De roep om Nieuwe Orde in het Waalse landbouwersmilieu: de Parti agraire belge, een rechtse boerenpartij (1931-1940). (Maarten Michiels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De jaren 1930 werden gekenmerkt door een enorme economische malaise. Ondernemingen gingen massaal over kop, de werkloosheid reisde de pan uit, banken kwamen in liquiditeitsproblemen en moesten de terugtrekking van de spaargelden blokkeren, de internationale handel stagneerde. De Grote Crisis hield de hele wereld in zijn ban. De verschillende landen slaagden er niet in adequaat te reageren op de chaos. De roep om een nieuwe aanpak werd steeds sterker, de zoektocht naar een ‘Nieuwe Orde’ kwam op gang: sociaal-politieke theorieën als het corporatisme en verschillende extreme politieke overtuigingen, zowel rechts als links, vonden makkelijk aanhangers onder de ontevreden bevolking die zwaar te lijden had onder de gevolgen van de crisis.
Deze roep om vernieuwing was ook terug te vinden in het Henegouwse landbouwmilieu. De Parti agraire belge, die streefde naar een betere verdediging van de landbouwers, ontstond als een afscheuring van de reeds bestaande boerenorganisatie Unions professionnelles agricoles (U.P.A.). Die Parti agraire is het onderwerp van deze licentiaatverhandeling. Het eerste teken van leven van de Parti agraire was het verschijnen van een eigen publicatie, La Terre, op 12 december 1931. De partij zou tweemaal deelnemen aan de parlementsverkiezingen, in 1932 en in 1936. In oktober 1938 ontstond, in samenwerking met het Vlaamse Boerenfront, uit de Parti agraire het Front paysan belge. Bij de Duitse inval in 1940 werden alle activiteiten stopgezet en de partij zou niet opnieuw verschijnen na het aflopen van de Tweede Wereldoorlog. Mijn promotor, prof. dr. Van Molle, was het bestaan van de Parti agraire op het spoor gekomen door haar eigen onderzoek in het kader van haar publicatie over de geschiedenis van de Belgische Boerenbond.[1] Dat werk was meteen een uitstekend referentiekader voor het schrijven van deze licentiaatverhandeling aangezien de Parti agraire zich heel vijandig opstelde tegenover de Boerenbond.
In de secundaire literatuur is er heel weinig materiaal te vinden over de Parti agraire. De vele publicaties over Rex, de middenstand, de politieke geschiedenis van België, boerenorganisaties en aanverwante onderwerpen maken geen enkele vermelding van het bestaan van de Parti agraire. Twee uitzonderingen hierop: de licentiaatverhandeling van Koen Desmecht ten eerste, eveneens begeleid door prof. dr. Van Molle, behandelt de geschiedenis van het Belgische landbouwprotectionisme. Bij zijn bespreking van de U.P.A. heeft hij het in een korte paragraaf over het bestaan van een afscheuring van de U.P.A., namelijk de Parti agraire.[2] Prof. dr. Van Molle ten tweede vermeldt heel kort de Parti agraire wanneer ze het heeft over het ontstaan van het Front paysan belge, een samenwerking tussen het Boerenfront en de Parti agraire.[3] De geringe aandacht voor de Parti agraire is te verklaren. Ten eerste omdat het onderzoek over de geschiedenis van landbouw en platteland in Wallonië op een laag pitje staat. Ten tweede kan het ontbreken van enig onderzoek over de Parti agraire reeds wijzen op de beperkte impact en draagwijdte van de partij, maar het ligt juist in het doel van deze verhandeling om dat na te gaan.
Ook over de U.P.A. ontbreekt totnogtoe een exhaustieve studie. Vooral wat betreft de politiek-ideologische ideeën van de U.P.A. tast men nog in het duister. Tot slot zou ik bij deze status quaestionis van het onderzoek willen wijzen op een werk van de Duitse historicus Hans-Jürgen Puhle. In zijn artikel ‘Warum gibt es in Westeuropa keine Bauernparteien?’ geeft hij argumenten voor het ontbreken van grote boerenpartijen in West-Europa.[4] Het belangrijkste antwoord op die vraag is volgens hem het bestaan van verschillende machtige landbouwersgroeperingen en drukkingsgroepen die er perfect in slagen te wegen op het beleid. Door de invloed van dergelijke organisaties was er geen nood meer aan onafhankelijke boerenpartijen. België beantwoordt aan de these van Puhle: België heeft nooit het bestaan van grote boerenpartijen gekend. Organisaties zoals de Boerenbond slaagden er perfect in invloed uit te oefenen op het Belgische beleid. Waarom was er in de jaren 1930 dan toch een poging om een boerenpartij op te richten? Dat vormt een eerste belangrijke onderzoeksvraag voor deze verhandeling.
Een tweede onderzoeksvraag gaat over de politieke oriëntering van de Parti agraire. Wat waren haar voornaamste kopzorgen, zowel in het algemene beleid als in het Belgische landbouwbeleid, en wat was het programma dat ze voorstelde om daar iets aan te doen? Ook de achterliggende ideologie krijgt relatief veel aandacht. Hoe rechts tot uiterst rechts waren de denkbeelden van de Parti agraire? Een derde belangrijke vraag behandelt de externe relaties: hoe verliepen de contacten van de Parti agraire met andere spelers in het veld zoals de Boerenbond en de U.P.A. en met andere politieke partijen? De receptie van het bestaan van de partij vormt ook een aspect van deze onderzoeksvraag: hoe reageerde men op het ontstaan en de verkiezingsdeelname van een boerenpartij? Die verkiezingen vormden een vierde belangrijk thema: de partij nam twee keer deel aan parlementsverkiezingen, in 1932 en in 1936. Hoe bereidde ze zich voor op verkiezingen, wat waren haar resultaten, hoe reageerde ze op eventuele nederlagen?
Voor het beantwoorden van deze vragen werden verschillende bronnen geraadpleegd. De belangrijkste bron was het weekblad La Terre, de partijkrant van de Parti agraire die verscheen van 12 december 1931 tot en met 22 oktober 1938.[5] La Voix de la Terre, de publicatie van het Front paysan dat de opvolger was van de Parti agraire, vormde eveneens een belangrijke bron, vooral om het einde van de Parti agraire te kunnen reconstrueren. La Voix de la Terre werd gepubliceerd van 29 oktober 1938 tot 23 november 1940, met een hiaat van enkele maanden net na de Duitse inval. La Terre en La Voix de la Terre zijn allebei vrij zeldzaam in de Belgische bibliotheken. Alleen de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de Federale Bibliotheek Landbouw bezitten volledige collecties van deze kranten. Een belangrijke kanttekening die bij La Terre moet geplaatst worden, is dat de krant zich uitdrukkelijk als een ‘vrije krant’ wilde profileren. Concreet wil dit zeggen dat alles gepubliceerd werd wat de redactie ingestuurd kreeg. Regelmatig verscheen er dan ook een artikel geschreven door een of andere landbouwer dat normaal in een soort lezersbrievenrubriek zou thuishoren. In het geval van La Terre werden dergelijke artikels zelfs vaak op de eerste pagina’s gepubliceerd, alsof het een artikel van de vaste redactie was. Niet zelden werden er op deze manier tegenstrijdige standpunten verdedigd: een ingestuurd artikel verkondigde een mening waar het directiecomité van de Parti agraire dan tegen inging. Vanaf 25 mei 1935 staat bovenaan op de voorpagina van La Terre: “Les auteurs sont RESPONSABLES de leurs écrits.”[6] Wilde de Parti agraire hiermee duidelijk maken dat ze niet noodzakelijk akkoord was met alles wat verkondigd werd in La Terre? Ik ben ervan uit gegaan dat zowel artikels ondertekend door leden van het directiecomité van de Parti agraire als anonieme artikels die niet tegengesproken werden officiële standpunten van de Parti agraire vertolken.
Naast deze twee publicaties van de Parti agraire kon ik ook gebruik maken van verschillende andere bronnen waarin verwezen wordt naar de Parti agraire en naar haar voorganger, de Mouvement agraire en naar haar opvolger, het Front paysan. Ik denk daarbij aan de knipselmappen van de Boerenbond, bewaard op het Infodoc, en aan het archief van de centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond, gedeponeerd op het KADOC.[7] Ook de publicaties van andere landbouwverenigingen waren nuttig, zoals L’Alliance Agricole Belge, Het Boerenfront, La Défense Agricole Belge, De Boer en Le Paysan. Tot slot werden er ook nog enkele Waalse kranten gebruikt (La Dernière Heure, La Libre Belgique en Le Soir) en heb ik ook gezocht in de Parlementaire Handelingen van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers en in de verslagen van de Provincieraad van Henegouwen. Deze bronnen heb ik niet in hun totaliteit geraadpleegd: voor sommige bronnen zocht ik in inventarissen of indices naar relevante items, wat het geval was voor de Parlementaire Handelingen en voor het archief van de centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond. Voor de kranten bijvoorbeeld gebruikte ik dan weer steekproefdata. Die steekproefdata waren het verschijnen van La Terre (december 1931), de twee verkiezingsdeelnames (november 1932 en mei 1936) en het ontstaan van het Front paysan en het verschijnen van La Voix de la Terre (oktober 1938).
De structuur van deze licentiaatverhandeling trekt resoluut de kaart van de chronologie. De Parti agraire nam twee keer deel aan parlementsverkiezingen, namelijk in november 1932 en in mei 1936. Het lag dan ook voor de hand de hele historie op te delen in drie chronologische blokken: een eerste hoofdstuk behandelt alles vanaf het ontstaan van de Mouvement agraire in december 1931 tot en met de verkiezingen van 1932. Het tweede hoofdstuk begint dan weer vlak na die verkiezingen en loopt tot en met de verkiezingen van mei 1936. Het derde en laatste hoofdstuk gaat tenslotte over de periode na 1936 tot en met de samenwerking met het Boerenfront in het Front paysan. In dat laatste hoofdstuk besteed ik ook aandacht aan hoe het de partij is vergaan onder de Duitse bezetting. Elk hoofdstuk is verdeeld in enkele paragrafen, afhankelijk van welke thema’s en onderzoeksvragen in de behandelde periode van belang zijn. Zaken die in elk hoofdstuk terugkomen zijn het programma, de ideologische oriëntering en de externe relaties.
1.1 Het ontstaan van de Mouvement agraire belge, de voorloper van de Parti agraire
1.1.1 De context: de economische crisis en de landbouwcrisis
Donderdag 24 oktober 1929 staat algemeen bekend als Black Thursday, de crash van de New Yorkse effectenbeurs op Wall Street. De speculatieve bel waarop de Amerikaanse economie dreef, was gebarsten. Deze gebeurtenis wordt als het formele begin gezien van de Grote Crisis, die zich als een olievlek over de hele wereldeconomie verspreidde. De paniekreacties veroorzaakten een totale ontwrichting van de landbouw- en industriële productie en van de internationale handel. België had aanvankelijk niet al te veel last van de economische malaise, maar de verschillende grootmachten reageerden egoïstisch op de crisis. Ieder land trachtte de invoer af te remmen door tolmuren op te trekken en de export te stimuleren door forse subsidiëring, met dumpingen als gevolg. België stond veeleer machteloos in deze meedogenloze survival of the fittest. De waarde van de Belgische uitvoer daalde tussen 1929 en 1933 met meer dan de helft. Sectoren waarin meer dan 50 procent van de bedrijven met verliescijfers werkten, waren geen uitzondering.[8] Ook de werkloosheid bereikte ongekende hoogten: in 1929 was ongeveer 4 procent van de verzekerde arbeiders volledig of tijdelijk werkloos, in 1931 was dit percentage opgelopen tot 28 procent en in 1932 tot 40 procent. De overheid zag zich geconfronteerd met gigantische onvoorziene uitgaven en voerde fikse belastingverhogingen door.
De Grote Crisis ging gepaard met een internationale landbouwcrisis. Schaalvergroting en technologische vooruitgang zoals mechanisering en het gebruik van chemische meststoffen veroorzaakten overproductie, wat dan weer voor een algemene prijsval zorgde. Via subsidies probeerde men de overschotten te exporteren, met de reeds vermelde dumpingen tot gevolg. In België bijvoorbeeld veroorzaakte de massale invoer van landbouwproducten een daling van de landbouwprijzen met 51 procent.[9] Het landbouwersinkomen is met een kwart teruggevallen. Een landbouwer verdiende gemiddeld minder dan een industriearbeider.[10]
1.1.2 Het eerste teken van leven van de Mouvement agraire: het verschijnen van La Terre
De algemene ontevredenheid bij de Belgische bevolking over de crisis en de aanpak ervan leidde tot het ontstaan van verschillende lokale protestbewegingen, organisaties van malcontenten die ageerden tegen de staat en tegen eender wie zij verantwoordelijk achtten voor de economische problemen. Zo ook in het Henegouwse landbouwmilieu: op 12 december 1931 verscheen het eerste nummer van La Terre, uitgegeven in Ciply-lez-Mons. Op de voorpagina werd melding gemaakt van de stichting van een Mouvement agraire belge. Het weekblad La Terre werd het officiële orgaan.[11] De belangrijkste verzuchting in het programma van de Mouvement agraire was waarom de landbouwersklasse, die volgens de Mouvement agraire één derde van de bevolking bedroeg, geen deel van de macht had.[12] Door dat gebrek aan inspraak en macht werd in haar ogen een landbouwpolitiek gevoerd waardoor de landbouwers zwaar te lijden hadden onder de crisis. De Mouvement agraire legde de schuld hiervoor bij de klassieke politieke partijen die de emancipatie van de landbouwers steeds belet hadden.[13] Ze wilde de politieke organisatie van de landbouwers realiseren, waartoe ze zich als een nationale partij aandiende. Het verdere programma was veeleer vaag te noemen.[14]
Samen met de Mouvement agraire belge werd ook een coöperatieve vennootschap opgericht, eveneens onder de naam La Terre, met de zetel op dezelfde plaats als het weekblad.[15] De oprichtingsakte werd gepubliceerd in het staatsblad.[16] Een samenvatting van de statuten verscheen in La Terre. Volgens die statuten had de coöperatie het doel om, via de pers, ideeën en doctrines in verband met landbouw te verspreiden en op alle mogelijke manieren bij te dragen aan de sociale emancipatie en politieke organisatie van de landbouwersklasse. De statuten maakten ook melding van de voorlopige raad van bestuur.[17] Verder werd er bepaald dat 25 procent van de opbrengst voorzien werd voor de wettelijke reserve en de overige 75 procent zou gebruikt worden om propaganda te voeren voor de Mouvement agraire belge.[18] Op de voorpagina’s van de eerste nummers van La Terre stond een oproep om mee te werken aan de coöperatie. Lezers konden voorgedrukte invulstroken uitscheuren om 100 frank te storten, waarvan de intrest van 4 procent gebruikt zou worden om de Mouvement agraire belge te steunen.[19] Vanaf 5 maart 1932 verdwenen deze coupons en werd er niet meer opgeroepen om te storten. Over de verklaring werd met geen woord gerept, maar de meest voor de handliggende reden was de opdoeking van de coöperatie wegens te weinig succes. De werking van deze coöperatie is overigens niet duidelijk. De enige manier om winst te genereren waren de stortingen van de medestanders. Waar die 4 procent interest vandaan kwam, is een raadsel. Waarschijnlijk bestond het plan eruit om de gestorte bedragen te investeren, en zou de opgebrachte rente gebruikt worden door de Mouvement agraire. In dat geval zou men niet echt van een coöperatie kunnen spreken, want wat is dan de meerwaarde voor de medewerkers aan de coöperatie?
1.1.3 De Mouvement agraire als afscheuring van de U.P.A.
De Mouvement agraire belge kan gezien worden als een afscheuring van een Waalse landbouwersorganisatie, de Unions Professionnelles Agricoles (U.P.A.). De U.P.A. was in 1919 ontstaan op initiatief van Louis Sandront. Sandront was een katholiek politicus die vanaf 1929 volksvertegenwoordiger was voor het arrondissement Verviers. Hij was ook hoofdredacteur van La Défense Agricole Belge, het officiële weekblad van de U.P.A. De U.P.A. werkte met een kantonale structuur. Die kantonale verenigingen werden overkoepeld door vrij autonome provinciale afdelingen. De verschillende provincies vormden de Fédération Nationale des Unions Professionnelles Agricoles, het veeleer zwakke centrale orgaan.[20] De bijdrage voor lidmaatschap van de U.P.A., die 2 tot 3 frank per hectare bedroeg, vond men toen redelijk hoog, zeker in vergelijking met de Boerenbond die slechts een vast bedrag van 15 frank vroeg en dan nog een betere dienstverlening aanbood.[21] De U.P.A. had dan ook het imago enkel de rijke boeren als leden te hebben, zeker aangezien Sandront en zijn medestichters eveneens welgestelde herenboeren waren. De U.P.A. wilde strikt neutraal blijven op politiek en levensbeschouwelijk vlak: “La F.N. des U.P.A. s’interdit toute discussion d’ordre politique, philosophique ou religieux.”[22]
Over het politiek-ideologische programma van de U.P.A. is zeer weinig geweten. Hier moet nog uitgebreid onderzoek naar gedaan worden. Het staat wel vast dat de U.P.A. corporatieve ideeën koesterde. Omdat men vond dat de landbouw veronachtzaamd werd in de politiek, wilde de U.P.A. naast het parlement een conseil national économique oprichten, met daarin een afvaardiging van alle beroepen. Geconfronteerd met de internationale crisis hoorde men in de jaren ‘30 in diverse segmenten van de samenleving een roep om vernieuwing. In dat kader werd ook de corporatieve gedachte herontdekt.[23] Het corporatisme is een sociaal-politieke leer die de organisatie van de staat in beroepsgroepen als ideaal heeft, met als doel de verschillende sociale groepen te vertegenwoordigen in het parlement, in verhouding tot hun macht en invloed. Politiek corporatisme ging daarin het verste: het parlement zou plaats moeten maken voor corporatieve kamers.[24] Het staatscorporatisme van Mussolini was daar een goed voorbeeld van: het parlement werd samengesteld uit een beperkt aantal syndicaten (aanvankelijk zes, later dertien) die de belangrijkste beroepsgroepen vertegenwoordigden.[25]
De U.P.A. wilde zo ver niet gaan: een parlement van rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordigers moest het hoogste beslissingsorgaan blijven. De economische raad die zij voorstelde zou slechts adviesrecht krijgen. De U.P.A. was dus aanhanger van een gematigde vorm van politiek corporatisme, vermengd met elementen van economisch corporatisme: de raad zou zich immers vooral met het economische leven moeten bezighouden. De afvaardiging van de landbouw in die economische raad zou uit de landbouwkamers moeten komen, die met nieuwe bevoegdheden geherwaardeerd zouden moeten worden.[26]
Wat het politieke programma van de U.P.A. ook was, vanaf haar ontstaan in 1919 wilde ze haar eisen realiseren door op de katholieke en de liberale lijsten de U.P.A.-leden te steunen. De socialistische partij kwam niet in aanmerking, zij werd consequent bestempeld als een parti de désordre.[27] In 1925 besloot de U.P.A. het over een andere boeg te gooien: de verschillende U.P.A.-kandidaten vormden een aparte lijst, maar dit experiment liep faliekant af.[28] Daarom werd in 1929 definitief beslist toenadering te zoeken tot de gevestigde partijen om zo proberen te wegen op de Belgische politiek. Maar er bleef binnen de U.P.A. een kern actief die niet gelukkig was met die strategie. Die kern was uitgesproken voorstander van de oprichting van een onafhankelijke Parti agraire, een echte boerenpartij, volledig in de geest van het experiment uit 1925. Deze dissidente mening kan niet los gezien worden van de context van de zich verspreidende crisis en de slepende landbouwcrisis: de Parti agraire-kern wilde spoed maken met de redding van de landbouw en was van mening dat de strategie van de U.P.A. om invloed uit te oefenen op de politiek niet langer volstond. Die kern wilde dus niet langer samenwerken met de bestaande politieke partijen. Ze wilde een betere en efficiëntere vertegenwoordiging van de landbouwers in de Kamer en ze betreurde het dat de numerieke sterkte van de landbouwersklasse verloren ging door haar stemmen te verdelen over de verschillende klassieke politieke partijen. In de Kamer was er een landbouwersgroep actief, die enkel steunde op parlementairen van de katholieke partij. Die groep bestond uit minstens 30 leden. Op een totaal van 187 volksvertegenwoordigers was dit dus zeker niet slecht. De Waalse leden, gepatroneerd door de U.P.A. en de Alliance agricole belge, waren in de meerderheid maar waren slechter georganiseerd. Mogelijk was de minder rechtstreekse band van de Waalse gekozenen met de landbouworganisaties de reden van hun vrij ongedisciplineerde gedrag.[29] De gebrekkige organisatie en efficiëntie van de Waalse leden van de katholieke landbouwersgroep kan misschien verklaren waarom de onruststokers binnen de U.P.A. ontevreden waren met de vertegenwoordiging van de Waalse landbouw. Zij wilden dat de boeren van elke politieke signatuur hun partij zouden verlaten en zich als boeren zouden verenigen. Het is uit deze groep dat de oprichters van de Mouvement agraire belge en de auteurs van La Terre kwamen.[30]
De tegenstelling tussen de officiële U.P.A.-lijn en de Mouvement agraire kwam duidelijk tot uiting op het veertiende congres van de U.P.A., op 5 en 6 maart 1932 in Brussel.[31] Op dit congres werd er onder andere gesproken over het politieke vraagstuk. Volgens de anonieme gezant van La Terre op dat congres was het publiek duidelijk overtuigd van het belang van de oprichting van een onafhankelijke boerenpartij. De massa[32] zou heel enthousiast gereageerd hebben op elke spreker die een dergelijke boodschap verkondigde.[33] Dit moet natuurlijk sterk gerelativeerd worden, zeker als men het weekblad van de U.P.A., La Défense Agricole Belge[34], er naast legt. Het verslag van het bewuste congres in dit weekblad rept met geen woord over een mogelijke voorkeur van het publiek voor de oprichting van een Parti agraire. Het enige dat er in het verslag gezegd wordt over politiek is het volgende: “Pour ces motifs [de landbouwcrisis en de gebrekkige vertegenwoordiging van de landbouw], nous proposons que les U.P.A. s’orientent vers une représentation professionnelle.”[35] Deze zin is moeilijk te plaatsen. Met de verwijzing naar een représentation professionnelle doelde de U.P.A. waarschijnlijk op haar standpunt over een professionele vertegenwoordiging in een economische raad, maar over de manier waarop dit gerealiseerd moest worden, een eigen lijst of toenadering zoeken tot de gevestigde partijen, werd er gezwegen. Natuurlijk wilde de U.P.A. de ruzie, die sinds het verschijnen van La Terre vanaf einde 1931 dreigde uit te draaien op een ware afscheuringsbeweging, zo snel mogelijk onder de mat vegen, vandaar het stilzwijgen. De waarheid over de beroering op het congres lag waarschijnlijk ergens in het midden. Naarmate de parlementsverkiezingen van november 1932 naderden, werd de ruzie feller. Afspraken over neutraliteit, zoals die in het programma van de Mouvement agraire belge gevraagd werden[36], mislukten steeds. De Mouvement agraire hoopte op die neutraliteit omdat zij zich zag als het politieke verlengstuk van de U.P.A. Die hoorde zich enkel met beroepskwesties bezig te houden en hoorde de politieke uitvoering van haar eisen en de politieke belangenverdediging van de landbouwers over te laten aan een onafhankelijke boerenpartij.[37]
Ook de opvallende formele gelijkenissen tussen La Terre en La Défense Agricole Belge wijzen erop dat de drijvende krachten achter de Mouvement agraire belge en La Terre afkomstig waren uit U.P.A.-kringen. Beide weekbladen hanteerden een bijna identieke bladspiegel en structuur. Op de titelgegevens na waren de voorpagina’s qua vormgeving onderling inwisselbaar. Hoogstwaarschijnlijk werden beide kranten zelfs bij dezelfde drukker geproduceerd, maar op geen van beide kan één of ander kenmerk van de drukker teruggevonden worden. Allebei de weekbladen boden de mogelijkheid tot het insturen van vragen om te laten beantwoorden door de redactie en er werd reclame gemaakt voor dezelfde producten en bedrijven (zoals bijvoorbeeld Hangars Doyen, NOVEX rundervoedsel…).
1.2 De prominenten van de Parti agraire: zelfbeeld en politieke oriëntering
De op dat moment 62-jarige Armand Jabon, de latere voorzitter van de Parti agraire belge,[38] was erevoorzitter van de U.P.A. en de belangrijkste gangmaker van het oproer binnen de U.P.A. Hij was doctor in de rechten, lid van de liberale partij en sinds 16 juli 1929 provinciaal senator voor Luxemburg. Mathieu de Saint-Moulin, voorzitter van de Jeunes Alliances Paysannes, de jeugdafdeling van de U.P.A., was samen met Jabon drijvende kracht achter de Mouvement agraire en La Terre. Deze twee kopmannen sleurden in hun kielzog waarschijnlijk een redelijke aanhang mee. In een later artikel beschreven de voortrekkers van de Mouvement agraire zichzelf als eenvoudige boeren: “Si nous n’étions pas des paysans sans importance, de pauvres remueurs de terre pour qui la plume est un outil d’occasion qui ne paie pas…”[39] Het ging niet om rijke herenboeren maar wel om arme landbouwers die hun grond vaak pachtten van grootgrondbezitters. Ze hadden geen eigen kapitaal om in hun beweging te investeren: “On nous a objecté maintes fois que nous ne disposions pas du levier actuellement indispensable à tout mouvement d’opinion: l’argent.”[40] De Mouvement agraire moest haar werkingsmiddelen dus halen uit de reclame in La Terre en uit andere zaken zoals de oprichting van de coöperatie La Terre.[41] Men kan zich afvragen in hoeverre dit zelfbeeld realistisch was. Verschillende prominenten van de partij waren helemaal niet zo arm en eenvoudig als ze graag lieten uitschijnen. Armand Jabon was, zoals hierboven reeds gezegd, liberaal senator en een doctor in de rechten. Andere leden van het directiecomité, zoals Jules Gérard, waren advocaat en verschillende plaatsen op de kieslijsten voor november 1932 werden ingenomen door landbouwingenieurs, burgemeesters en (oud-) voorzitters van de U.P.A.[42] Bovendien stond de U.P.A., waar de Mouvement agraire een afscheuring van was, erom bekend zich voornamelijk tot de rijke boeren te richten. Het ging dus hoogstwaarschijnlijk om een mythisch zelfportret, bewust geconstrueerd om medestanders te lokken onder de eenvoudige Waalse boeren en om het onderscheid te maken met de elitaire U.P.A.
De figuren van de Mouvement agraire hadden een duidelijk rechts profiel. Ze waren bijna allemaal afkomstig uit U.P.A.-kringen. De U.P.A. was voorstander van een corporatieve aanvulling naast het parlement, dus kan zeker als rechtse beweging getypeerd worden. Volgens Jean Stengers is een beweging pas rechts wanneer ze de uitvoerende macht wil versterken: “Tout mouvement visant à un changement de régime politique dans le sens d’un renforcement de l’exécutif.”[43] Maar streven naar een aanpassing of aanvulling van het parlement mag zeker ook gematigd rechts gedachtegoed genoemd worden. Jules Gérard, de secretaris-generaal van Parti agraire, was voormalig lid van het fascistische Légion Nationale. Deze groepering was ontstaan in 1922 in de kringen van teleurgestelde oud-strijders. Paul Hoornaert was de leider en maakte er een paramilitaire organisatie van. Hij predikte een nationale revolutie: de parlementaire democratie afschaffen en vervangen door een corporatistisch systeem.[44] De trekkende leden van de Mouvement agraire hadden dus duidelijk rechtse sympathieën. Verder zal blijken dat de Parti agraire nog meer kenmerken van een rechtse ideologie zou gaan vertonen.[45]
1.3 De Mouvement agraire in het grotere plaatje: de externe relaties
1.3.1 Een blik over de grens: op zoek naar inspirerende voorbeelden
Tijdens de eerste maanden van het bestaan van de Mouvement agraire belge werd er in La Terre vaak aandacht besteed aan agrarische partijen in het buitenland die succes hadden in de publieke opinie of in verkiezingen. Vooral de redelijk succesvolle Parti agraire et paysan français werd als een groot voorbeeld gezien.[46] Eén van hun voormannen, Fleurant Agricola, was een grote inspiratiebron voor de Mouvement agraire belge. In oktober 1932 hadden de Franse Parti agraire en de Ligue des fermiers du nord een grote manifestatie gehouden. Op die manifestatie zou er een resolutie zijn voorgesteld met drie krachtlijnen. Ten eerste, als de overheid niets deed tegen de dalende graanprijs zouden de boeren geen belastingen meer betalen. Ten tweede zouden ze per departement acties organiseren en ten derde zouden alle verkozen partijleden van landelijke gemeenten ontslag nemen.[47] Bij die laatste krachtlijn van de Franse Parti agraire moet wel opgemerkt worden dat de partij pas in 1932 een eerste vertegenwoordiger behaalde. Het dreigement zal dus niet al te veel indruk gemaakt hebben. In 1936 was de partij goed voor een twaalftal afgevaardigden, maar het gebrek aan ideologische homogeniteit was een ernstige rem op de verdere groei.[48] In ieder geval keek de Mouvement agraire belge enorm op naar de Franse Parti agraire. Ze bewonderde haar vastberadenheid om te reageren tegen de regering.
In andere artikels werden de geschiedenissen van die Franse Parti agraire en ook van de Bulgaarse landbouwerspartij geschetst, met veel aandacht voor de soms moeilijke stappen die een agrarische partij moest afleggen.[49] De landbouwerspartij van Bulgarije zou een schitterend resultaat behaald hebben tijdens de laatste verkiezingen en dat zou alleen maar veroorzaakt zijn door de ontroerende eenheid onder de Bulgaarse boeren.[50] Het artikel in kwestie ging niet verder in op de exacte datum en aard van die Bulgaarse verkiezingen, de berichtgeving in La Terre hierover is dus moeilijk te controleren, maar de Bulgaarse landbouwerspartij stond wel degelijk heel sterk. Van 1919 tot 1923 stond Stamboeliski, leider van de Agrarische Unie, aan het hoofd van de regering. Ook in de verdere woelige jaren tot aan de Tweede Wereldoorlog, met verschillende opstanden en staatsgrepen, waren de boeren steeds prominent aanwezig als belangrijke machtsfactor.[51]
De bedoelingen van de redactie met deze artikels zijn duidelijk. Ze wilde de aandacht vestigen op andere landbouwerspartijen die een lastig parcours hadden afgelegd maar nu toch succes kenden. Die partijen droegen een sterke voorbeeldfunctie. Men wilde als het ware de lezers waarschuwen voor de moeilijke momenten die de Mouvement agraire nog zou kennen, maar die een essentieel onderdeel uitmaken van het groeiproces en die noodzakelijk zijn om ooit succesvol te kunnen zijn.
1.3.2 De Boerenbond: de aartsvijand bij uitstek
De Boerenbond was vaak kop van jut in de artikels in La Terre. Volgens de Mouvement agraire was de Boerenbond niet alleen met landbouwzaken bezig, maar ook met handel en industrie waardoor de belangen van de boeren vaak op de achtergrond verdwenen: “Car il faut une bien grande dose de naïveté pour voir dans le Boerenbond une ligue de paysans. … Car dans les sphères dirigeantes, qui voyons-nous? Des chanoines, des avocats, des hommes d’affaires…”[52] Zo werd de Boerenbond verweten dat hij Russisch graan invoerde, wat natuurlijk nefast was voor de graanprijzen op de binnenlandse markt. De Boerenbond zelf ontkende dit in alle toonaarden. Als bewijs à charge werd in La Terre een artikel gepubliceerd, gebaseerd op een bijdrage uit De Stormklok, die zou aantonen dat de Boerenbond wel degelijk Russisch graan invoerde.[53] Of deze aantijging terecht was of niet, is hier niet van belang. Waarschijnlijk ging het om één van de zovele geruchten uit die jaren.[54] Maar het is wel belangrijk op te merken dat men in La Terre artikels uit andere media overnam met als enige doel de Boerenbond zwart te maken bij de Waalse landbouwers. Het Hoofdbestuur van de Boerenbond was op de hoogte van de laster van een vereniging of weekblad genaamd De Stormklok. In het verslag van de vergadering van het hoofdbestuur van 28 september 1931 staat er het volgende over genoteerd: “De Stormklok: zal onderzocht worden of gerechtelijke vervolging zal worden ingespannen.”[55] Uit het verslag van de vergadering van 28 november 1932 blijkt dat het proces uiteindelijk voor de rechtbank van Dendermonde werd gebracht.[56]
Bovendien kwam in de loop van 1930, nog vóór de Stormklokaffaire, de U.P.A. in Leuven aankloppen om hulp. Volgens de Mouvement agraire had de U.P.A. plannen om een eenheidsfront te vormen tussen Boerenbond, Alliance Agricole Belge en de U.P.A. In werkelijkheid zochten de U.P.A.-leiders enkel een oplossing voor de zwalpende Banque agricole de Belgique, de financiële ruggensteun van de U.P.A.[57] Die bank dreigde ten onder te gaan aan een storm van paniekopvragingen, na allerhande verdachtmakingen in de pers.[58] Op 27 juli 1932 kwam het tot een akkoord en de bank kwam samen met de aankoopcoöperaties onder de controle van de Boerenbond. Hoewel het om een louter zakelijke overeenkomst ging, zag de Mouvement agraire hierin het ontstaan van een Front Unique, een politiek samenwerkingsverband tussen Boerenbond, Alliance Agricole Belge en de U.P.A. De Mouvement agraire betreurde dit omdat ze ervan overtuigd was dat de Boerenbond in die unie het overwicht zou vormen en zijn doelstellingen van steun aan industrie en handel zou opdringen. Ze verweet het directiecomité van de U.P.A. de landbouwers voor een voldongen feit te plaatsen. Het directiecomité van de U.P.A. had misschien wel de 24 leden van de algemene vergadering geraadpleegd en laten stemmen, maar het had geen rekening gehouden met de Waalse boeren.[59] De Mouvement agraire wees op een inconsequentie van de U.P.A.: in 1929 werd in La Défense Agricole Belge nog in waarschuwende termen geschreven over de Boerenbond: “On sait – ce n’est plus un secret pour personne – que la société politico-financière dénommé Boerenbond signifie flamingantisme outré, extrémiste, avec comme aboutissement normal, logique: des monstruosités comme l’élection de Borms qu’on ne peut désavouer et la faillite de l’unité nationale.”[60] Amper drie jaar later werd er al mee samen geheuld. Pikant detail: ik vond in het bewuste nummer van La Défense Agricole Belge (5 januari 1929) niets terug van een dergelijk artikel, noch ondertekend door Sandront, noch anoniem en niet in vroegere of latere nummers van La Défense Agricole Belge. De Mouvement agraire heeft dus zonder scrupules woorden in de mond van Sandront gelegd door te citeren uit een onbestaand artikel. Vreemd genoeg reageerde Sandront daar niet op in zijn weekblad.
De U.P.A., van huis uit levenbeschouwelijk neutraal, zou binnen het vermeende samenwerkingsverbond vrij blijven in zijn politieke keuze. De Mouvement agraire vreesde hiervoor. Zij was ervan overtuigd dat de Boerenbond, gesticht op het confessionele principe, de U.P.A. volledig zou opslorpen en dat politieke neutraliteit van de U.P.A. binnen het Front Unique een illusie was. Zij ging met dit standpunt in tegen de Leuvense economist Fernand Baudhuin, die volgens de Mouvement agraire in een studie over de professionele organisatie van landbouwers zou beweerd hebben dat de samenwerking positieve effecten zou hebben voor de landbouw en dat de U.P.A. zijn neutraliteit zou kunnen bewaren.[61] Waar de Mouvement agraire dit vandaan haalde, is mij een raadsel. De bijdrage van Fernand Baudhuin is in werkelijkheid een kritische, objectieve schets van de professionele landbouwvertegenwoordiging in België. De samenwerking tussen de U.P.A. en Boerenbond beschrijft hij als een louter economische overeenkomst, met vooral voordelen voor de Boerenbond die zijn invloed in Wallonië kon vergroten. Over de eventuele politieke gevolgen van de overeenkomst, laat staan over de neutraliteit van de U.P.A., repte hij met geen woord.[62] Wat hoopte de Mouvement agraire te bereiken door te doen alsof ze inging tegen het standpunt van een hoogleraar? Misschien wilde ze zo haar aanzien en prestige vergroten: de Mouvement agraire die niet bang is tegen de stroom in te gaan en van mening durft te verschillen met academici. De nefaste gevolgen van de combinatie van een Front Unique met een overheersende Boerenbond die ook de Banque Agricole in handen had, werden in La Terre visueel voorgesteld aan de hand van de cartoon in bijlage 2. In 1935 werd de Banque Agricole, bij de hele bancaire reorganisatie ten gevolge van de liquidatie van de Middenkredietkas, afgestoten waarbij ook de rest van het samenwerkingsakkoord verviel.[63] De U.P.A. kwam terug in het kamp van de tegenstanders van de Boerenbond terecht.[64]
De officiële ledenbladen van de Boerenbond, De Boer en Le Paysan, repten met geen woord over de Mouvement agraire, niet over de afscheiding van de U.P.A., niet over het verschijnen van La Terre, niet over de beschuldigingen over het Russische graan of over het Front unique. Nochtans moet de Boerenbond op de hoogte geweest zijn van het bestaan en van de activiteiten van de Mouvement agraire: in de knipselmappen samengesteld door de documentatiedienst van de Boerenbond, zijn ook artikels uit La Terre opgenomen.[65] Maar blijkbaar zag men geen enkele bedreiging in de Mouvement agraire belge, of achtte men de zaak toch niet belangrijk genoeg om er artikels in De Boer of Le Paysan aan te wijden. Ook L’Alliance agricole belge, het weekblad van de gelijknamige Waalse landbouwvereniging, zweeg in alle talen. Die Alliance agricole belge was einde 1929 ontstaan uit een fusie van een aantal katholieke Waalse landbouwverenigingen. Na de Eerste Wereldoorlog was een bloeiende Ligue Agricole belge actief. Daarnaast waren er ook nog de minder belangrijke Fédération agricole du Hainaut, de Ligue agricole de la province de Namur en de Ligue agricole de la province de Liège. In 1928 besloten deze laatste drie nauwer te gaan samenwerken en ze vormden de Fédération Wallonne des cultivateurs catholiques. In 1929 ging de Ligue agricole over kop door wanbeheer. Uit die puinen ontstond de Alliance agricole belge. De Fédération Wallonne sloot zich bij haar aan. De Alliance agricole ontwikkelde zich naar het voorbeeld van de Boerenbond qua grondvisie, doelstellingen en concrete werking en onderhield sterke commerciële banden met Leuven. Voor het overige ontwikkelde de Alliance zich als een autonome Waalse landbouwersorganisatie.[66]
1.4 Het programma van de Mouvement agraire: veel kritiek, weinig oplossingen
1.4.1 De analyse van het regeringsbeleid volgens de Mouvement agraire
Het discours van de Mouvement agraire bestond voornamelijk uit een disparate verzameling klachten aan het adres van de regering in het algemeen en van de landbouwpolitiek in het bijzonder. Zo werd volgens de Mouvement agraire de rijkdom van de samenleving gerealiseerd ten koste van de landbouwers.[67] Ze vaarde vaak uit tegen het zogenaamde vie à bon marché: de voedselprijzen werden volgens haar bewust laag gehouden om de levenskosten niet te hoog te laten oplopen. De regering voerde dit beleid onder druk van de industrie: lage voedselprijzen boden de mogelijkheid om de lonen laag te houden zonder de arbeiders in onmogelijke levensomstandigheden te dwingen. Dit was nefast voor de landbouwers die zo geen eerlijke prijs kregen voor hun producten.[68]
De landbouwpolitiek van België zou zich laten leiden door zuiver liberalisme. De Mouvement agraire gaf een ietwat simplistische analyse van dat liberalisme, dat in haar ogen economische anarchie gecreëerd had: in het liberale systeem produceerde elke streek bepaalde producten. Een surplus aan die producten moest worden uitgevoerd in ruil voor andere producten waar nog vraag naar was. Zodoende zou België zijn landbouw opgegeven hebben om goedkoop industriële producten uit te voeren, in ruil voor de invoer van landbouwproducten. Nederland bijvoorbeeld zou in België zijn landbouwproducten mogen dumpen en in ruil zou België zich met zijn industriële producten op de Nederlandse markt mogen storten.[69] Dit vond de Mouvement agraire een verwerpelijk systeem. Elk land zou zijn eigen grondstoffen ten volle moeten benutten en zoveel mogelijk in de eigen behoeften voorzien.[70] Ze was dus radicaal gekant tegen de invoer van landbouwproducten en pleitte dan ook voor een sterk landbouwprotectionisme. De regering kreeg ook het verwijt foute prioriteiten te stellen: een heet politiek hangijzer in die periode was namelijk het taalprobleem, en dan vooral op het vlak van onderwijs. Na de volledige vernederlandsing van de Gentse universiteit, goedgekeurd door het parlement in 1930, wilde men het regionaliteitsprincipe doorvoeren in lager en middelbaar onderwijs. Concreet betekende dit dat in Vlaanderen alleen Nederlandstalig en in Wallonië alleen Franstalig onderwijs verstrekt zou worden.[71] De houding van de Mouvement agraire was aanvankelijk volstrekt neutraal op dat vlak. Ze vond dat zij, een strikt agrarische beweging, geen stelling mocht nemen in dat conflict: “Ce ne sont pas nos oignons.”[72] Ook in het officiële programma, gepubliceerd in La Terre, sprak de Mouvement agraire zich afhoudend uit over die kwestie: “Il respecte le status-quo scolaire et religieux qui satisfait la majorité.”[73] Uiteindelijk gaf de Saint-Moulin toch zijn mening over het conflict. Hij vond het niet kunnen dat een regering bezig was met taalproblemen terwijl ze zich op veel belangrijkere sociaal-economische thema’s zou moeten concentreren. “Primum vivere, deinde philosophare” voegde hij veelzeggend toe.[74]
1.4.2 De zondebok: de minister van landbouw
Het protest tegen de regering en tegen de landbouwpolitiek richtte zich vaak op de minister van landbouw. Van 6 juni 1931 tot 18 oktober 1932 was dat Emile Van Dievoet, hoogleraar aan de universiteit van Leuven.[75] Hij moest het ontgelden onder andere wegens zijn banden met de Boerenbond. Hij werd verweten niets meer te zijn dan een marionet van de Boerenbond die niets voor de landbouwers deed.[76] Via Van Dievoet zou de Boerenbond geprobeerd hebben voor zichzelf interessante commerciële en industriële zaken door te drukken.[77] De banden van Van Dievoet met de Boerenbond kunnen niet ontkend worden: hij noemde zichzelf in de politiek een vertegenwoordiger van de Boerenbond. Om die reden had hij reeds in 1925 een plaats in het Hoofdbestuur van de Boerenbond gevraagd, wat hem geweigerd werd.[78]
Ook zijn flamingantisme werd Van Dievoet niet in dank afgenomen door de Mouvement agraire. In de zomer van 1932 werd hij gespot op een congres van de Vlaamsche Katholieke Landsbond, in La Terre werd hier heel heftig op gereageerd.[79] Men berichtte ook over een welbepaald incident: toen een Waalse ambtenaar benoemd werd als eerste griffier aan de rechtbank van Brussel, zouden Van Dievoet en andere Vlaamse ministers hiertegen geprotesteerd hebben.[80] Door de vaagheid hierover in La Terre kan dit moeilijk gecontroleerd worden. Op één of andere manier maakte de Mouvement agraire een vreemde gedachtesprong in de berichtgeving over Van Dievoet: de man was een flamingante Vlaming, dus moesten ze er niet van schrikken dat de algemene landbouwersbelangen, en niet alleen de Waalse, zo slecht verdedigd werden.
1.4.3 De arbeidersklasse: jaloers op haar verwezenlijkingen
De landbouwersklasse werd in La Terre vaak vergeleken met de arbeidersklasse, en dan vooral op het vlak van verwezenlijkingen qua emancipatie en gelijkberechtiging. De Mouvement agraire eiste de gelijkschakeling van de landbouwsector met de industrie: sinds 1928 kon men dankzij de economische boom de sociale wetgeving uitbreiden en de BWP trok naar de verkiezingen van 1929 met in haar programma de eis tot algemene sociale verzekeringen.[81] Die algemene sociale verzekeringen kostten buitensporig veel geld aan de staat. Als men zoveel geld overhad voor de arbeidersklasse, zo vond de Mouvement agraire, moest men ook investeren in de landbouwsector. Het proletariaat was er reeds in geslaagd de ketens af te werpen en was begonnen aan een opgang die ten koste ging van onder andere de landbouwersklasse.[82]
De Mouvement agraire was van mening dat het krachtdadig optreden van de arbeidersklasse verantwoordelijk was voor het doordrukken van de sociale wetgeving: de arbeidersklasse slaagde er veel beter in dreigend over te komen, waardoor ze de dure sociale wetten kon afdwingen. De Mouvement agraire gaf het voorbeeld van de staking in de Borinage in 1932.[83] In haar ogen draaide alles rond kracht en voldoende hard op tafel kunnen kloppen om toegevingen te krijgen: “La défense de leurs [les paysans] intérêts, inefficace aujourd’hui, doit être reprise sur des principes nouveaux, sur des bases nouvelles. Elle n’est et ne saurait être qu’une question de force.”[84] De Mouvement agraire belge was er niet over te spreken dat de boeren, die geen salaris trokken, belastingen moesten betalen om die sociale wetten te financieren en dat ze er niets van terug kregen: “Nous serions en droit de dire, si le chômeur ne paie pas d’impôts, le sans-salaire ne doit pas en payer davantage.”[85] Zo was de Mouvement agraire heel ontevreden over de nieuwe wet op de pensioenen die heel nadelig zou zijn voor de landbouwers. Louis Sandront, katholiek parlementslid[86] en hoofdredacteur van La Défense Agricole Belge, kreeg een stevige veeg uit de pan: in zijn krant werden de onrechtvaardigheden van de wet aangeklaagd, maar toch had hij de wet mee goedgekeurd.[87] De kritiek in La Défense Agricole Belge op de wet was dat boeren in verhouding meer moesten storten dan loontrekkenden om dezelfde opbrengst te krijgen.[88] De commentaar van de Mouvement agraire op de wet was heel eenvoudig en iets te simplistisch: ze klaagde aan dat de landbouwbevolking moest meebetalen voor het pensioen van ambtenaren en arbeiders.[89]
Een andere belasting die voor veel wrevel zorgde, was de grondbelasting. De artikels in La Terre over deze zogenaamde impôt foncier zijn heel verwarrend. Men had het over een belasting die door de socialisten zou voorgesteld zijn als onderdeel van een belasting op het kapitaal. Zoals het in La Terre werd voorgesteld, leek het alsof het om een totaal nieuw type belasting ging. Het is mij niet duidelijk wat de Mouvement agraire hiermee bedoelde, een belasting op het kadastrale inkomen bestond immers al meer dan een eeuw. Bedoelde ze misschien een wet die een herziening van het kadastrale inkomen regelde?[90] In ieder geval klaagde de Mouvement agraire aan dat de grondeigenaars de belasting in kwestie, vermoedelijk de belasting op het kadastrale inkomen, doorrekenden in de pacht- en huurprijzen. Er werden verschillende artikels gewijd aan die onrechtvaardigheid. De redenering die erachter zat, was steeds dezelfde: de kadastrale belasting was te hoog in vergelijking met de opbrengst van de grond. De boeren konden daar nu al bijna geen inkomen uithalen en zouden dus moeten putten uit hun heel kleine of onbestaande reserves en zouden zo geruïneerd worden.[91]
1.4.4 De summiere oplossingen van de Mouvement agraire
De Mouvement agraire zag dus verschillende problemen. In La Terre werden ontelbare klachten over het beleid en over de samenleving gepubliceerd. De oplossingen die de Mouvement agraire voorstelde, waren heel vaag en beperkt. Het hele discours van de Mouvement agraire bevatte slechts twee structurele punten: corporatisme en protectionisme. Wat betreft het corporatisme wilde ze de oprichting van een adviserende economische raad naast het parlement, een beperkte aanpassing van het staatsbestel in corporatieve richting dus. Dit hadden ze geërfd van de U.P.A. en het vormde meteen de enige ideologische oriëntering in de beginjaren van de Mouvement agraire. Die economische raad moest de verschillende belangengroepen, grosso modo georganiseerd per beroep, vertegenwoordigen. Hier komt een grote inconsequentie van de Mouvement agraire aan het licht: ze wilde alles per beroep organiseren omdat volgens haar beoefenaars van eenzelfde beroep steeds dezelfde belangen hadden. Maar voor de landbouw moest blijkbaar een uitzondering gemaakt worden, want ze wilde alle verschillende beroepen die ook maar iets met de landbouwsector te maken hadden (landbouwers, arbeiders in de agrarische nijverheid, meststofhandelaars…) verenigen en er slechts één algemene landbouwvertegenwoordiging voor voorzien in die economische raad.[92] Die landbouwvertegenwoordiging zou, nog volledig volgens het U.P.A.-standpunt, moeten voortkomen uit de landbouwkamers.
Met protectionistische maatregelen wilde de Mouvement agraire dumpingen vermijden om zo de welstand van de landbouwers, zwaar getroffen door de crisis, te garanderen.
Voor het overige stelde de Mouvement agraire voornamelijk een hoopje losse maatregelen voor die het bestaan van de boerenbevolking zouden moeten verbeteren maar die niets structureels zouden veranderen. Concrete uitwerkingen van de voorstellen werden er nauwelijks gegeven. Het ging om zaken als een vermindering van de publieke uitgaven, het fiscale systeem transformeren en vereenvoudigen en de belastingen op de landbouw verminderen, een betere pachtwetgeving, trusts en collectieve ondernemingen als Boerenbond tegengaan en regels invoeren in verband met aanwezigheid en stemming om absenteïsme in het parlement tegen te gaan.[93] Dat laatste was toch wel opmerkelijk, alleen al omdat het de enige concrete voorstellen waren. Blijkbaar lag de Mouvement agraire wakker van de wantoestanden in het parlement. Ze had er voordien nog nooit aandacht aan besteed in La Terre, maar nu vermeldde ze die, bijna en passant, toch als aandachtspunt voor de verkiezingen.
Als men het programma opgenomen in de statuten van de Mouvement agraire belge bekijkt en er de verdere aanvullingen van concrete eisen naast legt, is het duidelijk dat het om een heel disparaat programma ging. Of dat volstond om de boeren te overhalen, zou moeten blijken uit de resultaten van de eerste vuurdoop van de beweging, de verkiezingen van 27 november 1932.
1.5 Het moment van de waarheid: de verkiezingen van 1932
1.5.1 De gemeenteraadsverkiezingen en de voorbereiding van de parlementsverkiezingen
Op 8 oktober 1932 vonden er gemeenteraadsverkiezingen plaats. De Mouvement agraire belge besliste nog niet deel te nemen aan die verkiezingen. Een eerste reden die ze daarvoor gaf was dat gemeentepolitiek volgens haar slechts rond administratieve zaken draaide. Zij had andere prioriteiten die op het wetgevende en op het provinciale terrein moesten gebeuren. Ze wilde zich dus richten op het parlement en op de provincieraad. Ten tweede werden er bij gemeenteraadsverkiezingen vaak gemeenschappelijke lijsten ingediend waarop soms ook landbouwers voorkwamen. De resultaten van die landbouwers zouden nodeloos verzwakt worden indien de Mouvement agraire een aparte agrarische lijst naar voren zou schuiven.[94] Ze kwam dus niet zelf op bij de gemeenteraadsverkiezingen, maar in La Terre werd er wel advies gegeven over hoe te stemmen. Het was een prangende vraag aangezien de Mouvement agraire beweerde zich af te houden van zowel links als rechts.[95] Maar zoals hierboven reeds gezegd, waren er vaak zogenaamde listes d’intérêts communaux, waar militanten van de beweging zouden opstaan die daar volledig vrij in werden gelaten. Het advies luidde dan ook: “Quoiqu’il en soit, paysan, votez sans passion politique, usez de votre droit de citoyen en toute conscience. Sachez vous abstraire du battage politique auquel se livrent les ambitieux. Votez pour ceux des vôtres que vous croyez les plus désintéressés, les plus à même de servir votre intérêt et l’intérêt public. Ce faisant vous serez dans les dispositions voulues pour le moment où, obstinément, il s’agira de voter ‘agraire’.”[96] Met andere woorden, de medestanders moesten op de lijsten die kandidaten eruit zoeken die de landbouwerszaak genegen waren. Dit was een opmerkelijk advies omdat het volledig in de lijn lag van de U.P.A.-strategie de de Parti agraire net verwierp. Na de gemeenteraadsverkiezingen bleek dat over het hele land de socialisten er sterk op waren vooruit gegaan.[97] De Mouvement agraire twijfelde niet aan de reden: de regering was aan het flateren, de socialistische oppositie profiteerde ervan en dit vertaalde zich in de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen.[98]
Vanaf eind september 1932 begon de Mouvement agraire de parlementaire verkiezingen voor te bereiden. Hiertoe zouden er per arrondissement agrarische federaties opgericht moeten worden, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende dorpen. Het doel van die federaties zou zijn om propaganda te voeren, lijsten samen te stellen, het programma te preciseren[99] en de mandatarissen te controleren. Eén federatie bestond al, die van Ath. De anderen zouden zo snel mogelijk opgericht worden.[100] Dichter naar de verkiezingen toe werd er niet meer gesproken over die federaties, men kan dus vermoeden dat er niet veel vooruitgang geboekt werd bij de oprichting ervan.
1.5.2 De parlementsverkiezingen: het verschijnen van een aparte agrarische lijst
Op 18 oktober werd het parlement ontbonden en kondigde premier Renkin verkiezingen aan. Jabon en de zijnen kwamen op met een eigen lijst; dit betekende de definitieve breuk met de U.P.A. Toch zou Jabon pas einde 1934 openlijk uit de U.P.A. gezet worden.[101] De boeren mochten zich niet opnieuw laten misleiden en verraden door de traditionele politieke partijen: “Paysans, le moment approche de secouer le joug qui pèse sur vos épaules et de balayer les politiciens indignes qui vous ont trahis.”[102] Vanaf toen werd er inhoudelijk niet veel zinnigs meer gepubliceerd in La Terre. Alle beschikbare plaats werd gebruikt voor propaganda en om de boeren het juiste pad te tonen. Zo legde Xavier Cornil, burgemeester van La Hamaide, in een reeks artikels de programma’s van de andere politieke partijen uit.[103] Uiteraard werd er sterk gefocust op de negatieve aspecten van die programma’s voor de landbouwsector. Bij ieder nummer verscheen een affiche met op de voorpagina een oproep om die goed zichtbaar op te hangen.[104]
Vanaf 19 november begon de Mouvement agraire ook de kieslijsten te publiceren. Ze kwam op in drie arrondissementen van Henegouwen, namelijk in Mons voor de Kamer, in Mons-Soignies voor de Senaat en in Tournai-Ath voor Kamer en Senaat.[105] Enkele dagen na de parlementsverkiezingen zou ze ook opkomen voor de provincieraad van Henegouwen. Bij de lijsten zoals die in La Terre gepubliceerd werden, stond achter elke naam het beroep vermeld. Dit was bijna altijd cultivateur of éleveur. Men wilde duidelijk maken aan de lezers dat de kandidaten van de Mouvement agraire eenvoudige landbouwers waren in hart en nieren, volledig in de filosofie van de beweging en volledig in te passen in het geconstrueerde zelfbeeld.[106] Ze wilde zich op dat vlak onderscheiden van de andere lijsten waar de zogenaamd agrarische kandidaten volgens haar geen echte landbouwers waren, maar wel rijke grootgrondbezitters. Ze vermeldde ook eventuele andere functies van de kandidaten, zoals landbouwingenieur, burgemeester of voorzitter van een kanton van de U.P.A. Dit gaat in tegen mijn stelling dat de beroepen vermeld werden om de eenvoudige boerenafkomst te benadrukken. Waarschijnlijk werden de andere functies vermeld om de geloofwaardigheid van de kandidaten kracht bij te zetten. De vermeldingen van eventuele ambten binnen de U.P.A. bevestigen nogmaals dat de partij een afsplitsing was van de U.P.A.[107] Een laatste element dat opviel aan de lijsten was dat Armand Jabon, voortrekker van de protestbeweging en later voorzitter van de Parti agraire, er niet op voorkwam. Dit is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Jabon was reeds senator voor de liberale partij.[108] Blijkbaar wilde hij toch niet proberen zijn mandaat te verlengen door op te komen op de lijst van de Mouvement agraire. Hij kwam ook niet op voor de liberale partij.[109] Of hij zelf geloofde in de kansen van de partij, zijn partij nota bene, om een verkozene te halen, kan hierdoor natuurlijk sterk betwijfeld worden.
1.5.3 Een bedreiging of een goeie grap? Receptie van de verkiezingsdeelname van de Mouvement agraire
In La Terre werd er verbolgen gereageerd op een uitschuiver van Auguste Criquelion, nationaal voorzitter van de U.P.A. en liberaal politicus.[110] Hij zou de algemene vergadering van de U.P.A. op 26 oktober 1932 gebruikt hebben om uit te varen tegen de Parti agraire.[111] In La Défense Agricole Belge, het weekblad van de U.P.A., werd er inderdaad verschillende keren al dan niet subtiel verwezen naar de Parti agraire. Een schrijver in La Défense Agricole Belge bedacht zich dat de mannen van de agrarische lijst er duidelijk niet bij hadden stilgestaan hoeveel stemmen er nodig waren om iemand in het parlement te krijgen. Het advies in het U.P.A.-weekblad luidde dan ook als volgt: “Pas de division dans la classe agricole, défendons la Patrie, l’ordre et la liberté en accordant notre voix à un seul candidat agricole figurant sur une des listes des deux grands partis d’ordre.”[112] Met de grote partis d’ordre bedoelde de auteur de katholieken en de liberalen, tegenover de parti de désordre bij uitstek, de socialisten.[113] De kansen van de Parti agraire werden niet bijster hoog ingeschat in U.P.A.-kringen: “Tout vote en faveur du parti agraire équivaut à un bulletin blanc ou nul car (il faut tenir compte des réalités et non pas des illusions chimériques) ce parti agraire n’a absolument aucune chance d’obtenir un élu.”[114]
Ook de Alliance agricole stond niet positief tegenover de agrarische lijst van de Mouvement agraire. Het standpunt van de Alliance agricole was ongeveer hetzelfde als dat van de U.P.A.: de Mouvement agraire weet niet waaraan ze begint, haar acties zullen alleen maar verdeling zaaien en dus de stem van de landbouwers verzwakken: “Quant à ceux qui pensent à faire des listes agraires, demandez-leur s’ils pensent avoir assez de voix pour faire élire un seul homme et puis ce que cet homme ira faire à la Chambre. … Demandez-leur surtout qui va profiter de la perte de voix qu’entraine fatalement une liste dissidente.”[115] Ondanks deze waarschuwing zag de Alliance agricole geen al te grote bedreiging in de agrarische scheurlijst. De socialistische partij werd als een veel groter gevaar gezien en de katholieke partij werd voorgesteld als de enige traditionele verdediger van de landbouw. Stemmen voor een agrarische lijst zou een grove fout zijn voor een katholieke landbouwer: “Voter pour une liste dissidente, même si elle s’intitulait agricole, serait une faute au point de vue catholique et au point de vue agricole.”[116]
De Boer en Le Paysan besteedden helemaal geen aandacht aan de verkiezingsdeelname van de Mouvement agraire. Ook daar werd de katholieke partij verdedigd en de socialistische partij geviseerd. Drie jaar later, op 22 november 1935, zou het Hoofdbestuur van de Boerenbond zelfs het volgende verklaren: “de boerenbond en de politiek: Er zal ook gewezen worden op het gevaar van het ontstaan van een agrarische partij: er zal moeten bekomen worden dat Z. Em. klaar zegge wat onze opzieners wel, wat zij niet mogen doen.”[117] Ofwel werd de reeds bestaande agrarische partij, de Parti agraire, hier volledig over het hoofd gezien, ofwel had het hoofdbestuur het toen enkel over het mogelijke ontstaan van een agrarische partij in het Vlaamse landsgedeelte, de Boerenbond was immers wel degelijk op de hoogte van het bestaan van de Parti agraire.[118]
De socialistische partij richtte zich duidelijk op alle travailleurs de villes et de campagnes.[119] In Le Peuple werd veel aandacht besteed aan de landbouw, maar men repte met geen woord over de Mouvement agraire.[120] Geen enkele van de grote Franstalige kranten besteedde aandacht aan het opkomen van de Mouvement agraire. Le Soir had zo haar bedenkingen bij kleine partijen: “Les petites listes sont négligeables: ceux qui voteront pour elles déprécient la valeur de leur suffrage.”[121] La Libre Belgique en La Dernière Heure vermeldden evenmin de Mouvement agraire in hun analyse- en opiniestukken over de parlementsverkiezingen. In Le Vingtième Siècle werd er aandacht besteed aan de landbouwcrisis. In een artikel werd het hele spectrum van de landbouwpolitiek besproken; de auteur overliep de verschillende partijen en hoe ze gestemd hebben bij landbouwwetten en besteedde aandacht aan het belang van enkele drukkingsgroepen, maar hij zei geen woord over de Parti agraire.[122]
1.5.4 De resultaten van de Mouvement agraire…
De resultaten van de verkiezingen van 1932 brachten in het algemeen geen grote verschuivingen teweeg. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het kiezerskorps zijn verdict van de verkiezingen van 1929 nog eens had herhaald.[123] Het behaalde stemmenaantal van de Parti agraire was niet echt indrukwekkend te noemen. Voor de Kamer van volksvertegenwoordigers had ze naar eigen zeggen in Tournai-Ath en in Mons samen 4.248 stemmen gehaald. Deze cijfers blijken te kloppen: in Tournai-Ath haalde de Parti agraire 2.940 stemmen (4,01 procent) en in Mons 1.354 stemmen (1,63 procent).[124] Deze resultaten waren onvoldoende om een vertegenwoordiger naar het parlement te kunnen sturen. Voor de provincieraad haalde ze in Henegouwen 6.412 stemmen.
Op de voorpagina van het eerste nummer van La Terre na de verkiezingen stonden drie artikels, van Jules Gerard, Marius Van Lierde en Charles Petit-Lefebvre.[125] Alledrie de artikels bevatten het typische discours van een idealistische partij die het deksel op de neus gekregen heeft. Desondanks gaven ze de hoop niet op: “Est-ce un triomphe? Non; Est-ce une défaite? Moins encore; c’est un succès et un encouragement précieux.”[126] De drie auteurs spraken over de vuurdoop van de partij en ze probeerden redenen te geven voor het magere succes. Het is opvallend dat die redenen vooral buiten de eigen partij gezocht werden: “Nous avons lutté dans des conditions presque impossibles”[127] en “Vous voyez, paysans, que nos ennemis ne reculent devant aucune bassesse pour vous tromper et vous empêcher de manifester votre force.”[128] De traditionele partijen zouden in hun programma’s allerlei beloftes gedaan hebben om de stem van de landbouwers binnen te halen.
De U.P.A. kon zijn pret niet op met het resultaat van de Parti agraire: “Ce qui s’est passé le 27 novembre n’a fait que confirmer ce que nous avancions et nous ajoutons aujourd’hui que le piteux et ridicule résultat obtenu par les listes dites agraires…”[129]
1.6 De officiële oprichting van de Parti agraire belge
Een kleine maand na de verkiezingen besloten de prominenten van de Mouvement agraire op twee congressen in Brussel op 22 en 28 december 1932 over te gaan tot de officiële oprichting van de Parti agraire belge als opvolger van de Mouvement agraire belge. Ik heb in het Staatsblad nergens een spoor van een officiële oprichting van de Parti agraire gevonden.[130] In La Terre van 7 januari 1933 verscheen de “Constitution officielle du Parti Agraire”.[131] Het algemene doel van de partij werd omschreven als de verdediging van de materiële, intellectuele en morele belangen van de landbouwersklasse. De voorwaarden voor lidmaatschap werden vastgelegd op Belg zijn, in de agrarische sector werken en minimum 10 frank per jaar bijdragen. Het voorlopig directiecomité, aangesteld op de congressen in Brussel, zou in functie blijven tot de eerste algemene vergadering van de partij, die in de loop van 1933 zou moeten plaatsvinden.[132] Armand Jabon, de voormalige U.P.A.-topman, werd voorzitter. Het programma werd weer in vage termen omschreven met vooral concrete maatregelen om de landbouwsector te beschermen. Op het vlak van binnenlandse politiek eiste de Parti agraire de grootst mogelijke vrijheid voor de burgers binnen het kader van de grondwet en een vermindering van de uitgaven. Qua buitenlandse politiek wilde ze vrede en ontwapening steunen en militair enkel het strikt noodzakelijke toelaten.[133]
2.1 “Le nerf de la guerre”: de financiering van de Parti agraire
Geld bleek steeds een probleem te zijn in de werking van de Parti agraire. Na enkele jaren activiteit beginnen de financiële moeilijkheden meer en meer door te schemeren in het beschikbare bronnenmateriaal. Zoals reeds eerder gezegd, had de Parti agraire geen eigen kapitaal om in de beweging te investeren, of dat wilde ze toch doen geloven.[134] De middelen moesten gehaald worden uit zaken als de coöperatie La Terre, die echter geen lang leven was beschoren.[135] Voor het overige moest ze onder andere rekenen op bijdragen van leden en sympathisanten. In La Terre verschenen oproepen om vrienden en familie steun te vragen voor de partij waarbij men een beroep deed op morele druk en op het geweten van de lezers: “Paysans, votre parti a besoin d’argent pour intensifier sa propagande dont les résultats se font sentir déjà et qui finira par obliger les pouvoirs publics à tenir compte de nos intérêts” en “Et il ne faut pas qu’on puisse dire que la classe paysanne de Belgique se soit laissée périr pour une misérable question d’argent.”[136] De manier waarop deze oproepen geformuleerd werden, deed mij vaak aan pure bedelarij denken.
Een andere belangrijke bron van inkomsten was natuurlijk La Terre zelf. Het abonnementsgeld en de inkomsten uit reclame gingen rechtstreeks naar het propagandafonds van de Parti agraire. In bijlage 8 staan de prijzen om te adverteren in La Terre. Het is niet altijd even makkelijk om te vergelijken met andere landbouwmagazines omdat elke publicatie een eigen systeem gebruikt om de totale kostprijs van een advertentie te berekenen. Maar de prijs om in La Terre te adverteren lijkt toch beduidend lager te zijn geweest dan in de andere magazines.[137] De prijzen voor de andere magazines bleven wel constant, terwijl de prijzen voor La Terre 0,25 cent per regel omhoog gingen tussen 1934 en 1939.[138] Uiteraard wordt de kostprijs van een advertentie sterk bepaald door de oplage van een krant. De lagere prijzen duiden op een vrij beperkte oplage en dus een vrij beperkt lezerspubliek voor La Terre. Hoe meer abonnees, hoe meer inkomsten uit abonnementsgelden en hoe hoger de prijzen om te adverteren. Op elk nummer van La Terre stond dan ook een oproep zich te abonneren en zich in te spannen om nieuwe abonnees aan te brengen. De eerste maanden van zijn bestaan maakte La Terre vaak gebruik van cartoons om wantoestanden aan te klagen.[139] Vanaf april 1933 stopte het blad hier echter mee. Ik kan enkel gissen naar de redenen, maar vermoedelijk lag één van de oorzaken bij de precaire financiële toestand van de beweging.
In oktober 1934 nam de partij een officieel insigne aan: een klavertje vier in de vorm van een gouden speldje op een groene achtergrond.[140] De winst van de verkoop werd ook gebruikt om de Parti agraire te steunen. Op 30 maart 1935 verscheen op de voorpagina van La Terre een communiqué van het directiecomité: het had een akkoord gesloten met verzekeringsmaatschappij La Prévoyance de Paris. Alle abonnees van La Terre zouden een korting krijgen op de premies en de Parti agraire zou een vastgelegde vergoeding ontvangen per afgesloten polis.[141] De abonnees werden opgeroepen om bij La Prévoyance hun verzekeringszaken[142] te regelen en zo bij te dragen aan de propaganda: “Le comité directeur engage donc tous les abonnés à s’adresser à la compagnie La Prévoyance pour toutes leurs affaires d’assurances.”[143] De Parti agraire hoopte waarschijnlijk om door dergelijke voordelen meer mensen ertoe te verleiden zich op La Terre te abonneren en zo meer inkomsten te krijgen uit abonnementsgelden en reclamevergoedingen.
Maar dit alles mocht niet baten. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 1936 bleek dat de partij nog steeds in geldnood verkeerde: “Qu’ils n’oublient surtout pas que l’argent, c’est le nerf de la guerre et que c’est précisément ce dont nous manquons le plus.”[144]
2.2 Kritiek en programma van de Parti agraire: levensvatbaarheid van de landbouwsector
De retoriek van de Parti agraire bestond nog steeds voornamelijk uit een hele hoop klachten. Haar eigen oplossingen begonnen nu iets meer structuur te vertonen. De levensvatbaarheid van de sector stond centraal, al haar eigen voorstellen kunnen in dat concept ingepast worden.
2.2.1 Kritiek op het algemene beleid in tijden van crisis
De regering kreeg verschillende verwijten te horen. De Parti agraire hield de regering persoonlijk verantwoordelijk voor de gevolgen van de crisis. De katholiek-liberale regering van de Broqueville regeerde van oktober 1932 tot november 1934 met bijzondere volmachten. Die volmachten waren toegekend door het parlement om de regering voldoende bewegingsruimte te geven om adequaat te kunnen reageren op de economische crisis. De Parti agraire was om verschillende redenen gekant tegen het toekennen van die volmachten. Ten eerste vond ze het niet kunnen dat een regering waarin niet iedereen vertegenwoordigd was om economische redenen volmachten vroeg. Deze klacht past in het discours over de noodzaak aan een professionele vertegenwoordiging van de economische groepen van het land. Ten tweede was de Parti agraire van mening dat de regering al teveel fouten had gemaakt om nu carte blanche te verlangen en ten derde zou de Parti agraire nooit volmachten toekennen aan een regering die hen, de boeren, altijd als tweederangsburgers beschouwde.[145]
Eén keer werd er in La Terre op een positieve manier bericht over de regering. Op 15 december 1933 besliste de regering om de rentebetalingen op de oorlogsschulden aan de VS te weigeren. Deze moedige beslissing werd toegejuicht en bewonderd door de Parti agraire.[146] In november 1934 viel de regering de Broqueville. Het kabinet dat vervolgens onder leiding van Theunis aan de macht kwam, bestond volgens de Parti agraire voornamelijk uit bankiers. Dit verwijt was terecht: Theunis, Francqui en Gutt, machtige financiers, speelden een sleutelrol in deze regering en er werd sterke invloed uitgeoefend door extraparlementaire technici uit de financiële wereld.[147] In La Terre werd het een hyperkapitalistische regering genoemd die alleen maar de trusts en de monopolies in de economie zou steunen.[148] Volgens de Parti agraire mochten bankiers dan misschien wel goede ministers van economie zijn, maar ze misten de kwaliteiten van een goed staatsman. Voor een goede gang van zaken vond ze het noodzakelijk dat staat en bankwezen los van elkaar zouden blijven staan.[149]
Beide regeringen, de Broqueville en Theunis, werd financieel wanbeleid verweten. De Parti agraire sprak zich verschillende keren in bezorgde termen uit over de financiële toestand van het land. De overheid probeerde de meubels te redden door nieuwe belastingen te heffen en nieuwe leningen aan te gaan. De Parti agraire was niet akkoord met die manier van werken; zij zag maar één oplossing en dat was drastisch de uitgaven verminderen, maar volgens haar was dat onmogelijk voor de regering omdat ze teveel beloftes had gedaan.[150] Ook de financiën van Kongo waren desastreus. België moest daar geld inpompen waardoor het tekort op de begroting nog eens toenam. De Parti agraire stelde een verlaging van de parlementaire vergoedingen voor als een goede eerste stap om de uitgaven te beperken. Vervolgens zou er gesnoeid moeten worden in de werkloosheidsuitkeringen en in de andere sociale zekerheidswetten.[151] Volgens de Parti agraire beseften miljoenen Belgen dat het land op de rand van de afgrond stond. Zij zouden dit niet blijven pikken: “On sent qu’on est tout près de la révolte.”[152] De staking van de mijnwerkers in september 1934 werd als voorbeeld en als waarschuwing aangehaald.
De deflatiepolitiek die de regering probeerde toe te passen als antwoord op de crisis draaide op niets uit. De uitgaven bleven te hoog en de interne prijsdaling verliep te langzaam waardoor de Belgische economie langzaam werd gewurgd.[153] Ook de Parti agraire was heel negatief over de deflatiepolitiek die volgens haar ten koste ging van de arbeiders en van de landbouwers. In maart 1935 hield ook de regering Theunis het voor bekeken waarna Paul Van Zeeland een coalitie vormde met katholieken, liberalen en socialisten en met een nieuw plan kwam aandraven om de crisis te bestrijden. Van Zeeland kreeg volmachten voor één jaar en koos resoluut voor een aantal dirigistische economische en financiële maatregelen ter activering en sanering van de nationale economie. Het koninginnestuk van die maatregelen vormde in 1935 de devaluatie van de Belgische frank met 28 procent. Zijn beleid slaagde erin het economische leven in België te doen herleven en de werkloosheid te doen krimpen.[154] In 1936 was het staatsbudget in evenwicht, was de export met 100 procent gestegen en was het werkloosheidscijfer van 300.000 teruggevallen naar 100.000.[155] De Parti agraire had in het begin veel vertrouwen in Van Zeeland: “Ce plan, en fin, est sérieux. Il est réalisable sans destructions brutales ni aventures déraisonnables.”[156] Ze betreurde het een beetje dat Van Zeeland geen duidelijk plan had uiteen gezet voor de landbouwsector, maar de agrarische partij besefte dat de boeren mee moesten participeren in de algemene economische vernieuwing. De devaluatie was voor de Parti agraire een noodzakelijk kwaad dat nu eenmaal opgedrongen werd door de omstandigheden. Ze nam een afwachtende houding aan tegenover de mogelijke effecten van die devaluatie. Jammer genoeg gingen de voordelen van de devaluatie snel verloren en viel België opnieuw ten prooi aan de depressie.[157] Ministers Van Zeeland en Spaak verdedigden hun plannen door te zeggen dat de gedevalueerde frank nog steeds dezelfde koopkracht had, maar in La Terre was men toch al heel wat minder opgetogen over de devaluatie.[158] Na de verkiezingen van 1936 was de Parti agraire helemaal niet meer te spreken over Van Zeeland en zijn devaluatie: hij heeft alleen maar de banken en de industrie gered, de boeren en de arbeiders betalen het gelag. De devaluatie werd nu gezien als een makkelijke manier voor de staat om haar schulden te betalen waarbij de consument getroffen werd door een verlies aan koopkracht: “La dévaluation est pour le capitalisme un moyen de sucer le sang de la bête sans la faire crier, de reprendre au peuple sans qu’il s’en aperçoive, ce qu’on lui a accordé d’une main avare, par habitude, ou pour lui en rendre le prix plus sensible.”[159] De Parti agraire had zo haar eigen plannen om het slepende probleem van de werkloosheid op te lossen. Zij was ervan overtuigd dat de landbouwsector geherwaardeerd en uitgebreid zou moeten worden. Die sector was immers heel arbeidsintensief en zou een groot deel van de werkloosheid kunnen opslorpen.[160]
2.2.2 Kritiek op de politieke verdediging van de landbouw
Qua kritiek op de uitvoerende macht in het landbouwbeleid kreeg uiteraard de minister van landbouw de volle laag. Binnen het kabinet de Broqueville werd Gustave Sap in juni 1934 als minister van landbouw vervangen door de bekende flamingant Frans Van Cauwelaert. De Parti agraire beschouwde Van Cauwelaert als een capabel man, jammer genoeg koesterde hij politieke ideeën die volgens haar nefast waren voor de landbouw. Zo was hij volgens de Parti agraire voorstander van een economische unie met Nederland in de hoop dat die economische vooruitgang de weg zou vrijmaken voor culturele eenheid tussen België en Nederland.[161] De Parti agraire vroeg zich af wat de plaats van de Walen zou zijn in een dergelijke unie en vreesde voor de gevolgen voor de landbouw.[162] Enkele maanden later bleek Van Cauwelaert een tegenstander te zijn van de valorisatie van de landbouwproducten en was er van de schuchtere appreciatie voor Van Cauwelaert niet veel meer te merken.[163] De Parti agraire voelde zich verraden en drukte in La Terre haar verontwaardiging uit over deze wolf in schaapskleren.[164] De interventies van Van Cauwelaert voor de verdediging van de landbouw konden op niet veel goedkeuring rekenen: “On peut, en toute sincérité, caractériser ce discours en disant que si un étranger le lisait sans connaître d’abord la qualité ministérielle de M. Van Cauwelaert, il ne pourrait pas supposer un instant que celui-ci est ministre de l’agriculture.”[165]
In het parlement was er een landbouwgroep actief die afhing van de katholieke partij, het zogenaamde droite agricole. Deze groep zou de landbouwersbelangen moeten verdedigen en wetsvoorstellen indienen om het bestaan van de landbouwers te verbeteren. Volgens de Parti agraire was dit ijdele hoop. De landbouwgroep, waarvan de Waalse leden gepatroneerd werden door Alliance agricole belge en de U.P.A., kon weinig tot niets goed doen in de ogen van de Parti agraire.[166] De droite agricole deed volgens haar niets om de landbouwersbelangen te verdedigen, omdat ze in de eerste plaats tot een politieke partij behoorde. En die partij had niets te maken met landbouwers, waardoor de droite agricole totaal niet wakker lag van de landbouw en haar problemen, aldus de Parti agraire.[167] Als de landbouwgroep iets ondernam voor de landbouw, zoals het verdedigen van een wettelijke beperking van de pachtprijzen, werd dit steeds veroordeeld als too little too late. Bovendien zou ze dat dan alleen maar doen omdat ze de hete adem van de Parti agraire in haar nek voelde.[168] In de loop van 1932 zou Charlier, een socialistisch kamerlid, voorgesteld hebben een fonds de crise agricole op te richten. De droite agricole was tegen dit project. De Parti agraire was ook niet helemaal gelukkig met dit socialistische voorstel, omdat het bedrag te klein was en de uitbetalingen niet aangepast waren aan de sector waardoor het nooit efficiënt zou kunnen werken. Toch betreurde ze dat het voorstel om puur partijpolitieke redenen werd afgeschoten door de droite agricole.[169]
Een laatste punt dat ze opmerkte op het vlak van het landbouwbeleid was het totale gebrek aan statistisch materiaal. Ze praatte hier professor de Brouckère na die in Le Peuple het gebrek aan statistische informatie in België betreurde. De verschillende cijfers in verband met landbouw zouden elkaar tegenspreken volgens een artikel in La Terre: “Les chiffres d’importation, d’exportation, de production, de consommation sont inconciliables.”[170] De Parti agraire klaagde dat een degelijke landbouwpolitiek onmogelijk was zonder adequaat cijfermateriaal.
2.2.3 De relaties met andere Belgische politieke partijen
De grote politieke partijen in België kregen relatief gezien weinig aandacht in La Terre. Toch werd er soms een polemiek opgezet, meestal om die partij in diskrediet te brengen bij de Waalse landbouwers. De socialistische partij stortte volledig in elkaar volgens de Parti agraire na de mislukking van de Internationale. Het is helemaal niet duidelijk over welke Internationale de Parti agraire het heeft. De Eerste Internationale rond Karl Marx was reeds in 1872 ingestort. De Tweede Internationale, in 1889 te Parijs opgericht als een vereniging van socialistische partijen, was in 1914 uit elkaar gevallen. De Derde Internationale was de vereniging van communistische partijen, in 1919 in Moskou opgericht onder de naam Komintern.[171] Maar waarop doelde de Parti agraire? Ze vond in ieder geval dat er van al de mooie verhaaltjes van het socialisme niets meer overbleef behalve een electorale tactiek en een opportunistisch politiek programma.[172] Maar in april 1936 stelde de socialistische senator Arthur Wauters vier wetsontwerpen voor om de landbouwers te beschermen. Het eerste verbood de eigenaar de grondbelasting[173] door te rekenen aan de pachter, het tweede legde de opzegtermijn van een pachtcontract vast op minimum 18 jaar en het derde wilde adviesraden oprichten met kenners van landbouwzaken om de regering bij te staan in haar landbouwbeleid. Het vierde wetsvoorstel moest de officiële vertegenwoordiging van de landbouwers hervormen.[174] Die officiële landbouwvertegenwoordiging moest de contacten tussen overheid en landbouwbevolking verzekeren. In 1924 had het hele systeem al een hervorming doorgemaakt. Op kantonaal niveau waren er landbouwersverenigingen (comicen) die op provinciaal niveau overkoepeld werden door provinciale landbouwmaatschappijen onder het dagelijks bestuur van provinciale landbouwcommissies. Daarnaast functioneerden er ook nog landbouwkamers. Daarin zetelden een afvaardiging van elke landbouwmaatschappij in verhouding tot het aantal comicen, een gelijk aantal afgevaardigden van de grote vrije landbouworganisaties en een beperkte afvaardiging van de vrije organisaties met een specifiek opzet (bv. fokverenigingen). Elke landbouwkamer delegeerde vijf verkozenen naar de Hoge Landbouwraad, waar ook vertegenwoordigers van de regering zitting in hadden.[175] Eén van de problemen met dit vertegenwoordigingsmechanisme was dat het op een te smalle basis berustte door het beperkte ledenaantal van de comicen. Bovendien waren de functies en bevoegdheden van de verschillende geledingen niet duidelijk afgelijnd. Wauters wilde dit hele systeem stroomlijnen en efficiënter laten draaien.[176] De Parti agraire was optimistisch over alle wetsvoorstellen maar wilde zich nog niet definitief uitspreken. Dit artikel kan dus duidelijk niet tellen als poging om de socialistische partij zwart te maken, in tegendeel. Als om dat te compenseren, volgde er amper een maand later in La Terre een enorm giftige aanval op de socialisten. Aanleiding waren de volgende lijnen over de Parti agraire die in Le Peuple verschenen zouden zijn: “Il faut revenir sur ce fameux Parti Agraire qui, avec quelques centaines d’affiliés, prétend parler au nom des 600.000 familles paysannes qui vivent exclusivement de la terre.”[177] Men specificeerde niet uit welk nummer van Le Peuple men dit citaat gehaald had. Het kan dus ook niet gecontroleerd worden, maar het zou niet de eerste keer zijn dat men in La Terre verwijzingen en citaten opnam die niet helemaal correct of zelfs flagrant onjuist blijken te zijn.[178]
De katholieke partij kreeg regelmatig het verwijt te horen dat ze de godsdienst gebruikte om iedereen in de pas te doen lopen. Ze trok de stemmen van de boeren aan op religieuze motieven, maar als het erop aan kwam, verdedigde ze niet hun belangen. Voor de Parti agraire was het duidelijk: de katholieke partij moest wel de kaart van de godsdienst trekken, aangezien dat de enige resterende bindende factor was binnen de verdeelde katholieke beweging: “Le Parti Catholique, divisé par les tendances de ses groupes, l’est aussi par celles de ses membres. Mais il est unanime à qualifier de mauvais chrétien quiconque veut régler ses affaires temporelles en dehors de lui.”[179]
Over de liberale partij werd bijna nooit met een woord gerept. Die zou toch niet geïnteresseerd zijn in de boeren en alleen maar bezig zijn met handel en industrie.[180] De Parti agraire had wel respect voor de eerlijkheid van de liberale partij: ze zou nooit opkomen voor landbouwersbelangen, maar beweerde ook nooit het tegendeel. De katholieke en socialistische partij daarentegen beloofden steeds de hemel aan de landbouwers, maar verdedigden hen niet als het erop aan kwam. Het gebrek aan aandacht voor de liberalen is opmerkelijk. De U.P.A. steunde voornamelijk op de liberale partij. Jabon zelf was nog senator geweest voor die partij. De banden tussen de liberale partij en de voortrekkers van de Parti agraire zijn niet te ontkennen. Misschien is dat ook een reden waarom de liberalen gespaard werden in de oorlogsretoriek van de Parti agraire.
Vanaf eind 1935 trad een nieuwe speler op de voorgrond van het Belgische politieke landschap. Léon Degrelle poogde onder de leuze Christus Rex tot een vernieuwing van de katholieke partij te komen. De houding van de Parti agraire tegenover Degrelle was aanvankelijk vrij welwillend. Ze had sympathie voor deze charismatische man die, net als zij, het establishment keihard tegen de schenen wilde schoppen en tot een hervorming van de staat wilde komen. In Le Peuple werd de Parti agraire verweten dat ze een kartel met Rex niet uitsloot. Het antwoord van de landbouwerspartij was heel sec: “Et pourquoi pas, citoyens?”[181] Het ging zeker niet om een blindelingse aanbidding. Degrelle probeerde zich namelijk voor te stellen als de verdediger van alle mensen, maar Marius Van Lierde merkte fijntjes op: “Le défenseur de tout le monde risque de n’être effectivement le défenseur de personne.”[182] Uiteindelijk zouden Rex en de Parti agraire toch afzonderlijk naar de parlementsverkiezingen van 1936 trekken. Het resultaat van die stembusgang zou de houding van de Parti agraire tegenover het Rexisme grondig wijzigen.
2.2.4 Het programma: de eis tot levensvatbaarheid van de sector
Een belangrijk strijdpunt was het garanderen van de levensvatbaarheid van de landbouwsector. In vergelijking met 1932 was het programma nu iets concreter. In 1932 sprak de Mouvement agraire nog heel vaag over bescherming van de landbouw. In de aanloop naar de verkiezingen van 1936 was het programma meer toegespitst op enkele concrete zaken om die levensvatbaarheid te garanderen. De Parti agraire wilde ten eerste een eerlijke prijs voor landbouwproducten. Het volk wilde zo goedkoop mogelijk aan zijn basisbehoeften, waaronder voeding, kunnen voldoen en de landbouwers wilden voor hun producten een prijs krijgen die hun kosten zou dekken. Die prijs zou minimaal betaald moeten worden aan de producenten om hen een inkomen te garanderen. De verzoening van de tegenstrijdige belangen van landbouw en publiek moest volgens de Parti agraire gebeuren door het drukken van de productiekosten van de landbouwproducten: “La compression aussi radicale que possible du prix de revient des aliments de première nécessité”.[183] Om dit concreet te realiseren moest er geïnvesteerd worden in landbouwonderwijs om technische vooruitgang mogelijk te maken en moest er een gevoelige vermindering komen van de belastingen en taksen die wogen op de landbouw.
De Parti agraire streefde ten tweede vooral naar een aantal maatregelen in verband met de landbouwgrond zoals een langere duur van het pachtcontract, een vermindering van de belasting op het kadastraal inkomen of zelfs een verbod op het doorrekenen van de kadastrale belasting aan de pachters en een wettelijke beperking van de pachtprijzen. Tijdens de verkiezingscampagne in 1932 hadden volgens de Parti agraire verschillende parlementariërs beloofd werk te zullen maken van een dergelijke wettelijke regeling van de pachtprijzen.[184] Nadien volgden er nog regelmatig beloftes van regering en parlement. De Parti agraire nam een afwachtende houding aan omdat de kwestie al heel lang aansleepte. Uiteindelijk werd op 19 augustus 1933 een tijdelijke wet goedgekeurd. Landbouwers konden een vermindering van de pachtprijs aanvragen bij de vrederechter, als die te hoog was in verhouding met de opbrengst van de grond: “…est manifestement hors de proportion avec les avantages qu’il peut retirer de la jouissance du bien loué.”[185] De Parti agraire feliciteerde de Kamer zelfs omdat ze voor één keer de landbouwersbelangen had verdedigd. Natuurlijk bleef ze er wel sceptisch tegenover staan: het was nog lang niet voldoende en de politiek misbruikte deze wet als schaamlap voor het gebrekkige landbouwbeleid.[186] Op sociaal vlak wilde de Parti agraire een beter statuut mogelijk maken voor pachters. Om dit alles te regelen, wilde ze concreet het volgende gerealiseerd zien: “Des commissions paritaires des fermages, analogues aux Conseils de prudhommes qui fixeront les conditions normales des fermages et en assureront l’application. La propriété culturale qui garantira au locataire une indemnité de sortie équitable, et accroîtra la sécurité de l’exploitant sur le sol qu’il occupe, condition indispensable étant donné le mode de culture intensive pratiquée actuellement.”[187]
Een ander belangrijk punt om de landbouw te beschermen en zo de levensvatbaarheid te garanderen, was, ten derde, de bescherming van de interne markt. Volgens de Parti agraire was er nood aan een drievoudige bescherming: bescherming tegenover buitenlandse markten, protectionistische maatregelen dus, een organisatie van de binnenlandse markten en controle over die markten door professionele bureaus onder voogdij van de staat. De enige manier was de creatie van een professioneel bureau voor elk product.[188] Een vaag plan dat niet verder werd uitgewerkt. Wat wel opvalt is dat de Parti agraire heil zag in een sterke staatsbemoeienis en een bureaucratische organisatie van de interne markten. De Parti agraire klaagde in ieder geval dat de binnenlandse markt overspoeld werd door buitenlandse landbouwproducten. Andere landen schermden hun markt af met behulp van importbeperkingen en exportsubsidies, België volgde daar niet in: “Tous les autres pays réservent leur marché national, nous livrons le nôtre aux étrangers.”[189] Bescherming van landbouwproducten zou geen prioriteit geweest zijn, met alle gevolgen van dien. België was inderdaad één van de laatste om zijn liberale handelspolitiek te laten varen. Als antwoord op de aanhoudende landbouwcrisis begon de regering toch protectionistische maatregelen te treffen, maar België diende geen drastische maatregelen te nemen: slechts tien procent van de landbouwproductie werd uitgevoerd dus hier moest niet veel gesubsidieerd worden. Voor de meeste gewassen was de binnenlandse productie bovendien onvoldoende zodat invoer sowieso nodig bleef. Wel moest een volledige overrompeling van de Belgische markt voorkomen worden.[190] De importbelastingen die bijvoorbeeld België instelde, werden volledig ondergraven door de hoge exportpremies, waardoor er vervolgens voor kwantitatieve invoerbeperkingen of contingenteringen gekozen werd.[191]
De verschillende interventies van de overheden in de wereldeconomie waren net een oorzaak van het voortduren van de crisis: invoerbeperkingen en exportsubsidies onderdrukten de vraag en deden de prijzen dalen, waardoor een vicieuze cirkel ontstond.[192] De Parti agraire stond om andere redenen heel sceptisch tegenover de resultaten van de regeringsmaatregelen. Zij noemde het niet meer dan een masker om de enorme import van voedsel te camoufleren voor de landbouwers.[193] Gustave Sap, minister van landbouw van 1932 tot 1934, zocht de oorzaak van de gekelderde landbouwprijzen, terecht, bij de overproductie op wereldvlak en legde zo de schuld bij de boeren zelf.[194] De Parti agraire ging hier tegenin door erop te wijzen dat Sap vergat dat boeren hun productie niet zomaar kunnen stilleggen. Bovendien, zo beweerde de Parti agraire, kon overproductie de keldering van de graanprijzen niet verklaren omdat er volgens haar 11 miljoen centenaren[195] graan werden ingevoerd. Ze concludeerde daaruit dat de dumping van buitenlandse producten verantwoordelijk was voor de lage prijzen.[196] Het is niet duidelijk waar de Parti agraire het cijfer van 11 miljoen haalde, laat staan waar ze zich op baseerde voor deze redenering. Ze had het in elk geval mis: de dumping was een gevolg van de overproductie en een aspect van de crisis en geen oorzaak van de crisis.
De Parti agraire stelde dat België de Franse economie makkelijk pijn zou kunnen doen door hoge invoerrechten te eisen op bijvoorbeeld wijn. Zo zou België toegevingen kunnen afdwingen van Frankrijk over de export van Belgische landbouwproducten naar Frankrijk.[197] De Parti agraire zag protectionisme dus als een middel om andere landen onder druk te zetten. Dit onrealistische idee getuigt van een sterk naïeve kijk van de Parti agraire op de internationale handel. Maar het ideale scenario was in de ogen van de Parti agraire datgene waarin de productie van de Belgische landbouw volledig werd opgeslorpt door de binnenlandse vraag. Dit werd in La Terre uitgewerkt met een voorbeeld: als de Belgische landbouw 60 procent van de bevolking kon voeden, moest nog 40 procent ingevoerd worden. Daarom zouden er op de internationale markt Belgische industriegoederen geruild moeten worden voor buitenlandse landbouwgoederen om aan de resterende vraag te voldoen, een soort van ruilhandel dus.[198] Op de binnenlandse markt moest zo een evenwicht gerealiseerd worden tussen vraag en aanbod: “Les offres sont assez abondantes sur le marché international pour qu’il nous soit possible de réaliser l’opération de troc nécessaire à l’équilibre entre l’offre et la demande sur nos marchés.”[199] Tussen de regels lezend kan men stellen dat de Parti agraire liefst helemaal geen landbouwproducten zou moeten invoeren. Volledige autarkie als ultieme doel dus. Hitler en Mussolini streefden dit na uit strategische overwegingen, voor de Parti agraire was het een motivatie om de landbouwsector gevoelig uit te breiden en zo de numerieke sterkte en dus de drukkingsmacht van de landbouwers te vergroten.
Ten vierde wilde de Parti agraire nog steeds dat de boeren “hun eigen zaken zouden kunnen regelen”. Het is duidelijk dat ze hiermee het rechtstreeks medebestuur van de landbouwers in een corporatieve staatsorganisatie bedoelde. De nagestreefde vorm van corporatisme was echter geëvolueerd.[200]
Op één punt was het programma radicaal gewijzigd: in 1932 wilde de Parti agraire de staatsuitgaven verminderen door de sociale wetten terug te schroeven. Vlak voor de verkiezingen van 1936 was het standpunt op frappante wijze bijgedraaid: men wilde sociale voorzieningen als pensioen en werkloosheidsuitkering mogelijk maken voor de boeren, wat juist een uitbreiding van de staatsuitgaven zou betekenen.[201] Was dit een electorale tactiek om op het laatste moment kiezers te overhalen? Verder bestond het programma net als in 1932 uit afzonderlijke, veeleer vage maatregelen, zonder die voorstellen concreet uit te werken.
2.3 De Parti agraire laat in haar kaarten kijken: aanzetten tot ideologische oriëntering
Bij haar ontstaan was er weinig sprake van een uitgesproken ideologische profilering. Vanaf de parlementsverkiezingen van 1932 werd er meer nagedacht over een ideologische onderbouw voor het programma. De Parti agraire laat vanaf nu meer in haar kaarten kijken en blijkt gevoelig rechtser georiënteerd te zijn dan de U.P.A.
2.3.1 Op zoek naar inspiratie: de contacten met het buitenland
Het buitenland werd nauwlettend in de gaten gehouden. In La Terre beweerde men dat in Brazilië het parlement samengesteld was uit 214 verkozen politici en veertig vertegenwoordigers van professionele organisaties.[202] Wie bedoelde de Parti agraire met die veertig professionele vertegenwoordigers? In 1930 had Getúlio Vargas een staatsgreep gepleegd. Hij regeerde Brazilië met een kleine oligarchie van grootgrondbezitters. Die grootgrondbezitters waren de grote bazen van koffieplantages en dergelijke.[203] Misschien vormden zij de ‘professionele vertegenwoordiging’ in de ogen van de Parti agraire.
Oostenrijk was volgens de Parti agraire overgegaan op een corporatief en fascistisch regime: in mei 1932 werd de fascist Engelbert Dollfuss bondskanselier van Oostenrijk. Hij stuurde het parlement op vakantie voor onbepaalde duur omdat hij droomde van een corporatistische staat, naar Italiaans fascistisch model.[204] De auteur van het artikel in La Terre gaf wel toe dat niet alles even goed was in Oostenrijk en dat de meeste zaken zelfs verworpen moesten worden, maar de evolutie daar moest toch opgevolgd worden om er eventueel lessen uit te trekken.[205] De interesse van de Parti agraire in het Oostenrijkse verhaal is te begrijpen. Dollfuss was sinds 1919 actief geweest in de Oostenrijke boerenbond, waar hij als landbouwhervormer enorme faam en populariteit had verworven. In maart 1931 trad hij binnen in het kabinet als minister van landbouw, zonder ooit in het parlement gezeten te hebben. Op 10 mei 1932 werd hij kanselier.[206] De regering van Dollfuss, bekend als de Bauernführer, steunde sterk op de Oostenrijkse agrarische partij, de Landbund für Österreich.[207]
Met de Franse Parti agraire bestond er een uitstekende verhouding.[208] Die partij werd op de voet gevolgd in La Terre. Op 2 april 1933 vond in Rijsel een ontmoeting plaats tussen Fleurant Agricola, de sterke man van de Parti agraire et paysan français, en drie vertegenwoordigers van de Belgische Parti agraire. In La Terre werd uitgebreid verslag gegeven van één van de manifestaties in Parijs waar het tot confrontaties kwam tussen de Franse boerenpartij en de ordetroepen.[209] Fleurant Agricola dreigde met belastingstakingen en eiste het ontslag van de regering. Het krachtdadige optreden van de Parti agraire et paysan français vormde een sterke bron van inspiratie en bewondering voor Jabon en zijn agrariërs.
2.3.2 Royalisme
Op 17 februari 1934 overleed de Belgische koning Albert I tijdens een bergbeklimming in Marche-les-Dames. Albert I was heel populair in België, wat hij vooral te danken had aan zijn bijna mythische rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn populariteit vergrootte nog door ook op andere terreinen actief te zijn: Albert I was sterk geïnteresseerd in de sociale en economische problematiek van het naoorlogse België. Hij stimuleerde vernieuwingen door sterke interesse te betonen, bijvoorbeeld op tentoonstellingen.[210] Tijdens de opeenvolgende regeringscrisissen in de jaren 1930 moest Albert soms persoonlijk ingrijpen om de stabiliteit te herstellen.[211] In februari 1933 bijvoorbeeld diende de regering de Broqueville haar ontslag in. De koning reageerde met een brief waarin hij het ontslag weigerde. Die brief werd publiek gemaakt en na een debat hernieuwde de Kamer haar vertrouwen in de regering.[212] Het algemene enthousiasme over de persoon Albert I en de nationale rouw die volgde op zijn dood, werden gedeeld door de Parti agraire. Het eerstvolgende nummer van La Terre stond volledig in het teken van dit overlijden. De voorpagina was voorzien van rouwbanden en een overlijdensbericht dat de lof zong van de overleden vorst en hem voorstelde als de verdediger van de landbouwers: “La classe paysanne ressent le deuil de toute la force de l’affection et de la vénération qu’elle portait au sauveur de l’indépendance nationale, au guide sûr des destinées du pays, à l’arbitre souverain et sage des querelles des citoyens, au protecteur éclairé des intérêts paysans.”[213] Het is niet duidelijk waar de Parti agraire zich op baseerde als ze Albert I als de verdediger van de landbouwers voorstelde, maar waarschijnlijk was dit het gevolg van het aanmoedigende en enthousiasmerende optreden van Albert I, dat ook zijn gevolgen had in landbouwmilieus.
Leopold III zou, tijdens zijn inhuldiging als opvolger, een programma ontplooid hebben dat volgens La Terre een “haute leçon de politique nationale” was.[214] Leopold III stond kritisch tegenover het parlementaire bestel. Geconfronteerd met de regeringsinstabiliteit liet hij tijdens zijn bewind steeds luider zijn stem horen. Louis Wodon, voormalig kabinetschef van Albert I, was een vurig pleitbezorger van een autoritaire monarchie. Die ideeën had hij uitgewerkt in zijn theorie over “la prééminence de la fonction royale.”[215] Wodon had reeds grote invloed op kroonprins Leopold en zijn ideeën wogen door in Leopolds troonrede. Uit die troonrede citeerde de Parti agraire een zin die ze luid toejuichte: “Les institutions dont nous a dotés la sagesse du Constituant et qui ont subi l’épreuve de plus d’un siècle, sont assez larges et assez souples pour s’adapter, dans l’ordre et la légalité, aux nécessités variables des temps.”[216] Voor de Parti agraire was het duidelijk dat zelfs de koning voorstander was van een hervorming van het regime.
Het is duidelijk dat de Parti agraire koningsgezind was. Albert I werd opgehemeld voor zijn prestaties en Leopold III werd toegejuicht voor zijn hervormingsideeën. Rechtse bewegingen in het interbellum streefden per definitie naar een versterking van de uitvoerende macht.[217] Respect voor de koning als hoofd van die uitvoerende macht kan als een logisch gevolg daarvan gezien worden.[218] Een nuancering dringt zich wel op: het overlijden van Albert I en het aantreden van Leopold III was het enige moment waarop er werd uitgeweid over de rol van de koning. Daarnaast verschenen er nog enkele kleinere artikels waarin de koning werd bewonderd, maar die waren van minder belang. Tot slot moet ook nog opgemerkt worden dat in de jaren 1930 antiroyalisme een zeldzaamheid was door de enorme populariteit van Albert I.
2.3.3 “Notre démocratie n’est qu’un masque”: een rechtsere profilering
Vanaf 1933 werd het discours opvallend rechtser. Bij het ontstaan van de Mouvement agraire in december 1931 en in de aanloop naar de verkiezingen van 1932, streefde ze nog naar een economische raad naast het parlement, een milde vorm van corporatisme, geërfd van de U.P.A. Na de verkiezingen van 1932 was de Parti agraire echter van mening dat het parlementaire regime niet meer voldeed aan de omstandigheden. De Parti agraire meende dat het electoraal systeem de macht bij een oligarchie legde, en dus moest het verdwijnen. Ze wilde een parlementaire vorm gerealiseerd zien, gebaseerd op de vertegenwoordiging van belangen. Het parlement zou de afspiegeling moeten worden van alle nationale krachten en zou op corporatieve basis, per beroepssector, georganiseerd moeten worden.[219] Er was dus geen sprake meer van het parlement aan te vullen of te laten adviseren door een economische raad. Het rechtstreeks verkozen parlement zou volledig vervangen moeten worden door corporatieve kamers.[220] De Parti agraire was nu duidelijk voorstander van een verregaande vorm van politiek corporatisme. De democratische staatsvorm had gefaald in haar ogen: “Notre démocratie n’est qu’un masque. Si on veut lui donner son vrai visage, il faut instituer un régime de représentation parlementaire qui associe directement tous les groupements économiques à la gestion des affaires publiques…”[221]
De artikels waarin werd uitgevaren tegen het parlementarisme en tegen de democratie waren steeds van de hand van Jabon en van Gérard, respectievelijk voorzitter en secretaris-generaal van de Parti agraire. Het rechtse profiel van Gérard is duidelijk, mede gezien zijn voormalig lidmaatschap van het Légion Nationale. Jabon neigde blijkbaar ook vrij ver naar rechts. Het conflict binnen de U.P.A., waaruit de Mouvement agraire geboren werd, had dus waarschijnlijk ook een ideologische component. Jabon vond bij de U.P.A.-leiding geen gehoor. Zijn pleidooien waren te rechts, zelfs voor de corporatistisch gezinde U.P.A.
2.3.4 De verspreiding van het eigen gedachtegoed
De Parti agraire was ervan overtuigd dat haar ideeën langzaam maar zeker doorsijpelden in de maatschappij en dat steeds meer mensen en instellingen, zoals kranten en partijen, hetzelfde gedachtegoed begonnen te koesteren, zowel in binnenland als in buitenland. Volgens haar kwam er van alle politieke hoeken bevestiging van de noodzaak aan een hervorming.[222] Jules Gerard, secretaris-generaal van de agrarische partij, schreef regelmatig een Bulletin politique in La Terre. Daarin citeerde hij kranten en politici die zich hadden uitgesproken voor een hervorming van het staatsbestel. De toon van die artikels was heel triomfalistisch: vóór de verkiezingen van 1932 hechtte niemand veel belang aan de Parti agraire en aan haar standpunten, maar nu begon iedereen in te zien dat zij gelijk had, alsof zij de enige was die pleitte voor een hervorming van het staatsbestel. In kranten als La Gazette en Gazette de Charleroi[223] zou men geschreven hebben over de gebreken van het parlementaire regime, de noodzaak aan de vertegenwoordiging van belangen en aan de inrichting van een corporatief regime. De redactie van La Terre verwees niet specifiek naar bepaalde artikels of citaten uit deze kranten.
P. W. Segers, minister van Staat en voorzitter van de katholieke Fédération des associations et des cercles (Federatie van Kringen), zou ook erkend hebben dat het parlementaire regime niet meer te verdedigen viel.[224] P.W. Segers was inderdaad voorstander van een hervorming van het parlement op semi-corporatieve basis. Die Federatie van kringen, ontstaan in 1868, was de overkoepeling van de katholieke kiesverenigingen en één van de standen van de katholieke partij, naast de Boerenbond, het ACW en de middenstand.[225]
2.4 De relaties met andere drukkingsgroepen
2.4.1 De vertroebelde relaties met de moederbeweging: contacten met de U.P.A.
Het conflict met de U.P.A., dat in de aanloop naar de verkiezingen van 1932 was geëscaleerd tot een ordinaire scheldpartij, bleef ook in de volgende jaren nazinderen. Er werden verschillende pogingen ondernomen om de onderlinge verhouding vast te leggen. Op een vergadering van U.P.A.-Luxemburg te Libramont was nog maar eens overeen gekomen dat de Parti agraire op het politieke terrein zou ageren en volledig onafhankelijk zou blijven. De U.P.A. zou zich ten volle moeten inzetten op het professionele terrein en oplossingen zoeken die dan door de Parti agraire in de praktijk gebracht zouden worden.[226] Deze overeenkomst werd verschillende keren bevestigd op vergaderingen en bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de U.P.A. en van de Parti agraire, maar toch bleef Léon Mesureur in La Défense Agricole Belge regelmatig uitvaren tegen de Parti agraire. Jabon en de zijnen beschouwden dit telkens als een schending van de overeengekomen neutraliteit van de U.P.A. tegenover de Parti agraire en ze reageerde op de commentaar van Mesureur. Volgens het discours in La Terre verloor de U.P.A. alle geloofwaardigheid als verdediger van de professionele belangen van de landbouwers door uit te vallen tegen de enige echte landbouwerspartij: “Comment peut-on concilier la défense des intérêts professionnels avec les attaques contre le seul parti qui déclare vouloir assurer d’une façon intégrale la représentation et la défense de ces intérêts?”[227]
Een struikelblok in de goede verstandhouding tussen de U.P.A. en de Parti agraire vormde de hele affaire rond de Banque agricole. Wegens de grote weerslag van deze affaire en de betrokkenheid van de Boerenbond bij deze kwestie, behandel ik dit in een aparte paragraaf.[228]
2.4.2 Aanhoudende pogingen om de Boerenbond zwart te maken
Een heikel punt was de werkwijze van de Boerenbond om doorbraken te forceren in Wallonië. Die uitbreidingsstrategie werd streng veroordeeld in La Terre. Alle artikels waarin gewaarschuwd werd voor de infiltratiemethodes van de Boerenbond in Wallonië waren doorspekt met talrijke anekdotes en voorbeelden uit de realiteit die de auteur zelf of kennissen van hem hadden meegemaakt. Zo werd er bijvoorbeeld beweerd dat de Boerenbond vaak werkte via invloedrijke grootgrondbezitters in de dorpen. Die grootgrondbezitters riepen de boeren samen om hen in te lichten over de opening van “un petit syndicat appelé gilde en pays flamand.” Een tussenpersoon van die gilde zou voor hen alles kopen dat ze nodig hadden in hun landbouwbedrijf. De boeren durfden niet te weigeren omdat het initiatief leek uit te gaan van de machtige grootgrondbezitters, die vaak ook nog burgemeester waren.[229] De Parti agraire beweerde ook dat er vóór de oorlog in veel Waalse dorpen winkels waren met het opschrift Syndicat agricole; nu zouden die opschriften vervangen zijn door Boerenbond belge.[230] Het kan moeilijk gecontroleerd worden of al deze verhalen correct zijn, maar het illustreert wel de aanhoudende pogingen van La Terre om de Boerenbond in diskrediet te brengen bij de Waalse landbouwers.[231] Natuurlijk werd er nog voortdurend verwezen naar het Front unique, de vermeende samenwerking tussen de Boerenbond, de U.P.A. en Alliance agricole belge, als expansiemiddel van de Boerenbond.
De artikels in La Terre tegen de Boerenbond waren soms sterk communautair getint. Volgens Jabon was de expansie van de Boerenbond in Wallonië begonnen door de taalstrijd. Van De Vyvere, Sap, Van Cauwelaert en andere “racistische flaminganten” wilden de Walen onderwerpen, de expansiedrang van de Boerenbond zou daar een uitdrukking van zijn.[232] De Parti agraire riep dan ook op tot Waalse eenheid en samenwerking, over de grenzen van de landbouwklasse heen: “Que les citadins nous aident, que la presse wallonne nous soutienne. Collaborons, villes et campagnes wallonnes, non pour dominer les Flandres, mais pour établir un statut d’égalité et de justice. Belgique d’abord, mais Wallons toujours.”[233] De Parti agraire probeerde zich blijkbaar te identificeren met de sterker wordende Waalse beweging.[234]
Enkele maanden voor de parlementsverkiezingen van 1936 probeerde de Parti agraire zich te profileren als het redmiddel tegen de door schandalen geplaagde Boerenbond: “Le Boerenbond est une bête malfaisante pour le pays. Pour l’abattre, les agriculteurs et les commerçants voteront et feront voter pour le Parti agraire dont les représentants dénonceront et combattront les scandaleux privilèges du Trust politico-industriel de Louvain.”[235]
2.4.3 De Parti agraire tegenover de liquidatie van de Middenkredietkas en de ondergang van de Banque agricole
Een belangrijk punt in de relaties met zowel de U.P.A. als de Boerenbond gaat over de geschiedenis van de Banque agricole. Zoals hierboven reeds vermeld, was de Banque agricole de Belgique overgenomen door de financiële groep verbonden met de Boerenbond.[236] Ze kwam onder controle van de Algemeene Bankvereeniging, die op haar beurt gecontroleerd werd door de Middenkredietkas. Vanaf eind 1934 voltrok zich in de Boerenbond het drama van de liquidatie van die Middenkredietkas. Op 3 december 1934 werd een moratorium afgekondigd dat de terugtrekking van de spaargelden blokkeerde. Dat moratorium kwam als een donderslag bij heldere hemel. De hoofdraad van de Boerenbond kreeg in de loop van 1934 namelijk voortdurend te horen dat de toestand van de Middenkredietkas normaal was. De spaarders werden met optimistische praatjes gerustgesteld. Het moratorium maakte op pijnlijke wijze duidelijk hoe groot de kloof tussen schijn en realiteit geworden was.[237] In La Terre werd beweerd dat de Boerenbond in 1934 een tekort had van 800 miljoen frank.[238] P. Baudewyns, een boekhoudkundig expert van de Nationale Bank van België, schatte in zijn tweede rapport het totale actief van de Middenkredietkas op 1800 miljoen frank tegenover een passief van 2297 miljoen frank. Het ging dus om een verlies van 497 miljoen frank. Theoretisch kon dat verlies oplopen tot 930 miljoen omdat een moratorium van de Middenkredietkas tot de ineenstorting van de Aan- en Verkoopvennootschap (AVV) en van de Belgische Onderlinge Verzekeringsmaatschappij (BOV) kon leiden. De berekening van Baudewyns hield bovendien rekening met een opwaardering van de participaties van de Middenkredietkas in AVV en BOV. Die opwaardering was terecht maar haalde eigenlijk weinig uit omdat de Boerenbond moeilijk andere afdelingen in het verlies kon drukken of zelfs volledig verkopen om de Middenkredietkas te redden. Bovenop dat alles kampte de Middenkredietkas met enorme liquiditeitsproblemen.[239] Het zag er niet rooskleurig uit voor de Middenkredietkas. De regering overwoog aanvankelijk tussenbeide te komen om de Middenkredietkas van nieuw krediet te voorzien. In La Terre werd deze tussenkomst voorgesteld alsof de regering rechtstreeks geld pompte in de Boerenbond. Als dat het geval was, vond de Parti agraire dat de bevolking recht had op een analyse en een rechtvaardiging van de rekeningen van de Boerenbond.[240] Uiteindelijk moest de Boerenbond niet meer op al te veel vertrouwen rekenen volgens La Terre: “Il a perdu 950 [enkele maanden daarvoor had de Parti agraire het nog over 800 miljoen] millions de l’épargne paysanne. Est-ce un titre de recommandation?”[241] De Banque agricole de Belgique viel in januari 1935 uit de boot bij een saneringsoperatie binnen de Middenkredietkas die leidde tot de oprichting van de Kredietbank voor Handel en Nijverheid. Eind 1932 had de Parti agraire reeds een Syndicat des anciens actionnaires de la Banque Agricole opgericht met het doel te ageren tegen de Boerenbondcontrole over het spaargeld van de Waalse boeren.[242] Dat Syndicat bleef opvallend stil tijdens de definitieve ondergang van de Banque agricole. Waarschijnlijk was er toen al geen sprake meer van dat syndicaat.
In 1933-1934, volle crisisperiode, zaten verschillende banken in de problemen, zo ook de Belgische Bank van de Arbeid. Die bank kwam in zware liquiditeitsproblemen waardoor een faillissement onafwendbaar leek. Op 12 maart 1934 vroeg Emile Vandervelde 200 miljoen frank steun aan Jaspar, minister van financiën in de katholiek-liberale regering. Dit was het begin van een campagne van de conservatieve pers om die steun te beletten.[243] De Parti agraire was niet tegen de steun omdat het om het geld van kleine spaarders ging. Ze vroeg zich wel af waarom de staat geen steun had overwogen in het geval van de Banque agricole, toen die in juli 1932 noodgedwongen toenadering zocht tot de Boerenbond. Sandront en Criquelion, de vroegere verantwoordelijken van de Banque agricole, waren aanwezig in het parlement toen de steun voor de Bank van de Arbeid werd besproken. De Parti agraire vond het vreemd dat zij toen niets gezegd hebben over het debacle van de Banque agricole.[244] Uiteindelijk werd de steun toegekend aan de Bank van de Arbeid: er werd een reddingsoperatie uitgewerkt met medewerking van vertegenwoordigers van andere grote Belgische banken, waaronder de Nationale Bank van België, de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid en de ASLK.[245] Door het conservatieve offensief om de steun te beletten, werden er strikte voorwaarden opgelegd. De toegekende kredieten mochten enkel dienen voor de terugbetaling van individuele deposanten van de verschillende spaarkassen die overkoepeld werden door de Belgische Bank van de Arbeid; het geld mocht in geen geval gebruikt worden om de deposito’s van partijorganisaties uit te betalen. Het lot van de Belgische Bank van de Arbeid was bezegeld: ze moest haar deuren sluiten op 28 maart 1934 en liet zo de Belgische werkliedenpartij financieel ontwapend achter.[246] De redenen voor het faillissement werden niet alleen bij de crisis gezocht. Ook de verantwoordelijken van de bank, met hun te ambitieuze plannen, zoals het opslorpen van de Comptoir des dépôts et des prêts[247], en hun roekeloze werkwijze werden verantwoordelijk gesteld. In april 1934 trad dan ook binnen de socialistische partij, op initiatief van Hendrik De Man, een commissie in werking om de oorzaken van de slechte toestand van de Bank van de Arbeid te onderzoeken en om de verantwoordelijken te straffen, ongeacht hun positie binnen de partij. Enkele voormalige topfiguren van de bank werden uit de partij gestoten en aan een hele reeks beheerders werd een blaam uitgedeeld voor de lichtzinnigheid waarmee ze hun taak vervuld hadden.[248] Een auteur in La Terre noemde dit rechtvaardigheid en een daad die het vertrouwen in de bank kon herstellen.[249] Hij vroeg zich af waarom de U.P.A. geen gelijkaardige commissie installeerde om de ondergang van de Banque agricole te onderzoeken. Zoniet zou het vertrouwen in de U.P.A. niet hersteld geraken, waarschuwde hij: “Clarifiez, Messieurs, clarifiez, les actionnaires de l’ancienne Banque Agricole Belge attendent votre geste et ils vous aideront.”[250]
2.4.4 Op zoek naar lotgenoten: de Parti agraire zoekt toenadering tot de middenstand
Vanaf 1934 begon de Parti agraire toenadering te zoeken tot de middenstand en de toen actieve middenstandsbewegingen. De middenstand klaagde, net als de boeren van de Parti agraire, niet politiek vertegenwoordigd te zijn: “Lorsqu’on discute crise et remède au Parlement, pas un mot n’est dit des classes moyennes: tout pour l’industriel, l’agriculteur, le paysan comme si les masses de citoyens qui constituent les métiers et négoces n’existaient pas.”[251] In La Terre verscheen een oproep tot organisatie van en deelname aan een “Grande manifestation des classes moyennes et agraires.”[252] De Parti agraire zag een gemeenschappelijke strijd van middenstand en boerenstand die op dezelfde manier gevoerd moest worden. Andere verenigingen en personen die hetzelfde beweerden, werden gretig geciteerd om het gelijk te onderstrepen. Zo werd er in L’Assaut, het weekblad van de Parti national corporatiste,[253] gesteld dat er nood was aan één partij voor de middenstand en voor de boerenstand. Het probleem dat men in het artikel in L’Assaut zag, was dat de leiders van de Union des classes moyennes niet in staat waren de talrijke tegenstellingen in de middenstand te overwinnen.[254] Zij slaagden daar, aldus L’Assaut, niet in omdat ze volledig fout waren over de organisatie van de beweging: ze wilden politici steunen die de zaak van de middenstand zouden verdedigen, maar de Parti national corporatiste was ronduit voorstander van de oprichting van een eigen middenstandspartij.[255] De Parti national corporatiste had dus hetzelfde meningsverschil met de Union des classes moyennes als de Parti agraire met de U.P.A. Ook Sébastien Winandy, katholiek volksvertegenwoordiger[256], zou gezegd hebben dat “Si les classes moyennes ne font pas bloc, elles seront écrasées entre les syndicats financiers et les syndicats ouvriers.”[257] In de ogen van de Parti agraire werd de middenstand het leven onmogelijk gemaakt door de Boerenbond: “Il (Boerenbond) est néfaste pour l’économie saine du pays parce que, avec quelques autres trusts financiers, il a contribué à créer et il continue à maintenir, un hypercapitalisme et un hyperindustrialisme, monopoliseurs, concentrateurs, destructeurs des petites entreprises, de l’artisanat et des classes moyennes…”[258] Boerenstand en middenstand moesten dus samenwerken om de machtige Boerenbond te counteren.
De Parti agraire bleek een speciale band te hebben met Burgerstrijd. Robert Gits uit Izegem was van mening dat de verschillende politieke partijen hun beloftes voor de verkiezingen van 1932 niet waren nagekomen. Hij besloot in mei 1933 een eigen politieke partij op te richten onder de naam Burgerstrijd. Medestanders vond hij in de rangen van de onpartijdige middenstandskernen in West-Vlaanderen.[259] Burgerstrijd kan beschouwd worden als een kind van zijn tijd, één van de vele groeperingen van malcontenten, verbitterd door de crisis en teleurgesteld door de aanpak ervan. Op het congres van Burgerstrijd in september 1935 was er een delegatie van de Parti agraire aanwezig, evenals vertegenwoordigers van fascistische organisaties als Dinaso en Légion Nationale.[260] De Saint-Moulin had zich op het congres uitgesproken over een eventuele samenwerking: “Il est possible que le Parti Agraire luttera aux prochaines élections en compagnie de certains groupements des classes moyennes. Les organisations du Parti prendront les décisions utiles.”[261] De Parti agraire en Burgerstrijd streefden allebei naar de inrichting van een représentation professionnelle, een beroepsvertegenwoordiging, die de partijpolitiek buiten spel zou zetten en voor meer economische democratie zou zorgen.[262]
De toenadering tot de middenstand was begrijpelijk als men bekeek wie de Parti agraire als doelgroep beschouwde. Aanvankelijk ging het alleen maar over landbouwers, maar die werden veeleer gezien als de kern die het karakteristieke van de agrarische groep uitmaakte. De Parti agraire zag nog andere elementen die zich rond die kern schaarden, zoals kleine grondbezitters, landelijke ambachtslui, handelaars en iedereen die op één of andere manier professioneel of intellectueel actief was in de landbouw.[263] De middenstand, of toch bepaalde delen ervan, hoorde daar dus onvermijdelijk bij. Minder begrijpelijk is de samenwerking met een Vlaamse vereniging, namelijk Burgerstrijd, terwijl de Parti agraire bij momenten toch sterk wallingant uit de hoek kwam.[264] Langs de ene kant riepen ze op tot Waalse eenheid en samenwerking over de grenzen van de landbouwklasse heen, langs de andere kant moest er samengewerkt worden met landbouwers en middenstand over de taalgrens heen, zoals deze toenadering tot Burgerstrijd en later de toenadering tot het Boerenfront.[265] Een zekere inconsequentie was de Parti agraire zeker niet vreemd.
2.5 Een tweede poging: de verkiezingen van 1936
2.5.1 Aanloop naar en resultaten van de parlementsverkiezingen van mei 1936
Aanvankelijk werden de verkiezingen vastgelegd op 11 oktober 1936. Het directiecomité van de Parti agraire deed een oproep om de strijd voor te bereiden: propaganda voeren, kandidaten zoeken en geld inzamelen.[266] Onder druk van de niets ontziende lastercampagne van Rex en door de groeiende problemen in de tripartite van Van Zeeland, besloot men de verkiezingen te vervroegen naar mei 1936.[267] De Parti agraire zag zelf drie redenen voor het vervroegen: ten eerste waren de gevestigde partijen bang van het succes van bewegingen als Rex en de Parti agraire. Ze vond dus van zichzelf dat haar effect op de Belgische politiek even groot was als Degrelle. In haar ogen voerden ze een gezamenlijke strijd tegen de corrupte politieke klasse. De schandalen in die politieke klasse, zoals de problemen met de bank van de Boerenbond en de Bank van de Arbeid, domineerden volgens de Parti agraire de publieke opinie en dat zag zij als een tweede reden: de gevestigde politieke partijen hoopten dat de electorale spanning de aandacht van die schandalen zou afleiden. De laatste reden die zij zag was de niet aflatende landbouwcrisis.[268]
Voor de Kamer kwam de Parti agraire, in vergelijking met 1932, in een extra arrondissement op, namelijk Verviers.[269] Dit was meteen het eerste teken van leven van de Parti agraire buiten de provincie Henegouwen. Voor de Senaat nam ze opnieuw alleen deel in Tournai-Ath en in Mons-Soignies. Jabon, voorzitter van de Parti agraire, nam opnieuw niet deel aan de verkiezingen. De verkiezingen van 1936 betekenden een sterke vooruitgang voor de extreme partijen: Rex, VNV en de communisten behaalden samen één vierde van de stemmen en 46 van de 202 zetels in de Kamer.[270] Rex alleen veroverde 21 zetels. De Parti agraire was er weer niet in geslaagd een vertegenwoordiger in het parlement te krijgen. De resultaten voor de Kamer waren bedenkelijk laag: in Mons 1.204 stemmen (1,44 procent), in Soignies 612 stemmen (1,12 procent) en in Tournai-Ath 3.161 stemmen (4,28 procent). De uitbreiding naar de provincie Luik was geen succes: 1.152 stemmen (2,0 procent) in Verviers.[271] In dat arrondissement behaalde Rex de monsterscore van 20 procent.[272] Misschien was dit een extra rem op de doorbraak van de Parti agraire: malcontente boeren, de doelgroep van de Parti agraire, hadden massaal op Rex gestemd.
Als men de resultaten van de Parti agraire van 1936 vergelijkt met het stemmenaantal van 1932, zijn er geen grote verschuivingen te merken. In elk kanton was de uitslag ongeveer dezelfde. In Tournai-Ath had de Parti agraire beide keren opvallend meer succes dan in Mons. In enkele kantons van Tournai-Ath was de Parti agraire er zelfs vrij sterk op vooruit gegaan.[273] Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het allemaal vrij kleine kantons zijn: enkele tientallen stemmen winst vertaalt zich onmiddellijk in een enorme procentuele vooruitgang. In tegenstelling tot 1932, toen de oorzaken alleen maar buiten de eigen partij werden gezocht, werd nu ook naar de eigen rangen gekeken om de mislukking te verklaren: “La classe agricole n’est pas encore mûre pour sortir de l’esclavage.”[274] De Parti agraire riep de medestanders op de moed niet te verliezen en te blijven strijden: “Avec votre aide à tous, La Terre, sentinelle avancée de l’armée paysanne, se battra plus énergiquement que jamais pour l’émancipation sociale des paysans de Belgique. Agraires! La bataille continue!”[275] De strijdlust was nog steeds niet verdwenen na twee verkiezingsnederlagen.
2.5.2 Receptie van de verkiezingsdeelname van de Parti agraire
De verkiezingsdeelname van de Parti agraire was voor het brede Belgische kiespubliek geruisloos voorbij gegaan. Alle aandacht ging naar de campagne en het succes van Rex. Alleen in La Défense Agricole Belge werd er na de verkiezingen heel even aandacht besteed aan de agrarische lijst: “Si les rexistes, les communistes et les frontistes flamingants ont connu gros succès et ont recueilli les faveurs électorales, il n’en est pas de même d’un autre parti de mécontents et d’arrivistes: les agraires.”[276] De Parti agraire had zich volgens de auteur alleen maar bezig gehouden met het zwartmaken van de U.P.A. Volgens hem is de partij er niet in geslaagd en is de landbouw geen stap verder gekomen. De aandacht van de U.P.A. voor de Parti agraire was nu opvallend minder dan tijdens en vlak na de parlementsverkiezingen van 1932. Toen was de ruzie op haar hoogtepunt, die verkiezingen betekenden dan ook de definitieve afscheuring van Jabon en zijn agrariërs.
In De Boer en Le Paysan werd in 1936 opnieuw met geen woord gerept over de Parti agraire. De Alliance agricole belge gebruikte haar weekblad weer vooral om de katholieke partij te steunen en te promoten. De grote Franstalige Belgische kranten (Le Soir, La Libre Belgique en La Dernière Heure) besteedden ook deze keer geen enkele aandacht aan de Parti agraire in analyse- en opiniestukken. In Le Vingtième Siècle, een katholiek dagblad, werd de katholieke partij duidelijk naar voren geschoven als de enige verdediger van de landbouwbelangen.[277]
2.5.3 Vissen in dezelfde vijver: de Parti agraire en het succes van Rex
De verkiezingen van 1936 stonden volledig in het teken van de snelle opgang van Rex. Het was ongezien in België dat een beweging die in 1935 nog niet politiek actief was, er in geslaagd was over het hele land 11 procent van de stemmen te halen na een campagne van zes maanden.[278] Zoals hierboven reeds aangehaald, stond de Parti agraire aanvankelijk redelijk welwillend tegenover Degrelle en zijn programma van een grote schoonmaak en een corporatieve staat. Maar de verkiezingen van 1936 veroorzaakten een kentering. Waarschijnlijk realiseerde de Parti agraire zich dat Rex heel succesvol was bij groepen waar ook zij stemmen hoopte te halen. Uit het Rexistische dagblad Le Pays réel blijkt duidelijk dat Rex ook op de landbouwers mikte: “Vous avez droit, tout comme les ouvriers, à un salaire, nous vous aiderons de toutes nos forces à rendre à votre la dignité et la sécurité qui lui font défaut.”[279] De andere partijen, en dan vooral de katholieke partij, werden verweten de landbouwers verraden te hebben. Rex wierp zich op als de redder van het platteland.[280]
In La Terre dacht men dat Rex voornamelijk succes had in de landelijke regio’s.[281] Maar het waren vooral de sterk verstedelijkte kantons die massaal vielen voor het charisma van Degrelle. Vermoedelijk moet men het grote stemmenaantal van Rex dus gaan zoeken bij de middenklasse. De Parti agraire leek te beseffen dat Rex in de vijver viste waar ook zij stemmen uit hoopte te halen, namelijk de misnoegde Waalse middenstand en boerenstand.[282]
Ook uit de kieslijsten blijkt dat Rex rekruteerde in rangen van middenstanders en landbouwers. Jean-Michel Etienne probeerde enkele eenvoudige conclusies te trekken uit de kieslijsten van Rex. Hij ging na wat de beroepen waren van de kandidaten voor Rex over het hele land. In totaal waren 27 kandidaten op de 233 of 11,6 procent landbouwer.[283] Dit is zeker niet weinig, maar de handelaars (25 procent) en de industriëlen (14 procent) waren toch nog heel wat beter vertegenwoordigd op de Rexistische kieslijsten. Er waren ongeveer evenveel landbouwers als mensen met een vrij beroep of mensen uit de hogere kaders opgenomen.
Na de verkiezingen was de houding van de Parti agraire tegenover Rex dan ook sterk bekoeld. Ze stond heel afwachtend tegenover de aanwezigheid van Rex in het parlement. Wat ging Rex doen voor de middenstand en voor de landbouwers? Volgens de Parti agraire zou Rex in zijn propaganda beloofd hebben te zullen strijden voor een herverdeling van de grond onder de landbouwfamilies, voor pachtcontracten van langere duur en voor een corporatieve reorganisatie van de landbouwsector.[284] Nu zou Rex zich moeten bewijzen door die voorstellen concreet uit te werken in het parlement. De Parti agraire zou de parlementairen van Rex volledig afrekenen op hun stemming over de vier door Wauters voorgestelde wetten: “Pour nous une seule chose importe: les 21 députés rexistes voteront la loi Wauters ou ils ne la voteront pas. C’est à cette première condition seule qu’ils nous intéressent. Sinon après avoir entendu leurs promesses électorales, nous serons bien forcés de convenir, et tous les paysans avec nous, qu’ils ne sont que des politiciens… comme les autres!”[285]
De achterdocht die de Parti agraire op voorhand koesterde over het parlementaire werk van Rex bleek wel terecht te zijn: de parlementariërs van Rex vormden een middelmatige, disparate groep zonder enige ervaring. Er was geen orde, geen discipline en geen eenheid.[286] De prestaties van Rex in het parlement behelsden vooral enkele projecten ter bescherming van de kleine middenstand, de belangrijkste achterban van het Rexisme. Wetsvoorstellen van parlementsleden van Rex werden steeds afgevoerd richting commissies en nooit plenair behandeld.[287]
3.1 De aandachtspunten tijdens de laatste jaren van de Parti agraire (1936 -1938)
In de periode 1932-1936 kan men, met enige goede wil, een structuur onderscheiden in het pleidooi van de Parti agraire, namelijk de eis tot levensvatbaarheid van de landbouwsector. Bijgevolg pleitte ze voor allerlei maatregelen en hervormingen die daar op één of andere manier mee te maken hadden. Tijdens de laatste jaren van het bestaan van de Parti agraire is daar niet veel meer van te merken. Ze concentreerde zich terug op enkele losse elementen waar week na week lange artikels aan gewijd werden waarin ze zichzelf voortdurend herhaalde. Ik bespreek hieronder enkele van de meer belangrijke punten, die toch ook nog in de eis tot levensvatbaarheid kunnen ingepast worden.
3.1.1 Lonen voor arbeiders op grote landbouwbedrijven
Een belangrijk strijdpunt na de verkiezingen ging over de lonen voor de arbeiders op grote landbouwbedrijven. De socialistische partij klaagde aan dat het loon van die arbeiders veel te laag was en dat ze veel te lange dagen moesten werken. De Parti agraire bracht daartegen in dat de landbouwbedrijven geen andere keuze hadden: de opbrengsten waren zo laag dat ze geen degelijk loon konden uitbetalen. De socialisten zouden zich beter daarmee bezig houden: “qu’ils exigent plutôt de leurs 6 ministres une politique qui permette aux exploitants de rémunérer convenablement les prestations de leurs ouvriers.”[288] De Parti agraire eiste een garantie op een salaris, zowel voor uitbaters als voor arbeiders, door een verhoging van de verkoopprijs en een verlaging van de productieprijs.[289] Die productieprijs bestond uit de prijs van de grondstoffen, maar vooral uit pacht en belastingen. De regering zou dus perfect kunnen ingrijpen om de onkosten voor de landbouw sterk te laten dalen door werk te maken van twee klassieke strijdpunten van de Parti agraire: een betere regeling voor pachtcontracten en de belastingen op landbouw gevoelig terugschroeven.
Het verdedigen van een betere pachtregeling was in het voordeel van kleine boeren en in het nadeel van grootgrondbezitters. De kleine boeren, die de Parti agraire beweerde te verdedigen,[290] zullen naar mijn mening geen boodschap gehad hebben aan het verdedigen van grote landeigenaars en hun personeel. Kleine boeren werkten immers meestal in een kleinschalige gepachte zaak met als personeel de eigen familie.
3.1.2 De oprichting van officiële kredietkassen door de staat
Middenstand en individueel initiatief werden verpletterd door monopolievorming in handel en industrie. De oprichting van officiële kredietkassen was volgens de Parti agraire een heel belangrijke beschermingsmaatregel. Die kredietkassen zouden een dubbele missie moeten hebben, namelijk kredietverlener en spaarbank: “Empêcher la concentration de toute l’épargne dans les banques privées et défendre, par le jeu du crédit, les entreprises mise en péril par l’action des monopoles financiers, commerciaux et industriels.”[291] De voogdij en controle van de Nationale Bank zou als garantie moeten dienen. Er waren ontwerpwetten ingediend om dergelijke kredietkassen op te richten, de Parti agraire wachtte tot de inhoud daarvan bekend was om ze uit te leggen in La Terre. Als een officiële kredietinstelling voor de landbouw wilde slagen, zou ze volgens de Parti agraire volledig onafhankelijk moeten blijven van de Boerenbond. Ze vreesde dat die kredietinstelling gedomineerd zou worden door pionnen van de Boerenbond: “L’office de crédit agricole sera-t-il une nouvelle combine pour les gangsters de Louvain.”[292]
Op 10 juni 1937 regelde een kaderwet een algemene reorganisatie van de openbare kredietsector.[293] De staat zou optreden waar het private initiatief niet volstond. In november 1937 trad het Nationale instituut voor het Landbouwkrediet in werking, dat opgericht werd wegens de hoge rentevoeten voor landbouwleningen. Door de concurrentie van het Nationaal instituut besloot de Centrale kas voor Landbouwkrediet, de overkoepeling van de Raiffeisenkassen, op 1 januari 1938 de intrestvoeten voor leningen te verlagen van 4,6 procent naar 4,35 procent.[294] Het Instituut werd grondig doorgelicht en van commentaar voorzien in La Terre. De Staat en de ASLK stelden 30 miljoen frank ter beschikking om zich te organiseren en om de eerste kosten te dekken. De instelling zou individueel en collectief krediet verlenen: voor individuele landbouwers om een normale exploitatie mogelijk te maken, voor landbouwcoöperaties om de oprichting of verbetering van de verschillende nijverheden te garanderen (zuivelfabrieken, suikerfabrieken…). Bij individueel krediet waren er garanties op goed gebruik en informatie over het doel van de lening vereist. Bij collectief krediet moesten de statuten volledig in orde zijn om in aanmerking te komen.[295]
Door vertragingen in de vorming van het directiecomité trad het Nationaal instituut voor Landbouwkrediet pas op 11 maart 1938 in werking. In 1938 was de activiteit dan ook nog heel beperkt. Op 31 december 1939 waren er 1.262 aanvragen ingediend waarvan er 611 ingewilligd werden. In 1940 konden 549 van de 995 aanvragen op een positief antwoord rekenen.[296] In de perceptie van de Parti agraire werkte de instelling veel te traag. Volgens de Parti agraire was de oorzaak hiervan niet alleen de overvloed aan aanvragen, maar ook de gigantische berg papierwerk die nodig was om de goede bedoelingen te bewijzen om individueel krediet te verkrijgen. Ze vond dat een onderzoek van de gemeentelijke administratie alles zou moeten kunnen regelen en bewijzen.[297] Het algemene verwijt van de Parti agraire was dat de staat de boeren niet vertrouwde en dat ze veel sneller krediet zou moeten toekennen.
De grootste tekortkoming vond de Parti agraire dat er geen Caisse de dépôts aan gekoppeld was om het spaargeld van de boeren te bewaren.[298] Het grote voordeel daarvan zou zijn dat de instelling dan meer werkingsmiddelen zou hebben. Een algemeen probleem van het instituut was inderdaad dat de werking belemmerd werd door een gebrek aan geldmiddelen.[299]
3.1.3 Naar een nationale syndicale organisatie van de landbouw
De Parti agraire begon na de verkiezingen van 1936 sterk te pleiten voor één nationale syndicale organisatie van de landbouw.[300] Ze zag dat als een noodzaak om te overleven tussen het geweld van de arbeidersbeweging, georganiseerd in vakbonden en van het kapitaal, georganiseerd in trusts en monopolies. Hoe de Parti agraire dit concreet wilde realiseren, werd niet uitgewerkt in La Terre. Waarschijnlijk wilde ze de bestaande, verbrokkelde syndicale organisatie van de landbouw verenigen of vervangen door een soort eenheidsfront. Ze wilde het niet met zoveel woorden gezegd hebben, maar het is wel duidelijk dat een dergelijk syndicaat van de Parti agraire zou moeten afhangen en dat zij er de controle over zou moeten kunnen uitoefenen. Ze wilde met andere woorden de concurrentie uitschakelen; dit is duidelijk weer een stap verder naar rechts in de ideologische oriëntering van de Parti agraire.
Waar wel dieper op werd ingegaan, zijn de zeer uitgebreide taken die ze toekende aan een dergelijk eengemaakt syndicat agricole. Ten eerste moest een boerensyndicaat de gebruikelijke functie van een syndicaat vervullen: het moest de economische belangen van de sector verdedigen en hervormingen in het belang van de landbouw steunen. Daartoe zou het ook moeten meewerken aan het vastleggen van de kostprijzen van landbouwproducten. Ten tweede moest het zich inspannen om innovatie in de landbouw te stimuleren en te verspreiden: dit zou gerealiseerd moeten worden door actief te zijn in het landbouwonderwijs en door nieuwe productiemethoden te promoten bij de landbouwers.[301] Ten derde zou volgens de Parti agraire een boerensyndicaat voor de gemeenschappelijke aan- en verkoop van machines en dergelijke moeten zorgen. Ook een functie die gebruikelijk door een coöperatie vervuld wordt, zou in de ogen van de Parti agraire tot het takenpakket van een boerensyndicaat horen. Ondanks de uitgebreide functies van een boerensyndicaat, was dat voor de Parti agraire slechts de eerste stap: een syndicaat verdedigde particuliere belangen van landbouwers. De gemeenschappelijke belangen van het beroep, breed gedefinieerd als landbouw, zouden verdedigd moeten worden door een corporatie. De staat zou dan de acties van de verschillende corporaties moeten coördineren en de grenzen van hun autoriteit vastleggen.[302]
Volgens de Parti agraire was het boerensyndicalisme in volle opgang, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Ondanks de taalproblemen zouden deze syndicaten elkaar versterken en aanvullen. De beroering in de streek rond Mechelen naar aanleiding van de dalende aardappelprijzen leidde tot de oprichting van wat de Parti agraire een Syndicat des planteurs de pommes de terre noemde, onder leiding van Louis Van Kerckhoven. Deze beweging zou later overgaan in het Boerenfront en was volgens de Parti agraire het bewijs dat het boerensyndicalisme in opgang was in Vlaanderen.[303] Jammer genoeg waren er in haar ogen obstakels voor een verdere doorbraak: in Vlaanderen de Boerenbond, in Wallonië de U.P.A.
3.1.4 Met dank aan de socialisten: de wetsvoorstellen van Wauters
De verschillende wetsvoorstellen van Arthur Wauters ter bescherming van de landbouw vielen in zeer goede aarde bij de Parti agraire, zeker het idee om de officiële vertegenwoordiging van de landbouw te hervormen. Het oordeel van de Parti agraire was heel lovend: “…réalise une harmonieuse synthèse de tous les intérêts en présence et donnerait enfin à cette masse confuse que représente notre population rurale un premier lien de fait en une expression intelligible.”[304] De Parti agraire had commentaar op de werking van elke geleding van wat zij de feodale kamers van de landbouw noemde. De comicen die op kantonaal niveau de vertegenwoordiging van de landbouwers vormden, stelden niets meer voor. Op provinciaal niveau waren er de landbouwmaatschappijen, landbouwkamers en landbouwcommissies, die allemaal grosso modo dezelfde functie hadden. Het grote probleem was dat er nergens een hiërarchie of een taakverdeling werd gespecificeerd. De Hoge Raad voor de landbouw telde vijf afgevaardigden, één van elke provincie. De minister van landbouw duidde nog drie afgevaardigden en de voorzitter aan. De Parti agraire vond dat de invloed van de minister te groot was.[305]
Voor de Parti agraire moesten de verschillende beroepen op een degelijke manier georganiseerd worden. De vertegenwoordiging van de landbouw zou om bovenstaande redenen hervormd moeten worden en daarvoor zag de Parti agraire heil in het plan van Wauters. De politieke klasse was zich bewust van de noodzaak aan een organisatie van de beroepen en ze was het eens over de principes. Maar de meningsverschillen gingen nog over de manier van realiseren, aldus de Parti agraire. Het grote probleem dat zij zag was dat de verschillende politieke clans elk hun eigen strijd voerden om de kwestie in hun voordeel te beslissen.[306]
In de laatste jaren van het bestaan van de Parti agraire speelden de vier wetsvoorstellen van Wauters, en vooral het vierde dat de landbouwvertegenwoordiging wilde hervormen, een heel belangrijke rol in het programma van de Parti agraire. Ze verwees er voortdurend naar en drukte op de heilzame gevolgen ervan voor de landbouw. Een nuancering dringt zich wel op: de Parti agraire verwees voortdurend naar de inhouden van de wetsvoorstellen, maar het is opvallend dat ze met geen woord meer repte over Wauters of over de socialistische partij zelf. Ze wilde de socialistische partij toch ook niet teveel lof toezwaaien. Waarschijnlijk hoopte ze op de lange duur de ideeën voor zichzelf te kunnen recupereren en als haar eigen creatie voor te kunnen stellen.
3.1.5 De houding tegenover de katholieke partij
In de zomer van 1936 trad binnen de katholieke partij een studiecommissie in werking om na te denken over een hervorming van de partij. De geest van het ontwerp was één partij met twee afdelingen, één per landsgedeelte.[307] In 1937 kwam er een einde aan de nationale katholieke partij. Ze werd gesplitst in een Vlaamse component, de Katholieke Vlaamsche Partij en een Waalse, die voortaan als de Parti Catholique Social door het leven zou gaan. De Parti agraire had haar twijfels bij de slagkracht van een verdeelde katholieke partij.[308] Ze bekritiseerde het woord social in de nieuwe naam. Dat bewees voor haar de overeenkomst tussen patronaat en arbeiders. De winsten van de industrie zouden hoog gehouden worden door lage lonen voor de arbeiders. Maar men zou ervoor zorgen dat die lage lonen nog verdraagbaar zouden zijn, dankzij de lage voedselprijzen. Dit zou gerealiseerd moeten worden ten koste van de landbouwers.[309] Het ging hier weer om het typische discours over de slachtofferrol van de landbouw en om de aanvallen tegen la vie à bon marché.[310]
3.2 Ideologische uitwerking
De ideologische profilering die vanaf 1932 op gang was gekomen, werd na de parlementsverkiezingen van 1936 verdergezet. De Parti agraire beweerde enigszins lapidair zich zowel van links als van rechts af te houden. Ze had dan ook nood aan een eigen ideologische opstelling, die werd uitgewerkt onder de naam agrarisme.
3.2.1 De blik op het buitenland en de houding in de internationale politiek: afhouden van zowel links als rechts
De internationale toestand werd steeds grimmiger in de loop van de jaren 1930. Een nieuwe oorlog leek onafwendbaar. In 1936 was de Parti agraire van mening dat België zijn bondgenootschap met Frankrijk moest behouden. Dat militair verbond bestond sinds 1920. De Belgische regering wilde echter de handen vrij houden in het geval Frankrijk een preventieve oorlog tegen Duitsland zou lanceren. Op 6 maart 1936 werd na diplomatieke gesprekken dit akkoord beëindigd.[311] De Parti agraire was hier tegen want ze zag dit verbond als de enige manier om respect en vrede af te dwingen.[312] Door de toenemende oorlogsdreiging nam de Parti agraire een standpunt in over oorlog en vrede. Daarin plaatste zij de landbouw in een slachtofferrol: “On constate que plus importante est l’industrie de guerre d’un pays, plus la population paysanne est misérable.”[313] De redenering was dat de landbouw de oorlogsindustrie moest voeden waardoor de werkvergoeding en de koopkracht van de boeren sterk daalden. Volgens de Parti agraire waren het vooral de boeren die te lijden hadden onder oorlog, dus moesten zij zeker vertegenwoordigd zijn in de instellingen die beslissen over oorlog en vrede. Begin 1940 werd de oorlogsdreiging heel concreet: een aanval van de Duitse troepen op West-Europa, waarbij België onvermijdelijk betrokken zou worden, leek onafwendbaar. De angst zat er ook bij het Front paysan, de opvolger van de Parti agraire, goed in. Ze publiceerde in La Voix de la Terre verschillende artikels over de mogelijkheden tot autarkie voor België tijdens een eventuele blokkade of isolatie. Voor België kwam het er inderdaad op aan de zelfvoorzieningsgraad op te voeren vóór het in de oorlog verwikkeld zou geraken en er werd ijverig geprobeerd de landbouwproductie te maximaliseren.[314] In La Voix de la Terre verscheen er zelfs een studie waarin het gebruikte aantal calorieën vergeleken werd met het geproduceerde aantal.[315] Tijdens de eerste maanden van 1940 pleitte het Front paysan voortdurend voor een demobilisatie van de chefs d’exploitation. Dat zou de enige manier zijn om de bevoorrading en de economie van het land te redden.[316] Na verloop van tijd besefte ze dat volledige demobilisatie onmogelijk was en begon ze te pleiten voor “congés agricoles” en een “démobilisation partielle des chefs d’exploitation”.
De Parti agraire wilde politiek een eigen koers varen. Ze zei veeleer raadselachtig dat ze zich wilde afzijdig houden van zowel linkse als rechtse ideologieën. Dit werd doorgetrokken in de internationale politiek. Naar aanleiding van de burgeroorlog in Spanje concludeerde ze: “Fronts populaires de gauche, fronts populaires de droite ne peuvent que jeter les citoyens les uns contre les autres et plonger notre pays dans la guerre civile comme la malheureuse Espagne.”[317] Linkse noch rechtse ideologieën konden de landbouw redden. Het rechtse typevoorbeeld, het Nazistische landbouwsysteem, was sterk corporatistisch en dirigistisch georganiseerd. Hitler had een plan ontwikkeld dat Duitsland op vier jaar tijd volledig onafhankelijk moest maken van de import van landbouwproducten. De achterliggende reden was de vrees voor een blokkade: als Duitsland dan niet autarkisch zou zijn, zou het in grote problemen komen qua voedselbevoorrading. Concreet ging het om een uniforme marktorganisatie, gekend onder de naam Reichsnährstand. De landbouwers moesten alle producten leveren aan centrale depots, waar ze een vaste prijs kregen. De staat zorgde voor de verdere verdeling over de detailhandel.[318] Hoewel dit systeem een aantal pijnpunten van de Parti agraire oploste, zoals een gegarandeerde prijs voor de producten, was haar evaluatie ervan vernietigend: “C’est un régime de déflation et de terreur, comparable à la période d’occupation 1914-1918 qui est imposée par la force au peuple allemand. Ce régime présente d’étranges analogies avec celui de l’U.R.S.S. Berlin et Moscou ne sont que des frères ennemis.”[319] Vreemd genoeg zag de Parti agraire meer mogelijkheden in het Russische systeem van staatsboerderijen, de zogenaamde kolchozen. Dat zou in haar ogen heel goed kunnen werken, als het goed toegepast werd. En daar knelde volgens de Parti agraire het schoentje: in de Russische leidende klasse was het al machtsgeilheid en corruptie wat de klok sloeg.[320] Uiteindelijk wilde de Parti agraire met geen van beide iets te maken hebben: “Nous ne voulons ni Berlin, ni Moscou!”[321] De Parti agraire uitte regelmatig kritiek op democratische regeringen, maar ze apprecieerde de mogelijkheid om er je mening te ventileren. Dictaturen waren een stap te ver: schandalen werden onder de mate geveegd en vrijheid was onbestaande.[322]
Zoals in de vorige hoofdstukken reeds aangetoond, besteedde men in La Terre vaak aandacht aan het lot en de verwezenlijkingen van boerenpartijen in het buitenland. Tussen 1936 en het begin van de Tweede Wereldoorlog was de Parti agraire vooral geïnteresseerd in Tsjecho-Slowakije. Ten eerste omdat dit land volgens haar erin slaagde bestuurd te worden door boeren: de boerenpartij van Tsjecho-Slowakije had inderdaad veel macht. De Republikeinse Partij van Boeren en Landbouwers ontstond in 1922 na een fusie tussen de Tsjechische agrarische partij, de Slowaakse agrarische partij en de Slowaakse nationale partij. De partij maakte doorlopend deel uit van de regeringscoalitie van 1922 tot 1938.[323] Een tweede reden voor de interesse was dat Tsjecho-Slowakije bedreigd werd door Hitler wegens de kwestie van de Sudetenduitsers. Sudetenduitsers is de benaming voor de minderheid van ruim drie miljoen Duitsers die vóór de Tweede Wereldoorlog in het grensgebied van Tsjecho-Slowakije woonden. Na de Eerste Wereldoorlog waren zij ingelijfd bij de Tsjecho-Slowaakse republiek. De Sudetenduitsers vreesden ‘Tsjechificatie’ en voelden zich territoriaal en etnisch bedreigd.[324] Met de steun van Hitler was er een Sudetenduitse beweging actief, die ijverde voor een aansluiting bij Duitsland. De Parti agraire onderhield contacten met de boerenjeugdbeweging van Tsjecho-Slowakije: na de Anschluss van Oostenrijk, wanneer de dreiging op Tsjecho-Slowakije toenam, publiceerde La Terre een brief van Marie Hajkova, voorzitster van de Jeunesses paysannes tchécoslovaques.[325] In die brief had ze het over de strijd van de boeren maar ook over de angst voor de Duitse dreiging. De Parti agraire hemelde de geschiedenis van Tsjecho-Slowakije op als de constante strijd tussen de Slavische en de Duitse cultuur. Die taak was nu ook weggelegd voor Tsjecho-Slowakije: “Ce peuple, le plus occidentalisé, le plus démocratique et aussi le plus cultivé de l’Europe centrale, est aujourd’hui capable de remplir à nouveau sa mission historique: contenir sur le Danube la poussée germanique.”[326] De berichtgeving in La Terre was één grote lofzang: boeren die erin slaagden een land te besturen dat sterk genoeg was om de Duitse druk te weerstaan, verdienden bewondering.[327] Over de conferentie van München (29-30 september 1938), waar beslist werd dat Tsjecho-Slowakije het Sudetenland moest afstaan, werd met geen woord gerept in La Terre.
3.2.2 “Ni gauche ni droite”: het agrarisme als eigen ideologie
Tijdens het laatste levensjaar van La Terre (1938) verschenen er verschillende artikels ondertekend met Le semeur. Een auteur, zich verschuilend achter dit pseudoniem, werkte een ideologie uit onder de naam agrarisme. De Parti agraire wilde niets te maken hebben met links of met rechts, dus werkte ze haar eigen ideologische opstelling uit. Die stond uiteraard volledig in het teken van de landbouw. Het woord agraire werd gedefinieerd tegenover agricole. Dat laatste sloeg rechtstreeks op landbouwzaken, maar agraire had een diepere betekenis. De auteur beschouwde het als een nieuw woord, waarvan de betekenis nog moest doordringen in het algemeen taalgebruik.[328] Agrarisme was de beweging of ideologie die de emancipatie van de landbouwklasse wilde realiseren. De eerste stap was een professionele vertegenwoordiging van de landbouw in een syndicaat om zich te verdedigen tegen trusts en dergelijke. Op termijn zou alle politieke invloed daaruit verwijderd moeten worden, denk maar aan de hervormingsvoorstellen voor de U.P.A.[329] In een tweede stap zou dat syndicaat kapitaal verwerven en er voordeel bij opdoen om samen te kopen en te verkopen, de vorming van een coöperatie dus. De derde stap was het besef dat ze als klasse gemeenschappelijke belangen hadden, tegengesteld aan die van de andere socio-economische klassen. De arbeidersklasse was reeds sterk genoeg geworden en had een overeenkomst gesloten met de partijen gedirigeerd door de financiële toplaag, de industriëlen en financiers. Dat compromis zou de “classes commerçantes, artisanales et agricoles” opgeofferd hebben.[330] Dus zou er gezorgd moeten worden voor politieke organisatie in een onafhankelijke boerenpartij.[331]
Een belangrijk aspect van het agrarisme was de romantische visie op de landbouw: een natie heeft haar rijkdom en grootheid steeds te danken aan de noeste, hardwerkende boeren: “parce qu’elle [l’idée agraire] est simple et noble, parce qu’elle associe la grande armée des travailleurs de la terre, producteurs de toutes richesses vraies, à la grandeur et à la prospérité de la Nation.”[332] De landbouwsector was de enige eerlijke economische sector, bevolkt door eenvoudige en nobele landbouwers. Dit lijkt sterk op de landbouwideologie van het Nazisme: dat zag het stadsleven als een broeinest voor marxistische en liberale ideeën en verheerlijkte het boerenleven als de logische tegenhanger ervan.[333] Deze visie werd door Walter Darré uitgewerkt in zijn Blut und Boden ideologie, die de raszuivere en bodemgebonden boerenbevolking als de eigenlijke elite van het Duitse volk beschouwde.[334] Walter Darré werd in 1933, na het aan de macht komen van Hitler, rijksminister van landbouw. Zo kon hij zijn ideeën in de praktijk omzetten via een speciaal huwelijks-, eigendoms- en erfrecht.[335] Ook al zijn er sterke gelijkenissen tussen het agrarisme en de ideeën van Darré, toch is de kans klein dat Le semeur de werken van Darré gelezen heeft. In ieder geval verwijst hij er nooit naar in zijn artikels. De kans is eerder gering dat iemand van de aanhangers van de Parti agraire de Duitse taal machtig was.
De concrete uitwerking van het agrarisme hield weinig bijzonders in: het Belgische socio-economische systeem moest hervormd worden om de landbouwer meer vrijheid te geven, met andere woorden verschillende concrete maatregelen om het materiële bestaan van de landbouwers te verbeteren.[336]
3.3 De Parti agraire in de omgang met andere organisaties tijdens de laatste jaren van haar bestaan (1936 – 1938)
3.3.1 Natrappen naar de moederbeweging: relaties met de U.P.A.
De Parti agraire vond dat de U.P.A. zich dringend moest hervormen om niet alle geloofwaardigheid als neutraal boerensyndicaat te verliezen. Tijdens een eerste hervorming zou de U.P.A. alles wat in handen was gekomen van kapitalistische trusts moeten opgeven. Boeren hadden immers niets te maken met dergelijke zaken die in naamloze vennootschappen werden geregeld. Men was hier heel vaag over in La Terre. Over welke trusts had men het juist? De Parti agraire stond heel afkerig tegenover wat zij noemde de hyperkapitalistische financiële wereld. Die werd voor het gemak geassocieerd met naamloze vennootschappen, vermoedelijk omdat de meeste banken georganiseerd waren als naamloze vennootschap. De Parti agraire was inconsequent in deze redenering: wat deed ze immers met de aan- en verkoopvennootschappen, volgens hen een essentiële taak van een boerensyndicaat en eveneens georganiseerd als naamloze vennootschap? Concreter was het voorstel voor een tweede hervorming: om de neutraliteit te herstellen, zouden alle kaderleden moeten kiezen tussen hun politiek mandaat of hun functie als chef van de U.P.A.[337]
In april 1938 verscheen in La Terre een brief die de samenwerking tussen de U.P.A. en de trust de l’azote moest bewijzen. Die trust de l’azote probeerde volgens de Parti agraire de handel in stikstofhoudende meststoffen volledig te controleren om zo hoge prijzen te kunnen doordrukken. De brief die ze publiceerde, zou geschreven geweest zijn door Criquelion en Vignette, de leiders van de U.P.A., en was bestemd voor de vertegenwoordigers van de trust de l’azote.[338] De Parti agraire eiste opheldering: een boerensyndicaat dat samenwerkte met een trust was voor haar uit den boze. Het ging volgens haar om een waar schandaal binnen de U.P.A. De U.P.A. reageerde enkele dagen later op de beschuldiging van de Parti agraire en waste haar handen in onschuld: “Nous avons les mains libres et propres!”[339] In de ogen van de Parti agraire vond de affaire veel weerslag op de publieke opinie aangezien zelfs de krant La Libre Belgique erover berichtte.[340] Het artikel waarnaar verwezen werd, vond ik nergens terug in La Libre Belgique. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier dus om alweer een foutief citaat in La Terre. Binnen de U.P.A. werd een onderzoekscommissie ingesteld, de Parti agraire bood haar medewerking aan om de zaak uit te klaren: “On peut d’ailleurs compter sur nous pour l’aider, s’il le faut!”[341] Ze was ervan overtuigd dat zij de zaak aan het rollen had gebracht door de brief van Criquelion en Vignette te publiceren en wilde dan ook graag betrokken zijn bij de verdere afhandeling. De onderzoekscommissie genoot weinig vertrouwen bij de Parti agraire omdat ze uit drie hoge mandatarissen van de U.P.A. was samengesteld. De commissie zou dus zichzelf en haar bazen moeten beoordelen. De voorzitter zou in zijn besluit gesproken hebben over “irrégularités peu graves mises en balance avec vingt années de dévouement et de sacrifices.”[342] De Parti agraire was het niet eens met dit besluit. Haar wantrouwen in de onderzoekscommissie was bevestigd. Ze was zich zichtbaar aan het verkneukelen. De beweging waar zij een afscheuring van was, werd geplaagd door een schandaal. Ze bood in La Terre grootmoedig aan om zelf het onderzoek verder te zetten: “Mais si les UPA ne peuvent pas être nettoyées du dedans, elles peuvent l’être du dehors.” [343] Er is te weinig geweten over de geschiedenis van de U.P.A. om de impact en draagwijdte van deze historie te beoordelen en om de berichtgeving in La Terre hierover te controleren.
3.3.2 De relaties met de “Trust politico-industriel de Louvain”
De Boerenbond kreeg een nieuw verwijt te horen vanuit de hoek van de Parti agraire: hij zou betrokken zijn bij de productie van Solo margarine.[344] Dit surrogaatproduct zou de consumptie van boter doen verminderen, wat nadelig was voor de melkveesector. De Boerenbond ontkende deze aantijging. Hij was niet betrokken bij de fabricage van margarine en was er ook niet in geïnteresseerd. Het Hoofdbestuur van de Boerenbond reageerde op zijn vergadering van 9 oktober 1936: “La Terre: dit blad schrijft dat de Boerenbond zou belangen hebben in het produceren van margarine. Daarop moet geantwoord worden aan het blad zelve of bij gebreke daarvan in De Boer en in Le Paysan.”[345] Op 16 oktober werd op de vergadering het antwoord voorgelezen dat ze naar La Terre zouden sturen. Die brief werd effectief gepubliceerd door de Parti agraire. Het Hoofdbestuur meldde op 23 oktober dat La Terre het antwoord met enkele opmerkingen gepubliceerd heeft. De Boerenbond volgde de Parti agraire blijkbaar op de voet, of op zijn minst werd La Terre toch wekelijks gelezen. Hierboven heb ik er reeds op gewezen dat de knipselmappen van de Boerenbond artikels uit La Terre bevatten.[346]
De reactie van de Parti agraire op de ontkenning van de Boerenbond was dat de AVV er misschien niet bij betrokken was, maar de financiële holding verbonden met de Boerenbond wel. Als bewijs verwees men naar de vermeende aandelen van de Algemeene Bankvereeniging in Solo Margarine. Maar het is niet omdat de Algemeene Bankvereeniging aandelen zou hebben in Solo, dat de Boerenbond rechtstreeks betrokken is bij de productie van margarine. Dit hele verhaal kan moeilijk geverifieerd worden. Het is één van de vele pogingen van de Parti agraire om het gezag van de Boerenbond te ondermijnen.
De coöperaties van de Boerenbond, overkoepeld door de Aan- en Verkoopvennootschap, waren valse coöperaties volgens de Parti agraire. Ze beschreef waaraan volgens haar een coöperatie moest voldoen om die naam waardig te zijn: iedereen moet dezelfde rechten en plichten hebben, de winsten moeten integraal verdeeld worden onder de medewerkers naargelang de bijdrage en iedereen moet het maximum bijdragen dat in zijn mogelijkheden ligt. Zonder verder in detail te gaan, besloot men dat de coöperaties van de Boerenbond hier niet aan voldeden en dus geen echte coöperaties waren.[347]
Over de Alliance Agricole Belge werd meestal gezwegen in La Terre. Dat was in de ogen van de Parti agraire niet meer dan een marionet van de Boerenbond, zijn Waalse verlengstuk. Eén keer werd verslag uitgebracht van een congres van Alliance Agricole Belge. De aanwezigen waren volgens de Parti agraire allemaal hoge ambtenaren, aristocraten en hoge clerici. De boeren mochten op de banken zitten en applaudisseren wanneer dat van hen verwacht werd.[348]
In La Voix de la Terre, het weekblad van het Front paysan, was de Boerenbond vreemd genoeg volledig buiten schot gekomen.[349]
3.4 Het verdwijnen van de Parti agraire (oktober 1938) en het ontstaan van het Front paysan
3.4.1 Het Boerenfront en de eerste contacten tussen Parti agraire en Boerenfront
In 1936 begonnen boeren uit het Mechelse te protesteren tegen de ineenstorting van de aardappelprijzen. Vanaf juni 1936 verkochten ze met verlies, wat het begin betekende van een ware aardappelstaking. Landbouwleraar Louis Van Kerckhoven verenigde de boeren in een Vereniging van Aardappelverbouwers van Heist-op-den-Berg. Ze weigerden hun aardappelen te verkopen uit onvrede met de te lage prijzen, die de productiekosten niet dekten. In de loop van 1937 bleven de landbouwprijzen laag en de Boerenbond slaagde er niet in adequaat te antwoorden op het ongenoegen dat hierover leefde bij zijn leden. Op 31 juli 1937 werd de coöperatieve vennootschap Het Boerenfront opgericht.[350] Reeds vóór de officiële oprichting van het Boerenfront zocht de Parti agraire toenadering. Op 19 juni 1937 werd in La Terre heel fier melding gemaakt van een bijeenkomst van leden van Parti agraire en Boerenfront in Brussel. Daar zou unaniem beslist zijn een gemeenschappelijk Front paysan belge op te richten. De vereniging had als doel met alle middelen te strijden voor de belangen van de landbouwsector, de unie van alle boeren tot stand te brengen en propaganda te voeren voor het idee van een boerensyndicaat. La Terre werd, samen met Het Boerenfront, een officieel weekblad van de vereniging.[351] Het Boerenfront rapporteerde veel koeler over de bijeenkomst. Daar sprak men alleen over een verkennende vergadering met verschillende Waalse syndicale verenigingen. Het eerste wapenfeit van dit samenwerkingsverband tussen een Vlaamse en een Waalse boerenvereniging was volgens de Parti agraire een manifestatie in Doornik in maart 1938. De Vlaamse en Waalse boeren zouden daar verder verbroederd hebben: “Leurs représentants respectifs se sont coudoyés sur l’estrade et ont été couverts des mêmes applaudissements unanimes.”[352]
In juli 1938 organiseerde het Boerenfront haar tweede grote melkstaking. Het ondernam allerlei acties om verkoop tegen te lage prijzen tegen te gaan. Landbouwers die onder de prijs verkochten, moesten het ontgelden en kregen te maken met gewelddadige acties. De Parti agraire had grote bewondering voor de strijdvaardigheid van het Boerenfront, haar Vlaamse partner.[353] Louis Van Kerckhoven, leider van het Vlaamse Boerenfront, werd gearresteerd. De regering begon onderhandelingen met ruimte voor enkele toegevingen: de melkprijs werd verhoogd van 0,75 tot 0,82 fr./l., waarop de toestand rond Mechelen opnieuw kalmeerde.[354] De Parti agraire reageerde heel stoer: ze begreep niet waarom de Vlaamse broeders al stopten met staken bij de minste toegeving van de regering.[355] Zij had natuurlijk makkelijk spreken aangezien ze op geen enkele manier betrokken was bij de gewelddadige protestacties van de Vlaamse boeren. De Parti agraire was principieel tegen geweld, maar soms was het nu eenmaal de enige manier om iets gedaan te krijgen van hogerop. De bewondering voor de strijdvaardigheid van het Boerenfront moet in hetzelfde kader gezien worden als de aandacht voor de acties van de Parti agraire et paysan français.[356] Boeren die niet bij de pakken bleven zitten maar een vuist maakten, kregen veel lof toegezwaaid in La Terre. De Parti agraire wilde dergelijke bewegingen als voorbeeld aanhalen voor de eigen medestanders.
3.4.2 De Parti agraire verdwijnt stilletjes van het toneel en maakt plaats voor het Front paysan
Op 22 oktober 1938 verscheen het laatste nummer van La Terre. Het weekblad en de partij zouden ophouden te bestaan als zelfstandige organisatie, maar het agrarisme zou verderleven: “L’idée agraire est une idée forte au service de la classe paysanne. A ce titre, elle est impérissable.”[357] Dat laatste nummer bevatte een soort afscheidsrede. Daarin werd gemeld dat de Parti agraire zich volledig aansloot bij het Boerenfront. Ze werd opgeheven en het Front paysan belge werd opgericht als de Waalse tegenhanger van het Vlaamse Boerenfront. Er zou een nieuw weekblad verschijnen onder de naam La Voix de la Terre, uitgegeven in Brussel. Het eerste nummer publiceerde een telegram van Van Kerckhoven: “Interprète des paysans flamands en lutte pour le même idéal, le boerenfront exprime à La Voix de la Terre sa plus vive sympathie et ses vœux de succès les plus chaleureux.”[358] Zowel het weekblad Het Boerenfront als La Voix de la Terre benadrukten dat Boerenfront en Front Paysan twee afzonderlijke bewegingen bleven. Het Boerenfront schreef over de onderlinge verhouding het volgende: “Het zijn niet wij die het Waalsche Boerenfrontblad uitgeven” en “Ieder meester in eigen huis, maar gezamenlijk strijden voor de verovering van het boerenrecht.”[359] Het Front paysan bevestigde dit: “Boerenfront et Front paysan resteront deux mouvements organiquement distincts, ayant chacun leur organisation propre et leurs cadres; mais on conçoit que, ayant le même programme et le même idéal, ils soient appelés à mener une action commune, à harmoniser leurs efforts dans un esprit de loyale coopération et de mutuelle confiance.”[360]
Het beeld dat gecreëerd werd was dat van twee afzonderlijke bewegingen met een goede band en ruimte voor samenwerking. Samenwerking was er zeker: in juni 1939 plande het Boerenfront een manifestatie in Brussel. Deze betoging, waar naar schatting zo’n 15 à 20.000 landbouwers aan deelnamen, was een hoogtepunt in het bestaan van het Boerenfront.[361] In haar weekblad Het Boerenfront verscheen op voorhand de opstelling van de stoet en het programma. In de stoet was een plaats gereserveerd voor het Front paysan, en het programma maakte tijd voor een “Welkomstgroet aan de Waalsche Afgevaardigden door Laurent Peeters” en een “Groet van Le Front Paysan aan Het Boerenfront.”[362]
Toch zie ik verschillende redenen om het Front paysan veeleer als een Waals verlengstuk van het Boerenfront te zien dan als een volwaardige zelfstandige beweging. Het Boerenfront noemde La Voix de la Terre haar zusterorgaan, het strijdblad van het Boerenfront in Wallonië. Maar La Voix de la Terre werd vooral gebruikt om bewonderende artikels over de acties en de werking van het Boerenfront te publiceren.[363] Het Front paysan maakte bovendien geen enkele melding van een officiële oprichting of van statuten. Het kan dus niet echt als een volwaardige beweging beschouwd worden. Pas op 24 mei 1939, meer dan een half jaar na de stille dood van de Parti agraire, werd in Brussel het Front paysan officieel opgericht. Een programma werd niet gespecificeerd en de statuten waren heel beperkt en hadden zeker geen officieel karakter. Voorzitter was opnieuw Armand Jabon; het directiecomité bestond onder andere uit Mathieu de Saint-Moulin en Charles Petit-Lefebvre, oud-strijders van de Parti agraire. De andere leden zijn onbekende namen.[364] Waren het nieuwe leden van het Front paysan of een soort afvaardiging van het Boerenfront? Ook de naam voedt mijn vermoeden van de afhankelijke positie van Front Paysan: het is de letterlijke Franse vertaling van Boerenfront. Naar mijn mening was Front paysan dus een minderwaardige afdeling van Boerenfront en geen volwaardige partner zoals het Front Paysan zelf graag deed geloven. Ook de vermelding van het Hoofdbestuur van de Boerenbond hierover, op 4 november 1938, ondersteunt deze stelling: “Boerenfront: is officieel opgericht in het Walenland door versmelting met de mannen van ‘La Terre’.”[365]
Het verkiezingsgeweld liet de opvolger van de Parti agraire volledig aan zich voorbijgaan in 1939. Het directiecomité publiceerde volgende mededeling: “Fidèles aux principes inscrits dans leurs statuts, le front paysan et son organe officiel ‘La voix de la terre’ ne participent pas à la lutte électorale.”[366] Men verwees in deze mededeling, in maart 1939, al naar de statuten van het Front paysan die echter pas eind mei gepubliceerd zouden worden in La Voix de la Terre. Het Front paysan riep haar leden op om te stemmen voor “qui vous semblent donner le plus de garanties aux paysans.”[367] Het hele politieke spel leek het Front paysan niet veel meer te interesseren. De twee verkiezingsnederlagen van de Parti agraire hadden hoogstwaarschijnlijk elke politieke ambitie gefnuikt. Misschien moet de verklaring ook elders gezocht worden en had het Front paysan geen cent meer in kas waardoor deelname aan de verkiezingen praktisch onmogelijk werd.
3.4.3 La Voix de la Terre als opvolger voor La Terre
La Voix de la Terre leek als twee druppels water op La Terre. Formeel waren beide inwisselbaar. Veel artikels in La Voix de la Terre waren anoniem. Als ze toch ondertekend waren, ging het om Armand Jabon, Mathieu de Saint-Moulin of Marius Van Lierde, drie kopstukken van de Parti agraire, of om Piet Meuwissen, secretaris van het Boerenfront. De voormalige leden van de Parti agraire hadden dus nog wel inspraak in de inhoud van het nieuwe weekblad. Inhoudelijk stelde het echter weinig voor. De voorpagina werd gebruikt om aandacht te besteden aan de acties van het Vlaamse Boerenfront of om vage artikels te schrijven over protectionisme of corporatisme. Die twee belangrijke punten uit het programma van de Parti agraire bleven dus bewaard, maar veel verder dan wijzen op de noodzaak aan beide ging men niet. De overige pagina’s werden ingenomen door uitslagen van landbouwwedstrijden, heel korte regionale berichtjes, zoekertjes, technische informatie over landbouwmachines… Vanaf mei 1939 verscheen er wekelijks een “coin de la fermière” met breipatronen en recepten. Dit idee hadden ze overgenomen uit Le Paysan, het Franstalige bondsblad van de Boerenbond. Daar bestond de “coin de la fermière” immers al jaren. Wat ook opvalt aan de artikels in La Voix de la Terre is dat de Boerenbond volledig buiten schot is gekomen. In La Terre kreeg hij er regelmatig van langs, geen enkele kans om de Boerenbond zwart te maken bij de Waalse landbouwers bleef onbenut. In het nieuwe weekblad is daar niets meer van te merken. Misschien vond het Front paysan dat haar terrein niet meer, en liet ze dat over aan het Vlaamse Boerenfront. Een andere reden is dat de Boerenbond zich vanaf 1938 veeleer low-profile hield, zeker in Wallonië. Er viel met andere woorden gewoon minder over te zeggen. Maar de overgang is toch te abrupt om dat als enige reden naar voren te schuiven.
3.4.4 De ruk naar rechts van het Front paysan
Ook al waren de artikels in La Voix de la Terre veeleer beperkt qua inhoud, toch is de terminologie opvallend rechtser dan in La Terre. Er werd veel nadruk gelegd op orde en discipline: “Il faut que chacun reçoive le mot d’ordre, qu’il le comprenne, qu’il l’accepte et qu’il l’exécute.”[368] Het verslag van de betoging van het Boerenfront in juli 1939 benadrukte eveneens de orde en discipline waarmee de 25.000 boeren[369] door Brussel marcheerden.[370] Bovendien leek er een sterkere leiderscultus te zijn. Het directiecomité werd voorgesteld en er werd gevraagd hen te volgen: “Paysans, voilà les chefs que vous devez suivre. Avec eux la victoire est certaine.”[371] Bovendien zong de Parti agraire in 1937 nog de lof van de democratie omdat ze daar ten minste de gelegenheid kreeg haar ongenoegen te uiten, in tegenstelling tot de dictaturen.[372] Jabon zelf was in 1939 180 graden bijgedraaid: democratieën doen niets dan twijfelen en discussiëren, maar dictaturen zijn in staat kordate beslissingen te nemen.[373]
De verklaring voor deze ruk naar rechts is moeilijk te geven. De tijdsgeest zal ongetwijfeld een belangrijke rol spelen. Protestbewegingen kwamen immers haast onvermijdelijk in rechts tot uiterst-rechts vaarwater terecht. Maar hoogstwaarschijnlijk moet ook rekening gehouden worden met de invloed van het Vlaamse Boerenfront: de Boerenfronters leunden immers steeds meer aan bij het VNV.[374] Ward Hermans, lijsttrekker voor het VNV in Mechelen voor de verkiezingen van 1939, probeerde een deel van de middenstand aan zijn kant te krijgen. Zijn contacten met het Boerenfront moeten in dat kader gezien worden.[375] Het VNV plukte de vruchten van zijn toenaderingen tot het Boerenfront. In het arrondissement Antwerpen ging het er sterk op vooruit in de landelijke kantons.[376] In het arrondissement Mechelen, het werkterrein bij uitstek van het Boerenfront, haalde het VNV 12 procent meer stemmen in vergelijking met de parlementsverkiezingen van 1936.[377]
Ook de persoonlijke overtuiging van Jabon moet in rekening gebracht worden: ik heb reeds aangetoond dat Jabon er rechtse tot uiterst rechtse ideeën op nahield. In een steeds rechtser wordende maatschappij en op ideeën gebracht door het contact met het uiterst rechtse Boerenfront voelde Jabon zich misschien minder geremd zijn extreme ideeën te spuien.
3.5 Het Front paysan tijdens de eerste maanden van de Duitse bezetting: het einde van het verhaal
3.5.1 De landbouw onder de Duitse bezetting
Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen België binnen. Na de Achttiendaagse Veldtocht capituleerde Leopold III op 28 mei. Het Belgische grondgebied kreeg een militair bestuur (de Militärverwaltung). De Belgische administratieve diensten bleven in functie, onder leiding van de secretarissen-generaal die gemachtigd waren het beleid van het land over te nemen wegens de afwezigheid van de ministers. De Belgische economie werd volledig ingeschakeld in de Duitse oorlogsvoering. Op 27 augustus 1940 werd door secretaris-generaal Emile De Winter een nieuwe instelling opgericht, de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie, qua structuur sterk gelijkend op de Duitse Reichsnährstand. Haar hoofdopdracht was de Belgische voedselproductie opdrijven en de levensmiddelen rechtvaardig verdelen onder de bevolking. De Corporatie kreeg volledige bevoegdheid over de productie van landbouwproducten en levensmiddelen. De hele privé landbouw- en voedingssector werd ondergeschikt aan de Corporatie.[378] Ze werkte met teeltplannen, registraties van vee en een leveringsplicht tegen vastgelegde prijzen.
De publicaties van de Corporatie maakten geen geheim van de Nieuwe Orde sympathieën. Piet Meuwissen, secretaris van het sterk verrechtste Boerenfront, was de leider van de Corporatie en verschillende leden van VNV, Rex en Verdinaso vonden een baan in de 12.000 man sterke bureaucratie van de Corporatie.[379] De voedselproductie in België bleef dus in handen van de eigen administratie, wat verschillende voordelen opleverde voor de bevolking. Maar uiteindelijk was de Corporatie een logge mastodont die tevergeefs massa’s reglementen en bergen documenten produceerde.[380] Het grote probleem van de Corporatie was dat ze voortdurend moest schipperen tussen de voedselnoden van de bevolking en de eisen van de bezetter.[381]
3.5.2 Het roemloze einde: het Front paysan en La Voix de la Terre onder de Duitse bezetting
Het 18de nummer van La Voix de la Terre verscheen op 4 mei 1940, enkele dagen voor de inval. De publicatie van het weekblad werd door de bezetter enkele maanden stopgezet; het 19de nummer verscheen pas op 3 augustus 1940. Ook de belangrijkste bondsbladen van de Boerenbond, De Boer, Le Paysan en De Boerin, verschenen opnieuw vanaf augustus - september.[382] De nummers van La Voix de la Terre die vanaf toen verschenen, stonden duidelijk onder de invloed van Rex. In het nummer van 5 oktober 1940 verscheen er een artikel ondertekend met ‘M. Bailly du Pays Réel’, een rexistisch weekblad. Het artikel sprak over de landbouw, die in de Nieuwe Orderegimes een essentieel element van de nationale economie vormde. De bestaande anarchie zou plaats moeten maken voor gedirigeerde activiteit: concreet betekende dit een politiek van vastgelegde prijzen en van vlotte kredietverlening voor boeren om een moderne en intensieve exploitatie mogelijk te maken.[383] Het is onduidelijk of dit artikel vrijwillig werd opgenomen of dat het op verzoek of onder dwang van de bezetter gebeurde.
De oude redactie, met Jabon en Van Lierde en dergelijke, was opzij geschoven. La Voix de la Terre werd volgeschreven door auteurs van Le Pays Réel, zoals de reeds vernoemde Bailly, maar ook José Streel en Georges Petit deden hun duit in het zakje.
De Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie zou vanaf december 1940 een tijdschrift uitgeven, Volk en Bodem, dat gratis aan alle landbouwers bezorgd zou worden. Dat weekblad zou alle bestaande landbouwtijdschriften vervangen: “D’après les renseignements que nous avons obtenus, cette nouvelle publication dépassera tout ce qui a été fait jusqu’ici dans le domaine de la presse agricole. Il sera le lien entre la Corporation et tous les paysans belges. Nous lui souhaitons, dès à présent, la bienvenue.”[384] Het laatste nummer van La Voix de la Terre verscheen op 23 november 1940. Op de voorpagina verscheen een afscheidsartikel, waaraan het meest merkwaardige de auteur is: O. Remacle, de eerste keer dat die naam voorkomt, en toch schrijft hij een artikel waarin hij het heeft over het jarenlange zwoegen om wekelijks een nieuw nummer klaar te stomen.[385] Waarschijnlijk was Remacle ook één van de nieuwe auteurs met rexistische banden, die vanaf augustus 1940 de redactie van La Voix de la Terre vervangen hadden. In dat artikel van Remacle meldde het Front paysan dat het zijn activiteiten stopzette: “Demain tous les agriculteurs en seront membres et recevront son journal [van de corporatie van landbouw en voeding]. Le fair play exigeait de nous que nous laissions le champ libre. Le Front Paysan a décidé de suspendre son activité et de cesser la publication de son journal.”[386] Dat was het roemloze einde van de Parti agraire en van haar opvolger, het Front paysan: één artikel, geschreven door iemand die nooit iets te maken heeft gehad met de boerenpartij, waarin de stopzetting van alle activiteiten werd gemeld.
Waarom was er vanaf 1931 in Henegouwen een poging om een onafhankelijke boerenpartij uit de grond te stampen? De landbouwers werden immers vrij goed vertegenwoordigd door de Belgische landbouworganisaties, de Boerenbond op kop. Het antwoord is drieledig. Ten eerste wilde de Parti agraire, ontstaan rond Armand Jabon en enkele medestanders, net reageren tegen die Boerenbond. Ze was helemaal niet tevreden over de acties van de Boerenbond, die zich in haar ogen teveel liet leiden door commerciële en industriële belangen. Vooral de commerciële expansiepogingen van de Boerenbond in Wallonië zetten kwaad bloed bij de stichtende leden van de Parti agraire. Ten tweede moeten de tijdsomstandigheden in rekening genomen worden. De hele bevolking had te lijden onder de Grote Crisis, er heerste grote ontevredenheid over de aanpak ervan. Dat leidde tot het ontstaan van talloze protestbewegingen die een andere visie hadden op de manier waarop de crisis moest bestreden worden. Nieuwe Orde denkbeelden waren nooit ver weg bij dergelijke organisaties. Dit fenomeen manifesteerde zich blijkbaar ook in het Waalse landbouwmilieu, onder de vorm van de Parti agraire: haar belangrijkste doelstelling was een betere vertegenwoordiging van de landbouwers verkrijgen om de levensvatbaarheid van de sector te kunnen afdwingen en garanderen. Ten derde was de Parti agraire-kern niet tevreden over de strategie van de U.P.A., een Waalse landbouwersorganisatie: de U.P.A. wilde haar programma realiseren door op de liberale en de katholieke lijsten kandidaten te steunen die de landbouwerszaak genegen waren, de Parti agraire daarentegen wilde met een aparte agrarische lijst opkomen. De landbouwers verdeelden hun stemmen over de katholieke en liberale lijsten, waardoor volgens de Parti agraire hun slagkracht verloren ging. De ontevredenheid over de U.P.A.-strategie van Jabon en de zijnen was de enige reden voor de afscheuring van de U.P.A., althans volgens de Parti agraire. Hoogstwaarschijnlijk speelde ook een persoonlijk conflict tussen Jabon en zijn aanhangers enerzijds en de leiding van de U.P.A. anderzijds een belangrijke rol. Misschien was er zelfs een ideologische dimensie aan de ruzie, namelijk de rechtsgezinde Jabon die geen gehoor vond bij de U.PA. De afscheuringsbeweging ging aanvankelijk onder de naam Mouvement agraire belge door het leven. Vlak na de parlementsverkiezingen van november 1932 werd de Parti agraire belge opgericht als opvolger van de Mouvement agraire. Beide benamingen werden al eerder door en naast elkaar gebruikt. Het eerste teken van leven was het verschijnen van de publicatie van de Mouvement agraire, het weekblad La Terre, vanaf 12 december 1931.
Men kan gerust stellen dat de impact van de partij heel beperkt is geweest. Ze heeft geen enkele vertegenwoordiger gehad in Kamer, Senaat of Provincieraad van Henegouwen, dus via officiële weg kon ze al zeker niet wegen op het beleid. Een rol als zweeppartij was ook niet weggelegd voor de Parti agraire. De andere politieke partijen besteedden in meer of mindere aandacht aan de landbouw, maar dat was zeker niet het resultaat van het drukkingswerk van de Parti agraire. De lage kostprijs om te adverteren in La Terre doet bovendien vermoeden dat de oplage van de krant veeleer beperkt was. De ideeën die via de krant verspreid werden, bereikten geen groot publiek.
De reacties op het bestaan en de verkiezingsdeelname van de Parti agraire waren dan ook heel beperkt. Enkel de U.P.A. besteedde rechtstreeks aandacht aan de Parti agraire, wat logisch is aangezien het om een afscheuringsbeweging van die U.P.A. ging. Andere landbouworganisaties lagen er duidelijk niet van wakker. Boerenbond en Alliance Agricole moeten nochtans op de hoogte geweest zijn van het bestaan van de Parti agraire: in de knipselmappen van de informatiedienst van de Boerenbond zitten immers artikels uit La Terre en het Hoofdbestuur van de Boerenbond reageerde op de beschuldiging van de Parti agraire dat de Boerenbond belangen zou hebben in de margarineproductie. Maar in publicaties als De Boer, Le Paysan of L’Alliance Agricole Belge werd met geen woord gerept over de Parti agraire. Men was er blijkbaar vrij gerust in dat de partij niet teveel electorale aanhang zou verwerven. Geen enkele grote Waalse krant vermeldde het bestaan van de Parti agraire, de Provincieraad van Henegouwen had het er niet over op haar vergaderingen, geen enkel eigentijds overzicht van organisaties en partijen in het landbouwmilieu vermeldde de Pari agraire. Kortom, er hing een oorverdovende stilte rond het bestaan van de Parti agraire. Maar dit negatieve resultaat is ook een resultaat: het ontbreken van verwijzingen naar de Parti agraire in verschillende bronnen wijst op de beperkte bekendheid en impact van de Parti agraire.
De zeer bescheiden resultaten van de verkiezingen hebben daar ongetwijfeld mee te maken. De partij kwam telkens slechts in enkele Henegouwse arrondissementen op. Alle leden van het directiecomité, zowel van de Mouvement agraire als van de Parti agraire, waren bovendien afkomstig uit Henegouwen. De Parti agraire bleef dus vooral een lokaal fenomeen. In 1936 probeerde ze haar werkterrein wel uit te breiden door voor de parlementsverkiezingen ook in het Luikse arrondissement Verviers op te komen, maar dat was geen succes.
Met haar programma slaagde de Parti agraire er kennelijk niet in de boeren weg te lokken van de traditionele politieke partijen. Dat programma was opgebouwd rond een hele hoop klachten: tegen het financiële wanbeleid van de regering, tegen de politiek van le vie à bon marché die de landbouw opofferde, tegen de arbeidersklasse, tegen de volmachten van de regering, tegen de minister van landbouw… Het programma werd met andere woorden gekenmerkt door een sterk contre-toutisme. De eigen voorstellen situeerden zich rond het terug levensvatbaar maken van de landbouwsector: protectionisme en corporatisme. Dat corporatisme had de Parti agraire geërfd van de U.P.A. De U.P.A. wilde een aanvulling naast het parlement, een economische raad waarin de verschillende beroepen vertegenwoordigd waren. De U.P.A. wilde wel dat de hoogste beslissingsmacht bij het rechtstreeks verkozen parlement zou blijven berusten, maar de Parti agraire zou na de parlementsverkiezingen van 1932 al snel een extremer standpunt innemen: de democratie heeft gefaald, het parlement moet vervangen worden door corporatieve kamers. Een ander belangrijk punt was het hervormen van de officiële landbouwvertegenwoordiging: die hervormingsplannen had de Parti agraire overgenomen van de socialistische partij, die op initiatief van de landbouwspecialist Wauters vier wetsvoorstellen had ingediend om de landbouw te beschermen. De hervormingsplannen voor de landbouwvertegenwoordiging vielen in goede aarde bij de Parti agraire. Ze was er zelfs zo opgetogen over dat ze het probeerde te verkopen als haar eigen creatie. Enige inconsequentie in het programma was de Parti agraire overigens niet vreemd. Aanvankelijk klaagde ze dat de sociale zekerheidswetten buitensporig veel geld kostten aan de staat en dus moesten teruggeschroefd worden. Maar vlak voor de parlementsverkiezingen in mei 1936 pleitte ze opeens voor een uitbreiding van de sociale zekerheid zodat ook landbouwers ervan zouden kunnen profiteren, wat nog meer staatsuitgaven met zich zou meebrengen.
Op ideologisch vlak situeert de Parti agraire zich duidelijk aan de rechterzijde. Verschillende aspecten van een rechtse ideologie zijn aanwezig in het discours van de Parti agraire. Er zat een evolutie in het rechtse gedachtegoed van de Parti agraire: in de loop der jaren ontwikkelde ze meer en meer denkbeelden die aansluiten bij rechtse tot uiterst-rechtse ideeën. Ten eerste streefde de partij naar een corporatieve staat; aanvankelijk slechts een corporatieve aanvulling van het parlement zoals de U.P.A. verlangde, maar vanaf 1933 ronduit een vervanging van het rechtstreeks verkozen parlement door corporatieve kamers. Ten tweede was de Parti agraire van meet af aan duidelijk voorstander van een geleide economie: protectionistische maatregelen en de binnenlandse markten laten reguleren door overheidsinstanties. Ten derde was ze royalistisch ingesteld: dit kan geïnterpreteerd worden als het verlangen naar een versterking van het centrale gezag en van de uitvoerende macht. Dit moet wel genuanceerd worden: er werd alleen uitgeweid over de rol van de koning bij het overlijden van Albert I en het aantreden van Leopold III in 1934. Daarnaast waren er nog enkele kleine artikels waarin de koning werd bewonderd, maar de Parti agraire had niet echt een uitgesproken visie op de rol van de koning in de staat. Ten vierde wilde ze de oppositie uitschakelen op het vlak van landbouwsyndicaten. Hiervoor begon ze te pleiten in de laatste jaren van haar bestaan. De Parti agraire streefde naar één nationale syndicale organisatie van de landbouw, hoogstwaarschijnlijk wilde zij dat eenheidssyndicaat ook controleren. Ten slotte was er ook duidelijk sprake van een autoritair leiderschap. Vooral in La Voix de la Terre, het weekblad van het Front paysan, de opvolger van de Parti agraire vanaf oktober 1938, komt dit duidelijk naar voor. Het directiecomité en de voorzitter, Armand Jabon, werden voorgesteld als de leiders die de juiste weg naar de redding van de landbouw zouden wijzen. Zij moesten gevolgd en gehoorzaamd worden.
De toon van het Front paysan was in het algemeen rechtser: veel nadruk op orde en discipline en veel belang hechten aan het autoritaire leiderschap van het directiecomité. In 1937 verkoos de Parti agraire een democratie nog boven een dictatuur omdat een democratie tenminste nog de mogelijkheid biedt uiting te geven aan je ongenoegen. In 1939, na het ontstaan van het Front paysan, klonk het heel anders: alleen een dictatuur kan krachtdadige beslissingen nemen, democratieën twijfelen alleen maar. De evolutie naar een uiterst rechtse strekking van het Front paysan hoeft niet te verbazen, het was immers geboren uit de samenwerking met het Vlaamse Boerenfront, dat al snel in uiterst rechts VNV-vaarwater terecht kwam. Hier moet wel nog opgemerkt worden dat de relatie tussen Front paysan en Boerenfront niet op gelijkheid berustte. Het Front paysan was het minderwaardige Waalse aanhangsel van het Boerenfront.
De relaties met andere organisaties verliepen niet meteen op een vriendelijke basis. De Boerenbond was de aartsvijand van de Parti agraire, ze liet geen enkele kans liggen om de Boerenbond bij de Waalse landbouwers door de modder te sleuren. De Boerenbond was volgens de Parti agraire enkel geïnteresseerd in verrijking via industriële en commerciële activiteiten en zou de landbouwersbelangen niet hoog in het vaandel dragen. De U.P.A., waar de Parti agraire zich van had afgescheurd, moest ook niet op al te veel vriendelijkheid rekenen. Bij het uitbreken van het vermeende schandaal rond de trust de l’azote sprong de Parti agraire er bovenop en stelde ze zelfs grootmoedig voor te helpen bij een zuivering van de U.P.A. Over de berichtgeving over de andere politieke partijen kan ik kort zijn: de socialistische partij was een parti de désordre, de katholieke partij was een machtspartij die het geloof misbruikte om iedereen in de pas te doen lopen en de liberale partij was alleen maar geïnteresseerd in handel en industrie en helemaal niet in de landbouw. De aandacht voor het buitenland was opmerkelijk. Andere landbouwerspartijen en drukkingsgroepen werden op de voet gevolgd. Moeilijke stappen in hun bestaan werden uitgebreid toegelicht, met een didactisch doel: de eigen medestanders voorbereiden op de moeilijke momenten die de Parti agraire ongetwijfeld nog zou kennen. Die buitenlandse partijen werden enorm bewonderd voor hun krachtdadigheid of voor hun verwezenlijkingen, ze vormden vaak een belangrijke bron van inspiratie. Vooral de Parti agraire et paysan français werd nauwlettend in de gaten gehouden.
Op het vlak van samenwerking met andere organisaties kwam een eigenaardige inconsequentie van de Parti agraire aan het licht. De ene keer pleitte ze voor een samenwerking over de taalgrens heen; boeren en middenstand in Vlaanderen en Wallonië moesten samenwerken tegen de georganiseerde arbeid en tegen het georganiseerde kapitaal. Zo waren er in 1934 toenaderingspogingen tot Burgerstrijd, een Vlaamse middenstandsorganisatie en natuurlijk was er ook de samenwerking met het Boerenfront, dat resulteerde in de oprichting van het Front paysan. De andere keer bezigde ze een sterk wallingante retoriek: heel Wallonië zou, over de grenzen van de landbouwersklasse heen, moeten samenwerken tegen de Vlaamse suprematie en vooral tegen de Boerenbond. De voortrekkers van de Parti agraire waren echte windhanen, ze probeerden zichzelf te associëren met verschillende bewegingen en stromingen. Dit weegt ook door in hun inspiratiebronnen: de Parti agraire baseerde zich voor haar programma op het corporatisme, ze keek aandachtig naar de Franse parti agraire, liet zich inspireren door de Waalse Beweging, zocht toenadering tot Burgerstrijd… Ze schraapte haar ideeën van overal en nergens bij elkaar en slaagde er niet in een homogeen programma te ontwerpen. Het ontbrak de Parti agraire duidelijk aan een sterke basis van intelligentsia die een coherente ideologie zou kunnen uitdenken.
De gevolgen waren te verwachten: waar Rex er in 1936 wel in slaagde massaal de stemmen van misnoegde boeren en middenstanders binnen te halen, kon de Parti agraire tot tweemaal toe geen enkele vertegenwoordiger afvaardigen naar het parlement. In de relatie met Rex zit een opmerkelijke evolutie. Vlak na het ontstaan van Rex, eind 1935, stond de Parti agraire welwillend tegenover Degrelle en zijn programma. Ze sloot een eventuele samenwerking niet uit. Na de parlementsverkiezingen van mei 1936 bleek dat Rex in dezelfde vijver viste als de Parti agraire, namelijk de misnoegde middenstand en de ontevreden landbouwers. De houding van de Parti agraire tegenover Rex was vanaf dan sterk bekoeld.
De algemene indruk die achterblijft na het bestuderen van de Parti agraire, is die van een protestbeweging zoals er tijdens de crisisjaren dertien in een dozijn waren. Een kind van zijn tijd, misnoegd door de gevolgen van de crisis en ontevreden over de aanpak ervan. De afscheuring en de verkiezingscampagnes van de Parti agraire gingen telkens met veel lawaai en een heldhaftige retoriek gepaard, maar daar bleef het dan ook bij. De verschillende foutieve verwijzingen en citaten in La Terre spreken boekdelen over de mentaliteit en de intellectuele diepgang van de Parti agraire. Toch heeft de Parti agraire meer bereikt dan verschillende van zijn ‘soortgenoten’. Tussen 1931 en 1940 was er continuïteit, de Parti agraire slaagde er negen jaar lang in elke week een krant vol te schrijven en gepubliceerd te krijgen. Ze slaagde erin twee verkiezingsdeelnames te organiseren en te financieren. Toch geen geringe verdienste voor wat hoogstwaarschijnlijk een zaak was van slechts een handvol fanatici. Verschillende andere protestbewegingen verdwenen reeds na enkele jaren en kwamen zelfs nooit toe aan een verkiezingsdeelname.
Als de Parti agraire een stevige financiële en organisatorische onderbouw had gehad en als ze had kunnen rekenen op een charismatisch en sterk leiderschap dat in staat was om een brede achterban te beroeren, had ze misschien veel meer kunnen bereiken. Maar dat zijn vijgen na Pasen.
BRONNEN
Onuitgegeven bronnen
LEUVEN, Boerenbond Infodoc, Knipselmappen,
Dossier 1585: Landbouwverenigingen – België – Algemeen dossier; Dossier 1574: Landbouw- en tuinbouwpers;
Dossier 467: UPA;
Dossier 62: Boerenfront;
Dossier 1511: Provinciale landbouwkamers Wallonië;
Dossier 157: Standsorganisatie en corporatisme;
Dossier 1181 Hervorming parlement en staat.
LEUVEN, KADOC, Centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond,
nr. 6.1.3.2: Verslagboek. 27 juli 1931 – 16 december 1935;
nr. 6.2.2.1.1: Verslagen bondsraad 29 januari 1935 – 25 oktober 1954; nr. 6.1.4.14: Verslagen van het hoofdbestuur 1931;
nr. 6.1.4.15: Hoofdbestuur, verslagen 1932;
nr. 6.2.3.1: Hoofdbestuur verslagen 20 januari 1935–22 februari 1937;
nr. 6.2.3.2: Hoofdbestuur verslagen 5 januari 1937 – 7 juli 1939;
nr. 13.1.1: Werking van de BB in Wallonië en kritiek daarop;
nr. 22.5.5: Oppositiebewegingen.
Uitgegeven bronnen
Conseil provincial du Hainaut. Compte rendu des séances, Mons, 1932-1938.
Parlementaire handelingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van België, Brussel, 1932-1938.
Parlementsverkiezingen. Uitslagen der verkiezingen van 27 november 1932. Algeheele vernieuwing van Kamer en Senaat, Brussel (Moniteur belge), 1933.
Sociétés commerciales. Annexe au moniteur belge, Brussel, 1931.
Gedrukte bronnen
L’Alliance Agricole Belge, 1932-1938.
De Boer, 1932-1938.
Het Boerenfront. Strijdorgaan van de Boerenbeweging in Vlaanderen, 1937-1940.
La Défense Agricole Belge. Organe officiel de la F. N. des U. P. A. de Belgique, 1932-1938.
La Dernière heure, 1932-1938.
La Libre Belgique, 1932-1938.
Le Paysan, 1932-1938.
Le Pays Réel, 1936-1938.
Le Peuple. Organe quotidien de la démocratie socialiste, 1932-1938.
Le Soir, 1932-1938.
La Terre. Hebdomadaire de politique agricole. Organe du Parti Agraire Belge, 1931-1938.
Le Vingtième siècle, 1932-1938.
La voix de la terre. Organe du front Paysan en Wallonie, 1938-1940.
WERKEN
AGENCE BELGE DE PUBLICITE, Catalogue des journaux belges et luxembourgeois, Brussel, 1939.
BALACE, F., De l’avant à l’après-guerre. L’extrême droite en Belgique francophone, Brussel, 1994.
BAUDHUIN, F., ‘L’organisation professionnelle agricole en Belgique’, Banque nationale de Belgique. Bulletin d’information et de documentation, 7 (1932), 33-37.
BERENGER, J., Histoire de l’Autriche, Parijs, 1994.
BERTELSON, L., La presse d’information. Tableau chronologique des journaux belges, Brussel, 1974.
BLOMME, J., The economic development of belgian agriculture 1880-1980. A quantitative and qualitative analysis, Leuven, 1993.
BOUSSARD, I., Vichy et la Corporation paysanne, Parijs, 1980.
BROOK-SHEPHERD, G., Dollfuss, Londen, 1961.
BUBLOT, G., La production agricole belge : étude économique séculaire 1846-1955, Leuven, 1957.
BUYST, E., Economische geschiedenis van de hedendaagse tijd, Cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 2005.
BUYST, E., GOOSSENS, M., en VAN MOLLE, L., CERA 1892-1998. De kracht van coöperatieve solidariteit, 2002, Antwerpen.
CARDOZA, A., L. Italian Elites and Italian Fascism. The province of Bologna, 1901-1926, Princeton, 1982.
CLAEYS, P., Groupes de pression en Belgique. Les groupes intermediaires socio-économiques, Brussel, 1973.
CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, M., 25 jaar Belgisch socialisme. Evolutie van de houding van de Belgische Werkliedenpartij tot de parlementaire democratie in België van 1914 tot 1940, Antwerpen, 1967.
CLEARY, M., Peasants, politicians and producers. The organisation of agriculture in France since 1918, Cambridge, 1989.
COOLSAET, R., België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000, Leuven, 2001.
COPPEIN, B., ‘De hand aan de ploeg. Vlaamse landbouworganisaties en Vlaams-Nationalistische partijen in de twintigste eeuw – deel 1’, Wetenschappelijke Tijdingen, 64 (2005), 67-87.
DARRE, W., Neuadel aus Blut und Boden, Berlijn, 1930.
DAU, R. en SVATOSCH, F., Neueste Geschichte der Tschechoslowakei, Berlijn, 1985.
DE CAUWER, P., De reaktie van de Vlaamse boerenwereld op de landbouwcrisis na het faillissement van de Middenkredietkas(1935-1940). De akties en de politieke betekenis van het Boerenfront, Licentiaatverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, dept. Geschiedenis, 1982.
DEGANS, K., Rex in het parlement 1936 - 1939, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 1998.
DEMEYER, M., Inventaris van het archief van de centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond 1890 - , Leuven, 1987.
DE RU, J. H., landbouw een maatschappij. Een analyse van een boerenbeweging in de crisisjaren, Wageningen, 1980.
DESMECHT, K., Reacties op de landbouwcrisis van 1929-1935 : geschiedenis van het Belgische landbouwprotectionisme, Licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, dept. Geschiedenis, 1987.
DE SMET, R., EVALENKO, R. en FRAEYS, W., Atlas des élections belges 1919-1954, Brussel, 1958.
DEWEVER, B., Greep naar de macht: Vlaams-nationalisme en Nieuwe orde: het VNV 1933-1945, Tielt, 1994.
EIDENBENZ, M., Blut und Boden: zu Funktion und Genese der Metaphern des Agrarismus und Biologismus in der nationalsozialistischen Bauernpropaganda R. W. Darrés, Bern, 1993.
ETIENNE, J.M., Le mouvement Rexiste jusqu’en 1940, Parijs, 1968.
FARQUHARSON, J. E., The plough and the swastika. The NSDAP and Agriculture in Germany 1928-1945, Beverly Hills, 1976.
FARQUHARSON, J. E., “The agrarian policy of National Socialist Germany” in: R. G. MOELLER, red. Peasants and lords in modern Germany. Recent studies in agricultural history, Boston, 1986, 233-259.
FLORQUIN, A., Het landbouwkrediet in België, Leuven, 1949.
GERARD, E., De katholieke partij in crisis: partijpolitiek leven in België 1918-1940, Leuven, 1985.
GERARD-LIBOIS, J., ‘Rex 1936-1940. Flux, reflux, tensions et dislocations’, Courrier hebdomadaire de CRISP, 1226 (1989).
GOURDET, P. en CLOSON, H., La réduction des fermages : commentaire de la loi temporaire du 10 août 1933 relative à la réduction de certains fermages, Brussel, 1933.
GUICHONNET, P., Mussolini et le fascisme, Parijs, 1999.
HENAU, A. en VAN DEN WIJNGAERT, M., België op de bon. Rantsoenering en voedselvoorziening onder Duitse bezetting 1940-1944, Leuven, 1986.
HEYRMAN, P., Middenstandsbeweging en beleid in België 1918-1940: tussen vrijheid en regulering, Leuven, 1998.
KESTELOOT, C., ‘Waalse Beweging en nationale identiteit’, K. DEPREZ en L. VOS red., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging 1780-2000, Antwerpen, 1999, 160-176.
LEMBERG, H., ‘Die agrarische parteien in den Böhmischen Ländern und in der Tschechoslowakischen Republik’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 323-358.
LEVINE, R., The history of Brazil, Londen, 1999.
LUYTEN, D., Ideologisch debat en politieke strijd over het corporatisme tijdens het interbellum in België, Brussel, 1996.
LUYKX, T. en PLATEL, M., Politieke geschiedenis van België, 2dln., Antwerpen, 1985.
MARSTBOOM, L., BOURLON, L. en JACOBS, A., Le cadastre et l’impôt foncier, Brussel, 1956.
PAXTON, R. O., French peasant fascism: Henry Dorgère’s Greenshirts and the crises of French agriculture, 1929-1939, New York, 1997.
PUHLE, H. –J., ‘Warum gibt es in Westeuropa keine Bauernparteien?’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 603-667.
RANKOFF, I., ‘Bauerndemokratie in Bulgarien’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 466-506.
SCHRIJVERS, M., Visies en realisaties in de jaren dertig: een blik op het Portugese en Belgische corporatisme, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2004.
SEGERS, Y., VAN MOLLE, L., VANPAEMEL, G., Leven van het land: Boeren in België 1750-2000, Leuven, 2004.
SMELSER, R., The Sudeten problem 1933-1938. Volkstumspolitik and the formulation of Nazi foreign policy, Middletown, 1975.
STENGERS, J., “Belgium” in: ROGGER, H. en WEBER, E. The European right: a historical profile, Londen, 1966.
STENGERS, J., ‘La droite en Belgique avant 1940’, Courrier hebdomadaire de CRISP, 468-469 (1970).
TRACY, M., Agriculture in Western Europe, New York, 1964.
VAN DEN EECKHOUT, P. en VANTHEMSCHE, G., Bronnen voor de studie van het hedendaagse België 19de – 20ste eeuw, Brussel, 2003.
VAN DEN WIJNGAERT, M., DE WEVER, B., en MAERTEN, F., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, 2004.
VAN MOLLE, L., Ieder voor allen. De Belgische Boerenbond 1890-1990, Leuven, 1990.
VAN MOLLE, L., ‘100 jaar ministerie van landbouw. Het belgisch landbouwbeleid in de wisselwerking tussen economische en sociale toestanden, politiek en administratie, 1884-1984’, Agricontact, 154 (speciaal themanummer, september 1984).
VAN MOLLE, P., Het Belgisch Parlement 1894-1972, Antwerpen, 1972.
VAN YPERSELE, L., Le roi Albert. Histoire d’un mythe, Ottignies, 1995.
VELAERS, J. en VAN GOETHEM, H., Leopold III. De koning, het land, de oorlog, Tielt, 1994.
VERAGHTERT, K., ‘Het economische leven in België 1918-1940’, Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, Haarlem, 1977-1983.
WANDRUSZKA, A., ‘Der “Landbund für Österreich”’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 587-602.
WAUTERS, A., L’évolution de la technique agricole et la main d’oeuvre, s.l., 1930.
WILLEQUET, J., Albert Ier, roi des Belges. Un portrait politique et humain, Brussel, 1979.
WILS, L., ‘Frans Van Cauwelaert’, Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, CD-ROM, Tielt, 1998.
WITTE, E., CRAEYBECKX, J., en MEYNEN, A., Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, Antwerpen, 1997.
WITTE, E. en DE PRETER, R., Samen sparen. De geschiedenis van de spaarbank Codep en haar voorlopers, Leuven, 1989.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] L. VAN MOLLE, Ieder voor allen. De Belgische Boerenbond 1890-1990, Leuven, 1990.
[2] K. DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis van 1929-1935 : geschiedenis van het Belgische landbouwprotectionisme, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 1987, 48-53.
[3] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 296.
[4] PUHLE, H. –J., ‘Warum gibt es in Westeuropa keine Bauernparteien?’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 603-667.
[5] Zie bijlage 1 voor een externe beschrijving van La Terre.
[6] Voorpagina van La Terre (25 mei 1935).
[7] M. DEMEYER, Inventaris van het archief van de centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond 1890 - , Leuven, 1987.
[8] VERAGHTERT, K., ‘Het economische leven in België 1918-1940’, Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, Haarlem, 1977-1983, 81-90.
[9] G. BUBLOT, La production agricole belge : étude économique séculaire 1846-1955, Leuven, 1957.
[10] Y. SEGERS, L. VAN MOLLE en G. VANPAEMEL, Leven van het land: Boeren in België 1750-2000, Leuven, 2004, 59.
[11] De ondertitel van La Terre luidde als volgt: Hebdomadaire de politique agricole. Organe du Mouvement agraire libre et indépendant.
[12] Het is niet duidelijk waar zij dit cijfer vandaan halen. Recente tellingen schatten de Belgische agrarische beroepsbevolking in 1930 op 17 procent. L. VAN MOLLE, Ieder voor allen, 365.
[13] ‘Le Mouvement agraire belge. Son programma’, La Terre (12 december 1931), 1.
[14] Infra 1.4.
[15] Grand Place 7, Ciply-lez-Mons.
[16] Sociétés commerciales. Annexe au moniteur belge du 31 décembre 1931, akte nr. 16677, Brussel.
[17] Zie bijlage 2.
[18] ‘Société coopérative “La Terre” en formation. Statuts’, La Terre (12 december 1931), 3.
[19] Voor een voorbeeld van zo een invulstrook, zie o.a. voorpagina van La Terre (12 december 1931).
[20] P. CLAEYS, Groupes de pression en Belgique. Les groupes intermediaires socio-économiques, Brussel, 1973, 254.
[21] BAUDHUIN, F., ‘L’organisation professionnelle agricole en Belgique’, Banque nationale de Belgique. Bulletin d’information et de documentation, 7 (1932), 33-37.
[22] Artikel 3 van de statuten van de U.P.A., geciteerd in CLAEYS, Groupes de pression en Belgique, 254.
[23] M. SCHRIJVERS, Visies en realisaties in de jaren dertig: een blik op het Portugese en Belgische corporatisme, Onuitgegeven Licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2004.
[24] D. LUYTEN, Ideologisch debat en politieke strijd over het corporatisme tijdens het interbellum in België, Brussel, 1996.
[25] P. GUICHONNET, Mussolini et le fascisme, Parijs, 1999, 57-64.
[26] DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 37-48.
[27] X. de P., ‘L’enjeu des élections. Il ne faut pas voter pour les socialistes. Il ne faut pas voter pour les listes dites “agraires”’, La Défense Agricole Belge (26 november 1932), 1.
[28] In Henegouwen, het werkterrein van de Mouvement agraire, behaalde de U.P.A.-lijst slechts 1.018 stemmen of 0,28 procent voor de parlementsverkiezingen van 1925. R. DE SMET, R. EVALENKO en W. FRAEYS, Atlas des élections belges 1919-1954, Brussel, 1954, 152.
[29] E. GERARD, De Katholieke Partij in crisis. Partijpolitiek leven in België (1918-1940), Leuven, 1985, 305-307.
[30] GERARD, J., ‘Les origines et les buts du parti agraire’, La Terre (4 februari 1933), 3.
[31] Nota bene: La Terre verscheen toen al enkele maanden (sinds december 1931). De officiële afscheuring van de Parti agraire liet op zich wachten tot de parlementsverkiezingen van november 1932.
[32] Ik heb niet kunnen achterhalen hoeveel aanwezigen er op het congres waren.
[33] ‘L’idée agraire acclamée à Bruxelles par les cultivateurs’, La Terre (12 maart 1932), 3.
[34] Het weekblad was persoonlijk eigendom van hoofdredacteur Louis Sandront. Om het te ontvangen moesten U.P.A.-leden vrijblijvend bijbetalen, bovenop hun U.P.A.-bijdrage.
[35] ‘Le XIVme congrès des U.P.A. Deux journées réconfortantes pour la F.N. des U.P.A.’, La Défense Agricole Belge (9 maart 1932), 1.
[36] ‘Le Mouvement Agraire Belge. Son programme’, La Terre (12 december 1931), 1.
[37] Ibid.
[38] De Parti agraire werd onder die naam pas opgericht eind december 1932 als opvolger van de Mouvement agraire belge. Maar vóór die officiële oprichting, en zeker in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van november 1932, werden beide benamingen voortdurend door elkaar gebruikt.
[39] VAN LIERDE, M., ‘On le savait… Mais c’est un peu fort’, La Terre (28 mei 1932), 1.
[40] Ibid.
[41] Supra 1.1.2.
[42] Zie bijlage 6 voor de kieslijsten van november 1932.
[43] Jean Stengers, geciteerd in BRAIVE, G., ‘Tentations droitières dans la jeunesse étudiante catholique’, F. BALACE red., De l’avant à l’après-guerre. L’extrême droite en Belgique francophone, Brussel, 1994, 17-40.
[44] STENGERS, J., ‘La droite en Belgique avant 1940’, Courrier hebdomadaire de CRISP, 468-469 (1970), 20-57.
[45] Infra 2.3 en 3.2.
[46] Zie ook M. CLEARY, Peasants, politicians and producers. The organisation of agriculture in France since 1918, Cambridge, 1989, 78.
[47] ‘Une manifestation agraire à Paris. Les paysans Français organisent leur défense’, La Terre (15 oktober 1932), 2. Zie ook R. PAXTON, Le temps des Chemises vertes. Révoltes paysannes et fascisme rural 1929-1939, Parijs, 1996, 67.
[48] CLEARY, Peasants, politicians and producers, 78.
[49] ‘Une interview intéressante. Comment naît et grandit un parti paysan’, La Terre (11 juni 1932), 1-3; PETIT-LEFEBVRE, C., ‘Les agriculteurs et la politique. Un exemple à méditer’, La Terre (20 augustus 1932), 2.
[50] ‘L’agrarisme à l’étranger. Le congrès du Parti Paysan Bulgare’, La Terre (19 december 1931), 2.
[51] RANKOFF, I., ‘Bauerndemokratie in Bulgarien’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 466-506.
[52] VAN LIERDE, M., ‘Le crépuscule d’une indépendance. Un succès malheureux’, La Terre (7 mei 1932), 1-2.
[53] ‘La vraie figure du Boerenbond’, La Terre (21 mei 1932), 3. De auteur van het artikel in La Terre noemde De Stormklok het ‘organe officiel du comité d’action contre les abus du Boerenbond belge et organismes similaires’. Het weekblad werd ook ‘notre vaillant confrère flamand’ genoemd. (zie ook P. HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België 1918-1940: tussen vrijheid en regulering, Leuven, 1998, 242.)
[54] De Boerenbond zelf kon sowieso geen invoerder zijn geweest, eventueel wel de AVV die veevoeders produceerde. Dit zou nagegaan kunnen worden in het archief van de AVV, gedeponeerd op het KADOC. (prof. dr. L. Van Molle)
[55] LEUVEN, KADOC, Centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond, nr. 6.1.4.14: Verslagen van het hoofdbestuur 1931.
[56] Ibid.
[57] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 210.
[58] E. BUYST, M. GOOSSENS en L. VAN MOLLE, CERA 1892-1998. De kracht van coöperatieve solidariteit, Antwerpen, 2002, 124.
[59] VAN LIERDE, M., ‘Le crépuscule d’une indépendance. Un succès malheureux’, La Terre (7 mei 1932), 1-2.
[60] Sandront geciteerd in De SAINT-MOULIN, M., ‘Attention: Le Boerenbond!’, La Terre (14 mei 1932), 1-2.
[61] PETIT-LEFEBVRE, C., ‘L’organisation professionnelle agricole en Belgique’, La Terre (3 september 1932), 2-3.
[62] BAUDHUIN, ‘L’organisation professionnelle agricole en Belgique’, 33-37.
[63] Zie ook infra 2.4.3.
[64] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 210-211.
[65] Onder andere in Dossier 467 over de U.P.A. Deze knipselmappen zijn nu bewaard op het Infodoc, het huidige informatiecentrum van de Boerenbond.
[66] DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 28-36; VAN MOLLE, Ieder voor allen, 206-208.
[67] ‘A nos lecteurs’, La Terre (12 december 1931), 1.
[68] De SAINT-MOULIN, M., ‘L’entente économique Franco-Belge et la politique du blé’, La Terre (26 december 1931), 1-2.
[69] De SAINT-MOULIN, M., ‘Confiance! Le délire des agricoles’, La Terre (3 september 1932), 1-3.
[70] ‘L’agrarisme devant la faillite du libéralisme économique’, La Terre (26 maart 1932), 1-2.
[71] T. LUYKX en M. PLATEL, Politieke geschiedenis van België 1789-1944, I, Antwerpen, 1985, 337.
[72] De SAINT-MOULIN, M., ‘La crise ministérielle. Le conflit linguistique’, La Terre (21 mei 1932), 1-3.
[73] ‘Le Mouvement Agraire Belge. Son programme’, La Terre (12 december 1931), 1.
[74] De SAINT-MOULIN, M., ‘La crise ministérielle. Le conflit linguistique’, La Terre (21 mei 1932), 1-3. In 1935 zou de Parti agraire zich toch uitspreken in die kwestie. Het standpunt was duidelijk liberaal: “Le rôle de l’état est de rendre la liberté possible en la subsidiant.” (‘Quelques précisions nécessaires’, La Terre (16 november 1935), 1.
[75] P. VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972, 349-350.
[76] De SAINT-MOULIN, M., ‘Un os à ronger. La comédie gouvernementale’, La Terre (19 december 1931), 1.
[77] De SAINT-MOULIN, M., ‘Les acrobaties de ‘notre’ ministre’, La Terre (2 januari 1932), 1.
[78] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 177.
[79] ‘Le flamingantisme de Van Dievoet’, La Terre (13 augustus 1932), 2.
[80] ‘Le flamingantisme de Van Dievoet. Un incident significatif’, La Terre (24 september 1932), 2.
[81] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, 25 jaar Belgisch socialisme. Evolutie van de verhouding van de Belgische werkliedenpartij tot de parlementaire democratie in België van 1914 tot 1940, Leuven, 1967, 279-280.
[82] VAN LIERDE, M., ‘Un peu de philosophie’, La Terre (27 augustus 1932), 1.
[83] De SAINT-MOULIN, M., ‘Offensive prolétarienne. Les avantages de la force’, La Terre (16 juli 1932), 1. Zie ook CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, 25 jaar Belgisch socialisme, 296-302.
[84] De SAINT-MOULIN, M., ‘Offensive prolétarienne. Les avantages de la force’, La Terre (16 juli 1932), 1.
[85] VAN LIERDE, M., ‘La comédie recommence. Halte-la!’, La Terre (17 september 1932), 1-2.
[86] Volksvertegenwoordiger (Verviers) 26 mei 1929 – 1946. VAN MOLLE, Het Belgische parlement, 293.
[87] De SAINT-MOULIN, M., ‘À propos de la nouvelle loi sur les pensions de vieillesse. Une félonie des mandataires agricoles’, La Terre (13 augustus 1932), 1. In PARL. HAND. (1931-1932 deel II), p. 2464 wordt bevestigd dat Sandront ja stemde bij de ‘hoofdelijke stemming van het wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen der wet van 14 juli 1930 betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en voortijdige dood’.
[88] DISCRY, J., ‘La nouvelle loi sur les pensions de vieillesse’, La Défense Agricole Belge (10 augustus 1932), 1.
[89] Zie bijlage 4 voor een cartoon hierover, gepubliceerd in La Terre.
[90] Wet gepubliceerd op 23 juli 1932. Zie L. MARSTBOOM e.a., Le Cadastre et l’impôt foncier, Brussel, 1956, 187-201.
[91] De SAINT-MOULIN, M., ‘Le scandale de l’impôt foncier. Un impôt sur le capital’, La Terre (30 januari 1932), 1-2; De SAINT-MOULIN, M., ‘Les abus honteux de l’impôt foncier. Oeuvre des partis bourgeois’, La Terre (13 februari 1932), 1-2.
[92] ‘Réflexions d’un militant agraire’, La Terre (30 juli 1932), 2.
[93] ‘Appèl aux électeurs paysans!’, La Terre (19 november 1932), 1. Ondertekend met LES CANDIDATS AGRAIRES.
[94] VAN LIERDE, M., ‘Pourquoi nous ne luttons pas aux élections communales’, La Terre (24 september 1932), 1.
[95] ‘Comment voter aux élections communales?’, La Terre (1 oktober 1932), 1.
[96] Ibid.
[97] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België, 340.
[98] De SAINT-MOULIN, M., ‘Après les élections communales. La poussée à gauche’, La Terre (15 oktbober 1932), 1-2.
[99] Ze beseften dus blijkbaar zelf ook dat hun programma nog te vaag was. De verschillende arrondissementele organisaties kregen de opdracht mee na te denken over het programma.
[100] De SAINT-MOULIN, M., ‘Notre organisation agraire. Ce qu’elle sera’, La Terre (8 oktober 1932), 1-2.
[101] DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 50. Een concrete aanleiding werd toen niet gegeven, noch in La Terre, noch in La Défense Agricole Belge.
[102] ‘Appèl aux paysans’, La Terre (22 oktober 1932), 1. Ondertekend met LA TERRE.
[103] CORNIL, X., ‘Les communes’, La Terre (22 oktober 1932), 2. Aanvankelijk wilde de auteur de werking van de gemeenten uitleggen omdat na de laatste verkiezingen veel landbouwers in de gemeenteraden terecht gekomen waren. Maar hij liet de uitleg over de partijprogramma’s voorgaan omdat alle plaats nodig was voor propaganda (sic).
[104] De SAINT-MOULIN, M., ‘Propagande! Propagande! En avant pour la bataille!’, La Terre (5 november 1932), 1. Zie bijlage 5 voor voorbeelden van verkiezingsaffiches.
[105] De kieslijsten in La Terre (19 november 1932), 2-3. Zie bijlage 6 voor een opsomming van de namen op de kieslijsten.
[106] Supra 1.2.
[107] Supra 1.1.3.
[108] Armand Jabon was provinciaal senator voor Luxemburg vanaf 16 juli 1929. In 1932 werd hij niet herkozen. VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 58.
[109] De volledige kieslijsten van de liberale partij voor de parlementsverkiezingen van 1932 kunnen geraadpleegd worden in Parlementsverkiezingen. Uitslagen der verkiezingen van 27 november 1932. Algeheele vernieuwing van Kamer en Senaat, Brussel (Moniteur belge), 1933.
[110] Provincieraadslid voor Henegouwen 1921-1932; senator (Tournai-Ath) 27 november 1932 – 1936. VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 53.
[111] VAN LIERDE, M., ‘L’incartade de M. le président des U.P.A. Contradictions et métamorphoses’, La Terre (5 november 1932), 2.
[112] X. de P., ‘L’enjeu des élections. Il ne faut pas voter pour les socialistes. Il ne faut pas voter pour les listes dites “agraires”’, La Défense Agricole Belge (26 november 1932), 1.
[113] Ibid.
[114] ‘Electeurs, lisez! Jusqu’au bout!’, La Défense Agricole Belge (26 november 1932), 1.
[115] AIDOUARE, E., ‘Une grave affaire’, L’Alliance Agricole Belge (12 november 1932), 1.
[116] ‘Aucun cultivateur catholique ne peut voter pour des listes dissidentes aux elections provinciales’, L’Alliance Agricole Belge (3 december 1932), 1.
[117] LEUVEN, KADOC, Centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond, nr. 6.2.3.1: Hoofdbestuur verslagen 20 januari 1935 – 22 februari 1937.
[118] Zie bijvoorbeeld de knipselmappen met artikels uit La Terre.
[119] ‘Les remèdes que le congrès agraire du P.O.B. propose d’appliquer à la crise agricole’, Le Peuple (2 november 1932), 3.
[120] Zie bijvoorbeeld DEWINNE, A., ‘Les classes moyennes devant le capitalisme’, Le Peuple (10 november 1932), 1.
[121] ‘Tribune libre. Réflechissons’, Le Soir (25 november 1932), 1.
[122] DELVAUX, L., ‘Les élections du 27 novembre. La crise agricole et l’intérêt national’, Le Vingtième Siècle (24 november 1932), 1.
[123] DE SMET, Atlas des élections belges, 27.
[124] Ibid., 162 en 180. Voor een verdeling van de resultaten per kanton, zie bijlage 7.
[125] La Terre (3 december 1932), 1.
[126] VAN LIERDE, M., ‘Après les élections’, La Terre (3 december 1932), 1.
[127] GERARD, J., ‘Après les élections’, La Terre (3 december 1932), 1.
[128] PETIT-LEFEBVRE, C., ‘Après les élections’, La Terre (3 december 1932), 1.
[129] X. de P., ‘Entre deux scrutins. L’échec total du parti dit agraire’, La Défense Agricole Belge (3 december 1932), 1.
[130] Ik heb gezocht in Sociétés commerciales. Annexe au moniteur belge en in Moniteur belge. Recueil des actes des unions professionnelles
[131] De ondertitel van La Terre wijzigde in ‘Hebdomadaire de politique agricole – Organe du Parti Agraire Belge’.
[132] Zie bijlage 8 voor de samenstelling van het directiecomité. In La Terre werd nooit melding gemaakt van een algemene vergadering, laat staan van een wijziging van het directiecomité.
[133] Het programma in ‘Constitution officielle du Parti Agraire’, La Terre (7 januari 1933), 1.
[134] Supra 1.2.
[135] Supra 1.1.2.
[136] ‘Des armes, des munitions!’, La Terre (28 april 1934), 1.
[137] In bijlage 9 zijn ter vergelijking ook de prijzen van enkele andere landbouwmagazines opgenomen, namelijk van De Boer, Le Paysan, L’Alliance Agricole Belge en La Défense Agricole Belge.
[138] Bijlage 9 is gebaseerd op AGENCE BELGE DE PUBLICITE, Catalogue des journaux belges et luxembourgeois, Brussel, edities 1934 en 1939. In editie 1939 blijken de prijzen van La Terre gestegen te zijn.
[139] Zie bijvoorbeeld bijlage 3 en 4.
[140] ‘L’insigne du parti’, La Terre (27 oktober 1934), 1.
[141] Communiqué van het directiecomité van de Parti agraire, gepubliceerd op de voorpagina van La Terre (30 maart 1935).
[142] Uit de berichtgeving in La Terre is het niet duidelijk om welk type verzekering het ging.
[143] Ibid. noot 8: het communiqué van het directiecomité.
[144] De SAINT-MOULIN, C., ‘Les élections en mai?’, La Terre (28 maart 1936), 1.
[145] VAN LIERDE, M., ‘Pleins pouvoirs, pleins périls. Le devoir de l’heure: Paysan! Souviens-toi!’, La Terre (13 mei 1933), 2-3.
[146] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (28 januari 1933), 1-2.
[147] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België, 336-355.
[148] ‘Un défi à la classe paysanne!’, La Terre (24 november 1934), 1.
[149] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (23 maart 1935), 1-2.
[150] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (7 januari 1933), 2.
[151] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (21 januari en 17 juni 1933), 2. Vlak voor de verkiezingen van 1936 zou de Parti agraire over de sociale wetten een totaal ander standpunt verdedigen; infra 2.2.4.
[152] ‘La grève de l’impôt? Le pays en a assez!’, La Terre (2 juni 1934), 1.
[153] E. BUYST, Economische geschiedenis van de hedendaagse tijd, Cursus, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2005, 88.
[154] BUYST, Economische geschiedenis, 88.
[155] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België, 336-355.
[156] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (27 april 1935), 2-3.
[157] BUYST, Economische geschiedenis, 88.
[158] Zie onder andere de artikels VAN LIERDE, M., ‘Après l’escroquerie de la dévaluation, le chantage de la conversion’, La Terre (18 mei 1935), 2. en JABON, A., ‘Le pouvoir d’achat du franc dévalué’, La Terre (8 juni 1935), 1.
[159] VA LIERDE, M., ‘Dévaluation’, La Terre (10 oktober 1936), 1.
[160] VAN LIERDE, M., ‘Le problème du chômage. Les remèdes’, La Terre (2 maart 1935), 1.
[161] Zie ook L. WILS, ‘Frans Van Cauwelaert’, Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, CD-ROM, Tielt, 1998.
[162] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (13 januari 1934), 2.
[163] Deze valorisatie was, naast protectionistische maatregelen, één van de plannen van de overheid om de landbouwcrisis te bestrijden. Concreet ging het om een verplichte inmenging van binnenlands graan. Zie DESMECHT, Reacties op de landbowcrisis, 149-165.
[164] ‘Le loup dans la bergerie. M. Van Cauwelaert à l’agriculture’, La Terre (16 juni 1934), 2.
[165] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (25 augustus 1934), 2.
[166] Over de landbouwgroep en de economische crisis, zie GERARD, De katholieke partij in crisis, 305-307.
[167] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (25 maart 1933), 2.
[168] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (15 juli 1933), 2.
[169] ‘Vers une politique agricole. Offices agricoles et fonds national agricole’, La Terre (2 juni 1934), 2.
[170] JABON, A., ‘Nécessité d’un bureau des statistiques agricoles’, La Terre (11 mei 1935), 1.
[171] Encarta Winkler Prins Encyclopedie, ‘Internationale’, CD-ROM, Microsoft/Het Spectrum, 2003.
[172] JABON, A., ‘La crise du socialisme’, La Terre (2 september 1933), 1.
[173] Waarschijnlijk de wet op het kadastraal inkomen, supra 1.4.3.
[174] JABON, A., ‘Le programma agraire du parti socialiste’, La Terre (4 april 1936), 1.
[175] L. VAN MOLLE, ‘100 jaar ministerie van landbouw. Het Belgisch landbouwbeleid in de wisselwerking tussen economische en sociale toestanden, politiek en administratie, 1884-1984’, Agricontact, 154 (speciaal themanummer, september 1984).
[176] Arthur Wauters was één van de landbouwspecialisten van de socialistische partij. Hij speelde een belangrijke rol op het landbouwcongres van de partij in oktober 1931. Zie o.a. A. WAUTERS, L’évolution de la technique agricole et la main d’oeuvre, s.l., 1930, waarin hij zijn vrees uitdrukt voor het verdwijnen van het kleinbedrijf. (DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 207).
[177] Geciteerd in ‘L’obsession agraire’, La Terre (2 mei 1936), 2.
[178] Supra 1.3.2.: de verwijzing naar het onbestaande artikel van Sandront in La Défense Agricole Belge en hun interpretatie van het artikel van Baudhuin over de landbouwvertegenwoordiging in België.
[179] VAN LIERDE, M., ‘Assez d’equivoques. Il faut y voir clair’, La Terre (9 november 1935), 1.
[180] VAN LIERDE, M., ‘Nos adversaires’, La Terre (9 mei 1936), 2.
[181] JABON, A., ‘Le programma agraire du parti socialiste’, La Terre (4 april 1936), 1
[182] VAN LIERDE, M., ‘Nos adversaires’, La Terre (9 mei 1936), 2.
[183] JABON, A., ‘Politique agricole d’alimentation à bon marché’, La Terre (29 februari 1936), 1.
[184] JABON, A., ‘Projet de loi instituant le droit à la réduction des fermages excessifs’, La Terre (17 december 1932), 1.
[185] P. GOURDET en H. CLOSON, La réduction des fermages : commentaire de la loi temporaire du 10 août 1933 relative à la réduction de certains fermages, Brussel, 1933, 7.
[186] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (5 augustus 1933), 2.
[187] ‘Ce que nous voulons’, La Terre (17 november 1934), 1.
[188] ‘Au congrès du Parti agraire français’, La Terre (10 februari 1934), 1.
[189] JABON, A., ‘Débats parlementaires’, La Terre (16 maart 1935), 1.
[190] VERAGHTERT, ‘Het economische leven 1918-1940’, 92.
[191] DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 187.
[192] M. TRACY, Agriculture in Western Europe, New York, 1964, 130.
[193] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (10 juni 1933), 2.
[194] Gustave Sap was minister van landbouw, openbare werken en middenstand van 17 december 1932 tot 6 juni 1934. (Van Molle, Het Belgisch parlement, 294.)
[195] Nu verouderde massa-eenheid, meestal gelijk aan 100 pond maar soms ook 100 kg. (Encarta Winkler Prins encyclopedie, ‘centenaar’, CD-ROM, Microsoft/Het Spectrum, 2003.)
[196] PETIT-LEFEBVRE, C., ‘Surproduction’, La Terre (26 mei 1934), 2.
[197] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (25 februari 1933), 2.
[198] AMAND, G., ‘Troc et autarchie’, La Terre (22 september 1934), 1-2.
[199] JABON, A., ‘Débats parlementaires’, La Terre (16 maart 1935), 1.
[200] Infra 2.3.3.
[201] Supra 1.4.3 en het programma gepubliceerd in La Terre van 16 november 1935 na het vastleggen van de verkiezingen op 11 oktober 1936.
[202] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (6 mei 1933), 2.
[203] R. LEVINE, The history of Brazil, Londen, 1999, 77-96
[204] J. BERENGER, Histoire de l’Autriche, Parijs, 1994, 103.
[205] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (16 september 1933), 2. Gelijkaardige artikels verschenen over Noorwegen, waar 25 landbouwers in het parlement zaten (JABON, A., ‘Agrariens et politiciens’, La Terre (18 maart 1933), 1.) en over Spanje, waar 61 zetels naar de Parti agraire waren gegaan (‘Le parti agraire en Espagne’, La Terre (25 november 1933), 1.).
[206] G. BROOK-SHEPHERD, Dollfuss, Londen, 1961, 45-85.
[207] WANDRUSZKA, A., ‘Der “Landbund für Österreich”’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 587-602.
[208] Supra 1.3.1.
[209] ‘Une grandiose manifestation paysanne à Paris’, La Terre (11 februari 1933), 3.
[210] L. VAN YPSERSELE, Le roi Albert. Histoire d’un mythe, Ottignies, 1995, 104.
[211] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België, 355-366.
[212] VAN YPERSELE, Le roi Albert, 46.
[213] Overlijdensbericht Albert I in La Terre (24 februari 1934), 1.
[214] GERARD, J., ‘Bulletin politique: Le discours du Trône’, La Terre (3 maart 1934), 3.
[215] J. VELAERS en H. VAN GOETHEM, Leopold III. De koning, het land, de oorlog, Tielt, 1994, 67-77.
[216] Geciteerd in GERARD, J., ‘Bulletin politique: Le discours du Trône’, La Terre (3 maart 1934), 3. Dit blijkt een correct citaat te zijn, de troonrede van Leopold III is integraal gepubliceerd in PARL. HAND. (1933-1934 deel II), p. 1083.
[217] STENGERS, J., ‘Belgium’, H. ROGGER en E. WEBBER red., The European Right. A historical profile, Londen, 1966, 128-167.
[218] Ook in 1939, wanneer de oorlogsdreiging heel reëel wordt, blijft het royalisme doorwegen: de koning heeft er tot dantoe voor gezorgd dat de vrede bewaard bleef voor België. ‘Le roi, gardien de nos libertés’, La Voix de la Terre (18 november 1939), 1.
[219] GERARD, J., ‘Bulletin Politique’, La Terre (21 januari 1933), 2.
[220] JABON, A., ‘Les groupes économiques et l’organisation politique’, La Terre (10 maart 1934), 1.
[221] JABON, A., ‘Dictature politique ou démocratie économique’, La Terre (23 september 1933), 1.
[222] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (21 januari 1933), 2.
[223] La Gazette: gesticht in 1871, liberaal dagblad uit Brussel. La Gazette de Charleroi: gesticht in 1878, liberaal dagblad. (L. BERTELSON, La presse d’information. Tableau chronologique des journaux belges, Brussel, 1974, 101.)
[224] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (21 januari 1933, 11 februari 1933, 4 maart 1933), 2.
[225] GERARD, De katholieke partij in crisis, 219-223.
[226] GERARD, J., ‘Le Parti Agraire et les U.P.A’, La Terre (7 januari 1933), 1.
[227] ‘Le Parti Agraire et les U.P.A. Mise au point’, La Terre (15 juli 1933), 1.
[228] Infra 2.4.3.
[229] ‘L’emprise du Boerenbond en Wallonie’, La Terre (11 februari 1933), 2.
[230] JABON, A., ‘Contre l’emprise du Boerenbond. Le cri d’alarme des paysans wallons’, La Terre (6 oktober 1934), 2.
[231] Zoals het verhaal over het invoeren van Russisch graan, supra 1.3.2.
[232] JABON, A., ‘Contre l’emprise du Boerenbond. Le cri d’alarme des paysans wallons’, La Terre (6 oktober 1934), 2.
[233] Ibid.
[234] Die Waalse beweging had nauwelijks weerklank vóór 1950-1960. Vanaf 1932 begonnen de Walen wel in beweging te komen om de algemene tweetaligheid te weigeren. Er waren verschillende Waalse politieke partijen actief, waaronder het Action wallonne en het Front démocratique wallon, beide gesticht in 1933. KESTELOOT, C., ‘Waalse Beweging en nationale identiteit’, K. DEPREZ en L. VOS red., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging 1780-2000, Antwerpen, 1999, 160-176.
[235] Inzet op de voorpagina van La Terre (28 maart 1936).
[236] Supra 1.3.2.
[237] BUYST, CERA, 124.
[238] JABON, A., ‘Le programme du gouvernement. Emprunts extérieurs pour l’état, prêts intérieurs aux politiciens financiers’, La Terre (8 december 1934), 1.
[239] BUYST, CERA, 143.
[240] JABON, A., ‘Le programme du gouvernement. Emprunts extérieurs pour l’état, prêts intérieurs aux politiciens financiers’, La Terre (8 december 1934), 1.
[241] JABON, A., ‘Politiciens, financiers, epargnants’, La Terre (14 september 1935), 1.
[242] ‘Syndicat des anciens actionnaires de la Banque Agricole’, La Terre (21 oktober 1933), 1-2.
[243] CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, 25 jaar Belgisch socialisme, 327-333.
[244] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (31 maart 1934), 2.
[245] E. WITTE en R. DE PRETER, Samen sparen. De geschiedenis van de spaarbank Codep en haar voorlopers, Leuven, 1989, 237.
[246] Ibid., 239.
[247] Op 15 april 1931 werd een definitief akkoord gesloten tussen de Comptoir des dépôts et des prêts en de Belgische bank van de arbeid. Deze laatste bleef in de praktijk over als enige socialistische bankinstelling. (WITTE, Samen sparen, 227.)
[248] WITTE, Samen sparen, 240.
[249] PETIT-LEFEBVRE, C., ‘Banque Belge du travail et Banque agricole Belge’, La Terre (10 november 1934), 1.
[250] Ibid.
[251] H. Lambrechts aan Van Ackere, 21 november 1931 (papieren Fernand Van Ackere, 101). Geciteerd in HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België, 338.
[252] Oproep op de voorpagina van La Terre (13 oktober 1934).
[253] Vermoedelijk gaat het hier om de Parti national indépendant corporatif. Zij behaalden 18.844 stemmen bij de tussentijdse verkiezingen in Brussel in april 1935 (HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België, 377-380).
[254] De Brusselse schepen Raymond Pattou onderscheidde in Le moniteur de la pâtisserie (1 januari 1934) zes redenen voor het falen van de middenstandsbeweging. Deze redenen worden geëvalueerd in HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België, 487-495.
[255] Het artikel uit L’Assaut werd geciteerd in ‘Une leçon pour les classes moyennes’, La Terre (13 januari 1934), 1. Ik heb over L’assaut geen verdere informatie teruggevonden, noch in L. BERTELSON, La presse d’information. Tableau chronologique des journaux belges, Brussel, 1974.; noch in AGENCE BELGE DE PUBLICITE, Catalogue des journaux belges et luxembourgeois, Brussel, 1939.
[256] Sébastien Winandy was katholiek volksvertegenwoordiger van 28 november 1918 tot aan zijn overlijden in 1939.
[257] JABON, A., ‘L’unité politique des paysans. Le parti agraire’, La Terre (24 februari 1934), 1.
[258] GERARD, J., ‘Bulletin politique’, La Terre (15 december 1934), 2.
[259] HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België, 260.
[260] ‘Le congrès de Burgerstrijd’, La Terre (21 september 1935), 1.
[261] Ibid.
[262] DESMECHT, Reacties op de landbouwcrisis, 52.
[263] GERARD, J., ‘Les bases doctrinales du Parti Agraire’, La Terre (25 maart 1933), 1.
[264] Supra 2.4.2: het communautaire aspect in het verzet van de Parti agraire tegen de expansiepolitiek van de Boerenbond. Zie ook supra 2.2.2 : haar houding wanneer Van Cauwelaert minister van landbouw werd.
[265] Infra 3.4.1 en 3.4.2.
[266] ‘Déclaration du Comité directeur du Parti Agraire’, La Terre (16 november 1935), 1.
[267] LUYKX en PLATEL, Politieke geschiedenis van België, 355.
[268] De SAINT-MOULIN, C., ‘Les élections en mai?’, La Terre (28 maart 1936), 1.
[269] De kieslijsten, zie bijlage 10.
[270] In vergelijking met 1932: communisten +6, VNV +8, Rex +21, katholieke partij -16, socialisten -3, liberalen -1. DE SMET, Atlas des élections belges, 29.
[271] Voor een verdeling van de stemmen per kanton, zie bijlage 11.
[272] GERARD-LIBOIS, J., ‘Rex 1936-1940. Flux, reflux, tensions et dislocations’, Courrier hebdomadaire de CRISP, 1226 (1989).
[273] Bijlage 12 bevat een vergelijking van de resultaten van 1932 en 1936.
[274] Opschrift bovenaan op de voorpagina van La Terre (30 mei 1936).
[275] Opschrift op de voorpagina van La Terre (30 mei 1936).
[276] D’HOMESSE, L., ‘Après les programmes électoraux…’, La Défense Agricole Belge (30 mei 1936), 1.
[277] DELVAUX, L., ‘Le parti catholique seul défenseur des intérêts agricoles’, Le Vingtième Siècle (22 mei 1936), 1.
[278] J. ETIENNE, Le mouvement Rexiste jusqu’en 1940, Parijs, 1968, 53-63.
[279] ‘Le salut agriculture est dans la mort des partis’, Le Pays Réel (23 mei 1936), 3.
[280] Ook uit volgende artikels blijkt dat Rex zich eveneens op de landbouwers richtte: ‘La campagne votera Rex. Les paysans ont été grugés par les partis. Rex les sauvera’, Le Pays Réel (24 mei 1936), 7; ‘Rex et la classe paysanne. Rex veut pour elle: …’, Le Pays Réel (24 mei 1936), 6.
[281] Onder andere Charles Petit-Lefebvre beweerde dit in La Terre (6 juni 1936).
[282] Hierboven werd met enkele voorbeelden uit Le Pays Réel reeds aangetoond dat Rex op de landbouwers mikte.
[283] Ibid., 64.
[284] Dit bleek correct te zijn; zie onder andere ‘Rex et la classe paysanne. Rex veut pour elle: …’, Le Pays Réel (24 mei 1936), 6.
[285] De SAINT-MOULIN, C., ‘Rex et les agriculteurs’, La Terre (2 augustus 1936), 2.
[286] ETIENNE, Le mouvement rexiste, 123.
[287] K. DEGANS, Rex in het parlement 1936 - 1939, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 1998.
[288] ‘Le Parti socialiste et les ouvriers agricoles’, La Terre (4 juli 1936), 1.
[289] VAN LIERDE, M., ‘Ce que nous voulons’, La Terre (3 oktober 1936), 1-2.
[290] Volgens het zelfbeeld van de Parti agraire waren ze zelf kleine eenvoudige boeren, en wilde de Parti agraire vooral die kleine boeren verdedigen. Supra 1.2.
[291] JABON, A., ‘La défense des classes moyennes. Les caisses officielles de crédit’, La Terre (6 maart 1937), 1.
[292] Opschrift op de voorpagina van La Terre (19 juni 1937).
[293] HEYRMAN, Middenstandsbeweging en beleid in België, 470.
[294] BUYST, CERA, 227.
[295] A. FLORQUIN, Het landbouwkrediet in België, Leuven, 1949, 171-187.
[296] Id.
[297] ‘Quand le loup est dans le bergerie. L’institut de crédit agricole doit être réformé’, La Terre (18 juni 1938), 1-2.
[298] JABON, A., ‘L’institut national de crédit agricole’, La Terre (20 november 1937), 1.
[299] FLORQUIN, Het landbouwkrediet, 171-187.
[300] JABON, A., ‘Le syndicalisme agraire’, La Terre (20 juni 1936), 1.
[301] BIRON, A., ‘Nos syndicats agricoles’, La Terre (18 september 1937), 2.
[302] JABON, A., ‘La corporation et l’économie moderne’, La Terre (25 september 1937), 1-2.
[303] ‘Quand les paysans se bougent! Le syndicalisme paysan en marche victorieuse dans les Flandres’, La Terre (25 juli 1936), 1.
[304] ‘Une réforme qui s’impose. La représentation élective de l’agriculture’, La Terre (5 september 1936), 1.
[305] JABON, A., ‘Chambres féodales d’agriculture’, La Terre (31 juli 1937), 1-2.
[306] JABON, A., ‘L’organisation des professions et métiers’, La Terre (25 juni 1938), 1-2.
[307] GERARD, De katholieke partij in crisis, 490-496.
[308] ‘Le parti catholique social’, La Terre (15 mei 1937), 4.
[309] ‘Un aveu à retenir. Pourquoi le Parti Catholique a toujours trompé les paysans’, La Terre (10 september 1938), 1.
[310] Supra 1.4.1.
[311] M. VAN DEN WIJNGAERT, B. DE WEVER en F. MAERTEN, België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, 2004, 11. Zie ook R. COOLSAET, België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000, Leuven, 2001, 269-271.
[312] ‘L’Allemagne, la France et nous’, La Terre (17 oktober 1936), 2.
[313] JABON, A., ‘Les paysans, la paix et la guerre’, La Terre (2 januari 1937), 1.
[314] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 308.
[315] LAMBRECHTS, P., ‘Perspectives ouvertes à l’autarcie alimentaire de la Belgique’, La Voix de la Terre (11 november 1939), 4.
[316] ‘Il faut démobiliser les chefs d’exploitation. La vraie formule’, La Voix de la Terre (3 februari 1940), 1; ‘Il faut démobiliser les chefs d’exploitation. S’opposer à cette mesure serait commettre un crime contre la Nation’, La Voix de la Terre (10 februari 1940), 1.
[317] Soort slagzin, rechts bovenaan de voorpagina van La Terre (22 augustus 1936).
[318] FARQUHARSON, J. E., ‘The agrarian policy of National Socialist Germany’, R. G. MOELLER red., Peasants and lords in modern Germany. Recent studies in agricultural history, Boston, 1986, 233-259.
[319] ‘La situation des paysans sous le régime Hitlérien’, La Terre (21 november 1936), 3.
[320] JABON, A., ‘L’agriculture en Russie. Le Mir et le Kolkhose’, La Terre (10 juli 1937), 1.
[321] Opschrift rechts bovenaan de voorpagina van La Terre (22 augustus 1936).
[322] ‘Liberté’, La Terre (23 januari 1937), 2.
[323] R. DAU en F. SVATOSCH, Neueste geschichte der Tschechoslowakei, Berlijn, 1985, 74-89; LEMBERG, H., ‘Die agrarische parteien in den Böhmischen Ländern und in der Tschechoslowakischen Republik’, H. GOLLWITZER red., Europäische Bauernparteien im 20. Jahrhundert (Quellen und Forschungen zur Agrargeschichte. Band 29), Stuttgart, 1977, 323-358.
[324] R. SMELSER, The Sudeten problem 1933-1938. Volkstumspolitik and the formulation of Nazi foreign policy, Middletown, 1975, 42.
[325] Brief integraal gepubliceerd in La Terre (26 maart 1938).
[326] De SAINT-MOULIN, C., ‘La Tchécoslovaquie. Nation où les paysans gouvernent et se gouvernent eux-mêmes’, La Terre (12 juni 1937), 1.
[327] Zie onder andere ‘Quand un Parti Paysan gouverne’, La Terre (4 juni 1938), 1.
[328] ‘Agrarisme’, La Terre (1 januari 1938), 1
[329] Infra 3.3.1.
[330] ‘Démocratie’, La Terre (22 januari 1938), 1-2.
[331] ‘Les trois aspects de l’agrarisme’, La Terre (30 juli 1938), 2-3.
[332] ‘Agrarisme et parti agraire’, La Terre (15 januari 1938), 1-2.
[333] FARQUHARSON, ‘The agrarian policy of National Socialist Germany’, 234.
[334] M. EIDENBENZ, Blut und Boden: zu Funktion und Genese der Metaphern des Agrarismus und Biologismus in der nationalsozialistischen Bauernpropaganda R. W. Darrés, Bern, 1993.
[335] W. DARRE, Neuadel aus Blut und Boden, Berlijn, 1930.
[336] ‘Agrarisme et liberté’, La Terre (8 januari 1938), 2.
[337] ‘Syndicalisme’, La Terre (5 februari 1938), 1-2.
[338] ‘MM. Criquelion et Vignette à Genoux devant le trust de l’azote. Un document capital’, La Terre (23 april 1938), 1.
[339] ‘Mentez, calomniez, il en restera toujours quelque chose!...’, La Défense Agricole Belge (27 april 1938), 1.
[340] ‘Vers l’épuration aux UPA. Les révélations de LA TERRE ont eu un grand retentissement’, La Terre (30 april 1938), 1. Daarin wordt verwezen naar het artikel ‘Dissension aux Unions Professionelles agricoles. Il faut que toute la vérité soit révélée sur l’influence souterraine des trusts’.
[341] ‘Une séance de blanchissage manqué’, La Terre (14 mei 1938), 1.
[342] VAN LIERDE, M., ‘Vers l’épuration des UPA’, La Terre (30 juli 1938), 1.
[343] Ibid.
[344] ‘Le Boerenbond nous écrit’, La Terre (3 oktober 1936), 2.
[345] LEUVEN, KADOC, Centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond, nr. 6.2.3.1: Hoofdbestuur verslagen 20 januari 1935 – 22 februari 1937.
[346] Supra 1.3.2.
[347] ‘Coopératives agricoles’, La Terre (4 juni 1938), 3.
[348] VAN LIERDE, M., ‘le congrès de l’Alliance Agricole Belge à Namur’, La Terre (2 oktober 1937), 1.
[349] Infra 3.4.3.
[350] COPPEIN, B., ‘De hand aan de ploeg. Vlaamse landbouworganisaties en Vlaams-nationalistische partijen in de twintigste eeuw – deel 1’, Wetenschappelijke tijdingen, 64 (2005), 67-87.
[351] ‘Une étape vers la concentration des forces paysannes en Belgique. Le front paysan se constitue’, La Terre (19 juni 1937), 1.
[352] JABON, A., ‘A Tournai. La révolte paysanne’, La Terre (5 maart 1938), 1-2.
[353] ‘Le front paysan flamand. Quand les paysans font la grève!’, La Terre (9 juli 1938), 1.
[354] COPPEIN, ‘De hand aan de ploeg’, 77-78.
[355] VAN LIERDE, M., ‘La grève des paysans’, La Terre (16 juli 1938), 1.
[356] Supra 1.3.1.
[357] Opschrift op de voorpagina van La Terre (22 oktober 1938).
[358] Telegram integraal overgenomen op de voorpagina van La Voix de la Terre (29 oktober 1938).
[359] ‘Goed nieuws op het landbouwfront’, Het Boerenfront (29 oktober 1938), 1.
[360] ‘Unies, les forces paysannes seront invincibles!’, La Voix de la Terre (5 november 1938), 1.
[361] COPPEIN, ‘De hand aan de ploeg’, 77-78.
[362] ‘Over onze betoging’, Het Boerenfront (23 juni 1939), 3.
[363] Zie bijvoorbeeld ‘L’action du Boerenfront. La grève des pommes de terre’, La Voix de la Terre (12 november 1938), 1-2 en het verslag over de staking en het congres van Boerenfront op 25 juni 1939 in La Voix de la Terre (1 juli 1939).
[364] Zie bijlage 13 voor een volledige lijst van de namen van de leden van het directiecomité.
[365] LEUVEN, KADOC, Centrale bestuurs- en adviesorganen van de Belgische Boerenbond, nr. 6.2.3.2: Hoofdbestuur verslagen 5 januari 1937 – 7 juli 1939.
[366] ‘Front Paysan. Compte rendu de la réunion du Comité directeur du 8 mars 1939’, La Voix de la Terre (11 maart 1939), 1.
[367] ‘Le Front Paysan ne faillira pas’, La Voix de la Terre (8 april 1939), 1.
[368] JABON, A., ‘Notre organisation professionelle’, La Voix de la Terre (7 januari 1939), 1-2.
[369] Dit is het cijfer dat in La Voix de la Terre gegeven werd. In werkelijkheid ging het om 15 à 20.000 deelnemers.
[370] Het verslag over de staking en het congres van Boerenfront op 25 juni 1939 in La Voix de la Terre (1 juli 1939).
[371] ‘Et voici le Front Paysan’, La Voix de la Terre (27 mei 1939), 1.
[372] Supra 3.2.1.
[373] JABON, A., ‘La crise des démocraties’, La Voix de la Terre (14 januari 1939), 1-2.
[374] P. DE CAUWER, De reactie van de Vlaamse boerenwereld op de landbouwcrisis na het faillissement van de Middenkredietkas (1935-1940). De acties en de politieke betekenis van het Boerenfront, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, departement Geschiedenis, 1982, 90-92; COPPEIN, ‘De hand aan de ploeg’, 79-81.
[375] B. DE WEVER, Greep naar de macht: Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: Het VNV 1933-1945, Tielt, 1994, 254-256.
[376] In vergelijking met 1936 bijvoorbeeld: Kontich +11,3%; Zandhoven +8,9%; Brecht + 6,6%.
[377] DE WEVER, Greep naar de macht, 254-256.
[378] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 310-315.
[379] VAN DEN WIJNGAERT, België tijdens de Tweede Wereldoorlog, 72-75.
[380] A. HENAU en M. VAN DEN WIJNGAERT, België op de bon. Rantsoenering en voedselvoorziening onder Duitse bezetting 1940-1944, Leuven, 1986, 45-64.
[381] SEGERS, VAN MOLLE en VAN HAUTE, Leven van het land, 108.
[382] VAN MOLLE, Ieder voor allen, 310-315.
[383] ‘L’agriculture et l’ordre nouveau’, La Voix de la Terre (5 oktober 1940), 1. Ondertekend met ‘M. Bailly du Pays Réel’.
[384] ‘Un nouveau journal agricole va paraître’, La Voix de la Terre (2 november 1940), 1.
[385] REMACLE, O., ‘La Voix de la Terre disparaît. Les pages se succèdent… et le destin des hommes s’accomplit’, La Voix de la Terre (23 november 1940), 1.
[386] Ibid. De belangrijkste publicaties van Boerenbond, De Boer, Le Paysan en De Boerin, kregen pas op 25 maart 1942 het bevel de uitgave stop te zetten. (VAN MOLLE, Ieder voor allen, 312.)