De Tweede Wereldoorlog in Middelkerke. Een korte aanfluiting van het democratisch bestuur. (Stefaan Ingelbrecht) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 8: De Bevrijding
8.1 Het einde van de bezetting
Vanaf de Duitsers beseften dat het oorlogstij zich tegen hen aan het keren was, namen ze enkele maatregelen. De eerste maatregel werd uitgevoerd op 27 juli 1944. Ze was echter al meer dan jaar eerder opgemaakt. Op 19 april 1943 kreeg de gouverneur van het ministerie van Binnenlandse Zaken een plan voor de evacuatie van de kustgemeenten.[308] De Duitsers hadden dit plan opgesteld om onmiddellijk tot de evacuatie te kunnen overgaan. Volgens de bezetter was dergelijk evacuatieplan nodig om het aantal burgerslachtoffers te beperken. Voor Middelkerke voorzag het plan in een evacuatie van een duizendtal gezinnen naar de gemeenten Aalter en Ruiselede.
Het oorspronkelijke plan werd echter gewijzigd. In maart 1944 kreeg Middelkerke bericht dat het de evacuatiegemeenten Schellebelle, Uitbergen, Wichelen, Berlaere en Schoonaerde waren. De uitvoering van het plan ging in op 27 juli en duurde tot 3 augustus. De uitvoering was kleiner dan de geplande versie. In totaal werden 623 van de 3219 personen geëvacueerd.[309] Er bestond immers een mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen bij de gemeente. In totaal kregen 2596 inwoners de toelating om te blijven in Middelkerke. De geëvacueerden bestonden grotendeels uit bejaarden en weduwen. Bij de evacuatie ontstond een conflict tussen oorlogsburgemeester Inghelram en afgezet burgemeester Beheyt. Inghelram gaf Beheyt zijn dochter geen verblijfsvergunning, waardoor zij de gemeente moest verlaten. Inghelram verklaarde later dat dit incident leidde tot de negatieve houding van Beheyt tegenover zijn persoon.[310]
In 1944 werden nog andere maatregelen door de bezetter uitgevaardigd. Deze hadden tot doel een eventuele invasie van de geallieerden te bemoeilijken. Een eerste maatregel in mei 44 was de onderwaterzetting van een deel van het grondgebied. Dit had als gevolg dat drie kwart van de weiden onder water stond en dat de veestapel terugliep tot een kwart van het originele aantal.[311]
De nog droog liggende weilanden werden uitgerust met landmijnen. De strook tussen de Koninklijke Baan en de Nieuwpoortse Steenweg werd omgevormd tot een mijnenveld. De bewoners kregen 48 uur de tijd om te verhuizen naar veiliger oorden.[312] De huizen op de zeedijk en de dwarsstraten werden voorzien van mijnen.[313] Voor de huizen stond een muur van één meter dik en drie meter hoog. Op de voorkant van de muur werden de gevels van de woningen geschilderd om de illusie te creëren dat het de echte gevels waren van de villa’s. Het strand ontsnapte ook niet aan de maatregelen van de bezetter: “Gans het strand, van Mariakerke tot aan Middelkerke was beplant met zware boomstammen. Die bomen staken 1,50 meter diep in het zand, en bovengronds 3 meter hoog. Vanaf de dijk tot op de laagwaterstand, alle 10 tot 15 meter, links en rechts door elkander geweefd, stonden die bomen daar, als stomme getuigen, voor de vrees dat de Engelsen daar zouden kunnen landen. Enkele van die stammen waren voorzien van een zware mijn, er boven op liggend, en goed vastgehecht, bestand tegen storm en getij.”[314]
De activiteiten van Pit en Stake werden opgevoerd. Alle overblijvende weerbare mannen werden opgeroepen en moesten zich met een spade melden op het verzamelpunt. De mannen moesten er putten graven en vervolgens palen in plaatsen. Het vliegveld werd uitgerust met dergelijke palen. Ook in de velden werden de palen geplaatst. Deze werkzaamheden brachten heel wat schade toe aan de gewassen.
Er werden nog andere maatregelen genomen door de bezetter. Op 1 mei 44 werden alle toegangsbewijzen tot het strand ingetrokken.[315] Het strand was van dan af verboden gebied. De duinen waren al verboden terrein sedert op 3 februari wegens de mijnen die er lagen. Op 30 mei moesten alle vissersboten weg van het strand. Tenslotte moest de gemeente van de Kreiskommandant op 14 augustus een lijst overmaken met alle Belgische militairen die in Middelkerke woonden of verbleven. De Duitsers werden blijkbaar zenuwachtig. Ze hadden er echter alle reden toe want 20 dagen later betraden de geallieerden het Belgisch grondgebied.
8.2 De bevrijding
Op zondag 3 september 1944 schrokken de leden van Passieve Luchtbescherming op toen om half acht de BBC het Belgisch volkslied speelde. De geallieerden waren België binnengedrongen en namen de stad Doornik in. Een dag eerder was schepen Jerome Baeckelandt met zijn gezin het land ontvlucht: “De zwarte VNV schepen landverrader Baeckelandt, door de vijand benoemd is met gansch zijn leeuwennest dop zaterdag 2 september om 22 uur ’s avonds gevlucht. De VNV erzatz burgemeester Inghelram, officier der zwarte brigade samen met onderofficier Kutschera der Standortkommandatuur hebben hem den afscheidsgroet gebracht en bedankt voor diensten aan de Duitse Weermacht bazen.”[316]
Drie dagen later, op 6 september, werd het volgende ingetekend in het verslagboek: “Bericht uitgevaardigd door den erzats Inghelram: de Standortkommandatuur wordt zot: gisteren mogen alle radiotoestellen afgehaald worden. Heden voor 12 uur moeten alle posten terug ingedragen worden, zoniet de doodstraf.”[317] Dezelfde dag volgden nog twee berichten. Het werd verboden samen te scholen en iedereen moest om half acht ’s avonds van straat zijn. Die avond zagen de leden vanuit hun uitkijkpost in het gemeentehuis branden in de buurgemeente Westende.
De volgende dag en nacht werd er in verschillende richtingen rond Middelkerke geschoten. De Burgerlijke Wacht zond verkenners uit. Deze rapporteerden dat ze in het dorp Moere Canadese soldaten hadden ontmoet.[318]
Op vrijdag 8 september werd de hele Plaatselijke Luchtbescherming geconsigneerd. In Middelkerke gonsde het van de geruchten. Om 10 uur werden de eerste Canadese tanks gesignaleerd aan Slijpe brug. Te Middelkerke werden de vaandels al uitgehangen. De brug werd echter om kwart na drie in de namiddag opgeblazen door achtergebleven Duitse militairen. De mensen verzamelden aan het gemeentehuis. Iedereen verwachtte blijkbaar dat de bevrijders vanuit de Slijpestraat Middelkerke zouden binnenrijden. Om twintig voor vijf was het dan zover. Het eerste Canadese voertuigen kwamen aangereden vanuit de richting van Oostende. Een soldaat ging het gemeentehuis binnen. Burgemeester Inghelram was in het gemeentehuis gebleven. Hij kwam naar buiten en moest door de menigte verder. Er was wat geroep, maar niemand raakte hem aan. Waar hij naar toe is gebracht is niet met zekerheid bekend.
De volgende dag ging de PLB elf leden van het VNV afhalen. Het waren Achiel Vandehouweele, Eugène Vandenhouweele, Jozef Vandenhouweele, Renatus Lecomte, burgemeester Andreas Inghelram, Leon Lanssens, Petrus Mortagne, Karel D’Haene, Roger Muylle, Hieronymus Muylle en politiecommissaris Karel Van Aerschot. ’s Avond werden ze naar Oostende overgebracht.
Twee dagen na de komst van de Canadezen, op 10 september, was het feest.[319] Burgemeester Beheyt werd plechtig ingehaald. Daarop volgde een mis en een huldiging van de gesneuvelde soldaten van Middelkerke. De feestvreugde werd getemperd door de gevechten in Westende. Daar bleef de batterij ‘Lac aux Dames’ weerstand bieden. Ze werd onder vuur genomen door Canadese artillerie vanuit Middelkerke en Nieuwpoort. Het duurde nog tot 12 september voor de Duitsers zich daar overgaven.
De Duitse stellingen waren al vlug het doelwit van plunderingen. De PLB kwam hierbij tussen en stelde waakposten op bij het achtergelaten materiaal van de Duitsers. Op 15 september werden de leden van de Luchtbescherming na twee hectische weken afgelost door de weerstandsgroepering A.B.
8.3 Het leven gaat voort
Op 16 september had het eerste schepencollege na de bevrijding plaats. Het werd voorgezeten door de burgemeester Simon Beheyt. De twee schepenen waren Medard Colpaert en Theophiel Vereecke. Het college van burgemeester en schepenen was weer hetzelfde als voor de inval van mei 40. Het was al bijna een maand geleden dat er nog een bestuurlijke vergadering plaats had in de gemeente. De laatste samenkomst van burgemeester Inghelram en schepen Jerome Baeckelandt dateerde van 17 augustus.[320] De in hun functie herstelde burgemeester en schepenen lieten er geen gras over groeien. Er werd direct nieuw personeel aangesteld om gemeente weer draaiende te krijgen. Drie onderwijzers van de gemeenteschool werden vervangen wegens hun antivaderlands gedrag tijdens de oorlog. Fernand Meseure werd vervangen door Raymond Simoen, Roger Vandecandelaere door Karel Vansieleghem en Urban Simoen verving de gevluchte Firmin Baeckelandt. Er werden 17 tijdelijke gemeentelieden aangenomen om allerlei opruimingswerken uit te voeren. De gearresteerde opzichter Leon Lanssens werd vervangen door Henri Vanhooren. Tenslotte werden nog twee tijdelijke politieagenten aangesteld. Dit waren Lucien Titeca en Henri Verslype.[321]
De eerste gemeenteraad werd gehouden op 20 oktober. Alle wettelijk verkozen leden van 1938 waren aanwezig buiten twee. DeVlag lid Jules De Cuman en oorlogsburgemeester Andreas Inghelram waren opgesloten. Tijdens de gemeenteraad werden de beslissingen bekrachtigd van de zitting van het schepencollege van 16 september. Op de gemeenteraad volgde, zoals de vooroorlogse traditie het wilde, een zitting van het college van burgemeester en schepenen.[322]
De weerstandsorganisatie A.B. had zich ondertussen op 15 oktober ontbonden. Ze volgde hierbij de richtlijnen die de regering opgelegd had in verband met de ontwapening van de Weerstand.[323]
Op 24 oktober 1944 wou de nieuwe gouverneur, Ridder van Outryve d’Ydewalle, van de arrondissementscommissaris weten of er iets was die de wederaanstelling van burgemeester Beheyt in de weg stond. De arrondissementscommissaris meldde dat er Beheyt niks ten laste kon worden gelegd.[324] De arts - burgemeester mocht de gemeente leiden tot de volgende gemeenteraadsverkiezingen.
Het gemeentebestuur onderging nog drie veranderingen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946. Schepen Medard Colpaert zei de politiek vaarwel en werd vervangen door Cyriel Bouquillon. Op 13 maart 1945 meldde de burgemeester aan de gouverneur dat gemeenteraadslid Livin Devynck was overleden. Livin Devynck werd tot gemeenteraadslid verkozen op de lijst Vanwalleghem – Inghelram. Voordien was hij gemeenteraadslid voor de katholieke lijst. De Lijstrekker van de coalitielijst tussen Vlaamsnationalisten en katholieken, Amaat Van Walleghem kwam na de oorlog in opspraak en werd aan een onderzoek onderworpen. Hij werd door de Bestendige Deputatie aanzien als een vooraanstaand Rexist die tijdens de bezetting teveel in opspraak raakte bij de bevolking. Hierdoor kon hij zijn mandaat niet meer met de nodige waardigheid uitoefenen.[325] De dokter tekende beroep aan en maakte het heropende onderzoek gebruik om ontslag te nemen. Zijn ontslag werd aanvaard op 19 april 1946. Met het vertrek van Amaat Van Walleghem zetelde geen enkele van de origineel gekozenen van de coalitielijst nog in de gemeenteraad. Wegens het gebrek aan plaatsvervangers bestond de gemeenteraad uit 8 leden in plaats van 11. De meerderheid had 7 zetels, de oppositie had er maar 1. Deze werd ingenomen door Camiel Pylyser. Hij had tijdens de verkiezingen van 1938 zijn vuurproef ondergaan bij de lijst Van Walleghem – Inghelram.[326]
De gemeente had een nieuwe politiecommissaris nodig om Karel Van Aerschot te vervangen. Het werd Lucien Surmont uit Oostende. Hij werd op 9 juli 1945 benoemd in het hoogste ambt bij de gemeentelijke politie.
Het gewone leven trok zich traag opnieuw op gang. Nu en dan werden de inwoners herinnerd aan de oorlog. Vooral de talrijke mijnen bleven kort na de bevrijding voor problemen zorgen.[327] Op 18 oktober 1944 begonnen de geallieerden met de opruiming van de mijnenvelden.[328] Het was een lang karwei, te lang want er de mijnen eisten nog slachtoffers. Middelkerke werd op 20 november voor het eerst na de bevrijding opgeschrikt door een explosie. Twee Engelse militairen waren de slachtoffers geworden van een ontplofte mijn in hotel Bellevue. Het was niet duidelijk of de militairen bezig waren het gebouw te ontmijnen. De volgende slachtoffers waren Middelkerkenaars. Gerard Vermeire en Kamiel Traen trapten op de hoeve Jonckershof op een mijn. De eerste was op slag dood. Kamiel werd ernstig gekwetst. Op 23 januari 1945 reden René Rupperts en zijn zus Helena met hun stootkar op een mijn. René overleefde de klap niet. Helena werd gewond aan de benen. De laatste klap was meteen de luidste. We schrijven 20 april 1945. Aan de Westlaan, ter hoogte van boer Henri Mortier, ontploften ongeveer 250 landmijnen. De hele wijk werd getroffen. De schade was onschatbaar. Er vielen geen doden te betreuren, maar Barvoets, Vanhaverbeke, Kesseloot en juffrouw Ramm werden gekwetst.
Met die ene oorverdovende knal eindigde voor de Middelkerkenaars de oorlogsdreiging. Het was een goed moment om de schade op te meten. Tijdens de oorlog werden 34 huizen vernield, 65 waren zwaar beschadigd en 300 waren licht beschadigd. De gemeente telde zo’n 1100 huizen.[329] Al bij al viel de schade mee. Vooral als je ze vergeleek met de Eerste Wereldoorlog.
Naast de mijnen bleef ook de bevoorrading een hekel punt. Kort na de bevrijding waren de voorraden op.[330] De bevolking bleef nog een tijd geconfronteerd met de bevoorrading en de ravitaillering. Het ergste leed bleek echter geleden en de bevolking kon na een tijd haar vroegere levenstandaard opnemen.
De terugkerende mensen en vooral de mensen die wegbleven en zo een blijvend gemis vormden, hielden de herinnering aan de oorlog levend. Op 19 oktober 1944 waren er nog 62 Middelkerkenaars in Duitsland. Twaalf kwamen niet levend terug. Negen daarvan waren politieke gevangenen. Drie personen waren gestorven tijdens het uitvoeren van verplichte arbeid in Duitsland. Iets later vervoegden nog twee lotgenoten hen. Zij waren verzwakt door de ontberingen en stierven enkele maanden nadat ze thuis gekomen waren.
De voornaamste zorg van de gemeentebesturen aan de kust bleek echter het toerisme te zijn. De kustgemeentes wilden het toerisme zo snel als het kon weer nieuw leven inblazen. Hiertoe werden vergaderingen gehouden te Oostende waarop de burgemeesters of schepenen van de vijftien kustgemeenten aanwezig waren. Op de vergaderingen werden eisenpakketten geformuleerd die overgemaakt werden aan de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Van Glabbeke. De eisen waren gericht op het herstellen van het toerisme aan de kust. Zo moesten zo snel mogelijk de door geallieerden opgeëiste hotels en pensions vrijgegeven worden. Verder moesten de villa’s, gebouwen en duinen ontmijnd worden, desnoods door Duitse krijgsgevangenen. Krijgsgevangenen konden ook ingezet worden voor het ontruimen van het puin op de stranden en de duinen en voor de afbraak van schuilplaatsen en batterijen. De afgevaardigden wensten ook dat er een commissaris werd aangesteld voor de heropbouw en voor het behoud van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de kust. Er was tevens nood aan een gemeenschappelijk urbanisatieplan voor de hele kust. De havens dienden eveneens heringericht te worden. Het uniforme uurregeling voor de tramlijn bleek noodzakelijk. Hetzelfde gold voor de trein. Er was nood aan publiciteit voor de kust. Positieve publiciteit wel te verstaan, want in het binnenland werden de problemen zoals de mijnen en het gebrek aan logement, danig uitvergroot. De volgende eis behelsde de aanleg van een speciale voorraad huisbrandstof voor de hoteliers, pensionhouders en restaurantuitbaters. Op die manier konden hun etablissementen blijven functioneren.[331]
De zomermaanden van 1945 waren het eerste vakantieseizoen waar er weer toerisme was aan de kust. De problemen waren nog niet allemaal opgelost. De bewoners en toeristen mochten in Middelkerke de duinen niet betreden omdat die nog niet ontmijnd waren. De oorlog had echter ook zijn voordelen. De vele militaire stellingen aan de kust vormden een extra toeristische attractie. Er werden heel wat kiekjes genomen van kanonnen en ander oorlogstuig. Middelkerke stelde voor het eerst sinds 1939 weer redders aan[332]. Dit betekende dat de mensen weer mochten baden in zee. Iets wat tijdens de bezetting verboden was. Met het toeristisch seizoen van 1945 werd een nieuwe periode ingezet. De oorlog was voorgoed voorbij. De draad met vroeger werd weer opgenomen.
8.4 Besluit
Naarmate de oorlog zich tegen de Duitsers keerde, namen ze steeds driester maatregelen. Een deel van de gemeente werd onder water gezet, terwijl andere delen ondermijnd werden. Een deel van de bevolking werd geëvacueerd. Een ander deel werd verplicht om belemmeringen te maken tegen de geallieerde legers. Deze oorlogsinfrastructuur eiste zijn slachtoffers. Vooral de mijnen waren de grote boosdoeners.
De maatregelen bleken een maat voor niks te zijn, want de Canadezen konden Middelkerke bevrijden zonder slag of stoot. De Duitse militairen hadden ondertussen het hazenpad gekozen. De dag na de bevrijding werden enkele voorname collaborateurs opgepakt. De rest zou spoedig volgen.
Het vooroorlogse bestuur was al heel vlug terug aan het werk. Benoemingen werden ongedaan gemaakt en personeel werd aangeworven om met de opruimings- en herstellingswerken te beginnen. Dit was nodig want ook na de bevrijding bleven de mijnen hun slachtoffers eisen.
Een van de eerste prioriteiten was de heropbouw van de toeristische voorzieningen. De gemeente had zich tijdens de oorlog in de schulden gewerkt en kon de extra inkomsten die het toerisme met zich meebracht goed gebruiken. Er werd samengewerkt met andere gemeentebesturen om de kust zo snel mogelijk in haar oude glorie te herstellen. Dit bleek te lukken want de zomer van 1945 werd meteen het eerste naoorlogs badseizoen. Het gemeentebestuur draaide op volle toeren om de dagelijkse en bijkomende taken, die de heropbouw met zich meebrachten, tot een goed einde te brengen. Daarenboven moest het bestuur zich voorbereiden op de verkiezingen van 1946.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[308] PAWV. Archief 1944, gemeentezaken, Rep.Z, pak 58, brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken aan gouverneur Bulckaert. 19-4-1943.
[309] GAM. V briefwisseling, doos 103: briefwisseling 1944, brief van burgemeester aan commissaris van dienst vluchtelingen. 29-8-44.
[310] Interview van Andreas Inghelram door Petra Gunst. 10-5-1990.
[311] GAM. V briefwisseling, doos 103: briefwisseling 1944, brief van burgemeester aan de Kreiskommandant. 20-5-1944.
[312] PYLYSER Camiel. ZIJ en IK. S.l. Camiel Pylyser, 1977, pp. 183-184.
[313] GAM. V briefwisseling, doos 105: briefwisseling 1945, brief van burgemeester Beheyt aan gouverneur Ridder van Outryve d’Ydewalle. 6-3-45.
[314] PYLYSER Camiel. ZIJ en IK. S.l. Camiel Pylyser, 1977, p. 213.
[315] GAM. V briefwisseling, doos 104: briefwisseling 1944, brief van Ortskommandant aan burgemeester. 1-5-44.
[316] Privé-archief Ronny Van Troostenberghe. Verslagboek van de Passieve Luchtbescherming. 3-9-44
[317] Privé-archief Ronny Van Troostenberghe. Verslagboek van de Passieve Luchtbescherming. 6-9-44.
[318] Privé-archief Ronny Van Troostenberghe. Verslagboek van de Passieve Luchtbescherming. 7-9-44.
[319] Privé-verzameling Ronny Van Troostenberghe. Verslagboek van de Passieve Luchtbescherming. 10-9-44.
[320] GAM. II Besluitvorming, notulen van het schepencollege 1941-1947, zitting van 17-8-44.
[321] GAM. II Besluitvorming, notulen van het schepencollege 1941-1947, zitting van 16-9-44.
[322] GAM. II Besluitvorming, notulen van de gemeenteraad: 1940-1944, zitting van 20-10-44.
[323] GAM. V briefwisseling, doos 103: briefwisseling 1944, brief van burgemeester aan gouverneur. 19-10-44.
[324] PAWV. Benoemingsdossiers burgemeesters: 1938-1946, nr. 127: Middelkerke, brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur. 27-10-44.
[325] PAWV. Archief 1946, gemeentezaken, rubriek 53, Rep F, pak 69, nr. 600: tuchtacties gemeenteraadsleden, dossier Amaat van Walleghem, besluit van de Bestendige Deputatie.
[326] PYLYSER Camiel. ZIJ en IK. S.l. Camiel Pylyser, 1977, p. 234.
[327] COOLS Jan. Onheilen te Middelkerke tijdens WOII in Graningate. II, 1981, 8, pp. 139-144.
[328] GAM. V briefwisseling, doos 103: briefwisseling 1944, brief van staf geallieerde legers aan gemeentebestuur. 18-10-44.
[329] GAM. V briefwisseling, doos 104: briefwisseling 1945, brief van het gemeentebestuur aan het Ministerie voor Binnenlandse Zaken. 30-10-1945.
[330] GAM. V briefwisseling, doos 103: briefwisseling 1944, brief van de burgemeester aan de arrondissementscommissaris. 11-10-44.
[331] GAM. V briefwisseling, doos 104: briefwisseling 1945, verslagen van de vergaderingen van de burgemeesters der kust. 14-5-45 en 5-7-45.
[332] GAM. VII Personeel diversen, doos 165: aanwerving tijdelijk personeel 1933-1945, aanwerving van 4 strandredders. 26-6-45.