklijke familie af.[21], [22] In de koninklijke kringen werd zelfs een hele tijd beweerd, dat Ptolemaeus de zoon van Phillippus II, en daarmee een halfbroer van Alexander was. Deze leugen zou later een belangrijke propagandakreet van de Ptolemaeën worden.5

 

Zoals het de traditie was in Macedonië, ging Ptolemaeus, als kind van een adellijke familie, naar de “school” voor “koninklijke pages” (basilikoí paídes). Hij leefde gedurende die tijd in het paleis en groeide zo met de kroonprins op. Als kind of jonge man, raakte Ptolemaeus dan ook bevriend met Alexander de Grote.5

Ptolemaeus begeleidde Alexander waarschijnlijk al tijdens diens Europese veldtochten, als lijfwacht (somatophýlakes). Dit was/is een eretitel, gegeven aan de zogeheten “pleegbroers”, die samen met Alexander page geweest waren. Aan de Aziatische veldtochten deed hij vanaf het begin mee, ten minste, tijdens de slag van Issus (333 v. Chr.), bevond hij zich in de buurt van de koning. Aan de Perzische Poort, een bergpas in West-Iran, kreeg Ptolemaeus, naar het schijnt, voor het eerst een eigen commando (331/30 v. Chr.). Vanaf die tijd was Ptolemaeus’ ster rijzende. In Susa (324/23 v. Chr.) kreeg hij van de koning een gouden krans, net als de andere somatophýlakes, en een van de voornaamste dames van Perzië tot vrouw, namelijk Artakama. Zij was een dochter van Artabazus en Apame, die op haar beurt weer een dochter van Artaxerxes II was. Ook benoemde Alexander hem tot zijn edéatros.[23]

Tijdens de jaren van Alexanders heerschappij bewees Ptolemaeus dat hij een dappere, organisatorisch begaafde, en trouwe volgeling van zijn koning was.1

 

Het is moeilijk iets over de persoonlijkheid van Ptolemaeus te zeggen. Uit de verschillende overleveringen kan geconcludeerd worden, dat hij wel humor bezat en graag spotte. Hij schijnt grootmoedig te zijn geweest tegen zijn vrienden en bewonderde mensen met een zachtmoedig karakter.[24] Uit deze laatste zin zou men kunnen concluderen dat Ptolemaeus dan zelf geen zachtmoedig karakter heeft gehad. Hierover zegt de literatuur echter niets.

Ptolemaeus was geleerd en presenteerde zich dan ook zo aan de buitenwereld. Dit bewijst niet alleen het feit dat hij de Griekse mythologie kende, maar ook dat hij ook zelf als historicus en schrijver aan de slag is geweest. Bovendien schijnt hij een interesse te hebben gehad voor de schone kunsten. Hij heeft namelijk geprobeerd een schilderij, van de beroemde Atheense schilder Nikias, te kopen voor een prijs van 60 talenten[25]: een groot bedrag. Ondanks het bedrag is het hem helaas niet gelukt het schilderij in zijn bezit te krijgen.2

 

Ptolemaeus I was van 323 v. Chr. tot 305/304 v. Chr. alleen satraap van Egypte geweest. Pas na deze periode riep hij zich tot koning uit. Het woord satraap is overigens een Perzische term. Het wordt hier gebruikt omdat Egypte, toen het door Alexander veroverd werd, eigenlijk alleen maar een provincie was van het Perzische rijk en Alexander het Perzische bestuurssysteem integraal overnam.[26], [27]

Meteen vanaf het begin van zijn regeringsperiode heeft Ptolemaeus gedacht in de trant van overwinnende Macedoniërs en overwonnen volkeren. Bij deze overwonnen volkeren telde hij niet alleen de, tot dan toe in Egypte heersende, Perzen, maar ook de inheemse bevolking van Egypte. Deze gedachtegang heeft hij echter (gedeeltelijk) moeten laten varen. Het was voor Ptolemaeus I al snel duidelijk dat hij met deze instelling Egypte niet kon regeren.[28]

De eerste jaren van zijn satrapentijd heeft Ptolemaeus I in Memphis gewoond, ook in eerdere tijden de hoofdstad van het land. Pas later in de regeringstijd van Ptolemaeus I werd Alexandrië de hoofdstad van het Ptolemaeënrijk en de stad waar het hof zetelde. Deze verhuizing schijnt vooral het gevolg te zijn geweest van de buitenlandse politiek van Egypte.[29] Maar, ook al leefde Ptolemaeus I nu in Alexandrië, hij heeft nooit de interesse in Memphis verloren.[30]

 

In het begin van zijn regering heeft Ptolemaeus I vooral contacten gelegd met de vooraanstaande Egyptische families. Dit voornamelijk om hun medewerking te verkrijgen in zijn regering. Tot de vooraanstaande Egyptische families werden vooral de familie van de vroegere farao en diens regering, maar ook de families van (vooraanstaande) priesters gerekend. Hij schijnt zelfs vriendschappelijk contact te hebben gehad met de laatste farao van Egypte, Nektanebus.6

Aan het begin van zijn regeringsperiode moest Ptolemaeus I eerst orde op zaken stellen. De binnenlandse bevolking moest hem accepteren, en hij zat nog niet al te stevig op de troon van Egypte. Ptolemaeus had echter het voordeel dat de inheemse bevolking hem zag als een van de vertrouwenspersonen van Alexander de Grote.[31] Ptolemaeus liet zijn regeringsperiode beginnen op de sterfdag van Alexander de Grote. Hierdoor stroomde het charisma van Alexander op hem over. Tevens, probeerde hij een deel van de goddelijkheid van Alexander te verkrijgen door het lijk van de grote koning in zijn hoofdstad aanwezig te hebben.1, [32] Bovendien liet Ptolemaeus doorschemeren, verwant te zijn aan de familie van Alexander.1 Hij dong mee naar de hand van Cleopatra, de zus van Alexander, en maakte de verbinding tussen zijn huis en Heracles, de mythische voorvader van Alexander. Ook voerde hij ter ere van Alexander een cultus voor de overleden heerser in heel Egypte door.1, [33]

Hiernaast heeft hij zich in Memphis, dat voor Egypte een belangrijke symbolische betekenis had, mogelijk (!) tot koning/farao laten kronen.4 Om door de Egyptenaren als koning geaccepteerd te worden, moest Ptolemaeus eerst door de goden geaccepteerd worden. Voor de Egyptenaren waren de goden namelijk van oudsher geïncarneerd in de heersers van hun land. In Memphis was onder andere het centrum van de landsgod Ptah, die als in een van zijn vele titels werd aangeduid als de “koning van de twee landen”. Werd de nieuwe koning dus geaccepteerd door Ptah, zou het Egyptische volk hem ook als heerser accepteren.[34]

 

Figuur 2 : Munt met een afbeelding van Ptolemaeus I[35]

 

Om overzicht over zijn rijk te krijgen, hield Ptolemaeus I, net als veel farao´s voor hem, een volkstelling. Uit deze telling bleek dat er meer dan 3.000.000 mensen in het land woonden, verdeeld over ongeveer 3000 dorpen en steden.[36] Deze mensen waren volgens de Egyptische traditie in districten (gouwen) ingedeeld. Aan het hoofd van een district stond een leider. Deze leiders waren, vooral in het begin van Ptolemaeus´ I regeringsperiode, hoofdzakelijk van Egyptische nationaliteit. Ptolemaeus I hield echter wel toezicht op de districten. Dit deed hij onder andere door Macedonische militairen over het land te verdelen en zo de orde (in de verschillende districten) te bewaren.6, [37]

Volgens de geschriften van Pausanias* hebben de inwoners van Rhodos, na de opheffing van de belegering van hun stad in het jaar 304 v. Chr., Ptolemaeus I de naam Soter (wat letterlijk redder/verlosser betekent en tevens een goddelijke titel is) gegeven.[38]

 

“Voor de ingang van het theater, dat ze Odeum (Muziekzaal) noemen, staan de standbeelden van Egyptische koningen. Deze heten allemaal Ptolemaeus, maar elk heeft een eigen bijnaam. Eéntje wordt Philometer genoemd, en een andere Philadelphus, terwijl de zoon van Lagus Soter wordt genoemd. Een naam aan hem gegeven door de inwoners van Rhodos.”

 (Pausanias, Beschrijving van Griekenland, 1.8.1)[39]

 

Moderne schrijvers, met name R.A. Hazzard[40], spreken dit tegen. In een document, geschreven in demotisch schrift en uitgegeven op 28 november 304 v. Chr., wordt Ptolemaeus I echter daadwerkelijk als “redder” aangeduid. Hierdoor krijgt de opmerking van Pausanias een (zeer) hoge mate van geloofwaardigheid.3

 

Zoals hierboven al beschreven was Ptolemaeus I op literair gebied actief. Uit zijn vele beschrijvingen blijkt dat Ptolemaeus een sterk zelfbewustzijn heeft gehad. Zo vergeleek hij bijvoorbeeld zijn daden indirect met die van Alexander en de andere generaals. Het is hierbij zeer aannemelijk, dat hij zijn tegenstanders niet altijd goed uit de verf heeft laten komen.[41] Dergelijke beschrijvingen zijn echter verloren gegaan.

Door Ptolemaeus´ interesse op literair gebied is het niet verwonderlijk dat hij contact heeft gezocht met vooraanstaande schrijvers uit zijn tijd. Vele van hen hebben ook regelmatig zijn paleis betreden en zijn misschien voor anderen een reden geweest om ook naar Alexandrië te trekken. Ptolemaeus heeft deze mensen vooral opgezocht omdat hij hier zelf interesse aan had en deze mensen zeer waardeerde en niet, in de eerste plaats, om de Egyptisch cultuur op te vijzelen. De belangrijkste reden is echter misschien wel de drang om zijn hof van de nodige culturele glans te voorzien. In Alexandrië moesten volgens hem de Muzen een thuis hebben. In deze tijd van culturele opbloei aan het hof, kwam Ptolemaeus I ook in aanraking met Demetrius van Phalerum* en Theophrastus*.[42] Deze twee personen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het opzetten van de reusachtige bibliotheek van Alexandrië, waarin de kennis en de gegevens van wetenschappelijke ontdekkingen werd bewaard. Demetrius van Phalerum heeft waarschijnlijk als eerste geopperd om een bibliotheek in Alexandrië te bouwen en Theophrastus heeft volgens Strabo* geholpen bij het opzetten en runnen van de bibliotheek van Alexandrië2, [43]:

 

“Aristoteles heeft zijn eigen bibliotheek nagelaten aan Theophrastus, aan wie hij ook zijn school naliet. Theophrastus is de eerste man, zo ver als ik weet, die boeken heeft verzameld en de koningen van Egypte geleerd heeft, hoe men een bibliotheek moet ordenen.”

 (Strabo, Geografie, 13.1.54)2

 

Toen Ptolemaeus I ouder werd, koos hij als mederegent niet de zoon van Eurydice, Ptolemaeus Keraunus, die Demetrius van Phalerum aanraadde, maar de zoon van Berenice: Ptolemaeus.

Ptolemaeus I is in het begin van 282 v. Chr. (vermoedelijk) een natuurlijke dood gestorven, op 84-jarige leeftijd.[44], 2 Geruchten van een niet-natuurlijke dood, zijn waarschijnlijk verspreid door de partij van Ptolemaeus Keraunus.[45]

 

 

1.3 : Ptolemaeus II Philadelphus

 

Deze tweede persoon in de lijn van de Ptolemaeïsche heersers, kwam als alleenheerser van Egypte aan de macht in het begin van het jaar 282 v. Chr., na een aantal jaren mederegent van het rijk te zijn geweest.[46], [47] Zijn regeringsjaren werden oorspronkelijk van zijn kroning af geteld, maar later heeft Ptolemaeus II zijn regentschapsjaren ook mee laten tellen.4 Hij zal hier uitgebreid worden beschreven, aangezien onder zijn bewind de glorietijd van de wetenschap is geweest. Tijdens zijn regeringsperiode zijn dus ook de belangrijkste ontdekkingen op medisch gebied gedaan, waar later op teruggekomen wordt. Om deze glorietijd te bewerkstelligen heeft Ptolemaeus II in eerste instantie het bewind van zijn vader verder doorgevoerd, maar alles in de tweede plaats wel veel grootser aangepakt.

 

Het is interessant om te weten dat Ptolemaeus de naam Philadelphus nooit gedragen heeft tijdens zijn leven. Hij was simpelweg bekend als Ptolemaeus, zoon van Ptolemaeus. Het was kennelijk nog niet tot hen doorgedrongen dat de naam Ptolemaeus de naam van een hele dynastie zou gaan weergeven of dat alle latere mannelijke heersers van hun lijn Ptolemaeus zouden gaan heten. In de ogen van Ptolemaeus I en II was hun naam gewoonweg de naam van een Macedonische man en diens zoon die, in feite per toeval, op de troon van Egypte terecht waren gekomen.3

Het karakter van de zoon, was heel anders dan het karakter van de vader. In tegenstelling tot zijn vader, die in de eerste plaats echt een man van de oorlog was geweest, lagen de interesses van Ptolemaeus II veel meer bij het intellectuele en artistieke dan die van zijn vader, en hierdoor had hij ook een zachter karakter dan zijn vader.3

De opvoeding van Ptolemaeus II werd vooral verzorgd door Strato*, een vooraanstaand man uit de school van Aristoteles.

Aan Ptolemaeus´ uiterlijk was nog heel goed te zien dat hij eigenlijk uit Macedonië afkomstig was. Bovendien had hij de aanleg geërfd om dik te worden in zijn latere leven, net als de meeste Ptolemaeën later. Het blijkt dat Ptolemaeus II niet van lichamelijke oefeningen gehouden heeft[48], dit kan mogelijk zijn gekomen door een zwakheid in de ledematen of door een overbezorgdheid voor zijn eigen gezondheid.3

Tijdens de regeringsperiode van Ptolemaeus II waren er veel oorlogen. Deze werden voornamelijk gevoerd door de generaals en admiraals van Ptolemaeus. Er is maar één keer geweest, zover bekend, dat Ptolemaeus zelf in de oorlog gereden is, net als zijn vader. Dit was tijdens een expeditie langs de Nijl. In het jaar 281 v. Chr. rommelde het in de landen oostelijk van de Middellandse Zee. De laatste twee personen van de generatie van Alexander de Grote, Seleucus* en Lysimachus*, begonnen namelijk een oorlog. Pas een halve eeuw na de dood van Alexander de Grote, bedaarde de situatie in het oosten van de Middellandse Zee en was er voor het eerst weer sprake van stabiele regeringen.

Gedurende de regeringsperiode van Ptolemaeus II was er een uitgebreid verkeer, op politiek en militair gebied, tussen deze verschillende regeringen. Het Macedonische Egypte, heeft tijdens deze regeerperiode de top bereikt, wat macht en glorie betreft.1 En, hoewel Ptolemaeus II, het toppunt van macht en rijkdom heeft meegemaakt, heeft hij volgens één bron[49] uiteindelijk begrepen, dat dit allemaal maar ijdelheid was geweest. De bron verteld dat Ptolemaeus II na een ernstige jichtaanval, uit het raam van zijn paleis zat te kijken en daar een groep van de armste inheemse bevolking langs het kanaal zag lopen. Ze waren het kleine beetje eten dat ze verzameld hadden aan het eten en lagen op het warme zand. Bij dit uitzicht schijnt hij verbitterd te hebben uitgeroepen dat hij niet als één van deze mensen geboren was.[50]

De wil van de Ptolemaeën om zich effectief met de politiek van de Griekse wereld te bemoeien, maakte het hen onmogelijk, om aan buitenlandse verwikkelingen te ontkomen.1

 

Rond het jaar 274 v. Chr. trouwde Ptolemaeus II met zijn zuster Arsinoë. Deze was uit Macedonië teruggekeerd en had de ambitie om koningin van Egypte te worden, wat met de voltrekking van het huwelijk ook gebeurde. Dit huwelijk heeft voor een hoop opschudding gezorgd. Een huwelijk tussen een broer en een zus, was in de Griekse wereld eigenlijk nooit voorgekomen, hoewel de Egyptenaren dit niet zo’n vreemd idee vonden. Bij de vroegere farao’s was dit immers ook al voorgekomen. Een schandaal stond op het punt om uit te breken.[51] De dichter Sotades[52] spotte met het nieuwe koningspaar en moest dat later met zijn leven bekopen. De Hofdichter Theocritus* verheerlijkte daarentegen het paar en verkreeg hierdoor grote roem. Hij vergeleek het paar met de goden.2 De Grieken moesten het paar dan ook eigenlijk als goden bekijken, en bij de goden kwamen wel vaker huwelijken tussen broer en zus voor (bijvoorbeeld Zeus en Hera). Uiteindelijk is de situatie nog goed afgelopen.

Ook Arsinoë kreeg (later) als bijnaam Philadelphus en van geen enkele andere koningin zijn zoveel gedenktekens in de Griekse wereld terug te vinden als van haar. Zo had ze standbeelden staan in Athene en Olympia.[53] Zij had tijdens het huwelijk de eigenlijke macht van Egypte in handen en maakte daar ook gebruik van. Tijdens de regering van Arsinoë gebeurde het bijvoorbeeld, volgens Pausanias, dat lastige familieleden uit de weg werden geruimd. Of dit op haar bevel, of op wens van Arsinoë en op bevel van Ptolemaeus is gebeurd, is niet duidelijk.2, [54] Wat Ptolemaeus II van dit alles gedacht moet hebben, is niet overgeleverd.4, [55], [56], [57]

Arsinoë stierf in juli van het 269 v. Chr. Een inscriptie van hiërogliefen vermeld, in de taal van de priesters, dat in de maand Pachon van het vijftiende regeringsjaar van Ptolemaeus II “deze godin vertrokken is naar de hemel; ze was herenigd met het gevolg van Ra”[58]. Met haar dood begon de regering van Ptolemaeus een nieuw tijdperk, maar toch bleef de geest van Arsinoë grotendeels regeren in Alexandrië.[59]

 

Een paar jaar later, komt een jonge Ptolemaeus, zoon van Ptolemaeus II, ten tonele en deelt samen met zijn vader de troon. Men zou ervan uitgaan dat deze zoon de toekomstige Ptolemaeus III is, maar zijn naam verdwijnt tussen mei en november van het jaar 258 v. Chr. geheel uit de geschriften. De historici hebben dit probleem nog steeds niet geheel opgelost. Eén theorie die naar voren komt, en de minste haken en ogen lijkt te hebben, is dat deze genoemde Ptolemaeus een oudere zoon van Ptolemaeus II bij Arsinoë I is geweest. Wanneer deze in 258 v. Chr. gestorven is, heeft hij geen afdruk in de geschiedenis achtergelaten.[60]

Feit is in ieder geval dat een Ptolemaeus III op de troon is gekomen. Het begin van zijn regeringsperiode wordt vastgesteld in het jaar 247 v. Chr. Op dit tijdstip deelde hij de troon nog met zijn vader. Het is mogelijk dat Ptolemaeus III de belangrijkste regeringstaken op dit tijdstip wel al in handen heeft gekregen.1 Een ander feit is, dat Ptolemaeus III zich altijd de zoon van Ptolemaeus II en Arsinoë II heeft genoemd.1

In het jaar 245 v. Chr., op de 25ste van de Macedonische maand Dios (wat overeenkomt met 27 januari van onze kalender), stierf Ptolemaeus II Philadelphus op 63-jarige leeftijd.1 Hiermee eindigde de regering van de grootste koning van zijn tijd.

 

Figuur 3 : Gouden munt met de afbeeldingen van Ptolemaeus II Philadelphus en Arsinoë II. Ptolemaeus is op Griekse wijze gekleed en heeft een diadeem om. Arsinoë heeft eveneens een diadeem en draagt een sluier.[61], [62]

 

 

1.4 : De Ptolemaeën in Egypte

 

De Ptolemaeën hadden hun aanspraken op de troon van Egypte verdiend door “de speer”. Zij hadden immers, zij het samen met Alexander en zijn andere generaals, het land veroverd. Ze zaten nu alleen wel als buitenlanders op een plaats waar ze in principe helemaal geen binding mee hadden.[63] Toen de eerste Ptolemaeën in Egypte aan de macht kwamen, stootten zij dan ook onontkoombaar op een groot probleem. Zij wilden het land namelijk regeren volgens hun eigen (Griekse/Macedonische) principes, maar dat ging natuurlijk niet op alle gebieden.

Om dit toch, waar mogelijk, voor elkaar te krijgen, moesten er Grieken en Macedoniërs naar Egypte komen om de tradities van de Ptolemaeën in stand te kunnen houden.[64]

 

Tijdens de strijd die ontstond na de dood van Alexander de Grote, was het voor Ptolemaeus belangrijk om zijn eigen positie (onafhankelijkheid) in Egypte te behouden, en tegelijkertijd zijn aandeel in de zaken van het grote rijk van Alexander te krijgen. Om deze redenen was een sterk leger en een sterke vloot van levensbelang voor hem. Het enige leger waarop Ptolemaeus kon vertrouwen, was een van Griekse en Macedonische oorsprong. Ook de officieren moesten geschoold zijn in de oude militaire traditie van Macedonië. Dat zo’n leger met hun gevechtstechniek superieur was aan de andere legers, had Alexander immers meermaals bewezen. Bovendien waren de binnenlandse soldaten niet voldoende getraind of loyaal aan een monarch om het tegen Grieken of Macedoniërs op te nemen of om ze op zo’n belangrijke onderneming in te zetten. En niemand durfde het aan om de Egyptenaren op Griekse/Macedonische wijze te trainen voor een leger. Men wist immers niet of het wel een goed leger zou worden, dat op dezelfde wijze zou kunnen vechten als de “onverslaanbare” Grieken en Macedoniërs. En er stond teveel op het spel om te experimenteren met een “nieuw” leger.[65]

Om zich van de loyaliteit van de Macedonische legers te verzekeren, werd er een speciale positie aan hen gegeven binnen de samenleving. Deze positie werd het recht van iedere soldaat. Daarnaast kregen ook Grieken een bevoorrechte plaats in Egypte en aan het hof.1

 

Behalve legers hadden de Ptolemaeën ook geld nodig. Omdat ze vaste sommen nodig hadden voor hun oorlogsvoering, konden ze niet vertrouwen op een economie die bijna geheel was opgebouwd uit een landbouweconomie. Er moest dus een reorganisatie van de economie plaatsvinden. Deze reorganisatie was volgens de Ptolemaeën alleen mogelijk door Griekse zakenlieden en Grieks kapitaal naar Egypte te halen. Om deze reden voelde Ptolemaeus zich gedwongen om de deuren van Egypte wijd open te zetten voor Grieken en Macedoniërs[66], zowel soldaten als burgers, en hen te verzekeren van de mogelijkheid om in Egypte te leven volgens de Griekse wijze en hen privileges en een dominante positie in Egypte te geven. De immigranten gingen namelijk absoluut niet akkoord met het feit dat ze dezelfde positie en rechten zouden krijgen als de Egyptenaren Het leven op Griekse wijze hield automatisch in dat er Griekse scholen kwamen en sportgelegenheden, ontworpen volgens Grieks model.3

Er werd ook nog een Macedonische traditie ingevoerd. De kinderen van de vooraanstaande Griekse en Macedonische burgers, mochten in het paleis van de koning wonen en werden samen met diens kinderen opgevoed. Men geloofde dat er door het samen opgroeien een hechtere vriendschap kon ontstaan, wat de later te bewijzen loyaliteit aan de koning ten goede kwam.[67]

 

Maar met het komen van Grieken en Macedoniërs was het probleem van Ptolemaeus nog niet helemaal opgelost. De inheemse bevolking telde immers misschien wel enkele miljoenen en het aantal immigranten slechts duizenden. Bovendien had de inheemse bevolking het voordeel dat het al duizenden jaren in deze gebieden geleefd had en volgens bepaalde tradities. De Griekse immigranten hadden hierbij een nadeel omdat ze nu in een voor hen vreemde omgeving waren slechts geleidelijk een nieuw systeem onder nieuwe condities konden opbouwen.1

 

 

1.5 : Godsdienst

 

De Goden waarvan het huis van de Ptolemaeën afstammelingen claimden te zijn waren Heracles en Dionysus. De Egyptische priesters hebben naar alle waarschijnlijkheid de koning van Egypte als de zoon van Ra beschreven in hun tempels[68] en Ptolemaeus I heeft zich op Egyptisch wijze als koning laten kronen.[69] De Ptolemaeën kenden echter niet voldoende Egyptisch om de symbolen in Griekse woorden om te vormen en als dit wel het geval was, lieten ze toe dat de priesters hen eerden op hun inheemse wijze. Het is een feit dat alleen Cleopatra VII, de laatste heerser uit het huis van de Ptolemaeën, zonder tolk vloeiend Egyptisch kon spreken.2, [70] Toen Cleopatra de taal van haar inheemse onderdanen wilde leren, werd dit als zeer bijzonder beschouwd.2

 

Het behoud van de traditionele religie was vanaf het begin fundamenteel voor de Ptolemaeën.[71] De Ptolemaeën kwamen er namelijk al snel achter dat hun onderdanen, niet voor eeuwig in aparte groeperingen onderverdeeld konden worden. Ze zijn dan ook op zoek gegaan naar raakvlakken tussen de verschillende bevolkingsgroepen die het land rijk was.[72] Eén van deze raakvlakken was de religie en één ding dat de Ptolemaeën nooit veranderd hebben is de organisatie van de Egyptische priesters met hun verschillende hiërarchieën.[73] Ook de Egyptische religie op zich werd volledig door de Ptolemaeën geaccepteerd en nooit gehelleniseerd.[74], [75] Dit had vooral te maken met het feit dat de Ptolemaeën de Priesters nodig hadden om het volk van Egypte te kunnen regeren. De priester-elite had namelijk de macht op het platteland. Zolang de Ptolemaeën de priesters dus tevreden hielden, konden ze het volk van Egypte regeren. De priesters konden onder andere tevreden worden gehouden door het onderhouden van de oude en het bouwen van nieuwe tempels en heiligdommen.[76]

Op papier was de officiële religie de Griekse, met de culten van onder andere Zeus en Poseidon. In werkelijkheid was het zo dat er een menging plaatsvond van de Griekse en Oosterse culten. Ook werden door de immigranten uit verschillende gebieden ook lokale culten van thuis meegenomen.[77]

 

In de tijd van Alexander de Grote was Zeus-Amon van Siwa een algemeen gerespecteerde god. Dit was al zo geweest in de vierde eeuw voor Christus. De god was van oorsprong Egyptisch, maar was ook in Griekenland en Macedonië bekend. Hij werd rond de beschreven tijd in vele gebieden van de wereld vereerd. Alexander de Grote had deze godheid dan ook uitgekozen om zijn ideologie van goddelijke afkomst te ondersteunen.6

Na de dood van Alexander, hadden de Ptolemaeën geen behoefte meer aan goden die zowel in Egypte, als in delen van Griekenland en Macedonië werd vereerd. Vandaar de Zeus-Amon geen al te grote rol meer kreeg in Egypte. Waarschijnlijk is dit tegen Alexanders idee ingegaan.[78]

De Ptolemaeën hebben in de religie veruit de grootste rol gespeeld met het invoeren van de cultus van Sarapis.

 

Al voor de stichting van Alexandrië door Alexander de Grote, vereerden de Grieken in Memphis een god die in het Serapeum, dat in de nabijheid van de necropolis (een zeer uitgebreide begraafplaats of een grafcomplex) lag, woonde. De Ptolemaeën zagen hierin mogelijkheden en wisten deze ook te gebruiken. Dit bewijst dat de (eerste) Ptolemaeën een goed politiek inzicht hebben gehad.1

Het Serapeum had tijdens de laatste Egyptische dynastieën een enorme bloeitijd meegemaakt. In het zuiden van het gebouw lagen de galerijen van Apis, de Osiris-Apistempel en de zogenoemde Oosttempel. In het noordelijke gedeelte lag de tempel van Isis, in de theologische vorm de moeder van Apis.[79], 2 Na de dood van de heilige stieren die in de tempel verbleven, werden deze Osiris-Apis genoemd. Als hemelgod werd hij later ook aangeduid als Apis-Osiris.[80], [81], [82] Deze god werd reeds in de satrapentijd van Ptolemaeus I Soter gehelleniseerd. Dit houdt in dat hij qua naamgeving, eigenschappen en figuur op Griekse wijze omschreven en weergegeven werd. Zodoende ontstond een nieuwe cultus. De cultus van de god Sarapis.2 Een Egyptische priester en historicus, genaamd Manetho*, schijnt bij het verwezenlijken van de nieuwe cultus een grote rol te hebben gespeeld[83].1, [84]

 

Figuur 4: Marmeren sculptuur van Sarapis, afkomstig uit Pergamon, tweede eeuw n. Chr.1

 

De cultus van Sarapis werd, naast de cultus van Alexander, door Ptolemaeus I Soter als officiële godsdienst voor zijn nieuwe staat ingevoerd.4 Waarom heeft Ptolemaeus I deze religie ingevoerd? Dacht hij misschien dat het beter was als al zijn onderdanen dezelfde goden als hem aanbaden?4, 7 Of wilde hij, net als Echnaton voor hem, een geheel nieuwe god voor zijn rijk creëren? Op deze vragen is tot nu toe nog geen eenduidig antwoordt gegeven en misschien zal dit er ook nooit komen.4 Waarschijnlijk is Sarapis ontstaan uit het besef dat de Egyptische godenwereld begrijpelijk moest worden gemaakt voor de Grieken.6

 

Sarapis kreeg een aantal verschillende functies toegedeeld. Volgens de traditionele Egyptische theologie, kreeg hij de functie van Koning van de Onderwereld (Osiris) en vruchtbaarheidsgod (Apis). In de Griekse theologie werd de nieuwe god zowel een personificatie van Dionysus als van Zeus-Hades.[85] Naast de attributen van de genoemde goden, had hij ook nog de attributen van Helios en Asclepius.[86] Sarapis werd begeleid door Isis[87], [88], voor wie Alexander de Grote in Alexandrië al een tempel gebouwd had.3, [89]

De betrokkenheid met Osiris werd door de Ptolemaeën, onder andere Ptolemaeus II en III, uitgedrukt door afbeeldingen op munten. Op deze munten staat Sarapis afgebeeld als Zeus met een Atefkroon (die normaal gesproken het hoofd van Osiris siert)[90].3

 

Figuur 5 : De Atefkroon[91]

 

Ptolemaeus I Soter liet op de heuvel van Rakotis het eerste Serapeum van Alexandrië bouwen en het is niet verwonderlijk dat het godenpaar Sarapis en Isis, als koning en koningin van de andere goden, al snel de hoofdgoden van de Ptolemaeën werden.[92]

Ptolemaeus III zette de godsdienstpolitiek van zijn grootvader voort en gaf de opdracht het Serapeum nieuw op te bouwen in Griekse stijl. Er kwamen onder andere aparte kamers voor Isis en Sarapis en een grote bibliotheek.7, [93]

 

De god sprak de Ptolemaeën in feite op twee punten aan: aan de ene kant als Egyptische en aan de andere kant als Griekse godheid.8 Hoewel uit bronnen op te maken is, dat de nieuwe godsdienst een groot succes en Sarapis hét symbool hiervan was[94], bleef Sarapis voor de Egyptenaren grotendeels de Memphische vorm van Osiris, of de “oude” Osiris met een Griekse naam.8, 10 In het Egyptische milieu had de nieuwe cultus dus niet echt het verwachtte effect.10

 

 

Figuur 6 : Alexandrijnse munt ten tijde van Trajanus. Hierop is het Serapeum weergegeven, met een beeld van Sarapis.[95]

 

De cultus van Sarapis verspreidde zich echter wel over heel Egypte en naar het oosten van de Middellandse Zee, en was vooral aanwezig in Alexandrië en Memphis.4, 8 Hier kunnen ook nu nog overblijfselen van het enorme Serapeum en een aantal sarcofagen van de stier Apis bekeken worden.[96]

 

“Wanneer men afdaalt naar het lager gelegen gedeelte van de stad, vindt men een heiligdom van Sarapis. De verheerlijking van deze godheid, hebben de inwoners van Athene overgenomen van Ptolemaeus. Van de Egyptische heiligdommen van Sarapis, ligt het beroemdste in Alexandrië en het oudste in Memphis.”

 (Pausanias, Beschrijving van Griekenland, 1.18.4)[97]

 

Naast deze nieuwe cultus, werden ook de koninginnen (onder andere Arsinoë II en Berenice II) van Egypte als godinnen vereerd en weergegeven. Deze koninginnen werden grotendeels weergegeven als Isis.[98] Onder de regering van Ptolemaeus III kwam ook de verering van het koningshuis en de vorming van een koningscultus echt op gang. Deze verering werd (gedeeltelijk) vastgesteld in het canopusdecreet.[99]

 

Figuur 7 : Canopusdecreet, bovenste gedeelte van de stèle van Kom el-Hisn. Hierop is de aanbidding van de koning in de tijd van de eerste Ptolemaeën te zien. In de linkerhelft is te zien (van het midden naar links) : Ptolemaeus III, gevolgd door Berenice II, Thot, Sechat, het tweede en als laatste her eerste Ptolemaeënpaar. In de rechterhelft is te zien (van met midden naar rechts) : de gouw-godin van het derde Beneden-Egyptische district, Hathor, Sechmet, Sechat-Hor, Amon-Ra en Horus. De laatste twee figuren aan deze kant zijn weggevallen/afgebroken. Het onderschrift in hiëroglyfen is hier weggelaten. [100], [101]

 

 

Het is trouwens niet eenvoudig om de Egyptische goden op Griekse wijze te identificeren. Er bestaan geen simpele parallellen tussen deze twee, zoals die er wel zijn tussen de Griekse en Romeinse goden. Het feit dat er niet makkelijk identificatie kan plaatsvinden is vanwege het feit dat er verschillende identificaties waren in de verschillende regio’s (bovendien kwamen er door de eeuwen heen ook nog wel veranderingen voor). De meest voorkomende identificaties van Egyptische en Griekse goden waren : Amon-Zeus, Horus-Apollo, Toth-Hermes, Afrodite-Hathor en Ptah-Hephaestus.[102]

 

Men heeft altijd het idee dat de meeste en meest indrukwekkendste tempelgebouwen gebouwd zijn ten tijde van de farao’s, maar vele van deze gebouwen zijn uitgebreid of opgericht ten tijde van de Ptolemaeën. Zo werd de tempel van Amon te Karnak bijvoorbeeld uitgebreid door de Ptolemaeën en de tempel van Isis in Philae is opgericht door Ptolemaeus II en diens werk is voortgezet door Ptolemaeus III.[103], [104]

 

Het lijkt misschien raar, maar er is tot nu toe nog geen Griekse tempel in Egypte gevonden, hoewel ze in veel documenten vermeld worden. Alle opgegraven tempels waren ofwel die van Egyptische goden of van niet-Griekse goden die onder Egyptische invloed zijn gekomen. Wel is zeker dat vele Egyptische tempels gebouwd zijn door Grieken. En er zijn ook voldoende bewijzen te vinden voor het feit dat de Grieken de Egyptische goden wel, maar de Egyptenaren de Griekse goden niet accepteerden. Hieruit kan opgemaakt worden, dat de Grieken zich min of meer Egyptisch gingen gedragen op het gebied van de godsdienst. En langzaam aan gebeurde dit ook op andere gebieden.[105]

 

 

1.6 : De Hellenisatie van Egypte

 

Over het leven in Alexandrië in de tijd van de Ptolemaeën is helaas niets met zekerheid te zeggen. Er zijn echter wel een aantal bronnen gevonden die indrukken mogelijk maken. Zo is Alexandrië in vroege Hellenistische dichtkunst beschreven door Theocritus. Uit deze bronnen blijkt duidelijk dat Alexandrië in de tijd van de (eerste) Ptolemaeën een echte wereldstad was, waar andere steden grotendeels bij in het niet vielen. Het kon echt gezien worden als de hoofdstad van de wereld.[106]

 

De steden in Egypte waren naar de buitenwereld toe Grieks, maar omdat er eigenlijk twee bevolkingslagen ontstonden, de inheemse bevolking en de Griekse immigranten,die vooral in de eerste eeuw van de Ptolemaeïsche regering massaal naar Egypte kwamen[107], moet men zich afvragen in hoeverre deze twee verschillende culturen elkaar beïnvloedden.

Toen de Grieken naar Egypte kwamen, namen zij hun wetten, onderwijs, tradities en cultuur mee en, zeker in het begin, was er een strikte scheiding tussen de Grieken en de inheemse bevolking van Egypte. Maar ongetwijfeld zijn de twee verschillende culturen in latere tijden meer naar elkaar toe getrokken.4

Zo is het niet moeilijk voor te stellen dat er huwelijken tussen Grieken en Egyptenaren hebben plaatsgevonden. Hierbij moet wel vermeld worden dat huwelijken tussen de twee culturen tot in de tijd van de Romeinen als niet-geldig konden worden beschouwd door lokale wetten. Dit was onder andere het geval in Alexandrië, Naucratis en Ptolemaïs.4, [108] Deze “Griekse” steden van het land waren sowieso tot op zekere hoogte niet onderhevig aan de algemene wetten van Egypte[109]. De inwoners van deze steden leefden grotendeels volgens de wetten van een Griekse stad, maar toch ook onder het toeziend oog van de heerser. Dat de steden niet onafhankelijk functioneerden, blijkt onder andere uit het feit dat geen enkele stad het recht om munten te slaan bezeten heeft.[110]

 

De initiatieven voor iets nieuws waren steeds afkomstig uit Alexandrië. Het zal dus duidelijk zijn dat de cultuur in Alexandrië een grote invloed had in het leven van alle onderdelen van Egypte, zowel de Egyptenaren als de Grieken. De Ptolemaeën nodigden vanuit alle windstreken de beste dichters, wetenschappers, architecten en beeldhouwers naar hun stad en lieten deze werken voor hen en hun stad. In het werk van deze mensen waren echter geen Egyptische elementen terug te vinden. Het hoge niveau van de wetenschap in die dagen is echter ondenkbaar zonder de Bibliotheek en de constante subsidies en steun van de stad en het vorstenhuis.[111]

 

Uit oude teksten en geschriften wordt duidelijk dat onder andere de Joden, die vooral een drang tot Hellenisatie blijken te hebben gehad[112], Grieks spraken. Ook een gedeelte van de Egyptenaren, hoewel waarschijnlijk alleen de elite, sprak Grieks, maar geen enkele inheemse bewoner werd in zijn hart of uiterlijk ooit een Griek. Er was een te scherp contrast, onder andere op cultureel en taalgebied, tussen de twee culturen en de Egyptenaren leefden hun leven voort op de traditionele wijzen.1, [113] Dus in zoverre is de Hellenisatie van Egypte toch niet echt geslaagd.

 

In dit subhoofdstuk moet een onderscheid gemaakt worden tussen de Grieken die in de grote steden en de Grieken die op het land woonden. In de grote steden waren de mensen, vooral in de eerste generaties, veel meer geneigd hun eigen cultuur trouw te blijven. Op het platteland was de invloed van de stad veel minder en hadden alle mensen, zowel Grieken als Egyptenaren dezelfde problemen.1

Op het platteland waren alle inwoners in dezelfde mate geheel afhankelijk van de koning. Bovendien leefden er op het land minder Grieken dan in de stad. Hierdoor waren de Grieken op het land omgeven door een groter aantal Egyptenaren. Dit laatste had tot gevolg dat er op het land meer huwelijken plaatsvonden tussen Grieken en Egyptenaren. De eerste generatie kinderen zal nog wel op Griekse wijze zijn opgevoed, o.a. doordat de kinderen toch nog steeds tot de “bevoorrechte” Griekse klasse behoorde en ook omdat dit betere toekomstperspectieven bood. Het leven in de grote steden en alle organisatorische dingen, werden op Griekse wijze geregeld. In de latere generaties, zal de Egyptische levenswijze echter steeds meer in de opvoeding zijn geslopen, waardoor er uiteindelijk een samensmelting van de twee verschillende culturen te zien zal zijn geweest. Hier werden de Grieken dus meer en meer “Egyptisch”.1

De versmelting tussen Grieken en Egyptenaren heeft op het platteland dan wel eerder plaatsgevonden, maar na langere tijd in Egypte geleefd te hebben, werden de Grieken in de grote steden ook meer en meer Egyptisch, zowel in de manier van uitzien, interesses en de manier van leven in het algemeen.[114] Dit gebeurde uiteindelijk zelfs in de hoogste kringen van de samenleving.[115]

 

Doordat de Grieken steeds meer op de Egyptenaren gingen lijken, ontstonden er nieuwe wroegingen in het land. De Egyptenaren zagen immers de veranderingen van de Grieken en waren het dan ook helemaal niet eens met de voorkeursbehandeling die de Grieken nog steeds kregen. Met andere woorden: het beeld van de Grieken als superieure mensen, werd vervangen door een beeld van de Grieken als onderdrukkers. En geleidelijk aan werd dit beeld steeds meer omgezet in haat. De Egyptenaren vonden de Grieken uiteindelijk geen haar beter dan alle andere onderdrukkers die ze in de vele eeuwen van hun cultuur gekend hadden. Op het platteland hadden de Grieken bijvoorbeeld het beste land en de beste huizen tot hun beschikking. De Egyptenaren moesten voor hen werken, werden in het rond gecommandeerd en geplunderd en op de een of andere manier was de wet bijna altijd op Griekse zijde.[116]

Onder aanvoering van de priesters kwamen er vele opstanden, totdat het probleem onder het bewind van Ptolemaeus III Euergetes voor het eerst helemaal escaleerde. Later in de geschiedenis van Egypte, nam het nationalisme alleen maar toe en dit heeft geleid tot felle opstanden onder het bewind van latere Ptolemaeïsche heersers. Deze opstanden hebben de Egyptenaren trouwens niet veel opgeleverd en uiteindelijk heeft het tot de verwoesting van Thebe in 85 v. Chr. geleidt.1

 

De opstanden van de Egyptenaren hadden echter toch wel één ding belangrijk resultaat: de Ptolemaeën werden hierdoor gedwongen om een zijde te kiezen. De “Grieken” van Egypte vreesden voor hun privileges en stonden schouder aan schouder om hun koningen te verdedigen. Dit was de enigste manier om hun rechten en privileges te behouden. Zij aan zij met de Grieken stonden zowel de niet-Grieken als –Egyptenaren, evenals de Egyptenaren uit de hogere kringen, die voor een Groot gedeelte “Grieks” geworden waren.

Al deze mensen waren sterker dan de Egyptenaren en lieten niet toe dat Egypte terug zou gaan naar de tijd van de 28ste-30ste Dynastieën, toen de Egyptenaren de macht in handen hadden en de Grieken hun onderdanen waren.[117]

 

 

II. Alexandrië

 

In dit hoofdstuk zal de stad Alexandrië uitgebreid aan bod komen. In deze stad vierde de wetenschap zijn hoogtijdagen tijdens de regering van Ptolemaeus II Philadelphus. En hier hebben dus ook de belangrijke ontdekkingen op medisch gebied plaatsgevonden. Tevens is de stad belangrijk geweest voor het algehele klimaat van de wetenschap, omdat de bibliotheek hier gevestigd was. Dit immense gebouw bevatte in zijn hoogtijdagen de belangrijkste en misschien ook wel de meeste informatie in de wereld.

Verder was het hof gevestigd in Alexandrië en waarschijnlijk heeft dan ook de pracht van het hof over de hele stad geschenen.

Wanneer men alleen al in de verschillende bronnen leest over Alexandrië, is het niet moeilijk voor te stellen dat veel wetenschappers en ook andere mensen uit de gehele wereld naar deze stad kwamen. De stad was in de tijd van Ptolemaeus II Philadelphus in principe het centrum van de wereld te noemen. De vuurtoren, gebouwd op het eilandje Pharos, behoort zelfs tot een van de zeven klassieke wereldwonderen.

In dit hoofdstuk zal onder andere de stichting van de stad aan de orde komen en verder een aantal andere zaken, zoals het bestuur, de bevolking en de verschillende bekende gebouwen.

 

 

2.1 : De stichting en indeling van de stad

 

Rond het jaar 331 v. Chr. wilde Alexander de Grote een nieuwe stad bouwen in Egypte: Alexandrië. Deze stad moest komen te liggen op de landstreek tussen het Mareotismeer en de zee, ten zuiden van het eilandje Pharos.[118] Volgens de overlevering had Homerus Alexander in een droom deze plaats aangewezen.

Alexander de Grote tekende zelf een stadsplan uit en besliste waar de agorá[119], en hoe de straten moesten komen te liggen. Rondom de stad moest een stadsmuur gebouwd worden, waarvan de totale lengte ongeveer 80 stádia moet zijn geweest. Zelfs de hoeveelheid tempels en de daarbij horende goden werd volgens zijn plannen verwerkt.1 Zo waren er tempels voor verschillende Griekse goden en een tempel voor de Egyptische godin Isis. Deze laatstgenoemde tempel is onder Ptolemaeus I vervangen door het Serapeum. De tempel van Isis stond in het Egyptische kwartier van de stad. Dit Egyptische kwartier bestond uit het oude Egyptische stadje Rakotis.1, [120]

De stad was als geheel onderverdeeld in vijf kwartieren. Deze werden genoemd naar de eerste vijf letters van het Griekse alfabet.[121], [122] De verschillende bevolkingsgroepen die de stad rijk was, onder andere Italianen, Perziërs en Syriërs, concentreerden zich vooral bij elkaar in de verschillende kwartieren.3 Zo was het Deltakwartier vooral de verblijfplaats van de Joden.[123]

Over de voorziening van vers water was eveneens nagedacht. Vers water kwam vanuit de Canopische arm van de Nijl, via een kanaal[124], in de stad terecht. Het is zeker dat er onder de stad een heel systeem voor de watervoorziening aanwezig was. Het water kwam door deze systemen in de huizen terecht. Een luxe die hiervoor waarschijnlijk niet in veel Griekse steden aanwezig was.3

 

Volgens bronnen[125] werd er op 25 Tybi, wat volgens de Egyptische telling overeenkomt met 20 januari, gestart met de bouw van de stad.1 Alexander gaf de bouw van de stad grotendeels in handen van de Griekse Cleomenes van Naucratis* en Deinocrates van Rhodos*. Cleomenes, de toekomstige satraap van Egypte, had hierbij dan wel het opzicht over de voortgang van de werkzaamheden, maar Deinocrates schijnt toch de eigenlijke planner van de stad te zijn geweest.1

Over het algemeen was de stad overigens gebouwd volgens het gebruikelijke regelmatige plan, dat in die tijd vaker voorkwam. De aanleg schijnt wel veel ruimer te zijn geweest dan gewoonlijk. Dit uitte zich vooral in ruime hoofdstraten die plaats boden voor openbare feestelijkheden en optochten.

Een aantal bronnen[126] geven een nauwkeurige beschrijving van een aantal straten. Zo staat beschreven dat de hoofdstraat (Canopische straat[127]), die de stad in twee delen scheidde, 40 stádia (ongeveer 7,2 km) lang en 1 pléthron (100 voet) breed was.1 De straat liep vanuit de Canopuspoort in het oosten, naar een corresponderende poort in het westen. In het midden van de stad, werd de straat met loodrecht gekruist door een tweede hoofdstraat die van het meer naar de zee liep. Deze straat was ongeveer even breed als de hoofdstraat. Ook de minder belangrijke straatjes, die steeds loodrecht op één van de twee hoofdstraten stonden, waren breed genoeg om bijv. karren door te laten.[128] Dit kwam in de oude steden van het klassieke Griekenland niet voor.

 

De ligging van de stad was trouwens goed gekozen: aan twee kanten was ze beschermd door het water, in het noorden de Middellandse Zee en in het zuiden het Mareotismeer, en ook het eilandje Pharos kon helpen bij de verdediging van de stad. De ligging was ook gunstig voor de haven(s). Door de richtingen van de stroming kon deze niet verzanden. Bovendien heerste er in de stad een aangenaam klimaat en, indien de stad zich goed handhaafde, kon deze dienen als een brug tussen oost en west.[129] Dit gebeurde reeds in de derde eeuw voor Christus.[130]

De bouw van het Heptastádion, dat het eilandje Pharos met het vaste land verbond, is belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de stad.

 

“…terwijl Homerus over Pharos spreekt als ´een eilandje in de open zee´. Dit komt doordat in vroegere tijden niet, zoals nu, verbonden was met het vasteland van Egypte.”

 (Strabo, Geografie, 12.2.4)[131]

 

 

Door deze verbinding tussen het eilandje en het vasteland werden twee havens gecreëerd: de oostelijke “Grote Haven” en de westelijke “Eunostus[132]-haven” [133]. Een gedeelte van de Grote Haven was afgebakend en bedoeld voor gebruik door de koning. Een derde haven, de Kibotus-haven, die in het westelijke gedeelte van de stad lag, was vooral belangrijk voor het handelsverkeer.2, [134]

 

Waarom wilde Alexander de Grote Alexandrië eigenlijk bouwen? Hij hoefde dit niet te doen om zich van de heerschappij over Egypte en de oostelijke Middellandse Zee te verzekeren. Om dit doel te bereiken had een sterke militaire haven alleen voldoende dienst kunnen doen, en hoefde men niet een hele stad bij deze haven te bouwen. Het is zeer waarschijnlijk dat Alexander deze stad wilde bouwen, om hier een handelscentrum van te maken, met bekwame Grieken om handelscontacten met de rest van de wereld te onderhouden. Belangrijk hierbij is de gedachte dat deze Grieken bij Alexander, als stichter van hun stad, in het krijt stonden.[135]

 

 

2.2 : Een stad bij Egypte

 

In de tijd van Ptolemaeus II, en ook later nog, werd Alexandrië en haar territorium niet beschouwd als een deel van Egypte[136]. Het werd beschouwd als “grenzend aan Egypte” (Alexandria ad Ægyptum). In sommige papyri is zelfs sprake van reizen van Alexandrië naar Egypte.1

Een bepaald stuk grond rondom Alexandrië was gemarkeerd en werd beschouwd als Alexandrijns territorium. Dit gebied stond voor een groot gedeelte ook los van de rest van Egypte. Dat uitte zich bijvoorbeeld in het heffen van belastingen: dit grondstuk had een bepaalde “immuniteit” en onderscheidde zich op die manier van het gewone Egyptische grondgebied[137]. Binnen het Alexandrijnse grondgebied was er nog een onderverdeling in bepaalde zones. De zone die het dichts bij de stad lag, de proasteion, was onderhevig aan bepaalde regelingen wat bijvoorbeeld gebouwen betrof.[138]

 

 

2.3 : Belangrijke gebouwen en plaatsen

 

Hoe de stad er in die tijd werkelijk uitgezien heeft, is voor het grootste gedeelte giswerk. Dit komt vooral door de verbouwingen die later zijn aangebracht. Door deze verbouwingen is er te weinig van de oorspronkelijke stad overgebleven om een goed beeld van haar uiterlijk te kunnen vormen. Zo is het bijvoorbeeld niet zeker of het paleis, de basíleia, al gebouwd is door Cleomenes, in opdracht van Alexander, of dat de bouw hiervan pas is begonnen toen de Ptolemaeën van Memphis naar Alexandrië verhuisde (320/19 v. Chr.). Ook de bouw van de séma, het graf van Alexander, is waarschijnlijk pas gestart onder het bewind van Ptolemaeus I[139].[140] Hierin lag het lichaam van Alexander de Grote in een gouden kist. Naar verloop van tijd, verschenen er om het oorspronkelijke graf, nog andere graven. Deze waren van de koningen en koninginnen uit het geslacht van de Ptolemaeën.[141]

Een groot gedeelte van de stad, ongeveer een derde van de oppervlakte, bestond uit koninklijke gebouwen: een indrukwekkende collectie van paleizen en tuinen[142]. De Séma, behoorden waarschijnlijk ook tot deze complexen, evenals de gebouwen voor de “koninklijke wachters”, die steeds dicht in de buurt van de koning waren.5

Het Gymnasium schijnt langs de Canopische straat, de hoofdstraat, te hebben gelegen[143] en het gerechtsgebouw in het midden van de stad.5

Het Gymnasium was in die tijd hét centrum van het sociale leven in de stad en de Gymnasiarch had dan ook een redelijk hoge positie en genoot aanzien bij het volk. Hoewel deze persoon dus belangrijk moet zijn geweest, wordt hij door Strabo, één van de belangrijkste bronnen op gebied van Alexandrië, helemaal niet genoemd.2

Het stadium, waar eens grote wedlopen en wagenraces zijn gehouden ter vermaak voor de Alexandrijnen, heeft waarschijnlijk aan de rand van de stad gelegen.5 Buiten de stadsmuren van Alexandrië, aan zowel de oostelijke als westelijke kant, bevonden zich begraafplaatsen: steden van de doden.[144]

 

Ptolemaeus I[145] voorzag de stad van een groot aantal monumentale gebouwen, o.a. het Mouseion[146] en een academie die een beroemd centrum voor de wetenschap zou worden en een tevens door Ptolemaeus II Philadelphus[147] gestichte bibliotheek bezat, welke op het hoogtepunt van haar bloei ongeveer 700.000 boekrollen telde2.

De bibliotheek fungeerde waarschijnlijk niet alleen als een gebouw waar studenten naslagwerken konden inzien. Er werden ook kopieën van werken gemaakt, die later doorverkocht konden worden aan andere steden en bibliotheken.[148]

Het idee om een “Museum” met aangrenzende bibliotheek in Alexandrië te bouwen, is waarschijnlijk het eerst opgekomen in het hoofd van Demetrius van Phalerum. Het zou een soort universiteit moeten worden, gebaseerd op de Atheense scholen van filosofen. De medewerkers van het museum kregen vrije huisvesting en hoefden geen belastingen te betalen. Op deze manier hoopte men dat belangrijke geleerden door Alexandrië werden “aangetrokken” van de rest van de Griekse wereld. Onder de tweede en derde Ptolemaeën waren er ook inderdaad veel intelligente mensen samengekomen in Alexandrië.3

 

 

2.4 : Bestuur en bevolking van de stad

 

Alexander de Grote wilde dat Alexandrië een echte Griekse stad werd. Zoals hij al eerder had gedaan, besliste Alexander dat de regering in de handen van de démos[149] moest komen te liggen. Over details betreffende deze regelingen, of hoe en wanneer deze plaatsgevonden hebben, is helaas weinig bekend. Het is ook niet met zekerheid te zeggen of deze démos-organisaties al in de tijd van Alexander bestonden, of dat deze later pas zijn ingesteld.[150]

Tevens is niet met zekerheid is te zeggen in hoeverre Alexandrië de politieke instellingen heeft gehad die in het algemeen een Griekse stadstaat karakteriseerden.3

 

Vele Grieken, zowel toekomstige burgers als niet-burgers, gaven gehoor aan de uitnodiging van Alexander en kwamen uit alle uithoeken van de Griekse wereld naar Alexandrië.[151] De Alexandrijnen waren Grieks wat hun sociaal en intellectueel leven betrof.[152] In de stad kwamen echter mensen van alle bevolkingsgroepen, rangen en standen voor.

De niet-Griekse bewoners van de stad waren uiteraard grotendeels Egyptenaren. Deze hadden geheel geen status in de stad. De laagste lagen van de bevolking werden ingenomen door de talrijke slaven, uit verschillende volkeren, die in de stad woonden.[153] De rijke Alexandrijnen hadden meestal ook nog een buitenverblijf. Deze villa´s lagen voornamelijk tussen Alexandrië en Canopus. De oude Egyptische plaats Canopus werd één van de favoriete uitgangsplaatsen van de Alexandrijnen.[154]

 

De bevolking van Alexandrië moest natuurlijk in de eerste levensbehoeften voorzien en het was de taak van de koning óm de bevolking in deze behoeften te voorzien. Gelukkig kon met behulp van de goede organisatie, een heel systeem van bureaus en statistieken, nauwkeurig berekend worden hoeveel graan, olie, etc. er per jaar nodig was in Alexandrië. Deze producten kwamen uit de rest van het land, onder andere via de belastingen, in de stad terecht.[155]

 

 

2.5 : Een wereldwonder binnen handbereik

 

Met de bouw van de beroemde vuurtoren van Pharos, behorend tot één van de zeven wereldwonderen, is begonnen tijdens de regeerperiode van Ptolemaeus I. Hij is gebouwd door Sostratus van Cnidos* en bestond voor het grootste gedeelte uit kalksteen. De sculpturen en andere accessoires bestonden voornamelijk uit marmer en brons (onder andere het standbeeld van Poseidon, dat op de top van het gebouw stond). De vuurtoren was pas klaar tijdens de eerste regeerjaren van Ptolemaeus II. Helaas kunnen we tegenwoordig alleen nog uit beschrijvingen en tekeningen (onder andere op munten) opmaken hoe dit gebouw er ongeveer uit moet hebben gezien.3

 

Figuur 8 : Een Alexandrijnse munt (bronzen drachme)

die de Pharos weergeeft. [156]

 

Een ander voorbeeld van een dergelijke munt is ook te vinden in Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second m.b.v. oude gegevens.[157]

edition 1996) Blz. 219

 

Figuur 9 : De Pharos; vermoedelijke restoratie door Thiersch

 

 

2.6 : Bloeitijd en verval van de stad

 

Vooral tijdens de regeringsjaren van de eerste drie Ptolemaeën bloeide Alexandrië. De stad werd toen ook wel koningin van de Levant[158] genoemd.[159]

Aan het einde van de regeerperiode van Ptolemaeus II, 68 jaar nadat Alexandrië gesticht was, was de stad uitgegroeid tot de grote, en vooral ook koninklijke, stad die vele generaties Grieken en Romeinen zo goed kenden.[160]

Het hof van Ptolemaeus II wordt beschreven als één dat zijn weerga in zijn tijd niet kende. Maar net zoals bij al het andere was het in hoofdzaak Grieks, net zoals de kledij en de voertaal. De Egyptenaren uit de hogere klassen, behalve de priesters, zijn zich waarschijnlijk vrijwel meteen op Griekse wijze gaan kleden.[161]

De eerste bloei van de stad was ten einde na de dood van Cleopatra VII in 30 v. Chr. De bloeiperiode van de medische wetenschap, zoals de stad die gekend had, was toen alweer een tijdje voorbij.

 

Helaas is vandaag de dag niets meer terug te vinden van de grootsheid van de eens zo machtige stad Alexandrië. De opgravingen die onder de moderne stad van nu gevonden zijn, laten niets meer van hun eens zoveel beschreven gebouwen zien. We kunnen ons nu alleen nog maar een voorstelling maken van het leven in en de gebouwen van de eens zo schitterende stad, door oude bronnen met beschrijvingen te raadplegen.[162]

 

 

III. Medische wetenschap

 

In dit hoofdstuk zal het eigenlijke thema van het verslag worden behandeld, namelijk de medische wetenschap. De belangrijkste personen en hun ontdekkingen op medisch gebied zullen in dit hoofdstuk uitgebreid aan de orde komen. Tevens wordt er later in de tekst ingegaan op het eventueel werken met menselijke proefpersonen en het uitvoeren van vivisectie. Het is namelijk nog steeds niet voor honderd procent zeker dat dit werkelijk ooit is uitgevoerd. Als laatste worden de verschillende stromingen, die gedurende de jaren, op medisch gebied zijn ontstaan nog even behandeld. Dit wordt gedaan, omdat het ontstaan van verschillende stromingen, als één van de oorzaken voor de korte duur van de bloeiperiode op medisch gebied wordt gezien. De vraag waarom de bloeiperiode van zo´n korte duur was, zal in de conclusie worden behandeld, evenals de vraag, waarom de bloeiperiode nu juist in Alexandrië plaats vond.[163]

 

 

3.1 : Medische wetenschap in Alexandrië

 

Tijdens de bloeiperiode van de medische wetenschap in Alexandrië zijn een groot aantal personen werkzaam geweest in de Medische School van Alexandrië. Deze hebben een groot aantal, voor die tijd fenomenale, ontdekkingen gedaan. Het is echt moeilijk te geloven wat er in die tijd allemaal ontdekt is; hoe ver ze toen op het gebied van de medische wetenschap gekomen zijn! Waarschijnlijk is het zelfs zó, dat we vandaag de dag wellicht niet zover op het gebied van de medische wetenschap zouden zijn zonder deze ontdekkingen. De bekendste wetenschappers op medisch gebied zijn wellicht Herophilus* en Erasistratus*.

Over de levens van deze personen is weinig bekend, behalve het feit dat beide vanuit Klein-Azië naar Alexandrië kwamen. Doordat de twee belangrijkste personen voor de medische wetenschap van die tijd uit Klein-Azië kwamen, heeft tot suggesties geleid dat de medische wetenschap in Alexandrië onderhevig was aan Oosterse invloeden. Deze theorie is echter nooit bewezen.[164] Het is echter niet ondenkbaar dat er verschillende stromingen terug te vinden zijn in de medische wetenschap.

De invloed die de ontdekkingen van Alexandrië op de huidige wetenschap hebben gehad, is onder andere terug te vinden in een aantal medische termen. Zo gebruiken we tegenwoordig nog steeds de naam duodenum om de twaalfvingerige darm aan te duiden. Deze naam is voor het eerst door Herophilus aan dit orgaan gegeven.[165] Het feit dat Herophilus de twaalfvingerige darm heeft benoemd lijkt een bewijs te zijn dat hij met menselijke proefpersonen heeft gewerkt.1, 2

 

Helaas is van de geschriften van de grote Alexandrijnse artsen zo goed als niets bewaard gebleven. De meeste informatie die we tegenwoordig over dit onderwerp hebben, hebben we dan ook vooral te danken aan de personen die op latere tijdstippen hierover hebben geschreven. De belangrijkste bronnen vormen hierbij Galenus uit Pergamon*, (Aulus Cornelius) Celsus*, Soranus* en (Septimus) Tertullianus*.[166], [167]

 

 

3.2 : Herophilus

 

Voordat Herophilus zelf aan de slag ging als medicus, is hij in de leer geweest bij Praxagoras uit Cos*.1, 2, [168] Deze had zelf ook al “ontdekkingen” gedaan en Herophilus heeft zijn ideeën dan ook gedeeltelijk overgenomen of uitgebreid.1, 2 Een van deze ideeën omvatte het verschijnsel bloeddruk.3 Praxagoras was eigenlijk de eerste arts die een belangrijke functie aan de bloeddruk toekende, hoewel het verschijnsel bloeddruk al veel langer bekend was.2

Een ander, voor Herophilus, belangrijk persoon was Hippocrates*. Herophilus heeft zelfs commentaren geschreven op verhandelingen van Hippocrates en hield diens leer van de humoren (levenssappen) aan. Hij gebruikte alleen wel veel vaker geneesmiddelen dan de Hippocratische artsen omdat hij vond dat deze onmisbaar waren in een goede behandeling van ziektes.2

Herophilus was naast wetenschapper ook actief als gynaecoloog en “vroedvrouw”. Hierdoor wist hij nauwkeurig hoe het mechanisme van de baring in elkaar stak. Hij heeft dan ook een handboek voor vroedvrouwen geschreven en zelfs een instrument ontwikkeld waar een embryo mee gedood kon worden.[169]

Herophilus had zeer uiteenlopende interesses. Zijn grootste interesse ging uit naar de anatomie, waar hij zich dan ook het meest mee bezig heeft gehouden. Pas na de anatomie kwam de fysiologie.1, 2 Maar hij interesseerde zich ook voor de iets abstractere dingen, zoals dromen.4

 

 

Aders, slagaders, hart en polsslag :

Het hart, en alles wat verder met de circulatie van bloed samenhangt, is door Herophilus uitvoerig onderzocht. Zo heeft hij een duidelijk onderscheid tussen aders (venen) en slagaders (arteries) kunnen maken. Hij ging er echter van uit dat niet beide typen bloedvaten bloed bevatten. Op dit punt volgde hij de gedachtegang van zijn leermeester. Deze ging er namelijk van uit dat de aders bloed (haima), en de slagaders lucht (pneuma) bevatten.1, 4 De aders zouden volgens beide uit het linker ventrikel van het hart vertrekken en de slagaders vanuit het rechter ventrikel.4

Na beide typen bloedvaten aan een nauwkeurig onderzoek te hebben onderworpen, ontdekte hij als eerste dat de vaatwand van arteries ongeveer zes maal dikker was dan die van de venen[170]. Tevens heeft hij opgemerkt dat de venen in het lichaam van een overledene, als het bloed eruit gelopen is in elkaar vallen, terwijl de arteries dit niet doen.4

Met de bovenstaande classificaties voor de bloedvaten, kwam Herophilus echter voor een klein probleem te staan…

Volgens de door hem overgenomen theorie van Praxagoras, zou er in de arteries alleen maar lucht zitten. Maar nadat hij zelf de verschillen tussen arteries en venen met betrekking tot de vaatwand had ingevoerd, moest hij erkennen dat in de vena pulmonalis (longslagader) ook bloed zat. Om zich uit deze tegenstrijdigheid te redden, verklaarde hij dat de situatie in de longen omgekeerd was aan de situatie in de rest van het lichaam[171]. De vena pulmonalis heeft hij dan ook de naam “arterie-gelijkende vene” hebben gegeven[172].[173]

Herophilus wist dat een plotse stilstand van het hart (paralusis) leidde tot een plotselinge dood, en ontdekte als eerste de opeenvolgende hartfasen: systole (contractie) en diastole (ontspanning).[174]

Ook de polsslag (spughum), die in de beschreven tijd een belangrijke rol speelde bij het stellen van een diagnose, heeft hij aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Hierbij ontdekte hij het synchronisme tussen de kloppingen van de pols en het hart én, gaf aan dat de polsslag veroorzaakt werd door het hart. Zijn voorgangers, waaronder zijn leermeester Praxagoras, dachten dat de “pulsatiekracht van de arteries” van het hart afkomstig was. Hoewel Herophilus dus wist dat het hart een rol speelde bij het ontstaan van de polsslag, wist hij niet welke rol het hart hierin speelde. Met andere woorden, hij wist niet dat de polsslag tot stand komt doordat het hart als een pomp werkt[175].4

Herophilus onderzocht het ritme en de snelheid van de polsslag met behulp van een klepsudra. Dit was een constant druppelend glazen wateruurwerk, dat weliswaar niet zeer exact werkte, maar waarmee Herophilus onder meer het kloppen van het hart en de pols in verschillende levensfasen kon terugbrengen op ritmen in de muziek.4 De klepsudra werd, vóór de ontdekking van het mogelijke gebruik bij de medische wetenschap, al veel eerder gebruikt in Egypte. Het apparaat werd toen echter wel voor iets anders gebruikt, namelijk om ´s nachts de tijd te bepalen.[176]

Aangezien Herophilus ervan uitging dat men bij een verhoogde polsslag koorts had, ging hij er ook van uit dat hij met de klepsudra de intensiteit van de koorts kon bepalen.

Herophilus interesseerde zich in het bijzonder voor een onregelmatige polsslag. Hij heeft dan ook drie types van abnormale polsslag weten te identificeren :

- de pararitmische pols (niet passend bij de leeftijd van de patiënt)

- de heteroritmische pols (pols heeft het ritme van een andere leeftijd)

- de ecritmische pols (ritme stemt met geen enkele levensfase overeen).[177], 4

Hierbij geeft de eerste de minste en de laatste de grootste afwijking van de normale toestand weer. Abnormale polssoorten beschreef Herophilus o.a. door ze te vergelijken met de bewegingen van bepaalde dieren.4

 

Lever :

Herophilus heeft nauwkeurige onderzoeken naar dit orgaan uitgevoerd. Zijn bevindingen heeft hij opgeschreven in het tweede boek van zijn traktaat (schriftelijke verhandeling) “De dissectione”. Hierin zegt hij letterlijk:

 

“De lever van de mens heeft behoorlijke afmetingen en is groter dan bij bepaalde andere levende wezens, die in grootte met de mens vergelijkbaar zijn. Op de plaats waar hij het diafragma raakt, is de lever convex en glad, maar op de plaats waar hij tegen de buikholte en diens inhoud aan ligt is hij onregelmatig. Op deze plaats vertoond de lever een groeve, die lijkt op degene, waarin bij embryo´s het bloedvat vanuit de navel ontstaat.

De lever is niet in alle levende wezens gelijk, maar verschilt tussen de verschillende wezens, zowel in lengte, breedte, dikte, hoogte als aantal lobben…”

(Herophilus; Administrationes anatomicae 6.8; II 570-2 K) [178], [179]

 

Deze nauwkeurige beschrijving van de lever, die overigens nog veel uitgebreider is dan hier is weergegeven, lijkt wederom een bewijs te zijn dat Herophilus de lichamen van mensen heeft geopend en/of vivisectie heeft verricht.

Tot dan toe had was men er steeds van uit gegaan dat alle aders vanuit de lever naar de rest van het lichaam gingen. Herophilus heeft in een stelling (beschreven door Galenus)[180] duidelijk weergegeven dat hij hier niet zo zeker van was, maar verder dan dit is hij niet gekomen.1

 

Voortplantingsorganen :

Net als bij zijn leveronderzoeken heeft Herophilus ook de voortplantingsorganen zó nauwkeurig beschreven, dat hieruit is te concluderen dat hij menselijke subjecten (zowel mannelijk als vrouwelijk) opengemaakt moet hebben.

Hoewel zijn voorgangers nog dachten dat sperma geheel in de bloedvaten werd geproduceerd, was Herophilus ervan overtuigd dat deze productie plaatsvond in de testikels. Zijn voorgangers kenden hier helemaal geen functie aan toe.

Herophilus was ook de eerste die de smalle en sterk gewonden structuur die bovenop de testis rust, en het begin vormt van de zaadleider, identificeerde. Als laatste heeft hij bij zijn mannelijke subjecten nog de twee zaadblaasje ontdekt en geïdentificeerd. Hij bestempelde deze als “klierachtige medewerkers” (parastatai adenoieideis[181]).

De uterus heeft Herophilus op nauwkeurige wijze beschreven, evenals de eileiders en de eierstokken. Deze laatste twee waren nog geheel onbekend bij zijn voorgangers. Het is wel jammer dat Herophilus de vrouwelijke en mannelijke genitaliën vooral met elkaar vergeleken heeft en niet de verschillen tussen de twee heeft uitgewerkt. Hij heeft namelijk, ten onrechte, geconcludeerd dat de ovaria maar heel weinig verschillen van de testikels[182].[183]

 

“Twee testikels zijn ook vastgemaakt aan de zijkanten van de baarmoeder, één aan elke kant, en deze verschillen maar weinig van de testikels van de man.”

 (Herophilus; Boek 3, fr. 61vS)2

 

Oog :

De anatomie van dit orgaan is door Herophilus uitgebreid beschreven. Volgens één bron[184] heeft hij hier zelfs een apart traktaat aan gewijd. In dit traktaat werd door Herophilus voor het eerst gesproken over vier oogrokken. De artsen vóór Herophilus hadden steeds drie oogrokken weten te identificeren. De naam van deze vierde oogrok, wordt niet in de bron vermeld.

De derde oogrok, werd door Herophilus vergeleken met een opgehangen vangnet[185]. De oude naam voor deze oogrok was vroeger ook arachnoïd (lijkend op een spinnenweb).[186]

 

Hersenen :

Aristoteles en de Hippocratische artsen dachten dat het intellect in het hart huisde. Herophilus echter, zag de hersenen als de zetel van het intellect. Hij situeerde dit intellect in het vierde ventrikel en dan vooral op de bodem hiervan.[187] Bovendien beschouwde hij de hersenen als het centrale orgaan van het zenuwstelsel.1, [188] Herophilus was de eerste die deze gedachtegang had.2

Hij is dan ook grotendeels de geschiedenis ingegaan als hersenanatoom en zijn onderzoeken op dit gebied zijn op zijn minst baanbrekend te noemen.1

Net als bij de meeste andere organen heeft Herophilus ook het cerebrum (enkephalos) en het cerebellum (parenkephalis) nauwkeurig beschreven. Hij heeft zelfs de sensibele en motorische zenuwen van elkaar weten te onderscheiden.1, 2, [189] Iets wat voor die tijd toch zeker buitengewoon is te noemen.

En niet alleen de zenuwen die beginnen in de hersenen heeft hij weten te ontdekken, maar ook het verloop van de nervus opticus (die van het oog naar de hersenen loopt) heeft hij aangetoond[190]. De term neuron wordt zelfs door hem gebruikt, een term die nu nog steeds volop in gebruik is.1

Deze resultaten lijken tevens een bewijs te zijn voor de veronderstelling dat de artsen in Alexandrië (uitvoerig) vivisectie hebben verricht.

Ondanks deze grote ontdekkingen is het Herophilus helaas nooit gelukt een goed onderscheid te maken tussen zenuwen, pezen en ligamenten.1

 

Longen :

Tijdens zijn onderzoek naar onnauwkeurige bewegingen, kwam Herophilus erachter dat motorische zenuwen geen rol speelden bij deze bewegingen. Door deze ontdekking ging hij de longen aan een nader onderzoek onderwerpen.

De functie van de long moet bij Herophilus al helemaal bekend zijn geweest, aangezien hij de ademhaling uitvoerig in vier fasen heeft beschreven:

- opname van frisse lucht,

- distributie van deze lucht door het hele lichaam,

- opname van lucht die terugkeert uit het lichaam,

- afgifte van de gebruikte lucht.1

 

Naast de beschreven ontdekkingen, heeft Herophilus ook het tongbeen ontdekt en nauwkeurig de galwegen, pancreas en de verschillende speekselklieren beschreven.1

 

 

3.3 : Erasistratus

 

Erasistratus heeft veel rondgereisd en mede daardoor is hij met veel verschillende personages, onder andere Praxagoras, Herophilus, Democritus*, Alcmeon2, Diocles* en Theophrastus, in aanraking gekomen. Van een aantal van deze personen heeft hij ideeën overgenomen.[191]

Zo had hij in Athene bijvoorbeeld Theophrastus als leermeester5 en in het voetspoor van Democritos leerde hij dat het menselijk lichaam uit atomen bestaat, omgeven door een vacuüm en dus niet met elkaar verbonden.

Erasistratus was op de eerste plaats natuuronderzoeker, maar hield zich ook, net zoals Herophilus, bezig met de anatomie en fysiologie.[192] Hierbij kwam de fysiologie op de eerste plaats.[193]

Op het gebied van de anatomie heeft Erasistratus Herophilus zelfs overtroffen. Zijn beschrijving van de hersenen is in ieder geval nauwkeuriger dan die van Herophilus.1 Dit blijkt uit een beschrijving van Galenus[194].

 

Hersenen en zenuwen :

Net als Herophilus maakte Erasistratus een onderscheid tussen de grote en kleine hersenen. De kleine hersenen gaf Erasistratus echter de naam epenkranis en nam hiermee niet de naam over die Herophilus hieraan had gegeven, namelijk parenkephalis (zie hiervoor ook de tekst bij de ontdekkingen van Herophilus). Erasistratus heeft tevens op (zeer) gedetailleerde wijze de hersenholtes beschreven en ging hij akkoord met de stellingen van Herophilus, dat alle zenuwen vanuit de hersenen ontspringen en de intelligentie gesitueerd is in het vierde ventrikel (gelegen in de kleine hersenen).1

Omdat de kleine hersenen bij de mens meer windingen/kronkelingen hebben dan die van dieren, concludeerde Erasistratus dat het aantal windingen gecorreleerd was aan het niveau van intellectuele ontwikkeling.1

 

“De hersenen waren verdeeld in twee delen, net zoals die van andere dieren, en hierin liggen langwerpige hersenholtes. Deze twee ventrikels waren met elkaar verbonden via een passage ter hoogte van het contactpunt tussen de twee delen. Van hieruit leidde een passage naar de binnenkant de zogenoemde epenkranis, waar nog een andere kleine hersenholte was. Elk van de twee delen is van elkaar gescheiden door de meninges, want het cerebellum is vanuit zichzelf afgescheiden, net als het cerebrum, dat lijkt op het jejunum en vele plooien heeft. De epenkranis is, nog meer dan het cerebrum, met windingen voorzien.”

(Galenus; De placitis Hippocratis et Platonis 7.3; V 602-604 K)[195]

 

Erasistratus maakte tevens, net als Herophilus, een onderscheid tussen de sensorische en motorische zenuwen, alleen werkte laatstgenoemde het idee van de eerste verder uit en verbeterde diens werk.1, [196] Op latere leeftijd heeft hij zelfs ontdekt dat de zenuwen in direct contact stonden met de hersensubstantie! Na deze ontdekking heeft hij het idee, dat er bloed (infra) of “zielspneuma”[197] door de zenuwen stroomde, laten varen.1

 

Hart en bloedvaten :

De ongelooflijk goede en nauwkeurige beschrijving van de anatomie van het hart is ongetwijfeld Erasistratus´ belangrijkste anatomische bijdrage geweest aan de medische wetenschap. Helaas is ons ook deze beschrijving tegenwoordig alleen bekend doordat Galenus[198] hier in zijn geschriften naar verwijst.[199]

Diocles had het hart al onderverdeeld in een voorkamer en kamer, maar Erasistratus heeft beschreven dat er kleppen zitten tussen deze aparte compartimenten: rechts de tricuspidalisklep (triglochis) en links de bicupidalisklep (glochis).

 

“Bij de mond van de vena cava zitten drie membranen, die erg lijken op pijlpunten. De membranen van de vene-gelijkende arterie lijken hier qua vorm erg op, maar hun nummer is niet hetzelfde. Bij deze mond, zijn er namelijk maar twee membranen.”

 (Galenus, De placitis Hippocratis et Platonis VI, 6; V 548-550 K)1

 

Naast de beschrijving van deze kleppen heeft hij ook begrepen dat deze dienen om het bloed maar in één richting door te laten, en dat ze zich openen en sluiten op het hartritme. Omdat hij deze kleppen en hun werking heeft ontdekt is het aan te nemen dat hij ook de halvemaanvormige kleppen (valvulae semilunares) en hun werking heeft ontdekt en begrepen.5, [200]

 

“De twee andere monden hebben drie membranen, allemaal met de vorm van een maansikkel. Elk van de twee monden zijn uitgangen. De ene vervoert het bloed naar de long, and de andere vervoert pneuma door het hele dier…De membranen, vastgemaakt aan de bloedvaten, die materiaal van het hart wegvoeren, werken volgens een omgekeerd principe…ze openen zolang er materiaal uit het hart stroomt. Maar de overige tijd sluiten ze de monden stevig af, en verhinderen hiermee dat materiaal terugkeert naar het hart.”

 (Galenus, De placitis Hippocratis et Platonis VI, 6; V 548-550 K)[201]

 

En niet alleen de kleppen in het hart heeft hij ontdekt, maar ook de kleppen in de venen en hun werking, die ook herleid kan worden op het hartritme. Erasistratus maakte trouwens net als Herophilus een duidelijk onderscheid tussen slagaders en venen.[202]

Met zijn onderzoeken aan het hart en de bloedvaten, was Erasistratus niet ver verwijdert van het ontdekken van de bloedsomloop. In tegenstelling tot zijn voorgangers, ging hij er namelijk van uit dat de voortstuwing van bloed door de aders het gevolg was van het samentrekken en ontspannen van het hart. Dit was een doorbraak. Zijn voorgangers waren er steeds van uit gegaan dat de voortstuwing van het bloed werd veroorzaakt door een intern kokingsproces (pepsis).[203]

Echter, ook Erasistratus kon zich niet losmaken van het idee dat de linkerkant van het hart lucht en geen bloed vervoerde. Mede hierdoor ging hij het hart als een soort “tweeslagpomp” zien. Het is tevens erg waarschijnlijk dat hij, mede door uit te gaan van twee verschillende “vloeistoffen”, de echte relatie tussen de slagaders en de aders niet kende of ook maar vermoedde.5

De gedachte dat er lucht in de slagaders zit, moet voor iemand die in mensen gesneden heeft toch heel gemakkelijk te ontkrachten zijn. Immers, ook als men in een slagader snijdt, komt bloed te voorschijn. Voor dit probleem had Erasistratus een theorie bedacht, namelijk die van de “horror vacui”. Deze theorie houdt in feite in dat de natuur angst heeft voor de ledige ruimte. Erasistratus gebruikte deze theorie ook om andere verschijnselen, bijvoorbeeld honger, ademhaling en spijsvertering, te verklaren.[204]

In het geval van bloed in de slagaders werd de theorie als volgt gebruikt: door het beschadigen van een slagader, zou de luchtige substantie hier ongemerkt uit ontsnappen en door het ledige dat overbleef, werd bloed aangetrokken, de slagader in.1 Deze theorie zou pas ongeveer vier eeuwen later door Galenus worden ontkracht. Déze ontdekte dat bloed de normale substantie van de slagaders was.[205]

De ontdekking van Erasistratus dat er óók in slagaders (zij het voor hem ook alleen maar in bijzondere omstandigheden, zoals beschadigingen) bloed kon zitten, heeft belangrijke gevolgen gehad voor de artsen in Alexandrië. Het leidde namelijk tot het besef, dat er ernstige bloedingen op konden treden als men in een arterie sneed, en het dichtbinden van bloedende vaten met draad.[206]

De erkenning dat bloed uit alle vaten kon stromen heeft ervoor gezorgd dat hier voorzorgsmaatregelen tegen werden genomen. En deze maatregelen zorgden er weer voor dat er grotere operaties, zoals het verwijderen van tumoren of amputaties, konden plaatsvinden.3

 

Spijsvertering :

Het spijsverteringsproces begon volgens Erasistratus met het kneden van de spijzen door contraherende bewegingen van de maag. Hij wist dat voedsel door peristaltische bewegingen van de slokdarm in de maag terecht kwam. Erasistratus ging dus uit van een mechanisch proces voor de spijsvertering en geloofde niet, zoals onder andere Aristoteles, dat de vertering op gang kwam door een intern verhittingsproces.[207]

Wanneer het voedsel in de maag aangekomen was, werd het afbraakproces verder doorgevoerd. Erasistratus ging ervan uit dat het voedsel in de maag door samentrekkende spieren vermorzeld en vermengd werd. Op die manier werd een brei gevormd. Deze brei werd vervolgens, in de vorm van chylus, door de maag- en darmwand geperst en kwam zo terecht in de bloedvaten die in verbinding met de lever staan. In de lever vond dan de omzetting van chylus naar bloed plaats. De galachtige inhoud van de chylus werd tijdens deze omzetting verwijdert en kwam in de galblaas terecht. Hierdoor bleef het zuivere bloed over en kwam vanuit de lever in de inferior vena cava terecht, om van daaruit in het rechter ventrikel te komen. Vanuit het rechter ventrikel werd het bloed dan via de vena pulmonalis naar de longen gevoerd en verder door het hele lichaam gevoerd met het veneuze systeem.1, [208], [209], 4

 

Ziekteleer :

De ziekteleer was een ander thema waar Erasistratus zich mee bezig hield en ook hier zou hij een aantal vernieuwingen in aanbrengen.3

In Erasistratus’ opvatting kwam een ziekte tot stand door de inwerking van algemene storingsfactoren. Een ziekte uitte zich volgens zijn idee door veranderingen (onder andere laesies) in organen. Deze veranderingen had hij bij zijn anatomische onderzoeken aangetoond. Waarschijnlijk is hij de eerste geweest die dergelijke orgaanlaesies heeft aangetoond en ontdekt. Deze ontdekkingen hebben ertoe geleid dat een slechte vermenging van lichaamsvloeistoffen (humoren) niet meer als oorzaak voor een ziekte werd gezien.3 Erasistratus heeft de pathologie van de humoren sowieso afgewezen. Hiervoor in de plaats heeft hij een doctrine van lucht geïntroduceerd. Hij beschouwde lucht als een vitale factor in fysiologische processen.[210]

Ziekte werd volgens Erasistratus veroorzaakt door een overvulling van de venen met bloed. Deze overvulling zou het gevolg zijn van een te rijke voeding. Hij wilde ziektes dan ook bestrijden met een honger- of dorstkuur en gebruikte weinig en slechts hele milde geneesmiddelen. Hiermee kwam hij terecht bij de geneeswijzen van de Hippocratische artsen.1, [211] Andere manieren om een ziekte te bestrijden waren dampbaden, massage, inwikkeling van de ledematen of chirurgie. Erasistratus was overigens geen voorstander van aderlaten.2

 

Andere ontdekkingen en onderzoeken :

Erasistratus heeft ook het metabolisme nauwkeurig onderzocht. Onderzoeken hiernaar voerde hij onder andere uit met vogels. Deze zette hij in een kooi, na ze gewogen te hebben. Hij gaf ze een tijdje geen eten en woog ze vervolgens weer. Bij de gewichtsafname hield hij ook rekening met hun zichtbare uitscheiding.[212]

Erasistratus ontdekte tevens een uiterst gevoelige plaats in het ruggenmerg, tussen de atlas en het os occipitale (achterhoofdsbeen[213]). Kneuzing van deze regio heeft/had de onmiddellijke dood als gevolg.2

Ook de spieren, die hij als de bewegingsorganen beschouwde, heeft Erasistratus aan een onderzoek onderworpen, evenals het strottenhoofd en de trachea.2

Erasistratus ging ervan uit dat ieder orgaan bestond uit een weefsel dat was opgebouwd uit drie met elkaar verweven kanaaltjes, namelijk venen, arteries en zenuwen. Deze kanaaltjes zouden zo klein zijn, dat ze met het blote oog niet gezien konden worden. Bij enkele weefsels (hersenen, vetweefsel, lever, long en milt) moest volgens zijn visie hierop een uitzondering worden gemaakt omdat ze een neerslag van voedingsstoffen zouden bevatten, die naast de bloedvaatjes was afgezet. Deze afzetting gaf hij de naam parenchuma. Deze term wordt nu nog steeds gebruikt om de cellen, die de ruimtes opvullen tussen de bloedvaten en de vezels van het bindweefsel, aan te duiden.2

Hij heeft ook nog een katheter ontwikkeld, hoewel hij hiermee waarschijnlijk niet de eerste was.1

 

 

3.4 : Wel of geen vivisectie ?

 

Het is nog steeds niet zeker of de artsen uit Alexandrië ook daadwerkelijk vivisectie (op misdadigers) hebben verricht. De bronnen kunnen altijd bevooroordeeld zijn geweest. Zo vonden de Christelijke auteurs uit de late oudheid (o.a. Tertullianus) dat alleen al het feit, dat de overlevering suggereerde dat de Ptolemaeën toestemming hadden gegeven om veroordeelde misdadigers levend open te snijden, een goed argument was om de wetenschap van toen aan de kaak te stellen. In hun ogen was deze wetenschap alleen maar heidens en verdorven.[214] Maar als de Christelijke schrijver Tertullianus schrijft dat Herophilus honderden mensen heeft “afgeslacht” [215], lijkt dit op zijn zachts gezegd een beetje overdreven, en alleen bedoeld om de Griekse wetenschap zwart te maken. In dit idee lijkt hij bij te worden gestaan door Celsus, die beschreven heeft dat vivisectie werd uitgeoefend op criminelen, die de artsen uit de gevangenis van de koning kregen[216]. Als argument voor de vivisectie zouden de artsen hebben gesteld dat het goede (dat uit het onderzoek zou komen) het slechte (de opoffering van criminelen) zou opheffen.[217] De vraag die dan oprijst is waaróm de Ptolemaeën de vivisectie op mensen niet alleen bevorderd, maar zelfs gepromoot hebben.

 

Herophilus en Erasistratus zijn beide beschuldigd van onderzoek en vivisectie op menselijke lichamen. En hoewel historische bronnen deze conclusie als waar beschouwen, worden deze geruchten door de huidige historici van oude chirurgie als onwaarheid gezien. Zij beschouwen de beschuldigingen als leugens, verspreid door diegenen die tegen dissectie van elke aard waren en vinden de bewijzen die de historische bronnen aandragen niet betrouwbaar. De algemene constatering van tegenwoordig is, dat er omstreeks de derde eeuw v. Chr. (onder de eerste twee/drie Ptolemaeën) uitgebreid onderzoek is verricht op menselijke kadavers.[218] De eerste demonstraties op menselijke kadavers hebben ook omstreeks die tijd in Alexandrië plaatsgevonden.[219] Er kan gesteld worden dat dissectie van menselijke lichamen toch wel de belangrijkste reden is voor de successen van Herophilus en Erasistratus.3

 

Er bestaat in ieder geval geen twijfel dat de artsen in Alexandrië onderzoek op dieren hebben verricht. Zo beschrijft Herophilus bijvoorbeeld het rete mirabile (arteriële capillair netwerk[220]) aan de basis van de hersenen. Dit netwerk komt alleen bij dieren voor en niet bij mensen. Deze beschrijving kan als het sluitende bewijs worden gezien, voor het opensnijden van dieren.3

Hij heeft ook de bloedtoevoer van en naar de hersenen beschreven. Aan de plaats waar de grote aderlijke vaatruimten van de hersenen samenvloeien wordt tegenwoordig dan ook nog steeds, behalve confluens sinuum, de naam torcular Herophili gegeven.3

 

 

3.5 : Verschillende stromingen in de medische wetenschap

 

In de loop van de jaren ontstonden er verschillende stromingen onder de medische wetenschappers. De belangrijkste te onderscheiden stromingen hierbij zijn de dogmatici en de empiristen. Allereerst zullen deze twee begrippen hier verklaard worden, zodat duidelijk wordt wat het verschil is tussen deze twee stromingen.

De dogmatici menen tot kennis van de werkelijkheid buiten het denken te kunnen komen, zonder dat zij onderzocht hebben of de gronden van deze kennis voldoende zijn. Ze redeneren vanuit bepaalde grondbegrippen/grondbeginselen. De dogmatici staarden zich in feite helemaal blind op de klassieke geneeskunde. Ze waren eigenlijk alleen maar bezig om oorzaken van ziekten te achterhalen en theorieën hierover te bedenken. Hiervoor riepen zij vaak de hulp in van de anatomie en fysiologie. Maar door al dit nadenken, wat overigens wel, als een vorm van filosofie, typisch Grieks is, werd de patiënt niet echt geholpen.[221], 4

De Empiristen daarentegen, hielden zich bijna alleen maar bezig met de ziekteverschijnselen zelf en de behandeling hiervan met geneesmiddelen (die in eerdere dagen werkzaam waren gebleken).1 Empirisme is een kennistheoretische school, die aannemelijk tracht te maken, dat al onze wetenschappelijke kennis uitsluitend op ervaring berust en geheel uit de ervaring is af te leiden. De Empiristen hielden zich dus bijna helemaal niet meer bezig met het denken over hoe een ziekte zou kunnen ontstaan. Twee leerlingen van Herophilus hebben de Empirische School gesticht.1

 

Eén van de belangrijkste empirische artsen is Glaucias uit Tarente* geweest.[222] Heracleides uit Tarente* was een andere belangrijke empirische arts en uitstekend chirurg. Híj heeft onder andere het belang van opium in medicijnen naar voren bracht en hiermee de weg vrijgemaakt voor de toekomstige anesthesie. Door nieuw bewijs blijkt nu dat deze arts pas in de eerste eeuw voor Christus werkzaam is geweest. Eerst was steeds gedacht dat ook hij al in de derde eeuw v. Chr. werkzaam was.3

Het Empiricisme is vooral belangrijk geweest voor het ontdekken van nieuwe geneesmiddelen en behandelingswijzen.3

 

Gaandeweg zou ervaring niet alleen de bron, maar ook het doel van de geneeskunde worden.

In tegenstelling tot de dogmatici (die voorstanders waren van sectie), vonden de empiristen het op een gegeven moment niet meer noodzakelijk om lichamen open te maken en werden onderzoeken naar de anatomie en fysiologie door hen zelfs ontraden. De empirici geloofden dat organen er in gezonde toestand (in een gesloten lichaam) heel anders uitzagen dan na verwonding of dood. Hierdoor werd het openen van menselijke lichamen dus nutteloos en de hierbij gevonden anatomie werd afgeschreven als “toevalsanatomie”.[223], 2 Philinus van Kos* (een van de oprichters van de Empirische school) heeft zelfs een keer verklaard, dat de anatomie die hij van Herophilus geleerd had, hem niet had geholpen bij het genezen van ziekten.1

Zowel Erasistratus als Herophilus zijn door de latere historici vooral bestempeld als dogmatici.1, 2

 

Uit deze gegevens zal het niet moeilijk te concluderen zijn dat de strijd tussen de twee stromingen een enorme impact had op het anatomisch en fysiologisch onderzoek. En naast de genoemde stromingen, waren er nog meer, onder andere de stoïcijnen. Deze dachten dat er in de wereld niets gebeurd zonder dat dit invloed heeft op iets anders. Dit denkbeeld is desastreus geweest voor een verdere evolutie van de medische wetenschap, onder andere op anatomisch en fysiologisch gebied, hoewel het op andere wetenschapsgebieden een positieve invloed heeft gehad. Op het gebied van de astrologie werd namelijk een vernieuw interesse zichtbaar. Dit kwam doordat men dacht dat de sterren dan wel invloed móesten hebben op de rest van de kosmos.[224]

 

 

Conclusie

 

De Ptolemaeën in Egypte

 

Er bestaat geen twijfel dat de Ptolemaeën gedurende de eerste jaren van hun bewind een grote macht waren en een sterke staat gecreëerd hebben. Ze verhoogden de productiviteit van het land en zorgden voor gunstige economische omstandigheden voor haar nieuwe bewoners. Bovendien blijkt hun hoofdstad Alexandrië van groot belang te zijn geweest voor de ontwikkeling van de wetenschap. Op het eeuwenoude Egyptische systeem bouwden zij hun steden, waarin de bovenste cirkels voor de immigranten en de onderste voor de inheemse bevolking bedoeld waren. Het is misschien wel zo dat het Egyptische volk onder de Ptolemaeën toch nog een beter leven had dan toen het onder de Perzische overheersing of de laatste farao’s leefde, maar veel meer zat er voor de Egyptenaren ook niet in. Alle gunsten van de Ptolemaeën gingen naar de Grieken. En ook al hadden de Egyptenaren in andere tijden niet veel, buiten de Perzische en Assyrische overheersing, waren ze toch steeds “baas in eigen land” geweest en dienaren van hun eigen goden en koningen. Nu waren ze de dienaren van buitenlanders geworden. Dit werd voor de inheemse bevolking een steeds grotere last om te dragen.1

In latere tijden werd het voor de Grieken echter ook steeds minder leuk in Egypte. Door alle opstanden werd hun toekomst in Egypte steeds onzekerder. Deze onzekerheid had ook tot gevolg dat de staat ook op de bovenste lagen van de bevolking meer druk uit ging oefenen, wat door de Grieken ook zeker als een minpunt gezien werd.[225]

Hoe het ook zij, de Ptolemaeën zaten in een lastige situatie en hebben steeds gehandeld op een manier die zij op een bepaald moment het beste vonden. Hierbij moesten ze steeds, niet alleen hun eigen belangen, maar ook de belangen van het land in hun achterhoofd houden.1

 

 

Medische wetenschap

 

Vooral in de Alexandrië, dat zowel hoofdstad van Egypte als hoofdstad van de wetenschap was, zijn belangrijke ontdekkingen gedaan, met name ook op het gebied van de medische wetenschap. De verworven kennis leverde vooral een betere kijk op de anatomie op. En er bestaat natuurlijk geen twijfel dat de verbeterde kennis van de anatomie leidde tot betere chirurgische ingrepen. Eén van de grote glories van de Alexandrijnse school voor geneeskunde was dan ook het uitvinden en kunnen gebruiken van nieuwe chirurgische instrumenten.[226]

In ieder geval is duidelijk dat de bloei van de medische wetenschap een bijzondere en belangrijke periode in de wereldgeschiedenis is geweest en men kan rustig stellen dat een dergelijke niveau pas weer in de renaissance geëvenaard werd. Het kan dus op zijn minst opmerkelijk worden genoemd, dat zoiets al in de antieke tijden mogelijk was.

 

 

Waarom vond de bloei van de medische wetenschap juist in Alexandrië plaats?

 

Hoe is het mogelijk dat juist in Alexandrië de medische wetenschap zo´n grote en toch slechts hele korte bloeiperiode meemaakte? Over deze vraag hebben al meerdere mensen zich gebogen en op die manier zijn een aantal theorieën ontstaan.

 

Eén van deze theorieën oppert, dat niet zozeer een verandering in de wetenschappen, maar veel meer een verandering in het algemene intellectuele klimaat (dus externe factoren) tot de bloeiperiode heeft geleid. De filosofie van Plato* en Aristoteles kan hebben geleid tot een overwinning van de schroom om lijken te openen. Plato maakte bijvoorbeeld een onderscheidt tussen de psyche en het lichaam. In zijn visie was de psyche datgene wat de mens eigenlijk tot mens maakt. Het lichaam was niet de mens zelf. Na de dood was het lichaam voor hem niets meer dan een fysisch omhulsel, zonder gevoelens of rechten. Deze stelling gaat in feite helemaal tegen het Griekse denken in[227]. Voor de Grieken (van omstreeks 400 v. Chr.) was het nauwelijks voorstelbaar dat zij een menselijk kadaver zouden gebruiken om kennis te vergaren. Vandaar ook dat Hippocrates dit nooit gedaan heeft.[228]

Vanuit de opvatting van Plato gezien, was het geen grote stap meer om het lichaam van een gestorvene vrij te geven voor sectie en anatomische studie.2

Tegelijkertijd roept deze laatste stelling weer een nieuwe vraag op: Waarom werd deze doorbraak alleen bereikt in Alexandrië en niet ook in andere Griekse steden?

Een andere vraag is deze: Waarom heeft Aristoteles zelf nooit sectie verricht op menselijke kadavers of deze geanatomiseerd?

Wanneer Aristoteles zich bezighield met de studie van de menselijke anatomie, maakte hij namelijk gebruik van vergelijkingen met dieren. Een andere manier waarop hij de menselijke anatomie bestudeerde, bijvoorbeeld het verloop van bloedvaten, was door de uitwendige observatie van sterk vermagerde mensen.2

 

Een andere theorie geeft aan dat er wellicht nog meer factoren hebben bijgedragen aan de bloei van de medische wetenschap. Alexandrië was bijvoorbeeld een nieuwe stad en er werden tijdens de bloeiperiode van de medische wetenschap wel meerdere taboes doorbroken. Ptolemaeus II Philadelphus huwde bijvoorbeeld, naar het voorbeeld van de Egyptische heersers voor hem, zijn oudere zuster Arsinoë II (ca. 276 v. Chr.) en verbrak hiermee het Griekse taboe op incest.[229], [230]

Het verbreken van andere taboes, zou er toe geleid kunnen hebben dat traditionele remmingen voor het opensnijden van lichamen minder waren en dat uiteindelijk ook dit taboe verbroken werd.

 

En dan is er ook nog een theorie die verondersteld dat de oeroude traditie van de Egyptenaren om het dode lichaam te mummificeren, het de Griekse anatomen gemakkelijk maakte om aan organen voor onderzoek te komen.2

Aan deze stelling zitten echter een aantal haken en ogen. Ten eerste was het zo dat er nauwelijks sprake was van sociale contacten tussen de Grieken en de Egyptenaren. En ten tweede waren de Egyptenaren helemaal niet zo tolerant om het menselijk lichaam te openen bij een mummificatie, zoals blijkt uit een schrijven van Diodorus uit Agurion* in Sicilië.

Diodorus rapporteert namelijk dat degene, die bij de mummificatie het lijk opensnijdt, onmiddellijk daarna symbolisch de vlucht neemt.

 

“…terwijl andere aanwezigen hem achtervolgen en hem vervloeken, en als het ware de zonde op zijn hoofd doen neerkomen. Immers, in hun ogen is iedereen bezoedeld, die tegen het lichaam van een man van dezelfde stam geweld gebruikt of hem verwondt of in het algemeen enig kwaad doet.”

(Diodorus Siculus; I 91, 1-4)2

 

 

Naast deze laatstgenoemde reden komt nog, dat het voor de Griekse artsen niet gemakkelijk, zo niet onmogelijk, moet zijn geweest om de Egyptische rituelen bij te wonen.

Het is trouwens, als men de beschrijvingen van Herodotus* moet geloven, moeilijk voor te stellen dat de anatomen de organen, verkregen bij mummificatie hebben kunnen gebruiken. Immers, als de hersenen met een haak, via de neus uit het lichaam worden gehaald, zal elk anatomisch detail (grotendeels) verloren zijn gegaan.2

 

Waarschijnlijk is het zo, dat bij de opbloei van de medische wetenschap, zowel het doorbreken van taboes en de filosofie van Plato een belangrijke rol hebben gespeeld.

 

 

Waarom was de bloei van de medische wetenschap maar van korte duur ?

 

Ook deze vraag is niet zo eenvoudig om te beantwoorden en mede hierdoor zijn weer een aantal verschillende theorieën ontstaan.

 

Eén van deze theorieën wijt het “verdwijnen” van de medische wetenschap aan wrijvingen tussen de Egyptenaren en de Grieken. De Egyptenaren werden door de Griekse overheersing onderdrukt en kwamen op een gegeven moment steeds meer in opstand hiertegen. Er ontstond dus ten eerste, als het ware een anti-Griekse stemming onder de Egyptenaren. Ten tweede is het zo, dat de latere Ptolemaeïsche heersers zich meer bezighielden met de Egyptische dan met de Griekse cultuur. Dit kan uiteindelijk tot gevolg hebben gehad, dat de Grieken (en daarmee ook de aanwezige wetenschappers) wegtrokken uit Egypte.[231]

 

Een tweede theorie suggereert dat er op een bepaald moment een algemene achteruitgang van het rationele denken was. Een achteruitgang hierin, zou dan ook automatisch het verdwijnen van grote medische ontdekkingen tot gevolg hebben.[232]

Een andere theorie oppert dat een (ernstig) meningsverschil onder de medici zelf, door het ontstaan van verschillende stromingen, het einde van de bloeiperiode heeft betekend. De samenwerking tussen de verschillende groeperingen, onder andere empiristen en dogmatici, zal immers niet altijd vlekkeloos verlopen zijn. Het is niet moeilijk om te concluderen, dat de (mogelijke) strijd tussen de verschillende stromingen, een enorme impact heeft gehad op het anatomische en fysiologisch onderzoek.1

 

Als laatste theorie zou nog het verval van de macht (en rijkdom) van de Ptolemaeën genoemd kunnen worden. De Ptolemaeën waren immers de beschermheren van de wetenschappers. Wanneer de macht en rijkdom van de leiders achteruit ging, zal het ook slechter met het land, en daarmee ook met de mensen in het land, slechter zijn gegaan. Dit kan geleid hebben, tot het wegtrekken van wetenschappers op medisch gebied.

 

Het is niet zeker of één van de genoemde theorieën werkelijk als oorzaak kan worden aangewezen voor opbloei en verval van de medische wetenschap in Alexandrië. Waarschijnlijk zullen alle factoren gezamenlijk een rol hebben gespeeld. Een opsplitsing in verschillende groepen, kan namelijk niet een volledig verval van de medische wetenschap verklaren, hoewel dit argument misschien wel de grootste invloed heeft gehad.

 

 

Literatuurlijst

 

Boeken

 

  1. Bevan, E.R.; The house of Ptolemy. A History of Egypt under the Ptolemaic Dynasty; Argonaut inc. publishers (London 1968)

  2. Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos. 332 BC-AD 642, from Alexander to the arab conquest; British Museum Publications (London 1986; second edition 1996)

  3. Cook, S.A. et al.; The Cambridge Ancient History; volume VII: The Hellenistic monarchies and the rise of Rome; Cambridge University Press (London 1928)

  4. Dautzenberg, J.A.; Nederlandse Literatuur; beknopte versie; Uitgeverij Malmberg (’s-Hertogenbosch 1993)

  5. Foss, M.; Op zoek naar Cleopatra. De mythe van de koningin van Egypte ontsluierd; uitgeverij Areopagus (London 1997)

  6. Gahlin, L.; Egypte: Goden, Mythen en Religie; Veltman uitgevers (Utrecht 2001)

  7. Godderis, J.; “Alexandrië: opbloei van de anatomie en fysiologie”, in: id. “Een arts is vele andere mensen waard”. Inleiding tot de antieke geneeskunde; uitgeverij Peeters (Leuven 1999) 613-56

  8. Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches. Politik, Ideologie und religiöse Kultur von Alexander dem Großen bis zur römischen Eroberung; Wissenschaftliche Buchgesellschaft Darmstadt (Darmstadt 1994)

  9. Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit, 332-30 v. Chr.; Verlag C.H. Beck (München 2001)

  10. Irby-Massie G.L. et al.; Greek Science of the Hellenistic Era. A sourcebook; Routledge (London and New York 2002)

  11. Jochems A.A.F. et al.; Zakwoordenboek der Geneeskunde; 26ste geheel herziene druk; Elsevier (Arnhem 2000)

  12. Kuhrt, A.; The Ancient Near East, c. 3000-330 BC; 2 volumes; Routledge (London and New York 1995)

  13. Owusu H.; Symbole Ägyptens; Uitgeverij Verba (Darmstadt 1998)

  14. Petrie, F.; Wisdom of the Egyptians; volume LXIII; Hazell, Watson & Viney (London 1940)

  15. Walbank F.B. et al.; The Cambridge Ancient History; volume VII part 1: The Hellenistic world; second edition; Cambridge University Press (London 1984)

  16. Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly; Lexikon der Antike in fünf Bänden; Deutscher Taschenbuch Verlag (DTV) (München 1975; Nachdruck März 1979)

 

Internetbronnen

 

  1. http://www.perseus.tufts.edu/; laatst bezocht op 19 mei 2004

  2. http://members.verizon.net/vze3xycv/images/coins/ptolem/ptolem5.jpg; bezocht op 10 juni 2004

 

 

Appendix

 

Appendix A: De regeringsperioden van de Ptolemaeën (305-30 v. Chr.)

 

 

Appendix B: Stamboom van de Ptolemaeën

 

 (allen in pdf-versie)
 

Appendix C : Ptolemaeïsch Egypte

 

De plaatsnamen in hoofdletters geschreven, geven de antieke plaatsnaam weer.

De plaatsnamen in kleine letters geschreven, geven de moderne plaatsnaam weer.[235]

 

 

Appendix D : Het Ptolemaeënrijk als Oost-Mediterrane grootmacht

 

Deze kaart geeft de plaatsen weer die ooit in het bezit van de Ptolemaeën zijn geweest. De stippellijnen geven de hypothetische grenzen van het Ptolemaeënrijk in Thracië en Azië weer rond het jaar 240 v. Chr.

De namen geschreven in hoofdletters zijn de antieke plaatsnamen en die geschreven in klein lettertype zijn de moderne namen.[236]

 

 

Appendix E : Beschrijving van een aantal personen uit de tekst

 

In deze appendix zal van een groot aantal personen, die in de tekst vermeld worden, verdere informatie worden gegeven. De personen zijn ingedeeld in bepaalde categorieën (dichters/schrijvers, (medische) wetenschappers, veldheren en overigen). In de aparte categorieën, staan de personen op alfabetische volgorde van naam beschreven.

In sommige persoonsbeschrijvingen, zullen cursief gedrukte en onderstreepte namen terug te vinden zijn. Dit geeft aan dat deze namen ook in de lijst zelf opgenomen zijn als een persoonsbeschrijving.

De informatie die hier weergegeven wordt, is grotendeels afkomstig van één bron.[237] Dit komt vooral door het feit, dat deze bron het meest volledig is.

 

Dichters/schrijvers :

 

- Diodorus van Agurion : werkte als schrijver onder andere in Rome en Alexandrië tijdens de heerschappij van Caesar. Hij heeft een universele geschiedenis van de wereld geschreven. Deze liep van het ontstaan van de wereld tot aan de verovering van Britannië.1

 

- Herodotus : ca. 480 v. Chr. geboren in Halicarnassus als de zoon van Lyxes. Herodotus is naar Samos gevlucht, nadat hij had meegeholpen aan een poging om de tiran Lygdamis af te zetten. Na zijn terugkeer in ca. 455 v. Chr. hielp hij nogmaals mee aan een poging tot afzetting. Deze keer lukte dat wel. Hierna heeft Herodotus veel gereisd. Herodotus heeft een groot aantal werken geschreven. De vraag of zijn werk onvoltooid is gebleven, is nog steeds niet helemaal beantwoordt. Ook is men er nog niet achter wat, indien het onvoltooid is, de oorzaak hiervan is.1

 

- Pausanias : Griekse schrijver van onbekende herkomst, wiens werken grotendeels verloren zijn gegaan.1

 

- Strabo van Amaseia : historicus en geograficus. Geboren rond 64/63 v. Chr. als kind van een in die tijd beroemde familie. Strabo is onder andere bekend als historicus en geograficus. In het jaar 27 of 25 v. Chr. kon hij zijn geschiedeniswerk afronden. In 24 v. Chr. komt Strabo naar Egypte en bezoekt hij onder andere Alexandrië. Over de dood van Strabo is weinig bekend, maar waarschijnlijk is hij in het jaar 23 v. Chr. gestorven.[238]

 

- Tertullianus : ca. 160 – 220 n. Chr. Hij was een auteur en heeft vooral werken voor de kerk geschreven in Carthago.1 Voor dit verslag is het vooral van belang dat Tertullianus de Alexandrijnse artsen heeft beschuldigd van vivisectie.

 

- Theocritus van Syracuse : geboren ca. 305 v. Chr. Het sterfjaar is niet bekend. Grieks dichter, hoofdvertegenwoordiger van de bucolische (herders-) poëzie. Hij verbleef lange tijd aan het hof van Ptolemaeus II Philadelphus te Alexandrië en heeft onder diens bescherming gestaan. Dit blijkt uit de voor hem geschreven lofpoëzie. Van de werken van Theocritus zijn een aantal Idyllen, of herdersgedichten, bewaard gebleven, evenals drie stadsmimen en enige epyllia. Theocritus´ kracht ligt in het beschrijven van de natuur en het typeren van karakters, in het voeren van een ongedwongen dialoog en het zuiver weergeven van een psychologische situatie.1

 

(Medische) wetenschappers :

 

- Aristoteles van Stageira : hij stamde uit een artsenfamilie. Zijn vader was reeds met koning Amyntas II van Macedonië bevriend. In het jaar 367/66 v. Chr., op 17-jarige leeftijd, ging hij naar de academie van Plato. Hier bleef hij, eerst als leerling en daarna als zelfstandige tot aan Plato´s dood in het jaar 348/47 v. Chr. In het jaar 343/42 v. Chr. vroeg koning Phillippus II van Macedonië aan Aristoteles om de opleiding van zijn zoon, de latere Alexander de Grote, te voltooien. Hiertoe verhuisde Aristoteles naar Pella. De relatie tussen de leerling en de meester wordt veelal overdreven. In werkelijkheid schijnt deze helemaal niet zo diepgaand te zijn geweest. Aristoteles´ invloed op Alexander eindigde in het jaar 340 v. Chr., aangezien Alexander na die tijd door zijn vader in de regeringszaken werd betrokken. Rond het jaar 335 v. Chr. opende Aristoteles een eigen school (Lyceion). Deze school kreeg echt het karakter van een onderzoekscentrum. Aristoteles´ rustige onderzoekstijd eindigde met de dood van Alexander in 323 v. Chr. Dit kwam voornamelijk omdat hij aanhanger was van de rond die tijd hevig vervolgde Macedonische Partij. hierdoor werd hij bedreigd. Hij week uit naar Chalcis, gelegen op Euboia. Hier stierf hij in het jaar 322 v. Chr. op 62-jarige leeftijd.1

 

- Celsus : een medisch encyclopedist uit Rome ten tijde van Tiberius. Over zijn leven is niets bekend. Wel is bekend dat hij redelijk veel geschreven heeft, maar over de opbouw of omvang van dit werk is wederom niet veel bekend. Het is mogelijk dat dit werk naast medische onderwerpen, ook de landbouw, krijgskunst en/of filosofie behandelde. Alles wat van het oorspronkelijke werk is overgebleven, zijn 8 (dikke) banden van De Medicina. Het medische gedeelte van het werk omvat onder andere diëtiek, ziektes, farmacologie en behandelingen. Het is nog steeds niet helemaal zeker of Celsus zelf ook daadwerkelijk arts is geweest. Er is in ieder geval wel bewezen dat Celsus bij geen enkele school (bijv. dogmatici of empirici) in te delen is. Het werk van Celsus is in ieder geval, medisch-historisch gezien, van onschatbare waarde.[239]

 

- Demetrius van Phalerum : ca. 350-283 v. Chr. Hij was een staatsman en (Peripatetisch) filosoof. Hij is leerling van Aristoteles en diens opvolger Theophrastus geweest. Van 317-307 v. Chr. was Demetrius strateeg (en hiermee praktisch alleenheerser) van Athene.1 Als aanhanger van Peripatetische school was hij ook meteen aanhanger van de Macedonische Partij. Hij probeerde dan ook Aristoteles´ denkbeelden in Athene door te voeren. Onder zijn bewind kwam Athene tot grote welvaart. Als aanhanger van de Macedonische Partij regeerde hij Athene 10 jaar lang als vertrouwensman van de Macedonische koning. In 307 v. Chr. werd hij verdreven uit Athene. Hij “vluchtte” eerst naar Thebe, vervolgens naar Alexandrië. Hier won hij het vertrouwen van Ptolemaeus I. en functioneerde als diens adviseur. Diens opvolger, Ptolemaeus II, achtte de politieke raadgevingen van Demetrius niet wenselijk en gevaarlijk. Demetrius had namelijk bij Ptolemaeus I gepleit voor een troonsopvolging door één van de kinderen van Eurydice. Demetrius werd uit de stad verbannen en is in Egypte, ergens in het land, gestorven. Misschien is hij door een ongeval gestorven (Diog. Laert. 5,78), maar misschien was dit ook wel in opdracht van de koning (Cic. Rab.Post. 23). De bronnen zijn het er in ieder geval over eens dat zijn dood het gevolg was van de beet van een giftige slang. De meeste beschrijvingen van Demetrius hebben voornamelijk zijn eigen autobiografische werk als bron. Dit was door Demetrius geschreven naar aanleiding van zijn staatsvoering.1, [240]

 

- Democritus van Abdera : de geboorte- en sterfdatum zijn niet met zekerheid vast te stellen. Men gaat er van uit dat hij omstreeks 460 v. Chr. geboren is. Hij was hoofdvertegenwoordiger van de leer der atomen en een leerling van Leucippus. Hij moet in de vooral worden gezien als natuurfilosoof. Zijn sterfdatum is vastgezet tussen 380 en 370 v. Chr. Democritus heeft vele verre reizen gemaakt. Aristoteles citeert Democritus veelvuldig.1

 

- Diocles van Carystus : ca. 340-269 v. Chr. Hij was een beroemde arts. Door de bewoners van Athene werd hij ook wel aangeduid als de jongere Hippocrates. Naast de andere bezigheden van een arts, was hij ook vooral bekend als diëtist. Tevens was hij een filosoof en is hij in aanraking gekomen met Plato. Hij was een student van Aristoteles en lid van de Peripatetische school.1

 

- Erasistratus van Iulis op Kéa : ca. 304 v. Chr. op het eiland Kéa. Hij stierf omstreeks 245 v. Chr. in Alexandrië. Erasistratus was één van de meest belangrijke Griekse artsen. Hij stamde uit een artsenfamilie en heeft veel rondgereisd. Mede hierdoor kwam hij onder de invloed van een groot aantal belangrijke personen uit zijn tijd (deze worden in de algemene tekst genoemd) te staan.[241] Via Klein-Azië is Erasistratus in Alexandrië terechtgekomen.[242] De school der volgelingen van Erasistratus, heeft nog bestaan tot in de Romeinse keizertijd.3 Een overzicht van zijn belangrijkste ontdekkingen is terug te vinden in de algemene tekst.

 

- Galenus van Pergamon : ca. 129-199 n.Chr. De meeste feiten die we nu over het leven van deze laatste grote arts uit de antieke wereld weten, hebben we aan hem zelf te danken (door een autobiografie). Galenus´ vader was architect en wiskundige. Galenus had dan ook al op zijn veertiende les in de wiskunde. Op zestienjarige leeftijd is hij met zijn medische opleiding gestart, onder andere in Alexandrië. Op ca. 25-jarige leeftijd begon hij met de uitoefening van zijn beroep en was onder andere werkzaam als gladiatorenarts in Pergamon en Rome. Tijdens zijn eerste bezoek aan Rome, kwam Galenus in aanraking met veel invloedrijke personen. Een grote pestuitbraak deed hem echter terugkeren naar Pergamon. Toen hij een tijdje later als lijfarts werd gevraagd door een aantal personen, ging hij terug naar Rome en bleef daar tot zijn dood. Hij stond in de gunst bij het hof en zijn roem spreidde zich uit. Dit laatste kwam niet alleen door zijn medische prestaties, maar ook doordat Galenus zelf de publiciteit steeds opzicht. Hij blijkt dan ook een ijdel karakter te hebben gehad. Van zijn geschriften heeft een groot gedeelte de tand des tijds doorstaan, overgebleven, maar er is ook een hoop verloren gegaan.[243]

 

- Glaucias van Tarente : een arts uit de tweede eeuw v. Chr. Hij was één van de eerste empiristen. Hij heeft een groot aantal commentaren op de praktijken van Hippocrates geschreven. Door Plinius wordt Glaucias ook wel beschreven als auteur van de farmacologie.3 In de opvatting van Glaucias kon medische ervaring op een aantal manieren worden opgedaan:

§ vanuit individuele waarneming bij de patiënt (hetzij toevallig, hetzij doelbewust uitgevoerd)

§ vanuit de waarnemingen door anderen gedaan en via overlevering verder doorgegeven.

§ vanuit de vergelijking tussen bekende en onbekende ziekten, waardoor tot een analogie kon worden besloten.

Menodotus van Nikomedië zou hier later nog een vierde regel aan toevoegen, namelijk het besluiten vanuit waarneembare ziekteverschijnselen tot het bestaan van niet-waarneembare fenomenen.1

 

- Heracleides van Tarente : arts uit ca. 75 v. Chr. en één van de belangrijkste empiristen. Hij is werkzaam geweest op de typische gebieden van de Empirische school, onder andere op het gebied van de farmacie en farmacologie. Van groot belang schijnt zijn werk over uiterlijke en innerlijke therapie te zijn geweest. Tevens was Heracleides bekend op het gebied van de diëtiek.[244]

 

- Herophilus van Chalcedon : Deze Griekse anatoom en stichter van een van de eerste scholen voor geneeskunde in Alexandrië werd omstreeks 335 v.Chr. in Chalcedon, aan de Aziatische oever van de Bosporus, geboren. Hij stierf omstreeks het jaar 280 v.Chr., vermoedelijk in Alexandrië.[245] Herophilus was één van de meest belangrijke artsen uit de antieke oudheid en is zelfs lijfarts van Ptolemaeus I geweest.1, 2 Door zijn leraar Praxagoras kwam hij in aanraking met de Hippocratische opvattingen. Hij was één van de eersten die in het Mouseion de menselijke anatomie bestudeerde aan de hand van menselijke lijken. Volgens bronnen heeft Herophilus op meer dan zeshonderd menselijke kadavers sectie verricht. De hiermee vergaarde kennis over de anatomie van de mens zou hij hebben samengevat in drie boeken (Anatomica). Deze zijn helaas verloren, maar ze zijn bekend door verspreide citaten, vooral van de hand van Galenus.2 Een overzicht van zijn belangrijkste ontdekkingen is terug te vinden in de algemene tekst.

 

- Hippocrates van Cos : ca. 460 – 370 v. Chr. Hippocrates is de beroemdste arts uit de oudheid. Over zijn leven is niet veel bekend. Het is in ieder geval wel bekend dat hij uit een artsenfamilie kwam, en hij heeft dan ook onder andere les gehad van zijn vader Heracleides. Hippocrates heeft tijdens zijn leven veel gereisd en stond al op het eind van zijn leven, of net na zijn dood algemeen bekend als een groot arts. Tegenwoordig kan men nog steeds niet met zekerheid zeggen of alle geschriften, die onder zijn naam zijn verschenen, ook wel daadwerkelijk door Hippocrates zelf geschreven zijn. Er kan wel gesteld worden dat Hippocrates een grote invloed heeft gehad op de geneeskunde van latere artsen.1

 

- Philinus van Cos : Grieks arts in de derde eeuw v. Chr. Eén van de oprichters van de artsenschool van de empiristen. Philinus zette zich duidelijk af tegen zijn vroegere leraar Herophilus.1

 

- Plato : geboren in Athene, als zoon van een vooraanstaande familie. Zijn vader stierf al zeer vroeg. Het meeste wat over Plato bekend is, komt uit zijn eigen autobiografie. Tot aan de dood van Socrates, was Plato acht jaar lang diens leerling en aanhanger. Na terugkomst van zijn eerste reis, die Plato onder andere naar Italië en misschien wel naar Egypte gebracht had, stichtte hij in Athene een school (388-5 v. Chr.). Dit was in principe echter meer een levensgemeenschap van filosofen. Plato heeft een groot aantal werken geschreven, waarvan er een groot aantal bewaard zijn gebleven.1

 

- Praxagoras van Cos : één van de beroemdste en meest geciteerde artsen uit de oudheid. Wij was werkzaam als arts in ca. 350 v. Chr. Van zijn geschriften is niets bewaard gebleven, maar we weten wel dat in deze geschriften onder andere geneeskunde zowel in theorie als in de praktijk werd besproken. Op het gebied van de anatomie, is Praxagoras niet zo nauwkeurig, aangezien hij nooit een mens van binnen heeft gezien. Hier zijn zijn leerlingen pas mee begonnen.1

 

- Soranus van Efese : Romeins arts rond 100 n. Chr. en aanhanger van de school der Methodisten, hoewel niet erg vast. Soranus heeft veel geschreven, en dan vooral over medische onderwerpen. Zoals bij de meeste anderen is ook van zijn werk helaas niet alles bewaard gebleven.[246]

 

- Strato van Lampsacus : Filosoof aan de Peripatetische school. Hij was leerling en opvolger van Theophrastus. Voor 285 v. Chr. was hij langere tijd de opvoeder van de toekomstige koning Ptolemaeus II Philadelphus. Hij heeft onder andere een studie uitgevoerd naar de bewegingsleer en naar het bestaan van een vacuüm. Vanwege zijn bijdragen op natuurkundig gebied had hij als bijnaam ook wel “de natuurkundige”. Strato is gestorven in het jaar 269/68 v. Chr.1

 

- Theophrastus : Opvolger van Aristoteles in de Peripatetische school. Tussen 372 en 370 v. Chr. in Eresus op Lesbos geboren als de zoon van Melantas. Volgens Strabo (Strab. 13,618) heeft hij oorspronkelijk Tyrtamos geheten. Van Aristoteles, die zijn leraar was, zou hij de naam Theophrastus gekregen hebben. Toen hij het ambt van Aristoteles had overgenomen, schijnt hij maar liefst 2000 leerlingen gehad te hebben. Theophrastus had onder andere betrekkingen met vele heersers, onder andere Ptolemaeus I. In de laatste jaren van zijn betrekking, schijnen er problemen te zijn geweest. Hij heeft zich dan ook nooit om een opvolger bekommert en heeft ook zijn bibliotheek, die ook boeken van Aristoteles bevatte, niet aan de school gegeven.1

 

Veldheren :

 

- Antipater : geboren rond 400 v. Chr. als zoon van Iolaüs. Was een vertrouweling van Phillippus II en voerde als zodanig de onderhandelingen tussen Macedonië en Athene tussen 338 en 336 v. Chr. Na de dood van Phillippus, bleef hij ook Alexander trouw. Deze liet hem later als waarnemer (strategos) van Macedonië optreden en hij leidde tegen die tijd, op bevel van Alexander, het Europese gedeelte van het koninkrijk.1, [247]

 

- Craterus : een belangrijke veldheer van Alexander de Grote. Zo had hij in de slag bij Gaugamela de aanvoering over de linker falanxvleugel. Bij het massahuwelijk in Susa, kreeg Craterus de Perzische prinses Amastris tot vrouw. Van Alexander had hij als opdracht gekregen om de veteranen terug naar Macedonië te voeren en het roer als regent over Macedonië van Antipater over te nemen. Ten tijde van Alexanders dood was Craterus dan ook niet in Babylon, maar al onderweg naar Macedonië. In 322 v. Chr. hielp Craterus Antipater om de zege te halen bij Crannon en trouwde met een dochter van Antipater, Phila. Tevens verbond hij zich met andere diadochen tegen Perdiccas. In 321 v. Chr. verloor Craterus in een veldslag tegen Eumenes, zowel de slag als zijn leven.1

 

- Leonnatus : een van de veldheren van Alexander de Grote. Vooral tijdens diens reis naar India onderscheidde Leonnatus zich, door onder andere een opstand neer te slaan en de vaart over de Indus, met hulp van anderen, tot een goed einde te brengen. Voor zijn diensten in India werd hij door Alexander geëerd. Na Alexanders dood werd hij samen met Perdiccas genoemd als regent (tutor) voor de zoon van Roxane.[248]

 

- Lysimachus : koning van Thracië en later ook van Macedonië. Zoon van Agathocles. Hij was eveneens een lijfwacht en veldheer van Alexander de Grote en, net als alle anderen, kreeg ook hij in 324 v. Chr. een gouden krans in Susa uit handen van Alexander. Na de dood van Alexander, kreeg hij in 323 v. Chr. Thracië onder toezicht van Antipater. Hij vocht echter voor een zelfstandige heerschappij, en nadat deze verkregen was, vocht hij tegen eenieder die dit van hem wilde afnemen. Als eerste vocht hij in 322 v. Chr., samen met Ptolemaeus, Antigonus, Craterus en Antipater, met wiens dochter Nicaea hij getrouwd was, tegen Perdiccas. In 309 v. Chr. stichtte hij de hoofdstad Lysimachia aan de Hellespont. Het gebied waarin deze stad lag had hij door middel van een huwelijk gekregen. Naar het voorbeeld van Antigonus, nam hij in 305 v. Chr. de koningstitel aan. De derde keer dat hij trouwde, verbond hij zich aan Ptolemaeus I, door met diens dochter Arsinoë te trouwen. In een veldslag van 281 v. Chr. verloor Lysimachus zowel de slag als zijn leven.1

 

- Perdiccas : zoon van Orontes uit Orestis. Vocht met Alexander tijdens diens veldtochten. Vanaf 330 v. Chr. droeg hij de titel somatophylax, wat zoveel als lijfwacht betekend. Alexander de Grote gaf, toen hij op zijn sterfbed lag, Perdiccas zijn zegelring. Perdiccas kreeg het toezicht over het Aziatische deel van het koninkrijk, sloeg een opstand van Bactrische Grieken neer en veroverde in 322 v. Chr. Cappadocië. Hoewel hij met een dochter van Antipater, Nicaia, getrouwd was, heeft Perdiccas een huwelijk met Cleopatra, de zus van Alexander, overwogen. Antigonus. Lysimachus, Antipater en Craterus, vormden een verbond tegen Perdiccas. Toen Perdiccas merkte dat hij een oorlog op twee fronten tegen zich kreeg, liet hij de verdeling van het Aziatische gedeelte van het rijk over aan Eumenes en viel zelf Egypte aan. Deze onderneming eindigde echter bij de Nijl. Perdiccas werd door zijn officieren vermoord.1

 

- Seleucus : zoon van de Macedonische Antiochus en stichter van het Seleucidenrijk. In het jaar 324 v. Chr. trouwt hij met Apame, een dochter van Spitamenes. In 321 hielp hij anderen met het vermoorden van Perdiccas. Tijdens de Rijksordening van Babylon kreeg hij de satrapie Babylonië toegewezen. Later vocht hij voor Antigonus tegen Eumenes en in 316 v. Chr. vluchtte hij voor Eumenes naar Ptolemaeus I. In dienst van Ptolemaeus vocht hij bij Gaza, en keerde later met diens hulp terug naar Babylonië. Daar stichtte hij in 311 v. Chr. Seleucia aan de Tigris als hoofdstad. In 311-304 v. Chr. won Seleucus gebied in Oost-Azië, tot aan de Indus. In het jaar 305-304 nam hij de koningstitel voor Babylonië aan. Hiervoor had hij achter al een diadeem, het teken van een koning, gedragen. Later kwamen nog meer gebieden in Azië onder zijn macht, door overwinningen op Lysimachus. Hierna wilde hij Macedonië veroveren, maar voordat hij dit kon bereiken werd hij door Ptolemaeus Keraunus vermoord. Hij heeft een graftempel gekregen in Seleucia in Pieria, dat de laatste jaren tevens de hoofdstad van zijn rijk was geweest.1

 

Overigen :

 

- Arrhideüs : de zwakzinnige zoon van Phillippus II, vader van Alexander de Grote en voor deze koning van Macedonië, en Philinna. Arrhideüs was dus een halfbroer van Alexander de Grote. Na diens dood werd hij door de Macedonische falanx als Phillippus III naast Alexander IV tot koning verheven en regeerde zo met een aantal adviseurs. Eerst met Perdiccas, die hem met Eurydice (een kleinkind van Phillippus II) deed trouwen, vervolgens met Antipater en als laatste met Polyperchon.[249]

 

- Barsine : ca. 360 v. Chr. geboren als dochter van Artabazos. Getrouwd met Mentor en later met Memnon, met wie ze ook meerdere kinderen had. Eind 333 v. Chr. werd ze in Damascus gevangen genomen. Hier werd ze op raad van Parmenio, die een troonopvolger voor Macedonië wilde hebben, de geliefde van Alexander de Grote. In 327 v. Chr. werd hun zoon Heracles geboren. Later leefde ze in Pergamon. Ze kwam echter in de verwikkelingen rond de erfenis van Alexander terecht en werd uiteindelijk in 309 v. Chr. vermoord door Polyperchon.1

 

- Cleomenes van Naucratis : Alexander de Grote gaf hem in 332 v. Chr. het bestuur over Egypte (het deel ten oosten van de Delta) in handen. Hij stond aan het hoofd van het belastingapparaat en het muntwezen van het land en de bouw van Alexandrië (Curt . 4,8,5). Later kreeg hij de functie van een stadhouder van Egypte (zie hiervoor Berve Alex. II Nr 431). Dankzij dubieuze tolheffingen en andere winstmakende praktijken wist hij de export van graan in handen te krijgen en hiermee een “privé-schat” van 8000 talenten bij elkaar te brengen. Alexander de Grote liet hem gewoon zijn gang gaan, waarschijnlijk vanwege persoonlijke relaties/betrekkingen, en droeg hem op een tweede tempel ter ere van Hephaistion te bouwen. In 323 v. Chr. werd hij als ondergeschikte van Ptolemaeus I voor bovenstaande “misdrijven” veroordeeld en terechtgesteld (Paus. 1.6,3).[250]

 

- Deinocrates van Rhodos : Een bouwmeester van Alexander de Grote. Het is niet geheel zeker of Deinocrates werkelijk afkomstig was uit Rhodos. Vooral de grote gebouwen zijn kenmerken van de bouwkunst van Rhodos. Geloofwaardige getuigen beschrijven een leidende deelname van Deinocrates aan de bouw van Alexandrië (Vitr. 2,4). Strabo beschrijft eveneens een vroege deelname van Deinocrates aan de bouw van de stad (Strab. 14,641). Zijn betrekkingen met Alexander werden al vroeg vertekend door “vijandelijke” literatuur (Vitr. 2,1). Maar ook in andere literatuur zal de persoon van Deinocrates belangrijk zijn geweest om Alexander´s plannen en daden goed weer te geven.1

 

- Manetho van Sebennytus : Egyptische priester in Heliopolis. Op wens van Ptolemaeus II heeft Manetho voor de Grieken een geschiedenis van Egypte geschreven tot aan het einde van de 30ste Dynastie. Bovendien heeft hij een grote rol gespeeld bij de invoering van de cultus van Sarapis tijdens de regeringsperiode van Ptolemaeus I.1

 

- Roxane : dochter van Oxyartes. Gehuwd met Alexander de Grote, nadat deze de burcht van haar vader, in het jaar 327 v. Chr., had veroverd tijdens zijn tocht naar het verre Bactrië en Sogdiana. Ze heeft Alexander begeleidt tot aan zijn dood. Na Alexanders dood heeft zij Stateira, een andere vrouw van Alexander, laten vermoorden. Ze was de moeder van Alexander IV, zoon van Alexander de Grote, die na diens dood geboren is. Roxane is door Antipater naar Macedonië gehaald, maar na diens dood is ze gevlucht naar Epirus. Later is ze echter weer teruggehaald naar Macedonië. In het jaar 310 is ze te Amphipolis vermoordt.1

 

- Sostratus van Cnidos : architect, in het begin van de derde eeuw v. Chr. geboren als zoon van Dexiphanes. Hij bouwde onder andere in Delphi verschillende gebouwen (EDelph. III/1 Nr. 298/99) en schiep de beroemde Pharos. Sostratus behoorde tot de filoi van Ptolemaeus II (Strab. 17,791). Voor Ptolemaeus II was hij ook op diplomatiek gebied werkzaam.1

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] De verschillende gebruikte bronnen, zullen als voetnoten in de tekst opgenomen zijn. In de literatuurlijst zijn alle gebruikte bronnen terug te vinden op alfabetische volgorde.

[2] Kuhrt, A.; The Ancient Near East, c. 3000-330 BC; 2 volumes; Routledge (London en New York 1995)

Blz. 136

[3] Cook S.A. et al.; The Cambridge Ancient History; volume VII: The Hellenistic monarchies and the rise of Rome; Cambridge University Press (London 1928) Blz. 110

[4] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos; 332 BC-AD 642, from Alexander to the Arab conquest; British Museum Publications (London 1986; second edition 1996) Blz. 22-3

[5] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 25

[6] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 22-4

[7] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 27

[8] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 171

[9] In de tekst komen een groot aantal personen ter sprake. Omdat met het uitweiden over deze personen, het verhaal onduidelijk zou worden, is ervoor gekozen een korte beschrijving van deze personen als appendix toe te voegen. Hierin staan de personen op beroep en alfabetische volgorde gerangschikt. De eerste keer dat een naam, die in deze lijst is opgenomen, wordt genoemd, zal deze een sterretje achter zijn naam hebben staan.

[10] Godderis, J.; “Alexandrië: opbloei van de anatomie en fysiologie”, in: id. “Een arts is vele andere mensen waard”. Inleiding tot de antieke geneeskunde; uitgeverij Peeters (Leuven 1999) Blz. 645

[11] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 643

[12] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 614

[13] Dit hoofdstuk is op sommige bladzijden voor het grootste gedeelte op één bron gebaseerd. Hier is specifiek voor gekozen omdat een goed overzicht gegeven moet worden en deze alleen in de gebruikte bron écht goed naar voren kwamen. Er is wel getracht zoveel mogelijk de gevonden informatie te vergelijken met andere bronnen. Dit is echter niet altijd gelukt.

[14] Diod. XVIII 117, 4; Arr. Anab. VII 26, 3: tw kratistw; Diod. XVIII 1, 4: tw aristw. Ook Curt. X 5, 5: ei qui esset optimus; Iust. XII 15, 8: dignissimum. Zie ook [Callisth.] hist. Alex. III 33, 26 (om. A Leo Syr.): tw iscuonti Qelonti swzonti suntelounti.

[15] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit, 332-30 v. Chr.; Verlag C.H. Beck (München 2001) Blz. 81-3

[16] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 84-5

[17] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 85-6

[18] H. Berve, Alexanderreich II, 329-335 Nr. 668 (1929)

[19] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 86-9

[20] Arr. Anab. VI 28, 4; Ind. 18, 5; ook Steph. Byz. “Eordaioi”. Zie ook Steph. Byz. “Orestia”: uit de Orestis.

[21] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 90-1

[22] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy. A History of Egypt under the Ptolemaic Dynasty; Argonaut inc. Publishers (London 1968) Blz. 120

[23] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 91-2

[24] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 93

[25] Een talent (in het oude Griekenland de aanduiding van een gewicht) was in principe de last die een volwassene kon dragen. In het bijzonder werd Talent de aanduiding van een geldbedrag van 6000 zilveren drachmen, wat in die tijd zoveel betekende als een hand vol.

[26] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 110

[27] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 22

[28] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 94, 213-4

[29] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 216-7

[30] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 231

[31] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 237-8

[32] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches. Politik, Ideologie und reliöse Kultur von Alexander dem Großen bis zur Römischen Eroberung; Wissenschaftliche Buchgesellschaft Darmstadt (Darmstadt 1994) Blz. 86

[33] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 87, 89

[34] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 80

[35] http://members.verizon.net/vze3xycv/images/coins/ptolem/ptolem5.jpg

[36] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 221-2

[37] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 122-5

[38] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 239

[39] http://www.perseus.tufts.edu/

[40] Hazzard, R.A.; ZPE 93, 1992, 52-6

[41] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 96-7

[42] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 229-32

[43] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 124

[44] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 30

[45] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 250

[46] Bevan, E.R.; The House of Ptolemy (London 1968) Blz. 56-7

[47] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 32

[48] Strabo, xvii. p. 789; Ælian, V.H. iv.15

[49] Athen. Xii. 536e

[50] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 77-8

[51] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 59-61

[52] Athen. XIV, 621 a-b

[53] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 60-1, 64

[54] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 24

[55] Naast Arsinoë heeft Ptolemaeus II er een hele hoop minnaressen op nagehouden, waarvan hij één, Bilistiche, zelfs tot godin heeft verklaart en als zodanig werd zij dan ook vereerd. Een andere maîtresse liet hij vereeuwigen d.m.v. standbeelden, die zelfs in de verschillende tempels van Alexandrië hebben gestaan.

[56] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 77-8

[57] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 88-9

[58] Meyer, E.; Untersuchungen; pp. 64, 65.

[59] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 65

[60] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 66-7

[61] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 24

[62] Foss, M.; Op zoek naar Cleopatra. De mythe van de koningin van Egypte ontsluierd; Uitgeverij Areopagus (London 1997) Blz. 65

[63] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 121

[64] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 110

[65] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 110-2

[66] Er werden ook nog andere volkeren toegelaten tot Egypte, zij het zonder een bevoorrechte positie te krijgen zoals de Grieken en Macedoniërs. In de steden ontstonden onder andere gemeenschappen van Syriërs, Anatoliërs en bovenal van Joden. En naast de immigranten waren er in de steden ook nog buitenlandse slaven aanwezig. De steden, en vooral Alexandrië, waren dus heel heterogeen samengesteld.

[67] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 123

[68] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 120

[69] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 240

[70] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 25

[71] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 169

[72] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 91-2

[73] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 146, 149

[74] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 115

[75] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 188

[76] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 80

[77] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 145

[78] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 92-3

[79] Gahlin, L.; Egypte: Goden, Mythen en Religie; Veltman Uitgevers (Utrecht 2001) Blz.238

[80] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 93, 242-3

[81] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 145-6

[82] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 175

[83] Plut. de Iside 28

[84] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 245

[85] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 93, 246

[86] Gahlin, L.; Egypte: Goden, Mythen en Religie (Utrecht 2001) Blz. 238

[87] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 93

[88] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 175

[89] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 78

[90] Owusu, H.; Symbole Ägyptens; Uitgeverij Verba (Darmstadt 1998) Blz. 133

[91] Gahlin, L.; Egypte: Goden, Mythen en Religie (Utrecht 2001) Blz. 28

[92] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 94

[93] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 174

[94] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 145-6

[95] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 222

[96] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 175

[97] http://www.perseus.tufts.edu/

[98] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 94

[99] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 101

[100] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 102

[101] Foss, M.; Op zoek naar Cleopatra (London 1997) Blz. 30

[102] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 176

 

[103] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 168

[104] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 78-9

[105] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 150-1

[106] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 142-4

[107] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 122

[108] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 98

[109] Jouguet, P.; BIFAO 30, 1, 1930, 522-528

[110] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 223-4

[111] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 146-9

[112] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 212-3

[113] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 61

[114] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 149-51

[115] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 120

[116] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 251

[117] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 152

[118] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 63-4

[119] Agora (Gr.: agora, van ageiroo = verzamelen) was een open plek, in de vlakte gelegen en gemakkelijk toegankelijk, ook voor wie van buiten kwam, waar de burgers van de Griekse stad bijeenkwamen en waar het stadsleven zich concentreerde.

[120] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 92-3

[121] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 67

[122] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 209

[123] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 94

[124] Volgens de overlevering bestond het kanaal al lang voor de stad. De plaats van het toekomstige Alexandrië werd toen ingenomen door een aantal kleinere dorpjes, waaronder Rakotis. Deze plaatsjes werden van water voorzien door kleinere kanalen, die aftakkingen waren van het grote kanaal. Zie ook Paus. 5.21.9

[125] Callistenes: hist. Alex.

[126] Diod. XVIII 52, 3. Ook A. von Gerkan, Städteanlagen, 69f.

[127] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 91

[128] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 91

[129] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 64-5

[130] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 613

[131] http://www.perseur,tufts.edu/

[132] Deze haven is misschien zo genoemd, naar Eunostus, de Cypriotische “koning” en Ptolemaeus I’s schoonzoon. Een andere verklaring voor de naam is dat Hormos Eunostus, in het Grieks “haven van gelukkige thuiskomst” betekend. [4(94)]

[133] Fraser, P.M.; Ptolemaic Alexandria I; 25f.

[134] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 94

[135] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 68-9

[136] Egypte was in de oudheid niet meer dan de vallei van de Nijl.

[137] O.G.I., No. 669, line 62. Zie ook Ps-Callisthenes, i. 31.

[138] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 104

[139] Fraser, P.M.; Ptolemaic Alexandria I, 15f. Anders Seibert, J.; Alexander 115f.

[140] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 65

[141] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 93-4

[142] Breccia, Alexandria ad Ægyptum (1914), p. 68.

[143] Volgens Breccia, waarschijnlijk in het oostelijke gedeelte van de Canopische straat, ten noordwesten van het huidige Kôm-el-Dik kwartier.

[144] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 96

[145] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 613

[146] De naam Mouseion betekent letterlijk Muzenheiligdom. Het Mouseion was een typisch product van het Lyceum en van de Peripathetische school en was gericht op het verzamelen van encyclopedische kennis. Het was tevens een centrum van wetenschappelijk, filosofisch en filologisch (wetenschappelijke studie van letteren en kunst) onderzoek en omvatte onder meer laboratoria, snijkamers, planten- en dierentuinen en ook sterrenwachten.

[147] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 118-9

[148] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 124-5

[149] Demos was in het oud-Grieks oorspronkelijk het woord voor een volksgemeenschap die een land beheert en voor dat land zelf. Een demos was (in Alexandrië) op zijn beurt weer een onderdeel van een “klasse” (phylai). Niet alle Alexandrijnen waren lid van een demos. Deze demos hadden allemaal verschillende namen, bijvoorbeeld Herakles. Ook alle klassen hadden verschillende namen, zo kwam bijvoorbeeld een Dionysias en een Ptolemais voor.

[150] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 65-7

[151] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 66

[152] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 100-1

[153] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 67

[154] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 95-6

[155] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 104

[156] Foss, M.; Op zoek naar Cleopatra (London 1997) Blz. 35

[157] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 95

[158] Levant (van het Italiaanse Levante = Het land waar de zon opgaat; het Oosten) is een naam die vroeger gegeven werd aan de Midellandse-Zeekust ten oosten van Italië, tot aan de Eufraat en de Nijl.

[159] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 613

[160] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 91

[161] Bevan, E.R.; The house of Ptolemy (London 1968) Blz. 118-9

[162] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 143

[163] In dit hoofdstuk wordt veelal gebruik gemaakt van één bron. Dit komt voornamelijk door het feit, dat deze bron een goede beschrijving van het hele gebeuren gaf, maar ook doordat in andere bronnen de gebeurtenissen niet, of als niet volledig genoeg, beschreven werden.

[164] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 284-5

[165] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History; volume VII part 1: The Hellenistic World; Cambridge University Press (second edition London 1984) Blz. 348

[166] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 614-8

[167] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 284-5

[168] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 347

[169] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 628-9

[170] Galenus; De usu partium corporis humani III; 445 K

[171] De omkering is volgens sommige bronnen te danken aan Erasistratus (of diens aanhangers). Een andere reden voor de omkering door Herophilus kan zijn dat hij niet zo overtuigd als zijn leermeester was dat arteries geen bloed bevatten.

[172] Rouphus; De corporis humani partium appelationibus; 203

[173] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 628

[174] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 618-20

[175] Galenus; De pulsuum differentiis VIII; 702-3 K

[176] Petrie, F.; Wisdom of the Egyptians; volume LXIII; Hazell, Watson & Viney (London 1940)

[177] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 350

[178] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 620-1

[179] Irby-Massie, G.L.et al.; Greek Science of the Hellenistic Era. A sourcebook; Routledge (London and New York 2002) Blz. 297

[180] Galenus; De placitis Hippocratis et Platonis V; 543 K

[181] Galenus; De usu partium IV; 190 K

[182] Galenus; De semine IV; 596-8 K

[183] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 621-3

[184] Aëtius uit Amida (Aëtius, VII 48; CMG VIII, 2, pp. 302-3)

[185] Rouphus; De corporis humani partium appellatioibus; 153

[186] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 623-4

[187] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 624-6

[188] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient HIstory (London 1928) Blz. 285

[189] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient HIstory (London 1984) Blz. 348

[190] Galenus; de usu partium corporis humani III; 813 K.

[191] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 630

[192] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 630-2

[193] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient HIstory (London 1928) Blz. 284

[194] Galenus; De placitis Hippocratis et Platonis 7.3; V 602-604 K

[195] Irby-Massie G.L.; Greek Science of the Hellenistic Era (London en New York 2002) Blz. 300-1

[196] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient HIstory (London 1928) Blz. 286

[197] Zielspneuma; volgens Erasistratus trok dit door de (voor hem toen nog holle) zenuwen naar de hersenen en stond het in voor de beweging en het gevoel. Naast zielspneuma was er volgens Erasistratus ook nog “levenspneuma”. Dit zou in de slagaders door het gehele lichaam gaan. Beide soorten pneuma ontstonden in het hart en werden gevormd uit de ingeademde lucht die via de longader in de linker boezem/linker voorkamer terecht kwam. Het pneuma werd door Erasistratus gezien als een subtiele substantie, die in het lichaam rond stroomt en overal waar zich holten of kanaaltjes bevinden een uitweg zoekt. Deze leer der “levensgeesten” of pneuma-vormen zou eeuwenlang het fysiologisch denken overheersen.

[198] Galenus; De placitis Hippocratis et Platonis VI, 6; V 548-550 K

[199] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 633-5

[200] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 349

[201] Irby-Massie, G.L.; Greek Science in the Hellenistic Era (London en New York 2002) Blz. 300

[202] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 349

[203] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 635

[204] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 636, 639-40

[205] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 636-7

[206] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 640-1

[207] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 349

[208] Ps-Galênos; Definitiones medicae XIX 372 K; de facultatibus naturalibus II 119-20 K

[209] Galênos; De placitis Hippocratis et Platonis V; 548 K

[210] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 285-6

[211] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 641-2

[212] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 637-9

[213] Jochems A.A.F. et al.; Zakwoordenboek der Geneeskunde; 26ste geheel herziene druk; Elsevier (Arnhem 2000)

[214] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 616

[215] Tertullianus; De anima; 10.4

[216] Celsus; Med. Proem 23.21.15 ff.

[217] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 347-8

[218] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 285-6

[219] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 617

[220] Jochems, A.A.F.; Zakwoordenboek der Geneeskunde (Arnhem 2000)

[221] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 286-7

[222] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 649-50

[223] Walbank, F.B.; The Cambridge Ancient History (London 1984) Blz. 350-1

[224] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 652

[225] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 153-4

[226] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 286

[227] Traditioneel beschouwden de Grieken het lichaam van de gestorvene immers als bezield (empsuchos). Om die reden brachten ze offers aan de schimmen (psuchai) van de overledenen, die in het dodenrijk vertoefden. Zij geloofden dat wie verzuimde een dode te begraven er de oorzaak van dat deze nooit rust zou vinden en daarom als wraakgeest de levenden zou vervolgen. Degene die geen offers aan de doden bracht, bezoedelde dan ook zichzelf en de gemeenschap, waar hij een deel van uitmaakte. Bovendien riep hij goddelijke toorn, in de vorm van hongersnood of ziekten, over zichzelf en de gemeenschap af. Hetzelfde gevaar bedreigde iedereen die een graf verstoorde.

[228] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 643-5

[229] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 646-8

[230] Bowman, A.K.; Egypt after the Pharaos (London 1986; second edition 1996) Blz. 24

[231] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 648-9

[232] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 651

[233] Foss, M.; Op zoek naar Cleopatra, de mythe van de koningin van Egypte ontsluierd (London 1997) Blz. 7

[234] Gahlin, L.; Egypte: Goden, Mythen en Religie (Utrecht 2001) Blz. 91

[235] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) appendix

[236] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) appendix

[237] Ziegler, K.Z. et al.; Der Kleine Pauly. Lexikon der Antike in fünf Bänden; Deutscher Taschenbuch Verlag (DTV) (München 1975; Nachdruck März 1979)

[238] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[239] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[240] Hölbl, G.; Geschichte des Ptolemäerreiches (Darmstadt 1994) Blz. 33

[241] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 649

[242] Cook, S.A.; The Cambridge Ancient History (London 1928) Blz. 284

[243] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[244] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[245] Godderis, J.; Een arts is vele andere mensen waard (Leuven 1999) Blz. 617

[246] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[247] Huß, W.; Ägypten in Hellenistischer Zeit (München 2001) Blz. 84-5

[248] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[249] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)

[250] Ziegler, K.Z.; Der Kleine Pauly (München 1975; Nachdruck März 1979)