Nieuw Rechts in Vlaanderen. Het gedachtegoed van het Nieuw Rechtse tijdschrift ‘Teksten, Kommentaren en Studies’ (Sofie Delporte)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel II: Het Nieuw Rechtse Gedachtegoed

 

3. Het tegenproject van Nieuw Rechts

 

3.1 Een nominalistische wereldbeschouwing

 

            De filosofische basis waar Nieuw Rechts zich op beroept is het nominalisme. De nominalistische theorie gaat uit van de stelling dat begrippen slechts waar zijn in de mate dat ze geïncarneerd zijn, dat ze beleefd worden. Er is geen werkelijkheid buiten het werkelijke. De preëxistentie van algemene begrippen (of abstracties) wordt om die reden verworpen. Een algemeen universeel concept afleiden uit een serie van particuliere waarnemingen berust volgens het nominalisme slechts op pure conventie.[171]

 

            In het Nieuw Rechtse gedachtegoed duidt nominalisme op het primaat van de diversiteit.[172] Het is de antipode van het universalisme die de concrete werkelijkheid binnen het stramien van altijd en overal geldende formules wil brengen.[173] Het nominalisme wordt voorgesteld als de grondslag van de positieve tolerantie en van het anti-egalitarisme. Tolerantie vloeit volgens Nieuw Rechts logischerwijs voort uit de erkenning van de fundamentele diversiteit in de wereld en de wens die bestendigd te zien. Het anti-egalitarisme wordt afgeleid uit het verband dat wordt gelegd tussen de erkenning van die verscheidenheid en de erkenning van de ongelijkheid die hieruit voortvloeit.[174] Het idee als zou er zoiets bestaan als een universeel type-mens wordt door het nominalisme verworpen. Er bestaat geen mens in het algemeen. De verschillen tussen mensen zijn niet optelbaar. De ‘mensheid’ bestaat niet, er bestaan uitsluitend afzonderlijke en dus van elkaar verschillende mensen.[175]

 

            Voor de nominalist is de orde die wij rondom ons vaststellen niets anders dan de orde die wij er zelf inleggen, meestal buiten ons weten om. Wij hebben de neiging deze geprojecteerde verbanden te aanzien voor tijdloze, vaststaande gegevens. In werkelijkheid bestaat er geen logica buiten de mens. Het is ook de mens die zin geeft aan de dingen, maar eens hij een zin gegeven heeft, begint hij te geloven dat die zin er altijd is geweest. Men kan geen enkele ‘zin’ vaststellen in de organisatie en de vorm van de wereld. Om deze reden verwerpt Nieuw Rechts elke vorm van determinisme, zowel in de tijd als in de ruimte.[176] De nominalist wordt, volgens Nieuw Rechts, in tegenstelling tot de universalist, op geen enkele wijze verlamd door de complexiteit van de werkelijkheid. Integendeel, het feit van die realiteit als chaos te kunnen vatten, zet hem er toe aan om aan die chaotische massa iets organisch in de plaats te stellen.[177]

 

Het waarheidsbegrip dat door Nieuw Rechts wordt gesuggereerd ligt in het verlengde van dit nominalistisch uitgangspunt. Nominalisme betekent dat de kennis uit het actief kennend subject wordt geboren. Waar is wat bestaat en duurt. Wat waard is te zullen zijn, zal zijn enz.[178] Binnen het nominalisme wordt datgene maar aanvaard wat waargenomen wordt. Het nominalisme wordt dus gekenmerkt door een geloof in ervaringen, een geloof in een algemene waarheid onafhankelijk van de realiteit wordt radicaal afgewezen.[179] Geloof aan de objectiviteit kan er dus niet bij zijn. Wel het geloof aan de noodzaak van een tendens tot objectiviteit. Er wordt echter geen verdere uitleg over dit tendenskarakter verschaft.[180]

 

Aan dit nominalistisch uitgangspunt wordt ook het anti-intellectualisme van Nieuw Rechts gekoppeld. Uit de overtuiging dat “het leven altijd beter is dan het idee dat men er zich van maakt” wijst Nieuw Rechts het intellectualisme af.[181] De ziel heeft immers altijd voorrang op de geest, het karakter op de intelligentie, het aanvoelen op het intellect, de voorstelling op het denkbeeld, de mythe op de doctrine. Men kan onmogelijk het abstract bewijs leveren dat een bepaalde houding preferabel is boven een ander. De voorkeur voor een bepaald gedrag steunt altijd, bewust of onbewust, op het eigen waardensysteem en de eigen beoordelingscriteria. Men kan nooit de waarheid van de postulaten aantonen op dewelke men zijn waardensysteem bouwt. Ook de wetenschap ontsnapt niet aan deze regel: het is niet voor de ganse wereld evident dat een wetenschappelijke inhoud moet verkozen worden boven een andere. Het wetenschappelijk perspectief is slechts één van de vele mogelijke perspectieven. De rede heeft enkel een puur instrumentele rol: het is geen waarde op zich maar een werktuig.[182]

 

Nieuw Rechts erkent dus de relativiteit van elk waardensysteem, maar tegelijk wordt een algemeen relativisme verworpen. Er wordt gepleit voor een levenshouding gebaseerd op het nominalisme en een daarop geënt waardensysteem ‘dat ons eigen is’ met het argument dat een collectieve coherente wereldvisie nodig is als alternatief voor de cultuurcrisis van de Westerse wereld. In de hedendaagse Westerse samenleving overheerst twijfel en heeft iedereen zijn eigen waarheid.[183] De nood aan een dergelijk waardensysteem wordt verdedigd aan de hand van twee ‘waarnemingen’. Ten eerste de waarneming dat de mens niet kan gescheiden worden van zijn cultuur. De mens wordt geboren en brengt zijn leven door in een concrete spatio-temporele context. Hij wordt geboren met een specifieke erfenis die hij kan aanvaarden of verwerpen, maar waarvan hij niet iets anders kan maken dan dat wat ze is. Meer in het bijzonder houdt deze erfenis een aantal waarden en waardeoordelen in. Uit deze waarneming volgt de noodzaak om de eigen waarden van onze cultuur te identificeren. In het huidige tijdperk van twijfel en verwarring, moeten wij trachten te achterhalen wat ons in essentie toebehoort, we moeten opnieuw de afstamming van onze waarden in herinnering brengen.[184] De mens moet dus een zin voor traditie ontwikkelen, hij moet zover mogelijk in het verleden teruggaan om daar de waarden te (her)ontdekken die hem (zullen) toelaten datgene te zijn of datgene opnieuw te worden wat hij in essentie is. De kunst bestaat erin het duurzame van generatie op generatie door te geven en al het overige aan de wisselende omstandigheden van tijd en ruimte aan te passen of desnoods te vervangen door iets nieuws.[185] Deze zoektocht naar de waarden die ons eigen zijn veronderstelt een voorafgaandelijke bewustwording van ons ‘behoren tot’, van onze historische gemeenschappen en van onze collectieve identiteiten. Het tweede argument gaat uit van de waarneming dat een maatschappij slechts bestaat in samenhang met een aantal normen. Voor Nieuw Rechts is niet zozeer de inhoud van de norm (die veranderlijk is) van belang, maar wel het bestaan van de norm (wat constant is). Dat de inhoud van een norm varieert kan niet leiden tot de gevolgtrekking dat de norm zelf facultatief is. Vanuit de vaststelling dat normen conventies zijn en dat geen enkele samenleving het zonder normen kan stellen pleit Nieuw Rechts voor het scheppen van voorwaarden waaronder nieuwe normen tot stand kunnen komen.[186] Nieuw Rechts erkent zelf dat dit een moeilijke opdracht is en dat daar een hoger bewustzijn voor nodig is. De Benoist heeft het in deze context over een ‘heroïsch subjectivisme’. Men moet een nieuw collectief subjectivisme instellen met een dergelijke kracht dat normen opnieuw gepercipieerd worden als natuurlijk en absoluut binnen de sociale structuur.[187] Hoe dergelijke onderneming moet worden gerealiseerd blijft echter onduidelijk.

 

Een centraal aspect in de Nieuw Rechtse nominalistische wereldbeschouwing is de geschiedenisopvatting die ze voorstaat. Volgens Nieuw Rechts zijn in de Europese wordingsgeschiedenis twee grote opvattingen over de geschiedenis steeds weer met elkaar in botsing gekomen, met name de lineaire geschiedenis en de cyclische geschiedenis. De lineaire geschiedenisopvatting doet haar intrede in Europa met het joods-christendom. Zij stelt het verloop van de geschiedenis voor als een lijn die een voor-historische toestand (het aards paradijs), via de geschiedenis (het tranendal waar de mensheid zwoegend zijn leven doorbrengt), verbindt met een na-historische toestand (Gods rijk op aarde). Deze structuur vindt men volgens Nieuw Rechts in geseculariseerde vorm terug bij het orthodox marxisme. Vroeger leefde de mens gelukkig in het oercommunisme (alles behoorde toe aan iedereen), maar door de invoering van de arbeidsverdeling die het privaateigendom meebracht, de uitbuiting van de mens door de mens en het ontstaan van de klassen, trad de mens de geschiedenis binnen, een geschiedenis gekenmerkt door conflict en klassenstrijd. Op een bepaald ogenblik ontstaat bij de uitgebuite klasse het bewustzijn van haar toestand. Na de eindstrijd zal de klasseloze maatschappij de gelukkige oercommunistische toestand herstellen.[188] De lineaire geschiedenisopvatting herleidt de geschiedenis tot een ééndimensioneel gebeuren, tot een noodzakelijkheid en tot een finaliteit. De geschiedenis heeft een betekenis en een richting. Hierdoor wordt de vrijheid van de mens beperkt, omdat hij de loop van de geschiedenis niet in eigen handen heeft. [189]

 

Tegenover deze lineaire visie staat de cyclische geschiedenisopvatting die door Nieuw Rechts beschouwd wordt als de autochtone opvatting van Europa. Ze is afgeleid uit de waarneming van de wereld zoals die is: een schouwspel van een aantal weerkerende wisselingen (de seizoenen), van aaneenschakelingen (de generaties), van herhaling in verandering en verandering in herhaling (de zon komt elke ochtend op, maar tegelijk is het nooit dezelfde zon). In deze conceptie heeft de geschiedenis geen begin, noch een einde, de geschiedenis is eenvoudig het schouwtoneel van een aantal analoge herhalingen.[190] Dit cyclisch geschiedenisbeeld moet volgens Nieuw Rechts enigszins worden aangevuld. Binnen dit cyclisch schema verlopen alle gebeurtenissen volgens een onverstoorbare orde. De cyclussen, zoals de seizoenen, verlopen volgens een onverbiddelijk schema. Voor de moderne aanhangers van deze traditionele cyclische theorie, zoals Julius Evola en René Guénon, beantwoordt onze huidige tijd aan het einde van een cyclus. Onze handelingsvrijheid is in deze periode verhoudingsgewijs beperkt. Daarom pleit Nieuw Rechts, in navolging van Nietzsche, voor een sferische (bolvormige) geschiedenisopvatting. De cirkel en de bol verschillen van elkaar in de zin dat de bol een extra dimensie bezit: hij kan op elk moment in elke richting rollen. Volgens de sferische opvatting kan ook de geschiedenis op elk ogenblik in gelijk welke richting verlopen, op voorwaarde dat een voldoende sterke wil een beweging op haar overbrengt en vanzelfsprekend rekening houdend met de ontwikkelingen waarvan zij het toneel is. Uit deze opvatting van de geschiedenis volgt dat geschiedenis geen zin heeft, geen betekenis, zij heeft slechts de zin die haar wordt gegeven door diegenen die haar maken. Verleden, heden en toekomst zijn geen onderscheiden punten op een lijn die slechts één dimensie kent, maar integendeel perspectieven die samenvallen op ieder ogenblik van de tijd.[191] De historische tijd is in deze opvatting driedimensioneel in de zin dat het heden de totaliteit van het heden actualiseert en de totaliteit van de toekomst potentialiseert.[192] Het verleden is voor Nieuw Rechts dus geen voorgoed voorbijgestreefd punt op een lijn die de mens noodzakelijk naar een of ander aards paradijs leidt zoals dat het geval is in de lineaire geschiedopvatting. Het verleden heeft de betekenis van een dimensie, een perspectief dat aanwezig is in het hele heden. De gebeurtenissen uit het verleden hebben enkel zin voor zover zij zich laten incalculeren in het heden. Nieuw Rechts pleit er dan ook voor zich vast te hechten aan het verleden en “zich te binden aan de eeuwigheid en deze eeuwigheid mede te laten klinken in ons leven”.[193] Het komt er niet op aan terug te keren naar het verleden, maar wel om zich te binden aan dat wat niet voorbij kan gaan. Men moet erkennen dat het verleden voortdurend zijn invloed behoudt op dat wat staat te gebeuren in het heden en de toekomst.[194] De cyclische of sferische geschiedenisopvatting speelt in het Nieuw Rechtse gedachtegoed een belangrijke rol. Er wordt in verschillende contexten naar teruggegrepen, onder meer in het discours over het paganisme (zie hoofdstuk “Het Nieuw Rechtse paganisme”).

 

Het grote probleem van het Nieuw Rechtse nominalisme is de koppeling van het nominalisme aan het afwijzen van het individualisme. Nieuw Rechts verwerpt alle varianten van het determinisme en pleit voor een veralgemeend relativisme, maar tegelijk wordt elk hypersubjectivisme (‘ieder zijn waarheid’) en het individualisme verworpen. Het nominalisme is echter de basisontologie waarvan het modern individualisme de ultieme ideologische illustratie is. Men kan zich dus niet eerst nominalist noemen en vervolgens het individualisme bekritiseren. Na de kritische analyse van de nominalistische filosofie van de Nouvelle Droite in Frankrijk in de eerste helft van de jaren ’80 verdwijnt de referentie aan het nominalisme zonder discussie of verheldering uit de teksten gepubliceerd door Alain de Benoist.[195] De hierop geënte levensbeschouwing blijft echter onveranderd.

 

Het nominalisme lijkt in de eerste plaats te dienen als filosofische legitimatie van de Nieuw Rechtse ideologie. Het sluit aan bij het aristocratische Indo-europese mensbeeld dat door Nieuw Rechts wordt gepromoot. De mens als maker van zichzelf en van zijn wereld. Ook de Indo-europese denkbeelden, die volgens Nieuw Rechts eigen zijn aan de Westerse mens, zouden overeen komen met de nominalistische uitgangspunten. Verder wordt ook het anti-egalitarisme van Nieuw Rechts en le droit à la différence gefundeerd op het nominalisme. Uitgaan van de werkelijkheid wordt gelijkgesteld aan uitgaan van de diversiteit van de wereld.[196] Het streven naar ongelijkheid gaat uit van de natuur. Ongelijkheid en bijgevolg ook hiërarchie zijn natuurlijk gegevens en dus wenselijk. De gelijkheidswaan van het egalitarisme is een tegennatuurlijk gegeven dat leidt tot chaos en verantwoordelijk is voor de huidige cultuurcrisis van de Westerse wereld. De natuur als concrete realiteit wordt dus niet alleen gebruikt om het anti-egalitarisme te funderen, maar ook om het pleidooi voor een organische en hiërarchische maatschappij te ondersteunen.

 

3.2. Le droit à la différence

 

3.2.1 ‘Le droit à la différence’ als tegenpool van het egalitarisme

 

            ‘Le droit à la différence’ of ‘het recht op verschillend zijn’, vormt een centraal element in het Nieuw Rechtse tegenproject. Het heersende egalitarisme -in al zijn transformaties- miskent volgens Nieuw Rechts dit fundamenteel recht van alle volkeren en alle mensen. Nieuw Rechts werpt zich op als de grote verdediger van de diversiteit in de wereld en trekt ten strijde tegen elke vorm van zogenaamd ‘egalitair totalitarisme’ die het recht op anders zijn zou weigeren te aanvaarden en naar totale homogenisering zou streven. In de loop van de jaren ’80 kwam de nadruk in het Nieuw Rechtse gedachtegoed steeds meer te liggen op dit recht op anders zijn. De klemtoon verschoof van nadruk op de ongelijkheid naar de nadruk op het verschil.

 

            Le droit à la différence sluit aan bij de nominalistische levensbeschouwing waar Nieuw Rechts zich op beroept. Nieuw Rechts gaat uit van de waarneming dat de wereld veelsoortig en afwisselend is. Volgens Nieuw Rechts kan men zelfs stellen dat de wereld niets anders is dan dat: verscheidenheid en elke verscheidenheid brengt onvermijdelijk ongelijkheden mee. Dit gegeven is eigen aan alle levende systemen. De evolutie van alles wat leeft is een evolutie naar een steeds grotere verscheidenheid en dus naar steeds meer ongelijkheid.[197] Nieuw Recht legt dus de nadruk op de erkenning van de fundamentele diversiteit in de wereld en de erkenning van de ongelijkheid die onherroepelijk voortvloeit uit elke diversiteit.[198] De beste garantie voor die erkenning en het vrijwaren van de diversiteit is ‘het recht op verschillend zijn’.

 

Zoals uit een vorig hoofdstuk is gebleken, legt Nieuw Rechts systematisch een link tussen egalitarisme en totalitarisme. Op die manier wordt de noodzaak en de belangrijkheid van het recht op verschillend zijn benadrukt. Le droit à la différence wordt voorgesteld als het meest efficiënte wapen tegen elke vorm van totalitarisme. Verschil en uniformiteit worden tegenover elkaar geplaatst waarbij aan de notie verschil een positieve connotatie wordt gegeven. Het totalitaire egalitarisme wordt geïnterpreteerd en voorgesteld als een gevaar voor de culturele verscheidenheid in de wereld en de collectieve identiteiten van de verschillende volkeren.[199]

 

            Dit recht op verschillend zijn kan men in het Nieuw Rechtse gedachtegoed op twee niveaus onderkennen. Ten eerste op het niveau van de verschillende volkeren: elk volk heeft het recht verschillend te zijn. Nieuw Rechts reageert met deze stelling tegen de culturele uniformisering van de wereld die door het egalitarisme zou worden beoogd. Het tweede niveau is dat van de samenleving zelf: elk individu heeft het recht verschillend te zijn binnen de gemeenschap waarin hij/zij leeft. Nieuw Rechts bepleit dus ook de differentiëring binnen de maatschappij. In een organische maatschappij moet iedereen de rol vervullen waarvoor hij/zij het meest geschikt is. In een gehomogeniseerde samenleving, waar elk individu dezelfde rechten heeft, loopt de maatschappelijke organisatie mank en wordt de mens het slachtoffer van ontworteling en vervreemding.

 

3.2.2 ‘Le droit à la différence’ van elk volk

 

            In 1980 werd in het artikel ‘Racisme, rasbewustzijn en rassenwaan’ van Karl Van Marcke in TeKoS het concept van ‘le droit à la différence’ van elk volk nog in termen van ras verdedigd. Volgens Van Marcke is rasbewustzijn noodzakelijk om de Westerse cultuurcrisis te overwinnen. Rasbewustzijn betekent volgens hem de vaste wil tot bescherming en handhaving van het eigen ras en de wens om alle vermenging in de mate van het mogelijke te beperken, zonder daarom het eigen ras superieur te stellen tegenover het andere en zonder andere rassen te benadelen. Het is de taak van elke rasbewuste blanke Europeaan om Europa blank te houden, de reeds ingezette vervalverschijnselen te bestrijden en de blanke etnische groepen buiten Europa te ondersteunen. Van Marcke legitimeert de nood aan dit rasbewustzijn door te wijzen op de ‘historische realiteit’(cf. het nominalisme). Er zijn op deze planeet nu eenmaal verschillende rassen en elk ras is anders, wat volgens hem niet inhoudt dat het ene ras minderwaardig zou zijn aan het andere. Geen enkel ras is van nature gepredestineerd om over een ander ras te heersen. Hij wijst er tevens op dat ook de andere rassen een sterk rasbewustzijn hebben en het eigen ras wensen te beschermen en te vrijwaren van vermenging. Bij de negers (sic) is volgens Van Marcke een zeer sterk rasbewustzijn aanwezig, zonder dat iemand ter wereld er zich aan stoort.[200]

 

Ook in TeKoS verdwijnt geleidelijk deze nadruk op ‘ras’ vanaf het einde van de jaren ’80. De nadruk komt steeds meer te liggen op de verdediging van een radicaal ‘cultureel’ pluralisme, waarbij de dominante kritiek gericht wordt op de toenemende uniformisering van de wereld. Nieuw Rechts pleit voor het behoud van de culturele diversiteit in de wereld en het behoud van de culturele eigenheid van elk volk. Diversiteit en eigenheid zijn twee idealen die door Nieuw Rechts consequent positief worden beoordeeld en die altijd en overal moeten worden verdedigd. Het schrikbeeld van de gehomogeniseerde wereld waarin alle culturele diversiteit verwenen is, dient als tegenstelling en dus ook als legitimatie van le droit à la différence. Het Nieuw Rechtse pleidooi voor een Europa dat terug moet aansluiten bij de eigen Indo-europese erfenis en de eigen collectieve identiteit moet hervinden sluit hierbij aan (zie hoofdstuk “Onze Indo-europese erfenis”).

 

Le droit à la différence wordt ook gebruikt om de afwijzing van het multiculturalisme te legitimeren. Het multiculturalisme wordt afgewezen omdat het negatieve gevolgen zou hebben voor de autochtone bewoners én voor de immigranten zelf. De migrant zou immers zijn eigenheid verliezen in de Westerse wereld die niet de zijne is. Het gevaar bestaat dus dat het recht op verschillend zijn, leidt tot de verabsolutering van de culturele verschillen. Respect voor de culturele identiteit wordt aangevoerd als verdediging voor een terugkeerbeleid.[201] Tegelijk met het afwijzen van de immigratie en het multiculturalisme, wordt gepleit voor een cultureel reveil in de Arabische en Derde Wereld landen. Nieuw Rechts reageert daarmee tegen het egalitaire discours dat ervoor zou pleiten dat de Derde Wereld zich moet ‘ontwikkelen’. Die ontwikkeling zou immers via het Westers model moeten gebeuren. Dit zou onvermijdelijk leiden tot de reductie van de culturele diversiteit in de wereld en tot het verlies van eigenheid van de betrokken volkeren. Nieuw Rechts profileert zich dus als de verdediger van de Derde Wereld tegen het humanitaire en economische imperialisme van het Westen.[202]

 

            De onvervreemdbare eigenheid van elk volk staat centraal in het Nieuw Rechtse discours. De eigen cultuur en collectieve identiteit van elk volk moeten worden gevrijwaard en gerespecteerd. Wanneer dit niet gebeurt, verdwijnt onherroepelijk de culturele diversiteit in de wereld en ontstaat er ontworteling, vervreemding en decadentie. Het ‘volk’ is de onherleidbare eenheid waartoe elk individu behoort, deel uitmaken van een volk betekent een gemeenschappelijke afstamming, geschiedenis, erfenis en taal hebben.[203] Het ‘volk’ mag men volgens Nieuw Rechts niet beschouwen als enkel de inwoners van een staat, volk en staat zijn geen synoniemen. In een staat kan één, maar kunnen ook meerdere volkeren wonen. Een eng staatsnationalisme wordt dan ook verworpen door Nieuw Rechts.[204]

 

            Nieuw Rechts beweert, vanuit het ‘recht op verschillend zijn’, elke vorm van racisme te verwerpen. Racisme wordt verworpen omdat elk ras en elk volk zijn specifieke eigenheid bezit en er logischerwijs geen superieure rassen kunnen bestaan. Volgens Nieuw Rechts kunnen en hebben ideologieën onder het mom van antiracisme ook een ‘culturele genocide’ bewerkstelligt via de druk tot acculturatie en assimilatie.[205] Antiracisme wordt met andere woorden gelijkgesteld aan het waarderen van de eigen identiteit van elk ras of elke cultuur en de wil om die specifieke eigenheid (en dus ook de culturele verschillen) in stand te houden en te ontwikkelen en te verdedigen tegen elke vorm van (culturele) agressie. Nieuw Rechts stelt racisme gelijk aan de universalisering van particuliere waarden en normen en de drang om de eigen cultuur te verspreiden en op te leggen aan andere volkeren. Dat deze redenering ietwat ambigu is valt moeilijk te ontkennen. Het gevaar van het opduiken van een wat Taguieff noemt ‘differentieel racisme’ is reëel. Het differentialisme wordt gekenmerkt door het feit dat er geen sprake meer is van een universele waardenschaal waarop de verschillende rassen of culturen gerangschikt zijn. Het bestaan van superieure rassen wordt verworpen. In plaats daarvan wordt de afstand tussen de culturele gemeenschappen benadrukt. De constatering van deze culturele heterogeniteit leidt tot de overtuiging dat culturen onderling niet vergelijkbaar zijn en tot de verabsolutering van de culturele verschillen. Dit kan echter leiden tot een ‘differentieel racisme’ dat gekenmerkt wordt door het verlangen om de verschillen tussen culturen en de collectieve identiteiten tegen elke prijs te bewaren en de angst voor hun vernietiging door rassen- of culturele vermenging. [206] Dit neoracisme wordt dan vaak gepresenteerd als een ‘authentiek’ antiracisme dat ijvert voor de aanvaarding van de ‘ander’ met zijn specifieke eigenheid, maar tegelijk het multiculturalisme afwijst en een terugkeerbeleid voor migranten voorstaat.

 

3.2.3 ‘Le droit à la différence’ van elk individu

 

            Le droit à la différence is volgens Nieuw Rechts een fundamenteel recht van iedereen. De eigenheid van elk individu moet worden gerespecteerd binnen de eigen gemeenschap. Dit recht op verschillend zijn, brengt Nieuw Rechts in verband met het belang van differentiatie en hiërarchie binnen de maatschappij. Differentiatie en hiërarchie vloeien voort uit de feitelijke diversiteit van de mensen. Het is een onmiskenbaar gegeven dat niet iedereen tot alles in staat is: wij worden allen verschillend geboren en wij zijn allen ongelijk. Deze ongelijkheid heeft volgens Nieuw Rechts de werkelijkheid weer. Slechts de erkenning van dit onbetwistbaar gegeven zal de mens toelaten een goed werkende organische maatschappij in te richten waar iedereen zijn/haar rechtmatige plaats inneemt. [207] Het recht op verschillend zijn van het individu wordt dus verbonden met het ‘recht’ op een verschillende, aan het individu aangepaste, functie in de maatschappij en verschillende rechten en plichten. Nieuw Rechts onderstreept het feit dat mensen van nature uit verschillend begaafd zijn. Het idee dat alle mensen gelijk zijn en dus ook gelijke kansen moeten hebben, wordt afgewezen omdat dat zou leiden tot de heerschappij van de mediocriteit en elke dynamiek binnen de gemeenschap zou doden. Nieuw Rechts stelt dat in het belang van het gemeenschappelijk welzijn men het zich niet kan veroorloven begaafdheden te laten verloederen.[208] (zie volgend hoofdstuk)

 

            Le droit à la différence ondersteunt dus de hiërarchische maatschappijvisie van Nieuw Rechts. De legitimatie van deze redenering is tweeledig. Ten eerste is het volgens Nieuw Rechts de natuur die ons de juistheid van een differentialisme toont. De ongelijkheid van de mensen vloeit voort uit de natuur en is daarom aanvaardbaar, meer zelfs de ontkenning van deze natuurlijke ongelijkheid heeft nefaste gevolgen voor het individu en de gemeenschap in zijn geheel. Ten tweede is deze differentiatie en de hieruit voortkomende hiërarchie noodzakelijk voor het overleven van een gemeenschap. Het is volgens Nieuw Rechts immers de diversiteit binnen het eigen volk die de ontwikkeling van de maatschappij vooruithelpt. .

 

3.3 Een organische samenleving

 

3.3.1 De organische samenleving van Nieuw Rechts

 

            De organische samenleving is het Nieuw Rechtse alternatief voor de decadente Europese samenleving. Het Westen wordt beschouwd als “de slechts mogelijke maatschappij want de minst organische”.[209] Het totalitair egalitarisme is voor Nieuw Rechts de grote schuldige van het atomiseringsproces en het verlies van organische banden. De Westerse maatschappij is een maatschappij geworden die gedomineerd wordt door apathie, onverschilligheid en onverantwoordelijkheid.[210] Het alternatief dat Nieuw Rechts formuleert, is het herstel van een organische samenleving, met aandacht voor onze Europese tradities en onze verworteling.

 

            Het pleidooi voor een organische samenleving staat in relatie met de Nieuw Rechtse afwijzing van het egalitarisme. Zoals reeds verschillende malen is vermeld, zien de egalitaire doctrines de maatschappij als een collectief van gelijkaardige individuen. Nieuw Rechts wijst een dergelijke wereldvisie van de hand en pleit voor de erkenning van de verscheidenheid, zowel die van individuen als die van naties en rassen. Voor (Nieuw) Rechts is de maatschappij een hiërarchisch gestructureerd levend organisme, waarin de aanleg, de aard en de mogelijkheden van persoon tot persoon en van groep tot groep verschillen en ook zo moeten erkend en geëerbiedigd worden. In een dergelijke organische maatschappij wordt er groot belang gehecht aan de menselijke inbreng, aan de menselijke persoonlijkheid en aan zijn organische en natuurlijke bindingen. Dit staat in tegenstelling tot de egalitaire doctrines die de structuren in plaats van de mensen centraal stellen in een maatschappij.[211] De visie van het egalitarisme dat alle mensen gelijk zijn en dus ook gelijke kansen moeten is volgens Nieuw Rechts een gevaarlijk waanidee. Dergelijke visie zou immers leiden tot de ‘dictatuur van de middelmatigheid’ en elke dynamiek binnen de gemeenschap vernietigen.

 

            Het Nieuw Rechtse ontwerp voor een organische samenleving sluit nauw aan bij het betoog voor ‘le droit à la différence’. Nieuw Rechts benadrukt immers dat slechts de erkenning van het belang en de noodzaak van differentiatie en hiërarchie binnen een samenleving de mens zal toelaten een goed werkende organische maatschappij in te richten.[212] Mensen zijn niet gelijk. De gemeenschap moet met die ongelijkheden rekening houden en erkennen dat de ‘waarde’ van personen verschilt.[213] Nieuw Rechts onderstreept het feit dat individuen van nature uit verschillend begaafd zijn. Mensen beschikken over verschillende bekwaamheden en in het belang van het gemeenschappelijk welzijn mag men deze verschillen niet ontkennen en moet men er terdege rekening mee houden. Nieuw Rechts pleit dan ook voor een ‘kansgerechtigheid’ die de verschillen in begaafdheid respecteert, maar tezelfdertijd de verplichting tot solidariteit beklemtoont. In een organische maatschappij moeten verschillend begaafde mensen, daarmee overeenkomende verschillende kansen krijgen. Alle soorten begaafdheden moeten via aangepaste scholing ontwikkeld worden en naar een gepaste functie in de maatschappij leiden. Solidariteit binnen de gemeenschap is evenwel noodzakelijk. De hoger begaafden moeten zorg dragen en kansen creëren voor de minder begaafden. Deze solidariteit wordt meestal gemedieerd en georganiseerd door de staat. Nieuw Rechts stelt dat in het belang van het gemeenschappelijk welzijn men het zich niet kan veroorloven begaafdheden te laten verloederen. Verschillen in begaafdheid vormen immers de basis voor een consequente arbeidsverdeling en een functionele hiërarchie die de prestatiebekwaamheid, de flexibiliteit en de dynamiek van een volk en een staat bepalen.[214]

 

            De organische samenleving steunt in de eerste plaats op de collectieve identiteit van een volk. Een volk wordt, volgens Nieuw Rechts, gekenmerkt door een gemeenschappelijk erfgoed en de wil om samen te leven. Deze wil tot samen leven kan echter niet bestaan als er niet boven elke oppervlakkige verdeeldheid een consensus bestaat over het historisch, cultureel en mythisch erfgoed.[215] Behoren tot een volk is met andere woorden een afstamming, een taal, zeden en gewoontes, een traditie en een territorium gemeenschappelijk hebben.[216] De mechanische maatschappijvisie die door het egalitarisme wordt uitgedragen, weigert de mens te zien als behorend tot een volk. Het wil de tradities en identiteit van elk volk uitgommen en de ‘intermediaire lichamen’ (naties, volkeren, culturen e.d.) tussen het individu en de mensheid vernietigen. Het individu wordt uit de organische samenlevingen losgerukt.[217] De organische samenleving, gebaseerd op een cultureel verleden en wezensmatig menselijk, moet de plaats ruimen voor het ‘systeem’ of een mechanische samenleving.[218] Vandaag de dag staat volgens Nieuw Rechts het collectieve besef tot een zelfde gemeenschap te behoren op het spel. Men is zich in Europa niet meer bewust van het feit dat men tot een volk behoort. Nieuw Rechts waarschuwt ervoor dat volkeren kunnen sterven. Niet alleen fysiek, maar ook geestelijk. Een volk dat zijn ‘ziel’ verloren heeft, is veroordeeld.[219] De Europeanen moet zich bewust worden van het onontkoombare feit dat ze tot een volk behoren. Dit bewust worden is een eerste stap op weg naar een organische samenleving. Het terug aansluiten bij onze Indo-europese erfenis speelt een essentiële rol in dit bewustwordingsproces (zie hoofdtsuk “Onze Indo-europese erfenis”)

 

3.3.2 De nood aan verworteling en traditie

 

            Nieuw Rechts hamert op het belang van de ‘verworteling’ of ‘enracinement’. Het begrip verworteling slaat terug op drie niveaus. Ten eerste op ‘het diep geworteld zijn van’ de mens zelf. De mens zoekt en affirmeert zijn eigen identiteit binnen en tegenover zijn eigen sociale omgeving en cultuur. Ten tweede slaat het terug op de mens in de ruimte. De mens leeft en kan maar leven in een concreet milieu, in een milieu dat hem ligt of waar hij althans mee vertrouwd is. Het derde niveau is dat van de mens in de tijd. De mens is een product van een bepaalde cultuur op een bepaald ogenblik.[220] Ook dit discours kan geplaatst worden binnen de afwijzing van Nieuw Rechts van een mondiale cultuur waarin alle mensen gelijk zijn en waar decadentie, ontworteling en vervreemding de regel zijn. Het alternatief dat Nieuw Rechts voorstelt, is het herwaarderen van de eigen (volks)gemeenschap die de basis vormt voor de organische gemeenschap waarin elke mens zijn eigen plaats heeft en een eigen identiteit. Het is de gemeenschap die essentieel is voor ons sociaal welzijn. Zij voldoet aan onze diepe psychologische behoeften van toebehoren en aanvaard worden. De gemeenschap geeft tevens traditionele kennis door. Verworteling is volgens Nieuw Rechts de basis van die gemeenschap en de basis van de collectieve verbondenheid van een volk.[221] Nieuw Rechts wil de mensen weer doen passen in hun gemeenschappen, hun reële gemeenschappen wel te verstaan, die van hun volk, hun land, regio, stad, dorp in plaats van politieke, economische of religieuze belangengroepen. De mensen weer doen aansluiten bij hun eigen patrimonium, hun eigen culturele erfenis en hun eigen verleden. Nieuw Rechts wil het collectieve geheugen terug laten herleven.[222] Om op die manier de mensen opnieuw het gevoel geven dat ze behoren tot een volk en een gemeenschap. De historische herinnering speelt hierin een belangrijke rol. Het bevestigt de verbondenheid van een volk, haar ontstaan en haar toekomst als collectief wezen.[223] Het pleidooi om terug aan te sluiten bij onze Indo-europese erfenis staat hier rechtstreeks mee in verband (zie hoofdstuk “Onze Indo-europese erfenis”) Verworteling als antwoord dus op het huidige egalitaire Westers bestel dat elke menselijke binding vernietigt en ieder mens reduceert tot een consumptiewezen.

 

            Traditie vormt een centraal element in elke organische samenleving. De mens is volgens Nieuw Rechts nu eenmaal geen ‘Robinson Crusoë’. Hij wordt geboren in een specifieke spatio-temporele context en maakt deel uit van een specifieke cultuur met een eigen traditie.[224] De traditie van een bepaald volk is volgens Nieuw Rechts de afspiegeling van het specifiek mentaal schema van onze cultuur. Het is de specifieke structuur waarin onze tradities -de verzameling van de karakteristieke zeden en gewoontes van onze cultuur– zijn gegrift.[225] De traditie is een culturele realiteit die niet ongestraft kan verloochend worden. Het is een collectief gegeven dat wordt doorgegeven van generatie op generatie. Het vormt tevens de context waarbinnen het individu zijn eigen identiteit kan affirmeren. De traditie zorgt voor continuïteit door een kader te bieden waarbinnen gebeurtenissen en ervaringen kunnen worden geïnterpreteerd. Traditie binnen een samenleving is nodig, maar mag niet allesoverheersend worden. Het vormt de omlijsting waarbinnen duurzame vernieuwingen kunnen worden doorgevoerd. Er moet een evenwicht zijn tussen traditie en vernieuwing. De conservatieve krachten die de traditie bewaren en de innoverende krachten die ze in vraag stellen, zijn in een organische samenleving alle twee belangrijk. Elke ware traditie is met andere woorden een kader waarbinnen constant wordt vernieuwd. Een traditie die niet in staat is zich aan te passen aan een nieuwe actualiteit is een dode traditie.[226] Het is daarbij de kunst om het duurzame en enkel het duurzame van generatie op generatie over te dragen en het overige aan de wisselende omstandigheden van tijd en ruimte aan te passen of desnoods door nieuwe te vervangen.[227] Het psychologisch belang van een traditie is de mogelijkheid voor elke mens om aansluiting te vinden bij wat in tijd de individuele mens overstijgt en waaruit hij ook gedeeltelijk is ontstaan. Maatschappelijk is het gevoel van (niet gecontesteerde) tradities dat ze bepaalde gedragsregels stellen die toch niet als dwang worden aangevoeld. Vallen ze weg dan blijft als alternatief voor de chaos de staatsdwang over.[228] Vandaag de dag zijn wij onze traditie ‘vergeten’. Het gebrek aan traditie leidt tot een gevoel van ontworteling en vervreemding, zoals onze moderne maatschappij duidelijk aantoont. Nieuw Rechts pleit er dan ook voor om op zoek te gaan naar onze ware traditie en deze in ere te herstellen. Volgens haar is de ware oorsprong van de Europese traditie terug te vinden in de Indo-europese cultuur (zie volgens hoofdstuk).

 

3.3.3 De noodzakelijke elite

 

            Nieuw Rechts stelt duidelijk dat een elite een noodzakelijkheid is voor elke maatschappij die een beetje georganiseerd is. “De aristocratieën (of de elites) hebben verschillende vormen aangenomen: geboorte, talent, vermogen, enz., maar nooit heeft de wereld zonder gekund.[229] De erkenning van de noodzaak aan een elite is volgens Nieuw Rechts geen morele opvatting, maar een eenvoudig sociologisch gegeven. In onze tijd is er dringend nood aan een nieuwe ‘élite du caractère’ of een aristocratie.[230] Er zijn met andere woorden bekwame leiders nodig die de Westerse beschaving kunnen redden van de decadentie en de cultuurcrisis. We hebben volgens Nieuw Rechts immers te maken met een ‘slecht’ gebruik van de goede moderne middelen. Een goed gebruik zou slechts een kwestie zijn van een goede leiding van een bekwame elite.[231] Er moet daarom een einde gesteld worden aan de mediocriteit die door het egalitarisme wordt verheerlijkt en de negatieve houding tegenover autoriteit die zij uitdraagt. Als gevolg van het feit dat het egalitarisme iedere ongelijkheid als een verschrikkelijke onrechtvaardigheid beschouwt, vindt zij immers iedere vorm van gezag repressief en staat zij automatisch argwanend tegenover iedere instelling.[232] Een maatschappij heeft echter nood aan leiding. Autoriteit moet daarom weer positief worden geëvalueerd. Wij moeten de autoriteit erkennen van de allerbekwaamsten, zowel in moreel en intellectueel opzicht, als in moed en durf. Zo’n elite mogen wij niet uit de weg gaan en enkel een degelijke en rigoureuze selectie onder de mensen kan ons die elite geven.[233] Hoe die selectie zou moeten gebeuren blijft echter onduidelijk.

 

            De noodzaak aan een elite wordt overigens ook gelegitimeerd door te verwijzen naar onze Indo-europese erfenis (zie volgend hoofdstuk). Volgens Nieuw Rechts wordt het aristocratisch karakter van de eerste Indo-europese beschavingen door niemand in twijfel getrokken. Nieuw Rechts stelt dat, hoewel veel aristocratieën erfelijk zijn, het erop lijkt dat in oorsprong deze regel bij de Indo-europeanen soepel werd geïnterpreteerd. De erfgenaam zou zijn capaciteiten hebben moeten bewijzen. De Indo-europese conceptie van de aristocratie zou dus niet rigide geweest zijn. Elke generatie zou een deel van de aristocratie ‘terugkeren naar de massa’. Op deze manier zou de circulatie van de elites worden verzekerd.[234] Het is wel duidelijk dat deze (zeer hypothetische) voorstelling van de Indo-europese beschaving sterk ideologisch gekleurd is en dat men zich toch wel enkele kritische vragen kan stellen bij een dergelijke beeldvorming.

 

Voor Nieuw Rechts is de aristocratische moraal een belangrijke karakteristiek van de elite. De aristocratische moraal is gebaseerd op de eer en wordt gekenmerkt door een criterium dat niet tijdsgebonden is: het vermogen om tegen het eigen belang in te handelen. Dit is het tegenovergestelde van de liberale theorie volgens dewelke de mens, essentieel bepaald als een economisch handelend wezen, steeds zijn eigenbelang nastreeft.[235] Een aristocratische maatschappij is een maatschappij van de eer. Loyaliteit, moed, dapperheid, ridderlijkheid, opoffering, zelfcontrole, beslissingsvermogen, liefde voor de uitdaging, strengheid, zelfbeheersing, sterke wil en rechtschapenheid vloeien allemaal voort uit een bepaalde conceptie van eer.[236] Deze waarden hebben volgens Nieuw Rechts vandaag de dag hun betekenis verloren. Het is de ‘barbarij van het egalitarisme’ die onze beschaving domineert en grijs maakt. Er is daarom dringend nood aan een nieuwe elite die nieuwe waarden kan installeren en zo een einde kan stellen aan de heersende decadentie en gebrek aan algemeen geldende normen.

           

            Op een breder vlak houdt deze ethiek van de eer in dat ieder recht zijn tegengewicht moet hebben in de vorm van een plicht. Wie zichzelf grote verplichtingen oplegt, mag op meer rechten aanspraak maken. Omgekeerd mag men slechts weinig verplichtingen opleggen aan diegenen die slechts weinig rechten hebben. Een recht dat niet gebonden is aan een plicht wordt snel een voorrecht. Dit wordt dan als een onrecht aangevoeld en leidt tot een gerechtvaardige protest.[237] Het centrale kenmerk van de organische aristocratie is dus het evenwicht dat bestaat tussen hun rechten en hun plichten. Dit evenwicht moet weliswaar op elk niveau van de organische samenleving worden nagestreefd, maar bij de maatschappelijke toplaag zijn volgens de Nieuw Rechtse opvatting zowel de rechten als de plichten het meest omvangrijk. Aan de aristocratie moeten de meeste rechten worden toegewezen, omdat de aristocratie ook de meeste plichten heeft. Het evenwicht tussen beiden is echter zeer belangrijk. Nieuw Rechts stelt dat een elite in verval raakt wanneer de rechten niet meer in verhouding staan tot de plichten. De maatschappelijke orde wordt op die manier een onrechtvaardigheid. Het sociale weefsel valt uit elkaar en het harmonieuze samenspel tussen de verschillende delen van de organische samenleving wordt doorbroken. De samenleving zal uiteindelijk uit elkaar vallen.[238]

 

De leden van de aristocratie moeten begaan zijn met en zich verantwoordelijk voelen voor de gemeenschap in zijn totaliteit. Ze worden verondersteld de ideale waarden te realiseren “in dewelke het volk zich instinctief herkend”.[239] Ze moeten hun persoonlijke belangen overstijgen en de belangen van de gemeenschap behartigen. De grote last verantwoordt volgens Nieuw Rechts meer rechten. De elite mag evenwel geen misbruik maken van zijn rechten. Wordt het evenwicht tussen de rechten en de plichten verbroken dan moet de heersende elite worden ‘afgezet’. Waakzaamheid is dus steeds geboden.

           

            Nieuw Rechts waarschuwt voor het gevaar dat de aristocratie zich gaat institutionaliseren in de vorm van een functionele klasse ‘la noblesse’ of de adelstand. Het risico bestaat dan dat in de loop der tijd de aristocratie zijn aristocratische geest en karakter verliest. Nieuw Rechts stelt de evolutie van een elite voor volgens het model van de beschavingscyclus (opgang, bloei, verval). In een eerste fase is de elite de schepper van waarden, maar beetje bij beetje institutionaliseert ze zich waarbij ze haar rol van vernieuwer en haar energie verliest. Uiteindelijk zal dit leiden tot het verlies van haar macht.[240]

 

3.3.4 De staat in een organische samenleving

           

            Nieuw Rechts pleit voor de erkenning van het primaatschap van de politiek binnen de samenleving. De huidige negatieve houding tegenover autoriteit en de hiermee samenhangende degradatie van de politiek, zijn volgens Nieuw Rechts gevaarlijke tendensen. De mens leeft nu eenmaal in een maatschappij en een maatschappij kan niet zonder politiek. Politiek is een sociale noodzaak. Ze staat in dienst van de praktische organisatie en de samenhang van de samenleving.[241] Het is volgens Nieuw Rechts de politiek die het mogelijk maakt dat een maatschappij zich harmonieus ontwikkelt, volgens de maatstaven en de waarden die eigen zijn aan de maatschappij. Het is de politiek die de orde binnen een samenleving handhaaft.[242] In deze context wordt terug verwezen naar het nominalistisch uitgangspunt van Nieuw Rechts. Voor de nominalist is de orde die in de samenleving aanwezig is, niets anders dan de orde die de mensen er zelf inleggen, meestal buiten hun weten om. Deze orde is noodzakelijk voor het goed functioneren van de maatschappij. Het is volgens Nieuw Rechts de taak van de politieke klasse om deze orde - en dus het goed werken van de samenleving - te vrijwaren.

 

De normale basis van de politiek is de staat. Zijn twee voornaamste taken bestaan erin naar buiten de (potentiële) vijand aan te duiden en naar binnen te voorkomen dat private conflicten zouden ontaarden in een burgeroorlog.[243] Door zijn macht en de transcendentie van het principe van autoriteit kan en moet de staat het evenwicht en de synthese tussen de diverse krachten binnen de samenleving garanderen. De verschillende delen van de samenleving beschikken over een reële autonomie, maar de belangen van elk deel zijn ondergeschikt aan de belangen van de ganse gemeenschap.[244] Het is de staat die de belangen van de ganse gemeenschap moet behartigen en verdedigen. De staat moet dus ontegensprekelijk over voldoende macht beschikken om zijn taak naar behoren te kunnen vervullen. Nieuw Rechts wijst de heersende negatieve houding tegenover macht, die wordt uitgedragen door het egalitarisme, radicaal af. Het evenwicht tussen macht en recht onder de strikte controle van de soevereine politiek is volgens Nieuw Rechts het meest karakteristieke gegeven van elke organische samenleving. De macht zal steeds een noodzaak blijven en wel juist tegenover degenen die weigeren het recht te respecteren.[245] De gedachte dat het recht de plaats van de macht kan/moet innemen, is daarom een utopie. Nieuw Rechts stelt dat het recht in een organische samenleving samenvalt met de orde. Wetten vinden hun kracht niet alleen in instituties, maar ook in het bestaan van een impliciet waardensysteem. Het is de taak van de staat deze orde, die berust op een gemeenschappelijke ‘geestesgesteldheid’, te handhaven.[246]

 

Nieuw Rechts pleit dus voor het herstel van een sterke en rechtvaardige staat die de belangen van de ganse gemeenschap behartigt. Een soevereine staat die zich niet laat dicteren door allerlei pressiegroepen, de bureaucratie en de wetten van de economie. Een staat die de diversiteit binnen de gemeenschap respecteert, maar tegelijk een synthese tussen de diverse sociale groepen kan bewerkstelligen. Deze organische staat neemt de vorm aan van een participatiedemocratie. Nieuw Rechts is voorstander van directe participatie en referenda. De volkssoevereiniteit moet echter ook ondersteund worden door ‘grote staatsmannen’, sterke en bekwame mensen die steeds het algemeen belang boven particuliere en groepsbelangen weten te stellen. Een politieke elite dus, die verantwoordelijk is voor de gemeenschap in zijn totaliteit en in feite de incarnatie moet zijn van de volksziel.[247]

 

In een organische samenleving is het dus de aristocratie die de politieke klasse vormt. Nieuw Rechts stelt dat het de elite is die de orde in een samenleving schept. “La force précède le droit”,[248] waarbij wordt benadrukt dat ‘vooraf gaan’ niet hetzelfde betekent als ‘primeren’. Het is volgens Nieuw Rechts de aristocratie die het recht maakt - of met andere woorden orde schept - omdat zij daartoe de kracht heeft. De elite creëert, zoals elke dominante klasse, niet alleen een administratief apparaat, maar ook een ‘appareil civil’, een burgerlijk apparaat, gebaseerd op mentale gewoontes, impliciete waarden en denkschema’s die de aanwezigheid van de elite neigen te rechtvaardigen en haar macht objectief lijken te bevestigen. Een elite moet volgens Nieuw Rechts in het uiterste geval in staat zijn om de woorden hun betekenis te geven. Op deze wijze kan een sociale consensus gerealiseerd worden. Enkel op deze manier kunnen de machthebbers de tegenstrijdigheid oplossen tussen de subjectiviteit van hun machtsaffirmatie en de nood van de samenleving aan een relatieve norm.[249]

 

            Nieuw Rechts formuleert scherpe kritiek op de huidige politieke klasse die wordt voorgesteld als incompetent en geldgeil. In de Westerse samenlevingen is elke transcendentie van het principe van autoriteit verdwenen. Politieke soevereiniteit en macht zijn tot op het niveau van het individu teruggebracht.[250] Dit heeft volgens Nieuw Rechts zeer kwalijke gevolgen. In een traditioneel democratisch bestel moest een keuze gemaakt worden tussen ofwel macht ofwel geld, maar tegenwoordig willen politici én geld én macht en liefst zo veel en zo vlug mogelijk. Corruptie en omkoperij tieren welig. En de democratie is uiteindelijk de verliezer.[251] De elite moet daarom haar verantwoordelijkheid opnemen. In de huidige verwarrende politieke context, waarbij de politieke klasse door affaires en dysfunctioneren wordt gekenmerkt, zou de elite een eminente sociaal voorlichtende rol moeten spelen. De burgers voelen zich onmachtig en begrijpen het politieke spel niet. Ze blijven op dezelfde mensen stemmen en er verandert niets. Het is daarom de taak van de elite om de voortekens van ongenoegen in de maatschappij op te vangen en van de vaak vage verlangens naar alternatieve maatschappijvormen. Wanneer zij hun onderzoekende en richtinggevende taak naar behoren vervullen, kunnen zij de aanzet geven tot gewenste en/of noodzakelijke aanpassingen aan de gangbare regels binnen het democratische bestel.[252]

 

Een centraal punt van de Nieuw Rechtse kritiek is het feit dat de staat een zuiver beheerskarakter heeft gekregen en zich in hoofdzaak bezighoudt met de sociaal-economische problematiek. In de Westerse beschaving bestaan enkel nog beherende staten, die geen gezag en weinig soevereiniteit bezitten. Eén van de oorzaken van de huidige malaise is de progressieve evacuatie van de substantie van de staat. Het feit dat de staat louter beherend is geworden, is in contradictie met haar eigen essentie: autoriteit zijn en soevereiniteit incarneren. In plaats van die essentie uit te drukken, houdt de staat zich bezig met economische, politieke en sociale problemen, waarbij hij de gevangene is van het genotsbeginsel. De taak van de staat is gereduceerd tot het tegemoetkomen aan de eisen en de wensen van pressiegroepen. De staat beantwoordt niet meer aan een geestelijke inspiratie en een bestemming.[253] In de huidige Westerse samenlevingen primeert de economie over de politiek en het materiële over het morele. Niettegenstaande de hoge welvaart is er een grote geestelijk malaise. De staat bezorgt de mensen wel de middelen om te leven, maar geen doel om voor te leven. Niets heeft een waarde, maar alles heeft een prijs.[254]

 

3.3.5 De economie in een organische samenleving

 

Nieuw Rechts is voorstander van de vrije markt economie omwille van drie redenen. De eerste reden is de bewezen doeltreffendheid. Nieuw Rechts stelt dat het overduidelijk is aangetoond dat mensen in een economisch systeem, dat gegrondvest is op een vrije markt en een ondernemingsgewijze productie, op een meer efficiënte manier goederen en diensten produceren. Veel nadelen die men aan de vrije markt toeschrijft zijn volgens Nieuw Rechts in wezen nadelen van een gemengd economisch systeem, zoals dat in de meeste Westerse landen bestaat. Door het invoeren van steeds meer collectivistische maatregelen en bureaucratische structuren werd de vrije markteconomie een verbrokkeld en onoverzichtelijk systeem zonder interne logica en duidelijke spelregels. Ten tweede zou de vrije markt ook effectief niet-economische doeleinden dienen. De vrije markteconomie schept volgens Nieuw Rechts op economisch gebied maximale mogelijkheden om individuele creativiteit en energie aan bod te laten komen en om uiting en vorm te geven aan de nationale vitaliteit. Bovendien zou de vrije markteconomie steeds voorwaarde en garantie geweest zijn voor politieke vrijheid. Het zou een praktische en geestelijk hinderpaal zijn voor vele vormen van totalitarisme. Ten slotte wordt aan de vrije markteconomie ook een maatschappelijke waarde als overlevingsstrategie toegekend. Er zou volgens Nieuw Rechts een correlatie bestaan tussen de vrije markteconomie en maatschappijmodellen die kunnen en willen evolueren. Maatschappijen die met andere woorden willen overleven door adaptatie, differentiatie en selectie.[255]

 

Deze omarming van de vrije markteconomie gebeurt echter wel met drie restricties. Ten eerste is het reduceren van elke maatschappelijke problematiek tot een economische problematiek en het absoluut stellen van de economische factor als dé maatschappelijke agens voor Nieuw Rechts onaanvaardbaar. Ten tweede verwerpt Nieuw Rechts de houding die wordt omschreven als ‘blindheid’. Blindheid voor alles wat niet economisch is. Deze ‘blindheid’ is volgens Nieuw Rechts een louter praktische, zelfs triviale houding waarbij gewoon geen aandacht en geen plaats is voor waarden en normen waarvan het nut niet financieel-economisch meetbaar is. Als derde restrictie wordt het abstracte vrijheidsideaal verworpen in naam waarvan men bereid is elke sociale mistoestand te aanvaarden. Volgens Nieuw Rechts is dit ideaal terug te voeren op enerzijds de restanten van het negentiende eeuwse sociaaldarwinisme en op anderzijds het hedendaagse hyperindividualisme die geen plaats laat voor enig gemeenschapsgevoel.[256] Nieuw Rechts verwerpt dus het primaatschap van de economie binnen een maatschappij. Wanneer de economie de samenleving determineert in plaats van omgekeerd, wordt de sociale finaliteit onvermijdelijk gedegradeerd tot een economische aangelegenheid. Tussen de mensen blijven er op die manier enkel ‘mechanische’ en ‘geëconomiseerde’ betrekkingen. In onze Westerse maatschappijen is de economie het hoogste goed geworden. De mens is als gevolg hiervan niet meer de meester van zijn eigen lot, maar onderworpen aan de economische wetten. Hij wordt immers geacht te handelen volgens zijn beste (economische) belang. Ook de politiek is onderworpen aan de dwang van de economie. De enige taak van de politiek is de orde en veiligheid handhaven die de economische vrijheid moeten verzekeren.[257]

 

De organische economie waar Nieuw Rechts voor pleit, is geen totaal ander economisch systeem. Het gaat in de eerste plaats over een bepaalde zienswijze over de plaats van de economie in het geheel van de maatschappelijke activiteiten. De organische economie waar Nieuw Rechts voor pleit, wordt gekenmerkt door enkele, duidelijk van het economisch liberalisme verschillende, aspecten. De organische economie is geïntegreerd in het geheel van maatschappelijke activiteiten binnen een gemeenschap en is positief ingesteld tegenover het economische, zowel als het niet-economische gemeenschapsbelang. De economie wordt in geen geval absoluut gesteld. Het primaat van de politiek moet worden erkend, maar de economie bezit wel een duidelijke autonomie binnen bepaalde politieke grenzen.[258]

 

Nieuw Rechts onderstreept overigens dat geen enkel economisch stelsel kan functioneren zonder een natuurlijke elite. Een elite die het gemeenschapsbelang boven het persoonlijk winstbejag stelt en aldus een ‘ethische meerwaarde’ belichaamt. Economische systemen moeten functioneren. Ze moeten echter ook aanvaardbaar functioneren. De maatstaf ligt volgens Nieuw Rechts in het ethisch-culturele gebied: ten bate van wie en wat, ten koste van wie en wat?[259] Geconfronteerd met dergelijke zwaarwegende vragen is het noodzakelijk dat de samenleving een beroep kan doen op een elite die doordachte beslissingen kan nemen en die de beslissingen ook kan verantwoorde ten opzichte van het volk.

 

De vrije markt waar Nieuw Rechts voor pleit is dus zeker geen mondiale vrije markt! Zoals in het hoofdstuk “De afwijzing van het liberalisme en het communisme” is betoogd, wijst Nieuw Rechts de (economische) mondialisering af. De mondiale vrije markt dirigeert de structuur van nationale economieën. Hun economisch systeem wordt daardoor gestructureerd volgens een economisch model dat geheel andere doeleinden heeft dan te voldoen aan de noodzaken van het eigen volk.[260] Nieuw Rechts pleit voor een vrije markt in het kader van in eerste instantie de natie en bij uitbreiding Europa.

 

3.4 Onze Indo-europese erfenis

 

3.4.1 Onze Indo-europese erfenis als antwoord op de Westerse cultuurcrisis

 

            Het terug aansluiten bij de oorspronkelijke Indo-europese identiteit is een centraal element in het Nieuw Rechtse tegenproject. Het staat voor Nieuw Rechts vast dat de mens niet kan worden gescheiden van zijn cultuur en zijn erfenis. De mens wordt voor alles geboren als erfgenaam. Het is dan ook noodzakelijk om in deze tijden van vervreemding en ontworteling op zoek te gaan naar de eigen Europese erfenis waarmee wij het contact verloren hebben. Dit is dan ook de fundamentele reden voor de Nieuw Rechtse belangstelling voor ons Indo-europees verleden.[261] De oplossing voor de cultuurcrisis van de Westerse beschaving is volgens Nieuw Rechts te vinden in een terug aansluiten bij ons eigen Europees verleden. Europa moet op zoek gaan naar de eigen, autochtone erfenis van de heidense Indo-europese beschavingen en de band met zijn oorspronkelijk verleden herstellen. Een verleden en een erfenis die ons eigen zijn, maar waarmee wij het contact verloren hebben door de infiltratie van het joods-christendom. Het egalitaire joods-christelijke denken heeft ons ware erfgoed vertroebeld en ons van onze natuurlijke wortels vervreemd. Om een Europese culturele Renaissance te bewerkstelligen moeten we ons van die vervreemding ontdoen en de band met ons Indo-europese verleden terug in ere herstellen. Het staat voor Nieuw Rechts dus onbetwistbaar vast dat die Indo-europese erfenis nog steeds bestaat en nog steeds van belang is. Onze Indo-europese erfenis is weliswaar ‘vertroebeld’, maar daarom niet minder reëel.

 

            Nieuw Rechts pleit dus voor een terugkeer naar de oorspronkelijke en wezenlijk Europese identiteit. Een terugkeer naar deze identiteit is mogelijk omdat ze niet vernietigd is, maar enkel in crisis verkeert door de ‘infiltratie’ van het joods-christendom. De autochtone Europese identiteit werd gekoloniseerd en gecorrumpeerd door het joods-christendom. Een door en door egalitair denksysteem dat totaal vreemd was en is aan de Europese geest. Dit joods-christelijk egalitaire denken is volgens Nieuw Rechts verantwoordelijk voor de decadentie van de Europese geest en het verval van Europa. De Europese geschiedenis van de laatste vijftien eeuwen kan volgens Nieuw Rechts beschouwd worden als de geschiedenis van een geïnterioriseerde identiteitscrisis. De geschiedenis van Europa is de geschiedenis van een toenemende decadentie. Dit metafysisch crisisdenken leidt echter niet tot een historisch fatalisme: de decadentie kan volgens Nieuw Rechts worden omgekeerd door het egalitaire joods-christelijk denken achter ons te laten en op zoek te gaan naar de basisfundamenten van onze ware Europese identiteit. De renaissance van de Europese beschaving valt volgens Nieuw Rechts samen met de terugkeer naar de oorspronkelijke Europese identiteit, gezuiverd van de monotheïstische en egalitaire kiemen.[262] De Indo-europese erfenis waar Nieuw Rechts voor pleit, kent aan de Europeanen een specifieke mentaliteit en eenheid toe die hen onderscheiden van de rest van de wereld. Daarbij wordt er van uitgegaan dat een actieve terugkeer naar een specifiek en oeroud erfgoed de toekomstige identiteit van Europa kan determineren die nodig is om de verlangde Europese culturele renaissance te bewerkstelligen.

 

            Nieuw Rechts wil dus tegenover de contestatie van de Europese cultuur en beschaving zoals wij die nu meemaken, proberen om zo nauwkeurig mogelijk te bepalen wat nu werkelijk de eigen specifieke waarden van het Westen zijn. Nieuw Rechts heeft het over een “(her)ontdekkingsreis naar ons verste verleden, voorbij alles wat conjunctuurgebonden is en alles wat naar beperkte of te bijzondere historische tradities verwijst”.[263] Het is de bedoeling te zoeken naar wat de diepste binding is tussen de volkeren waarvan wij de erfgenamen en de vertegenwoordigers zijn. Deze zoektocht naar de oorspronkelijke Europese cultuur houdt echter geen verlangen naar een werkelijk restauratie in. Het is volgens Nieuw Rechts een zoektocht naar de waarden die eigen zijn aan onze aard en onze mentaliteit. Door daar inzicht en vat op te krijgen zullen we in staat zijn om de Europese geschiedenis voort te zetten en vernieuwingen door te voeren die niet in strijd zijn met de eigen Europese identiteit.[264] Het is dus niet de bedoeling terug te gaan leven zoals onze voorvaders 2000 jaar geleden deden, het is in tegendeel de bedoeling om kennis te verwerven over de eigen geschiedenis en de eigen Europese identiteit en waarden bloot te leggen. Een volk kan zichzelf pas door zijn geschiedenis leren kennen en enkel door een terugkeer naar de eigen waarden kan een einde gemaakt worden aan de ontworteling en vervreemding van Europa.[265]

 

            De Indo-europese beschavingen zijn volgens Nieuw Rechts dus onze ‘onuitwijkbare oorsprong’, de zoektocht naar de prehistorie van onze volkeren leidt ten slotte altijd naar de Indo-europeanen. Niet iedereen deelt deze opvatting. De tegenstanders van de Indo-europese idee, dit wil zeggen van het bewustzijn van een Indo-europese erfenis in de wereld van vandaag, kunnen volgens Nieuw Rechts in drie groepen worden onderscheiden. De eerste, meest radicale groep, verwerpt het al sedert twee eeuwen gevestigde begrip van een Indo-europese proto-taal waaruit alle talen van deze genetische groep zijn ontstaan. Een tweede groep verwerpt het bestaan van een Indo-europees volk op basis van de (reële) onzekerheid inzake lokalisatie van de Indo-europeanen in de ruimte en in de tijd. Deze redenering wordt door Nieuw Rechts weerlegd door te wijzen op het feit dat men in de huidige wereld geen enkele natuurlijke taal kent die niet de taal is van een volk. Een laatste groep weigert eenvoudigweg de Indo-europese erfenis te aanvaarden. Het bestaan van de proto-taal en van het volk dat ze sprak, wordt aanvaard, maar alles wordt in een voltooid verleden tijd geplaatst, zonder band met het heden en degenen die deze erfenis opeisen worden uitgescholden![266]

 

            Het dominante politiek correcte ‘antiracistische’ discours dat door intellectuelen, politici, opionleaders en de media wordt uitgedragen, heeft volgens Nieuw Rechts als fundamenteel doel de geesten af te weren voor alles wat ook maar enigszins zou kunnen herinneren aan de autochtone Indo-europese cultuur en tegelijk de heilsboodschap van de mondialisering algemeen ingang te doen vinden.[267] Nieuw Rechts heeft het over een ‘culturele oorlogsvoering’ (zie hoofdstuk “De metapolitieke strategie van Nieuw Rechts”). Het verzet tegen de erkenning van onze Indo-europese erfenis wordt volgens Nieuw Rechts gedragen door diegenen die dromen van een utopische mondiale cultuur. Het Europese volk is het slachtoffer van deze culturele oorlog die als doel heeft “het volk zijn verleden te doen vergeten zodat het niet meer aan zijn toekomst zou denken.[268]

 

3.4.2 Onze Indo-europese erfenis volgens Nieuw Rechts

 

            Volgens Nieuw Rechts is in het noordwesten van Europa de Indo-europese beschaving ontstaan waarvan de verschillende vertakkingen 3000 à 4000 jaar geleden de verschillende Europese culturen uit onze geschiedenis hebben gevormd.[269] De begrippen Indo-europees en Indogermaans, die beschouwd worden als synoniemen, hebben voor Nieuw Rechts niet alleen een taalkundig-culturele betekenis, maar ook een sociologisch-raciale. De oorspronkelijke Indo-europese taal, waaruit de andere Indo-europese talen zijn ontstaan, werd volgens Nieuw Rechts immers in de steentijd gesproken door een blank oervolk dat in het Indo-europese stamland woonde en gekenmerkt werd door een eenheid van stijl, geest, zeden en ras.[270] Na verloop van tijd trokken groepen Indo-europeanen naar het oosten en het zuiden als gevolg van overbevolking en veranderende klimatologische omstandigheden in hun stamland. Op die manier werd de Indo-europese taal en cultuur verspreid in de rest van Europa en Azië.[271] De Germanen, de Kelten, de Grieken en de Romeinen waren nauw verbonden met de Indo-europese cultuur maar ook de Perzische, de Indiase, de Iraanse, de Egyptische en de Filistijnse cultuur waren Indo-europees van aard.[272]

 

            Janus Meerbosch legt in verschillende artikels in TeKoS sterk de nadruk op de raciale component van de Indo-europese erfenis. Er bestaat volgens hem een onmiskenbare samenhang tussen ras en cultuur: elk ras drukt zijn stempel op de beschaving die het voortbrengt.[273] De Indo-europeanen die migreerden naar andere gebieden vermengden zich na verloop van tijd met vreemde volkeren wat de ondergang betekende van deze landverhuizers. Alleen de Indo-europeanen die in hun stamland in Noordwest-Europa bleven wonen, konden hun lichamelijk en cultureel erfgoed betrekkelijk ‘rein’ houden. Het volk dat in het stamland woonde bezat volgens Meerbosch ‘zuiver bloed’. Dit volk werd door de Romeinen met de term Germanen aangeduid. Meerbosch onderstreept dat het culturele niveau van het raszuiver gebleven deel van de Indogermanen door geen enkel volk geëvenaard werd: “Alle grote ontdekkingen en uitvindingen van de ploeg tot de ruimteraket staan op hun naam. Zij hebben de grote denkers voortgebracht van Plato tot Heidegger, de grote dichters zoals Euripides, Shakespeare en Goethe, de grote schilders en componisten, de grote leiders die de blanken tot de wereldheerschappij konden voeren”.[274] Het is dus niet verwonderlijk dat Nieuw Rechts vooral aandacht heeft voor het Noordse aandeel in het Europese erfdeel omdat in het noorden de authentieke Indo-europese mentaliteit het langst bewaard zou zijn gebleven.[275] Het is de Noordse cultuur met zijn (veronderstelde) bloeiende cultuur en de authentieke Indo-europese waarden en normen die het grote voorbeeld is van Nieuw Rechts.

 

De Indo-europese erfenis zoals die door Nieuw Rechts wordt opgevat, is vooral gebaseerd op de werken van Georges Dumézil (1898-1986). Georges Dumézil zelf wordt vermeld als lid van het patronagecomité van ‘Nouvelle Ecole’, een Frans Nouvelle Droite tijdschrift, vanaf het 18de nummer dat verscheen in mei-juni 1972. Zijn naam werd op zijn verzoek verwijderd na het 23ste nummer dat verscheen in september 1973. Het waarom van zijn toetreden en van zijn ontslag zijn nooit duidelijk gesteld, hoewel er natuurlijk verschillende hypotheses werden geformuleerd.[276] De polemiek hierover doet echter weinig ter zake om het Nieuw Rechtse discours betreffende onze veronderstelde Indo-europese erfenis toe te lichten.

 

Het is in eerste instantie de theorie van Dumézil betreffende de ‘Indo-europese ideologie’ die door Nieuw Rechts wordt overgenomen. De Indo-europese samenleving was volgens Dumézil opgedeeld in drie functies: de soevereine functie (de priester-leiders), de militaire functie (de krijgers) en de producerende functie (de boeren).[277] De Europese beschaving zou gegrondvest zijn op deze drie functies. Deze drieledige maatschappijopbouw was het antwoord van de Indo-europeanen op de uitdaging van de neolithische revolutie (de overgang naar de landbouw). Deze driedeling wordt beschouwd als de ‘funderende mythe’ van het Europese volk. De hiërarchische organisatie van de samenleving volgens deze drie functies zou congruent geweest zijn met de specifieke Indo-europese mentaliteit of Indo-europese ideologie. Met ideologie wordt hier bedoeld het mentale systeem dat resulteert uit de manier waarop een specifiek volk de wereld ziet en op haar inwerkt. Uit de werking van een ideologie komt een specifieke cultuur voort.[278] Deze Indo-europese ideologie werd volgens Nieuw Rechts gekenmerkt door de affirmatie van het primaatschap van het spirituele in plaats van een strikt economische of materiële preoccupatie. Een ander verondersteld kenmerk was een scherp bewustzijn van de menselijke diversiteit. Hiermee gepaard gaande werden alle reductionistische, verarmende en totalitaire doctrines afgewezen die de individuele en vooral de collectieve verschillen willen vernietigen. In het Indo-europees polytheïsme bijvoorbeeld beantwoordde de diversiteit van de goden aan de diversiteit van de mensen.[279] De godenwereld zou een afspiegeling vormen van de Indo-europese maatschappelijke driedeling: hemelgoden, oorlogsgoden en vruchtbaarheidsgodheden worden in verband gebracht met respectievelijk de priester-koning, de krijgers en de boeren.[280]

 

Nieuw Rechts wil tevens terug aansluiten bij het ‘heroïsch mensbeeld’ dat onze voorouders zouden hebben gecultiveerd. Een mensbeeld waarin de mens wordt aangemoedigd zichzelf te overtreffen, maar waarin hij tevens moet rekening houden met het verleden en de gemeenschap waartoe hij behoort. De natuur, het aangeborene en het verleden conditioneren (scheppen de voorwaarden voor) de toekomst van de mens, maar determineren (bepalen) hem niet. Het begrip vrijheid wordt aldus gedefinieerd: de mens kan enkel iets verwezenlijken met dat wat hij heeft, maar met dat wat hij heeft kan hij zijn en doen wat hij wil. De mens kan door zichzelf te vormen en door een leven te leiden overeenkomstig de principes die hij zichzelf heeft opgelegd een zin geven aan het leven. De (veronderstelde) waarden van de heidense Indo-europeanen vertegenwoordigen een aristocratische conceptie van de menselijke persoon. Een ethische grondhouding gebaseerd op de eer (de schande veeleer dan de zonde), een heroïsche houding tegenover de uitdagingen van het leven, de verheerlijking van de wereld, de schoonheid, het lichaam en de kracht. Een voorbeeld van de Indo-europese ethiek betreft de houding ten opzichte van seksualiteit. De Benoist wijst er op dat de seksuele ethiek van het oude Europa over het algemeen vrij was en ontdaan van het begrip der zonde, maar zij viel niet buiten de algemene normen. Er wordt dan ook gepleit voor een “beleefde, serene seksualiteit” en elke vorm van libertijns “panseksualisme” wordt verworpen.[281] Voor Nieuw Rechts zijn de hoogste waarden niet deze die bepaald worden door ‘gerechtigheid’, die in hoofdzaak zouden gebaseerd zijn op een afvlakkend egalitarisme, maar wel deze die de mens toelaten zichzelf te overtreffen.[282] Deze waarden zouden duidelijk terug te vinden zijn bij de Indo-europeanen. De Indo-europese mythes zouden die creatieve ongeremde kracht van de mens bevestigen. Deze mythen beschrijven de goden als ontwerpers van hun eigen bestaan om een voorbeeld te geven dat de mens moet trachten na te volgen. Het is in zichzelf dat de mens, zowel individueel als collectief, moet trachten de middelen te vergaren om evenals de goden meer te zijn dan dat hij is. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in de Germaanse scheppingsmythe. In deze mythe offert Odin-Wodan, schepper van een nieuwe wereld, zich op aan zichzelf teneinde kennis en magie te kunnen vergaren “Ik weet dat ik hing aan de boom, gegeseld door de wind, gewond door de speer en opgeofferd aan Odin, ik zelve, geofferd aan mijzelfe”.[283] Een ander aspect is de (veronderstelde) positie van de vrouw in de Indo-europese beschaving. Nieuw Rechts stelt dat de vrouw geen minderwaardige positie bekleedde en niet onderworpen was aan de man. Zij zou de “hoeksteen van de sibbe” geweest zijn, moeder en beheerster van het huis. Man en vrouw zouden gelijke verantwoordelijkheid hebben gehad en onder dezelfde wet hebben gestaan. De vrouw was de lotgenote van de man.[284]

 

            Er wordt sterk de nadruk gelegd op de grootsheid van de autochtone Europese beschaving. Het Indo-europese oervolk was een volk van landbouwers die vanuit hun stamland in Noordwest-Europa naar Zuid-Europa en Azië trokken. In de veroverde gebieden introduceerden ze de ploeg, verspreiden ze de Indo-europese taal en vormden ze een heersersklasse van adel en vrije boeren. Ze zouden nooit een klasse van nomaden en zwervers gevormd hebben.[285] Talrijke publicaties van Nieuw Rechts zijn gewijd aan de verwezenlijkingen van de Indo-europese cultuur. Het artikel ‘De geschiedenis begon in Stonehenge’ in TeKoS van Alain de Benoist is hier een voorbeeld van. Volgens de Benoist kan men niet meer stellen dat de geschiedenis begint in Sumerië omdat de Europese culturen van Lepenski-Vir (Balkan) van Vinca en Anza (voormalig Joegoslavië) en Medzamoz (Armenië) duidelijk ouder zijn. Hij wijst er op dat de metaalbewerking in Europa reeds zestig eeuwen voor onze tijdrekening bestond en dat de meeste grote oorden uit de steentijd de Myceense en de Egeische paleizen lang vooraf gingen. De Benoist stelt dat Stonehenge de oudste sterrenwacht in de wereld is en dat zijn bouwers een reeds vergevorderde kennis bezaten. De geschiedenis van Stonehenge begon 29 eeuwen voor onze tijdrekening en in zijn eindstadium was het volgens de Benoist “een Indo-europese verzamelplaats waar de priester-leiders en krijgers elkaar ontmoeten om gemeenschapsproblemenen te bespreken. Als het ware een agora van het Noorden.[286] Een ander voorbeeld is terug te vinden in het boek Vu de droite van Alain de Benoist. In het hoofdstuk ‘Héligoland: l’Atlantide?’ bespreekt hij de stelling van Jürgen Spanuth die stelt dat het mythische heilige land uit de Noordse heidense religie, Heligoland, in feite Atlantis is. Dit eiland zou echt bestaan hebben en was gelegen in de Noordzee in het Indo-europese kernland. Het zou verdwenen zijn in de dertiende eeuw voor Christus als gevolg van grote overstromingen.[287] De waarschijnlijkheid van deze stellingen doet hier niet zo veel ter zake. Het zijn voorbeelden van hoe Nieuw Rechts de Indo-europese cultuur ophemelt door er grootse verwezenlijkingen aan toe te schrijven. Dit ‘grote’ verleden onderstreept de grootsheid van het oude ‘ware’ Europa en vormt een aansporing om die grootsheid in de huidige tijd na te streven door terug aan te sluiten bij ons Indo-europees verleden en komaf te maken met joods-christelijke infiltratie.

 

Nieuw Rechts gaat er dus van uit dat deze geïdealiseerde Indo-europese maatschappij werkelijk bestaan heeft en dat de maatschappelijke driedeling van de Indo-europeanen congrueerde met een specifieke mentale ordening. In een volgende stap stelt Nieuw Rechts dit descriptief kader gelijk aan een normatief kader en wordt het (veronderstelde) Indo-europese model het ideaal dat moet worden gerealiseerd in de toekomst.[288] Het dysfunctioneren van de huidige Europese samenleving is volgens Nieuw Rechts verklaarbaar vanuit de inversie van de traditionele hiërarchie (de producenten bezetten de top van de maatschappelijke piramide). De Europeanen zijn de ‘funderende mythe’ van hun beschaving vergeten. De enige mogelijkheid tot regeneratie is het terug in ere herstellen van het Indo-europese maatschappijmodel.[289]

 

Het beeld dat Nieuw Rechts uitdraagt van de Indo-europese maatschappij is nogal dweperig en wordt ver van de regels van de historische kritiek gehouden. De Indo-europese erfenis zoals die door Nieuw Rechts wordt voorgesteld, komt overeen met de Nieuw Rechtse wereldbeschouwing. Het veronderstelde Indo-europese verleden dient dus als legitimatie en ondersteuning van de Nieuw Rechtse ideologie. Nieuw Rechts projecteert de eigen idealen van een nominalistische levensbeschouwing, respect voor ‘le droit à la différence’ en de natuur, een organische samenleving met een dienende elite en een aristocratische levenshouding in de geschiedenis en schrijft ze toe aan onze Indo-europese voorouders. Op die manier kan Nieuw Rechts beweren dat een dergelijk denken eigen is aan de Europese cultuur, in tegenstelling tot het egalitarisme. De gemeenschappelijke Indo-europese mentaliteit vormt ten slotte ook de basis voor de Europese rijksgedachte (zie hoofdstuk “De Europese Rijksgedachte”).

 

3.5 Het Nieuw Rechtse heidendom

 

3.5.1 Het heidendom: een inleiding

 

De virulente afwijzing van de monotheïstische openbaringsgodsdiensten impliceert niet dat Nieuw Rechts een zuiver materialistische leer zou aanhangen, noch dat alle metafysische principes worden afgewezen. Integendeel, Nieuw Rechts erkent de behoefte aan spiritualiteit als een levensnoodzakelijke behoefte van de mens. Deze spiritualiteit is volgens Nieuw Rechts te vinden in een bepaalde vorm van het heidendom.

 

Het hedendaagse heidendom of paganisme heeft zich in de loop van de twintigste eeuw in het Westen ontwikkeld. Algemeen gesteld is het een groep van moderne natuurreligies waarvan de gebruiken zijn afgeleid van het voorchristelijke paganisme, vaak met aanvullingen van hedendaagse theologen.[290] De zoektocht naar een religieus en spiritueel alternatief gaat vaak gepaard met het zoeken naar oplossingen voor de (gepercipieerde) crisis van de moderniteit, de milieuverontreiniging en de toenemende aftakeling van de traditionele (christelijke) waardensystemen.[291] Volgens Margot Adler is voor veel paganen het geloof eerder een bijkomend aspect van hun religie. De nadruk ligt op de rituelen en technieken en vooral op de levenshouding, op een welbepaalde manier van leven. Het is een religie die eerder gebaseerd is op wat wordt gedaan dan op wat wordt geloofd.[292] De term paganisme of heidendom dekt een grote lading. De pagaanse beweging is zeer eclectisch en heterogeen. De wicca’s en het druïdisme zijn de grootste en meest gekende heidense stromingen. Een groeiende minderheidsgroep binnen het moderne paganisme zijn de Noordse tradities. Het gaat hierbij om religieuze groepen die zich baseren op de kosmologie en de vermeende gebruiken van de Germanen en de Vikingen. Deze groepen leggen ook sterk de nadruk op de terugkeer naar de ‘traditie van het eigen volk’. De Noordse traditie wordt door hen beschouwd als de oorspronkelijke en natuurlijke religie van de Saksische en Teutoonse volkeren.[293] Andere namen voor deze stroming zijn Odinisme, Asatrú of Germaanse of Teutoonse traditie. Het is binnen deze pagaanse groep dat de aanhangers van Nieuw Rechts zich bevinden. In de verschillende vormen van het noordse pantheïsme ziet Nieuw Rechts een alternatief voor het egalitaire en niet-Europese christendom.[294]

 

3.5.2 De Noordse traditie

 

De paganistische groepen die zich op het Germaanse en Scandinavische heidendom baseren, ontwikkelden zich sterk vanaf de jaren ’70, alhoewel ze voorlopers kennen sinds het einde van de negentiende eeuw. De beweging deinde uit in de hele Westerse wereld, van Duitsland en de Scandinavische landen –de historische bakermat- tot de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Oost-Europa, Nederland en België.[295] De verschillende groepen binnen de Noordse traditie vormen lang geen eenheid en kunnen er totaal afwijkende meningen op nahouden wat hun religie betreft.[296]

 

De kenmerken van de Noordse traditie zijn grotendeels dezelfde als die van de andere pagaanse stromingen: nadruk op het feit dat er geen onderscheid bestaat tussen het materiële en het spirituele bestaan, het gebruik van mythen als ‘de taal van God’, de nadruk op vrijheid, zelfstandigheid en zelfvervulling, holistisch naturalisme, afwijzing van dogmatisme en bekeringsdrang en het afwijzen van drugs.[297] Een van de meest gekende aspecten van de Noordse traditie is het gebruik van runen.[298] Runen zijn gekerfde of getekende lijnen die elk een letterteken vormen. Elke letter heeft een naam die zowel staat voor een klank als voor een concept of een idee. De tekens zouden gebruikt zijn voor inscripties of bezweringen en misschien ook als een soort magisch middel om de wil van de goden te leren kennen. Het precieze doel en betekenis van de oorspronkelijke runen is echter onduidelijk en aan discussie onderhevig. Moderne Odinisten gebruiken runen op verschillende manieren. Heel wat onder hen gebruiken het ‘runenorakel’ om inzicht te verwerven in hun leven en om antwoorden te krijgen op hun vragen. De tekens worden soms ook als een soort geheimschrift gebruikt.[299] Een ander belangrijk kenmerk is het feit dat voor de meeste aanhangers van de Noordse traditie de vermeende historische basis van hun religie erg belangrijk is. Er wordt veel belang gehecht aan de historische studie van het voorchristelijk Noord-Europa. Ze trachten in historische bronnen oude rituelen, filosofieën en theologieën op te sporen en die aan te passen aan de hedendaagse noden. Vooral de Edda en de sagen worden beschouwd als belangrijke bronnen. Odinisten gaan er van uit dat ze zich een relatief goed beeld kunnen vormen van de cultuur en de religieuze gebruiken van de heidense Noord-Europeanen.[300]

 

De belangrijkste kenmerken, waardoor de Noordse traditie zich duidelijk onderscheidt van de andere pagaanse stromingen, zijn het conservatisme en de nadruk op raciale zuiverheid. Radicaalrechts is in de Noords traditie duidelijk aanwezig, maar mag niet worden veralgemeend. Feit is wel dat veel aanhangers van de Noorse traditie een eerder conservatieve visie op de staat en de samenleving aanhangen. Door het feit dat Odinisten een groot belang hechten aan familie, moed, loyaliteit en eer zijn ze vaak conservatiever dan de meeste paganen. Vaak staan ze eerder afwijzend tegenover feminisme, anarchisme en ‘andere’, minder traditionele opvattingen over seksualiteit en manier van leven. Veel Odinisten staan afkerig tegenover het doctrinaire marxisme, het liberaal kosmopolitisme en het consumptie-kapitalisme.[301] Een ander belangrijk kenmerk is de nadruk die veel aanhangers van de Noordse tradities leggen op het ‘ras’. Ze benadrukken dat de Noordse traditie de eigen, natuurlijke religie van de volkeren van Teutoonse oorsprong is en dus niet geschikt is voor andere volkeren. Sommigen suggereren zelfs dat er ‘iets’ is in het collectieve onderbewustzijn van de Noord-Europese volkeren dat hun een grotere affiniteit verleent met runen, de Noordse goden en de Noordse tradities. Sommige groepen benadrukken evenwel dat ze andere ‘natuurlijke’ religieuze tradities voor andere volkeren als evenwaardig beschouwen en dat ze geen raciale of religieuze superioriteit claimen.[302] Veel Odinisten geloven dat elke raciale groep en subgroep een uniek en niet-herhaalbaar biologisch-historisch fenomeen is dat moet worden gevrijwaard. Tegelijkertijd eigenen ze zich het recht toe om zichzelf te beschermen tegen etnische groepen die het eigen volk bedreigen of aanvallen. Ze waarschuwen dan ook tegen de hedendaagse homogenisatie en het multiculturalisme. Ze pleiten voor een ‘raciale bewustwording’ van alle volkeren als verdediging tegen de assimilatie.[303]

 

Deze thematiek leunt duidelijk dicht aan bij Nieuw Rechtse thema’s en het is dus niet verwonderlijk dat vooral jonge Odinisten aansluiting vinden bij de Nieuw Rechtse theorieën van onder meer Alain de Benoist. De invloed van deze laatste in rechtse heidense milieus mag volgens Jan de Zutter zeker niet worden onderschat.[304] Veel neonazistische en nationalistische groepen maken gebruik van symbolen, namen en woorden die ontleend zijn aan de Noordse mythologie en de oude Noordse samenleving. Op deze manier tracht radicaalrechts een zekere vorm van legitimiteit te verwerven door zichzelf voor te stellen als deel van een voortdurende Noordse traditie die eigen is aan de Noord-Europese volkeren.[305] Dit wil echter niet zeggen dat alle aanhangers van de Noordse tradities radicaalrechtse neonazi’s zouden zijn. Men moet zich wel bewust zijn van het feit dat het Noordse heidendom vaak wordt ingeschakeld om een rechtse nationalistische ideologie te verdedigen.

 

3.5.3 Het heidendom volgens Nieuw Rechts

 

Zoals uit een eerder hoofdstuk is gebleken wijst Nieuw Rechts het joods-christendom radicaal af. Dit betekent echter niet dat elke vorm van spiritualiteit wordt afgewezen. Volgens de Benoist is het immers een utopie te denken dat men op een blijvende wijze elke religieuze belangstelling bij de mens kan onderdrukken. De behoefte aan het sacrale is voor de mens een levensnoodzakelijke behoefte. De zeer recente verschijnselen van een werkelijk ongeloof moeten volgens hem gerangschikt worden onder de hedendaagse vervalverschijnselen die ertoe bijdragen “datgene in de mens te vernielen wat hem specifiek tot mens maakt”.[306] Hier komen we dus terug bij het uitgangspunt van Nieuw Rechts, namelijk de heersende cultuurcrisis van de Westerse beschaving. In deze tijd van desacralisering en ongeloof wil Nieuw Rechts een ‘nieuwe geestelijke herbeleving’ aankondigen, een geestelijke herbeleving die te vinden zou zijn in de heropleving van het heidendom.

 

Nieuw Rechts is ervan overtuigd dat het wezen van de oude heidense denkbeelden in onze tijd nog niets van hun bruikbaarheid hebben verloren en uitermate geschikt zijn om als grondslag te dienen voor een nieuwe levensbeschouwing.[307] Hoewel wordt erkend dat zomaar terug aansluiten bij echte of vermeende heidense wijsheid wellicht niet meer mogelijk is, kan het heidense denken volgens Nieuw Rechts een belangrijke inspiratiebron zijn voor de hedendaagse ontwortelde mens.[308] Nieuw Rechts stelt dat het paganisme geen terugkeer naar het verleden inhoudt. Het gaat immers niet om een terugkeer naar vroegere vormen en gebruiken, maar om een terugkeer naar het wezen van het heidendom.[309] Men moet zich dus niet vastklampen aan hetgeen in de folklore resteert – hoewel deze aspecten soms vrij belangrijk kunnen zijn – maar men moet proberen om naar de essentie van de heidense traditie terug te keren en deze aan te passen aan de nieuwe situatie waarin we ons vandaag de dag bevinden.[310] Dit Nieuw Rechtse heidendom is een ‘intellectueel’ heidendom, de aanhangers ervan lopen niet hoog op met de rituelen die de meeste pagaanse groepen organiseren. Jan De Zutter heeft het over “heidenen in maatpak” waarvoor het heidendom een geesteshouding is.[311] Het Nieuw Rechtse heidendom is een ingesteldheid, een manier om de wereld te aanschouwen en te beleven.[312] Alain de Benoist waarschuwt zelfs voor de heropleving van het heidendom in een primitieve, infantiele vorm. Hij distantieert zich volledig van groepen die het heidendom als een soort sekte zien en van de “vele goedmenende groepen die, dikwijls bezield met de beste bedoelingen, ongewild komisch en zeer onhandig zijn en volledig aan de zelfkant staan”.[313] Hij verwerpt ook de voorstelling van het heidendom als een loutere natuurreligie waarbij elke transcendentie over het hoofd wordt gezien.[314] Het is een foute gedachte het heidendom te herleiden tot een gewone ‘terug naar de natuur’-beweging, heidendom veronderstelt immers een specifieke spiritualiteit waarin de kunstmatige tegenstelling natuur/bovennatuur wordt opgegeven.[315]

 

Voor Nieuw Rechts staat het onomstotelijk vast dat het heidendom de oorspronkelijke religie is van Europa en dat de kern van het heidense denken (evenals onze Indo-europese erfenis) nog steeds actueel is. De kerstening van Europa heeft geleid tot het tot stand komen van de Europese ‘pseudomorfose’, tot een religieuze vermenging. Eens gekerstend was de Europese cultuur, noch het christendom zelf in overeenstemming met de eigen oorsprong en de eigen aard. Volgens Nieuw Rechts is Europa nooit echt christelijk geweest en is het heidendom nooit volledig verdwenen.[316] De triomf van het christendom was slechts een schijnoverwinning. Na de kerstening leefde het heidendom voort in het collectieve onderbewustzijn. Dit kwam onder meer tot uiting in bepaalde volkse riten en gebruiken, die, volgens Nieuw Rechts, vaak ten onrechte als folkloristisch werden bestempeld. Ook in ketterse stromingen en in vele artistieke en literaire oplevingen zouden duidelijk heidense elementen aanwezig geweest zijn.[317] De Benoist wijst er bijvoorbeeld op dat de literatuur sinds Ronsard en du Bellay een onuitputtelijke inspiratiebron heeft gevonden in de voorchristelijke oudheid. Ook de politieke denkbeelden hebben zich gedurende meer dan vijftien eeuwen laten inspireren door de ‘zuiver heidense’ gedachte van het imperium, de politieke onderbouw van het Romeinse Rijk. Wat de filosofie betreft wijst hij er op dat er naast de voorstanders van de exclusieve voorrang van de logos op de mythos zoals Descartes en August Comte, er een hele school bestaat die aan de mythos de voorrang heeft en die zou gaan van Vico tot Heidegger.[318] In TeKoS verschijnen geregeld artikels gewijd aan het doorleven van het heidendom na de kerstening. Een voorbeeld hiervan is een artikel over de veronderstelde heidens-religieuze gedachten in de gedichten van Willem Kloos. Het heidense idee van god-in-ons (zie verder) zou door Kloos duidelijk in zijn gedichten tot uitdrukking zijn gebracht: “Ik ben een God in’t diepst van mijn gedachten en zit in’t binnenste van mijn ziel ten troon…”.[319]

 

Nieuw Rechts gaat uit van de veronderstelling dat er nog steeds een zekere verwantschap met de oude Indo-europese religies aanwezig is. Niet alleen een vertrouwd zijn vanuit kennis, maar ook een ‘geestelijke gemeenschap’, een intuïtieve vertrouwdheid met de Indo-europese heidense levensbeschouwing. Het zou dus niet enkel gaan om kennis te vergaren over de verschillende geloofsbelevenissen in het Europa van voor de kerstening. Het zou vooral te maken hebben met in die religies de projectie te identificeren van bepaalde waarden die ons, als erfgenamen van deze cultuur, eigen zijn en ons nog steeds aangaan. Men moet achter de overgeleverde mythen zoeken naar een bepaalde levensbeschouwing die ons eigen is. Het Nieuw Rechtse paganisme bestaat er dus niet in om de Odincultus te doen herleven of om heiligdommen op te richten voor de oude goden. Het geloof in de goden is voorbij, men moet op zoek gaan naar de waarden die zij vertegenwoordigden en die ons, als afstammelingen van de Indo-europeanen, eigen zijn. Deze heidense levensbeschouwing moet dienen als alternatief voor het egalitaire en wezensvreemde joods-christelijke waardensysteem dat nog steeds onze ganse tijd doordringt: de wijze waarop wij onze geschiedenis interpreteren en de waarden waar we ons steeds op beroepen, zijn nog steeds in essentie joods-christelijk.[320]

 

Het nominalistische uitgangspunt is duidelijk terug te vinden in de Nieuw Rechtse visie op het heidendom. Nieuw Rechts stelt immers dat het paganisme een geloof is dat op de werkelijkheid berust.[321] In het heidense denken wordt uitgegaan van de doorleefde werkelijkheid en niet van een geopenbaarde absoluutheid zoals in het christendom. Er wordt, in tegenstelling tot het joods-christelijke denken, geredeneerd vanuit het bijzondere naar het universele.[322] Hierbij aansluitend zou ook de monotheïstische lineaire geschiedopvatting de heidense volkeren onbekend zijn geweest. Volgens Nieuw Rechts vindt men in het heidendom een cyclische geschiedopvatting terug. De gedachte aan een gerichte geschiedenis met een welbepaald einddoel zou volkomen vreemd geweest zijn aan het denken van de voorchristelijke beschavingen.[323] Deze cyclische geschiedenisopvatting vindt men bijvoorbeeld terug in de viering van het heidense midwinterfeest of joelfeest. Dit feest stond tegelijk in het teken van sterven en duisternis en van wedergeboorte en terugkeer van het zonlicht. De dood volgt op het leven en omgekeerd. De eeuwige wederkeer in de natuur wordt in talrijke heidens mythen en symbolen geëvoceerd.[324]

 

Het voornaamste kenmerk van het heidendom is volgens de Benoist de verwerping van het dualisme. Het joods-christendom maakt een radicaal onderscheid tussen deze wereld en God: er bestaat een absolute scheiding van het geschapene (de wereld) en het niet-geschapene (God).[325] De God van het joods-christendom is ‘le tout autre’, dit in tegenstelling tot de god van het paganisme die als een ‘non-autre’ wordt gedefinieerd. Het paganisme is de leer waarbij het sacrale en het profane in elkaar overlopen.[326] Voor het heidendom kan God niet gezien worden als totaal losstaand van de wereld. Het goddelijke is immanent en wezensgelijk met de wereld.[327] Tommissen heeft dus gelijk als hij stelt dat men de religiositeit van Nieuw Rechts kan samenvatten met het postulaat “qu’un dieu qui ne serait pas de ce monde ne saurait précisement être un dieu”.[328] De heidense religie vertrekt vanuit een ‘transcendente eenheidsgedachte’. Niet alleen de goden behoren tot het goddelijke, maar ook de mensen en de natuur. De vele heidense goden weerspiegelen allemaal één aspect van het ‘Goddelijke’, van het ‘Allesomvattende’, van het één en ondeelbare ‘Pure Zijn’.[329]

 

Volgens Nieuw Rechts gaat het heidendom uit van een ‘heroïsch mensbeeld’ (zie hoofdstuk “Onze Indo-europese erfenis”). In plaats van te hopen op verlossing moet de mens streven naar zelfverwezenlijking, tegelijk mag hij wat de natuur hem heeft gegeven en de erfenis van zijn voorouders niet verloochenen.[330] Lotsbestemming of fatum houdt voor Nieuw Rechtse heidenen geen gehoorzaamheid of onderwerping in. Juist het feit dat de mens een levenslot heeft, dat hij kan trachten te vervullen of waartegen hij zich kan verzetten, maakt dat hij zich heroïsch kan gedragen, dat hij zichzelf kan overstijgen.[331] Het Nieuw Rechtse heidendom stelt dat de mens, door zichzelf te vormen en door een leven te leiden overeenkomstig de principes die hij zichzelf heeft opgelegd, in de mogelijkheid verkeert een zin te geven aan het leven. De mens is de schepper van zichzelf, maar mag niet in de plaats van God worden gesteld. Hij zal er immers nooit in slagen de voltooiing van zijn ‘zijn’ volledig te bereiken. Elke horizon die hij zal bereiken, zal hem er nieuwe doen ontdekken. De mens overtreft zichzelf slechts om naar nieuwe middelen te zoeken om zich nog verder te overtreffen.[332] De mens heeft de vrijheid om van zichzelf te maken wat hij wil: een lager mens of een hoger mens. Dat is volgens Nieuw Rechts de essentie van de heidense levensinspiratie.[333]

 

Volgens Nieuw Rechts was in de Indo-europese religies de mens de maatstaf van God. De gemeenschap der goden was geordend naar het model van de menselijke gemeenschap. De goden vertoonden alle mogelijke menselijke eigenschappen en getuigden van dezelfde verscheidenheid in verlangens.[334]

 

Binnen het heidendom zou een richtinggevend beginsel van tolerantie aanwezig zijn. Het maken van bekeerlingen was de heidenen onbekend. Een systeem dat een onbeperkt aantal goden toelaat, zal volgen Nieuw Rechts niet enkel een veelvoud van cultussen erkennen, maar het sluit ook een veelheid in van zeden, van politieke en sociale ordeningen en van wereldconcepties die in de goden telkens hun verheven uitdrukkingsvorm hebben.[335] Deze heidense tolerantie wordt in contrast geplaatst met de beruchte christelijke intolerantie. Tolerantie wordt gekoppeld aan een radicaal afwijzen van elk universalisme en egalitarisme.[336] Zoals betoogd, bestaat er volgens Nieuw Rechts niet zoiets als ‘de abstracte universele mens’. Ook het heidendom wordt ingeschakeld in de ideologie van het anti-egalitarisme. Volgens Nieuw Rechts is voor het heidendom de persoon onherroepelijk verbonden met zijn afstamming en de gemeenschap waartoe hij behoort.[337] Ook de gehechtheid aan de bodem wordt door de heiden als positief ervaren, niet als een beperking, maar als een fundament van zijn bestaan.[338] Deze erkenning van de fundamentele band van elke mens met de eigen erfenis en de eigen geboortegrond, maakt dat het heidendom elke vorm van religieus of filosofisch universalisme verwerpt. In ieder volk manifesteert het religieus gevoel zich anders, daarom druist een eenheidsreligie tegen de levens- en natuurwetten in. Om de Europese cultuur in deze tijd van banalisering en uniformisering te behoeden voor ondergang moet de Europese mens bewust trouw blijven aan de culturele erfenis van zijn voorouders. Het Europese volk moet zich verzetten tegen de volksvreemde egalitaire ideologieën die onze maatschappij en culturele grondslagen trachten te vernietigen.[339]

 

Aan het anti-egalitarisme van het Nieuw Rechtse heidendom wordt de afwijzing van de apolitieke houding van het christendom gekoppeld. Het joods-christendom zou politiek afwijzen omdat de autoriteit van de mens over de mens wordt afgewezen. Enkel de autoriteit van God tegenover de mensheid wordt erkend.[340] De Benoist stelt dat het heidendom op een vanzelfsprekende wijze de autoriteit van de ene mens over de andere aanvaardt en dus ook de politiek.[341]

 

            Volgens Taguieff is het heidendom waarschijnlijk het meest ongewone en zeker het meest onverwachte element van de Nouvelle Droite ideologie. Het radicaal afwijzen van het christendom is atypisch voor een rechts-radicale beweging. Er heeft altijd wel een antichristelijke stroming bestaan binnen het extreemrechtse kamp, maar dat waren eerder geïsoleerde feiten (in het hoofdstuk “De conservatieve revolutie” wordt kort ingegaan op de heidense voorlopers van Nieuw Rechts). Het nieuwe aan de actuele situatie is het feit dat het paganisme een centraal element is in de Nouvelle Droite ideologie.[342]

 

De heidense levensbeschouwing en het heidense waardensysteem zoals die door Nieuw Rechts worden voorgesteld, komen -net als de voorstelling van onze Indo-europese erfenis- overeen met het gedachtegoed van Nieuw Rechts en vormen er dus een extra ondersteuning voor.

 

3.6 De Europese Rijksgedachte

 

3.6.1 De focus op Europa

 

Een belangrijk aspect in het Nieuw Rechtse gedachtegoed is de focus op de Europese cultuur. Europa en niet de onderscheiden naties staat centraal (met Europa wordt het Europa bedoeld dat reikt van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral). De nadruk op de verdediging van de Europese identiteit of de Europese cultuur, impliceert dat Nieuw Rechts er van uitgaat dat er een onsterfelijke overkoepelende Europese cultuur bestaat en dat we het wezenlijke, de essentie ervan kunnen kennen. Daarenboven beschouwt Nieuw Rechts Europa zowat als het middelpunt van de aarde. De Benoist heeft het over “le Heartland par excellence”.[343] Voor Nieuw Rechts is Europa zowel op geopolitiek, historisch, cultureel en politiek vlak het centrum van de wereld.[344] De positieve referentie aan Europa manifesteert zich in twee discours. Het eerste draait rond de verering van de eigen identiteit van de Europese cultuur, gebaseerd op een ver verleden afkomst. Dit is met andere woorden de ophemeling van onze Indo-europese erfenis. Het tweede discours draait rond de Europese rijksgedachte. De verheerlijking van Europa is gekoppeld aan de droom van een sterk Europa, onafhankelijk van de Verenigde Staten en (tot 1989/1991) onafhankelijk van de (voormalige) Sovjetunie.

 

Voor het uiteenvallen van de USSR verschenen er in TeKoS geregeld artikels die de ‘zwakheid’ van Europa ten opzicht van de twee supermachten aanklaagden. Een voorbeeld hiervan is het artikel ‘Willen zou voldoende zijn’ van Alain de Benoist in mei 1980. In dat artikel klaagt hij de machteloosheid van Europa in de koude oorlog aan. Europa heeft weliswaar de middelen om zich weerbaar op te stellen, maar het heeft geen doel, het weet niet wat het wil.[345] In een artikel uit 1988 wordt het nog zo gesteld: “Europa zal nooit meer een zelfstandige rol in de politiek kunnen spelen, een rol die voortkomt uit haar geschiedenis, haar ervaringen – ook de minder goede – uit haar kracht en energie en uit het zelfbewustzijn van haar volkeren en naties, indien het zich door het Westen en Oosten blijft laten voorschrijven wat het als ‘verworvenheden’ te aanvaarden heeft.”[346] Aan deze bekommernis om een sterk Europa wordt consequent de eenmaking van Duitsland gekoppeld. Een ‘blokvrij’ Europa is gekoppeld aan de eenmaking van Duitsland en omgekeerd. Frans de Hoon schrijft: “De vrijheid voor Europa en de erkenning van de vrijheid van hereniging van een volwaardig Duits volk zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.[347] Op dit belang dat gehecht wordt aan de Duitse eenmaking en de onafhankelijkheid van Europa ten opzichte van de VSA en de USSR, kom ik verder nog terug.

 

De verering van de eigen Indo-europese identiteit van Europa is reeds in een vorig hoofdstuk aan bod gekomen. Nieuw Rechts streeft zoals gezegd een Europese culturele renaissance na. Deze doelstelling veronderstelt het geloof in een gemeenschappelijk geestelijk patrimonium van de in Europa wonende volkeren.[348] Dit gemeenschappelijk geestelijk patrimonium vindt Nieuw Rechts in onze (veronderstelde) Indo-europese erfenis. Nieuw Rechts koppelt deze verheerlijking van de ‘ware Indo-europese identiteit’ aan de Europese rijksgedachte. De Indo-europese erfenis wordt gebruikt als ondersteuning en legitimatie van de Nieuw Rechtse Europese rijksgedachte omdat het de gemeenschappelijke oorsprong van de Europese volkeren onderstreept.

 

3.6.2 De rijksgedachte

 

            Wat houdt de zogenaamde ‘Europese rijksgedachte’ van Nieuw Rechts nu feitelijk in? Om de betekenis van de rijksgedachte uit te leggen wordt het ‘rijk’ geplaatst tegenover de ‘natiestaat’. Een belangrijk onderscheid tussen beiden is de tegenstelling die bestaat tussen het spirituele principe waarop het rijk gebaseerd is en de territoriale machtsbasis van de natiestaat. Het rijk verwijst niet naar een territorium, maar is in essentie een idee of een principe. Het principe waar het rijk op steunt, bepaalt de politieke orde. De keizer representeert een macht die de gemeenschappen die hij regeert transcendeert. In deze context wordt Julius Evola geciteerd: “The empire should not be confused with the kingdoms and nations which constitute it because it is something qualitatively different, prior to and above each of them in terms of its principle. (…) The old Roman notion of imperium referred to the pure power of command, the quasi-mythical force of auctoritas.” [349] Er wordt een onderscheid gemaakt tussen auctoritas (morele en spirituele superioriteit) en potestas (politieke macht uitgeoefend door legale middelen).[350] Hieruit volgt dat er een fundamenteel onderscheid bestaat tussen de ‘nationaliteitsgedachte’ in een natiestaat, waarvan Frankrijk het schoolvoorbeeld is, en de ‘nationaliteitsgedachte’ in landen waar de rijksgedachte domineert, waarvan Duitsland de beste illustratie is. In Frankrijk is het de staat geweest die de natie heeft gevormd en is het nationaal gevoel het eindresultaat van dit proces. In Duitsland daarentegen heeft de natie de staat geschapen en ligt het nationaal bewustzijn aan de basis van deze evolutie.[351]

 

            Een ander essentieel verschil is volgens Nieuw Rechts de manier waarop het rijk en de staat politieke eenheid bekijken. De eenheid binnen het rijk is van organische aard. In de mate waarin het rijk een principe belichaamt, beschouwt het eenheid slechts op het niveau van dat principe. Het gevolg hiervan is dat het rijk verschillende culturen kan omvatten. In tegenstelling tot de natiestaat die het volk en de staat wil laten samenvallen, verenigt het rijk verschillende volkeren. Het rijk is in essentie universalistisch. Universalisme verwijst hier niet naar ‘het verspreiden over de ganse wereld’. Universalisme in de context van de rijksgedachte slaat op het idee van een rechtvaardige orde, die de verschillende gemeenschappen wil verenigen op basis van een concrete politiek organisatie. De algemene wet van het rijk is die van autonomie en respect voor verscheidenheid. Het rijk tracht te unificeren op een hoger niveau, zonder de diversiteit van de verschillende culturen en volkeren te onderdrukken. Het wil de verschillen dus niet afschaffen, maar integreren. Dit staat in scherp contrast met de natiestaat die de onweerstaanbare neiging heeft tot centralisatie en homogenisatie. Deze centralisatie blijkt in eerste instantie uit de uniformisering van de rechtsregels en het tot stand komen van een ‘nationale’ economische markt.[352]

 

            Een derde onderscheid is de tegenstelling tussen het individualisme van de natiestaat en het holisme van het rijk. Het tot stand komen van een natiestaat, en hiermee samenhangend een nationale markt, kan enkele plaats vinden in een ‘geatomiseerde’ samenleving waarbinnen individuen beschouwd worden als autonoom. De natiestaat wil individuen integreren onder dezelfde wetten op een zelfde manier. De staatsmacht wordt uitgeoefend over individuele onderdanen. Daarom vernietigde of limiteerde de staat de macht van alle vormen van intermediaire socialisatie: familieclans, dorpsgemeenschappen, broederschappen, ambachten, … De staat wordt gekenmerkt door een echte obsessie om iedereen op dezelfde lijn te brengen. Het individualisme van de natiestaat is hierbij essentieel. De staat erkent alleen individuen. Men behoort tot een natiestaat op een directe manier, zonder de tussenkomst van lokale banden of lichamen. De staat tracht een maatschappij van individuen tot stand te brengen, die als gelijk beschouwd worden op een seculier niveau. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt “on the ruins of the intermediate bodies it had suppressed”.[353] Individualisme is bijgevolg onlosmakelijk verweven met het idee van de natiestaat. Samenvattend kan men stellen dat de natiestaat door Nieuw Rechts beschouwd wordt als een homogene maatschappij bestaande uit mensen die zichzelf als individuen beschouwen. Daartegenover staat het rijk die de diversiteit van de groepen wil bewaren. Iemand is lid van een rijk op een indirecte manier, via intermediaire structuren. Het holisme van de rijksgedachte impliceert dat individuen niet gescheiden worden van hun natuurlijke relaties. In het rijk hebben de verschillende nationaliteiten hetzelfde burgerschap gemeenschappelijk. In de natiestaat daarentegen zijn de twee synoniemen: deel uitmaken van een natie is de basis voor het burgerschap. Hierbij sluiten ook de verschillende opvattingen over grenzen aan. Het rijk is nooit een afgesloten geheel, in tegenstelling tot de natie die in toenemende mate afgebakend werd door onzichtbare grenzen. De grenzen van het rijk zijn natuurlijk veranderlijk en voorlopig, wat opnieuw het organisch karakter van het rijk benadrukt.[354]

 

            Uit deze uiteenzetting blijkt overduidelijk dat het begrip ‘rijk’, in de betekenis die Nieuw Rechts er aan geeft, enkel slaat op de historische constructies die deze naam ‘verdienen’, zoals het Romeinse Rijk, het Byzantijnse Rijk, het Heilig Roomse Rijk en het Ottomaanse Rijk. Het Rijk van Napoleon, Hitler’s Derde Rijk, het Franse en het Britse koloniale Rijk en het moderne imperialisme van Amerika en (tot 1989) de Sovjetunie kunnen volgens Nieuw Rechts zeker niet gezien worden als rijken. Deze naam is verkeerd gegeven aan staten die hun nationale territorium willen uitbreiden.[355]

 

            Uit deze uiteenzetting blijkt ook dat het pleidooi voor de Europese rijksgedachte perfect aansluit bij de rest van het Nieuw Rechtse gedachtegoed. De natiestaat wordt beschuldigd van nivellering en egalisering. Het is het rijk die ‘le droit à la différence’ van elk volk, elke gemeenschap en elk individu het best kan waarborgen. De erkenning van het belang van intermediaire structuren, die worden miskend door de individualistische natiestaat, sluit aan bij het pleidooi voor een organische samenleving, met aandacht voor lokale banden, verworteling en tradities. De rijksgedachte sluit ook aan bij de Nieuw Rechtse afwijzing van het liberalisme. Het liberalisme legt immers sterk de nadruk op het idee dat de natiestaat de best mogelijke politieke entiteit is. Een verkeerd en te verwerpen idee volgens Nieuw Rechts. Ook de afkeer ten opzichte van de Franse Revolutie, die het staatsvormingsproces tot in zijn uiterste consequentie heeft doorgevoerd, vinden we hier terug. De afkeer voor de Franse natie staat overigens in contrast met de sympathie voor Duitsland, die terug te vinden is in TeKoS. Deze sympathie blijkt onder meer uit het pleidooi voor de totstandkoming van een Midden-Europa, maar bijvoorbeeld ook uit de aandacht voor de conservatieve revolutie in de Weimarrepubliek.

 

3.6.3 De Europese rijksgedachte vandaag

 

            Aan de rijksgedachte en de droom van een groot en sterk Europa dat reikt van de Atlantische Oceaan tot de Oeral, koppelde Nieuw Rechts tot 1990 het betoog voor de totstandkoming van een ‘Midden-Europa’. Midden-Europa werd voorgesteld als de geopolitieke basis van de Europese rijksgedachte. De kern van dit Midden-Europa zou het herenigde Duitsland zijn, die zijn ‘klassieke’ rol van bemiddelaar tussen Oost en West weer moest opnemen. Voor Duitsland zou een voortrekkers- en leidende rol weggelegd zijn in de totstandkoming van een Europees rijk. De sterke federale structuur van het land en zijn geschiedenis, die volgens Nieuw Rechts gekenmerkt wordt door het doorleven van de rijksgedachte, maken het bijzonder geschikt om de rijksgedachte uit te dragen. Juist door deze kenmerken moeten voor de Duitsers, in tegenstelling tot de Fransen, de nationale identiteit en de staatsgedachte niet noodzakelijk samenvallen.[356] Dit pleidooi voor een Midden-Europa is in TeKoS vooral terug te vinden in de tweede helft van de jaren ’80. De hereniging van Duitsland en de vorming van een Midden-Europa werden gezien als een middel om de door de supermachten opgelegde deling van Europa te overwinnen. De creatie van een dergelijk Midden-Europa, onafhankelijk van de blokken en met de mogelijkheid om zich geleidelijk uit te breiden, werd gezien als noodzakelijk om Europa weer een sterke autonome positie te bezorgen in de wereldpolitiek. Tegelijk werd het beschouwd als een manier om het eng nationalistisch denken te overwinnen en de rijksgedachte algemeen ingang te doen vinden.[357] De val van de Berlijnse muur in 1989 leken een dergelijk Midden-Europa mogelijk te maken. De gebeurtenissen die hierop volgden, de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa en uiteindelijk het uiteenvallen van de Sovjetunie, achterhaalden echter dit idee. De mogelijkheid van de totstandkoming van een heeleuropese federatie gebaseerd op de rijksgedachte leek plotseling een ganse stap dichterbij te zijn gekomen.

 

Volgens Nieuw Rechts bestaat vandaag niet alleen de mogelijk tot de creatie van een heeleuropees rijk, maar vooral ook de noodzaak. De natiestaten kunnen geen antwoorden meer bieden op de moderne sociale, economische, politieke en culturele vraagstukken. Ze zijn uitgeblust. De natiestaat wordt vandaag de dag geconfronteerd met problemen die haar mogelijkheden te boven gaan. Zowel van bovenaf als van beneden wordt ze aangevochten. Van beneden af wordt ze in vraag gesteld door hardnekkige vormen van regionalisme. Van bovenaf wordt ze uitgedaagd door problemen die de nationale grenzen overstijgen. De natiestaat verliest zijn macht door de vorming van supranationale instituties, de opkomst van mondiale mediakanalen en internationale drukkingsgroepen. Daarenboven is er de globalisering van de economie met het steeds belangrijker worden van de beurs en multinationals die zich weinig aantrekken van nationale grenzen. Nationale identiteiten lijken bovendien in crisis. Het nationale model van integratie lijkt te breken. De staat wordt bekritiseerd op alle fronten en de samenleving valt uit elkaar. Niet alleen in Europa wordt de staat geconfronteerd met dergelijke problemen. De problemen in de derde wereld zijn nog groter. De natiestaten daar ontbreken elke historische basis. De grenzen zijn gebaseerd op arbitraire beslissingen van koloniale mogendheden die de lokale historische, religieuze en culturele realiteiten negeerden. De natiestaten vandaag de dag zijn uitgeput en worden langs alle kanten bedreigd. Voor Nieuw Rechts is het enige goede antwoord voor deze problemen te vinden in de rijksgedachte. Het rijk dat eenheid in verscheidenheid kan brengen, dat de diversiteit waarborgt evenals de verschillende intermediaire structuren waarmee mensen verbonden zijn.[358]

 

            Nieuw Rechts is een sterke voorstander van Europese integratie, maar niet zoals die nu gebeurt. Europese eenheid kan niet worden gebouwd op natiestaten, noch op een economische supranationale entiteit. Een sterk eengemaakt Europa kan enkel gecreëerd worden volgens een federaal model. Een federaal model dat een bepaald idee, principe, project, … draagt, een idee dat in essentie het model van een Europees rijk uitdrukt. Het is de steun aan een dergelijk gemeenschappelijk idee dat de eenheid van Europa kan verzekeren: “It is not the fact of belonging to the same soil, speaking the same language, or having the same bloodline which should unite or divide us, but the fact of supporting or not supporting the same idea”.[359] In een dergelijk rijksmodel is het bestaansrecht van regionale culturen en lokale autonomie gewaarborgd. Het belang dat gehecht wordt aan deze autonomie, waarborgt bovendien de belangrijke plaats van basisdemocratische procedures en directe democratie.[360] Hoewel Nieuw Rechts dus in wezen positief staat tegenover de Europese integratie, heeft ze veel kritiek op de integratie zoals die nu plaats vindt. Nieuw Rechts reageert tegen het volgens haar te sterk nationaal denken van de traditionele partijen die in het Europees parlement zetelen. De nationale machtsbasis van die partijen zorgt ervoor dat van hen geen integrale Europese visie te verwachten valt. Het zijn nog steeds de nationale belangen die primeren en niet het belang van Europa. Er bestaat weliswaar een brede consensus op sociaal-economisch vlak, maar op het gebied van het politieke of culturele Europa is de overeenstemming ver zoek. De nadruk ligt vooral op het louter economische aspect en de creatie van een eengemaakte markt. Het is volgens Nieuw Rechts dan ook niet verwonderlijk dat het Europese project zo weinig begeestering opwekt bij het Europese volk. Alleen geestelijke waarden, geestelijke grootsheid zijn in staat begeestering op te wekken.[361] De kritiek op het huidige integratieproces impliceert echter niet dat het ganse Europese integratieproces wordt afgewezen. Nieuw Rechts staat bijvoorbeeld positief tegenover het verdrag van Maastricht dat het subsidiariteitsbeginsel en het complementariteitbeginsel accepteert. Het sluit aan bij de rijksgedachte in de zin dat de nationale en regionale verscheidenheid van de Europese culturen wordt erkend en gerespecteerd. Verder impliceerde de invoering van het Europees burgerschap dat nationaliteit en burgerschap niet langer hoefden samen te vallen. De invoering die werd voorzien van een gemeenschappelijke defensiepolitiek, een gemeenschappelijke munt, één gecoördineerd buitenlands beleid, enz. draagt logischerwijs ook de goedkeuring weg van Nieuw Rechts.[362]

 

3.7 Ecologische bewogenheid

 

3.7.1 De ecologische bewogenheid als onderdeel van het Nieuw Rechtse gedachtegoed

 

            De ecologische bewogenheid van Nieuw Rechts sluit aan bij de pessimistische wereldvisie van Nieuw Rechts: de vervuiling en de overbevolking zullen onvermijdelijke leiden tot een ineenstorting van de menselijke samenleving. De natuurgerichte wereldvisie wordt geplaatst tegenover de huidige decadente samenleving waar het ongebreideld individualisme, de technologische hoogmoed en de vooruitgangsutopie, ondersteund door de monotheïstische openbaringsgodsdiensten, geleid hebben tot vervuiling, de uitroeiing van de natuurlijke diversiteit en overbevolking. Zoals in vorige hoofdstukken is aangetoond, is het egalitarisme volgens Nieuw Rechts verantwoordelijk voor de huidige maatschappelijke problemen. Het verloren gaan van de organische samenlevingen dat samenhangt met de opkomst van het egalitarisme en de opgang van het vooruitgangsdenken leidden tot de ontwrichting van de spontane ordeningsmechanismen van de natuur. Het uitputten van de hulpbronnen, de vervuiling en de bevolkingsexplosie zijn slechts de symptomen van de verstoring van de natuurlijke processen.[363] Zoals zal blijken uit dit hoofdstuk, wordt hier ook aangesloten bij de afwijzing van de monotheïstische godsdiensten en het liberalisme die aan de grondslag zouden liggen van de ongebreidelde exploitatie van de natuur. De ecologische bewogenheid van Nieuw Rechts past volledig in het pleidooi voor een organische samenleving met respect voor onze Indo-europese erfenis en de terugkeer naar het heidendom.

 

Volgens Nieuw Rechts zijn het vooral de monotheïstische openbaringsgodsdiensten die aan de basis liggen van de tomeloze natuurexploitatie. Zij maakten de mens compleet los van de natuur en drongen hem in de plaats daarvan een “schrale, moralistische meester-slaafverhouding op met een bijzonder autoritaire god.”[364] Deze godsdiensten rechtvaardigden de onderwerping en exploitatie van de natuur door de mens. De natuur werd vervangen door ‘de schepping’ die niet verbonden was met zijn schepper, God (zie hoofdstuk “De afwijzing van de monotheïstische godsdiensten”). De natuur getuigt weliswaar van de schepping, maar mist zelf elke vorm van sacraliteit. De natuur was geschapen ten dienste van de mens. De mens is de soevereine meester van de schepping. Tussen de mens en de natuur ontstond op die manier een fundamentele breuk. Hierdoor werd de natuur herleid tot wat enerzijds toeeigenbaar was en anderzijds technisch exploiteerbaar.[365] Volgens Nieuw Rechts is het ook niet toevallig dat het diezelfde godsdiensten zijn die elke poging om iets te doen aan de overbevolkingsproblematiek dwarsbomen.[366]

 

            Deze monotheïstische houding ten opzichte van de natuur werd nog versterkt door het liberale vooruitgangsdenken. De verheerlijkte rationaliteit en de moderne wetenschap vergrootten de kloof tussen het menselijk handelen en de natuur. Met de opgang van de moderniteit en de industriële revolutie koos de mens vanuit economisch standpunt systematisch voor de bevrediging van kunstmatig gecreëerde behoeften. De gevolgen van de steeds verdergaande ontregeling van de natuurlijke evenwichtsmechanismen zijn gekend: bevolkingsexplosie, uitputting van de natuurlijke hulpbronnen, uitroeiing van planten- en diersoorten en psychische en fysische degeneratie van de mens.[367] Niet alleen het liberalisme heeft de mateloze natuurexploitatie in de hand gewerkt, ook het communisme, dat gebaseerd is op hetzelfde economisch waardensysteem, heeft een mateloze natuurvervuiling voortgebracht. Dit wordt overduidelijk aangetoond door de catastrofale milieutoestanden in landen waar het communisme decennialang aan de macht is geweest. Rusland is hier het schoolvoorbeeld van. Het ecologisme is volgens Nieuw Rechts niet verzoenbaar met het kapitalisme, noch met het marxistisch utopisme. Het ecologisch denken zelf is revolutionair omdat het een breuk wil bewerkstelligen met het mechanische en reductionistische denken van de moderne mens.[368]

 

            Met deze afwijzing van het liberalisme omwille van de nefaste ecologische gevolgen, sluit Nieuw Rechts zich aan bij de theorieën van Edward Goldsmith. Deze laatste richtte in 1969 het milieutijdschrift ‘The Ecologist’ op. Hij is er nog steeds mede-uitgever en redacteur van.[369] Zijn sympathieën voor Nieuw Rechts zijn bekend. Hij was te gast op colloquia van GRECE en liet zich meermaals positief uit over de Benoist en zijn ideeën.[370] Goldsmith was ook te gast als spreker op het derde colloquium van TeKoS. Zijn theorieën en ideeën worden vaak aangehaald in artikels over ecologie in dat tijdschrift. Guy de Martelaere, redacteur bij TeKoS, vertaalde de beknopte versie van het boek van Goldsmith The way. Deze vertaling werd uitgegeven als het derde nummer in de TeKoS-reeks.

 

            Het discours van Goldsmith sluit zoals gezegd aan bij de afwijzing van het liberalisme en de globalisering. Hij stelt dat het prioritair stellen van de maximalisatie van de economische ontwikkeling heeft geleid tot de totstandkoming van een wereldeconomie die op vrijhandel gebaseerd is en door grote multinationals wordt overheerst. Dit bracht een versnelling van de nieuwe industriële revolutie met zich mee en hiermee gepaard gaande een enorme stijging van het computergebruik. Goldsmith gaat er van uit dat deze trend tot niets anders kan leiden dan tot verhoogde werkloosheid, het verloren gaan van de sociale weefsels en de gemeenschapszin en de verdere afbraak van ons leefmilieu. Volgens hem zullen deze ontwikkelingen belangrijke politieke gevolgen hebben. Grote sociale groepen zullen worden gemarginaliseerd: niet alleen landbouwers, ambachtslieden, kleine zelfstandigen, bedrijfsleiders van bescheiden ondernemingen, een groot deel van de arbeiders, maar ook kaderleden die ten offer vallen van downsizing. Geen van deze sociale groepen zal zich op politiek vlak nog vertegenwoordigd voelen. Volgens Goldsmith is het maar een kwestie van tijd vooraleer een nieuwe politieke partij zal ontstaan die zich zal opwerpen als de vertegenwoordiger van al deze verschillende groepen. Deze groepen hebben met elkaar gemeen dat ze “door de brutaliteit van de grootschalige wereldeconomie worden gemarginaliseerd”.[371] Zij zullen dan een verbond sluiten met al diegenen die zich willen inzetten voor het behoud van de culturele rijkdom van onze maatschappij en ons natuurlijk leefmilieu. Goldsmith stelt dat de volgende politieke frontlijn zal lopen tussen enerzijds de partijen die voor de globale economie opteren en er de nefaste culturele en milieugevolgen gewoon bijnemen en anderzijds de voorstanders van een lokale, kleinschalige economie, milieubewust en met respect voor de culturele eigenheid.[372] Het ecologisme sluit dus aan bij de Nieuw Rechtse afwijzing van het liberalisme en het pleidooi voor een organische samenleving.

 

            Het alternatief dat Nieuw Rechts formuleert, sluit aan bij de rest van het gedachtegoed. De ecologische bewogenheid wordt met andere woorden ingepast in het Nieuw Rechtse tegenproject. Een organische samenleving die in harmonie leeft met zijn omgeving is het ideaal dat door Nieuw Rechts wordt uitgedragen. We moeten terug naar kleinschaliger gemeenschappen die de natuur respecteren. We moeten terug bewust worden van het feit dat wij deel uitmaken van de natuur en dat wij niet ongestraft de natuur naar ons eigen persoonlijk goeddunken kunnen gebruiken. Wij zijn erfgenamen van een leefmilieu en we moeten dit naar ons beste vermogen doorgeven aan de volgende generatie.[373] Dit ideaal zou in overeenstemming zijn met onze Indo-europese erfenis. Onze Indo-europese voorouders zouden in nauwe verbondenheid met de natuur geleefd hebben en deze nauwe band weerspiegelde zich ook in hun religiebeleving. De heidense religies werden gekenmerkt door de erkenning van het bezield karakter van de natuur en de betrokkenheid van de mens in de wereld als groot levend geheel.[374] Volgens Nieuw Rechts moet het prechristelijke heidendom, zowel vanuit spiritueel als ecologisch standpunt, worden betrokken bij het tot stand brengen van een nieuwe ecologische ethiek.[375] Het ecologisme wordt door Nieuw Rechts ook verbonden met het volksnationalisme. Beide stromingen zouden dezelfde conservatieve wortels hebben. “Ze zetten zich in voor het behoud van het gemeenschappelijk bezit dat essentieel geacht wordt voor het overleven van de mensen en voor de kwaliteit van het leven”.[376] Er bestaat volgens Nieuw Rechts geen tegenstelling tussen enerzijds de zorg voor de natuur en anderzijds de zorg voor de eigen cultuur en leefgewoonten. Er bestaat wel een fundamentele tegenstelling tussen de wereldbeschouwing die de natuur en de cultuur wil conserveren en organisch wil laten groeien en de wereldvisie die het primaatschap van de economie uitdraagt en die vandaag de dag overheerst in het Westen, met alle nefaste gevolgen van dien.[377]

 

3.7.2 Een radicaal revolutionair ecologisme?

           

Guy de Martelaere verdedigt in verschillende artikels in TeKoS een radicaal ecologisme. Hij pleit voor het herstel van het ecologisch evenwicht door radicale, vergaande en revolutionaire veranderingen “die hun gelijke niet hebben in de hele menselijke geschiedenis”.[378] Ook hij gaat uit van een ‘crisisdenken’. De natuur in de brede zin van het woord is in crisis. Hij wijst er op dat de natuur, in de enge zin van het woord, kapot gemaakt wordt door vervuiling en overbevolking. De mens wordt afgesneden van zijn wortels, met alle gevolgen van dien: een record aantal zelfmoordpogingen, druggebruik, geweld, psychologische problemen enz.[379] Hij pleit voor een ecocentrische visie op natuurbehoud en

–herstel. Het welzijn van de natuur, die hij gelijk stelt aan het behoud van haar diversiteit en het natuurlijk evenwicht, moet voorrang hebben op het vermeende menselijke welzijn volgens de huidige normen. Cultuur, comfort, menselijke waarden en zelfs ethische normen zijn factoren waar slechts plaats voor is in de mate dat zij niet indruisen tegen het belang van de natuur (het ganse ecosysteem of Gaia).

 

De Martelaere verdedigt een bewuste reactionaire politiek. Daarvoor moeten volgens hem wel eerst een paar ‘ideologische taboes’ worden aangepakt. Er moet onder meer worden afgestapt van de door het Westen verheerlijkte arbeidsethiek. De mens bouwt wegen, trekt rivieren recht, graaft kanalen, legt leidingen, vernietigt bossen enz. omdat het nuttig zou zijn. De nefaste gevolgen voor het milieu zijn daarbij van secundair belang. De Martelaere stelt dat meer passieve idealen algemeen ingang zouden moeten vinden. In plaats van aan te sporen tot werkzaamheid moeten we aandacht besteden aan waarden zoals ‘bewustzijn van wat is’, gevoelscontact met de natuur, de medemensen en andere levende wezens, eerbied voor het leefmilieu en bereidheid er zich bij in te passen, in staat zijn tot verwondering en dergelijke meer. Het spreekt voor zich dat hij de mondialisering, de vrijhandel, de mobiliteit,… afwijst. De oplossing voor de milieuproblemen en de decadentie en ontworteling waarmee ze samenhangt, is een sterk doorgedreven autarchie, radicale decentralisatie en ‘primitivizering’. Hij pleit voor kleine, vrij besloten gemeenschappen met een laag technologiegehalte die dicht bij de natuur leven. Dit is het model dat de mensheid gevolgd heeft in het grootste deel van haar geschiedenis. Het Paleolithicum wordt door de Martelaere omschreven als “die 99% van de menselijke geschiedenis waarin onze soort erin slaagde in relatieve harmonie met haar milieu te leven”. [380] Volgens hem moeten we teruggrijpen naar deze tijd, toen de mens een diersoort was zoals de andere, levend met en in zijn milieu. Het Paleolithicum wordt omschreven als een soort paradijselijke toestand. Hij spreekt zelfs van een toestand van permanente extase, van innerlijke onverdeeldheid en van eenheid met de buitenwereld.[381] De Martelaere pleit met andere woorden voor een terugkeer naar een soort ‘dorpsmaatschappijen’. Maatschappijen die volgens hem gekenmerkt worden door grote statusverschillen en sociale druk en weinig of geen staatsdwang, een grote gehechtheid aan familiale en etnische verwantschap, wantrouwigheid tegenover vreemdelingen, een duidelijk onderscheid tussen de geslachten en het gebruik van dialect om de plaatselijke eigenheid te beklemtonen. Daarvoor moet wel eerst de overbevolking radicaal worden tegengegaan. Er moet eveneens een einde worden gemaakt aan de volksverhuizingen van economische en/of demografische aard. Het terugzenden van vreemdelingen is voor de Martelaere een “ecologisch verantwoorde maatregel.”[382]

 

Dit radicaal ecologisme is echter niet algemeen verspreid in Nieuw Rechtse kringen. Alain de Benoist wijst onder meer in het artikel ‘Natuur en milieu: het ware probleem’ het radicaal ecologisme af. De heerschappij van de mens over de natuur moet niet worden beëindigd. Als tegenwaarde van die heerschappij moet de mens wel de natuur beschermen. We moeten onze verantwoordelijkheid opnemen en het natuurlijke evenwicht herstellen.[383] Ook in zijn boek Heiden zijn vandaag de dag wijst de Benoist elk “banaal naturalisme” af, zowel ‘het terug naar de natuur ’credo van bepaalde volkse sekten als van de ecologisten.[384] De radicale ecologisten bieden een regressief antwoord op de milieuproblemen van deze tijd. Dit antwoord wordt door de Benoist verworpen. Hij erkent dat de vervuiling een van de negatieve gevolgen is van de technische en industriële vooruitgang. Het is nu echter aan diezelfde technische vooruitgang om de mistoestanden uit de weg te ruimen die het heeft veroorzaakt. De Benoist verwerpt het idee van radicale ecologisten dat men het ‘natuurlijke milieu’ moet redden en dat de mens moet stoppen met het omvormen van de natuur. Uit de dialectische interdependentie die bestaat tussen de mens en het milieu moet men niet afleiden dat men voor milieuherstel terug dient te keren naar een vroeger stadium. Men moet weliswaar werken aan het herstel van een evenwicht tussen mens en natuur, maar men moet een nieuwe situatie creëren waarin de mens de positie behoudt die de zijne is. De mens moet meester blijven over de natuur die hij heeft getransformeerd.[385] Deze visie sluit aan bij het heroïsch mensbeeld dat door Nieuw Rechts wordt uitgedragen. De mens die zijn eigen lot kan waarmaken, de mens als ‘meester van de geschiedenis’ in staat tot grootse verwezenlijkingen.

 

3.7.3 De ecologische bewogenheid : een conservatief thema

 

            Nieuw Rechts noemt het “verwonderlijk en ook ergerlijk dat we het intussen ‘normaal’ vinden dat ecologie en links één geheel uitmaken. Evident is dit niet, noch historisch, noch ideologisch.[386] Nieuw Rechts benadrukt dat een ecologische bewogenheid in feite een conservatieve houding is, die zoals gezegd in nauw verband staat met het volksnationalisme. Volgens Nieuw Rechts bestaat er geen tegenstelling tussen de bekommernis om het milieu en de bekommernis om de eigen cultuur en tradities. Bovendien gaat een ecologische wereldvisie frontaal in tegen de liberale ideologie van de consumptiemaatschappij en de logica van het industriële utilitarisme waar consumeren en het kortzichtig bevredigen van kunstmatige behoeften centraal staan. Links wordt volgens Nieuw Rechts ten onrechte beschouwd als dé grote verdediger van de natuur en het leefmilieu en als dé tegenstander van multinationals en het economisch liberalisme. Dit blijkt volgens Nieuw Rechts onder meer uit het feit dat landen die decennialang door links geregeerd zijn te kampen hebben met catastrofale milieutoestanden. Ook het feit dat de Europese linkse partijen het grootkapitaal omarmen en de vervuiling er dan maar bijnemen, is voor Nieuw Rechts het bewijs van de absurditeit van de stelling dat links het best gemotiveerd is om de belangen van het leefmilieu én het volk te dienen. Nieuw Rechts pleit er voor om voorbij te gaan aan de linkse en rechtse etiketten. We moeten ons bezinnen over de inhoudelijke aspecten van een natuur- en cultuurpolitiek en ophouden met ons bezig te houden met ideologische etikettenkleverij. We moeten nadenken, zowel links als rechts, over hoe we rampen alsnog kunnen voorkomen.[387]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[171] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.31

[172] P. Tomissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.128

[173] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.280

[174] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[175] P. Tomissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.128

[176] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[177] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.280

[178] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.121

[179] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.71

[180] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.121

[181] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.34

[182] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.35

[183] A. de Benoist, Vu de droite…, p.23

[184] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten...’

[185] P. Tommissen, ‘Het metapolitieke concept van Alain de Benoist’, Tekos, I, 1980, 9-10

[186] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten...’

[187] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.44

[188] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.35-36

[189] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[190] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.37

[191] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[192] P. Tommissen, ‘Het metapolitieke concept van Alain de Benoist’

[193] A. de Benoist , Heiden zijn…, p.30

[194] A. de Benoist , Heiden zijn…, pp.28-30

[195] P.A.Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.246

[196] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E. Een werk- en ideeëngemeeschap...’

[197] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[198] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten...’

[199] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.123

[200] K. Van Marcke, ‘Racisme, rasbewustzijn, en rassenwaan’, Tekos, I, 1980, 6

[201] P.A. Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.66

[202] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.247 en p.253

[203] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.290

[204] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.125

[205] P. Tommissen, ‘Het metapolitieke concept…’

[206] P.A. Taguieff, Sur la nouvelle droite…, pp.66-67

[207] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, pp.111-114

[208] H. Mohr, ‘Gelijkheid en ongelijkheid, biologisch gezien’, Tekos, IV, 1983, 34

[209] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.327

[210] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.328

[211] J. Vinks, ‘Links en rechts: zin of onzin van een opdeling’, Tekos, IX, 1988, 50, pp.49-50

[212] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, pp.111-114

[213] F. Vanhecke, Metapolitieke strategie…, p.35

[214] H. Mohr, ‘Gelijkheid en ongelijkheid…’

[215] P. Vial, ‘De belangen van de volkeren dienen’, Tekos, III, 1982, 25

[216] L. Pauwels, ‘Ons behoud als volk…’, p.52

[217] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.103

[218] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.123

[219] P. Vial, ‘De belangen…’ 

[220] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.126

[221] R. Hunt, ‘Verworteling of technologie?’, in: L. Pauwels, (ed.), Verworteling, verankering. Grondslagen voor de 21ste eeuw., Wijnegem, Delta-stichting, 1999, pp.29-30

[222] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.111

[223] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.238

[224] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.132

[225] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.115

[226] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.116-121

[227] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.132

[228] G. de Martelaere, ‘Het verstoorde evenwicht…’, p.39

[229] H. de Sy, ‘De vlucht van onze postmoderne elites’, Tekos, XVIII, 1997, 86, p.4

[230] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.122

[231] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.109

[232] P. Tommissen, ‘Het metapolitieke concept…’

[233] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.120

[234] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.123-125

[235] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[236] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.128

[237] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[238] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.127

[239] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.126

[240] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.129

[241] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.242

[242] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.110

[243] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.243

[244] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.109

[245] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.244

[246] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.112-113

[247] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.291

[248] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.111

[249] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.128-129

[250] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.88

[251] L. Pauwels, ‘Onze bedreigde demokratie’, pp.8-10

[252] H. de Sy, ‘De vlucht van…’, pp.3-4

[253] R. Commers, ‘Uit de recente ideologische ontwikkelingen…’, p.119

[254] F. Vanhecke, Metapolitieke strategie…, p.36

[255] L. Pauwels, ‘Wat Vlaamse beweging…’

[256] L. Pauwels, ‘Wat Vlaamse beweging…’

[257] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, pp.84-88

[258] L. Pauwels, ‘Wat Vlaamse beweging…’

[259] L. Pauwels, ‘Wat Vlaamse beweging…’

[260] E. Arckens, ‘De Nouvelle Droite…’, p.274

[261] A. de Benoist, ‘De wereld, het leven en de gedachten…’

[262] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, pp.81-83

[263] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[264] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[265] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (slot)’, Tekos, VI, 1985, 40

[266] J. Haudry, ‘De Indo-europeanen, onze onuitwijkbare oorsprong.’, in: L. Pauwels (ed.), Verworteling, verankering. Grondslagen voor de 21ste eeuw, Wijnegem, Delta-stichting, 1999, pp.22-27

[267] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.243

[268] J. Haudry, ‘De Indo-europeanen…’, pp.27-28

[269] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[270] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.114

[271] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (II)’, Tekos, III, 1982, 32

[272] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa’, Tekos, III, 1982, 31

[273] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (IV)…’

[274] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (III)’

[275] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[276] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.176

[277] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.175

[278] L. Pauwels, ‘G.R.E.C.E., een werk- en ideeëngemeenschap…’

[279] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.178

[280] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (II)’

[281] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp. 272-278

[282] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.45

[283] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.111

[284] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (IV): een volksvreemde religie’, Tekos, IV, 1983, 34

[285] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (II)’

[286] A. de Benoist, ‘De geschiedenis begon in Stonehenge’, Tekos, I, 1980, 7-8

[287] A. de Benoist, Vu de droite…, pp.38-40

[288] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.175

[289] P.A Taguieff, Sur la nouvelle droite…, p.178

[290] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok: radicaal rechts en het nieuwe heidendom, Antwerpen, Hautekiet, 2000, p.13

[291] M. York, The emerging network: a sociology of the New Age and Neo-Pagan movements, Totowa, Rowman and Littlefield, 1995, p.2

[292] M. York, The emerging network, p. 102

[293] H. Graham, Listening people, speaking earth: contemporary paganism, London, Hurst, 1997, p.65

[294] E. Arckens, De Nouvelle Droite…, p.111

[295] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok…, p.18

[296] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok…, p.14

[297] M. York, The emerging network..., p.126

[298] H. Graham, Listening people..., p.61

[299] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok..., pp.29-31

[300] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok..., pp.24-26

[301] M. York, The emerging network..., pp.124-126

[302] H. Graham, Listening people..., p.65

[303] M. York, The emerging network..., pp.125-126

[304] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok..., pp.89-94

[305] H. Lunde, ‘Norse mythology: cheap icons for nationalism’ http://norway.origo.no/culture/guide/folklore/nationalism.html

[306] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp. 36-37

[307]J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (V): Europa ontwaakt’, Tekos, IV, 1983, 36

[308] G. De Maertelaere, ‘Het verstoorde evenwicht…’, p.43

[309] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (V)…’

[310] K. Logghe, ‘Over de essentie van de heidense religie’, Tekos, XVIII, 1997, 87, p.53

[311] J. De Zutter, Heidenen voor het Blok, p.94

[312] K. Logghe, ‘Over de essentie…’, p.53

[313] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.26

[314] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.269

[315] K. Logghe, ‘Over de essentie…’, p.53

[316] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.14 en p.18

[317] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (V)…’

[318] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp.18-19

[319]J. Meerbosch, ‘Heidens-religieuze gedachten in de gedichten van Willem Kloos’, Tekos, IX, 1988, 51, pp.52-55

[320] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp. 34-35

[321] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (slot)’, Tekos, VI, 1985, 40

[322] A. de Benoist Heiden zijn…, p.171

[323] A. de Benoist Heiden zijn…, p.123

[324] J. Meerbosch, ‘Ons Midwinterfeest, vroeger en nu’, Tekos, XI, 1990, 60, p.3

[325] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp. 49-50

[326] E. Arckens, De Nouvelle Droite..., p.93

[327] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp.54-57

[328] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de Nouvelle Droite?’, p.125

[329] K. Logghe, ‘Over de essentie…’, p.54

[330] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (V)…’

[331] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp.274-275, p.310 en p.328

[332] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.338

[333] L. Pauwels, ‘Vrijzinnige traditie, heidense toekomst’, Tekos, VII, 1986, 44, p.18

[334] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp.263-265

[335] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.195

[336] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (III)’

[337] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.266

[338] L. Pauwels, ‘Vrijzinnige traditie…’, p.21

[339] J. Meerbosch, ‘Erfdeel Europa (slot)’

[340] A. de Benoist, Heiden zijn…, pp. 228-229

[341] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.258

[342] J.P. Taguieff, Sur la nouvelle droite…, pp. 216-217

[343] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.273

[344] A. de Benoist, Les idées à l’endroit, p.273

[345] A. de Benoist, ‘Willen zou voldoende zijn’, Tekos, I, 1980, 6

[346] B. Willms, ‘Duits nationaal bewustzijn en midden-Europa, een Europees alternatief’, Tekos, IX, 1988, 51, p.16

[347] F. de Hoon, ‘Ontsnappen wij zo aan Yalta?’, Tekos, VIII, 1987, 48, p.38

[348] P. Tommissen, ‘Wat is en wat wil de nouvelle droite?’, p.127

[349] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, TELOS, 1993-1994, 98-99, p.84

[350] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, p.84

[351] A. de Benoist, ‘Natie en rijk: van kontroverse tot synthese’, Tekos, I, 1980, 11

[352] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, pp.87-89

[353] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, p.90

[354] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, pp.89-92

[355] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, p.93

[356] F. de Hoon, ‘De Duitse hereniging’, Tekos, XI, 1990, 59, pp.30-32

[357] A. de Benoist, ‘Midden-Europa. Een herontdekt konservatief-revolutionair thema’, Tekos, X, 1989, 55, p.64

[358] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, pp.94-96

[359] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, p.97

[360] A. de Benoist, ‘The idea of empire’, pp.97-98

[361] F. de Hoon, ‘Over Europa “Groen’en “Rechts”’, Tekos, XI, 1990, 59, pp.44-49

[362] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.147

[363] G. de Martelaere, ‘Het verstoorde evenwicht…’, pp.36-37

[364] J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel. Een radikaal-ekologisch manifest’, Tekos, XVI, 1995, 78, p.34

[365] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, pp.156-157

[366] J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel…’, p.34

[367] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, pp.157-158

[368] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts’, Tekos, XVI, 1995, 78, pp.8-9

[369] E. Goldsmith, De weg. Een ekologische wereldvisie (vertaling: Guy de Martelaere), Wijnegem, Deltapers, 1996

[370] E. Krebbers, ‘Millionaire Goldsmith supports the Left and the extreme Right’, De Fabel van de illegaal, september 1999 (elektronische versie)

[371] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts’, p.9

[372] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts’, pp.9-10

[373] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts…’, p.7

[374] P. Commers, De Conservatieve Revolutie…, p.157

[375] J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel…’, p.34

[376] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts…’, p.7

[377] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts…’, p.8

[378]. J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel…’, p.37

[379] G. de Martelaere, ‘Naturalistisch denken. Een inleiding tot een konservatief alternatief’, Tekos, X, 1989, 55, p.29

[380] J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel…’, pp.33-40

[381] G. de Martelaere, ‘Naturalistisch denken…’, pp.27-28

[382] J. Slembrouck en G. de Martelaere, ‘Naar ekologisch herstel…’, p.37

[383] A. de Benoist, ‘Natuur en milieu: het ware probleem’, Tekos, II, 1981, 17-18

[384] A. de Benoist, Heiden zijn…, p.263

[385] A. de Benoist, ‘Natuur en milieu…’

[386] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts…’, p.7

[387] L. Pauwels, ‘Groen en:of rechts…’, pp.7-9