Ptolemaeïsch Egypte voor de Romeinse verovering. Onderzoek naar de sociaal-economische situatie op het einde van de tweede en het begin van de eerste eeuw v.C. tot de Romeinse verovering in 30 v.C. (Delphine Deleersnyder)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

Problemen met Griekse tekst?

 

Inleiding

 

1.Algemene inleiding en probleemstelling

 

Alexander de Grote liet na zijn dood in 323 v.C. een enorm rijk na. De periode die volgde, werd gedomineerd door een onderlinge strijd tussen Alexanders generaals, de diadochenstrijd. Het werd al snel duidelijk dat een eenheidsrijk niet meer mogelijk was. Pas in het begin van de derde eeuw v.C. werd de machtsverdeling duidelijk. Drie grote gebieden zouden op politiek gebied een belangrijke rol spelen in de komende periode.  Egypte met de Lagiden, de familie van Lagus (vader van Ptolemaeus); Azië met de Seleuciden, de familie van Seleucus en Macedonië met de dynastie van de Antigoniden. Deze families kozen allen de monarchale staatsvorm. De inmenging van de vorst in het economische leven was zeer groot. Het was de bedoeling de schatkist van de koning te vullen door een zo systematisch mogelijke exploitatie van het grondgebied en de arbeid van zijn bewoners. De drie rijken bouwden een intense handel uit. De Lagiden exploreerden Ethiopië en dreven handel met Arabië, terwijl de Seleudiden betrekkingen hadden met Indië. In de derde eeuw v.C. was er een economische voorspoed. Op sociaal gebied waren er scherpe tegenstellingen merkbaar tussen de rijkdom van de vorst, een kleine groep ambtenaren, enkele belangrijke persoonlijkheden en de massa.

Na een periode van grote bloei in de derde eeuw, begon een langzaam proces van verval voor de drie rijken. De opkomst van Rome als wereldmacht was een belangrijke externe oorzaak. In 148 v.C. en 164 v.C. werden Macedonië en Griekenland een Romeinse provincie. In 133 v.C. werd Pergamum aan de Romeinen overgemaakt. In 64 v.C. werden de provincie Bithynië en Pontus en Syrië ingericht en Rome was nu volledig meester van de gebieden die vroeger door de Seleuciden werden geregeerd. Enkel het Lagidenrijk hield stand. De ondergang van de hellenistische rijken kan niet alleen door de opkomst van Rome verklaard worden. De interne moeilijkheden in de rijken en de onderlinge rivaliteiten tussen de dynastieën zorgden voor instabiliteit.

Ook in Egypte was de derde eeuw v.C. het hoogtepunt. Zowel op cultureel, politiek, militair als economisch vlak kende het land een grote bloei. Daarna volgde een periode van minder bekwame heersers en door een overexploitatie van het land werd er al vlug een scherpe economische achteruitgang merkbaar. In de klasse van de ambtenaren was er corruptie alom en ook de socio-culturele spanningen tussen de regerende klasse van vreemde origine en de inheemse massa werden steeks duidelijker. Vanaf de tweede eeuw v.C. werd de periode gekenmerkt door het verval van de centrale macht, intriges, dynastieke twisten en een zwakheid tegenover de buitenlandse machten. In de oorlog tegen Antiochus III (202-200 v.C.) verloren de Lagiden Coele Syrië, in 96 v.C.ging Cyrene over in Romeinse handen door het testament van Ptolemaeus Apion en in 58 v.C. werd Cyprus een Romeinse provincie. Nu bleef Egypte over als enige Ptolemaeïsche bezitting.

Het fiscale systeem van de Lagiden woog zwaar op de lagere klassen. Ze waren speeltjes in de handen van de koning en hadden een beperkte economische vrijheid. Ze pretendeerden akkoord te gaan met de opvattingen van de koning maar gingen met heel weinig enthousiasme naar hun werk. Zorgeloze cultivatie van het land, slordig werk op de dijken, de kanalen, in de winkels en in de bedrijven waren het gevolg. In sommige periodes verminderde het aantal werkkrachten drastisch. Samen met de antipathie had dit negatieve gevolgen op het gebied van de agricultuur. De dijken en kanalen kwamen in een slechte staat, de stukken verlaten land groeiden aan en er was een opstapeling van belastingsschulden. Hetzelfde gebeurde op het gebied van de nijverheid. De regering gaf de schuld aan de ambtenaren, zij oefenden druk uit op de lagere ambtenaren en deze op hun beurt op de arbeiders. Om de administratie efficiënt te laten verlopen, gaf de regering heel wat vrijheid en jurisdictie aan haar ambtenaren en deze maakten er misbruik van. De ambtenaren moesten hun ambt kopen aan de regering door wijn of verplichte geschenken, ook bij vernieuwing van het ambt moest er betaald worden maar deze uitgaven wonnen ze vrij snel terug door afpersing van het volk. Aan de hand van ordonnanties probeerde de overheid deze misbruiken tegen te gaan maar de prijs van de ambten was de oorzaak van alle problemen. Ook de arbeiders probeerden zich te verzetten tegen de uitbuiting en zo was rebellie een veel voorkomend fenomeen onder de Lagiden. Vaak namen ze ook een toevlucht in de passieve opstand, de staking. Groepen of individuen verlieten hun werk, hun huizen (anachoresis) en ze trokken zich terug in een tempel, waar ze bescherming vonden van de godheid, of ze gingen naar een ander dorp, waar ze ondergedoken leefden. Wanneer dergelijke mensen in gevaar verkeerden, vluchtten ze naar het moeras of de woestijn en leefden van roverij.[1]

Naast de dynastieke twisten, de territoriale inkrimping, de miserabele economische situatie en de scherpe sociale tegenstellingen zorgde de regering van Ptolemaeus XII Auletes (80-51 v.C.) voor een verder verval van de Ptolemaeïsche macht. Stad na stad viel onder Romes heerschappij en Auletes besloot Romeinse senatoren om te kopen om erkend te worden als koning van Egypte en als bondgenoot van het Romeinse volk. Hij had enorme sommen nodig die dan weer grotendeels gehaald werden uit hogere belastingen. Rome kreeg meer en meer macht over Egypte. Wanneer de laatste Ptolemaeër, Cleopatra VII, de troon besteeg bevond Egypte zich in een ellendige toestand.  Toen het rijk helemaal verloren leek te zijn, kregen de Ptolemaeën een aanzienlijke gebiedsaanwinst en de dynastie won haar prestige terug. Maar dit waren de laatste jaren voor het Ptolemaeënrijk; in 30 v.C. werd Alexandrië, de hoofdstad van het rijk, door Octavianus, de latere Augustus, ingenomen.

 

In deze verhandeling is het niet onze bedoeling de relatie van Egypte met Rome in deze periode van verval te schetsen of het personage van Cleopatra VII te bespreken maar we willen veeleer de sociaal-economische moeilijkheden analyseren die mede bijdroegen tot de ondergang van het rijk. Het leek ons interessant het leven van de gewone man onder de loep te nemen. Over de leden van de dynastie kregen we reeds overvloedige informatie in de antieke bronnen die een de geschiedenis van Rome beschreven. De problemen uit de chora, het Egyptische platteland, zijn minder bekend en onze bronnen zullen vooral van papyrologische aard zijn.

Ons belangrijkste onderzoeksthema wordt de opstand van de jaren 80 v.C. in de Thebaïs, het zuiden van Egypte. Deze opstand vormt een eindpunt in een lange reeks opstanden in Ptolemaeïsch Egypte, die begon onder Ptolemaeïsch III Euergetes op het einde van de derde eeuw v.C. Terwijl in de Thebaïs het klimaat gecreëerd werd voor een nieuwe opstand bij de aanvang van de eerste eeuw v.C. was er net een einde gekomen aan een woelige periode aan het hof. Na de verbanning van Ptolemaeus IX Soter II werd zijn broer koning van Egypte in 107 v.C. In 103/102 v.C. moest Ptolemaeus X Alexander Alexandrië verlaten door een nieuwe twist, nu met zijn moeder. Hij kwam terug in 101 v.C. en vermoordde haar. In het begin van 88 v.C. werd Alexander verbannen en Soter II regeerde voor de tweede maal over Egypte.

We zullen proberen een reconstructie te geven van de opstand proberen en de motieven van de rebellen trachten te achterhalen: was de opstand een opflakkering van Egyptisch nationalisme tegen het Griekse element in Egypte, had hij iets te maken met de problemen aan het hof, kwamen de Thebanen in opstand door de armoede en ellende, werden ze aangemoedigd door de inheemse clerus van Amon in Thebe?

Het was de laatste grote opstand onder de Ptolemaeën maar dit betekent niet dat de problemen opgelost waren. Papyrologisch materiaal toont aan dat Egypte na deze periode nog een woelige periode kende. We zullen dan ook de sociaal-economische situatie na de jaren 80 v.C. bekijken. Chronologisch vangt ons onderzoek aan in 116 v.C. en eindigt bij de inname van Egypte door Rome in 30 v.C.

 

 

2.  Status quaestionis en doelstelling van deze verhandeling

 

Om vertrouwd te geraken met het onderwerp, kan men de algemene werken over hellenistisch Egypte raadplegen. Ze maken een vermelding van de hoofdzaken uit de sociaal-economische geschiedenis van het rijk. Wij maakten gebruik van L.BOUCHE-LECLERCQ en E.BEVAN, die een geschiedenis schreven over de Lagiden. Tot de meer recentere werken behoren E.WILL (1982)², die vooral de politieke geschiedenis beschreef, en G.HÖLBL (1994).[2]

 

Vanaf het begin van de twintigste eeuw hielden papyrologisten zich bezig met de studie van de opstanden, zoals U.WILCKEN, W.SCHUBART, P.COLLART, P.JOUGUET.[3] In hun werken vinden we een overzicht van de verschillende opstanden en ze stellen zich ook de vraag naar de oorzaken. Allen zijn het erover eens dat de rebellies een uiting waren van Egyptisch nationalisme.

Baanbrekend werd verrichtte CLAIRE PREAUX in haar Esquisse d’une histoire des révolutions égyptiennes sous les Lagides[4]. Tegen de vorige werken in verdedigde zij een socio-economische verklaring van de opstanden zonder een zekere vorm van nationalisme volledig uit te sluiten: Chasser le Grec n’est ni le but premier, ni le but principal des onophoudelijke Griekse opstanden. Ondanks de ouderdom van het werk is het van groot belang. Ze geeft een vrij compleet overzicht van de verschillende opstanden en haar bronnen.

Voor deze thesis kreeg PREAUX veel tegenwind. Bijvoorbeeld van S.K.EDDY[5]. Zonder de rol van de rurale ellende in de chora te ontkennen, sluit hij zich aan bij de eerste papyrologisten en ziet de opstanden ook als een getuigenis van inheems nationalisme. Maar vanaf PREAUX werden de socio-economische spanningen als een belangrijke grond naar voren geschoven. Zo meent W.PEREMANS dat het economische systeem zelf van de Ptolemaeën de oorzaak was van de sociale misbruiken en dat de sociale misbruiken op hun beurt de oorzaak waren van de opstanden. De intensiteit van het nationale gevoel nuanceert hij volgens de verschillende bevolkingslagen en de verschillende gebieden.[6] 

In de laatste decennia is men van mening dat de opstanden alleen te verklaren zijn door een verscheidenheid van spanningsbronnen bij de inheemse bevolking.[7]

Een speciale vermelding verdienen hier B.C.McGING en ANNE-EMANUELLE VEÏSSE. McGING gaf een schematisch overzicht van de verschillende opstanden en hun bronnen: Revolt Egyptian Style. Internal Opposition to Ptolemaic Rule.[8] De studie dateert van 1997. Hij kan moeilijk zeggen welke oorzaken belangrijkst waren bij de opstanden. De redenen verschilden van situatie tot situatie: nationale, religieuze, socio-economische, geografische oorzaken, persoonlijke motieven. Het onderzoek van ANNE-EMANUELLE VEÏSSE is van bijzonder belang omdat zij elke opstand in detail analyseert en probeert te verklaren aan de hand van literaire, papyrologische, epigrafische, numismatische en archeologische bronnen.  Haar werk dateert uit 2001. In een algemeen besluit stelt ze dat alleen een samenloop van factoren de lange serie van opstanden onder Ptolemaeïsch bewind kan verklaren.

 

Er bestaan een aantal specifieke studies van elke opstand apart. Van de opstand van de jaren 80 v.C. bezitten we enkel de verouderde studie van P.COLLART. Hij geeft een overzicht van de toen gekende bronnen voor de reconstructie van de opstand. We moeten dit materiaal aanvullen met E.VAN ’t DACK, Le retour de Ptolémée IX Soter II en Egypte et la fin du règne de Ptolémée X Alexandre I, in War of Sceptres, p. 136-150. En KATELIJN VANDORPE, City of many a Gate, Harbour for many a Rebel, in Hundred Gated Thebes, p.!!!

In deze verhandeling is het onze bedoeling een meer recent overzicht te geven van wat tot nu toe voor handen is aan papyrologisch, epigrafisch en literair materiaal voor de moeilijkheden in de Thebaïs in het begin van de eerste eeuw v.C. Verder zullen we aan de hand daarvan de feiten reconstrueren en de beweegredenen van deze opstand trachten te achterhalen.

We zullen ons onderzoek niet beperken tot de opstand in de Thebaïs. We gaan ook op zoek naar moeilijkheden in de rest van het land en zullen de socio-economische situatie schetsen net voor de Romeinse verovering in 30 v.C. Voor deze laatste periode van de Ptolemaeïsche heerschappij wijzen we op de werken van W.MÜLLER, Bemerkungen zu den spätptolemäischen Papyri der Berliner Sammlung, H.MAEHLER, Egypt under the Last Ptolemies en LINDA RICKETTS, The Administration of Late Ptolemaic Egypt[9]. 

 

 

3. heuristiek, methode en indeling van de verhandeling

 

In een eerste hoofdstuk zullen we een algemene schets geven van de politieke situatie om hetgeen volgt beter te kunnen situeren.

Ook het tweede hoofdstuk is een inleiding op het eigenlijke thema van het werk, namelijk de socio-economische problemen in de eerste eeuw v.C. Er wordt nagegaan hoe het bronnenmateriaal eruit ziet, daarna volgt een summier overzicht van de verschillende opstanden en het hoofdstuk wordt beëindigt met een status quaestionis van de oorzaken van de opstand.

Het derde hoofdstuk wordt het belangrijkste. Hier zullen de papyrologische bronnen ons voornaamste materiaal vormen. Na een analyse en bespreking van de bronnen volgt telkens een conclusie. We vertrekken van de opmerking van Pausanias in zijn Perih/ghsij th=j (Ella/doj. Heel kort vermeldt hij de opstand in Thebe na de dynastieke twist tussen Ptolemaeus IX Soter II en Ptolemaeus X Alexander I en de bestraffing van de stad door Soter II. De hoofdbrok van onze informatie wordt gevormd door de correspondentie van een zekere Platon, gericht aan diverse personen in de stad Pathyris in de loop van 88 v.C. Alle bronnen die direct of indirect verwijzen naar de gebeurtenissen van de jaren 80 v.C. zullen onderzocht worden. Voor de Griekse teksten stellen we een eigen vertaling voor, voor de demotische teksten zullen we ons baseren op een vertaling van de uitgever van de tekst.

In een vierde hoofdstuk zullen we nagaan welke invloed de wrede bestraffing van de stad Thebe door Soter II, zoals beschreven bij Pausanias, had op het zuiden van Egypte en hoe de Ptolemaeën de macht terug in handen namen.

Als afsluiter van de verhandeling volgt een kort onderzoek naar de sociaal-economische situatie onder Ptolemaeus XII Auletes en Cleopatra VII. Ook voor dit onderzoek zijn we vooral aangewezen op papyrologisch materiaal. Hoewel er verschillende klassieke auteurs over de bekendste koningin uit Egypte schreven, vermeldden ze bijna niets over het gewone leven van de Egyptenaar.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

Problemen met Griekse tekst?

 

[1] M.ROSTOVZEFF, The Social and Economic History of the Hellenistic World II, p. 892-895; 898.!!!

[2] A.BOUCHE-LECLERCQ, Histoire des Lagides, Parijs, 1903-!!!; E.BEVAN, The House of Ptolemy 312-314, a History of Egypt under the Ptolemaic Dynasty, Chicago, 1968 (eerste editie = 1927); E.WILL, Histoire politique du monde hellénistique (323-30 av.J.-C.), (1989)²!!!!; G.HÖLBL, A History of the Ptolemaic Empire, Londen-New York, 2001 = Engelse vertaling van Geschichte des Ptolemaërreiches, Politik, Ideologie und religies Kultur von Alexander dem Groben bis zur remschoen Eroberung, Darmstadt, 1994.

[3] L.MITTEIS-U.WILCKEN, Gründzuge und Chrestomathie der Papyruskunde, erster Band: Historischer Teil, erste Hälfte: Gründzuge, Hildesheim, 1963 (eerste editie = Leipzig, 1912); W.SCHUBART, Einführung in die Papyruskunde, Berlijn, 1918; P.COLLART, La révolte de la Thébaïde en 88 avant J.-C., in Receuil des Etudes égyptologiques devies à la mémoire de Jean-François Champollion, Parijs, 1922, p. 273-282; P.JOUGUET, Les Lagides et les indigènes égyptiens, in RBPH 2, (1923), p. 419-445.

[4] in CdE 11, (1936), p. 522-552.

[5] The King is Dead, Studies in the Near Eastern Resistance to Hellenism, 334-31 B.C., Lincoln, Nebraska, 1961, p. 295-323.

[6] W.PEREMANS, Les revolutieons égyptiennes sous les Lagides, in Das Ptolemäische Ägypten, ed. H.MAEHLER - V.M.STROICKA, Mayence, 1978, p. 39-50.

[7] IZA BIEZUNSKA-MALOWIST, Formes de résistance dans l’Egypt grecque et romaine et l’attitude de gouvernement, in Forms of Control and Subordination in Antiquity, XI, ed. Y.TORY en D.MASAOKI, Tokyo, 1988, p. 239-245; K.GOUDRIAAN, Ethnicity in Ptolemaic Egypt, (Dutch Monographs in Ancient History and Archeology 5), Amsterdam, 1988; V.ANAGNOSTOU-ANAS, Rapports de dépendance coloniale dans l’Egypt ptolémaique II. Les rebelles de la chôra, in Proceedings of the XIXth International Congress of Papyrology, ed. A.H.S.EL-MOSALLAMY, Caïro, 1992, p!!!

[8] in AfP 42/3, (1997), p. 273-314.

 

 

Problemen met de weergave van de Griekse tekst?

 

Op sommige pagina's komen delen voor in Grieks tekstschrift. Indien u deze tekst niet kan lezen maak dan gebruik van volgende mogelijkheden: