Inculturatie van het christelijk huwelijk in Belgisch Kongo. 1919-1950. De beleidsvorming van de Missie-Oversten omtrent polygamie; hun richtlijnen aan de missionarissen en inwerking op het beleid van de Staat. (Betty Eggermont) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II: DE STANDPUNTEN VAN DE KERK/ RICHTLIJNEN AAN DE MISSIONARISSEN
B. STANDPUNT NAAR BUITEN UIT.
I. STUDIE PER DOCUMENT.
1932-1936.
1. Vergadering van de Missie-Oversten. 20-27 oktober 1932.
Op 10 januari 1930 werd een Apostolische Delegatie in Kongo opgericht. Na de komst van Apostolisch Delegaat Dellepiane, werden de vergaderingen van de Oversten verder gezet onder zijn voorzitterschap.
1.1.Verloop van de vergaderingen onder voorzitterschap van Dellepiane.
De vergaderingen verliepen nu anders, meer gestructureerd. Een aantal missionarissen bereidden een rapport voor omtrent één specifiek onderwerp. Hoe de keuze van deze onderwerpen gebeurde, is ons niet duidelijk. We veronderstellen dat de meest dringende zaken, of waar het eerst duidelijkheid moet in geschapen worden, aan bod kwamen. Het rapport werd voorgedragen op de bijeenkomst. Bij tijd en wijlen werd de voordracht onderbroken om een aantal punten te bespreken.
De verslagen van de vergadering, incluso het rapport, werden gepubliceerd. Datgene wat besproken werd op de vergadering, werd opengetrokken naar een breder publiek toe. Deze publikatie echter krijgt een ander karakter dan de vorige. Datgene wat de lezer onder ogen ziet, is eigenlijk niet tot hem gericht. De Oversten spreken elkaar over zaken die hen aanbelangen, waar ze bezorgd om zijn en het publiek kijkt toe. Dit karakter wordt nog versterkt doordat de publikatie vanzelfsprekend voortvloeit uit de vergadering. Bij de interpretatie van de gegevens zal hiermee rekening moeten worden gehouden.
De bijeenkomsten werden voortaan allen gehouden in Leopoldstad. De eerste na de komst van Dellepiane vond plaats van 20 tot 27 oktober 1932.([509])
1.2.Historische kritiek.
We vermoeden dat de gepubliceerde tekst van 1932 het oorspronkelijke rapport is dat na de besprekingen werd bijgewerkt. De opmerkingen die men maakte tijdens de vergadering zouden immers onterecht zijn als datgene dat wij voor ogen hebben, hetzelfde is als datgene dat zij te horen kregen. We vinden immers de 'nieuwe' elementen van tijdens de bespreking reeds terug in de tekst. Met dit axioma in het achterhoofd bespreken we de vergadering.
1.3.Korte inhoud van het document.
Het huwelijk en het christelijk gezin vormt één van de zes behandelde thema's van de bijeenkomst. Mgr. Lagae had de bijdrage voorbereid.([510])
De tekst is als volgt opgevat. In een eerste instantie wordt het 'christelijke gezin' voorgesteld. Daarna besteedt de verslaggever aandacht aan het gewoonterechtelijk huwelijk. Dit deel is erg te scheiden van de volgende delen, omwille van het 'principieel' karakter. Verder legt de auteur zich vooral toe op en de 'reële' situatie. Hij duidt de plaats van het gewoonterechtelijk huwelijk in de koloniale wetgeving. Een aantal problematieken worden nader bestudeerd. Meer bepaald zijn dit de bruidsschat, polygamie en overspel, het uithuwelijken van jonge meisjes, en de buitengewoonterechtelijke centra.
De gegevens omtrent de bruidsschat, de niet huwbare meisjes en de buitengewoonterechtelijke centra, vertonen veel gelijkenissen met de tekst die in 1923 op naam van De Vos verscheen in de Revue Congo. Hoogstwaarschijnlijk had de verslaggever zich hierop gebaseerd.
1.4.Inhoudelijke bespreking.
1.4.1.Het inlands huwelijk vanuit het perspectief van het christelijk ideaal.
Opvallend aan deze tekst is dat hij begint met het voorstellen van het "christelijk gezin". Het gezin is vanwege het Natuurlijk Recht de stabiele groepering van man en vrouw om bron van leven te worden en om de ontwikkeling van het menselijk ras te verzekeren. Het moet zijn eigen gezag en vaderlijke leiding ("gouvernement paternel") hebben.([511])
Het christelijk huwelijk heeft twee essentiële kenmerken. Het eist een monogaam karakter en de onverbreekbaarheid.([512]) De vrije instemming ligt aan de oorsprong van het huwelijk.([513]) Het doel van het gezin is de voortbrenging van kinderen, hun onderhoud en hun opvoeding, de vereniging van de echtgenoten, een zachte en een duurzame gemeenschap.([514])
Pas na die beschrijving komt het gewoonterechtelijk huwelijk aan bod. Dit wordt benaderd en geapprecieerd vanuit de eerste definiëring. De vooropgestelde idealen worden één voor één met de voeten getreden.
De concepties die regeren in de heidense maatschappij omtrent het huwelijk zijn erg verschillend van wat de missionarissen, als apostelen van de katholieke Kerk, bij hen moet inprenten.([515]) De auteur wijst op de complexiteit en op de verschillen per regio.
Algemeen kan men het volgende zeggen van het inlands huwelijk. Het huwelijk is een overeenkomst niet tussen twee personen maar tussen twee families. De clan primeert zowel in de matriarchale stam als in de patriarchale. De onafhankelijkheid van het echtelijk huis wordt niet gerespecteerd. De twee families bekijken het huwelijk van hun kind als een verrijking. De ouders van het meisje proberen een betaling te krijgen voor hun dochter [(bruidsschat)] om op die manier een bijkomende echtgenote te kunnen nemen of een echtgenote te kunnen betalen voor een nog niet gehuwd kind.
Bij de dood van de man, gaan de meisjes naar zijn clan. De vrijheid van diegenen die huwen wordt evenmin gerespecteerd (Cfr. orakel, tovenaars, die worden ingeroepen en het onderhandelen over het hoofd van het meisje heen). De vrouw heeft geen rechten. De stabiliteit van het huwelijk kan niet gegarandeerd worden. Zo zijn er de verkillingen tussen de twee families of clans, de tekortkomingen van de echtgenoot inzake de betaling van de bruidsprijs.
"On a même l'impression que toutes ces unions sont conditionnés par le bon rendement de la femme, par sa fidélité et surtout par sa fécondité."
De genegenheid voor de kinderen is ver te zoeken. Een zoon kan zijn eigen moeder erven. Het gebrek aan eenheid is duidelijk want zowat overal heerst er polygamie. Vele monogamen zijn slechts voorlopig monogaam, want de polygamie is in hun ogen de echte rijkdom.([516])
Het is in deze omstandigheden niet te verwonderen dat de echte gezinsgeest er niet is. De vrouw verlaat haar moeder en vader slechts lichamelijk. Geestelijk blijft zij aan haar familie, aan haar clan verbonden.([517])
Om het specifieke van deze benadering te duiden, tonen wij een andere mogelijkheid aan; Men had het gewoonterechtelijk huwelijk als vertrekpunt kunnen nemen. Men had kunnen zoeken naar de gelijkenissen tussen het gewoonterechtelijk en het christelijk huwelijk, in plaats van de verschillen te accentueren.
De conclusie luidt: er is nog veel werk voor de boeg.
"Voila des situations coutumières que doit affronter le mariage chrétien."
Hun taak bestaat erin de gewoonte te laten evolueren onder invloed van een steeds toenemende invloed het christelijk geloof. De mooie resultaten die geboekt werden in bepaalde regio's, bewijzen dat men niet ver af is van een inlandse maatschappij die geregeerd wordt door christelijke principes en die haar gewoontes ziet evoulueren naar een hoger stadium.([518])
1.4.2.Het ideaal van de christelijke maatschappij.
In dit verband spreekt Lagae over een christelijke maatschappij. De burgerlijke Staat moet religieus georiënteerd zijn, ook als haar eigenlijk doel het tijdelijke goed van de gezinnen omhelst. Want zowel het gezin als het individu moet georiënteerd zijn naar God en moet religieuze en christelijke gronden hebben.([519])
Is dit de "nieuwe orde" waarover zij het hadden op hun vorige bijeenkomst? Een nieuwe maatschappij wordt niet in verband gebracht met een onevenwichtssituatie, zoals wij vermoedden bij hun vorige vergadering. Ofwel was onze veronderstelling toen verkeerd. Ofwel legt de rapporteur nu het verband niet meer. De christelijke gemeenschap wordt voorgesteld als alternatief op de huidige inlandse, heidense maatschappij.
Zij huldigen het principe dat de hele maatschappij zou moeten evolueren. Hoewel het hier niet expliciet in de tekst te vinden is, willen zij ook hier een bruuske verandering voorkomen. Vooral door de toenemende invloed van het christelijk geloof zouden zij resultaten boeken. De vragen die zij stellen aan de overheid wijzen alle in die richting. Zij vragen in hoofdzaak de bescherming van de christelijke gemeenschap. (cfr. infra)
Het christelijk gezin is de basiscel van de burgerlijke maatschappij. Zij zien dit als het instrument van de regeneratie en de veredeling van de maatschappij omwille van de onontbindbaarheid en juist omwille van haar onverbreekbaarheid en haar monogaam karakter. Noch de belangen van de ouders, noch de belangen van clan, stam of maatschappij kunnen ontbinden wat God verenigd heeft.([520])
1.4.3.Onevenwicht in de kolonie.
Het onevenwicht in Kongo, situeert zich op demografisch vlak. Het wordt hoofdzakelijk geaffecteerd door de stijging van de bruidsschat en door het uithuwelijken van het niet-huwbaar meisje.
De bruidsschat stijgt echter zorgwekkend. Door de introductie van het geld, werd een onevenwicht in de markt gecreëerd.([521]) Voor velen is de last te groot geworden. Bijgevolg zijn er veel misbedeelden die zich moeten tevreden stellen met vrouwen aan een lagere prijs, met diegenen die de polygamen niet meer willen, minder arbeidslustige, oudere of zelfs onvruchtbare vrouwen. Vandaar een niet toereikende nataliteit.([522]) In sommige streken worden de jonge meisjes overgeleverd aan hun man hoewel zij nog niet huwbaar zijn. "Comment s'étonner, après cela, de la baisse de la natalité."([523])
Lagae wijdt niet uit over de kenmerken, de oorzaken, of de gevolgen van "le dévergondage" in de buitengewoonterechtelijke centra.
De christengemeenschap lijdt onder de bruidsschatsproblematiek. De keuze van de catechumenen en christenen is meestal beperkt tot 'wat overblijft'. (cfr.supra) Zij werden immers veelal uit vijandigheid jegens de religie uitgestoten door de familie.([524])
1.4.4.Eigenschappen van polygamie.
Polygamie wordt de volgende negatieve connotaties toegekend. Zij is tegengesteld aan het principe van eenheid binnen het christelijk gezin. Polygamie ruïneert de christelijke gemeenschap. Samen met het overspel vormen zijn "des maux sociaux".([525])
Paus Pius XI staat een wettelijke interventie voor bij de gebreken die het christelijk gezin, en die bijgevolg ook de christelijke gemeenschap, ruïneren. Onder deze gebreken moet men speciaal het overspel en de bigamie vermelden.([526])
In een streek waar de polygamie en het opnemen van het gezin in de clan heerst, wordt de vrouw beschouwd als een rijkdom. De bruidsschat functioneert er als een compensatie. (...).([527])
De fundamentele idee dat de vrouw een waarde heeft waarvan de prijs vastgesteld wordt door de eigenaar van de vrouw, toont aan dat deze conceptie heidens is en tegengesteld aan de waardigheid van de vrouw.([528])
De Kerk aanvaardt de bruidsschat als de instemming van de vrouw in het huwelijk niet teniet gedaan is, en als de bruidsschat eerder een formele gebeurtenis is die de ernst van de instemming bewijst.([529])
Het zijn vooral de grote chefs en notabelen die misbruik maken van nog niet huwbare meisjes. Lagae stipt dit aan met "pratiques immorales".([530]) Ze zijn vernietigend voor het gezin.
Bovendien lijkt polygamie een fundamenteel kenmerk te zijn voor de inlandse huwelijken. Zowat overal heerst er polygamie. Vele monogamen zijn slechts voorlopig monogaam, want de polygamie is in hun ogen de echte rijkdom.([531]) De echte monogamen zijn deze die een christelijk of een burgerlijk huwelijk sloten. De anderen zijn "polygames en espoir".([532]) Bij het leviraat, worden de rechten van de vrouw geschonden. Bij de dood van de man, gaan de meisjes naar zijn clan. (...) De vrouw heeft geen rechten.
Polygamen worden niet als de oorzaak van de bruidsschapsstijging aangeduid. Zij maken enkel gebruik van de situatie.
Deze negatieve kenmerken worden gerelativeerd door het algemene beeld van het heidens huwelijk. De twee familie bekijken het huwelijk van hun kind als een verrijking. De vrijheid van de vrouw wordt over het algemeen niet gerespecteerd.
1.4.5.Eigenschappen van monogamie.
Monogamie daarentegen is de basiscel voor de nieuwe maatschappij.
1.4.6.Doel van de missionarissen.
Hun doel is de regeneratie en de veredeling van de maatschappij. Zoals wij er reeds hoger op wezen, willen zij de maatschappij niet bruskeren, maar willen zij vooral door de verspreiding van het evangelie hun doel bereiken. Op geestelijk vlak staat de Kerk ervoor in.
"Au point de vue de la poursuite de son bien temporel elle a besoin de la protection de son bien spirituel elle a besoin de l'aide de la société spirituelle qui est l'Eglise Catholique." ([533])
Het christelijk gezin ziet zij als het instrument van de veredeling omwille van de onontbindbaarheid en het monogaam karakter. (cfr. supra)
Bij de bespreking van de bruidsschat menen zij dat zij de klus als volgt kunnen klaren; onder invloed van de christelijke godsdienst zal de algemene mentaliteit veranderen. De opvoeding van meisjes in de scholen moet hen bewust maken van hun menselijke waardigheid. De Staat zou beter niet tussenkomen om een maximum op te leggen. Een wettelijk ingrijpen is gewenst slechts daar waar de instemming van de vrouw met haar huwelijk ontbreekt.([534])
1.4.7.Vragen aan de overheid.
In hun vragen aan de overheid laten zij het gewoonterechtelijk milieu voor wat het is. De inlanders beschikken over een rechtspraak die in staat is tussen te komen indien nodig. Dit is eveneens de wens van de Commissie ter Bescherming van de Inlanders.([535])
Enkel in twee gevallen willen zij dat de Staat overal optreedt. De instemming van de vrouw in haar huwelijk zou algemeen moeten verzekerd worden (cfr. supra). Overal zou het jonge meisje moeten worden beschermd. Het bezoek van jonge meisjes aan de centra zou minder makkelijk moeten worden gemaakt door hen te verplichten een toestemming te vragen bij de territoriale administratie. Er zou een grotere propaganda moeten gevoerd worden om de meisjes meer aan te trekken tot de scholen. Men zou eventueel te toepassing van het decreet van 2 juni 1898 terug in werking kunnen stellen. Dit decreet straft het misbruik van minderjarige meisjes.
Hun prioriteit gaat uit naar de bescherming van hun christelijke gemeenschap. In de geschreven wet zien zij officieel geen erkenning van het christelijk huwelijk. Het religieus huwelijk wordt slechts beschermd in de mate dat zij deel uitmaakt van de gewoonterechtelijke huwelijken of van de burgerlijke huwelijken.([536]) De Staat begunstigt de individuele vrijheid, het progressief opheffen van polygamie, conform aan de Koloniale Keure, maar zij sluit nergens de erkenning van het religieus huwelijk als zodanig in.([537])
Zij willen dan ook dat dit huwelijk erkend wordt door de Staat. Compromisvorming lijkt het motto. De voorgestelde maatregelen liggen volledig in de lijn van wat de Hemptinne bereikt had het jaar daarvoor in de Beschermingscommissie. Het lijkt hen wenselijk dat er een nieuwe classificatie van het huwelijk toegelaten wordt, ten gunste van het erkennen, indien niet juridisch, dan toch in de feiten, van het christelijk huwelijk.([538]) Lagae stelt dezelfde kleine immatriculatie voor. Op deze manier zouden zij de erkenning verkrijgen, niet van het christelijk huwelijk als zodanig, maar als monogaam huwelijk dat geregistreerd wordt door de burgerlijke Staat. Zo zou dit huwelijk onderscheiden worden van het gewoonterechtelijk en het burgerlijk huwelijk.
Dat is alles wat zij kunnen hopen op dit moment.([539]) Op de beschermingscommissie was inderdaad gebleken dat, hoe hard de Hemptinne ook geprobeerd had, het religieus huwelijk als zodanig geen bescherming kreeg.
Tijdens de bespreking van deze problematiek, gaf de Apostolisch Delegaat lezing van een correspondentie tussen hem en Pater Lotar, lid van de Koloniale Raad. Deze correspondentie heeft betrekking op het decreet tegen overspel en bigamie. Daarin wordt voorgesteld hoe zij erkenning van het christelijk huwelijk zouden kunnen verkrijgen. De voorstellen van de Delegaat worden unaniem goedgekeurd door de vergadering. Dit laat ons vermoeden dat deze voorstellen niet dezelfde zijn als deze die Mgr. Lagae naar voor schoof. Met ons eerder vooropgestelde axioma in het achterhoofd (Het gepubliceerde rapport bevat geen gegevens waar men niet allen mee akkoord is.), geloven wij echter dat de voorstellen van Mgr. Dellepiane voorkomen in het gepubliceerde stuk, zoals hierboven beschreven.
In het Afrikaans archief vonden wij een nota van pater Lotar die vermoedelijk uit de correspondentie met Mgr. Dellepiane voortsproot. De inhoud ervan bevestigt ons vermoeden. (cfr. infra)
Na de bespreking over overspel en bigamie stemde de vergadering in met de maatregelen zoals die voorgelegd werden in het rapport. Deze liggen in de lijn van wat werd voorgesteld inzake de erkenning van het religieus huwelijk. Mgr. Lagae had hoogstwaarschijnlijk in het stuk over overspel en polygamie zijn gegevens reeds aangepast aan de eerder goedgekeurde voorstellen van Mgr. Dellepiane. De wettelijke bescherming waarin dit decreet voorziet zou zich moeten beperken tot de monogame verbintenissen die zo gewild en geregistreerd zijn; de christelijk of burgerlijk gehuwden. Ook hier zou het onderscheid tussen een grote en een kleine immatriculatie de redactie van het gewenste decreet vergemakkelijken.
Het voorstel van Van Wing, om alle monogame huwelijken te beschermen, dat overgenomen werd door de Belgische Oversten, en dat in 1928 verwoord werd in de Beschermingscommissie, laten zij blijkbaar links liggen.
1.4.8.Claim.
Gezien de Koloniale Keure, die de Regering oplegt de geleidelijke opheffing van de polygamie te begunstigen, mag een decreet geen bescherming bieden aan de polygamen. Dit zou tot indirect gevolg hebben dat het polygame regime verstevigd wordt in de ogen van de inlanders.([540])
2. Koloniale Raad 1934
In 1934 werd de discussie heropend over het rapport Rolin in de Koloniale Raad.([541])
2.1.Schets van problematiek door Bertrand, oud Commissaris-Generaal.
Bertrand, oud Commissaris-Generaal, opende de besprekingen. Via zijn toespraak krijgen we een zicht op het beeld dat heerst in het koloniale milieu in het moederland.([542])
In 1928 geloofde men dat de ontbinding van de gewoonte typisch was voor groepen die deze verlaten hadden. Toen veronderstelde men dat dit fenomeen, dat gepaard ging met een demoralisatie, aan de basis lag van een ontvolking. Zij hadden er echter geen bewijs voor. Men dacht toen dat de inlandse rechtspraak die bevoegd was inzake de gewoontes, het gewenste correctief kon aanbrengen.
In 1931 signaleerde "la Commission de la Main-d'Oeuvre" de losbandigheid, die een grote depopulatie veroorzaakte, zelfs in het gewoonterechtelijke milieu. Volgens de Commissie heeft dit vertrouwen op de inlandse rechtsspraak, niet het gewenste resultaat opgeleverd. Zij stelde voor dat deze straffen op grotere schaal werden toegepast.
2.2.Invulling van het decreet.
Zijn toespraak maakt eveneens duidelijk welke invulling men voorstaat in het moederland van het decreet, en welke bescherming men wil toekennen aan het religieus huwelijk. Het grootste bezwaar die men op het ontwerp van de Commissie van 1928 had, was dat polygamie op die manier beschermd zou worden. Anderen echter meenden dat polygamie een rem betekende op de algemene losbandigheid.
De meerderheid van de dignitarissen en de magistraten is niet te vinden voor repressieve maatregelen tegen overspel bij polygamen. Bertrand meent dat men geen enkele remedie ter zijde kan laten. Naast de werking van de missies die zich meer baseert op het vertrouwen van de bevolking, moeten ook repressieve maatregelen komen. Er moet een middel gevonden worden om de inheemse huwelijken te sterken, zelfs de polygame. Ofwel steunt men hierbij op de geschreven wet ofwel op een afgedwongen verandering in de gewoonte. (...) Men kan de religieuze huwelijken niet blijven negeren. Zij zijn ontegensprekelijk van een grotere waarde dan de polygame huwelijken, aldus Bertrand. Louwers, Koloniaal Raadgever in het Ministerie van Buitenlandse Zaken, drukt er op dat de religieuze huwelijken steeds talrijker worden.
2.3.Terug naar de Commissie.
Na enkele opmerkingen die volgden op de toespraak van Bertrand, zond de Koloniale Raad het ontwerp Rolin terug naar de Commissie, die reeds eerder in 1928 was samengesteld.([543])
Pater Lotar maakte deel uit van de Commissie.([544]) Rond deze Commissie bestaat nogal wat onduidelijkheid. In het Afrikaanse archief vonden wij slechts stukken van de verslagen terug. Deze staken tussen de proces-verbalen van de Commissie van 1928.([545]) De doorgenomen beschrijving van het ontstaan van de wet in 1948, verzwijgt deze Commissie.([546]) In het historisch overzicht dat de Commissie Louwers in 1946 naar voor bracht wordt verwezen naar het oprichten van de Commissie in 1934. De verslaggever van toen herinnert zich echter niet dat zij ooit bijeengekomen is. Volgens hem had de Administratie het onderzoek terug op zich genomen. Bovendien had Ryckmans, die een weinig na dit tijdstip tot Gouverneur-Genraal benoemd werd, het verlangen uitgedrukt er zich persoonlijk mee bezig te houden. Hij hield er immers persoonlijke opvattingen op na.([547]) Volgens Piron en De Vos werd het rapport van deze Commissie niet gepubliceerd.([548])
2.4.Pater Lotar in de Commissie.
2.4.1.Nota van Lotar: bescherming van het christelijk monogaam huwelijk.
Vooraleer wij de bepalingen van de Commissie bespreken, staan wij even stil bij een nota van pater Lotar. Hierop staat geen datum vermeld, doch het bevond zich in een dossier met allerlei documenten die dateerden tussen 1932 en 1934. Hij vat hierin zijn mening samen omtrent het project dat hen voorgelegd werd. Deze "Note du P. Lotar remise à la Commission chargée d'examiner le projet de décret sur la répression de l'adultère et de la bigamie." is geschreven tussen 9 maart de oprichting van de Commissie, en 10 april 1934, de eerste zitting ervan.([549])
Herinneren wij er de lezer aan dat er een correspondentie was geweest tussen lotar en Dellepiane, Apostolisch Delegaat.
In zijn uiteenzetting wijdt hij de meeste woorden aan het overspel. Hij onderscheidt drie categorieën overspel; Daar waar er twee personen onderhevig zijn aan het geschreven recht, daar waar beide gehuwde partners onder het gewoonterecht vallen en daar waar de ene onder het gewoonterecht valt en de andere onder het geschreven recht.
Inzake bigamie is hij kort en bondig. De nota die pater Lotar voorlegt aan de Commissie, ligt volledig in de lijn van de recentste besprekingen van de Oversten tijdens hun vergadering. Het gewoonterechtelijk huwelijk, polygaam of monogaam, zou geen bescherming mogen verwachten van het decreet. In het gewoonterechtelijk statuut heeft men de mogelijkheid polygaam of bigaam te zijn. Het is, volgens hem, onnodig in het decreet melding te maken van individuen die geregeerd worden door het gewoonterecht. Bijgevolg wordt het artikel 74/7 aangepast; "Quiconque, étant engagé dans les liens d'un mariage de droit écrit (1) en aura contracté un autre, etc..." Bovendien worden de belangen van de katholieke Kerk nauwelijks aangehaald. Op de vergadering hadden de missionarissen gesteld dat zij geen bescherming van het christelijk huwelijk als zodanig zouden kunnen verwachten.
In een voetnoot verwijst hij onrechtsstreeks naar hun prioriteiten; "(1) Ou religieux de caractère monogamique". Zijn mening verandert hij enkel wanneer de inlanders gebruik zouden kunnen maken van een "tussenstatuut", anders dan het huidige geschreven recht en het gewoonterecht "pur et simple". Pater Lotar, die hiermee duidt op de zogenaamde kleine immatriculatie, (cfr. supra) verzwijgt dat de missionarissen hiermee een speciaal statuut voor hun christenen op het oog hebben. Misschien past dit in een nieuwe strategie. Misschien ook, veronderstelde hij dat de Commissie-leden hiervan op de hoogte waren. De Minister van Koloniën had immers een commissie opgericht die hieromtrent een voorontwerp voorbereidde.([550])
2.4.2.Lotar tijdens de besprekingen.
De bespreking van de Commissie verliep vrij verwarrend. We geven een korte weergave ervan. Hoewel de voorzitter, Dupriez, lezing gaf van de nota van pater Lotar was deze tijdens de bespreking opvallend stil.
Het is hoofdzakelijk Louwers die het woord voert. Hij houdt het in grote lijnen bij het voorstel Rolin van 1928. De straffen tegen overspel en bigamie zouden moeten toegepast worden op alle huwelijken. Voor de inlanders die religieus of volgens de gewoonte huwden, worden de voorwaarden die overspel, bigamie en de plicht tot samenwonen vastleggen, bepaald respectievelijk volgens het kerkelijk recht of het gewoonterecht. De inlandse rechtsspraak kan daar het best over beslissen. Het religieus huwelijk zou hierbij niet van een registratie voorzien moeten worden. De besprekingen zijn niet afgerond.
3. Decreet op het niet huwbare meisje.
In 1935 en 1936 werd de problematiek van het niet huwbare meisje besproken in de Koloniale Raad.([551])
De discussiepunten vormden de manier van bestraffing. Er wordt nergens een link gelegd met polygamie. We bestuderen de besprekingen dan ook niet nader. Dit zou ons te ver leiden.
In 1936 werd een decreet uitgevaardigd dat aan ieder persoon, met voogdij over een inlands meisje dat de puberteitsleeftijd nog niet bereikt heeft, verbiedt haar uit te huwelijken als dit het vroegtijdig samenwonen met de toekomstige echtgenoot met zich meebrengt.([552])
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[509] Première Conférence Plénière des Ordinaires des Missions du Congo Belge et du Ruanda-Urundi. Présidée par S.E. Mgr. Le Délégué Apostolique. Léopoldville, 19-30 octobre 1932.
Op deze bijeenkomst waren aanwezig de Mgrs. Roelens, De Clercq, De Boeck, Classe, Van Uytven, Lagae, Leys, Cuvelier, Verwimp, Mattijsen, Stappers, Van Goethem, Sak, Wantenaar, Blessing, Haezaert, Tanghe, de afgevaardigde paters De Clercq, Allard, Verfaillie. Grégoire vertegenwoordigde de Hemptinne.
Verder in de studie duiden we deze bron aan met CP 1932.
[510] LAGAE, Le Mariage et la famille Chrétienne, in CP 1932, p.166-sq.
[511] CP 1932, p.166.
[512] CP 1932, p.167.
[513] CP 1932, p.168.
[514] CP 1932, p.167.
[515] CP 1932, p.168-170.
[516] CP 1932, p.161.
[517] CP 1932, p.171.
[518] ut sup.
[519] CP 1932, p.167.
[520] CP 1932, p.168.
[521] CP 1932, p.175.
[522] ut sup.
[523] CP 1932, p.179.
[524] CP 1932, p.176.
[525] CP 1932, p.177.
[526] ut sup.
[527] CP 1932, p.173.
[528] CP 1932, p.174.
[529] Bij een opkoop wordt de instemming van de vrouw met het huwelijk niet gevraagd. De bruidsschat wordt gehanteerd als een te betalen prijs. Hij wordt niet aanzien als een ondersteuning van het huwelijk. Dit onderscheid wordt reeds gemaakt van in 1919.
Zie ook HAUBEN (M.), Contribution à la solution pastorale de la problématique du mariage africain et de son paiement. Roma, Herder, 1966, p.11.
[530] CP 1932, p.179.
[531] CP 1932, p.171.
[532] CP 1932, p.178.
[533] CP 1932, p. 166.
[534] CP 1932, p.176.
[535] CP 1932, p.176.
[536] CP 1932, p.171.
[537] CP 1932, p.172.
[538] ut sup.
[539] CP 1932, p.173.
[540] CP 1932, p.178.
[541] CONSEIL COLONIAL Compte rendu analytique des séances., Brussel, Lesigne, 1934, p.338-341.
Verder in de tekst gebruiken we de afkorting CC 1934 om naar deze bron te verwijzen.
[542] CC 1934, p.338-340.
[543] CC 1934, p.341.
[544] Verder zetelen er nog Dupriez (voorzitter), Voisin, Rolin, Bertrand, en Louwers.
[545] AAB, fonds AI1560, dossier; "Aide mémoires des discussions en 1928", document; Commission speciale chargée de l'examen des projets de décrets relatifs à l'adultère et à la bigamie et à l'immatriculation des indigènes. Séance de 10/04/1934.
[546] CEPSI. "La protection légale du Mariage Monogamique au Congo Belge." in Bulletin du centre d'Etudes des Problèmes Sociaux Indigènes, Elisabethville, 1950, 2, p.87-201.
[547] CONSEIL COLONIAL Compte rendu analytique des séances. Brussel, Lesigne, 1946, p.433-435.
[548] PIRON (P.) et DE VOS (G.), Codes et lois du Congo Belge. 1954, p.163.
[549] AAB, Fonds AI 1560, dossier; "Divers", document; Note du P. Lotar remise à la Commission chargée d'examiner le projet de décret sur la répression de l'adultère et de la bigamie.
[550] GUEBELS (L.), Relation complète des travaux de la commission permanente pour la protection des indigènes. Gembloux, Duculot, s.d., p.514.
[551] CONSEIL COLONIAL Compte rendu analytique des séances. Brussel, Lesigne, 1935, p. 1165-1170, p.1112, p.1182-1191 en 1936, p.708-712, 665-669.
[552] Bulletin Officiel, 1936, p. 941.