De opvoeding van Belgische prinsen en prinsessen in de negentiende eeuw. (Marleen Boden) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deze licentiaatsverhandeling onderzoekt de opvoeding van alle prinsen en prinsessen van de Belgische koninklijke familie in de negentiende eeuw. Het onderzoek werd gericht op drie gezinnen. Koning Leopold I, koningin Louise-Marie van Orléans en hun kinderen Leopold, Filips en Charlotte vormen het eerste gezin. Louise, Leopold, Stephanie en Clementine, de kinderen van Leopold II en Marie-Henriette, worden in het tweede hoofdstuk behandeld. De kinderen uit het laatst besproken gezin zijn Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert, de zonen en dochters van Filips van Vlaanderen en Maria van Hohenzollern. Op deze manier komen twee generaties aan bod: de kinderen van Leopold I behoren tot de eerste generatie, de kleinkinderen van deze Belgische koning tot de tweede generatie. In de licentiaatsverhandeling wordt een ruime defenitie van het woord ‘opvoeding’ gebruikt, namelijk het bijbrengen van intellectuele, morele, artistieke, religieuze en sportieve vaardigheden.
Over alle leden van het Belgisch koningshuis werden al één of meerdere uitgebreide biografieën geschreven. Spijtig genoeg wijdt geen enkele biograaf uit over de kindertijd en de jeugd van de prinsen en prinsessen, zodat de opvoeding nauwelijks aan bod komt. Boeken over opvoedingsidealen en opvoedingsprogramma’s in de hogere klassen blijken voor België eveneens nog niet te zijn geschreven. Voor andere landen bestaan die wel. Over de opvoeding van de kinderen aan koninklijke hoven in de negentiende eeuw zijn er in Nederland twee werken uitgegeven. Het werk van Karel De Clerck en Lutgarde Troch beschrijft de opleiding van één Nederlandse prins. Het boek tracht een beeld te geven van de opvoeding die een prins van Oranje moest voorbereiden op zijn toekomstige taak als koning.[1] Het boek van Nicolaas Japiske is ruimer opgevat. In zijn werk wordt zowel de opvoeding van prinsen als die van prinsessen besproken, vanaf Willem I tot en met Juliana, en de auteur tracht ook een evolutie te schetsen.[2]
William Boyd wijdt in zijn boek over de opvoeding in westerse landen één hoofdstuk aan de opleiding die kinderen uit de hogere klassen kregen in de zestiende en zeventiende eeuw.[3] Over de opvoeding van koningskinderen in de zeventiende en de achttiende eeuw werden eveneens een aantal werken geschreven. Wim Seghers behandelt in zijn licentiaatsverhandeling de opvoeding van de Franse Bourbons en de Oostenrijkse Habsburgers vanaf de tweede helft van de zeventiende tot het einde van de achttiende eeuw. Hij beschrijft de opvoeding per kind. In een afsluitend hoofdstuk schetst hij een evolutie en maakt hij een vergelijking tussen de twee koningshuizen.[4] Edward Gregg beschrijft de opvoeding van de Engelse prinses Anne en haar tijdgenoten voor de periode 1660-1720.[5] Chula Chakrabongse onderzoekt in zijn boek de opvoeding van een aantal verlichte despoten waaronder Lodewijk XV van Frankrijk en Frederik II van Pruisen.[6]
De opvoeding van koningskinderen kan in het algemeen een redelijk verwaarloosd thema genoemd worden. E. Gregg meent dat dit te wijten is aan de schaarste van bronnenmateriaal.[7] Over de opvoeding van de Belgische prinsen en prinsessen is er ook een tekort aan direct bronnenmateriaal, zoals opvoedingsplannen en -rapporten. Aan de hand van voornamelijk briefwisseling zal deze leemte in het bronnenmateriaal opgevuld worden. Via fragmenten uit verschillende brieven kan er een gedeeltelijke reconstructie gemaakt worden van de opvoeding aan het Belgisch hof.
Het merendeel van het bronnenmateriaal bevindt zich in het Archief van het Koninklijk Paleis in Brussel. Naast correspondentie tussen kinderen en ouders en kinderen en opvoeders, wordt er verder briefwisseling bewaard tussen ouders en opvoeders. Ook de brieven die koningin Louise-Marie aan haar moeder schreef en de brieven van koning Leopold I aan koningin Victoria van Engeland blijken interessante informatie te bevatten. Daarnaast vinden we in het archief een beperkt aantal specifieke documenten terug zoals opvoedingsplannen, studiebulletins, cursussen en schoolschriften. Voor elk kind dat besproken wordt in deze studie bestaan er echter niet evenveel bronnen. Over de opvoeding van de dochters van Leopold II en Marie-Henriette is er nagenoeg niets bewaard. Hetzelfde probleem doet zich voor bij de dochters van prins Filips. Voor de prinsen zijn er dus in elk gezin meer archiefstukken bewaard dan voor de prinsessen. Daarenboven zijn de verschillende bronnen niet gelijk verspreid over de hele onderzochte periode. Voor sommige jaren is er voldoende bronnenmateriaal terwijl voor andere periodes nauwelijks iets te vinden is. Deze problemen zijn niet zonder gevolgen. Het tekort aan bronnen over bepaalde kinderen en periodes leidt tot een onevenwicht in de hoofdstukken van de licentiaatsverhandeling.
Er wordt ook bruikbaar archiefmateriaal bewaard in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in het Jubelpark te Brussel. Meer specifiek gaat het hier om het Fonds Louis Wilmet. Wilmet werd in 1937 uitgenodigd door prinses Henriette in de Haute-Savoie, zodat hij er het familiaal archief kon inzien. Het fonds bevat documenten betreffende prins Filips van Vlaanderen en Maria van Hohenzollern, hun kinderen en hun kleinkinderen. Het bewaarde archiefmateriaal is vergelijkbaar met dat van het Archief van het Koninklijk Paleis. Over de militaire opleiding van de prinsen kan men informatie vinden in de Militaire School in Brussel. Over dit onderdeel van de opvoeding werd er reeds een licentiaatsverhandeling geschreven door Terry De Grave, een studente van deze school.[8] Het archiefmateriaal kon nog aangevuld worden met uitgegeven bronnenmateriaal. Vooral het werk van Ch. Terlinden, een uitgave van privédocumenten van Jean de Lannoy, een gouverneur van de prinsen Leopold en Filips, is belangrijk.[9]
De nos jours un ignorant n’est plus du tout toléré; on s’en moque et on le méprise, schreef Leopold I aan zijn zoon Filips.[10] De vraag is welke manier van opvoeden door Leopold I, Leopold II, Filips en hun respectievelijke echtgenotes werd gekozen om deze onwetendheid te voorkomen. Zowel de opvoeding van de prinsen als die van de prinsessen zal onder de loep genomen worden. Op die manier kunnen we op zoek gaan naar eventuele verschillen en gelijkenissen tussen opvoeding van de jongens en de meisjes. Onder de prinsen bevinden zich drie kroonprinsen, zodat ook een vergelijking tussen de opvoeding van een kroonprins en de opvoeding van een prins die niet bestemd was om te regeren, mogelijk wordt.
Tijdens het onderzoek hoopte ik een antwoord te vinden op een aantal vragen. Welke rol speelden de ouders en grootouders in de opvoeding van hun kinderen? Op basis van welke criteria koos men het opvoedend personeel? Wat waren de taken van dit opvoedend personeel? Aan welke vakken werd veel aandacht besteed? Welke vakken werden verwaarloosd? Op welke manier werden de prinsen en prinsessen voorbereid op hun toekomstige taken? Was de opvoeding van koningskinderen van een hoogstaand niveau? Hoe streng was de opvoeding?
Deze studie is opgebouwd uit drie hoofdstukken. Elk hoofdstuk is gewijd aan de opvoeding van één gezin. Een aparte bespreking van de opvoeding van elk kind zou leiden tot te veel overlappingen. Per gezin wordt de opvoeding besproken vanaf de geboorte van de kinderen tot aan het stopzetten van hun studies. Het einde van de studies hoeft niet noodzakelijk het einde van de opvoeding te zijn. Sommige prinsen verkozen door zelfstudie hun intellectueel niveau verder bij te schaven, maar dit onderwerp komt niet expliciet aan bod in deze verhandeling.
De lengte van de drie hoofdstukken is niet gelijk, omwille van de al eerder vernoemde beperkingen van het bronnenmateriaal. Elk hoofdstuk begint met een korte voorstelling van de kinderen. Daarnaast worden de opvoeders van de prinsen en prinsessen en de inhoud van de opvoeding besproken. Bij de opvoeders wordt een onderscheid gemaakt tussen het opvoedend personeel en de familieleden. Logischer wijze zou men de ouders en de grootouders van de kinderen eerst moeten bespreken, maar zij speelden, zeker in de eerste levensjaren van de kinderen geen grote rol in de opvoeding. Daarom komen eerst de keuze en de taken van de voedster, het kindermeisje en de gouvernante van de kleuters aan bod. De aanstelling en bezigheden van de gouverneurs en ondergouverneurs vormen een tweede en de aanstelling en bezigheden van de gouvernantes en ondergouvernantes een derde onderdeel. Het overige opvoedend personeel zoals bijvoorbeeld de leraars, wordt apart behandeld. Daarna worden pas de opvoedende taken van de ouders en grootouders besproken.
De inhoud van de opleiding kan eveneens opgesplitst worden. De intellectuele opleiding kan als een eerste onderdeel beschouwd worden. De keuze voor het thuisonderwijs, de dagindeling en de gevolgde vakken worden hierin besproken. Deze intellectuele vorming werd aangevuld met een artistieke en een moreel-godsdienstige opleiding. Een belangrijk aspect van de opvoeding van de prinsen was daarnaast hun militaire opleiding. Ook de voorbereiding op het openbare leven, waaronder de vorming van de kroonprins en eventuele studiereizen, vormen een onderdeel van deze studie. De vrije tijd en ontspanning sluiten het hoofdstuk af. In het besluit wordt dan een vergelijking gemaakt tussen de verschillende gezinnen en wordt er gezocht naar een evolutie. De eventuele verschillen tussen de opvoeding van de prinsen en die van de prinsessen en de opvoeding van de prinsen en die van de kroonprinsen worden ook in het besluit uiteengezet.
Op het einde van deze inleiding is het misschien gepast om een woord van dank te richten aan de mensen die hielpen bij de totstandkoming van deze licentiaatsverhandeling. Allereerst zou ik graag Prof. Dr. Jo Tollebeek willen bedanken voor zijn deskundige begeleiding als promotor. Mijn dank gaat ook uit naar Liesbet Nys die zorgde voor de inhoudelijke en taalkundige verbeteringen van de tekst, dankzij haar heeft deze verhandeling haar uiteindelijke vorm gekregen. Daarnaast ben ik ook dank verschuldigd aan Prof. Dr. Gustaaf Janssens, de archivaris van het Koninklijk Paleis in Brussel. Hij maakte mij wegwijs in het archief en in de literatuur over het koningshuis. Het is ook niet misplaatst om de mensen uit mijn naaste omgeving hier te vermelden; zij zorgden voor de nodige aanmoedigingen en steun.
DE KINDEREN VAN LEOPOLD I EN LOUISE-MARIE VAN ORLÉANS
Leopold van Saksen-Coburg, de eerste koning van België, huwde op 9 augustus 1832 Louise-Marie van Orléans, een Franse prinses. Een jaar later, op 24 juli 1833, werd het huwelijk bezegeld met de geboorte van een eerste kind, een zoon. Leopold maakte het nieuws bekend aan zijn zus Sophie: Ce matin, à quatre heures et demie, Louise a heureusement accouché d’un garçon bien portant. Elle souffrait déjà pendant la nuit, mais elle l’avait toutefois caché jusqu’au moment où les douleurs devinrent trop violentes; et puis, elle a été délivrée incroyablement vite. Elle avait peur que l’enfant soit une fille et elle a été extraordinairement heureuse quand on lui a annoncé la naissance d’un petit garçon. Pour le moment (touchons du bois) la mère et l’enfant se portent bien. […] Le nouveau né s’appellera Louis-Philippe-Léopold-Victor-Ernest.[11]
De geboorte van Louis-Philippe, ‘Babochon’ genoemd in familiekring, verzekerde het voortbestaan van de Belgische dynastie. De klokken van alle Brusselse kerken werden geluid en de inwoners van de Belgische hoofdstad verlichtten hun voorgevels.[12] De doopceremonie, geleid door de aartsbisschop van Mechelen, vond plaats op 10 augustus 1833 in de kerk van Sint-Goedele. Ze werd bijgewoond door de ministers, door afgevaardigen van het leger, leden van Kamer en Senaat en hoge gerechtelijke ambtenaren. Daarnaast waren ook vertegenwoordigers van de universiteiten, de provincies en de gemeenten, en heel wat familieleden aanwezig. Na de doopceremonie werd het Te Deum ingezet.[13] Het doopfeest ging door in het paleis, waar verschillende diners plaatsvonden voor de genodigden.[14]
Leopold was trots op zijn zoon Louis-Philippe. In een brief aan zijn zus Sophie van 10 december 1833 schreef hij: Quant au neveu (que Dieu continue à le protéger!) il est d’autre part gros et gras; c’est vraiment un très joli garçon et un enfant bien avenant.[15] Twee weken later deelde hij zijn schoonbroer Emmanuel mee: Ton neveu (puisse Dieu le faire prospérer aussi à l’avenir!) est un bel enfant aimable et par sucroît grand, ce qui étonne d’autant plus quand on voit sa maman si petite.[16]
Het geluk bleef niet duren, de jonge prins werd ernstig ziek. Eind december 1833 verschenen de eerste symptomen. De prins werd verzorgd door een groep van zeven dokters, maar er trad geen verbetering op in zijn toestand. Louise-Marie was uitermate bezorgd en verliet Louis-Philippe nauwelijks.[17] Leopold I kon zijn verdriet niet verbergen. Notre pauvre petit ange était hier bien mal. Léopold à été, parsuite de ses angoises, dans un état douloureux qui achevait de m’accabler. Cela l’avait tout à fait reporté à ses anciens malheurs; et malgré tous ses efforts pour conserver une attitude digne et calme, il était à tout instant trahi par ses larmes. Il ne pouvait presque parler sans pleurer et ne parlait que du petit, schreef Louise-Marie op 18 maart 1834 aan haar ouders.[18]
Leopold schreef aan zijn zus Sophie dat de ziekte van de prins een gevolg was van de slechte melk van zijn eerste voedster en van het niet doortastend optreden van de artsen: Nous avons passé de durs moments avec notre cher petit garçon. Il a été gravement malade et est toujours souffrant bien qu’il aille un peu mieux. C’est, probablement, la maladresse des médecins qui en est responsible pour une grande part. Manifestement, le lait de la première nourrice l’échauffait trop; depuis le début de l’année, il souffrait d’un catarrhe qu’on négligeait parce que le médecin appliquait, avec acharnement, le principe de ne rien faire du tout; un excellent principe quand le malade est en bon santé. Maintenant, nous n’avons plus qu’à espérer et attendre qu’il se porte mieux.[19]
Op 16 mei 1834 stierf Louis-Philippe. De begrafenis vond plaats op 24 mei in de kerk waarin de prins zijn doopsel ontving. Zijn kist werd bijgezet in de grafkelder van de hertogen van Brabant in de Sint-Goedelekerk. Leopold I woonde de plechtigheid niet bij.[20] Louise-Marie vond troost in het gebed, de koning kon zijn verdriet moeilijk verwerken. Op 15 oktober 1834 schreef hij aan zijn zus Sophie: Les sombres tours de Sainte-Gudule me déchirent chaque fois le cœur; le gracieux petit enfant, vraiment sacrifié par un médecin stupide, y dort seul, dans un caveau froid, au lieu d’être notre joie et notre consolation. C’est vraiment très, très dur et particulièrement l’idée, ou plutôt la certitude, qu’il a été sacrificié et que sa robuste constitution a si longtemps lutté. Il faut bien essayer d’oublier, mais ce n’est pas facile.[21] Het hele incident stemde Leopold in 1847 nog steeds triest. Hij vertrouwde Victoria toe dat hij zijn overleden zoon nog steeds niet was vergeten: It is melancholy to think that our eldest boy, such a beautiful child, showing already so much intellect, should have been the victim of medical ignorance and mismanagement. He would have been 14 years old this July![22]
Bij het overlijden van Louis-Philippe wist Louise-Marie al dat ze voor de tweede maal zwanger was. Léopold-Louis-Philippe-Marie-Victor werd geboren op 9 april 1835. Leopold vreesde dat ook dit kind vroegtijdig zou overlijden. De pasgeboren prins was immers zwak en ziekelijk.[23] De namen van het kind werden zorgvuldig gekozen. Leopold verwees naar de naam van zijn vader, Louis-Philippe naar die van zijn grootvader en Marie naar die van zijn grootmoeder. De peter en de meter van de kleine Leopold waren zijn grootouders, Louis-Philippe en Marie-Amélie, koning en koningin van Frankrijk.[24] Het doopsel van de prins vond plaats op 26 april 1835 in de hofkapel.[25]
De kleine Leopold groeide toch op tot een gezonde baby. Op 30 december schreef Louise-Marie aan haar vader: Le petit est très bien: il est gros et gras et fort gai, il a une grosse voix et chante toute la journée.[26] De koningin correspondeerde dagelijks met haar moeder, ze gaf regelmatig beschrijvingen van de jonge prins: Le petit homme est toujours bien, Dieu merci, et fort aimable. Il s’amuse beaucoup avec des joujoux que vous lui avez envoyés et commence à faire des progrès pour la parole. Quand il vient chez moi, il s’assied souvent à côté de moi dans le petit fauteuil que vous lui avez donné et là, il disserte sur les portraits et me tient compagnie comme une personne. Il est fort drôle dans toutes ses manières d’être et je suis sûre qu’il vous amusera. Il est d’une propreté extraordinaire et ne tient pas des d’Orléans sur ce point. La moindre tache le dégoûte et il suffit de lui dire qu’un object est sale pour le lui faire quitter aussitôt ou l’empêcher d’y toucher.[27]
Op 24 maart 1837 zag opnieuw een zoon het levenslicht. Leopold verklaarde de keuze van zijn namen in een brief aan koningin Victoria: The names of the little one will be, Philippe Eugene Ferdinand Marie Clement Baudoin (Baldwin, a name of the old counts of Flanders) Leopold George. My aunt who is his godmother wished he should be called Philippe, honour of his grandfather, and as Philippe le bon, who was one of the most powerful princes of this country. I gave him the name with pleasure. Eugene is her own name, Ferdinand that of Chartres, Marie is the name of the queen and of princess Marie, Clement of princess Clementine, Leopold your aunt wished and George honour of St. George of England and of George the IVe.[28] De geboorte van Filips vergrootte de kansen op het voortbestaan van de Belgische dynastie.[29] De doopplechtigheid vond plaats op 12 mei. Filips’ peter was de hertog van Orléans, de oudste broer van koningin Louise-Marie, zijn meter, Adelaïde, de jongste zus van koning Louis-Philippe van Frankrijk.[30]
Filips was een gezonde baby, maar had volgens koning Leopold niet de schoonheid van zijn oudere broer: Philippe est gentil, je l’ai vu eveillé quelque temps ce matin, mais il est fameusement blond, ses yeux sont bleus, et cela lui donne un si drôle de tournure d’albino. Néamoins je crois qu’il sera fort beau et il a l’air si bon.[31] Ook de Engelse koningin Victoria ontving een beschrijving van de prins: He is pretty, fat, and fair and good natured, but not so handsome as Leopold.[32] Louise-Marie vond Filips daarentegen mooier dan Leopold, maar ze was niet opgetogen over zijn blauwe ogen. Ze schreef haar vader: Philippe est un bon gros d’humeur joviale et paisible, qui ne donne aucun embarras jusqu’ici. Il est plus fort et plus bel enfant que Leopold, mais il a des yeux bleus et une beaucoup moins jolie figure. Il ne me ressemble nullement cependant.[33]
Bij de vierde zwangerschap van Louise-Marie wenste koning Leopold een derde zoon om het voortbestaan van België nog veiliger te stellen. In een brief aan Victoria schreef hij: I am rather desirous of a third son, Philippe sometimes alarming me about his health.[34] Filips, bij zijn geboorte nochtans een gezonde en sterke baby, was vaak ziek. In januari 1838 vreesden zijn ouders zelfs voor zijn leven. Koning Leopold schreef Victoria over zijn angst om nogmaals een kind te verliezen: We have been since the 23e very much frightened about poor Philippe. He has caught cold and got feverish cold and caugh, which is very alarming. It seems to decrease, but little can be said on the subject. Having lost that beautiful eldest child in the same way, I am naturally exceedingly distrustful at this illness, heaven grant that it may blow over.[35] Prins Filips leek erg vatbaar te zijn voor verkoudheden.[36] In maart 1840 kreeg Filips kroep. De ziekte werd bestreden met bloedzuigers. Leopold beschreef de toestand van zijn jongste zoon, in een brief aan Victoria: Philippe got an attack of the croup. We were all very much agitated. […] What with leeches and all the horror of there things Philippe got over immediate danger in the course of the evening and the night.[37]
Leopold was lichtjes teleurgesteld toen op 7 juni 1840 geen zoon, maar een dochter, Marie-Charlotte-Amelie-Auguste-Victoire-Clémentine-Leopoldine, geboren werd. In een brief aan Victoria schreef hij: Every thing passed extremely lightly as usual with Louise. The appearance of a young lady did not overenjoy me at first as I had rather wished for a reserve of the young gentlemen. She is however rather pretty and very like what Leopold was, let us hope that she will shine as a great beauty and I dare say that I shall like her by and by.[38] Het meisje werd aangesproken met de naam Charlotte,[39] zoals de eerste vrouw van koning Leopold.[40] Haar doopselplechtigheid vond begin juli plaats.
Charlotte was volgens haar vader een mooie baby. Leopold schreef in een brief aan Victoria: The young lady is a very nice child and so cheerful that it gives one pleasure to look into her little sprightly countenance.[41] De schoonheid van Charlotte deed de koning snel vergeten dat hij een derde zoon had gewenst. Louise-Marie was daar zeer gelukkig om, zoals blijkt uit een brief aan haar moeder: La petite prospère, grâces à Dieu, et est vraiment gentille, ce qui réconcilie un peu le Léopich [Leopold] avec son sexe.[42] Langzaamaan ging Leopold Charlotte zelfs als zijn lievelingskind beschouwen: The children were very nice, particulary Charlotte in brown velvet à la Tition and a forest of dark brown curls falling on her dear little white and round shoulders. She is a great favorite of mine, and more aimable et caressante than the little gentlemen ever were.[43]
Het huiselijk geluk bleef niet duren. Koningin Louise-Marie die reeds enkele jaren een zwakke gezondheid had, stierf op 11 oktober 1850 aan tuberculose. Het verdriet van koning Leopold en de kinderen was groot.[44] Leopold schreef over zijn persoonlijk leed in een brief aan zijn schoonbroer Emmanuel: Tu as bien connu notre foyer paisible et l’ange de bonté et de tendresse qui le dirigeait et qui ne vivait que pour moi; car même les enfants venaient bien loin après dans l’affection qu’elle me portait. En 18 ans, jamais il n’y a eu entre nous un mot dur, ne fût-ce que d’impatience. Tout cela est maintenant détruit et naturellement quantité d’autres choses qui en dépendent. […] Malgré sa santé délicate, jamais je n’avais pu imaginer que Louise mourrait avant moi et cette conviction s’était encore renforcée depuis qu’elle avait dépassé les 30 ans.[45] Leopold en de kinderen misten hun moeder. Koning Leopold schreef hierover aan Victoria: She [Louise-Marie] was in every thing a good exemple and an angelic being, who to have lost is dreadful for me and the children.[46] Toch meende Leopold dat het verdriet van zijn kinderen vlug zou slijten: For the children it is an immense loss which nothing can modify. They behave well, the great thing is ever that they should not become too melancholy, fortunately there is an elasticity in children that will rebound, tant mieux there is always plenty of grief in the life of most people.[47] Prinses Charlotte was bij het overlijden van haar moeder nog maar tien jaar.
De kinderen van Leopold I en Louise-Marie werden van bij hun geboorte toevertrouwd aan vreemden. Nog voor de kinderen geboren waren, kozen de ouders een voedster en een kindermeisje. Wanneer de kinderen enige maanden oud waren, begon de zoektocht naar een gouvernante voor de kleuters. De jongens werden op zesjarige leeftijd aan een gouverneur en een aantal ondergouverneurs toevertrouwd. Voor Charlotte zocht men een gouvernante en een ondergouvernante. Een korps van leraars vervolledigde het opvoedend personeel. Naast dit personeel, speelden toch ook de ouders en grootouders nog een kleine rol in de opvoeding van hun kinderenl.[48]
Voedster, kindermeisje en gouvernante
Het eerste opvoedend personeel in dienst van Leopold I en Louise-Marie waren de voedster, het kindermeisje en de gouvernante. De taak van de voedster was eenvoudig: ze gaf het pasgeboren kind borstvoeding. Het kindermeisje was verantwoordelijk voor het wassen en aankleden. De gouvernante was in de eerste levensjaren van de kinderen de belangrijkste opvoedster. Ze bracht een groot deel van haar tijd met de kinderen door; ze gaf ze bijvoorbeeld hun eerste lessen.
Louis-Philippe werd aan de borst gelegd bij een Belgische voedster, Dethy. De voedster werd bijgestaan door een Engelse gouvernante en een Duitse ondergouvernante.[49] De gouvernante en de voedster konden het echter niet goed met elkaar vinden. Het geruzie werd op een bepaald ogenblik zo erg dat Louise-Marie besloot de gouvernante te verwijderen. De melk van de voedster was immers veel te belangrijk voor de jonge prins. De onbeschaamde houding van de voedster zorgde er toch voor dat ook zij uiteindelijk vervangen werd.[50] Leopold beschreef de voedster in een brief aan zijn zus Sophie: Sa nourrice est une ‘brute’ extrêmement caprisieuse, mais elle donne du lait; elle nous met souvent en colère et pas si peu! Au début, le docteur Lebeau l’a gâtée et maintenant on ne peut plus y remédier.[51]
De zoektocht naar een nieuwe voedster verliep niet vlot. Nergens in de omgeving van Brussel was er een gehuwde voedster te vinden. Het voorstel om een ongehuwde moeder in dienst te nemen werd afgewezen door Louise-Marie. Leopold I had hier echter geen morele bezwaren tegen, zijn enige zorg was het vinden van goede melk voor de kroonprins. Uiteindelijk werd een eenvoudige Vlaamse boerin in dienst genomen. De nieuwe voedster werd hetzelfde gekleed als haar voorgangster. Op die manier hoopte men dat prins Louis-Philippe haar gemakkelijk zou aanvaarden. Het kind merkte niets van de verandering.[52] Ook prins Leopold kreeg borstvoeding van een voedster, mevrouw Devillers. Over de vrouw in kwestie is weinig bekend. Leopold vermeldde wel in een brief aan zijn zus Sophie dat ze haar taak op een goede manier volbracht: Le petit enfant soit fort; la nourrice est très bonne.[53] Nadat ze haar taken aan het paleis had beëindigd werd haar een jaarlijks pensioen toegekend van 400 frank.[54]
Het kindermeisje van prins Leopold was een oudere vrouw met veel ervaring. Een jaar eerder werkte de vrouw ook al voor de Belgische koning. Toen hield ze de wacht bij het ziekenbed van prins Louis-Philippe. Leopold had haar daarvoor speciaal uit Parijs laten overkomen. In een brief aan zijn zus schreef hij dat hij het kindermeisje een groot vertrouwen schonk: La bonne est une personne d’un certain âge déjà et de beaucoup d’expérience qui s’est occupée d’un grand nombre de petits enfants, mais qui ne sait pas écrire. Nous l’avons fait venir de Paris comme garde-malade du pauvre et beau petit garçon, au mois de l’année passée, en 1834 donc, et elle m’inspirera grande confiance; elle s’entend mieux qu’un médicin à soigner les milles et un bobos des enfants.[55]
De zoektocht naar een gouvernante voor Leopold begon enkele maanden na zijn geboorte. Men zocht een geschikte persoon om het eerste onderwijs te geven en om toezicht te houden op het overige opvoedend personeel van de prins. Een zekere mevrouw Van Praet werd als kandidate naar voren geschoven, maar ze werd door Edouard Conway[56], één van de eerste medewerkers van koning Leopold, omwille van haar hoge leeftijd, ongeschikt bevonden. Ook meende Conway dat ze niet zou passen in het koninklijke milieu. In een brief aan koning Leopold schreef hij: Si je ne me trompe point, Sire, une qualité essentielle chez la personne qui sera chargé de la première éducation du jeune prince et de la surveillance de son entourage, c’est l’activité. Sous ce rapport, je n’hésite point à dire, que Mme Van Praet ne repondrait point à l’attente de Votre Majesté. Agée, à l’heure qu’il est de plus de 64 ans, accoutumée à une vie tranquille et retirée, sujette, en outre, aux infirmités inséparable de la veillesse, elle ne suffirait pas à la moitié de la tache. Je suis persuadé, d’ailleurs que fut-elle même, moins avancée en âge, elle ne serait pas propre à l’importante besonge pour laquelle votre Majesté a fixé les yeux sur elle. Mme Van Praet a été et est encore, puis qu’elle fait l’éducation de ses petits enfants, le modèle des mères bourgoises, mais elle a vécu dans un cercle trop réservé, elle a trop peu d’usage et de connaissance du monde pour pouvoir être placée, avec avantage, sur un grand théâtre. Enfin je suis entièrement convaincu, Sire, [onleesbaar woord] ne la déciderait jamais à accepter la haute masque de confiance que voudrait lui donner Votre Majesté en le nommant gouvernante du jeune prince.[57] De koning volgde het advies van Conway.
Textor[58] werd in 1838 als gouvernante van Leopold aangesteld. Textor was aan het Belgisch hof terechtgekomen door toedoen van de arts Christian von Stockmar.[59] In 1837 werden de eerste contacten gelegd. Leopold schreef zijn vrouw over Textor: Mad. Testas est d’après le dire de Stockmar une très bonne personne d’un bon caractère, quand elle sera une foi à même de juger de tes volontés elle les exécutera bien.[60] Textor nam zowel de zorg van Leopold, als die voor Filips en Charlotte op zich. Als Textor ziek was, verving Louise-Marie haar.[61] Textor was protestants, terwijl de kinderen een katholieke opvoeding kregen. Louise-Marie had hier echter, zo blijkt uit een brief aan haar moeder, geen problemen mee: Mme Testas qui est protestante fait dire tous les jours à mes enfants le Pater (que les protestants disent comme nous) l’ave, le credo, toutes les prières que j’indique; cela ne souffre aucune difficulté, et les enfants tout en étant catholiquement élévés ne font aucune des remarques que je désire éviter. Au besoin je prierais Mme Testas de faire répéter le catéchisme.[62]
Vier jaar lang voerde Textor haar taken nauwgezet uit, tot in het begin van april 1841 een gouverneur voor prins Leopold werd gekozen. Louise-Marie schreef haar moeder over de scheiding tussen prins Leopold en Textor: Je ne sais encore quand nous irons à Laeken; mais lorsque nous irons, Léopold sera enfin remis aux hommes. Je l’ai annoncé hier à la pauvre Mme Testas, ce qui, je l’avoue, me coûtait beaucoup. Elle l’a très bien pris et vraiment nous lui devons une grande reconnaissance pour les soins extrêmes qu’elle a pris de Léopold depuis quatre ans et le devouement qu’elle nous a témoigné. C’est une bien bonne femme.[63] De scheiding was echter niet volledig, Textor bleef Leopold zien en ze vergezelde hem op zijn wandelingen. De kleine Leopold zag Textor niet graag uit zijn leven verdwijnen. Wanneer zijn vader hem het nieuws vertelde, was de jonge prins erg verdrietig. Louise-Marie schreef aan haar moeder: Léopold a reçu très tranquillement la communication du Léopich; mais quand il a été remonté chez lui il s’est jeté au cou de Mme Textas, sans pouvoir parler, et a longuement pleuré. La pauvre Mme Textas est aussi dans les sanglots; il n’y a que Lipchen [Filips] qui ait pris la chose philosophiquement. Il en est même plutôt amusé et il a dit à Léopold qu’il n’avait pas besoin de se désoler, puisqu’il continerait à voir Mme Textas et à se promener avec lui.[64] Textor beëindigde haar taak aan het Belgische hof in 1845.[65] Ze hield wel nog contact met de kinderen.[66]
Net als voor Louis-Philippe en Leopold zocht men ook voor prins Filips een voedster en een kindermeisje. De informatie over deze twee opvoedsters is karig. Over de voedster van de prins heb ik niets teruggevonden. Zijn kindermeisje heette Henriette en was afkomstig uit Frankrijk. Marie-Amélie, de grootmoeder van de kinderen, moest haar in juni 1844 achthonderd frank bezorgen in naam van de Graaf van Vlaanderen. Louise-Marie gaf haar moeder hiervoor instructies: Je vous inclus, chère maman, les deux adresses de la pauvre Henriette, l’ex-bonne de Philippe, avec prière de lui faire remettre soit à Paris si elle y est encore, soit en Normandie, 800 frank de la part du Comte de Flandre.[67] Wanneer mevrouw Textor van Leopold werd gescheiden, bleef ze nog wel in dienst van de jongste twee kinderen.[68] Één van de taken van de gouvernante was het opstellen van rapporten over het gedrag van de kinderen. Dit kunnen we afleiden uit een brief die Louise-Marie schreef aan Filips: Je suis heureux de voir par le bulletin de Mme Textor que tu est sage et appliqué.[69]
Marie-Amélie hielp haar dochter en schoonzoon bij de keuze van de voedster en het kindermeisje voor Charlotte. Leopold en Louise-Marie maakten wel hun wensen duidelijk. Louise-Marie schreef haar moeder: J’ai parlé hier au Léopich des divers arrangements que nous aurons à prendre bientôt. Il voudrait bien que vous eussiez la bonté de parler à Manou pour une nourrice et que vous vissiez avec lui s’il pourrait se charger de nous en procurer une bonne, et dans ce cas s’il croirait que nous ferions bien de la faire venir d’avance et de la faire soigner à Laeken, comme nous avons fait précédemment; ou s’il pense qu’il voudrait mieux ne la faire venir qu’au moment où elle sera nécessaire. Le Léopich tient toujours à un lait extrêmement jeune et frais et il aurait beaucoup plus confiance dans une nourrice choisie par Manou du bureau de Paris que dans toutes celles que l’on pourrait nous trouver ici où le choix est si restraint et si mauvais. Il verrait d’ailleurs plusieurs avantages à avoir une étrangère qui n’aurait ni mari ni famille à ses trousses, et je suis fort de cet avis.[70]
Louise-Marie twijfelde of ze de voedster en het kindermeisje al voor de geboorte in Laken zou installeren. Aanvankelijk besloot ze om de voedster en het kindermeisje ‘Baba’ nog een tijdje in Frankrijk te laten. Louise-Marie vroeg haar moeder om dit in orde te brengen: Ainsi deux lignes seulement pour empêcher Baba de partir vendredi; s’il en est encore temps. Le Léopich voudrait qu’elle se tint prête, mais qu’elle ne nous arrivât que lorsque nous le ferions demander et serait très fâché de l’avoir ici d’avance. Nous n’avons déjà que trop de femmes et son arrivée causerait une affreuse confusion.[71] Uiteindelijk kwamen Baba en de voedster aan op 22 mei. Baba et la nourrice sont heureusement arrivées hier soir; mais je ne les ai pas encore vues, schreef Louise-Marie de dag erna aan haar moeder.[72]
Louise-Marie gaf haar moeder in een brief van 21 februari 1842 een beschrijving van de voedster van Charlotte. Ze besprak haar gezondheid, haar karakter, haar properheid en de manier waarop ze haar taak volbracht: Je vous repondrai très franchement pour la nourrice: pour la santé elle à très bien nourri Charlotte, surtout les premier mois et son lait a l’avantage de n’être ni gras, ni échauffant; mais elle était très fatiguée à la fin de sa nourriture. Je crois qu’elle n’est pas aussi forte que l’était, par example, Coraline ou Mme Forte [voedsters die werkzaam waren bij familieleden van Louise-Marie of voedsters van de prinsen Leopold en Filips]; mais ceci aurait peut-être moins d’inconvenient pour un enfant de Victoire que pour un enfant d’Hélène. Bref, elle est bonne nourrice sans être forte. Pour le caractère, elle est très gaie et c’est de toutes les nourrices que nous avons eues celle qui avait le caractère le plus facile et le plus aimable. Elle ne nous a donné aucun embarras. L’essentiel, si on la prenait, serait seulement de bien lui mettre les points sur les i et de ne pas la gâter d’abord. Pour la propreté, elle est extrêment propre et ne demande pas mieux que d’être bien tenue. […] Mais elle est intelligente et adroite et serait bien vite au courant. Pour le caractère, je dois ajouter que je la crois étourdie et intéressée, comme le sont naturellement ces sortes de femmes, mais gaie et d’aimable humeur.[73]
De borstvoeding van Charlotte werd een jaar na haar geboorte stopgezet. La petite cours dans le panier, ce qui l’enchante, et marchera bientôt seule. Nous commençons son sevrage demain, ce qui n’est pas une petite affaire; mais je crois que c’est une bonne mésure et j’aime mieux qu’elle soit prise avant tous nos voyages, schreef Louise-Marie aan haar moeder.[74] Charlotte reageerde goed op het beëindigen van de borstvoeding: Le sevrage de la petite marche très bien; elle a très bien dormi sans vouloir boire. Elle mange bien ses soupes et est fort gaie et fort vive, mais elle ne dit plus rien du tout.[75]
Baba nam de verzorging van Charlotte op zich. Leopold en Louise-Marie besloten om haar gedurende drie maanden in dienst te nemen. Ze kwam onder de leiding te staan van Textor en een hertogin.[76] Het kindermeisje had al eerder op het koninklijk paleis gewerkt. Haar gedrag was toen niet gepast, ze kwam vaak brutaal over bij haar werkgevers. Toch schonken de koning en koningin haar opnieuw vertrouwen. Wel vroeg Louise-Marie haar moeder om Baba voor haar vertrek naar België op haar rechten en plichten te wijzen: J’ai profité hier d’un instant où j’ai pu voir le Léopich seul pour lui parler de Baba. Il désire qu’elle ne soit engagée d’abord pour trois mois et qu’elle ne s’occupe que de l’enfant, comme par le passé. Il voudrait aussi qu’elle pût arriver vers le 10 ou le 15 mai. Je vous prierai, chère Maman, en temps et lieu, d’arranger tout cela avec elle et de lui donner en même temps un bon sermon sur la soumission et la docilité. Son impertinence envers ses supérieurs et son goût du Malstramento en toutes choses n’ont pas laissé ici de très bons souvenirs, et l’idée de son retour a déjà causé un tolle général. Il y a même eu une protestation en forme de Rieken [hofdokter], à laquelle nous n’avons eu aucun égard, parce qu’elle est excellente pour les premiers soins et que nous avons confiance en elle. Mais si elle devait être en insurrection constante et en guerre ouverte avec les autorités, nous ne pourrions pas la garder longtemps. Vous serez aussi bien bonne, quand elle viendra, de lui prêcher entière soumission envers Mme Textas et la duchesse.[77]
Het verblijf van Baba werd verlengd. Bij haar aanstelling werd haar vertrek voorzien in augustus, maar ze zou pas eind september of begin oktober vertrekken. Ze gedroeg zich immers voorbeeldig. Louise-Marie schreef haar moeder dat ze nog steeds tevreden was over haar capaciteiten als verzorgster: Baba s’étant bien conduite, nous avons prolongé son séjour jusqu’au retour d’Ostende. J’en suis bien aise, car j’ai grande confiance dans ses soins. La petite est déjà une merveille de propreté et on ne le croirait pas, si on ne le voyait pas. Elle garde quelque fois le même maillot toute la journée, sans le mouiller.[78]
Louise-Marie betreurde het vertrek van Baba. Nochtans had het kindermeisje voor spanningen gezorgd bij het personeel. De koningin schreef hierover aan haar moeder: Baba s’en va samedi prochain. Je n’ai pas eu à me plaindre d’elle; mais son séjour prolongé nous eut attiré des embarras d’intérieur. Pour les soins, je la regrette, et puis elle est bien bonne femme.[79] Mevrouw Parys volgde Baba op als kindermeisje van prinses Charlotte. Louise-Marie vond Parys een goede vrouw, maar oud en afgeleefd.[80] Parys was kindermeisje bij de familie Arenberg geweest en had dus al enige ervaring.[81] Parys won het volledige vertrouwen van Louise-Marie. Het kindermeisje vergezelde Charlotte en de rest van het gezin tijdens een reis naar de grootouders van de kinderen. De koningin waarschuwde in een brief aan Marie-Amélie voor het uiterlijk van het kindermeisje, maar anderzijds wees ze op haar goede kwaliteiten als verzorgster van haar dochter: Charlotte est si vive qu’elle a besoin d’être constamment surveillé et quand je n’y suis pas, je n’ai de confiance qu’en la bonne, qui est une excellente femme, très sûre et très attachée à l’enfant. Je vous préviens, afin que vous n’en soyez pas effrayée, que son extérieur est peu brillant et rappelle à la fois celui de Mme Challar et de Mme Dupont; mais c’est une excellente bonne à tous égards et elle a donné les meilleures habitudes physiques et morales à l’enfant. Parys werd door Louise-Marie vergeleken met een zekere mevrouw Dupont en een zekere mevrouw Challar, misschien de kindermeisjes van Leopold en Filips.[82]
De taken van het kindermeisje waren eenvoudig. Ze was, zoals eerder vermeld, verantwoordelijk voor het wassen en aankleden van Charlotte[83] en ze vergezelde het kind ook op haar uitstapjes. Parys at samen met een aantal andere vrouwen in het paleis. Wel werd er voor gezorgd dat al het opvoedend personeel nooit op hetzelfde moment at. Op die manier stonden de kinderen permanent onder toezicht. Ici elle [Parys] mange avec les autres femmes. […] Les choses sont arrangées de manière que les personnes du service des enfants peuvent aller successivement à table, schreef Louise-Marie aan haar moeder.[84]
Gouverneur en ondergouverneur
De zoektocht naar een eerste gouverneur voor prins Leopold startte in januari 1841.[85] In april van dat jaar koos koning Leopold uiteindelijk majoor Henri-Joseph Hallart.[86] Louise-Marie somde zijn kwaliteiten op in een brief aan haar moeder: Après bien des recherches et des tentatives infructueuses de divers côtés, le choix du Léopich pour le précepteur s’est arrêté sur un Major Allard, du génie, que Chartres [Ferdinand-Philippe, broer van Louise-Marie] connait. C’est un très brave officier et, dit-on, un excellent homme, doux, affectueux, tranquille, ayant de fort bons principes et en même temps beaucoup d’instruction. J’espère qu’il répondra à notre attente et dirigera Léopold, dont le caractère n’est pas facile, dans la bonne voix.[87] Hallart begon effectief te werken in mei 1841.[88] In 1844 nam hij ook prins Filips onder zijn hoede.[89]
Naast de gouverneur werden er ook ondergouverneurs aangesteld. Adolphe-Joseph Montegnie[90] werd ondergouverneur van prins Leopold, Albert De Briey[91] die van prins Filips.[92] Montegnie en De Briey aanvaardden in januari 1846 een voorstel van Conway om in dienst te treden van de Belgische koning, meer bepaald om zich bezig te houden met de opvoeding van de prinsen. Waarschijnlijk oefenden beiden eerst een andere functie uit in het koninklijk paleis, vooraleer ze tot ondergouverneurs werden benoemd.
Conway drong aan op een aparte aanstelling van Montegnie en De Briey. Jules van Praet, de secretaris van koning Leopold, was een andere mening toegedaan. Hij stelde voor om Montegnie en De Briey samen te benoemen. Conway verdedigde zijn eigen mening in een brief aan Leopold: M. Van Praet paraît croire , et j’ai été un moment moi même de cette opinion, qu’il serait désirable de faire simultanement la nomination de M. De Briey & celle de M. Montigny. Il me semble pourtant toute reflexion faite, qu’il voudrait mieux commencer par installer le premier, d’autant plus qu’il n’y a peut-être pas d’urgence à faire donner aux jeunes princes l’enseignement des branches spéciales dont sera chargé M. de Montigny. L’instruction élementair et l’éducation [onleesbaar woord] me semble t’il ce qu’il est important de soigner avant tout. Je n’insisterait pas la nomination immédiate de M. de Montigny que dans le cas où le colonel Hallard viendrait à exprimer le désir cesser ses fonctions actuelles.[93] De koning volgde de raadgevingen van Conway op: De Briey werd benoemd op 22 februari,[94] Montegnie begon pas een drietal maanden later als ondergouverneur in het koninklijk paleis te werken.[95]
Kolonel Jean-Edouard-Joseph de Lannoy[96] kreeg in mei 1846 het voorstel om Hallart als gouverneur van de prinsen op te volgen. Montegnie was op dat ogenblik nog niet in dienst getreden. Conway schreef De Lannoy dat hij deze zaak zo snel mogelijk wilde afhandelen: Il n’a pas été fait encore d’ouvertures à M. de Montigny; mais je pense qu’à mon retour à Bruxelles, c’est lundi prochain, le Roi m’autorisera ou bien autorisera quelqu’autre personne de sa maison à s’aboucher avec ce jeune officier. [97] De Lannoy en Montegnie aanvaardden beiden het voorstel van Conway en begonnen aan hun taak van respectievelijk gouverneur en ondergouverneur van de twee Belgische prinsen.
De Briey was niet tevreden met de aanstelling van De Lannoy en Montegnie. Hij twijfelde of hij zijn functie aan het hof wel zou blijven uitoefenen.[98] De Briey voelde zich als ondergouverneur van prins Filips benadeeld. De Lannoy zou als gouverneur zijn meerdere zijn. Dit kon hij nog wel aanvaarden, maar het feit dat Montegnie ondergouverneur zou worden van de kroonprins ging hem te ver. Montegnie was maar een onderluitenant, terwijl De Briey zichzelf een graaf mocht noemen. Conway schreef koning Leopold over de bezwaren van De Briey: Le Comte Albert [de Briey] n’arrivera qu’en 3ième ordre: non seulement il sera placé sous le gouverneur des 2 princes, ce qui est juste et naturel, mais il arrivait après M. Montigny, c.a.d. après un simple sous-lieutenant, sous-gouverneur comme lui, il est vrai, mais sous-gouverneur du prince Royal et par cela même pretendant à une certaine supériorité.[99]
De Briey bedacht zelf een oplossing voor dit probleem. Hij stelde voor dat Montegnie ondergouverneur werd van Leopold. Hijzelf wilde tot gouverneur van Filips benoemd worden. Conway maakte de wensen van De Briey over aan de koning: Les Messieurs [Albert de Briey en zijn vader] n’auraient pas eu le même objection s’il avait convenir au Roi, tout en prennant M. Montegny pour le Duc de Brabant et donner au Comte Albert le titre de gouverneur de Comte de Flandre. Ce titre supérieur à celui de M. Montigny compenserait, en quelque sorte, l’avantage que tirerait celui-ci de sa fonction auprès du Prince héréditaire.[100] De koning ging echter niet in op dit voorstel. Conway schreef aan Leopold dat De Briey zich bij deze beslissing neerlegde: Je m’empresse d’avoir l’honneur d’annoncer à Votre Majesté que le Comte De Briey, d’après ce qu’il est venu me dire ce matin, accepte avec reconnaissance pour son fils, la position que Votre Majesté avait daigné me charger lui offrir.[101]
De Lannoy werd effectief benoemd op 1 juni 1846. Conway maakte hem dit nieuws bekend: Des motifs que j’aurai l’honneur de vous expliquer à notre première entrevue, ont déterminé le Roi à vous nommer immédiatement et je pense aujourd’hui même, Sa Majesté signera l’arrêté qui vous concerne.[102] Jules van Praet schreef De Lannoy over zijn nieuwe functie: L’intention de Sa Majesté est que vous preniez, comme son aide de camp, les fonctions de gouverneur des deux princes. Vous êtes chargé en cette qualité de la haute direction de l’éducation et des études de Leurs Altesses Royales.[103] De Lannoy was een katholiek, de liberale journalisten reageerden dan ook negatief op de aanstelling van de gouverneur.[104]
De Lannoy moest dadelijk in dienst treden; Louise-Marie en Leopold vertrokken immers naar Parijs. Bovendien wilde de koning vermijden dat het vertrek van Hallart de aanleiding zou worden van kwaadsprekerij. Conway bracht de orders van de koning over aan De Lannoy: Leurs Majestés se proposant de partir samedi pour Paris, où elles passeront dix jours, leur désir est que vous preniez immédiatement votre service auprès des Princes. Vous seriez, jusqu’à leur retour, logé au château. Il va sans dire qu’après, vous aurez toute la liberté nécessaire pour vous occuper de vos arrangements de famille, dont nous causerons à notre aise demain soir. Je serai complètement libre et à votre disposition depuis six heures jusqu’à dix ou onze heures. […] Le motif du Roi en vous appelant à ce service immédiat est d’empêcher qu’on n’exploite d’une manière malveillante le départ du colonel Hallaert. Vous savez que certaines sonnes n’y sont que trop disposées.[105]
Luitenant-generaal Albert-Florent-Joseph Prisse[106] nam op 24 oktober 1849 de taak van De Lannoy over. Vanaf dan mocht Prisse zich gouverneur van de twee Belgische prinsen noemen. Conway maakte deze verandering bekend aan De Lannoy: J’ai l’honneur de vous annoncer, d’après les ordres du Roi, que M. le Lieutenant général Prisse a pris, à partir d’aujourd’hui, la haute surveillance de l’instruction et de l’éducation des Princes.[107] Het vertrek van De Lannoy was een gevolg van een woordenwisseling die hij had met de burgerwacht van Sint-Joost-ten-Noode op 16 september 1849. Aanvankelijk kon Van Praet ervoor zorgen dat het incident uit de pers bleef. De Lannoy moest maatregelen nemen om de verspreiding van het bericht te vermijden. Van Praet vond een brief van De Lannoy gericht aan de minister van oorlog hiervoor een adequaat middel. Uiteindelijk deed het voorval veel stof opwaaien, zelfs de minister van oorlog noemde het incident ernstig.[108] De Lannoy beschreef het voorval in zijn memoires. Op weg naar het koninklijk paleis te Laken kwam hij een bataljon van de burgerwacht tegen. De Lannoy werd dringend in Laken verwacht om de koninklijke familie naar Gent te vergezellen. Het bataljon versperde echter de weg en weigderde hem door te laten. De gouverneur verloor zijn geduld en slingerde het bataljon een aantal verwijten naar het hoofd. Zo noemde hij hen ‘soldats de dimanches’. Uiteindelijk maakte men toch de weg vrij. De soldaten vergaten het incident niet en gingen klagen bij hun oversten.[109]
De Lannoy diende zelf zijn ontslag in. In een onderhoud met de koning kondigde hij zijn vertrek aan: Je dis à Sa Majesté que les conséquences de mon affaire cessaient de m’être personnelles, que les malintentionnés s’en emparaient et qu’elles pouvaient s’élever jusqu’à la famille royale; que c’était de mon honneur et de mon devoir, dans de telles circonstances, de prier Sa Majesté de vouloir bien me décharger de mes fonctions de gouverneur de ses enfants.[110] De koning zag hem niet graag vertrekken. Hij sprak vol lof over De Lannoy: Mon bien cher colonel, vous êtes un homme plein d’honneur et de délicatesse; ce que vous faites est digne d’éloges; je suis touché d’un si noble dévouement, à l’époque actuelle. Nous sommes obliger de cesser, mais croyez-moi bien, c’est avec peine; vous etiez un homme sûr, vous n’aviez jamais profité de votre position; nous nous reposions complètement sur vous; nos enfants vous aiment beaucoup; vous les connaissez bien, vous leur avez été bien utiles; ils vous doivent beaucoup, cela leur fera bien de la peine; c’est un des accidents qu’on ne peut pas prévoir, une tuile qui vous tombe sur la tête en passant la rue.[111] Ook de koningin betreurde het vertrek van De Lannoy. Als afscheidsgeschenk beloofde Louise-Marie hem portretten van de prinsen, geschilderd door Franz Xaver Winterhalter.[112]
Prisse nam zijn taak ernstig op. Conway was zeer tevreden over hem. Dit blijkt uit een brief die hij een maand na de aanstelling van Prisse schreef aan Louise-Marie: J’espère qu’il [Prisse] continuera dans cette excellente voie et que les princes dont l’avenir vue tient si fort au cœur, ne retireront que de bons fruits de l’influence que le général exerce sur eux.[113] In 1851 werd hij echter al vervangen.[114] De reden voor zijn vertrek is niet duidelijk. De Almanach Royal duidt Albert De Briey aan als gouverneur van prins Leopold voor de jaren 1851-1853. Er zijn een aantal documenten bewaard in de koninklijke archieven die erop wijzen dat De Briey in 1851 tot gouverneur van prins Leopold werd benoemd.[115]
In een brief aan Conway kondigde De Briey zijn ontslag aan.[116] Deze ontslagbrief werd vergezeld door een aparte brief, waarin De Briey de redenen van zijn vertrek omsomde. De belangrijkste reden die De Briey aanhaalde, was zijn positie tegenover prins Leopold: Le Prince Leopold à besoin d’un maître; je ne suis guère pour lui qu’un professeur. Ce rôle ne répond en rien à mes désirs et est devenu pour moi très pénible; il ne répond pas non plus, je crois, aux intentions du Roi, et par dessus tout il fait courir un grand danger à l’éducation du Prince Léopold, qui reste ainsi abandonné à lui même, c’est-à-dire au hazard. De Briey was immers ondergouverneur van Filips, voor prins Leopold was hij niet meer dan een gewone lesgever.[117] Een aantal maanden eerder had hij om dezelfde reden ook al eens met ontslag gedreigd.[118]
Om dit probleem op te lossen, stelde De Briey het volgende voor: Pour réussir près du Prince Léopold, il faut pouvoir diriger son éducation sous les ordres immédiats du Roi. Une fois armé de cette autorité, il ne reste qu’à l’appliquer; ce qui se fait en vivant habituellemnet avec le prince et en le suivant pas à pas. De koning moest er dus voor zorgen dat het gezag van De Briey groter werd. De Briey meende echter dat deze gezagsuitbreiding tot moeilijkheden zou leiden. Hij zag twee problemen. Ten eerste de reactie van prins Leopold, men kon immers nooit met zekerheid zeggen hoe de prins op deze verandering zou reageren. Het tweede probleem dat De Briey in gedachten had, was de ontevredenheid van Montegnie. Door de gezagsuitbreiding van De Briey werd het gezag van Montegnie namelijk ingeperkt. Omdat hij geen andere oplossing kon bedenken, diende hij zijn ontslag in. Hij schreef dat hij om dezelfde twee redenen de functie van gouverneur zou weigeren.[119] De Briey kreeg toch een voorstel om gouverneur van prins Leopold te worden. Dat hij dit aanbod aanvaardde, blijkt uit een brief van de koning aan koningin Victoria: Leo [prins Leopold] profites by some arrangements having Count Briey and M. Montegnie with them to avoid the pressure of any one of them. Seeing this the central power has been put into the hands of Graf as the children call M. De Briey.[120] De Briey werd dus overtuigd om in dienst te blijven van de koningskinderen. Men had dus een oplossing voor zijn twee bezwaren gevonden.
De Briey beëindigde zijn loopbaan als opvoeder aan het hof in 1853. De reden voor zijn vertrek was een tekort aan gezag. De problemen die hij voorspelde waren dus uitgekomen. Prins Leopold en De Briey hadden immers regelmatig meningsverschillen. In september 1852 spraken de twee zelfs niet meer met elkaar. Filips schreef gravin Denise d’Hulst[121] over de ruzies tussen De Briey en zijn broer: Leopold est de nouveau en guerre ouverte avec Graf, depuis huit jours il ne lui a dit ni bonjour, ni bonsoir.[122] D’Hulst ontving ook een brief van prins Leopold waarin hij zijn ruzie met De Briey toelichtte: Ma grande querelle avec Graf est à son comble […]. Nous ne nous parlons plus; Graf ne pouvant en maîtriser deux demandes à nous séparer et fait tous les jours des rapports contre moi à cher papa.[123]
De ruzies tussen De Briey en prins Leopold veranderde het gedrag van de twee prinsen. Léon-Dieudonné-Marie-Stanislas-Kostka de Closset[124], op dat moment ook gouverneur van de twee prinsen, lichtte Conway in over dit probleem: Il est vrai qu’il y a eu de nouveau de l’indiscipline parmi nos élèves, et qu’ils ont été retenus hier de ce chef à Laken. Malheureusement ce n’est pas là un fait isolé: ce n’est que le résultat d’un sentiment d’irritation qui date de loin, et qui va tous les jours croissant, entre le prince Léopold surtout et M. De Briey.[125] Deze ruzies zorgden ervoor dat De Briey steeds vaker afwezig was en uiteindelijk zijn taak aan het hof opgaf. Filips vermeldde het vertrek van De Briey in een brief aan D’Hulst: Quant à Graf c’est à présent un bien qu’il se retire car il n’aurait plus aucune autorité ni influence quelconque et que du reste depuis trois mois il est toujours absent, je pense qu’il ne sera pas remplacé ce qui n’est pas nécessaire.[126] In 1852 werd Léon De Closset volgens de Almanach Royal aangesteld als gouverneur van de twee prinsen. Toen prins Leopold in 1853 trouwde, bleef De Closset nog gouverneur van Filips tot 1856. Dit kan betekenen dat prins Leopold op een bepaald ogenblik twee gouverneurs had: De Briey en De Closset. Montegnie bleef ook nog betrokken bij de opvoeding van de prinsen, tot 1853 bij die van prins Leopold, tot 1855 bij die van prins Filips.
De gouverneurs en ondergouverneurs werden zorgvuldig uitgekozen. Vele gouverneurs aan het hof waren hooggeplaatste militairen: luitenant-kolonel Hallart, kolonel De Lannoy, luitenant-generaal Prisse. De Lannoy en De Closset passen niet helemaal in dit plaatje. De Lannoy had naast zijn militaire carrière ook een loopbaan als hoogleraar in de exacte wetenschappen achter de rug. De Closset was geen militair. Hij verwierf bekendheid door een verhandeling over Romeinse historiografie. In 1853 werd hij tot hoogleraar aan de universiteit van Luik benoemd.[127]
Vier nota’s opgesteld door koningin Louise-Marie geven een beeld van de taken die de gouverneurs en ondergouverneurs moesten uitvoeren. Louise-Marie schreef deze nota’s bij de aanstelling van Prisse op 24 oktober 1849. Naast de taken van gouverneur Prisse, omschreef Louise-Marie ook de functies van de twee ondergouverneurs Montegnie en De Briey.[128] De eerste gouverneur, Hallart, nam waarschijnlijk zelf al deze taken, zowel die van de gouverneur als die van de ondergouverneur, op zich. De eerste ondergouverneur werd immers pas aangesteld nadat Hallart al vertrokken was.
De gouverneur coördineerde de taken van de verschillende opvoeders. Hij controleerde dus de ondergouverneurs[129] en gaf hen instructies.[130] Koning Leopold was van mening dat De Lannoy deze richtlijnen niet schriftelijk, maar persoonlijk moest overbrengen: Je vous envoie les différents papiers que le Roi avait gardés jusqu’ici. Le Roi approuve le teneur et l’esprit de votre instruction projetée, mais il pense que vou ferez mieux de ne pas donner d’instruction écrite à ses Messieurs et de vous tenir simplement avec les uns et les autres aux explications et observations verbales.[131] Het zoeken en voorstellen van nieuwe leraars was ook een taak van de gouverneur.[132]
Louise-Marie schreef dat de gouverneur zijn bevelen kreeg van de koning: Le L. Général Prisse est chargé de la haute surveillance de l’éducation des princes. Il reçoit directement, et transmet les ordres du Roi.[133] Dit lijkt niet in overeenstemming te zijn met de realiteit. De gouverneur kreeg immers zijn instructies meestal van Louise-Marie.[134] Via korte berichtjes maakte ze de gouverneur duidelijk wat er van hem verwacht werd. Louise-Marie gaf De Lannoy bijvoorbeeld richtlijnen voor een bezoek van de kinderen aan Brussel: Je désire que les enfants dînent ce soir en ville. Veuillez donner des ordres pour que leur dîner soit servi au Palais à 5h. moins ¼. J’irai en ville avec les enfants. Je vous prierai de m’accompagner et de ramener ensuite les enfants à Laeken de la manière accoutumée. Veuillez décommander M. de Facqz [leraar Frans en Latijn] pour ce soir.[135] Van wie de gouverneur zijn instructies kreeg na de dood van Louise-Marie is niet duidelijk.
Verschillende keren per week werd de gouverneur in Laken verwacht om de vorderingen van de prinsen te bekijken.[136] Aan de hand van examens, die door de gouverneur werden afgenomen, werd de kennis van de prinsen gecontroleerd.[137] De gouverneur hield het koninklijk paar op de hoogte van het verloop van de studies en van het gedrag van de prinsen.[138] Louise-Marie verwachtte van de gouverneurs dagelijks een geschreven verslag, wanneer ze niet in Laken aanwezig kon zijn. Louise-Marie maakte hieromtrent haar orders over aan De Lannoy: Je vous prierai de vouloir bien, comme le Colonel Hallart le faisait précédemment, m’adresser tous les jours pendant mon absence un petit bulletin ou rapport très court, m’indiquant comment la journée des enfants s’est passée, ce qu’ils ont fait, quelle a été leur conduite, comment ils se portent, s’ils ont été appliqués ou paresseux, etc. Quelques mots sur les divers points suffisent. M. Conway pourra se charger d’expédier ces bulletins ou vous indiquera la manière de les adresser.[139] Dergelijke verslagen werden ook verwacht wanneer Louise-Marie wel in Laken was.[140]
Waarschijnlijk werden de verslagen in de praktijk niet dagelijks opgesteld. Er bleef in ieder geval maar één studieverslag bewaard in het Koninklijk Archief. Het verslag werd opgesteld door De Closset voor de week van 28 november tot 4 december 1853. Het betreft het studiegedrag van prins Filips. De Closset schreef: La semaine a été général faible, sauf dans les histoires de la littératures ancienne & de la littérature française où le prince s’est soutenu. En histoire général le travail a été une fois nul, et n’a pas regagné dans le rest de la semaine ce qu’il a été précédemment. Les études latines n’ont été que passable. Leur succès d’ailleurs est compromis par la conviction où se trouve le prince qu’elle ne peuvent, pas plus que toute autre étude littéraire, lui être d’aucune utilité. A chaque instant cette question de principe est soulevée par lui: ce qui, peut à l’esprit d’opposition qui lui est naturel, non seulement entrâve la marche des leçons, mais aussi rend la position de professeur extrêmement pénible.[141] De Closset ondervond dat prins Filips niet altijd een meegaand karakter had. Net als De Briey meende hij dat het geen pretje was om de prinsen op te voeden.
De gouverneur volgde een opvoedingsplan. Zo kreeg De Lannoy bij zijn aanstelling de dagindeling en het studieplan van de prinsen toegestuurd. Hij mocht voorstellen doen om het plan aan te passen. De Lannoy bezorgde zijn ideeën aan Louise-Marie. De aanpassingen moesten wel goedgekeurd worden door het koninklijk paar alvorens het plan mocht uitgevoerd worden.[142] Het opvoedingsreglement werd geregeld bijgewerkt. Conway vroeg De Lannoy aan het einde van zijn aanstelling welke veranderingen hij nuttig achtte aan het reglement: J’ai oublié de vous demander hier, quand j’ai eu le plaisir de vous voir, de vouloir bien me procurer une copie du règlement en vigueur pour les études et l’emploi de la journée des Princes. Vous m’obligerez doublement si vous aviez l’obligeance d’y joindre les observations que l’expérience vous aurait suggérées sur les améliorations à y introduire.[143]
Een andere taak die men aan de gouveneur toevertrouwde, was het vergezellen van de kinderen op hun uitstapjes.[144] Louise-Marie gaf De Lannoy bijvoorbeeld instructies om prins Leopold naar zijn paardrijlessen te vergezellen: Le Roi trouve plus convenable que Léopold soit accompagné par vous lorsqu’il ira à Bruxelles, le jeudi et le dimanche, pour le manège et vous prie de vouloir bien le conduire. [145] Wanneer de gouverneur dit om één of andere reden niet kon doen, werd hij vervangen door een ondergouverneur.[146] Zo stelde Louise-Marie eens voor dat De Briey gouverneur De Lannoy zou vervangen. De Briey moest de kinderen naar Brussel begeleiden. Louise schreef De Lannoy: Je vous remercie bien du regret que vous m’exprimez, mais il est impossible de ne pas répondre à une assignation de la justice. Veuillez, en conséquence, prier M. De Briey de vouloir bien vous remplacer ce matin et d’accompagner les enfants en ville à 10 ½.[147]
Nergens zijn er aanduidingen dat Hallart, De Lannoy of Prisse één of ander vak aan de prinsen hebben onderwezen. De Closset verzorgde als gouverneur wel een aantal jaren enige lessen. Hij gaf deze lessen niet enkel aan de prinsen, maar ook aan Charlotte.[148] Filips kreeg geschiedenislessen van De Closset. Daarnaast bracht De Closset hem ook kennis van de literatuur bij.[149] De Lannoy wisselde wel lesmateriaal uit met de gouverneur van de graaf van Parijs, Jacques-Auguste-Adolphe Regnier. De Lannoy bezorgde hem bijvoorbeeld een aantal Latijnse vertalingen. Regnier schreef De Lannoy een brief om hem hiervoor te bedanken: Je vous remercie bien cordialement de votre cadeau et de l’aimable lettre qui l’accompagnait. D’après le bien que vous me dites de cette traduction des trois satiriques latins, je suis très impatient de la lire, et comme je vous crois le goût difficile et exigeant plutôt que trop indulgent, je suis convaincu d’avance du mérite de ce travail et je regrette de ne l’avoir pas connu plus tôt, au temps où je professais le Rhétorique. […] Au reste, je consacrai à lire ces deux volumes les premiers instants de loisirs dont je pourrai disposer, et quand j’aurai le plaisir de vous revoir, je vous dirai ce que j’en pense. Nous regrettons bien vivement que vous n’ayez pas amené vos augustes élèves. J’aurais été, pour mon compte, bien heureux de passer de nouveau quelques semaines avec vous et de rependre ces entretiens que vos connaissances si variées savent rendre aussi intéressants qu’instructifs.[150] Het is wel niet duidelijk of De Lannoy dit lesmateriaal zelf gebruikte of dat het voor één van de leraars bestemd was.
De ondergouverneurs hielden de gouverneur op de hoogte van het gedrag, het karakter en de vooruitgang in de studies van de prinsen. Ze mochten geen veranderingen in de dagindeling en het lessenrooster doorvoeren zonder de goedkeuring van de gouverneur. Wanneer de ondergouverneurs niet bij de gouverneur terechtkonden, moesten ze zich rechtstreeks richten tot de koningin. Louise-Marie maakte dit duidelijk in één van haar nota’s: Ces M.M. [Montegnie en De Briey] devront communiquer au Général [Prisse] leurs observations sur la conduite, le caractère des princes, ou sur leurs études. Ils devront également lui soumettre leurs idées toutes les fois qu’un changement leur semblera utile soit dans les détails soit dans l’ensemble et la marche de l’éducation. Aucun changement ne doit être introduit, sans son autorisation préalable à moins d’ordres directs du Roi. En l’absence de M. le L. Général Prisse, et pour tout ce qui serait urgent, cet M.M. s’adresseront à la Reine.[151]
De ondergouverneurs hielden zich, net als de gouverneurs, bezig met het opstellen van opvoedingsreglementen. Montegnie en De Briey werkten bijvoorbeeld samen een reglement uit. Conway maakte dit bekend aan Louise-Marie: M. De Briey est venu avec moi se soir. Il ne m’a rien dit de particulier digne d’être signalé à la Reine. J’ai compris qu’il remettrat demain à Sa Majesté un projet modifié de reglement, concerte avec M. Montegnie. Quoi qu’ils le présentent en commun, M. De Briey, me parait croire qu’une part trop large y est faites aux mathématiques par un collègue.[152] Het ging hier meer bepaald over een verandering in het uurrooster.[153]
Montegnie en De Briey hielden een agenda bij en stelden dagelijks rapporten op. Deze rapporten waren voor de koningin bestemd. Bovendien moesten ze op regelmatige tijstippen een kopie van hun agenda maken voor de gouverneur. Louise-Marie schreef hierover het volgende: L’Agenda et les bulletins quotidiens de la conduite des Princes, continueront à être faits par M.M. De Briey et Montegnie et réunis directement à la Reine. Ces M.M. auront soin, toutefois d’adresser régulièrement au Général, une copie de l’agenda.[154] Na de dood van Louise-Marie stuurden de ondergouverneurs hun rapporten naar D’Hulst.[155]
De ondergouverneurs waren verantwoordelijk voor het geven van een aantal lessen[156] Montegnie gaf bijvoorbeeld aardrijkskunde, De Briey onderwees de vakken geschiedenis en Frans.[157] Daarnaast hielden de ondergouverneurs toezicht bij de lessen van verschillende leraars.[158] De Briey woonde bijvoorbeeld de godsdienstlessen bij en hij assisteerde bij de lessen Frans en Latijn van Defacqz.[159] Vanaf mei 1849 kwam het toezicht op de klassieke studies ook in zijn handen.[160] Montegnie was verantwoordelijk voor de wetenschappen.[161] Wanneer de prinsen huiswerk maakten, was er ook een ondergouverneur aanwezig.[162] Eén van de ondergouverneurs moest de prinsen ook steeds vergezellen op hun dagelijkse wandelingen. Louise-Marie gaf aan Montegnie en De Briey ook de opdracht om alle rekeningen, die verband hielden met de opvoeding van de kinderen maandelijks naar haar te brengen. De Briey werd daarnaast nog belast met het toezicht op de kamerdienaren en de lakeien van de prinsen.[163]
Bij de aanstelling van een gouverneur en ondergouverneurs moesten een aantal praktische regelingen, zoals huisvesting, loon en vakantiedagen, getroffen worden. Noch de gouverneur, noch de ondergouverneur sliepen op het paleis. Conway stelde bij de aanstelling van De Briey voor dat die een appartement in de stad zou zoeken: Il a été entendu conformément aux intentions manifestées par Votre Majesté que M. De Briey, prendrait à ses frais un appartement en ville, mais que tous les jours il se rendrait à Laeken pour y rester jusqu’au soir.[164] De Lannoy zocht ook een verblijfplaats in de omgeving van Laken, maar zijn kosten werden wel vergoed. Conway bezorgde het geld aan De Lannoy: Le Roi m’a autorisé à vous remettre une somme de trois mille francs pour couvrir vos frais de premier établissement à Laeken et j’ai l’honneur de vous envoyer sous ce couvert six billets qui représentent cette somme.[165]
Bij de aanstelling van De Briey werd er bepaald dat hij een salaris van 5000 frank per jaar zou ontvangen.[166] De Lannoy ontving slechts 4400 frank per jaar. Dit blijkt uit een brief van Conway: Je fais tenir note de la prochaine échéance et le trésorier de la Liste Civile aura soin de vous envoyer dorénavant, sans que vous ayez besoin de faire un bon, les 2200 frank semestriels.[167] De Lannoy mocht, zo blijkt uit een brief van Conway aan De Lannoy, zelf bepalen wanneer hij zijn loon kreeg: J’ai donné des ordres pour que le caissier de la Liste Civile vous envoye, lundi ou mardi, le terme de vos appointements qui échoit le 1 octobre, jour de notre départ. S’il vous était ou plus commode ou plus agréable d’être payé dorénavant tous les mois, au lieu de l’être à la fin de chaque trimestre seulement, je vous prierais de me le dire franchement, je me ferais un plaisir de me conformer sur ce point à ce que vous désirez.[168]
Vakantiedagen waren schaars voor de gouverneur en ondergouverneurs. Montegnie klaagde in een brief aan De Lannoy over de te grote werkdruk. De enige vrije dag die ze hadden was zondag. Montegnie en De Briey stelden daarom voor om drie dagen in de week wat vroeger op te houden: En réponse à la demande que vous m’avez faite hier, j’ai l’honneur de vous informer que Monsieur De Briey et moi désirerions être libres, trois fois la semaine, à partir de 5 heures. Je crois devoir vous faire observer que les jours où nous n’allons pas à Bruxelles sont très fatigants pour nous; car nous sommes avec les Princes pendant dix heures; il est vrai que quelques heures sont consacrées à la promenade; mais, pour moi qui emploie tous les moyens possibles pour obtenir des Princes du travail et de la docilité, la promenade est au moins aussi fatigante que les études. […] Quand au dimanche, nous désirons pouvoir en disposer comme nous l’avons fait jusqu’à présent.[169] Montegnie en De Briey kregen naast hun vrije dag op zondag ook wat vrije tijd in de week. Dit blijkt uit een paragraaf in een nota van Louise-Marie: Les heures de liberté que ces messieurs [Montegnie en De Briey] auraient sont le dimanche [onleesbaar woord] dans la semaine seront fixer d’une manière régulière, une fois que le règlement des études des Princes aura été adaptés.[170]
Ook langere vakantieperiodes waren mogelijk. De Closset vertrok in augustus 1852 voor vijf weken op vakantie.[171] De twee ondergouverneurs konden wel niet op hetzelfde moment afwezig zijn. Toen zowel De Briey als Montegnie een uitnodiging kregen voor een concert aan het hof in Brussel, moest één van beiden zich opofferen om bij de prinsen te blijven. Conway gaf hiervoor instructies aan De Lannoy: LL. MM. ont fait adresser une invitation pour le concert qui aura lieu à la Cour, samedi prochain, à MM. Montegnie en De Briey, mais Elles m’ont chargé en même temps de vous faire savoir que leur intention était que ces Messieurs s’entendissent entre eux pour ne pas laisser en souffrance le service des Princes. Il faudra dès lors que l’un des deux se sacrifie et reste à Laeken.[172]
Elke opvoeder wist exact wat van hem verwacht werd. De verwachtingen van de koningin waren misschien wel te hoog. Verschillende opvoeders klaagden immers over een niet gunstige werksituatie; sommige gouverneurs zoals De Briey en de Closset hadden het moeilijk met het gedrag van de twee prinsen, andere gouverneurs dienden een verzoek in om meer vakantie te verkrijgen. Toch bleven de gouverneurs en ondergouverneurs vaak meerdere jaren in dienst. Werken in dienst van de koning was immers een ontzagwekkende manier om geld te verdienen.
Louise-Marie en koning Leopold hielden zich niet enkel bezig met de zoektocht naar een gouverneur voor hun eigen kinderen. Toen Marie-Amélie op zoek was naar een gouverneur voor een zekere Philippe, gaven ze beiden hun mening. De godsdienst van de toekomstige gouverneur was een punt waaraan men veel aandacht schonk. Louise-Marie schreef in een brief aan haar moeder: Je vous ai déjà souvent exprimé mon opinion à ce sujet. […] Le Léopich qui sent cela absolument comme moi, est convaincu que le précepteur est une chose indispensable. […] Il n’est pas si facile de trouver un bon précepteur et surtout un bon précepteur catholique. En Allemagne, peu de catholiques, les prêtres exceptés, se vouent à l’éducation, et le Léopich ne croit pas que parmi ceux-là on pourrait faire un bon choix. Un prêtre français, vous n’en voulez pas: un professeur français, catholique seulement de nom, comme ceux que nous avons vus, offrirait encore moins de garanties réligieuses qu’un protestant moral et consciencieux.[173]
Gouvernante en ondergouvernante
De zoektocht naar een gouvernante voor Charlotte begon in 1844.[174] Wie haar eerste gouvernante werd en wanneer ze in dienst trad, is onduidelijk. Misschien was de eerste gouvernante De Martiny. Het enige wat we van haar weten, is dat zij haar taak in 1849 beëindigde.[175] Na het vertrek van De Martiny ging men op zoek naar een nieuwe gouvernante, maar het is niet zeker dat men iemand vond.[176] Wie tussen 1849 en 1851 aan het hoofd van de opvoeding van Charlotte stond, blijft dus een onbeantwoorde vraag. In 1851 werd gravin D’Hulst benoemd tot gouvernante van Charlotte. Louise de Montanclos kreeg in hetzelfde jaar de taak van ondergouvernante toegewezen. Zij was voordien ook al betrokken bij de opvoeding van Charlotte.
Louise-Marie vroeg Gravin D’Hulst op haar sterfbed of zij de opvoeding van prinses Charlotte op zich wilde nemen. Vlak na de dood van de koningin in oktober 1850 nam koning Leopold contact op met de man van D’Hulst: La Comtesse a été depuis des années déjà l’unique amie que la reine Louise ait en hors de sa famille; souvent nous avons osés faire des plans pour réclamer dans un avenir qui alors paraissent éloigné, les conseils et les soins de la Comtesse pour notre fille Charlotte.[177] Leopold probeerde D’Hulst te overtuigen om de functie van gouvernante waar te nemen. Hij schreef haar het volgende: Charlotte est un enfant que Louise aimait extrêmement, elle en était aussi un peu fière et souvent elle me disait Charlotte s’élèvera elle même. Il faut seulement empêcher le mal et lui donner une bonne direction, elle a infini de bons sens, est d’obéissance et ne sera pas difficile à diriger![178]
Koning Leopold zag in D’Hulst meer dan een gouvernante voor Charlotte. Hij hoopte dat ze een soort moederrol kon vervullen voor de drie koningskinderen. Koningin Victoria ontving twee brieven waarin koning Leopold deze wens uitdrukte. Leopold schreef op 2 december: Good Madame D’Hulst, Louises faithful friend, will have the kindness of trying to give the children much of her time. It is a great acquisition, she was the only friend out of her family Louise had, she can therefor better than anyone else enter into the feelings which guided Louise. For Charlotte it is of immense importance and for the two young gentlemen it may prove also very beneficial, as a female influence of that sort is almost indispensable.[179] Op 6 december schreef de Belgische koning: My great wish is that she should take a sort of maternal position.[180] Leopold maakte zijn wens ook duidelijk aan Conway: Vous avez surtout bien fait de marquer ce que j’ai souligner que je désire autant plus que possible que Mad. D’Hulst soit pour mes enfants une seconde mère.[181]
Ook prins Leopold hoopte dat D’Hulst de gouvernante van zijn zus zou worden. D’Hulst had een deel van de winter in Laken doorgebracht om de drie kinderen te helpen in de periode onmiddellijk na de dood van hun moeder. Prins Leopold schreef D’Hulst dat ze haar hulp konden gebruiken: J’espère que nous pourrons avec votre aide, Madame la comtesse, faire le travail que vous nous aviez tant engagé à faire et que j’ai seul fait mais très imparfaitement. Quand vous serez ici, nous pourrons y travailler tous les trois avec vous.[182]
D’Hulst aanvaardde de positie van gouvernante. Ze werd aangesteld in juni 1851. D’Hulst was door haar zwakke gezondheid en door familiale problemen echter vaak lange periodes afwezig. Het directe toezicht op Charlotte werd dan uitgeoefend door de ondergouvernante, Louise de Montanclos.[183] De Montanclos was op hetzelfde moment als D’Hulst aangesteld.[184] Leopold was zeer tevreden over de capaciteiten van D’Hulst. Voor het karakter van De Montanclos had hij minder lof, maar als lerares voldeed ze wel aan de normen. Leopold schreef zijn bedenkingen over de opvoeders van Charlotte naar Victoria: Madame D’Hulst is however sous tous les points de vue a truly distinguished person, and I hear that Charlotte is more and more at her ease with her. Mad. Montanclos is an encumbrance; comme institutrice she is not so bad […] but so talkative and without any tact but with a good deal of ambition.[185]
Charlotte en De Montanclos konden het niet goed met elkaar vinden. De prinses schreef D’Hulst in 1851 over het slechte humeur van haar ondergouvernante: […] mais avec Clo [De Montanclos] cela ne va pas beaucoup mieux, elle est d’une humeur pire que jamais.[186] De slechte relatie tussen Charlotte en De Montanclos kwam ook aan bod in de brieven die de prinsen Leopold en Filips naar D’Hulst schreven. Prins Leopold berichtte hierover: Clo l’avant beaucoup tourmentée pour pouvoir faire cette communion elle est plus insupportable que jamais, Charlotte se dispute toute la journée avec lui.[187] Twee weken later meldde de oudste prins nogmaals de slechte verhouding tussen Charlotte en haar ondergouvernante: […] la vérité est que Charlotte la deteste et que tout va très mal qu’elle [De Montanclos] ne fait que grogner toute la journée.[188]
De Montanclos schreef haar ontslagbrief in 1852. De voornaamste reden die zij opgaf voor haar vertrek, was niet haar slechte relatie met Charlotte, wel het gebrek aan respect van de prinsen Leopold en Filips: Les princes ne m’adressent jamais la parole, ne me répondent pas, si je suis obligé de leur parler; ne me saluent à aucun moment, dans aucune circonstance, et ne me rendent même jamais mon salut. C’est ainsi que je suis traité dans la maison de Votre Majesté, par les princes ses fils, après avoir honorée de son choix et de celui de la Reine. Het gedrag van de prinsen had bovendien een schadelijk invloed op het karakter van Charlotte. De ondergouvernante wilde onder deze omstandigheden niet langer op het paleis werken.[189]
Kittl volgde De Montanclos op als ondergouvernante in mei 1852. Op het moment van haar aanstelling verbleef ze in Engeland. Een zekere Troguor deed haar, in naam van koning Leopold, het voorstel om ondergouvernante te worden van Charlotte. Troguor gaf in een brief aan Conway zijn mening over de ondergouvernante in spé: Je vous dirai cependant qu’elle m’a paru une personne honnête, modeste et sensée, très allemande de figure, de manières et de langage. Kittl moest een proefperiode van een halfjaar doorlopen, alvorens ze definief zou worden aangesteld. Troguor merkte op dat Kittl hiervan geen probleem maakte: Elle a adhéré avec une satisfaction très marquée aux six mois d’essai & cela m’a semblé une preuve d’honnêteté et de bon sens. Lorsqu’en suite je lui ai offert quelques jours de réflexion pour se décider, elle m’a dit qu’elle la non pas seulement accepté, mais demandé elle-même, si l’engagement eût du être définitif.[190]
Kittl had de Duitse nationaliteit, maar was van Oostenrijk afkomstig. Ze was gouvernante bij de prinses van Arenberg geweest.[191] Kittl was de tweede opvoedster die reeds ervaring had opgedaan bij de familie Arenberg, het kindermeisje Parys had er ook gewerkt alvorens ze op het paleis terechtkwam.[192] Leopold somde de kwaliteiten van Kittl op in een brief aan Victoria: Our new institutrice has not a pretty name, she is a German and born in Austria, Kittl is her name. She educated the young princess of Arenberg, the daugther of prince Pierre who married Charles de Mérode, the only son of your old acquintance the Ct Henry. This young lady is extremely well educated and as Mad. Kittl had been her governess. I was struck that she might have the tact which was not the distinguished quality of Mad. de Montanclos. Education is difficult, the people who are very fit of it are rare.[193]
Charlotte was zeer tevreden met haar nieuwe ondergouvernante. Dit blijkt uit een Engelse brief van Leopold aan zijn dochter: I am glad that you like Madame Kittl; I believe her to be sensible and steady; tact and good sense are in this life and in the various positions of society of the greatest importance.[194] Kittl was echter vaak ziek, ze had regelmatig aanvallen van migraine.[195] Koning Leopold dacht er daarom aan haar te vervangen door Genslin, de lerares Engels. Filips schreef over de mogelijke vervanging in een brief aan D’Hulst: Cette pauvre Kittl est tellement souffrante que je ne crois pas possible qu’elle puisse rester et une personne pour la remplacer serait Miss Genslin.[196]
Kittl drong er zelf ook op aan om vervangen te worden. Haar migraineaanvallen werden steeds erger. Het feit dat D’Hulst weer voor enige tijd afwezig was, maakte de situatie er niet gemakkelijker op. Conway wilde Kittl echter niet zomaar laten vertrekken. Hij ging op zoek naar oplossingen die het mogelijk maakten dat Kittl haar taak voort bleef uitoefenen. Zo stelde hij voor om Kittl op de dagen dat ze de pijn niet kon harden, voor bepaalde taken te laten vervangen door Genslin: […] une des idées que j’avais eu avant, était celle de prendre Mme Genslin dans la maison jusqu’au retour de Mme D’Hulst et de la charger de remplacer Mme Kittl auprès de la princesse, les jours où elle serait disabled à la promenade d’abord et à table s’il le fallait durant ses mauvais jours en effet. Kittl besloot in dienst te blijven tot maart of april 1853. Op die manier was er voldoende tijd om een opvolgster te zoeken.[197]
Charlotte vond het spijtig dat het zo moest lopen. Ze deed, net als de twee prinsen, haar uiterste best om Kittl tevreden te stellen. Ze drukte haar spijt uit in een brief aan D’Hulst: La santé de cette bonne Madame Kittl est vraiment bien triste, et je crains bien que malgré le désir de cher papa, de vous et de moi, nous ne pourrons pas la garder et ce serait bien triste. Quant à moi je fais tout mon possible pour lui faire plaisir et pour bien prendre mes leçons, les frères sont de la plus grande politesse et amabilité pour elle, ce qui la touche bien.[198] Prins Filips schreef in een brief aan D’Hulst dat ook hij het vertrek van Kittl betreurde: Cette pauvre madame Kittl me paraît décidé à quitter. C’est facheux car elle était très bien et ne sera pas facile à remplacer.[199]
Kittl pakte uiteindelijk haar koffers op het einde van 1853.[200] Ze werd opgevolgd door Marie-Auguste-Michaut de Bovée.[201] Reeds in juli 1853 was Charlotte op de hoogte van haar komst. Charlotte was er echter niet gerust in. Ze had immers een brief ontvangen van De Montanclos, waarin die schreef dat De Bovée één van haar beste vriendinnen was. Charlotte drukte haar wantrouwen uit in een brief aan D’Hulst: Ah, ma comtesse que c’est donc ennuyeux voilà cette Mme de Bovée qui va bientôt venir, ce matin je reçois une lettre de Clos qui me dit que c’est une de ses meilleures amies, si vous saviez comme cela m’a contrairié, car elle ne me parle d’elle et m’ennuyer sans cesse de son souvenir.[202]
In augustus 1853 arriveerde De Bovée in Laken. Kittl was op dat moment nog niet vertrokken. De vrees van Charlotte bleek ongegrond. In een brief aan haar broer Leopold had ze niets dan lof voor haar nieuwe ondergouvernante: Madame de Bovée qui vient près de moi, est arrivée ici, elle paraît très bien et a de très bonnes manières, et ce qui est fort heureux, quoiqu’elle été quelque temps en France, elle n’aime ni les Français ni le genre français, ce que je lui ai assuré être fort de notre goût.[203] De bittere houding van Charlotte tegenover de Fransen was een gevolg van de revolutie van 1848, waarbij haar grootouders, de toenmalige Franse koning en koningin, Frankrijk moesten verlaten.
In april 1854 nam De Bovée de beslissing om haar ontslag te geven. De reden die ze hiervoor opgaf, was haar wankele gezondheid. Conway ontving een brief waarin ze haar vertrek aankondigde: I am come to the painful but fixed resolution of giving up this most honorable mission, being convinced I am no longer fit for it. […] I flatter myself my stay, although so short, has been of advantage to princess Charlotte, for I find her royal highness much improved in every respect. I trust my departure will not be prejudicial to her education.[204] Na een onderhoud met Conway keerde De Bovée echter op haar beslissing terug. Ze hoopte dat de koning haar wel wat vrije tijd zou gunnen om een beetje op adem te komen.[205] De opvoedende taken op het koninklijk paleis waren blijkbaar erg uitputtend. De gezondheid van zowel D’Hulst, Kittl als De Bovée werd danig op de proef gesteld. De Bovée liet merken dat ze nood had aan enkele vakantiedagen.
Koning Leopold gaf De Bovée de toestemming om een tijdje vrijaf te nemen. Gedurende haar afwezigheid werd ze vervangen door gravin Marie d’Yves, de zopas benoemde eredame van Charlotte.[206] De eredame was verantwoordelijk voor de toiletten van Charlotte en ze vergezelde de prinses op verschillende ceremoniën. Marie-Amélie was het niet eens met de beslissing van Leopold om De Bovée een aantal dagen rust te gunnen. In een brief aan Conway schreef de grootmoeder van Charlotte dat ze het vertrek van De Bovée betreurde: La départ de Mme Bovée m’a fait frisonner, que ferions nous pour cette chère enfant qui en a besoin dès à présent plus que jamais.[207] De Bovée liet Conway al na drie weken weten dat ze bijna genezen was en weldra naar België zou terugkeren.[208]
D’Hulst bleef tot 1854 gouvernante van Charlotte, ondanks het feit dat ze het merendeel van de tijd afwezig was. Charlotte schonk haar nadien nog steeds een groot vertrouwen en besprak met haar de toekomst. Haar goede verstandhouding met D’Hulst blijkt bijvoorbeeld uit een brief die ze aan haar richtte: […] croyez la bien ma comtesse je n’oublirai pas cette douce conversation, la près de la terasse où nous avons traité en même temps tout de graves questions d’avenir. […] car vous avez été comme une mère pour moi.[209] De Bovée bleef betrokken bij de opvoeding van Charlotte tot 1857.
Louise-Marie omschreef in 1849 de taken van de gouvernante. Ze was op zoek naar […] une surveillante, une gardienne […] à qui l’on puisse laisser et confier l’enfant en toute sécurité. Ce n’est pas une seconde mère ou une personne destinée en notre absence à tenir lui de la mère. […] Ce que nous voulons c’est une personne assez bon pour que l’enfant puisse être abandonner à sa surveillance avec confiance. De koningin meende dat de gouvernante discreet moest zijn: Je désire également et [onleesbaar woord] au condition essentielle qu’elle ne parle pas au dehors de l’enfant de son éducation et de son intérieur, et qu’elle ne consulte aucune personne étrangère directement ou indirectement soit sur l’éducation de l’enfant soit sur la ligne de conduite à suivre une fois [onleesbaar woord] auprès d’elle. […] Elle devra s’adresser uniquement à moi ou aux personnes que nous l’autoriserions à consulter. A vous [Conway] par exemple qu’elle peut toujours consulter sur toutes choses et qui sera toujours un consul et un intermediaire si sage si sur et si utile.[210]
De taken van de eerste gouvernante waren dezelfde als die van de eerste gouverneur. Net zoals Hallart bij de prinsen kon zij nog niet rekenen op de steun van een ondergouvernante en nam ze dus zelf alle taken voor haar rekening. De gouvernante stond aan het hoofd van de opvoeding en kreeg daarvoor de nodige autoriteit. Louise-Marie maakte duidelijk wat zij onder deze autoriteit verstond: […] cette autorité sera si je peux m’exprimer une autorité délégué. Bij problemen moest de gouvernante zich rechtstreeks richten tot Louise-Marie. De koningin verwachtte bovendien van de gouvernante dat zij op geregelde tijdstippen examens afnam en verslagen opstelde. Daarnaast hielp de gouvernante bij de lessen van de leraars. De prinses en de gouvernante aten samen en maakten dagelijks wandelingen.[211]
Na de dood van Louise-Marie, bij de aanstelling van D’Hulst en De Montanclos, werd de taakverdeling waarschijnlijk aangepast. De verschillende functies werden tussen de gouvernante en de ondergouvernante verdeeld. Maar wegens de regelmatige afwezigheid van D’Hulst viel uiteindelijk vrijwel alle last op de schouders van de ondergouvernante. De Montanclos schreef Conway dat haar taak ruimer was dan die van een gewone ondergouvenante: Je ne suis pas sous-gouvernante dans les conditions ordinaires, puisque l’excellente Mme D’Hulst, malgré tout son dévouement, ne peut pas passer ici la journée; que sa santé l’empêche souvent de venir, et qu’elle est même absente pendant trois mois entiers; il faut donc du poids et de la considération à la personne qui à l’honneur de la remplacer.[212] D’Hulst bleef op de hoogte van haar leerlinge door middel van verslagen die haar werden toegestuurd door de ondergouvernante. Dit blijkt onder andere uit een brief van Charlotte aan D’Hulst: J’espère bien chère comtesse que vous avez du être satisfaite des derniers comptes rendus de Mme Kittl; tout allait beaucoup mieux.[213] Deze verslagen handelden niet enkel over het gedrag en de vorderingen van Charlotte, maar eveneens over die van haar broers.[214]
De Montanclos moest D’Hulst, wanneer die afwezig was, op alle vlakken vervangen, behalve voor de keuze van de lectuur en de keuze van nieuwe leraars.[215] Dat D’Hulst steeds haar toestemming moest geven alvorens Charlotte iets mocht lezen, blijkt uit een brief van Charlotte aan D’Hulst: Madame Kittl m’a chargé de vous demander si je peux lire Van Praet ‘Histoire de Flandre’; elle est entrain de le regarder; elle demande aussi si il est nécessaire qu’elle vous envoie le titre de tous les livres que j’ai lis ou lirai.[216] Wanneer D’Hulst geen tijd had om boeken uit te kiezen, deed Charlotte hiervoor een beroep op haar vader: Je suis toujours sans livre, je vous prierais bien d’avoir la bonté d’indiquer quelque chose d’intéressant et d’instructif; ou bien si vous êtes trop occupée en ce moment j’en demanderai à cher Papa.[217]
D’Hulst liet de ondergouvernantes vrij om de dagindeling te bepalen, alleen aan het uur van de wandeling mocht niets worden veranderd.[218] Wanneer Charlotte een verandering wenste in die dagindeling, verzocht ze D’Hulst om daarvoor druk uit te oefenen op de ondergouvernante. Charlotte hoopte in januari 1853 dat de les literatuur zou worden verplaatst. Ze schreef D’Hulst: Je voudrais bien s’il était possible que cela s’arrangea que au lieu de 11 h. Mme Kittl me fit la lecture à 1 heure, car cela prend toujours de voir cher Papa, ou lieu une quart d’heure de la promenade; cela reviendra tout à fait au même; mais quand on en parle à Mme Kittl elle répond alors qu’elle ne la fera pas du tout; je vous prie d’arranger cela et de le lui écrire.[219] D’Hulst ging niet in op haar verzoek: […] quant à ce que vous me demandez pour l’heure de vos lectures, je ne puis règler cela de loin, et puisque Mme Kittl s’y oppose c’est qu’elle a sans doute de bonnes raisons pour cela.[220] Omdat de gouvernante nauwelijks in Laken verbleef, werd de taak van de ondergouvernantes van Charlotte ruimer ingevuld dan de taak die de ondergouverneurs bij de prinsen vervulden.
Overig personeel
Het personeel dat bij de opvoeding van de prinsen en prinses werd betrokken, was redelijk uitgebreid. Naast de gouverneur en ondergouverneur werden er leerkrachten aangesteld. Ook de eredame, het dienstmeisje en de kamerknecht speelden een rol in de opvoeding van de koningskinderen. We mogen bovendien de functie van Conway niet vergeten. Hij behoorde als beheerder van de civiele lijst niet direct tot het opvoedend personeel, maar toch regelde hij heel wat zaken in verband met de opvoeding van de kinderen.
Leopold en Filips hadden grotendeels dezelfde leerkrachten. Charlotte had daarentegen een apart lerarenkorps. De enige leraars die ze deelde met haar broers waren Jean-Baptiste Madou, voor de tekenlessen, Sacré, voor de danslessen, en Auguste Scheler[221], voor de lessen Duits. Het was een voorstel van Conway om Scheler ook Duits te laten geven aan prinses Charlotte. Conway had in Brussel gezocht naar een goede Duitse lerares, maar hij had niemand gevonden. In een brief aan Louise-Marie stelde hij Scheler voor: Je n’apprends pas qu’il y ait à Bruxelles de maîtresse de langue allemande bien en renom et en y réfléchissant, je crois qu’il y aura de l’avantage à confier à M. Scheler la [onleesbaar woord] de donner des leçons à la princess. Cela nous évite l’inconvénient d’introduire une nouvelle personne dans l’intérieur de SS. AA. RR. et ne créer pas une dépense si forte.[222] Louise-Marie keurde dit voorstel goed.
De bekendste naam die in de lijst van de leraars voorkomt, is die van Hendrik Conscience. In 1847 werd beslist om hem aan te stellen als leraar Nederlands van de prinsen. Zijn aanstelling was honorair, maar later kon dit eventueel nog worden aangepast, zodat hij effectief een aantal uren les kon geven. Conway maakte dit bekend aan De Lannoy: Le Roi vient de nommer M. Henry Conscience, professeur de langue et de littérature flamande de LL. AA. RR. et je me hâte de porter le faite à votre connaissance. La nomination sera pour le moment honorifique, mais plus tard, lorsque vous le jugerez que cela pourra se faire sans trop surcharger les Princes, M. Conscience sera appelé à leur donner, soit deux, soit trois leçons par semaine.[223] Waarschijnlijk bleef de functie van Conscience altijd een erefunctie. Nergens in het Koninklijk Archief zijn er sporen te vinden dat Conscience daadwerkelijk les heeft gegeven aan de koningskinderen.
Het was Conway die de achtergrond van mogelijke leerkrachten onderzocht en die een gesprek voerde met de kandidaten alvorens ze in dienst werden genomen. Louise-Marie kwam altijd als eerste zijn bevindingen te weten. Over Genslin, de lerares Engels van Charlotte, schreef hij: Les renseignement que j’ai obtenir sur Mm Genslin, lui sont favorables. On se loue fort d’elle dans toutes les maisons ou elle a enseigné et chez Mm Demanet Rienne entre autres. J’ai voulu ce matin la voir et l’entendre. Son Anglais me paraît bien, quoique l’accent qu’elle met sur certaines expressions ne soit pas précisement celui de la meilleure compagnie. Elle ne me fait point l’effet bold. Elle est allemand d’origine; mais née et elevée en Angleterre. Elle m’a dit qu’elle donnait aussi des leçons d’allemand.[224] Het is duidelijk dat niet iedereen in aanmerking kwam om leraar te worden aan het hof. Vooraleer iemand werd benoemd, voerde Conway een grondig onderzoek uit. Hij onderzocht bijvoorbeeld de werkervaring van de kandidaten en controleerde hun kennis.
De leraars ontvingen hun instructies van de gouverneur.[225] De gouverneur bepaalde de te volgen lesmethode en besliste welke handboeken er moesten worden gebruikt.[226] De leerkrachten mochten zelf ook wel voorstellen doen, maar deze voorstellen mochten slechts worden uitgevoerd na de goedkeuring van de gouverneur. Scheler, de leraar Duits, vroeg bijvoorbeeld in 1848 aan De Lannoy om een derde uur Duits in de week toe te voegen: L’approche de la fin de l’année me pousse à vous communiquer enfin un désir conçu depuis longtemps et dont la réalisation me semble dépendre de votre seule autorité. Ce désir consiste à ce que, à partir de la nouvelle année, il me soit accordé une troisième heure pour mon enseignement allemand. Comme cette troisième heure pourrait être en quelque sorte introuvable et vous causer quelque embarras, je vous proposerai tout simplement la conversion d’une heure d’étude en une heure d’instruction.[227]
Scheler stelde zelf zijn cursus samen voor de lessen Duits die hij aan de drie koningskinderen zou geven.[228] Hij maakte ook een grammaticaboek dat hij wilde opdragen aan prinses Charlotte. Conway schreef hierover aan Louise-Marie: M. Scheler m’a parlé dans le temps d’une manière vague de sa nouvelle grammaire du désir qu’il avait de pouvoir dédier à la princesse. Je ne verrais pas d’inconvénient à cette dédicace, mais quoiqu’il ne s’agisse d’une grammaire je ne voudrais point conseiller de l’accorder sans avoir vu préalablement le livre […]. Voici donc ce que je peuve qu’il conviendrent de faire: on laisserait M. Scheler imprimer le livre et l’on décidérait la question de la dédicace qu’après avoir vu l’ouvrage imprimé mais non édité.[229] Het feit dat Scheler een boek wilde opdragen aan de prinses werd dusniet zondermeer als een eer beschouwd. Conway wilde alles eerst grondig controleren alvorens hij Scheler hiervoor de toestemming gaf.
Het loon dat vastgesteld werd voor Drury, de leraar Engels van de twee prinsen, kan ons een idee geven over de loonschaal van de leerkrachten. Bij de aanstelling van Drury in januari 1850 twijfelde Conway of de leraar 15 of 20 frank per les zou ontvangen. Hij vroeg raad aan de koningin: J’aimerais bien de savoir si SS. MM. entendent que je fixe le prix du cachet, pour les leçons de M. Drury, à 15 f ou bien à 20. Je sais que ce dernier chiffre est assez élévé; mais il n’y a que deux leçons par semaines, il y a deux élèves, il faut décompter les frais de voiture, and the poor M. Drury is in great want of a little money. Louise-Marie stemde toe met het hoogste bedrag. Het kwam er op neer dat Drury ongeveer 2000 frank per jaar zou verdienen.[230]
Naast de gouvernantes en leerkrachten kunnen ook de eredames tot het opvoedend personeel van prinses Charlotte worden gerekend. De dames waren allemaal van adellijke afkomst. In 1851 werd het hoofd van de eredames aangesteld, gravin De Mérode. Leopold schreef Victoria dat hij zeer tevreden was met haar aanstelling: The good Comtesse de Mérode, will be the superior dame d’honneur, she is such a kind hearted person that to see her consent to this was very satisfactory.[231] In 1853 werd gravin Caroline Eugène de Hemricourt de Grunne benoemd tot eredame. Ze werd in 1854 vervangen door gravin Marie d’Yves, die net zoals De Mérode, in dienst bleef tot het huwelijk van Charlotte.
De aanstelling van De Grunne gebeurde onrechtstreeks via baron en barones de Sems, de oom en tante van De Grunne.[232] De Grunne aanvaardde de functie alvorens ze iemand van het paleis had ontmoet. Conway had als eerste een gesprek met haar. De Grunne werd voorgesteld aan prinses Charlotte door gravin De Mérode. Door de lange afwezigheden van D’Hulst kreeg De Grunne de verantwoordelijkheid voor de toiletten van Charlotte. Conway schreef Leopold dat hij De Grunne hiervoor gepast vond: Si l’absence de Mme D’Hulst se prolongerait, je crois qu’il serait bien utile que Mme de Grunne pût être consultée pour la toilette de la princesse, elle a beaucoup de goût et s’acquitterait parfaitement de cette besogne. Leopold sloot zich bij deze visie van Conway aan.[233]
Charlotte was zeer tevreden over De Grunne. Dit blijkt uit een brief gericht aan D’Hulst: La nomination de Mme de Grunne m’a été très agréable car elle est bien gentille et bien aimable.[234] De Grunne had naast de verzorging van het toilet van Charlotte nog andere taken. Zo vergezelde ze de prinses op verschillende ceremoniën. Marie-Amélie was van mening dat de taak van de eredame nog ruimer moest worden opgevat. De Grunne zou Charlotte regelmatig moeten bezoeken, zodat de prinses een voorbeeld kon nemen aan haar manieren.[235] D’Yves nam in 1854 de taak van De Grunne over.[236] De aanstelling van D’Yves gebeurde, net als die van De Grunne, onrechtstreeks via haar oom.[237] Ze werd tot eredame benoemd, maar omdat De Bovée wegens ziekte afwezig was, moest ze voor een tijdje de taken van de ondergouvernante overnemen. D’Yves ontving 3000 frank per jaar voor haar diensten en had net als de andere dames geen kamer in het paleis. Ze woonde nog bij haar ouders.[238]
Naast de eredames kon Charlotte ook beroep doen op haar dienstmeisje. Louise-Marie stelde in 1849 een nota op waarin haar taken werden toegelicht: La bonne continuera a être charger exclusivement des soins du corps, de tout ce qui regarde la santé et la toilette de Charlotte. Het dienstmeisje moest de gouvernante vervangen wanneer die afwezig was. Ze moest dan de wandelingen begeleiden en de lessen van de leraars bijwonen. Het dienstmeisje kreeg haar instructies van Louise-Marie, maar tijdens de afwezigheid van de koningin stond ze onder het toezicht van de gouvernante. In feite vervulde het dienstmeisje in 1849 de taken die de ondergouvernante later voor haar rekening nam. Het dienstmeisje verbleef in het kasteel te Laken. Dit blijkt uit de volgende richtlijnen van Louise-Marie: Elle habillera l’enfant et couchera dans sa chambre. […] Aux heures où son service ne l’appellera pas chez Charlotte, elle attendra du reste chez elle qu’ ou au besoin d’elle sera soumise dans l’intérieur à l’autorité de l’institutrice.[239] Wat de taken van het dienstmeisje waren na de dood van Louise-Marie, is niet helemaal duidelijk. De toiletten van Charlotte werden na de dood van de koningin toevertrouwd aan D’Hulst en later aan de eredame.
De mannelijke tegenhanger van het dienstmeisje was de kamerdienaar. De aanstelling van de eerste kamerdienaar van prins Leopold, Xavier Durussel, vond gelijktijdig plaats met de aanstelling van zijn eerste gouverneur.[240] Filips had ook een eigen kamerdienaar, Greyner.[241] In 1849 was deze laatste verantwoordelijk voor het toilet van de twee prinsen. Dit blijkt uit richtlijnen van Louise-Marie in verband met de opvoeders: A l’avenir le Sr Greiner prendra directement les ordres de la Reine, pour tout ce qui concerne la toilette des Princes, et il visera mensuellement avant de les remettre à sa Majesté, les comptes de dépense qui s’y rapportent.[242] De kamerdienaren vergezelden de prinsen op hun reizen, bijvoorbeeld in september 1846 naar Sint-Cloud.[243]
De jongens kregen toen ze wat ouder waren ook een ordonnansofficier. In 1858 zocht men een ordonnansofficier voor prins Filip. De koning stelde voor om een zekere Jolly in dienst te nemen. Filips ging hier echter niet mee akkoord, hij wilde graag zelf een keuze maken.[244] Prins Filips kreeg zijn eerste ordonnansofficier, Du Roy de Blicquy, in 1859. In 1863 werd deze vervangen door Picke en in 1864 werd een tweede ordonnansofficier in dienst genomen, Huart. De ordonnansofficier maakte deel uit van het militaire huis van de koning. Zijn taak was om de prinsen te informeren over defensie. Meestal waren het jonge en bekwame officieren. Ze moesten dag en nacht ter beschikking staan. De ordonnansofficier vergezelde de prins op al zijn uitstappen.[245]
Ook Conway nam een niet onbelangrijke plaats in bij de opvoeding van de koningskinderen. Na de dood van zijn vrouw deed Leopold meer en meer een beroep op Conway, die hij zag als zijn persoonlijke raadgever. Koning Leopold kon immers niet evenveel tijd als Louise-Marie besteden aan de opvoeding van zijn kinderen. Koning Leopold en Conway correspondeerden bijna dagelijks.[246] Ook Marie-Amélie vertrouwde Conway volkomen. Ze was hem dankbaar voor alles wat hij voor haar kleinkinderen deed. Dit blijkt uit een briefje dat ze hem schreef op 23 september 1853: Je vous récommande de plus en plus être l’ami et le conseil de mes si chers petits enfants. Veillez sur ma pauvre Charlotte, protégez la et soyez pour eux ce que vous avez été pour leur bien aimée Mère.[247]
Een groot deel van de taken van Conway werd eerder aangehaald. Hij gaf de koning en koningin vaak raad wanneer er belangrijke beslissingen moesten worden genomen. De koning steunde bijvoorbeeld op zijn oordeel bij de aanstelling van nieuwe opvoeders.[248] Conway woonde bovendien sommige examens bij die de prinsen en prinses moesten afleggen.[249] Conway kan gezien worden als een schakel tussen het vorstenpaar en de opvoeders. Enerzijds maakte hij de wensen van de koning en koningin vaak kenbaar aan de opvoeders. Zo kreeg De Lannoy van Conway instructies voor een reis naar Sint-Cloud met de prinsen: Le départ de LL. MM. pour Saint-Cloud aura lieu le 3 octobre et je suis chargé par le roi de vous annoncer que son intention est que vous accompagniez les Princes dans ce voyage.[250] Anderzijds gingen de opvoeders met hun wensen en klachten naar Conway, zodat hij die kon overbrengen aan Leopold en Louise-Marie. Na een bezoek van De Lannoy beschreef Conway de inhoud van hun gesprek in een brief aan de koning: Ce dernier [De Lannoy] c’est plaint, très fort, de M. Montegnie et les grieves qu’il articule contre lui, sont assez sérieux.[251]
De drie koningskinderen schreven regelmatig brieven aan Conway met hun wensen. Conway bracht die dan over aan hun vader. In die zin was hij ook een schakel tussen Leopold en zijn kinderen. Wanneer prins Leopold een verandering in zijn studies nodig achtte, liet hij dit weten aan Conway, in de hoop dat deze laatste de koning hierover zou inlichten: Nous arrivons vers 4 heures et un quart à Bruxelles. Si nous pouvons vous voir alors un moment si cela ne vous derange pas. Nous en serions très contents. Je me permets d’appeler votre attention sur les remarques suivantes: 1° reforme du latin, 2° rédactions et resumés de l’histoire de Belgique, 3° séparation des leçons d’Alleamnd et étude des règles […]. Je vous parle de ces choses maintenant pour ne pas avoir l’air d’avoir toujours des secrets avec vous. Vous aurez peut-être l’occasion d’en parler au Roi pendant notre séjour à Ems.[252] Het blijft een onbeantwoorde vraag of die wensen werden ingewilligd.
De redemptorist Victor-Auguste Deschamps[253] nam ook een plaats in de opvoeding van Filips en Charlotte in. Hij was sinds augustus 1853 de biechtvader van de jongste prins en de prinses.[254] Deschamps oefende een grote invloed uit op Charlotte; hij bereidde de prinses voor op haar eerste communie en leidde haar vormsel.[255] Wanneer Deschamps niet aanwezig kon zijn, ging Charlotte bij pater Louchard biechten op zaterdag.[256] Zowel Filips als Charlotte waren vaak onder de indruk van zijn preken. Filips beschreef zijn indrukken in een brief aan D’Hulst: Selon votre désir j’ai amité depuis votre départ au sermons de Père Deschamps qui sont vraiment magnifique, surtout un qu’il a fait dimanche dernier sur la prière était d’un effet magique.[257] Ook Charlotte beschreef de preken van Deschamps aan D’Hulst: Nous avons entendu deux sermons du bon père Dechamps qui m’ont paru superbes: l’un sur l’humilité chrétienne, l’autre sur le courage, le dernier l’emportait en energie et en inspiration.[258]
Ouders
Louise-Marie had het grootste aandeel in de opvoeding van de koningskinderen. Koning Leopold bepaalde dat Louise-Marie toezicht moest houden op de vorming van hun kinderen. De koning zelf kwam alles te weten via zijn vrouw en Conway. Leopold maakte De Lannoy duidelijk wat hiervan de voordelen waren: La Reine est spécialement chargée de ma part de la surveillance de tout ce qui concerne les enfants; elle m’en rend compte et vous communiquera généralement mes vues. Ce système est, à tous les points de vue, bienfaisant et tient la mère en contact continuel avec les enfants; elle exerce de cette manière une influence médiatrice et modifie le pouvoir paternel qui, quand il parle, doit toujours parler en dernière instance et d’une manière grave. Wanneer de gouverneurs dit nodig achtten, konden ze wel rechtstreeks bij de koning terecht.[259]
De koning maande de koningin vaak aan om meer tijd door te brengen met hun kinderen. In 1843 schreef Leopold aan zijn vrouw: Tu oublies quelque fois pour developper une sensibilité quelque pur morbide, que tu es nécessaire à ces enfants; et que c’est un véritable devoir de ta part de te conserver pour eux. Les deux garçons se tireraient encore d’affaire, mais Bijou [Charlotte] a besoin d’une protection féminin, et vraiment une aussi charmante enfant la mérite bien.[260] Leopold was van mening dat de kinderen veel konden leren van deze ontmoetingen met hun ouders. Leopold maakte dit via een brief duidelijk aan Louise-Marie: Je suis heureux de voir que tu réunis les enfants chez toi; nous devons réellement maintenant les voir plus souvent et aussi partir de manière à ce qu’ils puissent apprendre de nous; les enfants sont beaucoup plus attentifs qu’on ne le pense en général.[261] In de praktijk bleek het vorstenpaar dit echter niet te hebben gerealiseerd.
Echt veel tijd bracht Louise-Marie niet door met de kinderen, enkel na het avondeten hield ze zich persoonlijk met hen bezig.[262] De meeste maaltijden van de kinderen en de ouders werden gescheiden gehouden. Wel aten de kinderen op jonge leeftijd soms met hun moeder. Koning Leopold was immers van mening dat de kinderen vaak met Louise-Marie moesten eten zodat ze hun tafelmanieren konden bijschaven.[263] Wanneer de kinderen dan toch eens een zeldzame keer samen met hun beide ouders mochten dineren, wisten ze met hun vreugde geen blijf. Louise-Marie schreef hierover aan haar moeder: Les enfants sont très bien. Ils ont dîné hier avec nous, ce qui à été une grande joie.[264]
De koningin vergezelde haar kinderen soms op hun uitstapjes. Zo nam ze haar zonen mee naar de paardenkoersen.[265] Deze uitstapjes waren kort en Louise-Marie nam meestal nog andere opvoeders mee. De koningin gaf De Lannoy instructies voor een uitstapje met de kinderen naar Brussel: Nous irons à 9 h. ½ en ville et nous prendrons les enfants avec nous. Veuillez seulement ordonner une voiture pour suivre avec Mme Martiny. Nous irons d’abord au Palais, puis de là à l’église. Les enfants dîneront en ville au retour de l’office. Nous resterons au Palais jusque vers 5 h.[266]
De kinderen werden regelmatig achtergelaten bij hun opvoeders wanneer hun ouders voor korte of lange duur afwezig waren. Leopold, Filips en Charlotte klaagden telkens wanneer hun ouders op reis gingen. Wanneer het vorstenpaar in oktober 1842 naar Parijs vertrok, was Charlotte allerminst tevreden. Louise-Marie schreef hierover naar haar moeder: Les enfants sont très tristes de notre départ, la petite surtout. Elle dit toute la journée: Charlotte ne veut pas que Papa aille à Paris. Les petits prennent la chose plus tranquillement et leur plus grand regret et de na pas voir aussi Bon Papa et Bonne Maman.[267] Drie maanden later waren beide ouders weer afwezig. Leopold schreef Victoria dat de kinderen blij waren bij hun terugkeer: We return to our headquarters at Laken, where the children will be glad to receive us particulary Charlotte, who disapproves much of any abscences of both of us, and even of myself alone.[268]
In feite regelde Louise-Marie de opvoeding. Ze gaf de opvoeders richtlijnen via korte berichtjes, schriftelijk of mondeling. De gouverneurs kregen instructies voor de maaltijden, de lessen, het opvoedingsreglement, de examens, het uurrooster, enzovoort. De Lannoy kreeg bijvoorbeeld instructies van de koningin in verband met een feest van de koning: La Revue n’aura pas lieu. Le Roi la décommande à cause du mauvais temps, mais les Enfants doivent néanmoins aller en ville de bonne heure. La réception des personnes de la Maison a été fixée à Midi ½. Veuillez ordonner la voiture des enfants pour 10 h. ½ et leur dîner en ville pour 11 ¼. Veuillez aussi donner des ordres pour que l’on porte en ville les uniformes des enfants et quelques livres et objets d’occupation. Je vous expliquerai le reste lorsque je vous verrai plus tard.[269] De koningin stelde richtlijnen op voor de opvoeders van de prinsen en de prinses.[270] Louise-Marie keurde, vaak in samenspraak met de koning, voorstellen van de opvoeders goed of af. Ze gaf bijvoorbeeld haar mening over een rapport van De Briey betreffende de vakken Latijn, Frans en geschiedenis.[271] Het studieprogramma en het uurrooster, opgesteld door de gouverneur, mocht maar uitgevoerd worden nadat Louise-Marie en koning Leopold het grondig hadden bestudeerd en goedkeurd.[272]
Een andere taak die Louise-Marie op zich nam was de keuze van de boeken die de kinderen moesten lezen. De kinderen werden voor hun goed werk beloond met een boek uit haar eigen bibliotheek.[273] Voor het aankopen van de boeken gaf ze instructies aan De Lannoy: Veuillez faire acheter seulement, pour le Ier mai, l’histoire des Empereurs romains de Crevier et celle du Bas-Empire de Lebeau. Cela sera suffisant. Veuillez aussi m’envoyer le titre exact de l’ouvrage du Maltebrun; je le demanderai à ma mère pour Philippe, de préférence à l’histoire de Napoléon par M. de Norvins.[274]
Louise-Marie kon de studies van haar kinderen volgen aan de hand van de verslagen die opgesteld werden door de verschillende opvoeders. Ze gaf haar kinderen, steunend op deze verslagen, via brieven schouderklopjes of aanmaningen tot studie. Tijdens een verblijf in Londen schreef ze prins Leopold dat ze niet tevreden was over zijn houding en studies: […] mais j’ai été fort menée de voir par le bulletin du colonel que tu avais été de nouveau si paresseux et que tes dictées ont été si mauvais et si négligées. Ce n’était pas ce que tu m’avais promis, et j’espère que tu feras un peu effort sur toi-même pour mieux remplir tes devoirs. Ton père a été aussi affligé que moi du dernier bulletin.[275] Ook wanneer Louise-Marie gewoon in Laken was, bracht ze haar boodschappen over met een brief. Zo uitte ze haar ontevredenheid over Filips in een brief van 7 juli 1845: J’ai été faché d’apprendre que Madame et le colonel n’ont pas été contents de toi la semaine dernière.[276]
Louise-Marie verbeterde soms de brieven van haar kinderen om hen te wijzen op hun fouten. Wanneer ze tijdens een verblijf in Londen een brief met spellingsfouten van prins Leopold ontving, liet Louise-Marie het niet na om de prins daarop te wijzen: Je te remercie bien, mon bon Léo, de ta bonne petite lettre du 29. L’écriture est fort jolie et le style est bon; mais l’orthographe laisse beaucoup à désirer. J’espère que la prochaine fois elle sera meilleure et il est absolument nécessaire que tu travailles pour te perfectionner sur ce point. […] Je te renvoie ta lettre corrigée à fin que tu voyes toutes les fautes que tu as faites.[277]
In een brief aan haar moeder legde Louise-Marie haar manier van opvoeden uit: Je les élève dans les sentiments de vénération, d’union et d’affection qui ont fait notre bonheur et notre force dans les peines comme dans les joies, et jusqu’ici ils sont bien de la famille.[278] Veel tijd om dit te verwezenlijken had Louise-Marie niet. Op 11 oktober 1850 stierf ze in Oostende. Door de dood van Louise-Marie verloor Leopold niet alleen zijn vrouw, maar ook de persoon die de opvoeding van de koningskinderen regelde. Leopold was niet in staat om de leiding van de opvoeders te combineren met zijn politieke taken, vandaar dat Conway, zoals reeds eerder werd vermeld, grotendeels met de opvoeding van de kinderen werd belast.
Het is niet correct te beweren dat koning Leopold zich helemaal niet met de opvoeding van zijn kinderen bezighield. Ook voor het overlijden van Louise-Marie draagde hij zijn steentje bij in hun opvoeding. Leopold gaf Louise-Marie vaak te kennen hoe een bepaald opvoedingsprobleem het beste kon worden opgelost. Op 17 mei 1844 schreef hij zijn vrouw een brief met zijn strategie om het gedrag van prins Leopold te verbeteren: Leo est un enfant très impatient, il faudra tâcher graduellement d’agir sur un sentiment qu’il a, c’est qu’un petit prince de nos jours doit être plus instruit que tous les autres ou il devient un objet de ridicule et de mépris.[279] Een aantal dagen later ontving Louise-Marie een brief met hetzelfde onderwerp: Tu es toujours si prudent avec les enfants, que tu n’as pas besoin de te gêner pour des autorisations préalable. Je crois que cela est utile aux enfants de les sortir quelque fois de leur routine. Pour Leo il faut, sans trop affliger, lui faire comprendre que les choses dont il s’effraye sont d’une grande facilité, et que les enfants de 3 ans les savent en général. Il peut être niaisement, distrait et indolent, et vraiment alors fort ennuyeux.[280]
De koning controleerde zelf de vorderingen van zijn kinderen. In 1841 woonde hij een gymnastiekles van prins Filips bij. Hij schreef aan Victoria: I assisted yesterday at the exercises of gymnastics of Lipchen and I was quite astonished, he really does very difficult things with great assurance. He looked very dear with a blue cap on his fain curls, holding himself exstermely straight and well.[281] Dit was misschien een uniek geval, geen enkel andere archivalische bron geeft aanwezingen dat de koning regelmatig de lessen van zijn kinderen bijwoonde.
Het was meestal onrechtstreeks, via zijn vrouw, dat Leopold richtlijnen gaf aan de opvoeders. Een uitzondering op deze regel vormen de instructies omtrent de opvoeding van de prinsen die Leopold verstuurde naar De Lannoy. Door deze instructies leren we iets meer over de opvattingen van de koning over de opvoeding van zijn kinderen. Vooreerst meende Leopold dat het aanbrengen van regelmaat in het leven van de koningskinderen een noodzaak was: Il est désirable, surtout pour Léopold, d’établir beaucoup de fixité, même dans les petites choses de la vie ordinaire.[282] De koning maakte dit ook rechtsreeks duidelijk aan zijn oudste zoon, via een brief die hij op 13 januari 1851 schreef: […] mais ce que manque encore c’est qu’il y ait plus de fixité dans ce que tu fais, il faudra plus sérieusement s’attacher à cela. Je n’objecte pas de tout à ce que tu sois gai, mais cela devrait être réservé pour les moments libres et dans les leçons les enfantillages sont vraiment nuisibles.[283]
Daarnaast wees de koning De Lannoy erop dat hij voorzichtig moest zijn wanneer hij in de nabijheid van de kinderen het woord nam: Les enfants sont très attentifs à tout ce qui est dit devant eux, cela rend nécessaire d’être très prudent. Tout ce qui n’est pas destiné pour eux, ne doit pas être mentionné devant eux. [284] Leopold vond het bovendien belangrijk om zijn kinderen plichtsbesef aan te leren. Hij schreef hierover aan De Lannoy: Comme je désire extrêmement développer chez eux le sentiment du devoir, sentiment qui devient de nos jours faible et qui doit céder trop souvent aux considérations d’utilité et de l’intérêt, il faut rapporter les choses à ce sentiment. Il faut soigneusement éviter tout ce qui aurait l’air de les consulter sur leurs études; leur en expliquer l’utilité peut être désirable, mais leur donner la latitude d’exprimer une opinion serait fâcheux.[285] Koning Leopold vond het dus blijkbaar niet nodig dat zijn kinderen een eigen mening ontwikkelden.
De verslagen van de opvoeders werden niet alleen gelezen door Louise-Marie, maar ook door Leopold. Leopold en Louise-Marie bespraken samen de inhoud van de verslagen. Dit blijkt uit een brief van de koning aan zijn vrouw: Les accounts of the children sont intéressant, il faudra veiller plus tard à ce que le caractère de Leopold ne se developpe pas d’une manière facheuse.[286] Een verslag waarin vermeld werd dat prins Leopold praatziek was, vormde de aanleiding voor een brief van Leopold aan zijn oudste zoon: Pour ce qui concerne le bulletin qui m’est parvenu hier matin, je vois avec plaisir que le travail va bien, mais on se plaint d’une disposition beaucoup parler sans utilité. Nous allons un peu examiner cela; tu es un bon enfant et le ciel t’as doué de bon sens; ce sont là des qualités pour lesquelles tu dois une sincère gratitude à la providence. Il serait bien dommage de gâter cela en [onleesbaar woord] aller au bavardage. […] Tu es encore très jeune et une mauvaise habitude peut facilement se changer et céder la place à une bonne. Je parle dans ton intêret et j’en appelle à ton bon sens.[287]
Koning Leopold gaf zijn kinderen vaak goede raad. Leopold vond zijn oudste zoon naast praatziek ook lui. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een brief die de koning schreef op 5 december 1848: Tu as un bon cœur et tu es sensible. Ce sont les deux qualités très réelles et très importantes ce qui est essentiel pour toi. C’est de ne pas te laisser aller à une certaine oisiveté, qui laisse l’esprit, qui par son nature doit toujours s’occuper de quelque chose, aller à s’occuper de choses inutiles, et après cela même nuisible et dangereuse. Le vieux proverbe qui dit que ‘l’oisiveté est la mère de tous les vices!’ est hélas vrai.[288] In november 1850 ontving de kroonprins zelfs een brief van twaalf bladzijden lang, waarin Leopold zijn visie en die van de overleden Louise-Marie uiteenzette over het karakter van prins Leopold. De koning beschreef eerst de positieve punten, de intelligentie en tact van Leopold, de lijst met negatieve karaktertrekken was echter veel langer, luiheid, oppervlakkigheid en neiging tot overdrijven.[289] De relatie tussen koning Leopold en zijn oudste zoon was slecht. Prins Leopold voelde zich niet aanvaard door zijn ouders. De kroonprins hield ervan om zijn vader tegen te spreken. Uiteindelijk spraken vader en zoon niet meer met elkaar, maar ze communiceerden via brieven die ze aan Conway richtten.[290]
De koning maakte prins Leopold duidelijk dat goede studieresultaten in zijn eigen voordeel waren. Onwetendheid was een groot gebrek; hij had meer nodig dan zijn sociale status om iets te bereiken. In een brief schreef Leopold hierover: Ce n’est pas pour nous que nous vous engagerons d’apprendre […] mais pour vous même, parce que l’ignorance est une incapacité, un véritable malheur, car les positions sociales, loin d’être une protection comme autre fois, sont un motif de malveillance et même de haine. Prins Leopold moest dit goed begrijpen en zich trouw aan zijn studies wijden. Hij moest een voorbeeld zijn voor zijn jongere broer en zus.[291] Omgekeerd durfde de kroonprins zijn vader ook wel eens de les te spellen. In maart 1844 wees Leopold er zijn vader bijvoorbeeld op dat hij te laat at.[292]
Koning Leopold wees niet alleen op het nut van goed studeren maar ook op het belang van een goed en sterk karakter. Prins Leopold ontving van zijn vader een brief waarin die deze visie uieenzette: Toi comme l’aîné et déjà presque parvenu à l’age de 16 ans, tu dois principalement faire attention à ton caractère, le developpement de tes qualités morales est même plus important que tes études. On peut être comparativement ignorant et cependant avoir un noble caractère, de bons principes, et une manière saine et vrai de juger des choses. Pour parvenir à cela il est important si non indispensable que tu sois franc et vrai avec moi et les personnes plus spécialement destinés à s’occuper de ton éducation.[293] De koning was blijkbaar van gedachten veranderd. Terwijl hij in 1846 nog vond dat zijn kinderen hun eigen mening voor zich moesten houden, spoorde hij nu zijn oudste zoon aan om vrijuit te spreken tegen zijn vader en tegen de andere opvoeders. Prins Leopold moest zijn vader als vertouwensman zien. De koning maakte dit duidelijk aan zijn oudste zoon door middel van een brief: […] j’ajoutera encore un chose bien important, il faut toujours me considérer comme ton confesseur bien affectueux et indulgent; et me dire tout ce qui te passe par la tête, tu trouvera toujours chez moi un égal désir de t’être utile et de te rendre heureux.[294]
Ook prins Filips ontving regelmatig brieven met raadgevingen van zijn vader. In een brief aan Filips toonde hij het belang van studeren aan: Ta lettre est bien écrite et m’a fait du plaisir. Tu es studieux et tu as une bonne disposition pour apprendre; ne te laisse pas déranger dans cette disposition qui te facilitera bien des choses. De nos jours un ignorant n’est plus de tout toléré; on s’en moque et on le méprise; comme tu n’aimes ni l’un ni l’autre, tu tiens entre tes propres mains la posibilité de l’éviter.[295] Op het moment dat Filips deze brief kreeg, was hij nog maar zes jaar oud. Hij werd dus al op jonge leeftijd op zijn verantwoordelijkheden gewezen. In 1849 deed koning Leopold nogmaals een poging om Filips tot studeren te stimuleren: J’ai été vraiment satisfait de voir un si bon bulletin, il vous serait facile que cela fut toujours ainsi qu’il n’y a pas d’excuse quand cela est autrement. Un peu de réflexion doit vous convaincre que c’est maintenant que vous devez acquérir les connaissances dont vous ne pouvez pas vous passer, et que le temps est précieux et passe vite. Tu ne manques nullement de bon sens applique le donc, et tu verras avec satisfaction un jour les grands avantages qui en résuleront pour toi.[296]
De koning gaf regelmatig opmerkingen over de schrijfstijl van drie kinderen. Hij vond dat prins Leopold zijn letters te dicht bij elkaar schreef, zodat het moeilijk was om de verschillende woorden te onderscheiden.[297] Voor het geschrift van Filips had hij over het algemeen meer lof: Ta lettre est de la plus belle écriture, et comme il faut louer tout ce qui le mérite je m’empresse de te dire sa.[298] Toch maande hij Filips aan om langere brieven te schrijven en zo zijn kalligrafie te oefenen.[299] Op de schrijfstijl van Charlotte kwamen meestal positieve reacties.[300] Ook de spelling werd door de koning gecontroleerd en verbeterd. Leopold legde zijn oudste zoon uit waarom hij een correcte spelling zo belangrijk vond: Nous vivons dans un temps au l’on écrit beaucoup et ou il est important de savoir écrire correctement et de s’exprimer d’une manière agréable.[301]
Leopold schreef, zoals eerder al bleek, zijn kinderen soms in het Engels en in het Duits. Hij raadde zijn kinderen ook aan om niet enkel brieven in het Frans te schrijven. Op die manier konden ze hun andere talen oefenen. Hij schreef hierover aan Charlotte op 17 november 1850: You have written to me a very dear English letter, in which I have not discovered anything incorrect, which has given me great satisfaction. Your writing to me in English will prove very useful and I therefor recommand it to you.[302] Nu en dan beloonde koning Leopold zijn kinderen met een compliment. De koning schreef vol lof over de begaafdheid van Filips: J’ai été ces derniers jours bien satisfait de voir combien tu sais déjà et comme tu le sais correctement. Savoir ce que l’on sait, exactement et correctement, est une chose très importante![303]
Verschillende auteurs schrijven dat de rol die Louise-Marie speelde in de opvoeding van de koningskinderen groot was.[304] De koningin spendeerde volgens hen het grootste deel van haar dag aan haar kinderen. Dit is correct in de zin dat de koningin bijvoorbeeld veel investeerde in het opstellen van richtlijnen en dat ze zorgde voor de aanstelling van degelijke opvoeders die de opvoedende taken in haar plaats konden uitvoeren. Maar de momenten die ze zelf met haar kinderen doorbracht waren eerder beperkt. Louise-Marie en Leopold waren vaak afwezig, maar ook wanneer ze gewoon in Brussel of Laken verbleven, zagen ze de kinderen nauwelijks. De rol van de koning was nog kleiner. We kunnen dit misschien een beetje begrijpen wanneer we rekening houden met de taken die Leopold als koning te vervullen had. De koning en koningin hadden naast familiale plichten, vooral officiële zaken die ze moesten afhandelen, Leopold was immers koning van een jonge natie.
Grootouders
De grootouders konden de ontwikkeling van hun kleinkinderen niet van nabij volgen. Louis-Philippe en Marie-Amélie waren de koning en koningin van Frankrijk tot daar een revolutie uitbrak in 1848. Tijdens die revolutie vluchtten ze naar Engeland. Louise-Marie correspondeerde dagelijks met haar moeder. Op die manier wisten de grootouders wat er gebeurde in Laken. Leopold, Filips en Charlotte zagen hun grootouders nauwelijks. Marie-Amélie probeerde wel af en toe naar België te reizen. Anderzijds vergezelden de kinderen soms hun moeder wanneer die een bezoekje bracht aan hun grootouders. In 1842 ging Charlotte voor de eerste maal mee met Louise-Marie naar Frankrijk. Louise-Marie schreef hierover: Pour le logement, j’avais pensé qu’une de ces chambres qui se trouvent auprès de ma chambre à coucher pourrait servir; mais tout ce que vous arrangerez sera très bien. Je vous demande seulement placer la petite aussi près de moi que possible et de ne pas donner à sa bonne un logement trop éloigné. […] Pour les repas, Charlotte mange, le matin sur les 8 heures et le soir à 6 heures une soupe au lait, ou au vermicelle ou à la semoule, et à midi et demie elle dîne avec un œuf, de la soupe au bouillon de poulet, de la purée de pommes de terres ou autres choses de même genre. Elle ne veut absolument pas manger de viande; mais comme elle profite parfaitement sans cela, cela m’est égal.[305]
Na de dood van Louise-Marie hield Marie-Amélie zich meer bezig met de opvoeding van Leopold, Filips en Charlotte. Vanaf 1850 stuurde ze regelmatig brieven naar Conway met haar bedenkingen. Marie-Amélie schreef Conway bijvoorbeeld een brief over de opvoeding van haar oudste kleinzoon: Je suis bien contente des progrès de mon petit fils aîné. Il faut qu’il sente la nécessité du travail et de l’application, et du devoir pour lui acquérir les qualités et l’instruction nécessaire pour se rendre utile à son père et à son pays.[306] Marie-Amélie was echter ook niet te verlegen om haar ontevredenheid te uiten. Ze toonde zich bijvoorbeeld in 1853 bezorgd over het feit dat de opleiding van Charlotte te veel gericht was op uiterlijk vertoon: L’éducation de la pauvre Charlotte, son avenir m’inquietent beaucoup. Il me semble qu’on ne se préoccupe pas assez de la partie solide si nécessaire pour une jeune personne et surtout pour une jeune princesse. Elle va avoir 13 ans et jusqu’à présent il me semble qu’on ne s’est occupée que de la faire paraître, de se complaire dans sa beauté et de s’amuser. In dezelfde brief vroeg Marie-Amélie wanneer Charlotte haar eerste communie zou doen en op welke manier de prinses hierop werd voorbereid. Marie-Amélie deed natuurlijk zelf ook enige voorstellen: Je voudrais quelque fois qu’on le met pour trois mois dans un couvent pour s’y préparer avec toutes les dispositions nécessaire. C’est un acte si sainte et si importante pour le reste de la vie, on ne pourrait pas assez s’y préparer.[307]
De opleiding van Filips genoot wel de goedkeuring van Marie-Amélie. Ze was tevreden over zijn opvoedend personeel. Net zoals Leopold in 1851 deed in een brief aan zijn oudste zoon, wees Marie-Amélie Filips op het belang van een goed karakter. Ze schreef hierover aan Conway: Je suis bien contente de ce que me mandez de mon bon Philippe, et surtout de la savoir bien entouré, c’est essentiel à son âge. J’ ai lui fortement engagé à étudier et à tâcher d’acquérir les connaissances qui lui manquent encore et qui lui sont bien nécessaires, mais tachez surtout qu'on lui forme un bon caractère, qu’il devienne un honnête homme utile à son père et à son pays.[308]
Ook Louis-Philippe verstuurde soms brieven met raadgevingen naar zijn kleinkinderen. In een brief van 21 februari 1854 wees hij Filips op de waarde van goede studies: Je vois que tu aimes la danse ainsi que Charlotte, les bals vous ferons plaisir, je les aimais beaucoup aussi dans ma jeunesse, mais je désire que leur fréquenter ne te distraire pas trop de tes études qui sont bien essentielles pour le présent et l’avenir.[309] Leopold bedankte zijn grootvader voor deze raad: J’espère que vous vivrez encore bien longtemps non seulement pour la bonheur de la France, mais aussi pour le bonheur de vos petits enfants que vous guidez toujours par vos exemples et par vos conseils.[310] Het is moeilijk te geloven dat een jongen van elf jaar zulke woorden zelf kon verzinnen.
De grootouders verwenden hun kleinkinderen graag met cadeaus. De twee prinsen en de prinses ontvingen in 1850 bijvoorbeeld elk een aantal boeken als nieuwjaarsgeschenk. Marie-Amélie gaf hiervoor instructies aan Conway: La grande caisse contient des livres pour les etrennes de mes deux petits fils que je vous prie de leur donner de ma part que le 31 december: Pour Leopold, L’Histoire d’Angleterre et L’Histoire de Vénise, pour Philippe [onleesbaar woord].[311] La caisse expédiée pour Mr [onleesbaar woord] contient des livres pour Charlotte à laquelle je vous me prie de les donner de ma part en même temps qu’à ses frères.[312] Omgekeerd verblijdden de kinderen hun grootouders ook met zelfgemaakte cadeautjes. Charlotte gaf hen bijvoorbeeld een naaiwerkje.[313]
Intellectuele opleiding
Leopold, Filips en Charlotte gingen niet naar een school, maar kregen thuis onderwijs. De kinderen volgden hun lessen in het paleis van Laken, waar een speciale studiekamer werd ingericht.[314] Deze vorm van onderwijs was in die tijd vanzelfsprekend voor kinderen van koninklijke bloede of van rijke komaf. De keuze voor dit systeem van onderwijs was weloverwogen. In 1850 dacht Leopold I er aan om zijn oudste zoon naar een openbare school te sturen. Conway raadde hem dit af: Sire, j’ai reflechi, beaucoup reflechi à l’idée que Votre Majesté m’a fait l’honneur a me communiquer, touchant un changement à introduire dans l’éducation du Prince Royal. Je crois devoir prendre la respectueuse liberté d’en déconseiller l’adaption; je me place pour cela au double point de vue de la politique et l’intérêt du prince. Wanneer Leopold I en Louise-Marie zouden besluiten om hun kinderen buiten het paleis les te laten volgen, dan moesten ze een keuze maken tussen katholiek onderwijs en staatsonderwijs. Deze keuze was niet eenvoudig in een land waar de schoolstrijd woedde. De liberalen, de regerende partij in 1850, zouden natuurlijk geen bezwaren hebben als prins Leopold les zou volgen in een staatsschool.[315]
Dit zou echter een reactie uitlokken van de conservatieve katholieken, een goede reden volgens Conway om niet te kiezen voor openbaar onderwijs: Au point de vue politique, l’envoi du prince dans un établissement d’état, sous un ministère liberal et surtout dans un moment où cette grande question de l’enseignement remue si fortement le pays, avait, je suis sûr, un effet de plus facheux, sur une fraction très importante du parti conservatif. Il est évident que le ministère qui a l’opinion liberal rejouirent cette décision du roi comme un grand triomphe pour eux.[316]
Conway hield ook rekening met het belang van de prins zelf. Hij zag het nut niet in van een openbare school: Mais là ne se borne point rien objection à ne consulter que l’intérêt du prince. Je ne sais le bien qui résultèrent par une instruction et la simple fréquentation des classes de l’athenée. Pour que la mésure fut effectuer il ne faudrait pas le prendre à demi. Le prince ne suivrait les cours que comme auditeurs. Het gedrag van prins Leopold, dat blijkbaar één van de redenen was waarom koning Leopold nadacht over een staatsschool, zou door de verandering in het onderwijssysteem volgens Conway niet verbeteren: […] il est même certain du moins fort préalable, que S.A.R. n’y mettrait pas plus façon qu’aujourd’hui et que sa fâcheuse apathie ne serait vaincre entier. Conway betwijfelde of de prins wel gemakkelijk in een klas opgenomen kon worden. Prins Leopold zou immers dezelfde huiswerken en examens krijgen als zijn medeleerlingen en op die manier misschien minder tijd hebben om zijn prinselijke functies uit te voeren. Bovendien vreesde Conway voor een achterstand van de prins in verschillende vakken. Conway stelde voor om prins Leopold te motiveren door bijvoorbeeld de examens aan te passen of door het aanstellen van leraars die hun functie beoefenden aan een grote onderwijsinstelling.[317]
De dagen van de koningskinderen waren erg gevuld. Dat er een vaste dagindeling bestond blijkt uit een brief die Conway schreef aan De Lannoy: J’espérais pouvoir vous envoyer le tableau de la division de la journée des Princes et de leurs études actuelles.[318] In 1846 begonnen de studies om acht uur ‘s ochtends. De laatste les in de voormiddag eindigde om elf uur. In de namiddag waren er lessen van één uur tot vijf uur. Van zeven uur tot acht uur ’s avonds hielden de kinderen zich ook nog bezig met schoolwerk. Tijdens dat uurtje herhaalde de kinderen hun wiskundeoefeningen of kregen ze eenvoudige Franse dictees. Deze oefeningen waren niet moeilijk en werden daarom ’s avonds op het programma geplaatst.[319] De vrije uren overdag dienden voor de maaltijden en de ontspanning.
Waarschijnlijk werd de dagindeling aangepast naargelang de leeftijd van de kinderen. De uurroosters werden regelmatig bijgewerkt. Prins Leopold schreef gravin D’Hulst in februari 1852 dat hij een verandering van het lessysteem nodig achtte: Ici tout va très, très mal et tellement mal que cela ne pourra durer, c’est ce qui me console. Nous aurons une chute ou un changement de système.[320] In augustus van datzelfde jaar werd een nieuw uurrooster opgesteld: Closset [gouverneur] est dans un mauvais moment très grognon tous les jours, il nous donne un nouveau tableau.[321]
In 1841 begon het basisonderwijs voor prins Leopold. In januari 1841 leerde hij schrijven; de kroonprins was toen nog geen zes jaar. Louise-Marie beschreef deze eerste lessen in een brief aan haar moeder: J’oubliais de vous dire que Léopold commence la semaine prochaine à prendre des leçons d’écriture, ce ne l’enchante guère.[322] De kroonprins schreef voor het aanvangen van deze schrijflessen ook al briefjes, maar dit gebeurde niet zelfstandig: ofwel dicteerde hij zijn brieven,[323] ofwel werden zijn handen geleid.[324] Alvorens het basisonderwijs aanving, kon de kroonprins al lezen. Louise-Marie schreef haar moeder in november 1841 dat de prins al drie jaar leerde lezen: […] je ne lui donne pas vos présents. Nous ne lui avons rien donné aujourd’hui et nous sommes convenus que nous ne lui donnerions plus rien jusqu’à ce qu’il sache lire couramment. C’est un stimulant nécessaire à sa grande paresse; car depuis trois ans qu’il apprent à lire, il en est toujours au même point et à son âge cela devient vraiment honteux.[325] De prins was dus drie jaar oud toen hij zijn eerste leeslessen kreeg. In december 1841 kon prins Leopold in ieder geval Frans en Duits lezen.[326]
Het religieuze onderricht begon ook in 1841. Louise-Marie schreef haar moeder over deze lessen: Le doyen veut bien se charger de l’instruction religieuse de Leo et ses leçons commenceront dès que nous serons en ville.[327] Waarschijnlijk kreeg hij ook reeds gymnastieklessen, want zijn jongere broer Filips volgde deze lessen al in mei 1841. Dit blijkt uit een brief van Louise-Marie aan haar moeder: Philippe est un bien bon enfant et je vous ai regretté hier à la leçon de gymnastique; elle vous eut amusée. Il fait tous les exercices consciencieusement et vraiment très bien pour un enfant de son âge.[328]
Andere vakken zoals geschiedenis, Latijn, Engels, aardrijkskunde en wiskunde werden later aan het studieprogramma toegevoegd.[329] In het uurrooster werd geen vak opgenomen om de politiek te onderwijzen.[330] De gymnastieklessen, de dagelijkse wandelingen en de paardrijlessen moesten er voor zorgen dat Leopold lichamelijk fit bleef. De studies van de kroonprins werden afgerond in 1853. Zijn laatste gouverneur en zijn leerkrachten beëindigden hun taken in dat jaar. De reden voor het stopzetten van de studies van Leopold was zijn nakende huwelijk. Op 22 augustus 1853 trouwde de Belgische kroonprins met Marie-Henriette, Aartshertogin van Oostenrijk.[331]
Het basisonderwijs van Filips begon in december 1841 met schrijflessen. Louise-Marie schreef hierover aan Marie-Amélie: Je vous inclus une page que Philippe a faite pour vous à sa troisième leçon d’écriture. Comme début ce n’est vraiment pas mal. Il a beaucoup de dispositions pour l’écriture et pour toutes choses et est en général, très appliqué et bien bon enfant.[332] Zijn opleiding zag er hetzelfde uit als die van Leopold. In 1847 schreef Filips in een brief aan zijn vader over zijn vorderingen op studiegebeid: Je travaille assez bien; on est en general assez content de moi; dans le Latin je suis aux verbes irréguliers; dans le Français je suis aux participes; dans l’histoire de Belgique j’ai fine le règne de Charles-le-Gros; dans l’histoire ancienne je suis à l’histoire persane; dans l’algèbre je suis aux équations du premier degré et dans la géographie je suis à la Colombie.[333] In 1855 werd het vak natuurwetenschappen toegevoegd aan zijn lessenrooster.[334] Er zijn geen aanwijzingen dat dit vak voordien ook gedoceerd werd aan zijn oudere broer Leopold. Filips studie werd in 1856 afgesloten. In januari 1855 sprak Filips in een brief aan D’Hulst al over het naderende einde van zijn studieperiode: Je suis tout à fait au bout de mes études, je pense que à quelques mois cela sera fini.[335] Verschillende vakken, bijvoorbeeld Latijn, werden in 1855 afgerond.[336] De lessen van Closset en Montegnie werden eind 1855 beëindigd.[337] Zijn laatste gouverneur en leerkrachten vertrokken in 1856.
Leopold en Filips hadden meestal samen les, bijvoorbeeld voor de vakken geschiedenis en Frans. Maar de lessen Latijn werden zeker gedeeltelijk apart gegeven. Dit blijkt uit een rapport van De Briey: Latin. En jetant un coup d’oeil sur l’ancien tableau. Sa Majesté reconnaître que le temps consacré au Latin est distribué de la manière suivante: Prince Léopold, 10 heures d’études et 3 classes, Prince Philippe, 6 heures d’études et 2 classes. Ce qui frappe d’abord dans cette répartition du temps, c’est l’inégalité de la part attribuée à chacun des deux Princes. […] Francais. Les Princes ont le mardi et le jeudi une heure consacré à des exercices de mémoires. […] Histoire. Les princes ont eu jusqu’ici 9 heures par semaine pour l’étude de l’histoire; sur ces 9 heures 6 appartiennent à l’histoire ancienne et 3 à l’histoire de Belgique.[338] De prinsen werden in 1852 gescheiden. Marie-Amélie, hun grootmoeder, betreurde de beslissing maar zag er wel het nut van in: Je regrette qu’on aie été dans la nécessité de séparer mes deux petits fils dans leur travail, mais je crois la mésure sage pour leur bien et surtout pour que Philippe mettra à profit les bonnes dispositions qu’il a.[339]
De prinsen zagen hun jongere zus enkel ’s avonds in de kamer van Louise-Marie. In 1847 kregen ze van hun moeder de toelating om donderdag- en zondagavond met Charlotte door te brengen zolang ze zich fatsoenlijk gedroegen. Louise-Marie gaf hiervoor instructies aan De Lannoy: J’ai oublié de vous prévenir hier que le roi permet, lorsque la conduite des enfants n’y mettra pas obstacle, qu’ils descendent chez Charlotte le jeudi et le dimanche après leur souper, et passent une partie de leur soirée avec elle. Cela sera une distraction pour tous les trois pendant notre absence, et elle n’a pas d’inconvénient s’ils en usent sagement. S’il en était autrement, la réunion ou les réunions seraient suspendues. Elles doivent ressembler à celles du soir dans mon petit cabinet et ne devront être ni trop bruyantes, ni désordonnées d’aucune manière.[340]
Charlotte kreeg waarschijnlijk haar eerste lessen toen Textor vervangen werd door een gouvernante in 1845.[341] De intellectuele opleiding van Charlotte verschilde niet veel van die van haar broers. De studies van Charlotte werden afgesloten voordat ze op 27 juli 1857 in het huwelijk trad met Maximiliaan, Aartshertog van Oostenrijk. Wel kregen Charlotte en Maximiliaan nog lessen Spaans alvorens ze zich in het Mexicaanse avontuur stortten.[342] Adrien Goffinet[343] schreef hierover: La nouvelle réclamation ci-jointe est du père Thomas Gonnez qui m’a déjà écrit deux fois. Le rôle qu’a joué ce moine est celui ci: il a donné des leçons de langue espagnole à l’archiduc et à l’archiduchesse.[344]
Zowel bij Leopold, Filips en Charlotte werd groot belang gehecht aan de kennis van talen. Ze leerden Frans, Duits en Engels lezen en schrijven. Waarschijnlijk werd aan het bestuderen van de Franse taal het meeste tijd besteed. In 1849 werden twee uren per week vrijgehouden om Franse geheugenoefeningen te doen, waarbij de prinsen Franse lessen uit het hoofd moesten leren. De Briey stelde in oktober 1849 voor om dit onderdeel in het lessenrooster aan te passen: Les princes ont le mardi et le jeudi une heure consacrée à des exercices de mémoire. J’ai pu reconnaître que tout le travail sérieux portait sur la première demi-heure; et en effet une demi-heure suffit pour apprendre une leçon de longueur ordinaire. Je propose donc de n’attribuer désormais à la mémoire qu’une demi-heure chaque fois; je crois que ce sera à la fois économie de temps et de fatigue, sans que les princes aprennent moins pour cela. Ils pourraient même apprendre plus; car les exercices de mémoire, au lieu de ne venir que deux fois par semaine, viendraient trois fois. Ils seraient plus courts et plus fréquents.[345] Wat De Briey met het vierde half uur wilde aanvangen schreef hij niet neer in zijn rapport. Louise-Marie keurde het voorstel van De Briey niet goed: Pour l’étude du Français ou plutard pour ce qui regarde l’exercice de mémoire, je crois qu’il y a aucune avantage au lieu de consacrer trois demis-heures par semaine à faire apprendre des morceaux par cœur: de leur donner chaque jour quelque vue ou quelque phrase qu’ils devraient apprendre par cœur au dehors de l’heure de l’étude. De cette manière la mémoire serait plus fréquemment exercer sans fatigue. L’heure de toilette pourrait être consacrer le matin à ce petit examen.[346]
In 1849 werd één uur in de week voorzien voor Franse literatuur. De Briey meende echter dat Leopold en Filips daar nog te jong voor waren. Hij maakte in een rapport duidelijk wat er dan wel tijdens dat uurtje gebeurde: Sa Majesté trouvera dans le tableau, le lundi soir, une heure, dont l’emploi est designé par ces mots: lectures françaises. Cette heure serait en effet employée à la lecture des morceaux choisis, soit dans les traductions des auteurs anciens et étrangers, soit dans les classiques français. Les Princes sont encore trop jeunes pour faire de la littérature; ceci serait seulement un acheminement. Ils apprendraient par la même occasion la date et la vie des écrivains célèbres; ils pourraient même recevoir quelques notions sur l’histoire de la littérature. Enfin, à défaut de tout autre résultat, il y en aurait toujours un, très modeste à coup sur, mais cependant fort utile, celui de corriger petit à petit les défauts de prononciations et d’apprendre à lire.[347] De koningin vond de prinsen ook te jong voor de studie van de Franse literatuur, maar zij stelde voor om meer dan één uur in de week te besteden aan het lezen van Franse teksten om zo de uitspraak van de prinsen te verbeteren.[348] Naast deze geheugen- en leesoefeningen volgden de koningskinderen waarschijnlijk ook lessen waarin hen de Franse woordenschat en grammatica werd onderwezen.
Naast de kennis van het Frans, trachtte men de koningskinderen de Duitse taal aan te leren. Vanaf 1846, bij de aanstelling van Scheler, kregen de prinsen twee lessen Duits per week. Ze moesten bovendien wekelijks een huiswerkje maken en iets in het Duits lezen.[349] Scheler deed in 1849 een verzoek om het aantal lesuren Duits te verhogen. Hij schreef aan De Lannoy op welke manier hij deze drie uren zou invullen: Voici, à cette condition, le plan que je pourrais suivre: Lundi, corrigé explicatif du devoir fait pendant d’étude du samedi, de plus dictée, accompagnée d’observations grammaticales et lexicologiques; Mercredi: composition allemande; exercices de conversation; Vendredi: lecture suivie de Schiller: Histoire de la Guerre de Trente ans, ou de quelque autre ouvrage à la portée des princes. Scheler meende dat het maken van huiswerk op die manier zinvoller werd. Bovendien wees hij op de noodzaak om de prinsen op een behoorlijke wijze in het Duits te leren lezen en converseren.[350] Men besteedde ook veel aandacht aan de Engelse taal. De kennis van het Engels bleef niet beperkt tot lezen en schrijven. Charlotte schreef hierover aan D’Hulst: L’anglais est beaucoup avancé, je lis Shakespeare, et j’en apprends par cœur les plus belles parties pour mon plaisir uniquement, car la poésie anglaise me plaît beaucoup. J’ai aussi appris par cœur ‘the man perishing in the snow’ de Thompson. Je sais maintenant tous les rois d’Angleterre avec toutes les dates, sans me tromper.[351]
Naast de studie van moderne talen kregen de prinsen ook Latijn. Het Grieks daarentegen werd niet in het lessenrooster opgenomen. Koning Leopold, die zelf ook geen Grieks kende, vond de kennis van deze taal overbodig. Hijzelf had immers geen moeilijkheden ondervonden omdat hij het Grieks niet beheerste.[352] In 1849 besteedde prins Leopold dertien uur per week aan het Latijn: tien uur studie en drie lesuren. Voor prins Filips werden er maar acht uur voorzien: zes uur studie en twee lesuren. De Briey stelde voor om deze ongelijkheid tussen de prinsen weg te werken. Louise-Marie meende net als De Briey dat één van de lessen Latijn onderwezen door Defacqz geschrapt kon worden. De Briey schreef hierover: Je propose par la même retrancher au Prince Léopold une des classes de Mr Defacqz, car il en a trois; mais j’ai tout lieu de croire que les progrès du Prince n’en souffriront en rien. […] Comme j’assiste depuis longtemps à toutes les classes de latin du Prince Léopold, j’ai pu me convaincre qu’il y avait bien de temps perdu, bien des paroles intutiles, bien du badinage de la part du Prince; en un mot je suis persuadé qu’il y a une économie réelle à faire sur cet article.[353]
De prinsen hadden in 1849 nog te veel moeilijkheden met de Latijnse woordenschat. Om hun kennis van Latijnse woorden uit te breiden, voerde De Briey met de goedkeuring van Louise-Marie een nieuwe oefening in. De Briey beschreef de oefening in zijn rapport: Il me paraît donc indispensable d’introduire un exercice nouveau, propre à faire apprendre et retenir les mots de la langue. Le plus indiqué, c’est tout évidemment des explications orales de l’auteur latin. J’espère un très bon résultat de ce nouveau travail. Pour être fructueux je crois qu’il devra ne pas être long; l’étude, par example commencerait par le thème où la leçon de grammaire; la dernière demi-heure serait alors consacré aux explications. L’un des Princes lirait et traduirait, l’autre suivrait, le livre à la main; pour plus de vitesse, la traduction des mots ignorés des Princes leur serait immédiatement fournie, pour éviter le recours au dictionnaire, qui est toujours une lenteur. Après un certain nombre de lignes ainsi traduites, les Princes fermeraient leur livre et ils devraient dire le sens de chacun des mots traduits qu’on leur demanderait. L’un des Princes hésitant, l’autre répondrait aussitôt. De Briey zag meerdere voordelen in deze oefening. Hij meende dat er op die manier een gezonde wedijver tot stand kwam tussen de prinsen. Daarnaast maakte deze vernieuwing de lessen Latijn gevarieerder.[354]
De studie van de talen vormde de hoofdbrok in het uurrooster. Daarnaast spendeerden de prinsen in 1849 negen uur per week aan het vak geschiedenis; zes uur voor de oude geschiedenis en drie uur voor de geschiedenis van België. De Briey wilde het aantal uren besteed aan geschiedenis verminderen. Hij meende dat vijf uur voor de oude en één uur voor de geschiedenis van België moest volstaan. Hij motiveerde zijn keuze voor het verminderen van het aantal lesuren oude geschiedenis als volgt: Ce qui fait perdre un temps enorme aux princes, c’est la nécessité où ils sont souvent de revenir sur leurs pas pour rafraîchir des souvenirs qui s’effacent. Il faut alors abandonner le point, où on était parvenu, et passer des semaines entières à repasser des faits déjà appris depuis longtemps. […] Je propose, pour éviter à l’avenir la nécessité de ces reculades, de consacrer chaque semaine en temps reglé à l’étude de tout ce qui aurait déjà été vu. Sur les 5 heures attribués à l’histoire ancienne, 3 serviraient à apprendre du nouveau, à marcher en avant; les deux autres seraient destinées à fortifier et à maintenir le souvenir de ce qu’on aurait laissé dernière soi.[355]
Één uur per week voor de geschiedenis van België, was voldoende volgens De Briey. Meerdere lesuren per week zouden er immers voor zorgen dat dit onderdeel van de geschiedenis te vlug afgewerkt zou zijn. De Briey meende dat: Si même on conservait les trois heures par semaines, il arriverait que dans 6 mois, et avant peut être, l’histoire de la Belgique serait terminée; et plus tard, quand il serait question de commencer les études plus hautes que j’ai indiquées ci-dessus, les souvenirs des Princes auraient déjà perdu beaucoup de leur fraîcheur et de leur exactitude. De hogere studies naar waar De Briey verwijst waren: 1° l’histoire approfondie et raissonnée des privilèges des communes et des franchises commerciales, 2° l’organisation judiciaire et la législation, 3° l’histoire militaire, 4° l’histoire des arts en Belgique.[356]
De Briey bedacht een nieuw systeem dat de prinsen zou moeten helpen om de geschiedenislessen beter te onthouden. Hij deed hieromtrent het volgende voorstel: Les Princes composerait par écrit des synchronismes. Un laps de temps leur étant indiqué, ils devraient exposer ce qui se passe alors chez tous les peuples, dont ils ont appris l’histoire. Deze manier van werken had volgens De Briey verschillende voordelen: Cet exercice aurait d’abord l’avantage d’être une rédaction; il apprendrait par conséquent aux Princes à exprimer ce qu’ils savent et à veiller à leur orthographe. Mais ce qui doit surtout recommander ce genre de travail, c’est qu’il est véritablement un travail. Il faut fouiller ses souvenirs, puis les rapprocher et les comparer, quand on fait réunir sur un même terraine, à un même point et dans un cadre commun, des faits et des histoires, qu’on a appris séparément. […] Enfin un dernier avantage et qui mérite aussi être considéré, c’est que ces tableaux synchroniques complèteraient assez bien leurs études sur chaque histoire particulière, en donnant au Princes une vue générale et comme une perspective qui embrasserait l’histoire du globe entier.[357]
De aanpassingen die De Briey voorstelde voor de geschiedenislessen werden niet volledig goedgekeurd door Louise-Marie. Het aantal lesuren besteed aan de oude geschiedenis mocht verminderd worden, maar één uur per week voor de geschiedenis van België vond de koningin onvoldoende. Ze gaf wel de toelating om de nieuwe manier van werken voor de geschiedenislessen te proberen.[358] Kort gesteld wilde De Briey dus dat de prinsen meer presteerden op kortere tijd. Zowel voor de lessen Frans, Latijn en geschiedenis wilde hij het aantal lesuren verminderen, maar dit betekende niet dat de prinsen daarom minder leerstof kregen. Hij vond dat er geen enkel moment mocht verloren gaan om de prinsen iets nieuws aan te leren.
De controle op de vorderingen in de studies gebeurde door middel van examens. De examens waren maandelijks. De prinsen werden gelijktijdig ondervraagd of afwisselend, maar altijd in elkaars aanwezigheid. Een goed resultaat werd beloond met een boek. Louise-Marie gaf De Lannoy hiervoor richtlijnen: Le Roi désire que, malgré notre absence, l’examen des études des enfants ait lieu, conformément à la règle, le premier jeudi d’août et a prié M. Conway d’y assister. Je laisserai à votre disposition quelques livres, parmi lesquelles vous pourrez choisir une récompense si l’examen se passait d’une manière satisfaisante. Je crois qu’il vaudra mieux pour cet examen ne pas changer le mode suivi jusqu’ici et qu’il sera bon d’interroger les enfants simultanément ou plutôt alternativement sur chaque sujet, comme nous l’avons fait précédemment. L’examen séparé peut avoir des inconvénients, même pour le caractère de Léopold, et je ne crois pas qu’il ait pour résultat de le rendre plus attentif.[359]
Wanneer één van de kinderen zich misdroeg, volgde er een straf. Zo mocht Leopold in juli 1840 niet mee gaan wandelen omdat hij zich slecht gedragen had. Louise-Marie schreef haar moeder over deze straf: Nous allons tout à l’heure faire un tour en ville avec Lipchen. Léopold, qui a besoin d’un example est en pénitence et ne viendra pas.[360] Een andere mogelijkheid om de kinderen te straffen was het achterhouden van speelgoed. Dit blijkt uit een brief van Louise-Marie aan haar moeder: Je vous remercie de tout mon coeur de votre bonne lettre du 26 et du joujou pour Léopold, dont il n’entrera en possession que demain, ne s’étant pas très bien conduit aujourd’hui.[361] Het verbod om ’s avonds hun vader te zien, was één van de meest gebruikelijke straffen.[362]
Artistieke opleiding
Een ander onderdeel in de opvoeding van de koningskinderen was de artistieke vorming. De prinsen en prinses kregen lessen in tekenen, schilderen, muziek en dans. Voor Charlotte kwam daar nog handwerk bij. Koningin Louise-Marie was zeer begaafd in het tekenen en schilderen. Deze vakken werden haar onderwezen door befaamde kunstenaars zoals Ary Scheffer en Pierre-Joseph Redouté.[363] De koningin wilde haar passie doorgeven aan haar kinderen. In feite was Charlotte de enige die aanleg had voor tekenen en schilderen. Ze volgde net als haar broers lessen bij Jean-Baptiste Madou[364], daarnaast kreeg de prinses Portaels als leermeester.[365] De prinses kreeg haar eerste tekenlessen op 14 november 1850, ze schreef hierover aan haar vader: I have yesterday taken my first drawing lesson, which has very much amused and interested me; the master has said that he thought not that a first lesson would have been so well taken.[366]
De koningskinderen tekenden graag en lieten iedereen meegenieten van hun kunnen. Ze verstuurden vaak tekeningen naar hun grootouders. In oktober 1841 stuurde Louise-Marie bijvoorbeeld tekeningen van prins Leopold naar haar ouders: Je vous inclus, chère maman, une locomotive que Léopold a dessinée pour vous et un papillon piqué qu’il a fait pour l’excellente père.[367] De kroonprins tekende vooral locomotieven.[368] Prins Filips verblijdde in november 1841 zijn hele familie met zelfgemaakte tekeningen. Louise-Marie schreef hierover aan haar moeder: Je vous envoie une collections de dessins piqués que mon gros Philippe a faits pour vous, l’excellent Père et les divers membres de la famille. Le pauvre enfant travaille depuis quinze jours à ces dessins, dont il présume beaucoup, et je les envoie avec les désignations qu’il m’a faites, pour lui faire plaisir.[369] De prinses maakte in oktober 1856 een schilderij voor haar vader. Dit blijkt uit een brief die ze schreef aan D’Hulst: J’ai commencé un tableau pour cher papa, un véritable tableau tiré de mon imagination, c’est un clair de lune.[370]
De koningskinderen kregen ook een muzikale opleiding. Hun vader was een begaafd musicus. Hij speelde piano, kon goed zingen en componeerde zelf liederen. De koningin daarentegen had geen muzikale gave, ze speelde wel harp, maar niet op een hoog niveau. Na haar huwelijk met Leopold nam ze nog pianolessen om haar man te behagen. Charlotte was alweer de enige van hun kinderen met talent. De prinsen hadden nauwelijks interesse voor muziek. Prins Leopold had een eigen definitie opgesteld: ‘muziek is een geluid dat veel geld kost’. Prins Filips kon door gehoorproblemen niet van muziek genieten.[371] De prinsen kregen pianolessen van Kufferath en Théodore-Auguste Solvay[372], de prinses van een zekere Ragué.
Charlotte was duidelijk gepassioneerd door piano. In verschillende brieven aan D’Hulst bracht ze dit onderwerp ter sprake. In 1853 schreef de prinses bijvoorbeeld aan haar gouvernante: J’ai dessiné et surtout joué du piano pour lequel j’ai maintenant beaucoup de goût, depuis qu’on me l’enseigne bien; je joue les Hugnenots à quatre mains; c’est un charmant morceau.[373] Charlotte speelde regelmatig samen piano met Marie-Henriette, de vrouw van haar oudste broer. Ze schreef hierover aan D’Hulst: Le piano marche très bien, j’ai joué un duo dernièrement avec Marie devant cher Papa qui a été très content.[374] Drie maanden later sneed ze nogmaals hetzelfde onderwerp aan: Le piano va très bien maintenant, je joue quelque fois des opéras entiers à quatre mains avec Marie et cela m’amuse beaucoup; le maître paraît très satisfait.[375]
Ook danslessen werden in het uurrooster opgenomen. Charlotte volgde deze lessen samen met haar broers onder leiding van Sacré.[376] In 1855 werd Delcampo de nieuwe danslerares van de prinses. In een brief aan Victoria beschreef koning Leopold het danstalent van zijn zonen: Our bals went off very well, only for me une extinction de voix rendered it very irksome. Charlotte having a cold did not appear. Leopold danced for the first time, in the way in which [onleesbaar woord] contredanses are dances can be called dancing. Philippe who is a distinguished dancer and truly does remarkably well.[377] Over Charlotte schreef de koning: Charlotte has a great talent for dancing, and is an amiable little lady.[378]
Het naaien, breien en borduren werd enkel aan Charlotte onderwezen. Wie haar deze lessen gaf is niet bekend. In 1849 naaide de prinses ‘s avonds in de nabijheid van haar moeder.[379] Charlotte maakte in 1849 bijvoorbeeld een beursje voor de verjaardag van haar grootvader.[380] Charlotte ontving een dankbrief van haar grootvader voor haar cadeau: Grand papa est bien content de la bourse que tu lui as envoyée; il la trouve charmante et elle lui est bien précieuse puisqu’elle est l’ouvrage de tes petites mains.[381] Charlotte naaide ook voor haar broers. Dit blijkt uit een brief die ze schreef aan D’Hulst: Je ne travaille pas dans ce moment à la chaise de Léo; mais sa bourse est fort avancé, et tire à sa fin.[382] Voor haar vader maakte Charlotte pantoffels. Ze schreef hierover aan D’Hulst: Vous me parliez dans votre avant-dernière lettre de mon ouvrage de tapisserie, mais maintenant je vous dirai qu’il avance, et qu’en plus je fait des pantoufles pour cher Papa, pour sa fête le 16 decembre.[383]
Godsdienstige opleiding
Aan de religieuze opvoeding van de prinsen werd ook veel aandacht besteed. De koningskinderen kregen een katholieke opvoeding, koning Leopold was nochtans een lutheraan.[384] De kinderen vergezelden hun moeder reeds op zeer jonge leeftijd naar de kerk. Filips en Charlotte woonden bijvoorbeeld op 1 november 1840 een eucharistieviering bij; Filips was op dat moment drie jaar oud en Charlotte vijf maanden.[385] Prins Leopold ging voor de eerste maal te biecht op 21 mei 1844.[386] De prinsen kregen op 25 mei 1851 samen hun vormsel. Dit blijkt uit een brief die koning Leopold schreef aan Victoria: She [Marie-Amélie] was much moved yesterday on account of the confirmation of Leo and Philippe and the thoughts of our angelic Louise so truly pious and loving, it was the first act of that kind where she was not! The Cardinal has christined the children and it brought back to our minds the recollections of so many happy moments now gone for ever! The children behaved very well and very affectionately and though the ceremony is a short one, it was gone though in a simple and touching manner. As we were not very numerous the ceremony took place in the little chapel of Laeken.[387]
In 1852 moesten de prinsen en de prinses dagelijks een aantal gebeden opzeggen. Charlotte deed een verzoek aan D’Hulst om dit samen met haar broers te mogen doen: Mes prières sont faites avec un peu moins d’attention que quand je les faisais avec vous; je voudrais bien qu’il fut possible d’arranger que je les fit avec les frères, chez moi.[388] Charlotte woonde in 1853 ook dagelijks een misviering bij. D’Hulst feliciteerde haar hiervoor: J’ai reçu ce matin une excellente lettre de Mme Kittl, qui me fait une vrai plaisir. Je vois que vous faites vos prières et votre lecture de piété comme nous sommes convenues, que vous avez la messe chaque jour et que vous faites des efforts pour vous bien conduire.[389] Dit alles maakte deel uit van de voorbereiding van Charlotte op haar eerste communie, die gepland was voor 25 juni 1853.[390] Twee jaar later, op 5 maart 1855, deed prinses Charlotte haar vormsel.[391] Ze werd hiervoor zorgvuldig voorbereid.
Militaire opleiding
De koning van België was opperbevelhebber van het leger en speelde een grote rol in de buitenlandse politiek. Deze twee functies van de vorst maakten het belang van een militaire opleiding duidelijk. Al de prinsen van de koninklijke familie moesten de militaire dienstplicht vervullen. Wanneer de prinsen reeds als militair in een regiment waren opgenomen, dan was de regel van de dienstplicht niet meer van toepassing. Prins Leopold en Filips werden al op jonge leeftijd ingelijfd in het leger. De prinsen werden zo vroeg ingeschakeld om als voorbeeld te dienen voor de rest van de natie. De prinsen kozen dus niet zelf voor een militaire opleiding.[392]
Op 11 december 1846 benoemde koning Leopold zijn oudste zoon tot onderluitenant van het eliteregiment van de grenadiers. De negenjarige Filips werd op hetzelfde moment onderluitenant van de gidsen. De prinsen droegen op die dag voor de eerste maal hun uniformen. Deze aanstelling was louter honorair. De prinsen maakten nog geen deel uit van hun regimenten. Ze kregen in Laken wel les van een officier die hen een aantal eenvoudige militaire technieken moest bijbrengen, zoals het hanteren van een wapen en het marcheren.[393] Al spelenderwijs werden de prinsen vertrouwd gemaakt met hun toekomstige militaire functie. Leopold en Filips hadden bijvoorbeeld in december 1842 een ontwerp van een fort gemaakt en wilden dit ook effectief uitvoeren.[394] In 1841 ontving Filips een doos met soldaatjes van zijn grootmoeder.[395] De prinsen kregen daarnaast een hele collectie artilleriemodellen. In 1846 ontvingen ze een eerste deel. De collectie werd vervolledigd in 1849.[396]
Voor de twaalfde verjaardag van prins Leopold plande de koning een parade van een aantal regimenten. Koning Leopold schreef hierover aan Victoria: Yesterday was Leo’s 12th birthday, our intention was to have had a parade augmented by some of the regiments near by in garrison but on the 8th the weather was so bad that no hopes could be entertained for yesterday. I have therefor put it off till Sunday the 18th. Leo was to have made his first appearance on horseback in uniform, he looks very well so and is always gentlemanly in his deportment from nature.[397]
Prins Leopold en prins Filips werden op 12 augustus 1847 officieel voorgesteld aan hun regimenten. Leopold schreef Victoria over de ceremonie: Leo & Lipchen were not presented to their respective regiments since their nomination. I fixed it for the 12th the new administration being formed as I wanted also to say a few words to the troops. We went i.e. Louise, Charlotte and the young gentleman to the caserne of the Régiment d’Elite which has a spacious court yard where the troops and the officers were assembled. Leo was in his grenadier uniform and fur cap. […] He went with me and the colonel into the centre of the square where the colonel said:’de par le roi, sergens, corporaux et soldats vous obiez au sous lieutenant S.A.R. le Duc de Brabant pour tous les ordres qu’il vous donnera pour le service, et dans l’exécution des règlements militaires.’ After this the colonel shook hands with him according to the established rule. Leo with his sword drawn was not at all put out and looked very gentlemanly. After some speeching we went to the caserne des Guides were it was Lipchens turn who behaved also very well. […] The troops were much pleased as they realy may be because the children are nice end gentleman like, and one may say distinguished children.[398]
Omdat de prinsen al op zeer jonge leeftijd militaire graden kregen, werden er wijzigingen aangebracht in de promoveringswet. De koning bepaalde wanneer zijn zonen een hogere militaire titel kregen, maar de graad van kolonel kregen ze niet voor hun achttiende verjaardag. De kroonprins was officieel lid van de grenadiers van 1846 tot 1855. Hij bekleedde er verschillende functies: onderluitenant en peletonscommandant (1846), luitenant (1851), kapitein en compagniecommandant (1852), majoor en bataljonscommandant (1853), luitenant-kolonel (1853), kolonel en korpscommandant (1854) en generaal-majoor en erecommandant (1855). De meeste van deze functies werden niet effectief uitgevoerd door de prins. Leopold was niet erg geïnteresseerd in zijn militaire vorming, hij leed aan jeuphicht waardoor bepaalde militaire activiteiten voor hem heel moeilijk waren. Naast een cavalerieopleiding werd prins Filips eveneens opgeleid in de infanterie. Filips doorliep de volgende graden in het regiment van de gidsen: luitenant (1851), kapitein (1852), majoor (1853), luitenant-kolonel (1853), kolonel (1854) en generaal-majoor (1855).[399]
Voorbereiding op openbare functies
De kinderen hadden naast hun schooltaken ook een officiële functie te vervullen. De twee prinsen kregen al op jonge leeftijd een titel toegewezen. Leopold sprak bij de geboorte van Filips al over zijn plannen om de twee prinsen oude titels te schenken.[400] De koning voegde de daad bij het woord in december 1840. Om de banden met de natie te versterken, kreeg Leopold de titel Hertog van Brabant. Deze titel zou in de toekomst steeds gedragen worden door de oudste zoon van de koning. Als de oudste zoon zwak of gebrekkig was, dan zou de titel toebehoren aan de oudste kleinzoon van de koning. Prins Filips kreeg de titel Graaf van Vlaanderen.[401] Louise-Marie schreef haar moeder dat haar zonen al snel gebruik maakten van hun titels: Je vous quitte, chère Maman, pour aller surveiller le dîner de Jeune Flandre et de Jeune Brabant (c’est ainsi qu’ils s’appellent).[402] Op 19 april 1841 vertelde ze haar moeder dat prins Leopold zijn titel trots hanteerde: Les lettres de Léopold sont écrite par lui même à sa leçon d’écriture et c’est lui qui tient à signer Duc de Brabant. Je lui ai déjà dit que c’était ridicule; mais comme il est très glorieux, il aime à faire étalage de son titre. C’est une petite faiblesse qui lui passera bien vite, je l’espère et je n’appuie pas sur ce point exprès pour qu’il n’y attache pas d’importance.[403] Filips maakte in 1844 een chronologische lijst waarin alle Graven van Vlaanderen werden opgenomen vanaf het jaar 862 tot en met 1384. Op die manier leerde de prins wie de titel voor hem had gedragen.[404]
De prinsen ontvingen nog meer decoraties. Leopold kreeg bijvoorbeeld de Hans Orde van de koning van Saxen in 1844. Le roi de Saxe a eu la bonté de donnés à Léopold comme souvenir le Hans Orden de Saxe, ce qui à mis Léo dans tous les états que vous pouvez imaginer, schreef Louise-Marie aan haar moeder.[405] Charlotte feliciteerde haar oudste broer in 1853, toen hij de decoratie van ‘Ridder van de Zwarte Adelaar’ in ontvangst nam: Je te félicite d’être devenu chevalier de l’Aigle Noir et je crois que cela ne sera que le commencement des décorations sans nombre qui vont fondre sur toi, sans aucun doute.[406] Charlotte kreeg gelijk, twee weken later volgde een nieuwe decoratie: Te voilà donc grand croix de St. Etienne, c’est un bien bel ordre et je pense que tu auras la Toison d’Or pour ton mariage.[407] Ook prins Filips ontving decoraties. Op kerstdag 1853 kreeg hij er bijvoorbeeld één van de hertog van Saxen. Conway kreeg hiervoor instructies: Aujourd’hui je m’empresse, Monsieur le Vicomte, de vous faire part d’une commission que Son Altesse Royale vient me donner. C’est de vous faire parvenir un Grand-Cordon de l’ordre de la maison ducale de Saxe et de vous prier, de vouloir bien demander de Sa Majesté le Roi la permission que cette décoration soit donnée à Noël à Son Altesse Royal Monseigneur le Prince Philippe Comte de Flandre, comme un présent de la part de S.A.R. Monseigneur le Duc regnant.[408]
Leopold, Filips en Charlotte werden van kleins af aan vertrouwd gemaakt met de Belgische bevolking. Leopold was nog maar twee jaar oud, toen hij zijn moeder vergezelde naar een paardenkoers. Koning Leopold schreef hierover in een brief aan Victoria: Your aunt went to the races on Saturday to be accompanied by Leopold, he made a great impression on the people, his beauty is very striking.[409] De prinsen assisteerden bijvoorbeeld ook bij de eerste steenlegging voor het Pakhuis van Brussel op 6 mei 1844. Op 2 juli van datzelfde jaar woonden ze een soortgelijke ceremonie bij in Gent. Leopold en Filips vergezelden hun vader bij de opening van de Nationale Tentoonstelling in 1847.[410] In mei 1849 gingen de twee prinsen naar Luik, waar ze de autoriteiten van de stad ontmoetten en een bezoek brachten aan een aantal fabrieken.[411] Koning Leopold vond Charlotte nog te jong om haar broers te vergezellen.[412] Een aantal maanden later, in oktober 1849, mocht Charlotte wel mee naar Namen en Charleroi.[413] Filips en Leopold bezochten Bergen in september 1851. Filips schreef hierover aan D’Hulst: Arrivés à Mons nous avons eu la réception de toutes les autorités qui ont fait chacune des discours auxquels Léopold a assez bien repondu. Ensuite Léopold à ouvert l’exposition industrielle et agricole de la province de Hainaut qui est très belle pour la province. Puis il y a eu un grand banquet qui était très médiocre. […] Après le banquet nous avons été voir l’illumination qui était très jolie. Le lendemain à neuf heures nous avons été voir les fortifications de Mons […] et à onze heure l’église de St Vaudru […]. Ensuite nous avons posé la premiére pierre du piedestal de la statue de Roland de Lattre.[414]
Kortom, de prinsen en de prinses waren aanwezig op heel wat publieke ceremonies, feestelijke inhuldigingen, Te Deums en de septemberfeesten.
Charlotte beschreef het verloop van de septemberfeesten van 1851 in een brief aan D’Hulst: Les leçons sont généralement bien prises, mais il y a eu une interruption à cause des fêtes de septembre, nous sommes partis pour Bruxelles. Mardi dernier, le premier jour des fêtes, il y a eu une grande revue et le soir un grand dîner, pour les officiers de la garde civique et de l’armée; j’ai été à la revue et au dîner avec Mme De Mérode. Le lendemain il y a eu une distribution de prix aux élèves des écoles, collèges, université et athénées; nous y avons assisté. Le soir c’est donc le fameux bal. […] J’ai oublié de dire que le matin de cette même journée il y a eu un concours de musique entre les sociétés belges et trois françaises. […] Le jeudi troisième jour, il y a eu distributions de médailles pour actes de dévouement, les frères seuls y ont été; ensuite il y a un grand dîner pour les artistes, qui avaient contribués à la fête. Le vendredi quatrième jour il n’y a eu qu’un très beau feu d’artifice; puis le lendemain nous sommes revenues ici.[415]
Jaarlijks woonden de koningskinderen, in de herfst, de opening van de Kamers bij. In 1843 reeds vergezelden de twee prinsen hun moeder.[416] Charlotte werd in 1844 nog te jong bevonden om dit evenement mee te maken. Louise-Marie schreef hierover aan Marie-Amélie: Les deux petits ont été avec moi à la chambre et ont eu grand succès. Charlotte aurait bien voulu aussi voir, comme elle dit, tous les députés, mais je l’ai jugée trop jeune pour cela.[417] De kroonprins gedroeg zich op jonge leeftijd al voorbeeldig op zulke openbare aangelegenheden. Louise-Marie beschreef zijn gedrag en dat van Filips tijdens een serenade gehouden op paasdag 1841: Le sérénade d’hier s’est très bien passée et a été excellente; elle a été seulement un peu bruyante et a si bien pris sur les nerfs de Lipchen que nous avons dû renvoyer. Léopold l’a soutenu très bravement et a été gentil. Il a beaucoup de succès et en général sa figure fait une impression heureuse pour ceux qui le voient. Aussi comme il s’en aperçoit, il commence à aimer la fonction.[418]
De kroonprins nam, toen hij wat ouder werd, actiever deel aan openbare feesten. Op 23 september 1852 gaf hij een speech bij de inhuldiging van nieuwe gebouwen in Brussel. Koning Leopold schreef hierover aan Victoria: Yesterday at a festine which was given by the town of Brussels on the inauguration of the [onleesbaar woord] new barracks you have seen near the boulevards de midi, Leo made a truly good speech when proposing to drink pour la prospérité de la ville de Bruxelles. It appears so odd to see children grow up et faire leur embarras.[419]
Op die manier bezochten de prinsen en de prinses een aantal steden in België. Deze bezoeken werden vaak minutieus voorbereid. Een vragenlijst die werd gestuurd naar koning Leopold voor een uitstap van de twee prinsen naar Antwerpen in december 1846 kan als voorbeeld dienen: La visite des Princes à Anvers est officielle? 1) Les honneurs militaires doivent certainement être rendus à l’arrivée à la station et au départ? 2) Combien de troupes? Un bataillon et la musique des chasseurs? 3) Un poste d’honneur aux fêtes publiques aux-quelles assisteront L.L. A.A. R.R.? 5) Le Prince royal recevra-t-il les chefs de la garnison. 6) L.L. A.A. R.R. visiteront-elles la citadelle, la Tête de Flandre, quelques forts du camp retranché, le polygone de Brasschaet? 7) Seront-elles accompagnées de chevaux de selle? 8) Tirera-t-on une salve d’artillerie à l’arrivée et au départ?[420]
Er bestond geen specifiek vak dat de de kroonprins moest voorbereiden op zijn latere taken. Koning Leopold lichtte zijn oudste zoon hierover zelf in aan de hand van brieven. In een brief geschreven op 11 november 1850 vertelde hij zijn zoon over de toestand in Duitsland: Les affaires politiques prennent en Allemagne une tournure dangereuse, la Prusse aurait dû suivre une politique simple et loyal elle ne se trouverait pas ainsi sans une position vraiment périlleuse et surtout fausse. Il n’est pas impossible qu’il sort de tout cela une guerre générale, si la Belgique a de courage elle pourra en tirer profit d’honneur; si c’était le contraire, elle peut très bien y périr.[421] In dezelfde brief maakte de koning prins Leopold duidelijk waarom hij zichzelf geschikt vond om hem over politiek te leren: Je m’occuperai de plus en plus à te donner des idées politiqus saines et vraies, peu de personnes sont mieux à même de faire cela que moi; depuis l’âge de 16 ans j’ai été mêlé aux grandes affaires de l’Europe.[422] De kroonprins kreeg op achttienjarige leeftijd de titel van senator. Een artikel in de grondwet schreef immers dat de Belgische troonopvolger een zetel in de Senaat kreeg. Op 9 augustus 1853 nam prins Leopold voor de eerste maal deel aan de werkzaamheden van de Senaat.[423]
De taken die prins Filips toegewezen kreeg bij zijn meerderjarigheid waren voornamelijk militair. Daarnaast had de prins een grote interesse voor agrarische vraagstukken.[424] Filips beschreef zijn taak in een brief aan D’Hulst: Ma fonction ici est très simple mais pas toujours amusante, je ne suis qu’une douleure et je dois faire et rester ou les autres restent. […] La seule chose politique dont je me suis occupé et dont je m’occupe journellement sont les affaires défensives et militaires du pays et c’est une tache qu’on aime à remplir.[425] Filips benijdde zijn oudere broer niet om zijn functie als kroonprins. Hij schreef hierover aan D’Hulst: Je n’aurai jamais ici un rôle très effacé et je ne m’en plains pas, je n’ambitionne pas la périlleuse et difficile mission de diriger un peuple.[426]
De kinderen ontmoetten al op jonge leeftijd belangrijke buitenlandse persoonlijkheden. In oktober 1840 bezocht de Hertog van Cambridge het koninklijk gezin. Louise-Marie vertelde haar moeder over deze ontmoeting: Notre dîner et notre soirée d’hier se sont bien passés. Le duc de Cambridge est arrivé un peu avant 6 heures. Nous l’avons reçu dans le petit salon avec les enfants qu’il a terrifiés. Le malheureux Lipchen n’a pas pu même résister à sa voix et s’est mis tellement à crier de frayeur et de saisissement que nous avons dû le renvoyer.[427] Toen de kinderen in 1851 voor een gezondheidskuur in het Duitse Ems verbleven, ontmoetten ze de prinses van Pruisen, een goede vriendin van Leopold I. Leopold schreef hierover aan Victoria: The children I have on purpose left longer at Ems that they should have the happiness of seeing the dear princess of Prussia. Charlotte has seen repeatedly princess Louise and they seem to go on well together.[428] Een ander voorbeeld is het diner dat de koningskinderen hadden met de minister van Rusland tijdens zijn bezoek aan België in juni 1853.[429]
Studiereizen
Leopold, Filips en Charlotte bezochten een groot aantal steden, zowel in het binnenland als in het buitenland. Het is echter moeilijk om een onderscheid te maken tussen studiereizen, bezoeken aan familieleden en plezierreizen. De koningskinderen verbleven bijvoorbeeld regelmatig in Windsor bij hun nicht Victoria. Deze reizen kunnen enerzijds als familiebezoeken beschouwd worden, maar anderzijds droegen ze bij tot de vorming van de kinderen. Hun kennis van het Engels werd er verbeterd en ze leerden de Britse visie op de Europese politiek kennen.[430] In 1851 bijvoorbeeld bezochten de kinderen in Engeland hun grootouders en Victoria,[431] daarnaast kregen ze een rondleiding op de wereldtentoonstelling.[432]
Van 12 juli tot 11 augustus 1851 verbleven de koningskinderen in Ems voor een gezondheidskuur.[433] D’Hulst en De Montanclos vergezelden Charlotte,[434] Prisse en De Briey gingen mee voor de prinsen.[435] De prinses van Pruisen beloofde aan koning Leopold om mee toezicht te houden op de kinderen.[436] De dagen werden gevuld met wandelingen, rusten en gezond eten en drinken. Het gedrag van de kroonprins in het kuuroord was vaak niet gepast. Koning Leopold ontving hierover een verslag opgesteld door Prisse: Il est fâcheux que le prince Léopold retombe à tous moments dans ses enfantillages. [...] Les étrangers ne s' apercoivent pas, il sait être sérieux et posé avec lui. Je suis sûr que Monseigneur le duc de Saxe Meiningen et l'archevêque de Cologne l’aurant jugé favorablement, mais dès qu’il est entré dans son intérieur, il oublie qu’il a 16 ans et que dans deux ans il sera sénateur. Je ne cesse de lui rappeler.[437]
Koning Leopold wilde zijn oudste zoon voorstellen aan de Europese vorstenhoven alvorens hij in het huwelijk trad. Hij schreef Victoria over zijn plannen op 22 april 1853.[438] Prins Leopold bezocht onder andere Wenen, waar hij zijn toekomstige bruid ontmoette.[439] De kroonprins ondernam in feite pas grote reizen na zijn huwelijk met Marie-Henriette in augustus 1853. Hij maakte onder andere reizen naar het Middellandse Zeegebied (1854-1855), naar Duitsland (1858), Spanje (1862), Noord-Afrika (1862-1863), enzovoort. Een deel van deze reizen kunnen beschouwd worden als studiereizen, andere waren gezondheidsverblijven of bezoeken aan familieleden.[440]
Filips maakte verschillende reizen vooraleer hij in 1867 trouwde met Maria van Hohenzollern. Hij had een voorkeur voor Italië en Engeland. De uitstappen van Filips dienden vaak om de relaties tussen België en vreemde naties te verbeteren of in stand te houden. Filips reisde onder andere naar Oostenrijk (1858), Hongarije (1858), Duitsland (1858), Nederland (1859), Scandinavië (1860), Rusland (1860), enzovoort. In deze verschillende landen nam de prins deel aan officiële plechtigheden.[441] Over zijn bezoek aan Scandinavië en Rusland schreef hij aan D’Hulst: Mon voyage dans le Nord et la Russie m’a beaucoup interessé et s’est bien passé. La Suède et la Norwège sont de très beaux et curieux pays, que l’on connaît trop peu.[442] Of Charlotte ook Europa rondreisde, is niet duidelijk.
Vrije tijd en ontspanning
In het strakke uurrooster van de koningskinderen werden enige uurtjes voor vrije tijd opengelaten. Ongeveer vier uur werd er per dag voorzien voor ontspanning. Op zon- en feestdagen waren er geen lessen. Op jongere leeftijd besteedden de kinderen hun vrije tijd aan spelen, wandelen, paardrijden en lezen. Wanneer ze ouder werden, gingen de koningskinderen naar concerten, bals en opera’s. Leopold en Filips hielden zich ook bezig met de jacht. Koning Leopold kaartte ’s avonds wel eens met zijn kinderen om de tijd te doden. Charlotte schreef hierover aan D’Hulst: Nous jouons tous les soirs au whist avec cher papa et il est assez bon, pour nous faire plaisir, de rentrer toujours avant 8 heures, je crois qu’il nous laisse un peu gagner car j’ai déjà 147 frs.[443]
Leopold, Filips en Charlotte hadden als kinderen veel speelgoed om zich mee bezig te houden. Prins Leopold speelde in 1836 bijvoorbeeld met poppen. Louise-Marie schreef hierover aan haar moeder: Le Petit Homme [prins Leopold] est, Dieu merci, toujours à merveille. Il joue en ce moment dans ma chambre avec des poupées que je lui ai données et dont il voudrait bien manger les souliers.[444] De kroonprins kreeg in december 1838 een middeleeuwse speelkamer cadeau van zijn grootvader, waarvoor Louise-Marie een dankbriefje verstuurde: Je crois qu’il [prins Leopold] deviendra à moitié fou de la ravissante petite chambre moyen âge, que vous lui avez destinée. Il commence maintenant à très bien apprécier ces sortes de joujoux. Philippe aime aussi à jouer, mais il est beaucoup plus facile à contenter.[445] Koning Leopold wilde dat zijn oudste zoon leerde touwtje springen, hij maakte dit duidelijk in een brief aan zijn vrouw: […] on pourrait apprendre à Léopold de sauter la corde comme pratiquent les enfants en France. C’est un très bon jeu surtout pour lui parce que cela le secouerait un pied et il a besoin de cela.[446] De kinderen verkleedden zich ook graag. Louise-Marie beschreef het spel van haar kinderen: J’irai ensuite au salut et je reviendrai à Laeken avec le Léopich pour présider à la mascarade des enfants que se mettent les garçons en dames et Charlotte en garçon; ce qui est une grande fête.[447] Dit speelgoed werd nog onder meer aangevuld met een boerderij,[448] een miniatuurtuintje,[449] een miniatuurkeuken,[450] mechanische poppen,[451] een kaleidoscoop[452], treintjes[453], een schaalmodel van het paleis te Versailles,[454] een microscoop[455] en een biljarttafel.[456]
Dagelijks stond er minstens één wandeling op het programma. Dit was dus een vast onderdeel van de vrije tijd. Op zondag wandelden de kinderen wel eens in het gezelschap van hun ouders. Door de week gingen de koningskinderen regelmatig naar het park van Brussel, soms begeleid door de koningin.[457] De kinderen vertelden in hun brieven vaak over deze wandelingen. Charlotte schreef bijvoorbeeld aan haar oudste broer Leopold over een wandeling in Wemmel: Nous avons profité du beau temps pour faire vendredi une promenade dans la campagne; nous avons été du côté de Wemmel, et nous sommes restés dehors depuis 1 heure et demie jusqu’à 5 ½ heures.[458] De wandelingen namen meestal wel niet zoveel tijd in beslag.
Een ander onderdeel van de vrije tijd was het paardrijden. Van jongs af leerden de koningskinderen omgaan met paarden. In 1844 vroeg koning Leopold aan Victoria een aantal pony’s: It is not easy to find horses for children on the continent, ponies are not known, and to put a child on a real horse won’t do; if your generous heart disposes you to give them ponies, it will be a noble deed.[459] Prins Leopold volgde in 1846 paardrijlessen op donderdag en zondag.[460] Reeds in 1847 kreeg de kroonprins de toestemming van zijn moeder om buiten het park van Brussel paard te rijden.[461] Ook Charlotte leerde paardrijden; koning Leopold liet speciaal voor haar een amazoneuitrusting maken. Charlotte schreef hierover aan D’Hulst: Je dois vous dire que cher Papa a eut la bonté de permettre qu’on me fit un superbe habit d’amazone, il fait mon bonheur. Je monte maintenant tous les jeudis et dimanches, cher Papa m’a permis de le conduire moi même, quelqu’un marche à côté, et le tient seulement quand il va un peu vite.[462]
Jaarlijks brachten de koningskinderen een groot deel van hun vakantiedagen door in Oostende. De kleine Leopold vond de verblijven aan de kust niet aangenaam. Louise-Marie schreef aan haar moeder: Philippe est enchanté d’ammer à Ostende; Léopold en est tout triste. Il est singulier comme il aime Laeken; à l’inverse des autres enfants, il deteste les voyages et les changements de lieu.[463] De vakantie in Oostende werd vaak gekoppeld aan een gezondheidskuur.[464] De kinderen vergezelden hun vader ook regelmatig op zijn verschillende uitstapjes naar de Ardennen, zoals bijvoorbeeld in oktober 1851.[465]
Leopold, Filips en Charlotte besteedden een deel van hun vrije tijd aan het lezen van boeken. Filips kocht vaak boeken, in 1850 schreef hij D’Hulst over zijn nieuwste aanwinsten: Il y a eu une très belle vente à Liège dans laquelle j’ai acheté: 1° pour 80 francs Butkens ‘Trophées sacrés et profanes de Brabant’; 2° pour 67 Sanderus ‘la Flandre illustrée’ en latin, trois volumes in folio, un ouvrage magnifique; 3° pour 62 Hemricourt ‘Miroir des nobles de la Herbaye’ en 4° et enfin 4° ‘Collection des mémoires pour servir à l’histoire d’Angleterre’ par Guizo, 25 volumes en 8 pour 46 francs.[466] In maart 1851 vermeldde Filips eveneens een aantal nieuw aangeschafte boeken: J’ai eu mardi Guiciardini édition d’Amsterdam 1609 pour 13 francs, ‘le Mausolée de la Foison d’or’ pour 6 francs et les 2 premiers volumes de Vinchant ‘Annales de Hainaut’ pour 10 francs.[467] Ook prins Leopold trachtte zijn boekencollectie uit te breiden door het aankopen van nieuwe boeken.[468] Naast boeken lazen de koningskinderen vaak kranten.[469]
Charlotte las op twaalfjarige leeftijd Les hommes illustres van Plutarchus.[470] De prinses las voornamelijk boeken met een religieus thema. Op die manier wilde ze zich voorbereiden op haar vormsel. Charlotte schreef hierover aan D’Hulst: J’espère que ma rougeole ne m’empèchera pas d’accomplir cette action si sainte, que je désire si ardemment faire, et qui m’occupe beaucoup. Je vais commencer dès aujourd’hui à m’y préparer par quelques bonnes lectures, ‘dans l’Usage des Sacrements’, outre mes lectures ordinaires et les trois derniers jours je lirai dans le Père Griffet.[471] Na haar vormsel schonk Charlotte nog steeds veel aandacht aan religieuze lectuur. Dit blijkt uit een brief van de prinses aan D’Hulst: Je ne possédais pas ‘la Pratique de l’amour de Jésus Christ’ par Saint Alphonse de Liguori et je compte me la procurer, j’ai chercher partout car je voulais bien m’assurer que ce livre n’était pas dans le même cas que ‘l’Instruction sur la confirmation’ que vous avez si miraculeusement découverte. J’ai fini ‘les Fruits du St. Esprit’ et nous lisons alternativement Nicolas et ‘des Instructions’ de Ligouri.[472] De prinses vond dit soort literatuur erg ontspannend. Ze schreef hierover aan D’Hulst: Je lis maintenant en fait des livres récréatifs, un charmant ouvrage du Cardinal Wiseman: ‘Fabiola or the church of the catacombs’. Vous savez que je ne suis pas d’ordinaire très exaltée, mais j’en suis enthousiaste. Tous les caractères sont admirables, la plupart sont des martyrs, le style est si energique, si gracieux tout à la fois et renforcé par des images et des comparaisons vraiment sublimes.[473]
Wanneer de kinderen wat ouder werden gingen ze regelmatig naar concerten, bals en opera’s. Charlotte schreef bijvoorbeeld in 1855 aan haar oudste broer over de bals waarop Filips verwacht werd: […] il [Filips] est pour trois jours en ville à raison de trois bals consécutifs qui doivent clore le carnaval. Ce soir il ya un bal costumé chez Goethals, qui doit être d’une grande magnifiquence et Philippe s’en promet beaucoup de plaisir. Quant à moi, mes bals sont finis.[474]
Een andere vrijetijdsbesteding voor de jongens toen ze al wat ouder waren, was het jagen. Filips was een fervente jager in tegenstelling tot zijn oudere broer. Men telde prins Filips op een bepaald moment zelfs bij de drie beste jagers van België. Deze liefde voor het jagen erfde de jongste prins zonder twijfel van zijn vader, die zich vaak in de Ardennen terugtrok om zich met deze sport bezig te houden.[475] Charlotte beschreef de schietkunsten van haar jongste broer in een brief aan prins Leopold: Notre aimable chasseur a écrit deux fois, c’est admirable, il a tué une demi douzaine de lièvres et son premier renard, juge quel triomphe![476] Filips trok zelfs naar het buitenland om daar deel te nemen aan jachtpartijen. In januari 1856 verbleef hij bijvoorbeeld in Engeland.[477] De kroonprins reageerde op de kosten die de jachtpartijen van zijn jongere broer met zich meebrachten. Filips liet niet na om zich te verdedigen: J’apprends que mon frère a parlé de la dépense occasionelle pour mes cantines de chasses. Je vous prirai de remarquer qu’il y en a eu que quatre cette année jusqu’ici et que j’ai livré à la cuisine 20 lièvres et 6 faisans.[478]
Het leven van Leopold, Filips en Charlotte was redelijk zwaar. De momenten waarop de kinderen niet studeerden of officiële bezoeken moesten afleggen, waren schaars. Zelfs wanneer ze hun ouders vergezelden naar Brussel werden leerboeken meegenomen om eventuele dode momenten mee op te vullen. Louise maakte dit duidelijk aan De Lannoy: Nous irons à 9h ½ en ville et nous prendrons les enfants avec nous. […] Nous irons d’abord au Palais, puis de là à l’église. Les enfants dîneront en ville au retour de l’office. Nous resterons au Palais jusque vers 5h. Veuillez faire emporter ce qui sera nécessaire aux études pour que l’après-midi ne soit pas entièrement perdue.[479] Het hele leven van de prinsen en prinsessen werd geregeld, zelfs hun vrije tijd. Het wandelen en paardrijden waren immers vaste onderdelen van hun ontspanning.
DE KINDEREN VAN LEOPOLD II EN MARIE-HENRIETTE VAN OOSTENRIJK
Prins Leopold van België huwde op 22 augustus 1853 Marie-Henriette, aartshertogin van Oostenrijk en prinses van Hongarije. Leopold en Marie-Henriette hadden elkaar maar eenmaal ontmoet, alvorens ze in het huwelijk traden. De kroonprins van België was op dat moment nog maar achttien jaar oud, zijn toekomstige echtgenote telde nog maar zestien lentes. De ouders van het jonge paar hadden het huwelijk al maanden op voorhand besproken. Men kan het huwelijk dan ook geen daad van liefde noemen, maar eerder een weloverwogen politieke zet. Oostenrijk was in de negentiende eeuw immers een Europese grootmacht. Prins Leopold legde zich snel neer bij de beslissing van zijn vader. In een brief aan Filips en Charlotte schreef hij zijn eerste indrukken neer van Marie-Henriette: Elle est de taille moyenne, un peu gros et pas très jolie.[480]
Leopold en Marie-Henriette kregen samen vier kinderen. Op 18 februari 1858 werd het eerste kind geboren, Louise-Marie-Amélie. Het meisje werd genoemd naar Louise-Marie, haar overleden grootmoeder en naar Marie-Amélie haar overgrootmoeder.[481] Het doopsel van het pasgeboren kind vond een aantal dagen later plaats in de kapel van het paleis te Brussel.[482] Prins Leopold was teleurgesteld omdat zijn eerste kind een meisje was. Hij schreef hierover aan de prinses van Pruisen: Notre petite fille est très gaie et très vivante. Tout en remerciant Dieu de la faveur qu’il nous accorde Vous comprendrez, Madame, que nous aurions cependant bien désiré un fils. Mais enfin la Providence règle tout pour notre avantage et il faut savoir se soumettre à ses décrets.[483] De grootvader van het kind, koning Leopold schreef over de geboorte van Louise aan D’Hulst: Pour le jeune ménage un enfant est un grand bien, et malgré les désappointement de ne pas avoir un fils, il y a peut-être du bon qu’ils peuvent aussi organiser la [onleesbaar woord] avec une petite fille qui paraît bien portant.[484] Leopold beschreef zijn eerste kind als volgt: Louise est très sage. Sa figure est déjà blanche et rose comme celle de sa mère. Le roi la trouve fort jolie, j’espère qu’elle le deviendra un jour mais, pour le moment, je constate seulement qu’elle a de grands yeux foncés et hélas! Un nez énorme en tout point digne du mien.[485]
Op 12 juni 1859 werd er een jongen geboren, Leopold Ferdinand Elie Victor Albert Marie, graaf van Henegouwen.[486] Koning Ferdinand van Portugal en aartshertogin Elisabeth van Oostenrijk waren zijn peter en meter.[487] Leopold beschreef zijn zoon in een brief aan Victoria: Notre fils est très fort, très vivace et bien constitué.[488] Ook de koningin van Pruisen ontving een beschrijving van de pasgeboren prins: Quant au petit Léopold, il est gros et gras. J’espère qu’il ressemblera un jour de toute façon à son grand père, mais jusqu’ici il n’est pas bien beau garçon.[489] Koning Leopold was vertederd door zijn twee kleinkinderen. Hij schreef D’Hulst: Les enfants de Leo sont très bien; la petite Louise avec des yeux bruns et des cheveux blonds a plus la bonté de sa mère. Le petit est fort bel enfant.[490]
In 1863 was Marie-Henriette voor de derde maal zwanger. Nog voor het kind geboren werd, stelde Marie-Henriette haar man een aantal namen voor: Ich hoffe, du wirst nichts gegen folgende Namen haben? ‘Erneste, Etienne, Leopold, Joseph, Philippe’ oder ‘Stephanie, Clotilde, Louise, Herminie, Marie, Charlotte’. Mein Bruder wünschte Herminie nach seine verstorbenen Zwillingsschwester und, wenn es Dir nicht unlieb wäre, Stephanie, denn Clotilde ist zo wenig hübsch und dann im Nachbarlande ist es in der Familie. Dann Louise für deine, Marie für meine Mutter, und Charlotte hattest du gewünscht.[491] Een tweede meisje, Stephanie kwam ter wereld op 21 mei 1864.[492] Prins Leopold had al direct grootse plannen met het pasgeboren kind. Op de dag van haar geboorte legde hij een lijst aan waarin hij mogelijke huwelijkskandidaten opsomde. Rudolf, de aartshertog van Oostenrijk stond bovenaan zijn lijst. Stephanie trouwde later inderdaad met Rudolf.[493] Op 10 december 1865 stierf Leopold, de eerste koning van België. Leopold en Marie-Henriette werden op 17 december 1865 de nieuwe koning en koningin van België.[494] Prins Leopold kreeg naast zijn titel, graaf van Henegouwen, nu ook de oude titel van zijn vader, hertog van Brabant, achter zijn naam.[495]
De kleine Leopold werd ernstig ziek in mei 1868. De prins was tijdens het spelen in een vijver gevallen. Hij hield aan het incident een longontsteking over, daarnaast ontdekte men een hartkwaal. Marie-Henriette was vaak terug te vinden aan het ziekenbed van de kroonprins.[496] Men trachtte de negende verjaardag van de zieke prins nog te vieren. Er werd een diner georganiseerd en in het park van Laken vond een concert plaats. In de hoop dat de verandering van lucht de prins goed zou doen, vertrok Leopold II op 27 juli 1868 met zijn twee dochters en zijn zoon naar Oostende. De koning en de kinderen keerden terug naar Laken op 7 augustus. Leopold ontving de laatste sacramenten op 9 september. Hij stierf op 22 januari 1869. De prins werd begraven in de koninklijke crypte van Laken. [497] Louise schreef in haar memoires hoezeer ze haar broer en speelkameraad miste: Le premier coup du sort dont j’ai senti la cruelle rigueur fut la mort de mon frère Léopold. J’avais pour lui les sentiments d’une sœur aimante et maternelle. C’était mon bien, ma chose, mon enfant. Nous grandissions côte à côte, moi tirant de mes douze mois d’avance une autorité considérable.[498]
Met de dood van prins Leopold was er geen rechtstreekse troonopvolger meer. Toen Marie-Henriette in 1871 opnieuw zwanger was, hoopte Leopold II dan ook vurig op een zoon. Op 30 juli 1872 werd echter een derde meisje geboren, Clementine. De pasgeboren prinses droeg de naam van haar meter, Clementine van Orléans, de zuster van de overleden Louise-Marie. Albert, aartshertog van Oostenrijk, was peter van het meisje. Clementine had blond haar en donkere ogen. Ze kan een echt nakomertje genoemd worden; prinses Louise was immers veertien jaar ouder en Stephanie acht jaar.[499] Koning Leopold II schreef Victoria over de geboorte van zijn derde dochter: Grâce au ciel, ma femme va très bien et la petite Clementine après avoir été un peu dérangé va bien aussi. La petite Clementine est un très bel et fort enfant. Ses cheveux et ses yeux sont foncés pour le moment. Ma pauvre femme a bien souffert depuis 9 mois et la fin a été bien rude. Elle aurait voulu avec nous tous un fils, j’espère que Dieu nous l’accordera plus tard. Louise a été très triste de na pas avoir un frère. Stephanie est contente de ne plus être appelée la toute petite.[500]
Opvoedend personeel
Net als voor de kinderen van Leopold I en Louise-Marie werd er voor de kinderen van Leopold II een voedster gezocht. Victoria schreef koning Leopold dat hij zijn schoondochter moest aanraden om prinses Louise niet zelf te voeden. Wanneer Marie-Henriette zou besluiten om zelf borstvoeding te geven, dan zou haar gezondheid in gevaar komen volgens Victoria.[501] Wie de voedster van Louise was blijft een onbeantwoorde vraag. De voedster van prins Leopold was mevrouw De Keuster.[502] Ook Stephanie[503] en Clementine hadden een voedster. Mevrouw Kloske van de Mutsaard, een Vlaamse boerin, was de voedster van Clementine. Een vergoeding voor de diensten van Kloske werd niet voorzien, maar na haar vertrek in Laken ontving haar gezin een erfpacht van 99 jaar op een boerderij met drie hectaren grond.[504]
Na haar vertrek uit Laken vroeg De Keuster een jaarlijks pensioen. Goffinet meende dat dit pensioen minstens 300 frank moest bedragen. Hij onderbouwde dit voorstel met twee argumenten: La première, c’est qu’une pauvre femme appelée chez la reine pour être la mère de lait de son enfant croit son bonheur assuré pour jamais et celui des siens. La seconde, c’est que cette femme qui ne soupçonnait pas le luxe inouï pour elle de la vie matérielle du Palais, rentre chez elle, dans son taudis, 100 fois malheureuse qu’elle ne l’était auparavant. Je crois que c’est là où en est la femme De Keuster. Le Roi fera donc bien pour elle et pour Lui de venir à son secours et de faire règler sa position une fois pour toutes. Leopold II wilde zeker niet meer dan 300 frank aan het pensioen besteden. Hij antwoordde op de brief van Goffinet: Les nourrices de mes filles qui ont très bien fait leur service et qui ne se plaignent jamais, que recoivent-elles? Rien je crois. Cette nourrice qui se plaint est une mauvaise femme, cause de notre irréparable malheur. Je sais qu’il y a des apparences à ménager mais il y a d’un autre côté quelque chose d’immoral pour employer un terme adouci à la mieux traiter que les autres.[505]
Naast de voedster werd er een kindermeisje en een gouvernante aangesteld. Mathilde Bellaert was kindermeisje in dienst van Leopold en Marie-Henriette.[506] Welke kinderen ze allemaal onder haar hoede kreeg is niet duidelijk. De hofarts, Wimmer, hield in 1861 toezicht op Louise en Leopold toen het koningspaar samen op reis was.[507] In feite vervulde hij op dat moment de rol van een kindermeisje. Antoinette Polsterer was het kindermeisje van Stephanie. Toen Stephanie zes jaar werd, in 1870, startte haar intellectuele opleiding en werd Polsterer vervangen door Legrand, die op dat moment ook al de gouvernante was van Louise.[508] Legrand had ervaring opgedaan bij de zusters van de koning van Napels.[509] Na Legrand volgden er nog drie gouvernantes die verbonden werden aan één of meerdere prinsessen: Genslin, Fanny Brossel en Omerine Drancourt. Genslin was waarschijnlijk gouvernante van de twee oudste meisjes en volgde Legrand op. Dit kunnen we afleiden uit een brief die Marie-Henriette schreef aan Goffinet in mei 1875: La comtesse de Moerkerke[510] vous a déjà parlé de mon désir d’assurer une petite rente annuelle à Miss Genslin. Cette malheureuse ayant donné des leçons à l’impératrice, ayant fait plusieurs intérieurs de gouvernante auprès d’elle et auprès de mes filles, y aurait grand droit.[511] Noch Louise, noch Stephanie vermelden haar echter in hun memoires. Genslin was de laatste gouvernante van Louise, die in 1875 huwde met Filips, prins van Saksen-Coburg Gotha.
Op 15 februari 1866 werd Ignace van der Straten-Ponthoz benoemd tot gouverneur van de kroonprins Leopold. Het was een militair die eerder de koning had gediend als zijn ordonnansofficier.[512] Van der Straten-Ponthoz was getrouwd en vader van vijf kinderen. Zijn ervaringen met de opvoedingen van zijn eigen kinderen hielpen hem om zijn taak als gouverneur naar behoren uit te voeren. De kinderen gaven Van der Straten de bijnaam ‘le comte grondeur’. Hij kreeg hulp van Albert Donny, een vijfentwintigjarige militair.[513]
Fanny Brossel volgde Genslin op bij Stephanie. Brossel was een Duitse die de techniek van het opvoeden goed beheerste. Ze probeerde het leven van de prinses wat aangenamer te maken door kleine feestjes te organiseren waarop leeftijdsgenoten van Stephanie werden uitgenodigd. Er was een goede verstandhouding tussen de gouvernante en de prinses.[514] Omerine Drancourt was gouvernante van Stephanie en Clementine. Clementine noemde Drancourt la vieille Tropfen. Drancourt stierf op 1 januari 1890 in een brand te Laken. Op dat moment was er al beslist dat Drancourt ontslag zou nemen. Ze was de laatste gouvernante in dienst van Leopold II en Marie-Henriette.[515] Barones Zoé d’Oldenneel werd in december 1889 tot eerste eredame van Clementine benoemd.[516] Clementine beschreef haar eredame in een brief aan Stephanie: Ma dame est la baronne d’Oldenneel cousine de l’officier que tu as vu cet été à Laeken. Elle est charmante, et me plaît beaucoup. Elle est jeune, gaie, instruite, causante, très spirituelle, joue à merveille du piano. Tous les soirs, elle me donne un concert et joue à ravir.[517]
Louise vertelde dat ze niet de hele dag onder het toezicht stond van een gouvernante of kamermeisje. Ze schreef hierover in haar memoires: Dès que, pour ma part, je n’ai plus été sous la tutelle de jour et nuit d’une gouvernante et des femmes de chambres, j’ai dû me tirer d’affaire moi-même, et, au saut du lit, prendre à ma porte les brocs d’eau froide (en toute saison), destinés à ma toilette, car, alors, ni au Palais à Bruxelles, ni au château à Laeken, le ‘dernier confort’ n’avait accompli ses merveilles. La Reine m’a enseigné, dès mon jeune âge, à pouvoir me passer de domestiques. J’ai appris d’elle, de bonne heure, que l’on peut être sur un trône, un jour, et dans la rue, le lendemain.[518]
De gouverneur stelde een opvoedingsplan op, controleerde de vooruitgang van de prins en woonde de examens bij.[519] Over de taken van de gouvernante is nauwelijks iets geweten. De gouvernante hield de koningin dagelijks op de hoogte van het gedrag van de kinderen. Stephanie schreef in haar memoires: […] la gouvernante, qui rapportait à la reine jusqu’aux faits les plus insignifiants de la journée. Crises de colère, distractions, leçons mal préparées, impolitesses, réflections déplacées, […] turbulences, tout était relaté, jugé et puni. Cette surveillance très sévère de tous nos faits et gestes nous vexait sans cesse.[520] De gouvernante had twee vrije dagen in de week, donderdag en zondag. Op die dagen stonden de kinderen onder het toezicht van hun leraar Duits of Engels. Een zeldzame keer werd de gouvernante vervangen door de koningin.[521] Jaarlijks had de gouvernante zes weken vakantie; in die periode was het Marie-Henriette die de kinderen begeleidde.[522] De relatie tussen de gouvernante en de kinderen was niet altijd even goed. Volgens Stephanie werd zijzelf en Louise vaak onrechtvaardig behandeld door de gouvernante. Ze herinnerde zelfs een voorval waarin Louise geslagen werd. Vandaar dat Stephanie rebelleerde tegen de gouvernante.[523]
Stephanie had een betere verstandhouding met haar kamermeisje, Antoinette Schariry.[524] Stephanie en ‘Toni’ waren goede vrienden, de prinses vertrouwde haar al haar problemen toe. Ook Clementine had een goede band met Schariry.[525] Toni was van Duitse afkomst en ze was vijftien toen ze in dienst werd genomen. Stephanie was toen net geboren. Toni was voordien ook het kamermeisje van Louise geweest.[526] Stephanie schreef over het kamermeisje in haar memoires: Elle n’avait pas la vie facile, elle était jalousée par beaucoup de gens, observée envieusement et avec méfiance, brimée, malmenée; on la trouvait stupide; mais elle sut résister à toutes les attaques. Finalement, sa patience lui valut l’estime générale; moi, je l’aimais et je la respectais. Je lui dois beaucoup. Bien que n’étant que servante, elle fut pour moi une amie, une protectrice, une conseillère désinteressée et une éducatrice.[527]
Hoeveel leerkrachten de kinderen hadden en wie dat juist waren, is moeilijk terug te vinden. Aloïs van Weddingen,[528] prelaat van het Belgische hof, verzorgde de religieuze vorming van Louise, Leopold en Stephanie.[529] Clementine kreeg godsdienstlessen van Goossens, de aartsbisschop van Mechelen.[530] Auguste Scheler die voorheen Duits gaf aan de kinderen van Leopold I en Louise-Marie, engageerde zich nogmaals om Louise, Stephanie en Clementine het Duits aan te leren.[531] Ook Genslin en Delcampo hadden al eerder les gegeven aan het Belgische hof. Genslin was de lerares Engels van Charlotte geweest, nu nam ze prinses Louise onder haar hoede.[532] Delcampo gaf danslessen aan Stephanie zoals ze dat voorheen gedaan had voor prinses Charlotte.[533] Albert Donny gaf de kinderen paardrijlessen. Marie-Henriette hielp regelmatig met deze lessen.[534]
Op donderdag en zondag kreeg de prinsessen vaak de toestemming om de middag door te brengen in het Heilig Hart van Jette, een school voor gegoede meisjes. Stephanie beleefde er verschillende goede momenten. Ze schreef in haar memoires: Les religieuses et les institutrices me recevaient toujours à bras ouverts et toujours me donnaient des preuves d’amitié et de bonté. Quand j’avais joué et bavardé et que je m’étais entretenue gaîment avec les jeunes filles de mon âge et celles plus âgées – que je préférais - je prenais part, comme les autres, à la prière en commun.[535]
Ouders en grootouders
Leopold II had zijn echtgenote niet zelf mogen kiezen. Leopold en Marie-Henriette hadden nauwelijks iets gemeen. De koning interesseerde zich voornamelijk in economie en politiek. De koningin hield zich vooral bezig met paardrijden, muziek en haar honden.[536] Hun relatie was afstandelijk, er was weinig sprake van genegenheid in de verhouding tussen het jonge paar.[537] Marie-Henriette slaagde er niet in om haar echtgenoot tevreden te stellen; na tien jaar huwelijk had ze hem drie kinderen geschonken, waarvan slechts één jongen.[538] Toen de enige prins stierf, veranderde de houding van het vorstenpaar volledig. Stephanie beschreef haar moeder na de dood van prins Leopold: Pendant longtemps nul sourire ne vint plus fleurir les lèvres de ma mère, son teint rosé perdit sa fraîcheur juvénile et dans son regard on put lire une meurtrissure du cœur qui ne s’est jamais guéri entièrement. Depuis ce moment, mes souvenirs voient s’assombrir la vie conjugale de mes parents. Frappée en plein cœur par la mort de son fils, ma mère avait bien changé; cet enfant avait été, pour elle, le but de sa vie, il l’avait réconcilié avec le destin qui lui était échu.[539] De geboorte van Clementine was een nieuwe teleurstelling voor Leopold II en Marie-Henriette. De koningin slaagde er niet in om veel genegenheid te tonen voor haar derde dochter. Louise en Stephanie ontfermden zich dan maar over hun jonge zus.[540]
De huiselijke sfeer in Laken was niet opperbest na de dood van Leopold. Stephanie beschreef haar kinder- en jeugdjaren erg negatief: D’autres enfants se souviennent avec plaisirs des jours heureux passés au foyer paternel, nous, hélas, nous ne pouvons que songer avec amertume aux heures sombres vécues sous le toit familial.[541] Marie-Henriette steunde voor de opvoeding van haar dochters steeds meer op de gouvernantes en de leraars.[542] Ze liet haar kinderen vaak achter en vertrok naar de Ardennen of ze ging familieleden bezoeken.[543] Maar ook voor de dood van de prins had de koningin volgens Louise weinig aandacht voor haar kinderen. Louise schreef hierover: Sa [Marie-Henriette] vie ordonnée lui laisait le temps de tout faire et, en premier lieu, de s’acquitter de sa charge maternelle; douce charge, où je fus le premier fardeau. J’avais précédé d’un an la naissance de mon frère Léopold […] de dix ans ma sœur Stephanie, et quand Clementine vint au monder, j’avais déjà 12 ans. Je fus donc, pour la Reine, l’aînée de sa nichée, la grande sœur qui doit séconder la mère. […] C’était moi qui devrais example de la sagesse aux frére et sœurs qui pourraient me suivre. C’était moi qui bénéficerais le plus des leçons maternelles.[544]
Marie-Henriette hield zich niet helemaal afzijdig van de opvoeding van haar kinderen. Voor de dood van haar enige zoon speelde ze wel eens met haar kinderen in het park van Laken.[545] Marie-Henriette wilde haar kinderen dezelfde waarden bijbrengen die zij aan het hof van Wenen had geleerd. Ze trachtte bij haar kinderen respect aan te leren voor kunst en natuur, haar eigen hobby’s.[546] Marie-Henriette vond discipline en gehoorzaamheid belangrijk.[547] De koningin hield toezicht op de vorderingen van haar dochters. In een brief aan De Moerkerke vertelde ze bijvoorbeeld over de houding van Stephanie.[548] Clementine schreef Stephanie in 1887: J’ai le regret de t’annoncer que je dois faire encore beaucoup de progrès dans le bon caractère et dans l’obéissance, pour contenter chère Maman, qui s’occuppe tant de mon éducation.[549] Vooral de godsdienstige opvoeding van haar dochters hield Marie-Henriette goed in het oog.[550] De lectuur van de prinsessen, voornamelijk in het Frans en het Engels, werd door de koningin uitgezocht.[551] Op de vrije dagen van de gouvernante nam ze haar kinderen mee op haar wandelingen. Ze bezochten dan kloosters of brachten een bezoek aan de armen. Marie-Henriette nam haar dochters ook mee naar Tervuren waar ze langs gingen bij hun tante Charlotte.[552] Toen Stephanie lessen Hongaars kreeg als voorbereiding op haar huwelijk met de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije, was de koningin steeds aanwezig.[553]
De koningin klaagde wel in een brief van 17 maart 1860 aan Charlotte dat Leopold nauwelijks aandacht had voor hun kinderen. Leopold verbleef immers regelmatig in het buitenland.[554] Koning Leopold I moest hem zelfs bevelen om terug naar huis te keren toen Marie-Henriette zwanger was van prins Leopold.[555] In 1860 vertrok Leopold naar Constantinopel, in 1862 reisde hij naar Spanje en ook toen Marie-Henriette zwanger was van hun derde kind verliet hij België.[556] Louise schreef over haar vader: Le Roi ne s’occupait guère de mes sœurs et de moi. Ses caresses étaient rares et brèves. Nous étions, devant lui, toujours impressionnées. Il nous paraissait Roi bien plus que père.[557]
De kinderen zagen hun ouders, als ze niet op reis waren, dagelijks. Het was immers de gewoonte dat de kinderen samen aten met hun moeder en vader. Echt gezellig waren deze maaltijden niet; de kinderen mochten enkel spreken wanneer hen iets gevraagd werd. Leopold gebruikte deze momenten om de kranten en zijn correspondentie door te lezen. Na de maaltijd gingen de kinderen naar de bureau van hun vader. De kinderen moesten er rustig zijn en waren daarom vaak opgelucht wanneer ze het bureau eindelijk mochten verlaten.[558]
Louise huwde in 1875 en Stephanie in 1881. Vanaf toen bleef Clementine alleen achter met haar ouders. Marie-Henriette beheerste het leven van de prinses volledig, zelfs toen Clementine ouder werd. De prinses voelde zich vaak erg eenzaam.[559] Gelukkig veranderde de houding van Leopold II tegenover zijn jongste dochter. Vanaf 1892 nam de koning Clementine meer in bescherming tegen haar moeder en kende haar verschillende vrijheden toe.[560] De koning leerde zijn dochter hoe zij zich op officiële recepties moest gedragen. In het paleis werden stoelen geplaatst met daarop naamkaartjes van genodigden. Clementine leerde op die manier de correcte rangorde en de beleefdheidsformules.[561]
In vergelijking met Leopold I en Louise-Marie besteedden Leopold II en Marie-Henriette nog minder tijd aan de opvoeding van hun kinderen. Het eerste Belgische koningspaar hield zich bezig met het controleren van de opvoeders en de opleiding. Er zijn geen aanwijzingen dat ook Leopold II en zijn vrouw dit deden. De schaarse momenten die ze wel met hun kinderen doorbrachten, werden dan nog verpest door de weinig optimale huiselijke sfeer. Leopold II hield zich meer bezig met staatszaken dan met zijn eigen familie. Hij stak veel tijd in zijn Kongopolitiek.[562] In de jaren 1890 zorgde het opkomende socialisme voor veranderingen in de Belgische politiek. De koning moest zijn weg zoeken in deze nieuwe politieke situatie.[563] Daarnaast wilde hij een aantal urbanistische projecten in België realiseren.[564]
Grootvader Leopold volgde de opvoeding van zijn kleinkinderen. Hij meende dat Marie-Henriette te weinig tijd doorbracht met haar kinderen.[565] In 1863 was Leopold op reis en ook Marie-Henriette wilde Laken verlaten. Grootvader Leopold verzette zich hiertegen. Hij schreef Conway: Le duc de Brabant pourra échelonner le temps pour son retour. Il a désiré revenir par la Sicile, ensuite aller à Naples, Florence & de manière a être de retour au mois de mai. Comme de quelque temps il ne pourra probablement pourtant pas vagabonder, je ne veux pas m’opposer. Il parle dans une lettre aussi de faire sa femme en Italie. Cela obtient mon plus parfait veto; la duchesse a ausi de bon sens pour comprendre que de laisser les enfants ici pour aussi courir le monde n’est pas indiqué.[566] Het was ook de grootvader die er in 1863 op wees dat er dringend een gouvernante moest gezocht worden voor zijn kleinkinderen.[567] De kinderen hebben hun overgrootmoeder Marie-Amélie ook nog gekend. Marie-Amélie kwam nog naar Laken om haar achterkleinkinderen te zien spelen.[568]
De opleiding van de kinderen startte toen ze zes jaar werden. Vanaf dat moment waren de kinderen onderworpen aan een strenge dagindeling. In de zomer werden ze gewekt om vijf uur, in de winter mochten ze een uur langer slapen. De kinderen moesten zich alleen wassen en aankleden; er was wel een kamermeisje aanwezig maar zij keek enkel toe. Er werd van de kinderen verwacht dat ze zelf hun bed opmaakten en hun kamer opruimden. Vooraleer ze aan het ontbijt konden beginnen, moesten de kinderen nog een gebed opzeggen. Om half acht ‘s ochtends was het tijd om Marie-Henriette te gaan groeten. Het ontbijt gebeurde zonder de ouders. De lessen begonnen om half negen ‘s ochtends.[569]
Één uur in de voormiddag en twee uren in de namiddag werden opengelaten voor wandelingen en ontspanning.[570] Om half één aten de kinderen samen met hun ouders het middagmaal, om half zeven het avondmaal.[571] Voor het geven van de lessen werd er een studiezaal ingericht. Stephanie vertelde dat deze zaal in de winter niet behoorlijk verwarmd werd: En hiver, dans la salle d’études, véritable glacière, je grelottais de froid. Je présume que les gouvernantes, pour résister à cette température, s’étaient vêtues en conséquence, car elles ne semblaient pas souffrir autant que nous. Mes doigts raidis en enflés par les engelures tenaient à peine le porte-plume.[572]
De dagindeling van Clementine was aanvankelijk ook redelijk streng, maar toen ze ouder werd, kreeg ze meer vrijheden. Clementine, op dat moment zeventien jaar, schreef in 1890 aan Stephanie over haar dagelijks bezigheden: Tu me demandes ce que je fais. Si cela peut t’intéresser, je vais te raconter. Le matin à 9h ma dame vient chez moi, nous lisons soit dans le journal, soit dans un livre instructif, et je travaille à l’aiguille à 10h, j’étudie le piano à 10h ½ je joue avec Maman ou avec ma dame, que j’aime énormement, et que le mérite bien. Ordinairement je rentre vers midi ou 11h ½ et je m’occupe seule jusqu’au déjeuner. Après-midi je vais à Laeken, jusqu’à 4h. Revenue à Bruxelles, la baronne d’Oldenneel s’enva, et je reste seule jusqu’au dîner. Ordinairement j’ai des visites, je lis, je travaille et je joue du piano pour me distraire. Cette liberté me paraît très étrange, surtout que j’ai toujours été tenue très sévèrement autrefois, mais j’en use avec modération, en employant bien le temps. Après le dîner il y a toujours concerts, la baronne étant une artiste hors ligne et jouant comme un ange, avec tant de sentiment.[573] Wat Clementine in de namiddag in Laken deed, vertelde ze niet aan Stephanie. Misschien kreeg ze op die momenten nog een aantal vakken onderwezen. Maar het is evengoed mogelijk dat de prinses op dat moment haar opleiding reeds beëindigd had. In december 1889 werd immers al een groot deel van haar studies stop gezet. Enkel de lessen Duits, Engels en godsdienst waren nog niet afgewerkt.[574]
De studies van Stephanie werden beëindigd toen ze op 10 mei 1881 huwde met Rudolf, kroonprins van Oostenrijk-Hongarije. Na de verloving van Stephanie werden een aantal lessen verdergezet en nieuwe lessen gestart die haar moesten voorbereiden op haar toekomstige taken. Stephanie schreef hierover in haar memoires: Mes parents tenaient à ce que je continue mes études, surtout celles qui pouvaient m’être utiles dans ma nouvelle situation. Je devais suivre les cours de religion et de philosophie, assister à des conférences publiques sur la littérature et les sciences politiques et sociales, faire des exercices de rhétorique. L’on mit tout en œuvre pour me permettre d’étendre mes connaissances. Un prêtre hongrois, le professeur Dezsö, fut appelé pour m’enseigner sa langue, me faire connaître la littérature hongroise, éveiller mon intérêt pour l’histoire de la Hongrie et m’initier à la tradition de la couronne de Saint-Étienne. […] Afin de m’accoutumer à la conversation avec tous les genres de visiteurs et spécialement avec les hommes d’État, on me fit assister à tous les dîners officiels. […] Je recevais des leçons de danse et de maintien. A cet effet, on invitait, à des soirées dirigées par Monsieur et Madame Delcampo, les meilleurs professeurs de danse dans l’époque, des jeunes gens et des jeunes filles de la noblesse.[575]
De bewaarde schoolschriften van prinses Louise kunnen ons een idee geven van haar lessenrooster.[576] Deze schoolschriften werden allemaal opgesteld in de jaren 1864, 1865, 1866, 1867, 1868 en 1869. Het grootste aantal schriften was gewijd aan het Frans. In deze taal werd er een onderscheid gemaakt tussen grammatica, spelling, spellingsoefeningen, kalligrafie en stijl. Ook het Duits werd onderverdeeld in grammatica, spelling, oefeningen en kalligrafie. De Engelse lessen bestonden uit spelling, oefeningen en vertalingen. Schriften met de Nederlandse taal werden niet bewaard. Merkwaardig is het wel dat Louise in de jaren 1867-1868 lessen in het Italiaans kreeg. Ook het Latijn werd aangeleerd. Naast de schriften waarin de talen werden onderwezen, werden er nog een aantal bewaard van de lessen geschiedenis en wiskunde. Van september 1866 tot september 1867 leerde de prinses de antieke geschiedenis kennen. De lessen geschiedenis vanaf oktober 1867 tot mei 1868 stonden in het teken van de Romeinse geschiedenis. Daarna volgde nog de geschiedenis van de middeleeuwen en van België.[577]
Voor het jaar 1865 - Louise werd in dat jaar zeven - werden enkel schriften van de vakken wiskunde, Frans en Duits bewaard zijn. In dat jaar, net als in 1864, kreeg Louise op maandag, woensdag en vrijdag wiskundelessen. De Franse spellingslessen of –oefeningen werden dagelijks gegeven. Enkel zondag was een rustdag. Lessen in Franse grammatica werden aanvankelijk meerdere malen per week gegeven. Vanaf april bleek één Franse grammaticales te volstaan. Vanaf mei kreeg Louise in de grammaticale analyse van het Frans. Op maandag, dinsdag en woensdag volgde de prinses Franse kalligrafie. In april startten de lessen Duitse kalligrafie. De lessen kalligrafie, zowel in het Frans als in het Duits, werden vaak besteed aan het schrijven van brieven.[578]
Voor het jaar 1866 zijn er schriften bewaard gebleven voor wiskunde, Frans, Duits en geschiedenis. De plaats van wiskunde in het lessenrooster bleef ongewijzigd. Ook aan de Franse spellingslessen en –oefeningen veranderde niets. Het aantal lessen in de Franse grammatica werd verdubbeld. Aan de lessen grammaticale analyse werden geen wijzigingen aangebracht. Ook de lessen Franse kalligrafie bleven aanvankelijk ongewijzigd, maar vanaf maart kreeg de prinses twee lessen per week in plaats van drie. Vanaf mei maakte Louise elke zaterdag een Franse stijloefening. De Duitse kalligrafielessen werden vanaf maart net zoals de Franse teruggebracht van drie naar twee lessen per week. De geschiedenislessen begonnen in september.[579]
In 1867 bleven de lessen wiskunde nog steeds ongewijzigd. Er zijn voor dat jaar geen schriften met de lessen en oefeningen van de Franse spelling en kalligrafie en van de Duitse spelling. Deze zijn waarschijnlijk verloren gegaan, want in 1868 werden deze lessen nog gegeven. De Franse grammaticalessen werden vanaf april beperkt tot één les. De lessen Franse grammaticale analyse en Franse stijl veranderden in het lessenrooster enkel van dag. De Duitse kalligrafie werd nog verder afgebouwd, één les per week moest volstaan. Het aantal uren besteed aan de Duitse oefeningen en aan de lessen geschiedenis bleven hetzelfde. Louise kreeg in 1867 drie nieuwe vakken: Franse logische analyse, Italiaans en Engels. De prinses kreeg één uur per week logische analyse, vijf uur Italiaans en drie uur Engels.[580]
Het vak Latijn werd toegevoegd in 1868. De wiskundelessen werden in januari teruggebracht van drie naar twee lessen per week. De Franse spellingslessen en –oefeningen werden elke maandag en vrijdag onderwezen. Aan de lessen Franse grammatica en Franse stijloefeningen werd niets veranderd. De lessen Franse grammaticale analyse werden vanaf nu wel maar om de twee weken onderwezen. De lessen Duitse kalligrafie werden niet verdergezet. De oefeningen Duits bleven ongewijzigd totdat ze in augustus wegvielen. Deze Duitse oefeningen werden voor augustus ook regelmatig vervangen door Duitse grammaticalessen. Deze laatste lessen werden verdergezet wanneer de Duitse oefeningen beëindigd werden. Aan de lessen geschiedenis werd niets veranderd. Er werden wel veranderingen aangebracht aan de lessen Italiaans, het aantal lessen werd verminderd. De oefeningen Engels bleven ongewijzigd. Elke donderdag werd er nu ook een les in de Engelse spelling gegeven.[581]
1869 is het laatste jaartal waarvan schriften werden bewaard. Schriften met het Duits en Italiaans zijn niet teruggevonden. Aan de lessen wiskunde werd niets veranderd. Aan de vakken Franse spellingslessen en –oefeningen, Franse kalligrafie en Franse stijloefeningen werd vanaf nu nog maar één les per week besteed. De lessen Franse grammatica bleven ongewijzigd. De Franse grammaticale analyse vond nu weer wekelijks plaats. De geschiedenislessen bleven ongewijzigd tot juli, van juli tot september kreeg de prinses dit vak nog maar eenmaal per week, in september werden deze lessen beëindigd. Aan de lessen oefeningen Engels, Engelse spelling en Latijn werd niets gewijzigd.[582]
Elk jaar begonnen rond 10 december de herhalingslessen voor de verschillende vakken. Ook doorheen het jaar werd er tijd voorzien om lessen te leren en op te zeggen. Wanneer er op een bepaalde dag geen les werd gegeven, dan staat dit nauwkeurig aangeduid in de schriften. De redenen hiervoor waren: vakantie, ziekte, het schrijven of overschrijven van brieven en het maken van huiswerk. Dat het lesgeven aan Louise niet altijd eenvoudig was, blijkt uit de aantekeningen die in de schriften gemaakt werden. Op sommige dagen weigerde de prinses gewoon om les te volgen.[583] Nochtans schreef de prinses in haar memoires: Je passais pour une enfant volontaire et avide de s’instruire. Mon habitude de poser des questions m’avait surnommer ‘Madame pourquoi?’.[584]
De lessen van Stephanie en Clementine waren ongetwijfeld vergelijkbaar met die van haar zus. De vakken vermeld in de schoolschriften zijn niet alle vakken die onderwezen werden en moeten dus nog aangevuld worden. Stephanie vermeldde in haar memoires welke lessen ze kreeg. Allereerst werd er veel aandacht besteed aan de talenkennis van de prinses. Het Frans, het Duits, het Engels en het Nederlands werden in het lessenrooster opgenomen.[585] Stephanie had een voorkeur voor de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, plantkunde, literatuur en kunstgeschiedenis.[586] Aan wiskunde, grammatica en denkoefeningen had ze daarentegen een hekel.[587] Van Weddingen verzorgde de religieuze opvoeding van de prinses.[588] Hij bereidde de prinses voor op haar eerste communie, die plaatsvond op 12 juni 1876.[589] Clementine had een voorliefde voor dezelfde vakken als haar oudere zus; haar interesse voor literatuur en geschiedenis was groot.[590]
In de schoolschriftjes van Louise kan men zien dat het aantal vakantiedagen eerder beperkt was. Er zijn nauwelijks periodes waarin er geen lessen werden gegeven. Dit betekent dat de prinsessen hun schoolwerk meenamen wanneer ze niet in Brussel of Laken verbleven. De dagen waarop iemand van de koninklijke familie verjaarde, werden er geen lessen voorzien.[591] In hun vrije tijd maakten de prinsessen vaak lange wandelingen. Daarnaast amuseerden ze zich in hun eigen tuintjes. Stephanie schreef hierover: Nous avions aussi chacun un petit jardin, que nous aimions bêcher, ratisser, cultiver et entretenir nous-mêmes. Ces jardinets étaient adjacents, entourés d’une haie et d’une barrière et chacun de nous possédait une clé de sa porte. Il y avait trois petits jardins contigus, appartenant à Louise, à Léopold et à moi-même. Après le mariage de Louise, son jardin devint la proprièté de ma sœur Clementine. Nous entretenions en commun le jardinet de notre frère défunt.[592]
De intellectuele opleiding werd aangevuld met een artistieke, waarvan muziek, schilderen, tekenen en naaldwerk deel uitmaakten. Stephanie kreeg naast pianolessen ook lessen om het bespelen van de harp te leren. Ze schreef hierover in haar memoires: Je supportais très mal également le professeur de piano, qui allait jusqu’à me frapper sur les doigts avec une règle, chaque fois que ma leçon de piano se rélevait médiocre, ce qui était le cas bien souvent. Il faut admettre, cependant, que les sonates de Beethoven et de Clémenti et les fantaisies de Chopin dépassaient les aptitudes d’un enfant sans talent musical exceptionnel. […] Comme on s’aperçut en fin de compte que je faisais aucun progrès et que ces leçons étaient une perte de temps, il fut décidé de remplacer le piano par la harpe, pour laquelle je paraissais mieux douée.[593] Clementine kreeg haar pianolessen van een zekere Auguste Dupont.[594] Ook zij leerde de harp te bespelen. In 1889 gaf ze samen met haar moeder kleine concerten.[595]
Stephanie meende dat ze eerder talent had voor het tekenen en schilderen. Maar de prinses kon zich daarin niet verder ontwikkelen omdat Marie-Henriette meende dat dit haar zou afleiden van serieuzere zaken.[596] Ook Clementine bleek aanleg te hebben voor het tekenen en schilderen. Ze maakte vaak aquarellen die verkocht werden voor het goede doel.[597] De naaiwerken van Clementine waren eveneens bestemd voor de armen. Dit was gebruikelijk in de negentiende eeuw[598] In een brief aan Stephanie schreef Clementine over één van haar naaiwerken: Je travaille beaucoup à un trousseau de poupée pour la Fancy Fair.[599] Stephanie vertelde hierover in haar memoires: Quand il s’agissait de m’intéresser à des ouvrages manuels, de coudre, de tricoter des bas, des châles et des mitaines, je le faisais avec plaisir, surtout lorsque ces effets étaient destinés aux pauvres.[600] Louise hield zich ook bezig met naaien; in 1866 werkte ze bijvoorbeeld aan pantoffels voor haar vader.[601]
De prinsessen en prins Leopold werden daarnaast voorbereid op hun functies in het openbare leven. Leopold ging met zijn ouders mee toen ze een officieel bezoek brachten aan Bergen. Aan zijn titel graaf van Henegouwen waren immers verplichtingen verbonden.[602] Louise woonde bijvoorbeeld de opening van de Kamers bij.[603] Vanaf 1878 vergezelde Stephanie haar ouders op officiële bezoeken aan Belgische steden. Ze bezocht onder andere Antwerpen, Mechelen, Namen en Brugge.[604] Stephanie nam in 1878 voor de eerste maal deel aan een officieel diner dat gegeven werd voor Ernest van Saxen-Coburg-Gotha. Ze leerde van Marie-Henriette hoe ze zich moest gedragen op zulke plechtigheden.[605] Clementine werd ook regelmatig in contact gebracht met de Belgische bevolking. Vanaf 1891 verscheen ze regelmatig in het openbaar. Ze was aanwezig op dansavonden, toneelvoorstellingen en nieuwjaarsplechtigheden.[606] In 1893 bezocht ze een tentoonstelling in Antwerpen. Clementine vervulde in feite de taak die haar moeder verwaarloosde; Marie-Henriette hield zich niet zoveel bezig met de openbare plechtigheden in België.[607]
Louise en Stephanie verlieten België nauwelijks. Ze maakten wel regelmatig kleine uitstapjes met hun moeder in de omgeving van Brussel en in de Ardennen.[608] Stephanie herinnerde zich wel dat ze op zesjarige leeftijd een bezoek brachten aan Victoria in Engeland.[609] Om terug op krachten te komen verbleef ze in 1871 na een ziekte samen met Louise en haar ouders een tijdje in Biarritz.[610] Clementine kreeg in 1895 wel de toestemming om te reizen, haar moeder had dit voordien steeds verboden. Marie-Henriette verplichtte haar jongste dochter tot dan steeds om haar te vergezellen naar Oostende en Spa. De eerste grote reis van Clementine was een bezoek aan Victoria in het gezelschap van haar vader. Andere reizen volgden. De prinses bezocht het Lago Maggiore, Nice, Stresa, Lugano, Turijn, Milaan en Luzern.[611]
De opleiding van de prinsessen was, het aantal vakken in acht genomen, redelijk ruim. De lessen werden bij Louise en Stephanie beëindigd toen ze in het huwelijk traden. Vanaf de verloving van Stephanie staan haar lessen enkel nog in het teken van haar toekomstige leven als echtgenote van de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije. Clementine, die pas in 1910 huwde met prins Victor-Napoleon, kreeg ook geen voortgezette opleiding. Reeds op zeventienjarige leeftijd was het merendeel van haar lessen afgerond. Noch Louise, noch Stephanie hadden in hun memoires veel lof voor hun opvoeding en opvoeders. Maar voornamelijk Kerckvoorde wees er terecht op dat de memoires van de twee prinsessen niet te letterlijk genomen mogen worden. Het kwam tot een breuk tussen de twee prinsessen en hun ouders.[612] Leopold II en Marie-Henriette vonden het leven van Louise te losbandig en ze konden het tweede huwelijk van Stephanie met graaf Elemer van Longyay niet goedkeuren.
DE KINDEREN VAN FILIPS VAN VLAANDEREN EN MARIA VAN HOHENZOLLERN
Prins Filips, de tweede zoon van Leopold I en Louise-Marie, bleef lange tijd vrijgezel. Pas op 27 februari 1867, hij was toen dertig jaar, huwde hij Maria van Hohenzollern. Victoria regelde een eerste ontmoeting tussen het toekomstige prinsenpaar. Filips en zijn vrouw betrokken een woning in Brussel.[613] Maria was acht jaar jonger dan haar echtgenoot. De karakters van Filips en Maria kenden niet veel overeenkomsten. Maria verbleef liever in Amerois, het kasteel van de familie in de Belgische Ardennen, dan in Brussel.[614] Filips haatte daarentegen het platteland. Maria vulde haar dagen met liefdadigheid, tekenen en muziek. Het gehoorprobleem van Filips bezorgde hem een afkeer van muziek.[615] Hij bracht een groot deel van zijn tijd door in zijn bibliotheek en hield zich daarnaast bezig met militaire vraagstukken.[616]
Op 9 juni 1869 werd Boudewijn-Leopold-Philippe-Marie-Charles-Antoine-Joseph-Louis geboren.[617] Al voor de geboorte werd de naam van de prins gekozen. Maria schreef op 20 mei 1869: Je me prépare à la naissance; si c’est un garçon nous l’appellerons Baudouin. […] Baudoiun est un vieux nom historique de Belgique, et pour ce motif les Souverains le désirent.[618] Op 26 juni 1869 werd Boudewijn gedoopt door Victor-Auguste Deschamps, de aartsbisschop van Mechelen.[619] Zijn peter was koning Leopold II, zijn meter Josephine van Bade, de moeder van Maria.[620] Prins Leopold, de zoon van Leopold II en Marie-Henriette, was vier maanden voor de geboorte van Boudewijn gestorven. Boudewijn was dus, na zijn vader, de Belgische troonopvolger. Leopold II droomde ervan om één van zijn dochters te laten trouwen met Boudewijn, zodat toch één van zijn kinderen later op de Belgische troon zou zitten.[621]
Iets meer dan een half jaar na de geboorte van Boudewijn was Maria voor de tweede maal zwanger. Op 30 november 1870 werd een tweeling geboren, Henriette-Marie-Charlotte-Antoinette en Josephine-Marie-Stephanie-Victoria.[622] De tweeling werd op 29 december gedoopt in de kerk van Sint-Jacob op de Coudenberg. Koningin Marie-Henriette was de meter van de twee meisjes. Charles-Antoine van Hohenzollern, hun grootvader, was de peter.[623] Josephine leefde maar een aantal weken; ze stierf op 18 januari 1871.[624] Op 18 oktober 1872 kregen Filips en Maria opnieuw een dochter. Het meisje werd Josephine-Caroline-Marie-Albertine genoemd.[625] Albert-Leopold-Clement-Marie-Meinrad, hun tweede zoon, zag het levenslicht op 8 april 1875.[626]
Boudewijn was de oudste van de vier kinderen. Maria vond haar oudste zoon te zachtaardig: […] il est terriblement mou; il n’a pas de nerfs; la petite Henriette est beaucoup plus énergique que lui, ce qui m’inquète, car pour un garçon la force de caractère est plus nécessaire que pour une fille.[627] Henriette beschreef haar broer: Baudouin est né chef; dès son enfance il nous tenait, nous les trois plus jeunes en sa main, et nous aurions aveuglement suivi se frère aîné, doux, persuasif, énergique et modeste, dont les paroles nous parraissaient toujours logiques et sages.[628] De twee oudste kinderen hadden een rustig karakter. Albert en Josephine daarentegen waren twee kwajongens. Maria schreef hierover in 1885: Il [Albert] n’est pas beau, mais c’est un original petit homme, très vivant, nerveux, maigre et énergique, encore fort enfant, un vrai gamin qui pense plus à jouer qu’à travailler; il forme, avec Joséphine, une paire d’inséparables amis. Il est le plus difficile des quatre; il nous donnera un peu plus de soucis que les autres; que Dieu m’accorde la force et la lumière pour en faire des êtres forts et fidèles! […]. Ma seconde fille est aussi plus difficile, mais a bon cœur également.[629]
Het huiselijke geluk werd verstoord door de plotse dood van prins Boudewijn in 1891. In januari 1891 was de hele familie verkouden. Albert en Josephine genazen snel, maar de toestand van Henriette was zeer kritiek. De prinses leed aan influenza en longontsteking. De toestand werd zelfs zo ernstig dat Henriette op 12 januari de laatste sacramenten kreeg toegediend. Uiteindelijk herstelde de prinses toch volledig. Boudewijn werd ziek op 17 januari. Aanvankelijk had hij enkel hoge koorts, maar op 22 januari verergerde zijn toestand door een nierontsteking en een ontsteking van het hartvlies. Een dag later stierf de prins, hij was toen eenentwintig jaar. Albert werd plots troonopvolger.[630]
Opvoedend personeel
Net als de kinderen van Leopold I en Leopold II werden de kinderen van Filips en Maria waarschijnlijk van bij hun geboorte omringd door een aantal opvoeders. Of er al dan niet een voedster werd aangesteld, is niet bekend. De informatie over de kindermeisjes van de kinderen is ook gering. Het kindermeisje van Boudewijn heette Charlotte.[631] Hoe de kindermeisjes van de andere drie kinderen heetten en wat hun taken waren, is niet duidelijk. Vermoedelijk werd er voor de kinderen van Filips en Maria, net zoals voor de kinderen van Leopold I, een gouvernante gezocht, maar er zijn geen bewijzen die dit vermoeden kunnen staven. Nieuw lijkt dat Filips en Maria een pedagoog in huis haalden. Albert kreeg in zijn eerste levensjaren immers een pedagoog, Thomas Braun, toegewezen. Braun was inspecteur van normaalscholen en redacteur van het pedagogische tijdschrift L’Abeille. Hij hielp de prins met zijn eerste schrijflessen.[632]
Maria ging in 1875 op zoek naar een leraar en een gouverneur voor Boudewijn. Ze schreef op 13 februari 1875: Il [Boudewijn] va avoir six ans cet été. Peut-être l’hiver prochain lui ferons-nous donner des leçons par un professeur; mais il doit encore pendant toute une année recevoir les soins de mains féminins.[633] Filips en Maria kozen Auguste Scheler als eerste leraar voor Boudewijn.[634] Scheler was de oude leraar Duits van de kinderen van Leopold I en Leopold II. Hij nam ook nog de verantwoordelijkheid op zich om de prinsen Boudewijn en Albert het Duits te leren. De zoektocht naar een gouverneur verliep niet vlot. Maria schreef: Nous cherchons un gouverneur pour lui, mais le choix nous est difficile. Il y a tant de points à considérer dans l’éducation d’un prince. Surtout en Belgique on doit faire attention que le précepteur ne soit ni trop clérical, ni trop libéral, qu’il soit un homme de bonnes manières, doué de principes solides, et en outre pourvu de connaissances sérieuses. Nous portons la grave responsabilité de cette nomination.[635] Bij de keuze van de opvoeders moesten de ouders dus rekening houden met de Belgische publieke opinie. Regelmatig stonden er kritische artikelen over de opvoeding van Boudewijn in verschillende kranten.[636]
Maria en Filips kozen uiteindelijk Jules Bosmans als de eerste en de enige gouverneur van Boudewijn.[637] Op 15 februari 1876 begon hij te werken. Hij bleef betrokken bij de opvoeding van de prins tot 1887, het jaar waarin Boudewijn achttien werd. Toen werd hij benoemd tot secretaris van de prins. In 1881 werd Oscar Terlinden aangesteld als militaire gouverneur van Boudewijn.[638] Terlinden werd later zijn ordonnansofficier.[639] Beide mannen bleven dus voor een zeer lange periode betrokken bij de opvoeding van de oudste prins en oefenden ongetwijfeld een grote invloed uit op de jongeman.
Henriette en Joséphine deelden hun gouvernantes, Maria Mac Shane en Simonet. Mac Shane werkte twaalf jaar in dienst van Filips en Maria. In 1876 begon ze te werken als gouvernante, in 1888 beëindigde ze haar taken.[640] Mac Shane was afkomstig uit Ierland.[641] Ze had ervaring opgedaan bij de Hongaarse ambassadeur, de graaf Apponyi.[642] De kinderen verzonnen voor haar twee bijnamen: ‘le jeunâge’ en ‘Mademoiselle Angebeau’.[643] Simonet werd gouvernante in 1882.[644] Ze vertrok acht jaar later.[645] De prinsessen gaven ook haar bijnamen. Simonet werd ‘la schwarz’ en ‘le noir’ genoemd omwille van haar donkere haarkleur.[646] De twee gouvernantes konden het niet goed met elkaar vinden. Mac Shane was het niet altijd eens met het taalgebruik en het gedrag van Simonet. Maria loste deze ruzies op door Mac Shane te ontslaan. Ze verkoos Simonet omdat deze gouvernante een betere opleiding genoten had en gezegend was met een goed karakter.[647] Mac Shane bezocht haar leerlingen nog regelmatig na haar ontslag.[648]
Albert kreeg zijn eerste gouverneur, Victor Godefroid, in 1882.[649] Maria schreef hierover: Dans la vie d’Albert il est advenu une grande transformation, il est maintenant dans les mains des hommes, ce qui lui va bien, c’est un vrai Bub, il ne peut cependant trop travailler car il est trop excitable, très intelligent et plein de force et de volonté.[650] Later werd Godefroid secretraris van de prins.[651] In 1888 werd Harry Jungbluth gekozen als militaire gouverneur van Albert.[652] Na de dood van Boudewijn verliet Bosmans het gezin niet; hij speelde nog een rol in de opvoeding van de jongste prins.[653]
De taken van de gouverneurs van Boudewijn en Albert waren vergelijkbaar met die van de gouverneurs in dienst van de zonen van Leopold I. De gouverneur stelde een studieprogramma en een uurrooster op dat de prins moest volgen. Hij gaf zelf een aantal lessen aan de prins. Godefroid bijvoorbeeld onderwees prins Albert de vakken wiskunde, literatuur, geschiedenis en aardrijkskunde. Albert kreeg ook lessen van Bosmans, de gouverneur van zijn oudere broer, in Latijn, economische politiek, recht en Nederlands.[654] De gouverneur woonde ook de lessen bij van andere leraars. Bosmans was bijvoorbeeld aanwezig bij de eerste godsdienstles van Boudewijn gegeven door Donnet. Hij schreef hierover in zijn agenda: Aujourd’hui a eu lieu la première leçon de Mgr Donnet. J’y ai assisté. Quand le gros chanoine est entré et que le prince [Boudewijn] l’a vu, celui-ci a fait une assez drôle de figure et il m’a semblé que la physionomie grossière et un peu farouche du doyen lui faisait peur.[655] Verder kregen de prinsen hulp van de gouverneur bij het maken van huiswerk en bij het studeren.[656] De prinsen werden daarnaast op hun uitstapjes en wandelingen vergezeld door de gouverneurs.[657]
De prestaties en het gedrag van de prins werden door de gouverneur genoteerd in een ‘carnet de notes’.[658] Wekelijks bekeek en becommentarieerde Filips dit document.[659] Boudewijn schreef hierover aan zijn vader: Les études vont bien jusqu’à présent et je crois, mon cher Papa, que quand vous reviendrez Monsieur Bosmans pourra vous faire de bons rapports.[660] De gouverneurs stelden ook uitgebreidere rapporten op. Op 8 maart 1887 schreven Bosmans en Terlinden bijvoorbeeld een verslag over de studies van prins Boudewijn.[661] De gouverneurs hadden regelmatig een persoonlijk onderhoud met Filips.[662] Toch liet Filips de gouverneurs redelijk vrij wanneer er bepaalde beslissingen moesten worden genomen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het antwoord dat Filips gaf op de vraag van Bosmans wanneer het godsdienstonderricht van Boudewijn moest aanvangen: Je [Bosmans] lui demandai s’il désirait que l’enseignement commençat toute de suite; il me répondit que cela lui était égal, que ce fut dans 8 jours, dans 15 jours ou dans 2 mois; que cela devait être réglé par moi.[663]
De verschillende gouverneurs onderhielden contacten met elkaar. Godefroid correspondeerde met Bosmans en Terlinden. Godefroid legde Bosmans uit waarom hij dit deed: La correspondance que j’entretiens avec vous et avec M. Terlinden est un des petits moyens qui me servent à tenir le Prince [Albert] en haleine: il sait que je vous renseigne exactement sur ce qu’il fait et cela influe sur sa manière d’être.[664] Ook tussen de gouverneurs en de leraars waren er regelmatig ontmoetingen. Bosmans beschreef bijvoorbeeld een gesprek met Auguste Scheler: M. Scheler m’a dit aujourd’hui qu’il était extrêmement content des progrès et des dispositions actuelles du Prince Baudouin. Il dit même qu’on doit le retenit et ne pas trop faire travailler cette intelligence, si avide de connaître et si prompte à tout s’assimiler. Je suis tout à fait de cet avis. L’esprit du Prince a déjà devancé son âge. Il ne refuse aucune espèce de nourriture, il examine et médite tout ce qu’on lui dit.[665]
De gouvernantes gaven les aan de prinsen en prinsessen. Mac Shane onderwees het vak Engels,[666] Simonet leerde de prinsen muziek. Henriette en Josephine kregen daarnaast van Simonet ook lessen Frans, geschiedenis en literatuur.[667] Beide gouvernantes aten samen met Boudewijn, Henriette, Josephine, Albert, Bosmans en Godefroid. Simonet schreef hierover in haar memoires: Au début les gouvernantes et les services d’honneur déjeunaient avec les A.R. le midi et le soir, les 4 gouverneurs et gouvernantes dînaient avec leur 4 élèves au 2ième étage, près de salle d’étude. Le gaité, la cordialité faisaient de ces repas une réunion charmante.[668] Tweemaal per week werden deze maaltijden ook door de ouders bijgewoond. [669]
Bij de aanstelling van een gouverneur en een gouvernante moesten een aantal praktische afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld over het loon, de huisvesting en de vakantiedagen. Godefroid verdiende 2400 frank per jaar.[670] Bosmans had, in tegenstelling tot de gouverneur van de kinderen van Leopold I, een eigen kamer in het huis van Filips en Maria.[671] Vakantiedagen waren volgens Bosmans zeldzaam: C’est aujourd’hui le 2ième jour de Pâques et je suis libre cette après-midi ce qui est pour moi une exception rarissime.[672] Op donderdagmiddag en zondag waren de gouverneurs en gouvernantes meestal vrij,[673] maar als Filips en Maria niet in Brussel waren, werd hen gevraagd om ook op die dagen te werken.[674]
Naast de lessen die werden gegeven door de gouverneurs en gouvernantes, waren er een reeks lessen die door leraars werden verzorgd. De prinsen en prinsessen deelden verschillende leerkrachten. Delcampo verzorgde hun danslessen, zij had voordien ook de danslessen verzorgd van de prinsessen Charlotte en Stephanie. Pierre-Jean-Melchior Van Roey, pastoor van Sint-Jacob op de Coudenberg, was verantwoordelijk voor de godsdienstlessen. De lessen Duits werden gegeven door Pauline Gödde. Albert en Boudewijn kregen daarnaast ook lessen Duits van Auguste Scheler. Aloïs van Weddingen gaf de prinsen filosofie. Ook hij had al eerder aan het Belgische hof gewerkt, namelijk als godsdienstleraar van de kinderen van Leopold II. Henri vander Hecht leerde Boudewijn en Henriette tekenen en schilderen.
Naast deze gemeenschappelijke leraars waren er een aantal die slechts les gaven aan één prins of prinses. Boudewijn kreeg ook godsdienstlessen van Donnet, Gilson was daar verantwoordelijk voor wanneer de prins in Amerois verbleef. Portaels en Wytsman gaven Henriette extra schilderlessen. Josephine schaafde haar muzikaal talent bij onder de begeleiding van Arthur-Marie-François de Greef en Elise Hoeberechts. Albert kreeg filosofie van P.P Castelein, Ferdinand Lefebvre en S.J. Vermeersch. P. Rutten en Emile Waxweiler leerden de jongste prins omgaan met sociale vraagstukken en politieke economie. Lambremont wijdde Albert in de politiek in.[675]
Ouders en grootouders
Maria bracht dagelijks twee uren door met haar kinderen.[676] Ook donderdagnamiddag en zondag spendeerden de kinderen met hun ouders.[677] Maria beschreef wat er allemaal op zondag gebeurde: Le dimanche, mes enfants sont oute la journée auprès de moi. Ils dessinent, ils peignent, ils découpent des images qu’ils collent ensuite dans des albums. Cela les amuse beaucoup. Parfois s’élève entre eux une querelle, mais, en général, ils vivent en parfaite concorde et s’excercent mutuellement, ce qui m’intéresse et leur profite beaucoup.[678] De ouders waren wel regelmatig afwezig. Boudewijn beschreef in 1877 het gedrag van Albert tijdens de afwezigheid van zijn moeder: Quand Albert descendit chez Papa, il fut tant etonné de ne plus vous voir, il vous cherchait sous les fauteuils, les chaises et les tables, et comme il ne vous trouvait pas il levait les mains pour dire qu’il n’en comprenait rien.[679] Maria nam haar dochters zoveel mogelijk mee wanneer ze haar moeder, Josephine van Bade, bezocht in Duitsland. De twee prinsen bleven dan alleen met hun vader in Brussel.[680] Wanneer beide ouders op reis waren, dan werden de gouverneurs en gouvernantes als verantwoordelijken aangewezen. Maria en Filips werden dan op de hoogte gehouden van het gedrag en de vorderingen van hun kinderen door brieven van het opvoedend personeel.[681]
Maria hield toezicht op de studies van haar kinderen en vooral op hun religieuze en morele vorming. In samenspraak met Filips koos ze het opvoedend personeel van de kinderen.[682] Filips overlegde met de opvoeders over de uurroosters en de vakken. In 1876 meende Filips dat het niet nodig was dat Boudewijn lessen Grieks kreeg. Bosmans schreef hierover in zijn agenda: Après le déjeuner on a un peu parlé du grec, à propos du mot pan dont la comtesse me demandait la signification. Le comte m’a répèté que lui n’avait pas appris le grec, que son père disait que lui l’avait appris, que cela ne lui avait jamais servi à rien, et qu’il était inutile de l’apprendre à ses enfants. Il croyait aussi, disait-il, que pour Baudouin, cela n’est pas nécessaire. Je repondais à Monseigneur: c’est si facile d’apprendre au moins lire le grec et à comprendre quelques mots, ce qui vient bien à point pour le connaissance du français.[683] Elke zaterdag moesten de kinderen hun studiebulletin van de afgelopen week aan hun ouders tonen. Op die momenten hadden Maria en Filips de kans om hun kinderen te motiveren.[684]
Maria gaf zelf aan Boudewijn zijn eerste lessen. In 1873 leerde ze hem het alfabet kennen, prins Boudewijn was op dat moment nog geen vier jaar. Ze schreef aan een vriendin op 27 januari 1873: Je cherche déjà, en jouant, à apprendre l’alphabet au petit. C’est difficile! Ne peut-tu m’envoyer un ouvrage qui renseigne les premières leçons à donner aux enfant? Baudouin est encore trop petit mais je voudrais étudier la façon de l’instruire. Je pense qu’en jouant on peut enseigner beaucoup de choses aux enfants. Ce matin, Baudouin s’amusait avec les quatre premières lettres de l’alphabet que je lui montrais une à une.[685] Daarnaast woonde Maria soms lessen van haar kinderen bij. Ze hielp bijvoorbeeld bij de danslessen in april 1883.[686]
De gravin van Vlaanderen wilde haar kinderen een aantal principes bijbrengen: Les princes ont plutôt des devoirs que des droits et il faut placer le devoir avant tout, et par-dessus tout. […] Il ne suffit pas d’avoir d’illustres ancêtres , il faut se rendre digne d’eux.[687] Maria gaf de prinsen en prinsessen vaak goede raad. Op 19 januari 1884 schreef ze aan Henriette: Ta lettre à Papa contenant beaucoup de fautes et si tu relisantes tes lettres cela t’arriverait beaucoup moins. On ne dit pas ‘sortir au bois’ mais bien ‘aller au bois’. L’écriture devrait aussi être plus soignée.[688] Een jaar later ontving Henriette de volgende brief: Je pardonai vos fautes en allemand, puisque ce n’est pas votre langue, mais il faut arriver à parler et à écrire sans fautes ne pas à cause de la raison que c’est ma langue, mais parce que c’est nécessaire.[689] Ze verzon zelf een manier om haar kinderen te helpen hun angsten te overwinnen. Om de angst voor het donker te doen verdwijnen, liet ze bijvoorbeeld een boek liggen op een bank achteraan in de tuin, de kinderen moesten dit dan ’s avonds ophalen.[690]
Maria leerde haar kinderen ook wat liefdadigheid was. Boudewijn schreef zijn grootouders bijvoorbeeld over het bezoek van een aantal arme kinderen met kerstmis: Nous avons eu un arbre de Noël splendide et Maman a fait aussi un arbre Noël pour les enfants pauvres qui sont venus mardi soir. On leur a donné de bons vêtements bien chauds et quelques bonbons.[691] Josephine deelde samen met haar gouvernantes eten uit in Umkirsch, het zomerverblijf van haar grootouders.[692] Albert vertelde zijn moeder over een circus dat hij gezien had ten voordele van slachtoffers van een ramp met mijngas in Henegouwen.[693] Boudewijn kreeg een voorstel om erevoorzitter te worden van een liefdadigheidsorganisatie. Hij schreef hierover aan Filips: J’ai reçu, il y a quelque jours, une lettre dans laquelle on me demande d’accepter la présidence honneur du ‘Cercle des protecteurs des orphelines’ à Saint Josse ten Noode. Je n’ai naturelement encore rien répondu, et j’attendrai votre décision.[694]
De ouders van Maria, Charles-Antoine van Hohenzollern en Josephine van Bade, trachtten ook hun steentje bij te dragen in de opvoeding van hun kleinkinderen. De prinsessen reisden regelmatig mee met hun moeder als die haar ouders bezocht. Ook de twee prinsen vertrokken jaarlijks in oktober naar het Duitse Sigmaringen om er hun grootouders te zien. Tijdens deze verblijven in Duitsland hadden de grootouders zonder twijfel enige invloed op de opvoeding van hun kleinkinderen. Henriette zag haar grootmoeder als een goede vertrouwenspersoon. De prinses nam eerder haar grootmoeder in vertrouwen dan haar eigen moeder omdat ze die te streng vond.[695]
De grootouders reisden ook naar Brussel om er hun kleinkinderen te zien In mei 1876 beschreef Bosmans Josephine van Bade: Le comte de Flandre m’a présenté à la princesse de Hohenzollern, mère de la comtesse de Flandre. C’est une dame d’une bonne soixantaine d’années, d’un type fin, mais qui paraît fatiguée et triste. Il n’y a plus en elle aucune énergie vitale, mais sa physionomie est empreinte d’une grande bonté; elle parle très bien le français, mais est sourde comme son gendre. Celui-ci semble très prévenant pour elle et va assez souvent lui crier à l’oreille, ce qui n’est pas sans avoir son côté comique.[696] Tijdens haar aanwezigheid controleerde Josephine de schoolschriften van Boudewijn en ze woonde de paardrijlessen bij.[697] Als echte grootouders lieten ze het ook niet na om hun kleinkinderen met cadeaus te verwennen.[698]
Leopold II
Leopold II hield zich nauwelijks bezig met de opvoeding van zijn drie dochters. Wel probeerde hij een zo groot mogelijke invloed uit te oefenen op de opvoeding van de zonen van zijn broer Filips, aanvankelijk vooral op Boudewijn, die na zijn vader Filips troonopvolger was. Elke zondag ontvingen Leopold II en Marie-Henriette het gezin van de graaf van Vlaanderen om samen te dineren.[699] De kinderen van Filips en Maria konden het echter niet goed vinden met hun oom en tante. Ze verzonnen bijnamen voor Leopold II en Marie-Henriette.[700] Hun bezoekjes aan Laken waren steeds een feest voor prinses Clementine, de jongste dochter van Leopold II. Henriette schreef op 11 juni 1885 in haar dagboek: Jeudi, aujourd’hui à Laeken avec Albert. Cela a causé le joie du petit et de Clémentine. Ces deux font très bon ménage, car ils ont un peu près même nature, gaie, éveillée et vive.[701]
Leopold II zocht een militaire gouverneur voor zijn neef Boudewijn. Hij vond Oscar Terlinden hiervoor geschikt.[702] Het was ook de koning die besliste dat prins Albert zijn studies aan de Militaire School zou aanvangen in de afdeling infanterie.[703] Leopold werkte soms samen met Boudewijn. Simonet schreef in haar memoires: Le roi Léopold prenait souvent avec lui le Prince Baudouin qu’il invitait à ses travaux. Que de fois je l’ai entendu blâmer le roi au Palais pour le Congo que l’on trouvait dangereux.[704] Boudewijn was het dus zeker niet altijd eens met de ideeën van zijn oom. Bij de dood van Boudewijn bedankte Filips zijn broer voor de goede zorgen: Notre si cher Baudouin t’aimait comme un père, et, grâce à ta direction si bienveillante, était devenu ce qu’il était. Ta bonté pour lui a même duré plus que sa vie en lui faisant des funérailles semblables à celles du souverain. Ma femme et mes enfants et moi te remercions du fond du cœur pour tout ce que tu as toujours fait pour notre cher enfant.[705]
Ook Marie-Henriette was geïnteresseerd in de vorderingen van prins Boudewijn. Bosmans schreef in zijn agenda: Cette après-midi, quand je me promenais avec le Prince Baudouin, nous avons rencontré la Reine en voiture, place royale, elle semblait vouloir rentrer au palais. Nous saluâmes, et aussitôt elle arrêta ses poneys et cria de loin ‘Est il sage, mon neveu?’ Je m’approchai et je répondis ‘Oui Madame, il est très sage.’[706] Marie-Henriette en koning Leopold II schonken aanvankelijk niet zoveel aandacht aan Albert omdat deze prins niet voorbestemd was om te regeren.[707] Na de dood van Boudewijn in 1891 ging Leopold zich meer bezighouden met Albert. De verstandhouding tussen de koning en de prins was echter niet al te best. De koning trachtte grootse plannen, zoals bijvoorbeeld een kolonie, te realiseren. Albert was daarentegen een bescheiden prins.[708]
Intellectuele opleiding
Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert kregen thuis onderwijs in een speciaal ingerichte studiekamer. Het schooljaar begon voor hen pas in november.[709] De gouverneurs en gouvernantes stelden uurroosters op zodat de studies gestructureerd verliepen. Deze uurroosters werden regelmatig veranderd.[710] In 1885 schreef Boudewijn zijn vader over de aanpassing van zijn uurrooster als gevolg van het weer: Le programme d’étude a dû être modifié à cause de la chaleur. Il serait très désagréable de sortir vers 1 heure de l’après-midi et nous faisons notre promenade après le dîner. La voiture nous conduit hors de la ville et nous revenons à pied. L’après-midi je travaille de 2 à 6 heures.[711] Met de jaren nam het aantal lesuren in het rooster toe. Dit is duidelijk te zien in de bewaarde uurroosters van prins Boudewijn.[712] In 1876 kreeg Boudewijn eenentwintig uren les per week, tien jaar later was dit aantal bijna verdubbeld. Bij deze lesuren moeten nog het aantal uren geteld worden waarin de prins zijn huistaken maakte en waarin hij zijn lessen studeerde.[713] De uurroosters werden strikt nagevolgd. Geen enkel moment kon verloren gaan. Slecht gemaakte huiswerken moesten bijvoorbeeld verbeterd worden tijdens de vrije uren.[714]
Boudewijn kreeg zijn eerste lessen einde 1874. De prins leerde schrijven, rekenen en de basisprincipes van het Frans en Duits werden hem onderwezen.[715] In het schooljaar 1876-1877 begon de studiedag van Boudewijn om half negen ’s ochtends en eindigde hij om half zes ‘s avonds. Op donderdagmiddag moest hij maar één uur werken. Vanaf november 1880 werd er één uur toegevoegd; Boudewijn hield zich van half acht tot half negen ‘s avonds nog bezig met lectuur en studie.[716] Boudewijn beschreef zelf zijn dagindeling in 1884 in een opstel: Quand nous résidons à Bruxelles, je me lève d’habitude à sept heures; après m’être habillé, je fais mes devoirs pendant une heure, puis je déjeune. Les leçons commencent à neuf heures, et se prolongent jusqu’à midi et quart. Après le repas, servi à midi et demi, nous sortons jusqu’à deux heures et demie, pour reprendre de suite les cours. Ceux-ci finissent à cinq heures et demie, et nous jouissons alors d’une heure de récréation. A six heures et demie nous dînons, et à huit heures nous recommençons les études.[717] Vanaf het schooljaar 1883-1884 werkte Boudewijn tot half tien ‘s avonds. In hetzelfde jaar werd hij ook verplicht om zich op zondag met zijn studies bezig te houden. Boudewijn leerde van half acht tot half negen ‘s ochtends het militaire reglement. Waarschijnlijk werd dit uur opgeheven zodra de prins dit reglement onder de knie had. In het schooljaar 1884-1885 kreeg de prins het nog drukker. Toen begonnen zijn eerste lessen al om zeven uur ‘s ochtends. Ook op donderdagmiddag werden nu lessen gepland.[718]
Als de familie in Amerois verbleef, werden de lessen niet onderbroken. In 1876 kreeg Boudewijn in Amerois les van half acht tot vier uur. Het aantal uren steeg ook hier in de loop der jaren.[719] Boudewijn schreef in 1884 over de dagindeling in Amerois: Nous poursuivons nos études aux Amerois, et nos vacances coïncident avec notre voyage en Suisse. A la campagne, notre programme n’est naturellement pas le même qu’en ville. Je m’y lève à six heures, et à six heures et demie je monte à cheval. J’ai une courte leçon, de huit à huit heures et demie puis je déjeune, comme à Bruxelles. A neuf heures les leçons commencent. Le repas est servi à midi et demi, après quoi nous avons une demi-heure de récréation; ensuite, les cours reprennent jusqu’à cinq heures et demie. Après une heure de promenade nous dînons, et ressortons encore après le repas.[720]
In het schooljaar 1876-1877 werd meer dan de helft van het totaal aantal lesuren van prins Boudewijn aan Frans, Duits en Engels besteed. Daarnaast kreeg de prins les in aardrijkskunde, godsdienst, wiskunde en kalligrafie. Dit laatste vak werd drie jaar later reeds afgesloten. Het aandeel van de talen werd nog groter in het schooljaar 1877-1878, toen de lessen Nederlands aanvingen. Vanaf het schooljaar 1878-1879 werd ’s avonds tijd voorzien voor lectuur. Boudewijn kreeg naast de moderne talen, van toen af ook Latijn onderwezen. In het schooljaar 1879-1880 begon het geschiedenisonderwijs. De eerste lessen fysica werden in het schooljaar 1881-1882 onderwezen.[721]
Naast de gewone wiskundelessen kreeg Boudewijn vanaf het schooljaar 1883-1884 ook algebra en meetkunde. Deze lessen werden maar één jaar onderwezen. In het volgende schooljaar werden drie uren per week besteed aan de lessen chemie. Vanaf dan werden ook meer gespecialiseerde vakken als economische politiek en recht toegevoegd. Verschillende vakken, zoals aardrijkskunde, gymnastiek en Latijn, werden in dit schooljaar afgewerkt. In het schooljaar 1886-1887 werden nog drie gespecialiseerde vakken toegevoegd, namelijk mechanica, topografie en voordracht. Daarnaast werd ook het vak Griekse literatuur ingevoerd. Bosmans had Filips’ tegenstand tegen deze klassieke taal dus kunnen overwinnen. De lessen Duits, Frans en wiskunde werden in dat jaar beëindigd.[722]
Elk jaar maakte Boudewijn een huistaak voor de verjaardag van Filips. Deze taken bestonden uit korte opstellen, geschreven in de verschillende talen die de prins onderwezen kreeg. Op die manier bleef Filips op de hoogte van de talenkennis van zijn oudste zoon. De prins legde het doel van de huistaken uit in een brief aan zijn vader: Enfin le jour de votre fête est arrivée! C’est avec une grande joie que je vous souhaite tout le bonheur possible. J’ai fait un petit travail qui, j’espère, vous fera plaisir, et qui vous donnera une idée de l’état où se trouvent mes études. C’est bien en ce jour que je puis vous promettre qu’elles seront toujours bonnes et que je chercherai toujours à faire des progrès.[723] Op 24 maart 1882 bood hij zijn vader een huistaak aan. Deze taak bevatte de volgende oefeningen: Composition française; L’union fait la force. Thème flamand; Pepijn de Korte. Thème anglais; Our country and our home. Version latine; situation et description de la Sicile. Le mont Edna. Scylla et charybde (Justin, livre IV, chapitre 1er). Thème allemand.[724]
Vakken zoals gymnastiek, paardrijden en schermen behoorden niet tot de intellectuele opleiding, maar dienden om de fysieke conditie van de prins op peil te houden. In het schooljaar 1876-1877 werd reeds tijd opengelaten in het uurrooster voor de vakken gymnastiek en paardrijden. Boudewijn kreeg zijn eerste schermlessen in het schooljaar 1883-1884.[725] In 1887 werd het aantal uren besteed aan paardrijden opgedreven. De schermlessen maakten dan ook nog steeds deel uit van het lessenrooster.[726]
Bosmans en Terlinden stelden in maart 1887 samen een rapport op over de studies van Boudewijn. In het rapport werden de studies van Boudewijn besproken, daarnaast deden de gouverneurs voorstellen over de verdere studies van de prins. Bosmans en Terlinden meenden dat de opleiding van de prins zeker gelijkwaardig was aan een opleiding die een leerling kreeg in het openbare onderwijs. Ze schreven hierover: Le Prince Baudouin possède aujourd’hui toutes les connaissances, scientifiques et littéraires qui forment le programme des études d’humanités. Un élève qui aurait terminé sa rhétorique dans un athénée royal ne lui serait supérieur en aucune branche, si ce n’est en ce qui concerne la langue grecque; cet élève serait, au contraire, dans un état d’infériorité très marqué au points de vue des langues étrangères (allemand et anglais) et des mathématiques, sans parler de l’instruction spéciale donnée au Prince à l’École Militaire.[727]
In de lessen Frans werd steeds de nadruk gelegd op de grammatica. Daardoor werd de Franse literatuur verwaarloosd. Boudewijn kende natuurlijk wel belangrijke auteurs als Corneille, Racine en Molière.[728] De lessen Frans werden verder aangevuld met vertalingen, dictees en opstellen.[729] Boudewijn was de eerste prins die Nederlands kreeg. Henriette schreef over zijn kennis van het Nederlands: Il [Boudewijn] parlait couramment le Flamand que ni mon Père ni le Roi ne connaissaient, et se faisait comprendre dans tous nos patois: [onleesbaar woord], wallon, flammand ou Brabant.[730] Bosmans en Terlinden beschreven in het hogergenoemde rapport zijn kennis van het Nederlands als volgt: Quant au flamand, le Prince Baudouin est à même de l’écrire correctement, de comprendre sans peine tous les auteurs et de s’exprimer convenablement dans cette langue, surtout avec un peu de préparation. Il ne faut pas se dissimuler cependant que, pour répondre aux exigences des ‘Flamingants’ il faudrait posséder l’idiome néerlandais au moins aussi bien que la langue française. Aussi jugent-ils en général les résultats de notre enseignement public complètement insuffisants.[731] De gouverneurs meenden dus dat Boudewijn het Nederlands voldoende beheerste. Een aantal flaminganten hadden nochtans een andere mening.
De kennis van het Latijn bleek ook belangrijk te zijn. Tijdens de lessen Latijn hield Boudewijn zich voornamelijk bezig met het vertalen van Latijnse auteurs zoals Vergilius, Cicero, Ovidius en Horatius. Bij de vakken geschiedenis en aardrijkskunde kwam de nadruk vooral te liggen op België. De geschiedenis van België werd meerdere malen herhaald en bij het vak aardrijkskunde werd vooral aandacht geschonken aan de Belgische geologie en industrie. De wiskundige kennis van Boudewijn was veel uitgebreider dan die van een student uit het openbare onderwijs. Hij beheerste de aritmetica, algebra, meetkunde, driehoeksmeetkunde en de topografie. [732]
Bosmans en Terlinden stelden voor om vanaf Pasen 1887 aan te vangen met een nieuw onderwijsplan. De voorstellen van de gouverneurs werden aanvaard en effectief uitgevoerd.[733] In de namiddag werden geen lessen meer gegeven zodat Boudewijn zijn tijd zelf leerde verdelen. De vakken Latijn en wiskunde werden uit het uurrooster geschrapt. De vakken geschiedenis en literatuur werden wel voortgezet. Ook de lessen filosofie en apologetiek van Aloïs Van Weddingen werden verder afgewerkt. Aan de hand van conversaties en lectuur moest Boudewijn zijn talenkennis onderhouden. Dit programma werd beëindigd in de zomer van 1887. Bosmans en Terlinden hoopten wel dat Boudewijn de vrije namiddagen nuttig zou besteden: Il consacrera sans doute mainte heure de liberté à des travaux ou à des études favorites, à des recherches à faire sur des questions qui l’intéressent, à des notes à prendre et à réunir. Il s’intéressera plus directement aux choses qui peuvent être utile à son pays et à sa vie natale. Il ne sera pas indifférent aux recherches scientifiques des savants, aux travaux artistes, aus efforts de l’industrie.[734]
Ook de vraag of het al dan niet nodig was Boudewijn universitair onderwijs te laten volgen, werd door Bosmans en Terlinden opgeworpen. De gouverneurs onderzochten zowel het nut van een buitenlandse als een Belgische universiteit. Beiden hadden vooral aandacht voor de studie van het recht. Hun mening over een buitenlandse universiteit was de volgende: Au point de vue d’une université étrangère: ces cours ne présentaient guère d’utilité pour les études juridiques, à cause de la différence des législations; pour toutes autres branches (études historiques par example) le fréquentation d’une université étrangère ne nous paraît pas offrir d’avantages suffisants pour devoir être conseillée. Bosmans en Terlinden vonden het ook niet nodig om de prins naar een Belgische universiteit te sturen. Ze schreven hierover: Au point de vue d’une université de l’état, en Belgique: des difficultés multiples et d’ordres divers s’opposent, croyons-nous, à ce que le Prince Baudouin devienne élève universitaire. D’ailleurs l’utilité de cet enseignement est elle bien démontrée pour le Prince? La vie universitaire et le contact journalier d’un grand nombre de jeunes gens contribuent certes puissamment à former les caractères des autres, mais ce bienfait qui est inhérent à tout enseignement publique, ne serait guère sensible pour le Prince Baudouin, car il est vraisemblable que sa présence imposerait à ses condisciples une réserve respectueuse qui anéantirait en eux toute spontanité. Bosmans en Terlinden voegden hieraan toe dat de rechtenstudies te gespecialiseerd waren en daarom weinig nut hadden voor Boudewijn. Andere richtingen als geschiedenis en filosofie konden gemakkelijk vervangen worden door privé-onderwijs. Als laatste argument haalden Bosmans en Terlinden aan dat befaamde hoogleraars uiterst zeldzaam waren in België.[735]
Een jaar later, in 1888, werd een nieuw rapport opgesteld. De literatuurstudies werden vervolledigd. Ook de lessen geschiedenis werden uitgediept en herhaald. De aandacht lag daarbij vooral op de geschiedenis van de politieke instellingen. Een groot deel van zijn tijd hield de prins zich bezig met zelfstudie. De lessen van Van Weddingen waren nog niet afgesloten. Bosmans en Terlinden schreven hierover: Le cours de Mgr Van Weddingen, qui n’est pas encore terminé, a consisté d’abord en leçons d’apologétique chrétienne; ensuite dans l’exposé des relations de l’Eglise et de L’Etat. En dernier lieu, Mgr Van Weddingen a passé en revue les systèmes des différentes écoles philosophiques, et a également examiné certaines hypothèses scientiqfues présentées de nos jours.[736]
Boudewijn was een toegewijde student; een slechte uitslag, zoals bijvoorbeeld bij Duits, ontgoochelde hem steeds. Bosmans schreef hierover: M. Scheler, qui donne tous les jours des bons points au Prince Baudouin voulait aujourd’hui lui enlever ½ bon point. Le Prince a été extrêmement attristé, il en a même versé des larmes. Il cherchait a cacher son chagrin, et après le départ de M. Scheler, il restait plongé dans un livre et ne voulait point lever le tête. Je l’ai consolé de mon mieux.[737] De commentaren op zijn gedrag en studies waren uiteenlopend. Bosmans beschreef het gedrag van Boudewijn voor het schooljaar 1877-1878: Parfois, il entre dans des accès de tristesse et de découragement, qui se prolongent une heure entière et paralysent l’étude. Cela lui arrive, par example, quand il a taché son cahier de français, ou si un devoir n’a pas mérite le ‘bien’ du professeur. Les punitions et les leçons d’arithmétique, provoquent des pleurs. Bref, une sensibilité trop vibrante.[738] De houding van Boudewijn was in het schooljaar 1880-1881 niet zo positief te noemen. Berispingen lieten de prins nu onverschillig: Il continue à déplorer chez lui un manque d’attention, de soin et de volonté, tant au moral qu’au physique, un excès de sensibilité dans les contrariétés, et de l’indifférance pour les réprimandes.[739]
Over de lessen van de prinsessen Henriette en Josephine is niet zoveel bekend. Henriette kreeg haar eerste lessen samen met Boudewijn op het einde van het jaar 1874.[740] De eerste lessen van prinses Josephine werden eind 1877 onderwezen.[741] Ze kregen net als de prinsen Frans, Engels , Duits, geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde. Henriette vond hun studieprogramma veel te zwaar. De prinses schreef in haar memoires: A 13 ans je traversais une veine d’émancipation et de revolte, nos programmes d’études étaient très chargés et ne nous laissent guère de loisirs; je négligeais mes préparations d’études que je devais faire seule, pour dessiner en cachette des illustrations de mes compositions.[742]
Josephine was niet altijd een gemakkelijke leerling. De prinses verontschuldigde zich bij haar moeder voor haar onbeleefde houding: Je vous promets d’être très sage et très obéissante, pour faire plaisir à ma chère mère et à mon très cher père, et au bon dieu. Je ne serai plus jamais impoli à Miss Mac Shane, et je me tiendrai beaucoup plus droite.[743] Op 4 maart 1886 vermeldde Josephine het volgende in een brief aan Maria: Ce matin j'ai été méchante à ma leçon de calcul, le calcul est terrible mais il est nécessaire.[744] Mac Shane noemde Josephine ‘la croix de ses parents’.[745]
Het onderwijs van Albert was identiek aan dat van zijn oudere broer. Het basisonderwijs van Albert begon in 1880.[746] Hij leerde Frans en Duits lezen en schrijven. Daarnaast kreeg hij zijn eerste geschiedenislessen, hij leerde rekenen en hij deed geheugenoefeningen.[747] Ook zijn uurrooster werd gevulder met de jaren. De volgende vakken werden aan zijn lessenrooster toegevoegd: paardrijden, gymnastiek, Engels, Nederlands, Latijn en aardrijkskunde.[748] Albert schreef op 21 april 1883 aan zijn moeder over zijn studies: Je travaille à mes études comme toujours: en géographie j’ai commencé apprendre l’Europe, en calcul j’ai commencé l’étude du système métrique.[749] Voor de lessen Frans werden een reeks handboeken gebruikt: Grammaire van Van Hollebeke, Devoirs grammaticale van Mouzon, 400 devoirs van Wirth en Cours de langue français van Geugon en Delcour.[750]
In 1891 werden de vakken literatuur, geschiedenis, aardrijkskunde, Latijn en de moderne talen nog steeds onderwezen. Bosmans schreef in een nota over de studie van Albert: Ce qu’il faut surtout en ce moment, c’est de développer l’enseignement littéraire, l’étude des langues (principalement les langues modernes) celle de l’histoire et celle de la géographie, l’enseignement de l’histoire devra être fait surtout au point de vue des institutions politiques et consister en grande partie dans des lectures tirées d’ouvrages étendus et divers, que le Prince s’efforcera de condenser lui-même en une forme concise. L’enseignement du flamand exigera 4h par semaine. L’enseignement du latin 3h. Je désirais avoir de plus 1h à consacrer de la littérature néerlandaise et de littérature ancienne.[751]
Albert schonk veel aandacht aan de studie van het Nederlands. Hij schreef Bosmans, die hem dit vak onderwees, lange Nederlandse brieven. Aanvankelijk kon hij moeilijk overweg met de grammatica en kwamen er regelmatig gallicismen en germanismen voor.[752] Maar het opstellen van Nederlandse brieven moest de prins helpen zijn schrijfstijl te verbeteren. Op 30 juli 1891 schreef hij aan Bosmans: Ik hoop dat, wanneer het fouten in mijne brieven zijn, gij het mij zult zeggen. Ik reis morgen vrijdag, om 1 uur af, om in Boulogne om 9 uur ’s avonds te zijn. Ik zal daar in de Hôtel Impérial wonen. De Hôtel Royal, dan de Hôtel Impérial, ziet gij dat? In Parijs, het moet dan de Hôtel Papale zijn, niet waar?[753]
Toen Albert al wat ouder was, raakte hij erg geïnteresseerd in filosofie. Ferdinand Lefebvre leerde de prins thomistische filosofie.[754] Lefebvre gaf soms lessen, maar het merendeel van zijn cursus moest Albert zelfstandig leren.[755] Albert bedankte Lefebvre vaak voor zijn lessen. De prins schreef bijvoorbeeld op 1 januari 1895: Je tiens a vous remercier de tout cœur du temps que vous consacrez à mon cours, et je suis intimement convaincu que ce que je saurai de philosophie, ce sera à vos excellentes leçons, où vous ne cessez de prodiguer toute votre assiduité, que j’en serai redevable.[756]
De commentaren die Godefroid schreef bij de verschillende huiswerken van Albert wijzen erop dat hij niet altijd een even gemakkelijke leerling was. Op 5 februari 1881 schreef Godefroid: Le Prince est tellement zèlé qu’il allonge les devoirs que je lui donne.[757] Een jaar later gaf Godefroid de volgende opmerkingen: Le Prince a des distractions très fréquentes, sans mauvais volonté. […] Il s’exite trop facilement. La moindre discusion avec son frère aîné le rend immédiatement colère et violent. […] Ne travaille pas quand il est seul! […] Il a la mauvaise habitude de tout critiquer. […] Il a la maux de discuter tout ce qu’on lui fait faire. […] Le Prince n’est pas 5 minutes attentif.[758] Maria bevestigde deze opmerkingen in één van haar brieven: Ils étudient bien et volontiers, le cadet le moins; il est plus difficile, comme moi dans mon enfance. Il est souvent en pénitence; on ne peut pas attendre le même chose de tous; les caractères diffèrent.[759]
De lessen van de vier kinderen werden niet helemaal gescheiden. Boudewijn en Henriette volgden bijvoorbeeld samen de lessen gymnastiek, paardrijden en dans.[760] Het lessenpaket van de prinsen was alleszins uitgebreider dan dat van hun zussen. De uurroosters van Boudewijn en Albert waren goed gevuld en lieten nauwelijks tijd over voor ontspanning. Aan de kennis van de talen werd veel aandacht besteed. Als eerste Belgische prinsen beheersten Boudewijn en Albert het Nederlands. Bij verschillende vakken zoals bijvoorbeeld geschiedenis en aardrijkskunde, lag de nadruk vooral op België. Op die manier hoopte men de prinsen voor te bereiden op hun toekomstige taken.
Artistieke opleiding
De algemene opleiding van Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert werd nog aangevuld met een artistieke opleiding. Alle vier kregen lessen tekenen, muziek en dans. Boudewijn kreeg zijn eerste tekenlessen in het schooljaar 1880-1881. Één uur les per week werd aan dit vak besteed.[761] Henri vander Hecht was de tekenleraar van Boudewijn.[762] Boudewijn schreef zijn moeder over deze tekenlessen: Je dessinerai beaucoup cette après-midi; M. Vander Hecht a apporté comme modèle un fort jolie vu de l’abbaye de Villers.[763] De oudste prins hield zich ook bezig met het schilderen van aquarellen.[764] Henriette had dezelfde tekenleraar als Boudewijn, daarnaast kreeg ze schilderlessen van een Juliette Wytsman[765] en van Portaels.[766] Josephine en Albert kregen ook tekenlessen, maar hun leraar is niet gekend. De eerste tekenles van Albert werd gegeven in het schooljaar 1886-1887.[767] Hij hield zich vooral bezig met het tekenen van locomotieven.[768] Geen van de kinderen scheen echter het tekentalent van hun moeder geërfd te hebben.[769]
Het tweede onderdeel van de artistieke opleiding bestond uit muziekles, meer specifiek pianoles. De vier kinderen kregen hun muzieklessen van Simonet. Arthur de Greef gaf Henriette en Josephine daarnaast extra lessen.[770] Josephine, die veel muzikale aanleg bleek te bezitten, volgde daarnaast nog lessen bij Elise Hoeberechts,[771] Collyns en Corinne Coryn.[772] De Greef meende zelfs dat prinses Josephine een eerste prijs aan een conservatorium zou kunnen winnen.[773] Ook Henriette kon behoorlijk muziek spelen. De twee zusjes verzorgden samen muzikale avonden op het paleis.[774] Boudewijn kreeg zijn eerste lessen in het schooljaar 1878-1879, in 1885 werden deze muzieklessen afgesloten. Wekelijks besteedde hij tussen de twee à drie uren aan dit vak.[775] De muzikale opleiding van prins Albert ving aan tijdens het schooljaar 1882-1883.[776]
De danslessen van Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert werden verzorgd door Delcampo. Henriette vermeldde deze lessen regelmatig in haar dagboek. Ze schreef bijvoorbeeld dat Boudewijn niet erg van dansen hield.[777] De danslessen van Boudewijn begonnen in 1882, aanvankelijk werd er slechts een kwartier aan besteed, later een half uur per week.[778] Albert kreeg zijn eerste danslessen in 1885. Hij volgde deze lessen op donderdag en zaterdag, samen met zijn zussen.[779] De artistieke opleiding van Charlotte en de dochters van Leopold II werd vervolledigd door naai-, brei- en borduurlessen. Noch Henriette, noch Josephine vermeldden in hun dagboeken of brieven iets van deze lessen handwerk. De andere onderdelen van de artistieke vorming kwamen wel veelvuldig aan bod, waardoor we misschien kunnen besluiten dat handwerk niet tot hun opleiding behoorde.
Godsdienstige opvoeding
Zoals eerder reeds vermeld werd, besteedde Maria vooral aandacht aan de religieuze en morele opvoeding van haar kinderen.[780] Het vak godsdienst was één van de eerste vakken die onderwezen werd. De godsdienstlessen van Boudewijn vingen aan in 1876 en namen één uur per week in beslag.[781] Deze lessen werden zowel in Brussel als in Amerois gegeven. Pierre-Jean-Melchior van Roey, priester van Sint-Jacob op de Coudenberg, nam deze lessen voor zijn rekening, wanneer de kinderen in Brussel verbleven. Boudewijn kreeg daarnaast echter les van kanunnik Donnet.[782] Gilson verzorgde de godsdienstige opvoeding van de oudste prins, wanneer die in Amerois verbleef.[783] Priester Debra was hiervoor verantwoordelijk bij Albert.[784]
Filips vond een godsdienstige opleiding noodzakelijk voor Boudewijn. In een gesprek met Bosmans maakte Filips zijn mening duidelijk. In april 1876 schreef Bosmans hierover het volgende : Il serait bon , disait-il [Filips], d’apprendre la réligion à l’enfant, car il faut des principes, et si on n’en acquiert pas de bons, on se faits facilement des idées fausses. Il est bon aussi que le Prince qui ira bientôt à la messe, sache ce que c’est que la messe; il doit comprendre ce qu’il va voir, pour autant du moins que nous autres laies, nous devions connaître tout cela. Maria en Filips moesten ook beslissen wanneer hun oudste zoon voor de eerste maal te biecht moest gaan. Ze hadden hier echter niet dezelfde mening over. Bosmans beschreef de discusie tussen het echtpaar: La comtesse croyait que le temps serait bientôt venu pour le Prince de fréquenter la confession; mais le comte fut d’avis qu’on pouvait attendre jusqu’à l’âge de 9 ans; lui-même, disait-il, n’avait été à confesse qu’à cet âge.[785] Filips wilde van zijn zoon een goede christen maken, geen theoloog, want zo meende hij: un théologien est capable de tout.[786]
Boudewijn volgde de godsdienstlessen met zijn zus Henriette. Ze gingen samen biechten, zegden hun gebeden op en ze deden hun eerste communie op dezelfde dag.[787] Maria vond dat haar oudste zoon in 1881 nog niet klaar was om zijn eerste communie te doen. Ze had hiervoor een aantal argumenten: Il n’est pas bon de poser trop tôt cet acte si imposant. L’enfant doit être complètement imbu de la valeur de ce sacrement, et ce n’est pas encore le cas pour Baudouin: il est très avancé pour ses études, mais sa mentalité est encore trop enfantine, plus enfantine même que sa sœur Henriette.[788] Op 12 april 1882 begon Boudewijn dan toch met de voorbereiding op zijn eerste communie. Samen met Mac Shane las hij Franse en Engelse religieuze teksten. Hij moest eenmaal om de veertien dagen gaan biechten en elke zondag moest hij het lof bijwonen. Daarnaast kreeg de prins godsdientlessen van Van Roey.[789] Boudewijn schreef hierover in een brief aan Filips: Il y a depuis quelques temps moins de leçons à cause de la préparation à la première communion. Monsieur le curé vient tous les jours donner une leçon d’une demi-heure et après sa leçon pendant une autre demi-heure je fais mon résumé.[790]
Vooraleer Boudewijn op 1 juni 1882 zijn eerste communie deed, vertrok hij eind mei met Henriette op retraite. Het dagschema zag er als volgt uit: 8h messe; 9h ½ méditation; 10h réflexions, annotations écrites; 11h temps libres; 11h ½ lecture édifiante; 12h ½ déjeuner, récréation; 2h chemin de la croix; 2h ½ méditation; 3h réflexions, résolutions écrites; 3h ½ promenade, 5h récréation; 6h dîner; 7h salut et méditation; 8h mois de Marie et prière du soir. Les méditations et sermons comportent successivement: le but de la retraite, notre destinée, le péché mortel, l’enfer, la confession, les étendars de Jésus et de Satan, la communion et le ciel.[791] Op oudere leeftijd las Boudewijn de geschriften van de kerkvaders. Henriette schreef hierover: Il était très instruit dans la réligion, ayant lu les pères de l’église, il était passionné de philosophie, mais détestait les philosophes incroyants.[792]
Henriette bekende dat de lessen godsdienst haar mateloos verveelden.[793] In haar dagboek schreef ze wel dagelijks een aantal regels over de heilige van de dag en vertelde ze uitgebreid over de voorbereidingen op haar eerste communie.[794] Josephine was in begin juni 1885 op retraite, haar eerste communie vond plaats op 23 juni 1885.[795] De retraite van prins Albert duurde vier dagen, van zaterdag 21 april tot dinsdag 24 april 1888. Er werd per dag een werkschema opgesteld: 8h sainte messe; 9h lecture; 9h ½ temps libre; 10h instruction et resolutions; 11h ½ promenade; 12h ½ déjeuner; 1h chemin de la croix; 1h ½ promenade; 3h instruction; 4h salut; 5h confession générale; 6h pénitence, chapelet et temps libre; 7h dîner; 8h lecture et prière du soir.[796] Op 25 april deed de jongste prins zijn eerste communie.[797]
Militaire opleiding
De prinsen leerden reeds op jonge leeftijd het leger kennen. Prins Boudewijn ontving van zijn moeder een doos soldaatjes waarmee hij zich kostelijk amuseerde.[798] Prins Albert kreeg voor zijn zevende verjaardag ook loden soldaatjes cadeau.[799] Een ander voorbeeld was een gesprek dat Bosmans in 1876 voerde met prins Boudewijn. De gouverneur en de prins converseerden over het korps van de grenadiers. Bosmans schreef hierover: L’après-midi je me suis promené avec le Prince Baudouin. Comme nous parlions des grenadiers je lui dis que dans ce corps il n’y avait point de généraux, puisque les généraux devaient se trouver à la tête d’une brigade ou d’une division. Ce n’est pas, ajoute-je, que les officiers des grenadiers ne puissent cependant devenir des généraux, mais alors ils sortent des corps dont ils faisaient partie. Le Prince me fit remarquer, que j’avais tort de m’exprimer ainsi, qu’en effet les généraux étaient des officiers et que de ma phrase on aurait [onleesbaar woord] conclure que des généraux pouvaient devenir des généraux.[800]
Op achtjarige leeftijd volgde prins Boudewijn voor het eerst het vak militaire oefeningen. In het schooljaar 1877-1878 nam dit vak vijfenzeventig minuten per week in beslag. Twee jaar later werden vier lessen voorzien.[801] De exacte inhoud van deze lessen is niet duidelijk. In 1881 werd Oscar Terlinden, zoals eerder vermeld, aangesteld als militaire gouverneur.[802] De taken die deze gouverneur tijdens zijn eerste dienstjaren op zich nam zijn niet gekend. Toen Boudewijn leerling werd van de Militaire School fungeerde hij als bemiddelaar tussen het koninklijk gezin en de school. Hij besprak bijvoorbeeld in naam van Filips en Maria de uurroosters van de prins met de leraars van de Militaire School.[803] Op 1 mei 1884 werd de prins toegelaten aan de Militaire School. Hij zou een deel uitmaken van de 35 promotie Infanterie en Cavalerie. Prins Boudewijn was de eerste prins die lessen volgde aan de Militaire School, na hem zou dit een traditie worden. Toen Boudewijn aan zijn regiment werd voorgesteld, waren zijn vader en koning Leopold II aanwezig.[804] Door deze militaire verplichtingen verminderde het contact van Boudewijn met zijn zussen en broer.[805]
Voor de lessen die prins Boudewijn volgde aan de Militaire School werden een aantal regels opgesteld. Zo mochten er bijvoorbeeld geen erebetuigingen aan de prins gemaakt worden. Daarnaast werd erop gewezen dat Boudewijn een externe leerling was en dus niet op de Militaire School bleef slapen. Wekelijks moest de prins, net als de andere leerlingen, een test afleggen van alle vakken. Wetenschappelijke vakken als wiskunde en mechanica werden aanvankelijk niet opgenomen in zijn programma omdat hij niet goed genoeg voorbereid was. Later werden deze vakken wel onderwezen. Ook de lessen gymnastiek, paardrijden en grafische werken werden weggelaten uit het lessenrooster. Boudewijn leerde het militaire reglement met Terlinden.[806]
Boudewijn volgde dus een verkorte versie van het programma van de Militaire School. De prins moest de opleiding aan de Militaire School immers combineren met zijn intellectuele opleiding thuis. De dagindeling van de prins werd aangepast. Van kwart over zeven tot kwart over acht ‘s ochtends hield hij zich bezig met studeren. Daarna kreeg de prins een half uurtje om te ontbijten alvorens hij om kwart voor negen naar de Militaire School vertrok. Van elf uur tot kwart na twaalf volgde hij thuis lessen. Na zijn middagmaal kreeg hij drie dagen per week thuis les, de overige drie dagen werden gevuld met een uur studie, lessen aan de Militaire School en lessen thuis. ’s Avonds moest hij van acht uur tot half negen uur zijn lessen van de Militaire school herhalen.[807]
De militaire vorming van de prins bestond uit de vakken chemie, fysica, bouwen van versterkingen, aanval en verdediging van verschillende plaatsen en staten, militaire aardrijkskunde, kunst en geschiedenis. Kolonel Laserre schreef in een rapport dat de prins in al deze vakken de beste leerling was: Aucun autre élève n’a obtenu des moyennes aussi élevées; elles placent le Prince dans chacun de ces cours, au premier rang de sa promotion. Le directeur des études, en assistant à plusieurs interrogations, a pu assurer qu’il n’y avait aucune exagération dans les côtes de mérite donnée par les professeurs. Le Prince s’exprime avec clarté et élégance, son savoir et la sagacité n’ont jamais été mis en défaut par les questions incidentes que le directeur des études a parfois possées à Son Altesse Royale. Naast deze theorielessen nam de prins deel aan studiereizen en aan verschillende militaire oefeningen. De prins leerde ook troepen commanderen.[808] Zijn leraars aan de Militaire School waren Gosselin voor chemie, Lagrange voor Fysica, kapitein W. de Heusch voor tactiek, militaire kunst en geschiedenis, luitenant Baussart voor militaire aardrijkskunde en luitenant Deguise voor het bouwen van versterkingen en voor het vak aanval en verdediging van verschillende staten en plaatsen.[809]
In maart 1885 moest prins Boudewijn een compagnie kunnen bevelen en er werd gepland dat hij op 17 februari 1886 zou afstuderen aan de Militaire School in de 35 promotie Infanterie en Cavalerie. Aan deze verwachtingen werd voldaan. Op 5 mei 1886 promoveerde Boudewijn tot onderluitenant van de infanterie. Van toen af maakte hij deel uit van het regiment van de grenadiers. Bij de voorstelling aan dit nieuwe regiment waren de koning, zijn ouders, zussen en broer aanwezig.[810] Henriette schreef hierover: Le 6 mai Baudouin est entré dans le régiment des grenadiers, le plus beau des régiments du royaume. Il était superbe dans cet élégant uniforme. Nous avons tous assisté dans la cour de la caserne à cette cérémonie qui était bien jolie.[811] Bij de grenadiers nam Boudewijn het bevel over het eerste peleton van de eerste compagnie van het eerste bataljon. Op 26 december 1888 werd Boudewijn benoemd tot luitenant en maakte van toen af deel uit van het regiment van de karabiniers.[812] In juni 1889 promoveerde hij tot kapitein.[813] Ook in het buitenland deed Boudewijn militaire ervaring op. Zo woonde hij in 1889 bijvoorbeeld manoeuvres bij in Duitsland. Boudewijn bezat heel wat militaire kwaliteiten. Hij kon zich echter niet meer bewijzen. De prins stierf in januari 1891.[814]
Albert maakte aanvankelijk geen aanspraak op de Belgische troon. Hij moest dus net als zijn vader een militaire carrière uitbouwen.[815] Zijn lessenrooster voorzag reeds in 1883 militaire oefeningen die wekelijks één uur in beslag namen.[816] In 1888 werd Harry Jungbluth gekozen om militaire gouverneur te worden van Albert. Jungbluth werd aanbevolen door Burnell, de adjudant van Filips. In een brief aan Carola van Saxe schreef Maria: Albert a un gouverneur militaire; il semble un très bel homme, plus très jeune; il est occupé des petites fantaisies d’amateur d’Albert.[817] Jungbluth was echter een strenge protestant wat de diep christelijke Maria niet kon goedkeuren. Maria kon de aanstelling van de militaire gouverneur niet verhinderen.[818]
Reeds in 1889 bereidde Albert zich voor op de lessen aan de Militaire School. Leopold II stond erop dat Albert zich bij de afdeling infanterie zou voegen. In 1890 begonnen de lessen van Albert aan de Militaire School. De prins maakte deel uit van de 41 promotie Infanterie en Cavalerie. Albert was net als zijn oudere broer een externe leerling; hij werd elke morgen naar de school gebracht door Jungbluth. De lessen van Albert waren grotendeels dezelfde als de lessen die Boudewijn een aantal jaren eerder aan de Militaire School had gevolgd. Albert kreeg wel twee nieuwe vakken: militaire wetten en militaire theorieën. Albert volgde lessen chemie van Lindeman, Eugène Lagrange gaf hem fysica en Bossard verzorgde een cursus artillerie. De prins werd wekelijks verhoord om zijn kennis van de verschillende vakken te testen. Naast de theorielessen moest Albert deelnemen aan de praktische militaire oefeningen en af en toe het bevel voeren over een bepaalde troep soldaten. Net als bij Boudewijn stonden ook militaire studiereizen op het programma. De prins studeerde af op 15 november 1892 aan de Militaire School in de afdeling van de 41 promotie Infanterie en Cavalerie. De resultaten van Albert waren niet zo schitterend als die van zijn oudste broer, maar waren toch meer dan behoorlijk.[819]
De inlijving van prins Albert bij het regiment van de grenadiers op 17 december 1892 ging gepaard met een grote ceremonie. Hij doorliep bij de grenadiers verschillende rangen: onderluitenant en pelotonscommandant (1892), luitenant (1894), kapitein en compagniecommandant (1896), majoor en bataljonscommandant (1899), kolonel en korpscommandant (1902). Zijn taak als onderluitenant bestond erin militaire vorming te geven aan jonge recruten. Hij nam met het regiment ook deel aan verschillende manoeuvres. De prins gaf daarnaast voordrachten aan de officieren. In deze voordrachten sprak hij bijvoorbeeld over het Russische leger en de Duitse manoeuvres.[820] In 1896 hield hij zich ook bezig met de administratie van zijn compagnie.[821] Albert schreef in 1897 dat hij de rang van kapitein het meest op prijs stelde: Je vais assez souvent à la caserne, les journaux ont annoncé que j’allais être nommé major, j’espère qu’il n’en est rien, j’aime beaucoup mieux rester encore capitaine, c’est le grade le plus intéressant et celui qui met le plus à même d’apprendre le métier militaire.[822] Op 8 april 1904 verliet hij het regiment van de grenadiers omdat hij tot generaal-majoor werd benoemd.
Voorbereiding op openbare functies
Door openbare feesten te bezoeken, tentoonstellingen bij te wonen en dergelijke meer, kwamen de prinsen en prinsessen reeds vroeg in contact met de Belgische bevolking. Boudewijn bezocht in 1878 bijvoorbeeld een nagemaakt dorp met eskimo’s. Hij schreef hierover in een brief naar zijn vader: Nous sommes allés voir les Esquimaux. Ils sont très-drôles et sont au nombre de six: trois hommes, une femme et deux enfants. Les Esquimaux ont les cheveux noirs et les yeux bruns, les joues très-fortes et le nez aplaté, leur coifure surtout est remarquable. Ils ont lancé des harpons dans l’eau et ils ont fait le simulacre d’une chasse au phoque; pour la navigation ils sont très-habiles. Leurs canots sont singuliers: il n’y a qu’une petite ouverture au milieu où le canotien ne peut se retourner. Les animaux qu’ils ont apportés avec eux sont des chiens, des ours blancs et des phoques; ces derniers sont très gourmands, mais les chiens sont grands et robustes et ont la queue roulée en trompette.[823]
Zoals eerder reeds vermeld werd, veranderde het lessenrooster van Boudewijn vanaf Pasen 1887. Vanaf dan vielen zijn lessen in de namiddag weg. Bosmans en Terlinden stelden voor om deze tijd onder meer te vullen met bezoeken aan de verschillende Belgische steden. Ze schreven in hun rapport: Le Prince apprendra à connaître les différents villes de son pays par fréquentes excursions. Il pourra visiter les centres industriels et voir en particulier plusieurs établissements ou usines. Il pourra parcourir à pied certaines régions du pays, et ne tardera pas à compter parmi les Belges qui connaissent le mieux leur patrie.[824] Deze reizen naar Belgische steden moesten een goede voorbereiding zijn op zijn toekomstige taak als koning.
Boudewijn ging dus alleen of met zijn vader naar verschillende Belgische steden. Ze bezochten bijvoorbeeld in februari 1887 een plaats in Henegouwen waar een ongeval was gebeurd met mijngas.[825] Boudewijn woonde in juli 1887 ook de opening van het nieuwe stadhuis in Schaarbeek bij.[826] In augustus 1887 schreef Boudewijn zijn moeder: Presque toutes les jours j’ai fait une excursion, papa m’ayant engagé à rester le moins possible à Bruxelles. […] Samedi dernier j’ai été à l’Hertogenwald pour voir le barrage de Gileppe et les dégâts occasionées par l’incendie. […] Dimanche je suis allé à Ostende où j’ai assisté aux courses. […] Le dimanche soir j’ai assisté à Bruges à une réprésentation en flamand qui m’a beaucoup interessé. […] Nous sommes revenus par Anvers où nous avons diné et où nous sommes restés jusqu’à 11 heures du soir par un temps idéale. […] Hier nous sommes allés à la pêche à Tervueren. […] Demain si le temps le permet j’irai à la grotte de Han.[827] Ook voordat Bosmans en Terlinden hun rapport opstelden, maakte Boudewijn excursies in België. Zijn reisdagboek vermeldt in 1883 een bezoek aan Antwerpen, Gent en Oostende.[828]
Prins Albert bezocht in het kader van zijn opleiding ook verschillende Belgische steden en industrieën.[829] Hij hield in oktober 1896 bijvoorbeeld een Nederlandse toespraak in Gent. De prins schreef hierover aan zijn moeder: Dimanche je vais à Gand de 1 heure à 3 heures, j’ai déjà préparé une masse de phrases flamandes, car en somme c’est une langue dont je me sers rarement.[830] Ook de prinsessen bezochten Belgische steden. Henriette bracht onder meer een bezoek aan de stad Antwerpen waar ze de kathedraal, de zoo en de haven bezichtigde.[831] Het is niet duidelijk of dit bezoek louter toeristisch was of dat er ook officiële ontmoetingen op het programma stonden.
De vrijgekomen tijd in het lessenrooster van Boudewijn liet hem ook de mogelijkheid om deel te blijven nemen aan vergaderingen van officiële instanties. Bosmans en Terlinden schreven hierover: A Bruxelles même, le Prince n’assisterait-il pas de temps en temps à des séances intéressant du Sénat ou de la Chambre des Représentants, de l’Academie Royale, voir même à quelques audiences de nos cours de Justice, etc. etc.? De prins kreeg immers volgens de grondwet op zijn achttiende verjaardag een zetel in de Senaat. Bosmans en Terlinden hadden een bepaald doel voor ogen wanneer ze de uitstappen in België en het bijwonen van deze vergaderingen aanmoedigden. Ze meenden dat: Il importe pour lui [Boudewijn] de voir beaucoup de monde, des personnes de toutes les classes et de toutes les conditions, de voir autant que possible à l’œuvre la société tout entière, d’apprendre à connaître par lui-même les hommes et les choses.[832]
Ontmoetingen met belangrijke buitenlandse persoonlijkheden maakten ook deel uit van het leven van leden van een koninklijke familie. Boudewijn dineerde in 1886 bijvoorbeeld met de Graaf van Parijs.[833] Een jaar later brachten de keizer en keizerin van Brazilië een bezoek aan België, Boudewijn kreeg de gelegenheid om beiden te ontmoeten.[834] In 1888 stond er een ontmoeting met de koningin van Portugal op het programma.[835] De oudste prins schreef Mac Shane in 1889 over het bezoek van de koningin van Saxen: You know the queen of Saxony is here. She is like always very nice and good. Unfortunately she leaves us tomorrow morning but I shall see her again very soon at Dresden.[836]
In tegenstelling tot de zonen van Leopold I kregen Boudewijn en Albert wel een aantal specifieke vakken die hen moesten voorbereiden op hun eventuele taak als koning. Over het tijdstip waarop deze vakken voor de eerste maal werden gegeven, is discussie mogelijk. Het lessenrooster van Boudewijn werd in het schooljaar 1884-1885 uitgebreid met de vakken politieke economie en recht. Voor elk vak werd wekelijks één uur voorzien.[837] Een rapport van Bosmans wees er daarentegen op dat Boudewijn de lessen politieke economie en recht pas begon te volgen nadat hij afgestudeerd was aan de Militaire School, meer bepaald in september 1886. Deze nieuwe vakken zouden te moeilijk gecombineerd kunnen worden met de militaire studies van de prins.[838]
In 1887 kreeg de prins per week twee uur en vijfenveertig minuten politieke economie, aan het vak recht werden toen drie uren besteed. In hetzelfde jaar kreeg Boudewijn ook één uur voordracht.[839] Deze dictie- en uitspraaklessen hadden als doel de prins vertrouwd te maken met het spreken voor een grote groep mensen. [840] Boudewijn bereidde Nederlandse en Franse spreekbeurten voor die hij dan oefende in aanwezigheid van Bosmans en Terlinden.[841] De lessen recht werden onderverdeeld in staatsrecht, burgerlijk recht en crimineel recht.[842] Bosmans en Terlinden bespraken het vak politieke economiein een rapport: Le Prince a suivi un cours complet d’économie politique. La partie relative aux impôts a été étudiée spécialement au point de vue du droit administratif belge. Le cours a été donné avec les développements qu’il comporte dans notre enseignement universitaire.[843]
Boudewijn werd zeker ook ingewijd in de Belgische politiek. Hij schreef in verschillende brieven over politiek. In oktober 1888 gaf hij bijvoorbeeld zijn mening over de verkiezingen in Brussel.[844] Henriette beschreef de politieke ideeën van Boudewijn in haar memoires: Il avait des idées très arrêtées sur la politique; à 21 ans il avait déclaré qu’il serait toujours un traditionaliste. Il fallait un certain courage dans notre démocratique Belgique de déclarer qu’il n’était ni révolutionaire, ni libéral, ni moderne.[845] Ook Albert trachtte van de Belgische politiek op de hoogte te blijven. Albert schreef op 4 september 1891 aan Bosmans: Hoe gaan de zaken in onze lieve België? Goed, ik hoop, zeg mij dat, ik vind dat zeer belengrijk wanneer gij mij van politique schrijft: de Fransche gazetten spreeken veel van de traité secret tusschen Leopold II en de keizer van Deutschland. Zeg mij iets daarvan.[846]
De dood van Boudewijn bracht voor Albert verschillende veranderingen mee. Hij was nu de troonopvolger en moest voorbereid worden op deze taak. Albert volgde vanaf 1891 twee uren per week het vak recht.[847] Bosmans verzorgde de lessen politieke economie. Albert verdiepte zich sterk in dit vak; hij las boeken van Ferdinand Lassale, Karl Marx, August Bebel en Herbert Spencer.[848] Lambermont gaf de kroonprins lessen over internationale en koloniale problemen. Albert was immers gefascineerd door het Kongolese avontuur van zijn oom.[849] De prins was ook geïnteresseerd in sociale en economische vraagstukken. Hij meende dat de toekomst van België voor een groot deel afhankelijk was van de ontwikkelingen in de industrie. Ook de ontwikkelingen van de moderne technologieën kregen zijn volle aandacht. Daarnaast bestudeerde hij zelf de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. Hij bezocht bijvoorbeeld anoniem verschillende arbeidsplaatsen en sprak er met de werknemers[850] Albert bracht regelmatig een bezoek aan het sociologische en fysiologische instituut van Solvay, waar hij bijvoorbeeld kennis maakte met de techniek van de röntgenstralen.[851] Met Emile Waxweiler voerde hij verschillende gesprekken over sociale problemen.[852] Emile Sigogne gaf hem dictielessen in 1898.[853]
De opleiding van Boudewijn en Albert was dus, zeker in vergelijking met de opleiding van de zonen van Leopold I, beter afgestemd op hun toekomstige taken. Toch was Albert nog niet tevreden. Hij meende dat: On m’y [Militaire school] avait mis trop jeune, sans préparation humaine. Je me sentais inférieur et intimidé. Mon père m’avait donné pour premiers professeurs des hommes médiocres et sans culture. Je m’enfermais tout seul, le soir au Palais de Flandre.[854] Vandaar dat hijzelf initiatieven nam om zich verder te bekwamen in verschillende vakken. De lessen van Sigogne bijvoorbeeld had hij zelf geregeld. Noch de koning, noch zijn vader hadden hem hiertoe aangezet. Ook zijn bezoeken aan de instituten van Solvay kwamen voort uit zijn eigen interesse.
Studiereizen
Naast de bezoeken die Boudewijn aan de Belgische steden bracht, vonden Bosmans en Terlinden het ook noodzakelijk dat de prins buitenlandse reizen ondernam. Ze schreven in hun rapport van 8 maart 1887: Après les excursions à l’intérieur du pays, pourront venir les voyages au dehors, qui seront alors plus profitables et se feront dans de meilleurs conditions, au point de vue des avantages qu’on peut en retirer.[855] Een onderscheid tussen studiereizen en vakantieverblijven is echter moeilijk te maken. Het reisdagboek van Boudewijn vermeldt een aantal buitenlands reizen die mogelijk deel uitmaakten van de studies van de prins. In de herfst van 1882 maakte Boudewijn bijvoorbeeld een reis naar Italië waarbij, hij onder andere verbleef in Milaan, Verona en Turijn. Ongetwijfeld ging hij toeristische plekjes bezoeken in deze Italiaanse steden. Een tweede voorbeeld was de reis die de prins op 23 en 24 september 1883 maakte naar Zürich, waar hij de Nationale tentoonstelling ging bezichtigen. In maart 1887 verbleef Boudewijn in Berlijn om de negentigste verjaardag van de Duitse keizer te vieren. Het reisdagboek vermeldt daarnaast een reis in Duitsland in augustus 1888. In 1888 en in 1889 reisde Boudewijn een maand door Frankrijk.[856]
Ook Albert maakte een aantal buitenlandse studiereizen. De prins bezocht in 1889 de wereldtentoonstelling in Parijs.[857] In 1894 reisde hij samen met zijn vader naar Griekenland. Een jaar later ontmoetten Albert en Filips de sultan in Constantinopel. Leopold II vroeg Albert om hem te vertegenwoordigen bij de kroning van tsaar Nicolas II in 1896.[858] In maart 1898 vertrok hij voor een reis van vier maanden doorheen de Verenigde Staten. Oorspronkelijk was hij van plan om incognito te reizen, maar uiteindelijk moest hij toch ingaan op een aantal officiële uitnodigingen. Albert bezocht New York, San Francisco, Boston, Philadelphia en Washington. Hij reisde doorheen de staten Texas en Louisiana. Zijn laatste haltes waren Sint-Paul, Chicago en Canada.[859] Jungbluth vergezelde hem op deze lange reis. De prins kwam in contact met een samenleving die erg verschilde van de Europese. Hij ontmoette grote industriëlen, financiers en belangrijke mensen uit de politieke wereld, zoals bijvoorbeeld president Mac Kinley in Washington.[860]
Vrije tijd en ontspanning
De uurroosters van de kinderen lieten toch wat tijd over voor ontspanning. Donderdagmiddag en zondag waren hun vrije dagen.[861] Ook feestdagen en de verjaardagen van de leden van het gezin waren vrije dagen.[862] Boudewijn meende in 1884 dat een jaar ingedeeld kon worden in vijf periodes. De eerste periode liep van Kerstmis tot Pasen, een periode van vier maanden die niet onderbroken werd door een vakantieperiode. De periode tussen Pasen en het vertrek van het gezin naar Amerois was de tweede periode. [863] In deze periode konden de kinderen genieten van een aantal vrije dagen met Pasen.[864] Het verblijf van de familie in Amerois beschouwde Boudewijn als de derde periode en hun verblijf bij de grootouders als de vierde. De laatste periode begon bij hun terugkeer in Brussel en eindigde met Kerstmis.[865] Deze indeling klopte echter niet meer wanneer de kinderen ouder werden. De prinsen moesten de reis naar hun grootouders bijvoorbeeld dikwijls inkorten of overslaan.
De vrije tijd in de eerste en laatste periode werd op verschillende manieren ingevuld. Op jongere leeftijd speelden de kinderen ’s avonds met elkaar.[866] Boudewijn vertelde nochtans aan Bosmans dat hij niet van spelen hield. Bosmans noteerde in zijn agenda: Le Prince me demandait aujourd’hui quelle était la chose que j’aime le moins à faire; je lui posai à mon tour la même question et il me répondit après un instant de réflexion que ce qu’il aimait le moins s’était de jouer. Je lui demandai si cette réponse était bien sérieuse et il me répondit avec assurance que oui. Alors je le félicitai de préférer l’étude et le travail au jeu, mais j’ajoutai qu’il devait cependant encore jouer, et bien jouer, que c’était là une bonne chose, que cela distrayait et remettait l’esprit.[867]
Albert kon zich daarentegen uren bezig houden met zijn speelgoed. Bosmans schreef hierover in een brief aan Boudewijn: Pendant ses loisirs […] il reprend parfois ses animaux et ses outils et il se met à sculpter bravement à l’un une jambe et à l’autre une tête. M. Godefroid lui à même enseigné un système nouveau, dont il est inventeur, et qui rend ses réparations beaucoup plus faciles: on sculpte tout les membres manquant dans une pomme de terre, on laisse sécher au soleil, on colle et tout est dit. Grâce à cette découverte, aussi utile que luminieuse, toute la ménagerie sera bientôt remise dans un parfait état.[868] In 1885 kreeg Albert een doos met timmermateriaal cadeau waarmee hij treinwagons maakte.[869] De prins bracht vanaf 1890 ook vele vrije momenten door op zijn fiets en driewieler met motor.[870]
Henriette en Josephine vulden hun avonden met lezen en muziek spelen.[871] In 1882 las Henriette onder andere het boek Les pigeons de St. Marc.[872] Josephine las in 1884 Le capitaine Grant.[873] Ook Boudewijn en Albert brachten een deel van hun vrije tijd lezend door. In 1881 las Boudewijn bijvoorbeeld het boek Wilhelm Tell van Schiller.[874] Op 29 juli 1893 schreef Albert Bosmans: Je lis en ce moment Victor Hugo dans la collection des grands écrivains de France. C’est un livre fort intéressant et je l’ai presque terminé.[875] Een aantal maanden later verdiepte de prins zich in het boek dat A. Sorel schreef over Montesquieu.[876]
Elke dag stonden er één of meerdere wandelingen op het programma van de kinderen.[877] Albert maakte na het middageten een wandeling die tot drie uur duurde. Op donderdag en zaterdag werd hij vergezeld door zijn zussen. Boudewijn ging met hem mee op dinsdag, woensdag en vrijdag.[878] Deze wandelingen werden begeleid door een gouverneur of gouvernante, op donderdag en zondag waren het meestal de ouders die hun kinderen vergezelden.[879] Deze wandelingen gebeurden te voet of met het paard.[880] Albert kreeg in oktober 1888 voor de eerste maal de toestemming om met zijn paard een wandeling te maken.[881] Vanaf dan maakte de jongste prins elke zondagmorgen van negen tot twaalf uur een ritje te paard.[882] Het paardrijden was niet exclusief voorbehouden voor de prinsen, ook Henriette en Josephine genoten hiervan.[883]
Wanneer Boudewijn en Albert wat ouder waren, namen ze deel aan verschillende jachtpartijen. Boudewijn jaagde reeds in 1877.[884] De oudste prins begon in 1885 een boek waarin hij noteerde waar en wanneer hij ging jagen en wat zijn vangst was.[885] Hij kreeg in september 1886 de toelating om één dag in de week te gaan jagen zolang het jachtseizoen duurde. Filips koos daarvoor donderdag uit, omdat de prins op die manier het minst aantal lesuren verloor.[886] Vaak waren er echter meerdere jachtpartijen per week. Boudewijn schreef hierover aan zijn moeder: Cette semaine nous avons beaucoup de chasse; chez le comte de Marnix à Tervueren, chez le baron ’t Kind à Oydonck et chez le général Goethals.[887] In 1885 ging Albert voor de eerste maal jagen, hij beleefde er echter niet zoveel plezier aan als zijn oudere broer.[888]
De derde periode die Boudewijn beschreef was het verblijf van de familie in Amerois. Boudewijn beschreef het domein in een opstel: Je veux vous donner une idée des Amerois. Vous connaissez Bruxelles, je ne vous en parlerai point, mais je pense que vous n’êtes jamais venu en Ardenne,et peut-être une petite description de cette contrée vous plairait-elle. Le château s’érige au milieu des bois. Au sud, il y a une vue magnifique. A vos pieds s’étendent cinq ou six étangs, qui se déversent les uns dans les autres par des cascades. La vue se prolonge à travers la vallée d’un ruisselet. On voit, à droite et à gauche, des collines couvertes de bois; plus loin, des champs; et à l’horizon, encore des bois. […] La région est peu peuplée. [889]
De studies van de kinderen bleven gewoon doorgaan in Amerois, maar het aantal lesuren was kleiner dan in Brussel.[890] Henriette schreef in 1882 over hun studies in Amerois: Nous prenons presque tous les livres, car là nous apprenons comme à Bruxelles, excepte que nous n’avons pas de maître, mais Miss Mac Shane nous apprend tout.[891] De lessen werden, als het weer het toeliet, wel buiten gegeven.[892] Godefroid vergezelde de familie vanaf 1885 wanneer ze naar Amerois vertrokken.[893] In hun vrije tijd wandelden de kinderen, net als in Brussel, veel in de omgeving en werkten ze in hun tuintjes.[894] Boudewijn zocht naar fossielen.[895] Albert ging graag vissen met Godefroid.[896] Wanneer ze in Brussel verbleven, trok Albert regelmatig naar Tervuren om er te vissen. Hij schreef in een brief aan zijn moeder: Les deux derniers dimanches nous sommes allés à la pêche à Tervueren; mais sans grand succès, cependant j’ai réussi à prendre quelques petits poissons vivants qu’on mis dans l’aquarium; je trouve mon plaisir à les soigner.[897]
In Amerois legden de kinderen verschillende verzamelingen aan. Boudewijn begon in 1877 een verzameling postzegels.[898] Henriette volgde zijn voorbeeld. Boudewijn schreef hierover in 1880: J’en ai déjà beaucoup, et mêmes des très rares. C’est surtout cette année-ci que j’ai eu des raretés et que je m’interesse à cette collection. Quelquefois quand j’ai bien étudié pendant une semaine, Maman me donne quelques timbres que je n’ai pas, car elle en a une quantité qu’elle donne peu à peu à Henriette que les collectionne aussi, et a moi.[899] Boudewijn verzamelde daarnaast vlinders en maakte samen met Bosmans een herbarium.[900] De jongste prins legde verzamelingen aan van insecten, vlinders en planten.[901]
Lange momenten van ontspanning waren de gezondheidskuren die de kinderen soms verplicht moesten volgen. In juli en augustus 1889 verbleef Josephine voor een kuur in Mont-Dore. Ze beschreef haar dagindeling in een brief aan Boudewijn: Le matin à 6 heures et demie nous nous levons, nous nous revêtons de nos costumes de bains et nous allons prendre nos diverses douches: douche nasale, douche pharingienne, etc etc!!! Puis nous revenons pour nous remettre au lit, ce qui est le plus grand ennui de la cure; nous déjeunons au lit et y restons généralement jusqu’à 9h et demie, puis nous nous levons et nous sortons jusqu’à 11h ½, c’est donc le traitement. Ensuite je joue tous les jours du piano jusqu’au déjeuner. L’après-midi nous sommes tout le temps dehors et à 6 heures il y a encore bain de pieds et douches nasales à l’établissement. A 7 heures nous dinons comme à Bruxelles.[902] Boudewijn volgde in juni 1890 een gezondheidskuur in het Zwitserse Bad Ems. De kuur begon op 8 juni en duurde twintig dagen.[903]
De leefwereld van Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert bleef niet beperkt tot hun eigen familie. Met kerstmis ontmoetten ze kinderen uit armere gezinnen. Boudewijn en Albert kwamen in de Militaire School en in het leger in contact met verschillende soorten mensen. Een brief van Josephine aan Boudewijn wees daarnaast op de contacten met leeftijdsgenoten: Jeudi nous avons été prendre le thé chez M. du Roy, c’était très amusants; il y avait plusieurs jeunes filles: Elisabeth et Georgine d’Oultremont, Jeanne Burnell, Yolande de Borghrave et Geneviève de Wyckerslood, la fille du colonel du palais qui est très jolie et très gentille.[904]
Het leven van de kinderen van Filips en Maria werd, net als het leven van de kinderen van Leopold I en Leopold II, volledig geregeld. Elk moment van de dag werd gepland. Henriette vond deze dagindeling, zoals eerder vermeld, veel te zwaar. Toch lijken Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert gelukkiger dan de kinderen van Leopold I en Leopold II. De periodes die ze in Amerois doorbrachten verminderde de druk op de prinsen en prinsessen. In Amerois was de dagindeling immers soepeler en konden de kinderen ontsnappen aan officiële verplichtingen.
Aan de hand van de vorige drie hoofdstukken wordt er in dit besluit gezocht naar kenmerken die de opvoeding van de Belgische prinsen en prinsessen in de negentiende eeuw kunnen typeren. Daarnaast worden de verschillen en de gelijkenissen in de opvoeding bij de drie koninklijke gezinnen besproken. Ook de verschillen in opvoeding tussen prinsen en prinsessen en kroonprinsen en prinsen worden nagegaan. Let wel, een evolutie en vergelijking is niet mogelijk op alle punten omwille van het gebrekkige bronnenmateriaal. Door een vergelijking met de opvoeding van Engelse koningskinderen in de zeventiende en achttiende eeuw en een vergelijking met de opvoeding van de Nederlandse kroonprins Willem, die een leeftijdsgenoot was van de kinderen van Leopold I en Louise-Marie, proberen we dit tekort enigszins te ondervangen.
Een eerste opvallend kenmerk was de rol die het opvoedend personeel speelde in de opvoeding van de kinderen. De opvoedkundige taken die de ouders en grootouders op zich namen, waren eerder beperkt. Leopold I en Louise-Marie voerden een grote controle uit op de opvoeders en de opvoeding, maar ze namen zelf ze niet actief deel aan de opleiding van hun kinderen. Leopold II en Marie-Henriette namen nog minder ouderlijke taken op zich. Leopold bekommerde zich nauwelijks om zijn drie dochters. Hij had meer aandacht voor zijn neef, kroonprins Boudewijn. Marie-Henriette hield zich aanvankelijk wel regelmatig bezig met Louise, Leopold en Stephanie, maar na de dood van hun enige zoon verminderde haar energie om voor de overgebleven kinderen te zorgen. Filips en Maria waren meer bezig met hun kinderen. Maria gaf bijvoorbeeld zelf de eerste lessen aan Boudewijn. De tijd die ze met Boudewijn, Henriette, Josephine en Albert doorbrachten was nog beperkt, maar alleszins groter dan de tijd die Leopold I en Leopold II uittrokken om bij hun kinderen te zijn. Een verklaring is hiervoor niet direct te vinden. Misschien slorpten de verplichtingen verbonden aan de koninklijke functie alle tijd op.
Het opvoedend personeel nam dus de taken van de ouders over. De aangestelde opvoeders waren grotendeels dezelfde in de drie gezinnen. Er kan een onderverdeling gemaakt worden tussen de eerste opvoeders, de gouverneur/gouvernante en het overige personeel waarvan de leraars de belangrijkste groep vormden. Toch zijn er een aantal uitzonderingen. Conway vervulde in het gezin van Leopold I de rol van tussenpersoon tussen ouders en kinderen en tussen ouders en opvoeders. Hij was intendant van de civiele lijst, opvoedende taken pasten niet direct in zijn werkomschrijving. De opvolgers van Conway hielden zich volledig afzijdig van de opvoeding van de kinderen. Een andere opvoeder die maar in één gezin werkte was Thomas Braun. Deze man was als pedagoog betrokken bij de eerste opvoeding van prins Albert.
De gouverneur/gouvernante werd aangesteld als de kinderen ongeveer zes jaar waren. De keuze van een geschikte gouverneur/gouvernanter was niet eenvoudig. De gouverneur mocht niet té liberaal en niet té katholiek zijn, de ouders moesten immers rekening houden met de Belgische publieke opinie. De gouverneurs waren vaak van adellijke afkomst; het waren goede militairen of ze werden gekozen omwille van hun intellectuele capaciteiten. In de keuze van de gouverneurs is een evolutie merkbaar. Leopold I en Leopold kozen voornamelijk militairen. De gouverneur van Boudewijn was echter een geleerde, hij was doctor in de rechten. De gouverneur van Albert was voor zijn aanstelling werkzaam als functionaris bij de marine. De criteria die men hanteerde bij de keuze van gouvernantes waren niet erg duidelijk. Een aantal onder hen droegen een adellijke titel, maar zeker niet allemaal. De ervaring en de opleiding telden mee.
De twee zonen van Leopold en Louise-Marie hadden dezelfde gouverneurs. In totaal werkten vijf mannen als gouverneur van Leopold en Filips. Deze gouverneurs volgden elkaar op. De prinsen hadden op een bepaald moment wel tijdelijk twee gouverneurs. De gouverneurs in dit eerste gezin bleven dus maar enkele jaren in dienst. De prinsen Boudewijn en Albert hadden elk een eigen gouverneur, die tot aan het beëindigen van de studies deze functie bleef uitoefenen. Na hun functie als gouverneur werden beiden aangesteld als secretaris van de prins. De dienstjaren van deze gouverneurs waren dus veel langer dan die van de gouverneurs in het eerste gezin. Naar de reden voor dit verschil kunnen we slechts raden. De gouverneurs van het eerste gezin vertrokken om verschillende redenen, maar een terugkomende motivatie was het moeilijke gedrag van de prinsen en de zware werkdruk. De vakantiedagen van de gouverneurs waren immers beperkt, een probleem dat echter ook gold voor de gouverneurs van Boudewijn en Albert. De gouverneurs van het eerste gezin moesten voor elke aanpassing aan het onderwijsplan toestemming vragen aan het koninklijke paar. De gouverneurs van het laatste gezin hadden duidelijk al meer vrijheid verworven.
De prinsen Leopold en Filips deelden hun gouverneurs terwijl de prinsen Albert en Boudewijn elk één gouverneur hadden. Dit verschil is niet terug te vinden bij de gouvernantes. Charlotte had twee gouvernantes. De dochters van Leopold II en Marie-Henriette hadden in totaal vier gouvernantes, die betrokken waren bij de opvoeding van één of meerdere prinsessen. Noch Charlotte, noch Louise, Stephanie of Clementine hadden meerdere gouvernantes op één moment. Henriette en Josephine hadden aanvankelijk ook één gouvernante. Vanaf 1882 tot 1886 hadden deze twee prinsessen echter wel twee gouvernantes tegelijkertijd. De laatste jaren van hun opvoeding werden de dochters van Filips en Maria dan weer toevertrouwd aan één gouvernante.
Voor de kinderen van Leopold en Louise-Marie zocht men naast de gouverneur/gouvernante ook een ondergouverneur/ondergouvernante. Deze laatste functie kwam in de volgende twee gezinnen niet meer voor. De twee zonen van Filips kregen naast hun gouverneur wel een militaire gouverneur toegewezen. De functie van ondergouverneur en militaire gouverneur verschilde. De ondergouverneur gaf bijvoorbeeld een aantal lessen en vergezelde de prins op zijn uitstapjes. De titel van de militaire gouverneur verklapt zijn taken, hij hield zich enkel bezig met de militaire kant van de opleiding van de prinsen.
Een andere groep opvoeders waren de leraars. De criteria die de keuze van de leraars bepaalden, werden in geen enkel archiefdocument expliciet prijsgegeven. Het aantal bekende leraars is eerder beperkt te noemen. Sommige leraars, zoals Auguste Scheler, gaven les aan de kinderen van meerdere gezinnen. Leopold en Filips deelden dezelfde leraars. Charlotte had daarentegen haar eigen lerarenkorps. De kinderen van Filips en Maria hadden wel les van dezelfde leraars.
Deze gouverneurs en leraars gaven de kinderen thuis onderwijs. Erg vanzelfsprekend was dit niet. De voor- en nadelen van het thuisonderwijs en het gewoon onderwijs werden zorgvuldig afgewogen. De lessen werden gegeven in een speciaal daarvoor ingerichte studeerkamer. De prinsen Leopold en Filips hadden samen les. Charlotte daarentegen had geen studiegenoot. Hier kwam de volgende generatie verandering in. De lessen van de kinderen van Filips en Maria werden nog grotendeels gescheiden gegeven, maar toch volgden Boudewijn en Henriette een aantal vakken samen. Doordat de kinderen thuis onderwezen werden, was het contact met leeftijdsgenoten erg beperkt. Enkel de dochters van Leopold II en Marie-Henriette kenden het voorrecht om op donderdag en zondag een aantal uurtjes door te brengen in het Heilig Hart van Jette, een school voor gegoede meisjes. Of ze ook lessen volgden in deze school was niet duidelijk.
Het eigenlijke onderwijs begon bij de aanstelling van een gouverneur/gouvernante. Het naderende huwelijk betekende meestal het einde van de studies. Bij de lessen die de prinsen en prinsessen kregen namen de talen een voorname plaats in. De kinderen leerden het Frans, Engels en Duits correct lezen en schrijven. De eerste prinsen die de Nederlandse taal beheersten waren Boudewijn en Albert. Het Latijn werd zeker in het eerste en in het laatste gezin onderwezen, maar enkel Boudewijn en Albert leerde enige basisprincipes van het Grieks. De talenkennis werd aangevuld met geschiedenis en aardrijkskunde, waarbij telkens grote aandacht werd geschonken aan de plaats van België. Een groot aandachtpunt was daarnaast de morele en godsdienstige opleiding. De enige wetenschappelijke vakken die Leopold en Filips onderwezen kregen waren wiskunde, algebra en driehoeksmeting. De wetenschappelijke kennis van de twee zonen van Filips en Maria was uitgebreider. Naast de vakken die ook aan Leopold en Filips onderwezen werden, kregen Boudewijn en Albert lessen chemie en fysica. De prinsessen kregen ongeveer dezelfde de vakken als de prinsen, maar hun wetenschappelijke vorming werd meer verwaarloosd. Opvallende verschillen tussen de vakken van de kroonprinsen en de prinsen die niet bestemd waren om te regeren waren er niet.
De artistieke opleiding vulde deze intellectuele vorming aan. Alle prinsen en prinsen leerden tekenen, schilderen, muziek spelen en dansen. Een onderdeel van deze artistieke vorming dat enkel aan de prinsessen onderwezen werd, was het handwerk. Prinses Charlotte en de dochters van Leopold II leerden alleszins naaien en borduren. Of de prinsessen Henriette en Josephine ook lessen handwerk kregen, is niet duidelijk. De artistieke vorming leek uitgebreider te zijn voor de prinsessen. Wanneer bij één van hen bijvoorbeeld aanleg werd ontdekt voor het musiceren, dan zocht men een leraar die dit talent verder kon helpen ontwikkelen. Ook ’s avonds hielden zij zich vaak bezig met deze artistieke activiteiten, terwijl de prinsen op die momenten lessen voorbereidden.
De fysieke conditie van de kinderen werd onderhouden door de lessen gymnastiek en paardrijden die elke prins en prinses kreeg. Boudewijn en Albert leerden daarnaast ook schermen. De militaire opleiding was enkel bestemd voor de prinsen. Bij de prinsen Leopold en Filips werd de militaire vorming voornamelijk gericht op de praktijk. De militaire opleiding van Boudewijn en Albert was naast praktisch ook theoretisch. Boudewijn was de eerste prins die les volgde aan de Militaire School, na hem zou dit een traditie worden. De prinsen Boudewijn en Albert volgden verschillende wetenschappelijke en vooral militaire vakken. De militaire opleiding van de prinsen Filips en Albert werd aangepast. Beide prinsen waren immers niet direct voorbestemd om koning te worden. Van hen werd verwacht dat ze een militaire carrière uitbouwden.
Een onderdeel van de opleiding dat typisch genoemd kan worden voor de vorming van prinsen en prinsessen was hun voorbereiding op openbare functies. De contacten met de Belgische bevolking waren niet onbelangrijk. De prinsen en prinsessen waren aanwezig op tentoonstellingen, dansavonden, enzovoort. Verschillende Belgische steden werden bezocht. Bij de prinsen Boudewijn en Albert werden deze bezoeken zelfs in het opvoedingsplan opgenomen. Hetzelfde opvoedingsplan voorzag ook buitenlandse studiereizen. Leopold I reisde met zijn oudste zoon langs verschillende Europese hoven. De vraag is of we dit een echte studiereis kunnen noemen. De reis die prins Albert maakte naar de Verenigde Staten was dit zeker wel. De ontmoetingen met buitenlandse persoonlijkheden maakten ook deel uit van de voorbereiding op het uitoefenen openbare functies.
De prinsessen werden voorbereid op hun latere taken als echtgenote. Een duidelijk voorbeeld hiervan was prinses Stephanie. Tijdens haar verloving met Rudolf, de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije kreeg ze een aantal specifieke vakken onderwezen. Ze leerde de Hongaarse taal, literatuur en geschiedenis. Om te leren converseren met mensen van een verschillende rang woonde ze officiële diners bij.
Prins Leopold kreeg als kroonprins in feite geen speciale opleiding om hem voor te bereiden op zijn toekomstige taak als koning. Zijn vader leerde hem de Europese politiek kennen door hem hierover te schrijven in brieven. Daarnaast bepaalde de Belgische grondwet dat de kroonprins op achttienjarige leeftijd een zetel in de Senaat kreeg. Leopold en Boudewijn woonden dus regelmatig de zittingen van de senaat bij. Boudewijn en Albert werden beter voorbereid dan prins Leopold. Zij kregen vakken als politieke economie, recht en uitspraaklessen. De opleiding van de kroonprins evolueerde wel in de loop der jaren, maar toch meende ook prins Albert nog dat ze niet volstond. Hij ging zelf op zoek naar leraars die zijn kennis konden helpen uitbreiden. Zijn interesses richtten zich voornamelijk op sociale en economische problemen.
De dagindeling van de prinsen en prinsessen liet nauwelijks tijd over om zich te ontspannen. De dagelijkse wandelingen, die bij de ontspanning werden gerekend, hadden ook een opvoedkundig doel voor ogen: bijdragen tot de conditie en de gezondheid van de prinsen en prinsessen. De opleiding van de prinsen en prinsessen mag dus zeker als zwaar bestempeld worden, want de kinderen hielden nauwelijks tijd over voor zichzelf. Erg grote verschillen waren er niet tussen prinsen en prinsesen en tussen prinsen en kroonprinsen. Wel kunnen we stellen dat de prinsen het harder te verduren hadden, de verwachtingen voor hen lagen hoger. Onwetend waren de prinsen en prinsessen niet, maar goed voorbereid op alle vlakken kunnen we hen toch ook niet noemen. Een opleiding op universitair niveau ontbrak voor de kinderen in de drie gezinnen, enkel in het laatste gezin werd over het nut hiervan gediscussieerd. Wanneer we de situatie in de drie gezinnen met elkaar vergelijken, lijkt de opvoeding van het laatste gezin het beste te zijn.
Zowel de ouders als de verschillende opvoeders waren streng. Op de kleinste fout volgde een straf. Huiswerk dat niet correct gemaakt werd, moest worden verbeterd tijdens de schaarse vrije tijd. De opvoeding was ook streng in die zin dat er nauwelijks werd afgeweken van het opvoedingsplan en de dagindeling. Het was alleszins voor geen enkele prins of prinses eenvoudig om op te groeien aan het Belgische hof. Vergeleken met kinderen uit minder gegoede klassen was hun opleiding degelijker, maar de verplichtingen die ze reeds op jonge leeftijd kregen, maakten het moeilijk om echt kind te zijn.
De opvoeding aan het Engelse hof in de zeventiende en achttiende eeuw toonde opvallend veel gelijkenissen met de opvoeding die de Belgische prinsen en prinsessen kregen in de negentiende eeuw. In de zeventiende en de achttiende eeuw was een prins of prinses een kind van de staat, zijn toekomst werd bepaald door de koning, vaak zonder overleg met de ouders. De prinsen en prinsessen kwamen in handen van personeel die de ouderlijke functie uitoefenden. Na een periode toevertrouwd te worden aan kindermeisjes en een gouvernante voor de kleuters, werd een gouverneur/gouvernante gezocht. Deze persoon was ofwel van adellijke afkomst, ofwel had hij/zij een belangrijke politiek of militaire functie.[905]
De nadruk lag in de opleiding op de kennis van, aardrijkskunde en geschiedenis. Bij deze laatste twee vakken schonk men vooral aandacht voor het nationale aspect. Het onderwijs van wetenschappelijke vakken was eerder beperkt. Enkel wiskunde werd gestudeerd omdat het militair van belang kon zijn. Er werd ook veel aandacht geschonken aan de religieuze opvoeding van de prinsen en prinsessen. Daarnaast kregen de prinsen en prinsessen ook een artistieke vorming. Ze leerden dansen, een belangrijke activiteit aan de verschillende hoven. De prinsessen moesten daarnaast minstens één instrument leren bespelen. Voor de prinsen werd er ook een beperkte muzikale opleiding voorzien. De meisjes leerden bovendien naaien en andere huiselijke vaardigheden. De militaire training en de studiereizen waren enkel bedoeld voor de prinsen. De militaire opleiding begon al op zeer jonge leeftijd.[906]
De opvoeding die de Nederlandse kroonprins Willem kreeg, verschilde toch op een aantal essentiële punten van de vorming van de Belgische prinsen en prinsessen. Willem kwam onder de hoede van een gouverneur en ondergouverneur. Beiden waren militairen, de gouverneur was van adellijke afkomst. De functie van ondergouverneur verdween na verloop van de jaren. Een groot verschil was de plaats waar het onderwijs werd verschaft. De Belgische prinsen en prinsessen kregen thuis onderwijs, de Nederlandse kroonprins ging naar een gewone school. Zijn eerste lessen kreeg hij in de school van Margadant. Vanaf zijn twaalfde verjaardag volgde Willem les in Noorthey, een pensionaat voor kinderen uit de hoogste klassen. Op die manier kwam hij veelvuldig in contact met leeftijdsgenoten. Door het verblijf in Noorthey zag de prins zijn ouders nauwelijks, slechts zes weken per jaar mocht hij het internaat verlaten. Tijdens deze zesweekse vakantie moest de prins dan nog een aantal verplichte studiereizen in binnen- en buitenland maken. De rol van zijn ouders was dus nog beperkter dan die van de ouders aan het Belgische hof.
De vakken waarop de nadruk lag waren, net als aan het Belgische hof, de talen, aardrijkskunde en geschiedenis. De kennis van wiskunde en Latijn werden niet noodzakelijk geacht. Daarnaast kreeg Willem lessen natuurkunde en schrijfkunst. Een essentieel onderdeel van de opvoeding was de godsdienstige opvoeding. Dansen, schermen en gymnastiek onderhielden de conditie van de prins. Aan de artistieke opleiding werd echter niet zoveel aandacht besteed als in België. Willem leerde tekenen en dansen, maar daar bleef het bij.
Het was vooral de koning die de militaire opleiding van groot belang vond voor de kroonprins. Echt veel tijd werd hier echter niet aan besteed. De prins leerde wel omgaan met een geweer en werd op dertienjarige leeftijd voorgesteld aan de Nederlandse troepen, maar slechts vier weken per jaar was de prins met dit onderdeel van zijn opleiding bezig en dit pas vanaf 1855. De militaire vorming was zowel theoretisch als praktisch. Hij kreeg bijvoorbeeld lessen militaire geschiedenis, strategie en versterking aan de Militaire Academie van Breda. Hij leerde een bataljon commanderen en ging mee op manoeuvres.
Zijn algemene vorming werd ondertussen zeker niet verwaarloosd. Na zijn verblijf in Noorthey vertrok de Nederlandse kroonprins naar Leiden. Hij volgde er lessen aan de universiteit. De vakken politieke economie, recht en politieke geschiedenis werden onder andere in zijn lessenrooster opgenomen. Daarnaast begon de opleiding die hem voorbereidde op zijn latere taak als koning. Hij kreeg de vakken natuur-, volken- en staatsrecht. Willem leerde daarnaast het burgerlijk wetboek kennen en volgde ook nog vakken als staathuishoudkunde en statistiek van Nederland. De Nederlandse kroonprins kreeg dus duidelijk een meer veelzijdige en degelijkere opvoeding dan zijn Belgische lotgenoten in de negentiende eeuw.[907]
Ondertussen is de opvoeding aan het Belgische hof sterk veranderd. De huidige prinsen en prinsessen gaan naar een gewone school en later naar de universiteit. Alledaags kan men het leven van prinsen en prinsessen nog steeds niet noemen. Ze worden omringd door veiligheidsmensen en hebben een reeks verplichtingen. De omgeving waarin de kinderen opgroeien blijft erg belangrijk. Een goede relatie met de ouders en de mogelijkheid om eigen talenten te ontwikkelen spelen een rol in de normale ontwikkeling van het kind.[908]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] K. de Clerck en L. Troch. De opvoeding van een prins van Oranje in het midden van de negentiende eeuw. Den Haag, 1979.
[2] N. Japiske. Opvoeding van prinsessen en prinsen van de huizen Oranje en Oranje Nassau. Vanaf Willem I, prins van Oranje tot en met Juliana, prinses der Nederlanden. Rotterdam, 1947.
[3] W. Boyd. The History of Western Education. Londen, 1928.
[4] W. Seghers. De opvoeding van koningskinderen: een vergelijkende studie van de Franse Bourbons en de Oostenrijkse Habsburgers (tweede helft 17de tot eind 18de eeuw). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Geschiedenis, 1992.
[5] E. Gregg. ‘The education of princes: Queen Anne and her contempories’ in: J.D. Browning. Education in the 18th century. New York en Londen, 1979.
[6] H.R.H. Prince Chula Chakrabongse of Siam. The education of the Enlightened Despots: A review of the youth of Louis XV of France, Frederick II of Prussia, Joseph II of Austria, and Catherine II of Russia. Londen, 1948.
[7] Gregg, ‘The education of princes’, 78.
[8] T. De Grave. De militaire vorming van de koninklijke prinsen. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Koninklijke Militaire school,1995.
[9] Ch. Terlinden. ‘Papiers de lieutenant général De Lannoy, gouverneur des princes royaux, 1846-1849’. Bulletin de la Commission Royale d’Histoire, 103 (1938) 279-353.
[10] Brussel, Archief van het Koninklijk Paleis (verder AKP), Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 3 december 1843, 1/2.
[11] Brief van Leopold aan Sophie, 24 juli 1833, in: J. Puraye en H.O. Lang (eds). Lettres de Léopold Ier à sa sœur la princesse Sophie; à son beau-frère Emmanuel, comte de Mensdorff-Pouilly; à son neveu Alphonse, comte de Mensdorff-Pouilly, 1804-1864. Luik, 1973, 248-249.
[12] G. Freddy. Léopold II intime. Paris, 1905, 17-18.
[13] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Louis-Filip-Leopold van België, 1833, 7/5.
[14] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Louis-Filip-Leopold van België, 1833, 7/4.
[15] Brief van Leopold aan Sophie, 10 december 1833, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 254-257.
[16] Brief van Leopold aan Emmanuel, 26 december 1833, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 258-259.
[17] M. Kerckvoorde. Louise van Orléans. Het vergeten leven van Louise-Marie, eerste koningin van België. Tielt, 1988, 57-59.
[18] H. d’Ursel (ed). La cour de Belgique et la cour de France de 1832 à 1850. Lettres intimes de Louise-Marie d’Orléans au roi Louis-Philippe et à la reine Marie-Amélie. Parijs, 1933, 29.
[19] Brief van Leopold aan Sophie, 3 april 1834, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 260-621. Vgl. Brief van Leopold aan Sophie, 28 april 1834, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 266-267.
[20] Kerckvoorde, Louise van Orléans, 60.
[21] Brief van Leopold aan Sophie, 15 oktober 1834, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 282-284.
[22] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria III/5, brief van 26 maart 1847.
[23] G.-H. Dumont. Léopold II. Parijs, 1990, 24.
[24] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Leopold hertog van Brabant, 1835, 8/2.
[25] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Leopold hertog van Brabant, 1835, 8/4. De plechtigheid vertoonde grote gelijkenissen met die van zijn overleden broer.
[26] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en de Franse koninklijke families, brief van Louise-Marie aan Louis-Philippe, 30 december 1835, 641/207.
[27] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 22 november 1836, 645/202.
[28] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. I, brief van 31 maart 1837.
[29] M. Schweistal. ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’. Annales de la Société d’Archéologie de Bruxelles, 22 (1908) 7.
[30] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de Grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Filips Graaf van Vlaanderen, 1837, 9/1.
[31] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 23 juni 1837.
[32] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. II, brief van 30 juni 1837.
[33] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en de Franse koninklijke families, brief van Louise-Marie aan Louis-Philippe, 4 oktober 1837, 641/115.
[34] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria I/3, brief van 17 januari 1840.
[35] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. IV, brief van 26 januari 1838.
[36] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. IV, brief van 10 maart 1838.
[37] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria I/3, brief van 6 maart 1840.
[38] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria I/3, brief van 9 juni 1840.
[39] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria I/3, brief van 25 juni 1840.
[40] D. Devreese. ‘Van de Franse lelie naar de adelaar van Napoleon. De waan van keizerin Charlotte van Mexico’. Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 27 (1997) 351-387.
[41] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria I/4, brief van 20 oktober 1840.
[42] AKP, Fonds Leopold I, Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 28 juni 1840, 648/164. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 22 november 1840, 648/302.
[43] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria II/1, brief van 17 december 1841.
[44] Dumont, Léopold II, 35.
[45] Brief van Leopold aan Emmanuel, 9 november 1850, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold Ier, 390-391.
[46] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/1, brief van 25 oktober 1850.
[47] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/1, brief van 28 oktober 1850.
[48] Een lijst van het opvoedend personeel van de besproken prinsen en prinsessen vindt men in bijlage.
[49] Dumont, Léopold II, 23.
[50] Kerckvoorde, Louise van Orléans, 55.
[51] Brief van Leopold aan Sophie, 10 december 1833, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold I, 254-257.
[52] Kerckvoorde, Louise van Orléans, 55-56.
[53] Brief van Leopold aan Sophie, 15 juni 1835, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold I, 290-292.
[54] Brief van Goffinet aan prins Leopold, 11 januari 1871, in: V. Capron (ed.). Un précieux enfant, Leopold duc de Brabant comte de Hainaut, 12-6-1859 – 22-1-1869. Brussel, 1990, 131-133.
[55] Brief van Leopold aan Sophie, 15 juni 1835, in: Puraye en Lang (eds.), Lettres de Léopold I, 290-292.
[56] Conway (1804-1871) stond aan het hoofd van de civiele lijst. Zijn taak bestond erin om het persoonlijk patrimonium van Leopold en Louise-Marie te beheren en uit te breiden. Conway was bovendien de secretaris van Louise-Marie. Zie: Kerckvoorde, Louise van Orléans, 225-227.
[57] AKP, Archief van Conway, brief van Conway aan Leopold I, 26 augustus 1835, 496I/8.
[58] De gouvernante wordt in de bronnen soms Textor, soms Testas genoemd.
[59] Leopold I kende Baron Christian von Stockmar van in zijn jeugd. Hij was arts van beroep. De man was afkomstig uit Coburg, waar hij bleef wonen met zijn vrouw en kinderen. Hij oefende zijn beroep uit in België, Coburg, Engeland en Pruisen. Zie: Kerckvoorde, Louise van Orléans, 221-223.
[60] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 26 juni 1837.
[61] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 8 februari 1841, 649/39.
[62] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 13 maart 1844, 652/68.
[63] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 1 april 1841, 649/91.
[64] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 20 mei 1841, 649/124.
[65] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 mei 1844, 652/103.
[66] AKP, Ex. collectie Leopold III, Correspondentie van Leopold I aan Leopold II (1839-1854), brief van juli 1851, 4/17.
[67] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 3 juni 1844, 652/121.
[68] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 4 april 1841, 649/94.
[69] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Louise-Marie aan Filips, 21 oktober 1842, 2/5.
[70] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 19 maart 1840, 648/72.
[71] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 11 mei 1840, 648/124.
[72] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 23 mei 1840, 648/137.
[73] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 21 februari 1842, 650/53. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 22 februari 1842, 650/54. Frankrijk kende in de negentiende eeuw een grootschalige voedsterindustrie. Zie: F. Faÿ-Sallois. Les nourrices à Paris au XIXe siècle. Parijs, 1980.
[74] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 14 juni 1841, 649/148.
[75] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 juni 1841, 649/150.
[76] Wie deze hertogin was, heb ik niet kunnen achterhalen.
[77] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 29 maart 1840, 648/81.
[78] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 19 juli 1840, 648/185. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 23 september 1840, 648/241.
[79] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 26 september 1840, 648/244.
[80] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 2 oktober 1840, 648/650.
[81] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 26 september 1840, 648/244.
[82] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 10 maart 1842, 650/70. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 1 oktober 1840, 648/249.
[83] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 21 februari 1842, 650/53.
[84] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 11 maart 1842, 650/71.
[85] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 23 januari 1841, 649/23.
[86] Hallart (1797-1870) werd op 18 oktober 1830 tot kapitein van het geniekorps benoemd. Hij speelde een belangrijke rol bij de belegering van de citadel van Antwerpen. In 1838 werd hij tot majoor bevorderd. In 1844 promoveerde hij tot luitenant-kolonel. Zie: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 287. De eerste gouverneur van prins Leopold wordt in de bronnen zowel Hallart als Allard genoemd.
[87] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 1 april 1841, 649/94.
[88] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 20 mei 1841, 649/124.
[89] H. Tarlier. Almanach Royal de Belgique pour l’an 1844. Brussel, 1844, 44.
[90] Montegnie (1816-1898) begon in 1835 zijn studies aan de Militaire School. In 1837 werd hij benoemd tot onderluitenant. Later promoveerde hij tot luitenant-kolonel. Zie: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284.
[91] De Briey (1803-?) werd tot kapitein van het geniekorps benoemd in 1831. Zie: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285.
[92] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 26 mei 1846, 496I/112.
[93] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 21 februari 1846, 496I/109.
[94] Brief van Conway aan De Lannoy, 23 juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 293-294.
[95] Brief van Conway aan De Lannoy, 22 mei 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285.
[96] De Lannoy (1799-1889) ontving in 1823 aan de universiteit van Gent het diploma van doctor in de exacte wetenschappen. Vier jaar later werd hij tot hoogleraar voor exacte wetenschappen en fysica aan de Militaire Academie van Breda benoemd. Na de Belgische revolutie werd hem gevraagd om in dienst te treden van de nieuwe Belgische staat. Hij kreeg de keuze tussen een leerstoel aan een universiteit of een militaire graad. Hij koos voor het laatste. Zie: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 279-281.
[97] Brief van Conway aan De Lannoy, 22 mei 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285.
[98] Brief van Conway aan De Lannoy, 22 mei 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285.
[99] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 26 mei 1846, 496I/112.
[100] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 26 mei 1846, 496I/112.
[101] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 30 mei 1846, 496I/113. Vgl. Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[102] Brief van Conway aan De Lannoy, 1 juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 285.
[103] Brief van Jules Van Praet aan De Lannoy, 1 juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 286.
[104] P. Daye. Léopold II. Parijs, 1934, 23.
[105] Brief van Conway aan De Lannoy, 2 juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 286-288.
[106] Prisse (1788-1856) volgde lessen in de Militaire School van Fontainebleau. In 1809 werd hij tot onderluitenant benoemd. In 1814 promoveerde hij tot kapitein. Hij verliet in mei 1814 het Franse leger om in dienst te treden van het leger van de Nederlanden. In 1830 besloot hij de Belgen te dienen en kreeg hij de graad van luitenant-kolonel toegewezen. De titel van Baron werd op 15 mei 1844 aan zijn naam toegevoegd. Vooraleer hij in dienst trad van de prinsen werd hij nog in 1845 tot luitenant-generaal benoemd, bekleedde hij nog een functie op het ministerie van oorlog en werd hij benoemd tot minister van staat. Zie: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 306-307. Vgl. Goblet d’Alviella. ‘Prisse (Albert-Florent-Joseph, baron)’. Biographie nationale, 18 (1905) 258-270.
[107] Brief van Conway aan De Lannoy, 24 oktober 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 351.
[108] Brieven van Jules van Praet aan De Lannoy, 17 september-18 september 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 339-341.
[109] Memoires van De Lannoy, september 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 341-342 en 346-348.
[110] Memoires van De Lannoy, 19 september 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 343-346.
[111] Memoires van De Lannoy, 19 september 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 343-346.
[112] Memoires van De Lannoy, 25 oktober 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 352. Over Winterhalter: R. Ormond en C. Blackett-Ord (eds.). Franz Xaver Winterhalter et les cours d’Europe de 1830 à 1870. Parijs, 1988.
[113] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 28 november 1849, 497/44.
[114] De Almanach Royal vermeldt Prisse in 1850 voor de laatste keer. Prisse vertrok waarschijnlijk pas in 1851. Hij werd immers nog vermeld in een brief van december 1850. Zie: AKP, Archief Conway, brief van De Briey aan Conway, 13 december 1850, 554/1
[115] AKP, Archief Conway, brief van De Briey aan Conway, 13 december 1850, 554/1; AKP, Archief Conway, nota van De Briey, december 1850, 554/2 en AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van 30 januari 1851.
[116] AKP, Archief Conway, brief van De Briey aan Conway, 13 december 1850, 554/1.
[117] AKP, Archief Conway, nota van De Briey, december 1850, 554/2.
[118] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 29 maart 1850, 497/70.
[119] AKP, Archief Conway, nota van De Briey, december 1850, 554/2.
[120] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van 30 januari 1851.
[121] Antoinette-Denise de Grimoard de Beauvoir du Roure de Beaumont Brison, kortweg Denise d’Hulst, was de dochter van markies du Roure en Elisabeth le Clerc de Juigné. Ze werd geboren in Parijs op 21 februari 1807. In 1829 huwde ze haar neef Joseph Maurice le Sage d’Hauteroche. Zijzelf en haar familieleden waren vertrouwelingen aan het hof van Orléans. Ze was een jeugdvriendin van koningin Louise-Marie. In 1851 werd ze benoemd tot gouvernante van Charlotte. Zie: De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 30-31.
[122] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 18 september 1852, 10/13.
[123] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 21 september 1852, 9/57.
[124] De Closset (1827-1866) was hoogleraar letteren en wijsbegeerte aan de universiteit van Luik. Hij was een kenner van de Oosterse en klassieke talen en van geschiedenis en filosofie. Zie: A. le Roy. L’Université de Liège depuis sa fondation. Luik, 1869, 139-141.
[125] AKP, Archief Conway, brief van De Closset aan Conway, 21 februari 1853, 554/7.
[126] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 29 september 1853, 10/26
[127] Schweistal, ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’, 18.
[128] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3 en 553/9. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, s.d., 553/5 en 553/7.
[129] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[130] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, s.d., 553/5.
[131] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 25 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 304.
[132] AKP, Archief Conway, nota van De Briey, december 1850, 554/2.
[133] AKP, Archief van Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[134] Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[135] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 9 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 302.
[136] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[137] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 20 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’,295-296. Vgl. Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 4 juni 1847, in: Terlinden. ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 320-321.
[138] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[139] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 20 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 295-296.
[140] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 13 februari 1852, 10/10.
[141] AKP, Archief Conway, studiebulletin van prins Filips opgesteld door Léon De Closset, 4 december 1853, 556.
[142] Brief van Conway aan De Lannoy, 22 mei 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285. Vgl. Brief van Conway aan De Lannoy, 13 juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 288-289 en brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.) ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[143] Brief van Conway aan De Lannoy, 4 oktober 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 350.
[144] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, s.d., 553/5.
[145] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[146] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, s.d., 553/5.
[147] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 26 september 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 301-302.
[148] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 25 oktober 1855, 486/16.
[149] AKP, Archief Conway, brief van Filips aan Conway, 24 oktober 1855, 486/20.
[150] Brief van Regnier aan De Lannoy, 20 december 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 326-327.
[151] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[152] AKP, Archief Conway, nota van Conway aan Louise-Marie, 8 oktober 1849, 553/1.
[153] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[154] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[155] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 21 november 1851, 9/35.
[156] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[157] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[158] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[159] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[160] Brief van Conway aan De Lannoy, 8 mei 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 337-338.
[161] AKP, Archief Conway, nota van De Briey, december 1850, 554/2.
[162] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[163] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/9.
[164] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 21 februari 1846, 496I/109.
[165] Brief van Conway aan De Lannoy, 24 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 303.
[166] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 21 februari 1846, 496I/109.
[167] Brief van Conway aan De Lannoy, 2 februari 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 316.
[168] Brief van Conway aan De Lannoy, 25 september 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 299-300.
[169] Brief van Montegnie aan De Lannoy, 9 september 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 299.
[170] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, s.d., 553/5.
[171] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 31 augustus 1852, 9/54. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 2 september 1852, 10/12.
[172] Brief van Conway aan De Lannoy, 9 december 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 304-305.
[173] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 26 februari 1844, 652/52. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, 649/304, 652/43, 652/46, 652/68 en 652/70.
[174] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 mei 1844, 652/103.
[175] AKP, Archief Conway, Brief van Conway aan een onbekende bestemmeling, 16 november 1849, 520/4.
[176] AKP, Archief Conway, richtlijnen van Louise-Marie betreffende prinses Charlotte, ca. 1849, 558.
[177] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Leopold aan Graaf D’Hulst, 20 oktober 1850, 8/4.
[178] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Leopold aan Gravin D’Hulst, 20 november 1850, 8/6.
[179] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van 2 december 1850.
[180] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van 6 december 1850.
[181] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 24 juni 1851, 520/123.
[182] AKP, Archief D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 16 december 1850, 9/6.
[183] De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 31.
[184] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan een onbekende bestemmeling, 24 juni 1851, 520/14.
[185] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/4, brief van 1 augustus 1851.
[186] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 22 september 1851, 11/8.
[187] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, s.d., 9/31. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 26 oktober 1851, 10/9.
[188] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 15 november 1851, 9/34.
[189] AKP, Archief Conway, brief van De Montanclos aan Leopold, 1 april 1852, 520/19.
[190] AKP, Archief Conway, brief van Troguor aan Conway, 17 mei 1852, 520/20.
[191] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/5, brief van 23 juni 1852.
[192] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 26 september 1840, 648/244.
[193] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/5, brief van 23 juni 1852.
[194] AKP, Archief van Mexico, brief van Leopold aan Charlotte, 21 juni 1852, 15/19. Leopold schreef zijn dochter regelmatig Engelse brieven, hij vond dit een goede oefening voor de prinses om de vreemde taal onder de knie te krijgen.
[195] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 2 september 1852, 10/12.
[196] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 18 september 1852. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 21 september 1852, 9/57 en AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 8 oktober 1852, 496II/182.
[197] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 8 oktober 1852, 496II/182.
[198] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 18 oktober 1852, 11/22.
[199] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 30 januari 1853, 10/16.
[200] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 20 november 1853, in: V. Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Leopold. 1850-1868, Brussel, s.d., 14-15.
[201] Marie de Bovée (1798-1873) was de dochter van luitenant-kolonel De Bovée, de bewaker van het vluchtelingenkorps. Zie: De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 31.
[202] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 8 juli 1853, 11/35.
[203] Brief van Charlotte aan Leopold, 12 augustus 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Leopold, 11.
[204] AKP, Archief Conway, brief van De Bovée aan Conway, 12 april 1854, 485/150.
[205] AKP, Archief Conway, brief van De Bovée aan Conway, 13 april 1854, 513/3.
[206] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 20 april 1854, 485/149.
[207] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 1 mei 1854, 502/62.
[208] AKP, Archief Conway, brief van De Bovée aan Conway, 5 mei 1854, 513/5.
[209] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 20 juni 1857, 11/78.
[210] AKP, Archief Conway, richtlijnen van koningin Louise-Marie betreffende prinses Charlotte, ca. 1849, 558.
[211] AKP, Archief Conway, richtlijnen van koningin Louise-Marie betreffende prinses Charlotte, ca. 1849, 558.
[212] AKP, Archief Conway, brief van De Montanclos aan Leopold, 1 april 1852, 520/19.
[213] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 29 maart 1853, 11/31.
[214] AKP, Archief van Mexico, brief van D’Hulst aan Charlotte, 25 juli 1853, 81/11.
[215] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan De Montanclos, 24 juni 1851, 520/14.
[216] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, s.d., 11/15. Vgl. Archief van Mexico, brief van D’Hulst aan Charlotte, 12 februari 1853, 81/2.
[217] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 7 februari 1853, 11/28.
[218] AKP, Archief Conway, nota van D’Hulst aan De Bovée, 2 juli 1853, 513/2.
[219] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 19 januari 1853, 11/27.
[220] AKP, Archief van Mexico, brief van D’Hulst aan Charlotte, 27 januari 1853, 81/1.
[221] Scheler (1819-1890) was in 1836 een student van de faculteit theologie van Erlangen. Een aantal jaren later volgde hij aan de universiteit van Bonn lessen filosofie, geschiedenis en kunstgeschiedenis. In 1839 werd hij doctor in de filosofie aan de universiteit van Erlangen. Hij hield zich bezig met het vertalen en uitgeven van verschillende werken. Zie: A. Couson. ‘Scheler (Auguste)’. Biographie nationale, XXI (1911-1913), 641-656.
[222] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 8 oktober 1849, 497/35.
[223] Brief van Conway aan De Lannoy, 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 328.
[224] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 3 januari 1850, 497/47.
[225] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 25 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 304.
[226] Brief van Conway aan De Lannoy, 2 augustus 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 298.
[227] Brief van Scheler aan De Lannoy, 20 december 1848, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 335-336.
[228] Couson, ‘Scheler (Auguste)’, 647.
[229] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 28 november 1849, 497/44.
[230] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 3 januari 1850, 497/47.
[231] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van 2 december 1850.
[232] AKP, Archief Conway, brief van baron de Sems aan Leopold, 4 januari 1853, 555/1. Vgl. AKP, Archief Conway, brief van baron de Sems aan Conway, 4 januari 1853, 555/2.
[233] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 7 januari 1853, 555/3. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van D’Hulst voor De Bovée, 2 juli 1853, 513/2.
[234] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 7 februari 1853, 11/28.
[235] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 22 januari 1853, 502/36.
[236] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 6 mei 1854, 10/31.
[237] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 21 april 1854, 485/158.
[238] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 20 april 1854, 485/149.
[239] AKP, Archief Conway, richtlijnen van koningin Louise-Marie betreffende prinses Charlotte, ca. 1849, 558.
[240] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 1 april 1841, 649/91.
[241] Brief van Conway aan De Lannoy, 12 januari 1848, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 331.
[242] AKP, Archief Conway, richtlijnen van Louise-Marie aan de opvoeders, 24 oktober 1849, 553/9.
[243] Brief van Conway aan De Lannoy, 27 september 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 300-301.
[244] AKP, Archief Conway, brief van Filips aan Conway, 29 april 1858, 489/15.
[245] De Grave, De militaire vorming, 17.
[246] Dumont, Léopold II, 36-37.
[247] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 23 september 1853, 502/59.
[248] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Louise-Marie, 3 januari 1850, 497/47.
[249] Brief van Conway aan De Lannoy, 31 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 297-298.
[250] Brief van Conway aan De Lannoy, 29 september 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 325.
[251] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold, 17 september 1846, 496I/115.
[252] AKP, Archief Conway, brief van prins Leopold aan Conway, 11 juli 1851, 498/1.
[253] Deschamps (1810-1883) stond bekend om zijn goede preken. Hij werd aartsbisschop van Mechelen. Zie: De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 33-34.
[254] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 19 augustus 1853, 10/25.
[255] De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 34.
[256] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 5 oktober 1853, 11/39. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 9 april 1855, 11/52.
[257] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 25 maart 1855, 10/36.
[258] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 17 maart 1857, 11/75.
[259] Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[260] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 27 augustus 1843.
[261] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 17 februari 1845.
[262] Freddy, Léopold II intime, 31.
[263] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 16 maart 1842.
[264] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 16 november 1840, 648/296.
[265] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 22 september 1840, 648/240.
[266] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 2 augustus 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 324.
[267] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 8 oktober 1852, 650/119.
[268] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria II/2, brief van 6 januari 1843.
[269] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 9 april 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 317.
[270] AKP, Archief Conway, richtlijnen van Louise-Marie aan de opvoeders, 24 oktober 1849, 553/9, 553/5 en 553/7. Vgl. AKP, Archief Conway, richtlijnen van Louise-Marie betreffende prinses Charlotte, ca. 1849, 558.
[271] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 19 augustus 1849, 553/2 en 553/6.
[272] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[273] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 20 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 295-296.
[274] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 19 april 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 318.
[275] Brief van Louise-Marie aan prins Leopold, 28 juni 1849, in: Freddy, Léopold II intime, 27-28.
[276] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Louise-Marie aan Filips, 7 juli 1845, 2/6.
[277] Brief van Louise-Marie aan prins Leopold, 30 juni 1845, in: D. Allard, G. Janssens en J. Stengers (ed.). Nieuw licht op Leopold I & Leopold II. Het Archief Goffinet. Brussel, 1997, 33.
[278] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 20 februari 1843, 651/42.
[279] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 17 mei 1844.
[280] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 20 mei 1844.
[281] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria II/1, brief van 27 juli 1841.
[282] Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[283] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 13 januari 1851, 4.
[284] Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[285] Brief van Leopold aan De Lannoy, 28 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 296-297.
[286] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 18 november 1839.
[287] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 30 november 1848, 2.
[288] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 5 december 1849, 2.
[289] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 18 november 1850, 3.
[290] G. Kirschen. De opvoeding van een prins. Gesprekken met koning Leopold II. Kalmthout, 1986, 18-19.
[291] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 1849, 2.
[292] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 30 maart 1844.
[293] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 29 januari 1851, 4. Vgl. AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 6 augustus 1851, 4.
[294] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 21 november 1850, 3.
[295] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 3 december 1843, 1/2 (deel 1).
[296] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 31 oktobrt 1849, 1/6 (deel 1).
[297] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 6 december 1849, 2.
[298] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 12 oktober 1849, 1/5 (deel 1).
[299] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 24 juli 1851, 1/16 (deel 1).
[300] AKP, Archief van Mexico, brief van Leopold aan Charlotte, 8 maart 1854, 15/28.
[301] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 17 november 1850, 3.
[302] AKP, Archief van Mexico, brief van Leopold aan Charlotte, 17 november 1850, 15/5.
[303] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Leopold aan Filips, 12 november 1850, 1/8 (deel 1).
[304] B. Emerson, Leopold II of the Belgians King of Colonialism. Londen, 1979, 7. Freddy, Léopold II intime, 28. Kerckvoorde, Louise van Orléans, 87.
[305] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 10 maart 1842, 650/70.
[306] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 19 maart 1852, 502/23.
[307] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 21 maart 1853, 502/38.
[308] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 9 oktober 1854, 502/67.
[309] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Louis-Philippe aan Filips, 21 februari 1854, 19/17.
[310] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgisch en Franse koninklijke families, brief van 30 april 1846, 641/35.
[311] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 6 december 1850, 502/2.
[312] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 28 december 1850, 502/3.
[313] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en de Franse koninklijke families, brief van Charlotte aan Louis-Philippe, 3 oktober 1849, 641/7.
[314] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 29 september 1853, 10/26.
[315] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold I, 23 april 1850, 553/4.
[316] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold I, 23 april 1850, 553/4.
[317] AKP, Archief Conway, brief van Conway aan Leopold I, 23 april 1850, 553/4.
[318] Brief van Conway aan De Lannoy, 22 mei 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 284-285.
[319] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[320] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 12 februari 1852, 9/45.
[321] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 7 augustus 1852, 9/53.
[322] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 23 januari 1841, 649/23. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 26 januari 1841, 649/26.
[323] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van Louise-Marie aan Louis-Philippe, 30 december 1838, 641/143.
[324] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van Louise-Marie aan Louis-Philippe, 29 april 1838, 641/139.
[325] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 november 1841, 649/267.
[326] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 24 december 1841, 649/306.
[327] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 december 1841, 649/297.
[328] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 19 mei 1841, 649/123.
[329] Het tijdstip waarop de verschillende vakken voor het eerst onderwezen werden, vindt men in de bijlage over het opvoedend personeel.
[330] Emerson, Leopold II of the Belgians, 8.
[331] M. Kerckvoorde. Marie-Henriette. Een vrouw in de schaduw van een reus, Leopold II. Tielt, 1997, 10.
[332] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 6 december 1841, 649/288.
[333] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Filips aan Leopold, 18 mei 1847, 1/14 (deel 2).
[334] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 26 juli 1855, 486/27.
[335] AKP, Archief van Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 19 januari 1855, 10/35.
[336] AKP, Archief van Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 7 mei 1855, 10/37.
[337] AKP, Archief van Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 24 oktober 1855, 486/20.
[338] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[339] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 22 augustus 1852, 502/28.
[340] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 5 januari 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 312.
[341] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 15 mei 1844, 652/103.
[342] Charlotte en haar echtgenoot kregen het voorstel om keizer en keizerin van Mexico te worden. Ze namen de uitdaging aan.
[343] Adrien Goffinet (1812-1886) werd in 1851 ordonnansofficier van koning Leopold I, in 1853 benoemde men hem tot ordonnansofficier van de kroonprins. Vanaf dat moment oefende Goffinet verschillende functies uit in het koninklijk paleis. Hij werd voor deze taken opgevolgd door zijn zoons Adrien en Constant Goffinet. Zie ook: G. Janssens. ‘De Goffinets, archivarissen van de koninklijke familie en beheerders van het fortuin van koning Leopold II’ in: Allard, Janssens en Stengers (ed.). Nieuw licht op Leopold I & Leopold II, 15-21.
[344] AKP, Correspondentie tussen koning Leopold II en Adrien Goffinet, brief van 19 november 1868.
[345] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[346] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie op de observatie van De Briey, s.d., 553/6. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3.
[347] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[348] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie op de observatie van De Briey, s.d., 553/6. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3.
[349] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 20 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 295-296.
[350] Brief van Scheler aan De Lannoy, 20 december 1848, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 335-336.
[351] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 19 december 1853, 11/41.
[352] Schweistal, ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’, 17.
[353] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8 en AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie op de observatie van De Briey, s.d., 553/6. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3.
[354] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8 en AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie op de observatie van De Briey, s.d., 553/6. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3.
[355] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[356] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[357] AKP, Archief Conway, rapport van De Briey, 9 oktober 1849, 553/8.
[358] AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie op de observatie van De Briey, s.d., 553/6. Vgl. AKP, Archief Conway, nota van Louise-Marie, 24 oktober 1849, 553/3.
[359] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 20 juli 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 295-296. Vgl. Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 4 juni 1847, in: Terlinden (ed.) ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 320-321.
[360] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 21 juli 1840, 648/187.
[361] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 28 november 1840, 648/308.
[362] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 13 februari 1852, 10/10.
[363] M. Vermeire. ‘De ‘Princes-artistes’, koningin Louise-Marie’ in: H. Balthazar en J. Stengers (ed.). Dynastie en cultuur in België. Antwerpen, 1990, 383.
[364] Madou (1796-1877) was een bekend lithograaf. Zie: N. Walch. J.B. Madou. Lithograaf. Brussel, 1977.
[365] P. Raspé. ‘Het muziekleven in de 19de eeuw’ in: Balthazar en Stengers (ed.), Dynastie en cultuur in België, 266.
[366] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/2, brief van Charlotte aan Leopold, 15 november 1850.
[367] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 29 oktober 1841, 649/258. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van 10 november 1842, 641/45 en AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van 29 april 1844, 641/49.
[368] Emerson, Leopold II of the Belgians, 8.
[369] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 6 november 1841, 649/258.
[370] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 11 oktober 1856, 11/70.
[371] Raspé, ‘Het muziekleven in de 19de eeuw’, 265-266.
[372] Solvay (1822-1908) volgde een muzikale opleiding aan het conservatorium van Brussel. Hij werd in 1845 aangesteld als pianist aan het Belgische hof. Zie: M. Kufferath. ‘Solvay (Théodore-Auguste)’. Biographie nationale, 23 (1921-1924) 130-132.
[373] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 14 oktober 1853, 11/40.
[374] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 19 december 1853, 11/41.
[375] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 3 maart 1854, 11/43.
[376] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 25 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 304.
[377] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria IV/5, brief van 28 december 1849.
[378] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria IV/5, s.d.
[379] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Charlotte aan Filips, 23 augustus 1849, 4/1.
[380] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van Charlotte aan Louis-Philippe, 3 oktober 1849, 641/7.
[381] AKP, Archief van Mexico, brief van Louis-Philippe aan Charlotte, 9 oktober 1849, 20.
[382] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 22 september 1852, 11/8.
[383] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 15 oktober 1851, 11/10. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 28 oktober 1851, 11/11.
[384] De Reinach Foussemagne, Charlotte de Belgique, 32.
[385] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Louise-Marie, brief van 1 november 1840, 648/281.
[386] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Louise-Marie, brief van 15 mei 1844, 652/103. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Louise-Marie, brief van 17 mei 104, 652/104.
[387] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/3, brief van 26 mei 1851.
[388] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 22 september 1852, 11/8.
[389] AKP, Archief van Mexico, brief van D’Hulst aan Charlotte, 8 mei 1853, 81/7.
[390] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria VI/2, brief van 24 juni 1853.
[391] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 27 februari 1855, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 26-27.
[392] De Grave, De militaire vorming, 13-17.
[393] Schweistal, ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’, 13-16.
[394] Leopold I en zijn tijd: nationale tentoonstelling. Brussel, 1965, 103.
[395] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 31 maart 1841, 649/90. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 2 oktober 1841, 649/223 en AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 9 maart 1844, 652/64.
[396] Brief van Conway aan De Lannoy, 5 januari 1849, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 336.
[397] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria III/5, brief van 10 april 1847.
[398] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria IV/1, brief van 14 augustus 1847.
[399] De Grave, De militaire vorming, 31-39.
[400] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. I, brief van 31 maart 1837.
[401] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte prins Filips Graaf van Vlaanderen, 16 december 1840, 9/2.
[402] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 7 februari 1841, 649/38.
[403] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 19 april 1841, 649/109.
[404] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, chronologische lijst met de graven van Vlaanderen, 1844, 1/7 (deel 2).
[405] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 27 mei 1844, 652/114.
[406] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 8 mei 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 4.
[407] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 25 mei 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 7.
[408] AKP, Archief Conway, brief van onbekende zender aan Conway, 17 december 1853, 384/66.
[409] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria vol. II, brief van 24 juli 1837.
[410] Schweistal, ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’, 12-13.
[411] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 10 mei 1849, 549/1. Vgl. AKP, Archief Conway, brief van Conway aan de gouverneur van Luik, 11 mei 1849, 549/3.
[412] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 11 mei 1849, 549/2.
[413] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van Charlotte aan Louis-Philippe, 3 oktober 1849, 641/7.
[414] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 8 september 1851, 10/6. Vgl. AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, bezoek van de Hertog van Brabant en de Graaf van Vlaanderen te Bergen, september 1851, 36.
[415] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 29 september 1851, 11/9.
[416] AKP, Kopieën van de correspondentie tussen koning Leopold I en koningin Victoria II/3, brief van 17 november 1843.
[417] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 22 oktober 1844, 652/247.
[418] AKP, Fonds Leopold I, Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 11 april 1841, 649/101.
[419] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold aan koningin Victoria VI/1, brief van 24 september 1852.
[420] Instructies voor een bezoek van Leopold en Filips aan Antwerpen, december 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 305-306. Vgl. Brief van Prisse aan De Lannoy, 16 december 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 306-307.
[421] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 11 november 1850, 3.
[422] AKP, Ex. collectie Leopold III, correspondentie van Leopold I aan Leopold II, brief van 11 november 1850, 3.
[423] Freddy, Léopold II intime, 34.
[424] Schweistal, ‘Son Altesse Royale Philippe comte de Flandre’, 20-21.
[425] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 11 januari 1859, 10/56.
[426] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 21 januari 1866, 10/70.
[427] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 28 oktober 1840, 648/275.
[428] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/4, brief van 15 augustus 1851.
[429] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 6 juni 1853, 10/22.
[430] Dumont, Léopold II, 39-40.
[431] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 19 juni 1851, 11/2.
[432] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 21 juni 1851, 9/17.
[433] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/4, brief van 7 juli 1851.
[434] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/4, brief van 14 juli 1851.
[435] AKP, Archief Conway, Brief van De Briey aan Leopold I, 31 juli 1851, 554/5.
[436] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/3, brief van 30 mei 1851.
[437] AKP, Archief Conway, brief van Prisse aan Leopold, 1 augustus 1851, 482/13. Vgl. AKP, Archief Conway, Brief van De Briey aan Leopold I, 31 juli 1851, 554/5.
[438] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria VI/1, brief van 22 april 1853.
[439] Brief van prins Leopold aan Filips en Charlotte, 5 mei 1853, in: M. Kerckvoorde. Vorsten en vorstinnen. Beroemde brieven uit het Belgische vorstenhuis. Tielt, 1994, 33.
[440] G. Janssens. ‘De reisdagboekaantekeningen van de Hertog van Brabant. Een eersterangsbron voor een betere kennis van de ideeën van de toekomstige koning Leopold II’ in: Allard, Janssens en Stengers (ed.). Nieuw licht op Leopold I & Leopold II, 103-104.
[441] Schweistal, ‘Son Altesse Royal Philippe comte de Flandre’, 22-26.
[442] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 25 september 1860, 10/60.
[443] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 30 december 1853, 11/42. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 27 december 1853, 10/28 en Brief van Charlotte aan prins Leopold, 14 november 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 13.
[444] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 1 februari 1836, 645/22.
[445] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van 30 december 1838, 641/143.
[446] AKP, Correspondentie van koning Leopold I aan koningin Louise-Marie, brief van 1 november 1839.
[447] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 12 mei 1844, 652/99.
[448] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 24 maart 1840, 648/77.
[449] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 16 juni 1840, 648/152.
[450] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 5 januari 1841, 649/3.
[451] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 5 augustus 1841, 649/197.
[452] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 2 oktober 1841, 649/223.
[453] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 31 december 1841, 649/313. Vgl. Brief van Conway aan De Lannoy, 24 november 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 303 en 329.
[454] AKP, Fonds Leopold I, V. Handschriftelijke kopieën van briefwisseling tussen de Belgische en Franse koninklijke families, brief van Leopold aan Louis-Philippe, 17 november 1842, 641/41.
[455] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 9 april 1843, 651/73.
[456] Brief van Conway aan De Lannoy, 14 oktober 1848, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 334.
[457] Schweistal, ‘Son Altesse Royal Philippe comte de Flandre’, 12.
[458] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 8 mei 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 4.
[459] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria III/1, brief van 24 mei 1844.
[460] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, juni 1846, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 290-293.
[461] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 11 juli 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 321-322. Vgl. Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 17 juli 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 322-323.
[462] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 22 september 1852, 11/8.
[463] AKP, Fonds Leopold I, VI. Handschriftelijke kopieën van brieven van koningin Louise-Marie aan koningin Marie-Amélie, brief van 6 augustus 1840, 648/193.
[464] AKP, Archief Conway, brief van De Bovée aan Conway, 8 september 1854, 513/7.
[465] AKP, Archief Conway, brief van Marie-Amélie aan Conway, 9 oktober 1851, 502/15.
[466] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 20 november 1850, 10/1.
[467] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Filips aan D’Hulst, 27 maart 1851, 10/3
[468] AKP, Archief D’Hulst, brief van prins Leopold aan D’Hulst, 21 november 1851, 9/35.
[469] AKP, Kopieën van de correspondentie van koning Leopold I aan koningin Victoria V/5, brief van 2 augustus 1852. Vgl. Brief van Charlotte aan Leopold, 8 mei 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 4.
[470] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 1 maart 1853, 11/29.
[471] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 8 juli 1853, 11/35. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 6 april 1856, 11/64.
[472] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 13 maart 1855, 11/51.
[473] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 23 mei 1855, 11/53. Vgl. AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Charlotte aan D’Hulst, 11 oktober 1856, 11/70.
[474] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 17 februari 1855, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 26-27.
[475] Schweistal, ‘Son Altesse Royal Philippe comte de Flandre’, 17-18.
[476] Brief van Charlotte aan prins Leopold, 21 oktober 1853, in: Capron (ed.), Lettres de Charlotte à Léopold, 12.
[477] AKP, Archief Gravin D’Hulst, 9 februari 1856, 11/43.
[478] AKP, Archief Conway, brief van Filips aan Conway, 20 oktober 1858, 489/62.
[479] Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 2 augustus 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 324. Vgl. Brief van Louise-Marie aan De Lannoy, 23 april 1847, in: Terlinden (ed.), ‘Papiers du lieutenant général De Lannoy’, 318.
[480] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 9-16.
[481] O. Defrance. Louise de Saxe-Cobourg. Amours, argent, procès. Brussel, 2001, 15.
[482] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte van prinses Louise van België, 8 februari 1858, 11/1.
[483] Brief van prins Leopold aan de prinses van Pruisen, 19 februari 1858, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 8. Vgl. Brief van Prins Leopold aan aartshertogin Sophie, 1858, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 11.
[484] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Leopold aan D’Hulst, 2 maart 1858, 8/30.
[485] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 16.
[486] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte van prins Leopold Graaf van Henegouwen, 1859, 12/1.
[487] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte van prins Leopold Graaf van Henegouwen, 1859, 12/30 en 12/32.
[488] Brief van prins Leopold aan Victoria, 13 juni 1859, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 16.
[489] Brief van prins Leopold aan de koningin van Pruisen, 15 juni 1859, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 25.
[490] AKP, Archief Gravin D’Hulst, brief van Leopold aan D’Hulst, 5 januari 1860, 8/33.
[491] Brief van Marie-Henriette aan prins Leopold, 15 april 1864, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 36.
[492] AKP, Fonds Leopold I, I. Departement van de grootmaarschalk van het hof, geboorte van prinses Stephanie, 1864, 14/1.
[493] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 54.
[494] I. Schiel. Stéphanie Princesse héritière dans l’ombre de Mayerling. Parijs en Gembloux, 1982, 35.
[495] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 19.
[496] H. de Golesco en A. de Weisme. Marie-Henriette, Reine des Belges, 1836-1902. Brussel, 1944, 96.
[497] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 101-107.
[498] Princesse Louise de Belgique. Autour des trônes que j’ai vu tomber. Parijs, 1921, 65.
[499] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 111-112.
[500] Brief van Leopold II aan Victoria, 4 augustus 1872, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 135.
[501] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 50.
[502] Brief van Goffinet aan Leopold II, 11 januari 1871, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 131-133.
[503] AKP, Correspondentie van Marie-Henriette aan Goffinet, brief van 22 juni 1881.
[504] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 112.
[505] Brief van Goffinet aan Leopold II, 11 januari 1871, in: Capron (ed.), Un précieux enfant, 131-133.
[506] AKP, Correspondenie van Marie-Henriette aan Goffinet, brief van 11 augustus 1872.
[507] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 17.
[508] Princesse Stéphanie de Belgique. Je devais être impératrice, mémoires de la dernière princesse héritière d’Autriche-Hongrie. Brussel, 1937, 16.
[509] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 18.
[510] Hortense de Moerkerke was de hofdame van de koningin.
[511] AKP, Correspondentie van Marie-Henriette aan Goffinet, brief van 6 mei 1875.
[512] AKP, Archief van het kabinet van koning Leopold II, benoeming van de gouverneur van Leopold graaf van Henegouwen, 15 februari 1866, 1390.
[513] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 19.
[514] Schiel, Stéphanie Princesse héritière, 50-51.
[515] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 201-202.
[516] D. Paoli. Prinses Clémentine (1872-1955). De strijd om het geluk. Tielt, 1993, 26.
[517] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 1890.
[518] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 31-32.
[519] C. Bronne. La tapisserie royale. Faits et portraits Léopoldiens. Brussel en Parijs, 1952, 161-162.
[520] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 24.
[521] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 29-30.
[522] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 56.
[523] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 23-24.
[524] Misschien was Antoinette Schariry en Antoinette Polsterer dezelfde persoon.
[525] Paoli, Princesse Clémentine, 19.
[526] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 62.
[527] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 27.
[528] Van Weddingen werd op 22 juni 1871 aangesteld als aalmoezenier aan het Belgische hof. Hij was doctor in de filosofie en theologie. Zie: Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 28.
[529] De Golesco en De Weisme, Marie-Henriette, 44.
[530] Paoli, Prinses Clémentine, 21.
[531] Counson, ‘Scheler (Auguste)’, 647.
[532] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise 1864-1869, doos 6.
[533] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 68.
[534] Bronne, La tapisserie royale, 160.
[535] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 39-40.
[536] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 13.
[537] Paoli, Prinses Clémentine, 13-14.
[538] Schiel, Stéphanie Princesse héritière, 39.
[539] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 11-12.
[540] Paoli, Prinses Clémentine, 19.
[541] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 15.
[542] De Golesco en De Weisme, Marie-Henriette, 99.
[543] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 109.
[544] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 31.
[545] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 17.
[546] De Golesco en De Weisme, Marie-Henriette, 44.
[547] Defrance, Louise de Saxe-Cobourg, 29.
[548] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 54-55.
[549] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 12 maart 1887.
[550] Paoli, Prinses Clémentine, 21.
[551] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 32.
[552] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 30-33.
[553] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 68.
[554] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 55.
[555] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 24-26.
[556] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 51-53.
[557] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 40.
[558] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 24-25.
[559] Paoli, Prinses Clémentine, 39.
[560] Paoli, Prinses Clémentine, 43.
[561] Paloi, Prinses Clémentine, 53.
[562] Over de Kongopolitiek van koning Leopold II: Liebrechts. Léopold. Fondateur d’empire. Brussel, 1932.
[563] D. Denuit. Albert, roi des Belges. Brussel, 1953, 33-34.
[564] Over de urbanistische plannen van koning Leopold II zie: L. Ranieri. Léopold II urbaniste. Brussel, 1973.
[565] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 54.
[566] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 15 januari 1863, 493/3.
[567] AKP, Archief Conway, brief van Leopold aan Conway, 13 november 1863, 493/44.
[568] De Golesco en De Weisme, 49.
[569] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 16-18.
[570] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 21.
[571] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 24.
[572] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 18.
[573] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 7 februari 1890.
[574] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 30 december 1889.
[575] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 68.
[576] Voor een overzicht van deze schoolschriften, zie bijlage II.
[577] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869, doos 1-8.
[578] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[579] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[580] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[581] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[582] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[583] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[584] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 63.
[585] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 50.
[586] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 18.
[587] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 22.
[588] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 21.
[589] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 54.
[590] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 29 november 1889.
[591] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1-8.
[592] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 20.
[593] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 22.
[594] AKP, Correspondentie van Marie-Henriette aan Goffinet, brief van 27 juli 1886.
[595] AKP, Correspondentie van Clementine aan Stephanie, brief van 29 november 1889.
[596] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 22.
[597] Paoli, Prinses Clémentine, 56.
[598] Paoli, Prinses Clémentine, 55.
[599] AKP, Correspondetie van Clementine aan Stephanie, brief van 29 november 1889.
[600] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 18-19.
[601] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 7.
[602] Bronne, La tapisserie royal, 161.
[603] AKP, Schoolschriftjes prinses Louise (1864-1869), doos 1.
[604] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 51.
[605] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 59-60.
[606] Paoli, Prinses Clémentine, 41.
[607] Paoli, Prinses Clémentine, 49.
[608] Princesse Louise de Belgique, Autour des trônes, 56-57.
[609] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 40-41.
[610] Princesse Stéphanie de Belgique, Je devais être impératrice, 44-46.
[611] Paoli, Prinses Clémentine, 53.
[612] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 56.
[613] Denuit, Albert, roi des Belges, 20-24.
[614] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 79-85.
[615] M.R. Thielemans en E. Vandewoude. Le roi Albert au travers de ses lettres inédites 1882-1816. Brussel, 1982, 4.
[616] Denuit, Albert, roi des Belges, 20-24.
[617] Brussel, Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis (verder KMLK), Fonds Louis Wilmet, Doopselaktes van de kinderen van de Graaf van Vlaanderen, XXII.
[618] Brief van Maria aan een onbekende bestemmeling, 20 mei 1869, in: L. Wilmet. Le prince Baudouin. Frêre aîné du Roi Albert. Parijs en Charleroi, s.d., 27.
[619] Wilmet, Le prince Baudouin, 28.
[620] Brief van Maria aan een onbekende bestemmeling, 20 mei 1869, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 27.
[621] Denuit, Albert, roi des Belges, 25.
[622] KMLK, Fonds Louis Wilmet, Doopselaktes van de kinderen van de Graaf van Vlaanderen, XXII.
[623] D. Paoli. Henriette. Duchesse de Vendôme. Brussel, 2000, 20-21.
[624] Denuit, Albert, roi des Belges, 26.
[625] KMLK, Fonds Louis Wilmet, Doopselaktes van de kinderen van de Graaf van Vlaanderen, XXII.
[626] L. Wilmet. La jeunesse du roi Albert, d’après des documents inédits. Brussel, s.d., 9.
[627] Paoli, Henriette, 24.
[628] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/5.
[629] Niet gedateerde brief van Marie aan onbekende bestemmeling, in: Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 18.
[630] Kerckvoorde, Marie-Henriette, 205-210.
[631] Wilmet, Le prince Baudouin, 35.
[632] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 242.
[633] Brief van Maria aan onbekende bestemmeling, 13 februari 1875, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 35.
[634] M. Biermé. La vie d’une princesse. Marie de Hohenzollern, comtesse de Flandre. Brussel en Parijs, 1913, 155.
[635] Brief van Maria aan onbekende bestemmeling, 16 juli 1875, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 35-36.
[636] Wilmet, Le prince Baudouin, 44.
[637] Jules Bosmans was de zoon van een magistraat uit Leuven. Hij werd doctor in de rechten aan de universiteit van zijn geboortestad. Hij vervolledigde zijn studies aan de Sorbonne in Parijs en aan de Universiteit van Bonn in Duitsland. Zie: Wilmet, Le prince Baudouin, 41.
[638] Wilmet, Le prince Baudouin, 41-42.
[639] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/14.
[640] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 12 augustus 1888, XXXIII/40.
[641] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6.
[642] Paoli, Henriette, 26.
[643] Wilmet, Le prince Baudouin, 48.
[644] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/1.
[645] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 16 augustus 1890, XXXIII/48.
[646] Paoli, Henriette, 27.
[647] KMLK, Fonds Louis Wilmet, leraars Josephine, s.d., 11.
[648] Paoli, Henriette, 35.
[649] Victor Godefroid was voor zijn aanstelling als gouverneur van Albert funcionaris bij de marine. Zie: Thielemans en Vandewoude, Le prince Albert, 6.
[650] Brief van Maria aan onbekende bestemmeling, november 1882, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6.
[651] L Wilmet. Albert, Roi des Belges. Charleroi en Parijs, s.d., 28.
[652] Brief van Maria aan Carola van Saxe, 6 februari 1888, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 9.
[653] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 19-20.
[654] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6-7.
[655] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 5 mei 1876, XXIII/31.
[656] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 11 mei 1876, XXIII/36.
[657] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6-8.
[658] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 8.
[659] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 13.
[660] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 24 januari 1879, 5/11.
[661] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[662] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, brief van Bosmans aan Filips, 1887, XXX/334.
[663] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/25.
[664] KMLK, Fonds Louis Wilmet, brief van Godefroid aan Bosmans, XXXVIII/127.
[665] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 20 april 1876, XXIII/27-28.
[666] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6.
[667] Wilmet, Le prince Baudouin, 48.
[668] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/1-2.
[669] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6-8.
[670] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 6.
[671] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 11 mei 1876, XXIII/37. Vgl. Wilmet, Le prince Baudouin, 48.
[672] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/24.
[673] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/7.
[674] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/28. Vgl. KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/47.
[675] Zie bijlage I.
[676] Biermé, La vie d’une princesse, 154.
[677] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 15 januari 1885, XXXIII/29 en Denuit, Albert, roi des Belges, 27.
[678] Paoli, Henriette, 27-28.
[679] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 9 mei 1877, XXIV/2.
[680] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 135.
[681] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 25 mei 1876, XXIII/47.
[682] Biermé, La vie d’une princesse, 154.
[683] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 22 mei 1876, XXIII/43-44.
[684] Wilmet, Le prince Baudouin, 52.
[685] Brief van Maria aan een vriendin, 27 januari 1873, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 33.
[686] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 21 april 1883, XXXIII/20.
[687] Wilmet, Albert, roi des Belges, 20.
[688] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Maria aan haar dochters, brief van Maria aan Henriette, 19 januari 1884, XVI/206.
[689] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Maria aan haar dochters, brief van Maria aan Henriette, 26 januari 1885, XVI/207. Vgl. AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 12 oktober 1886, 951/28.
[690] Wilmet, Le prince Baudouin, 172.
[691] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan grootouders, 27 december 1877, XXIV/4.
[692] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Josephine, brief van Josephine aan Maria, 13 augustus 1886, XXXV/23.
[693] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 14 maart 1887, 951/31.
[694] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 2 oktober 1885, 5/40.
[695] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/10.
[696] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 10 mei 1876, XXIII/34-35.
[697] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 11 mei 1876, XXIII/36-37.
[698] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan grootouders, 27 december 1877, XXIV/4.
[699] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 30 november 1884, XXXIII/25.
[700] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 9.
[701] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 11 juni 1885, XXXIII/34.
[702] Wilmet, Le prince Baudouin, 42.
[703] De Grave, De militaire vorming, 61.
[704] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/7.
[705] Niet gedateerde brief van Filips aan Leopold II, in: Denuit, Albert, roi des Belges, 30-31.
[706] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 21 april 1876, XXIII/28.
[707] Denuit, Albert, roi des Belges, 26-27.
[708] Denuit, Albert, roi des Belges, 33-34.
[709] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 8.
[710] E. Cammaerts. Albert de Belgique, défenseur du droit. Brussel, 1939, 49.
[711] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 27 juni 1885, 5/37.
[712] Zie bijlage III.
[713] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[714] Wilmet, Le prince Baudouin, 52.
[715] Wilmet, Le prince Baudouin, 36.
[716] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[717] Wilmet, Le prince Baudouin, 204-206.
[718] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[719] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[720] Wilmet, Le prince Baudouin, 204-206.
[721] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[722] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[723] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, huiswerken Boudewijn, 24 maart 1880, 306.
[724] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, huiswerken Boudewijn, 24 maart 1882, 306.
[725] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[726] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[727] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[728] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[729] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, Frans, 6 november 1876 – 1885, XXX/1-135.
[730] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/9.
[731] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[732] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, Latijn, 16 januari 1882 – 5 april 1887, XXX/140-141. Vgl. AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[733] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 1888, XXX/332-333.
[734] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[735] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 3 maart 1887, 307.
[736] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 1888, XXX/332-333.
[737] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 21 april 1876, XXIII/29.
[738] Wilmet, Le prince Baudouin, 105.
[739] Wilmet, Le prince Baudouin, 168.
[740] Wilmet, Le prince Baudouin, 36.
[741] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan grootouders, 27 december 1877, XXIV/4.
[742] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/6.
[743] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Josephine, brief van Josephine aan Maria, 8 september 1881, XXXV/6. Vgl. KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Josephine, brief van Josephine aan Maria, 29 januari 1884, XXXV/23.
[744] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Josephine, brief van Josephine aan Maria, 4 maart 1886, XXXV/23.
[745] KMLK, Fonds Louis Wilmet, leraars Josephine, s.d., XXXV/11.
[746] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 13.
[747] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 22 november 1880, XXXVI/81.
[748] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 22 november 1880 – 1891, XXXVI/81-87.
[749] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 21 april 1883, 951/5.
[750] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 1884, XXXVI/83.
[751] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, nota over de studies van Albert opgesteld door Bosmans, 18 maart 1891, XXXVI/91-92.
[752] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 157.
[753] Brief van Albert aan Bosmans, 30 juli 1891, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 161-162.
[754] Brief van Albert aan Lefebvre, 9 april 1894, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 197. De kannunik Ferdinand Lefebvre was sinds 1879 hoogleraar aan de universiteit van Leuven. Hij doceerde er psychologie, logica en moraalfilosofie. Zie: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 197.
[755] Brief van Albert aan Lefebvre, 13 juli 1900, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 265-266.
[756] Brief van Albert aan Lefebvre, 1 januari 1895, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 207.
[757] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, schoolschriften, 5 februari 1881, XXXVI/94.
[758] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, schoolschriften, 1882-1886, XXXVI/95-103.
[759] Niet gedateerde brief van Marie aan onbekende bestemmeling, in: Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 18. Vgl. KMLK, Fonds Louis Wilmet, brief van Godefroid aan Bosmans, 2 augustus 1885, XXXVIII/127.
[760] Wilmet, Le prince Baudouin, 190.
[761] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[762] Biermé, La vie d’une princesse, 155. Vander Hecht (1841-?) was een leerling van de Brusselse Academie. Hij was een goed schilder. Zie: P. Lambotte. ‘Vander Hecht (Henri)’. Biographie nationale, 26 (1936-1938) 344-345.
[763] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 20 januari 1883, XXV/28.
[764] Wilmet, Le prince Baudouin, 221.
[765] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Maria aan haar dochters, brief van Maria aan Henriette, 16 oktober 1892, XVI/212. Wytsman (1860-1925) volgde een opleiding aan de’école professionnelle Bischofsheim’. Ze gaf reeds op jonge leeftijd schilderlessen. Zie: O. Roelants. ‘Wytsman (Juliette, née Trullemans)’. Biographie nationale, 27 (1938) 429-432.
[766] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/6.
[767] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 21 juni 1887, XXXVI/85.
[768] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 18.
[769] S. Clément-Bodard. ‘Prinses Maria van Vlaanderen’ in: Balthazar en Stengers, Dynastie en cultuur in België, 385.
[770] De Greef (1862-1940) bouwde een carrière uit als concertpianist. Daarnaast dirigeerde en componeerde hij muziekstukken. Zie: H. Ruwet. Arthur de Greef (1862-1940), pianist en komponist. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Archeologie en kunstwetenschappen, Afdeling muziekwetenschappen, 1983.
[771] Raspé, ‘Het muziekleven in de 19de eeuw’, 268.
[772] KMLK, Fonds Louis Wilmet, leraars Josephine, s.d., 13. Vgl. KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/6.
[773] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Josephine, s.d., XXXV/10.
[774] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 1 maart 1889, XXXIII/41.
[775] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[776] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, juni 1883, XXXVI/81.
[777] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, mei 1890, XXXIII/45.
[778] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[779] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 14 april 1885, XXXVI/84.
[780] Biermé, La vie d’une princesse, 154.
[781] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 –1 mei 1887, XXX/142-157.
[782] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/24-25.
[783] Wilmet, Le prince Baudouin, 57.
[784] Brief van Albert aan Bosmans, 30 juni 1885, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 133-134.
[785] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, april 1876, XXIII/25-26.
[786] Wilmet, Le prince Baudouin, 44.
[787] Wilmet, Le prince Baudouin, 61.
[788] Brief van Maria aan onbekende bestemmeling, 1881, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 161.
[789] Wilmet, Le prince Baudouin, 176-177.
[790] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 13 mei 1882, 5/23.
[791] Wilmet, Le prince Baudouin, 178-179.
[792] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/7.
[793] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/7.
[794] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, s.d., XXXIII/1.
[795] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 19 juni en 23 juni 1885, XXXIII/35.
[796] KMLK, Fonds Louis Wilmet, retraite voor de eerste communie van Albert, 21 april – 24 april 1888, XXV/88-90.
[797] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 22.
[798] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, s.d., XXV/1.
[799] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 14.
[800] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 18 april 1876, XXIII/27.
[801] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[802] Wilmet, Le prince Baudouin, 42.
[803] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 27 juni 1885, 5/37.
[804] De Grave, De militaire vorming, 1995, 43-44.
[805] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/3.
[806] De Grave, De militaire vorming, 45.
[807] De Grave, De militaire vorming, 44-46.
[808] Rapport over de studies van Boudewijn aan de Militaire School opgesteld door Laserre, 16 april 1886, in: De Grave, De militaire vorming, 47-49.
[809] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, Boudewijn rapporten van de Militaire School, 1884-1886, 308.
[810] De Grave, De militaire vorming, 50.
[811] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 6 mei 1886, XXXIII/37.
[812] De Grave, De militaire vorming, 50-54.
[813] AKP, Archief van het kabinet van koning Leopold II, rapport van C. Pontus, 3 juni 1889, 1339.
[814] De Grave, De militaire vorming, 55-58.
[815] De Grave, De militaire vorming, 60.
[816] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, oktober 1883, XXXVI/82.
[817] Brief van Maria aan Carola van Saxe, 6 februari 1888, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 9.
[818] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 9-10.
[819] De Grave, De militaire vorming, 59-72.
[820] De Grave, De militaire vorming, 73-78.
[821] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 16 oktober 1896, 951bis.
[822] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 7 november 1897, 951bis.
[823] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 22 januari 1878, 5/7.
[824] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 8 maart 1887, 307.
[825] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 9 februari 1887, XXV/49.
[826] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Josephine, 22 juli 1887, 305bis/20.
[827] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 29 augustus 1887, XXV/54-55.
[828] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, reisdagboek Boudewijn, 29 september 1882-1889, 306. Zie ook bijlage IV.
[829] Wilmet, Albert, roi des Belges, 27.
[830] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Marie, 16 oktober 1896, 951bis.
[831] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 21 april 1883, XXXIII/20.
[832] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 8 maart 1887, 307.
[833] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 22 oktober 1886, XXV/48.
[834] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 8 oktober 1887, XXV/56.
[835] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 3 november 1888 en 6 november 1888, XXV/67-68.
[836] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Mac Shane, 3 juni 1889, XXVIII/2.
[837] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[838] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, nota over de studies van Albert opgesteld door Bosmans, 18 maart 1891, XXXVI/91-91.
[839] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, uurroosters, oktober 1876 – 1 mei 1887, XXX/142-157.
[840] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 8 maart 1887, 307.
[841] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 1888, XXX/332.
[842] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 8 maart 1887, 307.
[843] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Boudewijn, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 1888, XXX/333.
[844] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 29 oktober 1888, XXV/67.
[845] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/9.
[846] Brief van Albert aan Bosmans, 4 september 1891, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 167-169.
[847] KMLK, Fonds Louis Wilmet, studies Albert, uurroosters, 1891, XXXVI/87.
[848] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 19.
[849] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 22.
[850] Cammaerts, Albert de Belgique, 52-55.
[851] Over het instituut Solvay: D. Warnotte. Ernest Solvay et l’institut de sociologie: contribution à l’histoire de l’énergetique sociale. Brussel, 1946.
[852] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 24-26. Over Waxweiler: P. De Bie. La sociologie d’Emile Waxweiler. Brussel, 1974.
[853] Denuit, Albert, roi des Belges, 35. Sigogne was spraakleraar aan de universiteit van Luik. Zie: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 29.
[854] C. d’Ydewalle. Le secret d’Albert Ier. Brussel, 1937, 13-14.
[855] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, rapport over de studies van Boudewijn opgesteld door Bosmans en Terlinden, 8 maart 1887, 307.
[856] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, reisdagboek Boudewijn, 29 september 1882-1889, 306.
[857] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 10.
[858] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 23-24.
[859] Cammaerts, Albert de Belgique, 55-56.
[860] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 26-28.
[861] Wilmet, Le prince Baudouin, 76.
[862] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/12.
[863] Wilmet, Le prince Baudouin, 204-206.
[864] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 22 april 1884, XXV/29. Vgl. AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 9 april 1884, 5/31.
[865] Wilmet, Le prince Baudouin, 204-206.
[866] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Filips en Maria, 17 januari 1878, XXV/6. Vgl. AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Filips, 24 januari 1879, 5/11.
[867] KMLK, Fonds Louis Wilmet, agenda Bosmans, 8 mei 1876, XXIII/32.
[868] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Bosmans, brief van Bosmans aan Boudewijn, 29 juni 1885, XXXVIII/6.
[869] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 19 januari 1885, 951/14.
[870] D’Ydewalle, Le secret d’Albert Ier, 20.
[871] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/5.
[872] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 31 december 1882, XXXIII/19.
[873] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Josephine, brief van Josephine aan Maria, 29 januari 1884, XXXV/23.
[874] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Scheler, juni 1881, XXIV/11.
[875] Brief van Albert aan Bosmans, 29 juli 1893, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 188-189.
[876] Brief van Albert aan Bosmans, 11 september 1893, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 190-191. Het gaat hier over het boek: A. Sorel. Montesquieu. Parijs, 1889.
[877] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Albert aan Filips, 17 januari 1882, 6/1.
[878] Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 8.
[879] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 17-18.
[880] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, 26 februari 1883, XXV/24.
[881] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 6 oktober 1888, 951/46.
[882] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, oktober 1888, 951/48.
[883] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 27 augustus 1882, XXXIII/12.
[884] Wilmet, Le prince Baudouin, 63.
[885] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, ‘cahier des chasses’, 306.
[886] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Josephine, 29 september 1886, 305/14. Vgl. KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie van Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 29 september 1886, XXV/47.
[887] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 17 oktober 1887, XXV/57.
[888] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 19.
[889] Wilmet, Le prince Baudouin, 204-206.
[890] Brief van Albert aan Bosmans, 7 juli 1888, in: Thielemans en Vandewoude, Le roi Albert, 137-138.
[891] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 3 juni 1882, XXXIII/7.
[892] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Simonet, 1921, XLIII/8.
[893] KMLK, Fonds Louis Wilmet, dagboek Henriette, 24 juni 1885, XXXIII/35.
[894] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Josephine aan Boudewijn, 26 juni 1885, 305/2. Vgl. Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Josephine aan Boudewijn, 2 juli 1885, 305/3.
[895] KMLK, Fonds Louis Wilmet, correspondentie Boudewijn, brief van Boudewijn aan Maria, 14 juli1883, XXV/25.
[896] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Josephine aan Boudewijn, 20 augustus 1885, 305/5.
[897] AKP, Archief van de Gravin van Vlaanderen, brief van Albert aan Maria, 12 oktober 1886, 951/28.
[898] Wilmet, Le prince Baudouin, 60.
[899] Brief van Boudewijn aan onbekende bestemmeling, 28 februari 1880, in: Wilmet, Le prince Baudouin, 141.
[900] KMLK, Fonds Louis Wilmet, memoires Henriette geschreven naar aanleiding van de dood van Boudewijn, 21 februari 1933, XXIII/16.
[901] Wilmet, La jeunesse du roi Albert, 18.
[902] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Josephine aan Boudewijn, 9 augustus 1889, 304/15.
[903] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Boudewijn aan Josephine, 9 juni 1890, 305bis/59.
[904] AKP, Archief van de Graaf van Vlaanderen, brief van Josephine aan Boudewijn, 15 juni 1890, 305/20.
[905] Gregg, ‘The education of princes’, 80-87.
[906] Gregg, ‘The education of princes’, 87-96.
[907] De Clerck en Troch, De opvoeding van een prins van Oranje.
[908] ‘Een kroonprins(es)je leeft per definitie in een keurslijf’. De Morgen, 23ste jaargang nr 102, 9 mei 2001, 3.