Het beeld van Mobutu Sese Seko in de Belgische pers. De Standaard, Vooruit & De Morgen, La Libre Belgique, Le Peuple. (1965-1997) (Stijn Van Bever) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
B. Analyse
1. De staatsgreep van generaal Mobutu (24 november 1965)
1.1. Historische achtergrond
Op 12 oktober 1965 zet president Kasavubu premier Tshombe af.[113] Na de Katangese secessie was Tshombe in ongenade gevallen en in ballingschap vertrokken. Op 30 juni 1964 hadden de VN-blauwhelmen Kongo verlaten. Enkele maanden later werd het regime in Leopoldstad met de rug tegen de muur gezet door twee opstanden. In Kwilu waren de aanhangers van Pierre Mulele een rebellie begonnen tegen het regime en in het oosten was de Conseil National de Libération (CNL) van Gaston Soumaliot zich aan het organiseren om het Kongolese grondgebied te veroveren.[114] Beide bewegingen stonden los van elkaar, maar ze hadden alle twee hun wortels in het gedachtegoed van Lumumba.
In juli 1964 lanceerden de Simba’s een offensief dat hen tot op honderd kilometer van Leopoldstad bracht. De strijdkrachten van Soumaliot, die door de Kasai oprukten, stonden op het punt om de verbinding te leggen met eenheden van kolonel Pakasa en de troepen van Mulele.[115] Op 4 augustus viel Stanleystad. In de hoofdstad wachtte intussen een revolutionair potentieel op het juiste moment om zich te ontplooien.
Het leger van generaal Mobutu was helemaal niet opgewassen tegen de rebellen. In juli 1964 had Mobutu, de nummer één van het leger en achter de schermen de sterke man in de politiek, Tshombe teruggeroepen als premier om hem bij te staan. Samen schakelden ze massaal huurlingen in om de opstand te bestrijden. Belgische kringen financierden de operaties, samen met de Verenigde Staten.[116] Het vereiste echter een militaire operatie onder Belgisch-Amerikaanse leiding om het elan van de rebellen te breken. Daarna volgde een genadeloze repressie door het Armée Nationale Congolaise (ANC). Niet alleen de rebellen, ook de burgers in de heroverde gebieden werden hard aangepakt door de troepen van het Kongolese leger.[117] De officieren en hun politieke adviseurs die de operaties leidden, waren dezelfde die vanuit België de opdracht hadden gekregen de operaties in Katanga ten tijde van de secessie te leiden.[118] Tshombe had dus samen met Mobutu de raadgevers van de Katangese secessie naar Leopoldstad gehaald om de val van de hoofdstad te belemmeren. Het neokolonialisme, dat de motor was geweest van de Katangese secessie, was nu dus, via Mobutu en Tshombe, in Leopoldstad binnengehaald.
Nadat de rebellen waren teruggedrongen in 1965 was Tshombe eerste minister gebleven. Op 12 oktober werd hij echter onverwacht afgezet door president Kasavubu. Tshombe werd vervangen door de oud-minister van Buitenlandse Zaken in de Katangese regering: Evariste Kimba.[119] De president kondigde een andere koers aan. Deze was gericht op drie pijlers: toenadering zoeken tot de rebellenleiders, de huurlingen dwingen het land te verlaten en Kongo in het kamp van de Afrikaanse ongebonden landen binnen te brengen.[120] De reden van die koerswijziging van Kasavubu is twijfelachtig. Volgens sommige waarnemers wou hij op deze manier Tshombe, die toch het symbool was van het interveniërende Westen, in diskrediet brengen. Over minder dan een half jaar waren er immers presidentsverkiezingen en Tshombe en Kasavubu waren mekaars grootste rivalen. Andere waarnemers meenden dat Kasavubu opnieuw aansluiting wou vinden met zijn discours van voor de onafhankelijkheid en zo de nationalistische politici doen ophouden hulp te verlenen aan de opstandelingen.[121]
Op 23 oktober ging president Kasavubu naar Accra, de hoofdstad van Ghana. Op de top van de Afrikaanse landen beloofde hij een toenadering tot buurland Congo-Brazzaville en kondigde hij een oplossing aan voor het probleem van de huurlingen, wiens aanwezigheid door veel Afrikanen als een belediging van de Afrikaanse waardigheid gezien werd.[122] Volgens de geruchten zou Kasavubu in Ghana ook beloofd hebben dat hij Afrika zou bevrijden van mannen als Tshombe en Mobutu, die als aanhangers van het neokolonialisme konden worden beschouwd. Ghana zou hiervoor speciaal getrainde troepen sturen. Ook in Kongo gingen stemmen op om Tshombe voor de rechtbank te dagen.
In de pers, in het bijzonder de Belgische conservatieve pers, werd er erg vijandig gereageerd op de “zwenk naar links” van Kasavubu. Jean Kestergat van La Libre Belgique schreef dat het vertrek van de huurlingen wel eens het vertrek van alle Europese ondernemingen tot gevolg kon hebben. Hij suggereerde bovendien dat de situatie zoals ze nu was wel eens een herhaling van de staatsgreep van september 1960 tot gevolg zou kunnen hebben.[123] Ook in andere kranten wordt gesuggereerd dat Mobutu, die beschouwd wordt als de sterke man in Zaïre, niet opgezet is met de aankondigingen van Kasavubu. Bij het verdwijnen van de huurlingen en van Tshombe zou Mobutu twee van zijn steunpilaren kwijtraken. Bovendien zette de aankondiging van Kasavubu en Kimba dat ze de rebellenleiders Soumaliot en Gbenye zouden uitnodigen voor toenaderingsgesprekken nog meer kwaad bloed bij Mobutu. De legeraanvoerder zwoer in het blad Spécial (eigendom van zijn vriend Pierre Davister) dat Soumaliot en Gbenye nooit in de regering zouden zetelen zolang hij aan het hoofd van het leger stond.[124]
De regering leek echter vastbesloten om door te gaan op de ingeslagen weg. De plannen om toenadering te zoeken tot de ongebonden landen namen concrete vormen aan. Op 4 november werden enkele journalisten het land uitgezet en werden enkele bladen verboden. Allen hadden ze, al dan niet rechtstreeks, opgeroepen tot een staatsgreep van Mobutu. Bij hen was ook Jean Kestergat, die na zijn uitwijzing echter nog harder van leer trok tegen de zetelende regering en de president.[125] De situatie werd grimmiger in november 1965. De Zaïrese minister van binnenlandse zaken Nendaka openbaarde een vermeend complot, door Belgen in elkaar gezet. Geruchten over staatsgrepen en militaire interventies van beide zijden werden gelanceerd. Radio Leopoldstad ageerde furieus tegen het neokolonialisme van politici als Tshombe en het imperialisme van staten zoals België en de VS die Kongo tot op de rand van de afgrond brachten. Tijdens studentenbetogingen werden Belgische vlaggen verbrand.[126]
In de nacht van 24 op 25 november zette generaal Mobutu president Kasavubu af en neutraliseerde hij voor vijf jaar alle politici. In zijn eerste verklaringen zei Mobutu dat hij moest handelen omdat de politici Kongo weer eens naar de afgrond leidden. In vijf jaar hadden zij niets gedaan om het land omhoog te stuwen.
Welke belangen en acteurs achter de staatsgreep zaten, is moeilijk te zeggen, maar bepaalde zaken zijn wel duidelijk. De Belgische afkeer van de richting die Kasavubu was ingeslagen, is algemeen bekend. De VS waren over de démarche van de president eveneens niet te spreken. De Verenigde Staten waren toen in elk geval de belangrijkste geldschieter van Kongo. De vrees was groot in Washington dat de grondstoffen in Kongo in handen van het communisme zouden vallen.[127] Terwijl de ‘haute finance’ in België Tshombe steunde, was Mobutu toen al de man van de VS, getuige de hulp die hij van de VS kreeg in 1964 of de geldsommen die hem werden voorgeschoten om het Kongolese leger te versterken. Lawrence Devlin, een belangrijke CIA-agent, die Mobutu bij zijn eerste staatsgreep al begeleidde, was in juni 1965 naar Leopoldstad teruggekeerd. In oktober had hij nog gezegd dat “indien Mobutu weer eens zou moeten optreden, het nu voor langer dan drie maanden zou zijn”.[128]
De Amerikaanse ambassade zou eveneens op de hoogte zijn geweest van de nakende machtsgreep door Mobutu en zou die aangemoedigd hebben.[129]
De staatsgreep wordt in België in elk geval goed onthaald. Men is opgelucht dat de “explosieve” situatie in Leopoldstad ontzenuwd is. Velen, waaronder La Libre Belgique, leven in de illusie dat Mobutu de wegbereider is voor Tshombe en dat de Katangees spoedig terug aan de macht komt.[130] Dit zal later een inschattingsfout blijken te zijn. In enkele maanden verwerft Mobutu de absolute macht, die hij de eerste drie decennia onder geen enkel beding meer zal afstaan.
1.2. Analyse
1.2.1.De Standaard
Voor de staatsgreep van generaal Joseph Désiré Mobutu in de nacht van 24 op 25 november verschenen er reeds dagelijks artikels over de gespannen politieke situatie in Kongo in De Standaard.[131] De aandacht ging in deze artikels vooral uit naar de anti-Belgische gevoelens die de kop opstaken in Leopoldstad, onder invloed van de politici van de regering-Kimba, die een nationalistische koers wilden varen. In een opiniestuk dat op 25 november in de krant verschijnt (op dit moment is de staatsgreep dus al een feit) gaat journalist C. Hinderyckx in op de gespannen situatie in Kongo.[132] Zijn besluit luidt dat “men geen helderziende hoeft te zijn om de symptomen van een nieuwe revolutie te bespeuren”. Hinderyckx lijkt zelfs al te weten uit welke hoek de machtsgreep zou kunnen komen: “Het leger staat sterk dankzij de huurlingen, maar de strijd Tsjombe – KasaVoeboe (sic) verlamt de werking ervan.”. Het was algemeen geweten dat generaal Mobutu en Tshombe heftig gekant waren tegen het plan van president Kasavubu om de huurlingen naar huis te sturen.
De coup van de opperbevelhebber van het leger krijgt, ondanks de dood van koningin Elisabeth van België twee dagen eerder, heel wat aandacht in de krant van 26 november. Naast een verslaggevend artikel van de feiten, is er ook plaats voor twee dieper gaande artikels. In een commentaar op de staatsgreep van Mobutu ziet Emiel Troch in de gebeurtenissen de hand van de Westerse landen, in het bijzonder België en de Verenigde Staten: “De zaak heeft te maken met de manipulatie van de Kongolese situatie en Kongolese figuren door buitenlandse belangengroepen, Amerikaanse, Belgische en Franse.”.[133] Het is duidelijk dat de actie gericht is tegen de benaderingspogingen van president Kasavubu tot de ongebonden Afrikaanse staten. Volgens Tshombe-gezinden kwam de actie er op aanstalten van de Amerikanen. Opmerkelijk is dat Troch hiervoor de bevestiging haalt bij La Libre Belgique, echter zonder de krant bij naam te noemen: “In een deftig Belgisch blad wordt de beschuldiging als gegrond bestempeld, nadat reeds krachtig was gepolemiseerd tegen de linkse zwenking van KasaVoeboe.”. Voor Troch was de Belgische betrokkenheid in de coup even duidelijk. Mobutu was immers voorstander van de integratie van (de reeds in het Kongolese leger actieve) Belgische officieren. De journalist heeft de indruk dat Mobutu slechts de presentator is van een pakket waarvan de inhoud volledig door de Belgen is ingevuld. Deze Belgische betrokkenheid juicht hij niet toe. De kans dat de Belgische regering in een wespennest terechtkomt, lijkt hem niet onbestaande : “Het is duidelijk dat de Belgische regering verder wordt geïmpliceerd in een avontuur dat op termijn uitlopers zou kunnen hebben die niet met het Belgisch belang stroken.” De reserves van de journalist zijn duidelijk.
Journalist Jos Lamote slaat een gans andere toon aan. Hij schetst een heel erg lovend beeld van zijn vriend en collega-journalist Mobutu: “... moedig leider, zachte en ietwat romantische man, mijn confrater Mobutu ...”.[134] Ook de vriendschap met de journalist Etienne Davister van het blad Spécial wordt aangehaald. Net als in het hoofdartikel wordt er over het toeval gesproken dat de staatsgreep plaatsvindt net op het moment dat er een editie van Spécial verschijnt met als titel “Mobutu : le troisième homme”.[135]
Ten slotte zullen we nog enkele artikels bekijken van de toenmalige correspondent van De Standaard in Leopoldstad, een journalist die in de komende drie decennia de belangrijkste commentator van de krant zal worden inzake Kongo/Zaïre en Mobutu : Manu Ruys.
Voor Ruys is de Belgische betrokkenheid bij de staatsgreep ook duidelijk. Mobutu werkte steeds samen met Belgische officiers en zijn belangrijkste raadgevers zijn Belgen. Men kan eveneens veronderstellen dat het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte was van de plannen en verre van ontgoocheld is met het resultaat.[136] Het feit dat Mobutu Belgische raadgevers heeft én er ook naar luistert, lijkt wel zijn grootste kwaliteit te zijn in de ogen van Manu Ruys. De minpunten van Mobutu worden door Ruys meermaals belicht, maar zijn wil om samen te werken met het Westen zorgt voor het nodige krediet :
“Moboetoe is een vriend van Loemoemba, een nationalist en een extremist [...] hij houdt van de macht : hij is even heerszuchtig en nationalistisch als Loemoemba, maar hij zal niet flateren zoals Loemoemba, hij weet immers dat het zonder blanken voorlopig niet gaat.”.[137]
Ruys gebruikt ook erg vaak het beeld van de generaal die zijn macht en succes alleen maar te danken heeft aan zijn Belgische achterban :
“Moboetoe is ontroerd en blij, hij voelt de populariteit aan als een streling. De Belgische zakenlui steunen hem, maar discreet: ze willen niet meer dezelfde toestand als met Tsjombe. Dit zijn keiharde kerels. Slechts Belgen kunnen dit land omhoog trekken. Alles wat Kongo in beweging houdt is made in Belgium [...] België houdt de sleutel van de Kongolese economie stevig in handen [...] met Mobutu kan alles opnieuw rechtgetrokken worden.”.[138]
Van het militaire regime wordt dan ook vooral verwacht dat zij het vertrouwen herstellen voor het blanke kapitaal, de structuur van de administratie heropbouwen en een revolte afweren van het werkloos proletariaat. Dit is de politiek die men van Tshombe verwachtte, maar dan zonder risico’s van pseudo-grondwettelijke en parlementaire intriges die de politiek boycotten. Ruys herhaalt dit nogmaals in een ander artikel waarin hij ook een verklaring geeft voor de steun van België en de VS aan Mobutu, waar deze steun tot voor kort aan Tshombe toekwam:”De VS en België zijn Tsjombe beu: ze willen Tsjombe’s politiek voeren, maar zonder Tsjombe. Ze willen immers niet langer de Afrikaanse publieke opinie blameren.”.[139]
Voor Ruys is het duidelijk : “Er is een sterk politiek gezag nodig, dat de blanke administratie beschermt en laat werken [...] deze maken Kongo weer gezond en zo genieten België en Kongo samen van de herstelde welvaart.”.[140] Vandaag zou men deze uitgangspunten catalogiseren als schoolvoorbeelden van neokolonialisme. Ruys ziet dit echter anders: “Kongo is onze zwakke broer, waarom zouden we hem verstoten ?”[141] Bovendien ijvert hij voor beslistheid in de Belgische besluitvorming. Hij begrijpt de Belgische twijfel, maar indien België weigert met hulp over de boeg te komen, zullen andere landen dit doen, wat de Belgische zakelijke belangen niet zal bevorderen.[142]
1.2.2.Vooruit
In het socialistische dagblad Vooruit is de berichtgeving over de gebeurtenissen in de oud-kolonie veel minder uitgebreid dan in De Standaard, zowel in tijd als in ruimte. In de Vooruit is er in de dagen voor de omwenteling geen nieuws te vinden over de explosieve situatie in Kongo. Echte opinieartikels over de staatsgreep van Mobutu zijn er zeker niet te vinden. Het nieuws over de machtsgreep staat uiteraard wel in de krant. Net als in de andere kranten is het voorpaginanieuws, waar het gezelschap heeft van berichten over de dood en begrafenis van koningin Elisabeth van België. Vooruit geeft ook achtergrondinformatie over Mobutu en zijn regering, maar wat opvalt is dat deze informatie exclusief afkomstig is van de persbureaus AFP, Reuters en Inbel. [143] Vooruit heeft ook geen correspondent ter plaatse. Wat het feitenrelaas betreft, houdt Vooruit dus gelijke tred met de overige kranten, die op dat gebied ook hun info bij de persbureaus halen. Maar wanneer het gaat om achtergrondinfo, beperkt de krant zich tot de beknopte verslagen van dezelfde persagentschappen terwijl andere kranten opiniestukken publiceren. Vooruit is op dat moment eigenlijk een regionaal dagblad, dat zich vooral concentreert op binnenlands nieuws en fait-divers. De buitenlandse nieuwsgaring in deze periode richt zich vooral op gebeurtenissen in socialistische landen, zoals China en Vietnam.
1.2.3.La Libre Belgique
In de dagen, eigenlijk zelfs de weken voor de staatsgreep, krijgt de situatie in Kongo erg veel aandacht van La Libre Belgique. Het lijkt er zelfs op dat de krant in een persoonlijke hetze verwikkeld is met het regime in Leopoldstad. In de inleiding zagen we reeds dat de reporter van La Libre, Jean Kestergat, was uitgewezen door het regime van president Kasavubu. Kestergat had in een opiniestuk waarin hij de “zwenk naar links van Kasavubu” hekelde, in nauwelijks verhulde termen een staatsgreep van generaal Mobutu aangekondigd. De nieuwe politieke weg die president Kasavubu en premier Kimba waren ingeslagen, was voor de Waalse krant onaanvaardbaar. Vooral de afzetting van Tshombe, de man waar de krant altijd openlijk partij had voor gekozen, als eerste minister werd op ongenadige kritiek onthaald. De dagen voor de coup van Mobutu nam de spanning nog toe. Victor Nendaka, ooit de rechterhand van Tsjombe, maar nu aan de kant van Kasavubu, beschuldigde de Belgen ervan een staatsgreep op poten gezet te hebben. De anti-Belgische leuzen op Radio Léopoldville en de anti-Belgische betogingen in de straten namen door dit nieuws toe.
La Libre Belgique reageerde hard tegen de beschuldigingen van Nendaka. Volgens haar was het Belgisch militair complot te herleiden tot twee officieren die in opdracht van generaal Mobutu Tshombe beschermden. Mobutu had immers weet gekregen van de plannen van Kasavubu, die er op uit was Tshombe gevangen te nemen. De journalist merkte trouwens op dat zijn krant –als enige – al de bedenking had gemaakt dat deze lijfwachten door de regering opnieuw zouden kunnen aangegrepen worden om de Belgen in een negatief daglicht te stellen. Retorisch vroeg La Libre zich af hoelang minister van Buitenlandse Zaken Spaak deze anti-Belgische hetze nog zou dulden.[144]
De mate waarin LLB zich betrokken partij voelt bij de gebeurtenissen, blijkt na de mislukte regeringsvorming van formateur Kimba. Ontgoocheld roept Kimba uit dat “elke keer dat een Kongolees probeert iets te verwezenlijken in het belang van de natie, de vijanden van Kongo hem kwalificeren als communist. De betrachting van die vijandelijke groeperingen is de uitbuiting van Kongo laten voortduren. Om hun doel te bereiken schakelen zij bepaalde personen in, die reusachtige geldsommen tot hun beschikking krijgen.”.[145]
LLB voelt zich blijkbaar aangesproken, want de krant vindt het nodig de verzuchtingen van Kimba te beantwoorden met een “note de la rédaction”, een NdlR. In de reactie verklaart de krant dat ze Kimba nooit een communist genoemd hebben, maar dat ze hem wel verwijten blind te zijn voor het feit dat hij de speelbal is van een paar enkelingen die er niet voor terugschrikken Kongo in de afgrond te storten om hun belangen veilig te stellen. [146] Het is duidelijk dat de krant hier alludeert op Kasavubu en Nendaka.
Laatstgenoemde wordt ook aangepakt omdat hij had geopperd dat het tijd werd dat de Belgische hulp aan het Kongolese leger herbekeken zou worden. Het is voor hem ondenkbaar dat een buitenlander militaire bevelen kan geven vanuit het Kongolese leger. LLB vindt, samen met minister Spaak, dat de Belgische tolerantie haar grens bereikt heeft. Bovendien, voert de krant aan, heeft de Kongolese generaal Mobutu in een interview met de correspondent van La Libre net het tegenovergestelde beweerd :
“ ... elle va à contre-sens de tous les efforts du commandant en chef de l’ ANC. Dans un interview qu’il accordait à notre envoyé spécial au Congo, le général Mobutu se réjouissait , en effet, du proces accompli par l’intégration des officiers belges dans les cadres congolais. Et il concluait en soulignant que l’assistance militaire avait pris là une avance considérable sur l’assistance civile. ”[147]
Het nieuws van de verwijdering van president Kasavubu valt bij La Libre Belgique dan ook in goede aarde.[148] De coup van Mobutu is voor de krant de enige oplossing voor de gevaarlijke politiek en de blunders van Kasavubu en Nendaka, die Kongo naar de rand van de afgrond leidden. De staatsgreep komt voor LLB helemaal niet onverwacht. Mobutu had Kasavubu al verhinderd om de huurlingen uit te wijzen. Het leek de krant dan ook niet mogelijk dat de generaal “le virage à gauche” en de toenadering tot de rebellen zou aanvaarden. Mobutu is een realist, die weet dat zijn leger nog niet sterk genoeg is om de rebellen te verslaan zonder de steun van de huurlingen. Ook de afschaffing van de strafmaatregelen tegen de pers die de ex-journalist Mobutu doorvoerde, kunnen op de goedkeuring rekenen van de krant.[149] De staatsgreep maakt zo een einde aan een extreem gevaarlijke periode. Het regime van Kasavubu, dat was “un veritable cas pour psychiatres”.[150]
Vrij snel gaat La Libre Belgique onderzoeken welke rol Tshombe in de nieuwe constellatie kan spelen. Het lijkt de krant onmogelijk dat Mobutu zonder een akkoord met Tshombe een regering kan leiden. Tshombe is immens populair, bij alle lagen van de bevolking. Hij, de Katangees, is zo populair dat hij eventueel zelfs het hiaat kan opvullen dat wegvalt met het vertrek van Kasavubu, de man van de Beneden-Kongo.[151]
Ook de dagen erna is het Tshombe die in La Libre Belgique de meeste aandacht krijgt. Er volgen interviews met de Katangees waarin Tshombe de nieuwe president en premier (Mulamba) mag becommentariëren. Men vraagt zich af of Tshombe nu wel of niet in de regering moet stappen. Moet hij Mobutu met zijn volle gewicht steunen, of moet hij wachten om, indien het Mobutu-regime mislukt, “als ultieme troefkaart” ten tonele te verschijnen ?[152] Voor La Libre is Tshombe nog altijd de belangrijkste man van Zaïre. Dit wordt ook duidelijk wanneer de nieuwe regering gevormd is. Hoewel Tshombe geen ministerpost heeft gekregen, in tegenstelling tot de scherp bekritiseerde Nendaka en Kamitatu, gaat men er bij de Waalse krant van uit dat zonder Tshombe’s steun de regering van Mobutu er niet was gekomen.
“Le général Mobutu a réussi à convaincre Tshombé, lui disant probablement ceci: "il me faut l’unanimité." Je dois accepter les ministres que me proposent les provinces. Tout ce que je peux faire c’est de veiller à ce que la répartition des portefeuilles me permette de contrôler efficacement les départements essentiels.
C’est ce qui est réalisé. Tshombé s’est raillé à se point de vue, faisant passer les intérêts politiques immédiats”.[153]
Enkele dagen later is de toon bij Kestergat en La Libre Belgique minder optimistisch. Het lijkt erop dat de installatie van het nieuwe regime minder vlot gaat dan aangenomen werd. La Libre Belgique ziet het “politieke spel”, dat het de laatste weken voor de staatsgreep zo hekelde, weer de kop opsteken : “La politique revient au galop”.[154] Het is echter vooral de niet-opname van Moïse Tshombe in de nieuwe regering en de vermoedelijke redenen voor die weigering die het enthousiasme bij Kestergat hebben doen afnemen. Er was sprake van om Tshombe een post van vice-president voor te stellen. Tshombe zou zich zo kunnen wijden aan de economische wederopstanding van Kongo en de nieuwe regering zou kunnen genieten van het prestige van de ex-premier,“ qui est l’idole de la masse”.[155] De bevolking van Leopoldstad zou Mobutu ook opgeroepen hebben Tshombe in zijn regering op te nemen. De massa keurde immers de coup goed, omdat ze dacht dat deze in samenspraak met Tshombe was gebeurd. Deze veronderstellingen, die Kestergat ook deelde, lijken nu een foute interpretatie van de feiten geweest te zijn. Mobutu wantrouwt Tshombe en hij wil helemaal niet dat zijn coup gezien wordt als een gelegenheid om Tshombe weer aan de macht te brengen. Het belangrijkste doel van iemand als Bomboko (minister van Buitenlandse Zaken) is trouwens : “l’élimination de Tsjombé, definitivement si possible”.[156] Kestergat schat de situatie nu helemaal anders in : “toute la politique du moment consiste à le (Tshombe, svb) combattre ”.[157] Kestergat hoopt dat Mobutu, die de week ervoor het land redde, ervoor zorgt dat deze spelletjes op tijd ophouden, voordat ze de eenheid van het land bedreigen. Het economisch herstel kan immers maar aanvatten wanneer de eenheid een feit is.
De blijdschap die heerste onmiddellijk na de coup wegens het afzetten van de tandem Kasavubu – Nendaka en het optimisme over de rol die Tshombe zou kunnen spelen in de nieuwe regering lijkt vervangen door bezorgdheid en twijfel. Mobutu geniet echter nog het voordeel van die twijfel: hij redde immers het land.
1.2.4.Le Peuple
In Le Peuple vinden we kwantitatief minder artikels dan in De Standaard of La Libre Belgique. Net zoals bij zijn Vlaamse tegenhanger Vooruit, rekent de Waalse arbeiderskrant voor zijn buitenlandse berichtgeving voornamelijk op de diensten van de internationale persagentschappen. Bij Le Peuple zijn er, in tegenstelling tot in Vooruit, echter wel opiniërende artikels te vinden. Ook in de pure nieuwsartikels sluimeren opmerkingen door die ons de mogelijkheid geven een adequaat beeld te schetsen van de opinie van deze krant met betrekking tot de staatsgreep van Mobutu.
De dagen voor de machtsgreep zijn er in Le Peuple geen artikels te bekennen over de toestand in Leopoldstad, noch over de vermeende Belgische betrokkenheid bij mogelijke complotten. De eerste berichten die verschijnen in de krant zijn dan ook artikels over de coup van generaal Mobutu. Le Peuple schenkt –uiteraard – de meeste aandacht aan Mobutu. Het verschil met de andere kranten is de manier waarop Kasavubu en zijn rol ingeschat worden. President Kasavubu wordt in deze krant gezien als de man die de continuïteit symboliseerde in een bloedig tijdperk van voortdurende regeringswissels :
“Voici l’homme du coup d’Etat: le général Mobutu qui a destitué sans douceur le president Kasavubu lequel depuis 1960, symbolisait la continuité de la République du Congo, à travers de continuelles mutations gouvernementales sur fond de drames sanglantes... ”. [158]
Kasavubu wordt zelfs beschouwd als de enige mandataris die er prat op kan gaan het legitieme gezag te vertegenwoordigen omdat hij in legale omstandigheden verkozen werd:
“La déposition de M. Kasavubu, Président de la République du Congo, par le général Mobutu, fait disparaître de sa fonction le seul homme politique qui pouvait se targuer de représenter la légitimité puisque sa nomination à ce poste s’était faite dans les règles légales.”[159]
Mobutu wordt door Le Peuple dan ook niet gezien als de man die het land van een grote ramp redde. In een opiniestuk getiteld “Le troisième larron” ( = de lachende derde, in de strijd tussen Kasavubu en Tshombe) analyseert de auteur van het stuk de oorzaken van de coup. Hij somt de drie gekende twistpunten tussen president Kasavubu en generaal Mobutu op: de bocht naar links, het huurlingenprobleem en de plannen van de regering om met de rebellen te onderhandelen. Maar de auteur ziet deze problemen niet als dé oorzaak van de coup. Volgens de commentator is het vooral machtshonger die aan de basis ligt van de staatsgreep. In die optiek ligt de coup in het verlengde van de krachtmeting die Kasavubu en Tshombe de voorbije weken opvoerden. Tshombe verbergt zijn blijdschap om het afzetten van zijn aartsrivaal niet, maar de auteur vraagt zich af of Mobutu niet gewoon de lachende derde is.
“Jusqu’à présent, M. Tshombé manifeste la plus grande des joies et se félicite de la défenestration de son rival à la présidence de la République. Mais le général Mobutu, ne sera-t-il pas le troisième larron, qui triomphera,… ”
Hij vergelijkt de staatsgreep op dat vlak met de coups van de Zuid-Amerikaanse generaals, die de vestiging van een militaire dictatuur tot doel hadden.[160]
Met de kennis die we nu, veertig jaar na de gebeurtenissen hebben, kunnen we zeggen dat de auteur van dit opiniestuk de echte motieven van de staatsgreep het nauwkeurigst benaderde.
Wat bij Le Peuple opvalt, zijn de korte zinnetjes of onderschriften die, op een ironische toon, de opinie weergeven van de redactie. Zo becommentarieert een journalist de unanieme goedkeuring van de regering van Mobutu op volgende wijze :
“M. Kimpiobi, président de la Chambre des députés a immédiatement annulé les deux abstentions et proclamé un vote "à l’unanimité", ce qui n’est certes pas des plus démocratique, mais on n’en était plus à cela près.”[161]
1.3. Conclusie
De aandacht voor de staatsgreep van Mobutu in de Belgische pers is groot. Bij deze gebeurtenis komen de opinies van de verscheidene kranten ook duidelijk naar voren. Reeds voor de coup van de generaal komt de toestand in Leopoldstad dagelijks aan bod in De Standaard en La Libre Belgique. Beide kranten focussen op de anti-Belgische gevoelens die in Kongo de kop opsteken en stellen hiervoor president Kasavubu verantwoordelijk. De “virage à gauche” die de Kongolese president wil nemen, vindt in beide kranten geen genade. Kongo wordt zo naar de afgrond geleid. Beide kranten kondigen eigenlijk ook op voorhand de staatsgreep van Mobutu aan. De Standaard staat echter niet zo dicht bij de gebeurtenissen als La Libre, dat zich echt als betrokken partij beschouwt.
De reactie na de coup is ook iets meer gedifferentieerd. Bij De Standaard twijfelt men niet aan de Amerikaanse en Belgische betrokkenheid. Dit feit wekt bezorgdheid op bij de commentatoren. Zal de Belgische regering zich niet verbranden en wat met de veiligheid van de Belgen als de coup mislukt? Bij La Libre Belgique wordt hierover niet geschreven, maar de toon die men aanslaatb voor de staatsgreep lijkt er op te wijzen dat dit voor de Waalse krant als een vanzelfsprekendheid is, die bovendien te rechtvaardigen valt.
Beide kranten vinden het verdwijnen van Kasavubu ten nadele van Mobutu een goede zaak. Voor Manu Ruys van De Standaard speelt het economische aspect de hoofdrol. De militairen zorgen voor een rustig klimaat waarin de Belgen er voor zorgen dat de Kongolese economie herrijst. Dat is voor Ruys ook de grote kwaliteit van Mobutu: hij luistert naar zijn Belgische raadgevers. De opiniestukken van Manu Ruys geven soms de indruk dat Kongo nog steeds door Belgen bestuurd wordt, of toch zou moeten worden. Ruys wenst het politieke programma uit te voeren van Moïse Tshombe, maar dan zonder Tshombe, die volgens hem afgedaan heeft.
Hier verschillen De Standaard en La Libre Belgique fundamenteel van mening. De euforie van de eerste dagen na de staatsgreep is bij La Libre grotendeels gefundeerd op de verwachte terugkeer van Tshombe. Over Mobutu wordt er eigenlijk niet zoveel geschreven nà de staatsgreep. Voor deze krant is Mobutu slechts de wegbereider van de grote man van Kongo, de immens populaire Tshombe. La Libre blijft Tshombe tot enkele dagen na de regeringsvorming van Mobutu ook beschouwen als de grote man in de Kongolese politiek zonder wie geen akkoord mogelijk is. Als dan de ware, negatieve gevoelens van Mobutu en zijn entourage voor Tshombe bekend raken, neemt het enthousiasme van reporter Jean Kestergat af. Mobutu geniet echter nog het voordeel van de twijfel: hij heeft tenslotte Kongo van de ondergang gered. Hij komt hiermee in het rijtje naast ... Tshombe.
De economische politiek bij La Libre is ook veel minder geprononceerd als bij De Standaard. Misschien gaat men er bij de Waalse krant van uit dat Tshombe’s politiek sowieso de Belgische industrie zal bevoordelen.
De socialistische kranten zijn in hun berichtgeving minder uitgebreid dan de twee katholieke kranten. Zij hebben geen verslaggevers ter plaatse en houden zich meer bij de berichten die zij van de persagentschappen ontvangen. Vooral Vooruit beperkt zijn info over de coup tot deze berichten. Bij Le Peuple krijgen we wel commentaar op de gebeurtenissen, in de vorm van een commentaarstuk en verscheidene opmerkingen die in de artikels van de agentschappen worden ingewerkt. De opinie van de Waalse arbeiderskrant is fundamenteel verschillend van die van de katholieke dagbladen. Er is bij Le Peuple geen euforie of opluchting over de val van Kasavubu. De president wordt door de krant beschouwd als de laatste mandataris die op legale wijze aan het bestuur van Kongo deelnam. De staatsgreep van Mobutu wordt gezien als een actie die slechts geïnspireerd is door machtswellust en wordt vergeleken met de coups van de Zuid-Amerikaanse generaals. In ongeveer elk artikel over de machtsgreep wordt het militaire regime wel gehekeld.
Tot slot wil ik het nog even hebben over de plaats van de artikels. De berichten staan bijna allen op de eerste bladzijden van de kranten. In dezelfde week sterft koningin Elisabeth van België. Beide gebeurtenissen domineren gedurende een week de voorpagina van de kranten. Dit toont de interesse aan die in België nog steeds leeft voor de gebeurtenissen in de oud-kolonie
2. De pinksterterechtstellingen (2 juni 1966)
2.1. Historische achtergrond
Mobutu kan de eerste jaren na zijn staatsgreep op behoorlijk veel sympathie en krediet rekenen. Hij wordt gezien als de man die de rust in Kongo terugbracht en het Westen (VS, Belgïe en Frankrijk) beschouwt hem als een trouwe bondgenoot van grote strategische waarde. Na een half jaar komt het Mobutu-regime echter, voor een eerste maal, internationaal onder vuur te liggen. Op 30 mei 1966 wordt Evariste Kimba aangehouden, samen met Jérôme Anany, Emmanuel Bamba en Alexandre Mahamba. Alle vier waren ze figuren met aanzien in de Kongolese politiek. Kimba was de laatste premier voor de staatsgreep van Mobutu en de minister van Buitenlandse Zaken van Katanga ten tijde van de secessie van Tshombe.[162] Mahamba was een minister in de regering van Lumumba, Anany een oud-minister van Landsverdediging in de regering-Adoula en Bamba werd beschouwd als de geestelijke erfgenaam van de profeet Simon Kimbangu.[163]
De vier worden opgepakt nadat zij met enkele hogere officieren zouden vergaderd hebben over een staatsgreep die Mobutu van de macht zou verdrijven. Deze officieren zouden na afloop van de vergadering Mobutu hebben ingelicht, die de onmiddellijke arrestatie van de samenzweerders beveelt. Dit is althans de officiële versie, die door het Zaïrese persbureau AZAP wordt verspreid en die aanvankelijk ook in de internationale pers verschijnt.
Een andere versie van de feiten, die later ook in de internationale media en in de literatuur opgang maakte, vinden we ondermeer terug bij Cléophas Kamitatu.[164] Deze auteur spreekt van opgezet spel.
Enkele jonge officieren worden door de omgeving van Mobutu naar Kimba gestuurd om hem hun klachten mee te delen. Zij lijken vastbesloten om tot actie over te gaan en vragen om raad. De politici stellen op hun vraag een lijst samen van personaliteiten die mogelijk een nieuwe regering kunnen vormen. Kort daarna worden ze bij Bangala, de Mobutu-getrouwe gouverneur van Kinshasa geroepen. Deze vraagt hen een verklaring ter verantwoording van de machtsoverdracht op te stellen en een nieuwe regering voor te bereiden. Wanneer de politici hiermee klaar zijn, veranderen hun gesprekspartners echter van houding. De vier worden gearresteerd, Mobutu wordt ingelicht over het complot.
De waarheid zal hier wel ergens in het midden liggen, zoals bij zovele complotten tegen Mobutu. Zeker is dat de vier inderdaad met enkele officieren hebben vergaderd over een staatsgreep en dat die officieren hen inderdaad verraden hebben, nog tijdens de vergadering of toen ze net voorbij was.
Waar geen twijfel over bestaat, is de procesvoering tegen de vier. Deze was het voorwerp van veel kritiek buiten Kongo. De vier werden de dag erna voor een militaire rechtbank geleid, speciaal voor deze gelegenheid gecreëerd door een presidentieel besluit. Zonder enige kans om zich te verdedigen en zonder confrontatie met de militairen, die hen verraden hadden, werden de vier na enkele minuten tot de dood veroordeeld.
De kritiek uit het buitenland op de procesvoering en de genadeverzoeken voor de vier werden door Mobutu verworpen met de mededeling dat er bewijzen waren die aantoonden dat de grote westerse landen betrokken waren bij het complot. De diplomatieke betrekkingen met de landen die het verzet tegen zijn regime steunden, zouden verbroken worden. België werd geviseerd, naast West-Duitsland en de Verenigde Staten.
Op 2 juni 1966, op tweede Pinksterdag, werden de vier openbaar opgehangen. Hun terechtstelling werd zelfs rechtstreeks op de radio uitgezonden. Mobutu had in 1965 bij zijn staatsgreep gezegd dat politieke vergaderingen verboden werden en dat overtreders voor de militaire rechtbank zouden terechtkomen. De terechtstelling van Kimba en zijn lotgenoten en vooral het proces dat er aan voorafging, kan gezien worden als een ultieme waarschuwing van Mobutu aan elke Kongolees in het algemeen en elke politicus in het bijzonder. Voortaan was het Mobutu die de lakens uitdeelde en die besliste over leven en dood. Elke poging tot subversiviteit zou ongenadig neergeslagen worden. Weinig Kongolezen zouden nog aandurven tegen het regime op te staan.
2.2. Analyse
2.2.1.De Standaard
Enkele dagen voor het nieuws van de mislukte samenzwering wordt bekendgemaakt, verschijnt er een interview met Mobutu in De Standaard.[165] Het staatshoofd lucht in dit artikel zijn onvrede over de “Belgische gastvrijheid ”. Het zit de Kongolese president duidelijk hoog dat Moïse Tshombe in België asiel heeft gekregen, terwijl Mobutu hem wil laten veroordelen wegens hoogverraad. De “Léopard” verklaart dat de betrekkingen met België, die op dat ogenblik niet goed zijn, nooit zullen verbeteren zolang de Katangees in België verblijft. Mobutu verzekert wel de veiligheid van de Belgen in Kongo, behalve van die Belgen “die zich herkennen in de hoofdartikelen van Radio Kinsjasa”. De sfeer op Radio Kinsjasa is vaak anti-Belgisch, net zoals ze eigenlijk was voor Mobutu’s coup. Het radiostation wijst met een beschuldigende vinger naar Belgen die een staatsgreep zouden voorbereiden en Mobutu waarschuwt de Belgen die ook door Radio Kinsjasa in het oog worden gehouden. De Belgische regering wil niet openlijk reageren, maar volgens de krant leeft er onbehagen in de Belgische regeringskringen.
Op 31 mei komt het nieuws over de verijdelde samenzwering in de krant.[166] Een bericht meldt dat de samenzwering ontdekt is dankzij het dubbelspel van de officieren. Er zouden ook westerse ambtenaren bij de zaak betrokken zijn. Als die betrokkenheid kan bewezen worden, zullen de betrekkingen met die landen verbroken worden. Het lijkt erop dat het krantenartikel integraal is overgenomen van de telexen. Het bericht wordt zonder commentaar of opmerkingen weergegeven. Zo worden er geen bemerkingen gemaakt bij de mogelijkheid van de samenzwering of bij het dubbelspel van de militairen.
De volgende dagen wordt redactioneel dezelfde lijn doorgetrokken. Het proces dat de vier beschuldigden in vijf minuten ter dood veroordeelt, wordt in De Standaard nauwkeurig beschreven.[167] De artikels berichten over de uitgeputte beschuldigden, die zich zonder advocaat moesten verdedigen en veroordeeld werden op grond van vage bewijzen, maar geen enkele keer worden deze toestanden door de krant veroordeeld. Er wordt wel veel aandacht geschonken aan het lot van de jonge Belgische diplomaat Rens, die door de Kongolese overheid van medeplichtigheid wordt beschuldigd en het land wordt uitgezet.[168] Over de berechting van de vier veroordeelden wordt door de krant op dezelfde manier bericht.[169] De terechtstelling wordt van begin tot einde gedetailleerd beschreven, lugubere details inbegrepen, maar nooit worden de feiten door De Standaard afgekeurd. De enige formele afkeuring van de terechtstelling gebeurt door Pierre Harmel, de Belgische minister van Buitenlandse Zaken. Deze verklaart dat de Belgische deskundigen die verbonden zijn aan de parketten en de rechtbanken in Kongo niks met de rechtspleging van deze zaak te maken hebben: “Deze zaak is een zuivere politieke beslissing, dit is geen normale rechtspleging. De rechten van de beschuldigden werden niet gewaarborgd.”[170]
Enkele dagen later schenkt De Standaard haar aandacht aan een bericht uit een bijzondere hoek. In dit bericht wordt het motief van de terechtstelling bekendgemaakt. Volgens het persbureau New China zou de terechtstelling alleen maar tot doel gehad hebben “de positie van België in Kongo verzwakken en de anti-Amerikaanse gevoelens ombuigen in anti-Belgische.”.[171] Vraag is of De Standaard aandacht schenkt aan dit bericht omdat de krant in de onschuld van de vier terechtgestelden gelooft, of omdat het België in een (positieve) slachtofferrol plaatst.
2.2.2.Vooruit
In Vooruit krijgen we grotendeels dezelfde verslaggeving van het “Pinkstercomplot” als in De Standaard. Beide kranten gebruiken de berichten van dezelfde internationale persbureaus voor hun krantenartikels. Dit zijn Reuters, AFP, Inbel en Belga. Deze werkmethodes hebben een gestroomlijnde, gelijklopende berichtgeving tot gevolg. Dit zien we duidelijk bij de verslagen over het “Pinkstercomplot”. Het krantenbericht van Vooruit waarin de ontmaskering van de samenzwering wordt beschreven, is inwisselbaar met het artikel uit De Standaard.[172] Ook de krantenartikels van de volgende dagen over het proces en de terechtstelling van Kimba, Anany, Bamba en Makamba stammen duidelijk van dezelfde telexberichten af. Toch zijn er tussen beide kranten verschillen op te merken. Over de buitenlandse betrokkenheid, in het bijzonder de Belgische, wordt er in de Vlaamse arbeiderskrant niet bericht. Ook het lot van de Belgische diplomaat Rens, persona non grata verklaard door de Kongolese regering en gedwongen het land te verlaten, komt niet ter sprake in Vooruit.
De krant lijkt zich impliciet voor gratieverlening uit te spreken. Vooruit illustreert dit met een citaat uit de New York Times : “ Generaal Mobutu zou het in beroering zijnde Afrika een nuttige les kunnen geven door de doodstraffen van de pinkstersamenzweerders in een andere straf om te zetten.”[173]
Het impliciete oordeel dat Vooruit uitspreekt over de gratieverlening, verandert bij het artikel dat de terechtstelling beschrijft in een erg expliciete veroordeling. De boventitel bij het krantenbericht zet de toon: “ Barbaarse show zaait paniek onder duizenden toeschouwers”.[174] Het artikel zelf gelijkt erg sterk op het artikel in De Standaard. De terechtstelling wordt even uitgebreid en gedetailleerd uit de doeken gedaan. Zelfs de tijdsduur die elke doodsstrijd inneemt, wordt meegedeeld. In tegenstelling tot het artikel in De Standaard, bevat het krantenbericht van Vooruit wel een scherpe veroordeling van de terechtstelling : “Het is een barbaarse terechtstelling geworden, een wansmakelijke show tijdens dewelke op het einde paniek ontstond onder de massa. [...] de democratie onwaardig.”.[175]
Zoals ik al schreef, zijn het artikel uit Vooruit en dat uit De Standaard op een paar punten na identiek. Beide kranten gebruikten dan ook dezelfde bronnen, namelijk de persbureaus AFP en Reuter. Het bericht in Vooruit veroordeelt echter de ophanging van de vier vermeende samenzweerders. De vraag stelt zich: heeft één van beide kranten commentaar toegevoegd aan de persberichten, of heeft één van de kranten commentaar op de gebeurtenissen verwijderd ? De kenmerken van een persbericht kennende is het antwoord snel gegeven. Aangezien een persbureau zijn berichten naar al zijn abonnees, van welke strekking dan ook, stuurt, zijn zulke berichten neutraal geschreven. De expliciete veroordelingen van de terechtstellingen zijn dus afkomstig van Vooruit.
2.2.3.La Libre Belgique
Het “Pinkstercomplot” krijgt in La Libre Belgique erg veel aandacht. Reeds de weken voor de samenzwering bekend raakt, heeft Kongo een prominente plaats ingenomen op de krantenpagina’s van La Libre. De oorzaak van de focus op Kinshasa is de ruzie tussen beide landen. België en zijn ex-kolonie leven weer op gespannen voet. De oorzaak van de spanning is de aankondiging van Mobutu, die de zetel van de Union Minière naar Kinshasa wil zien verhuizen. Ook het feit dat Tshome in België asiel heeft gekregen, hangt als een zwaard van Damocles boven de bilaterale relaties. Mobutu wil de Katangees voor de rechtbank brengen, maar België weigert zijn uitlevering. Tshombe, of “Le grec”, zoals zijn codenaam ten tijde van de Katangese secessie luidde, weet zich nog steeds gesteund door een belangrijk deel van de Belgische ‘haute finance’. Ook La Libre Belgique loopt nog erg hoog op met de man, wordt snel duidelijk.
Het nieuws van de mislukking van de coup komt ook bij La Libre op de voorpagina. De verslagen van LLB zijn veel uitgebreider dan die in de Nederlandstalige pers. De Waalse krant brengt veel meer achtergrondinformatie over de vermeende samenzweerders, waarbij ze vaak Kongolese kranten citeert.[176]
De nieuwstijding van de mislukte coup is voor La Libre ook het sein om een vernietigend opiniestuk over Mobutu en zijn beleid te publiceren.[177] Jean Kestergat, de auteur van het commentaarstuk, meent dat de situatie in Kongo nu zo precair is geworden dat, indien er nog langer gezwegen wordt, er voor de Belgen een bloedbad dreigt, zoals in 1964 in Stanleystad. Het Mobutu-regime neemt de vormen aan van een echte militaire dictatuur, zoals Kestergat het, naar eigen zeggen, van bij het begin had voorspeld: “Pour l’instant, le régime de Mobutu prend des formes dramatiques. Il aboutit là même ou, dès le départ, nous l’avons prévu: à une dictature militaire non dépourvue de grands risques. ”[178]
De auteur herinnert zich Mobutu de ochtend van de staatsgreep: een zenuwachtige man, bedwelmd door zijn eigen triomf. Iedereen hoopte dat Mobutu een voorzichtig beleid zou voeren, maar al snel toonde hij zijn grootste zwakheid: zijn gebetenheid tegenover Tshombe. “On pouvait espérer que Mobutu pratiquerait une politique sage et constructive. Ses intentions étaient saines. Un seul signe de faiblesse, sa hargne contre M. Tshombé. ”[179]
Deze gebetenheid van Mobutu voor Tshombe komt volgens Kestergat voort uit een persoonlijke vete. Mobutu heeft het de Katangees nooit vergeven dat deze had geweigerd om de dooppeter van zijn zoon te worden. Vanaf de eerste dag van zijn staatsgreep zou Mobutu’s politiek hierom in het teken staan van de eliminatie van Tshombe. De “fout” die Mobutu toen maakte door Tshombe niet in zijn regering op te nemen, is de oorzaak van alle problemen die Kongo nu treffen. Het Kongolese staatshoofd zou met zijn anti-Tshombe-politiek een groot deel van de bevolking tegen hem in het harnas gejaagd hebben. Zijn persoonlijke vete heeft echter vooral vrij spel gegeven aan antiwesterse financiële krachten. Deze sturen aan op een breuk tussen Kongo enerzijds en het kapitalisme en België anderzijds. Volgens de auteur is het probleem van Mobutu eenvoudig: hij is intellectueel niet bekwaam. Mobutu was een vriendelijke jongen, maar zijn macht heeft van hem hoogmoedig man gemaakt, die tegelijkertijd de speelbal is van anderen. Het is voor Kestergat duidelijk: Mobutu kan de verantwoordelijkheid van zijn functie niet aan:
“Mobutu veut pendre ses ennemis, cet homme doux et gentil, généreux, que tous les responsables belges encore récemment prenaient au sérieux, alors qu’il était évident que Mobutu n’avait pas la force d’affronter les responsabilités que étaient les siennes.”[180]
Ook de “Groep van Binza” krijgt een veeg uit de pan. Zij zouden een veel te grote invloed hebben op het staatshoofd. Deze intellectuelen zijn vervreemd van het volk en van de realiteit. Zij bekritiseren het kapitalisme, maar vergeten wel dat dit kapitalisme Kongo de voorbije vijf jaar gered heeft. Kestergat heeft een niet mis te verstande boodschap voor hen: “Que les Congolais changent de doctrine économique s’ils veulent, mais qu’ils ne le fassent pas avant le jour où ils seront en mesure de le faire.”[181]
Kestergat trekt zelfs de parallel met Lumumba: beiden zijn het slachtoffer van zichzelf geworden. Lumumba van zijn passionele ingesteldheid, Mobutu van zijn naïviteit. Het is de taak van België om Mobutu nu ter hulp te schieten, wat ons land verzuimd heeft bij Lumumba, aldus Kestergat.
Het is voor de journalist duidelijk wie hier van profiteert: wat nu gebeurt in Kongo, is het mechanisme van de communistische staatsgreep dat in werking treedt. In deze optiek ziet de auteur ook de staatsgreep van Kimba en zijn drie lotgenoten. Het zijn namelijk ook deze vier mannen, samen met Kamitatu en Nendaka, die gepleit hebben voor het ontslag van Tshombe het jaar daarvoor en het zijn ook deze mannen die, op hetzelfde ogenblik, de drijvende krachten waren achter de anti-Belgische hetze in Kongo.[182]
Door Tshombe te verdrijven, heeft Mobutu zijn krediet bij het Westen voor een groot deel verloren. Het Kongolese staatshoofd had op de steun van de extremistische Afrikaanse naties gerekend, maar deze landen zouden Mobutu te “gematigd” vinden. Voor Kestergat is het evident: de fout die Mobutu gemaakt heeft door Tshombe aan de deur te zetten, komt hem nu heel duur te staan.
De boodschap in dit opiniestuk is duidelijk. La Libre Belgique hekelt in de eerste plaats de houding van Mobutu ten opzichte van Tshombe. Het feit dat Tshombe geen ministerpost heeft gekregen in de eerste regering van Mobutu, zit La Libre nog steeds hoog. Mobutu is intellectueel onbekwaam om president van Kongo te zijn. Met zijn anti-Tshombe-politiek delft Mobutu zijn eigen graf en in zijn onvermogen beseft hij niet eens dat hij Kongo in de handen van de communistische en extremistische Afrikaanse machten aan het drijven is.
Het lot van de vier samenzweerders wordt door La Libre Belgique aandachtig gevolgd. De artikels en verslagen over het proces zijn veel uitgebreider dan de berichten in de Vlaamse kranten. Zelfs de constructie van het schavot wordt door La Libre beschreven.[183] De krant laat haar afkeuring van de gang van zaken duidelijk blijken. Het ganse proces is volgens La Libre een klucht, de naam proces onwaardig. Alle rechten van de verdediging zijn door het regime met de voeten getreden. Van de positieve kritiek die Mobutu als ex-journalist bij zijn staatsgreep nog kreeg, blijft nu niets meer over. De krant hekelt de macht die Mobutu uitoefent over de media. Het is voor journalisten onmogelijk om inzage te krijgen in het dossier van de beschuldigden.
“L’ont-ils vraiment trahi? Le dossier n’est pas en notre possession: il nous faut nous en remettre aux documents, diffusés par le général Mobutu, par les services radiophoniques qu’il contrôle et par une presse qu’il ne contrôle pas moins.”[184]
Volgens de krant is deze gang van zaken symptomatisch voor gans het Afrikaans continent. “ La loi de la jungle est toujours la loi de l’Afrique. Il faut, avec tristesse, se résigner à cette constatation. ” [185]
Het nieuws dat een Belgische diplomaat het land is uitgezet wegens vermeende medeplichtigheid, is voor La Libre de bevestiging van de anti-Belgische sfeer in Kinshasa, waar de krant al weken over klaagde. Het dagblad vraagt zich hardop af wat Belgische juridische raadgevers te zoeken hebben in een land waar zulke barbaarsheden als een vorm van recht worden beschouwd.
Het schouwspel van de terechtstelling van de vier complotteurs wordt door La Libre Belgique vergeleken met de spelen in de Romeinse arena’s.
“C’est le pouvoir politique qui, en trois coups de cuiller à pot, après un simulacre de procès qui rappelle les jeux de stade de Néron, a fait pendre ces quatre hommes, ayant appelé la foule, invitée au "spectacle". ”
De Kongolese bevolking is volgens de journalist de laatste jaren zo vaak geconfronteerd geweest met dit soort van bruut geweld dat het voor de krant onbegrijpelijk is dat het regime van deze terechtstelling een openbaar spektakel heeft gemaakt. De krant is er tevens van overtuigd dat er zaken zijn achtergehouden en dat er andere belangen meegespeeld hebben in de macabere gebeurtenissen van de laatste dagen. Er echter geen twijfel mogelijk dat wat deze week gebeurd is in de Kongolese hoofdstad zich eerder vroeg dan laat tegen het zetelende regime zal keren.
La Libre Belgique meent zijn gelijk te halen wanneer enkele dagen later in Kinshasa de noodtoestand wordt afgekondigd wegens enkele aanslagen. De terechtstellingen zouden, aldus de auteur, bij de Afrikaanse bevolking van Kinshasa “de smaak van het bloed” opgewekt hebben, iets waar de bevolking zich al enkele malen gevoelig voor getoond zou hebben.“Il se pourrait aussi que ce spectacle ait rendu à une parti de la population africaine de Léopoldville un goût de sang auquel lui est arrivé déjà de se montrer sensible.”[186]
De krant verdenkt, tussen de regels, het regime er trouwens van de aanslagen zelf beraamd te hebben. De aanslagen zouden het regime toelaten de noodtoestand af te kondigen om zo te anticiperen op mogelijk geweld.
“Est-ce à dire que les "attentats au plastic" dont fait état la radio de Léopoldville ne soient que des attentats-bidon? Nous n’irons pas jusque là. En tout état de cause, ils servent admirablement le régime.”[187]
Dat hierbij opnieuw een Belgische “huurling” werd aangehouden, sterkt La Libre alleen maar in haar opvattingen over het Kongolese non-bestuur. Het is voor La Libre Belgique een uitgemaakte zaak dat het Mobutu-regime op deze manier alleen bezig is zichzelf in sneltempo op te branden. De wijze waarop La Libre de gebeurtenissen in Kongo beleeft, kan niet duidelijker geïllustreerd worden dan in de slotconclusie van de auteur:
“A ce rythme là, le régime de Mobutu risque fort de s’essouffler rapidement et, en tout cas, de susciter des réactions de violence. C’est là, après tout, son affaire. La nôtre, c’est de savoir si les mesures nécessaires pour garantir la sécurité des Belges dans les semaines à venir sont prises.”[188]
2.2.4.Le Peuple
Het nieuws van de mislukte samenzwering haalt op 31 mei 1966 de voorpagina van Le Peuple, al moet het nieuws uit Kongo gedeeltelijk plaats maken voor een in memoriam voor de socialistische voorman Joseph Bracops. Het krantenartikel dat de lezers over de coup en zijn leiders informeert, lijkt een bijna letterlijke weergave te zijn van het persbericht van het Kongolese persagentschap. Het proces dat de vier beschuldigden veroordeeld tot de doodstraf binnen de vierentwintig uur, roept bij Le Peuple toch wel wat bedenkingen op. Vooral dan “la manière particulièrement expéditive” (“de vrij voortvarende wijze”) waarop de vier na vijf minuten van beraadslaging tot de dood veroordeeld werden, wordt in de arbeiderskrant vermeldenswaardig bevonden.[189]
Dezelfde dag verschijnt er in Le Peuple echter een opmerkelijk opiniestuk, dat begrip vraagt voor het regime in Kongo en het staatshoofd zelfs looft.[190] De moeilijke sociale en economische fase waar de oud-kolonie zich moet door worstelen, is het resultaat van onbekwaamheid en het wanbeheer van de vorige regering, meer bepaald de regering van Moïse Tshombe.
“Le général Mobutu qui a dû faire face à l’héritage du gouvernement Tshombé, lourdement déficitaire par sa gabegie et son impéritie, doit résoudre à la fois tous les problèmes fondamentaux de gouvernement.”[191]
Het gemor en de onvrede van de Kongolese bevolking moet daarom begrepen worden. Maar, oordeelt Le Peuple, ook het zoeken naar zondebokken, zoals de Kongolese regering duidelijk gedaan heeft met de Belgen Davignon en Rens, moet vanuit die context gezien worden. Hoewel het duidelijk is dat beiden niets misdaan hebben en de Kongolezen spijkers op laag water zoeken, mag men deze affaires niet belangrijker gaan maken dan ze zijn.
Maar hoe discutabel het misbaar van het regime ook was over voornoemde affaires, het regime verdient volgens de krant lof voor de manier waarop de coup ontmaskerd werd. De wijze waarop Mobutu de staatsgreep heeft behandeld, getuigt volgens Le Peuple van veel politieke maturiteit en luciditeit.
“Si les incidents sont le fruit d’une certaine légèreté exploitant des faits plus que discutables pour en faire l’avantage politique, la manière dont le président Mobutu a fait pièce du complot monté par Bamba, Kimba, Anany et Makamba est toute de maturité policière et politique: laisser s’enferrer des comploteurs jusqu’à ce que la nasse soit pleine et que les preuves se soient accumulées, constitue en l’espèce, un tactique de qualité servie par une réussite totale. ”[192]
Wat het motief is achter de staatsgreep, is volgens Le Peuple niet belangrijk. Of het nu in opdracht was van Tshombe, van Kasavubu of op eigen initiatief speelt niet eens zo ’n grote rol. Het is het eindresultaat dat telt, de ontdekking van de coup voordat de plannen in actie getreden zijn.
Ten slotte besteedt Le Peuple nog enige aandacht aan de problemen rond de Union Minière. Mobutu had bij de Union Minière aangedrongen om de maatschappelijke zetel van de maatschappij in Kinshasa te vestigen. Het bedrijf had aanvankelijk toegezegd, maar op het laatste ogenblik zijn plannen gewijzigd. Dit is volgens de krant de échte reden van de Kongolese boosheid tegenover de Belgen. Men kan het volgens Le Peuple moeilijk oneens zijn met die wens van de Kongolezen. Mobutu stelt niet eens de volledige nationalisatie voor van het bedrijf. Toch hebben zijn aankondigingen bij de Belgische ‘haute finance’ kwaad bloed gezet. Deze zaak is volgens Le Peuple een probleem waar alle ontwikkelingslanden mee kampen: hoe zijn onafhankelijkheid ten volle uitbouwen met de aanwezigheid van zo’n machtige buitenlandse maatschappijen, die tezelfdertijd onmisbaar zijn voor de uitbouw van de industrie en de economie van de prille naties ?
Le Peuple toont zich op economisch gebied wel begripvol ten opzichte van de Kongolese leider, maar in een vlammend betoog veroordeelt de krant streng de terechtstelling van de vier samenzweerders. De krant wenst zich niet te mengen in de interne aangelegenheden van de Kongolese republiek, maar beschouwt het proces tegen de vier als een schandalige parodie op de rechtspraak, van een wel erg tragische niveau.[193] Door de terechtstelling toch uit te voeren, ondanks de talrijke gratieverzoeken, heeft Mobutu zich niet geprofileerd als een sterke leider.
“En faisant condamner à mort - dans des conditions caricaturales - puis exécuter, quatre adversaires politiques coupables d’avoir voulu le renverser, le général Mobutu vient-il de poser sa candidature au titre du président "homme de fer" du Congo, ou bien n’a-t-il pas plutôt révélé la faiblesse même de son régime?”[194]
Wanneer Mobutu later vertelt over zijn interne verscheurdheid bij de terechtstelling van de vier mannen, verwijt hij het Westen een dubbele moraal.[195] Deze landen waren bij de eersten om de terechtstelling te veroordelen, maar indien de coup gelukt en Mobutu vermoord zou zijn, zouden zij wel het nieuwe regime erkend hebben. In een bijzondere tussenkomst geeft Le Peuple Mobutu gelijk wanneer hij de hypocrisie aanhaalt van deze landen. Mobutu’s betoog rechtvaardigt volgens de krant echter allerminst de terechtstelling. De uitleg van Mobutu opent net de deur naar een politieke terreur, die de “wet van de jungle” installeert. En veel leiders die van dit principe uitgingen (doden om niet gedood te worden), zijn net geëindigd zoals slachtoffers van hun eigen logica.
“De toutes façons ses commentaires, que ne justifie que la loi de la jungle - tuer pour ne pas être tué - semblent engager le Congo dans la dangereuse voie de la terreur policière. Engrenage souvent fatal, dont les promoteurs - des centaines d’exemples historiques -finissent souvent eux-mêmes les frais.”[196]
2.3. Conclusie
Het is duidelijk dat de “Pinksterterechtstellingen” de gemoederen in België verhit hebben. Alleen De Standaard blijft stil bij de procesvoering tegen Kimba, Anany, Bamba en Makamba. Vooruit, La Libre Belgique en Le Peuple veroordelen in de scherpste bewoordingen de wijze waarop het proces tegen de vermeende samenzweerders gevoerd werd. Het regime in Kinshasa wordt door de drie kranten met de grond gelijkgemaakt. Vooral de manier waarop het schijnproces gevoerd is, het afwijzen van de gratieverzoeken en het massaspektakel waarin de terechtstelling ontaardde, wordt door de kranten gehekeld. Met deze schertsvertoning heeft het regime al zijn krediet verloren, zo lijkt het.
La Libre Belgique is in zijn kritiek op Mobutu het scherpst. De krant vindt het huidige staatshoofd van Kongo intellectueel ongeschikt voor zijn taak. Het is echter vooral de houding van Mobutu tegenover Tshombe die de kritiek van La Libre opwekt. De krant heeft de weigering van Mobutu om Tshombe minister te maken duidelijk niet verteerd. De aankondiging van Mobutu dat hij Tshombe voor het gerecht wil brengen, versterkt de woede bij de Waalse krant nog. La Libre steigert bij de gedachte dat Kongo de (economische) banden met België doorknipt en relaties aanknoopt met de Afrikaanse nationalistische regimes en de communistische machten. Dit is volgens Kestergat het “drama” van Afrika. Wanneer Kongo relaties zal aangaan met de duistere communistische krachten, zal het land onvermijdelijk in de afgrond storten. Het is immers het kapitalisme dat Kongo in de vijf jaar na de onafhankelijkheid gered heeft.
Hoewel de spanningen tussen beide landen vooral voortkomen uit de problemen rond de gedeeltelijke nationalisatie van de Union Minière, staat hierover niets vermeld in La Libre Belgique. Nochtans zijn de banden tussen Tshombe en de Union Minière enerzijds en Tshombe en La Libre anderzijds duidelijk. Deze economische kwestie speelt dan ook een primordiale, zij het nog latente, rol in de afkeer van La Libre Belgique voor Mobutu en zijn politiek.
De reactie van Le Peuple op de gebeurtenissen staat recht tegenover het standpunt van La Libre Belgique. De socialistische krant vraagt geduld en begrip voor het Kongolese bestuur. Mobutu moet een titanenwerk verrichten. Hij moet het wanbeheer herstellen van de vorige regering, de onbekwame regering Tshombe. Het lijkt erop dat Le Peuple bewust stelling inneemt tegen La Libre Belgique. Ook op alle andere punten van kritiek van de conservatieve krant neemt de arbeiderskrant een compleet tegenovergestelde positie in. Ze relativeert de Kongolese zoektocht naar Belgische zondebokken en toont begrip voor de Kongolese wil om zijn eigen grondstoffen te beheren . De Union Minière komt in Le Peuple ook expliciet ter sprake. Le Peuple zwaait Mobutu ook lof toe voor de manier waarop hij de staatsgreep heeft ontmaskerd. Na het proces en de terechtstelling verdwijnt het begrip bij Le Peuple voor het regime wel. Het regime in Kinshasa wordt dan ook door Le Peuple bijzonder hard aangepakt.
De “Pinksterterechtstellingen” zijn in België aandachtig gevolgd. De krantenberichten over Kimba, Anany, Mahamba en Bamba bevonden zich bijna altijd op de voorpagina’s. De uniformiteit in de berichtgeving maakt wel duidelijk dat de vier kranten zich vooral baseerden op berichten van internationale persbureaus.
3.1. Historische achtergrond
In 1970 viert Kongo de tiende verjaardag van de onafhankelijkheid. Het Belgische vorstenpaar wordt door Mobutu uitgenodigd om de festiviteiten bij te wonen. In hun zog strijkt een indrukwekkende perskaravaan neer, die samen met de koning en de koningin tien dagen door Kongo zullen reizen, gegidst door Mobutu en zijn volgelingen.
De reis ademt een euforische sfeer uit. De vijf jaren die volgden op de dekolonisatie brachten Kongo alleen kommer en kwel. Het land viel ten prooi aan oorlog, separatisme, rebellieën en politieke chaos. In 1965 greep Mobutu de macht, naar eigen zeggen om een einde te maken aan het politieke wanbeleid dat Kongo weer naar de afgrond dreigde te leiden. In de eerste vijf jaar dat hij aan de macht was, kende Kongo een opmerkelijke hausse. De infrastructuur werd heropgebouwd en economisch kende Kongo een bloeiperiode. De prijs van koper, het voornaamste exportproduct van het land, kende toen een piek op de wereldmarkt. Het geld stroomde, via de genationaliseerde UMHK, binnen in de schatkist en werd - toen nog - aangewend om het land te moderniseren.[197]
In 1970 komt de Belgische delegatie in een land in volle expansie. Er is geen groter contrast mogelijk met het laatste bezoek van Boudewijn aan Kongo tien jaar eerder. Hoewel de koning toen de onafhankelijkheid kwam meevieren, werd die reis vooral gekenmerkt door het incident met de speech van Lumumba en de dreiging van een falende dekolonisatie. Deze reis ademt een sfeer van vriendschap en van hoge verwachtingen. Voor velen zijn deze hoge verwachtingen uitsluitend te danken aan Mobutu. Iedereen, blank en zwart, is vol lof over de jonge generaal. Hij wordt getypeerd als een dynamische persoonlijkheid, die snel en efficiënt beslissingen neemt en zijn land naar voorspoed en eenheid leidt. Dat hij op een illegale manier aan de macht is gekomen en de democratie buitenspel heeft gezet, is allang vergeten. Hij krijgt er zelfs bijna lof voor. Hij kan nu de nodige beslissingen alleen nemen, zonder gehinderd te worden door een “lastig” parlement of door zijn ministers. Het neutraliseren van de politieke partijen is volgens de gesprekspartners van Walter Zinzen, die toen mee was als reportagemaker voor de nieuwsdienst van de toenmalige BRT, een ware zegen. De veelheid van partijen en partijtjes had het land immers in de chaos gestort . Mobutu wordt gezien als een echte ‘patron’, het type leider dat een ontwikkelingsland nodig heeft.
De Belgische delegatie wordt in die tien dagen door Mobutu meegenomen op een rondreis door het land, om met eigen ogen de verwezenlijkingen van het jonge regime en het enthousiasme van de Kongolese bevolking te kunnen aanschouwen. De bezoekers zijn onder de indruk van wat ze zien. De hartelijkheid van de bevolking - vaak ook geregisseerd door de plaatselijke MPR-verantwoordelijken - tegenover hun leider en het Belgische vorstenpaar overweldigt hen. Ook de getuigenissen van Belgen die in Kongo wonen en werken zijn erg vleiend voor Mobutu.
De enige wanklank komt er van de kardinaal van Kinshasa, Joseph Malula. Deze zal bij de dankmis naar aanleiding van de tienjarige onafhankelijkheid van Kongo in zijn homilie niét de lof van Mobutu zwaaien, maar net de toenemende armoede aanklagen, die alsmaar grotere delen van de bevolking te beurt valt. De preek van Malula wordt vergeleken met de toespraak van Lumumba tien jaar eerder en deze zal tevens het begin zijn van een conflict tussen Mobutu en Malula, dat jaren zal aanslepen. In een land zonder politici is Malula de enige figuur met aanzien die onafhankelijk van Mobutu staat en dus ook kritiek kan uiten op de gang van zaken. Dat hij, door het sterk uitgebouwde katholieke netwerk in Kongo, ook een grote feitelijke macht bezit, maakt hem voor Mobutu een rivaal. Mobutu zal er in de loop der jaren dan ook, via verschillende manoeuvres, voor zorgen dat de macht en de invloed van Malula gekortwiekt worden .
Niettemin is de eindconclusie unaniem positief. De journalisten beseffen dat ze niet alles te zien krijgen en dat er nog heel wat armoede is, maar men is ervan overtuigd dat Mobutu de juiste man is om van Kongo een welvarende natie te maken. Het ontbreken van een democratie wordt door de vingers gezien, want “er heersen nu eenmaal andere zeden in Afrika”. Kortom, Mobutu en zijn regime zijn voor Kongo de beste garantie op ontwikkeling.
3.2. Analyse
3.2.1.De Standaard
De reis van het koninklijk echtpaar Boudewijn en Fabiola naar Kongo wordt in België met veel belangstelling gevolgd. Het is dan ook de feestelijke terugkeer van Bwana Kitoko naar “zijn” Kongo, tien jaar na de onafhankelijkheid. De Standaard zet de grote middelen in: verschillende verslaggevers van de krant volgen het koningspaar op zijn reis door de ex-kolonie.
Terwijl in Kinshasa de rode loper wordt uitgehaald voor het koninklijk bezoek, geeft Mobutu een persconferentie voor de Belgische journalisten. De journalist van De Standaard lijkt onder de indruk te zijn van de présence van het Kongolese staatshoofd:
“[...] Rustig, zelfverzekerd, zonder de stem te verheffen. Joseph Désiré Mobutu, president van de Kongolese republiek, de “vader des vaderlands” zoals de Kongolese journalisten hem noemen [...] Hoe jong ook - hij is amper 40 - deze “vader des vaderlands”, ex-journalist, ex-onderofficier van de Force Publique dwingt op de een of de andere manier respect af.”[198]
Dé grote verdienste die aan Mobutu wordt toegeschreven, zowel door de journalisten als door de generaal zelf trouwens, is de rust die Mobutu in Kongo heeft gebracht. Nu de stabiliteit is teruggekeerd, kan de aandacht naar de uitbouw van de Kongolese economie gaan. Het bezoek van het koninklijk echtpaar wordt in die optiek gezien als een hernieuwing van de samenwerking tussen België en Kongo. Naast de vieringen zullen tijdens de reis ook economische thema’s aangesneden worden. Het is de bedoeling de Belgische ondernemers warm te maken om opnieuw te investeren in Kongo. Maar het verleden mag niet meer terugkeren, Belgen en Kongolezen moeten op voet van gelijkheid met elkaar kunnen omgaan.
De oude wonden zijn echter nog niet verdwenen, de littekens van de dekolonisatie zijn ook bij de Belgen nog aanwezig. In zijn slotbedenking stelt de journalist zich dan ook de vraag of de Belgen wel klaar zijn om met de veranderde situatie om te gaan:
“De vraag of de Belgen bereid zullen zijn Kongo in een nieuwe geest te benaderen en te helpen hangt als een schaduw over de Koninklijke reis.”[199]
Ook Manu Ruys geeft zijn visie op een decennium Kongolese onafhankelijkheid.[200] De eerste tien jaar na de dekolonisatie van Kongo kunnen volgens Ruys in twee delen opgesplitst worden: het pré-Mobutu-tijdperk en het Mobutu-tijdperk.
Tussen 30 juni 1960 en 24 november 1965 beleefde Kongo een periode van oorlog en chaos. De onafhankelijkheid was slecht voorbereid, de Kongolese politici deden volgens Ruys de rest: “Kongo heeft een zware prijs moeten betalen voor de overmoed van zijn zwarte leiders en de lafheid van sommige blanke gidsen.” [201]
Het lijkt alsof Ruys alle zwarte leiders zonder onderscheid in hetzelfde bedje ziek acht, terwijl hij wel dit onderscheid kan maken bij de “blanke gidsen”. Dit onderscheid blank/Belg (=bekwaam) versus zwart/Kongolees (=minder bekwaam) komt vaak terug in dit commentaarstuk en in het vervolg van het reisverslag.
Het herstel dat begint in 1965, met de dictatuur van Mobutu, komt er vooral dankzij de blanke steun in Kongo. Het zijn de blanken, vooral de tienduizenden Belgen, die het land doen draaien. Verschillende malen wordt geïmpliceerd dat het eigenlijk aan de blanken te danken is dat Kongo vandaag “draait”. De Kongolese bevolking wordt vooral in verband gebracht met minder positieve eigenschappen, zoals het gebrek aan burgerzin. Ook het hunkeren naar welvaart van de Kongolezen ziet Ruys als een minpunt. Nochtans pleit hij in hetzelfde commentaarstuk voor nieuwe investeringen in Kongo, net omdat deze kunnen bijdragen tot welvaart in Kongo, maar ook in België.
Ruys schrijft:“In 1965 begon het herstel onder de dictatuur van Mobutu.”[202] Verscheidene malen zal blijken dat onder “het herstel” het economisch herstel en de herwonnen stabiliteit vallen. Een herstel van de democratische politieke instellingen, van de politieke en burgerlijke vrijheden, lijkt hieraan ondergeschikt.
Ruys pleit tenslotte voor rationalisme tijdens de reis. De liefdesverklaringen mogen geen vertekend beeld scheppen. De tijd van de Belgisch-Kongolese gemeenschapsdroom is voorbij. België heeft nog steeds een rol te spelen in Kongo, maar dan in de kader van de politiek van de Verenigde Staten. België kan ook ondernemers aansporen in Kongo te investeren. Als rijk land heeft België tevens de taak om de Derde Wereld te helpen. Nergens kan het dat beter doen dan in Kongo, waar het de problemen beter dan wie ook kent. Maar vanaf nu dient dit te gebeuren op een eerlijke en zakelijke manier.
Hoewel Manu Ruys er zelf voor waarschuwt en er tegen ingaat, komt het Belgische paternalisme in deze voorbeschouwing verscheidene malen sterk naar voren. Deze toon zal eigenlijk de ganse reis aangehouden worden.
De aankomst van Boudewijn en Fabiola wordt een triomftocht. Het koningskoppel wordt door de inwoners van Kinshasa toegejuicht. In deze euforische omstandigheden is het onmogelijk om niet meegesleept te worden door “de losgeslagen Bantoe massa”.[203] Frans Verleyen, toen nog bij De Standaard, laat zijn Europese methodische geest varen:
“Ik hoor de uitgekookte Europese kommentaren al: over de alleenheerschappij van de generaal, over de Amerikanen die hier met grote vaardigheid hun belangen aanslijpen, over de “nationalizatie” van de Union Minière waar een geurtje aan vast zit, over de weinig nagelvaste rechtspraak. Juist. [...] Is het verkeerd aan dat alles eens niet te denken, terwijl men door de krioelende massa rijdt die liederen zingt…”[204]
Verleyen weet dat er kritiek zal gegeven worden op Mobutu en Kongo. Hij weet zelfs welke kritiek en hij lijkt die ook te delen. Maar de euforie maakt het onmogelijk om niet onder de indruk te raken. Zoals Verleyen het zelf zegt : “Soms is het niet eenvoudig als ooggetuige de “geschiedenis” te moeten meemaken.”[205]
De intocht van het koningskoppel in Kinshasa heeft de toon gezet voor de reis. De doortocht door Kongo baadt in een sfeer van optimisme. Na tien jaar onafhankelijkheid heeft Mobutu, met behulp van de Belgen, Kongo terug op het rechte spoor gebracht. Het regime is dan wel geen democratie, de rust is wel teruggekeerd. Blank en zwart kijken met vertrouwen naar de toekomst. Dit wordt nog eens geïllustreerd bij een bezoek aan de Inga-stuwdam, toen een “technologisch sprookje”, maar later hét symbool van het nutteloze, geldverslindende Mobutu-regime.[206]
Uit alles blijkt dat het regime ver verwijderd is van een democratie, zoals Verleyen het schrijft: de persvrijheid is onbestaande, de oppositie wordt gekortwiekt, het regime leeft zelf van de subsidies van het Europees ontwikkelingsfonds. Maar niemand mort, want het regime heeft namelijk één grote verdienste: “Zwarten en blanken vinden dit niet alleen normaal, ze vinden het allemachtig goed. Iedereen proeft hier de weelde van de eindelijke politieke stabiliteit. ”[207]
De spectaculaire ommekeer na vijf jaar burgeroorlog is dus het werk van Mobutu. De voorbije vijf jaar hebben weliswaar evenveel slachtoffers geëist als de vijf jaar burgeroorlog, maar het regime heeft wel stabiliteit in Kongo gebracht. De generaal had dit echter niet kunnen verwezenlijken zonder de steun van zijn blanke raadgevers. Daar ligt kennelijk de grote kwaliteit van Mobutu. Hij is een goede leerling van zijn Westerse raadsmannen, die hem, met dollars en wapens in de hand, tonen welke richting hij uit moet. Deze richting lijkt een blauwdruk van de koloniale periode: een autoritaire samenleving en een liberale economie.
“In die 5 jaar van dictatuur –de slachtoffers waren waarschijnlijk even talrijk als in de vijf voorgaande jaren van “democratie naar Westers patroon”- slaagde de kersverse “père de la patrie” en zijn bondgenoten in leger en administratie erin, weliswaar met krachtige steun en zorgvuldige adviezen uit het westen, verscheidene rebellies te verslaan en ’s lands eenheid te herstellen [...] De terugkeer naar de autoritaire uitoefening van het staatsgezag - het koloniale verleden is ook op dat gebied nog niet vergeten - is niet zonder positieve resultaten gebleven. Vooral omdat die terugkeer ook op het economisch vlak heeft plaatsgevonden, maar dan in de richting van een bijna vlekkeloos liberalisme. Had de door België geïnstalleerde politiek van de open deur niet bewezen doeltreffend te zijn zolang men publieke en sociale onrust wist te voorkomen?
Dat was de les die Moboetoes raadgevers, gewapend met dollars en wapens hun jonge maar kranige beschermeling gaven en ze werd begrepen.” [208]
De succesformule van Kongo kan dus gezien worden als de installatie van een neokoloniaal regime. Dit wordt ook door minister Scheyven bevestigd : “Het is duidelijk dat Kongo eerherstel heeft gebracht aan de verwezenlijkingen van het koloniaal beheer.Dit mag door de Belgische politiek als een overwinning beschouwd worden.”[209]
In een zeldzaam moment treedt er twijfel op bij de bezoekers, wanneer (van op het luxueuze jacht van Mobutu) de confrontatie plaatsvindt met het welvaartspeil van de inlandse bevolking. De gedachte aan de Belgische economische belangen brengt echter troost.
“De presidentiële boot is een en al luxe: bier is overvloedig aanwezig, [...] De boot is uitgerust met materieel, door Belgische bedrijven geleverd. Dit is een troostende gedachte, want even verderop aan de oevers staan arme hutten en worden de mensen gemiddeld nog geen veertig jaar oud.” [210]
De Belgen verlaten Kongo echter met een optimistisch gemoed. Ze zijn ervan overtuigd dat Mobutu de geschikte leider is voor Kongo. Niets lijkt een uitbouw van de welvaart in de weg te staan. De mogelijkheid wordt zelfs geopperd om via Mobutu, die de regionale sterke man wordt, de Belgische invloed in Afrika uit te breiden. Het staatshoofd is in elke geval rechtschapen en betrouwbaar. De Kongolese revolutie heeft niks te maken met Rusland, Cuba of China.[211]
De uitval van kardinaal Malula, op de laatste dag van het bezoek, is de enige valse noot.[212] De kardinaal waarschuwde dat de pure westerse ontwikkeling zonder aanpassing aan de Afrikaanse gewoonten tot excessen zou kunnen leiden. Veel waarnemers vinden de woorden van Malula voorbarig. Zoals het land nu evolueert, kan Kongo zich rustig ontwikkelen tot een land met een stevige middenklasse. Kongo moet zich eerst en vooral economisch ontwikkelen. De democratie is geen prioriteit, zoals blijkt uit het afscheidsartikel: “Ondertussen moeten westerse waarnemers met niet al te grote vlijt Afrika en Kongo een westers demokratisch patroon willen aanpraten.”[213]
3.2.2.Vooruit
De aandacht bij Vooruit voor de reis van het koninklijk echtpaar naar Kongo is niet groot. De socialistische krant rept met geen woord over de terugkeer van Bwana Kitoko naar de ex-kolonie.
3.2.3.La Libre Belgique
De reis van de koning en zijn echtgenote naar de oud-kolonie wordt door La Libre Belgique uiteraard aandachtig gevolgd. Kongo-specialist Jean Kestergat is reeds in Kinshasa aanwezig, waar hij de voorbereidingen voor het koninklijk bezoek en het tienjarig jubileum van de dipenda meemaakt.[214] De Kongolese hoofdstad wordt voor de festiviteiten grondig gereinigd. Volgens de journalist heeft men in enkele dagen tijd op dit vlak meer werk verzet dan de voorbije drie jaar. Maar er is meer: Kestergat ziet een land dat een metamorfose aan het ondergaan is, een metamorfose waarin Mobutu prominent aanwezig is. Het is de generaal zelf die de reorganisatie van Kongo in handen heeft genomen: “Il tranche, il décide, il projette. Il réorganise le Congo d’une main que d’aucuns trouvent lourde, mais qui est généralement efficace.”[215]
Mobutu hervormt de staat volgens een aantal criteria die vooral in het Westen belangrijk zijn: snelheid, efficiëntie, discipline. Het getalm, de fraude en de bureaucratie moeten verdwijnen. Mobutu probeert aan deze eisen te voldoen door de staat te centraliseren en de lokale bevoegdheden zoveel mogelijk naar zich toe te trekken. Kestergat parafraseert een quote van Lodewijk XIV om Mobutu’s macht te illustreren: “L’état, c’est moi.”[216]
Kestergat wil hiermee geen kritiek spuien, integendeel. Overal in Kongo keert de rust en de orde terug.
Ook de jonge intellectuelen, in het verleden nog een punt van kritiek van de journalist, hebben nu hun verdiensten in de uitbouw van het land. Zij maken en plannen en controleren streng de budgetten. Kestergat doet hier – in tempore non suspecto – een uitspraak over de grote bouwwerken in Kongo, die later nog vele malen zal herhaald worden, weliswaar met een andere appreciatie:
“La Banque Nationale étudie, contrôle et n’hésite pas à dire que l’on dépense trop dans des travaux somptuaires et trop peu dans des projets productifs. Certains à Kinshasa disent d’ailleurs que ces travaux somptuaires ne sont pas exagérés, car le Congo a besoin d’une capitale digne.”[217]
De reporter kan slechts één punt van kritiek geven, dat ondertussen trouwens reeds opgelost is: de jongerenafdeling van de MPR zou zich in het verleden soms te veel als een politiekorps gedragen hebben. Het doel van de eenheidspartij is ook dat van de voorzitter, namelijk het bureaucratisch getalm aanpakken. Als de technische verbeteringen en de investeringen in Kongo ingang vinden, kan de partij één van de motoren worden van de vooruitgang in Kongo
De sfeer voor het bezoek van het vorstenpaar is dus erg goed. Het pessimisme van de beginperiode is volledig verdwenen. Mobutu heeft, bijna eigenhandig, Kongo uit het slop geholpen: Le bilan de ces cinq dernières années est incontestablement positif.”[218]
Voor de Waalse krant krijgt het Kongolese staatshoofd steeds meer het imago van de machtige, zelfzekere Afrikaanse leider.[219] La Libre Belgique is wel de enige krant die meldt dat het bezoek aan Lovanium is afgelast, omdat de studenten acties tegen Mobutu hadden aangekondigd. Kongo is blijkbaar toch nog geen complete oase van Mobutisme.
Ook La Libre reist mee met de perskaravaan, die in het gevolg van het koningskoppel naar alle uithoeken, belangrijke steden en prestigieuze projecten van Kongo trekt. In Katanga wordt halt gehouden bij een oude bekende van de Belgen, die enkele jaren terug in La Libre Belgique nog één van de hoofdredenen was van erg scherpe uitvallen van de krant aan het adres van Mobutu: de Union Minière, nu omgedoopt in Gécomines. Lubumbashi, nog een bolwerk van de Katangese secessie, wordt ook bezocht.[220] De stad is aan wederopbouw toe, nadat ze jarenlang was gestraft voor de secessie. Dat het herstel een succes is, is vooral te danken aan het gezag van de chef Mobutu, vertelt de gouverneur van Katanga in een interview met Kestergat. Het verleden heeft aangetoond dat een deling van de macht niet gewerkt heeft. De huidige hoogconjunctuur is te danken aan de nieuwe politieke constellatie, de alleenheerschappij: “Tout cela est devenu possible, parce que le Congo a maintenant un chef. […] Chez nous il y a place pour un seul pouvoir seulement. On ne partage pas le pouvoir. C’est ainsi, l’expérience l’ a montré. ”[221]
Ook in Kikwit klinkt hetzelfde geluid. Kongo wil geen democratie, Kongo wil één leider, een harde leider. De bevolking is gelukkig met de nieuwe situatie en heeft al haar hoop voor de toekomst op Mobutu gesteld: “Nous ne voulons pas de votre démocratie, nous voulons un chef, et un seul chef. Et un chef dur…”[222]
Alle reportages en krantenberichten uit Kongo in La Libre Belgique vertellen ditzelfde succesverhaal. De balans die de krant op het einde van de reis maakt van tien jaar onafhankelijkheid en vijf jaar Mobutisme, is dan ook over de ganse lijn positief voor het Kongolese staatshoofd. De harde hand van de generaal heeft het humanitaire, politieke, economische en financiële herstel gerealiseerd.[223] Het pessimisme en de anti-Mobutu-sfeer die bij La Libre Belgique heerste bij de beginjaren van Mobutu’s heerschappij, zijn verdwenen. De krant looft de éénmanspolitiek van Mobutu, die Kongo er bovenop heeft geholpen.
3.2.4.Le Peuple
In tegenstelling tot de Vlaamse socialistische Vooruit, brengt Le Peuple wel verslag uit van de reis van het Belgische koningskoppel. Journalist Gaston Bunnens maakt deel uit van de persdelegatie die Boudewijn en Fabiola volgen op hun trip door de ex-kolonie. Tijdens de rondreis door Kongo raakt Bunnens aan de praat met Belgen en met Kongolezen. Deze gesprekken leren hem, elk op hun eigen wijze, waar het Mobutu-regime voor staat. Zo raakt ook Bunnens overtuigd van de deugd van de “Bantu-democratie”, zoals Mobutu zijn politiek stelsel graag noemde.
Gaston Bunnens was ook aanwezig op de persconferentie die Mobutu organiseerde voor de Belgische journalisten. Mobutu verklaarde toen dat degenen die hem verweten een dictatuur geïnstalleerd te hebben, zich vergisten.[224] Volgens de generaal-president heeft hij gewoon de orde hersteld, volgens de Afrikaanse tradities. De Kongolezen wensten immers geen politici meer. Zij zijn geen Europeanen, maar Bantu, die volgens hun tradities willen leven. De MPR mag daarom ook niet gezien worden als een eenheidspartij. De MPR is een nationale partij. Ze is geïnstitutionaliseerd omdat ze beantwoordde aan de noden van de bevolking en omdat ze tot in de kleinste dorpskernen was doorgedrongen. Het is de MPR die het Kongolese nationaliteitsgevoel heeft ontwikkeld, dat nu door de ganse bevolking wordt gekoesterd, aldus Mobutu. Het staatshoofd weet ook dat niet iedereen zijn mening onderschrijft, “[…] mais il ne s’agit même pas d’une opposition. A peine 150, 200 ou 500 personnes qui n’ont qu’a venir vers nous pour établir le dialogue.”[225]
Bunnens twijfelt er toch aan dat een dergelijke dialoog mogelijk is. Hij staaft zijn twijfel met twee voorbeelden, twee grote namen uit de Kongolese politiek: Justin Bomboko en Victor Nendaka.[226] Beide mannen waren ooit, samen met Cyrille Adoula en Joseph Désiré Mobutu, de vier sterke mannen van Kongo. Vandaag staat Mobutu alleen aan de top. Adoula werd geveld door een hartaanval, maar de andere twee zijn door Mobutu aan de kant geschoven. Bomboko en Nendaka hadden hun twijfels geuit over de unieke kandidatuur van Mobutu als voorzitter van de MPR. Beiden waren verraden, waarna ze beschuldigd werden van hoogverraad. Bunnens heeft beiden trachten te bereiken tijdens zijn verblijf in Kongo, zonder resultaat. Bomboko weigert nog verklaringen af te leggen en Nendaka lijkt onvindbaar.
Maar na deze bedenking over het democratisch gehalte van Mobutu en zijn Mouvement Populaire de la Révolution, wordt er alleen nog positief nieuws gebracht. Gesprekken met Belgen in Kongo, ondermeer met Michel Relecom, bestuurder van de brouwerij Unibra en voorzitter van de Belgisch-Kongolese handelskamer (en grote vriend van Mobutu), overtuigen Bunnens. Mobutu staat synoniem voor veiligheid, stabiliteit en arbeid. Mobutu heeft niet alleen Kongo gepacificeerd, hij heeft vooral de economie gelanceerd. Mobutu is als enige in deze opdracht geslaagd en de generaal is ook de enige die in staat is het werk voort te zetten. Dankzij Mobutu is Kongo op weg om het toonaangevende land te worden in zwart Afrika.
“Il était le seul à pouvoir le faire. Et personne d’autre que lui ne peut poursuivre l’œuvre entamée, pour assurer le bonheur de son peuple et la sécurité des Européens. D’autres Belges m’ont dit la même chose, partout au Congo. Après les années de chaos, le Congo est devenu le grand pays qui peut donner le ton à l’Afrique noire.”[227]
Ook de MPR deelt in de lof: de partij is er in geslaagd een nationaal gevoel te creëren, over het tribale denken heen. De staatsvorm is uiteraard geen democratie naar Westers model te noemen, maar deze laatste politieke vorm is dan ook mislukt, aldus Bunnens. Het nieuwe regime is een “Bantu-democratie”: elke MPR-dorpsafdeling voert uit wat de hoogste instanties opdragen. “C’est pour ça que le peuple, même lorsqu’il n’ est appelé qu’à obéir aveuglement aux mots d’ordre venus d’en haut, n’a pas l’impression de subir une dictature. Ici la petite part de bonheur à laquelle chacun aspire ne s’obtient qu’en pouvant vivre dans la stabilité , dans l’ordre et dans la discipline.”[228] Dat is nu eenmaal die “Bantu-spirit”, meent Bunnens te weten.
De reis in Kongo verloopt ook voor Gaston Bunnens voorspoedig. Als lid van de perskaravaan bezoekt hij dezelfde plaatsen als de andere journalisten en deelt ook hij diezelfde indrukken: Kongo is op de goede weg. Er ontstaat een nieuw land, geheel volgens de “Bantu-logica”. Een land waar de Belgen broederlijk ontvangen worden, omdat men beseft dat de Belgen in Kongo onvervangbaar zijn.
Bij de terugkeer naar België is Bunnens dan ook optimistisch. De rampzalige jaren van na de onafhankelijkheid zijn nu afgesloten, de toekomst lacht Kongo en België toe.
Opvallend is dat Lumumba in Le Peuple niet wordt gedemoniseerd en als schuldige wordt aangewezen voor de valse start van Kongo. Het verhaal van de verrassingsspeech, dat dertig jaar later nog steeds als waar wordt aangenomen, wordt hier al als fabel afgedaan. De eerste premier van de onafhankelijke Kongolese republiek wordt door Bunnens als het eerste slachtoffer van de Kongolese onafhankelijkheid beschouwd:
“Et Patrice Lumumba-dans un discours qu’on prétendit "inattendu",- alors qu’il était imprimé avant la séance par le service belge de l’information - rappela la longue lutte du peuple congolais pour son émancipation, les représailles et les souffrances. Au roi qui venait de conseiller paternellement , Lumumba répondait, d’égal à égal, que c’est par la lutte que l’indépendance avait été acquise. Ce fut le premier incident, gonflé outre mesure par la presse internationale et qui ouvrait, hélas! la voie aux troubles les plus graves.”[229]
Maar tien jaar later, in 1970, zijn de ergste wonden geheeld. Onder Mobutu is het herstel ingezet. Het Mobutu-regime mag dan wel geen Westerse democratie zijn, “[…] nous n’avons pas à juger un régime qui se présente lui-même comme "une démocratie à la bantoue". Il est celui que le Congo accepte et qui l’a fait sortir du chaos.”[230]
3.3. Conclusie
De commentaren op het einde van de reis zijn eensluidend: Mobutu heeft Kongo opnieuw op de rails gezet. De generaal heeft de stabiliteit teruggebracht en de veiligheid gewaarborgd. De Kongolese instellingen worden hervormd, efficiëntie, snelheid en discipline zijn de codewoorden. Dankzij de hervormingen draait de economie terug op volle toeren. De rondreis van de Belgische karavaan illustreert het succes van het regime. De Belgen die aan het woord komen, loven Mobutu. Hij is de man die de veiligheid terug bracht.
Dat de ex-kolonie ondertussen een militaire dictatuur is geworden, lijkt niemand te storen. Integendeel, dit is net het recept geweest voor het huidige succes. De democratie is er volgens de journalisten nooit in geslaagd om de rust in Kongo te herstellen. Het succes is net te danken aan de alleenheerschappij van Mobutu, die zo ongehinderd hervormingen kan doorvoeren en de macht kan centraliseren. Mobutu is Kongo’s meest gelauwerde politicus, net omdat hij het politieke bedrijf in Kongo heeft stilgelegd. Dit wordt op de reis door Kongo bevestigd in gesprekken met blanke ondernemers en Kongolese ambtenaren. De eersten loven de generaal voor de terugkeer van de stabiliteit, de anderen voor de harde hand waarmee het land geleid wordt. Beide groepen zijn er van overtuigd dat alleen Mobutu in staat is geweest om de chaos te overwinnen en dat ook hij alleen in staat zal zijn om de verdere ontwikkelingen uit te stippelen. De gewone bevolking wordt nooit aan het woord gelaten. De journalisten lijken er van overtuigd dat de Kongolezen het best gedijen in een strak systeem, waarin hen verteld wordt wat ze moeten doen, zonder daarbij na te denken. Deze zekerheid maakt hen gelukkig. Dit is nu eenmaal de “Bantu-cultuur”. Westerlingen kunnen daar niet over oordelen.De bevolking heeft het regime trouwens niet verworpen, staat er in Le Peuple. De journalist vermeldt echter niet dat de vorige rebellieën ook tegen Mobutu gekant waren en dat de staatsgreep van de generaal pas heeft plaatsgevonden nadat alle opstanden waren neergeslagen. Het bezoek aan de universiteit van Lovanium werd trouwens afgelast omdat de studenten manifestaties hadden gepland om hun onvrede tegenover het regime te tonen.
De reis van het koninklijk echtpaar stond in het teken van de Belgisch-Kongolese verbroedering. Deze verbroedering werd een succes. Volgens De Standaard is het Kongolese succesverhaal het succesverhaal van de Belgen: de Belgische raadgevers van Mobutu en de tienduizenden Belgen die het Kongolese raderwerk draaiende houden. Mobutu’s grootste kwaliteit is volgens de Vlaamse krant zijn luisterbereidheid: Mobutu is een goede leerling die (door middel van dollars en wapens) uitvoert wat zijn raadgevers hem opdragen. Het ultieme bewijs van het Belgische gelijk is volgens De Standaard de huidige Kongolese samenleving. Deze lijkt een terugkeer naar de koloniale maatschappij: een liberale economie en een autoritaire leiding. Dit wordt ook toegejuicht. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken ziet hierin zelfs een eerherstel voor de Belgische politiek van weleer.
4. De verkiezing van Joseph-Désiré Mobutu tot president van Kongo (28.10.1970)
4.1. Historische achtergrond
Eind 1970 zijn er presidentsverkiezingen in Kongo. Er is maar één kandidaat, generaal Mobutu. Toch doen de lokale leiders van de MPR er alles aan om de bevolking te mobiliseren. De bevolking wordt aangespoord om unaniem voor Mobutu te stemmen en ook ‘en masse’ een stem uit te brengen voor de leden van de volksbeweging. Grote sensibilisatiecampagnes worden op touw gezet om het belang van de verkiezingen te benadrukken en om de bevolking de juiste kiesmethode aan te leren. Grote delegaties van de MPR doorkruisen het land en verheerlijken de tot stand gebrachte wederopbouw, die er is gekomen dankzij generaal Mobutu.
Ook via radio en televisie wordt uitgelegd hoe de mensen moeten stemmen. De staatsmedia wijzen de bevolking meermaals op het belang van de verkiezingen. Zich onthouden is even erg als rood stemmen![231]
Mobutu wordt uiteraard tot president gekozen, voor een termijn van zeven jaar. De president haalt bijna 100 percent van de uitgebrachte stemmen. Bijna 100 percent, want Mobutu krijgt ook 157 tegenstemmen. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat deze stemmen uit één stembureau komen, dat van de universiteit van Lovanium.[232]
De relatie tussen de studenten en Mobutu was op zijn zachtst gezegd koel. In 1969 kwamen, in navolging van het studentenprotest in Europa, ook de Kongolese studenten in het verzet. De studenten wilden zich spiegelen aan het “wetenschappelijk socialisme”, dat in de ongebonden Afrikaanse landen opgang maakte. Ze zien Mobutu als een knecht van het internationaal kapitalisme en het neokolonialisme, als een marionet van Amerika. Op 4 juni 1969 organiseren de studenten een protestmars.[233] Het leger opent het vuur op de studenten. Naargelang de bron vallen er tussen 6 en 112 doden. De universiteit wordt gesloten en de vierduizend studenten worden naar huis gestuurd. De MPR, die bij de studenten uiteraard de boter heeft gegeten, verbiedt alle studentenorganisaties. Mobutu, die op elke bedreiging van zijn hegemonie reageert met de eliminatie van die dreiging, meende zo elk verzet van de studenten uitgeschakeld te hebben.
De 157 tegenstemmen die Mobutu in 1970 kreeg, waren dus een zeldzame uiting van protest van een deel van de samenleving dat op dat ogenblik duidelijk niet pro-Mobutu was en nog niet vergeten was wat hen een jaar eerder was aangedaan.
Een jaar later, in 1971, wilden de studenten hun collega’s herdenken die in 1969 het leven hadden gelaten. Weer kwam het tot rellen met het leger. De universiteit werd opnieuw gesloten. De grote meerderheid van de 3000 studenten wordt door Mobutu twee jaar in het leger ingelijfd, om hen orde en tucht te leren.
Het blijft wel een feit dat Mobutu in 1970 een overtuigend mandaat kreeg van de Kongolezen om het land gedurende zeven jaar te leiden. Het zal de overtuiging geweest zijn van de meeste Kongolezen, maar ook van het grootste deel van de buitenlanders, dat Mobutu in die zeven jaar van Kongo een welvarende natie zou maken, de parel aan de Afrikaanse kroon.
4.2. Analyse
4.2.1.De Standaard
De verkiezing van Mobutu tot president krijgt weinig aandacht in De Standaard. Slechts twee kleine artikels, diep in de krant, zijn aan de gebeurtenis gewijd. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de uitslag van de verkiezing op voorhand vastlag: Mobutu is immers de enige kandidaat. De verkiezing is niet meer dan een populariteitstest, irrelevant voor de politieke situatie in Kongo.
Het eerste artikel schetst een kort beeld van de verkiezingssfeer: de leden van de MPR die geestdriftig het land rond reizen en de heropbouw onder Mobutu verheerlijken en de keuze tussen een groen (pro) en een rood (contra) stembiljet.[234] Indien de omringende artikels in de krant een graadmeter zijn voor de nieuwswaarde die de redactie aan het bericht over de verkiezingen hecht, dan staan de verkiezingen in Kongo op hetzelfde niveau als de stijgende fruit- en visprijs.
Een week later bevestigt een artikel van vier regeltjes de verkiezing van Mobutu tot president van Kongo.[235] Er wordt geen oordeel geveld over het al dan niet democratisch karakter van de verkiezingen. Het koninklijk bezoek dat baadde in een optimistische sfeer vond nog geen half jaar eerder plaats. De Standaard was toen vol lof voor de Kongolese generaal. Wil de redactie van de krant , door een minder positief artikel over de verkiezingen, het beeld van de generaal (nog) niet ontluisteren?
4.2.2.Vooruit
Vooruit lijkt niet wakker te liggen van de presidentsverkiezingen in Kongo. De verkiezingsuitslag wordt wel vermeld in de krant, in tegenstelling tot het koninklijk bezoek aan Kongo in juni van hetzelfde jaar.
Een kort bericht, bij het internationale korte nieuws, meldt de vrijwel unanieme positieve score.[236] Vooruit vermeldt, in tegenstelling tot De Standaard, wel de contrastemmen van de universiteit van Lovanium, een “traditioneel kontestatiecentrum”.[237] Honderd zevenenvijftig studenten stemden tegen een zevenjarige ambtstermijn voor Mobutu.
4.2.3.La Libre Belgique
De stembusgang in Kongo wordt in La Libre Belgique zijdelings besproken. De verkiezingsoverwinning van Mobutu krijgt ook in deze krant geen echte redactionele belangstelling. De tegenstemmen in Lovanium worden wel vermeld in La Libre. Maar de aandacht van het Waalse dagblad gaat eerder naar een nieuwe wet op de pers, ingevoerd door het regime.[238] De krant ziet de nieuwe wet als een maatregel van Mobutu om zijn greep op het land nog te versterken. Zo worden bepaalde buitenlandse kranten verboden en moeten alle kranten een waarborg van 2,5 miljoen Belgische frank op een staatsrekening storten. Bij een veroordeling zal het geld door de staat onmiddellijk van de rekening gehaald worden.
La Libre Belgique toont weinig begrip voor de strenge wet. Ironisch vermeldt de krant dat de nieuwe wet de persvrijheid in Kongo nog steeds verzekert.
4.2.4.Le Peuple
Le Peuple wijdt een redactioneel opiniestuk aan de presidentsverkiezingen in Kongo.[239] De auteur laakt hierin het extreem ondemocratisch karakter van de stembusgang.
De manier waarop Mobutu en zijn MPR de verkiezingen domineren, is ongezien volgens de redacteur van Le Peuple, zelfs in andere éénpartijregimes op de wereld. Niet alleen is Mobutu de enige kandidaat voor de presidentverkiezingen, het politieke bureau van de MPR heeft ook elk van de 430 kandidaten voor de volksvertegenwoordiging aangewezen. Protest tegen de keuze van het bureau was onmogelijk. Er zijn trouwens evenveel zetels als er kandidaten zijn aangewezen. Zoals de journalist het ironisch omschrijft: “ Mais le général Mobutu, il faut en convenir, a bien fait les choses. ”[240]
Om niet het risico te lopen dat de grote namen uit de Kongolese politiek zouden ontbreken op de lijsten, werden volgens Le Peuple de harde middelen ingezet. De oppositie meldde dat het regime de drukkingmiddelen, zowel de brutale als de subtiele, niet schuwde. Met succes: verschillende grote namen uit de Kongolese politiek staan op de lijst. Ook de echtgenote van de bekendste Mobutu-oppositionist uit die tijd, Cléophas Kamitatu, werd op die manier “overtuigd” om op de lijsten van de MPR te figureren.
Intussen reizen MPR-medewerkers door het land. De bevolking wordt aangespoord en onder druk gezet om massaal te gaan stemmen. Onthouding wordt immers beschouwd als een aanval op het regime. Sarcastisch besluit Le Peuple dat Mobutu in deze omstandigheden de negentig percent van El Sadate, de nieuwe president van Egypte, wel ver achter zich moet laten: “Dans des telles conditions, les résultats du général Mobutu devraient laisser loin derrière ceux de M. Anouar el Sadat, le nouveau président égyptien, avec ses 90 pour cent." [241]
Een klein artikel, enkele dagen later, meldt de verkiezingsoverwinning van Mobutu.[242]
4.3. Conclusie
De Belgische pers toont weinig aandacht voor de presidentsverkiezingen in Kongo. De belangrijkste reden hiervoor is de politieke irrelevantie van de gebeurtenis, de overwinning van president Mobutu staat op voorhand vast. Waarschijnlijk speelt ook het pure binnenlandse karakter van de gebeurtenissen mee. Er zijn geen landgenoten rechtstreeks betrokken bij de gebeurtenis. De uitslag van de stembusgang zal evenmin een koerswijziging inluiden in de Kongolees-Belgische betrekkingen.
Le Peuple, bij het bezoek van Boudewijn en Fabiola nog ronduit enthousiast over de “Bantu-democratie”, uit felle kritiek op de stembusgang in Kongo. De organisatie van de verkiezingen wordt door de krant du jamais-vu genoemd, zelfs niet in andere éénpartijstaten. De krant hekelt de manier waarop de lijsten tot stand komen en de manier waarop de kiescampagne wordt gevoerd. Wat in De Standaard een geestdriftige campagne wordt genoemd, wordt door de Waalse socialistische krant als een dwingende campagne gezien, die de drukkingmiddelen niet schuwt.
In De Standaard, Vooruit en La Libre Belgique wordt geen commentaar geuit op de organisatie van de stembusgang. La Libre Belgique uit wel lichte kritiek op de verstrengde perswet, maar dit lijkt eerder een bedenking in de marge. Het triomfantelijke bezoek van het koningskoppel ligt nog vers in het geheugen. Het geloof dat de pers toen etaleerde ten opzichte van het Mobuturegime, zal in die vier maanden waarschijnlijk niet verdwenen zijn.
5. Kongo wordt Zaïre (27.10.1971)
5.1. Historische achtergrond
Mobutu was in 1970 tot president van Kongo gekozen. Zijn eerste officiële presidentsmandaat zou hij aanwenden om van een land waarin meer dan vijftig volkeren wonen en meer dan tweehonderd talen gesproken worden, een natie te maken. Het tribalisme was volgens velen de oorzaak van het uiteenvallen van Kongo na de onafhankelijkheid. Ook Mobutu was die mening toegedaan. Om separatistische gevoelens de kop in te drukken en om zijn eigen macht te verstevigen, moest een nationaal gevoel gecreëerd worden. Men mocht zich niet langer Kasaïen of Katangees voelen, maar Kongolees.
Dit nationale gevoel kon er volgens hem alleen komen als de Kongolezen terugkeerden naar de authentieke waarden en gebruiken van hun voorvaderen. Alles wat hen deed denken aan de koloniale periode en dus refereerde aan de onderdrukking en ontkenning van de Afrikaanse eigenheid, moest verdwijnen en vervangen worden door authentieke Afrikaanse termen en gebruiken. De authenticiteitsbeweging was geboren.[243]
De eerste beleidsdaad van de authenticiteitsbeweging bestond erin alle namen, die aan de koloniale periode herinnerden, te vervangen door authentieke Afrikaanse. De eerste naamsverandering was sterk symbolisch geladen. Kongo en de Kongo-stroom kregen de naam Zaïre, de naam die ook al aan de nieuwe en sterke munt was gegeven. Ironisch genoeg was de naam Zaïre helemaal geen authentieke Afrikaanse naam, wel integendeel.[244]
Toen de Portugese ontdekkingsreiziger Diego Cao in 1482 de monding van de Kongostroom ontdekte, vroeg hij aan de Bakongo, de authentieke benaming voor de bewoners van het vroegere koninkrijk Kongo, hoe zij de stroom noemden. De inlanders antwoorden Cao nzadi, wat in het Kikongo gewoon “de stroom” betekent. De Portugezen verbasterden dit tot Zaïre.
Mobutu besefte kort na de bekendmaking zijn flater, maar keerde niet op zijn stappen terug. De staatspropaganda deed er alles aan om de nieuwe Zaïrezen een nationaal gevoel in te pompen. De drie ‘Z’ werden als leidraad in de campagne gebruikt. “Z comme notre monnaie, Z comme notre fleuve, Z comme notre pays!”
Ook alle steden en provincies die nog geen Afrikaanse namen droegen, werden herdoopt. Leopoldstad was al vroeger Kinshasa geworden, Elisabethstad werd Lubumbashi, Stanleystad werd Kisangani. Katanga, nochtans geen naam die door de blanken was uitgevonden, werd Shaba (wat “koper” betekende), mede in een poging om de Katangezen hun nationaal gevoel te ontnemen. Opmerkelijk genoeg ontsnapte de provincie waar Mobutu zélf vandaan kwam aan de Afrikanisering. Ze heet tot op de dag van vandaag l’Equateur
Ook het kroonjuweel van de Zaïrese industrie, de mijnmaatschappij Gécomin, moest een nieuwe naam krijgen. Gécomin werd Gécamines, Générale des Carrières et des Mines, een naam die ze nu nog draagt. De mijnmaatschappij (de vroegere UMHK) was reeds een symbool voor de koloniale ontvoogding, na haar nationalisatie op 1 januari 1967.
De Zaïrezen zélf moesten hun christelijke, en dus niet-Afrikaanse, voornamen vervangen door authentieke namen. Mobutu zelf gaf het voorbeeld. Hij veranderde zijn naam Joseph-Désiré Mobutu in Mobutu Sese Seko Kuku Ngbendu Wa Za Banga, de “grote krijger die van overwinning naar overwinning vliegt” betekent.
De symboolwaarde van de Afrikaanse voornamen mag niet onderschat worden. Bij Afrikaanse volkeren houdt de naam, die een kind bij zijn geboorte krijgt, een voorspellende kracht in, die zijn levensloop bepaalt. Er wordt daarom een grotere symbolische waarde aan gehecht dan er bij ons. De Zaïrezen hadden dan ook vaak al één of meerdere Afrikaanse namen naast hun christelijke voornamen, die ze dan beide gewoon door elkaar gebruikten.[245]
Dat Mobutu nu die authentieke namen in ere herstelde, was dan ook een belangrijke stap naar het herontdekken van de Afrikaanse identiteit. Dat dit gekoppeld werd aan het verbod om voortaan nog christelijke voornamen te gebruiken, viel echter niet in goede aarde. Bovendien werden priesters, die de verordening zouden negeren en kinderen dus een westerse voornaam zouden geven, bedreigd met een gevangenisstraf van vijf jaar.
Het leek wel of de president met de authenticiteitsbeweging een frontale aanval inzette tegen de katholieke Kerk.[246] Mobutu decreteerde immers dat Kerstmis voortaan op 24 juni moest worden gevierd en schafte een aantal kerkelijke feestdagen gewoon af. Katholieke scholen werden overgedragen aan de zorg van de staat en elke onderwijsinstelling, tot en met de priesterseminaries, werd verplicht een afdeling van de JMPR op te richten.[247] De katholieke universiteit van Lovanium werd omgevormd tot één enkele staatsuniversiteit, samen met de twee andere universiteiten, in Lubumbashi en Kisangani. (de UNAZA). Ook de katholieke jeugdbewegingen werden vervangen door de JMPR.[248]
De katholieke Kerk was de enige beweging die in Zaïre qua werking en uitgestrektheid de gelijke, of zelfs de meerdere was van de MPR.[249] De Kerk had in het binnenland een monopolie over het onderwijs en de gezondheidszorg, wat haar invloed bepaalde. Ze voelde nu aan dat Mobutu haar macht en invloed wou breken ten voordele van zijn MPR. Maar de Kerk capituleerde niet, integendeel. Kardinaal Malula, die reeds eerder tegen Mobutu in het offensief was gegaan, reageerde.[250]
In het tijdschrift Afrique Chrétienne verschijnt een artikel dat de authenticiteitspolitiek zwaar op de korrel neemt.[251] Het laakt de beweging als een overdreven terugkeer naar het verleden. Het artikel is niet ondertekend, maar iedereen ziet er de hand van Malula in.[252] Mobutu, die de uithaal van Malula in 1970 allerminst vergeten was, slaat keihard terug. Hij zag in Malula, misschien niet ten onrechte, een rivaal die hij moest kortwieken.
Afrique Chrétienne werd verboden. Kardinaal Malula werd uit de Orde van de Luipaard gezet en moest zijn residentie verlaten. Deze was immers eigendom van de MPR. Er werd klacht ingediend tegen de geestelijke. Mobutu verbood het volk voor de kardinaal te bidden. Het grootseminarie in Kinshasa werd gesloten omdat het had geweigerd een JMPR-cel op te richten. Uiteindelijk ontbood Paus Paulus VI Malula voor een tijd naar Vaticaanstad.
Na discrete onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Heilige Stoel en Mobutu werd Malula eind 1972 een terugkeer naar Zaïre toegestaan. Mobutu had in zijn grootmoedigheid Malula vergeven, klonk het vanuit de communicatiedienst van de MPR. Malula werd met veel egards ontvangen in een nog groter bisschoppelijk paleis, maar de verhoudingen werden duidelijk gesteld. Mobutu was de chef en wie tegen hem opstond, ging ten onder.
Na deze woelige episode kon de Afrikanisering hernomen worden. De koloniale aanspreektitels “Monsieur et madame” werden vervangen door “Citoyen et citoyenne”, afkomstig uit de Franse revolutie. Na een reis naar China, waar Mobutu Mao ontmoette, zou hij zelfs de kleding onderwerpen aan de vernieuwingsdrang van de authenticiteitspolitiek. Mannen werden verplicht de abacos te dragen.[253] Het westerse maatpak, symbool van de vernederende behandeling die de évolués moesten ondergaan vanwege de kolonisator, werd verboden. Ook de vrouwen moesten de westerse jurken en rokken laten voor wat ze waren en zich in pagnes hullen, bedrukte doeken die rond het lichaam gedrapeerd worden. Zelfs het kapsel moest Afrikaans worden: geen ontkrulde haren meer, maar vlechtjes.
5.2. Analyse
5.2.1.De Standaard
De naamsverandering van Kongo wordt in De Standaard aangekondigd in een bescheiden artikel.[254] Op bladzijde zes, tussen Belgische faits-divers, staat een kort bericht dat de nieuwe benamingen van het land, de stroom en twee provincies bekend maakt. Het krantenartikel lijkt zonder veel aanvullingen overgenomen te zijn van het persbericht dat het officiële Kongolees/Zaïrese persbureau (Agence Congolaise de Presse) de wereld instuurde om het nieuws bekend te maken. President Mobutu wordt er niet in vernoemd.
5.2.2.Vooruit
Vooruit ligt niet wakker van de naamsveranderingen die in Kongo zijn doorgevoerd. Er is in de krant geen enkel artikel te vinden dat de gebeurtenissen in Kongo vermeldt.
5.2.3.La Libre Belgique
De naamsverandering wordt in La Libre Belgique aangekondigd met het persbericht van ACP.[255] Een dag later komt La Libre met het voor Mobutu genante nieuws op de proppen: de naam Zaïre is de naam die de Portugese ontdekkingreiziger Diego Cao aan de Kongostroom gaf. Kongo krijgt zo eigenlijk zijn eerste Europese naam terug. De misstap van het politieke bureau van de MPR en van de president geeft bij La Libre Belgique aanleiding tot licht leedvermaak: “Le débat donnera peut-être lieu à une jolie querelle de linguistes.”[256]
5.2.4.Le Peuple
Het nieuws van de naamswijziging van de ex-kolonie wordt in Le Peuple in een klein artikel bekend gemaakt.[257] Dit bericht lijkt net als het artikel in De Standaard en La Libre Belgique een letterlijke weergave te zijn van het persbericht.
5.3. Conclusie
De naamsverandering van Kongo krijgt in België weinig aandacht. De motivatie van het politiek bureau van de MPR luidde dat men met de naamsverandering de banden met de koloniale tijd definitief wou doorbreken. Het lijkt er op dat ook in België de banden met de oud-kolonie losser en losser worden. De gebeurtenissen in Kongo krijgen steeds minder aandacht van de Belgische pers. Pas wanneer de situatie in Kongo invloed heeft op de Belgen of de Belgische belangen in Kongo, zal de belangstelling voor het nieuws uit Zaïre weer groter worden.
6. De zaïrisering van de buitenlandse bedrijven (30.11.1973)
6.1. Historische achtergrond
De eerste helft van de jaren zeventig vormen het hoogtepunt van het Mobutu-regime. De prijzen van de grondstoffen staan op recordhoogte en Zaïre is ’s werelds grootste uitvoerder van koper en kobalt. De omzet van de Gécamines werd onder druk van het regime verhoogd om de staat uit te bouwen. Crawford Young en Thomas Turner schreven in 1980 in “The rise and decline of the Zaïrian State” dat Mobutu zijn greep op Zaïre kon uitbouwen en beveiligen dankzij de “buitengewone beschikbaarheidvan middelen die nodig waren om het waanzinnig dure Mobutu systeem te smeren”.[258] Zaïre was dus een welvarend land, een van de derde wereldlanden die de moeilijke klip van de dekolonisatie hadden overwonnen en nu bij de sterkste economische groeiers mochten gerekend worden. President Mobutu werd uitgenodigd bij de grote wereldleiders zoals Nixon en Mao. Zijn politiek van de “derde weg”, leek een echt succes.
Voor vele gedekoloniseerde landen had de onafhankelijkheid echter niet de welvaart gebracht waar zo naar uitgekeken werd. Een van de belangrijkste oorzaken was volgens deze jonge landen de economische situatie waarin ze beland waren. Hun politieke onafhankelijkheid was immers niet gevolgd door een economische autonomie. Vaak had de oude metropool voor de dekolonisatie een overeenkomst gesloten met een holding om de ontginning van de grondstoffen en de bijhorende financiële opbrengst in eigen handen te houden. Ook gebeurde het dat de onervarenheid of de onbekwaamheid van de nieuwe leiders er voor zorgde dat ze contracten afsloten, die misschien wel voordelig waren voor een bepaald deel van de bevolking, maar nefast voor de verdere ontwikkeling van de staat. Deze stelling van het neokolonialisme wordt ook door de Dependenciatheorie onderschreven om de onderontwikkeling en de ongelijkheid te verklaren die na de onafhankelijkheid groeide tussen het Noorden en het Zuiden.[259]
Verschillende van de gedekoloniseerde landen kozen er voor om hun economie te nationaliseren. Deze nationalisatie kan niet altijd op dezelfde manier gezien worden als de nationalisatie die in communistische landen werd doorgevoerd. Sommige landen kozen voor een volledige staatscontrole over de economie van het land. Maar voor andere landen was de nationalisatie van hun economie een proces waarbij de nieuwe naties alle overeenkomsten die gesloten waren voor en net na de onafhankelijkheid herbekeken en waarbij ze nieuwe contracten sloten met buitenlandse firma’s of staatsbedrijven.
Ook Mobutu had reeds een belangrijke pijler van de inlandse economie genationaliseerd, de Union Minière du Haut Katanga in 1967. De UMHK werd de Gécomin (Générale Congolaise des Mines). De nationalisering van de UMHK mondde uit in een conflict tussen Kongo en Mobutu enerzijds en België en vooral de Generale Maatschappij anderzijds met als resultaat dat de Gécomin haar Belgische staf behield. Enkel de directeur werd een Kongolees. De commercialisering van het koper kwam in handen van de Société Générale des Minerais, een dochteronderneming van de Generale Maatschappij. De deviezen stroomden nu wel naar Kinshasa, maar aan de echte economische verhoudingen veranderde weinig of niets.[260]
In 1973 wordt de Zaïrese economie genationaliseerd. In navolging van de culturele authenticiteit, wordt er nu de “zaïrisation ” van de economie doorgeverd. Alle bedrijven, plantages, boerderijen, handelszaken, KMO’s, immobiliënzaken enzovoort moesten in handen van Zaïrezen komen. Voor de Zaïrese economie was de “zaïrisation” het begin van het einde. Dankzij de nationalisering geraakten een groot aantal verwanten, clan- en stamgenoten van de president wel aan een bedrijf, maar velen hadden slechts één bekommernis: zo snel mogelijk zo veel mogelijk winst opstrijken.[261] De activiteiten die niet meteen winst opleverden, werden verwaarloosd. De stocks werden niet aangevuld, de infrastructuur werd niet verzorgd. De Zaïrese economie zakte in elkaar. Na drie jaar, in 1975, kondigde Mobutu de “radicalisation” af.[262] De bedrijven werden overgenomen door de staat. Deze noodgreep had geen effect op de neerwaartse conjunctuur van de economie. In 1978 kondigde de president dan de “rétrocession” aan: de oude eigenaars van de bedrijven konden opnieuw een participatie nemen in hun vroegere bedrijf. Velen durfden echter het risico niet meer te nemen. De staatsinfrastructuur was verwaarloosd, de prijs van het koper was ineengezakt en de oliecrisis deed de energierekeningen voor de olie-importerende landen gevoelig stijgen.
De “zaïrisation” was eigenlijk de institutionalisering van de kleptocratie, de roofbouw van het regime op de Zaïrese staat. Een kleine kaste rond de president had zich in enkele jaren tijd bovenmatig kunnen verrijken, maar de Zaïrese economie en de staatsvoorzieningen waren op vijf jaar compleet in elkaar gezakt.
6.2. Analyse
6.2.1.De Standaard
Het nieuws van de zaïrisering van de buitenlandse bedrijven verschijnt op 1 december in De Standaard.[263] Het krantenartikel is een opsomming van alle nationalisatiemaatregelen die uitgevaardigd zijn en de schadeloosstellingen die voorzien worden. Het artikel is duidelijk een overname van het persbericht. In de inleiding op het wetsbesluit zegt Mobutu dat België op schandelijke wijze Zaïre blijft exploiteren.[264] Indien dit artikel van de hand van een journalist van De Standaard zou geweest zijn, zou deze uitspraak van Mobutu ongetwijfeld een reactie uitgelokt hebben.
De zaïrisering wekte in België en daarbuiten heel wat beroering. De algemene tendens was dat deze maatregelen de investeringen in Zaïre zouden doen afnemen. De zaïrisering zou zo een periode van economische achteruitgang inluiden. In een redactioneel opiniestuk nuanceert en weerlegt De Standaard deze beweringen.[265] De nationalisatie van de Zaïrese economie kan volgens de krant niet als een verrassing gekomen zijn. Wat nu gebeurt, is een logisch vervolg op de authenticiteitsbeweging en is door Mobutu reeds verschillende jaren geleden aangekondigd.[266]
Bovendien, argumenteert De Standaard, wordt er een verkeerd beeld gecreëerd van de Belgische economische activiteit in Zaïre.
“Men moet er rekening mee houden dat het geld dat in Zaïre wordt geïnvesteerd allesbehalve onbaatzuchtige ontwikkelingshulp is. Zo zei Mobutu dat België 100 miljoen Belgische frank haalt uit een investering van 910 miljoen dollar in Canada. In Zaïre wordt 400 miljoen dollar belegd die jaarlijks 6 miljard opbrengen.”[267]
Dit redactioneel opiniestuk legt een opvallende wijziging bloot in het discours van De Standaard. In de voorbije jaren werd elke gebeurtenis in Kongo aangegrepen om de Belgische onvervangbaarheid in het land te benadrukken. De welvaartsstijging op het einde van de jaren zestig was enkel aan de Belgen te danken. Ook het succes van Mobutu was voor het grootste deel het werk van zijn Belgische raadgevers. Wanneer er tussen beide landen spanningen ontstonden, herhaalde De Standaard steeds weer dat een vertrek van de Belgen voor de inlandse economie fataal zou zijn. Beslissingen die een ongunstig effect hadden voor de Belgen in Kongo/Zaïre werden steeds als ondankbaarheid jegens de oud-kolonisator omschreven, die de inheemse leiders en de bevolking nog zuur zouden opbreken.
Dit discours indachtig, lijkt de gematigde, nuancerende toon die De Standaard zich nu aanmeet bij de nationalisering van de Zaïrese economie, op een opvallende mentaliteitswijziging te duiden. De koloniale en neokoloniale reflex, die in de berichtgeving over de oud-kolonie tot twee jaar geleden geregeld de kop opstak, lijkt vervangen te zijn door een minder emotionele, meer pragmatische houding.
6.2.2.Vooruit
De zaïrisering van de buitenlandse bedrijven wordt in Vooruit niet vermeld. De economische veranderingen in Zaïre lijken weinig nieuwswaarde te hebben voor de krant, ondanks de Belgische economische belangen in Kongo. Mogelijk ziet de socialistische krant de nationalisatie vooral als een probleem van de Belgische (Franstalige) haute finance, met weinig nieuwswaarde voor de eigen doelgroep.
6.2.3.La Libre Belgique
De aankondiging van de nationalisatie van de Zaïrese economie verschijnt in La Libre op 1 december. Het artikel in de krant is een gedetailleerde weergave van de maatregelen die “par décision de M. Mobutu” uitgevaardigd zijn.[268] La Libre Belgique vermeldt wel de beroering die bij de Belgische belangengroepen is ontstaan, maar geeft voor de rest geen commentaar bij de maatregelen. Zelfs op de opmerking van Mobutu, die de “schaamteloze Belgische exploitatie van Zaïre” hekelde, wordt niet expliciet gereageerd. Het gebruik van de aanhalingstekens toont wel aan dat de krant duidelijk wil maken dat deze uitspraak voor rekening van de president is: “Commentant cette décision, le président Mobutu a déclaré que la Belgique continuait à "exploiter honteusement le Zaïre". ”[269]
Het nieuws van de zaïrisering lijkt verder geen stof te doen opwaaien, tot het Zaïrese persbureau AZAP (Agence Zaïroise de Presse) een persbericht de wereld instuurt. AZAP stelt uitdagend dat achter de gematigde toon waarop in België wordt gereageerd op de nationalisatie ongetwijfeld een geheime agenda zit. Zoals het persbureau het treffend omschrijft: “een ruiter wordt nooit van harte het rijdier”.
“ […] le ton généralement modéré et l’absence -du moins pour le moment- de réaction violent indiquent-ils que la décision zaïroise a été accueillie sans surprise et sinon de gaieté de cœur, sans amertume? Il n’est rien de moins hasardeux que l’affirmer et il faut être naïf pour l’espérer."Car enfin," ajoute l’AZAP, "le cavalier ne devient pas de gaieté de cœur la monture. Et d’ailleurs, tant pis pour lui , on ne lui demande pas de dire merci."! ” [270]
La Libre Belgique doet het persbericht van AZAP af als een zoveelste poging van het Zaïrese persbureau om een polemiek op te starten met de Belgische pers als sparringpartner. De Franstalige krant wenst daarom haar visie op de gebeurtenissen nog eens duidelijk weer te geven. La Libre Belgique benadrukt dat ze het volledig eens is met de principes van de economische onafhankelijkheid die Zaïre aanvoert om zijn nationalisatie te rechtvaardigen. De krant hoopt echter wel dat de schadeloosstellingen die de gedupeerden zullen ontvangen, hoog genoeg liggen. De manier waarop AZAP schrijft over de buitenlanders, wiens bedrijven door de staat onteigend worden, vindt de krant trouwens weinig tactvol: “Cela dit, les colons qui ont eu le courage de rester au Zaïre à travers tant de vicissitudes, méritent mieux que d’être traités de «cavaliers devenus montures".”[271]
Er worden ook bedenkingen geformuleerd bij de uitwerking van de maatregelen. La Libre heeft de indruk dat er veel improvisatie aan te pas is gekomen. De krant hoopt dat Mobutu genoeg landgenoten vindt om de economische activiteiten verder te zetten. De onderliggende toon in het artikel wijst er echter op dat de krant daar de nodige twijfels bij heeft.
La Libre catalogiseerde het persbericht van AZAP dan wel als de zoveelste poging om een polemiek te starten, de krant schrikt er toch niet voor terug om de verhitte sfeer aan te wakkeren. De volgende dagen verschijnen er in La Libre Belgique enkele artikels waarin de gevolgen van de “zaïrisation” voor de Belgische industrie worden geminimaliseerd.[272] De Belgische ondernemingen hadden zich al lang voorbereid op de nationalisatie. Het Zaïrese koper maakte hierdoor niet eens twintig percent meer uit van het totaal aan koper dat in België verwerkt werd. De nationalisatie van de kleinere bedrijven in Kongo zelf, werd volgens La Libre vooral op gejuich onthaald. De economie in Zaïre draaide immers toch niet meer zoals voorheen en de meeste bedrijven hadden het erg moeilijk om het hoofd boven water te houden. De onteigening was zo eerder een bevrijding voor hen. De meeste handelaars keken volgens La Libre al reikhalzend uit naar de schadeloosstelling die ze er nog zouden bovenop krijgen.
Bovendien was de economische situatie op wereldvlak door de oliecrisis grondig door elkaar geschud. De grondstofprijzen zouden sterk dalen, waardoor de exporterende landen hun inkomsten gevoelig zouden zien inkrimpen. De aanschaf van grondstoffen zou veel gemakkelijker worden. Landen die echter het plan hadden opgevat om hun eigen grondstoffen te verwerken, zouden in de klappen delen.
De ganse situatie lijkt dus voor België niets dan voordelen te scheppen, terwijl ze voor Zaïre eerder een fatale slag voor haar economie zou kunnen betekenen. Bovendien dienen de schadeloosstellingen nog bepaald te worden. La Libre merkt fijntjes op dat deze onderhandelingen voor de Belgische ministers geen al te grote problemen mogen opleveren. Zaïre poogt immers al een hele tijd hulp van de Wereldbank te verkrijgen en het is erg onwaarschijnlijk zijn dat de Wereldbank hulp zal verschaffen aan een land dat zijn internationale overeenkomsten niet nakomt, aldus La Libre: "On connaît, en effet, l’intransigeance de la Banque Mondiale quant au respect des investissements internationaux, et elle n’a pas pour habitude de prodiguer des crédits à des états qui n’en manifestent pas un respect scrupuleux.”[273]
Op enkele dagen tijd slaat de toon in La Libre zo volledig om. De Belgische economie zou door de plannen van Mobutu niet geraakt worden. Voor de kleine handelaars betekent de nationalisatie van hun zaken eerder een bevrijding, waar met de schadevergoedingen nog een bonus bovenop zou komen. Alle onrust is dus nergens voor nodig geweest, besluit La Libre. Het is de Zaïrese economie die wel eens het slachtoffer zou kunnen worden van de zaïrisering. Bovendien zal België bij de onderhandelingen over de schadevergoedingen weinig tegenstand van de Zaïrese delegatie moeten verwachten. Bij het minste Belgische protest over de schadevergoedingen, kan de Wereldbank de steun aan Zaïre opschorten, aldus La Libre.
Enkele dagen later komt natuurlijk het antwoord van AZAP. Het Zaïrese persbureau toont aan dat België in 1972 46000 ton Zaïrees koper invoerde, tegenover 7000 ton Chileens koper. Daarnaast beschuldigt het La Libre van paternalisme en van manipulatie van de Wereldbank. La Libre Belgique weerlegt uiteraard elke beschuldiging en besluit wijselijk om de polemiek, die ze - naar eigen zeggen - nooit had willen starten, te beëindigen: “Nous ne comptons pas entamer avec l’agence Azap une polémique aussi vaine que futile.”[274]
Enkele dagen later verschijnt in La Libre een opiniestuk, waarin de krant op verzoenende toon de schermutselingen van de voorbije dagen minimaliseert en de Belgisch-Zaïrese verbondenheid benadrukt. Met dit wapenfeit maakte La Libre een einde aan het gebakkelei.[275]
“On doit souhaiter que la Belgique et le Zaïre puissent donner l’exemple dans leur relations, d’une volonté mutuelle de construire plutôt que de détruire, dans le respect des droits des personnes et des transitions. ”[276]
6.2.4.Le Peuple
De zaïrisering van de economie wordt op 1 december in Le Peuple aangekondigd.[277] In het krantenbericht worden de maatregelen die president Mobutu heeft uitgevaardigd, opgesomd. Enige duiding of achtergrondinformatie, onder meer over de eventuele gevolgen voor de Belgische economie, wordt er niet gegeven. Dit artikel is het enige bericht over de ‘zaïrisation’ dat zal verschijnen in Le Peuple. Er verschijnt in de krant ook geen opiniestuk waarin de redactionele mening over de nationalisatie van de Zaïrese economie wordt uiteengezet. Dit is een indicatie van het geringe belang dat Le Peuple hecht aan de maatregelen. De zaïrisering heeft voor de krant weinig nieuwswaarde.
6.3. Conclusie
Het is duidelijk dat het nieuws van de zaïrisering van de buitenlandse bedrijven door Vooruit en Le Peuple als minder belangrijk beschouwd wordt dan door De Standaard en La Libre Belgique. Vooruit berichtte niet over de zaïrisering, Le Peuple beperkte zich tot één artikel. Het bericht bevond zich in Le Peuple bovendien in de rubriek buitenlands nieuws. De positionering van dit artikel en het ontbreken van enige allusie op de gevolgen van het besluit voor de Belgische economie en de Belgen in Zaïre, wijzen erop dat de maatregelen door Le Peuple gezien worden als een interne Zaïrese aangelegenheid. Dat Le Peuple en Vooruit geen aandacht schenken aan de gevolgen van de nationalisatie voor België en de Belgen in Zaïre, kan zeker verklaard worden vanuit hun ideologische achtergrond. Beide kranten zijn arbeiderskranten, terwijl de Belgische economische activiteiten in Zaïre vaak gezien worden als het domein van de ‘haute finance’ en van de Generale Maatschappij. Later, ten tijde van de Shaba-oorlogen, zal deze visie duidelijk aan de oppervlakte komen. Anderzijds kan natuurlijk worden opgemerkt dat de arbeiders in de metaalnijverheid wel degelijk de gevolgen van deze beslissingen kunnen ondervinden, wanneer de prijs van het koper zo zou toenemen dat de werkgelegenheid in het gedrang zou komen.[278] Het profiel van beide kranten, die zich toen voornamelijk toespitsten op regionaal en binnenlands nieuws, laat echter vermoeden dat de economische toestand in Zaïre en de mogelijke gevolgen hiervan voor de industrie in België, niet meteen de belangstelling van de gemiddelde lezer opwekken, zolang er geen concrete gevolgen zichtbaar worden.
Bij De Standaard en La Libre Belgique is er meer aandacht voor de zaïrisering. Beide kranten hebben altijd al meer aandacht getoond voor de Belgische economische belangen in de oud-kolonie. De twee kranten haalden in het verleden hard uit naar het regime in Zaïre wanneer de Belgische belangen dreigden geschaad te worden. Toch is er - in eerste instantie - geen kritiek op de beslissingen van president Mobutu. Zowel De Standaard als La Libre verdedigen de nationalisering van de economie en verklaren dat het verlangen van de derde wereldlanden om hun eigen grondstoffen te verwerken, een logisch economisch gevolg is van de politieke onafhankelijkheidsstrijd. La Libre Belgique verandert haar houding wel wanneer ze een polemiek aangaat met het Zaïrese persbureau AZAP. De bezorgdheid om de gevolgen voor de Belgische economie en de Belgen in Zaïre, wordt ingeruild voor leedvermaak en een bijna triomfalistische toon. Het is niet België dat de gevolgen zal dragen van de nationalisatie, maar Zaïre, dat zich zal verbranden aan de gewijzigde economische situatie. Hoewel de krant verklaart de principes van de zaïrisering te ondersteunen, is het duidelijk dat het paternalisme van de oud-kolonisator in een onbewaakt moment nog hevig kan oplaaien.
We kunnen echter besluiten dat de aandacht voor Mobutu en zijn zaïrisering bescheiden blijft. De maatregelen van de Zaïrese president blijven in de marge van het grote nieuws uit 1973 dat gedurende maanden de kranten domineert: de oliecrisis.
7. De eerste Shaba-oorlog (8.3.1977 – 15.6.1977)
7.1. Historische achtergrond
In de tweede helft van de jaren zeventig is het regime van Mobutu over zijn hoogtepunt heen. Mobutu heeft zich met de “zaïrisation” duidelijk de hand overspeeld. De baronnen van het regime zijn op korte termijn rijk geworden, maar de bedrijven zijn op zo’n grondige manier leeggeroofd dat vele onherstelbaar beschadigd zijn. De werkloosheid neemt door het failliet van het bedrijfsleven toe, de armoede wordt nog groter. De dalende prijs van koper op de internationale markt doet de inkomsten van het regime krimpen. De staatsschuld van Kongo, die eind jaren tachtig een fabelachtige hoogte zal bereiken, begint aan zijn gestage maar besliste groei.
Om de aandacht van de situatie in Zaïre af te leiden, werpt Mobutu zich in de jaren zeventig op de internationale scène vaak op als de beschermer van de westerse belangen in Afrika, als de meest betrouwbare bondgenoot in de Koude Oorlog. Zo zal Mobutu in juli 1975 zijn elitetroepen inzetten voor een militaire invasie in Angola.
In 1974 was in Portugal een einde gekomen aan de dictatuur van Salazar en zijn opvolger Caetano. De Anjerrevolutie werd gedeeltelijk gedragen door jonge officieren die in Angola gevochten hadden tegen de vrijheidsbewegingen. Deze officieren vonden de voortzetting van de strijd tegen de vrijheidsbewegingen nutteloos en ze beslisten om Angola al in 1975 de onafhankelijkheid te verlenen.
Het bewind in Portugal trachtte een zo evenwichtig mogelijke overgangsregering te vormen, waarin de drie vrijheidsbewegingen vertegenwoordigd waren Deze vrijheidsbewegingen waren de MPLA van Augostinho Neto, een communistisch geïnspireerde beweging, die zich tot de ganse bevolking richtte, het FNLA van Holden Roberto, een tribale beweging die zich tot de Bakongo richtte en de UNITA van Jonas Savimbi, die zich van de MPLA had afgescheurd.
De MPLA was de favoriet voor de verkiezingen in 1975. Het vooruitzicht van een communistisch regime in Midden-Afrika paste niet in de westerse strategie. De VS, nog niet over hun Vietnam-kater heen, wilden zeker geen manschappen sturen, maar keken wel uit naar een indirecte tussenkomst. Zuid-Afrika zag in een communistisch Angola een bedreiging voor zijn apartheidsregime en president Mobutu werd evenmin enthousiast van het vooruitzicht weldra met een communistische buur te maken te hebben.[279] Hij liep hiervoor zeker niet warm omdat er zich in Angola nog heel wat oude vijanden van hem bevonden, die nog steeds op wraak uit waren. [280]
Het FNLA had een bijzondere band met Zaïre. De beweging richtte zich op het Bakongo-volk. Dit waren de inwoners van het oude Bakongo-rijk, dat zich voor de koloniale periode uitstrekte over het grondgebied van het huidige Angola, Zaïre en Kongo-Brazzaville. De Bakongo waren één van de vele volkeren, die door de creatie van de koloniale grenzen verspreid raakten over verschillende naties.
Na de machtsgreep van Mobutu vestigde Holden Roberto zich in (toenmalig) Kongo. Hij kon vanuit deze beschermde positie, want bij zijn eigen volksgenoten, de strijd tegen de Portugese kolonisator voortzetten. Om de banden nog wat te verstevigen, trouwde hij een meisje van de Mobutu-clan.
Roberto wist zich in 1975 door zoveel bondgenoten gesteund dat hij meende met succes de macht te kunnen grijpen in Angola.[281] Hij trachtte de MPLA-ministers uit de regering te zetten. UNITA koos zijn kant, maar de bevolking van Luanda, de hoofdstad van Angola, was bijna unaniem MPLA-gezind. FNLA en UNITA werden verjaagd en de regering was nu helemaal in handen van het MPLA. Om deze situatie te keren, werd een invasie vanuit Zaïre voorbereid.[282] Soldaten van de FAZ (Forces Armées Zaïroises) trokken Angola binnen aan de zijde van het FNLA. De operatie werd een mislukking, de coalitie werd verslagen. Duizenden Zaïrezen werden gedood en het FNLA verdween definitief van het politieke toneel. Het MPLA werd geholpen door Cubaanse militairen en door oude vijanden van Mobutu, Katangese ex-gendarmes.
Mobutu had na de opstanden van 1966 en 1967 een ongenadige repressie gehouden onder de Katangese gendarmes. Zij die in Kongo gebleven waren en de amnestiebelofte van Mobutu voor waar hadden aangenomen, werden bijna allemaal uitgemoord. Velen wantrouwden Mobutu echter en waren naar Angola gevlucht, waar zij, net zoals de Bakongo, bij “eigen volk” terecht konden, namelijk de Balunda. De gendarmes van toen waren ondertussen uitgegroeid tot een geduchte militie, die door de Portugezen in hun eigen koloniale leger waren opgenomen. Onder de bijnaam “Zwarte Pijlen” werden ze ingezet tegen het FNLA, de bondgenoot van hun vijand Mobutu en dus als het ware hun natuurlijke vijand. Na de oorlog kwam er een vreemde coalitie tot stand. De Katangezen, oud-secessionisten, die in hun moederland alles wat links was bestreden hadden, sloten een bondgenootschap met een linkse beweging voor wie de integriteit heilig was. De afkeer van hun gemeenschappelijke tegenstander, Mobutu Sese Seko, bleek echter stevig genoeg om te komen tot een standvastige coalitie.
Het ging trouwens niet alleen meer om de gendarmes van de generatie van 1960. Hun zonen hadden zich in de loop der jaren bij hun vaders gevoegd. Bovendien sloten zich duizenden jonge Balunda aan bij hun volksgenoten in Angola. Deze waren de repressie in Katanga ontvlucht, waar gouverneur Manzikala, een vertrouweling van Mobutu, een schrikbewind voerde om de opstandige gevoelens volledig uit te roeien. Een van hen was Nathaniël Mbumba, ex-politiecommissaris in Kolwezi en eveneens ex-assistent van Manzikala, toen die naar Kinshasa was overgeplaatst. Toen Manzikala Godefroid Munongo, ten tijde van de Katangese secessie de sterke man, arresteerde en mishandelde, ging ook Mbumba in ballingschap in Angola. Daar richtte hij met de gewezen gendarmes en de jongere vluchtelingen het FLNC op, het Front de la Libération Nationale Congolais.
Deze beweging had ditmaal geen secessie als doel, maar de bevrijding van het ganse Zaïrese grondgebied en van het volk van de “dictator Mobutu”.
Op 8 maart 1977 valt het FLNC Shaba binnen. Een paar honderd man zijn door Mbumba de grens overgestuurd om Kolwezi te veroveren. Niemand weet op dat moment wie er achter de inval zit. Ze slagen er wel in om zonder echte gevechten het Zaïrese regeringsleger op de vlucht te jagen. De Katangese gendarmes veroveren de steden Kapanga, Dilolo en Mutshatsha op het Zaïrese leger, dat zich telkens terugtrekt zonder weerstand te bieden. Het FLNC had slechts een beperkte troepenmacht, maar het bestond uit gedisciplineerde en geoefende militairen.
Vrij snel naderden de troepen van Mbumba Kolwezi. Het leek hoogst twijfelachtig dat de Forces Armées Zaïroises de inname van Kolwezi zouden kunnen verhinderen. Kolwezi verliezen zou voor Mobutu rampzalig zijn. Zonder de inkomsten van de koper- en kobaltmijnen zou het regime financieel ten onder gaan en onvermijdelijk ook politiek onder zware druk komen te staan. Toch kwam de belegering van Kolwezi er niet. Zinzen probeert te verklaren waarom niet. Een eerste hypothese is dat de Société Générale Mbumba een grote som geld heeft aangeboden om Kolwezi niet aan te vallen. Een tweede mogelijkheid is dat de plaatselijke traditionele chefs bemiddeld hebben in het conflict. Een laatste verklaring zegt dat de Katangese troepen wel gedisciplineerd waren, maar te kampen hadden met brandstoftekort, verouderd materiaal en gebrekkige communicatie.[283]
Mobutu, die begreep dat zijn eigen leger niet bij machte was om de gendarmes te stoppen, zocht hulp in het buitenland.[284] Om zijn bondgenoten tot spoed aan te zetten, wendde hij het Koude Oorlogsspook aan. De invallers zouden gesponsord en geholpen worden door Angola en door Cuba, er zouden zelfs Cubaanse troepen gesignaleerd zijn bij de gendarmes. Mobutu had succes met zijn tactiek. Koning Hassan van Marokko en de Franse president Valéry Giscard d’Estaing kwamen hun vriend ter hulp. Franse toestellen brachten Marokkaanse troepen naar Shaba. Het FNLC, dat meer en meer met logistieke problemen te kampen had, werd vrij snel terug de grens met Angola overgejaagd.
De repressie die het Zaïrese leger in Shaba uitoefende, was zwaar.[285] De bevolking daar had immers de gendarmes verwelkomd en geholpen in plaats van weerstand te bieden. Het waren dan ook volksgenoten die gekomen waren om hen te bevrijden van het regime van Mobutu. De president nam wraak door dorpen te bombarderen en door personen te arresteren en te mishandelen. Er wordt zelfs gezegd dat Mobutu persoonlijk de bombardementen leidde en daarbij in het bijzonder begraafplaatsen en heilige plaatsen viseerde.[286]
De Shaba-crisis kreeg nog een gevaarlijke uitloper voor één van de topfiguren van de MPR. Minister van Buitenlandse Zaken Nguza Karl-I-Bond werd aangehouden en wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Karl-I-Bond was zelf een Lunda, hij was zelfs familie van Tshombe.
De harde repressie waarmee Mobutu optrad en het feit dat hij voor het eerst openlijk om buitenlandse militaire hulp vroeg, toonden aan hoe bedreigd het regime zich toen voelde.
De Katangese "tijgers" waren verslagen, maar ze waren niet uitgeteld. Nog geen jaar later zou "Shaba II" volgen.
7.2. Analyse
7.2.1.De Standaard
Op 11 maart verschijnt in De Standaard een eerste bericht over troepenschermutselingen in de Shaba-provincie, Zaïres koperprovincie en één van de belangrijkste gebieden in de wereld voor de ontginning van koper en kobalt.[287] Het duurt verschillende dagen vooraleer er zekerheid is over de identiteit en de motieven van de invasietroepen. De tegenstrijdige berichten van de Zaïrese autoriteiten enerzijds en Angola en verschillende Zaïrese oppositiegroepen anderzijds en de afgelegen ligging van het conflictgebied, waardoor de communicatie met getuigen ter plaatse verre van gestroomlijnd verloopt, zorgt er voor dat er meer dan een week voorbijgaat voordat de vermoedens over de invasietroepen bevestigd worden. Het blijken inderdaad Katangese gendarmes van weleer te zijn, die samen met jongere generaties vanuit Angola hun heimat zijn binnengetrokken. Het is Manu Ruys die als één van de eerste een accurate beschrijving van de gendarmes geeft:
“Men weet sedert lang dat er in Angola een korps van 6000 Katangese gendarmes ligt, dat aanleunt bij de stamgenoten in Shaba die over de grens wonen. Die gendarmes zijn verjaagde veteranen van Tsjombe en haten Mobutu. Vanuit de stam wordt hun leger regelmatig aangevuld en vernieuwd. De aanvoerder, generaal Bumba, werkt losjes samen met sommige linkse emigranten, die vanuit Parijs en Brussel aktief zijn.”[288]
Tegenover deze gendarmes staat een machteloos Zaïrees leger dat de ene nederlaag na de andere incasseert. Het moreel van de troepen is erg laag, aldus Ruys. De soldaten beschikken over een gebrekkige bewapening, zwakke logistieke steun en vechten in vijandig gebied, waar de gendarmes als bevrijders worden onthaald.[289] De gendarmes ondervinden geen noemenswaardige tegenstand en lijken op weg te zijn naar het mijncentrum Kolwezi. De val van Kolwezi zou […] een fatale klap kunnen zijn voor het regime van de president.”[290]
Het is voor Manu Ruys een uitgemaakte zaak dat het Mobutu-regime in nood is. De Zaïrese president heeft een reeks fouten begaan, die van zijn land een reus op lemen voeten hebben gemaakt. De val van het regime is niet ondenkbaar meer. De generaal Mobutu van het begin van de jaren zeventig, die alle touwtjes in Kongo strak in handen had, is in de loop der jaren verworden tot een onzekere en vermoeide president, die door zijn eigen fouten zijn greep op de staat is kwijtgeraakt. Reeds enkele jaren was de “Zaïrese ziekte” zichtbaar, maar op het economische debacle heeft zich nu een militair en diplomatiek conflict geënt, dat de ondergang van het regime lijkt in te leiden.
“In 1975 heeft Tindemans geprobeerd het klimaat te zuiveren, maar spoedig bleek dat de ziekte, die het regime heeft aangetast, uitgezaaid lag over het hele Zaïrese lichaam. Vandaag is de krisis opengebarsten. Op de ekonomische catastrofe wordt een militair en diplomatiek conflict geënt, dat het regime met de ondergang bedreigt. De leidende groep controleert de staat niet meer; het leger faalt; de administratieve warboel is niet te overzien; het tribalisme hoopt op weerwraak; in de onveilige zones gaan de blanken weer op de loop. ”[291]
Wat de situatie voor Mobutu volgens Ruys nog dramatischer maakt, is de houding van de VS. In Washington zetelt sinds een jaar de democratische president Jimmy Carter, die van de mensenrechtenpolitiek één van de voornaamste criteria heeft gemaakt bij het bepalen van de hulp voor buitenlandse staatshoofden. Bovendien draagt de invloedrijke VS-ambassadeur bij de VN, Andrew Young, Mobutu allesbehalve een warm hart toe. Het is duidelijk dat de VS zo lang mogelijk wachten om Mobutu ter hulp te komen, ondanks de veelvuldige oproepen van de president, die zo vaak mogelijk het communistische schrikbeeld gebruikt om het Westen tot snelheid aan te zetten. Ruys is in elk geval door Mobutu overtuigd. De journalist ziet in de aanval van het FLNC de dreiging van een uitbreiding van de communistische invloedssfeer in Centraal-Afrika. Wat hem het meest lijkt te verontrusten, is de mogelijke communistische uitbating van de koper- en kobaltmijnen. Ruys begrijpt de Amerikaanse reserves ten opzichte van het huidige regime, maar hoopt (en is ervan overtuigd) dat de VS Shaba niet in Russische handen zullen laten vallen. De opkomst van allerlei Zaïrese oppositiegroepen, bijna allemaal met linkse sympathieën, versterkt Ruys’ overtuiging dat er eigenlijk geen alternatief is voor het zieltogende bewind in Kinshasa.[292]
De positie van België in het conflict is uiteraard veelbesproken in De Standaard. Ruys hecht weinig geloof aan de beweringen van het ministerie van Buitenlandse Zaken die verklaart niets af te weten van de gebeurtenissen in Shaba. De duizenden Belgen die in Shaba werken, ondermeer in de mijnbouw, zijn meestal goed ingelicht. Later zal blijken dat Ruys het bij het rechte eind had. De Generale Maatschappij wist erg snel wat er te gebeuren stond. Manu Ruys is wel tegenstrijdig in zijn aanbevelingen aan het adres van de Belgische regering. Enerzijds is hij van oordeel dat de Belgische regering best bijzonder aandachtig de gebeurtenissen in Zaïre volgt. België heeft immers de reputatie beter dan wie ook de situatie in Zaïre te kennen.[293] Een ongunstige afloop van de gebeurtenissen in Shaba zou België volgens Ruys wel eens zwaar aangerekend kunnen worden. Slechts anderhalve week later is Ruys van mening dat de gebeurtenissen in Zaïre vooral een Zaïrese zaak zijn en dat Brussel beter uit het vaarwater blijft van de Amerikanen, de Russen en de Chinezen, die volgens hem de echte meesters van de manoeuvres zijn.[294] België heeft maar één plicht meer: de levens van de vele landgenoten niet in gevaar brengen in een geschil waar het toch geen vat op heeft.
Een maand na de inval van de Katangese gendarmes staan de Zaïrese soldaten nog steeds onder druk, maar het Zaïrese leger lijkt niet langer een vogel voor de kat. Kort na de inval werd het door “invloedrijke Afrikaanse krachten” onverstandig geacht van Mobutu om het Westen bij de gebeurtenis te betrekken en zo het conflict te internationaliseren.[295] Mobutu speelde echter volop de internationale kaart, met succes. Verschillende Afrikaanse landen (de ongebonden en links-geörienteerde staten) zijn verbolgen over Mobutu’s manoeuvres, maar een maand na de eerste aanvallen van het FLNC geniet de president de steun van verscheidene bondgenoten. De VS en België hebben wapens geleverd, Marokkaanse troepen zijn in Franse vliegtuigen naar Shaba gebracht om het FAZ te versterken en verscheidene Afrikaanse landen hebben hun steun toegezegd.
De mening van Manu Ruys, die reeds bij het begin van de Shaba-crisis opperde dat er geen alternatieven zijn voor de Zaïrese president, lijkt, volgens hemzelf, aan terrein te winnen.[296] De journalist meent dat nu ook bij president Carter het besef is gegroeid dat Mobutu een stabiliserende factor is in Centraal-Afrika en dat het wegvallen van de Zaïrese president het evenwicht in Afrika grondig zou kunnen verstoren.
“In Washington beseft men wel al dat Mobutu niet zo gemakkelijk te vervangen is. Reeds zeventien jaar is hij een centrale figuur in de Afrikaanse politiek en de oppositie is verdeeld en zwak, ook vandaag staat er geen opvolger klaar. Ondanks zijn allergie voor het verdorven regime (maar hij begint in te zien dat het elders niet beter is) blijft Carter de Zaïrese president aarzelend dulden en zelfs steunen.”[297]
Het redactionele boegbeeld van De Standaard beschouwt de volgende weken en maanden wel als cruciaal voor Zaïrese staatshoofd: ofwel slaagt Mobutu erin om zijn geschonden regime te herstellen, ofwel faalt hij, wat de verdere afbrokkeling van de Zaïrese staat tot gevolg zal hebben.
Een maand later blijkt duidelijk dat “de luipaard” het pleit aan het winnen is. Het succes van de troepen is voorlopig nog bescheiden, maar Mobutu heeft volgens de waarnemers op het diplomatiek vlak spectaculair succes geboekt. De Standaard belicht in een artikel de diplomatieke en politieke geslepenheid van de Zaïrese president:
“Mobutu is er, door zijn behendig optreden, in geslaagd om te internationaliseren van wat in de eerste plaats een bedreiging is van zijn eigen heerschappij. [...] Door de invasie tot een kleine internationale krisis te doen uitgroeien staat hij nu sterker dan twee maand geleden.”[298]
Twee maanden na de inval staat de president inderdaad sterker dan ooit: het leger heeft een nieuwe uitrusting, de bondgenoten zijn ter hulp gekomen, zelfs de economie zou door toedoen van de geldschieters opnieuw gelanceerd kunnen worden. Deze spectaculaire verbeteringen zijn het resultaat van de diplomatieke strategie van de president.
De krant maakt wel de bedenking dat er weinig of geen concrete bewijzen noch getuigenissen zijn van de communistische steun die de rebellen genoten. Ook wordt in De Standaard de vraag gesteld wat er in Zaïre staat te gebeuren eens de Marokkaanse troepen terug naar huis keren. Toch zijn de pessimistische vooruitzichten voor het regime verdwenen. De krant durft zelfs al een positieve eindbalans op te maken: “ ... zeker is dat Mobutu de ernstigste uitdaging van zijn 12-jarig beleid heeft overleefd en dat zijn aandelen in Zaïre weer flink gestegen zijn.”[299]
Die positieve eindbalans wordt bevestigd wanneer president Mobutu halfweg juni naar België komt. De Zaïrese leider zakt naar Brussel af om België te danken voor de geleverde hulp, om een herstelplan voor de Zaïrese economie te bespreken en volgens De Standaard ook om de nieuwe Belgische regering te ontmoeten.[300]
Volgens Manu Ruys is de internationale positie van Mobutu versterkt na de Shaba-oorlog. Het prestige van zijn leger heeft dan wel zware klappen gekregen, op het politieke vlak heeft Mobutu punten gescoord. De meeste Afrikaanse staten hebben hem gesteund en de oppositie is zwaar gehavend uit de voorbije maanden gekomen.
Mobutu heeft voor Manu Ruys op die manier eigenlijk bevestigd wat Ruys reeds bij de aanvang van de invallen schreef: er is op dit ogenblik niemand die de belangen van het Westen beter kan verdedigen dan Mobutu.
“Het Westen heeft uit het conflict het besluit getrokken dat Mobutu best aanblijft, aangezien er geen alternatieven zijn: een andere dictatuur of een nieuwe politieke chaos. Zelfs de VS draait nu bij. [...] Zaïre blijft voor heel zuidelijk Afrika strategisch en economisch belangrijk, en Mobutu de meest betrouwbare bondgenoot. Met die troeven komt Mobutu nu naar West-Europa.”[301]
Ruys is wel van mening dat de relatie tussen België en de oud-kolonie moet verbeteren. De opiniemaker lijkt om die reden opgetogen over de nieuwe regeringsploeg. Deze telt namelijk op een paar strategische plaatsen vrienden of vertrouwelingen van de Zaïrese president, terwijl de anti-Mobutu-lobby uit de regering is gehouden.
“In België heeft Tindemans - die aan de basis ligt van de nieuwe relatie tot Zaïre - zijn belangstelling en sympathie voor het land zeker behouden. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken is Van Elslande, die nogal afstandelijk deed tegenover Kinshasa, opgevolgd door Simonet, die als kabinetschef de voortreffelijke beroepsdiplomaat Cahen neemt, een oude vriend en kenner van Zaïre en zijn president. De anti-Mobutu-lobby in de BSP is niet in de regering geraakt, en een andere vriend van Mobutu, oud premier Leburton, is thans Kamervoorzitter. De kaarten liggen dus niet slecht voor het Zaïrese staatshoofd.”[302]
Om de mistoestanden in Zaïre op te lossen en het land uit het slop te halen, ziet Ruys maar één remedie. Bijna twintig jaar na de dekolonisatie haalt hij zijn klassieke oplossing uit het verleden terug boven: “de noodzakelijke terugkeer van blanke deskundigen, voor de gezondmaking van infrastructuur, landbouw, gezondheidszorg en parallel daarmee de uitvoering van de grote industriële en economische projecten, veronderstelt een ander overheids - en arbeidsklimaat in Zaïre.”[303]
7.2.2.Vooruit
De verwikkelingen in de Shaba-provincie verschijnen bijna dagelijks in Vooruit, maar wel in de marge. Ongeveer 90 % van alle krantenberichten die handelen over de Shaba-oorlog vond ik terug bij het internationale randnieuws. Verbazend vond ik de afwezigheid van elke vorm van opinie of commentaar. In drie maanden verslaggeving over de problemen in de oud-kolonie is er geen enkel opinie- of commentaarstuk verschenen dat ook maar éénmaal de Shaba-crisis en de gevolgen ervan behandelde. Vooruit beperkt zich gedurende de ganse periode tot pure verslaggeving, gebaseerd op berichten van de internationale persbureaus. De Zaïrese president komt in deze krantenartikels uiteraard vaak naar voren, maar geen enkel artikel wijkt af van de neutrale toon die kenmerkend is voor de persbureaus, ook niet die artikels die berichten over de harde repressie die Mobutu voert in de veroverde dorpen.[304] Mogelijke verklaringen voor het ontbreken van de opiniërende artikels en de algemene toon van de berichten in Vooruit over “ Shaba I ” worden gegeven in de conclusie.
Slechts één artikel wijkt af in het patroon dat Vooruit gedurende drie maanden volgt: het krantenbericht waarin wordt aangekondigd dat Mobutu de Amerikaanse noodkredieten die hem verstrekt zijn, wil aanwenden om coca cola te kopen, om zo het moreel van zijn troepen op te krikken.[305] Dit artikel is tevens een van de weinige krantenartikels over de Shaba-crisis die op de voorpagina van de krant verschijnen. Het bericht had deze eer vermoedelijk te danken aan de gewoonte van Vooruit om dagelijks één humoristisch bericht op de eerste bladzijde te plaatsen.
7.2.3.La Libre Belgique
Het nieuws van de inval in Shaba verschijnt ook op 11 maart in La Libre Belgique.[306] De krant gaat dan al uit van de veronderstelling dat de inval het werk is van de Katangese gendarmes. De krant is bezorgd om de situatie. Spanningen zijn een groot gevaar in het onstabiele Afrika, aldus La Libre. De bevestiging komt een week na de inval. Het zijn wel degelijk de Katangese gendarmes die Shaba zijn binnengevallen.[307] Op dat ogenblik is de vraag of de inval het werk was van de Katangese gendarmes allang niet meer de grootste bekommernis van La Libre. De noodkreet van Mobutu, die de westerse wereld om hulp heeft gevraagd om de communistische inval in zijn land te bedwingen, heeft bij La Libre een schok veroorzaakt. Ondanks de formele ontkenning van de Verenigde Staten en van verscheidene getuigen is de krant overtuigd van Mobutu’s woorden: de gendarmes worden geleid door Cubaanse officieren, met de logistieke steun van de Sovjetunie.[308] Deze overtuiging zal de redactionele lijn van de krant voor de volledige duur van de Shaba-crisis bepalen.
Op het einde van maart ziet de situatie er voor Mobutu dramatisch uit. Drie weken na de eerste invallen staan de rebellen aan de poorten van Kolwezi. De westerse wereld reageert lauw op Mobutu’s vraag om hulp en de val van de mijnstad betekent heel waarschijnlijk het begin van het einde voor Mobutu’s regime. De meeste waarnemers menen dan ook dat Mobutu geen andere keus meer heeft dan onderhandelingen aan te knopen met de oppositie en misschien zelfs beter een stap opzij zet. Vooral de Amerikaanse pers voert de druk hoog op. La Libre Belgique neemt in deze benarde tijden de verdediging op van de Zaïrese president. Het is voor de krant erg eenvoudig: de val van Mobutu zal de situatie in Zaïre niet oplossen. De chaos na de ineenstorting van het Mobutu-regime zou wel eens van ongeziene grootte kunnen zijn, niet alleen in Zaïre, maar in gans Afrika.[309]
In de negatieve sfeer van de laatste weken mag men trouwens ook de grote verdiensten van de generaal niet uit het oog verliezen, aldus La Libre. Het is Mobutu die de laatste jaren de eenheid van het land heeft trachten te bewaren en die in Zaïre een nationaal gevoel heeft gecreëerd. De krant is echter niet blind voor de tekortkomingen van het regime. Mobutu heeft de laatste jaren het binnenland verwaarloosd, terwijl hij zich toelegde op de industriële uitbouw van het land. Deze industriële uitbouw is trouwens voorlopig weinig rendabel. De schuld hiervoor ligt niet alleen bij het regime in Kinshasa, aldus de krant. De actuele mondiale recessie maakt het voor ontwikkelingslanden moeilijk om het hoofd boven water te houden. De landen worden hierdoor gedwongen keuzes te maken en op bepaalde zaken te besparen. Zo is de Shaba-provincie eigenlijk achterop geraakt. De moeilijke situatie waarin het land zich nu bevindt, is volgens La Libre de ideale voedingsbodem voor oppositiebewegingen, zowel in Zaïre als in het buitenland. Hoewel het regime in Zaïre dus niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor alle problemen in Zaïre, ziet de krant nog moeilijk in hoe Mobutu ongehavend uit deze crisis zal weten te komen: “De toute manière, on ne voit plus très bien comment ce dernier éviterait de prendre des décisions déchirantes.”[310]
Enkele dagen later is de onrust bij La Libre Belgique over het lot van Mobutu al bijna volledig verdwenen.[311] De verovering van Kolwezi lijkt er niet te komen. De positie van de president blijft, ondanks de moeilijkheden, voorlopig onbedreigd. Dit is volgens La Libre vooral te wijten aan de zwakte van de oppositie. Deze kan geen sterke figuur tegenover de president zetten, is erg verbrokkeld en valt in Kinshasa vooral op door haar afwezigheid. Men kan zich echter wel de vraag stellen hoe een oppositie zich in een militaire dictatuur als Zaïre kan ontwikkelen.
Indien het Zaïrese leger er in slaagt om Kolwezi uit handen van de rebellen te houden, lijkt het regime zich dus te kunnen redden, wat La Libre - naar eigen zeggen - van harte hoopt.
“Pour bien des observateurs, s’il est clair que le régime est fort discrédité à la suite de la misère qui s’est installé au Zaïre, le président conserve cependant une position relativement forte, du fait surtout de l’indigence de l’opposition.
[…]De toute manière, on ne voit guère qui pourrait remplacer le président actuel et tout ce que l’on peut espérer, c’est qu’il réussisse à contrôler la situation, tout en cherchant les moyens de résoudre les évidentes tensions intérieures.”[312]
De enige vraag die voorlopig onbeantwoord blijft voor La Libre is wat de USSR van plan is in Afrika. Moskou kan het continent in vuur en vlam zetten indien het dit wil. De détente tussen Moskou en Washington garandeert echter voorlopig de gematigde houding van de USSR, volgens het dagblad. De krant ziet hierin ook de reden voor het plotse halt houden van de Katangese gendarmes voor de poorten van Kolwezi.
Vrij snel komt Kestergat met een mogelijk antwoord op de vraag wat de plannen van het Kremlin in Centraal-Afrika zijn.[313] Volgens de Afrika-specialist van La Libre is de invasie van de Katangese gendarmes eigenlijk een defensief Russisch manoeuvre. Zowel in het noorden als in het zuiden van Angola zijn guerrillatroepen actief, die het de Cubanen en Russen moeilijk maken. De situatie in Angola is volgens Kestergat immers nog dramatischer dan in Zaïre: een mank lopende economie, buitenlandse troepen en een regime dat door de meerderheid van de bevolking niet meer gesteund wordt:“[…] si l’on peut faire des reproches au régime de Kinshasa, il faut bien reconnaître que c’est le paradis à côté de celui de Loanda.»[314]
Eigenlijk creëert Kestergat hier een binaire oppositie tussen het westersgezinde Zaïre en het communistisch gezinde Angola, waarbij hij Kinshasa ziet als paradijs ten opzichte van Luanda. Nochtans zijn de mistoestanden die hij aanhaalt evenzeer in Zaïre aanwezig. Ook Mobutu is niet meer geliefd bij grote delen van de bevolking. De aanwezigheid van buitenlandse troepen is in Zaïre altijd een realiteit geweest. Mobutu heeft er zijn macht door gevestigd en zal ze er verscheidene keren ook aan te danken hebben. Er wordt in de context van de Shaba-oorlogen verscheidene malen openlijk gezegd dat Mobutu aan de macht gehouden moet worden, net omdat hij de man is die de belangen van het Westen het best kan verdedigen.
Het doel van de inval in Shaba is volgens Kestergat de secessieneigingen van de Lunda aan te wakkeren. Zo zullen de delen van Zaïre en Zambia waar de guerrillero’s zitten in een conflict gestort worden waar het centrale gezag genoodzaakt zal zijn om tussenbeide te komen. De guerrillatroepen zullen hun uitvalsbasis moeilijk kunnen behouden in het conflict en aldus uitgeschakeld worden.
Kestergat is categoriek: de Russen spelen met vuur. Indien een tribaal conflict losbreekt in die regio, bestaat de kans dat gans Centraal-Afrika betrokken raakt. Het is daarom van het grootste belang dat Zaïre ongemoeid gelaten wordt. Het land is immers een onvervangbare factor van stabiliteit in de regio. Zowel de Amerikanen als de Russen zijn het er volgens Jean Kestergat gelukkig over eens dat het land Zaïre moet bewaard blijven. Over Mobutu zijn beide landen het wel oneens. De USSR wil het Mobutu-regime verdrijven, de VS wil de president niet tegen elke prijs beschermen:”Les Soviétiques, à mon avis, ne veulent pas détruire le zaïre, mais le régime Mobutu. Les Américains ne veulent pas à tout prix sauver le régime de Mobutu, mais ils veulent sauver le Zaïre.”[315]
De mening van La Libre Belgique over de positie van president Mobutu is echter gekend. Zonder de president zal Zaïre als eerste uiteenvallen door tribale twisten en het land zal dan de lont aan het kruitvat zijn van Centraal-Afrika.
Dit scenario is het optimistische scenario van Kestergat. Het andere scenario houdt in dat de Sovjetunie Afrika wil destabiliseren om zo Europa te verzwakken. Deze gedachtegang wordt gedeeld door een andere medewerker van La Libre Belgique, Emmanuele Gazzo. In een merkwaardig offensief commentaarstuk roept de journalist Europa op om niet passief te blijven bij de Russische activiteit in Afrika.[316] Europa mag niet tolereren dat buitenlandse machten zich in Afrika ontplooien, hetzij om het interne evenwicht in Afrika te veranderen, hetzij om het “vredige” continent in een brandhaard van conflicten te transformeren. Europa mag kortweg geen “tweede Angola” toelaten. Het is misschien mogelijk dat het regime in Angola beantwoordt aan de wil van de Angolese bevolking, het regime draagt de smet van de buitenlandse interventie: “[…] Armes soviétiques et soldats cubains: tels ont été les moyens qui ont permis à ce régime de s’installer. Ni les unes ni les autres ont quelque chose d’africain…”[317]
Dit opiniestuk is één van de meest manifeste uitingen van de bipolaire wereldvisie in mijn onderzoek. De visie van de auteur op de gebeurtenissen in Afrika is duidelijk gebaseerd op een wereldbeeld dat in onveranderlijke invloedssferen verdeeld is. Emmanuele Gazzo verwijt de USSR eigenlijk wat Europa, de VS en zelfs Moskou sinds de dekolonisatie van Afrika ambiëren: zoveel mogelijk regimes in Afrika vestigen die de eigen belangen behartigen. De praktijken die de journalist aanklaagt in Angola zijn dezelfde als degene die België en de VS enkele jaren eerder toepasten in Kongo/Zaïre. Afrika is in 1977 trouwens allesbehalve een vredevol continent, zoals de journalist beweert.
De communistische inmenging (die op dat ogenblik nog steeds niet bewezen is) waar La Libre zo op fixeert, verdringt de gebeurtenissen in Shaba en Zaïre zelfs naar de achtergrond. Halverwege april heeft Jean Kestergat echter een interview met de president zelf.[318] De kansen in de Shaba-oorlog zijn dan al gekeerd. Dankzij de Marokkaanse troepen en de Franse logistieke hulp, heeft het FAZ de tegenaanval kunnen inzetten. De inzet van de Marokkaanse troepen wordt door La Libre vooral een diplomatiek succes genoemd voor de president. Het toont volgens Kestergat de beslistheid aan van de president om de situatie op te lossen met een brede coalitie van Afrikaanse landen en niet met de hulp van de huurlingen die hun diensten aanboden bij het regime.[319] Nochtans verscheen in alle kranten, zelfs in La Libre, het bericht dat het Zaïrese regime zelf duchtig op zoek was gegaan naar huurlingen, met de vermoedelijke hulp van de CIA.
Het interview van Kestergat met Mobutu kan eigenlijk bezwaarlijk een journalistiek interview genoemd worden. De president, met kaarten en drie telefoons bij de hand, wordt voorgesteld alsof hij van op zijn terras de troepenbewegingen coördineert. Mobutu is vermoeid, zegt hijzelf. Hij vraagt daarom om er een sereen gesprek van te maken, zonder scherpe, noch diepgaande (of kritische) vragen. Kestergat gaat hier graag op in:
“Il est fatigué. Il le dit: "Ce sera une conversation à bâtons rompus. Ne me demande pas de profondes cogitations. Ne tirez pas sur le pianiste." Mais il est parfaitement détendu, rassuré, confiant. Souriant même. Il a tenu à recevoir les rares journalistes belges présents à Kinshasa. On cause donc à bâtons rompus. ”[320]
Het interview wordt zo eerder een gesprek tussen twee oude bekenden. Kritische vragen over de toestand in Zaïre, die enkele weken eerder ook in La Libre vrij deplorabel werd genoemd, komen er niet. Mobutu krijgt eigenlijk de mogelijkheid om zonder enige tegenwind zijn visie te geven op de rol van de USSR en Angola in het conflict of op zijn – toch wel erg voorbarige – toekomstplannen, waarvoor hij uiteraard rekent op westerse financiële steun.
Eind april ligt de oorlog in Shaba volgens La Libre in een definitieve plooi. Alle gevaar voor Mobutu is geweken en er kan aan de heropbouw van het land gedacht worden. In enkele opiniestukken die speciaal aan de heropbouw van Zaïre gewijd zijn, roept de krant op om het Mobutu-regime te steunen. Het regime is misschien niet ideaal, maar zonder de generaal is er ook geen oplossing in zicht. De problemen die zich dan aankondigen, zijn nog veel dramatischer. Dan komt er wellicht een heropleving van het tribalisme en de chaos, die zich over gans Afrika dreigen te verspreiden. De president kan de grote leider van Centraal-Afrika en de sterke man van het Westen worden, maar dan moet hij geholpen worden.
“Si il est un grand homme, comme nous le pensions, il réussira à remettre de l’ordre et à faire en sorte d’être le chef de tous et pas celui de quelques-uns. Il arrachera ce pays à la pauvreté et au désordre… Mais il faut l’y aider.”[321]
De president moet echter wel enkele dringende veranderingen gaan doorvoeren. Zo moet de bevoordeling van zijn Ngbandi-stamgenoten ophouden. Deze tribale politiek moet plaats maken voor een grotere aandacht voor de regio’s, vooral voor de verwaarloosde Shaba. In die context verdedigt Kestergat ook de bouw van de Inga-stuwdam. Deze wordt door vele waarnemers gezien als een symbool van verkwisting, maar de journalist ziet er de concretisering in van de economische band tussen de hoofdstad en de afgelegen Shaba-provincie. Kestergat is er van overtuigd dat, ondanks de enorme prijs die de Zaïrese bevolking vandaag betaalt voor het bouwwerk, de president in de toekomst gelijk zal krijgen.
“Et s’il est vrai que c’était un projet trop ambitieux dans les conditions actuelles, l’Histoire n’en créditera pas moins le président Mobutu d’avoir réussi à l’imposer, même au prix de sacrifices excessifs pour la population zaïroise.”[322]
Vandaag, bijna twintig jaar na datum, is de Inga-stuwdam nog steeds het symbool van de verkwisting van het Mobutu-regime en de verrijking van de eigen clan.
De nationalisering van de economie wordt ook gezien als een misser van het regime. Niet het principe, maar wel de uitwerking ervan was ongelukkig. Daarbovenop kwam nog eens de hoge olieprijs en de val van de koperprijs, die zorgden voor een dramatisch uitvergroting van de Zaïrese problemen. Het wanbeheer van de Zaïrese eigenaars, veelal Ngbandi trouwens, wordt nauwelijks vermeld door de krant.
Ook de corruptie wordt geanalyseerd.[323] Deze wordt echter vooral geminimaliseerd en vergoelijkt. De corruptie in Zaïre valt zo sterk op omdat Zaïre zo groot en zo rijk is, aldus de krant. Bovendien is corruptie in alle Afrikaanse staten aanwezig. In Angola is de situatie trouwens nog erger, aldus Kestergat.[324]
De corruptie kan trouwens niet uitgeroeid worden, luidt het. Door de lage lonen is deze een manier van overleven geworden. Er is bovendien ook een goede kant aan de corruptie, aldus La Libre, namelijk de herverdeling van de goederen, al twijfelt de krant eraan dat deze functie de moralistische westerlingen zal paaien. De corruptie komt volgens La Libre voort uit de koloniale erfenis, waartegen de Zaïrese samenleving zich niet heeft kunnen beschermen. De meest voor de hand liggende oorzaak, het wanbeheer van het regime, wordt niet vermeld.
Het heeft volgens de krant weinig nut om het regime daarom met de vinger te wijzen. Het regime moet net geholpen worden en de mogelijkheid krijgen om zich te verbeteren. Een groot deel van de problemen zal dan wel vanzelf verdwijnen.
Kestergat is optimistisch over de toekomst. Mobutu heeft immers zijn fouten toegegeven en is reeds begonnen met de herschikking van zijn regering. Bovendien bezit Zaïre een gigantisch industrieel potentieel. Met de hulp van het Westen oogt de toekomst van het land na de Shaba-crisis mooi.
7.2.4.Le Peuple
Bij Le Peuple zien we net hetzelfde verschijnsel als bij Vooruit. De situatie in Shaba wordt op de voet gevolgd. Elke dag bericht de krant over de schermutselingen in Zaïre. Ook in Le Peuple vinden we in drie maand echter niet één opiniestuk over de Shaba-crisis terug. Bij de Waalse krant is het contrast nog duidelijker dan bij de Vlaamse arbeiderskrant, omdat er in Le Peuple meer dan vijftig krantenartikels verschenen zijn over de oorlog in de Shaba-provincie, wat het dubbel is van Vooruit. Le Peuple staat, wat de pure berichtgeving betreft, kwantitatief op dezelfde hoogte als De Standaard en La Libre Belgique. Het is net daarom des te opvallender dat er over de Shaba-crisis geen enkel opiniërend artikel verschijnt, terwijl dit bij andere nieuwsfeiten, waaraan minder aandacht geschonken wordt, wel het geval is. Bovendien is de aandacht in Le Peuple voor de oud-kolonie altijd vrij groot geweest. De krant was altijd al vrij kritisch tegenover het Mobutu-regime. Le Peuple publiceerde als enige vrij kritische opiniestukken over de Zaïrese president bij de verkiezingen in 1970, toen de meningen in België over het Mobutu-regime unaniem positief waren. Nu verschijnen er gedurende maanden alleen de gekende neutrale krantenartikels, duidelijk gebaseerd op de berichten van de persbureaus. Ook hier komt Mobutu dus vaak naar voor, maar dan wel exclusief in het gekende neutrale persberichtenjargon. Mogelijke oorzaken voor het ontbreken van deze opiniërende berichten zal ik in de conclusie behandelen.
7.3. Conclusie
Het is duidelijk dat de Shaba-crisis door De Standaard en La Libre Belgique gezien worden in het kader van de Koude Oorlog. Hoewel er geen concrete bewijzen zijn voor de aanwezigheid van de Cubaanse officieren of de medewerking van het Kremlin bij de inval van de Katangese gendarmes, zijn beide kranten er van overtuigd dat de Shaba-oorlog veel meer is dan een puur binnenlands of regionaal probleem.
Bij De Standaard hoopt Manu Ruys dat president Carter niet te lang wacht om Mobutu steun te verlenen. De vrees van de journalist is vooral gebaseerd op het schrikbeeld van de communistische heerschappij over de mijnstreek. De Vlaamse krant kent en bevestigt de zware fouten die het regime van de Zaïrese president op zijn conto heeft. Bij het begin van de inval van de Katangezen meent de krant dan ook dat de dagen van het regime wel eens geteld zouden kunnen zijn. Ruys hoopt dan dat de Amerikaanse president snel genoeg inziet dat er geen alternatief is voor Mobutu: de oppositie tegen de luipaard is versnipperd, machteloos en vooral links.
Na enkele weken gaat de VS de mening van Ruys delen, tot opluchting van de oud-journalist van De Standaard. Mobutu is en blijft nog steeds de centrale figuur in Zaïre en bij uitbreiding in Centraal-Afrika. De Zaïrese president maakt van de oorlog in de Shaba-provincie dan ook een diplomatieke kwestie, die hij succesvol kan verkopen aan andere Afrikaanse en westerse staten. De president staat twee maand na de oorlog sterker dan voor de inval. Op het einde van de oorlog is Mobutu voor De Standaard meer dan ooit de sterke man van Centraal-Afrika, de meest betrouwbare bondgenoot van het Westen in het economisch en strategisch belangrijke Zaïre. Er is ook helemaal geen alternatief: de oppositie in Zaïre is voor de krant een allegaartje van linkse avonturiers, die Zaïre alleen maar in de chaos kunnen storten. Wel moet de situatie in Zaïre verbeteren. Ruys rekent daarvoor – na bijna twintig jaar onafhankelijkheid – nog steeds op de blanke experts, die volgens de journalist noodzakelijk zijn om de opbouw in Zaïre mogelijk te maken.
Ruys besteedt ook veel aandacht aan de rol van België én in de crisis én in de toekomst. Die rol ziet hij ook in het perspectief van de Koude Oorlog. België heeft voor Ruys in de bipolaire wereld geen enkel gewicht meer. Alleen zijn kennis over Zaïre maakt het land nog enigszins relevant. De enige rol die België volgens Ruys nog dient te spelen in de Atlantische orde, is die van raadgever van de VS inzake Zaïre. Met enige zin voor overdrijving kan gezegd worden dat Ruys België vooral ziet als een vazal van de VS, met slechts één taak, die van informant met betrekking tot Zaïre.
In de toekomst moet de relatie tussen België en de oud-kolonie wel verbeterd worden, aldus de opiniemaker. De aanwezigheid van enkele duidelijke pro-Mobutisten in de nieuwe regering, is volgens Ruys daarom een goede zaak.
La Libre Belgique heeft veel minder aandacht voor de rol van België. De krant is vooral gefixeerd op de plannen van de Sovjetunie en de Cubanen in Zaïre. De Russen, wiens operaties in Angola volgens de krant mislukt zijn, spelen in Afrika met vuur. De manoeuvres van Moskou in Centraal-Afrika zouden wel eens een tribale oorlog kunnen ontketenen, waar het ganse continent door getroffen zou kunnen worden. De reacties in La Libre ten opzichte van de Sovjetunie zijn dan ook vaak erg scherp. De opiniemakers van de krant verwijten de Russen eigenlijk het imperialisme waar het Westen en de VS zich al jaren op toeleggen in Afrika. Ook worden in Angola toestanden bekritiseerd, die in Zaïre op (minstens) dezelfde schaal voorkomen.
Mobutu is in die situatie voor La Libre Belgique onvervangbaar. Zijn vertrek zal van Zaïre een tribaal kruitvat maken, wat de stabiliteit in de regio evenzeer zal aantasten. De president is bovendien nog steeds de meest betrouwbare bondgenoot van het Westen in de regio. De president moet dus vooral geholpen worden.
De situatie in Zaïre is volgens de krant trouwens helemaal niet zo dramatisch als ze wordt voorgesteld. De mondiale recessie doet de toestand dramatischer lijken dan hij in werkelijkheid is. Enkele veranderingen aan het regime, die de president trouwens zelf al heeft aangekondigd, zijn, gecombineerd met de westerse steun, voldoende om het land er weer boven op te helpen . La Libre heeft het, in tegenstelling tot De Standaard, nooit over de terugkeer van de blanke experts. De reden is misschien dat ze de situatie niet zo dramatisch inschat als men bij De Standaard doet. Ofwel beschouwt La Libre de Zaïrezen intussen als onafhankelijk genoeg om hun eigen problemen op te lossen.
Bij de twee socialistische kranten in mijn onderzoek, valt bij de analyse van de berichtgeving omtrent “Shaba I” vooral de complete afwezigheid op van opiniërende artikels en commentaarstukken. Welke zijn de mogelijke verklaringen hiervoor?
Een eerste en logische verklaring is dat het nieuws uit Zaïre voor de kranten nog weinig nieuwswaarde heeft. Deze uitleg kan al meteen ontkracht worden als we het aantal artikels bekijken dat Vooruit en Le Peuple hebben gepubliceerd omtrent de gebeurtenissen in Shaba. De Shaba-kwestie is drie maanden in het nieuws geweest. Le Peuple heeft in die drie maanden tijd meer dan vijftig berichten gebracht over de Shaba-oorlog, Vooruit ongeveer de helft hiervan. Voor beide kranten is de Shaba-crisis dus één van de grote nieuwsthema’s van het jaar geweest.
De afwezigheid van opiniërende berichten zou een redactionele lijn kunnen zijn. In beide kranten verschijnen nochtans regelmatig krantencommentaren. Deze handelen in deze periode vaak over de Belgische parlementsverkiezingen, wat evident is. Ook andere thema’s, die minder lang in het nieuws komen dan de schermutselingen in Zaïre, worden echter in deze opiniestukken behandeld.
Beide kranten beoordelen de gebeurtenissen in Shaba misschien als te weinig (internationaal) relevant om het onderwerp te zijn van die commentaarstukken. Het aantal verschenen artikels maakt deze suppositie echter erg twijfelachtig. Deze uitleg wordt bovendien onhoudbaar als we de opiniestukken zien die zich een jaar later opeens wel manifesteren in Vooruit, ten tijde van “Shaba II”. In Le Peuple verschenen bovendien de voorgaande jaren wel degelijk opiniestukken aangaande interne Zaïrese aangelegenheden. In andere meer regionaal gerichte kranten, zoals Het Volk en De Volksgazet, verschenen er trouwens wel krantencommentaren over de gebeurtenis.
Geen enkele van deze redactionele verklaringen schenkt ons dus een bevredigend antwoord op onze vraag. De literatuur die ik tijdens mijn onderzoek geraadpleegd heb, om mijn kennis over president Mobutu te vergroten, biedt misschien een uitweg.
De relaties die president Mobutu onderhield met enkele Belgische politici, zijn genoegzaam bekend. Mobutu, die de jaren voor de onafhankelijkheid verscheidene maanden in België verbleef, had een neus voor goede contacten. In die periodes leerde de toenmalige journalist enkele collega’s kennen, zoals Davister en Monheim en maakte hij trouwens ook kennis met twee van de hoofdrolspelers in dit onderzoek: Jean Kestergat en Manu Ruys. Gaandeweg leerde Mobutu ook enkele figuren uit de Belgische politiek kennen. De president begreep als geen ander dat zijn belangen in België niet beter konden verdedigd worden dan door Belgische politici zelf. Niet al deze relaties die Mobutu in de loop der jaren aanknoopte met Belgische politici waren waarschijnlijk op deze overtuiging geïnspireerd, maar verscheidene zeker en vast wel. De Zaïrese president had bij de drie grote partijen in België CVP-PSC (Tindemans, Van den Boeynants), BSP (Leburton, Simonet) en PVV-PRL ( De Croo) wel politici die hij tot zijn kennissenkring kon rekenen.
Verscheidene politici waren toen ook betrokken bij bedrijven en groepen die behoorlijk wat belangen hadden in Zaïre, waardoor deze politici ook vanuit die hoek vaak nog eens onder druk kwamen te staan. De wederzijdse economische belangen waren, ook bijna twee decennia na de onafhankelijkheid, nog steeds groot. De Belgische economie had nog steeds haar belangen in de oud-kolonie en de eerste halte van de Zaïrese president wanneer hij financiële hulp nodig had, was nog steeds de oud-kolonisator.
Zo gebeurde het dat Mobutu, die wel sluw genoeg was om te beseffen dat vriendschap alleen niet altijd voldoende was om bepaalde beslissingen in zijn voordeel te laten uitdraaien, ook financiële belangen verwierf in België zelf. De president had een voorkeur voor noodlijdende bedrijven van zijn politieke vrienden. Hij bewees zijn politieke relaties zo een financiële dienst en zorgde er in één klap voor dat deze politici ook zijn belangen nog wat meer zouden verdedigen.
Eén van de politici, die op erg goede voet stond met president Mobutu, was de Waalse socialist Edmond Leburton, boegbeeld van de BSP en de socialistische vakbond en de laatste Waalse én socialistische premier van België. [325] Leburton haalde zich in 1973 trouwens nog de woede op de hals van toenmalig eerste minister Leo Tindemans, toen de socialist op eigen initiatief naar Mobutu was gereisd om de president te verzoeken of hij niets kon doen aan de negatieve gevolgen van de zaïrisering voor de Belgische bedrijven.[326] Dit laatste is iets wat Tindemans later zelf ook verscheidene keren zou doen, tot ongenoegen van premier Martens.
Toen Le Peuple in de jaren zeventig in financiële moeilijkheden zat, zou Leburton dit aan Mobutu verteld hebben. De Zaïrese president zou toen de vereiste som bijgepast hebben, waardoor de socialistische krant voorlopig gered was.[327] Echt onweerlegbare bewijzen over dit feit zijn er -uiteraard- niet voorhanden. Het is in elk geval zo dat na de presidentsverkiezingen van 1970 de kritiek op Mobutu in Le Peuple verstomde. De krant die kritisch bleef tegenover de Zaïrese president toen de andere kranten de loftrompet zwaaiden van Mobutu, plaatste opeens geen enkele kanttekening meer bij het regime.
De vraag kan gesteld worden wat deze gebeurtenis te maken heeft met het stilzwijgen bij Vooruit. Le Peuple en Vooruit waren twee kranten die tot in de jaren tachtig nog echt gestuurd werden vanuit de partijbureaus. Beide kranten werden gepatroneerd door de socialistische partij, tot 1978 de eenheidspartij BSP. In de BSP stond de Waalse vleugel van de partij altijd machtiger dan de Vlaamse vleugel. Het is goed mogelijk dat het nationale partijstandpunt over Mobutu het partijstandpunt was van de Waalse vleugel. De machtsverhoudingen binnen de BSP worden door Manu Ruys nog geïllustreerd ut supra, wanneer hij tevreden oordeelt over de nieuwe regeringsploeg, omdat deze de Vlaamse anti-Mobutu-lobby uit de regering gehouden heeft.[328] Waarschijnlijk ontving Vooruit directieven om zich aan die partijlijn te houden. Deze verklaring verduidelijkt meteen ook de totale ommekeer bij Vooruit een jaar later in de berichtgeving over de Zaïrese president.
In 1978 wordt de BSP opgesplitst in de Vlaamse SP en de Waalse PS. Aan het hoofd van de SP komt één van de kopstukken van die anti-Mobutu-strekking in de SP: Karel Van Miert. Het effect van deze machtswissel is bij Vooruit onmiddellijk te merken bij “ Shaba II”. Mobutu is niet meer veilig in het Vlaamse socialistische dagblad.
8. De tweede Shaba-oorlog (13.5.1978 – 15.6.1978)
8.1. Historische achtergrond
Op 13 mei 1978 lanceert het FNLC een verrassingsaanval. Vanuit Zambia ditmaal, bereikt het FNLC met een blitzoffensief Kolwezi. De Katangese gendarmes hebben geleerd uit hun vorige ervaringen en zijn beter georganiseerd en beter bewapend dan het vorige jaar. Het Zaïrese leger wordt voor de tweede maal in vijftien maanden door de Katangezen op de vlucht gejaagd. Na de Shaba-crisis van 1977 had Mobutu zuiveringsacties gehouden in het staatsapparaat, met als bekendste slachtoffer premier Nguza Karl-I-Bond. Ook het leger was niet ontsnapt aan die zuiveringsacties. Zowel bij de gewone soldaten als in het kader waren er slachtoffers gevallen. In die mate zelfs dat het leger, volgens vele waarnemers, nog zwakker was dan het jaar voordien, toen het al zo een belabberd figuur sloeg voor het oog van de wereld.
Mobutu doorziet het gevaar van de situatie voor zijn regime. Hij beweert wel dat zijn troepen zich tot in Kolwezi hebben teruggetrokken uit strategische redenen en sterk genoeg zijn om de rebellen te verslaan, maar zijn herhaalde verzoeken om hulp laten toch het tegengestelde vermoeden. Het zullen zijn troepen niet zijn die de Katangezen zullen tegenhouden. Weer vraagt de in het nauw gedreven president de hulp van zijn westerse bondgenoten België, Frankrijk en de VS. Volgens AZAP, het Zaïrese persagentschap, is de inval wederom het werk van de Katangese huurlingen, met de hulp van Angola, Cuba, Rusland en Afrikaanse “progressieve” landen zoals Algerije en Libië. Mobutu bespeelt als geen ander de internationale situatie. Hij beseft al te goed dat Zaïre als westerse bondgenoot in Centraal Afrika een belangrijke positie inneemt. Zaïre kwijtspelen aan de communistische invloedssfeer zou voor het Westen een catastrofe betekenen.
Toch lijkt het ditmaal iets moeilijker te gaan voor Mobutu. Het is reeds de tweede maal in vijftien maanden tijd dat het FNLC leger van Mobutu in het nauw drijft. Het Westen reageert, maar wel op gedifferentieerde wijze. Frankrijk kiest onomwonden de kant van president Mobutu en zijn regime. President Valéry Giscard d’Estaing stuurt zijn befaamde vreemdelingenlegioen naar Shaba om aan de zijde van de FAZ, of wat er van over blijft, het tegenoffensief tegen de Katangezen te starten en het leven van de bedreigde Europeanen te redden. België wordt echter voorzichtiger en tracht een militaire interventie zo lang mogelijk te vermijden. Uiteindelijk komen er wel Belgische soldaten tussen, maar deze hebben een strikt humanitaire, en geen militaire opdracht.[329]
8.2. Analyse
8.2.1.De Standaard
De tweede inval van de Katangese gendarmes wekt bij De Standaard geen verbazing. Manu Ruys was ervan overtuigd dat de rebellen, die vorig jaar gewoon naar hun schuilplaats waren teruggekeerd, zich zouden revancheren.[330] Dat de Katangese gendarmes ditmaal nog minder weerstand ondervinden dan vorig jaar, is ook geen verrassing voor Ruys:
“Het leger van Mobutu is zodanig ontredderd - mede door de recente opsluitingen en terechtstellingen van een aantal officieren - dat het virtueel opgehouden heeft te bestaan.”[331]
Deze inval betekent volgens Ruys het einde van het Mobutu-regime. Een herhaling van de Marokkaans-Franse interventie komt er volgens Ruys ditmaal allicht niet.
“Voor Mobutu is dit wellicht de laatste fase van het drama. Terwijl de internationale besprekingen over de miljardenhulpplannen volop bezig zijn, stort zijn staat, zijn leger, zijn ekonomie in elkaar. Een herhaling van de Frans-Marokkaanse hulpactie lijkt weinig waarschijnlijk, indien er geen verandering komt in de totaal gediskrediteerde leiding van Zaïre. ”[332]
Ruys lijkt er erg zeker van dat de laatste uren van het regime geslagen zijn.[333] De evacuatie van de Belgen in Kolwezi die aangekondigd is, moet zo voorzichtig mogelijk gebeuren en mag in geen geval op een inmenging in de Zaïrese strijd lijken. Indien er binnenkort een nieuw regime aan de macht zou komen, moet België ook aan dat regime immers hulp kunnen bieden, aldus Ruys.
De waarschijnlijke regimewissel is voor Ruys ook het juiste moment om het Belgische Zaïre-beleid eens te herbekijken. Het is duidelijk dat dit al jaren faalt. Ruys wil hiermee niet zeggen dat men Zaïre moet loslaten: “[…] om humanitaire en economische redenen is dat niet wenselijk. ”[334] De economische belangen zijn minstens even belangrijk als de humanitaire taak. Ruys koppelt beide zaken steeds aan elkaar, al sinds het begin van de onafhankelijkheid eigenlijk, alsof hij impliceert dat de geboden hulp België toestaat om zijn economische belangen in Zaïre te handhaven en verder te ontplooien.
Manu Ruys ziet de inval van de Katangese gendarmes, net zoals een jaar voorheen, weer in het perspectief van de Koude Oorlog. Hij is er van overtuigd dat de Katangese gendarmes ditmaal de steun hebben van de Cubaanse rebellen, wat de internationalisering van het conflict nakend maakt. Ook daarom moet de evacuatie zo voorzichtig mogelijk verlopen, om de Cubaanse officieren niet de indruk te geven dat Europa Mobutu ter hulp komt. De opiniemaker vreest dat “ Shaba II ” wel eens de lont aan het Centraal-Afrikaanse kruidvat zou kunnen ontsteken. “Zullen de Amerikanen en Russen niet geneigd zijn om in een soort van Afrikaans Jalta hun invloedssferen af te bakenen in de hoop aldus orde op zaken te kunnen stellen en de wereldvrede te redden?”[335]
Maar het is vooral de dreigende bezetting van de koper- en kobaltmijnen door de communistische machten, die Ruys verontrust. Dit moet ten allen prijzen vermeden worden. De oplossing voor dit alles kan volgens Ruys enkel nog komen van de grootmachten, die “in geheim beraad” over de verdeling van Afrika moeten beslissen.[336]
Na de evacuatieoperatie in Kolwezi, waar de lichamen van dertig Belgen zijn ontdekt, klinkt De Standaard bitter. Het zijn de Fransen, in het bijzonder president Giscard d’Estaing, die de boter hebben gegeten. De dood van de Europeanen in Kolwezi is volgens de krant veroorzaakt door de militaire interventie van het Franse vreemdelingenlegioen. De Belgische regering van haar kant is steeds blijven beklemtonen dat zij een humanitaire missie ging uitvoeren. De Franse actie is, volgens Ruys, vooral ingegeven door de enorme economische belangen die Frankrijk in Zaïre ontdekt heeft. De kans is groot dat de Fransen door deze operatie verschillende lucratieve contracten en posten van de Belgen hebben overgenomen. De kritiek van Ruys is blijkbaar niet alleen ingegeven door ontevredenheid over de Franse operatie. De kritiek lijkt ook geïnspireerd door een frustratie: de machteloosheid van de kleine natie die ziet dat een grotere macht haar plaats komt inpikken. Zoals Ruys het zelf schrijft: “België als het kleine broertje van het hooghartige Frankrijk”.[337]
“Dat Frankrijk met een oorlogsopdracht ging stond al van de eerste minuut vast.[...] De president zou in Zaïre en elders aantonen dat alleen Frankrijk de republiek daadwerkelijk in stand hield. De Belgische regering is blijven beklemtonen dat het om een humanitair optreden ging en dat zij geen partij koos. Dat aspect van de kwestie houdt rechtstreeks verband met de vraag wie in Zaïre op economisch vlak het beslissende woord gaat spreken: Brussel of Parijs. Die vraag lijkt nu wel beantwoord.”[338]
Wanneer de Belgische liberalen in het parlementair debat de Franse operatie toejuichen en zelfs hun felicitaties sturen naar de Franse president, krijgen ze in De Standaard de wind van voren. Ze worden gecatalogeerd als “een groep die enkel oog heeft voor ekonomische belangen”.[339]
De regering Tindemans wordt in De Standaard alle lof toegezwaaid voor de manier waarop ze de humanitaire operatie geleid heeft, maar ook voor haar vernieuwde Zaïre-politiek. De regering plaatste de Zaïre-kwestie immers in het bredere perspectief van de Koude Oorlog, een koerswijziging waar Ruys al langer op aandrong.[340]
Opvallend is ook de gewijzigde houding tegenover president Mobutu. Net na de ontdekking van de massamoord op de Europeanen in Kolwezi, werd het Mobutu-regime nog onrechtstreeks verantwoordelijk gehouden voor de gebeurtenis. De machteloze Mobutu leek voor Ruys toen volledig “voorbijgestreefd”. Een alternatief zou waarschijnlijk komen van een internationale Afrikaanse troepenmacht, die onder Franse en Amerikaanse leiding onder meer de activiteiten rond de kopermijn zou moeten beveiligen.[341] Enkele dagen later is er van een vertrek van de Zaïrese president geen sprake meer. De Belgische regering wordt door De Standaard zelfs de lof toegezwaaid omdat ze “benadrukt” dat Mobutu zijn regime moet aanpassen indien hij nog verdere hulp wil genieten.[342] Enkele dagen eerder klonk het bij De Standaard nochtans dat de generaal al genoeg kansen had gekregen en nooit één van zijn afspraken was nagekomen. De reden voor de plotse koerswijziging is klassiek: “een regimewissel zou uitlopen op chaos, vernieling en moordpartijen.”[343]
Enkele dagen later komt het opnieuw tot een rel tussen België en Mobutu. Mobutu is verbolgen omdat de RTBf in een uitzending enkele oppositieleiders aan het woord wil laten. De Standaard kan tot op zekere hoogte begrip opbrengen voor Mobutu’s moeilijke relatie met België, maar volgens de krant is Mobutu deze keer alleen maar uit op een buitenlands conflict om de aandacht af te wenden van zijn inlandse problemen. Manu Ruys lijkt verontwaardigd door de ondankbaarheid van de Zaïrese president, die “spuwt in de hand die hem voedt”.
“België wil helpen [...] maar Mobutu, die blijkbaar niet beseft dat het buitenland hem nog slechts duldt, en die de omvang van het economische drama niet ten volle aanvoelt, acht het geoorloofd en opportuun datzelfde België nog eens met zonden en verwijten te overstelpen.”[344]
8.2.2.Vooruit
De berichtgeving in Vooruit over de tweede Shaba-oorlog komt op volle snelheid nadat de Franse legioenen zonder overleg naar Kolwezi zijn getrokken en daar de lichamen van de vermoorde Europeanen hebben gevonden. Vooruit is verontwaardigd over het optreden van de Franse president Giscard d’Estaing. De humanitaire actie van de Belgische regering, die zich wou beperken tot de evacuatie van de Europeanen, is mislukt door de imperialistische politiek van de Franse president. Piet De Buyser van Vooruit acht de Franse actie ten dele verantwoordelijk voor een groot aantal van de Europese doden.[345]
Opvallend is dat de krant nooit de vermeende Russische of Cubaanse betrokkenheid ter sprake brengt. Het conflict wordt in Vooruit beschouwd als een louter binnenlands conflict van een oppositie die in opstand is gekomen tegen een regime dat verantwoordelijk is voor de armoede en de hongersnood. De enige keer dat de krant het heeft over de grote machten die trachten hun invloedssfeer uit te breiden, doelt zij op de Fransen.
De Belgische regering krijgt lof voor de manier waarop ze de crisis heeft willen aanpakken, maar Vooruit meent wel dat de regering dringend haar Zaïre-politiek moet herzien. Het is voor Debuyser duidelijk: een drama als in Kolwezi zal zich nog herhalen, zolang er in Zaïre niets fundamenteels verandert. “Het spreekt vanzelf dat zolang Zaïre onder de dictatuur van Moboetoe blijft, de voorwaarden voor stabilisatie niet aanwezig zijn, evenmin als de veiligheid van de Belgen.”[346]
Mobutu wordt dus door Vooruit niet gezien als een garantie op stabiliteit. De krant hoopt dat dit nu ook eens doordringt bij hen “die zonder weinig scrupules het regime van deze despoot blijven verdedigen”. [347] Zaïre moet een ontwikkelingsland worden zoals alle andere. De neokolonialistische politiek die nog steeds gepromoot wordt, moet dringend ophouden, aldus De Buyser.
Wanneer enkele dagen later de liberale fractie in het parlement bekend maakt dat zij gelukwensen heeft gestuurd naar de Franse president “wegens zijn moedige interventie”, is de verontwaardiging bij Vooruit en De Buyser groot. De opiniemaker ziet dit als een uiting van een neokolonialisme, dat trouwens alleen nog door een kleine kliek gesteund wordt. In de ogen van Vooruit plaatsen de liberalen zich met deze actie in het kamp van de Zaïrese “dictator”. Deze had kritiek geuit op de Belgische PS-minister van Buitenlandse Zaken, Simonet, wat duidelijk in slechte aarde is gevallen bij de socialistische krant.
“Als de liberalen menen dat België opnieuw op de neokoloniale toer moet gaan in Zaïre, vertolken ze misschien wel de mening van een aantal kapitalisten , maar dan toch zeker niet van de arbeidende bevolking. [...] Met hun kritiek op de regering bevinden ze zich trouwens in goed gezelschap, namelijk in dat van een knettergekke Moboetoe, die met zijn dwaze uitval tegen minister Simonet nogmaals bewezen heeft niets te begrijpen van een democratisch regime, evenmin als van onze buitenlandse politiek die torenhoog boven zijn eigen corrupt en misdadig regime uitsteekt.”[348]
Het zeer expliciete woordgebruik maakt duidelijk dat de krant niets moet hebben van de Zaïrese president en diens beleid.
Wanneer blijkt dat premier Tindemans in het geheim naar Kinshasa is gevlogen om de plooien glad te strijken met Mobutu, neemt de verontwaardiging bij Vooruit nog toe. Het stilzwijgen van België tegen Frankrijk na het debacle van Kolwezi en het manoeuvre van Tindemans laten nog weinig heel van de lof die de krant had voor de Belgische regering. Deze zaken zijn volgens de krant symptomatisch voor de zwakke buitenlandse politiek van ons land. Omwille van economische belangen laat het zich telkens stilzwijgend vernederen. De Belgische Zaïre-politiek moet voor De Buyser dringend aangepakt worden.
“Als de arrogante despoot Moboetoe het in zijn hoofd haalt Simonet de meest ongegronde beschuldigingen naar het hoofd te slingeren [...] dan vliegt onze eerste minister vliegensvlug naar deze dictator om er zoete broodjes te bakken en ervoor te zorgen dat het conflict wordt bijgelegd. Men zal in regeringskringen wellicht aanvoeren dat gezwegen wordt omdat hogere belangen op het spel staan. [...] In feite draaien we onszelf een rad voor de ogen en wensen we sommige harde realiteiten niet te zien: onze politiek tegenover Zaïre en het Moboetoe-regime is fout en moet dringend worden veranderd.”[349]
Ook Karel Van Miert geeft in een opiniestuk in Vooruit zijn mening over de gebeurtenissen in Zaïre en de Belgische houding ten opzichte van de Zaïrese president.[350] Het is voor de SP-voorzitter een uitgemaakte zaak: de Zaïrese staat is compleet onbestaande en de wantoestanden in het land zijn veroorzaakt door het non-beleid van het Mobutu-regime. De rechtvaardiging die altijd aangewend wordt om het Mobutu-regime ondanks alles te blijven steunen, het gebrek aan enig alternatief, wordt door Van Miert onderuit gehaald. Hij stelt dat het regime overleeft omdat het zelf elk alternatief in de kiem en zelfs in het bloed smoort.
Van Miert haalt wel de buitenlandse invloeden aan. Het is volgens hem niet verwonderlijk dat buitenlandse invloeden in deze situatie nog eens extra olie op het vuur gaan gieten. Het dient tot niets om deze zaken te verzwijgen en er wordt dan ook best rekening mee gehouden bij het uitstippelen van het nieuwe Zaïre-beleid.
De SP-voorzitter is het er over eens dat de veiligheid van de Belgen in Zaïre moet gewaarborgd worden en dat hiervoor nieuwe maatregelen nodig zijn. Het voorstel van de bestendige westerse troepenmacht, dat door de liberale partijen en door La Libre Belgique wordt gesteund, doet Van Miert af als een illusie. De situatie in Zaïre kan pas veranderen als de echte oorzaak van de verloedering wordt aangepakt. Dat is duidelijk Mobutu zelf, het symbool van het Zaïrese falen en dus moet Mobutu verdwijnen. “De regering kan niet wijken voor de chantage van het Zaïrese staatshoofd, maar mag evenmin bereid zijn te dansen naar de particuliere belangen”, aldus Van Miert.[351]
De duidelijk oppositionele opvattingen over de relatie België–Zaïre tussen de socialistische partij en Vooruit enerzijds en de liberaal-conservatieve partijen en La Libre Belgique anderzijds, komt nog eens manifest naar voren bij de rel tussen Mobutu enerzijds en België en de RTBf anderzijds. Piet De Buyser hekelt in zijn commentaar op de gebeurtenissen de houding van het conservatieve kamp.[352] Deze vinden de Belgische economische belangen belangrijk genoeg om Mobutu zijn zin te geven en lijken aan te sturen op een annulering van het programma. Vooruit vindt dat dit de deur openzet voor nog meer bemoeienis van Mobutu in binnenlandse aangelegenheden en veroordeelt de reactie van het liberaal-conservatieve kamp als laf en op blind geldgewin gebaseerd.
“Er staan in Zaïre economische belangen op het spel. Om deze te vrijwaren moet men maar voor de grillen van Moboetoe buigen. Ziedaar de nieuwe filosofie die duidelijk voelbaar is in de kritiek die door de liberalen aan het adres van de regering wordt gericht en die ook in andere conservatieve kringen wordt overgenomen. In de berichtgeving van bepaalde behoudsgezinde en financiële kranten over de situatie in Zaïre vindt men eveneens deze opvatting terug. Men aanvaardt een vorm van censuur, niet omdat ze van Moboetoe komt, maar omdat hierdoor de belangen worden gediend van Gécomines en andere grote ondernemingen die in Zaïre operationeel zijn.”[353]
“Intussen is het niet de grootsprakerigheid van een onbekwaam despoot die ons krenkt, maar wel het feit dat goedschiks of kwaadschiks wordt geduld dat Moboetoe zich met onze binnenlandse aangelegenheden mengt en aan onze pers, radio en TV zijn wetten stelt. Het is vernederend te ondervinden dat uit puur platsbroekerij en omwille van de economische belangen wordt gezwegen wanneer een Mobutu de meest onzinnige verwijten uitkraamt.”[354]
De nasleep van “Shaba II ” wordt bij de socialistische krant zo eerder een campagne tegen zij die de economische belangen in Zaïre verdedigen dan tegen het Zaïrese regime zelf, een regime dat door de krant sowieso al was afgeschreven.
De termen waarmee Mobutu wordt getypeerd, laten weinig aan de verbeelding over. Vooruit noemt hem “de knettergekke Moboetoe”, “de arrogante despoot” of “de onbekwame despoot”. Dit zijn wel zeer gekleurde termen die aangeven dat Mobutu in de ogen van de krant alle geloofwaardigheid heeft verloren.
8.2.3.La Libre Belgique
De tweede invasie van de Katangese gendarmes in Shaba vertoont voor La Libre Belgique zowel gelijkenissen als verschillen met de vorige inval. Het grote verschil met de invasie van een jaar geleden is eigenlijk de nog zwakkere binnenlandse positie van Mobutu . Die evolutie is, voor de krant, vooral een probleem voor het Westen.[355] De dienaar van de westerse belangen staat immers op wankele benen. De problemen van de Zaïrese bevolking, toch de voornaamste oorzaak van de zwakke positie van Mobutu en de inlandse oppositie, krijgen echter nauwelijks aandacht .
Het herstelplan, aangekondigd na de Shaba-crisis van 1977, is nog steeds niet in werking getreden. De oorzaken voor het uitstel zijn het getreuzel van Mobutu om het Westen garanties te geven dat hij het herstel van Zaïre zal aanvatten en de aarzeling van West-Duitsland en de VS, die twijfelen of ze het zieltogende regime nog wel willen steunen.
La Libre is er echter nog steeds van overtuigd dat er geen alternatief is voor Mobutu. Het Westen heeft dus geen andere keus dan het regime van Mobutu te steunen en te helpen om de problemen op te lossen die zich stellen in een land dat één van de meest voorspoedige van het continent zou kunnen zijn. Indien de inval in Shaba ditmaal beter is voorbereid, dan moet het Westen een sterkere troepenmacht voorzien dan de Marokkaanse regimenten bij de vorige invasie. Indien het Westen dit nalaat, is een doemscenario onafwendbaar. Dan verdwijnt Zaïre en wordt de hoeksteen van de stabiliteit in Centraal–Afrika vervangen door een amalgaam van kleine rijkjes, waarna de chaos onoverzienbaar om zich heen zal grijpen. Bovendien is de kans dan erg groot dat de kopermijnen in handen van de Sovjets en de Cubanen vallen. Deze nachtmerrie moet voor La Libre ten allen prijzen vermeden worden: “Ce serait refaire du Zaïre le théâtre d’une sanglante confrontation indirecte entre les deux grandes idéologies du monde à travers les tensions ethniques.”[356]
Enkele dagen later wordt het nieuws van de dood van de Europeanen in Kolwezi bekendgemaakt. La Libre reageert, maar geeft duidelijk een andere interpretatie aan de gebeurtenissen dan de Nederlandstalige kranten.[357] De krant uit als enige manifest geen kritiek op de Franse operatie. La Libre erkent het andere (economische) doel van de Franse operatie, maar betoogt dat zonder de Franse interventie er nog veel meer doden waren geweest. De krant verwijst eerder naar gebeurtenissen in België als mogelijke oorzaak van het hoge dodentol in Kolwezi. Ze stelt zich vragen bij het bijna openbare debat dat voorafging aan de Belgische missie. Heeft dit in Kolwezi de situatie niet doen verslechteren, vraagt La Libre zich openlijk af. De krant verwijt de Belgische regering ook dat ze na de eerste inval geen maatregelen heeft genomen om de situatie in Zaïre ingrijpend te wijzigen.[358]
Men kan deze woorden van La Libre interpreteren als een verwijt aan de Belgische regering dat ze te laat aan haar evacuatieplannen is gaan werken. Maar, in het licht van de teneur in de voorgaande artikels en van de impliciete goedkeuring van de Franse actie, kan dit ook gezien worden als een verwijt aan de Belgische regering die nagelaten heeft Mobutu te helpen. Het lijkt er dus op dat La Libre had gewild dat ook België, zoals Frankrijk, een interventiemacht had gestuurd om Mobutu uit de nood te helpen.
La Libre wil echter niet “de volledige verantwoordelijkheid voor de tragedie bij Brussel leggen”. President Mobutu heeft ook zijn aandeel in het drama. De president heeft nooit echt werk gemaakt van de onderhandelingen die een nieuw herstelplan voor Zaïre moesten uitwerken. De president heeft bovendien weinig lessen getrokken uit “Shaba I”. Mobutu heeft zich met een ongenadige repressie gewroken op de provincie en heeft zijn leger zwaar verzwakt door het te zuiveren van alle Baluba- en Bakongo-officieren.
Bovendien heeft de onenigheid tussen de westerse landen de concrete uitwerking van de hulpplannen vertraagd. Volgens de krant creëerde de verdeeldheid van het Westen een mooie gelegenheid voor de USSR om het evenwicht in Afrika te verstoren. Het is immers de vorming van de “Eurafrikaanse eenheid”, die de Sovjetunie verontrust.
La Libre Belgique ziet het conflict in Shaba bijna als een mogelijke aanleiding tot een nieuw wereldconflict. Actie en eenheid in het Westen zijn daarom meer dan ooit nodig. Het Westen moet samen met Zaïre de handen in elkaar slaan om er de economische en politieke malaise te lijf te gaan. Zoniet dreigt er een catastrofe die niet alleen Zaïre, maar ook Afrika, Europa en zelfs de wereld in brand kan zetten, vreest La Libre. “[...] Il ne s’agit pas si on va aider le président Mobutu à garder le pouvoir, mais de savoir si l’on veut sauver l’Afrique et l’Europe.”[359]
Ook La Libre Belgique wil dus dat de Belgische houding tegenover Zaïre wijzigt en ijvert voor nieuwe hulpplannen. De nieuwe Europese en westerse hulp aan Zaïre moet voor La Libre een dam opwerpen tegen de verdere destabilisering van Afrika die door de Sovjetunie wordt beoogd.[360] De hulp aan Zaïre en het Mobutu-regime moet daarom net opgetrokken en geïntensifieerd worden. België moet, als klein land, ook niet de betrachting hebben om Frankrijk de pas af te snijden, oordeelt de krant, waarmee ze eigenlijk ingaat tegen de toon van De Standaard.
Deze plannen van de krant staan dus lijnrecht tegenover de voorstellen die door de socialistische zuil worden gedaan. Ook op andere punten staan beide tegenover elkaar. Zo veroordeelt La Libre de uithalen van de liberale partij in het kamerdebat, maar beschouwt ze ook de reactie van de socialisten het parlement onwaardig. De duidelijkste positionering komt er tijdens de rel tussen Mobutu en de RTBf, op het ogenblik dat ook Vooruit uithaalt naar La Libre. De Waalse krant haalt in een opiniestuk uit naar degenen die de problemen in Shaba nog altijd als een binnenlands conflict zien.[361] De krant beschouwt de aanhangers van deze theorie als naïevelingen die de situatie onderschatten. Het is duidelijk dat La Libre ondermeer doelt op de Vlaamse socialisten, de vurigste verdedigers van deze these.
“Ce qui est plus grave c’est qu’on ne prend pas la tragédie par le bon goût si l’on croît qu’il s’agit d’une opération de révolte de Zaïrois légitimement mécontents du régime et du standard de vie en recul brutal depuis plusieurs années. ”[362]
Dat de relatie tussen La Libre Belgique en president Mobutu nog steeds goed is, blijkt later. Op 10 juni verschijnt er een interview in de krant dat Jean Kestergat heeft afgenomen van de Zaïrese president.[363] Dit interview gelijkt qua opzet op het interview dat diezelfde Kestergat een jaar eerder had met Mobutu, in vergelijkbare omstandigheden. Ook toen mocht Mobutu, nadat zijn regime gered was door een buitenlandse interventie, zonder enige kritiek zijn visie geven op de Shaba-crisis, zijn relatie met België en het Westen en de problemen in Zaïre minimaliseren. In dit interview gebeurt dit opnieuw. Mobutu doet zijn zeg over zijn conflict met minister van Buitenlandse Zaken Simonet, over de Belgische coöperanten en technici die hij onmiddellijk zou kunnen vervangen, over zijn dalende populariteit en de economische toestand in Zaïre. De Zaïrese president krijgt zo de kans om zonder enige kritiek alles te weerleggen wat hem wordt aangewreven.
Dit interview reflecteert treffend de toon die La Libre Belgique tijdens Shaba I en II steeds heeft aangehouden ten opzichte van de Zaïrese president.
8.2.4.Le Peuple
Le Peuple schat de situatie voor president Mobutu bij de tweede inval van de Katangese gendarmes somber in. De krant beschouwt het als een teken van zwakte van het Zaïrese leger dat president Mobutu buitenlandse hulp vraagt voor een inval van vierduizend strijders.[364] Het dagblad herinnert er trouwens aan dat het Mobutu zelf is die zijn leger zo heeft verzwakt, door zijn eliminaties na “Shaba I”.
De krant waarschuwt uitdrukkelijk voor het gevaar om het conflict groter te zien dan het is, namelijk als een strijd in Afrika tussen “revolutionairen” en “contrarevolutionairen”. Daarmee staat ze op dezelfde golflengte als Vooruit en lijnrecht tegen La Libre en De Standaard. Le Peuple staat daarom ook achter de afwachtende houding die België en de VS voorlopig aannemen.[365]
Wanneer duidelijk wordt dat de Belgische regering de evacuatie van de Belgen in Kolwezi voorbereidt, publiceert PS-voorzitter Andre Cools een commentaarstuk.[366] Hierin wijst hij op het strikt humanitaire karakter van de missie, die op geen enkel ogenblik de indruk van partijdigheid mag wekken. De actie van Frankrijk in Kolwezi wordt dan ook openlijk afgekeurd door de socialistische partij, die in Le Peuple een speciale mededeling laat verschijnen, waarin ze de actie veroordeelt.[367]
De ontdekking van de massamoord op de Belgen in Kolwezi veroorzaakt ook bij Le Peuple afgrijzen.[368] Voor de krant bewijzen deze feiten wel dat de Belgische beslissing de juiste was. Het dagblad wijst de rebellen aan als de schuldigen, maar veroordeelt ook president Mobutu. Ontwikkelingshulp is niet mogelijk in een land waar de veiligheid van de coöperanten niet kan gewaarborgd worden. De Zaïrese president kan zelf ook de stabiliteit en de veiligheid herstellen volgens de krant, zonder de aanzienlijke westerse hulp waar voor gepleit wordt. Het uitroeien van de corruptie en het herstel van het economisch evenwicht zullen de politieke stabiliteit bevorderen: “La stabilité politique du régime du président Mobutu dépend certainement du rééquilibrage économique de ce grand pays africain. Aussi sans doute l’élimination de la corruption qui y règne…"[369]
Maar een merkelijke verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking en een verzoenende politiek (en geen repressie zoals in 1977), zijn ongetwijfeld de beste garantie op politieke stabiliteit en een veiliger Zaïre, aldus Le Peuple.
De visie van Le Peuple staat dus, net als bij Vooruit, lijnrecht tegenover de visie en de voorstellen van de liberaal-conservatieve fracties en pers. Wanneer de liberale parlementsfractie uithaalt naar de regering in het debat over de missie van de Belgische para’s in Kolwezi, haalt Le Peuple op zijn beurt zwaar uit naar de Waalse liberale fractieleider André Damseaux.[370] De krant noemt de tussenkomsten van de parlementair ridicuul, wegens zijn “francolâtrie”, zijn blinde liefde voor Frankrijk. Zijn demagogische uithalen naar de regering vindt Le Peuple bovendien van weinig waardigheid getuigen tegenover de slachtoffers in Kolwezi.
De krant vormt ook één front met de socialistische partij wanneer de liberale fractie het voorstel van een permanente troepenmacht bekendmaakt. Voor de socialistische partij is een dergelijke permanente troepenmacht onaanvaardbaar en ingegeven door louter neokoloniale motieven. De krant onderschrijft deze visie in een opiniestuk van een journalist die zich het pseudoniem “Zorro” aanmeet en geeft André Cools de gelegenheid diezelfde mening te verkondigen in een eigen commentaarstuk.[371] Cools benadrukt in dit opiniestuk ook dat de ontwikkelingssamenwerking niet mag ingegeven worden door economische motieven, maar in de eerste plaats moet tegemoetkomen aan de noden van de bevolking. [372] Hiermee reageert hij op de voorstellen van de liberale conservatieve fracties.
In een wekelijks commentaar op het buitenlandse nieuws worden de economische belangen die de westerse landen nog steeds hebben in hun oud-kolonies gezien als de oorzaak van conflicten zoals de Shaba-crisis. De auteur voert aan dat het neokolonialisme, dat overduidelijk aanwezig is in Zaïre, een voedingsbodem biedt voor corrupte en inefficiënte regimes.
"… trop de régimes corrompus et inefficaces, qui répondent parfaitement à l’image d’un néo-colonialisme à peine caricatural, et dont les dépenses de prestige absorbent le plus clair du revenu national au lieu que l’élite dirigeante devrait donner l’exemple de l’austérité."[373]
Het is duidelijk dat de socialistische kranten een manifest tegengestelde visie hebben op de gebeurtenis als de liberale en conservatieve pers. De kranten lijken na verloop van tijd meer aandacht te hebben voor elkaars standpunten dan voor het lot van het Mobutu-regime.
8.3. Conclusie
De analyse vermeldde het al verscheidene keren: de tweede Shabacrisis laat de tegenstellingen tussen de verschillende kranten sterk naar boven komen.[374] De socialistische kranten Vooruit en Le Peuple staan meer dan eens lijnrecht tegenover de opvattingen van La Libre Belgique en in mindere mate De Standaard.
Het meest fundamentele verschil is de wijze waarop de Shaba-oorlog gepercipieerd wordt. Vooruit en Le Peuple beschouwen de inval als een binnenlandse opstand, tegen het dictatoriale Mobutu-regime. De grote oorzaak van de crisis is het wanbeleid van Mobutu, dat verantwoordelijk is voor de armoede en de onvrede van de bevolking in Zaïre. President Mobutu is voor geen van de socialistische kranten dan ook een garantie op stabiliteit, integendeel. Hij is net het fundamentele probleem van de regio en geen enkel hulp- of herstelplan heeft een kans op slagen zolang de fundamentele oorzaak van alle chaos, Mobutu zelf, aan de leiding van de Zaïrese staat blijft staan. De mogelijke Cubaanse of Russische betrokkenheid wordt in beide kranten nauwelijks vermeld. Vooruit maakt door middel van expliciet, negatief gekleurd woordgebruik (“arrogante despoot”, “knettergekke Mobutu”) duidelijk wat ze denkt over de persoon van Mobutu.
Bij de twee conservatieve kranten wordt de Shaba-crisis wel in het licht van de Koude Oorlog gezien. De twee zijn er als de dood voor dat de mijnen in Shaba in de handen komen van de communistische machten. Beide kranten hebben wel een andere visie op een mogelijke oplossing voor de kwestie. De Standaard lijkt op het eerste ogenblik erg pessimistisch over het lot van Mobutu. De president wordt verantwoordelijk geacht voor de zwakte van zijn troepen en de snelle opmars van de Katangese gendarmes. De krant oordeelt dat de situatie alleen nog kan opgelost worden door onderhandelingen tussen de grote machten. België heeft hierin slechts één taak, de veiligheid van zijn burgers waarborgen. Net daarom mag de evacuatie geen interventie ten voordele van het regime lijken. Dit zou ook de internationalisatie van het conflict nog kunnen bespoedigen. Bovendien moet België rekening houden met een regimewissel in Zaïre en moet samenwerking met de nieuwe leiders ook mogelijk zijn. La Libre Belgique ziet ook de fouten van het Mobutu-regime in, maar oordeelt dat de situatie nu vooral actie vereist. Het Westen moet zijn aanwezigheid in Zaïre gevoelig opdrijven om het oprukkende communisme een halt toe te roepen. De Waalse krant is dan ook als enige krant niet verontwaardigd over de Franse actie. Het lijkt er zelfs op dat ze betreurt dat België niet aan de Franse operatie heeft deelgenomen.
De drie overige kranten zijn zoals gezegd verontwaardigd over de Franse actie.[375] Alle drie schrijven ze de dood van de Europeanen gedeeltelijk toe aan het “Franse imperialisme”. De Standaard is ook om economische redenen niet echt te spreken over de Franse actie. De krant lijkt zich machteloos te voelen terwijl Giscard d’Estaing de Belgische belangen inpalmt in Zaïre. La Libre heeft ook met die zijde van de Franse actie geen problemen: dit verhoogt immers alleen maar de westerse aanwezigheid in Shaba.
Alle vier de kranten pleiten ook voor een vernieuwde Belgische Zaïre-politiek. Voor de socialistische kranten concentreert deze nieuwe politiek zich vooral op een nieuwe beleid in Zaïre. La Libre blijft daarentegen Mobutu steunen. Enige kritiek op Mobutu en zijn regime komt er nauwelijks. De “luipaard” is de enige garantie op stabiliteit en de beste verdediger van de westerse belangen. De Belgische regering moet de hulp aan Zaïre, samen met andere westerse landen, wel gevoelig opdrijven. De krant pleit onder meer voor een permanente westerse troepenmacht die de werking van de mijnen garandeert. La Libre Belgique toont zich zo eigenlijk een onverholen voorstander van een neokoloniaal regime. De Standaard pleit vooral voor het kaderen van de Zaïre-politiek in de Koude Oorlogcontext. Deze krant is eerst van mening dat Mobutu, na de ontdekking van de Europese doden, niet meer kan aan blijven, maar wijzigt kort daarop haar houding. Manu Ruys beschouwt Mobutu als de minst gevaarlijke keuze, zij het duidelijk niet meer van harte.
De meningen in de pers liggen zo diametraal tegenover elkaar dat op de duur de socialistische kranten en La Libre Belgique ook elkaar aanvallen en hekelen. Vooruit ziet La Libre, de conservatieve parlementsleden en de ‘haute-finance’ als de verantwoordelijken voor de “zwakke buitenlandse politiek” die zelfs inmenging van Mobutu toelaat in de Belgische media, alleen maar om de Belgische belangen te verdedigen. La Libre beschouwt de socialistische pers op zijn minst als naïef, omdat deze de communistische dreiging niet ziet of niet wil zien.
Ten slotte nog een woordje over de kwantitatieve gegevens. De tweede Shaba-crisis krijgt veel meer aandacht in de pers dan de eerste crisis. De aandacht neemt ook een hoge vlucht op het ogenblik dat de operatie van de Belgische para’s bekend raakt. Na de ontdekking van de moorden op de Europese bewoners van Kolwezi en de aankomst van de geëvacueerde Belgen op de luchthaven van Melsbroek-Zaventem, beheersen de getuigenissen van de geëvacueerden dagenlang de voorpagina’s van de kranten. De discussies die de volgende dagen in de kranten gevoerd worden, gaan vooral over de garanties die gegeven moeten worden om de veiligheid van de Belgen te waarborgen. Dit is ook het belangrijkste criterium waar Mobutu uiteindelijk op beoordeeld wordt. Nergens wordt er melding gemaakt van de Zaïrese slachtoffers die het geweld geëist heeft.
Ook de foto’s die in de context van deze gebeurtenis in de kranten verschijnen, zijn bijna exclusief beelden van landgenoten: vertrekkende para’s of geëvacueerde burgers. Buiten de traditionele illustraties van Mobutu en zijn soldaten verschijnen er eigenlijk nauwelijks foto’s uit de Shaba-provincie zelf. Het is duidelijk dat het nieuws uit Shaba vooral nieuws is geworden omdat er landgenoten bij betrokken raakten.
9. De schuldencrisis ( 30.10.1988- 30.7.1989)
9.1. Historische achtergrond
De relatie tussen België en zijn oud-kolonie is nooit vrij geweest van donderwolken. De eerste maanden na de onafhankelijkheid liep het al erg verkeerd. Na de toespraak van premier Lumumba naar aanleiding van de onafhankelijkheidsviering op 30 juni 1960, was de eerste premier van Kongo de vijand nummer één geworden van het Belgische establishment. De openlijke Belgische medewerking aan de Katangese secessie en de Belgische betrokkenheid bij de moord op Lumumba zijn dieptepunten van de Belgische bemoeizucht na de onafhankelijkheid van Kongo.[376]
Ook tijdens het bewind van Mobutu zijn de verhoudingen tussen Kongo/Zaïre en België (het is wellicht juister te spreken over de relatie tussen president Mobutu en België) geen voorbeeld van stabiliteit. Periodes van grote liefde worden afgewisseld met periodes van koude oorlog. De redenen voor deze wispelturige band tussen België en Zaïre zijn even talrijk als de scherpe uithalen die over en weer geslingerd worden. Wat opvalt is dat Mobutu niet alleen op officiële verklaringen reageert, maar vaak nog veel scherper uit de hoek komt wanneer hij in de Belgische pers kritiek op hem ontwaart. Mobutu startte zijn opmars naar de top nochtans als journalist en genoot van een stage in België voor de onafhankelijkheid.[377] De invulling die Mobutu geeft aan persvrijheid, beantwoordt niet aan de gemene Belgische normen. Dit “verschil in visie” zal vaak het beginpunt zijn van een twistperiode tussen Mobutu en België, of tussen Mobutu en een journalist of een Belgisch politicus. Zo noemde Mobutu Colette Braeckman, journaliste bij Le Soir en één van de meest kritische journalisten van het regime, de “passionara van het antimobutisme”.[378]
Mobutu is, zoals alle Zaïrezen die voor 1960 geboren zijn, een product van de Belgische kolonisatie. Hij is door missionarissen beïnvloed, heeft zich door het stadium van de “évolué” moeten worstelen en kent ook de vernederingen die zijn landgenoten hebben moeten doormaken. Hij kent ook de Belgische politiek, met zijn kleine kantjes. Vaak wordt beweerd dat het Mobutu stak dat hij in Afrika één van de toonaangevende leiders was en ontvangen werd door de grootste wereldleiders, maar dat de Belgen hem steeds bleven beschouwen als Joseph Désiré, product van de Belgische missionarissen.[379]
Het is zeker niet steeds Mobutu die de vlam aan de lont te stak. Bij de nationalisering van de Union Minière du Haut Katanga in 1967 en van de Zaïrese economie in 1973 was de reactie vanuit België vaak erg scherp. Dit kon gaan van waarschuwingen aan het adres van Mobutu tot vernederende analyses over de capaciteit van Zaïrese bestuurslui. Het heeft bij velen in België duidelijk lang geduurd eer ze konden aanvaarden en begrijpen dat Kongo/Zaïre een onafhankelijke natie was en geen verlengstuk van de binnenlandse Belgische politiek.[380]
Als er één zaak is die als een rode draad tussen alle ruzies, verzoeningen en wapenstilstanden liep, waren het wel de wederzijdse economische belangen. Ook nog lang na de dekolonisatie leefden beide landen in een soort van economische symbiose met elkaar. Mobutu wist maar al te goed dat hij de Belgen vooral op economisch gebied kon treffen. Zaïre was in België een veel te belangrijke economische factor om het land te laten vallen. Duizenden jobs hingen eigenlijk rechtstreeks af van de verwerking van Zaïrese grondstoffen. Geen enkele politicus zou het in zijn hoofd halen om de banden met Mobutu en Zaïre te verbreken. Wanneer de ‘Guide’ in de jaren zeventig toenadering zoekt tot Frankrijk, is het tandengeknars in Brussel tot in Kinshasa te horen. Tezelfdertijd wist Mobutu ook wel dat hij in de Belgen een trouwe bondgenoot had. In de VS en in internationale instellingen had België nog steeds een gezaghebbende stem in materies die Zaïre aangingen. [381] Zowel in 1975 als in 1978 (na “Shaba II”) had Mobutu de Belgische steun nodig om kredieten bij het IMF los te krijgen. Met een mengeling van dreigementen, chantage en overvloedige banketten en geschenken bij ministeriële bezoeken, verzekerde Mobutu zich van de nodige Belgische steun[382]. Of het nu van harte was of niet, Mobutu zorgde ervoor dat zijn relatie met België geen onomkeerbare wending nam.
In 1988 was het tijd voor een volgende episode in het stormachtige verhaal van de Belgisch-Zaïrese verbondenheid. Eind jaren tachtig waren er wel verscheidene zaken veranderd. Mobutu zag zichzelf misschien nog steeds als de grote Afrikaanse leider, maar voor de buitenwereld was hij het symbool geworden van dictatoriaal wanbeheer. De internationale financiële instellingen hadden al gedreigd hun kredietverleningen stop te zetten indien hij niet begon met de aflossing van zijn schulden. In België had het imago van de president ook grote schade opgelopen. In 1984 oogst premier Martens met zijn uitroep: “Ik hou van dit land, zijn mensen en zijn leiders!”, tijdens een bezoek aan Zaïre een storm aan kritiek. De publieke opinie zou nieuwe financiële inspanningen van de regering ten voordele van Mobutu in deze economisch moeilijke tijden niet appreciëren. Ook de wereld verandert. Het einde van de Koude Oorlog is in zicht. Mobutu’s belangrijke strategische positie is louter gevestigd op de vrees van het Westen voor het communisme. Indien hij relevant wil blijven, moet de president aan een reconversie beginnen denken. Dit gebeurt ook. Mobutu werpt zich eind jaren tachtig op als de vredesstichter in Afrika. Hij wordt de Afrikaanse drijvende kracht achter de vredesonderhandelingen in zuidelijk Afrika, herstelt de banden met Angola en paait de Fransen door troepen naar Tsjaad te sturen. De president slaagt er zo in zijn strategisch belang in de regio te behouden, wat de Amerikanen en de Fransen niet ontgaat.
Mobutu neemt ook het voortouw in een andere problematiek die in de jaren tachtig opkomt: de schuldverlichting van de Derde Wereld. Het is duidelijk dat de schulden van de armste landen als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangen en investeringen die de ontwikkeling bevorderen onmogelijk maken. De Zaïrese president is één van de leiders die op de barricades klimt. Met slogans zoals: “Wie is schuldig aan wie?”, die hij in de botsingen met België al meermaals had kunnen gebruiken, neemt Zaïre het voortouw in de Afrikaanse kruistocht tegen de ‘structurele aanpassingen’. Mobutu’s verzet heeft resultaat. In 1987 verkrijgt Zaïre een spectaculair herschikkingakkoord.[383] Andere landen met dezelfde schuldenlast genieten niet dezelfde voorkeursbehandeling. Er wordt beweerd dat Mobutu de herschikking te danken heeft aan zijn steun aan de rebellenbeweging Unita.[384] Mobutu heeft niet meer het aanzien van vroeger, maar hij staat internationaal dus nog altijd sterk.
De kortsluiting tussen Zaïre en België , bekend staat als “de schuldencrisis”, kent haar aanloop in de herfst van 1988.[385] Begin november reist premier Martens naar Zaïre voor een officieel bezoek. Tien dagen voordien heeft België tien arme landen een vrijstelling van betaling gegeven voor een termijn van tien jaar. Ook Zaïre is daarbij. De schuldverlichting komt voor Zaïre neer op 1 miljard oude Belgische frank. Erg veel brengt het de oud-kolonie echter niet op. De eerste jaren moest het sowieso niet veel terugbetalen. Bovendien gaat het om leningen van staat tot staat, terwijl de Zaïrese schuld zich vooral concentreert bij de Delcrederedienst. Het gaat namelijk om onbetaalde leveringen van Belgische particulieren die zich hiervoor kunnen verzekeren bij de Delcrederedienst , dus om commerciële schulden.
Wanneer Martens in Gbadolite landt, houdt Mobutu een persconferentie die de toon zet voor de rest van het bezoek. De president zingt de lof van Canada, dat de Zaïrese schuld volledig heeft kwijtgescholden. Hij vraagt zich af waarom België dit ook niet doet. Voorts heeft Mobutu het over de morele schuld van België, over de mishandelingen die ook hij heeft moeten ondergaan, over de koloniale schuld en de beloftes die België nooit is nagekomen. Hij hekelt ook de aanvallen op zijn waardigheid waarvan hij het slachtoffer is in de Belgische pers. Mobutu heeft trouwens om die reden drie Vlaamse journalisten een visum geweigerd.[386]
Martens bezoekt voor de rest van de reis vooral economische projecten, Mobutu ziet hij niet meer. Op zijn afscheidsdiner verklaart Martens dat zijn gevoelens voor Zaïre nog altijd dezelfde zijn als in 1981, allusie makend op zijn uitspraak die toen een storm van kritiek oogstte. De premier stoot zich blijkbaar tweemaal aan dezelfde steen. Bij zijn terugkeer wordt Martens met kritiek overladen, zowel in de pers als in het parlement, waar coalitiepartner Louis Tobback het voortouw neemt. Vanaf dan ontstaat er een sneeuwbaleffect. Mobutu, die weer geconfronteerd wordt met kritiek in de Belgische pers, reageert heftig.[387] Dit is meteen de scherpste crisis tussen de twee landen sedert het begin van het bewind van Mobutu. Dit conflict krijgt zijn weerklank binnen de Belgische regering door voortdurende meningsverschillen tussen premier Martens, en Tindemans, zijn minister van Buitenlandse Zaken, beiden nochtans christen-democraten. Hierdoor wordt een consequente lijn in de houding tegenover de manoeuvres van Mobutu onmogelijk.
Deze schuldencrisis is bovendien geen puur Belgisch-Zaïrese aangelegenheid. Het probleem van de torenhoge schuldenlast heeft een internationale dimensie en is eigen aan alle Afrikaanse landen. Terwijl Mobutu streeft naar bilaterale akkoorden, wil België - en het volgt hiermee de politiek van het IMF en de Wereldbank- een oplossing in een breed, internationaal kader.[388]
Het voortbestaan van de Belgische technische bijstand, waarbij technici Zaïre moesten bijstaan bij een schuldherschikking, wordt door Mobutu officieel in vraag gesteld. Het buitengewoon congres (10 tot 13 januari 1988) van de MPR besluit tot de opzegging van het verdrag rond de ontwikkelingshulp van 1976. De Belgische regering, die de feiten achterna holt, beperkt op 14 januari de ontwikkelingssamenwerking tot de afwerking van de bestaande projecten .
Tot tweemaal toe reist Tindemans naar Kinshasa, maar de sfeer wordt telkens vergiftigd door een gerechtelijk beslag dat een Brusselse rechtbank laat leggen op bezittingen van Mobutu in België.[389] Het antwoord van Mobutu is theatraal: hij schenkt al zijn Belgische bezittingen aan de Zaïrese staat. De MPR eist, na een mislukt bezoek van Nguza aan Brussel, dat alle Zaïrese studenten België verlaten en dat alle Zaïrezen, naar het voorbeeld van de ‘Guide’, hun onroerend bezit in België liquideren.
Mobutu zendt op 9 december 1988 “une mission de clarification” naar Brussel. Deze missie bestaat uit Kamanda wa Kamanda, de nummer twee van de MPR, Mpinga Kasenda, een gewezen eerste minister en vice-premier Nimy. Op 11 december kondigt delegatieleider Kamanda in een openbaar debat op de RTBf het einde van de “relations priviligiées” tussen de twee landen aan. In de loop van het debat wordt het dubbele doel van de missie duidelijk: de Belgische publieke opinie wordt bespeeld door enerzijds het schuldgevoel van de gewezen koloniale overheid aan te scherpen en anderzijds de verantwoordelijkheid voor de schuld af te schuiven op onrendabele investeringen, in het kader van een ontwikkelingssamenwerking die vooral de Belgische ondernemingen ten goede komt.
In februari 1989 aanvaardt Mobutu de bemiddeling van Marokko in het geschil. Volgens de president gebeurde dit onder druk van Koning Boudewijn.[390] Deze bewering is verwonderlijk, aangezien in de verhitte sfeer tussen de twee landen – voor het eerst – ook de Belgische koninklijke familie niet gespaard is gebleven van beledigingen. De MPR had op haar Congres in januari openlijk opgeroepen om als wraak voor de beledigingen van Mobutu in de Belgische pers een lastercampagne te organiseren tegen het Belgische koningshuis. De echte reden is, volgens de meeste waarnemers, dat Mobutu steeds meer geïsoleerd raakt in eigen land, terwijl België blijvend wordt gesteund door zijn bondgenoten, zelfs door Frankrijk, en door het IMF.
Vanaf mei komt er een kentering. Op de “Top van de francofonie” in Dakar (mei 1989) komt er een akkoord tussen Martens en Mobutu. In ruil voor een aanzienlijke vermindering van de commerciële schuld laat Zaïre zijn eisen rond het ‘contentieux colonial’ vallen. Bovendien wordt bij een herschikking van de Belgische regering op 19 juni Tindemans vervangen door M. Eyskens .
Op 26 juli wordt in Rabat een raamakkoord getekend dat een einde maakt aan het geschil, maar nooit zal worden uitgevoerd. De schuldencrisis heeft de ogen van de Belgische politici geopend: de steun aan Mobutu is niet meer vanzelfsprekend en de hernieuwing van de vroegere nauwe relatie met het Zaïre van Mobutu is uitgesloten. Het ontbreken in het ontwerp van het akkoord van elke verwijzing naar het respect van de mensenrechten in Zaïre, doet in het linkse kamp misnoegdheid ontstaan. Maar het akkoord blijft dode letter, want nog voor de definitieve tekst ervan wordt bekrachtigd, komt de moordpartij op de campus van Lubumbashi.
9.2. Analyse
9.2.1.De Standaard
Voor het vertrek van premier Martens naar Zaïre laat Manu Ruys zijn licht schijnen over zijn verwachtingen bij deze reis.[391] Ruys geeft aan dat de jaren hun invloed hebben op de relaties tussen beide landen. Door de verkoop van de Generale Maatschappij aan de Franse holding Suez is de greep die België onmiskenbaar nog steeds had op de Zaïrese economie, verminderd. De relaties tussen België en Zaïre zijn evenwel nog sterk en de band die de landen in het verleden met elkaar hebben opgebouwd, maakt dat de Belgische ministers in Gbadolite als “oude vrienden” zullen ontvangen worden.
Zaïre is vandaag een noodlijdend land, waar niets nog naar behoren functioneert. Deze toestand is te wijten aan het wanbeheer van het regime dat alleen nog voor zichzelf aandacht heeft, aldus de opiniemaker.
“Zaïre bevindt zich in een noodsituatie, Mobutu zelf heeft dat bij herhaling erkend. De staatskas en de schuldenlast zijn een catastrofe. De economie, het onderwijs, de gezondheidszorg en het verkeersnet zijn verloederd. De leidende standen dienen niet de bevolking maar denken slechts aan het haastig en vaak illegaal binnenrijven van kleine en grote profijten. ”[392]
Toch mag België Zaïre niet laten vallen. Dit om de redenen die genoegzaam bekend zijn en al drie decennia lang worden aangehaald in De Standaard: de strategische ligging en de economische mogelijkheden. Ruys vermeldt zelfs openlijk dat het die strategische belangen zijn waarop Mobutu zijn legitimiteit gebaseerd heeft. De krant is hem in het verleden trouwens om die redenen altijd blijven steunen.”[393]
Het echte doel van de reis moet volgens Ruys daarom de uitwerking worden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Zaïre. De schuldverlichting die België Zaïre waarschijnlijk zal toekennen, is voor Ruys onvoldoende. België moet verder kijken dan dat, zelfs al verder dan het tijdperk Mobutu. De samenwerking moet op lange termijn en in de diepte herschikt worden.
Na de voorbeschouwing op de reis, volgt er ook een evaluatie.[394] Ruys is niet onverdeeld positief. Het resultaat van de reis oogt goed wat het strategische gedeelte betreft, in het bijzonder het overleg over zuidelijk Afrika. De afwikkeling van de financiële kwesties daarentegen is volgens De Standaard minder geslaagd. De Belgische delegatie heeft geen eenduidige reactie gegeven op Mobutu’s vragen naar schuldherschikking, waardoor de Zaïrezen op een aanzienlijke schuldvermindering rekenen.
Ruys is echter erg negatief over de Belgische “schroom”, zoals hij het zelf noemt, om de Zaïrese leiding te wijzen op haar falend beleid.
“In afwachting van wat de kabinetsraad beslist, mag worden betreurd dat men niet tot de kern van de zaak doordrong, de kern die de Zaïrese bevolking in een onvoorstelbare armoede opsluit : de Zaïrese ziekte. Het land sterft aan het falend management van de overheid en het incivisme van een elite, die verknocht is aan buitenlandse zakenmilieu’s die het land leegmelken. Hadden onze ministers daar niet moeten op wijzen? ”[395]
Het is volgens Ruys ook de wijdbekende corruptie van het regime die het voor de Belgische regeringsleiders moeilijk maakt om de Belgische publieke warm te maken voor hulp aan Zaïre. Net daarom is het des te betreurenswaardiger dat de Belgische equipe niet de moed heeft gehad het regime op zijn fouten te wijzen.
Het is wel opmerkelijk dat Ruys uithaalt naar de buitenlandse zakenmilieus, terwijl hij altijd de pleitbezorger is geweest van sterke Belgisch-Zaïrese relaties, net om die zakenrelaties tussen beide landen te consolideren. Vele van die buitenlandse zakenmilieus waren heel lang Belgisch. De minder strakke Belgische greep op de Zaïrese economie maakt kritiek, die vroeger niet openlijk gegeven werd, nu wel mogelijk .
Na het bezoek van premier Martens gaat de relatie tussen beide landen snel achteruit. We maken een sprong in de tijd naar januari 1989, wanneer de relaties tussen België en Zaïre definitief dreigen verbroken te worden. Een interview van Mobutu aan Le Monde en de uitvallen van het Zaïrese persagentschap AZAP zetten kwaad bloed in België.[396] Ook De Standaard reageert verontwaardigd. In zulke omstandigheden is een samenwerking tussen beide landen niet meer mogelijk volgens Manu Ruys.[397] De Belgisch-Zaïrese gemeenschappelijke geschiedenis is reeds lang vervlogen en de uitvallen van de Zaïrese pers en regering maken het voor de Belgische politici erg moeilijk om de bevolking nog warm maken voor de hulp aan de oud-kolonie. Bovendien zijn enkele typische Belgische instituten, die de band met de oud-kolonie symboliseerden, verdwenen: de missionarissen en koning Boudewijn, die na een directe aanval op zijn persoon trouwens gebroken had met zijn oude vriend uit Kinshasa.
De Belgische regering krijgt in De Standaard lof voor haar beheerste reactie op de Zaïrese provocaties. Deze aanvallen van de Zaïrese leidende klasse zijn volgens Ruys symptomatisch voor een regime dat geen enkel waardebesef meer heeft.
“De regering heeft passend gereageerd op de onbeschoftheid van Kinshasa. De anti-Belgische stroming wordt weer een overstroming. Alles wat is misgelopen, heet de schuld van België te zijn. De Zaïrese verloedering zet de leidende stand niet aan tot zelfkritiek. Op zo’n basis kan niet gewerkt worden.”[398]
De aanvallen op België hebben volgens Ruys trouwens maar één echte reden:
“Het gaat al lang niet meer om de relatie met België maar om de overleving van het regime. Er woedt in Zaïre een machtsstrijd tussen de clans met de positie van Mobutu als de inzet. [...] Zaïre glijdt af naar confrontatie en chaos en het volk zakt weg in ellende. België dient als afleiding. Mobutu zijn gezag verzwakt.”[399]
Na de verbreking van de betrekkingen tussen Zaïre en het oude moederland duurt het tot juli van hetzelfde jaar 1989 eer de plooien definitief gladgestreken zijn. De hernieuwing van de samenwerking wordt bezegeld met het “akkoord van Rabat”, dat op 26 juli wordt ondertekend door minister van Buitenlandse Zaken Mark Eyskens (die de naar Europa vertrokken Tindemans was opgevolgd) en zijn Zaïrese ambtsgenoot Nguza Karl-I-Bond. We kijken naar de reacties in De Standaard op deze gebeurtenis.
Er verschijnen in De Standaard geen commentaarstukken die de mening van de krant en zijn hoofdredacteur weerspiegelen. De krant beperkt zich tot de eenvoudige berichtgeving over de gebeurtenissen. Toch kunnen we uit enkele opmerkingen afleiden hoe er bij De Standaard gedacht wordt over het verloop en het einde van het conflict. Zo verschijnt er in de krant na de aankondiging van de beslissende onderhandelingen in de marge van de viering van tweehonderd jaar Franse Revolutie een terugblik op de “schuldencrisis”. Hierin wordt nog eens de woede van Mobutu aangehaald, die verbolgen was over de kritiek die hij in de Belgische pers kreeg op het einde van 1988. “De totaal verschillende rol van de pers, het parlement en de regering in de Belgische samenleving was in Zaïrese ogen slechts een “formalistisch argument”.”[400]
Het gebruik van aanhalingstekens door de krant in dit fragment is een duidelijk teken van De Standaard dat zij -uiteraard- niet achter de overtuiging van de Zaïrese president staat, die meent dat de staat de pers moet controleren. Verdere kritische bemerkingen, bijvoorbeeld op de bepalingen van het akkoord - of op het bestaan van verschillende versies van het akkoord zoals later bleek - of het regime, komen in De Standaard niet meer voor.
9.2.2.De Morgen
De Vlaamse linkse krant De Morgen (de opvolger van Vooruit) reist in het zog van de Belgische delegatie naar Zaïre. De kwestie van de kwijtschelding van de Zaïrese schuld, die Mobutu tot het thema van het bezoek heeft gemaakt, wordt ook in De Morgen door Paul Goossens nader bekeken. [401]
Goossens begrijpt de positie van de ontwikkelingslanden, voor wie de enorme schulden een hypotheek leggen op alle initiatieven die de onderontwikkeling willen tegengaan. Het is voor de journalist evident dat het Noorden een inspanning doet voor het Zuiden om een oplossing te vinden voor dit probleem. Goossens oordeelt echter dat Mobutu iets te zeer alludeert op de vriendschapsbanden tussen België en Zaïre om van Brussel een schuldverlichting te bekomen: “Bij het Zaïrese staatshoofd is vriendschap pas interessant en geloofwaardig als er geld aan te pas komt.”[402]
Het probleem van de schuldverlichting is naast een financiële zaak eigenlijk nog veel meer een morele kwestie, aldus Goossens. En de reputatie van “De Afrikaanse Marcos” is op dat vlak intussen meer dan bezoedeld. Er kan dan ook eenvoudigweg geen sprake van zijn om deze Zaïrese president nog maar eens een financiële gunst te verlenen. Temeer daar de Belgische regering nog steeds met een begrotingstekort kampt. De regering zou alle geloofwaardigheid verliezen indien zij in België besparingsmaatregelen zou uitvaardigen terwijl zij in Zaïre met geld over de brug zou komen voor het regime.
“De Belgische bereidheid om Zaïre financieel te helpen zou een stuk groter zijn, mocht Moboetoe een fatsoenlijk staatshoofd zijn, dat zuinig beheert. Het tegendeel is waar. Zonder Moboetoe en zijn corrupte regime zou het voor de Belgische politici een stuk eenvoudiger zijn om bij de publieke opinie een gulle geste tegenover Zaïre te verantwoorden. Met Moboetoe is dat onmogelijk. ”[403]
Paul Goossens hoopt dan ook dat Martens en Tindemans niet bezwijken voor Mobutu’s charme of chantage: “Het zou niet de eerste keer zijn dat Belgische regeringsleiders onder de tropische zon ondoordachte beloften of uitspraken doen.”[404]
De journalist alludeert hierbij duidelijk op het incident uit 1981, toen Martens zijn liefde verklaarde aan “het land, zijn leiders en zijn bevolking”.
Wanneer Martens enkele dagen later zijn uitspraak parafraseert, is het protest dan ook navenant.[405] Ook bepaalde opmerkingen van Tindemans naar aanleiding van de geweigerde visa aan Belgische journalisten (onder meer aan de “passionara van het anti-Mobutisme, Colette Braeckman”) en de mensenrechten worden scherp bekritiseerd.[406] Opvallend is dat bij thema’s rond Zaïre en Mobutu vooral de tegenstanders van Mobutu aan het woord worden gelaten en dat de pleitbezorgers van de Zaïrese president eigenlijk nooit aan bod komen. Vooral SP-volksvertegenwoordiger en Afrika-specialist Louis Vanvelthoven en AGALEV-mandatarissen Hugo Van Dienderen en Magda Aelvoet worden vaak geraadpleegd.
De spanningen die in januari 1989 culmineren in de verbreking van de betrekkingen tussen België en Zaïre worden uiteraard ook in De Morgen besproken. Volgens de krant zijn de spanningen niets anders dan pogingen van het MPR-regime om een buitenlandse zondebok te vinden die de aandacht kan afleiden van de binnenlandse, dramatische economische situatie. Dit wordt door een oud-kolonel van het Zaïrese leger bevestigd in een interview. Aangezien Mobutu als alleenheerser de verantwoordelijkheid draagt omtrent de binnenlandse catastrofe, moet hij wel naar het buitenland uitwijken om een schuldige te zoeken.
“Bendera ziet niet in de eerste plaats het Zaïrese leger als sterkste troef van Moboetoe maar wel zijn ongeëvenaarde machiavellisme. Moboetoe heeft zichzelf altijd weten te handhaven als sluitsteen van het regime door rondom zich een luchtledige te scheppen.”[407]
Yves Desmet gelooft niet, zoals Manu Ruys, dat de dreigende breuk wel eens definitief zou kunnen zijn. Het is immers niet de eerste maal dat Mobutu met dit dreigement uitpakt. Wel is hij van mening dat de Belgische diplomatie eens haar tanden mag laten zien en niet steeds naar Kinshasa moet reizen om trachten de brokken te lijmen die Mobutu veroorzaakt, iets wat minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans tien dagen later trouwens nog zou doen .
“Nog steeds hanteert België een diplomatie die zich beperkt tot het achter de feiten aanhollen en het beleefd, haast smekend verzoeken tot een bestand. De zondebok ondergaat lijdzaam zijn rol. Dus wordt het niet eens tijd dat ook België zijn boekje gaat opendoen? ”[408]
In juli 1989 komt er, zoals gezegd, een einde aan de schuldencrisis. President Mobutu heeft van de Belgische regering een kwijtschelding van elf miljard Belgische frank kunnen verkrijgen, tien miljard meer dan oorspronkelijk voorzien. De Morgen is hier duidelijk niet mee opgezet. De krant benadrukt dat zij voorstander is van schuldherschikking voor de Derde Wereld en dat ze uiteraard van mening is dat de noodlijdende Zaïrese bevolking moet geholpen worden, maar dat spijkerharde garanties moeten ingebouwd worden dat de hulp wel degelijk de bevolking bereikt en niet opnieuw door de leidende klasse wordt geüsurpeerd, of “niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt aangewend om in het oerwoud een 20ste eeuws Versailles te bouwen ...”[409]
Om haar argumentatie kracht bij te zetten, haalt de krant vaak de tegenstelling aan tussen de immense schuldenlast van de landen en de enorme fortuinen van hun leiders:
“Dezer dagen is ook in gezaghebbende buitenlandse publicaties nog maar eens gewezen op de wel zeer bizarre tegenstelling tussen de immense schuldenlast van de Derde Wereld en de fabelachtige rijkdommen die de individuele heersers uit die landen vergaren en in veiligheid brengen.”[410]
De analyse van het akkoord stemt De Morgen niet milder. Deze leert de krant immers dat er rond de voorwaarden onder dewelke de schuldverlichting zou doorgaan, nog niets op papier staat en dat er dus nog duchtig onderhandeld zal moeten worden met Zaïre. De Morgen vindt daarom dat de euforie rond het ontwikkelingsfonds, dat België en Zaïre samen zouden beheren en dat gebruikt zal worden om kleinschalige projecten te financieren, erg voorbarig is. Temeer omdat Mobutu enkele maanden geleden stellig had verklaard dat hij Belgische voorwaarden bij de schuldverlichting niet zou aanvaarden. De krant stelt onomwonden dat de Belgische regering zich eigenlijk heeft laten vangen door Mobutu. Vooral de Vlaamse socialisten moeten het ontgelden. Deze profileerden zich in de oppositie immers op de mistoestanden in Zaïre. Nu de partij in de regering zit en de gelegenheid heeft om haar aanklachten vanuit de regering tot Mobutu te uiten, wil ze die nog maar met mondjesmaat kwijt. Deze houding lijkt het linkse dagblad te ergeren.[411]
De krant geeft het akkoord met Mobutu niet de minste kans op slagen. Geen enkele reactie op het akkoord in De Morgen is positief. De krant geeft de mening van de algemene secretaris van het NCOS, Bert Cleymans, van Magda Aelvoet en van Amerikaanse experts, die Mobutu de “absolute wereldrecordhouder inzake herschikking van schulden” noemen. Allen zijn er van overtuigd dat Mobutu de afspraken nooit zal nakomen.
“Moboetoe heeft al herhaaldelijk laten horen dat wij geen voorwaarden te stellen hebben. Misschien zal Zaïre nu wel een klein papiertje tekenen waarop staat dat er geld naar kleinschalige ontwikkelingsprojecten moet gaan, maar wat zal daarvan terechtkomen? Daar hebben we met Moboetoe nauwelijks hoop op.”[412]
“Moboetoe kan heel ver gaan in het niet terug betalen van schulden. Hij weet dat door een lening twee partijen gebonden worden, en hij weet die wederzijdse afhankelijkheid te gebruiken voor het eigen zelfbehoud, niet voor economische ontwikkeling en voor het welzijn van de Zaïrese bevolking. Gelet op de ernst van de situatie in Zaïre moet men zeggen dat Moboetoe en de zijnen meesters zijn in het politieke pokerspel .”[413]
Wanneer De Morgen het definitieve “akkoord van Rabat” kan inkijken, is de krant ziedend.[414] De krant veroordeelt het akkoord als “de meest wansmakelijke knieval die van de regering mocht verwacht worden die de gijzelaar wenst te blijven van de Belgische grootfinancie”. Het akkoord kent de Zaïrese overheid een aanzienlijke kwijtschelding toe, zonder ook maar de minste tegenprestatie te vragen. De krant vindt het onaanvaardbaar dat het respect voor de mensenrechten noch de democratie vermeld worden. De krant bekritiseert erg scherp de “hypocrisie” van bepaalde partijen die aan de Oost-Europese regimes wel voorwaarden willen opleggen, maar niet het regime van Mobutu. De Morgen herhaalt ook nog eens haar uitval naar de socialistische partij. De partij zal deze “kapitulatie” moeilijk kunnen uitleggen aan haar achterban. De onvrede van De Morgen over de afloop van de schuldencrisis en de ontgoocheling in de SP blijken duidelijk uit dit fragment.
“Het protokol-akkoord is een weinig smakelijk, maar des te leerrijker brokje lectuur. In ruil voor een aanzienlijke schuldenkwijtschelding wordt van de Zaïrese overheid niet de minste tegenprestatie verwacht. Over meer respekt voor mensenrechten of democratie, of zelfs maar voor de elementaire levensomstandigheden van de Zaïrese bevolking, wordt met geen woord gerept. Want dat zou ook maar een vorm van neokolonialisme zijn, beweren, dezelfde lieden, die het vanzelfsprekend vinden dat aan Oosteuropese landen wel zo’n eisen gesteld worden. (...) Enkele paragrafen suggereren echter voldoende duidelijk waarom de Belgische regering zich – tot in het belachelijke toe – liet lijmen voor een akkoord waarbij geen enkele doorsnee-Belg of doorsnee-Zaïrees enig voordeel heeft. Eerder werd in deze krant al geschreven dat in deze zaak ook de meest wansmakelijke knieval mocht verwacht worden van een regering die de gijzelaar wenst te blijven van de Belgische grootfinancie.
In het ontwerp-akkoord had de socialistische partij – zowat als enige regeringspartij – toch nog enkele elementaire eisen gesteld voor de aanzienlijke schuldvermindering. Indien zij, met de definitieve tekst voor ogen, de gijzelaar wil blijven van dit Diktat, zal zij haar achterban moeilijk klaarheid kunnen verschaffen over deze kapitulatie.”[415]
9.2.3.La Libre Belgique
Ook La Libre Belgique reist met de Belgische delegatie mee naar Zaïre. Eric de Bellefroid (die kan beschouwd worden als de opvolger van Jean Kestergat) is de reporter van La Libre die samen met de premier en zijn gevolg in Gbadolite wordt ontvangen door het Zaïrese welkomstcomité onder leiding van Mobutu zelf. De journalist beschrijft het presidentieel paleis en het riante welkomstbuffet. Hij spreekt geen oordeel uit over de luxe die in Gbadolite wordt tentoongespreid of over de riante tafels die in het straatarme Zaïre worden aangeboden aan het Belgische bezoek, zoals in De Morgen. De toon is wel uitgesproken ironisch:
“Enfoui dans la jungle équatoriale, grasse et luxuriante telle qu’en notre imaginaire, le village présidentiel de Gbadolite est l’expression même de la volonté du "chef". […] Le maréchal aime les choses bien faites et, à cet effet, ne lésine pas sur les moyens.”[416]
Het is tijdens die eerste avond van het bezoek dat Mobutu ook een oproep doet aan de Belgen om de Zaïrese schulden kwijt te schelden. Na de reis, wanneer premier Martens in het Belgische parlement onder vuur is genomen, komt de Bellefroid terug op de schuldenkwestie. Dit opiniestuk van de Bellefroid over de schuldenkwestie is ook een reactie op de kritiek van de Vlaamse socialisten en Louis Tobback in het bijzonder, die niet te spreken waren over de beloftes en de uitspraken van premier Martens.[417] “L’omni-ministre socialiste flamand” Tobback had op de hernieuwde liefdesverklaring van Martens gereageerd met de quote “ieder krijgt de liefde die hij verdient”, wat bij La Libre blijkbaar niet in goede aarde was gevallen. De krant haalt vervolgens zwaar uit naar de SP. Volgens de Bellefroid trachten de Vlaamse socialisten zich wat betreft Zaïre heiliger voor te doen dan de paus en dit alleen maar uit electorale overwegingen.[418]
Indien men Zaïre gaat vergelijken met de westerse staten, is het land uiteraard geen democratie, aldus de Bellefroid. Het getuigt echter van westers imperialisme volgens de journalist van La Libre, indien men nog steeds voorbijgaat aan de realiteit. Die realiteit is dat Zaïre een nieuwe staat is, die op enkele jaren tijd onmogelijk eeuwen van beschaving kan inhalen. de Bellefroid waarschuwt zelfs: het is intussen gekend welke tragedies er kunnen uitbreken indien men ten allen prijzen de vrijheidsdrang van volkeren wil laten ontplooien.
De journalist kijkt op dezelfde manier aan tegen de mensenrechtenpolitiek. Hij geeft toe dat Zaïre op dat vlak inderdaad geen toonbeeld is, maar er zijn landen waar de situatie nog veel erger is. Mobutu’s praktijken met de politieke oppositie (die hij recupereert door hen te chanteren, zowel financieel als fysiek) kunnen als schendingen gezien worden, maar “stabiliteit betaalt zich nu eenmaal”. Het land in een bloedbad storten, ziet de Bellefroid als enig mogelijk alternatief voor Mobutu.
“…On pourrait évidemment objecter le phénomène de raréfaction des opposants, récupérés par le régime, les uns après les autres. Le pouvoir en effet, paie très cher sa stabilité. Mais de toute manière, sauf à noyer le pays dans un fleuve de sang, on ne voit pas aujourd’hui de claire alternative au président Mobutu.”[419]
De Bellefroid verbindt de mensenrechten vervolgens aan de schuldenkwestie. De eerste en belangrijkste bepaling van de mensenrechten is namelijk het welzijn van de bevolking. De herschikking van de Zaïrese schulden, die premier Martens vooropstelt, is daarom onvoorwaardelijk te rechtvaardigen, aldus de Bellefroid. België heeft, door de gemeenschappelijk achtergrond van beide landen, de taak om Zaïre de kans te geven aan de heropbouw te beginnen. De internationale gemeenschap zou België anders wel eens met de vinger kunnen wijzen. Wel moet België de mogelijkheid inbouwen om de financiële hulp geleidelijk om te zetten in een technische bijstand.
De kritiek van Louis Tobback, die oordeelde dat deze geste aan Zaïre, maar vooral aan Mobutu, veel te zwaar woog op de begroting, is voor de Bellefroid niets meer dan demagogie. België zou dit schuldengeld immers toch nooit meer gerecupereerd hebben. Ook de uitspraken over Mobutu’s fortuin vindt hij daarom nutteloos. Ten eerste zijn er, buiten enkele exorbitante uitgaven, weinig concrete bewijzen over de grootte van dat fortuin. Bovendien weet iedereen dat dit geld toch nooit zal aangewend worden voor de uitbouw van Zaïre. Men kan er dus maar beter over ophouden, aldus de Bellefroid.[420]
Onnodig te vermelden dus dat La Libre Belgique de schuldenkwestie op een volledig andere wijze benadert dan vanuit de linkse hoek gebeurt. La Libre ziet Mobutu en zijn politiek nog steeds als de beste garantie tegen de chaos.
Enkele maanden later staan beide kampen echter op dezelfde lijn. Ook bij La Libre is de onvrede groot over het anti-Belgische offensief vanuit Zaïre. Zo groot zelfs dat de krant zich openlijk de vraag stelt of er nog wel nood is aan de relaties tussen beide landen.[421]
“Après les réquisitoires plus virulents les uns que les autres qui se sont abattus sur la tête des Belges, nouveaux et anciens, avec des relents haineux qui ont éclaboussé la famille royale jusqu’à la mémoire de Léopold II, que reste-t-il en effet entre la Belgique et son ancienne colonie?"[422]
De verontwaardiging bij La Libre Belgique komt vooral voort uit de aanvallen van AZAP op de Belgische koninklijke familie. De krant staat dan ook volledig achter de Belgische regering, die geprotesteerd heeft bij de Zaïrese autoriteiten. La Libre oordeelt zelfs dat de Belgische regering beter zo snel mogelijk duidelijk maakt dat dit nieuwe Zaïrese nationalisme moet eindigen voor het uit de hand loopt.
Treffend is dat in La Libre Belgique deze zogenaamde opstoot van nationalisme “neo-Lumumbisme” wordt genoemd. Drie decennia eerder werd in deze krant dezelfde oproep gedaan aan de regering om de Zaïrese premier, die toen ook beschouwd werd als de doodgraver van de Belgisch-Kongolese relaties, zo snel mogelijk te doen ophouden met het verbreken van de relaties tussen beide landen.
De echte reden van de Zaïrese agressie is volgens La Libre Belgique de regeling van de schuldenkwestie tussen België en Zaïre. Dit verklaart volgens de krant ook de vele opmerkingen over verdragen en kwesties uit het verleden. President Mobutu tracht op deze manier België als crediteur in de Zaïrees-Belgische relatie voor te stellen.
Hoewel de krant het protest van de Belgische regering goedkeurde toen de Zaïrese overheid de vluchten van Sabena op Kinshasa tot de helft reduceerde en ook bij La Libre de verontwaardiging over de aanvallen van AZAP op de Belgische koninklijke familie groot was, blijft de krant toch hopen op een verzoening tussen beide landen. La Libre Belgique steunt daarom wel de geheime diplomatie van ondermeer minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans, die naar Kinshasa vloog. De krant beseft echter wel dat de Zaïrezen hierdoor sterker komen te staan, maar lijkt bereid dit offer te brengen.[423]
Wanneer een half jaar later het akkoord tussen België en Zaïre in Rabat getekend wordt, begraaft ook La Libre de strijdbijl. De krant is erg opgelucht dat de hemel tussen beide landen weer is opgeklaard: “Tout le monde se prend maintenant à espérer que plus jamais les vieux démons se resurgiront.”[424]
La Libre is ook erg positief over het akkoord dat beide landen gesloten hebben. Vooral de inspanningen waartoe de Belgische regering zich verbindt, kunnen in La Libre op veel lof rekenen. De schuldvermindering is volgens La Libre van die grootte dat men ze gerust revolutionair kan noemen. België is zover gegaan dat de regering het risico heeft genomen om bepaalde partners binnen de Club van Parijs voor het hoofd te stoten. Toch zal het land nu proberen om een voortrekkersrol te spelen en ook andere landen ertoe te bewegen om dezelfde inspanning te leveren.[425]
Enkele dagen later verschijnt er een commentaarstuk in La Libre waarin de krant terug- en vooruitblikt op het conflict en de samenwerking tussen de beide landen.[426] Van de algemene euforie en het optimisme van een paar dagen terug is nog weinig te merken. De Bellefroid lijkt ontstemd omdat in het persbericht waarin AZAP het nieuws van de ondertekening van het akkoord aankondigde, weinig of niets over de kwijtschelding vermeld stond. Het persbureau legde de nadruk op het herwonnen respect van de Zaïrezen. Het persbericht bevatte bovendien ook nog een waarschuwing aan het adres van België. Zaïre had nu zijn waardigheid hervonden, maar zou nooit meer dulden dat zijn president of zijn bevolking in de Belgische pers zouden besmeurd worden.
Eric de Bellefroid vindt deze waarschuwing van AZAP ongepast. De voorbije negen maanden hebben volgens hem genoegzaam aangetoond dat de waardigheid van Zaïre zeker en vast niet de enige reden was voor het conflict.
Indien president Mobutu deze crisis echt op de spits heeft gedreven om zijn waardigheid te herwinnen, is hij hier volgens de Bellefroid bovendien niet in geslaagd. Het is voor La Libre wel duidelijk dat de Zaïrese president met deze affaire geen vrienden zal gemaakt hebben, zeker niet in Vlaanderen.[427]
Het nieuwe akkoord lijkt voor de Bellefroid het geschikte ogenblik om de relaties tussen beide landen te herbekijken. Beide landen zouden volgens hem misschien beter wat meer afstand van elkaar nemen. Het zou de relaties tussen beide landen minder passioneel en stabieler maken. Ook de Zaïrezen hadden trouwens deze wens geuit.
Tenslotte wil de Bellefroid nog een antwoord geven op de eeuwige vraag: voor of tegen Mobutu? Voor hem is er maar één mogelijk antwoord: voor de best mogelijke samenwerking. Hiermee toont hij aan dat de vraag zich voor hem eigenlijk niet stelt: zolang België zijn activiteiten kan ontplooien in Zaïre, lijkt het voor La Libre weinig uit te maken wie aan het hoofd van Zaïre staat. “Alors, à la sempiternelle question de savoir s’il faut absolument être pour ou contre le régime il n’y a qu’une réponse valable: pour la meilleure coopération possible.”[428]
9.2.4.Le Peuple
Ook Le Peuple bericht over de tweede reis van premier Martens naar Zaïre. De krant heeft de laatste jaren veel aandacht gehad voor de schendingen van de mensenrechten in Zaïre. Le Peuple reageert dan ook ontstemd op bepaalde uitlatingen van de twee ministers Martens en Tindemans in Zaïre. De krant stelt zich ernstige vragen bij de herhaalde liefdesverklaring van premier Martens. Ook de “banaliserende toon” waarop de minister van Buitenlandse Zaken het thema van de mensenrechten en de weigering van de visa voor Belgische journalisten behandelde, stoot de krant tegen de borst.[429] De mensenrechten zouden voor België steeds een prioriteit moeten zijn, volgens Le Peuple. De krant vindt het daarom betreurenswaardig dat de Belgische delegatie deze gelegenheid weer eens voorbij heeft laten gaan.[430]
De Zaïrees -Belgische spanningen in januari 1989 wekken ook bij Le Peuple ongenoegen. De krant ontvangt halfweg januari echter een document dat voor Le Peuple onomstotelijk bewijst wat reeds langer vermoed werd: de Zaïrese woede is een afleidingsmanoeuvre van president Mobutu, die wordt geconfronteerd met een steeds luider klinkende oppositie in het binnenland. De problemen met België zijn daarom een gezochte en welgekomen bliksemafleider.
“Ce document nous parvient au moment où des voix se font de plus en plus nombreuses au sein de l’opposition au régime présidentiel pour affirmer que la colère du maréchal Mobutu à l’égard des autorités belges a pour but de faire diversion face à une crise politique intérieure bien difficile à contenir... ”[431]
Eind januari neemt de spanning toe. Ook bij Le Peuple groeit de kritiek op de onconstructieve houding van de Zaïrese leiding, die de Belgische inspanningen steevast tracht te kelderen. Vooral de kritiek van AZAP op de Belgische pers en de “harden” van de socialistische partij, die volgens het Zaïrese persbureau de enige verantwoordelijken zijn voor het conflict, wordt door Le Peuple gehekeld.[432]
“Les autorités de Kinshasa ont, une nouvelle fois, durci le ton par la voie de la presse: "Nous avons été trompés par la Belgique”, déclare en substance le chef d’Etat zaïrois, pour qui les partis politiques et la presse belges portent l’entière responsabilité de cette crise." […] D’autre part, l’Agence Zaïre-Presse s’en est prise violemment, hier, à la classe politique belge, particulièrement aux "durs" du Parti Socialiste, ainsi qu’à la presse …”[433]
Le Peuple heeft echter ook kritiek op de politiek van minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans.[434] De diplomatie van Tindemans en zijn “geheime reis” naar Kinshasa wekken de indruk dat hij tot alles bereid is om tot een akkoord te komen met Mobutu. Deze kritiek zou trouwens ook in de schoot van de regering geuit worden, waar naar verluidt de onvrede groeit over de minister. Waar Le Peuple nog zwaarder aan tilt, zijn de opmerkingen die de minister zou geuit hebben over de rol van de Belgische pers in het conflict. Tindemans zou kritiek geuit hebben op het verschijnen van berichten die de schendingen van de mensenrechten in Zaïre aanklagen, omdat deze zijn diplomatieke activiteiten zouden bemoeilijken. De kritiek van Le Peuple is bijna identiek aan die van november 1988: Tindemans bagatelliseert de mensenrechten louter om de economische belangen van België te verdedigen.[435]
Halfweg juli 1989 raakt het nieuws bekend over het akkoord tussen België en Zaïre. De bekendmaking gebeurt in een sfeer waarin de banden tussen de twee landen weer als onverbrekelijk worden omschreven en het akkoord wordt voorgesteld als een geste tussen vrienden. Le Peuple doorbreekt deze sfeer: de echte reden van het verdrag volgens de krant, zijn de gemeenschappelijke belangen van beide landen.[436]
Ondanks alles kan men volgens Le Peuple niet ontkennen dat Mobutu een erg intelligent en geslepen staatsman is. De president had de laatste maanden gemerkt dat de Belgische hulp toch niet zo makkelijk te vervangen zou zijn als hij oorspronkelijk had aangenomen. Voor België was de aanvoer van grondstoffen uit Zaïre nog steeds even belangrijk. Het akkoord tussen beide landen is dus vooral het product van deze pragmatische overwegingen en niet van de wederzijdse liefde tussen beide landen.
“Le président-maréchal Mobutu, qui, quoi qu’on pense de lui, est un homme d’Etat d’une intelligence remarquable et redoutable, n’a pas manqué, ces derniers mois, de se rendre compte que l’apport technique et humain de la Belgique n’était pas remplaçable du jour au lendemain. Vu de Bruxelles, le flux zaïrois est tout aussi indispensable. Embrassons-nous donc. ”[437]
De krant maakt zelfs de vergelijking met de kolonisatie, toen de relatie tussen de kolonisator en de gekoloniseerde ook altijd mooier werd voorgesteld dan ze eigenlijk was: “On a beau édulcorer les rapports entre colons et colonisés, il en reste toujours quelque chose.”[438]
Desalniettemin doet dit niets af aan het diplomatieke succes van Mark Eyskens, aldus Le Peuple. Toch blijft de krant met één bedenking: het probleem van de schendingen van de mensenrechten komt nog steeds niet aan bod .
Het akkoord zelf maakt bij Le Peuple weinig los. Het verdient geen uitbundige lofbetuigingen, maar al te scherpe kritiek lijkt ook niet nodig. Wat voor de krant echt telt, is wat er met het geld staat te gebeuren. Ondanks de waterdichte garanties die België belooft, roept Le Peuple toch op de grootste waakzaamheid aan de dag te leggen. De ervaring leert de krant immers dat waakzaamheid in het Zaïre van Mobutu geen overbodige luxe is.[439]
Wanneer het uiteindelijke akkoord openbaar gemaakt wordt, is de ontgoocheling bij Le Peuple groot.[440] Het thema van de mensenrechten, waar de krant al lang voor de crisis op hamerde, is nergens te bespeuren in de tekst. De krant had gehoopt dat België eindelijk gebruik zou maken van zijn sterke positie tegenover het financieel noodlijdende Zaïre om het land onder druk te zetten om werk te maken van zijn mensenrechtenpolitiek, maar komt bedrogen uit. Het is voor Le Peuple duidelijk: deze overeenkomst is een overwinning voor de Belgische financiële wereld, maar een zware nederlaag voor iedereen die bekommerd is om de mensenrechten. Mobutu krijgt een blanco cheque, zonder dat van hem enige tegenprestatie wordt verwacht.[441]
De afwezigheid van elke mogelijke opmerking over de mensenrechten, is volgens de krant des te betreurenswaardiger omdat dit gebeurt op een ogenblik dat er vanuit verscheidene hoeken meer en meer nadruk wordt gelegd op de mensenrechten in Zaïre. Zo voert Amnesty International zijn campagne op tegen de praktijken in Zaïre en heeft de senaat in Washington een wet gestemd die de hulp aan het regime in Zaïre blokkeert, nota bene de dag na het vertrek van Mobutu uit Washington waar hij was komen lobbyen voor een nieuwe bijdrage van de Verenigde Staten aan Zaïre. De Belgische staat zou dus helemaal niet alleen gestaan hebben in haar mensenrechtenpolitiek. Voor Le Peuple getuigt de houding van de Belgische regering daarom eenvoudigweg van een gebrek aan politieke moed.
“Reste que le chèque en blanc que le gouvernement belge a signé, hier, pour le chef d’Etat africain, est un geste qui manque singulièrement de courage, quelques jours après que la Chambre des Représentants des Etats-Unis eut adopté une loi visant à bloquer les fonds destinés au […] En faisant preuve de la même fermeté, le gouvernement belge n’aurait donc pas eu le sentiment de faire cavalier seul. Mais c’était encore trop demander…”[442]
9.3. Conclusie
Het onderzoek naar de berichtgeving over de schuldencrisis bij de dagbladen toont duidelijk verschillende visies op het conflict tussen België en Zaïre. Vooral de linkse dagbladen De Morgen en Le Peuple enerzijds en La Libre Belgique anderzijds tonen een verschillende, zelfs tegengestelde kijk op de feiten.
Manu Ruys van De Standaard schrijft in zijn voorbeschouwing op de reis dat de achteruitgang van Zaïre is op het conto van het regime te schrijven. Desondanks vindt Ruys dat België geen afstand mag doen van Zaïre, om de gekende economische en humane redenen. Ruys is op het einde van de reis echter misnoegd omdat de Belgische excellenties weer de moed niet hebben gehad om de hengelende Mobutu te zeggen waar het op staat, namelijk dat de heersende standen in Zaïre de verantwoordelijken zijn voor de huidige malaise, zij het dat Ruys nooit letterlijk Mobutu aanwijst.
Dit is bij de twee linksgeoriënteerde kranten anders. Le Peuple en De Morgen zijn van meet af aan categoriek: de regering kan geen financiële gunsten verlenen aan het Zaïre van Mobutu. De regering zal het niet aan de bevolking uitgelegd krijgen dat zij financiële diensten verleent aan een straatarm land waarvan het staatshoofd zich in luxe wentelt. Bovendien heeft het verleden volgens beide kranten al vaak genoeg aangetoond dat dit geld nooit zijn voorziene bestemming, de bevolking, zal bereiken. Beide kranten, die blijkbaar al niet veel vertrouwen hadden in de tandem Martens – Tindemans, zijn ook niet te spreken over bepaalde uitlatingen van de regeringsleden en het nalaten van de beide ministers om de mensenrechtenproblematiek aan te kaarten.
La Libre Belgique daarentegen beschouwt Mobutu nog steeds als de beste garantie tegen de chaos. Zij ziet de politiek van Mobutu niet als perfect, maar “stabiliteit heeft nu eenmaal zijn prijs”. De krant haalt zwaar uit naar de socialistische partij, wiens kritiek La Libre als populistisch veroordeelt. Zaïre is een jong land dat enkele eeuwen beschaving moet inhalen op een paar decennia. Men moet daarom ophouden om steeds weer de schendingen van de mensenrechten aan te halen en te veroordelen. La Libre Belgique staat wel positief tegenover de plannen van de premier om Zaïre schuldverlichting toe te kennen. De krant is er kennelijk wel van overtuigd dat de bevolking van de maatregel zal genieten.
Gedurende het verloop van de schuldencrisis zal La Libre nooit de wanhopige situatie in Zaïre aanhalen, noch de mogelijke oorzaken van de armoede of de hongersnood van de bevolking vernoemen. Wel zal de krant verscheidene keren herhalen dat men in België de mensenrechtenschendingen in Zaïre minder vaak hoeft te veroordelen. Ook Etienne Davignon, toenmalig hoofd van de Generale Maatschappij, pleit hier verscheidene malen voor.[443]
De oplopende spanningen tussen België en Zaïre in januari 1989 wekken in alle geledingen verontwaardiging. La Libre steunt wel als enige krant de geheime diplomatie van Tindemans. De Morgen en vooral Le Peuple bekritiseren de “makke buitenlandse politiek van België”. Le Peuple hekelt scherp de woorden van Tindemans, die in regeringskringen fulmineert tegen de pers, die met haar berichten over de mensenrechtenschendingen de onderhandelingen met Zaïre alleen maar zou bemoeilijken. De twee linkse kranten en De Standaard zijn ook formeel over de oorzaak van de uitvallen van Mobutu: de Zaïrese president tracht zo de aandacht af te leiden van zijn interne problemen. In La Libre verschijnt daarentegen alleen de schuldenkwestie als oorzaak van de Zaïrese agressie. Interne problemen worden niet vermeld.
Het akkoord van Rabat sluit de debatten tussen België en Zaïre af. De Morgen en Le Peuple zijn niet te spreken over de afwezigheid van elke verwijzing naar de mensenrechten in het akkoord. Mobutu heeft van de Belgische staat een blanco cheque gekregen, zonder enige voorwaarde. Beide kranten achten trouwens de kans zo goed als nihil dat het geld uiteindelijk op de juiste bestemming zal geraken en niet aan de handen van Mobutu en zijn baronnen zal blijven kleven. De twee dagbladen laten uitschijnen dat ze de oorzaak kennen van het ontbreken van de bepalingen over de mensenrechten. De druk van het Belgische grootkapitaal, de Generale Maatschappij op kop, is volgens hen verantwoordelijk voor de uiteindelijke vorm van het akkoord. De kranten beschouwen het akkoord als een uiting van lafheid van de regering. De Morgen toont zich ziedend om het “regeringsverraad” van de SP en voorspelt de partij dat de kiezers dit akkoord erg moeilijk zullen aanvaarden.
La Libre Belgique staat erg positief tegen het akkoord dat de Belgische regering gesloten heeft met Kinshasa. Ze benadrukt net als minister Eyskens de Belgische “gulheid”, die ze als revolutionair beschouwt. Het Waalse dagblad uit geen kritiek op of bedenkingen bij het akkoord. De krant lijkt in de eerste plaats erg opgelucht dat het conflict tussen beide landen tot het verleden hoort. La Libre oordeelt later wel dat de relaties tussen beide landen misschien beter wat pragmatischer zouden worden, wat de stabiliteit ten goede zou komen. De eeuwige vraag “voor of tegen Mobutu” is voor de Bellefroid echter irrelevant: zolang de samenwerking met het regime goed verloopt, is ze niet aan de orde.
10. Het einde van de tweede republiek: Mobutu kondigt de democratie aan (24.4.1990)
10.1. Historische achtergrond
Op het einde van de jaren tachtig verandert de wereld van aanzicht. Het communisme klapt ineen. De Berlijnse Muur wordt in november 1989 neergehaald. In Oost-Europa komt een golf van revoluties op gang die autoritaire regimes aan de kant zet en vervangt door prille democratieën. In december van datzelfde 1989 zal Mobutu, samen met zijn landgenoten, via de televisie getuige zijn van de executie van zijn vriend Nicola Ceaucescu en zijn vrouw Elena. Volgens ingewijden zou deze gebeurtenis op Mobutu een grote indruk nagelaten hebben. “Le Guide”, zoals een van de vele eretitels van Mobutu luidde, had Roemenië verschillende keren bezocht en hij was goed bevriend met “het Genie van de Karpaten”, Ceaucescu.[444]
De revolutie in Oost-Europa werkte inspirerend in Afrika. In Afrikaanse hoofdsteden kwam de bevolking op straat om democratische hervormingen te eisen. In Congo-Brazzaville aan de overkant van de stroom werd een nationale conferentie georganiseerd, waarop de wandaden van het regime werden besproken en veroordeeld. Deze gebeurtenis werd door de Zaïrezen met bijzonder veel aandacht gevolgd, alsof het zich in Kinshsasa zelf afspeelde.
Mobutu begreep dat de situatie niet meteen in zijn voordeel aan het keren was. Twee van zijn grootste bondgenoten hadden hem een jaar eerder al laten blijken dat hij niet meer prioritair was in hun strategische plannen. De VS en Frankrijk hadden immers geweigerd hem te steunen in zijn ruzie met België, de schuldencrisis van 1989-1990.
De ondergang van het communisme had ook in Afrika gevolgen. De Cubaanse soldaten verlieten Angola, en samen met hen verdween ook het schrikbeeld van een communistische overheersing van Centraal Afrika. Het communisme als staatsvorm was in Afrika dan al nagenoeg verleden tijd. De Ujaama-politiek van Nyerere in Tanzania werd door zijn opvolgers verlaten voor de herstelprogramma’s van het IMF. Mugabe hield zich in Zimbabwe vooral met zichzelf bezig. Sekou Touré in Guinée was gestorven. Ethiopië tenslotte, dat met Somalië van patroon had geruild, was gedesintegreerd door oorlog en hongersnood.[445]
Het einde van de ideologische strijd was niet de enige evolutie die een weerslag had op de bondgenootschappen van Mobutu. Ook het apartheidsregime in Zuid-Afrika had geen bondgenoot meer nodig in Afrika, het was zich immers aan het opheffen.
Deze evoluties zorgden er voor dat het belang van Mobutu als verdediger van de westerse belangen kleiner en kleiner werd. Veel erger dan het verlies aan prestige, was het financiële gevolg van de mondiale evoluties. De buitenlandse financiers van het regime zagen Zaïre niet meer als een essentiële bondgenoot. Mobutu was opeens niet meer zeker van de gewaarborgde steun die zijn regime al jaren draaiende hield.
De Wereldbank had Mobutu al terechtgewezen. De VS, vooral onder druk van de democratische oppositie, begon met de afbouw van de militaire steun. De voorzitter van de senaatscommissie buitenlandse hulp, de democraat Obey, noemt Mobutu een “world class cleptomaniac” en vergelijkt hem met dictators als Somoza, Marcos en Honecker.[446] Het vroegere argument van de republikeinen, dat Mobutu de beste garantie was op stabiliteit in Centraal-Afrika en dat hij steeds de belangen van de VS had gediend, was nu voor de democraten niet meer bruikbaar. De relaties met Moskou waren immers sterk verbeterd. Mobutu stond nu vooral symbool voor schendingen van de mensenrechten en corruptie. De democraten haalden hun slag thuis. De VS hield steeds meer rekening met ethische bezwaren bij het toekennen van haar buitenlandse hulp en had Mobutu laten verstaan dat er veranderingen nodig waren in Zaïre, ofwel in het beleid, ofwel in het bestuur.[447]
Ook Frankrijk drong aan op zo’n wissel. De periode van president Giscard d’Estaing, Mobutu’s redder in nood tijdens de Shaba-crisissen, was al lang voorbij. President Mitterand had op de Frans-Afrikaanse top in La Baule in 1989 verkondigd dat de Franse hulp aan derdewereldlanden voortaan afhankelijk zou zijn van democratische hervormingen en eerbiediging van de mensenrechten.[448]
Ook België had bij de akkoorden van 1989 die een einde maakten aan de schuldencrisis het verstrekken van hulp gekoppeld aan het eerbiedigen van de mensenrechten.
De VS, Frankrijk en België verenigden zich later in een zogenaamde troika om het democratiseringsproces te begeleiden en hun Zaïre-beleid op elkaar af te stemmen.
Ook het IMF had een politieke dimensie gekoppeld aan de economische hulp. Dictators moesten plaats ruimen voor democratie. Jonge politici moesten kansen krijgen om zich te bewijzen tegenover de internationale instellingen.
Er waren voldoende signalen om Mobutu duidelijk te maken dat er iets moest gebeuren. Hij was zelf ook sluw genoeg om te beseffen dat als hij zelf de veranderingen zou leiden, hij ze ook beter onder controle zou kunnen houden en sturen.
Op 24 januari 1990 wordt in een plechtige toespraak een grote volksraadpleging aangekondigd. Mobutu zal zijn pelgrimstaf ter hand nemen en de “ronde van Zaïre” doen, langs de dorpen en steden. Hij vraagt iedereen vrijuit te spreken en zijn grieven en vragen omtrent het regime mee te delen. De maarschalk bedeelt zichzelf de rol van tussenpersoon tussen het volk en het regime toe. Hij speelt de rol van vertrouweling van het Zaïrese volk. De Zaïrese perestroika vangt aan. [449]
Mobutu dacht dus de controle te kunnen houden door het democratiseringsproces zelf te leiden. De reactie van de bevolking op zijn oproep tot openheid had hij duidelijk niet verwacht. In elke stad of dorp waar Mobutu komt, wordt hij bedolven onder de vernietigende kritiek op het regime en zijn uitwassen.[450] Mobutu had duidelijk er niet op gerekend dat de bevolking na jaren van repressie nog zo mondig zou durven zijn. Gekrenkt door de kritiek, die niets heel laat van de Tweede Republiek, zal hij zich beperken tot het openen van de vergaderingen, om de confrontatie met de aanwezigen over te laten aan zijn verantwoordelijke voor de “nationale biecht”, Makolo wa Pombo, de vroegere verantwoordelijke van de veiligheidstroepen.
Het is echter niet alleen op de samenkomsten dat de president geconfronteerd zal worden met kritiek op het regime. Overal verenigen zich mensen om hun klachten en aanbevelingen op papier te zetten. Er zijn beroepsverenigingen, religieuze gemeenschappen, ambtenaren, uiteraard de studenten, maar ook de boeren, de vrouwen, kortom elke mogelijke groep die gevormd kan worden. De teksten worden door tientallen mensen ondertekend en naar Kinshasa gestuurd. Makolo wa Pombo ontvangt zesduizend honderd achttien memoranda. De conclusie die uit de klachtenbrieven kan opgemaakt worden is kort: niets werkt of deugt nog in Zaïre en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij één man en zijn eenheidspartij. De machtsconcentratie in handen van één man, de tribalisering van de overheid, de schendingen van de mensenrechten, het optreden van de veiligheidsdiensten, de corruptie en het profitariaat van zijn MPR, de miserabele levensomstandigheden, de klachten waren zwart op wit neergeschreven. En het was niet de buitenlandse (Belgische) pers, het waren geen opposanten in het buitenland, die deze klachten formuleerden, het waren klachten neergeschreven door het gewone volk.
Eén van de merkwaardigste documenten is het memorandum van de bisschoppenconferentie, geleid door Monsegneur Monsengwo. Alle waarden, kenmerkend voor het MPR-regime, worden er aan de kaak gesteld. Mobutu weigert het echter op te nemen in de lijst van officiële documenten, omdat het gepubliceerd raakt.
De auteurs van de memoranda zijn echter niet vergeten dat, ondanks de gewaarborgde openheid, Zaïre nog altijd het land is van de MPR en zijn verklikkers. Sommigen bezorgen veiligheidshalve ook kopieën van hun memoranda aan enkele ambassades.
De inhoud van de memoranda raakt nooit bekend. Mokolo is gebonden aan het biechtgeheim en Mobutu, die de vernedering al erg genoeg vindt, doet alles om zijn eigen prestige nog enigszins te vrijwaren. Ondanks het overtuigende bewijs van het tegendeel en de documenten die anoniem de ronde doen, verklaart hij dat niemand zijn ontslag vraagt. In geen enkele tekst heeft hij een verwijzing in die zin gelezen. De afkeer van het publiek van de MPR en van de leidende klasse erkent hij wel. De omvang van de ontevredenheid heeft hem wel degelijk ondermijnd.[451]
Na het einde van de volksraadpleging trekt Mobutu zich op zijn boot terug om zich te bezinnen. De president krijgt er bezoek van allerlei raadgevers, die hem uiteenlopende adviezen geven, niet in het minst geïnspireerd door hun eigen belang. Sommige adviseurs geven hem de raad om het regime zo snel mogelijk te liberaliseren. De baronnen van het regime, de oude MPR-garde die hun rijkdom te danken hebben aan de dictatuur, bezweren hem niet toe te geven. Ook de ambassadeurs van de westerse landen worden op zijn boot ontboden. Zij geven de visie van hun land op de situatie en deze komt er eensluidend op neer dat democratisering een conditio sine qua non is voor verdere hulp. Mobutu beseft dat hij niet meer onder zijn beloften van verandering uit kan.
Op 24 april houdt Mobutu een legendarische toespraak. Onder het oog van alle notabelen van het regime en de buitenlandse pers kondigt de president het einde van de Tweede Republiek af. De éénpartijstaat wordt opgeheven. Met tranen in de ogen - de zin “Vous me pardonnez mon émotion” wordt onmiddellijk en onuitwisbaar in het collectieve geheugen van Zaïre opgenomen - kondigt Mobutu tevens zijn afscheid van de MPR aan.[452] Er zullen vanaf nu drie partijen toegelaten zijn en de MPR wordt een partij als alle andere. Het centraal comité van de partij, het politiek bureau wordt afgeschaft. Als staatshoofd wil Mobutu boven de partijen staan, als een scheidsrechter. Hij zal tijdens de overgangsperiode, die gekenmerkt zal worden door een reeks verkiezingen en zal eindigen met presidentsverkiezingen, erover waken dat alles ordelijk verloopt en dat chaos vermeden wordt. Dat hij daardoor de bevoegdheid behoudt over de politie en het leger is uiteraard mooi meegenomen. De eenheidsvakbond en de gepolitiseerde administratie worden eveneens naar het verleden verwezen. De vrije pers wordt toegelaten. Dit beperkt zich wel tot de geschreven media, televisie en de radio blijven stevig in handen van het regime. Daar wordt echter niet veel om getreurd want haast niemand kan nog televisie of radio ontvangen, zeker niet buiten Kinshasa.[453] Ook een aantal verworvenheden van de authenticiteit verdwijnen. De aanspreking ‘citoyen’ en ‘citoyenne’ is niet meer verplicht, de abacos evenmin.
Het nieuws van de toespraak verspreidt zich in een mum van tijd over gans Zaïre. De bevolking is uiteraard euforisch. Haar onvrede over het regime was duidelijk gebleken uit de collectieve biechtsessie en het leek er nu echt op dat Mobutu rekening had gehouden met hun vragen. De belangrijkste oppositiepartij, de UDPS van Etienne Tshisekedi, vond dat de liberalisering nog niet ver genoeg ging, dat er een meerpartijstaat moest komen en dat Mobutu het gezag over het repressieve apparaat ook moest loslaten. Tshisekedi eiste ook het recht op om zelf een overgangsregering samen te stellen.[454]
Wie veel minder enthousiast was over de aangekondigde hervormingen, waren de baronnen van het regime, de bonzen van de MPR. Zij hadden hun welvaart en standing te danken aan het ondemocratisch karakter van het regime. Een democratisering van Zaïre zou voor hen dus wel erg nefast kunnen uitdraaien. Dat Mobutu de MPR had verlaten en haar tot een partij als de anderen had gedegradeerd, voelden zij aan als verraad. De dagen erna splitste de MPR zich op in twee strekkingen. De eerste strekking trachtte Mobutu ervan te overtuigen minder “radicaal“ te werk te gaan. De tweede strekking koos eieren voor zijn geld. Zij verlieten het, volgens hen, zinkend schip en richtten zelf oppositiepartijen op.[455]
De vraag is eigenlijk wie wie verraadde op 24 april. Het is zeker zo dat Mobutu uit de klachtenbrieven en de luistersessies had begrepen dat de MPR zo mogelijk nog minder populair dan hijzelf. De MPR was bij de bevolking synoniem geworden voor onbekwame parvenu’s en profiteurs. Het werd Mobutu duidelijk dat de partij zijn eigen politieke overlevingskansen eerder in de weg stond dan ze versterkte. Indien hij nog een tijd in het zadel wou blijven, kon hij er beter voor zorgen dat hij zich ontdeed van zijn eenheidspartij.
De democratisering was dus ingezet. Maar al snel vond Mobutu dat het toch allemaal wat te snel ging. De kranten schoten in Kinshasa als paddestoelen uit de grond en berichtten volop over de wandaden van het regime, die van Mobutu inbegrepen. De studenten kwamen op de straat. Manifestaties en betogingen werden dagelijkse kost. Politieke partijen werden massaal opgericht. Voor de woning van Etienne Tshisekedi, die huisarrest had gekregen van de president, werd nu elke dag betoogd door leden van de UDPS. De UDPS zou een van de drie partijen worden in het nieuwe stelsel. Door de grote binnenlandse en buitenlandse sympathie voor haar leider Tshisekedi, was ze immers incontournable geworden. Maar de opname van de UDPS in het nieuwe politieke stelsel betekende niet dat Mobutu de partij ineens een warm hart toedroeg. Bovendien leek haar populariteit nu nog toe te nemen en dit was ongetwijfeld niet wat Mobutu voor ogen had toen hij op 24 april de Derde Republiek afkondigde. Het werd Mobutu duidelijk dat, als hij de controle niet wou kwijt geraken, hij moest reageren.
Nog geen week na zijn historische toespraak laat Mobutu een betoging van de UDPS uit elkaar schieten door een van zijn veiligheidsdiensten, de SARM. Ook Tshisekedi zelf en zijn vrouw delen in de klappen.[456] De veiligheidsdiensten waren in de klachtenbrieven één van de populairste items. De Zaïrezen klaagden het frequente geweld van deze (para-)militaire groepen aan en vroegen met aandrang om de troepen te hervormen en om hun respect voor de mensenrechten bij te brengen. Mobutu kondigt aan dat hij de werking van de veiligheidsdiensten zal laten onderzoeken, maar stelt hiervoor wel twee MPR-baronnen aan.[457] De MPR-getrouwen worden hierdoor gerustgesteld, de Derde Republiek lijkt opeens toch niet zo’n grote veranderingen teweeg te brengen. Het wantrouwen van de oppositie neemt nu uiteraard toe. Deze gebeurtenissen bewezen bovendien dat het protest van de oppositie tegen de permanente controle van Mobutu over politie, veiligheidsdiensten en leger gegrond was. Eens zijn eigen positie wankelt, kent Mobutu slechts één actiemiddel: repressie .
Een dag later, op 3 mei 1990, verbood Mobutu alle politieke betogingen en manifestaties. Er waren nog geen politieke partijen erkend, deze konden dus ook niet betogen. Wanneer ze dit wel zouden doen, deden ze dit illegaal en zouden ze opnieuw uit elkaar worden gedreven. Alles leek weer verdacht veel op de Tweede Republiek. [458]
Het tripartisme zou overigens geen lang leven beschoren zijn. Aanvankelijk stond Mobutu zeer afwijzend tegen de eis van Tshisekedi om een meerpartijenstelsel in te voeren, maar uiteindelijk begreep hij dat zijn eigen interpretatie van die eis en de realisatie ervan hem de gedroomde kans bood om zijn macht te bestendigen. Zo wordt het meerpartijensysteem eerder een soort ‘multi-mobutisme’: naast de MPR verschijnen er nu allerlei partijtjes, allemaal gefinancierd door Mobutu en geleid door zijn stromannen. Deze veelheid aan partijtjes, vaak maar enkele leden sterk, zou samen met haar ‘Gids’ voor de politieke chaos en verwarring zorgen, die de Derde Republiek zou gaan kenmerken.[459]
Het werd al snel duidelijk dat Mobutu zich niet gebonden voelde door de beloften uit zijn historische toespraak van 24 april 1990. De president zou zelf de politieke chaos en instabiliteit in de hand werken om daarna zijn landgenoten en de wereld voor het reeds met succes beproefde dilemma te plaatsen: ik of de chaos.
10.2. Analyse
10.2.1. De Standaard
Slechts twee dagen voor president Mobutu de Derde Republiek zou aankondigen, verschijnt er in De Standaard een uit de New York Times overgenomen artikel.[460] Hierin wordt het beeld geschetst van de president die de controle verloren heeft. De openbare hoorzittingen die Mobutu in het voorjaar had georganiseerd, brachten een ongeziene stortvloed van kritiek tegen alle geledingen van het regime tevoorschijn. Mobutu had met die openbare hoorzittingen willen aantonen dat hij nog steeds dicht bij de bevolking stond, maar het resultaat plaatste de president voor voldongen feiten. In het buitenland lag de “Guide Suprême” al lang onder vuur, maar in het binnenland was deze massale uiting van onvrede tot voor kort ondenkbaar. Volgens het artikel heeft Mobutu zichzelf in een moeilijke positie gebracht.
“Mobutu wekte intussen wel verwachtingen die moeilijk te realiseren zijn. [...] Veel mensen betwijfelen of Mobutu in staat is de noodzakelijke veranderingen door te voeren. Dat kan een ramp betekenen.”[461]
De reacties in het buitenland op Mobutu’s maatregelen zijn positief tot erg positief. Axel Buyse van De Standaard predikt echter voorzichtigheid. De maatregelen kunnen volgens hem een eerste aanzet zijn voor een nieuw Zaïre, maar er blijven een aantal grote vraagtekens. Buyse stelt zich de vraag wat de “baronnen” van de elite gaan doen, nu duidelijk is dat Mobutu de MPR heeft laten vallen. Zullen zij de hervormingen van Mobutu ondergaan, ook wanneer deze botsen met hun belangen?[462]
Ook het driepartijensysteem wordt volgens Buyse een probleem. De oppositie zal gedwongen worden om zich als eenheidspartij achter de UDPS van Tshisekedi te scharen, een constructie die spoedig onmogelijk zal blijken. Buyse heeft maar weinig vertrouwen in de capaciteiten van de Zaïrese oppositie. Deze heeft volgens de journalist geen enkele visie op de economische problemen van het land. Bovendien heeft ze nauwelijks voeling met de kleine man in de volkswijken van Kinshasa.
Buitenlandse politici, zoals de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Eyskens, zijn vol lof over de aangekondigde veranderingen en zien deze als een ontwerp voor andere Afrikaanse leiders die onder druk staan om een einde te maken aan hun autocratische regimes. De Standaard ontwaart in de hervormingen echter niet onmiddellijk Mobutu’s idealisme, maar wel de politieke sluwheid en het overlevingsinstinct van de “président-fondateur”.
“Door veranderingen aan te kondigen vóór de druk van de bevolking te sterk werd, toonde Mobutu nogmaals de politieke sluwheid die hem al een kwarteeuw aan de macht houdt. ”[463]
Ondanks de aankondigingen lijkt er echter in de praktijk voorlopig niets veranderd: “[…] de president behoudt in afwachting van het nieuwe bewind de sleutelposten: buitenlands beleid, leger en staatsveiligheid. Hij zal ook wel blijven beschikken over de enorme budgetten van ‘la Présidence’.”[464]
Het einde van de Tweede Republiek inspireert Ruys tot een “in memoriam” van het mobutisme. Ruys lijkt er de nadruk op te willen leggen dat Mobutu niet altijd die typische Afrikaanse dictator is geweest voor wie hij nu symbool staat. Mobutu heeft voor Ruys verschillende verwezenlijkingen op zijn palmares staan, die echter in de schaduw zijn geraakt door het beleid van de laatste decennia.
“De status die de president verwierf -met de uiterlijke tekens van praalzucht en rijkdom- deed vergeten dat Mobutu in het begin van zijn opgang een energieke, ambitieuze jongeman was met lofwaardige bedoelingen. Hij maakte een einde aan de karikaturale partijpolitiek en de versnippering van het land. Hij propageerde een nieuwe arbeidsethiek, veroordeelde de tribale verdeeldheid en riep de Zairezen op zich aaneen te smeden tot een zelfbewuste natie.”[465]
Zaïre is nu echter een staat geworden waar niets meer functioneert: onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur zijn ingestort. Ruys is in zijn analyse van de problemen toch nog vrij mild voor Mobutu. Hij ziet de oorzaken voor het failliet van de Zaïrese staat veel ruimer dan het wanbeheer van Mobutu en zijn entourage. Ook de broosheid van de monoculturen, de instabiele grondstofprijzen en de “hebzucht van de blanke profiteurs” hebben Zaïre, net als zovele Afrikaanse staten, niet gespaard.
Volgens Manu Ruys heeft Mobutu het erg moeilijk met zijn veranderde status. De staatsman die ooit de bondgenoot bij uitstek van het Westen was, wordt nu door westerse staten en westerse instellingen opgejaagd. Waar hij vroeger maar hoefde aan te kloppen om kredieten te krijgen, wordt de beurs nu dichtgedraaid en wordt hij voorgesteld als hét symbool van de Afrikaanse potentaat.
“Mobutu wordt bedolven onder problemen, die hij niet meer in hun hele omvang en complexiteit vermag te overschouwen. Hij voelt zich opgejaagd wild (WB,IMF,..) en hij is- en dat is wellicht de most unkindest cut of all- voor de mogendheden niet meer de prioritaire bondgenoot. De fiere president ontwaakte uit de droom: hij wordt niet de grote staatsman die namens heel Afrika optreedt. ”[466]
Manu Ruys ziet in de veranderingen die aangekondigd zijn niet automatisch een verbetering. Hij lijkt weinig vertrouwen te hebben in de Zaïrese oppositie. De politici uit de oppositie die de mogelijkheid zullen krijgen om deel te nemen aan de macht zouden, volgens Ruys, wel eens snel de kwalen van de huidige leiders kunnen overnemen. Bovendien ziet Ruys een grote dreiging in de verdeeldheid van de oppositie. Ze roept bij hem het beeld op van de eerste dagen na de onafhankelijkheid. Eén van de verdiensten die Ruys aan Mobutu toekent, is net dat de generaal na zijn staatsgreep in 1965 definitief een einde maakte aan de (ondanks alles wel democratische) partijpolitiek en de politieke versnippering.
“Wanneer men sommige reacties van de oppositie hoort, waant men zich terug in de eerste dagen na de onafhankelijkheid, met hun partijpolitieke manoeuvres en verscheurende onenigheid. ”[467]
Ten slotte doet Ruys nog een voorspelling over de toekomst van Zaïre. Ruys gelooft niet in het scenario dat door sommige commentatoren wordt geschetst:
“Sommige commentatoren menen dat Mobutu erop rekent dat de verwarring spoedig weer zo groot is, dat men opnieuw op de Grote Scheidsrechter een beroep zal doen. Dat de contestatie en de verloedering zullen toenemen is niet twijfelachtig. Maar dat de maarschalk uiteindelijk weer alle macht naar zich zal toetrekken, is het wel. Mobutu mag weliswaar niet worden onderschat, maar het is best mogelijk dat ergens een jonge generaal zich voorbereidt om straks een nieuwe Mobutu te worden. ”[468]
De toekomst heeft echter het tegendeel uitgewezen.
10.2.2. De Morgen
Mobutu kondigde begin april aan dat hij later op de maand “ingrijpende politieke wijzigingen” zou bekend maken. De Morgen hecht weinig geloof aan de aankondiging van Mobutu. De president heeft immers meteen duidelijk gemaakt dat hij ondanks alles de chef blijft. De manier waarop de entourage van Mobutu de oppositie discrediteert, verraadt volgens De Morgen dat de woorden van Mobutu niet gevolgd zullen worden door inhoudelijke veranderingen. De krant gelooft daarom ook niet dat het regime de UDPS en andere oppositiepartijen zal erkennen.[469]
Opvallend is ook dat in De Morgen alle begrippen die verwijzen naar de democratie of verwijzingen naar de hervormingen en de volksraadpleging steeds tussen aanhalingstekens geplaatst worden. De krant geeft zo eigenlijk aan dat ze onder de term “democratie en hervormingen volgens Mobutu” niet de democratie verstaat zoals deze in West-Europa uitgeoefend wordt. De Morgen lijkt de aankondiging van de democratische hervormingen in Zaïre niet ernstig te nemen.
Ook in het verslag van de eigenlijke aankondiging van de Derde Republiek blijft De Morgen deze aanhalingstekens gebruiken. Het is duidelijk dat De Morgen weinig geloof hecht aan de verklaringen van Mobutu. De ironie die op bepaalde ogenblikken uit het verslag spreekt, versterkt dit beeld nog.
“De Zaïrese president heeft gisteren de “derde republiek” uitgeroepen, waarin hij als “scheidsrechter” of beter, als “ultieme toevlucht”, drie partijen zal dulden. Een systeem dat hem, met “tranen in de ogen”, dwingt tot afscheid van de huidige MPR-eenpartijstaat die hij zelf 25 jaar geleden oprichtte.”[470]
De waarnemers die de krant raadpleegt, laten weinig illusies heel. Mobutu heeft deze hervormingen afgekondigd omdat de internationale instellingen hem verplicht hebben tot hervormen. Bovendien heeft Mobutu al laten verstaan dat hij aan het hoofd blijft van Zaïre.
Volgens Zaïre-expert en directeur van het CEDAF, professor Jean-Claude Willame, lijkt deze operatie van Mobutu trouwens erg op één van Mobutu’s hervormingen uit het verleden:
“Maar natuurlijk stapt geen enkel staatshoofd dat zolang de macht gemonopoliseerd heeft, zomaar op. De operatie herinnert sterk aan de liberalisering die hij in 1977 na de eerste Shabaoorlog decretiseerde. Ook toen stond hij onder sterke binnen- en buitenlandse druk om te hervormen, wat hij eventjes met veel bombarie deed, om daarna zijn oude gewoonten weer op te nemen.””[471]
Willame merkt ook op dat Mobutu nergens gewag maakt van de presidentsverkiezingen die in 1991 gepland waren. Mobutu zou dus van de euforie gebruik maken om zijn wettelijk bepaalde presidentstermijn ongemerkt te verlengen.
Ook de dagen na de aankondiging wordt in De Morgen dezelfde toon aangehouden. De hervormingen zijn er gekomen uit zelfbehoud van de president. Door een premier aan te stellen, maar zelf wel de belangrijkste departementen onder zijn gezag te houden, heeft Mobutu nog maar eens blijk gegeven van zijn politieke sluwheid en machiavellisme.
“(Westerse diplomaten in Kinshasa) prijzen de sluwheid van Moboetoe: “Hij draagt het dagelijkse regeerwerk over aan een eerste minister. Als niet is voldaan aan de verwachtingen van de bevolking, wordt die ongelukkige premier dan de zondebok. Maar tezelfdertijd behoudt Moboetoe de sleutelposten zoals defensie, veiligheidszaken en buit politiek.” ”[472]
10.2.3. La Libre Belgique
La Libre Belgique is vol lof over de maatregelen van Mobutu. De president is, met zijn politieke intelligentie, de confrontatie aangegaan met de problemen die Zaïre al jaren teisterden. De onvrede nam toe, maar president Mobutu heeft met zijn handigheid en sluwheid iedereen op snelheid genomen en zo de wind uit de zeilen gehaald van mogelijke oppositionele of revolutionaire haarden.
“En annonçant la naissance de la "Troisième République", le président Mobutu frappe un grand coup. Avec une intelligence profonde des besoins du Zaïre et des attentes des Zaïrois. Le Maréchal fait donc face, avec un évident génie politique, à une situation qui n’avait cessé de se dégrader au cours des dernières années. Le malaise croissait en particulier dans les villes et parmi les jeunes. Ceux-ci ont, en outre, suivi les évènements de l’Europe de l’Est avec une attention extrème, et en tiraient des leçons. Le président Mobutu aussi! Il prend tout le monde de vitesse avec habileté et lucidité.”[473]
La Libre Belgique ziet in de hervormingen geen schijnmanoeuvres die zijn ingegeven door Mobutu’s politieke sluwheid of zijn machtshonger. De krant lijkt de hervormingen van de president wel te zien als politieke sluwheid, maar dan in positieve zin: Mobutu begreep waar zijn volk en zijn land nood aan hadden. Ook Mobutu’s eergevoel heeft volgens La Libre meegespeeld. De president wordt voorgesteld als de Afrikaanse staatsman die het continent de weg naar de democratie heeft getoond.[474]
La Libre Belgique gaat de dag na de toespraak van Mobutu met enkele Belgische journalisten ook bij Tshisekedi langs. Deze weet de Bellefroid geenszins te overtuigen. La Libre plaatst het politieke genie van Mobutu en de intelligentie van de nieuwe premier Lunda Bululu tegenover een warrige, onrealistische Tshisekedi, die intellectueel duidelijk de mindere is van de eerste twee: "(Tshisekedi), il devait dégoiser des propres sentencieux qui ne brilleraient pas toujours par une merveilleuse cohérence.”[475]
De presidentiële functie van Mobutu, die boven de partijen en het parlement staat, en het gezag dat de president behoudt over de belangrijke departementen, wordt wel vermeld, maar er worden in La Libre geen bedenkingen bij geuit. De Bellefroid bemerkt wel dat Mobutu veel vragen onbeantwoord gelaten heeft. Ook op de persconferentie na zijn toespraak heeft de president volgens de Bellefroid vragen over de toekomst voor zich uitgeschoven.[476] Die onzekere toekomst doet vragen rijzen. De Bellefroid stelt zich dan ook de vraag of Mobutu zijn functie misschien toch niet zal gebruiken om chaos te creëren. “L’homme de "l’ultime recours", par exemple, ne s’emploiera-t-il pas à organiser le désordre?”[477]
Jacques Franck heeft echter alle vertrouwen in de toekomst. De hervormingen zullen er niet vanzelf komen. Maar de president zal de bevolking niet teleurstellen: “Rien ne s’obtient par un coup de baguette magique. Mobutu le sait mieux que personne. Après avoir organisé une grande campagne d’écoute des populations, il ne peut les décevoir.”[478]
10.2.4. Le Peuple
Le Peuple bericht uiteraard ook over de historische toespraak van Mobutu. De krant belicht vooral de beweegredenen van Mobutu om de hervormingen door te voeren. Die redenen zijn duidelijk voor Le Peuple: de hervormingen zijn er gekomen omdat de buiten- en binnenlandse druk voor het regime te groot was. De vrees voor een revolutie zoals in Roemenië heeft Mobutu ertoe aangezet de hervormingen in gang te zetten.
Bij de analyse van de hervormingen blijft Le Peuple vooral stilstaan bij Mobutu’s breuk met de MPR. Dit wijst volgens de krant op zijn overlevingsdrang en politieke sluwheid. Mobutu laat zijn eigen politieke kind vallen, omdat het door zijn groeiende impopulariteit een hypotheek was geworden op Mobutu’s overlevingskansen. Tezelfdertijd profileert de president zich als de leider die zijn volk de democratie schenkt en de staatsman die het symbool van de antipolitiek, de MPR, van de macht verdrijft.
"Une façon peut-être, pour le Maréchal Mobutu de se dédouanner vis-à-vis de ses compatriotes puisqu’il reste le chef unificateur qui a chassé les marchands du temple de la démocratie, dont il a posé ce mardi la première pierre. ”[479]
Mobutu en zijn hervormingen zelf krijgen weinig aandacht in Le Peuple. Opvallend is dat het vooral de Zaïrese oppositie is die in Le Peuple aan bod komt. De oppositie krijgt hier de kans om de hervormingen te analyseren. Niet alleen Tshisekedi, maar ook minder bekende opposanten zoals Laurent Mende van de MNC-Lumumba, worden aan het woord gelaten.[480] Uiteraard staan zij negatief tegenover het hervormingsplan van de president. Uit de vragen die David Coppi, journalist van Le Peuple, aan de oppositieleden stelt, blijkt trouwens duidelijk dat men bij Le Peuple ook wel enig voorbehoud maakt bij de plannen van de president: “Mobutu entend-il par les mesures annoncées se refaire une sorte de virginité internationale ? […] La définition du multipartisme est pour le moins étrange.”[481]
De krant laat op 25 april een opiniestuk verschijnen, waarin ze de maatregelen van Mobutu en de context waarin deze zijn uitgevaardigd analyseert. Le Peuple is formeel: in de nieuwe wereldorde is er geen plaats meer voor regimes zoals dat van Mobutu. Met het verdwijnen van het communisme is de noodzaak voor het Westen om dictaturen zoals die van Mobutu te onderhouden en te dulden, verdwenen. Deze regimes zullen daarom snel verdwijnen volgens Le Peuple. De maatregelen van Mobutu zijn genomen uit zelfbehoud, maar ze zullen het spoedige verdwijnen van zijn heerschappij niet kunnen verhinderen.
“Dans ces nouvelles conditions, le Président-maréchal Mobutu, s’il a concedé hier un plan de réformes surveillées est de toute manière “lâché” par l’histoire qui se dérobe sous les pieds de tous. Les plaques tectoniques désormais mouvantes auront tôt fait de l’englouter complètement. ”[482]
Voor Le Peuple lijkt Mobutu dus al een element uit het verleden. Dit kan misschien de geringe aandacht voor de Zaïrese president en de ruime aandacht voor de opposanten verklaren.
10.3. Conclusie
Mobutu’s democratiseringsmaatregelen maken in de Belgische pers weinig emoties los. De twee Vlaamse kranten en Le Peuple zien in de voorgestelde hervormingen van de Zaïrese president de politieke sluwheid en het machiavellisme van Mobutu, die onder druk van de internationale instellingen en de binnenlandse oppositie tot actie gedwongen wordt. Het feit dat Mobutu de belangrijkste departementen onder zijn hoede houdt, doet bij deze drie kranten het wantrouwen nog toenemen. De Standaard lijkt, ondanks de vele vragen, Mobutu nog het voordeel van de twijfel te gunnen. De twee socialistische kranten doen de democratisering van Mobutu echter meteen af als een schijnvertoning. Mobutu wordt door de omstandigheden gedwongen om hervormingen aan te kondigen, maar de “léopard” zal snel zijn oude gewoonten terug opnemen volgens Vooruit en Le Peuple. De Waalse linkse krant gaat zelfs nog verder. Voor Le Peuple is Mobutu een relict uit de vervlogen tijden van de Koude Oorlog. De maatregelen van Mobutu zullen niet verhinderen dat de Zaïrese president, die in feite reeds tot het verleden behoort, binnenkort van het toneel zal verdwijnen.
Alle kranten laten ook de oppositie aan het woord. De Standaard en La Libre Belgique verklaren weinig vertrouwen te hebben in de oppositie, in het bijzonder in de UDPS van Etienne Tshisekedi, die toch het boegbeeld is van de grootste oppositiepartij. De Morgen en Le Peuple, die beiden alle vertrouwen in het Mobutu-regime hebben opgegeven, laten de oppositie meer uitgebreid aan het woord. Vooral bij Le Peuple komen alle geledingen van de Zaïrese oppositie uitgebreid aan bod. De twee linkse kranten klinken ook niet pessimistisch over de capaciteiten van deze oppositie.
La Libre Belgique is de enige krant die in de hervormingsmaatregelen van Mobutu een democratische reflex ontwaart. De krant heeft het eveneens over de politieke intelligentie van het Zaïrese staatshoofd. Ze beschouwt deze sluwheid als een positieve eigenschap, die Mobutu ertoe heeft aangezet om de democratische wegbereider van Afrika te worden. La Libre zit ook met vragen over de uitwerking van de hervormingen, maar de krant is optimistisch. Ze vertrouwt erop dat Mobutu de Zaïrese bevolking niet zal ontgoochelen.
11. Het bloedbad op de universiteitscampus van Lubumbashi (13.5.1990)
11.1 Historische achtergrond
De gebeurtenissen op de universiteitscampus van Lubumbashi zullen nooit volledig opgeklaard worden. Het is een van de vele voorvallen uit het Mobutu-tijdperk waarbij er voldoende getuigenissen voorhanden zijn om de echtheid van de feiten te onderkennen. Er is echter ook een manifest gebrek aan officiële bewijzen, waardoor er altijd vragen zullen blijven bestaan. Vooral de onloochenbare tegenstellingen tussen de getuigenissen en de officiële informatie maken het onmogelijk om een versie van de feiten neer te schrijven die vrij is van discussie. De beginselen van de bronnenkritiek zeggen ons dat wanneer verschillende, onafhankelijk van elkaar staande bronnen hetzelfde verhaal vertellen, zij betrouwbare informatie geven.[483] In dit opzicht is het duidelijk dat de getuigenissen die het buitenland een week na de feiten stilaan bereikten en die onafhankelijk van elkaar in grote lijnen hetzelfde verhaal vertelden, betrouwbaar zijn. Zij zijn in elk geval betrouwbaarder dan de informatie die werd vrijgegeven door AZAP. Dit persagentschap stond onder het gezag van het regime en was de exponent bij uitstek van een informatiekanaal dat werd gepatroneerd door een totalitair regime. De rol van het AZAP bestond vaak uit niet meer dan het uitbrengen van door het regime gecensureerde en gecontroleerde “informatie”: propaganda, het verdraaien, verzwijgen of ontkennen van gebeurtenissen en het in diskrediet brengen van toenmalige vijanden van het regime. Het hoeft geen verbazing te wekken dat informatie van AZAP op buitenlandse redacties op haar waarde werd onderzocht met eigen informanten en andere bronnen, die minder onder het juk van het regime zaten. Het resultaat was dan wel een betrouwbaarder beeld van de situatie, dat evenwel niet altijd een antwoord bood op alle vragen .Dit is een euvel waar eigenlijk alle media die over Zaïre berichtten onder te lijden hebben gehad.
Wat er zich in de nacht van 11 op 12 mei heeft afgespeeld op de campus van Lubumbashi, is eigenlijk integraal gereconstrueerd op basis van getuigenissen. Op 16 mei stuurde AZAP een persbericht de wereld in. Hierin werden rellen tussen verschillende groepen studenten gemeld in Lubumbashi.[484] Rond dezelfde periode ontvingen de Belgische kranten de eerste brieven van getuigen, die onafhankelijk van elkaar hetzelfde verhaal vertelden.[485] Dit verhaal was ook al door de UDPS de wereld in gestuurd. Ook de universiteitsprofessoren van de universiteit van Lubumbashi stuurden een protestbrief naar Mobutu en een kopie ervan naar krantenredacties om het geweld van de veiligheidstroepen aan te klagen.
Uit deze diverse bronnen kan volgend feitenrelaas opgemaakt worden. Na de redevoering van de president op 24 april zijn ook de studenten uitgelaten en euforisch. Ze besluiten om hun campus op te knappen. Het vuil wordt geruimd. Straten en pleinen krijgen nieuwe namen, zoals het Perestrojka- en Mandelaplein, de Che-Guevaraboulevard en het onvermijdelijke “Comprenez-mon-émotion”. Er wordt tegelijkertijd een nieuwe wegcode uitgevaardigd, die alleen nog eenrichtingsverkeer toelaat. Op 8 mei heeft er een klein incident met verstrekkende gevolgen plaats.
Een bestuurder die niet op de hoogte is van de veranderingen, rijdt in op een blokkade van de studenten en wordt door de studenten de les gelezen. Zijn passagierster trakteert de studenten op haar beurt op een ware scheldtirade. Ze meent zich dergelijke beledigingen te kunnen veroorloven, want ze is Marie-Rose Baramoto, de nicht van de beruchte commandant van de burgerwacht, Kpama Baramoto. Baramoto is een familielid van president Mobutu en wordt beschouwd als één van de harden van het regime. De woedende studenten pakken Baramoto fysiek aan. Enkelen onder hen worden hierop aangehouden door de burgerwacht. Een andere student verklaart aan hun vrienden dat de arrestanten weldra zullen vrijkomen. Zijn zelfverzekerde toon zorgt er echter voor dat hij zichzelf in de problemen brengt. De studenten, die al op hun hoede waren door wat er net gebeurd was, worden achterdochtig. Zij dwingen de student zijn bronnen te onthullen. Zo komt men erachter dat hij, als informant, verbonden is met de veiligheidsdiensten. De studenten dwingen hem nu hardhandig op hun vragen te antwoorden. Hij blijkt niet de enige op de campus in Lubumbashi die in contact staat met de veiligheidsdiensten. Er is zelfs een concreet netwerk, dat ondersteund wordt door de hoogste regionen. De studenten vallen daarop binnen in de kamers van de vermeende informanten en vinden daar genoeg materiaal om de bekentenissen van hun slachtoffer te bevestigen: zendapparatuur , nachtkijkers, bajonetten, handboeien, cheques, …
De betrapte spionnen bekennen hun activiteiten, zoals het afluisteren van studentenmeetings, maar ook het laten verdwijnen van “potentieel gevaarlijke studenten”. Als feitelijke leden van de presidentiële garde genoten deze studenten ook privileges, zoals vrijstelling van examens.
De studenten, die de verklikkers in hun midden ontdekt hebben, zijn buiten zichzelf van woede en tuigen hun betrapte “collega’s” af. Deze zullen, meer dood dan levend, de nacht buiten doorbrengen, maar worden ’s anderendaags door de burgerwacht bevrijd.
In het stadshospitaal krijgen zij het bezoek van Koyagialo Ngbase, de gouverneur van Shaba. Deze is in alle staten. Het netwerk is ontmaskerd. Maar wat nog erger is: de informanten waren allen Ngbandi, leden van de stam van Mobutu zelf, net als de meerderheid van zijn vertrouwelingen én de facto dus ook de leidende klasse in het land. Hierdoor is er een heksenjacht ontstaan op de Ngbandi op de universiteitscampus en zijn dus ook familieleden van de gezagsdragers in acuut gevaar.
Gouverneur Koyagialo stuurt een boodschap naar Kinshasa waarin hij de gebeurtenissen van de voorbije dagen meldt. Vermoedelijk werd de boodschap door de gouverneur nog wat aangedikt of werden de orders op een overdreven manier geïnterpreteerd.
Het vervolg van de gebeurtenissen is niet helemaal duidelijk. Volgens de officiële Zaïrese onderzoeken pleegt Koyagialo overleg met de lokale verantwoordelijken van de Nationale Dienst voor Inlichtingen en Immigratie (twee takken van de Nationale Veiligheid) en met de rector van de universiteit en wordt er besloten de studenten te straffen. Volgens andere versies - en deze worden ook het meest voor waarheid aangenomen - zou het bevel van hogerhand gekomen zijn, op vraag van de dignitarissen van het regime. Zij zijn bang dat hun kinderen, die tot de Ngbandi behoren, het slachtoffer zullen worden van afrekeningen.
In elk geval, op 11 mei landen er in Lubumbashi twee vliegtuigen die in Kinshasa zouden zijn opgestegen. Het ene bevolkt met een commando, het andere leeg. In de namiddag wordt de elektriciteit op de universiteitscampus afgesloten. De campus is inmiddels reeds omsingeld door de ordestrijdkrachten die de studenten niet toestaan de campus te verlaten. Wanneer de nacht intreedt, valt een commando de campus binnen. Alle getuigen stellen dat de gemaskerde of beschilderde mannen bijzonder wreed te werk gaan. Gewapend met bajonetten, machetes, touwen en revolvers met dempers gaan de aanvallers op weg naar de slaapzalen. Ze worden geleid door andere studenten die lijsten hebben met de namen van de leiders van de studentenopstanden. Ze vermijden de slaapzalen waar studenten afkomstig uit Shaba, Beneden-Zaïre en uiteraard de Evenaarsprovincie verblijven, maar gaan naar de kamers van de studenten uit Kivu, de beide Kasaïs en Bandundu.
De troepen zijn rijzige mannen, gekleed in sportkledij, die een vreemde taal spreken. Het zullen leden van de DSP blijken, de Division Spéciale Présidentielle. Deze eenheid is, op zijn minst gezegd, berucht in Zaïre én daarbuiten. De DSP is als het ware de pretoriaanse wacht van president Mobutu.[486] Het is het korps dat voor de persoonlijke veiligheid van het Zaïrese staatshoofd instaat. Het telt tussen de zeven- en vijftienduizend manschappen (de schattingen zijn -zoals bij zovele zaken die over Zaïre handelen- niet eensluidend).[487] De manschappen zijn voor het grootste deel afkomstig uit de Evenaarsprovincie, net als Mobutu. Hun opleiding werd jarenlang verzorgd door Belgische, Israëlische en Amerikaanse instructeurs. Ze worden beschouwd als de meest trouwe troepen van de president. Het zijn dan ook de enige troepen die in de jaren negentig nog fatsoenlijk betaald worden en die nog toegang hebben tot de wapenopslagplaatsen van Zaïre. De DSP is tevens de meest gevreesde eenheid van het Zaïrese leger. Haar naam wordt gekoppeld aan verdwijningen, aan eliminaties van tegenstanders van Mobutu en aan bloedige represailles tegen betogers en de bevolking. Het is juist hun aanwezigheid die Mobutu in de problemen zal brengen op het internationale toneel. Niemand gelooft immers dat de DSP optreedt zonder medeweten van Mobutu.
Alle getuigenissen vertellen hetzelfde verhaal. Het commando is enkele uren actief op de campus. In die uren worden de geviseerde studenten meedogenloos geëlimineerd. Bij zonsopgang worden de doden en de gewonden opgehaald en in vrachtwagens, opgeëist in mijnbouwbedrijven en bouwondernemingen, afgevoerd naar een onbekende bestemming. De lijken zouden in putten in het woud gedumpt zijn of in zoutzuur opgelost zijn.
De studenten van de Evenaarsprovincie worden door het commando samengebracht en naar het vliegveld gevoerd. Vervolgens worden zij met het tweede vliegtuig, dat voor hen voorzien was, naar veiliger oorden gevlogen. De DSP-soldaten, die hun opdracht hebben uitgevoerd, verdwijnen. De overlevenden van het drama vluchten weg van de campus. Sommigen keren terug naar huis, anderen vluchten naar Zambia, waar ze als eersten het nieuws van de gebeurtenissen zullen verspreiden.[488]
Ongeveer een week na de feiten sijpelen de eerste getuigenissen België binnen. Het zijn voornamelijk brieven, gericht aan krantenredacties, die ervoor zorgen dat het bloedbad internationale aandacht krijgt. De UDPS signaleerde de feiten reeds kort na 11 mei door middel van een persmededeling. Wanneer er meer en meer gelijklopende getuigenverslagen bekend raken, neemt de geloofwaardigheid van de feiten toe en hiermee ook de aandacht die “Lubumbashi” in de pers krijgt. AZAP had reeds op 16 mei een persbericht de wereld ingezonden, waarin het melding maakte van rellen tussen studenten onderling.[489] Het is waarschijnlijk dat AZAP met dit bericht wou anticiperen op de getuigenverslagen die ongetwijfeld zouden verschijnen.
De opschudding die de verslagen veroorzaakten, dwong de Belgische regering tot actie. Nog geen jaar eerder, bij het herstel van de betrekkingen met Zaïre, had de publieke opinie het akkoord zwaar op de korrel genomen. Het ontbreken van enige verwijzing naar respect voor de mensenrechten in ruil voor de schuldenkwijtschelding, deed in de media en het parlement heel wat stof opwaaien. Net nu de mensenrechtenschendingen van het regime meer dan ooit bekend raakten, leek het erop dat Zaïre een kwijtschelding kreeg zonder dat het regime enige voorwaarden werden opgelegd. Minister van Buitenlandse Zaken Marc Eyskens vergoelijkte de afwezigheid van die voorwaarden door te verklaren dat bij de evaluatie van het nieuwe samenwerkingsakkoord ook de mensenrechtenpolitiek van Zaïre onder de loep genomen zou worden.
Ditmaal reageerde de Belgische regering anders.[490] Minister van Buitenlandse Zaken Eyskens eiste een internationale onderzoekscommissie met een officieel mandaat om de gebeurtenissen op de campus van Lubumbashi te onderzoeken en om getuigen en bewindslui te ondervragen teneinde de verantwoordelijken te kunnen aanduiden. Dit deed hij onder druk van de Vlaamse socialisten , die van de strijd tegen het regime van Mobutu een van hun actiepunten hadden gemaakt en de blamage van Rabat nog niet verteerd hadden. Eyskens meende dat België hiertoe het recht had vanwege een clausule uit de veelbesproken akkoorden van Rabat. In tussentijd zou België de lopende hulp aan Zaïre stilleggen en werden de voorbereidingen voor de Rondetafelconferentie die halfweg juni in Brussel zou plaatsvinden, gestaakt.[491]
Zaïre reageerde geïrriteerd en noemde de uitlatingen van Eyskens “daterend uit een andere tijd, toen het land geregeerd werd met repressieve methoden die totaal tegenovergesteld zijn aan de idee van menselijke waardigheid”.[492] In Lubumbashi waren volgens de Zaïrese autoriteiten rellen geweest tussen studenten van verschillende tribale origine en was het leger inderdaad tussenbeide gekomen, maar dan wel om de gevechten tussen de studenten te stoppen. Er waren bij deze gevechten enkele gewonden gevallen, maar slechts één dode.[493] Al degenen die het over tientallen doden hadden, moesten eerst maar eens de namen van die slachtoffers geven, aldus de Zaïrese ambassadeur in Brussel. De Zaïrese autoriteiten hadden intussen besloten zelf een onderzoekscommissie te sturen om de schuldigen op te sporen en te straffen. Een internationale onderzoekscommissie zou het land niet inkomen. Dit werd door het regime beschouwd als inmenging in interne Zaïrese zaken.[494]
België wou geen nieuwe crisis in de relaties met Zaïre, maar voelde zich wel gesterkt door Canada en Frankrijk. Daardoor bleef het standvastig bij de eis om een internationale commissie te sturen, ook nadat de Zaïrese onderzoekscommissie haar uitslagen had bekendgemaakt. De schuldigen waren volgens deze commissie de provinciegouverneur, de ingenieur van de elektriciteitsmaatschappij die de stroom had afgesneden en de lokale agenten van de veiligheidsdienst.
De wereld hechtte hier echter weinig geloof aan. Het stond ondertussen als een paal boven water dat de DSP de slachtpartij had aangericht. De enige vraag die echt telde, was welke de verantwoordelijkheid van Mobutu hierin was. Ofwel was Mobutu verantwoordelijk voor het sturen van de troepen, ofwel niet. Maar indien de president niet op de hoogte was van de démarche van zijn persoonlijke wacht, hoe ver reikte zijn controle dan nog over het leger? Men mag aannemen dat de kans dat de troepen vertrokken buiten Mobutu’s weten om, zo goed als nihil is.
Het aandringen van België werd Mobutu op 22 juni te veel. Via een communiqué dat door AZAP de wereld werd ingestuurd, verbrak Mobutu nogmaals de banden met België.[495]
Ditmaal deed België geen moeite meer om de brokken te lijmen. Het regime van Mobutu was te verbrand om er nog mee geassocieerd te worden. Het belang van Zaïre voor de Belgische economie, tot dan toe steeds het hoofdmotief om de wandaden van het regime in Kinshasa te verdragen, was door de totale ineenstorting van de Zaïrese economie tot een verwaarloosbaar minimum geslonken. Bovendien was het strategische belang van Mobutu door de ontwikkelingen in de wereld ook verdwenen.
Na België zouden ook de VS hun militaire hulp aan Mobutu staken, omwille van de mensenrechtenschendingen en de corruptie. Ook de Wereldbank en het IMF zetten alle kredieten aan Zaïre stop en Frankrijk en Canada vonden dat de “Top van de Francofonie”, in Kinshasa gepland, beter elders zou plaatsvinden. Lubumbashi betekende zo het einde van de officiële westerse hulp aan Mobutu.
De “président-fondateur” bleef er echter redelijk onbewogen bij. De officiële viering van dertig jaar onafhankelijkheid werd in Lubumbashi gehouden, maar de kolonisator was er niet meer bij. Wie de verantwoordelijke was voor het bloedbad in Lubumbashi en hoeveel doden er vielen, is nooit opgehelderd.
11.2. Analyse
11.2.1. De Standaard
Bij De Standaard is de onzekerheid over de gebeurtenissen op de universiteitscampus van Lubumbashi duidelijk waarneembaar. De krant lijkt echter meer geloof te hechten aan de versie van de feiten van de getuigen ter plaatse dan aan de versie die door de Zaïrese autoriteiten wordt verspreid. De Standaard onderlijnt ook meermaals dat de verschillende getuigenissen die de krant bereiken allen een gelijklopende versie van de gebeurtenissen geven.[496]
Volgens Axel Buyse maakt de waas die er voorlopig rond de Lubumbashi-affaire hangt in elk geval duidelijk dat de situatie in Zaïre nog steeds dezelfde is als voor de toespraak van Mobutu op 24 april, toen hij de hervormingen aankondigde.[497] De nieuwe regering die Mobutu aanstelde, werd volgens de oude patronen gevormd en de veiligheidsdiensten van de president gaan nog even hard tekeer als vroeger, met dit verschil dat ze nu ook over de namen beschikken van de ondertekenaars van de vele klachtennota’s die naar Kinshasa zijn gestuurd. De maatregelen die zijn uitgevaardigd om de macht van de veiligheidsdiensten in te perken, zijn volgens Buyse dan ook gedoemd om dode letter te blijven.
De geruchten die uit Lubumbashi België bereiken, laten in elk geval de meest pessimistische scenario’s opdoemen voor de democratische hervormingen in Zaïre:
“[…] zeker zolang het gerucht blijft gaan dat de afstraffing van de studenten in Lubumbashi het werk was van de “Divison Spéciale Présidentielle”, het korps dat instaat voor de veiligheid van de president. Een veiligheidsdienst die in normale omstandigheden nooit zo’n operatie kan opzetten buiten het medeweten van zijn ‘patron’”
“In Kinshasa wordt druk gespeculeerd over een ander scenario. [...] Als zou blijken dat de veiligheidsdiensten de hele operatie op eigen houtje organiseerden, is de situatie nog explosiever. Dat kan betekenen dat de president zijn greep op de gebeurtenissen aan het verliezen is. ”[498]
Op 22 juni verbreekt Mobutu alle betrekkingen met België. Volgens De Standaard is dit conflict een keerpunt in dertig jaar Belgisch – Zaïrese relaties. De kans is volgens de krant klein dat deze ruzie tussen beide landen opnieuw zal uitdraaien op een verzoening, zoals het klassieke scenario van de voorbije dertig jaar. België plooit ditmaal niet meer voor de bedreigingen uit Kinshasa, terwijl het regime in Zaïre meer dan ooit geïsoleerd komt te staan.
Het is voor Dirk Achten duidelijk dat Mobutu zijn oude trukendoos bovenhaalt.[499] Mobutu leidt de aandacht van de binnenlandse problemen af met een aanval op een buitenlandse zondebok: “Mobutu hapt de jongste tijd naar adem en kiest voor de tegenaanval tegen België, de oude kolonisator die zijn betuttelende gewoonte nog niet heeft verleerd. België krijgt de volle laag, een buitenlandse boeman komt in deze situatie goed van pas.”[500] In de gegeven omstandigheden speelt de Zaïrese president een gevaarlijk spel. De actie van de Zaïrese president komt er op een moment dat hij meer en meer kritiek te verduren krijgt. Ook de situatie in het binnenland van Zaïre, waar de bevolking een dagelijkse strijd voert om te overleven, wordt rampzalig. Mobutu kan het zich niet veroorloven om zijn noodlijdende bevolking de Belgische hulp te ontzeggen. Toch lijkt het er op dat de Zaïrese president zijn trots laat voorgaan op het welzijn van de bevolking. De Standaard meent dat deze actie van Mobutu een stap te ver is: “De kans dat hij zich dit keer misrekent is groter dan ooit tevoren. ”[501]
Lode Bostoen gelooft ook niet dat het huidige conflict tussen Mobutu en België snel zal uitmonden in een “grote verzoening”.[502] Nu de Belgische financiële belangen niet meer opwegen tegen de problemen die de relaties met Mobutu steeds met zich meebrengen, zoekt België een geschikt ogenblik om zo snel mogelijk afscheid te nemen van Zaïre.
Volgens Bostoen is dit moment nu aangebroken. Hij vindt de socialistische kritiek op het Mobutu-regime kunstmatig fel.
“Ontwikkelingshulp afhankelijk maken van de naleving van de mensenrechten is niet echt realistisch. De regering weet dit ook wel. Daarom wekt haar vastberaden aandringen op een internationale onderzoekscommissie sterk de indruk dat zij in Lubumbashi een geschikt voorwendsel heeft gevonden om na dertig jaar, voor goed afscheid te nemen van Mobutu en van Zaïre. ”[503]
Ook Manu Ruys gaat ervan uit dat deze breuk tussen Zaïre en de oude metropool het definitieve einde zou kunnen inluiden van de Belgisch-Zaïrese entente.[504] Ook het presidentsschap van Mobutu zou volgens Ruys wel eens op zijn laatste benen kunnen lopen. De viering van vijfentwintig jaar “dipenda” zonder westerse gasten, symboliseerde volgens Ruys de internationale isolatie van Mobutu, die ook in eigen land alleen komt te staan. De ommekeer in de zienswijze van Manu Ruys over de toekomst van het democratiseringsproces is eigenlijk typerend voor de val van de Zaïrese president. In april 1990 hechtte Ruys geen geloof aan de voorspelling van sommige waarnemers, die verkondigden dat Mobutu de chaos zodanig zou doen toenemen tot hij ten slotte de macht weer zou overnemen. Twee maanden later is hij ervan overtuigd dat Mobutu deze tactiek wel volgt, als laatste strohalm voor zijn tanende macht.
“Mobutu kondigde eind april het einde van het Mobutisme aan. Hij tracht de heftige onvrede onder de getergde en wanhopige bevolking onder controle te houden, wellicht in de hoop dat er binnen de politieke klasse een toestand van verwarring en verdeeldheid ontstaat, waaruit hij dan weer als de enige redder kan boven drijven. Maar de dubbelzinnigheid waarin de aangekondigde democratisering verloopt, lokt overal wantrouwen uit. ”[505]
11.2.2. De Morgen
De Morgen lijkt niet lang te twijfelen over de gebeurtenissen in Lubumbashi. Het feit dat de getuigenissen onafhankelijk van elkaar de krantenredactie bereiken én hetzelfde verhaal vertellen, overtuigt de krant van de echtheid van de getuigenverslagen.[506] De reactie van de Belgische regering wordt door de krant positief beoordeeld: “Voor het eerst in jaren heeft een Belgische regering het aangedurfd om zichzelf niet in allerlei bochten te wringen uit vrees de chef in Kinshasa niet voor het hoofd te stoten.”[507]
Deze omslag is volgens de krant te danken aan de SP, die de mensenrechtenclausule toevoegde aan het akkoord van Rabat van 1989. De SP krijgt in De Morgen wel vaker de gelegenheid om zich te profileren rond gebeurtenissen in verband met Zaïre. Ook bij de Lubumbashi-affaire valt op dat de krant eigenlijk vaker het standpunt van SP-voorzitter Vandenbroucke vermeldt dan dat van de regering. De andere partijen komen gewoonweg niet aan bod.
De Morgen verwondert zich ook over het uitblijven van een reactie uit Kinshasa. Normaal zou een dergelijke verklaring van de Belgische regering beantwoord worden door een stortvloed van boze reacties vanuit Kinshasa. Het uitblijven van deze antwoorden is volgens de krant een duidelijke aanwijzing voor de zwakke positie waarin Mobutu zich bevindt. De democratisering die de president heeft aangekondigd, heeft hem volgens de krant in een kwetsbare positie doen belanden, ergens tussen de bevolking en de MPR. De krant ziet maar één oplossing meer: een troonsafstand van de “Guide Suprême”.
“Merkwaardig is wel dat Moboetoe zo terughoudend reageert. [...] Misschien is het een illustratie van het feit dat de grote chef zich in een uiterst benarde situatie bevindt. Moboetoe heeft met zijn volksraadpleging de “doos van Pandora” geopend. De Zaïrese bevolking lijkt hem op zijn hervormingsgezinde woord te willen nemen.
Het land is zo een puinhoop geworden, dat Moboetoe ook weinig anders kan dan proberen de middenklasse –buiten zijn eigen MPR om- bij het politieke bedrijf te betrekken. Iets wat dan weer door de baronnen van zijn eenheidspartij wordt tegengehouden. [...] Maar de president moet toch langzamerhand beginnen in te zien dat er voor hem niet veel anders opzit dan het advies van de “Solidarité Paysanne”-leider Loembi te volgen: stilletjes vertrekken en hopen dat anderen de rampzalige doos kunnen sluiten. ”[508]
Paul Goossens is categoriek: het einde van het Mobutu-regime is nabij.[509] De “Afrikaanse Marcos” had volgens Goossens al bewezen dat hij “een schraapzuchtige despoot” was, maar Mobutu heeft nu elke illusie van mogelijke veranderingen doen verdwijnen. Alle politieke partijen zijn nu eindelijk tot dit besef gekomen, aldus Goossens: “Als alle politieke partijen zich de voorbije jaren al van iets bewust geworden zijn, dan is dat van de absolute onkunde van Moboetoe om wat dan ook nog op te lossen in Zaïre.” Zelfs de PVV, “die tot voor kort alle dwaasheden van Moboetoe probeerde te vergoeilijken” (en daardoor dus vaak in de clinch lag met de SP), is nu van koers veranderd. Iedereen, behalve het regime in Kinshasa, beseft dat het Mobutu-tijdperk op zijn einde loopt. [510]
Wanneer Mobutu op 22 juni opnieuw de betrekkingen tussen Zaïre en België verbreekt, lijkt deze breuk voor De Morgen bijna een non-event. Mobutu’s macht en invloed zijn zodanig aan het tanen dat de relevantie van het Zaïrese staatshoofd bijna onbestaande is geworden. Voor Paul Goossens is deze actie van Mobutu het beste bewijs dat de Zaïrese president nog steeds in het verleden leeft. Het klassieke manoeuvre van Mobutu om België onder druk te zetten, was effectief zolang in Belgische politieke kringen het geloof heerste dat Mobutu, ondanks alles, een stabiliserende factor was in Zaïre. Nu het voor iedereen duidelijk is dat Mobutu een hinderpaal is geworden in de ontwikkeling van Zaïre, heeft de Zaïrese president de laatste steun verloren.
“Ook de hoogste regeringsinstanties wisten al langer dat het regime zichzelf verrijkte. Toch was er nog altijd die illusie dat het zonder Moboetoe nog een stuk erger zou zijn. Vandaag bestaat die niet meer. ”[511]
Ook de Belgische diplomaten die de krant raadpleegde, geven een eensluidend antwoord: de relatie met Zaïre zit op een dood spoor. De krant meent dat de Belgische Zaïre-politiek zich daarom nu vooral moet concentreren op het drastisch verminderen van het aantal landgenoten in Zaïre. De uitwijzing van de Belgische coöperanten is volgens De Morgen niet eens een slechte zaak. Zolang Mobutu aan het roer staat van Zaïre, is de aanwezigheid van zoveel coöperanten onverantwoord. Bovendien dreigen de Belgen in Zaïre gijzelaars te worden van het zieltogende regime. België zou zo willens nillens opnieuw betrokken kunnen raken bij de Zaïrese interne problemen.[512]
Enkele dagen later geeft De Morgen een overzicht van de recente botsingen tussen beide landen. De krant denkt niet dat het ditmaal tussen België en Zaïre nog goed komt. De breuk heeft volgens De Morgen-journalist Rudy Collier niet eens zo veel te maken met het bloedbad dat in Lubumbashi werd aangericht.
“Wat bewijst Loeboembashi?Niets anders dan zaken die al vele jaren door vele instanties, onder meer Amnesty International worden aangeklaagd. Dat het niet deugt met de mensenrechten in Zaïre. Dat daar uiteindelijk bloedbaden het gevolg van zijn heeft een zekere logica, zo is al vaker in andere landen bewezen. ”[513]
De Belgische houding is volgens Collier vooral het gevolg van het vorige conflict tussen beide landen, de schuldencrisis. De verzoening tussen beide landen in Rabat kon niet verhinderen dat Mobutu zijn laatste krediet had opgebruikt bij de Belgische regering. Bovendien werd het akkoord bedolven onder de kritiek – onder meer door De Morgen – dat de Belgische regering door de knieën was gegaan voor Mobutu. Nu neemt de regring echter een onbuigzame houding aan:
“De stelligheid waarmee Eyskens verkondigde dat zowel het IMF als de Wereldbank de banden met Zaïre zullen verbreken als die met België er niet meer zijn, is voor Moboetoe duidelijk en verontrustend: Europa en het wereldkapitaal zien nog wel heil in het land en zijn volk, maar niet meer in zijn leider. ”[514]
11.2.3. La Libre Belgique
Ook La Libre Belgique is er vrij snel van overtuigd dat er zich in de nacht van 12 mei 1990 een moordpartij heeft voorgedaan op de universiteitscampus in Lubumbashi: “Il ne fait plus de doute que, cette nuit-là, le comble de l’horreur fut largement atteint.”[515]
De krant spreekt zich niet onmiddellijk uit over de mogelijke verantwoordelijkheid van de president, maar oordeelt wel dat Mobutu na één maand reeds alle krediet heeft verloren dat hij had verkregen door de democratisering van Zaïre aan te kondigen.[516] Steeds meer zaken maken duidelijk dat Mobutu het nooit echt gemeend heeft met de democratisering. Reeds enkele dagen na de afkondiging ervan, was de “léopard” er volgens de Bellefroid al in geslaagd om de meerderheid van de vooropgestelde maatregelen weer in te trekken. De aankondiging van het multipartisme heeft Mobutu vooral de gelegenheid gegeven om na te gaan welke politici “betrouwbaar” zijn. Degenen die na 24 april uit de MPR vertrokken, zijn door de president reeds allen gedwongen op hun stappen terug te keren. Het vertrek van Mobutu uit de MPR is intussen trouwens vooral een vertrek op papier gebleken. In tegenstelling tot een maand geleden, toen La Libre geen bedenkingen uitte bij het bericht dat Mobutu het leger en de veiligheidsdiensten onder zijn bevel zou houden, doet het dit nu wel. De gebeurtenissen in Lubumbashi kunnen volgens La Libre dan ook beschouwd worden als een logisch gevolg op de toegenomen activiteit van het repressieve apparaat.
Nu de gebeurtenissen in Lubumbashi hebben duidelijk gemaakt dat het democratiseringsproces onder Mobutu geen kans tot slagen heeft, is zijn krediet ook bij La Libre Belgique opgebruikt. De krant die hem altijd is blijven steunen, is nu van mening dat zijn aanwezigheid altijd een hinderpaal zal vormen voor elke aanzet tot hervormingen.
“S’il est un fait que sa personne en tant que chef d’Etat avait été jusqu’ici, en règle générale, miraculeusement épargnée par la critique, il devient tout aussi évident, aux yeux des observateurs crédibles, que sa seule présence devient désormais éminemment problématique.”[517]
Opvallend is wel de opmerking van de Bellefroid dat Mobutu tot nu toe altijd gespaard is gebleven van kritiek. Mobutu’s beleid is in 1990 al jaren het voorwerp van scherpe kritiek, wat uit dit onderzoek ook duidelijk blijkt. Maar de Bellefroid maakt blijkbaar de nuance, hij heeft het over kritiek van geloofwaardige waarnemers, “des observateurs crédibles ”.
Wanneer begin juni de gemeenteraadsleden van Lubumbashi hun versie van de feiten bekend maken en ze bovendien aanklagen dat de Zaïrese onderzoekscommissie hen moedwillig ontweken heeft, wordt het Mobutu-regime in het nauw gedreven. Voor La Libre Belgique wijst de ongeziene openheid en weerstand van de Zaïrese bevolking op de diepe barsten die er in het regime geslagen zijn. “Lubumbashi” is een keerpunt geworden voor de Zaïrese bevolking en het regime. La Libre vraagt zich af of Mobutu deze crisis zal overwinnen.
“Jamais une telle détermination, un tel esprit de résistance ne paraissent s’être manifestés dans la société zaïroise, ce qui démontre à suffisance l’ampleur de la brèche ouverte désormais dans le mobutisme. ”[518]
De toekomst van de president zal volgens La Libre Belgique bepaald worden door het mogelijke bewijs van zijn onschuld. De krant gaat ook uit van de twee scenario’s die in De Standaard geschetst werden :
“Les possibilités se résumeraient plutôt à l’alternative suivante: soit il ne contrôle plus ses services et son entourage aurait orchestré l’affaire à son insu, soit il en était informé mais il aurait préféré que le chaos s’installe pour justifier ensuite une emprise à nouveau plus musclée sur son pays. ”[519]
Mobutu verbreekt op 22 juni de banden met België. La Libre Belgique voorspelt dat de nieuwe crisis tussen beide landen wel eens een lang en tumultueus verloop zou kunnen kennen.[520] De krant onderschat de veerkracht van de Zaïrese president niet. Hoewel hij nu compleet geïsoleerd is op de nationale en internationale scène en Zaïre een sociale en economische puinhoop is, acht La Libre Belgique Mobutu in staat om via zijn gekende wapens van terreur en propaganda de bevolking terug in het gelid te krijgen. La Libre Belgique beschouwt “le léopard” als een gewonde leeuw en waarschuwt: in het nauw gedreven is de president even onberekenbaar en gevaarlijk. Zijn vertrek is volgens La Libre nog slechts een kwestie van tijd, maar het Zaïrese staatshoofd kan zijn doodsstrijd van enkele weken evengoed nog jaren aanhouden.
“Le fait est que le président Mobutu apparaît un peu, ces jours-ci, comme un lion blessé. Il n’est alors, selon certains spécialistes, jamais aussi dangereux. […] L’impression prévaut, à Bruxelles comme à Kinshasa, qu’il sera bientôt contraint de s’en aller. Mais tout le monde sait aussi que cela peut prendre quelques jours ou quelques années.”[521]
11.2.4. Le Peuple
De getuigenissen over de slachtpartij in Lubumbashi bereiken ook de redactie van Le Peuple. De krant is duidelijk: de incidenten in Lubumbashi zijn een georganiseerde moordpartij, uitgevoerd door gewapende mannen die afkomstig waren uit Kinshasa.[522] Volgens één van de informanten van de krant, de opposant Laurent Mende (MNC-Lumumba), was Mobutu zelfs in Lubumbashi op het ogenblik van de moordpartij.
“Mais plus grave, il se confirme que le maréchal Mobutu se soit rendu lui-même à Lubumbashi au moment des événements. En effet, selon Laurent Mende (MNC):"Contact pris, la semaine dernière, avec plusieurs témoins dont un cadre important de la puissance Gécamines, il est désormais certain que le dictateur était sur place. De toute manière, sa résidence de Lubumbashi était occupée et l’on sait de longue date qu’il est le seul à pouvoir y séjourner".”[523]
Volgens een kaderlid van de Gécamines zou Mobutu dus in Lubumbashi aanwezig geweest zijn. Deze hypothese verscheen echter alleen in Le Peuple. Ze werd door geen enkele andere krant bevestigd en ik heb ze ook nooit kunnen terugvinden in de geraadpleegde literatuur. Het bericht kan dus op zijn minst twijfelachtig genoemd worden.
In een commentaar op het bloedbad in Lubumbashi wijst Le Peuple Mobutu met de vinger.[524] Of Mobutu het bevel heeft gegeven tot de slachtpartij, maakt voor de krant weinig uit. Zulke bloedbaden zijn inherent aan een regime waarin de veiligheidsdiensten door de leiders tot bovenmatig geweld worden aangespoord. De enige echte schuldige voor de dood van de studenten in Lubumbashi, is volgens Le Peuple Mobutu:
“Il ne faut pas chercher le responsable; le responsable, c’est Mobutu qui se maintient au pouvoir par la terreur qu’il fait régner depuis trop longtemps dans un pays économiquement et socialement délabré. Les changements politiques qu’il avait annoncés le 24 avril n’étaient que la poudre aux yeux: un tyran né se métamorphose pas en démocrate comme par enchantement. ”[525]
Le Peuple laat vooral opposanten zoals Laurent Mende aan het woord. Zij vertellen allemaal hetzelfde verhaal: Mobutu heeft het bevel gegeven tot het bloedbad om een ongeziene chaos in Zaïre te creëren. Van die chaos zou de “léopard” gebruik maken om zich op te werpen als enige behoeder van de orde. De president zou dan opnieuw een militaire machtsgreep plegen en vervolgens de democratische hervormingen afvoeren.[526]
Wanneer Mobutu op 22 juni de banden met België verbreekt, prijst Le Peuple de houding van de Belgische regering.
“Comme nous l’écrivons samedi ici, le point de non retour a, en effet, été franchi, et il ne s’agit pas de mettre des gants, comme cela fut fait pendant trop longtemps, avec Mobutu et son régime. Certes notre pays risque de ne pas être suivi dans sa position déterminée par les trois autres Etats qui comptent au Zaïre (les Etats-Unis,la France et Israël). […] Mais ce serait faire preuve désormais d’une faiblesse coupable que de laisser dicter les relations belgo-zaïroises par des contingences extérieures. Fini d’être la béquille d’un système qui bafoue les droits de l’homme et qui a conduit le peuple zaïrois à la misère la plus dramatique.”[527]
Op 30 juni, de dertigste verjaardag van de onafhankelijkheid van Kongo/Zaïre, wenst Le Peuple de Zaïrese bevolking de ware onafhankelijkheid en vrijheid toe.
“Ce n’est pas la mascarade de démocratisation que le maréchal-président a annoncée, et que les faits sont immédiatement venus annihiler, qui constitue un espoir. Cet espoir vient de la Communauté internationale qui, à l’instar de la Belgique, ne parait plus disposée à fermer les yeux sur la violation permanente des droits de l’homme au Zaïre. Il est aussi le fait du peuple zaïrois lui-même qui, visiblement, supporte de moins en moins les baîllons et les chaînes. Trente ans après l’indépendance, la liberté? C’est en tout cas, le souhait que nous adressons fraternellement aux Zaïrois en ce jour anniversaire.”[528]
11.3. Conclusie
De moordpartij in Lubumbashi lokt bij de vier bestudeerde kranten bijna identieke reacties uit. De kranten zijn er vrij snel van overtuigd dat er in Lubumbashi een georchestreerde moordpartij heeft plaatsgevonden. Hoewel er geen concrete bewijzen zijn voor de betrokkenheid van president Mobutu, oordelen de vier kranten dat deze minstens moreel verantwoordelijk is. Gebeurtenissen zoals in Lubumbashi zijn volgens de opiniemakers onvermijdelijk in regimes waarin de veiligheidsdiensten aangespoord worden om de kleinste agitatie de kop in te drukken. Het bloedbad vormt voor de kranten ook het ultieme bewijs dat Mobutu’s democratische hervormingen niets meer waren dan een poging om zand in de ogen te strooien van zijn buitenlandse kredietverleners en de Zaïrese oppositie. Geen van de vier kranten gelooft nog dat Mobutu zonder slag of stoot de macht zal afstaan. Toch zijn ze van oordeel dat de Zaïrese president zwakker staat dan ooit: internationaal staat Mobutu geïsoleerd en nationaal kijkt hij aan tegen een nooit geziene weerstand van de Zaïrese bevolking. De algemene teneur is dan ook dat de relevantie van de Zaïrese president kleiner is dan ooit.
De nieuwe breuk tussen België en Zaïre zou volgens de kranten wel eens het definitieve einde kunnen betekenen van de Belgisch-Zaïrese relaties. De kranten pleiten er alleszins voor om geen nieuwe betrekkingen meer aan te knopen met het Mobutu-regime. Ze zien in het manoeuvre van Mobutu het bewijs dat de Zaïrese president nog steeds in het verleden leeft. Mobutu denkt nog steeds de aandacht van zijn binnenlandse problemen te kunnen afleiden door zijn pijlen te richten op een buitenlandse zondebok, maar beseft niet dat hij in de internationale politiek in de marginaliteit is beland.
De houding van de Belgische regering kan op unanieme goedkeuring rekenen. Alle kranten oordelen trouwens dat het de hoogste tijd was dat de Belgische regering een besliste houding aannam tegenover het Mobutu-regime. Alleen De Standaard uit kritiek op de SP, die ze verwijt zich heiliger dan de paus te willen voordoen. De Morgen benadrukt dan weer dat de onbuigzame houding van de regering het gevolg is van de aanwezigheid van de SP.
Opmerkelijk is tenslotte de ommekeer in de houding van La Libre Belgique. Als allerlaatste bleef deze krant de Zaïrese president steunen, omdat Mobutu volgens La Libre de enige garantie op stabiliteit was. Nu de Lubumbashi-affaire pijnlijk duidelijk heeft gemaakt dat Mobutu desnoods op alle mogelijke manieren het democratiseringsproces zal tegenwerken, is het krediet van Mobutu Sese Seko bij La Libre ook opgebruikt.
12. Het begin van de Nationale Soevereine Conferentie ( 7.8.1991)
12.1 Historische achtergrond
In het voorjaar van 1991 was de politieke situatie in Zaïre in één woord te omschrijven als chaos. De democratie, die Mobutu een jaar eerder had beloofd in zijn beroemde toespraak, was voor de Zaïrezen een abstract begrip gebleven. In de twaalf maanden die sindsdien verstreken waren, had Mobutu er alles aan gedaan om het democratiseringsproces volgens zijn intenties te doen verlopen en vooral te vertragen. Wetten en besluiten, die hij had uitgevaardigd, deden nauwelijks afbreuk aan zijn verregaande bevoegdheden van voor 1990. Ook de werking van de nieuwe politieke partijen was door de wetten van de regering-Lunda Bululu, die bestond uit ‘Mobutisten pur sang’, meer tegengewerkt dan bevorderd. Op 18 juli werd een restrictieve wet op de organisatie van de politieke partijen gestemd, die ze ondermeer verplichtte een borg van 5 miljoen Zaïre te storten en hen verbood fondsen uit het buitenland aan te wenden. [529]
Enkele maanden later veranderde Mobutu weer van strategie. “Onder niet aflatende druk van de politieke wereld” kondigde hij op 6 oktober het volwaardig meerpartijenstelsel aan.[530] Hij beloofde meteen ook een reeks verkiezingen. Eerst zouden presidentsverkiezingen gehouden worden, gevolgd door de aanstelling van een nieuw parlement. Dit parlement zou dan een nieuwe grondwet opstellen, die in een referendum aan de bevolking zou worden voorgelegd. Het was voor iedereen duidelijk dat dit een constructie was die het succes van Mobutu garandeerde. De MPR werd door de Zaïrese bevolking dan wel verantwoordelijk gesteld voor alle mistoestanden die het land teisterden, maar het was wel de enige partij die over gans het Zaïrese grondgebied ingeplant was. De grote oppositiepartijen waren populair in Kinshasa en de grote steden en ook in de regio’s waaruit hun leiders afkomstig waren, maar geen enkele politieke leider zou het in een rechtstreeks duel kunnen halen van Mobutu. In de afgelegen regio’s van het onmetelijke land had men vaak nog geen benul van wat er in Kinshasa gaande was. De lokale MPR-verantwoordelijken zouden de bevolking, met al dan niet geoorloofde argumenten, wel kunnen overtuigen om op Mobutu te stemmen. De ‘président-fondateur’ zou dan aan de ganse wereld kunnen tonen dat hij zijn volk de democratie schonk en dat de Zaïrezen hem democratisch verkozen hebben. Volgens dit droomscenario zou Mobutu dan gebeiteld zitten voor een volgende volledige presidentstermijn en zou hij zich aan de internationale gemeenschap kunnen voorstellen als de overwinnaar van democratische, vrije verkiezingen. Het behoeft geen uitleg dat de oppositie dit plan van Mobutu doorzag. De grote oppositiepartijen protesteerden zo fel tegen deze agenda dat het droomplan van Mobutu een stille dood stierf.
In het voorjaar van 1991 werd de politieke toestand in Zaïre dus gekenmerkt door wanorde. Het aantal politieke partijen was de hoogte ingeschoten. Volgens Tshisekedi en heel wat waarnemers was de hand van Mobutu hierin duidelijk. Men noemde deze partijen “partis alimentaires”.[531] Het waren kleine obscure partijen, soms zelfs maar één lid rijk, vaak zonder partijprogramma, maar wel pro-Mobutu. Maar niet alleen in die kleine partijtjes zag men de manipulatie van Mobutu. Ook de grote oppositiepartijen waren bevolkt met ex-luitenanten van de “Guide”, wiens bedoelingen vaak ondoorgrondelijk waren.[532] Waren zij tot inkeer gekomen? Waren zij uit opportunisme vertrokken, of werden zij nog steeds betaald door de president om in de oppositie te infiltreren? De capriolen van enkele zwaargewichten van de Zaïrese politiek uit het verleden waren niet van die aard om dergelijke bedenkingen te ontkrachten.[533]
De lente van 1991 werd beheerst door een ware dovemansdialoog tussen de president en zijn omgeving enerzijds en de oppositie anderzijds met als inzet de vorm van het overgangsproces. De Mobutisten stelden de vorming van een verruimde overgangsregering voor. Deze regering moest dan een kieswet en een kalender opstellen voor de komende verkiezingen. De oppositie daarentegen eiste een regering van nationale eenheid, die autonoom functioneerde ten opzichte van de president. Die regering moest dan instaan voor de voorbereidingen van een Nationale Soevereine Conferentie (NSC).[534]
Deze nationale conferenties waren in het Afrika van het begin van de jaren negentig een veel voorkomende collectieve loutering voor een natie. In landen als Benin en Congo-Brazzaville werden nationale conferenties gehouden, die afrekenden met het verleden en een nieuwe toekomst voor het land creëerden. Vooral de conferentie in buurland Congo-Brazzaville had een sterke impact op de Kinois. Zij meenden dat zo een louteringsproces ook bij hen moest plaatsvinden. Voor Zaïre kon evolueren naar een democratie, moest er eerst met het verleden afgerekend worden.
Deze eis werd door de oppositie gedeeld. Zij stelden een NSC voor, die uit twee componenten bestond.[535] Eerst zou er een collectief schuldonderzoek plaatsvinden, vanuit de overtuiging dat iedereen met enige positie in Zaïre wel op één of andere manier in diskrediet kon gebracht worden. De besmetting door de macht was als het ware inherent aan het systeem. Het tweede deel van de conferentie zou een blauwdruk vormen voor de overgangsperiode: een grondwet uittekenen, de kieswet opstellen, de verkiezingsdata regelen.
Mobutu en zijn aanhang zagen deze NSC echter niet zitten. De president stelde een Conférence Constitutionnelle voor.[536] Dit was een conferentie met veel beperktere bevoegdheden. Mobutu slaagde erin de Société Civile en de kleinere oppositiepartijen, die zich hadden gegroepeerd in de Groupe Du Consensus, langs zijn kant te scharen en warm te maken voor het idee van de Conférence Constitutionnelle. De drie grote oppositiepartijen, de UDPS van Tshisekedi, de UFERI van Karl-I-Bond en de PDSC van Ileo, weigerden halsstarrig deel te nemen aan een Conférence Constitutionnelle.
Om uit de politieke impasse te geraken, paste Mobutu één van zijn klassieke trucs toe: de regeringswissel. Op 14 maart verving Mobutu de regering-Lunda Bululu door een regering onder leiding van eerste minister Mulumba-Lukoji.[537] De nieuwe premier had goede relaties met de Bretton-Woods instellingen en met de Generale Maatschappij. Mobutu had de boodschap ontvangen dat de geldkraan zou dichtgedraaid worden indien hij de kredieten niet begon af te betalen. De keuze van Lukoji als premier moet in die optiek gezien worden. De nieuwe regering werd door Mobutu voorgesteld als een “verruimde overgangsregering”. Die verruiming werd belichaamd door een aantal onbenullige partijen die een post kregen in een zo goed als homogene MPR-regering. Lukoji kreeg de taak de “Conférence Constitutionnelle” voor te bereiden, maar de politieke situatie in Zaïre werd steeds uitzichtlozer. Op 11 april vaardigt Mobutu een presidentiële ordonnantie uit waarin hij een Nationale Soevereine Conferentie aankondigt voor 29 april.[538] Premier Lukoji wordt belast met de uitwerking van de NSC.
De voorbereidingen van de NSC lopen volledig in het honderd. De aanvangsdatum voor het begin van de zittingen wordt keer op keer uitgesteld. Voorstellen van de voorbereidingscommissie worden door de oppositie steeds afgeschoten. De grote drie van de oppositie én de bisschoppenconferentie willen slechts meewerken aan de NSC als twee, voor hen essentiële vragen positief beantwoord worden: garandeert de president de soevereiniteit van de NSC en bevestigt hij dat de besluiten van de NSC onmiddellijk uitvoerbaar zijn?
Op 15 juli lijkt het erop dat Mobutu de eisen van de oppositie inwilligt.[539] In een ordonnantie bepaalt de president dat de conferentie soeverein is in haar agenda en haar reglement, dat de deelnemers onschendbaar zijn en dat de besluiten onmiddellijk uitvoerbaar zijn, voor zover ze al niet door de grondwet geregeld zijn.
De drie grote partijen van de oppositie (UDPS, PDSC, UFERI) bundelen hun krachten. Op 18 juli sluiten ze een akkoord dat hen verbindt tot de “Union Sacrée de l’Opposition” (USO).[540] De gemeenschappelijke eis van de unie is dat de NSC bij het begin van de werkzaamheden in de plaats treedt van de bestaande instellingen.
Het lijkt erop dat Mobutu in het defensief gedrongen is. De oppositiepartijen hebben hun krachten gebundeld en sturen geregeld aan de euforie grenzende persberichten de wereld in. Frankrijk, de Verenigde Staten en België hebben of de banden met Mobutu verbroken, of ze zetten hem onder druk om het democratiseringsproces niet langer te vertragen. Het Westen kiest, schijnbaar, de zijde van een -zegezekere- oppositie.
Mobutu is echter berucht om zijn ongeëvenaard politiek overlevingsinstinct. Op 22 juli, negen dagen voor de aanvang van de NSC, verrast hij met een ware ‘coup de théâtre’. Hij ontslaat de regering Lukoji en geeft Tshisekedi de opdracht om een nieuwe regering te vormen. De waarnemers zijn met verstomming geslagen. Tshisekedi lijkt over het aanbod te twijfelen, maar wijst het na rijp beraad toch af. Voor zijn woning in Limete, een buitenwijk van Kinshasa, betoogden onophoudelijk UDPS-militanten, die een ‘cohabitation’ met de “Satan”, zoals Tshisekedi Mobutu zelf gedoopt had, onaanvaardbaar vonden. Ook de partners in de USO konden zich onmogelijk vinden in het premierschap van de man die gold als de belichaming van de oppositie tegen de president.
Tshisekedi geeft later toe dat er reeds geruime tijd geheime onderhandelingen aan de gang waren tussen hem en de entourage van de president. Deze zou onder sterke druk van de VS, die vooral bezorgd was om de stabiliteit in de regio, de onderhandelingen aangeknoopt hebben. De onderhandelingen leken tot een vruchtbaar resultaat te leiden, maar de voortvarendheid van Mobutu heeft dit verhinderd. Door de vroegtijdige aankondiging van het premierschap zou Mobutu Tshisekedi voor een voldongen feit hebben willen plaatsen en hem gedwongen hebben de opdracht aan te nemen. Mobutu had bovendien op het laatste ogenblik zijn eigen bevoegdheden nog gevoelig uitgebreid. De omgeving van Tshisekedi vermoedde dat het manoeuvre een poging was van de VS en Mobutu om de UDPS-voorman in de val te lokken en politiek te verbranden. De regering zou bovendien bij de start van de NSC ontslag moeten nemen. Dit betekende dat Tshisekedi, als hij de wet niet wou overtreden, ten hoogste negen dagen premier kon zijn. Indien hij besliste om zijn functie gedurende de werking van de NSC te handhaven en de conferentie liep in het honderd, dan zou Mobutu de schuld van de mislukking op Tshisekedi kunnen afwentelen. Al deze factoren en het protest van de militanten leidden tot de weigering van Tshisekedi.
Mulumba-Lukoji keerde dus terug als premier. Op 7 augustus verklaarde hij de NCS voor geopend. De echte openingszitting werd door de US meteen geboycot. Er waren, naast de problemen met de “partis alimentaires”, ook problemen met de vertegenwoordigers van de société civile, de burgermaatschappij. Deze bleek ter elfder ure bevolkt te zijn door allerlei obscure groepjes zoals “de Associatie van de Addereters van Kwilu”, “de Associatie van de palmnotenhakkers van Kongolo”, “de club van de féticheurs van de Oubangui” of “de Mozikolo 100 kilos” (rijke, gezette, pro-mobutu zakenvrouwen).[541] Het was duidelijk uit wiens hand deze groepen aten. Vertegenwoordigers uit Kinshasa en de provincies Oost-Kasai en Haut-Zaïre werden op het laatste moment door hun provinciegouverneur gewraakt. Daarnaast waren er nog een veelvoud aan problemen met accreditaties, er waren drie verschillende deelnemerslijsten, ... Het was duidelijk dat de chaos die sinds 24 april de Zaïrese politiek beheerste ook in de NSC aanwezig was.
De eerste maand van de NSC werd aldus gevuld met het controleren van de geloofsbrieven van de afgevaardigden. De vergaderingen beperkten zich tot ruzies tussen een Mouvance présidentielle die alles trachtte te blokkeren en een rumoerige en onzekere oppositie die het proces van Mobutu wou maken. Intussen werd er in heel Kinshasa betoogd tegen de gang van zaken in de NSC en tegen de extreme inflatie die het voedselprobleem nog acuter maakte. De woede bij de bevolking en het leger nam toe en zou binnenkort tot een uitbarsting leiden.
12.2. Analyse
12.2.1.De Standaard
Op 23 juli weigert Etienne Tshisekedi, na vierentwintig uur bedenktijd, het aanbod van Mobutu om een regering te vormen. Volgens Axel Buyse is de weigering van de oppositieleider een zware klap voor de Zaïrese president.[542] Het aanbod was misschien wel één van de laatste kansen voor Mobutu om redelijk ongeschonden het Zaïrese politieke terrein te verlaten. Volgens Buyse is het akkoord echter mislukt door toedoen van de Zaïrese president zelf. Het aanbod, dat Mobutu onder druk van de VS aan Tshisekedi had voorgesteld, leek tot een akkoord te leiden. Mobutu ging plots echter meer eisen dan in het akkoord bepaald was, waarna Tshisekedi het akkoord afwees. Dit bewijst volgens Buyse hoezeer Mobutu verblind is door zijn machtshonger. Hoewel Mobutu voor het ogenblik duidelijk in het defensief gedrongen is, blijft de president zich blijkbaar zonder enig besef van de realiteit concentreren op zijn status.[543]
Buyse meent dat de mislukking van het akkoord ook voor Tshisekedi een gemiste kans is. De donorlanden zouden Tshisekedi als premier ongetwijfeld hulp geboden hebben. De haat tegen de Zaïrese president is in Kinshasa echter zodanig groot geworden dat de bevolking een akkoord van Tshisekedi met de Zaïrese president als verraad zou beschouwd hebben: “De afkeer van de gewone Kinois tegen Mobutu wordt elke dag gevoed met honger en ellende. De agressiviteit in Kinshasa neemt hand over hand toe en dreigde zich maandagnacht tegen Thisekedi te richten. ”[544]
Tshisekedi is zo, volgens Buyse, ook het slachtoffer geworden van zijn eigen retoriek. De oppositieleider verklaarde immers nooit te zullen samenwerken met Mobutu.
Toch is het Mobutu die, volgens Buyse, de grote verliezer is: “President Mobutu leed zwaar gezichtsverlies. Bekwame mannen waarop hij vroeger kon rekenen, staan nu aan de kant of heulen mee met de vijand, zoals Kengo. De Maarschalk is een eenzaam man.”[545]
Die defensieve positie van de Zaïrese president wordt ook (impliciet) geïllustreerd in de berichtgeving over de start van de NSC. In de krantenberichten die in augustus verschijnen over de toestand in Zaïre wordt vooral de oppositie aan het woord gelaten. De krantenartikels handelen ook steeds rond hetzelfde thema: de oppositie weigert deel te nemen aan de NSC omdat deze gesaboteerd wordt door Mobutu en de MPR. De berichtgeving over de NSC gebeurt steeds vanuit het standpunt van het “Heilig verbond ”. Mobutu en de MPR komen niet meer aan bod.
Begin september komt het tot rellen in Kinshasa. De werkzaamheden van de NSC liggen op dat ogenblik weer stil, terwijl ze eigenlijk nog niet eens van start zijn gegaan. Axel Buyse ziet de toekomst voor de NSC en voor Zaïre somber in.[546] Het fiasco van de NSC en de inflatie hebben het effect van een tijdbom op de bevolking. Ook de oppositie maakt een slechte beurt, volgens Buyse:
“(…) de oppositiepartijen drijven voornamelijk op de felle anti-Mobutugevoelens van een aanzienlijk deel van de bevolking. Zelfs de UDPS, die terecht prat gaat op de moed en het doorzettingsvermogen van zijn leiders, kan geen duidelijk economisch herstelprogramma voorleggen. Alle ongenoegen en wrok is zo op één figuur gericht dat men nauwelijks aan structurele analyses toekomt. ”[547]
De oorzaak van die politieke armoede is volgens Buyse niet ver te zoeken. Het beleid van Mobutu, dat jarenlang elke vorm van politiek initiatief in de kiem smoorde en het cliëntelisme institutioneel verankerde, is hiervoor verantwoordelijk. Die machtspolitiek van de president en zijn baronnen werd, volgens Buyse, nog eens geïllustreerd door de vertragingsmanoeuvres van de MPR bij de start van de NSC. De politiek van Mobutu is er nu duidelijk op gericht om zo lang mogelijk aan de macht te blijven, ten koste van alles en iedereen. Een vredevolle machtswissel wordt met de dag onwaarschijnlijker, aldus Axel Buyse.[548]
12.2.2.De Morgen
Nadat Tshisekedi op 23 juli het aanbod van Mobutu geweigerd heeft, verschijnt er in De Morgen een interview met de Amerikaanse Zaïre-expert Crawford Young.[549] Young meent dat Mobutu’s dagen geteld zijn:
“De overheersende opvatting tijdens die gesprekken in april was dat Moboetoe in steeds nauwere schoentjes staat. Niemand betwijfelt zijn opmerkelijke beheersing van de kunst om te overleven, maar de klassieke truuks die hij daartoe in het verleden zo meesterlijk heeft uitgespeeld, blijken steeds moeilijker herhaald te kunnen blijven worden.
De algemene idee aan het einde van de sessie was : misschien dat een machtswissel nog niet onmiddellijk voor de deur staat maar anderzijds, his days are numbered, zijn dagen zijn geteld.”[550]
Bovendien is de situatie in Zaïre vooral door toedoen van Mobutu op dit ogenblik zo chaotisch dat het niet meer zeker is dat hij een eventuele machtsoverdracht nog tot een goed einde zal kunnen brengen. Mobutu klampt zich, volgens Young, vast aan de macht omdat hij gewoon geen andere keuze heeft. Weinig landen zullen happig zijn om hem asiel aan te bieden. Bovendien trachten de baronnen van het regime Mobutu ten allen prijzen in Zaïre te houden, aangezien ze afhankelijk zijn van hem. Mobutu is met andere woorden een gijzelaar van zijn eigen systeem, zoals Young het uitdrukt.[551]
De berichtgeving over de NSC in augustus volgt hetzelfde patroon als de verslaggeving in De Standaard. Het is vooral de oppositie die aan bod komt. De Morgen legt meer de nadruk op de vertragingsmanoeuvres van Mobutu. Deze laatste wordt voorgesteld als een “politieke overlevingskunstenaar die nog wel wat uit zijn hoed zal toveren” en heeft volgens de krant “al een hele reeks machiavellistische manoeuvres uitgevoerd om de oppositie af te schrikken en te verdelen.”[552] Het is voor De Morgen duidelijk dat Mobutu dan wel in het defensief mag gedrongen zijn, “le léopard” is nog lang niet uitgeteld.
Dit beeld wordt door Centraal-Afrikakenner Filip Reyntjens bevestigd na de onregelmatigheden van begin september in Kinshasa. Mobutu probeert met alle mogelijke middelen het veranderingsproces naar zijn hand te zetten. Dit zien we ook gebeuren in de Nationale Conferentie, waar de macht van de president is geïnfiltreerd in de massaal deelnemende minipartijtjes.[553]
Het feit dat de oppositie weinig krachtig is en geen echt project heeft, helpt Mobutu ook wel om de situatie steeds weer naar zijn hand zetten.
12.2.3.La Libre Belgique
La Libre beschrijft de verraste reacties die het aanbod van Mobutu aan Tshisekedi uitgelokt heeft in Kinshasa.[554] De krant herinnert er echter aan dat Mobutu deze tactiek vroeger al gebruikte. In het verleden haalde Mobutu vaak zijn tegenstanders terug uit ballingschap met het vooruitzicht op een belangrijke functie, om zo hun geloofwaardigheid in het buiten- en binnenland onderuit te halen. La Libre acht de kans klein dat Tshisekedi op het aanbod zal ingaan, maar nuanceert wel de algemene teneur bij de commentatoren. De meeste waarnemers zien in de actie van de Zaïrese president de bevestiging van de zwakke positie van Mobutu. Volgens La Libre Belgique bevindt Mobutu zich niet in een bij voorbaat verloren positie: als de president er in slaagt Tshisekedi te overtuigen, heeft Mobutu het boegbeeld van de grootste oppositiepartij aan zich kunnen binden. De NSC zou dan van start gaan met een onthoofde oppositie.[555]
Mobutu slaagt er even in de oppositie in beroering te brengen. Maar als Tshisekedi na vierentwintig uur bedenktijd het bod afwijst en de eendracht van de oppositie nog eens benadrukt, meent ook La Libre dat Mobutu de grote verliezer is geworden van zijn eigen actie. De krant vreest echter dat de vernedering die Mobutu nu te beurt valt hem nog gevaarlijker zal maken. De in het nauw gedreven president is volgens La Libre Belgique nog niet uitgespeeld. Het dagblad meent dat “le léopard” alles zal doen om zijn vel te redden, hoever hij daarvoor ook moet gaan in de destabilisatie van Zaïre.
Deze voorspelling van La Libre wordt volgens de krant ook bevestigd halverwege augustus. De Union sacrée de l’opposition weigert deel te nemen aan de werkzaamheden van de NSC, omdat allerlei kleine partijtjes met duidelijk Mobutu-profiel de NSC zijn geïnfiltreerd. Volgens La Libre wijst deze weigering ook op zenuwachtigheid. De oppositie, die reeds zegezeker was voor de start van de NSC, is verrast door de weerbaarheid van de Zaïrese president: “Contre toute attente, le Président ne serait pas si déforcé qu’il y semblerait à première vue et l’opposition se trouverait quelque peu meurtrie de ce constat. ”[556] Door altijd te focussen op de geïsoleerde positie van de president, heeft de oppositie het overlevingsinstinct van de president uit het oog verloren.
Na de rellen in Kinshasa begin september 1991, lijkt de NSC reeds op sterven na dood. Eric de Bellefroid meent dat de Zaïrese president een nauwgezet doel voor ogen heeft met zijn vertragingsmanoeuvres: “(…) le Maréchal préférerait sans nul doute se rendre au verdict d’élections présidentielles anticipées où il s’appuierait sur les structures du MPR et tout l’agencement d’une Territoriale mise en place par l’ancien Parti-Etat.”[557]
Mobutu zou de NSC willen rekken tot de presidentsverkiezingen. Dankzij de plaatselijke afdelingen van de MPR, die nog steeds dominant is in het Zaïrese binnenland, zou Mobutu probleemloos de verkiezingsoverwinning behalen, waarna hij als legitiem Zaïrees staatshoofd alle macht weer naar zich toe zou kunnen trekken.
12.2.4.Le Peuple
Bij Le Peuple is de verbijstering groot wanneer Mobutu’s aanbod bekend raakt. De krant, die steeds openlijk haar voorkeur voor Tshisekedi heeft uitgesproken, is duidelijk in paniek. Le Peuple hoopt dat Tshisekedi niet in de valstrik is gelopen die het aanbod van Mobutu volgens het dagblad overduidelijk is: “On n’ose pas croire qu’il soit redevenu en espèce d’otage de Mobutu sous couvert de démocratisation. Quoi qu’il en soit, Tshisekedi prend de gros risques…”[558]
De krant reageert dan ook erg opgelucht op het bericht dat Tshisekedi het aanbod heeft geweigerd. De actie van Mobutu is, volgens David Coppi van Le Peuple, uitgedraaid op een pijnlijke nederlaag voor de maarschalk zelf.[559] Het resultaat van het manoeuvre van Mobutu is volgens Coppi wel dat de spanning in Zaïre nog is toegenomen. Mobutu raakt alsmaar meer geïsoleerd tegenover een oppositie die, dankzij de president, de gelegenheid heeft gekregen haar eendracht en beslistheid te demonstreren. Alles wat de president onderneemt, keert zich tegen hem. Voor Le Peuple is het een uitgemaakte zaak: “(…) comme un boomerang, il lui revient sous forme d’ultimatum: cette fois la question de son départ est posée, vraiment, comme jamais auparavant. ”[560]
Begin augustus wordt de start van de NSC verschillende malen uitgesteld. Voor Le Peuple is het duidelijk dat Mobutu alles in het werk zal stellen om de werkzaamheden van de NSC te boycotten. De krant voorspelt dat wanneer Mobutu’s trukendoos is opgebruikt, de Zaïrese president de noodtoestand zal afkondigen, om zo het bevel te geven de werkzaamheden van de NSC stop te zetten.[561]
De krant stelt zich, samen met de oppositie, de vraag waarom de internationale gemeenschap zich afzijdig blijft houden. Voor Le Peuple grenst de passiviteit van de westerse machten aan medeplichtigheid aan het regime van Mobutu. Na de rellen in Kinshasa begin september wordt deze oproep aan de internationale gemeenschap herhaald. De onregelmatigheden in de hoofdstad bevestigen immers de vrees van Le Peuple dat Mobutu zelfs geweld zou inzetten om te ontsnappen aan de NSC. Het bewijs is geleverd dat Mobutu tot alles in staat is om het hervormingsproces in Zaïre op te blazen, aldus David Coppi.
“La répression a sans doute montré la détermination du régime Mobutu à ne pas mettre le doigt dans l’engrenage d’une Conférence réellement représentative sanctionnant logiquement sa mise à l’écart. ”[562]
12.3. Conclusie
Wanneer Etienne Tshisekedi het aanbod van president Mobutu afwijst, menen de vier kranten dat de Zaïrese president bijna uitgespeeld is. De president bevindt zich meer dan ooit in een geïsoleerde positie, tegenover een eendrachtige oppositie. La Libre Belgique waarschuwt echter, als enige, dat de in het nauw gedreven president zich op alle mogelijke manieren zal trachten te verdedigen.
Deze voorspelling wordt bevestigd in augustus. De Morgen, La Libre Belgique en Le Peuple veroordelen de sabotage en de vertragingsmanoeuvres waarmee Mobutu de werking van de NSC tracht te verhinderen. De drie kranten vermelden vaak zijn politieke overlevingsinstinct en machiavellisme en zien Mobutu dankzij die eigenschappen zelfs in staat om als overwinnaar uit de storm van de NSC te komen. Terwijl Le Peuple de internationale gemeenschap oproept om de oppositie ter hulp te komen en Mobutu een halt toe te roepen, bemerkt La Libre dat de oppositie veel te euforisch is geweest en Mobutu onderschat heeft.
Deze boodschap wordt na de rellen in Kinshasa ook door de twee Vlaamse kranten herhaald. Ondanks de geïsoleerde positie van Mobutu en de woede bij de bevolking, slaagt de oppositie er maar niet in om Mobutu aan de kant te schuiven. De oorzaak voor deze patstelling is, volgens de kranten, de politieke zwakte van de oppositie. Deze drijft op de anti-Mobutu-sfeer in Kinshasa, maar kan geen enkel concreet toekomstplan voorleggen. Intussen tracht Mobutu, die volgens de kranten wél weet waar hij naar toe wil, de NSC zo lang mogelijk lam te leggen. Het feit dat president tot alles in staat lijkt om zijn positie te behouden, stemt de kranten pessimistisch over de toekomst van Zaïre. Een burgeroorlog is volgens De Standaard, La Libre en Le Peuple niet meer ver weg.
13. Muiterij in het Zaïrese leger en plunderingen in Kinshasa (23.9.1991)
13.1 Historische achtergrond
In de nacht van 22 op 23 september gaan militairen van het trainingskamp van de luchtlandingstroepen, het kamp Ceta, aan het plunderen.[563] De militairen van het kamp Ceta worden beschouwd als elitetroepen van de president. Ze worden getraind en geleid door Franse officieren, wat op een zekere status wijst binnen het militaire apparaat van Zaïre. Deze soldaten wachten zondagavond, de traditionele betaaldag, ongeduldig op hun soldij, maar krijgen weer te horen dat ze niet betaald zullen worden. Dit is ondertussen meer regel dan uitzondering geworden, zélfs bij elitetroepen van de “Guide”.
De soldaten besluiten dan maar om zichzelf hun loon toe te eigenen.[564] Ze vertrekken naar de nabijgelegen luchthaven van Ndjili, waar ze de opslagplaatsen van het leger, de douanekantoren en ook de luchthaven zelf plunderen. Ondertussen hebben ze het gezelschap gekregen van de gewone soldaten van het kamp Kokolo. De gewone militairen zijn al veel langer niet meer fatsoenlijk betaald, en de uitbarsting van hun collega’s geeft hen de mogelijkheid om straffeloos hun frustraties te botvieren.
De troepen trekken naar het centrum van Kinshasa en worden daar snel vervoegd door de overige troepen die in en om de hoofdstad gestationeerd zijn. De soldaten hebben vooral koelkamers en magazijnen van handelszaken als doelwit, net als de wapen- en goederenopslagplaatsen van het regime. Van daar trekken de soldaten naar de residentiële buurten van Kinshasa, waar de villawijken van de buitenlandse inwoners gelegen zijn. De villa’s worden in de sfeer van wetteloosheid die over Kinshasa heerst ook leeggeplunderd.
De pogingen die intussen worden ondernomen om de plunderingen een halt toe te roepen, mislukken. De DSP, de speciale presidentiele troepen van Mobutu, worden uitgestuurd om hun collega’s tot redelijkheid te brengen. Het respect en vooral de vrees die de persoonlijke wacht van Mobutu de collega-militairen inboezemt, zou hen tot inkeer kunnen brengen. De DSP kiest er echter voor om zijn reputatie aan te wenden om zichzelf een deel van de buit toe te eigenen. Ook de bemiddeling van de Franse troepen en de Franse ambassadeur mislukt. Mobutu belooft dat er geen sancties zullen volgen. De president wil de crisis als een “goede huisvader” bezweren. Hij vraagt de soldaten naar hun kazernes weer te keren, waar zij van een loonsverhoging zullen genieten. Het brengt geen zoden aan de dijk. De toestand wordt integendeel nog penibeler.
De bevolking volgt in het zog van de soldaten en eist ook haar deel op. De frustratie van de bevolking om de ellendige toestand waarin ze zich bevindt en om het getalm rond de start van de Nationale Conferentie, zorgt ervoor dat de plunderingen evolueren naar een anti-Mobutu razernij, die de kenmerken in zich draagt van een revolutie tegen het bewind. Gedurende twee etmalen wordt Kinshasa in een wetteloze zone herschapen. Ook in andere steden in het binnenland breken muiterijen uit en wordt er geplunderd. Mobutu, die zich sinds 24 april 1990 vooral heeft bezig gehouden met het creëren van chaos om zijn politieke tegenstanders stokken in de wielen te steken, is de toestand niet meer meester.
Gelukkig voor Mobutu komen zijn traditionele reddende engelen, de “dei ex machina” uit Europa, hem weer eens ter hulp. De Belgen en de Fransen beoordelen de toestand in Zaïre in het algemeen en in Kinshasa in het bijzonder als explosief. De veiligheid van de buitenlanders kan niet meer gewaarborgd worden. In de loop van 22 en 23 september kreeg de ambassade veel noodoproepen van Belgen die in gevaar verkeerden. Op 24 september besluit de regering om de Belgen en de andere buitenlanders een vrijwillige evacuatie aan te bieden. Deze zal begeleid worden door Belgische en Franse para’s. De actie wordt “operatie Blue Beam” gedoopt.[565]
De gezamenlijke actie verliep op het terrein wel iets minder gezamenlijk dan afgesproken was. De Fransen, die in Afrika verschillende regimenten gestationeerd hebben, waren uiteraard eerder ter plaatse dan de Belgen die vanuit Melsbroek vertrokken. De Franse troepen kregen van de Zaïrese autoriteiten de toelating om op de luchthaven van Ndjili, dichtbij Kinshasa, te landen. De Belgen kregen die toelating niet. Zij moesten noodgedwongen uitwijken naar Congo-Brazzaville.[566] Het ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde dat de Belgen om technische redenen niet in Ndjili konden landen. Waarnemers meenden echter dat Mobutu de doortastende Fransen graag zag komen, maar dat hij over de komst van de neutrale Belgen minder enthousiast was. Deze indruk werd door de taakverdeling in Kinshasa versterkt. De Belgen hadden slechts een bruggenhoofd op de Zaïrese oever van de Zaïre-stroom onder hun controle, terwijl de hoofdstad zelf in handen was van de Franse para’s, in nauwe samenwerking met Mobutu-getrouwe troepen van de DSP.
Getuigen in Kinshasa berichtten over een samenwerking tussen de Franse troepen en de trouwe kern van de DSP. Gezamenlijk probeerden deze de orde in de hoofdstad te herstellen. De acties van de Franse para’s werden in de Franse pers bijna unaniem bekritiseerd. Het ging eens te meer om meer dan een louter humanitaire actie. Het Franse leger hield een wankelende Mobutu nog maar eens in het zadel. Nochtans had president Mitterand op de Top van de Francofonie in La Baule gezegd dat Franse hulp afhankelijk zou worden van de wil tot democratisering. Ook de Zaïrese oppositiepartijen protesteerden hevig tegen de acties van de Franse legioenen. De plunderingen waren volgens hen uitingen van een revolutie tegen het regime. De actie van de Franse para’s was dus een buitenlandse interventie in een interne Zaïrese aangelegenheid.
In elk geval, na de interventie van de evacuatietroepen keert de rust in Kinshasa terug. Mobutu, die zich tijdens de plunderingen had verscholen op zijn jacht op de Zaïre-stroom, en zijn regering kwamen terug aan de oppervlakte. De president verklaarde in een toespraak dat de plunderingen het democratiseringsproces een vreselijke slag hadden toegediend, maar dat hij desondanks de democratisering zou voortzetten.
Ondertussen doken wel meer en meer getuigen en verklaringen op die het spontane karakter van de plunderingen naar het rijk der fabels verwezen.[567] De plunderingen zouden opgezet spel geweest zijn, of op zijn minst uitgelokt en - tot op zekere hoogte - gemanipuleerd door het regime. Mobutu wou met dit gewaagde plan opnieuw de oppositie in diskrediet brengen en zichzelf weer eens naar voren schuiven als de enige behoeder tegen de chaos.
Volgens getuigen verliepen de plunderingen van de militairen georganiseerd. De soldaten hadden lijsten met doelwitten en communicatieapparatuur om hun rooftocht te coördineren. Ze beschikten zelfs over vrachtwagens om hun buit op te laden. De eerste doelwitten zouden de Libanezen en de Belgen geweest zijn, en de afvallige baronnen van het regime. Met deze laatsten had Mobutu nog een rekening te vereffenen, omdat ze hem in de steek hadden gelaten. De Belgen zou hij straffen voor hun vijandige houding na de moordpartij in Lubumbashi en de Libanezen waren gewoon een dankbaar slachtoffer. Deze werden immers beschouwd als woekerhandelaars die fortuin maken op de rug van de bevolking zonder in Zaïre te investeren. De getrouwen van het regime werden gewaarschuwd en hadden hierdoor de tijd om hun eigendommen te laten beschermen door loyale troepen. De muitende militairen zouden zich dan tot Tshisekedi en Karl-I-Bond wenden. Terwijl de regering van de aardbodem verdwenen leek, zouden deze twee boegbeelden van de oppositie door de militairen uitgenodigd worden om de macht van Mobutu over te nemen. Ze kregen de kans om zichzelf via de radio tot nieuwe machthebbers uit te roepen. Vervolgens zou Mobutu weer tevoorschijn komen en keihard terugslaan : hij zou de oppositie aangewezen hebben als de schuldigen van de muiterij en ze geëlimineerd hebben als anti-democraten. Er zouden levensmiddelen uit Zuid-Afrika worden overgevlogen om de volkswoede te sussen. Mobutu zou dan zijn greep op het land herwinnen en aan de buitenwereld nog eens demonstreren dat hij de enige garantie op stabiliteit is in Zaïre. Het uitroepen van de noodtoestand zou de maarschalk de gelegenheid geven oppositiepartijen voor een langere tijd uit te schakelen, en de Nationale Conferentie zou op de lange baan geschoven worden om een stille dood te sterven. Een typisch Mobutu-plan dus.
Dit plan liep echter op diverse punten mis.[568] Ten eerste is de oppositie er niet ingelopen. Tshisekedi en Karl-I-Bond waren genoeg bekend met de gewoonten van Mobutu om het nodige wantrouwen aan de dag te leggen.
Mobutu en de zijnen hebben vooral de omvang van de plunderingen onderschat. De elitemilitairen die de plunderingen gestart waren, kregen al snel het gezelschap van andere, werkelijk misgenoegde soldaten, die niet in het scenario waren voorzien. Vooral de omvang van de volksrevolte van de Kinois had het regime niet verwacht. Deze plunderingen breidden zich snel uit, en ze evolueerden naar een echte volksopstand tegen het regime. Ook de eigendommen van de baronnen van het regime, die nochtans door militairen beschermd waren, moesten er aan geloven, net als de officiële MPR-symbolen.
Het regime heeft toen gedurende twee dagen aan de rand van de afgrond gestaan. Mobutu was bijna ten onder gegaan in zijn zelf gecreëerde chaos, maar de aanwezigheid van de westerse bevolking in Kinshasa en de evacuatie door het Belgische en vooral het Franse leger hebben hem toen finaal rechtgehouden.[569]
13.2 Analyse
13.2.1 De Standaard
De muiterij van de soldaten en de plunderingen in Kinshasa betekenen volgens De Standaard de ondergang van Mobutu, “de man die altijd alles overleeft ”.[570] Nadat het Zaïrese staatshoofd de democratisering aankondigde op 24 april 1990, is de overgangsperiode ontaard in een complete chaos. De regels en afspraken rond het overgangsproces werden steeds opnieuw gewijzigd. Bovendien namen de inflatie en de voedselprijzen een enorme vlucht, waardoor het voedselprobleem nog dramatischer werd. Volgens Lode Bostoen van De Standaard heeft Mobutu die chaos moedwillig gecreëerd met de bedoeling om de opposanten erin te laten verdrinken en dan op te staan als de enige geloofwaardige garantie tegen die chaos.[571]
De chaos is volgens De Standaard echter zo groot geworden dat deze niet meer te controleren valt. De NSC is door het vertrek van de Kerk ineengestort. De frustraties van de bevolking omtrent het failliet van het hervormingsproces en het voedselprobleem, hebben van de militaire muiterij een volksopstand gemaakt. Zaïre is onbestuurbaar geworden en het zinkend schip dreigt zijn leiders mee de dieperik in te sleuren.[572]
Enkele dagen later zwollen echter de geruchten en de vermoedens aan dat de muiterij en de plunderingen minder spontaan verliepen dan eerst was aangenomen. Getuigen verklaarden dat de plunderingen verliepen volgens een vaste patroon: “Eerst plunderden de DSP winkels, bedrijven en privé-woningen van blanken, daarna mochten ook de garde civile en de gewone troepen toeslaan.”[573]
Ook De Standaard gelooft meer en meer dat de muiterij op zijn minst door het regime gemanipuleerd is. Deze hypothese wordt immers bevestigd door verschillende bronnen van de krant in Kinshasa.
“In Kinshasa blijven velen er van overtuigd dat de muiterij van het leger deel uitmaakte van een opgezet spel. “De maarschalk wou de zaak op de spits drijven, om daarna te voorschijn te komen als de enige toeverlaat voor het land en voor wat er rest aan buitenlandse belangen. Maar de zaken liepen zo uit de hand dat ze voor de machthebbers en de oppositie een bedreiging werden”, zei een doorgaans goed ingelichte Zaïrese journalist. “Maandagavond dacht zelfs Mobutu dat het met zijn heerschappij gedaan was. Waren de Belgen en de Fransen niet opgedaagd om hun landgenoten te evacueren, dan lag hij er dinsdag wellicht”. ”[574]
13.2.2 De Morgen
De muiterij in Kinshasa bewijst volgens De Morgen dat Mobutu’s macht nu echt wel aan het tanen is. Het leger is immers altijd de basis geweest van de machtspiramide van de dictator. Toch is de Zaïrese dictator nog niet uitgeteld, aldus de krant.
“Wat brengt de onmiddellijke toekomst? Een vaak geopperde veronderstelling bij de waarnemers is dat Mobutu deze muiterij, als hij ze kan bezweren, zal aangrijpen als zijn ultieme kans om schoon schip te maken. ”[575]
De vrees van de Zaïrese bevolking voor een burgeroorlog speelt in de kaart van Mobutu, meent het dagblad.[576] Indien Mobutu zijn positie kan behouden tot na het verloop van zijn wettelijke ambtstermijn en dan verkiezingen uitschrijft, zit de president gebeiteld. Dankzij de MPR, die in het binnenland nog alles in handen heeft, zal de Zaïrese president die verkiezingen moeiteloos winnen. Het lijdt geen twijfel dat Mobutu, als wettelijk verkozen president van Zaïre, opnieuw alle macht naar zich toe zal trekken.
Wanneer de Belgische regering beslist para’s naar Kinshasa te sturen, waarschuwt Paul Goossens dan ook voor het machiavellisme van de Zaïrese president. “Dat deze diktator-in-het-nauw alles zal proberen om de Franse en Belgische troepen voor intern gebruik aan te wenden staat vast.”[577]
Ondertussen spreekt ook De Morgen het vermoeden uit dat de muiterij opgezet spel was.[578] Mobutu wou zo de oppositie discrediteren en zichzelf naar voren schuiven als behoeder tegen de chaos. Zelfs de Belgische regering zou volgens De Morgen “sterke vermoedens gehad hebben dat de muiterij geen spontaan karakter had ”.[579]
Op 30 september benoemt Mobutu Etienne Tshisekedi tot premier. Even wordt er gespeculeerd of Mobutu met deze benoeming zichzelf niet uitgeteld heeft. Al gauw blijkt het tegendeel. De benoeming heeft tweespalt veroorzaakt in de oppositie en Mobutu tracht van de situatie gebruikt te maken door de verenigde oppositie te breken en een deel ervan aan zijn kant te krijgen. Het is voor De Morgen duidelijk: Mobutu is nooit weggeweest.
“Mobutu legt al dagenlang een zeldzame energie en activiteit aan de dag. [...] De vraag die de politieke waarnemers in Kinshasa gisteravond bezighield is te weten of de “union sacrée” zich uit elkaar zal laten biljarten door Mobutu, die nog steeds de gehaaide vos van weleer blijkt te zijn. ”[580]
13.2.3 La Libre Belgique
La Libre Belgique gelooft oorspronkelijk niet dat het Mobutu-regime de muiterij heeft uitgelokt en georchestreerd. De krant geeft toe dat deze hypothese bepaalde bevreemdende elementen, zoals de terughoudendheid van de DSP en de Garde Civile, zou kunnen verklaren. Maar La Libre gelooft niet dat het machiavellisme van de Zaïrese president zulke hoge toppen scheert. Wel is de krant ervan overtuigd dat Mobutu zijn presidentiële wacht niet heeft laten ingrijpen om geen herinneringen aan Lubumbashi op te roepen. Mobutu zou de crisis op een vreedzame manier hebben willen oplossen om zo zijn gehavende blazoen bij de internationale gemeenschap terug op te blinken.[581]
Volgens de krant tonen de gebeurtenissen eerder de zwakheid van het Zaïrese staatshoofd aan, die niet meer weet van welk hout pijlen maken. De “chaos-strategie”, die Mobutu na zijn toespraak van 24 april 1990 ontwikkelde en die de president nog intensifieerde sinds de start van de NSC, heeft zich volgens La Libre tegen zijn schepper gekeerd: “Jusqu’ici, la débrouille avait toujours fonctionné mais, cette fois, la corde paraît usée." [582] De frustratie van een hongerlijdende bevolking, gedesillusioneerd door de slabakkende NSC, lijkt de president fataal te worden.
In een opiniestuk reageert Eric de Bellefroid op de verklaringen van minister van defensie Guy Coëme.[583] Coëme zei dat de Belgische para’s zo snel mogelijk uit Kinshasa moesten vertrekken, om inmenging in de Zaïrese aangelegenheden te vermijden. De Bellefroid, die zijn misprijzen voor de Waalse socialist niet wegsteekt, is het hier niet mee eens. De journalist meent dat de Belgische zakenlui die Kinshasa niet kunnen verlaten, de bescherming van de Belgische para’s moeten genieten. Opvallend is dat de Bellefroid, om zijn standpunt kracht bij te zetten, de argumenten aanhaalt die hij een dag eerder weigerde te geloven, namelijk dat Mobutu zelf de aanstoker is geweest van de muiterij.
De Bellefroid breidt zijn standpunt uit tot de gebeurtenissen in Lubumbashi het jaar voordien en oordeelt dat ook toen België te snel uit Zaïre vertrokken is. België had in Zaïre moeten blijven, om de economische belangen die ons land nog had in de oud-kolonie beter te beschermen en om onze vooraanstaande internationale rol inzake Zaïre te behouden. De Bellefroid verwijt België een te principiële houding ten opzichte van de Zaïrese president. Ons land had zich, zoals Frankrijk, meer op de vlakte moeten houden, “se limitant à convier le maréchal à "accélérer le processus démocratique" en cours dans ce pays. ”[584]
Een dag later lijkt de Bellefroid de these van de uitgelokte plunderingen steeds aannemelijker te vinden. Een aantal onverklaarbare gebeurtenissen tijdens de muiterij laten immers weinig andere opties over.
“Pourquoi le pouvoir ne s’est il pas interposé et n’a-t-il pris aucune sanction lors du retour aux casernes? Pourquoi les soldats ont-ils détruit tout l’aéroport en prenant soin d’épargner l’avion présidentiel ? […] Un tas de questions se posent qui, si elles ne signifient pas que ces opérations furent proprement commanditées par le régime, évoquent en tout cas une très étrange passivité dans son chef.”[585]
13.2.4 Le Peuple
De muiterij in Kinshasa is volgens Le Peuple het onvermijdelijke resultaat van het non-beleid dat Mobutu reeds decennialang voert.[586] Het economische beleid heeft het land en de bevolking in de armoede gestort. Het politieke beleid was er enkel op gericht om het leidende regime aan de macht te houden en elk mogelijk initiatief van onderuit in de kiem te smoren. Deze omstandigheden hebben, volgens Le Peuple, geleid tot de huidige malaise.
De internationale gemeenschap, die veel te lang de ogen heeft gesloten, is volgens de krant medeverantwoordelijk voor wat er nu gebeurt in Kinshasa. Ze hoopt dan ook dat de evacuatie van de Europeanen niet uitmondt in een consolidatie-operatie voor het Mobutu-regime, iets waar de generaal stellig op rekent. Volgens Le Peuple is het overigens duidelijk dat Mobutu de militairen heeft aangezet tot hun muiterij: “Il ne nous étonnerait pas que ce soit l’objectif de Mobutu qui a visiblement mis de l’huile sur le feu…”[587]
Le Peuple wil zich trouwens niet uitspreken over de vraag of de muiterij wel eens het einde voor Mobutu zou kunnen inluiden. Het overlevingsinstinct van de Zaïrese president is volgens de krant zo sterk dat het alle politieke en revolutionaire logica tart.[588]
Wanneer de Europese militaire operatie zich in Kinshasa ontplooit en de “entente” tussen de Franse para’s en Mobutu duidelijk wordt, is de Waalse krant erg verontwaardigd over de steun die Frankrijk verleent aan de Zaïrese dictator. Op een sarcastische toon vraagt Le Peuple zich af hoeveel Zaïrezen er nog moeten sterven, voordat de internationale gemeenschap in Zaïre tussenbeide komt.[589]
Nadat de muiterij bedwongen is en de “cohabitation” tussen oppositie en MPR is aangekondigd, maakt Le Peuple een balans op van de voorbije week. De krant spreekt zich niet expliciet uit over de betrokkenheid van de Zaïrese president bij de rellen, maar benadrukt wel dat de Franse militaire interventie in Zaïre uiteraard voordelig is geweest voor de “léopard ”.
“Précisément, cet “électrochoc”, Mobutu devait bien vouloir le mettre à profit pour retrouver un premier rôle. La précipitation des militaires français à investir Kinshasa pour y "rétablir l’ordre" jouait cette carte. ”[590]
13.3 Conclusie
De vier kranten die ik onderzocht, tonen een gelijklopende evolutie in het beeld van de Zaïrese president tijdens en na de muiterij in Kinshasa. De muiterij bewijst volgens de kranten de toenemende zwakte en de isolatie van de Zaïrese president. Wanneer ook het leger, de basis van Mobutu’s machtspiramide, gaat revolteren tegen de Zaïrese president, is volgens de kranten het einde voor Mobutu niet meer ver af. De Zaïrese president heeft de chaos zodanig laten toenemen dat hijzelf nu het slachtoffer dreigt te worden. Toch waarschuwen De Morgen en Le Peuple: het overlevingsinstinct van Mobutu is zo sterk dat de president mogelijk ook deze beproeving overleeft.
Nadat de muiterij is bedwongen, wordt het voor alle kranten duidelijk dat het regime zelf achter de muiterij zat. Mobutu wou op die manier zichzelf opnieuw profileren als de sterke man van Zaïre. Dit bevestigt voor de kranten nog eens het machiavellisme van de Zaïrese president, die tot alles in staat blijkt om zijn heerschappij te vrijwaren.
De evacuatie van de Europeanen uit Kinshasa wordt door de entente tussen Frankrijk en Zaïre een beladen militaire actie. De Morgen en Le Peuple hadden nog voor de operatie opgeroepen om de interventie zo snel mogelijk af te handelen omdat het gevaar bestond dat Mobutu de Europese soldaten voor eigen profijt zou aanwenden. De twee socialistische kranten reageren zo op dezelfde wijze als de socialistische minister van defensie Guy Coëme. Le Peuple reageert erg verontwaardigd wanneer de Frans-Zaïrese samenwerking duidelijk wordt. De krant roept de internationale gemeenschap op om niet alleen aandacht te hebben voor de Europeanen in Kinshasa, maar ook voor de echte slachtoffers, de Zaïrezen. La Libre Belgique daarentegen, is van mening dat de Belgische soldaten langer in Zaïre hadden moeten blijven. De krant meent dat de Coëme de Belgische zakenlui in Kinshasa vergeet. Eric de Bellefroid oordeelt ook dat België Zaïre niet had mogen verlaten na de gebeurtenissen in Lubumbashi. Met een minder principiële houding had België zijn vooraanstaande rol in Zaïre kunnen behouden, aldus de Bellefroid. De journalist verwijst naar Frankrijk, dat zich nooit heeft uitgesproken over de Zaïrese interne politiek en zo de plaats van de Belgen in Zaïre kon innemen. Het is duidelijk dat bij La LibreBelgique de Belgische economische belangen, hoe klein ze intussen ook geworden zijn, nog steeds primeren op de mensenrechtenpolitiek.
14.1 Historische achtergrond
In november 1992 is de NSC ongeveer vijftien maanden oud. [591] In die termijn is de conferentie bijna constant het toneel geweest van twisten tussen het propresidentiële kamp en de oppositie. Mgr. Laurent Monsengwo, aartsbisschop van Kisangani en voorzitter van het bureau van de Nationale Soevereine Conferentie, moest vooral optreden als verzoener en diplomaat. Telkens één van beide groeperingen de conferentie verliet of de debatten in een patstelling verzeild waren, was het Monsengwo die beide fracties samenbracht en geduldig het zoveelste compromis realiseerde. Deze bestanden waren vaak geen lang leven beschoren, maar Monsengwo dwong wel in binnen- en buitenland respect af voor zijn onaflatende verzoeningspogingen. De aartsbisschop van Kisangani werd de belichaming van de hoop op een nieuw Zaïre, dat door de NSC zou voorbereid worden.
Sinds de plunderingen in september 1991 had de conferentie haar werkzaamheden met het nodige, en onvermijdelijke, gepalaver hervat. Tussen september en december 1991 waren er al drie “overgangsregeringen” geweest. Tshisekedi was als eerste aan de beurt. Op 30 september ’91 was de leider van de UDPS aangesteld als premier, in het kader van de “Akkoorden van het marmeren paleis-I”. Tshisekedi weigerde echter om, zoals in het akkoord was opgenomen, de helft van de regering te laten bestaan uit Mobutisten. Nadat de MPR afzag van regeringsdeelname, legde Tshisekedi op 17 oktober de eed als premier af. Vier dagen later werd hij door Mobutu afgezet, nadat hij op een persconferentie de president had afgeschilderd als “monstre humain” en de legitimiteit van het presidentieel gezag in vraag had gesteld. Tshisekedi werd opgevolgd door Mungul Diaka (RDR), die het welgeteld 31 dagen volhield. Op 25 november ’91 benoemt Mobutu zijn oude luitenant Nguza Karl-I-Bond (UFERI) tot premier. De “Akkoorden van het marmeren paleis-II” bepaalden dat de eerste minister uit de oppositie moest komen. Door Nguza als premier aan te stellen, benoemde Mobutu een grote naam uit de oppositie die echter veel positiever stond ten opzichte van Mobutu dan bijvoorbeeld Tshisekedi.
Ondertussen was het zevenjarige presidentsmandaat van Mobutu zijn einde aan het naderen. In een boodschap aan de natie verklaarde Mobutu dat hij aan het roer van het land zou blijven totdat er nieuwe verkiezingen zouden plaatsvinden.
De werkzaamheden van de NSC in 1992 werden volgens hetzelfde stramien afgewerkt als in 1991, in complete wanorde. De activiteiten in het Palais du Peuple eindigden vaak in verbale ruzies tussen de oppositie en de Mobutisten waarna één van beide kampen verongelijkt de vergaderzaal verliet. Elk verdrag dat door de conferentie was goedgekeurd, werd meestal door een van beide groepen aangegrepen om de conferentie voor een bepaalde tijd te verlaten en aldus de werking te boycotten. Het was dan aan voorzitter Monsengwo om beide partijen weer on speaking terms te krijgen.
Tussen 19 januari en 6 april werden de werkzaamheden van de conferentie opgeschort. De regering van Nguza Karl-I-Bond had de deelnemers aan de NSC opgedragen hun hotel te verlaten en hun intrek te nemen in de vroegere gebouwen van de MPR. De hoge kostprijs van de conferentie had Nguza daartoe geïnspireerd. Toen de NSC om uitleg vroeg, beschuldigde de regering de conferentie ervan de grondwet geschonden te hebben. De conferentie mocht de regering geen uitleg vragen en werd aldus twee en een halve maand opgeschort. Dit leidde in Kinshasa tot verschillende protestoptochten, die de “Marsen van de hoop” werden genoemd. Deze werden door de Garde civile en de Division Spéciale Présidentielle tweemaal uit elkaar geslagen, met verscheidene doden tot gevolg.
Intussen nam de economische rampspoed in Zaïre catastrofale proporties aan. De munt was in vrije val, wat de prijzen van brandstof en voeding pijlsnel de hoogte injoeg.
De NSC stelde na haar heropening eindelijk een “reglement van interne orde” op. Hierin werden de opdracht en de bevoegdheden van de NSC uiteengezet. Mobutu vond echter dat de bevoegdheden die de NSC zich toeeigende veel ruimer waren uitgevallen dan wettelijk voorzien was. Na de ondertussen traditionele onderhandelingen tussen de NSC en de president, werd overeengekomen dat de NSC de eerste minister mocht voorstellen. De overgangsregering mocht echter geen beslissingen nemen die het land zouden binden en Mobutu zou aanblijven als president tot de verkiezingen een nieuw staatshoofd zouden aanwijzen.
Premier Nguza Karl-I-Bond, die zich kort na 24 april 1990 tot de oppositie had bekeerd, kon zich niet vinden in de koers die de NSC aanhield. Hij verklaarde dat zijn regering zich niets meer aantrok van de NSC. De conferentie koos op 14 augustus zijn nieuwe overgangspremier, Etienne Tshisekedi.
Met de aanstelling van Tshisekedi werd de relatie tussen de NSC en de president er niet beter op, integendeel. De veelvuldige aanvallen van Tshisekedi op Mobutu waren een bron van ergernis voor “le léopard”. De koers van de nationale munt, de Zaïre, bleef intussen maar dalen. De inflatie werd gestimuleerd door de nieuwe biljetten die het regime in circulatie bracht. Om dit proces een halt toe te roepen, en om de kleptocratie een hak te zetten, wou Tshisekedi Mobutu de toegang tot de schatkist ontzeggen. De premier ontsloeg de gouverneur van de nationale bank, maar deze actie werd door Mobutu allerminst gesmaakt. De president zond tanks naar het gebouw van de nationale bank als teken van zijn appreciatie. Mobutu verklaarde dat de regering Tshisekedi moest stoppen met hem aan te vallen. Hij weigerde de overgangsgrondwet, die door de NSC was opgesteld, te tekenen en kondigde een referendum aan, waarin de bevolking de keuze werd gelaten tussen de grondwet van de NSC en een grondwet opgesteld door de raadgevers van de president.
De spanning blijft toenemen en eind november loopt de situatie uit de hand. Op 30 november ontslaat Mobutu Tshisekedi om hem dadelijk tot formateur te benoemen. Tshisekedi moet een nieuwe regering vormen die voor de helft bestaat uit leden van de MPR, maar zegt voor de NSC dat hij de presidentiële besluiten naast zich neerlegt. Monsengwo veroordeelt de actie van Mobutu, die “een flagrante schending is van het politiek compromis”. Mobutu is echter niet onder de indruk van de reacties. Op 5 december vaardigt de president een decreet uit dat om middernacht een einde stelt aan de NSC. Snel keuren de deelnemers aan de conferentie nog enkele resoluties goed. Ze creëren een orgaan dat een voortzetting is van de NSC: een lichaam met wetgevende macht dat de besluiten van de conferentie zal uitvoeren, de Haut Conseil de la République (HCR). Mgr Monsengwo wordt opnieuw tot voorzitter verkozen. Mobutu lijkt nu tot het uiterste te willen gaan om het democratiseringsproces terug in handen te krijgen. De eerste zitting van de HCR wordt verhinderd door militairen die de leden van de HCR de toegang versperren tot het Palais du Peuple. De twee protagonisten van de patstelling blijven bij hun standpunt. Tshisekedi weigert zijn regering te herschikken, ondanks aandringen van de HCR en Mobutu blijft bij de HCR aandringen om een nieuwe premier aan te stellen, maar de HCR wil zijn eigen procedures volgen.
Het jaar 1993 wordt zo beheerst door de krachtmeting tussen premier Tshisekedi en president Mobutu. De Zaïrese bevolking wordt meegesleurd in de chaos. In januari 93 komt het tot plunderingen in Kinshasa. De militairen krijgen hun soldij uitbetaald in de nieuwe biljetten van 5 miljoen Zaïre. Tshisekedi had, in zijn strijd met de nationale bank en met Mobutu, de handelaars opgeroepen die biljetten niet te aanvaarden. De militairen kunnen dus geen voedingswaren kopen met hun soldij en slaan aan het plunderen. De chaos die er op volgt, kost verscheidene doden, waaronder de Franse ambassadeur. De Belgen worden weer geëvacueerd uit Zaïre. In de internationale gemeenschap gaan stemmen op die pleiten voor een buitenlandse interventie in Zaïre. Mobutu en Tshisekedi geven elkaar de schuld van de gebeurtenissen. De onderhandelingen die Monsengwo intussen leidt om de spanningen tussen de HCR en de president te milderen, draaien echter uit op een succes voor Mobutu. De Assemblée Nationale wordt terug aangesteld, naast de HCR. De Assemblée Nationale is het parlement van voor de start van de NSC, dat uitsluitend bevolkt was door leden van de MPR. Deze keuren een wetsvoorstel goed dat de president in een overgangsgrondwet al zijn bevoegdheden terugschenkt. De bevoegdheden van de HCR worden tezelfdertijd sterk beperkt.
Om de politieke situatie nog onoverzichtelijker te maken, had Mobutu intussen, via de Assemblée, een nieuwe regering aangesteld onder leiding van Faustin Birindwa, een medestander van Tshisekedi uit de UDPS. Zo waren er twee regeringen in Zaïre: de regering Birindwa, aangesteld door de president en de regering Tshisekedi, die bleef volharden dat zijn regering de enige legitieme was. Monsengwo trachtte beide regeringen tot overleg aan te sporen, maar dit werd hem erg kwalijk genomen door de oppositie. Ook zijn pogingen om met Mobutu in dialoog te treden, leverden hem de kritiek op van de oppositie.
Er komt in 1993 geen eind aan de politieke twisten. Mobutu past zijn bekende truc toe: de politiek (lees: de oppositie) in de chaos laten verdrinken om er als overwinnaar uit te komen. Intussen degenereert de Zaïrese staat. In Shaba en Noord-Kivu breekt er etnisch geweld los dat duizenden het leven kost. De val van de Zaïrese munt heeft nog steeds de bodem niet bereikt. De oplossing van het regime bestaat erin alsmaar meer nieuwe biljetten in omloop te brengen. In oktober is de inflatie met 122% gestegen ten opzichte van het begin van het jaar. De prijs van de basisproducten is verzesvoudigd. De problemen beginnen de internationale gemeenschap te verontrusten, waarop de VN een speciale gezant stuurt, de Algerijn Lakhdar Brahimi, om de onderhandelingen mee te leiden. Op 23 september, slechts twee maanden na zijn aankomst, vertrekt Brahimi reeds. De onderhandelingen hebben geen kans op slagen zolang Tshisekedi blijft vasthouden aan zijn premierschap, verklaarde de Algerijn.
De koppigheid van Tshisekedi dreigt hem langzaamaan te isoleren. De VS, Frankrijk en België, die de oppositieleider steunden, beginnen de onverzettelijkheid van Tshisekedi een hinderpaal te vinden in het herstel van het democratiseringsproject.
Tijdens de chaos die Zaïre in 1993 teistert, herovert Mobutu zijn oude bevoegdheden. Begin 1994 acht hij het moment rijp om de macht van de oppositie een fatale slag toe te dienen. Op 14 januari verklaart Mobutu de ontbinding van de Assemblée Nationale en van de regering-Birindwa, maar ook van de HCR. Hij kondigt meteen een nieuwe instelling aan, de Haut Conseil de la République- Parlement de Transition (HCR-PT). Deze instelling zal weer een nieuwe overgangsgrondwet ontwerpen en een premier aanduiden. Oude wijn in nieuwe zakken, maar wel met een uitgebreid apparaat: 780 leden, waarvan een meerderheid Mobutisten. De oppositie is verontwaardigd, maar moet de bittere pil slikken. Monsengwo blijft ook ditmaal aan als voorzitter van het overgangsorgaan.
Ook in dit nieuwe orgaan gaan de ruzies om de premierkeuze ongehinderd voort. Er wordt beslist dat de oppositie de premier mag aanduiden binnen een termijn van tien dagen. Wanneer die termijn verstreken is, zal de HCR-PT zelf de premier aanduiden. Op 16 april draagt de Union Sacrée de l’Opposition (US) Tshisekedi voor als premier. De Mobutisten wijzen erop dat er binnen de US onenigheid bestaat over de kandidatuur van de oppositie en beslissen dat het daarom aan de HCR-PT is om de premier aan te duiden. De oppositie reageert verontwaardigd en het komt tot zware incidenten. De US beslist de HCR-PT te boycotten, maar deze staat nu onder het voorzitterschap van Anzuluni, omdat Monsengwo en Ileo op dat moment in het buitenland verblijven. Anzuluni, duidelijk Mobutu-gezind, laat het overgangsparlement doorwerken. Er worden zeven kandidaat-premiers uit de gematigde oppositie aangewezen, maar geen Tshisekedi. Léon Kengo wa Dondo (UDI) wordt aangeduid als premier. Hij stelt een regering aan, voor de helft bestaande uit ministers uit de Mouvance présidentielle en voor de helft uit de niet radicale oppositie.
De nieuwe premier Kengo behoort tot de oppositie, maar is één van de Mobutisten bij uitstek. De bevolking noemt zijn partij, de Union des Démocrates Indépendants, schertsend de “Union de Dinosaures Ingrats”, vrij te vertalen als de unie van de ondankbare Mobutisten. Mobutu slaat met de aanstelling van Kengo wel verscheidene vliegen in één klap. Kengo is voor de westerse landen een aanvaardbare wisseloplossing. Bovendien heeft hij het vertrouwen van het IMF,wat Mobutu goed kan gebruiken. Het IMF staat immers op het punt om Zaïre als lid te schrappen, omdat het zijn schulden al lang niet meer betaalt. Met zijn aanstelling is de radicale oppositie nu definitief buitenspel gezet. Vele waarnemers hadden hun geloof in de oppositie reeds verloren. Het krediet dat ze had opgebouwd in de periode ‘90-‘91 had ze door haar intrinsieke zwakte en haar verdeeldheid verspeeld. De oppositie van haar kant is verbitterd over het Westen, dat officieel de oppositie steunde, maar op beslissende ogenblikken passief toekeek en zo toeliet dat Mobutu het democratiseringsproces torpedeerde.
Voor aartsbisschop Monsengwo hoeft het allemaal niet meer. Hij gooit de handdoek in de ring. In zijn verklaring drukt hij zijn spijt uit omdat de verzoening niet gelukt is, maar ook over de onverzettelijkheid van Tshisekedi.
Mobutu heeft de touwtjes van zijn democratiseringsproces, die hij bijna onmiddellijk na de aankondiging van de Derde Republiek verloor, weer strak in handen. Voor de bevolking zijn de offers echter zwaar om dragen. Wat er nog overbleef van de staat is op die vier jaar verdwenen, de armoede en hongersnood heersen over een land dat alleen nog de bovenste klassen dient. De democratie waar iedereen van droomde op 24 april 1990, lijkt dood en begraven.
14.2. Analyse
14.2.1.De Standaard
De Standaard ziet de acties van Mobutu als de ultieme krachtmeting tussen de president en zijn politieke tegenstanders. De Zaïrese president lijkt alle middelen te willen inzetten om het einde van de NSC te bespoedigen: “Mobutu zette in Kinshasa troepen in, zijn nieuwste zet in zijn krachtmeting met Tshisekedi en andere tegenstanders van zijn bewind.”[592]
In België gaan er stemmen op om politiek en eventueel militair te interveniëren in Zaïre, om de Zaïrese president te beletten het democratiseringsproces definitief te torpederen. Manu Ruys is geen voorstander van een Europese of westerse interventie. De oud-journalist van de krant ziet hierin een herhaling van de VN-voogdij van na de Kongolese onafhankelijkheid. Een nieuwe westerse interventie zou wel eens de weg kunnen vrijmaken voor een nieuwe Mobutu, aldus Ruys.
“Sommige zouden dan zeggen dat het “beschaafde” Westen massaal en frontaal moet ingrijpen. Zo’n hulpactie zou niets ten gronde oplossen. Hier zweeft de formule van een jarenlange VN-voogdij. Zaïre heeft het al eens meegemaakt van 1960 tot 1964. Een jaar later greep Mobutu de macht. Mobutu kan geen dictator blijven, maar wie hem brutaal verjaagt, maakt misschien de weg vrij voor een jonge generaal. ”[593]
Ruys meent dat het aan de Zaïrezen zelf is om een overgangsregime uit te bouwen. Alleen dan kan in Zaïre een stabiel politiek systeem ontstaan. Monsengwo heeft voor het ontstaan van een openlijke politiek debat gezorgd in Zaïre, aldus Ruys. Het is nu de taak van de politici om niet in euforie te vervallen, maar werk te maken van de democratisering. Ruys waarschuwt de politici wel voor de Zaïrese president:
“Het overgangsregime dat moeizaam in de maak is – met een sluwe en vasthoudende president – dient te worden uitgebouwd door de Zaïrezen. [...] In afwachting blijft voorzichtigheid geboden. Mobutu beschikt over geld en militairen. ”[594]
Mobutu zet intussen zijn krachtmeting met Tshisekedi voort. Ook Monsengwo is nu in ongenade gevallen bij de Zaïrese president, die eveneens weigert om de overgangsinstellingen nog langer te erkennen.[595] Volgens Axel Buyse komt de ongeziene verbetenheid waarmee Mobutu de NSC poogt te saboteren, niet exclusief voort uit de persoonlijke machtswellust van de Zaïrese president:
“Mobutu is een bijzonder taaie politicus. Dit houdt niet alleen verband met de erg hoge dunk die hij van zijn eigen functie en zijn eigen “roeping” heeft. Hij wordt in zijn onverzettelijkheid ook gestijfd door een groep getrouwen, van wie de positie valt of staat met die van de president. Het zijn zij, meestal “stamgenoten” van Mobutu die de laatste weken zo wild om zich heen slaan en het land op de rand van nog maar eens een nieuwe catastrofe voeren. ”[596]
Buyse herhaalt nog eens wat hij reeds meerdere keren verkondigde over de hervormingsplannen van de Zaïrese president. Mobutu heeft de democratisering van Zaïre altijd als zijn eigen initiatief gezien, los van enige buitenlandse of binnenlandse druk. Vanuit die overtuiging heeft het staatshoofd de democratie ook steeds een persoonlijke invulling willen geven. De maatregelen die de president uitvaardigde, hadden vooral tot doel de positie van Mobutu zelf niet te ondermijnen. Zo heeft Mobutu er alles aan gedaan om de NSC de pas af te snijden. Toen de conferentie uiteindelijk toch plaatsvond, heeft de president al zijn energie aangewend om de werking van de conferentie te boycotten.
Buyse meent dat Mobutu er waarschijnlijk wel in slaagt om de situatie opnieuw enkele weken lam te leggen, maar de Zaïrese president heeft zo nog maar eens bevestigd wat de internationale gemeenschap intussen reeds duidelijk geworden was: hij is de grootste hinderpaal voor de democratisering van Zaïre.
“De kans is reëel dat het Mobutu regime erin slaagt de zaken weer een tijdje naar zijn hand te zetten. Meer dan een Pyrrhusoverwinning kan dat niet worden. De president is zijn laatste greintje internationale geloofwaardigheid kwijt. Een verandering is geen zekerheid voor verbetering, maar het aanblijven van Mobutu maakt elke verbetering onmogelijk. ”[597]
14.2.2.De Morgen
De conclusie van het rapport van de “comission des biens mal acquis”, die Mobutu bestempelt als “draaischijf van de verduistering van alle overheidsgeld” symboliseert volgens De Morgen de ondergang van Mobutu.
“Het is nog niet vaak gebeurd dat in een land een legitiem gezagsorgaan het staatshoofd openlijk bestempelt als de draaischijf van haast alle bestaande verduistering van overheidsgeld. Dat gebeurde gisteren met president Moboetoe in een rapport voor de Nationale Conferentie. De halsstarrigheid waarmee Moboetoe zich tegen alle logica in is blijven vastklampen aan de macht, heeft nu geleid tot een voor hem bijzonder pijnlijk isolement. ”[598]
De krant wijst echter niet alleen de Zaïrese president met de vinger. Het rijke Noorden, zowel staten als privé-maatschappijen, zijn volgens het dagblad net zo verantwoordelijk voor de wantoestanden in Zaïre. Het zijn immers zij die Mobutu in het zadel geholpen en gehouden hebben, omdat de Zaïrese president voor hen jarenlang een lucratieve zakenpartner was. Het Westen heeft daarom de plicht de Zaïrese bevolking en de oppositie, die nu de tol betalen van deze politiek, te steunen. De Morgen is er immers van overtuigd dat de Zaïrese president alles zal doen om de openbare besprekingen van het rapport onmogelijk te maken.
“Het rapport is een aanklacht die klinkt als een noodkreet, bij monde van de oppositie vanwege een grote meerderheid van de bevolking. Die heeft vandaag meer dan ooit recht op alle daadwerkelijke steun, diplomatiek en politiek, vooral in die landen die in het verleden traditioneel teerden op de rijkdom van dit land. ”[599]
De sfeer in Kinshasa blijft gespannen. De troepen van Mobutu voeren in opdracht van de president een schrikbewind, met hun raids door Kinshasa. Zoals De Morgen het kernachtig samenvat: “Mobutu blijft als een spook dansen boven de hoofden van iedereen”.[600]
Wanneer de DSP een bloedbad aanricht in de wijk waar oppositieleider Tshisekedi woont, evolueert de situatie in Zaïre volgens De Morgen gevaarlijk naar een burgeroorlog. Volgens Yves Desmet hebben de westerse landen, en in het bijzonder België, die de Zaïrese president decennialang gesteund hebben, de plicht om in de escalerende situatie in te grijpen:
“(...) Nadat Belgische belangen (en later ook Franse en Noord-Amerikaanse berekening) daar tientallen jaren lang een diktatuur in het zadel gehouden hebben die zich schaamteloos verrijkte ten koste van de ontwikkeling van een heel land, kan men bepaalde verantwoordelijkheden niet ontlopen wanneer een vreedzame overgang naar demokratie en ontwikkeling op het spel staat. Het Westen- en ons land op de eerste plaats- heeft zo’n geleidelijke overgang bepleit; het moet die nu ook mogelijk maken. [...] Het is hier al eerder betoogd: ware staatsmanskunst bestaat er ook in bloedvergieten te vermijden wanneer dat nog kan. ”[601]
14.2.3.La Libre Belgique
De Zaïrese president heeft bij La Libre Belgique duidelijk alle krediet opgebruikt. Eric de Bellefroid kijkt terug op het parcours dat de Mobutu sinds 24 april 1990 heeft afgelegd, toen de Bellefroid de onvoorspelbaarheid en tegendraadsheid van de Zaïrese president nog prees. Ironisch terugkijkend op alle gebroken beloftes en maatregelen van Mobutu waarmee hij op zijn stappen terugkeerde, lijkt de journalist zich af te vragen hoe het komt dat hij de Zaïrese president ooit geloofd heeft. Ook over de toekomst is de Bellefroid pessimistisch zolang Mobutu in Zaïre blijft. De Bellefroid vreest dat Mobutu, “comme toujours”, de komende presidentsverkiezingen zal vervalsen om aan de macht te kunnen blijven.[602]
La Libre lijkt ook nog weinig hoop te hebben op een vreedzame oplossing voor het op de spits gedreven conflict tussen Mobutu en Tshisekedi. In verschillende kranten wordt de Zaïrese president voorgesteld als een machteloze dictator, die een paria is geworden in de internationale politiek. La Libre ziet hierin echter net het grote gevaar:
“Si certains observateurs soulignent que le président Mobutu est en position de faiblesse pour tenter un coup d’Etat, ayant perdu sa crédibilité sur la scène internationale, d’autres estiment qu’il n’aime guère la contradiction et qu’il peut juger qu’il n’a, pécisement, plus rien à perdre en salissant son image à l’extérieur (…).”[603]
La Libre Belgique spreekt zich niet uit over de opportuniteit van een eventuele westerse (militaire) tussenkomst. De krant reageert wel wanneer Mobutu zelf uithaalt en het Westen inmenging verwijt in de Zaïrese interne politiek. De Bellefroid bemerkt dat Mobutu zelf geen enkele legitimiteit meer heeft als staatshoofd van Zaïre: “On tend à se demander parfois, dans nos bons et confortables Etats de droit, ce qu’il reste effectivement de la légitimité du président Mobutu. ”[604]
De Zaïrese president mag dan op het ogenblik weer tactisch de bovenhand hebben op zijn politieke tegenstanders, Mobutu’s presidentieel mandaat is in feite reeds een jaar afgelopen. Bovendien stamt Mobutu’s mandaat nog uit de tweede republiek, die Mobutu op 24 april 1990 zelf ontbond. De enige institutie die wettelijke bevoegdheid geniet, is de NSC, aan wiens besluiten Mobutu zich dan weer niet gebonden voelt. De conclusie is eenvoudig voor de Bellefroid: Mobutu heeft geen enkele politieke legitimiteit meer.
14.2.4.Le Peuple
De acties van de Zaïrese president tonen volgens Le Peuple nog maar eens zijn onwil in het democratiseringsproces aan. De krant voorspelt een ultieme krachtmeting tussen de Zaïrese president en zijn omgeving en Tshisekedi en de NSC. De formele steunbetuiging van België, Frankrijk en de VS aan de regering Tshisekedi, lijkt op Mobutu geen enkele indruk gemaakt te hebben. “Celui-ci reste dans sa propre logique de légitimité constitutionnelle.”[605]
Dit bewijst volgens Le Peuple dat de Zaïrese president bereid is om tot het uiterste te gaan. De krant vergelijkt het overlevingsinstinct van de Zaïrese president met dat van een gewond dier. De in het nauw gedreven president is tot de meest waanzinnige daden in staat om aan de macht te blijven en samen met zijn baronnen de staatskas te blijven plunderen.
“La bête est blessée. Elle est d’autant plus dangereuse. Le pire est donc à craindre avec Mobutu, capable des folies les plus insensées, les plus brutales, les plus meurtrières pour rester au pouvoir et en conserver, avec un petit cercle de protégés du régime, les plantureuses prébendes. ”[606]
Le Peuple ziet het Zaïrese volk, “complètement démuni et exsangue", alleen niet in staat om Mobutu te verdrijven. Het Westen heeft wel die mogelijkheden. De Waalse krant roept het Westen op om het Zaïrese volk te helpen. Het wordt tijd dat de internationale gemeenschap zijn al te formele steun aan de oppositie concretiseert, aldus de krant.
“Ils ne manquent pas d’armes possibles, comme le blocage des avoirs du maréchal-président à l’étranger. Jusqu’ici on doit enregistrer que l’opposition internationale à l’exécrable régime mobutiste est plus formelle que réelle. ”[607]
14.3. Conclusie
De vier kranten zien de Zaïrese president op het einde van de NSC als een geïsoleerde leider. Toch beschouwt niemand Mobutu als verslagen. Alle vier voorspellen ze een eindoffensief van zijn kant, dat misschien wel eens de ultieme genadeslag zou kunnen betekenen voor het democratiseringsproces. Het isolement van de Zaïrese president wordt, vooral in de Waalse kranten, vanuit die optiek vooral gezien als een gevaar voor de oppositie. De in het nauw gedreven Mobutu is immers tot alles in staat om zijn macht te behouden. Bovendien heeft hij niets meer te verliezen en geen imago meer te verdedigen. De kranten lijken ervan overtuigd dat de Zaïrese president minstens een veldslag kan winnen. De oproep van De Morgen en Le Peuple, die het Westen vragen de oppositie steun te verlenen, bevestigt het beeld. Le Peuple schrijft zelfs expliciet dat de Zaïrese bevolking en de oppositie er nooit in zullen slagen Mobutu te verdrijven.
Manu Ruys is een tegenstander van een westerse interventie. De kans is volgens Ruys groot dat de toekomst zich zo herhaalt en dat een interventie de weg plaveit voor een nieuwe Mobutu. Ruys meent dat het aan de Zaïrezen zelf is om de democratie op te bouwen. Alleen zo kan er een stabiel politiek systeem in Zaïre ontstaan. Bij La Libre Belgique komt een Europese interventie (voor één keer) niet aan bod.
15.1 Historische achtergrond
Na het fiasco van de democratisering is de aandacht voor Zaïre in de internationale media wat weggezakt. De aandacht van het publiek gaat medio de jaren negentig naar twee buurlanden van Zaïre, die het toneel zijn van humanitaire drama’s: Burundi en Rwanda.
In Burundi is de eerste democratisch verkozen president, Ndadaye, door de militairen vermoord. De staatsgreep bracht een diaspora op gang richting Zaïre en Rwanda.
In Rwanda is eind 1993 de genocide op de Tutsi-bevolking losgebarsten. In Rwanda leven overwegend twee bevolkingsgroepen: de Tutsi, die tijdens de koloniale tijd de leidende klasse waren, en de Hutu-meerderheid, die in de periode voor de volkerenmoord de president leverde: Habyarimana. President Habyarimana werd op 6 april 1994 vermoord. Het bericht van het neerschieten van het presidentiële vliegtuig was voor de Interamhamwe-milities het sein om een slachtpartij te houden onder de Tutsi. De Interamhamwe zijn Hutu-moordeskaders, die reeds maanden voor de moord op Habyarimana een klimaat van haat creëerden ten opzichte van de Tutsi-bevolking. De genocide, die zich afspeelt voor het oog van een afzijdig blijvende internationale gemeenschap, kost 400.000 mensenlevens. Het moorden houdt op wanneer de FPR, het Front Patriotique Rwandais, het Rwandese grondgebied inneemt.[608]
Wanneer de Tutsi van het FPR de macht grijpen, komt er een nieuwe vluchtelingengolf op gang. Hutu-boeren, voortgestuwd door de Interamhamwe en de oud-regeringstroepen van Habyarimana, de Forces Armées Rwandaises, vluchten richting Zaïre. De vluchtelingen stranden in het noordoosten van Zaïre, in de provincie Kivu., waar vluchtelingenkampen worden opgericht rond de steden Uvira, Goma en Bukavu.
De humanitaire catastrofe die zich voltrekt in de “Regio van de Grote Meren” is voor president Mobutu, die in de marge van de internationale politiek was terechtgekomen, een gelegenheid om zich terug op het voorplan te hijsen. Aangezien de vluchtelingenkampen zich op Zaïrees grondgebied bevonden, moeten de hulporganisaties, waaronder ook de Verenigde Naties, bij Mobutu terecht. De Zaïrese militairen, die geacht worden ze te beschermen, vinden in de vluchtelingen en de hulpverlening juist een nieuwe bron van inkomsten. De soldaten worden al lang niet meer betaald door het regime en eigenen zichzelf hun loon toe, door tolheffingen en inbeslagnames. Het gaat zover dat de VN de Zaïrese soldaten onder de UNO-vlag scharen en zelf betalen voor hun werk in de kampen.
Halfweg 1996 trekt Mobutu naar Zwitserland. Het nieuws raakt bekend dat de president naar Europa getrokken is om zich te laten opereren aan prostaatkanker. Hoe agressief de vorm van kanker is, wordt angstvallig geheim gehouden. Officiële Zaïrese bronnen zeggen dat de president goed herstelt, de overige waarnemers menen dat het slecht gaat met de gezondheid van het Zaïrese staatshoofd. Terwijl hij herstelt van zijn operatie, komt Oost-Zaïre in beweging.
Zaïre is steeds een lappendeken geweest van bevolkingsgroepen. Met zijn “zaïrisation” slaagde Mobutu erin om een nationaal gevoel te kweken over de volkeren heen. Bij sommige ethnieën is er echter steeds een vorm van weerstand blijven bestaan. Dit waren meestal de bevolkingsgroepen uit de grensprovincies, die ten tijde van rebellies te lijden hadden gehad onder repressie. Vaak voelden deze groepen zich sterker verbonden met hun stamgenoten, die over de staatkundige grenzen leefden, dan met het bestuur in Kinshasa of in Gbadolite. De Lunda, de bewoners van de Katanga/Shaba-provincie en het noorden van Angola en Zambia, vormen allicht de meest bekende groep in deze situatie, denken we maar aan de Katangese secessie (1960-’63) en de twee Shaba-oorlogen (1977 en 1978). Maar ook in het noordoosten van Zaïre, in de Kivu-provincie, heeft dit verschijnsel altijd bestaan.
De Kivu en de Haut-Zaïre zijn altijd onrustig geweest. Het was daar dat Gizenga, Gbenye en Soumaliot een opstand ontketenden tegen het regime in Kinshasa in 1964. Rebellen blijven ook gedurende de periode van de Mobutu-heerschappij in de heuvels van Kivu Maniema hun basissen behouden. Ze leven er van de landbouw, de jacht en het illegaal verhandelen van mineralen en ivoor. Het Zaïrees leger was nooit in staat deze groepen definitief uit te schakelen .
Eén van de bevolkingsgroepen uit Kivu zijn de Banyamulenge, Kinyarwanda-sprekende Tutsi die in de heuvels van Zuid-Kivu wonen, onder andere rond de heuvels van Mulenge. Het Kinyarwanda is, eenvoudig gezegd, de taal die gesproken wordt door de bevolkingsgroepen in en rond Rwanda, dus zowel Hutu als Tutsi. De Banyamulenge leven al generaties lang in Zuid-Kivu. Sommigen woonden er al voor de koloniale periode, anderen werden door de Belgische overheid vanaf de jaren dertig als werkkrachten (voor de mijnen) naar die streek gezonden. In de jaren zestig volgde nog een nieuwe instroom van Tutsi die vluchtten voor het Hutu-regime dat in Rwanda aan de macht was gekomen. De Kinyarwandasprekende bevolking maakt een derde uit van de bevolking van Kivu. Ook in het noorden van Kivu, in het Masisi-gebied, zijn er in verschillende fasen immigratiegolven geweest van Kinyarwandasprekers. Het verschil met Zuid-Kivu is dat er in Masisi ook Hutu wonen. Dit leidde in de voorgaande jaren reeds tot moeilijkheden. In 1993 komt het er bijvoorbeeld tot moordpartijen tussen verscheidene bevolkingsgroepen, die het leven kosten aan minstens veertienduizend mensen. Vaak is grondbezit de inzet van het conflict.
De naam Banyamulenge is vrij recent. Hoewel verscheidene van Mobutu’s trouwste baronnen Rwandees bloed hebben, zijn de Kinyarwanda nooit als echte Zaïrezen aanvaard.[609] De naam Banyamulenge werd aangewend wanneer er problemen rezen rond hun vermeende nationaliteit. Zelfs op de NSC, die alle Zaïrezen zou verenigen, doen zich problemen voor rond de nationaliteit van de Banyamulenge en hun recht om in de conferentie aanwezig te zijn. Zelfs in hun eigen provincie krijgen de Banyamulenge te maken met vijandigheden van lokale ethnieën. De Banyamulenge zijn vrij welstellende veehouders, die met hun economische welvaart afgunst opwekken.
Wanneer in 1994 de Rwandese vluchtelingen in Kivu neerstrijken, geniet Mobutu van de hernieuwde internationale aandacht, maar doet hij verder niets. Naast de vluchtende burgerbevolking, verbergen zich in de kampen ook Interamhamwe en oude troepen van de overleden president Habyarimana. Deze milities hebben eigenlijk vrij spel in de kampen. Ze verhinderen de Hutu-bevolking naar Rwanda terug te keren, hoewel hun veiligheid er door de nieuwe machthebbers wordt gegarandeerd, en ze gebruiken de vluchtelingenkampen om raids uit te voeren op Rwandees grondgebied. Mobutu, die president Habyarimana steeds als een beschermeling heeft beschouwd, doet niets om de milities te ontwapenen. Volgens mensenrechtenorganisaties als Human Rights Watch stond Mobutu - daartoe aangemoedigd door bondgenoot Frankrijk dat in het Rwandese conflict de zijde van de extremistische Hutu's koos - oogluikend de aanvoer toe van grote hoeveelheden wapens via het vliegveld van Goma.[610] Het is een publiek geheim dat Mobutu en Frankrijk niet positief staan tegenover de as Rwanda (Kagame)- Uganda (Museveni), die de steun heeft van de VS. De Clinton-administratie ziet deze twee landen als voorbeelden van een nieuw, eenentwintigste eeuws Afrikaans leiderschap, terwijl ze Mobutu als een overblijfsel uit de Koude Oorlog beschouwt.
De situatie van de Banyamulenge wordt er door de komst van de vluchtelingen niet beter op. De instroom van meer dan een miljoen Hutu, met onder hen de eskaders die de genocide op de Tutsi op hun geweten hebben, drijft in Noord-Kivu de spanningen tussen de Hutu en de Tutsi op. Ook in Zuid-Kivu nemen de spanningen tussen de Banyamulenge en volkeren zoals de Fulero en de Vira, autochtone Zaïrese stammen, toe.[611] De Banyamulenge voelen zich bedreigd en gaan aankloppen bij de Zaïrese overheid. Deze reageert echter niet. De ziekte van Mobutu heeft het laatste leven uit de Zaïrese staat weggenomen, zo lijkt het. Wanneer ze aankloppen bij de Rwandese sterke man Paul Kagame, vinden ze wel gehoor. Het probleem van de Tutsi in Rwanda is immers hetzelfde als dat van de Tutsi in Zaïre: de Hutu-vluchtelingenkampen op de grens. Rwanda begint de Tutsi's in Zaïre te bewapenen. Ook de Banyamulenge die hebben meegevochten met Kagame’s FPR, versterken de Banyamulenge in Zaïre. Hun objectief is de Rwandese Hutu's verder Zaïre in te drijven opdat ze geen bedreiging meer zouden vormen. Om dit doel te bereiken zullen ze een corridor tussen Zaïre en Rwanda veroveren. In de herfst van 1996 beginnen de Banyamulenge met de concretisering van hun plannen. Het Zaïrese regime reageert op deze militaire bewegingen. Op 7 oktober 1996 geeft de vice-gouverneur van de provincie Zuid-Kivu de Banyamulenge een week de tijd om het Zaïrees grondgebied te verlaten.[612] Onwetend bezegelt hij met dit bevel het lot van het regime-Mobutu.
De rebellen starten hun offensief en vallen op 24 oktober Uvira binnen. Zes dagen later valt Bukavu en op 1 november bezetten ze Goma.[613] Oost-Kivu is dan in handen van de rebellen. De veroveringen gaan erg gemakkelijk. Het Zaïrese leger (FAZ), dat nooit een toonbeeld is geweest van strijdlust, gaat steeds op de loop, vaak zelfs voordat de gevechten losbarsten. Voor hun vlucht slaan de soldaten van het nationale leger wel regelmatig aan het plunderen. De lokale bevolking ziet de rebellen, die tot dezelfde ethnie behoren, dan ook als bevrijders.
Op dat moment is er nog niet veel geweten over de opstand, de motieven en wie de rebellen zijn. Zaïre-waarnemers gissen dat het Tutsi zijn die in opstand zijn gekomen tegen hun gedwongen terugkeer naar Rwanda. Na de val van Bukavu sijpelen de eerste berichten binnen over de rebellen. Het is een opstand van Banyamulenge, die zich verzameld hebben onder de naam Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL).[614] De AFDL zou bestaan uit vier partijen en opgericht zijn op 18 oktober in Lemera, de eerste plaats die in handen viel van de rebellen.[615] De man die zich eerst als woordvoerder, daarna als voorzitter van de alliantie opwerpt, is ene Laurent Désiré Kabila. De naam Kabila doet bij ervaren Zaïre-watchers slechts na grondig opzoekingwerk een belletje rinkelen. De rebellenleider die nu terug opduikt, is een ancien van de opstanden in Kivu uit de jaren zestig. Net zoals Pierre Mulele en Antoine Gizenga stond Kabila voor de revolutionaire beweging die met het gedachtegoed van oud-premier Lumumba een guerrilla uitvocht, respectievelijk in Kwilu en Kivu. Waar Mulele en Gizenga echter bekende namen waren, was Kabila dat helemaal niet. Kabila en zijn troepen kregen bij hun guerrilla wel de hulp van ’s werelds beroemdste guerrilla-icoon, Ernesto Che Guevara, die enkele maanden met een contingent Cubaanse soldaten de revolutie wou ontketenen in – toen nog – Kongo. Na enkele maanden gaf Guevara de strijd op. Hij bestempelde het leger van Kabila als “parasitair”. Na het vertrek van de Cubanen en de machtsovername door Mobutu in november 1965 gingen de rebellen in ballingschap of liepen over naar de nieuwe machthebbers. Kabila trok zich met zijn Revolutionaire Volkspartij terug op de hoogvlaktes van Zuid-Kivu, van waaruit hij de strijd tegen het regime voortzette. Ironisch genoeg vochten de Banyamulenge destijds aan de zijde van Mobutu. In Zuid-Kivu stortte Kabila zich op de goudhandel met Burundi, waarmee hij fortuinen verdiende. Hij en zijn aanhangers waren ook actief in de illegale handel in ivoor en de clandestiene mijnbouw, vooral goud en diamant.
In België waren Kabila en zijn Parti de la Révolution Populaire (PRP) in de jaren tachtig bekend bij de Partij van de Arbeid, die in hem de opvolger zagen van Pierre Mulele.[616] Kabila is dus bij de watchers vaag bekend, maar kan niet de adelbrieven voorleggen van de succesvolle, integere revolutionair. Veel waarnemers zien in hem dan ook maar een stroman van de Rwandezen om de etnische opstand een bredere basis te geven – Kabila is geen Banyamulenge – en om de echte meesters te verbergen. Want hoe weinig er ook geweten is over de rebellen, de betrokkenheid van Rwanda is voor waarnemers duidelijk.[617]
Kabila verklaart dat het einddoel voor de AFDL Kinshasa is en het omverwerpen van het Mobutu-regime. Niemand, inclusief de Zaïrese leiders, hecht echter geloof aan dit scenario. Iedereen gaat uit van de hypothese dat Rwanda een bufferstrook wou creëren over zijn grens met Zaïre om de Rwandese vluchtelingen en de milities dieper het Zaïrese binnenland te drijven. Ook de situatie op het terrein wijst in die richting. In maart is een strook in het oosten van Zaïre met verrassend gemak door de rebellen bezet. De Zaïrese soldaten gaan al op de vlucht wanneer de komst van de rebellen nog maar aangekondigd wordt. Het enige wat de Zaïrese troepen consequent uitvoeren, zijn de plunderingen.[618]
Wanneer Mobutu op 17 december in Kinshasa landt, is zijn Zaïre dus voor een deel bezet. Toch is de leidende klasse van het regime in Kinshasa niet echt ongerust. De zieke president wordt op luid gejuich onthaald. Premier Kengo wa Dondo daarentegen, wordt wel bekritiseerd. Hij, de “halve Rwandees”, is er niet in geslaagd de opstand van de Banyamulenge te breken. In Kinshasa hoopt de publieke opinie op het tot stand komen van een as Mobutu-Tshisekedi, om de nationale eenheid te herstellen.[619] Mobutu neemt echter weinig maatregelen om de toestand te doen keren. Overschat hij de kracht van zijn troepen? Rekent hij er op dat zijn bevriende staten hem nog eens uit de nood zullen helpen? Of is hij gewoon te ziek om de touwtjes nog in handen te nemen? Mobutu blijft in ieder geval niet lang in Zaïre. Zijn prostaatkanker maakt een intensieve therapie noodzakelijk. Hij keert terug naar Europa. De geruchten over het terminale karakter van zijn ziekte beginnen toe te nemen.
Wanneer Mobutu op 20 maart terugkeert naar Kinshasa, is de situatie in niets meer te vergelijken met zijn vorige terugkeer. De rebellen zijn aan hun onstuitbare opmars begonnen. Kisangani, de derde stad van Zaïre, is halverwege maart ingenomen door de troepen van Kabila, na de eerste echte gevechten met het Zaïrese leger. De troepen van generaal Mahele, die beschouwd wordt als de enige bekwame generaal van Mobutu, zijn verslagen door het AFDL. De onverschilligheid begin november, toen Kabila beweerde dat Kinshasa het einddoel was, is vervangen door een défaitisme bij veel Mobutisten. Het is een teken aan de wand dat opvallend veel baronnen van het regime plaatsen reserveren op de veerpont Kinshasa-Brazzaville, of op vliegtuigen naar Zuid-Afrika en Europa.
De zwakheid van het Zaïrese leger is alom bekend, maar de snelheid waarmee Kabila’s troepen nu door Zaïre trekken, roept vragen op. Verscheidene Zaïrese officieren meldden reeds dat er bij de rebellen blanke soldaten meevochten en dat de rebellen moderne gesofisticeerde wapens ter beschikking hadden. De betrokkenheid van de buurlanden Rwanda en Uganda is intussen genoegzaam bekend, maar verscheidene waarnemers zien de hand van een veel grotere speler achter de gebeurtenissen in Zaïre: de VS. Deze hypothese wordt met verschillende argumenten gestaafd. Zo is er de voorgeschiedenis van het ooit zo sterke verbond Mobutu-VS. Ten tijde van de Koude Oorlog was Mobutu voor de VS “our bastard”. Zijn schendingen van de mensenrechten en zijn geldverslindende en zelfverrijkende praktijken waren gekend, maar omdat Mobutu een baken was in een deel van Afrika waar het communisme vrij sterk stond, liet de VS hem ongemoeid. Meer zelfs, Mobutu financierde zijn hofhouding met het geld dat hij uit de VS ontving. Na het failliet van het communisme in 1989 was het strategische belang van Mobutu verwaarloosbaar geworden. De druk van de financiële instellingen om zijn kredieten af te betalen nam toe. In de VS hadden de democraten de jacht geopend op de “world class cleptomaniac”, zoals ze Mobutu noemden.[620] Zolang de republikeinen aan de macht waren, werd Mobutu, uit een soort van erkentelijkheid misschien, nog redelijk ongemoeid gelaten, hoewel ze hem de dringende raad gaven het democratiseringsproces in te zetten. Toen Bill Clinton in 1993 de eerste democratische president werd in twaalf jaar, werd het duidelijk dat de Zaïrese president geen steun meer moest verwachten uit de VS. Onder invloed van het IMF en de Wereldbank steunde de VS nu een nieuwe generatie Afrikaanse leiders. Er stond een nieuwe klasse klaar van jonge, aan westerse universiteiten geschoolde managers. Deze politici moesten een beter bestuur waarborgen, de corruptie indijken, de herstructureringsprogramma’s van het IMF minutieus volgen en voor een klimaat zorgen dat investeringen aantrekkelijk maakt.[621] Deze jongere politici zagen hun weg echter geblokkeerd door de potentaten uit de Koude Oorlog. In sommige landen kwam de aflossing van de wacht er, maar in Zaïre bleef Mobutu zitten, ook al moest hij hiervoor de economie en de overblijvende structuren van Zaïre opofferen.
In andere Afrikaanse landen, zelfs buurlanden van Zaïre, lukt de transitie wel. De nieuwe leiders hebben vaak op eigen kracht de macht veroverd, zonder al te veel (openlijke) steun van het buitenland, na een guerrillaoorlog. Hun politiek beleid is niet direct democratisch te noemen, maar ook geen aanfluiting van de mensenrechten. Hun economische politiek is gebaseerd op de liberale denkbeelden. Hét voorbeeld van deze Afrikaanse leider is de Oegandese president Yoweri Museveni.[622] Na de dictatuur van Idi Amin en zijn opvolgers is Oeganda, wanneer Museveni in 1986 de macht grijpt, op sterven na dood. Na enkele jaren kan Museveni echter een economische groei voorleggen die kan wedijveren met die van de Aziatische tijgers. Bovendien heeft hij regionale aspiraties. Hij helpt de Rwandese vluchtelingen die al decennia in Oeganda verblijven om het regime in hun thuisland te vestigen. De sterke man van het nieuwe regime in Rwanda is Paul Kagame, die Museveni’s strijdmakker was tijdens de guerrilla. Kagame is bovendien opgeleid aan een Amerikaanse militaire academie.[623]
Wanneer dan uitgerekend Mobutu de Rwandese milities laat hergroeperen in Zaïre, raids laat uitvoeren op het Rwanda van Kagame en de Banyamulenge alleen bij Kagame terechtkunnen, zijn er een hele reeks voorwaarden vervuld voor de Verenigde Staten om een (gedeeltelijke) inval in Zaïre te gedogen.
De geruchten over de blanke soldaten en de gesofisticeerde wapens kunnen mogelijk verklaard worden door een artikel in Le Monde. Eind augustus 1996 legt de krant de hand op een document van de Amerikaanse inlichtingendiensten, bestemd voor de senaat, waarin deze uiteenzetten hoe het Amerikaanse leger het Rwandese leger opleidde. De krant verneemt van de Franse spionagediensten ook dat dertig à zestig Amerikaanse raadgevers de Rwandese troepen hebben bijgestaan in Zaïre. Het zou gaan om gewezen leden van de ‘special forces’, die nu voor privé-firma’s werken. Dit is een manier om de Amerikaanse aanwezigheid in Zaïre te verdoezelen. Verscheidene bronnen gewagen ook van militair materiaal dat door Amerikaanse vliegtuigen naar Goma is gevlogen.[624] De bemerking moet wel gemaakt worden dat Frankrijk het enige land was dat Mobutu nog steunde. Frankrijk vreesde uit Centraal-Afrika te worden weggevaagd indien Mobutu verdween. Het land had het daarom moeilijk met de VS, die voorstander waren van een nieuwe Afrikaanse politiek.
De opmerkingen in interviews met Amerikaanse diplomaten, die de officiële visie van de president van de VS vertolken, maken de houding van het land ten opzichte van de oude bondgenoot meer dan duidelijk. Mobutu is een man van het verleden, die niet eens meer beseft dat hij geen eisen meer te stellen heeft. Zijn penibele gezondheidstoestand wordt eveneens breed uitgesmeerd. De VS-diplomaten raden hem aan zelf op te stappen vooraleer hij daar niet meer toe in staat zal zijn.
Voorts wordt er nog gespeculeerd over de economische en strategische belangen die de VS heeft bij de controle over de Zaïrese bodem en over de dreiging van de “schurkenstaat” Soedan, die door een sterk verbond van Amerika-gezinde staten makkelijker geneutraliseerd kan worden.[625] Er was waarschijnlijk geen groot plan om Mobutu van zijn troon te werpen, maar de toevallige samenloop van omstandigheden zorgde ervoor dat de VS het geschikte moment vonden om komaf te (laten) maken met het Mobutisme.
In elk geval: wanneer Mobutu Sese Seko op 20 maart, verborgen voor de camera’s, het vliegveld van N’Djili verlaat, is het voor de hele wereld duidelijk dat Mobutu in de hoek zit waar de klappen vallen. De president is zo verzwakt door zijn kanker dat hij bijna niet meer kan stappen. Tijdens zijn bewindsjaren maakte Mobutu steeds gebruik van het verdeel-en-heers-principe. Hij bestookte zijn buurlanden via de steun aan rebellenbewegingen. Dit keert zich nu ten volle tegen hem. Kabila kan rekenen op een regionale alliantie van landen en bewegingen die in de loop der jaren door Mobutu onder vuur genomen werden. Zo zullen de Katangese gendarmes en bataljons van het Angolese leger de slag om Kenge, zo’n tweehonderd kilometer van Kinshasa, uitvechten, kan Kabila door Zambia trekken en zullen elementen van het Oegandese leger het ADFL bijstaan. Mobutu moet het stellen met troepen van UNITA, de Angolese rebellenbeweging van Jonas Savimbi en de resten van het Rwandese leger van de vermoorde Habyarimana.[626]
Tweemaal komt het tot onderhandelingen tussen Mobutu en Kabila. Onder de bemiddeling van Zuid-Afrika komen de twee protagonisten samen op de SAS Outeniqua, een Zuid-Afrikaans marineschip. Het zijn zelfs niet eens onderhandelingen te noemen. Kabila, duidelijk in “the winning mood”, dwingt Mobutu de kelk tot op de bodem te ledigen. De president krijgt een termijn om te vertrekken, terwijl Kabila blijft oprukken naar Kinshasa. Indien Mobutu zich nog in de buurt van Kinshasa bevindt wanneer Kabila’s troepen daar opduiken, zal hij ten prooi vallen aan de soldaten.[627] Radeloos probeert een terminaal zieke Mobutu nog tijd te winnen door allerhande overgangsmaatregelen voor te stellen, zoals een terugkeer van Monsengwo.[628] Het is echter voor iedereen in en buiten Zaïre duidelijk dat het Mobutu-regime geschiedenis is. De Zaïrese bevolking juicht Kabila toe als bevrijder. Na tweeëndertig jaar dictatuur wordt gespot met de zieke Mobutu. Alles wat verkeerd loopt in Zaïre wordt spottend “le prostat” genoemd.[629] De wanklanken over de schendingen van de mensenrechtenrechten van de Rwandese vluchtelingen door Kabila, gaan aan de Zaïrezen voorbij. Na tweeëndertig jaar Mobutisme is elke verandering welkom.
Op 16 mei 1997 vlucht Mobutu met zijn escorte halsoverkop uit Kinshasa naar zijn paleis in Gbadolite. De rebellen staan immers aan de poorten van Kinshasa. In Gbadolite stelt Mobutu zijn laatste daden als president van Zaïre, voordat hij met een transportvliegtuig naar Togo vliegt. Bijna krijgen de militairen van Kabila hem nog te pakken, ze beschieten zijn vliegtuig maar missen doel. Het rijk van Mobutu, die gezworen had te sterven als president van Zaïre, is uit. In Kinshasa vinden de laatste afrekeningen plaats tussen Mobutisten.
Op 17 mei marcheren de eerste soldaten van de AFDL de hoofdstad binnen. Het gevreesde bloedbad blijft uit, maar massale plunderingen en vernielingen van symbolen van het Mobutisme zijn onvermijdelijk. Laurent Désiré Kabila roept zichzelf uit tot nieuwe president van de Democratische Republiek Kongo. De vlag van de MPR wordt vervangen door de oorspronkelijke Kongolese vlag, om alle sporen van tweeëndertig jaar Mobutisme symbolisch uit te vegen.
De afgezette dictator, die gedacht had in Europa de rest van zijn leven door te brengen, is niet meer gewenst in Frankrijk of Zwitserland. Mobutu Sese Seko Kuku Wa Za Banga, de eerste en laatste president van Zaïre, sterft op 7 september 1997 in Rabat aan de gevolgen van prostaatkanker.
15.2 Analyse
15.2.1 De Standaard.
De terugkeer van Mobutu naar Kinshasa wordt voorafgegaan door de val van Kisangani. De ziekte van de Zaïrese president en het schijnbare gemak waarmee het Zaïrese leger door de rebellerende troepen telkens opnieuw wordt verdreven, zorgt voor een gevoel van verslagenheid in Kinshasa. Dit gevoel wordt ook in De Standaard weergegeven: “De president is er heel erg aan toe. De val van Kisangani heeft een onherstelbare breuk geslagen in wat de heersende klasse nog aan vertrouwen had. De kruik lijkt gebroken.”[630]
Mobutu zelf wordt alleen nog geportretteerd als de (dood)zieke president. Het lijkt erop dat de president van Zaïre, nog voor zijn eigenlijke aftreden, al uitgeteld is. Kabila wordt nu reeds beschouwd als de man van de toekomst, terwijl Mobutu het verleden belichaamt. Zijn terugkeer naar Kinshasa krijgt veel minder aandacht dan de opmars van de rebellen in Zaïre. Amerikaanse diplomaten omschrijven het in De Standaard op een onverbloemde manier : “Hij (Mobutu) is niet eens meer in staat zijn eigen naam te schrijven, hij zal het dus niet te lang meer trekken. ”[631]
Op 23 maart landt Mobutu in Kinshasa. Frans De Smet (die blijkbaar de overstap heeft gemaakt van De Morgen naar De Standaard) beschrijft de Zaïrese president. Uit de beschrijving spreekt bijna mededogen met de zieke leider die toch nog probeert de schijn hoog te houden, of niet beseft dat hij als “passé” wordt beschouwd.
“Hij (Mobutu) is fel vermagerd maar loopt nog steeds kaarsrecht. De luipaardmuts siert nog steeds zijn hoofd. Hij spreekt nog steeds op die onnavolgbare Paul Vanden Boeynantse wijze die kracht en onbreekbare rede moet uitstralen. ”[632]
De Smet beschrijft ook de reactie van de Kinois op de terugkeer van de “président-fondateur”. Die reactie is er één van onbewogenheid:
“In Kinshasa zelf, als er al discussies worden gevoerd, speelt Mobutu daarin geen enkele rol meer. De keuze in de gesprekken wordt verengd tussen voor of tegen Kabila, voor of tegen de totale ommekeer. Het oude Zaïre is afgeschreven. ”[633]
Dit beeld wordt bevestigd en zo mogelijk nog versterkt wanneer Mobutu en Kabila begin mei onderhandelingen voeren, met de Zuid-Afrikaanse president Mandela als bemiddelaar. Mobutu, die zijn ziekte niet meer kan verbergen, heeft de strijd verloren. In De Standaard wordt uiteraard aandacht geschonken aan het beeld van de zieltogende president, die tegen beter weten in de schijn poogt hoog te houden, de man die decennialang zijn land met ijzeren hand leidde, maar op enkele maanden zijn macht en zijn gezondheid verloor en verdreven wordt door een totaal vergeten verzetsstrijder. “Over Mobutu overheerst alleen nog het ziektebeeld, de doodzieke man, die vertrokken is uit zijn bedreigde Kinshasa. Zelfs zijn geboorteplaats is al ingenomen. ”[634]
“Het meest in het oog springende is de ontluistering van Mobutu. De man die er prat op ging nooit ziek geweest te zijn, zag men op televisie, ondersteund terwijl hij slechts enkele pasjes moest maken. Die beelden gingen als een schok door Kinshasa. Alles wat er verkeerd loopt in Zaïre, noemt men sindsdien “le prostat”. Mobutu moest nog een tweede slag incasseren. Nooit zou iemand hem oud-president kunnen noemen had hij verklaard. Zijn verdrijving door een totaal vergeten verzetsstrijder lijkt nu slechts een kwestie van weken. Verbeten houdt Mobutu vast aan zijn imago van onoverwinnelijk heerser. Hij beseft dat hij in de huidige crsis het land niet meer kan verlaten, maar niemand gelooft nog dat hij de oude kan worden. ”[635]
In een opiniestuk over de gebeurtenissen kijkt Axel Buyse reeds naar de toekomst. Het vertrek van Mobutu is voor iedereen een opluchting, aldus Buyse, maar de toekomst houdt niet noodzakelijk een verbetering in:
“De personificatie van de Zaïrese ziekte, Mobutu, is dus weg. Weinigen zijn daar rouwig om. De vrees bestaat echter dat Kabila, zegedronken en tot nu toe elk compromis weigerend, niet beter is. De ene dictatuur zou de andere wel eens kunnen opvolgen. ”[636]
Op 16 mei verlaat de Zaïrese president tenslotte Kinshasa. De rebellen staan intussen reeds aan de poorten van de hoofdstad. De DSP, de gevreesde presidentiële wacht, is dan reeds naar Brazzaville gevlucht. Via een korte tussenstop in Gbadolite verlaat Mobutu zijn Zaïre. Geen enkel Europees land is nog happig om de Zaïrese president een ballingsoord aan te bieden. In een round-up van de laatste weken, schetst Dirk Achten nog eens de ondergang van de Zaïrese president. Dezelfde thema’s komen naar voor: het weggeblazen regime en de zieke president, uitgespuwd door zijn eigen bevolking en evenmin nog welkom in de westerse landen waarmee hij decennialang een vertrouwensrelatie had. De conclusie van de krant is genadeloos: Mobutu is een eenzame, zieke man.
“Toen puntje bij paaltje kwam, bleek de Mobutu-staat nog minder voor te stellen dan velen dachten. (...) De vernederde Mobutu vlucht het land uit, verworpen door zijn eigen volk, om ver daarbuiten zijn laatste maanden door te brengen in gepeins over zijn lot. Zovele jaren werd hij gefêteerd in de Westerse hoofdsteden, wilde iedereen met hem op de foto. Nu worden die foto’s discreet uit de albums verwijderd.”[637]
Het einde van tweeëndertig jaar Mobutu-heerschappij vormt uiteraard ook de aanleiding voor retrospectieve artikels en evaluaties van zijn regeerperiode.Voor De Standaard is Mobutu een product geweest van het kolonialisme. Ook Zaïre kan gezien worden als een voortzetting van de koloniale staat. Het Mobutu-systeem is volgens de krant een politiek systeem dat nog meer Mobutu’s kan voortbrengen.
“Over één zaak zijn alle met de Zaïrese geschiedenis begane wetenschappers het eens: Mobutu was een product van een bestel met diepere wortels in het kolonialisme. Een systeem dat in staat is zichzelf autonoom te reproduceren, dat nog meer Mobutu’s kan voortbrengen. ”[638]
De krant haalt de kolonisatie wel aan, maar vermeldt de westerse steun aan het regime niet. Nochtans is deze in grote mate mee verantwoordelijk geweest voor het tot stand brengen van het Mobutu-regime. Bovendien heeft de jarenlange, onvoorwaardelijke steun van onder meer België aan Mobutu het ontstaan van het Zaïrese systeem mogelijk gemaakt. Deze vermelding was mijns inziens dan ook niet overbodig geweest.
Axel Buyse kent Mobutu ook verdiensten toe: de Zaïrese president heeft (in de eerste jaren van zijn beleid althans) gezorgd voor de uitbouw van het hoger onderwijs. De grootste verdienste van de Zaïrese president is volgens Buyse de creatie van een nationaal gevoel. Mobutu heeft het etnisch lappendeken dat Kongo na de onafhankelijkheid was ééngemaakt en heeft de Kongolezen/Zaïrezen een nationaal gevoel geschonken: “Wat ook tot stand gekomen is, is een fragiel maar reëel gevoel van Zaïrese nationale eenheid. Zaïre groeide uit tot meer dan de som van puur arbitrair in één staatsverband samengebrachte etnische en regionale groepen. ”[639]
Het regime van Mobutu Sese Seko kende uiteraard ook negatieve kanten. Buyse vernoemt onder meer de verkrotting en het ontstaan van de informele economie, omdat de staatsinfrastructuur zodanig verwaarloosd werd dat ze uiteindelijk ophield te bestaan. De donkerste bladzijde van het Mobutu-regime is volgens Buyse echter de complete morele achteruitgang van de Zaïrese samenleving: “Wat zwaar negatief doorweegt is de algehele morele verloedering van de samenleving, met een veralgemening van de corruptie tot op de hoogste echelons en van machtsmisbruik tot op de laagste.”[640]
Ook de “chaos” die jarenlang het Belgische Zaïre-beleid heeft bepaald, komt aan bod. Zo werd de samenwerking met Mobutu, ook (en vooral) toen de Zaïrese president reeds onder vuur lag, steeds verdedigd met het argument dat Mobutu de enige garantie was tegen de chaos. In De Standaard pleitte Manu Ruys trouwens nog tot na de tweede Shabacrisis op die gronden voor steun aan de Zaïrese president, die op dat ogenblik in de meeste Vlaamse dagbladen reeds alle krediet verloren had. [641]
Mobutu werd volgens Buyse in de jaren negentig zelf een adept van de chaos. Nadat de Zaïrese president op 24 april 1990 de democratisering had aangekondigd, verloor Mobutu reeds snel de controle over de hervormingen. Hij heeft toen alle mogelijke middelen aangewend om het democratiseringsproces te torpederen. Eén van zijn strategieën hield onder meer de afbraak van de staat in. Het is net door het ontbreken van elke staatsstructuur dat Laurent Désiré Kabila er volgens Buyse in geslaagd is om zo snel en zonder de minste tegenstand het Zaïrese grondgebied te veroveren. Mobutu is zo volgens Buyse uiteindelijk zelf het slachtoffer geworden van zijn chaospolitiek.
“Alleen was de president de laatste jaren zelf uitgegroeid tot een bron van chaos. Of hij persoonlijk achter de afrekening in Lubumbashi stond, is geen uitgemaakte zaak, maar er zijn wel aanwijzingen dat strategen uit zijn onmiddelijke omgeving de hand hadden in de eerste plunderingen van de Zaïrese hoofdstad, in oktober-november 1991. [...] Zeker is dat Mobutu en zijn presidence een grote verantwoordelijkheid dragen voor het degenereren van het democratiseringsproces, dat hij nochtans zelf had op gang gebracht. Van zodra het de president duidelijk werd dat hij de zaak niet volledig onder controle kon houden, gooide hij roet in het eten. Echte oppositie kreeg het hard te verduren. In die zin oogst de president wat hij de voorbije zeven jaar heeft gezaaid: anarchie. ”[642]
15.2.2 De Morgen
De Morgen schetst hetzelfde beeld als De Standaard. Mobutu wordt beschreven als de zieke president, wiens regime ten einde loopt. In een interview met minister van Buitenlandse Zaken Eric Derijcke over de situatie in Zaïre wordt dit nogmaals geïllustreerd. Derijcke meent dat België zich stilaan moet gaan concentreren op een samenwerking met de beweging van Kabila in de toekomst. Het regime van “de zieke president” zit volgens de minister immers “op een dood spoor ”.[643]
Bij de terugkeer van Mobutu in Zaïre merkt de krant zijn lauwe ontvangst op.[644] Het is duidelijk dat de bevolking niet meer wakker ligt van de president, maar dat ook veel hoogwaardigheidsbekleders het einde van het regime zien naderen. In een interview van de krant met AGALEV-parlementslid Magda Aelvoet wordt de neergang van de president en zijn regime kernachtig samengevat: “Mobutu heeft al jaren bewezen dat hij land en zijn bevolking naar grote miserie heeft geleid. Hij heeft nu bovendien zijn gezondheid en zijn magie verloren terwijl zelfs zijn ‘elitetroepen’ niets meer blijken voor te stellen. ”[645]
Na de onderhandelingen begin mei, op de SAS Outeniqua, wordt het beeld van de genadeloze ondergang van de Zaïrese leider nog verscherpt. De zieke Mobutu, ooit berucht om zijn ongeëvenaarde politieke sluwheid, was ook aan de onderhandelingstafel geen partij voor de triomferende Kabila:
“Van onderhandelingen op de SAS Outeniqua is eigenlijk nooit sprake geweest. De verhoudingen tussen de aartsrivalen waren gisteren overduidelijk. Mobutu zag er grimmig en triestig uit terwijl hij moeizaam aan boord van de boot kwam. De trappen kon hij niet aan, er moest een speciaal hellend vlak worden aangevoerd. Na afloop vertrok Mobutu zonder een woord tegen de pers te zeggen. Kabila liep die breed glimlachend tegemoet. ”[646]
In een commentaar op de ondergang van de Zaïrese president wordt ook de aftakeling van Mobutu’s persoonlijke machtsapparaat en het uiteenvallen van zijn entourage aangehaald. De baronnen van het regime, die zichzelf altijd voorgedaan hebben als de trouwe luitenanten van de president, verlaten het zinkende schip.
“Mobutu, vroeger een vechter, is nu een ouwe zieke zwakke man. [...] Hij heeft geen kracht meer om te vechten. Ten tweede is het nu wel duidelijk dat zijn leger, zelfs de gevreesde presidentiële garde, niets voorstelt. Ook erg belangrijk is dat hij zijn entourage aan het verliezen is. ”[647]
Op 16 mei ontvlucht de Zaïrese president Kinshasa. De Morgen wijst erop dat de Zaïrese president, nu hij van zijn voetstuk gevallen is, nergens meer veilig lijkt. Een mogelijke uitlevering dreigt voor Mobutu, terwijl de Zwitserse autoriteiten reeds de inbeslagname hebben bevolen van zijn Zwitserse villa. Cynisch bemerkt de krant dat de Zaïrese president deze beproeving wellicht bespaard zal blijven. Zijn kanker is inmiddels zo ver gevorderd dat hij wellicht niet lang meer zal leven.
“Mobutu lijkt Zaïre definitief te verlaten, maar ontsnapt daarmee niet aan de gevolgen van zijn val, die ook in het buitenland nazindert. Zwitserland besloot zijn villa in Savigny in beslag te nemen, waardoor het de facto de rebellen erkent als legitieme machthebbbers. (...) Het is overigens niet zeker of Mobutu, eenmaal in ballingsoord, veilig zal zijn. Hij kan uitgeleverd worden wegens “diefstal van openbare bezittingen”. (...) Of Mobutu zo’n discussie nog zal meemaken is een andere vraag. Zeven maanden oorlog hebben zijn kankerbehandeling danig in de war gestuurd en het is dan ook weinig waarschijnlijk dat hij in ballingschap nog lang op zijn geroofde miljarden zal kunnen teren. ”[648]
Ook in De Morgen verschijnen er terugblikken op tweeëndertig jaren Mobutisme. Voor Yves Desmet komt het einde van het Mobutu-regime geen moment te vroeg. De Zaïrese president is volgens Desmet verantwoordelijk voor “decennia van brute plundering van wat één van de welvarendste naties van Afrika had kunnen zijn ”.[649] Dat hij ondanks zijn wanbeleid zo lang is kunnen aanblijven, is te wijten aan de strategische rol die Mobutu in de Koude Oorlog vervulde. Het Westen heeft Mobutu dertig jaar gesteund en alle schendingen van de mensenrechten gedoogd, omdat de “léopard” als geen ander de westerse belangen diende. Volgens Desmet is Mobutu niet van de macht verdreven omdat Kabila sterker was, maar omdat het Westen vreesde dat de zieke Mobutu niet meer in staat was om de westerse belangen te verdedigen. Kabila is dus evenzeer een pion van het Westen als Mobutu er één was. Een verbetering van de toestand in Zaïre sluit Yves Desmet daarom reeds bij voorbaat uit.
“Het gigantische, centraal gelegen land is altijd de inzet geweest van geopolitieke belangen. Het feit dat Mobutu zich dertig jaar heeft kunnen handhaven, ondanks zijn misprijzen voor elementaire mensenrechten, heeft daar alles mee te maken, getuige de legendarische uitspraak van de Amerikaanse diplomaat, die ooit zei:“die man is een smeerlap, maar het is onze smeerlap”. Alleen omdat in kantoortjes in Washington en Parijs, en een beetje in Brussel, waar hoge heren met vlaggetjes invloedssferen afbakenen, de aanwezigheid van Mobutu opportuun werd geacht, kon de man aanblijven.
Vandaag hebben dezelfde heren, dit keer gesteund door enkele Afrikaanse staatshoofden, geoordeeld dat hun vlaggetjes beter gediend worden door een nieuwe man dan door een aan prostaatkanker wegkwijnende oude leeuw.
De mening dat Kabila zal zorgen voor een omwenteling in de Zaïrese politiek, mag dan ook lichtjes naïef heten. Hij is gewoon de volgende pion die in stelling gebracht wordt. [...] De strategische belangen van de grootmachten, politiek en industrieel zullen veilig gesteld worden. Of de modale Kongolees er ook maar iets zal op vooruitgaan, valt te betwijfelen.”[650]
Na de onderhandelingen op de SAS Outeniqua verscheen er in De Morgen een retrospectief artikel.[651] Gert Vanlangendonck overschouwt in dit biografisch artikel het leven en de carrière van de Zaïrese president. In het eerste deel van het artikel wordt de opgang van Mobutu geschetst. Vanlangendonck beschrijft de oud-journalist tijdens deze periode reeds als een onbetrouwbare opportunist, die over lijken gaat om zijn doel te bereiken. Hij vertelt ondermeer het gekende verhaal over Mobutu, die zijn mentor en beschermheer Patrice Lumumba verraadt en de dood instuurt.
In het artikel wordt ook sterk de nadruk gelegd op de Amerikaanse connecties. Mobutu werd in 1960 door de CIA gezien als de enige man in Kongo die opgewassen was tegen de charismatische Lumumba. In 1965 wordt Mobutu door de CIA naar voren geschoven nadat president Kasavubu had aangekondigd dat hij Kongo zou laten aansluiten bij de groep van de Afrikaanse ongebonden landen. De VS wou een buffer tegen het communisme en de Kongolese generaal was de geschikte figuur om de Amerikaanse aspiraties te realiseren.
Ook De Morgen beschouwt de creatie van de Zaïrese nationaliteit als Mobutu’s grote verdienste. De Zaïrese president wordt door Vanlangendonck beschouwd als een propagandistisch genie, dat bovendien niet gestoord wordt door enige schroom om zijn eigen daden. Al gauw ontaardt de nationalistische cultus echter in een holle personencultus. Vanlangendonck moet het Mobutu wel nageven dat de “Grand Timonier” in die periode erg populair was in zijn land. Hij werd er immers gezien als de man die na jaren oorlog de vrede had gebracht en bovendien spektakels zoals de bokswedstrijd Ali- Foreman naar Kinshasa haalde.
“Na vijf jaar onafgebroken oorlog staat Mobutu voor de taak om van Kongo, lappendeken van etnieen, een natie te maken. En het moet Mobutu worden nagegeven dat het zijn verdienste is geweest dat er vandaag zoiets als een Zaïrese nationaliteit bestaat.
Een meesterlijke zet was de recuperatie van de figuur Lumumba. Lumumba, de man over wiens lijk Mobutu was gegaan om aan de macht te komen, krijgt de grootste laan van Leopoldstad naar hem genoemd. ”[652]
De personencultus en het prestigestreven staan volgens de journalist wel in de weg van een deugdelijk economisch bestuur. De “zaïrisation”, die de kiem legt van de kleptocratie, wordt een fiasco.De Zaïrese economie zal nooit meer herstellen van deze miskleun.
Ondanks deze foute beslissingen blijft Mobutu royale steun ontvangen uit het Westen, in het bijzonder uit Brussel, Parijs en Washington. Mobutu speelt zijn rol als baken tegen het communisme met verve en kan hierdoor op blanco cheques rekenen.
Op het einde van de jaren tachtig ebt de steun voor de Zaïrese president weg. Volgens Gert Vanlangendonck ontplooit Mobutu zich vanaf 1990 als een politiek machiavellist zonder weerga, die alle mogelijke truken uit de kast haalt om aan het hoofd van de wegdeemsterende Zaïrese staat te kunnen blijven.[653]
De laatste maal dat Mobutu in de spotlights komt te staan voor zijn aftreden, is na de genocide in Rwanda. Mobutu slaagt erin om alle internationale hulp voor de vluchtelingen in Oost-Kongo via hem te laten passeren. Toch zal de genocide in Rwanda het begin van het einde zijn, volgens Gert Vanlangendonck. Mobutu’s aloude tactiek om rebellen op te zetten tegen de leiders van zijn buurlanden, keert zich tegen hem. De Zaïrese president is echter te ziek om de situatie nog naar zijn hand te zetten. Weerloos moet Mobutu toezien hoe zijn eigen tactische spelletjes hem uiteindelijk ook de kop kosten: “[…] Mobutu moet, vanop zijn ziekbed in Frankrijk, machteloos toezien hoe iemand anders zijn voordeel doet met de chaos die hij voor zichzef had gecreëerd.”[654]
15.2.3 La Libre Belgique
Ook La Libre schetst hetzelfde beeld. De Zaïrese instanties blijven de zorgwekkende toestand van hun staatshoofd ontkennen. Maar het herhaalde uitstel van de terugkeer van Mobutu en de verklaringen van de woordvoerder van de Franse minister van Buitenlandse Zaken, die zegt dat “la santé de M. Mobutu était "un sujet supplémentaire de préoccupation," bevestigen volgens La Libre dat de gezondheid van de Zaïrese president erg snel achteruitgaat. [655]
Het onderscheid tussen fictie en waarheid is nog moeilijk waar te nemen in de geruchtenstroom over de gezondheidstoestand van Mobutu. Sommige berichten lijken zo onwaarschijnlijk dat men zou denken dat ze ontsproten zijn aan de verbeelding, hoewel deze geruchten wel treffend de persoonlijkheid en de extreme machtswellust van de Zaïrese president illustreren. Volgens een getuige zou Mobutu van woede in een coma zijn geraakt, nadat een vertegenwoordiger van de Fransen regering de Zaïrese president had voorgesteld om afstand te doen van zijn gezag ten voordele van de tandem Kengo-generaal Mahele. De toestand van Mobutu zou zo ernstig geweest zijn dat men reeds een geestelijk had aangezocht om de president de laatste sacramenten toe te dienen. Dezelfde getuige “affirme que depuis lors, l’état du malade seserait stabilisé mais que ce dernier entretiendrait les rumeurs l’affirmant “dans le coma” afin d’éviter de devoir discuter avec ses hôtes français de son éviction de pouvoir. ”[656]
Ook in La Libre wordt de tegenstelling tussen de zieke, verliezende Mobutu en de triomfantelijke Kabila gemaakt. Na de onderhandelingen op de SAS Outeniqua wordt dit beeld nog sterker benadrukt.
“ […] le colosse rebelle dont la bonne mine tranchait cruellement avec la démarche fébrile du chef de l’Etat zaïrois. Celui-ci […] a regagné aussitôt Kinshasa, ostensiblement affaibli par la maladie et par la tension de ces derniers jours. ”[657]
Verschillende zaken wijzen steeds duidelijker op de ondergang van het Mobutisme. Het bericht dat het paleis van Gbadolite geplunderd is, nota bene door leden van de DSP, symboliseert voor La Libre de genadeloze ontreddering waaraan het regime ten prooi valt.[658]
Op 16 mei ontvlucht Mobutu Kinshasa. In eerste instantie is La Libre ervan overtuigd dat Mobutu zonder problemen een ballingsoord zal vinden. De krant meent zelfs dat de president eerder moeilijkheden zal ondervinden bij het maken van een keuze uit één van zijn luxeuze buitenverblijven. [659] Enkele dagen later is de toon in de krant omgeslagen. Weinig landen lijken bereid de afgezette dictator te ontvangen. Mobutu verblijft in afwachting van een mogelijke doorreis naar Europa bij zijn vriend Hassan II. La Libre lijkt echter te twijfelen of de doodzieke Mobutu ooit nog uit Marokko zal vertrekken. Over de luxueuze buitenverblijven wordt niet meer gesproken. [660]
Ook La Libre Belgique kijkt uiteraard terug op het Mobutu-tijdperk. La Libre levert zelfs de meest uitgebreide terugblik op het leven en de regeerperiode van Mobutu. De innige relatie die de krant en de “léopard” decennialang hadden, is hier niet vreemd aan. Dit zal ook blijken uit de bespreking van de artikels.
In het artikel “Notre échec” is Gérald Papy opvallend kritisch voor de westerse landen die Mobutu steeds beschermd hebben.[661] Zijn verwezenlijkingen, namelijk de creatie van de natie Zaïre en het pacificeren van het grondgebied, wegen volgens de journalist niet op tegen de misdaden die Mobutu gepleegd heeft ten opzichte van zijn landgenoten. De balans van het Mobutisme is zwaar negatief.
De verantwoordelijkheid voor deze mislukking ligt volgens Papy voor een groot deel bij België. Gedurende lange tijd was Mobutu immers de “lieveling” van België, die naar de wensen van Brussel gevormd leek. Het “kind” Mobutu groeide echter op, werd een monster en bovenal een handige strateeg waarover Brussel de controle verloor. Opmerkelijk is Papy’s woordgebruik. Hij spreekt over “onze” verantwoordelijkheid en legt de schuld dus bij België. In België is stilaan een collectief schuldgevoel over de kolonisatie en over het neokolonialisme ontstaan.
“Mais le président de ce pays dont nous avions si longtemps guidé la destinée fut aussi l’enfant que nous avions voulu qu’il soit avant de se transformer tantôt en monstre, tantôt en bouffon, un habile stratège dont nous avions fini par perdre le contrôle. ”[662]
Papy haalt ook het westerse “schuldig verzuim” aan. Mobutu heeft jarenlang zijn dictatuur kunnen leiden met toestemming van het Westen, omdat Zaïre tijdens de Koude Oorlog vooral beschouwd werd als de buffer tegen het communisme.
“Longtemps, c’est avec l’assentiment des chancelleries occidentales, à Bruxelles, Paris ou Washingron, que le dictateur a mené à sa guise la gestion d’un pays, dont l’intérêt que nous lui portions résidait avant tout dans le rempart qu’il offrait aux visées communistes dans une région exposée aux ambitions soviétiques, par Cubains interposés.
Longtemps aussi cette politique a aveuglé le jugement que nous pouvions porter sur les effroyables lacunes du système Mobutu: gabérie, clientélisme, prévarication, corruption… ”[663]
Deze laatste alinea lijkt wel een vorm van kritiek op de eigen berichtgeving over het Mobutu-regime ten tijde van de Koude Oorlog. Papy geeft toe dat de paranoia voor het “communistisch gevaar” een kritische berichtgeving over het Mobutu regime in de weg stond. De slotzin van deze terugblik illustreert nomaals de verantwoordelijkheid die Papy aan België toekent : “Echec de la démocratisation, échec d’un régime, notre échec ”.[664]
Een bijzondere terugblik op het leven en de regeerperiode van Mobutu wordt gegeven door Eric de Bellefroid. De Bellefroid en Kestergat stonden samen meer dan drie decennia lang in voor de berichtgeving over Kongo/Zaïre. De goede relaties van de Zaïrese president met La Libre en met Kestergat in het bijzonder zijn genoegzaam bekend. Beiden kenden elkaar reeds als collega-journalisten, nog voor de Kongolese onafhankelijkheid. De enorme kennis over en de sympathie van de reporter voor Mobutu komt in deze terugblik duidelijk naar voor. Het is een artikel met bijna literaire allures, dat op een sarcastische maar realistische wijze de opgang van de Zaïrese president evoceert. De rode draad doorheen het stuk is de volgende zin, die de levensloop van Mobutu bondig samenvat : “Un enfant du fleuve-majesté devenu un petit roi du monde ”.[665]
De lengte van het artikel verplicht me om me tot enkele opmerkelijke quotes te beperken. Omdat het artikel naar mijn mening het dichtst de essentie van mijn thesis benadert, namelijk de weergave van de verschillende visies op Mobutu, wil ik het toevoegen in bijlage. Treffend is onderstaande quote van de Bellefroid, over het ongeëvenaarde overlevingsinstinct van de president die de “léopard” werd genoemd vanwege zijn sluwheid, die hij tot een ware kunst verhief. Ontelbaar zijn de keren dat de Bellefroid en zijn collega’s geen uitweg meer zagen voor de Zaïrese president, maar dat die erin slaagde om zich uit de crisis te redden en er bovendien nog sterker uit te komen.
“Il n’eût pas été vraiment lui-même, du reste, s’il n’avait élevé la ruse au rang d’un art de vivre. Et de mourir; à tout le moins politiquement. Faudra -t-il résumer le cours de sa vie, on évoquerait le plus sûrement sa méthode de pouvoir surgir, comme le léopard, là où l’on ne l’attendait pas; pas encore, ou déjà plus du tout. Combien de fois, il nous faut l’humilité de le dire, les journalistes, les diplomates et les observateurs politiques ne l’ont-ils donné pour mort politiquement? Le disait-on malade, il réapparissait chaque fois plus fort et plus vivant que jamais. Un inflexible bambou, souple en même temps comme la liane. Une fracassante apparition face à la presse suffisait chaque fois, à le ressusciter.”[666]
Het onderstaande fragment illustreert op passende wijze het beeld dat van Mobutu geschapen werd gedurende zijn regeerperiode. Een leider met voor- en tegenstanders, die de meest contradictorische eigenschappen werd toegedicht en de meest tegengestelde meningen opriep.
“Aigle, léopard, crocodile ou dinosaure, Joseph-Désiré Mobutu avait incarné successivement toutes les grandes figures du bestiaire africain. Ces métaphores en couleurs auront désigné, tour à tour, la ruse, la ténacité, la force, le courage, la duplicité, le mensonge, la tricherie, la cruauté. Et parfois même, le charme.”[667]
15.2.4 Le Peuple
Ook Le Peuple schetst bij de laatste terugkeer van Mobutu een beeld van een regime dat op zijn laatste benen loopt. De krant heeft, ten opzichte van de drie andere bestudeerde dagbladen, erg veel aandacht voor het oude regime. Le Peuple lijkt te focussen op de vergane glorie van Mobutu: het uiteengevallen leger, de politieke en strategische “vrienden” die de president laten vallen, de uittocht van familie en baronnen van het regime en uiteraard de ziekte van de president: “Armée en déroute, opposition sans voix, gouvernement appelant au calme, président hospitalisé, le Zaïre se caracterise aujourd’hui par un vide du pouvoir à tous les échelons.”[668]
Na de val van Kisangani belicht de krant het Zaïrese leger. Het gemak waarmee de rebellen stad na stad veroveren, verbaast het Waalse dagblad niet. De troepen van Mobutu’s leger strijden volgens Le Peuple al decennia lang op dezelfde manier : iedereen vlucht en de gewone soldaten plunderen. De meewarige kijk van de krant komt duidelijk naar voor in het fragment.
“ […] en dépit des déclarations à l’emporte-pièce du gouvernement, les FAZ continuent de plier bagages avant même d’être engagées dans des combats et les villes tombent ainsi comme des fruits mûrs aux mains de la rébellion. Selon un scenario désormais classique, comme l’envoyé spécial de l’AFP, évacué samedi matin de Kisangani, l’a raconté: les mercenaires s’esquivent, les généraux zaïrois s’en vont en pirogue, la troupe pille avant de s’enfuir puis les rebelles arrivent. ”[669]
Diezelfde toon horen we wanneer Le Peuple de “oude vrienden” opsomt van de Zaïrese president: “Le vieux dicateur malade voit tous ses anciens “amis” le lâcher peu à peu et se tourner vers celui qui devient le nouvelle homme fort du Zaïre: Laurent Kabila. Le vent tourne… […] La roue tourne donc, et le président zaïrois doit amèrement méditer sur la fragilité des amitiés politiques. ”[670]
Het contrast tussen de toegejuichte, populaire nieuwe sterke man Kabila en de verzwakte, verlaten Mobutu is de rode draad doorheen de berichtgeving van Le Peuple. De krant lijkt zich, zoals reeds opgemerkt, zelfs te vergenoegen in de berichten die de ineenstorting van het regime van de dictator Mobutu duidelijk maken.
De berichtgeving over de zieke Mobutu wordt bevestigd wanneer Mobutu te zwak blijkt om het schip waar de onderhandelingen zullen plaatsvinden per helicopter te bereiken. In Le Peuple verschijnt bovendien het nieuws van de verovering van Mobutu’s geboortedorp door de rebellen. De krant ziet hierin de symbolische machtsoverdracht tussen de oude en de nieuwe leider van Zaïre. Ook de malaise bij het Zaïrese leger wordt in het bericht nog eens onderstreept. De Zaïrese troepen waren namelijk op de vlucht geslagen, maar niet zonder eerst de streek te plunderen.[671]
Nadat Mobutu als verliezer de onderhandelingstafel heeft verlaten, wordt zijn nakende vertrek in Le Peuple aangekondigd. De krant lijkt 4 mei te beschouwen als het feitelijke einde van het Mobutisme. De retrospectieven over het leven en de regeerperiode van de (ex-)Zaïrese president verschijnen, waarna de aandacht van Le Peuple voor Mobutu verdwijnt. De krant richt zich vanaf nu op de mogelijke scenario’s voor de toekomst. Hierin figureren naast Laurent Désiré Kabila de gekende figuren uit de oppositie, zoals Tshisekedi en Monsengwo. Mobutu lijkt nog slechts een voetnoot in de omwenteling. Zelfs over zijn vertrek uit Kinshasa wordt, in vergelijking met de andere kranten, slechts oppervlakkig bericht. De aandacht gaat voornamelijk uit naar de intocht van de alliantie van Kabila in Kinshasa. Mobutu wordt nog éénmaal in beeld gebracht, wanneer hij in Rabat ontvangen wordt door zijn oude vriend Hassan II.[672] Het is voor Le Peuple duidelijk een beeld van het verleden.
Ook Le Peuple kijkt zoals gezegd terug op het Mobutu-tijdperk. Laurent Monseur is scherp in zijn analyse.[673] Het Mobutisme staat volgens hem synoniem voor een bloederige dictatuur, die elke mogelijke oppositie in het bloed gesmoord heeft. Het regime is er bovendien in geslaagd om in drie decennia alle mogelijke infrastructuur en administratie te vernielen. Dit gebrek aan enige vorm van staat verklaart volgens Monseur ook de snelle optocht van Kabila.
“Que retenir des trente et un ans de "mobutisme"? Ce fut une dictature sanglante qui a écrasé toute opposition, toute velléité politique. Ce fut un régime corrompu jusqu’à la moelle. La facilité avec laquelle les troupes de l’Alliance, dirigée par Laurent Désiré Kabila, ont conquis l’essentiel du territoire face à une armée régulière vivant de rapines le prouve. Il n’existe plus rien au Zaïre. Les infrastructures routières, le chemin de fer, le système scolaire, les hôpitaux, l’administration et ses courts de fonctionnaires impayés, tout a été détruit par un système politique qui a tout broyé sur son passage. ”[674]
Ook de rol van Mobutu in de Koude Oorlog komt aan bod. Monseur ziet Mobutu niet als een gewiekste strateeg die de westerse landen wist te overtuigen van het strategische belang van Zaïre en zijn regime. Voor Monseur is Mobutu niets anders dan een marionet geweest van de VS en Frankrijk, die uitvoerde wat hem opgedragen werd.[675]
Monseur geeft toe dat Mobutu wel eens initiatieven heeft genomen. Deze zijn volgens de journalisten echter steeds op een fiasco uitgedraaid. Zo haalt Monseur de zaïrisering aan, die volgens hem het einde van de reguliere Zaïrese economie betekende en het startsein gaf voor Mobutu’s kleptocratie, die het land in de armoede deed belanden.[676]
De journalist kent Mobutu toch één verdienste toe, de – inmiddels vertrouwde – eenmaking van Zaïre en de creatie van de Zaïrese identiteit. De journalist ziet hier trouwens ook de oorzaak in van de moeilijke relatie met België, in het bijzonder met het Belgische establishment. Monseur hekelt de Belgische neokoloniale visie en steunt het oorspronkelijke standpunt van Mobutu over de buitenlandse economische en politieke inmenging.
“Cette "zaïrinisation" a montré que Mobutu avait su malgré l’immensité du territoire créer une "fierté zaïroise" qu’il voulait opposer à toute ingérence extérieure. Les multiples crises belgo-zaïroises ne constituent que la traduction de cette volonté d’imposer une "nationalité" zaïroise à une Belgique qui ne voyait au Zaïre qu’un "débouché" économique issu de la colonisation.”[677]
De journalist ziet het post-Mobututijdperk in Zaïre somber in. Kabila lijkt weinig garanties voor de toekomst te kunnen bieden. “L’avenir du Zaire semble bien incertain. Car en quittant la scène politique, Mobutu laisse un angoissant vide derrière lui. (…) Comme une sangsue, le "mobutisme" a pompé toute la richesse du pays. Aujourd’hui exsangue, le Zaïre doit toujours compter avec les ambitions territoriales de certains de ses voisins. Mais si un risque existe à l’extérieur des "frontières" zaïroises, le danger est aussi à l’intérieur. ”[678]
Monseur formuleert het treffend in een artikel waarin hij de kenmerken van de Zaïrese staat onder de loupe neemt. Mobutu’s “ik of de chaos”-discours lijkt nu, bij zijn vertrek, door de realiteit ingehaald te worden: “Au pouvoir depuis 1965, il a su, même dans les pires situations, garder les rênes du pouvoir. "Moi ou le chaos", répète-t-il à l’envi. En l’espèce, après son retrait, il semble bien que seul le chaos demeure. ”[679]
15.3 Conclusie
De machtsomwenteling in Zaïre wordt in de Belgische pers aandachtig gevolgd. Het einde van het Mobutu-regime is voor de Belgische media synoniem voor het einde van een tijdperk. De aandacht die Zaïre in het voorjaar van 1997 in de pers krijgt, is kwantitatief alleen te vergelijken met de aandacht voor de tweede Shaba-crisis in 1978, nadat het nieuws over de dood van de tientallen Europeanen bekend was geraakt. Een verklaring voor de ruime aandacht, is de band die er ontegensprekelijk altijd geweest is tussen België en Mobutu. Ondanks de verbreking van de betrekkingen na “Lubumbashi”, is het Mobutu-regime, zeker in het verleden, altijd gezien als een regime met een erg grote Belgische invloed. Het einde van het Mobutu-tijdperk wordt door veel waarnemers in 1997 dan ook beschouwd als het definitieve einde van het Belgische-Kongolese/Zaïrese tijdperk.
Mobutu’s einde wordt door de kranten genadeloos in beeld gebracht. Het is opmerkelijk dat de vier kranten van verschillende strekking, eensluidend hetzelfde beeld schetsen. Men kan eigenlijk spreken van een demythisering. Dit gebeurt vaak door Mobutu in binaire oppositie met de rebellen te plaatsen. De doodzieke Zaïrese president wordt tegenover de van zelfvertrouwen blakende Kabila geplaatst, het vluchtende, plunderende Zaïrese leger tegenover de triomferende rebellen. Eind maart is het voor de kranten al een uitgemaakte zaak dat Mobutu deze slag zal verliezen. De zieke Zaïrese president wordt van dan af beschouwd als de man van het verleden. Mobutu’s relevantie neemt, mede door zijn ziekte, pijlsnel af. Elke dag verschijnen berichten die de demythisering nog versterken. Zijn entourage verlaat hem, westerse landen staan weigerachtig om hem asiel te verlenen, zijn paleis is Gbadolite wordt door zijn DSP geplunderd. Alleen Mobutu’s fortuin spreekt nog tot de verbeelding, althans voordat de Zwitserse regering overgaat tot de inbeslagname van Mobutu’s eigendommen en rekeningen.
De onderhandelingen op de SAS Outeniqua betekenen voor de kranten het feitelijke einde van de Zaïrese president. In de terugblikken op de regeerperiode van Mobutu wordt de Zaïrese president slechts één positieve verwezenlijking toegeschreven: de creatie van de Zaïrese natie en nationaliteit. Deze ene verwezenlijking weegt echter niet op tegen Mobutu’s andere daden, die ervoor zorgen dat de balans na tweeëndertig jaar Mobutu erg negatief is. Het verwaarlozen en vernielen van de staatsinfrastructuur, de schaamteloze verrijking van zichzelf en zijn entourage die het land in de diepste armoede heeft doen belanden, de moedwillige mislukking van de democratie, zijn schaamteloze en ongeëvenaarde machiavellisme zijn slechts enkele van de elementen die het beeld gecreeërd hebben van de dictator Mobutu, die samen met Idi Amin en “keizer” Bokassa de ultieme Afrikaanse potentaat symboliseert.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[113] De Witte L., op. cit., 1996, p. 443, Roskam K., op. cit., 1976, p. 41-42
[114] De Witte L., op. cit., 1996, p. 441
[115] Chomé J., op. cit., 1978, p. 82
[116] Ibid., p. 83, Kelly S., op. cit., 1993, p. 50-55
[117] Chomé J., op. cit., 1978, p. 88
[118] De Witte L., op. cit., 1996, p. 443
[119] idem
[120] idem
[121] Chomé J, op.cit., 1978, p. 90
[122] Chomé J, ibid., p. 92
[123] Chomé J, ibid., p. 94
[124] Chomé J., ibid., p. 96
[125] Chomé J., ibid., p. 98
[126] Chomé J., ibid., p. 100
[127] De Villers G., op. cit., 1995, p. 20, Kelly S., op. cit., 1993, p. 45-55
[128] De Witte L., op. cit., 1996, p. 443
[129] Young C. & Turner T, op. cit., p. 53, De Villers, op. cit., 1995, p. 19
[130] De Villers G., op. cit., 1995, p. 21
[131] Ondermeer : DS, “Brussel verbaasd over “komplot” in Leopoldstad”, 22.11.1965, p.1 en DS, “Belgische vlag verbrand in Leopoldstad door betogers tegen Tsjombe en zijn imperialistische vrienden”, 23.11.1965, p.1
[132] Hynderyckx C. M., “Kongo bedreigd door nieuwe revolutie”, DS, 25.11.1965, p. 1
[133] Troch E., “Gevaarlijke uitlopers”, DS, 26.11.1965, p. 1
[134] Lamote J., “Journalist, kolonel, generaal, president”, DS, 26.11.1965, p.1
[135] DS, “Moboetoe grijpt voor vijf jaar de macht”, 26.11.1965, p. 1 Bij foto van de cover van Spécial staat als onderschrift : “Is Davister de eerste journalist die een staatshoofd ten val brengt? Het is waarschijnlijk een gelukkig toeval.”
[136] Ruys M., “Mobutu klopt in Brussel aan voor vijf jaar ruime hulp”, DS, 1.12.1965, p.2.
[137] Ruys M., “Kongolese diktatuur made in USA?”, DS, 7.12.1965, p.3.
[138] Ruys M., “Leo danst voor Generaal Moboetoe”, DS, 3.12.1965, p.3
[139] Ruys M., art. cit., 7.12.1965
[140] Ruys M., art. cit., 3.12.1965
[141] Ruys M. “Kongolese ziel veranderde niet”, DS, 6.12.1965, p.3
[142] Ruys M., art. cit, DS, 1.12.1965, p.2
[143] Vooruit, “Moboetoe zet Kasavoeboe aan de dijk”, 26.11.1965, p.1&3, Vooruit, “Kongolese grondwet “eventjes aangepast””, 27,28.11.1965, p.1&3 en Vooruit, “Kongolees parlement schenkt nieuwe regering vertrouwen”, 29.11.1965, p. 3
[144] La Libre Belgique, "Radio-Léopoldville dénonce "un complot" de l’aide militaire belge", 20,21.11.1965, p. 3
[145] LLB, "Mr. Nendaka accuse de nombreux Belges du Congo d’avoir organisé un “complot”", 22.11.1965, p. 3
[146] idem
[147] LLB, "Où veulent-ils en venir?", 22.11.1965, p.3
[148] De Villers G., op. cit., 1995, p. 20
[149] LLB, "Coup d’état à Léopoldville", 26.11.1965, p. 1&3
[150] LLB, "Une dernière carte qui doit réussir", 29.11.1965, p.1
[151] LLB, art. cit., 26.11.1965, p.1&3
[152] LLB, art. cit., 29.11.1965, p. 1
[153] Kestergat J., "Le coup de maître de Mobutu", LLB, 30.11.1965, p. 1.
[154] Kestergat J., "Difficultés pour le général Mobutu", LLB, 3.12.1965, p. 1&5.
[155] idem
[156] idem
[157] idem
[158] Le Peuple, "M. Kasavubu est destitué", 26.11.1965, p.1, 4
[159] LP, "Le troisième larron", 26.11.1965, p. 1
[160] idem
[161] LP, “Mobutu excerce le pouvoir par voie d’ordonnances…”, 2.12.1965, p. 4
[162] Zinzen W., op.cit., 1995
[163] Braeckman C., op. cit., 1992
[164] Kamitatu C., op. cit., 1971, Roskam K., op. cit., 1976, schrijft op p. 52 dat ze "waarschijnlijk door Mobutu in de val zijn gelokt."
[165] DS, “Moboetoe lucht gemoed in boos interview : Tsjombe wordt veroordeeld wegens hoogverraad”, 25.5.1966, p. 1
[166] DS, “Samenzwering tegen Mobutu verijdeld”, 31.5.1965, p.1
[167] DS, “Doodstraf voor samenzweerders”, 1.6.1966, p. 1
[168] DS, “Redding ? voor vier ter dood veroordeelden”, 2.6.1966, p. 1
[169] DS, “Vier samenzweerders zijn in Kinsjasa terechtgesteld”, 3.6.1966, p. 1
[170] idem
[171] DS, “Minister bevestigt : er komt nog een politiek proces in Kinsjasa”, 6.6.1966, p. 1
[172] Vooruit, “Samenzweerders wilden generaal Mobutu afzetten”, 31.5.1966, p. 1
[173] Vooruit, “Samenzweerders moeten heden gehangen worden”, 2.6.1966, p. 1
[174] Vooruit, “Samenzweerders opgeknoopt te Kinsjasa”, 3.6.1966, p. 1
[175] idem
[176] LLB, "Coup d’état manqué au Congo", 31.5.1966, p. 1
[177] Kestergat J., "Le général fatigué", LLB, 31.5.1966, p. 1&2
[178] idem
[179] idem
[180] idem
[181] idem
[182] Idem.
[183] LLB, "La foule assiste à l’installation du gibet à la grand place de Léopoldville", 2.6.1966, p. 5
[184] LLB, "Justice expéditive", 1.6.1966, p. 1
[185] Idem
[186] LLB, "Le vent et la tempête", 6.6.1966, p. 4.
[187] idem
[188] idem
[189] LP, "Les quatres conjurés sont déjà condamné à mort", 1.6.1966, p.1&4
[190] LP, "Le Congo bouge", 1.6.1966, p.4
[191] idem
[192] idem
[193] LP, "Stupeur au Congo, émotion en Belgique", 3.6.1966, p. 1&4
[194] idem
[195] LP, "Le Congo annonce un nouveau procès politique", 6.6.1966, p. 4
[196] idem
[197] De Villers G., op. cit., 1995, p. 32
[198] V.M. H., “Kinsjasa legt rode loper uit voor Bwana Kitoko”, De Standaard, 17.6.1970, p.1
[199] idem
[200] Ruys M. “Kongolees weerzien”, DS, 17.6.1970
[201] idem
[202] idem
[203] Verleyen F, “Koninklijke tocht door Kinsjasa”, DS, 19.6.1970, p.8
[204] idem.
[205] idem
[206] Verleyen F., “Vorstenpaar bezoekt Kongo’s Aswandam”, DS, 20&21.6.1970, p.5
[207] idem
[208] idem.
[209] Verleyen F., “Kardinaal Maloela : Kongo moet weerstaan aan slechte welvaart”, DS, 30.6-1.7.1970, p.4
[210] Verleyen F., “Koning Boudewijn vond de Kongo van ’55 terug”, DS, 29.6.1970, p. 5
[211] V.M. H., art.cit., DS, 22.6.1970, p.3.
[212] Verleyen F, art.cit., DS, 30.6-1.7.1970, p.4
[213] idem.
[214] Kestergat J., “Kinshasa attend Bwana Kitoko”, LLB, 17.6.1970, p. 1&6
[215] idem
[216] idem
[217] idem
[218] idem
[219] Kestergat J., "Kinshasa a accueilli nos souverains à paumes ouvertes", LLB, 19.6.1970, p.1&6
[220] Kestergat J., "Lubumbashi a retrouvé le sourire", LLB, 24.6.1970, p. 1&7
[221] idem
[222] Kestergat J., "Un soir à Kikwit", LLB, 26.6.1970, p. 1&6
[223] LLB, "Le Congo célèbre le 1Oe anniversaire de son accession à l’indépendance", 30.6.1970, p. 1&5
[224] Bunnens G., "Congo, deuxième république", Le Peuple, 25.6.1970, p. 1&4
[225] idem
[226] Justin Bomboko was de vaste minister van Buitenlandse Zaken van de regeringen tussen 1960 en 1965 en ook in de eerste regering na de staatsgreep van Mobutu. Victor Nendaka beheerste de Kongolese politiek als hoofd van de staatsveiligheid.
[227] Bunnens G., art. cit., Le Peuple, 25.6.1970, p. 1&4
[228] idem
[229] Bunnens G., "De Léopoldville à Kinshasa", LP, 30.6.1970, p. 4
[230] idem
[231] De kiezers hadden in het stemhokje twee mogelijkheden een stem pro-Mobutu of één contra-Mobutu. Elke kiezer kreeg twee kaarten, een groene en een rode. Bij een stem pro-Mobutu moest men de groene kaart in een enveloppe in de stembus deponeren, bij een stem contra werd de rode kaart in de stembus gedeponeerd. Roskam K., op. cit., 1976, p. 44
[232] Zinzen W., op. cit., 1995
[233] Roskam K., op. cit., 1976, p. 60-63
[234] DS, “Kongo leeft in elektorale sfeer”, 24, 25.10.1970, p. 15
[235] DS, “Mobutu officieel herkozen”, 6.11.1970, p. 3
[236] Vooruit, “100 % voor Mobutu”, 3.11.1970, p. 3
[237] idem
[238] La Libre Belgique, "La victoire électorale de Mobutu", 3.11.1970, p. 2
[239] F. R., "Le plébiscite du président Mobutu", LLB, 30.10.1970, p. 1
[240] idem
[241] idem
[242] LP, "Les congolais votent en masse pour Mobutu", 2.11.1970, p. 2
[243] Roskam K., op. cit., 1976, p. 73, de Villers G., op. cit., 1995, p. 40-41
[244] Ibid. p. 74-76
[245] Zinzen W, op. cit., 1995, p 37
[246] Roskam K., op. cit., 1976, p. 78-82, de Villers G., op. cit., p. 43
[247] De JMPR, Jeune Mouvement Populaire de la Republique, was de jeugdafdeling van de MPR, de eenheidspartij van Mobutu.
[248] Braeckman C. e.a., op. cit., 1990, p. 108
[249] Schatzberg M., The dialectics of oppression in Zaïre, Bloomington, Indianapolis: Indiana University Press, 1988, p. 117 Zinzen W., op. cit., 1995, p. 141
[250] Malula was de auteur van de beruchte homilie, bij het bezoek van het Belgische vorstenpaar in 1970, die de toenemende armoede bij de bevolking aanklaagde. In een sfeer van optimisme sloeg deze homilie in als een bom. Schatzberg M., op. cit., 1988, p. 118
[251] Roskam K., op. cit., 1976, p. 79
[252] Dit was eigenlijk niet het geval. Het artikel was geschreven door een Belgische missionaris, met de goedkeuring van de kardinaal. In: Zinzen W,op. cit., 1995, p 198
[253] De abacos was de Afrikaanse variant van het Mao-kostuum. De naam was een afkorting van “A bas le costume”.
[254] DS, “Kongo heet nu “Republiek van de Zaïre””, 28.10.1971, p. 6
[255] LLB, "La république du Zaïre", 28.11.1971, p. 1
[256] LLB, "Le Congo retrouve son nom … Portugais", 29.11.1971, p.6
[257] LP, "Le “Congo” disparaît : c’est la République du Zaïre", 28.10.1971, p.1
[258] Young C. & Turner T., op. cit., 1985
[259] Saey P., Cursus Politieke Geografie II, Universiteit Gent, 2003-2004
[260] Zinzen W., op. cit., 1995, p. 26
[261] Roskam K., op. cit., 1976, p. 85
[262] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 174, de Villers G., op. cit., p. 51
[263] DS, “Mobutu wil totaal Zaïrese economie”, 1,2.12.1973, p. 1
[264] idem
[265] DS, “Zaïre”, 5.12.1973, p. 1
[266] idem
[267] idem
[268] LLB, "De nombreuses entreprises seront expropriées au Zaïre", 1,2.12.1973, p. 1&5
[269] idem
[270] idem
[271] idem
[272] LLB, "Une évolution inéluctable... et une indispensable négociation", 7.12.1973, p. 1 &5
[273] idem
[274] LLB, "Les mesures d’expropriation au Zaïre", 10.12.1973, p. 4
[275] LLB, "Zaïre et tiers monde", 11.12.1973, p.4
[276] idem
[277] LP, "Mobutu annonce la fin des sociétés à la charte", 1,2.12.1973, p.5
[278] De Villers G., op. cit., 1995, p. 100
[279] Kelly S., op. cit., 1993, p. 209
[280] Roskam K., op. cit., 1976, p. 100-102, de Villers G., op. cit., 1995, p. 71
[281] Roberto ontving al jaren fondsen van de CIA, al sinds president Kennedy aan de macht was gekomen. Kelly S., op. cit., 1993, p. 211&215
[282] Roskam K., op. cit., 1976, p. 106
[283] Zinzen, op. cit., 1995, p. 52
[284] De Villers G., op. cit., 1995, p. 73
[285] Yambuya P., op. cit., 1991
[286] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 58
[287] DS, “Angola agressor”, 11.3.1977, p. 4
[288] Ruys M., “Mobutu in nood”, DS, 17.3.1977, p.1
[289] Ruys M., “Mobutu in oppositie-tang”, DS, 18.3.1977, p.2
[290] Ruys M., art. cit., DS, 17.3.1977, p.1
[291] Ruys M., “Zaïrese krisis”, DS, 31.3.1977, p.1
[292] idem
[293] Ruys M., art. cit., DS, 18.3.1977, p.2
[294] Ruys M., art. cit., DS, 31.3.1977, p. 1
[295] DS, “Mobutu meldt suksessen in Shaba”, 21.3.1977, p.1
[296] Ruys M., “Zaïre in de wachtkamer”, DS, 9,10,11.4.1977, p. 1
[297] idem
[298] DS, “Mobutu boekt vooral sukses op diplomatiek vlak”, 13.5.1977, p. 5
[299] idem
[300] Ruys M., “Zaïrees bezoek”, DS, 10.6.1977, p. 1
[301] idem
[302] idem
[303] idem
[304] Vooruit, “Hele gezinnen worden in Sjaba verbrand door leger”, 28.4.1977, p.5
[305] Vooruit, “President Moboetoe wil moreel Zaïrese troepen met coca-cola opvijzelen”, 21.4.1977, p. 1
[306] LLB, "Une vieille querelle", 11,12.3.1977, p. 5
[307] LLB, "Le Zaïre demande à Washington des armes plus puissantes", 16.3.1977, p. 1
[308] LLB, "Une nouvelle guerre du Katanga?", 17.3.1977, p. 1
[309] LLB, "Le Zaïre va-t-il négocier avec l’opposition?", 31.3.1977, p.1&4
[310] idem
[311] LLB, "Fragilités", 5.4.1977, p. 4
[312] idem
[313] Kestergat J., "Des unités marocaines vont renforcer l’armée zaïroise", LLB, 9,10,11.4.1977, p. 1&4
[314] idem
[315] idem
[316] Gazzo E., "L’Europe ne peut se taire ni rester indifférente", LLB, 18.4.1977, p.1
[317] idem
[318] Kestergat J., "Sur la terasse du président", LLB, 15.4.1977, p.1
[319] Kestergat J., art. cit., LLB, 9,10,11.4.1977, p. 1&4
[320] Kestergat J., art. cit., LLB, 15.4.1977, p.1
[321] Kestergat J., "La crise du Shaba", LLB, 26.4.1977, p.1&5
[322] idem
[323] Kestergat J., "La corruption internationalisée", LLB, 27.4.1977, p. 1&4
[324] idem
[325] Etambala Z., op. cit., 1996, p. 94
[326] De Standaard, “Tindemans niet gelukkig met parallelle Zaïre-diplomatie”, 13.12.1973, p. 2
[327] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 270.
[328] Ruys M., art. cit., DS, 10.6.1977, p. 1
[329] De Villers G., op. cit., 1995, p. 74-75
[330] Ruys M., “Slaat het uur van de Afrikaanse waarheid?”, DS, 16.5.1978, p. 1
[331] idem
[332] idem
[333] Ruys M., “Plicht”, DS, 18.5.1978, p. 1
[334] Ruys M., “Hoe vaak nog?”, DS, 19.5.1978, p. 1
[335] Ruys M., art. cit., DS, 16.5.1978, p. 1
[336] Ruys M., art. cit., DS, 19.5.1978, p. 1
[337] Ruys M., idem
[338] Ruys M, “De verliezers”, DS, 22.5.1978, p. 1
[339] Ruys M., “Kamerdebat verruimen”, DS, 23.5.1978, p. 1
[340] Ruys M., “Frisse taal”, DS, 24.5.1978, p. 1
[341] Ruys M., art. cit., DS, 22.5.1978, p. 1
[342] Ruys M., art. cit., DS, 24.5.1978, p. 1
[343] idem
[344] Ruys M., “De Belgische zondebok”, DS, 3,4.6.1978, p.2
[345] De Buyser P., “En wat nu met Zaïre...”, Vooruit, 22.5.1978, p.3
[346] idem
[347] idem
[348] De Buyser P.,”In goed gezelschap”, Vooruit, 24.5.1978, p. 3
[349] De Buyser P., “Moeten we ons zomaar laten vernederen?”, Vooruit, 25.5.1978, p. 3
[350] Van Miert K., “De Zaïrese kruisweg”, Vooruit, 3.6.1978, p. 3
[351] Idem.
[352] De Buyser P., “Moet iedereen zwijgen voor Mobutu?”, Vooruit, 5.6.1978, p. 3
[353] idem
[354] idem
[355] LLB, "Embarrassant et dangereux", 16.5.1978, p. 1
[356] idem
[357] LLB, "Les leçons à tirer", 22.5.1978, p. 1&5
[358] idem
[359] idem
[360] LLB, "Nos députés et le Shaba", 26.5.1978, p. 1
[361] Coppé A., "Le Zaïre, les Soviets et nous", LLB, 5.6.1978, p.1&3
[362] idem
[363] Kestergat J.,"Mobutu n’envisage pas de force de sécurité permanente au Zaïre", LLB, 10.6.1978, p. 1&4
[364] Falony R., "La plus grande prudence", LP, 17.5.1978, p.1
[365] idem
[366] Cools A., "Shaba", LP, 20,21.5.1978, p. 1
[367] Le Peuple, "Le saut des Français sur Kolwezi court-circuite l’opération humanitaire que souhaitait Bruxelles", 20, 21.5.1978, p.1
[368] Lhoest J.-L., "La sécurité au Zaïre", Le Peuple, 22.5.1978, p. 1
[369] idem
[370] Henrion M., "M. Damseaux, le Bigeard de Verviers", Le Peuple, 23.5.1978, p. 1
[371] Zorro (sic), “Le vrai courage”, Le Peuple, 24.5.1978, p. 1 en Cools A., "Premières leçons d’une tragédie", Le Peuple, 27,28.5.1978, p. 1
[372] Cools A., art. cit., Le Peuple, 27, 28.5.1978, p. 1
[373] Falony R., “L’Afrique sans indépendance”, Le Peuple, 27,28.5.1978, p. 5
[374] De Villers G., op. cit., 1995, p. 84: “Cependant, des différences de sensibilité s’affriment entre le Nord et le Sud du pays. La lecture de la presse au moment de la seconde guerre du Shaba, est éclairante à cet égard. Alors que la presse francophone se montre souvent favorable à l’intervention française (ainsi, La Libre Belgique, L’Echo de la Bourse, Pourquoi pas?), on trouve dans la presse flamande de nombreuses prises de position très hostiles, en même temps qu’à cette intervention, à tout appui au régime de Mobutu."
[375] De Villers G., op. cit., 1995, p. 77
[376] Meer info hierover in de werken van De Witte L., op. cit., 1996 & De Witte L. op. cit., 1999 en het werk van Gérard-Libois J., Sécession au Katanga, Brussel, Leopoldstad: CRISP/ INEP, 1963
[377] Zinzen W., op. cit., 1995, p. 71
[378] Braeckman C., op. cit., 1992
[379] Ibid., p. 268
[380] Verschillende krantenartikels uit het eerste decennium van Mobutu’s regime zijn hier een schoolvoorbeeld van.
[381] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 257, de Villers G., op. cit., 1995, p. 95
[382] Zinzen, op. cit., 1995, p. 159
[383] De Villers G., op. cit., 1995, p. 154
[384] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 257
[385] Poppe G., op. cit., 1998, p. 66-68
[386] De Villers G, op. cit., 1995. p. 184-185
[387] De Villers G., op. cit., 1995, p. 191-192
[388] In een interview met S. Diallo van Jeune Afrique , 28.9.1987, spreekt Mobutu van een complot IMF-België.
[389] In december ’88 op vraag van de koloniale holding Cotoni en door een actie van de belastingadministratie in januari ’89 wordt bewarend beslag gelegd op het kasteel Fond’Roy.
[390] De Villers G., op. cit., 1995, p. 200
[391] Ruys M., “ De zin van een delicaat bezoek ”, DS, 29,30.10.1988, p. 1
[392] idem
[393] idem
[394] Ruys M., “ Schroom ”, DS, 7.11.1988, p. 1
[395] idem
[396] DS, “ Azap maant Belgische pers aan zich met eigen zaak te bemoeien ”, 21,22.1.1989, p. 1 & DS, “ Mobutu in Le Monde : “We zijn door België bedrogen”.”, 26.1.1989, p. 1
[397] Ruys M., “Vuurtje stoken”, DS, 13.1.1989, p. 1
[398] Ruys M., “Laatste bedrijf”, DS, 16.1.1989, p. 1
[399] Ruys M., “Een stap te ver”, DS, 26.1.1989, p. 1
[400] Achten D., “Een geschil over schulden en gekwetste waardigheid”, DS, 17.7.1989, p. 3
[401] Goossens P., “Zaïrese liefde”, De Morgen, 4.11.1989, p. 6
[402] idem
[403] idem
[404] idem
[405]DM, “Vanvelthoven : liefdesverklaring Martens strijdig met korrupt Zaïrees regime”, 7.11.1989, p.6 & DM, “Veel negatieve reacties op Zaïre-bezoek”, 8.11.1989, p. 8
[406] DM, “Tindemans en Martens : geen protest tegen veto”, 7.11.1989, p. 6
[407] De Zutter J., “Het gras is droog, een vonkje volstaat”, DM, 14.1.1989, p.4
[408] Desmet Y, “Climax”, DM, 14.1.1989, p.5
[409] Clijsters E, “Vorstelijk”, DM, 17.7.1989, p.6
[410] idem
[411] Kesteloot R., “Signaal”, DM 18.7.1989, p. 5
[412] Kesteloot R.& Wijnen E., “Moboetoe-regime is en blijft corrupt”, DM, 18.7.1989, p. 3
[413] DM, “Dit regime is absoluut wereldrecordhouder inzake herschikking van schulden”, 18.7.1989, p.4, De Villers G., op. cit. 1995, p. 208
[414] Clijsters E, “Klaarheid”, DM, 28.7.1989, p. 5
[415] idem
[416] de Bellefroid E., “Martens au Zaïre: le sphinx se retrouve face au léopard”, LLB, 2.11.1988, p. 1
[417] de Bellefroid E., “Livrer le Zaïre au chaos? ”, LLB, 9.11.1988, p. 5
[418] idem
[419] idem
[420] idem
[421] LLB, “Les Belges joueront toujours un rôle au Zaïre”, 18.1.1989, p. 1&3
[422] LLB, “ Le Zaïre renvoie la Belgique à sa dette”, 14,15.1.1989, p. 1
[423] de Bellefroid E., “Tindemans en piste vers la concorde”, LLB, 25.1.1989, p. 1
[424] de Bellefroid E., “La Belgique et le Zaïre enterrent leur démons”, LLB, 27.7.1989 p. 1&3
[425] de Bellefroid E., “ Belgique – Zaïre: grain de sable à Rabat ”, LLB, 26.7.1989, p. 1&3
[426] de Bellefroid E., “ Les nouveaux horizons de la cooperation au Zaïre ”, 29.7.1989, p. 5
[427] idem
[428] idem
[429] LP, “Wilfried Martens à propos du Zaïre: des sentiments inchangées ”, 7.11.1988, p. 4
[430] Guy J., “ Regrets ”, LP, 7.11.1988, p. 1
[431] De Staercke J.-P., “ Document : troubles internes au Zaïre ” , LP, 16.1.1989, p. 1
[432] De Staercke J.-P. “ Belgique-Zaïre : ballet diplomatique sur fond de crise ”, LP, 26.1.1989, p. 2
[433] idem
[434] De Staercke J.-P., “ Commentaire ”, LP, 26.1.1989, p. 2
[435] idem
[436] Guy J., “Intérêt ”, LP, 17.7.1989, p. 1
[437] idem.
[438] idem.
[439] Guy J. “ Vigilance ”, LP, 18.7.1989, p. 1
[440] De Staercke J.-P., “Neuf mois pour sceller les chaînes de la liberté ”, LP, 27.7.1989, p. 2
[441] idem
[442] idem
[443] idem
[444] Braeckman C., op. cit., 1992, Poppe G., op. cit., 1998, p. 37
[445] De USSR steunde eerst Somalië terwijl de VS het regime in Ethiopië steunde. Tijdens de bevrijdingsoorlog in Eritrea koos de USSR opeens de kant van Ethiopië. Siad Barre, staatshoofd van Somalië, ging als –logische- reactie aankloppen bij de VS voor steun.
[446] De Smet F., “Moboetoe, een ‘world class cleptomaniac’”,DM, 13.4.90, p. 9, Kelly S., op. cit., 1993, p. 251
[447] de Villers G., op. cit., 1995, p. 79-80, Kelly S., op. cit., 1993, p. 251-257
[448] Zinzen W. , op. cit., 1995 p. 94
[449] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 298-299
[450] Braeckman C. e.a., op. cit., 1990, p. 159-161
[451] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 298-299
[452] Poppe G, op. cit., 1998, p. 39
[453] Zinzen W. , op. cit., 1995, p. 94
[454] De Morgen, Tshisekedi: "Weg met Moboetoe", 26.4.1990.
[455] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 302
[456] De Morgen, “Moboetoe’s regime schiet UDPS-betoging uiteen”., 02.05.1990
[457] Idem
[458] De Morgen, “Mobutu: “Nog geen politieke partijen””, 4.5.90
[459] Zinzen W., op. cit., 1995, p. 93, Braeckman C., op. cit., 1992, p. 305-310
[460] DS, “Mobutu’s oefening in begrip voor de burger lijkt mislukt ”, 21,22.4.1990, p. 4
[461] idem
[462] Buyse A., “Vlucht vooruit”, DS, 25.4.1990, p. 8
[463] DS, “Lunda Bululu leidt het overgangskabinet”, 26.4.1990, p. 1
[464] Manu Ruys, “Het einde van het Mobutisme”, DS, 27.4.1990, p. 9
[465] idem
[466] idem
[467] idem
[468] idem
[469] De Smet F., “Zaïre : President trekt lessen uit ‘volksraadpleging’ ”, DM, 12.4.1990, p. 11
[470] idem
[471] idem
[472] De Smet F., “ Tshisekedi : “Weg met Moboetoe” ”, DM, 26.4.1990, p. 9
[473] Franck J., “Un grand coup”, LLB, 25.4.1990, p. 1
[474] de Bellefroid E., “ Un nouveau Premier ministre déjà en place à Kinshasa ”, LLB, 26.4.1990, p. 1&4
[475] idem
[476] de Bellefroid E., “ Liberté retrouvé pour Tshisekedi ”, LLB, 25.4.1990, p. 2
[477] de Bellefroid E., art. cit., LLB, 26.4.1990, p. 1&4
[478] Franck J., art. cit., LLB, 25.4.1990, p. 1
[479] LP, “Mobutu a dicté son plan de reformes”, 25.4.1990, p. 1&2
[480] Coppi D., “Lambert Mende (opposition Lumumbiste): “Cette solution à la marocaine est pour nous inacceptable" & Omer Nkamba (U.D.P.S.): "Mobutu n’a même pas évoqué la libération des prisonniers politiques!"”, LP, 25.4.1990, p.2
[481] idem
[482] Coppi D., “ Commentaire”, LP, 25.4.1990, p.2
[483] Prevenier W., Howell M., Boone M., Uit goede bron. Introductie tot de historische kritiek, Leuven: Garant, 2000
[484] Vooruit, “Zware studentenrellen in Lubumbashi”, 17.5.1990, De Standaard, “Studentenrellen in Zaïre”, 17.5.1990
[485] De Morgen, “Mobutu’s troepen vegen campus leeg”, 18.5.1990, De Standaard, “Slachtpartij op campus Lubumbashi”, 23, 24.5.1990
[486] Zinzen W. , op. cit., 1995 p. 91
[487] Idem
[488] Het verloop van de gebeurtenissen heb ik vooral samengevat op basis van het werk van Braeckman C., op. cit., 1992, p. 12-23 en de krantenartikels die ik geraadpleegd heb in verband met deze periode (17.5.1990-30.6.1990)
[489] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 21
[490] De Villers G., op. cit., 1995, p. 218
[491] De Smet F., “Relatie met Zaïre in de diepvries”, DM, 26.5.1990, p. 3
[492] De Morgen, “Kinshasa zet zich af tegen bezorgdheid van Eyskens”, 22.5.1990, p. 1
[493] De Villers G., op. cit., 1995, p. 217
[494] Ibid., p. 219
[495] Ibid., p. 220, Poppe G., op. cit., 1998, p. 65
[496] Buyse A., “Slachtpartij op campus Lubumbashi ”, DS, 23,24.5.1990, p. 1 & Buyse A., “Onrust onder Belgen, nieuwe getuigenissen na bloedbad in Lubumbashi ”, DS, 25.5.1990, p. 1
[497] Buyse A., “Onzekerheid in Zaïre ”, DS, 26,27.5.1990, p. 7
[498] idem
[499] Achten D., “Pokerspel ”, DS, 23,24.6.1990, p. 8
[500] idem
[501] idem
[502] Bostoen L., “Dertig jaar ”, DS, 25.6.1990, p. 5
[503] idem
[504] Ruys M., “Dertig jaar Zaïre : een desolaat verhaal ”, DS, 30.6,1.7.1990, p. 4
[505] idem
[506] De Smet F., “Oppositie : “ Algemene staking tegen Mobutu ””, DM, 19.5.1990, p. 10 & DM, “De slachting ”, 25.5.1990, p. 1
[507] Kesteloot R., “De doos van Pandora geopend ”, DM, 26.5.1990, p. 6
[508] idem
[509] Goossens P., “Voor Mobutu en zijn clan is het feest over. Voorgoed”, DM, 31.5.1990, p. 6
[510] idem
[511] Goossens P., “Deze keer heeft Mobutu zich grondig vergist ”, DM, 23.6.1990, p. 4
[512] Goossens P., “Laat de dertienduizend Belgen nu heel vlug uit Zaïre vertrekken”, DM, 23.6.1990, p. 6
[513] Collier R., “ Vriend Moboetoe, vele jaren en een krisis later. ”, DM, 25.6.1990, p. 6
[514] idem
[515] de Bellefroid E., “ Dix jours après les sinistres tueries, le Zaïre est en état de choc.”, LLB, 23.5.1990, p. 2
[516] de Bellefroid E., “ Le chant du cygne? ”, LLB, 23.5.1990, p. 2
[517] idem
[518] de Bellefroid E., “ Une passe étroite pour le président Mobutu ” , LLB, 8.6.1990, p. 9
[519] idem
[520] de Bellefroid E., “La très mystérieuse psychologie africaine ”, LLB, 25.6.1990, p. 4
[521] de Bellefroid E., “Les évèques du Zaïre clament leur impatience ”, LLB, 26.6.1990, p. 1
[522] De Staercke J.-P., “Massacre sous haute surveillance ”, LP, 23.5.1990, p. 2
[523] idem
[524] Guy J., “Responsable ”, LP, 25.5.1990, p. 2
[525] idem
[526] LP, “L’opposition zaïroise: Mobutu a donné l’ordre ”, 31.5.1990, p. 2
[527] Guy J., “Parano ”,LP, 26.6.1990, p. 1
[528] Guy J., “Souhait ”, LP, 30.6.1990, p. 1
[529] Buyse A., op. cit., 1994, p 18 Buyse beschrijft zeer gedetailleerd het verloop van de Nationale Conferentie. Daarom zal ik de informatie voor dit hoofdstuk grotendeels uit zijn boek halen.
[530] Ibid., p 19
[531] Buyse A. op. cit., 1994, p 21, Braeckman C., op. cit., 1992, p. 310-313
[532] Zo stichtten oud-MPR’ers Nguza Karl -I-Bond de UFERI en Joseph Iléo de PDSC, naast de UDPS van Tshisekedi (overigens ook oud-MPR’er) de “grote drie” van de oppositie.
[533] Zowel Nguza als Kamitatu, om er maar twee te noemen, verlieten ooit met veel opzien de MPR, om er later des te stiller, maar met een ministerportefeuille op zak, terug te keren.
[534] Buyse A., op. cit., 1994, p 22
[535] idem
[536] idem
[537] ibid., p 23
[538] idem
[539] ibid., p. 25
[540] idem
[541] ibid., p. 35
[542] Buyse A., “ De nadagen van een regime”, DS, 25.7.1991, p. 6
[543] idem
[544] idem
[545] idem
[546] Buyse A., “ Zaïre, knoeiboel ”, DS, 4.9.1991, p. 8
[547] idem
[548] idem
[549] De Smet F., “ Mobutu is een gijzelaar van zijn eigen systeem ”,DM, 24.7.1991, p. 2
[550] idem
[551] idem
[552] DM, “Nationale Konferentie alweer uitgesteld”, 1.8.1991, p.7 en Frans De Smet, “Zaïrese oppositie stapt naar de VN”, DM, 9.8.1991, p. 6
[553] Oosterwaal J, “ Moboetoe is nog lang niet vertrokken hoor ”, DM, 5.9.1991, p.2
[554] LLB, “ Le Marechal Mobutu déconcerte Kinshasa ”, 23.7.1991, p. 1
[555] idem
[556] de Bellefroid E., “ L’union sacrée pose ses conditions ”, LLB, 12.8.1991, p. 1
[557] de Bellefroid E., “ Le retour du bâton au Zaïre”, LLB, 4.9.1991, p. 4
[558] Guy J., “ Les risques de Tshisekedi ”, LP,23.7.1991, p. 2
[559] Coppi D, “ Quand tout est perdu… ”, LP, 24.7.1991, p.1
[560] idem
[561] Deprez Ph., “ Une conférence nationale vouée à l’échec ”, LP, 7.8.1991, p.8
[562] Coppi D., “ La répression décline ses identités, LP, 4.9.991, p. 2
[563] De Morgen, “Leger muit in Kinshasa”, 24.9.1991 en De Standaard, “Zaïrese militairen slaan aan het muiten”, 24.9.1991 en Braeckman C., op. cit., 1992, p. 314-317
[564] De plunderingen staan uitvoerig beschreven in Buyse A., op. cit., 1994
[565] De Morgen, “Operatie ‘Blue Beam’”, 25.9.1991
[566] Zinzen, op. cit., 1995, p. 110
[567] Braeckman C., op. cit., 1992, p. 319
[568] Ibid., p. 320
[569] Ibid., p. 318
[570] Buyse A., “ Mobutu verloor geleidelijk zijn stalen greep op Zaïre. ”, DS, 25.9.1991, p. 4
[571] Bostoen L., “ Ondergang ”, DS, 26.9.1991, p. 8
[572] idem
[573] Van Der Meersch P. & Soens L., “Presidentiële troepen hadden “eerste keuze” tijdens plunderingen. ”, DS, 27.9.1991, p. 1
[574] Buyse A., “ Tshisekedi in Zaïre met regeringsvorming belast”, DS, 30.9.1991, p. 1
[575] De Smet F., “ Muiters plunderen Kinsjasa ”, DM, 24.9.1991, p. 2
[576] Oosterwaal J., “ Experts pleiten voor direkte hulp ”, DM, 24.9.1991, p. 2
[577] Goossens P., “ Een kwestie van dagen ”, DM, 25.9.1991, p. 1
[578] De Smet F., “ Kinsjasa in het oog van de storm ”, DM, 30.9.1991, p. 6
[579] DM, “ Minister Eyskens : Para’s zullen voedselhulp controleren in Zaïre ”, 2.10.1991, p. 6
[580] De Smet F., “ Als de para’s blijven, wij dan ook. ”, DM, 4.10.1991, p. 6
[581] de Bellefroid E., “ Un président usé, fatigué. ”, LLB, 25.9.1991, p. 2
[582] idem
[583] de Bellefroid E., “ Le temps nécessaire ”, LLB, 27.9.1991, p. 2
[584] idem
[585] de Bellefroid E., “ Tristes lendemains de veille au Zaïre ”, LLB, 28,29.9.1991, p. 1
[586] Guy J., “ Prévisible ”, LP, 25.9.1991, p. 1
[587] idem
[588] Egueux J.-P., “ Dans la tourmente zaïroise ”, LP, 25.9.1991, p. 2
[589] Guy J., “ Dehors ”, LP, 26.9.1991, p. 1
[590] Coppi D., “ L’opposition dans l’antichambre ”, LP, 28.9.1991, p. 2
[591] Dit hoofdstuk baseer ik voor het grootste gedeelte op Buyse A., op. cit., 1994 en ook op Poppe G., op. cit., 1998, p. 46-49 en Braeckman C., op. cit., 1992, p. 322-328
[592] DS, “ Claes ernstig bezorgd, Belgen krijgen raad Zaïre te mijden. ”, 3.12.1992, p. 1
[593] Ruys M., “ De Zaïrese schemering ”, DS, 11.12.1992, p. 8
[594] idem
[595] Buyse A., “ Mobutu schuift Monsengwo langszij in krachtmeting ”, DS, 12,13.12.1992, p. 1
[596] Buyse A., “ Zaïrese onverzettelijkheid ”, DS, 15.12.1992, p. 7
[597] idem
[598] DM, “ Een noodkreet uit Kinshasa ”, 2.12.1992, p. 2
[599] idem
[600] De Smet F., “ Dans der verzoening in Kinshasa”, DM, 7.12.1992, p. 2
[601] Desmet Y., “ De ene inmenging is de andere niet ”, DM, 22.12.1992, p. 3
[602] de Bellefroid E., “ Les incessants et irritants revirements de Mobutu ”, LLB, 3.12.1992, p. 2
[603] Cros M.-F., “ Un coup de force contre les ministères ”, LLB, 3.12.1992, p. 1&2
[604] de Bellefroid E., “ President ad interim, M. Mobutu est toujours cramponné à ses prérogatives ”, LLB, 7.12.1992, p. 1&4
[605] LP, “ Zaïre: la soirée cruciale ”, 4.12.1992, p.1&2
[606] Guy J., “ Zaïre ”, LP, 5.12.1992, p. 1
[607] idem
[608] Het FPR is het Tutsi-bevrijdingsleger onder leiding van Paul Kagame, vandaag de president van Rwanda, gesteund door de president van Oeganda, Yoweri Museveni.
[609] Onder andere de oud-premier Kengo wa Dondo en veiligheidsadviseur Seti Yale waren van Rwandese origine.
[610] Bouwman B., “Een spoor van vuur; Verscheurd Zaïre: de erfenis van ‘Messias’ Mobutu”.,NRC Handelsblad, 02.11.1996
[611] Poppe G., op. cit., 1998, p. 16.
[612] Idem, p. 9.
[613] “Spanningen Zaïre en buurlanden nemen toe”, NRC Handelsblad, 1.11.1996.
[614] Poppe G., op. cit., 1998, p. 10
[615] “Laurent Désiré Kabila : Veteraan in guerilla,” NRC Handelsblad, 7.11.1996
[616] Poppe G., op. cit., 1998, p. 11
[617] “Laurent Désiré Kabila : Veteraan in guerilla,” NRC Handelsblad, 7.11.1996
[618] Poppe G., op. cit.,1998, p. 14
[619] Idem
[620] De Morgen, “Moboetoe, een ‘world class cleptomaniac’”, 13.4.90
[621] Poppe G, op. cit., 1998, p. 109
[622] Ibid. p. 110
[623] Poppe G., op. cit., 1998, p. 89
[624] Ibid., p. 90
[625] In de jaren negentig werden de Oost-Afrikaanse staten beschouwd als schuilplaatsen voor het oprukkend moslimterrorisme.
[626] Poppe G, op. cit., 1998, p. 90
[627] De Morgen, “Kabila wil Mobutu’s onvoorwaardelijke overgave”, 5.5.1997
[628] Van Langendonck G., “Voordracht Monsengwo werkt als een rode lap voor rebellen”, De Morgen, 12.5.1997
[629] De Gendt R., “Nieuwe mythes steken de kop op in Kinshasa”, De Standaard, 3,4.5.1997
[630] Buyse A., “ Zware dagen in Kinshasa ”, DS, 18.3.1997, p. 5
[631] Buyse A., “ Voor VS is Mobutu er niet meer ”, DS, 21.3.1997, p. 6
[632] De Smet F., “ Mobutu vraagt : geef me 48 uur de tijd ”, DS, 24.3.1997, p. 4
[633] idem
[634] De Smet F., “ Kinshasa hoopt zacht te vallen ”, DS, 3,4.5.1997, p. 7
[635] de Gendt R., “ Nieuwe mythes steken de kop op in de Zaïrese hoofdstad ”, DS, 3,4.5.1997, p. 7
[636] Buyse A., “ Zaïrese ziekte ”, DS, 5.5.1997, p. 9
[637] Achten D., “ Een poging waard ”, DS, 20.5.1997, p. 10
[638] Buyse A., “ Einde en een nieuw begin ”, DS, 5.5.1997, p. 4
[639] idem
[640] idem
[641] Buyse A., “ De president werd zelfs bron van chaos ”, 17,18.5.1997, p. 1
[642] idem
[643] DM, “ De Rijcke : Mobutu op dood spoor ”, 17.3.1997, p. 1
[644] DM, “ Zaïre in onzekerheid over lot Mobutu ”, 22.3.1997, p. 1
[645] DM, “ Zaïre : niet alleen onderhandelen met wie de wapens heeft. ”, 28.3.1997, p. 1
[646] DM, “ Kabila wil Mobutu’s onvoorwaardelijke opgave ”, 5.5.1997, p. 10
[647] Vidal K., “ Mobutu heeft alles verloren ”, DM, 5.5.1997, p. 2
[648] DM, “ Mobutu kan de dans niet ontspringen ”, 17.5.1997, p. 8
[649] Desmet Y., “ De koning is dood, leve de koning ”, DM, 17.5.1997, p. 2
[650] idem
[651] Vanlangendonck G., “ Het roemloze einde van de Vermetele krijger ”,DM, 5.5.1997, pp. 8-9.
[652] idem
[653] idem
[654] idem
[655] Cros M.-F., “ Crainte de réactions de l’armée ”, LLB, 18.3.1997, p. 6
[656] Cros M.-F., “ Mobutu la dérobade ”, LLB, 19.3.1997, p. 1
[657] Papy G., “ Mobutu, acculé et affaibli, conède à Kabila une transition imposée ”, LLB, 5.5.1997, p. 1
[658] Papy G., “ Signes tangibles de fin de règne au Zaïre”, LLB, 5.5.1997, p. 1
[659] LLB, “Mobutu: l’embarras du choix pour s’exiler ”, 16.5.1997, p.2
[660] Bourgaux P., “ Le Maroc accueille Mobutu en exil ”, LLB, 23.5.1997, p. 1
[661] Papy G., “ Notre échec ”, LLB, 17-19.5.1997, p. 1
[662] idem
[663] idem
[664] idem
[665] de Bellefroid E., “ Un enfant du fleuve-majesté, puissance de la nature, devenu un petit roi du monde. ”, 17-19.5.1997, p. 9-10
[666] idem
[667] idem
[668] Monseur L., “ Vide angoissant ”, LP, 19.3.1997, p. 4
[669] LP, “ Zaïre : la rébellion marche sur Lubumbashi ”, 21.3.1997, p. 1
[670] D’altoé L., “ Mobutu complètement lâché ”,LP, 22.3.1997, p. 5
[671] LP, “ Rencontre Kabila – Mobutu : espoir d’une issue pacifique au conflit. ”, 3,4.5.1997, p. 2
[672] LP, “ Mobutu chez son ami le roi ”, 24.5.1997, p. 1
[673] Monseur L., “ Angoissant vide ”, LP, 5.5.1997, p. 2
[674] idem
[675] idem
[676] idem
[677] idem
[678] idem
[679] Monseur L., “ Trente ans de dictature impitoyable ”, LP, 5.5.1997, p. 2