Aanzet tot reconstructie van het grondbezit te Oplinter tijdens het Ancien Regime. (Johan De Rocker) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Woord vooraf
Toen we tijdens onze tweede kandidatuur Moderne Geschiedenis de seminarieopdracht kregen een middeleeuwse bron i.v.m. dorpsgeschiedenis te ontleden, kozen we voor een cijnsboek opgesteld in 1573 en toebehorende aan jonker Zeger Amours, heer van Bunsbeek. Tijdens het onderzoek ervan ontmoetten we verscheidene vermeldingen van dat cloester van Linther, hetgeen ons toentertijd niet bekend was en zo onze aandacht trok.
Uit een eerste prospectie -tijdens de zomermaanden voorafgaand aan de eerste licentie- ontdekten we dat er van dit klooster nog een uitgebreid archief bewaard was gebleven, met een bijhorende inventaris uitgegeven door Hendrik Delvaux in 1965.[1] Op basis daarvan was de geschiedenis van het klooster herschreven in twee licentiaatsverhandelingen door Destrain en Repriels, waarbij dit archief geraadpleegd en onderzocht werd.[2] De documenten betreffende het beheer van de kloostereigendommen waren echter nauwelijks bestudeerd. Zowel Destrain als Repriels vermeldden wel de ontwikkeling van het kloosterdomein vanaf de stichting, doch niet verder dan 1400. Nochtans waren relatief vele oorkonden, akten en dergelijke bewaard gebleven die hieromtrent waardevolle inlichtingen konden bezorgen.
Bij aanvang van onze eerste licentie trokken we met dit voorstel naar Prof. Dr. Van Ermen, teneinde te vernemen of het de moeite waard was hier verder onderzoek over te doen, en of het kon voldoen als onderwerp voor een licentiaatsverhandeling. Hijzelf raadde aan nog verder te zoeken naar interessante informatie over Maagdendaal en het dorp Oplinter, om het voorgestelde onderwerp beter te kunnen plaatsen en gedetailleerder te omschrijven. Zo stootten we onvermijdelijk op de dubbele heerlijkheid van Oplinter, en op de archieven van beide heren.[3] Bij het doornemen van de inventarissen bleek ook hier een onderzoek naar de verdeling van het grondbezit mogelijk, gezien de vele leen- en cijnsboeken. Aangezien Prof. Dr. Van Ermen zelf vertrouwd was met de (aanzet tot) reconstructie van grondbezit, aanvaardde hij onze vraag om op te treden als promotor van onze licentiaatsverhandeling.
We koesterden zelf grote verwachtingen, die -deels door ons toedoen- helaas niet helemaal werden ingelost. We hadden immers gehoopt om onze kaarten met onze (gedeeltelijke) reconstructie van het grondbezit te Oplinter digitaal te kunnen aanbieden. Daarvoor hadden we Prof. Dr. Fr. Truyen gecontacteerd om ons daarin als co-promotor te begeleiden. Op zijn aanraden probeerden we vertrouwd te raken met een GIS-programma, nl. Mapinfo. Dit programma stelt de gebruiker ervan in staat om gegevens in databases te koppelen aan kaartmateriaal. Doch dit bleek te hoog gemikt: hoewel we hiervoor extra colleges volgden bij de geografen in Heverlee, moeten we erkennen dat onze interdisciplinaire inspanningen niet geleid hebben tot de vooropgestelde idee.
Dit betekende echter niet dat we de inspanningen van beide promotoren zouden onderkennen. Integendeel, een dergelijk onderzoek zou niet mogelijk geweest zijn zonder hun deskundige hulp. In de eerste plaats wensen wij daarom beide professoren hartelijk te danken voor hun wetenschappelijke bijstand, raadgevingen, kritische opmerkingen en voornamelijk voor de tijd die ze hierin geïnvesteerd hebben.
Daarnaast zou dit eindwerk nooit op tijd afgerond geraakt zijn zonder de hulp van vele familieleden, vrienden en kennissen. Hierbij willen we in de eerste plaats onze ouders bedanken voor hun steun en bereidwillige medewerking. Vervolgens verscheidene ‘historische vrienden’ die steeds hun bereidheid hebben betoond om ons op één of andere wijze te helpen. Zo mogen we zeker de heer P. Kempeneers hier niet vergeten te vermelden, die zijn persoonlijke bibliotheek en archief voor ons toegankelijk stelde, en van wie we verscheidene werken mochten ontlenen. Tevens vonden we als ‘paleografisch groentje’ kennis van zaken bij een aantal personen werkzaam bij en/of in het Algemeen Rijksarchief; niet alleen Prof. Dr. E. Aerts en Prof. Dr. E. Put, doch eveneens de heren J. Caluwaerts, R. Jamart en H. Simonart.
Tot slot van dit dankwoord een welgemeend ‘dank-u-wel’ aan alle archiefbewaarders in de alle mogelijke archieven waar we voor ons eindwerk documenten raadpleegden: het Brusselse Algemeen Rijksarchief, het (vernieuwde) Stadsarchief van Leuven, de Leuvense Universiteitsbibliotheken (vnl. Letteren, Geografie en de Centrale Bibliotheek) en de vriendelijke mensen van het Hagelands Historisch Documentatiecentrum te Tienen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |