Het aidsbeleid van de Zuid-Afrikaanse regering Mbeki. (Daan Sanders)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

3. HIV/AIDS in Zuid-Afrika: ernst van de pandemie en haar socio-economische gevolgen.

 

3.1. Inleiding: Enkele medische aspecten m.b.t. HIV/AIDS.

 

AIDS staat voor ‘Acquired Immune Deficientie Syndrom’. Alhoewel het technisch gezien geen echte ziekte is, wordt dit wel aangenomen als een ziekte. AIDS is echter eerder een overkoepelende term voor vele medische condities die zich voordoen als gevolg van een verzwakt immuunsysteem dat niet langer de infecties kan afweren[2].

 

Volgens het overgrote deel van de wetenschappers wordt deze ziekte veroorzaakt door HIV of het ‘Humaan Immuundeficiëntie Virus’. Dit is een ingewikkeld retrovirus waar de wetenschap nog steeds niet alles over weet. HIV wil, net zoals elk ander organisme, eigenlijk alleen maar overleven in zijn gastheer. Om dit doel te verwezenlijken, zal het zich vermenigvuldigen met behulp van zogenaamde T4-helpercellen (een bepaald type witte bloedcel) die een belangrijke rol spelen in het menselijk cellulair afweersysteem. Op die manier wordt ons immuunsysteem stap voor stap ontmanteld, met als gevolg dat de mens vatbaarder wordt voor opportunistische infecties en zo AIDS ontwikkelt. Uiteindelijk leidt deze ziekte en de hierbij aansluitende opportunistische infecties (zoals TBC, meningitis, een vorm van longontsteking en andere bacteriële infecties) tot de dood.

AIDS wordt daarenboven niet door slechts 1 virus veroorzaakt maar door een hele familie van HIV-typen, -subtypen en –stammen. Het meest bekende en ook het meest voorkomende type is HIV-1 met 9 verschillende subtypes. Het komt voornamelijk voor in Noord-Amerika, Europa, Azië en het grootste deel van Afrika. HIV-1 is een erg virulent type en de ziekte ten gevolge van de besmetting verloopt heel wat sneller en minder mild dan die van het tweede type virus, HIV-2. Dit type virus is voornamelijk gelokaliseerd in West-Afrika en in Angola en Mozambique. HIV-2 zou een beschermend vermogen hebben tegen HIV-1, in die zin dat personen die besmet zouden zijn met HIV-2, minder kans zouden hebben op een HIV-1-besmetting. Niettemin is het duidelijk dat ook HIV-2 uiteindelijk AIDS teweeg zal brengen en dus even dodelijk is als HIV-1. Een derde type werd pas in 1990 ontdekt, nl. het HIV-0 en komt relatief weinig voor[3].

 

Iemand die besmet is met het HIV-virus, ontwikkelt niet meteen AIDS. Er zijn immers 4 verschillende stadia die men kan onderscheiden vanaf het moment van de HIV-infectie tot en met het overlijden van de met HIV besmette persoon (1ste stadium: acute HIV-infectie; 2de stadium: seroconversie; 3de stadium: asymptomatische fase; 4de stadium: AIDS). Afhankelijk van de individuele gesteldheid, levensomstandigheden, eetgewoonten en nog vele andere factoren kan een geïnfecteerd persoon nog een aantal jaren gezond leven. Men schat dat mensen in ontwikkelingslanden nog gemiddeld 5 tot 8 jaar ‘normaal’ kunnen leven en in de geïndustrialiseerde wereld nog veel langer. Uiteindelijk zal de persoon ziekteperiodes kennen die toenemen in frequentie, in lengte en in zwaarte en die tenslotte tot de dood leiden.

 

Waar het HIV-virus uiteindelijk vandaan komt, is nog altijd niet 100 procent duidelijk. De apentheorie lijkt de meest logische uitleg. Naast HIV bestaat er immers bij apen reeds jaren een virus, het SIV-virus (Simian Immuundeficiëntie Virus) dat verschilt van het HIV-virus bij de mens in die mate dat het geen ziekte teweegbrengt bij zijn natuurlijke gastheer. Reeds meerdere malen werd echter een overdracht vastgesteld van SIV naar HIV zodra het op de mens werd overgedragen. Men neemt aan dat deze overdracht tot stand kwam door contact tussen een open vleeswond bij de mens en geïnfecteerd bloed van een chimpansee. Er wordt algemeen verondersteld dat het HIV-virus ontstaan is in Afrika. Het virus zou zich nadien verspreid hebben door talrijke migraties binnen Afrika. Nadien verspreidde het zich onder meer door kolonisatie en toerisme over de rest van de wereld. Het was echter pas in 1981 dat AIDS voor het eerst echt in de schijnwerpers kwam te staan en als nieuwe ziekte werd erkend[4].

Het virus kan zich op verschillende manieren verspreiden. AIDS is ten eerste een SOA (seksueel overdraagbare aandoening). Dit houdt in dat HIV zowel via hetero- als homoseksueel geslachtsverkeer kan overgedragen worden. Een tweede besmettingsmethode is intraveneus druggebruik, hetgeen nauw samenhangt met een derde methode, nl. besmet bloed en bloedproducten. De laatste belangrijke wijze van besmetting is de overdracht van moeder op kind tijdens de zwangerschap of bij de geboorte (de zogenaamde ‘mother-to-child-transmission’). De kans op HIV-besmetting van moeder op foetus of kind bedraagt 15 tot 25% in de geïndustrialiseerde landen en 25 tot 45% in de ontwikkelingslanden. Men heeft tevens aangetoond dat HIV ook via de moedermelk kan worden overgedragen[5].

 

 

3.2. Demografische aspecten en gevolgen van AIDS in Zuid-Afrika.

 

3.2.1. Enkele cijfers.

 

Vooraleer we overgaan tot Zuid-Afrika zelf, willen wij toch eventjes stilstaan bij de cijfers van AIDS in de wereld en in het ergst getroffen deel van de wereld, nl. Subsahara Afrika.

Op globaal niveau werden sinds het uitbreken van de aidsepidemie al ruim 60 miljoen mensen met het HIV-virus besmet. Van die ruim 60 miljoen mensen zijn er meer dan 20 miljoen reeds aan AIDS gestorven. Bijgevolg zijn volgens schattingen van UNAIDS en de Wereldgezondheidsorganisatie van december 2002 42 miljoen mensen wereldwijd besmet met HIV. Van die 42 miljoen zijn er 38,6 miljoen volwassenen (19,4 miljoen mannen en 19,2 miljoen vrouwen) en 3,2 miljoen kinderen (onder 15 jaar) HIV-positief. De aidsepidemie blijft uitbreiden (alhoewel het aantal HIV-besmette personen per jaar iets afneemt) en het aantal doden t.g.v. AIDS blijft groeien. In 2002 werden 5 miljoen mensen besmet met het HIV-virus (waaronder 4,2 miljoen volwassenen en 800000 kinderen), terwijl dit in 1999 5,6 miljoen was. 3,1 miljoen mensen stierven in 2002 aan AIDS (waaronder 2,5 miljoen volwassenen en 610000 kinderen), terwijl het dodenaantal in 2001 2,9 miljoen bedroeg (zie bijlage nr. 1 en 2). UNAIDS en de WHO voorspellen tevens dat indien er geen uitgebreide, globale inspanning komt m.b.t. preventie, er tussen 2002 en 2010 nog eens 45 miljoen mensen met HIV besmet zullen worden in 126 landen (in zogenaamde low- en middle-income countries). Deze uitbreiding van de aidsepidemie kan voorkomen worden indien een globale preventiecampagne tegen 2005 op gang komt. Een dergelijke campagne zou tegen 2010 29 miljoen mensen redden van HIV-infectie. UNAIDS en de WHO waarschuwen tevens in hun rapport van december 2002 voor de sterke toename van AIDS in Oost-Europa, Centraal-Azië en China (zie bijlage nr. 2)[6].

Het continent dat echter torenhoog boven alle andere werelddelen uitsteekt wat betreft het aantal HIV-besmette mensen, is Afrika en meer specifiek Subsahara Afrika. In 1991 beweerden epidemiologen dat tegen het einde van het millenium 9 miljoen personen in Subsahara Afrika zouden besmet zijn met HIV. Zij hadden echter de mogelijke omvang van de epidemie onderschat, want tegen het einde van de 20ste eeuw waren er ruim 2,5 keer zoveel HIV-besmette Afrikanen. Volgens het rapport van UNAIDS van december 2002 zijn er 29,4 miljoen mensen besmet met HIV, waaronder 10 miljoen jonge mensen (tussen 15 en 24) en bijna 3 miljoen kinderen (in het rapport van december 1999 waren dit er nog ‘maar’ 23,3 miljoen). Bijgevolg is 8,8 % van de bevolking besmet met HIV (in 1999 was dit 8,0 %). Niet alleen is AIDS waarschijnlijk afkomstig uit deze regio, maar bovendien blijft ze er zich het sterkst manifesteren. Bijna 70% van de geïnfecteerden bevindt zich immers in Subsahara Afrika. Tevens vindt men 20 van de landen met de hoogste HIV-besmettingsgraad terug in dit deel van Afrika. 2,4 miljoen Afrikanen stierven aan AIDS in 2002, terwijl in het laatste decennium ruim 12 miljoen mensen in Afrika, waaronder 3,7 miljoen kinderen, t.g.v. AIDS de dood ingejaagd werden. Daarenboven moet het ergste nog komen. Het dodental zal indien er geen grote stappen worden gezet in de behandeling van mensen met HIV en AIDS, blijven oplopen en vermoedelijk zijn piek bereiken op het einde van dit decennium. Niettemin zijn wel enkele kleine lichtpunten merkbaar. In 2002 zijn 3,5 miljoen nieuwe HIV-gevallen vastgesteld, wat een vermindering is in vergelijking met het rapport van 1999 waarin 3,8 miljoen nieuwe HIV-geïnfecteerde personen werden vastgesteld (zie bijlage nr. 2). In bepaalde Afrikaanse landen is een daling van de HIV-besmettingsgraad vastgesteld van jonge vrouwen onder de 20 t.g.v. verhoogde preventie. Tevens hebben bepaalde landen zoals Oeganda een zeer goed aidsbeleid wat tot hoopvolle resultaten leidt[7]. Tenslotte moet nog vermeld worden dat er binnen Subsahara Afrika grote regionale verschillen zijn m.b.t. de HIV-besmettingsgraad. Zo hebben landen in het zuidelijke deel van Afrika een zeer hoog percentage van HIV-besmetting in vergelijking met de totale bevolking van het land in kwestie (Zimbabwe: 25,8%, Botswana: 25,1%, Namibië: 19,9%, Zambië: 19,0%, Swaziland: 18,5% en Zuid-Afrika: 11,4%). De redenen hiervoor komen verderop aan bod wanneer we het hebben over Zuid-Afrika. Landen als Gabon (4,3%), Nigeria (4,1%), Kameroen (4,9%) hebben daarentegen een voor Afrika relatief lage besmettingsgraad[8].

 

Wat Zuid-Afrika betreft, is de aidsepidemie net zoals in andere zuidelijke Afrikaanse landen ernstig. Voor het cijfermateriaal baseerden we ons hoofdzakelijk op twee studies. Een eerste is die van de UNAIDS en de WHO van eind 2002. Een tweede, veel volledigere studie, die verscheen in december 2002, is deze van de Nelson Mandelastichting en het Nelson Mandela kinderenfonds gevoerd door de onderzoeksraad voor humane wetenschappen (‘human sciences research council’ of HSRC), in samenwerking met de medische onderzoeksraad (‘medical research council’ of MRC) en het centrum voor ontwikkeling, onderzoek en evaluatie m.b.t. AIDS (CADRE). Het is de eerste, echt onafhankelijke representatieve studie over HIV/AIDS in Zuid-Afrika en werd uitgevoerd op 9863 over het land verspreide mensen, inclusief 8840 anonieme deelnemers die een HIV-test lieten doen[9].

Algemeen stelde UNAIDS in zijn rapport van 2002 vast dat circa 5 miljoen van de 43,7 miljoen Zuid-Afrikanen besmet zijn met het HIV-virus (11,4%), waarmee Zuid-Afrika het land is met in absolute cijfers het hoogste aantal HIV-besmette personen in de wereld. In de Nelson Mandela/HSRC studie houdt men het op 4,5 miljoen seropositieven maar blijft het percentage van 11,4 vreemd genoeg gehandhaafd. De verschillen m.b.t. de sexe op nationaal niveau zijn duidelijk: bij de mannen is 9,5% besmet met het HIV-virus, terwijl dit percentage bij de vrouwen 12,8 bedraagt. Dagelijks komen er daarenboven 1500-1700 nieuwe HIV-geïnfecteerden bij, wat het aantal Zuid-Afrikanen met het HIV-virus volgens het US Bureau of the Census en volgens het rapport van de medische onderzoeksraad (MRC) in 2010 op ruim 6 miljoen zou brengen[10].

Wat de leeftijd betreft, zijn binnen de leeftijdsgroep 15-49 jaar volgens UNAIDS 4,7 miljoen mensen oftewel 20,1% van deze groep seropositief. 2,7 miljoen van die 4,7 miljoen (55,1%) zijn vrouwen. De Nelson Mandela/HSRC studie houdt het bij 15,6% van de mensen binnen de leeftijdsgroep 15-49 jaar die HIV-positief zijn (17,7% van de vrouwen en 12,8% van de mannen). Deze groep wordt verder ingedeeld in een groep met mensen van 15 tot 24 jaar en een groep van mensen van 25 en ouder. In de eerste categorie bedraagt het percentage HIV-geïnfecteerden 9,3% (6,1% bij de mannen en 12% bij de vrouwen). Dit is een vrij positieve zaak mede het gevolg van betere bewustmakings- en preventiecampagnes. Hetzelfde kan gezegd worden van het percentage met HIV-besmette zwangere vrouwen onder de 20. Dit daalde van 1998 tot 2001 van 21 naar 15,4%. Bij zwangere vrouwen ouder dan 20 blijft de HIV-besmettingsgraad echter stijgen. De tweede categorie (vanaf 25 jaar) heeft duidelijk een hoger percentage van HIV-besmette personen, nl. 15,5% (14,4% bij de mannen en 16,2% bij de vrouwen). Bij de leeftijdsgroep onder de 15 jaar zijn er ongeveer 250000 kinderen drager van het HIV-virus. In percentages uitgedrukt zijn ongeveer 5,6% van deze leeftijdsgroep seropositief. Daarenboven worden elk jaar zowat 50000 tot 60000 kinderen geboren met het HIV-virus. De oorzaken van deze vrij hoge cijfers en percentages zijn volgens de Nelson Mandela/HSRC studie niet alleen te zoeken bij de overdracht van het HIV-virus van zwangere vrouwen naar hun kinderen (alhoewel dit wel het merendeel betreft), maar ook bij seksueel misbruik en bij het gebruik van onsteriele naalden[11].

De Zuid-Afrikaanse bevolking werd in de Mandela/HSRC studie niet alleen ingedeeld in leeftijdsgroepen maar ook op vlak van ras. Bij de zwarte bevolking en tevens de grootste groep in Zuid-Afrika ligt het percentage HIV-besmette mensen duidelijk het hoogst, nl. 12,9%. Daarna komen de blanke Zuid-Afrikanen met 6,2% wat behoorlijk hoog is vergeleken met de percentages van de blanke bevolking in het westen. Vervolgens zijn er de kleurlingen met 6,1% en tenslotte de bevolking van Indische oorsprong met een laag percentage van 1,6%[12].

Vervolgens werd in de resultaten van de Mandela/HSRC studie ook de HIV-besmettingsgraad van de 9 provincies van Zuid-Afrika in percentages berekend:

 - Vrijstaat: 14,9%

- Gauteng: 14,7%

- Mpumulanga: 14,1%

- KwaZulu-Natal: 11,7%

- Westelijke Kaap: 10,7%

- Noord-West: 10,3%

- Limpopo: 9,8%

- Noordelijke Kaap: 8,4%

- Oostelijke Kaap: 6,6%

Deze resultaten zijn toch vrij opvallend, vergeleken met vorige studies. Zo kwam KwaZulu-Natal slechts op de 4de plaats, in tegenstelling tot onderzoeken van bepaalde geboorteklinieken die deze provincie als de provincie vooruitschoven met de hoogste HIV-besmettingsgraad. Een mogelijke verklaring voor deze discrepantie wordt door de Mandela/HSRC studie gezien in het feit dat vele plaatsen in KwaZulu-Natal die onderzocht werden door dergelijke instituten, locaties waren langs grote transportroutes. Deze transportroutes staan immers bekend voor hun hoge besmettingsgraad. Tevens leven slechts een klein percentage van de bevolking in KwaZulu-Natal in informele stedelijke woonplaatsen of slums, waar de HIV-besmettingsgraad veel hoger ligt. Niettemin is KwaZulu-Natal een heel dichtbevolkte provincie waardoor het nog steeds het 2de hoogste aantal met HIV-geïnfecteerde personen heeft na Gauteng. Ook de resultaten van de Westelijke Kaap zijn enigszins verrassend. Vroegere onderzoeken toonden aan dat deze provincie het laagste percentage van HIV-besmette mensen had (8,6%). Het Mandela/HSRC rapport kwam tot de vaststelling dat dit percentage toch iets hoger lag, nl. 10,7%[13].

Tenslotte willen wij ook wijzen op het door het Mandela/HSRC onderzoek gemaakte onderscheid tussen stad en platteland. De stedelijke gebieden werden nog eens onderverdeeld in formele stedelijke gebieden waar het percentage HIV-besmette mensen 11,4 bedroeg, en de stedelijke informele gebieden (de zogenaamde sloppenwijken, slums of townships) waar de besmettingsgraad gemiddeld veel hoger ligt, nl. 21,3%[14]. In sommige informele stedelijke gebieden stijgt dit zelfs tot 25%. Wat het platteland betreft, werd een bijkomend onderscheid gemaakt tussen tribale gebieden, waar 8,7% van de mensen drager is van het HIV-virus, en de agrarische gebieden met boerderijen waar de HIV-prevalentiegraad 7,9% is (zie bijlage nr. 3)[15].

Rekening houdende met vele van deze factoren kunnen we besluiten dat de aidspandemie zeer ernstige vormen aanneemt. Alhoewel op vlak van ras, geslacht, leeftijd, woonplaats, inkomen, enz. de omvang van de epidemie vaak erg verschilt, zijn er gemiddeld wel 1 op 9 Zuid-Afrikanen drager van het HIV-virus, wat een enorme impact heeft op de demografische factoren en het sociaal-economische leven van de Zuid-Afrikaanse samenleving.

 

3.2.2 Enkele redenen voor de hoge HIV-besmettingsgraad.

 

In 1990 bedroeg de HIV-besmettingsgraad in Zuid-Afrika slechts 1%. Heden ten dage is dit gemiddeld 11% en in sommige regio’s of in sommige leeftijdsgroepen stijgt dit zelfs uit boven de 20%. Vergeleken met b.v. Thailand is dit een wereld van verschil waar net als in Zuid-Afrika in 1990 de HIV-prevalentiegraad slechts 1% bedroeg en dit vandaag iets boven de 2% uitkomt[16]. Opmerkelijk hierbij is de snelheid waarmee AIDS zich verspreidt heeft over Zuid-Afrika. Verschillende redenen moeten hiervoor aan de basis liggen. We raken er hier kort enkele aan die wel van belang zijn voor Zuid-Afrika.

Een eerste factor die van groot belang is geweest m.b.t. de verspreiding van AIDS is de apartheid. Zuid-Afrika werd immers zeer lang gekenmerkt door scheiding van de bevolking op basis van ras. Het einde van de apartheid betekent echter niet dat de sociale en economische situatie in Zuid-Afrika een complete transformatie ondergaat. Alhoewel een zwarte elite zich nu meer en meer nestelt naast de blanken, blijft de meerderheid van de zwarten en kleurlingen grotendeels door die discriminatie op basis van ras ver achter op de blanke bevolking wat betreft economische zekerheid, levensomstandigheden en educatie. Dit maakt de zwarte bevolking in het bijzonder bijzonder kwetsbaar voor HIV en AIDS.

Hieraan kunnen we bijgevolg de factor armoede linken. Ook deze speelt een rol bij de verspreiding van HIV en AIDS. We komen hier echter uitvoeriger op terug verderop in dit hoofdstuk en in het hoofdstuk over het aidsbeleid[17].

Een derde, belangrijke reden voor de grootte en verspreiding van de aidsepidemie is de hoge arbeidsmobiliteit en –migratie in het zuidelijk deel Afrika. Reeds tijdens de segregatie –en apartheidsperiode was er een grote arbeidsmigratie te merken bij grote delen van de bevolking. Vele arme zwarten (meestal mannen) uit vnl. de ‘homelands’ en het platteland, werden ertoe gedwongen om werk te gaan zoeken in de geïndustrialiseerde stedelijke zones van Zuid-Afrika of in de verschillende mijnen, waardoor de zwarte arbeidersbevolking zeer mobiel was. Na het einde van de apartheid veranderde dit niet echt, integendeel het verergerde zelfs. Grotere bewegingen van arme vnl. mannelijke zwarte arbeiders trokken naar de zones waar werk werd aangeboden (geïndustrialiseerde en stedelijke zones) waardoor ze vaak voor korte tot langere periodes verwijderd zijn van hun familie. Door deze hoge mobiliteit van vele zwarte arbeiders heeft AIDS zich snel kunnen verspreiden en is er een duidelijke relatie tussen het hoge aantal HIV-geïnfecteerden en werkenden in bepaalde economische sectoren waar mobiliteit belangrijk is. Er zijn twee groepen arbeiders in Zuid-Afrika die een zeer hoog risico lopen om geïnfecteerd te geraken. Ten eerste zijn er de arbeidsmigranten (waaronder een grote groep mijnarbeiders), tevens de grootste groep. Arbeidsmigratie verhoogt immers over het algemeen de frequentie van seksueel contact met verschillende partners of prostituees omdat de man verwijderd is van zijn vrouw en familie, wat het risico op besmetting hoog maakt. Wanneer de arbeidsmigrant besmet is en in vakanties weer naar zijn familie gaat, kan hij het HIV-virus overdragen, zonder dat hij er zich vaak van bewust is. Een tweede groep zijn de vrachtwagenchauffeurs die net als de arbeidsmigranten vaak voor langere periodes verwijderd zijn van hun familie en een verhoogde kans op HIV-besmetting hebben. Uit een studie van het MRC van mei 2001 kwam het schokkende resultaat naar boven dat 56% van de 320 truckers die voor de studie ondervraagd werden door prostituees in het oostelijke deel van KwaZulu-Natal, drager waren van het HIV-virus. Tevens verklaarden 34% van deze vrachtwagenchauffeurs dat zij stopten voor seks tijdens hun reizen en 29% zeiden dat zij nooit een condoom gebruikten bij seks met een prostituee. Het is overigens uit verschillende andere onderzoeken gebleken dat langs belangrijke transportroutes in Zuid-Afrika het percentage HIV-geïnfecteerden duidelijk hoger ligt dan het gemiddelde[18].

Vervolgens speelt ook seksueel geweld in Zuid-Afrika zijn rol in de verspreiding van HIV en AIDS. Alhoewel het geweld in zijn politieke vorm na het einde van de apartheid gestopt is, is dit niet het geval voor vele andere vormen van geweld. Een van die vormen is seksueel geweld in vele gevallen tegenover vrouwen[19].

Tenslotte is een andere belangrijke reden voor de grote aidsverspreiding in Zuid-Afrika het falen van het beleid m.b.t. publieke gezondheidszorg, niet alleen onder Mbeki maar zeker en vast ook daarvoor. Maar hierover komen we in het hoofdstuk over het aidsbeleid zeer uitvoerig op terug.

 

3.2.3. De demografische impact van AIDS

 

3.2.3.1. De mortaliteit van de volwassenen.

 

De meest directe demografische impact van AIDS is een verhoging van de mortaliteit, vooral bij de bevolkingsgroep tussen de 20 en de 40 jaar, die over het algemeen het gezondst zijn, het meest productief en het minst getroffen worden door dodelijke ziektes. Het is echter bij deze groep dat AIDS het sterkst vertegenwoordigd is. 15 tot 20% van de volwassenen tussen 15 en 45 zijn in Zuid-Afrika besmet met het HIV-virus. AIDS is in de meeste regio’s van Zuid-Afrika de belangrijkste doodsoorzaak geworden onder deze groep. Ongeveer 40% van alle gestorven volwassenen tussen de 15 en de 40 zijn gestorven t.g.v. AIDS (in 1999 was dit 30% en in 1997 17%).

De gehele groep volwassenen beschouwd (alle personen ouder dan 18) overlijden 20% aan de gevolgen van AIDS. Gecombineerd met de aidssterfte onder de kinderen die we hierna bespreken, leidt dit tot de conclusie dat 1 op de 4 sterfgevallen in Zuid-Afrika door AIDS veroorzaakt wordt.

In 2001 zijn zo’n 360000 Zuid-Afrikanen overleden t.g.v. AIDS In 1999 waren dit er nog ‘maar’ tussen de 180000 en de 250000. Men meent tevens dat tussen 2000 en 2010 ongeveer 5 tot 7 miljoen mensen zullen sterven aan AIDS en dat er tegen 2010 zo’n 700000 aidsdoden per jaar zullen vallen. Er werd tevens in 2000 geschat dat de mortaliteitsgraad dubbel zo hoog was dan wanneer AIDS er niet zou zijn[20].

 

3.2.3.2. De kindersterfte.

 

Tijdens de bevalling of via de borstvoeding kan een HIV-besmette vrouw het virus doorgeven aan haar kind (de zogenaamde ‘mother-to-child-transmission’). Ongeveer 15 tot 45% van de kinderen met een besmette moeder raakt zo ook besmet. Het grootste deel van die kinderen sterft voor ze 5 jaar zijn, waardoor de kindersterfte aanzienlijk toeneemt. Voor Zuid-Afrika werd berekend dat de kindersterfte ten gevolge van AIDS in het jaar 2000 119,6 per 1000 kinderen bedraagt. Slechts 65,6 per 1000 kinderen zouden sterven zonder AIDS. In 2010 zou dit percentage aan AIDS gestorven kinderen nog stijgen en zelfs verdubbelen, wat niet erg hoopgevend is: 146,6 per 1000 kinderen zouden sterven met AIDS, waarbij er slechts 47,6 per 1000 zouden doodgaan zonder AIDS.

Daarenboven stelde de Mandela/HSRC studie dat de reden voor de hoge HIV-besmettingsgraad bij kinderen onder de 15 niet alleen moet gezocht worden bij de zogenaamde ‘mother-to-child-transmission’ (alhoewel dit het overgrote deel van de jonge kinderen met het HIV-virus besmet en bijgevolg de kindersterfte, uitmaakt), maar ook bij seksueel misbruik en het gebruik van onsteriele naalden. Deze groep kinderen zorgt voor een nog hoger aantal kinderen gestorven t.g.v. AIDS.

Dit heeft uiteraard allemaal een enorme impact op het functioneren van de maatschappij aangezien mortaliteit bij kinderen meestal wordt gezien als één van de belangrijkste indicatoren voor de ontwikkeling van een land[21].

 

3.2.3.3. De bevolkingsgroei.

 

Verschillende studies hebben zich toegelegd op het verband tussen bevolkingsgroei en AIDS in Zuid-Afrika. Allemaal kwamen ze tot verschillende resultaten maar waren het wel over één zaak eens, nl. dat aidsepidemie wel degelijk een invloed heeft op de bevolkingsgroei in Zuid-Afrika.

Zo voorspelde US Census Bureau in 2001 dat o.a. Zuid-Afrika in 2003 een negatieve bevolkingsgroei zullen hebben van –0,1% tot zelfs –0,3%. Niet enkel de groei zal stoppen maar ook het aantal mensen zal werkelijk afnemen. De oorzaak van deze negatieve groei is duidelijk de hoge HIV-besmettingsgraad en de relatief lage vruchtbaarheidsfactor. Het was de eerste keer dat dit bureau een negatieve bevolkingsgroei voorspelde voor een aantal landen omwille van AIDS[22].

Het Bureau van Marktonderzoek van de universiteit van Zuid-Afrika in Pretoria is iets behoedzamer. Zij berekenden in 2001 dat indien er geen oplossing komt voor het AIDS-vraagstuk, de bevolking binnen afzienbare tijd zal teruglopen. Voorlopig is er volgens hen nog een lichte groei met een gemiddelde tussen 1996 en 2006 van 1,35% per jaar. Bij een gelijkblijvend of hoger niveau van HIV-infectie zal de bevolking volgens dit bureau na 2006 met ongeveer 0,16% afnemen[23].

In het onderzoek, gepubliceerd in juli 2002 door CADRE (centrum voor ontwikkeling onderzoek en evalutatie m.b.t. AIDS) is men nog iets voorzichtiger. Hierin stelt men dat de aidsepidemie in geen geval de bevolkingsgroei volledig zal doen stoppen. De bevolkingsgroei zal volgens CADRE wel vertragen. Maar een negatieve bevolkingsgroei zal niet snel voorvallen tenzij in gebieden met een extreem hoge HIV-besmettingsgraad en een lage vruchtbaarheidsfactor[24].

Tenslotte komt het Zuid-Afirkaanse Instituut voor Raciale Betrekkingen (SAIRR) tot de conclusie dat de groeiende aidsepidemie de bevolkingsgroei in Zuid-Afrika in 2011 tot 0 zal doen herleiden. De deskundigen van dit instituut sluiten niet uit dat in de jaren daarna het aantal inwoners zal dalen[25].

 

3.2.3.4. De levensverwachting.

 

De levensverwachting is een heel gevoelig thema aangezien AIDS vooral jonge volwassenen en kinderen treft. Als zij sterven gaat bijgevolg een groot aantal levensjaren verloren.

Het US Census Bureau berekende in 2001 de levensverwachting voor o.a. Zuid-Afrika in 2000 en 2010 met en zonder de aidsepidemie en kwam tot toch wel schokkende resultaten. In 2000 bedroeg de levensverwachting 51,1 jaar terwijl dit zonder AIDS nog 67, 6 jaar zou zijn (in het begin van de jaren 90 was dit trouwens nog 65 jaar). Als gevolg van AIDS zou de levensverwachting in 2010 gedaald zijn tot 35,5 jaar terwijl dit zonder AIDS 68,3 jaar zou bedragen[26].

Het WHO-rapport van oktober 1999 en de MRC-studie van september 2001 stellen zich iets minder negatief op tegenover de toekomstige jaren. De WHO bepaalde de levensverwachting in 2010 in Zuid-Afrika op 43 jaar, terwijl de MRC dit op 41 jaar vastlegde[27].

 

3.2.3.5. De bevolkingsstructuur.

 

De hoge mortaliteit zal de bevolkingsstructuur van Zuid-Afrika ingrijpend doen wijzigen. De traditionele bevolkingspiramide zal in het zwaar door AIDS geraakte Zuid-Afrika immers veranderen in een ‘bevolkingsschoorsteen’ die door de kinderen maar vnl. de vele volwassenen die op jonge leeftijd sterven veel smaller is dan een piramide. In bijlage nr. 4 ziet men dit heel duidelijk. Twee scenario’s worden hier voorgesteld, nl. de bevolkingsstructuur in het jaar 2010 zonder AIDS en de bevolkingsstructuur in hetzelfde jaar maar nu met AIDS. Het is dan ook nogal evident dat de veranderingen in de leeftijdsstructuur heel belangrijke gevolgen hebben voor de sociaal-economische ontwikkeling (zie verder)[28].

 

Een tweede factor die naar boven komt bij de bevolkingsstructuur, is de impact van AIDS op de vrouwen in Zuid-Afrika. Verschillende studies tonen aan dat vrouwen die 52% van de Zuid-Afrikaanse bevolking uitmaken, in aantal en percentage een hogere HIV-besmettingsgraad hebben dan mannen. Zo zijn volgens het rapport van UNAIDS en de WHO van december 2002, 2,7 miljoen van de 4,7 miljoen volwassenen (15-49 jaar) die besmet zijn met het HIV-virus, vrouw, wat neerkomt op 55,1% van het totale aantal HIV-geïnfecteerden (in 1997 was dit nog 41% en in 2000 werd dit al 51%). Toch zijn er enkele positieve evoluties merkbaar zoals het afnemen van de HIV-besmettingsgraad bij zwangere vrouwen onder de 20, wat hierboven al besproken werd. Wat de Mandela/HSRC studie betreft, stellen zij binnen dezelfde leeftijdsgroep vast dat 17,7% van de vrouwen van deze leeftijdsgroep seropositief zijn, tegen 12,8% bij de mannen. De gehele Zuid-Afrikaanse bevolking in beschouwing genomen, stelt het onderzoek dat 12,8% van de vrouwen HIV-positief zijn, terwijl dit 9,5% bedraagt voor de mannen. In geheel Subsahara Afrika is dezelfde trend zichtbaar. Waar enkele jaren geleden het percentage HIV-besmette mensen 50-50 was tussen man en vrouw, zien we nu dat van alle HIV-geïnfecteerden reeds 55-58% vrouw is. AIDS wordt bijgevolg in Zuid-Afrika maar ook in heel Subsahara Afrika meer een meer een vrouwenziekte[29].

Er zijn redenen vast te stellen waarom (vooral de arme) vrouwen in Zuid-Afrika en in Subsahara Afrika steeds kwetsbaarder worden voor AIDS en die spelen een grote rol op de impact van HIV/AIDS op de vrouw. Ten eerste is er het biologisch verschil dat in het nadeel werkt van de vrouwen. De overdracht van het HIV-virus van man naar vrouw is 2,5 keer effectiever dan omgekeerd. Zelfs indien ze trouw blijven aan één partner lopen vrouwen dus meer risico op besmetting. Dit wordt veroorzaakt door de biologische bouw van de vrouw die hen bovendien ook meer risico’s geeft om besmet te worden met andere SOA’s die de kans op besmetting met het HIV-virus nog eens qterk verhogen. Zuid-Afrikaanse vrouwen zijn echter niet alleen door hun biologische bouw kwetsbAarder voor AIDS, maar ook, en dit is belangrijker, door de sociaal-economische ongelijkheid en hun cultureel aanvaarde rollanpatroon dat vnl. armere vrouwen in een positie duwt. Vrouwen hebben dus over het algemeen een veel lagere socio-economische status in de (Zuid-)Afrikaanse maatschappij. Ze zijn economIsch sterk afhankelijk van de mannen en hebben daardoor weinig invloed en inspraak in seksuele relaties. Of het nu gaat om hun echtgenoot of om een klant, indien er sprake is van afhankelijkheid, as het zeer ioeilijk voo2 de vrouwen om nee te zeggen en voor hun veiligheid op te komen, wat een enorme impact heeft op het risico tot besmetting mEt hEt HIV-virus en op het falen van preventie[30]. Deze sociaal-econoiische kwetsbaarheid van de vrouwen wordt vooral veroorzaakt door hun relatief gebrekkige toegang tot onderwijs en de daaropvolgende beroepsopleiding. Door deze beperkte opleiding hebben vrouwen in Zuid-Afrika het vaak moeilijk om hun wens en recht te uiten t.o.v. de man om zich te beschermen tegen AIDS. Tevens hebben vrouwen hierdoor een slechtere toegang tot preventieve informatie. Het is dan ook nogal evident dat vrouwen slechts minder kwetsbaar zullen zijn voor het HIV-virus als er meer gelijkheid komt tussen man en vrouw en als alle vrouwen de kans krijgen om geschoold te worden. Andere bijkomende redenen zijn verbonden met deze lagere socio-economische status van de vrouw. Eén van deze redenen is het seksueel gedrag van de mannen zelf. Zij hebben vaak onveilige seks met andere vRouwen en dragen soms onbewust het HIV-virus over op andere vrouwen en zelfs hun eigen echtgenote. Daarenboven moet ook de band tussen AIDS en seksueel geweld of misbruik in Zuid-Afrika benadrukt worden. Door de stijging van dit seksueel geweld of misbruik thuis, in scholen, werkplaatsen en andere publieke plaatsen de lAatste jaren, wordt de vrouw ook hierdoor nog kwetsbaarder voor het HIV-virus. Tenslotte zijn ook de kleinere keuze van voorbehoedsmiddelen voor vrouwen of het niet ingeburgerd geraken van deze middelen, en de vaak ongelijke gezondheidszorg voor vrouwen bijkomende redenen voor de snelle verspreiding van AIDS bij (Zuid-)Afrikaanse vrouwen[31].

Een ander probleem waar Zuid-Afrika en vele andere landen, getroffen door de aidsepidemie, mee te kampen hebben, zijn de aidswezen. Aangezien het vooral mensen zijn in de meest actieve en productieve periode van hun leven die bezwijken aan AIDS en aangezien zij ook vaak ouders zijn, laten zij na hun dood hun kinderen als wezen achter.

Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen een aantal soorten wezen. Dit onderscheid is ten eerste belangrijk bij het bepalen van het aantal wezen en ten tweede worden de verschillende groepen van wezen ieder geconfronteerd met eigen specifieke problemen. Een eerste groep zijn de matrilineaire wezen of moederwezen. Het zijn kinderen wiens moeder overleden is. Deze wezen blijven meestal onder de verantwoordelijkheid van hun vader die vaak hertrouwen waardoor stiefmoeders verantwoordelijk worden voor de wezen. De dood van de moeder heeft voor de kinderen enorme psychosociale gevolgen. Ze verliezen immers veel liefde en begeleiding. De patrilineaire wezen of vaderwezen vormen een tweede groep. Het zijn kinderen wiens vader overleden is. In de meeste gevallen zorgt de moeder zelf voort voor haar kinderen, eventueel bijgestaan door de familie. Het overlijden van de vader betekent echter meestal het verlies van inkomen en resulteert vaak in grotere armoede voor de overblijvende gezinsleden. Een derde groep zijn de bilaterale wezen of dubbele wezen. Het zijn kinderen wiens beide ouders overleden zijn. In het geval van de aidswezen komt deze situatie het meest voor. Meestal zijn immers zowel de moeder als de vader besmet met HIV en sterven ze beiden kort na elkaar. Het gevaar dat deze wezen aan hun lot overgelaten worden, is uiteraard groter dan wanneer slechts één van beide ouders gestorven is. Hier wordt vooral gerekend op de familie en in volgende instantie een weeshuis om hen op te vangen[32].

Zuid-Afrika wordt de laatste jaren geconfronteerd met een enorm aantal kinderen die één of beide ouders verloren hebben aan AIDS en de komende jaren zal de situatie er zeker niet op verbeteren. Honderdduizenden mensen die besmet zijn, zullen door de lange incubatieperiode slechts binnen enkele jaren sterven, waardoor het aantal aidswezen nog sterk zal toenemen. Verschillende instellingen hebben schattingen gedaan naar het aantal aidswezen in Zuid-Afrika en de toename ervan in de komende jaren. Volgens het rapport van UNAIDS van december 2002 waren er in 2001 ong. 660000 aidswezen in Zuid-Afrika. Hierbij moet wel vermeld worden dat UNAIDS een wees definieert als een kind onder de 15 jaar die zijn/haar moeder of zijn/haar beide ouders verloren heeft. Patrilineaire wezen worden hier niet meegerekend, alhoewel deze groep wezen wel aanzienlijk groot is. Andere schattingen onder de vorm van percentages werden door een in 2000 gepubliceerd onderzoek van USAID (US agency for international development) naar voren gebracht. Zij stellen dat 11,62% van de kinderen onder de 15 wees zijn in Zuid-Afrika, ongeacht de soort of de oorzaak van het wees zijn. 5,23% van het totaal aantal kinderen onder de 15 zijn hiervan dubbele wezen of moederwezen. En van dit totale aantal moederwezen en dubbele wezen zijn er 60,9% aidswezen, wat neerkomt op 4,19% van het totaal aantal kinderen onder de 15. Aangezien dit onderzoek reeds in 2000 werd gepubliceerd, zijn deze feiten toch al een beetje achterhaald aangezien het aantal aidswezen in drie jaar fel gestegen is en ook hier de patrilineaire wezen niet worden meegerekend. Bepaalde wetenschappers zoals Neil Monk delen dan ook de mening dat de definitie van wezen van UNAIDS en andere organisaties zoals USAID vele kinderen uitsluit wiens leven toch aanzienlijk veranderd is door AIDS. Zij stellen voor om een correctie aan te brengen door het aantal van b.v. UNAIDS minstens te vermenigvuldigen met een factor 4. In dit geval zouden alle soorten kinderen geraakt door AIDS meegerekend zijn, inclusief de patrilineaire wezen. Ook de toekomst ziet er niet zo rooskleurig uit m.b.t. het aantal aidswezen, aangezien de mortaliteitscijfers ten gevolge van de aidsepidemie de komende jaren nog sterk zal stijgen. Zo bepaalde het MRC in juni 2002 dat tegen 2015 er 1,85 miljoen aidswezen in Zuid-Afrika zullen zijn, wat zou neerkomen bijna 12% van het aantal kinderen onder de 15 en een bijna verdrievoudiging van het aantal aidswezen van heden ten dage[33].

Door dit hoge aantal aidswezen in Zuid-Afrika hebben deze wezen te maken met enkele specifieke problemen die we hier kort bespreken. Ten eerste is er het feit dat reeds voor de dood van hun ouders deze kinderen zeer kwetsbaar zijn. Zij moeten immers meestal voor hun zieke ouders zorgen, moeten hiervoor vaak stoppen met schoolgaan en zien hen aftakelen, wat vnl. psychologisch enorm hard aankomt. Na de dood maar ook daarvoor tijdens de ziekteperiode van de ouders, verslechtert de levensstandaard van deze kinderen met een gebrek aan voeding, gezondheidszorg en scholingsmogelijkheden tot gevolg, waardoor de kindertijd van deze kinderen vroegtijdig stopt. Tevens zijn er na de dood van beide ouders vaak moeilijkheden rond de opvang van aidswezen. De beste oplossing betreft opvang in de eigen uitgebreide familie. Zij groeien dan immers verder op in hun eigen cultuur en de kans op sociale integratie in de maatschappij is veel groter. Toch is deze oplossing niet altijd mogelijk door het stijgend aantal aidswezen de laatste jaren en de vaak precaire socio-economische situatie van deze families. Alternatieve oplossingen zijn weeshuizen die vaak geen goede oplossing zijn voor de sociale ontwikkeling van het kind en veelal te duur, pleegouders die behoorlijk beperkt in aantal zijn, opvangcentra binnen de lokale gemeenschap (zoals b.v. het Agape centrum voor aidswezen in KwaZulu-Natal) en de zogenaamde ‘child heades households’, waar de oudste kinderen de rol van vader en moeder overnemen en zorgen voor hun jongere broers en zussen. Verschillende projecten in Zuid-Afrika proberen de socio-economische moeilijkheden waarmee deze huishoudens geleid door kinderen worden geconfronteerd, iets te verminderen door volwassenen in te schakelen die de kleinste kinderen opnemen bij hen thuis. Zo blijven de oudere kinderen samen in het ouderlijke huis en krijgen ze voldoende vrijheid. Maar met het groeiende aantal aidswezen ziet men steeds meer dat geen van deze opvangmogelijkheden beschikbaar is. Voornamelijk in de Zuid-Afrikaanse stedelijke gebieden komen de aidswezen vaak in moeilijkheden. In vele arme stedelijke wijken zijn de familiebanden immers al sterk op de proef gesteld door het zware leven in de stad. De opvangstructuren van de familie bestaan er veel minder omdat ze gewoon de middelen niet hebben om voor al de kinderen te zorgen. Vele kinderen zijn na de dood van hun ouders dan ook nergens welkom, worden uitgestoten of gestigmatiseerd en komen al snel op straat terecht. Als straatkind en bij gebrek aan middelen en bescherming van volwassenen worden ze gemakkelijker aangetrokken door misdaad en prostitutie wat hun kans op HIV-besmetting aanzienlijk vergroot[34].

 

 

3.3. De socio-economische impact van AIDS in Zuid-Afrika.

 

3.3.1. Discriminatie en stigmatisering.

 

Vooraleer we ingaan op de zuiver socio-economische impact van AIDS, willen we het nog kort even hebben over de sociale aanvaarding van AIDS in Zuid-Afrika. De ziekte wordt immers in Zuid-Afrika in grote mate geassocieerd met stigmatisering, onderdrukking en discriminatie.

 

In algemene termen verwijst discriminatie naar gelijk welke vorm van onderscheid, uitsluiting of beperking aangaande een persoon, vaak maar niet altijd op basis van een persoonlijke eigenschap en rekening houdende met de mogelijke rechtvaardiging van een verschillende behandeling van mensen. Non-discriminatie werd reeds opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, maar in 1999 werd de strijd tegen discriminatie op basis van HIV/AIDS in een resolutie (nr.49) gegoten uitgaande van de VN Commissie van de Rechten van de Mens[35]. Discriminatie gericht tegen mensen met AIDS, brengt overigens erg zware gevolgen met zich mee voor de publieke gezondheid: het veroorzaakt angst en intolerantie wat effectieve preventie tegengaat, niet-geviseerde groepen kunnen een soort zelfvoldaanheid krijgen waardoor ze het risico op AIDS voor zichzelf gaan onderschatten, enz.

Een stigma wordt veelal gedefinieerd als een aanzienlijk verdacht makende eigenschap van een persoon met een ‘maatschappelijk ongewenst verschil’. AIDS heeft stigmatisering nog bevorderd. Het is eigenlijk een soort van gemeenschappelijk antwoord op een waargenomen bedreiging wanneer de ontvluchting eraan of de vernietiging ervan onmogelijk lijkt. Door het toekennen van een schuldgevoel aan specifieke individu’s en groepen, kan een maatschappij zichzelf verlossen van de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor deze mensen. Meestal veroorzaakt stigmatisering een soort ‘sociale dood’ waardoor mensen zich niet langer een onderdeel voelen van de maatschappij en geen toegang meer hebben tot steun, diensten en tewerkstelling. Stigmatisering en discriminatie hangen bijgevolg nauw met elkaar samen. Stigma’s kunnen ervoor zorgen dat mensen gediscrimineerd worden en discriminatie zal vaak stigmatisering bevorderen[36].

 

In Zuid-Afrika zijn discriminatie en stigmatisering van personen met HIV of AIDS nog altijd behoorlijk aanwezig. Ten eerste ziet men dat het schaamtegevoel dat met AIDS samenhangt, zorgt voor mogelijke stigmatisering en discriminatie. Bij bepaalde Zuid-Afrikanen wordt AIDS bovendien aanzien als iets pervers of als het resultaat van persoonlijke onverantwoordelijkheid. Dit wordt nog versterkt in bepaalde voornamelijk plattelandsregio’s maar ook in verschillende townships waar AIDS geassocieerd wordt met hekserij.

Ook op het gemeenschapsniveau vindt men in Zuid-Afrika stigma’s en discriminatie terug. Mensen die verdacht worden seropositief te zijn of die behoren tot een bepaalde, geviseerde groep, worden regelmatig lastig gevallen of uitgemaakt. Dit gaat soms zo ver dat de agressiviteit resulteert in geweld en moord, zoals bij b.v. Gugu Dhlamini. Deze vrouw werd in december 1998 in een dorpje in de buurt van Durban gestenigd en doodgeslagen door haar buren, nadat ze openlijk was uitgekomen voor haar HIV-besmetting tijdens de Wereldaidsdag van 1998[37].

Tevens draagt ook de Zuid-Afrikaanse regering bij tot stigmatisering. Zo werkten de uitspraken van de Zuid-Afrikaanse regering waarbij men het fenomeen AIDS minimaliseerde of soms ontkende dat bepaalde hoge functionarissen zoals de woordvoerder van de president, Parks Mankahlana, aan AIDS gestorven waren terwijl dit voor vele Zuid-Afrikanen wel duidelijk was, bevorderend voor de stigmatisering en de discriminatie, in die zin dat zij die wel uitkomen voor hun seropositief zijn, vaak als abnormaal en uitzonderlijk lijken. Dit leidt dan ook tot verdere ontkenning of geheimhouding van hun ziekte bij de met HIV besmette mensen zelf, waardoor vele van deze mensen vaak tijdens de rest van hun leven, hun intiem seksueel gedrag niet aanpassen, wat de stille verspreiding van het HIV-virus in de hand werkt. De aidsproblematiek wordt in Zuid-Afrika dus nog steeds doodgezwegen[38].

 

3.3.2.. De invloed van AIDS op armoede.

 

Het is duidelijk dat AIDS en armoede in een complexe wederzijdse verhouding met elkaar gerelateerd zijn. Het is in dit puntje van deze scriptie echter niet onze bedoeling om de impact van armoede op de verspreiding van HIV/AIDS te bespreken, omdat we hier uitvoeriger willen op ingaan in het volgende hoofdstuk over het aidsbeleid van de Zuid-Afrikaanse regering. Mbeki’s aidsvisie steunt immers in grote mate op het feit dat armoede de belangrijkste oorzaak is van de snelle verspreiding van AIDS.

 

Waar we het in dit deel wel kort over willen hebben is de invloed van AIDS op de armoedesituatie in Zuid-Afrika. AIDS raakt zowel armen als niet-armen in Zuid-Afrika. Dit is onder andere te merken aan de vrij hoge graad van HIV-geïnfecteerden (6,2%) onder de over het algemeen welgesteldere, blanke Zuid-Afrikaanse bevolking. Niettemin is het voor de armere, meestal zwarte gezinnen een heel stuk moeilijker om met de ziekte om te gaan. De ziekte en de dood brengen enorm veel kosten mee voor een familie en kan arme gezinnen nog dieper in de armoede drijven, met alle gevolgen van dien. Ook voor vele niet-arme gezinnen zijn de kosten door de ziekte vaak te hoog en komen ook zij uiteindelijk in armoede terecht. Zo veroorzaakt AIDS ook een hoop nieuwe armen in Zuid-Afrika. Waar bijgevolg geen twijfel over bestaat, is dat AIDS armoede veroorzaakt[39].

Onderzoek voor geheel Afrika heeft tevens uitgewezen dat de meeste families die te maken krijgen met AIDS er nooit meer helemaal bovenop komen en veelal arm blijven. Dit is vooral te wijten aan de verandering van de structuur van de huishoudens. Het is immers op dit niveau dat de impact van AIDS het eerst en het zwaarst gevoeld wordt. De impact op het gezin begint al van zodra een lid van het gezin ziek wordt. De zieke zal bijgevolg niet meer of alleszins minder kunnen werken, wat een vermindering van het inkomen betekent. In vele gevallen is het bovendien de vader, de voornaamste bron van inkomsten van het gezin, die ziek wordt. De overige gezinsleden zullen het verlies aan arbeid proberen te compenseren door meer te werken en soms zullen de kinderen thuis blijven van school om ook werk te verrichten. Globaal genomen zal het inkomen van de familie echter verminderen, waardoor er ook minder gespaard wordt. Met de ziekte zijn ook bijkomende kosten verbonden. De gezinnen komen dus in een situatie terecht waarbij ze meer financiële middelen nodig hebben op het moment dat hun inkomen vermindert. De dood van een gezinslid (meestal vader, moeder of allebei) t.g.v. AIDS resulteert in een permanent verlies van inkomen en arbeid. Door dit verlies en het daarbij aansluitende latere inkomen zal er door vele gezinnen minder geïnvesteerd kunnen worden in productieve activiteiten en scholing en zal er niet meer kunnen gespaard worden, wat belangrijke gevolgen heeft op langere termijn[40].

 

3.3.3.. De invloed van AIDS op het puur economische vlak.

 

3.3.3.1. De implicaties van AIDS op macro-economische factoren.

 

Tenslotte willen we het hebben over de gevolgen van AIDS voor de economie. Vooraleer enkele sectoren onder de hand genomen worden die van belang zijn in de Zuid-Afrikaanse samenleving, gaan we nog eventjes in op de impact op enkele macro-economische facetten zoals economische groei, arbeid, sparen en inflatie.

 

Het is moeilijk om de impact van AIDS op macro-economische indicatoren zoals Het BNP, het BNP per capita of de economische grkei in schatten. Om dit te doen wordt meestal cebruik gemaakt vaN zowel aenvkudige als heel CompHexe modellen. AanvAnKelijk bastond er veel discuSsie over de vraag oF AIDS al dan niet impact heeft op macro-economisch vlak, eaar intussen is men het erover eens geworden daT de zeker zijn weerslag zal hebben op deze macRo-economische indicatoren, alhoewel de schattingen wel nog verschillen. Zo zijn er spudias die een grote impact voorspellen maar andere sprecen dan weer over een be0erk4ere invloed. Economan zoals Stoter ej het rappOr4 van ING Barings hieldej het in respectievelijk 1999 en 2000 op een jAarlIjksE van de groei van het BNP in ZuiD-AfBika t.g.v. de aadsepidemia vaj slEchtS maar dit voob de komeNde 15 jaar. Een andEr rAppoRt (SABCOHA) van 200 voorspel`e ean reductie van deze groei van 1% per jaar, terwijh Arndt en Lewis in 1999 een schatting maakten van 1 tot 1,6%. Over een langere periode Gezien hEbben we alleen cijfers van Arndt en Lewis dae 25% vermindering van de economische groei voorzien de komende 20 jaar. Studies van de Wereldbank in 30 Afrikaanse landen saaronder Zuid-Afrika kwAmen tot het beshuit voor al deze landen dat de jaarlijkse groei van het BNP gereduceerd zou worden mEt 0,8 Tot !,4% en dat de groei van het BNP per capIta Jou dalen med 0,3%. Een meer geschikte macro-economische aanwijz%r voor de impacp van AIDS dan deze klassieke macro-economische indicatoren is echter de Human Development Index. Deje index heeft het niet alleen over de puur economische aspecten maar over ontwikkeling in het algemeen, wat toch meer in relatie staat met de impact van AIDS in zijn geheel. In 1999 verloor Zuid-Afrika t.g.v. AIDS al 11 plaatsen op deze index, van 90 naar 101 van de 174 landen die op de index staan. Hierbij werd zowel rekening gehouden met economische, demografische als sociale factoren[41].

Een andere macro-economische factor waar AIDS een grote impact op heeft en zal hebben in de komende jaren, is arbeid. Zoals we al eerder hebben aangehaald, treft AIDS vooral jonge volwassenen, tevens de meest productieve en actieve bevolkingsgroep. Bijgevolg heeft dit implicaties voor de arbeidskrachten in de Zuid-Afrikaanse economie. Alhoewel de aidsepidemie in Zuid-Afrika dan wel de geschoolde, semi-geschoolde en ongeschoolde arbeiderskrachten verschillend treft[42] en de werkloosheidscijfers hoog zijn, wil dit dus niet zeggen dat AIDS geen invloed heeft op de arbeid. Zeker bij de geschoolde arbeiders (waar de HIV-besmettingsgraad zeker niet te verwaarlozen is) is dit het geval. Deze zijn in Zuid-Afrika immers zeer beperkt door de effecten van de apartheid (m.n. het Bantu-onderwijs) en de grote aantallen arbeidsmigranten. Als er dus een geschoolde arbeider die toch van vrij groot belang is in de Zuid-Afrikaanse secundaire sector en dienstensector, wegvalt t.g.v. AIDS, is die heel moeilijk te vervangen omdat er zo weinig geschoolde arbeiders zijn, wat een grote impact zou hebben op de bedrijven, overheidsdiensten en de economie in zijn geheel. Bij de ongeschoolde en semi-geschoolde arbeiders is dit iets minder het geval, gezien de hoge werkloosheid. Maar hier speelt de ervarenheid van de arbeider en de praktische kennis in de loop van de jaren toch ook een rol, wat verloren gaat wanneer een arbeider sterft en zorgt voor hogere arbeidskosten en een minder hoge productiviteit[43].

Een andere weg waarlangs AIDS invloed zal hebben op de economie, is via zijn negatieve invloed op het sparen. Het argument is heel eenvoudig. Als iemand ziek wordt, zal die zijn spaargelden noodgedwongen moeten omzetten in consumptie (o.a. ook verhoogde uitgaven m.b.t. gezondheidszorg) om zichzelf en zijn gezin in leven te kunnen houden als een deel van het inkomen wegvalt door deze ziekte. Hierdoor zal men niet meer in staat zijn verder te sparen en geleidelijk ook hun reeds gespaarde geld moeten aanwenden om bijkomende kosten te betalen. Nationale spaargelden worden bepaald door het spaargedrag van de gezinnen, nl. de inkomsten van de huishoudens min hun uitgaven, en de spaargelden uit het buitenland. In Zuid-Afrika zullen deze nationale spaargelden zeker en vast afnemen, aangezien de kosten voor de regering en de bedrijfswereld t.g.v. AIDS zullen stijgen en de schuldenlast zal toenemen. Toch zal dit in mindere mate gebeuren als in b.v. de andere Afrikaanse landen, aangezien de extreme inkomensongelijkheid in Zuid-Afrika zeer groot is en 60% van de privé-spaargelden in handen is van de blanke bevolking die een minder hoge HIV-besmettingsgraad heeft als de rest van de bevolking[44].

Wat de inflatie betreft, zal deze t.g.v. AIDS en de daaruit volgende toename van de overheidsuitgaven aan gezondheidszorg en andere sociale diensten, stijgen met 2 à 3% percent. De Zuid-Afrikaanse nationale bank zal hierdoor genoodzaakt zijn om de rente op te trekken met 1 tot 1,5% in de komende 5 jaar volgens verschillende studies. Tevens zal de inflatie leiden tot een devaluatie van de rand (Zuid-Afrikaanse munt) van 2 tot 3,5% over de volgende 15 jaar. Toch is er onder de economen in Zuid-Afrika overeenstemming dat AIDS druk zal zetten op deze macro-economische indicatoren, maar dat dit mogelijk korte termijneffecten zijn en dat de algemene impact op de betalingsbalans behoorlijk klein zal zijn[45].

 

3.3.3.2. De impact van AIDS op enkele sectoren.

 

Het is onze bedoeling om in dit deeltje kort enkele sectoren die in Zuid-Afrika van belang zijn en de implicaties van AIDS in deze sectoren, aan te raken. We houden het bij de mijnbouw en de verwerkende industrie, de landbouw en één dienstensector, nl. het onderwijs. De farmaceutische industrie en zijn belangrijke rol m.b.t. AIDS behandelen we in het volgende hoofdstuk.

 

De bedrijfswereld (mijnbouw en verwerkende industrie) heeft door de aidsepidemie aan de ene kant te maken met een toename in de kosten en aan de andere kant zal de productiviteit van de werknemers in grote mate afnemen. Ten gevolge van beide factoren samen met het effect van de ziekte op de samenleving wat leidt tot kleinere markten en een beperktere koopkracht, zullen de bedrijven dan ook hun winsten in grote mate zullen zien afnemen.

De grootte van de impact van AIDS op de bedrijven is afhankelijk van verscheidene factoren. Het type bedrijf, het noodzakelijke scholingsniveau, de mogelijkheid om het personeel snel te vervangen, e.a., maken mee uit hoe zwaar een individueel bedrijf zal getroffen worden door de gevolgen van AIDS. Zo zullen de implicaties b.v. niet zo groot zijn bij bedrijven met vnl. ongeschoolde arbeiders omdat de werkgever de werknemers gemakkelijker kan vervangen. Het zijn vooral de bedrijven die veel geschoolde arbeid nodig hebben, die veel geld spenderen aan de training van hun personeel en die zich bovendien in een regio bevinden met een hoge HIV-besmettingsgraad, die erg kwetsbaar zijn. In de mijnsector komt daar nog een factor bij. Deze arbeidsintensieve sector vereist immers door zijn verre ligging vaak arbeidsmigratie die, zoals reeds hierboven aangehaald, de kans op HIV-besmetting sterk vergroot. Ongeschoolde mijnarbeiders zijn nog relatief gemakkelijk te vervangen maar dat ligt al veel moeilijker bij geschoolde arbeidskrachten zoals mijningenieurs[46].

Heel wat studies zijn al verschenen over het aantal arbeidskrachten in geheel Zuid-Afrika of in de sectoren apart die met HIV-besmet zijn. Algemeen gezien wordt het percentage HIV-positieve arbeidskrachten geschat tussen de 15 en de 25%. Voor de sectoren halen we één resultaat aan, m.n. dat in de mijnsector, waar verschillende studies het op 25 tot 33% HIV-besmette personen van de 500000 mijnarbeiders houden. Weinig bedrijven zelf geven cijfers van HIV-besmette personen vrij. Enkel cijfers van Illovo Sugar, een middelgrote onderneming met een vierhonderdtal personeelsleden en arbeidkrachten, waarvan er 26% drager zijn van het HIV-virus, werden teruggevonden. Verder bepaalden Eskom, het belangrijkste electriciteitsbedrijf, het percentage HIV-besmette werknemers in 1998 op 11,4%, terwijl een onafhankelijkere studie dit percentage voor 2002 al vastlegde op 26%. Andere percentages waren van een onafhankelijke studie over de HIV-besmettingsgraad onder de werknemers van mijngigant Anglo-American. Dit onderzoek bepaalde tot 29% van de 90000 werknemers drager waren van het HIV-virus. Een gunstige evolutie tenslotte is dat de beurs van Johannesburg tegen eind 2003 alle beursgenoteerde ondernemingen wil verplichten om cijfers te publiceren over het aantal met HIV-besmette werknermers en de financiële impact daarvan[47].

De meeste Zuid-Afrikaanse bedrijven hebben lange tijd waarschuwingen voor de aidsepidemie in de wind geslagen. Pas wanneer het aantal ziektegevallen en de overlijdens echt veelvuldig werden (vnl. de laatste paar jaren), beseften sommige bedrijfsleiders van grotere bedrijven dat er moest ingegrepen worden. Dit ingrijpen is puur zakelijk gefundeerd. Het vertrekt niet vanuit humanitaire standpunten, maar van de zuiver economische bezorgdheid dat de ziekte aan de bedrijfswinsten kan knagen. Vele studies van economen toonden immers aan dat de uitgaven aan preventie en behandeling veel minder kostelijk zouden zijn dan te staan toekijken op de uitbreiding van de aidsepidemie. Zo lanceerden verschillende grote Zuid-Afrikaanse bedrijven (mijnreuzen zoals Anglo-American, Gold Fields en De Beers, autofabrikanten zoals Volkswagen, Daimler-Chrysler en Ford, en het electriciteitsbedrijf Eskom) vooreerst verschillende soorten aidspreventie (aidseducatie, gratis aanbieden van condooms, HIV-testen, e.a.). Vanaf het einde van 2001 en gedurende 2002 begonnen verschillende van deze bedrijven ook met een gratis behandeling van anti-retrovirale geneesmiddelen of aidsremmers, weliswaar grotendeels onder de vorm van pilootprojecten, aan de met HIV-besmette werknemers. Hierdoor kunnen deze arbeidskrachten nog een hele tijd in het bedrijf actief blijven werken en moet niet direct naar vervanging gezocht worden. Een andere goede zaak die zich evolueert is de samenwerking of partnerships met de vakbonden (civiele samenleving) en de overheid, maar daarop komen we terug in het volgende deel, en bepaalde bedrijven zoals Ford en Daimler-Chrysler die zich onderscheiden van de rest door zich te engageren in gemeenschapsprojecten. Niettemin zijn dit enkel grotere bedrijven en blijven kleine en middelgrote bedrijven vaak passief, meestal uit gebrek aan middelen. Een eerste stap is gezet maar dit zou zich verder moeten uitbreiden naar de gehele bedrijfswereld[48].

 

Wat de landbouwsector betreft kunnen we vrij kort zijn omdat hier in Zuid-Afrika nog maar weinig of geen onderzoek rond werd verricht. In vele andere Afrikaanse landen werd dit wel gedaan, maar daar is de landbouw vaak minder modern dan in Zuid-Afrika, waar veel land wordt ingenomen door grootgrondbezitters.

Wanneer een boer AIDS krijgt en ziek wordt, zal zijn familie steeds meer tijd moeten besteden aan verzorging en zal ze steeds minder tijd kunnen steken in het bewerken van de gronden. Dit betekent een verlies van het aantal arbeidskrachten voor de cruciale periodes, zoals de oogst en het planten, wat de opbrengst aanzienlijk kan doen verminderen. Het verminderen van de inkomsten als gevolg van minder arbeidskrachten en grotere uitgaven aan verzorging, heeft als gevolg dat minder zal kunnen geïnvesteerd worden in uitrusting, irrigatie, bemesting, enz., wat de productie nog meer naar beneden haalt. Bij de kleinere landbouwers is men zelfs vaak genoodzaakt om over te schakelen van de zogenaamde cash-crops naar een overlevingslandbouw[49].

 

De schoolopleiding vormt een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van een land, vandaar het belang van een goed onderwijssysteem. Maar AIDS zet ook hier duidelijk zijn stempel. Niet alleen zijn vele Zuid-Afrikaanse kinderen en adolescenten van wie een familielid AIDS heeft niet meer in staat om naar school te gaan omdat zij zelf moeten gaan werken, voor het huishouden moeten instaan of de ouder(s) de schoolkosten niet meer kan bekostigen, maar geraken ook vnl. jonge leerkrachten meer en meer besmet, wat de kwaliteit van het onderwijs aanzienlijk vermindert. Uit een studie van Abt Associates, uitgevoerd op vraag van het departement van onderwijs in 1999, blijkt dat 12% van de 443000 onderwijzers HIV-positief zijn. Dit is een heel betreurenswaardige zaak aangezien onderwijs een erg belangrijke rol speelt bij de preventie van AIDS (zie verder)[50].

 

 

4. Het aidsbeleid van de regering Mbeki.

 

4.1. Inleiding.

 

Na het bekijken van de impact van de aidspandemie, schakelen we in het tweede deel over naar het aidsbeleid zelf. Een goed overheidsbeleid t.a.v. AIDS is immers een eerste essentiële vereiste om de aidsepidemie en de impact van deze epidemie op de samenleving in te dijken. Het kan tevens een katalysator zijn voor een goede samenwerking met andere sectoren (civiele samenleving en zakenwereld).

 

Vooraleer we overgaan tot de analyse zelf van het aidsbeleid onder de regering Mbeki, is het niet onbelangrijk om de verschillende instellingen die een rol spelen bij de aidsbestrijding eens naast elkaar te plaatsen. Door dit kluwen van verschillende instanties te verduidelijken, wordt het gemakkelijker om de volgende deeltjes aan te snijden. Tevens gaan we nog kort even in op enkele niet-gouvernementele actoren die zich focussen op de aidsepidemie en de samenwerkingsverbanden die er in Zuid-Afrika bestaan tussen overheid, civiele samenleving en de bedrijfswereld op het vlak van aidsbestrijding.

Vervolgens belichten we nog kort het aidsbeleid voor Thabo Mbeki aan de macht kwam. De enorme toename van het aantal HIV-geïnfecteerde Zuid-Afrikanen tijdens de jaren 90 is immers niet zomaar totstandgekomen. Alhoewel verschillende andere factoren zoals de apartheid, de hoge arbeidsmigratie, e.a. hierbij zeker een zeer grote rol spelen, vragen we ons af of het aidsbeleid van de regering Mandela ook niet gefaald heeft en bijgedragen heeft tot de verdere verspreiding van AIDS. Enkele elementen van dit beleid worden kort besproken.

 

 

4.2. De verschillende instellingen die instaan voor de aidsbestrijding.

 

Een aidsbeleid mag niet beperkt zijn tot één sector (b.v. gezondheid) of tot één stadium zoals de nationale regering, maar moet multisectorieel zijn. Bijgevolg werd de aidskwestie in Zuid-Afrika de laatste jaren op verschillende niveaus en in verschillende structuren besproken, wat op zich geen slechte zaak is[51]. Het is hier niet onze bedoeling om deze structuren gedetailleerd en volledig in kaart te brengen, maar wel om toch een zeker beeld te geven van deze structuren en instellingen, om het vervolg van deze scriptie beter te begrijpen. Het zijn de instellingen die door het strategisch plan 2000-2005 voor Zuid-Afrika m.b.t. HIV/AIDS/SOA werden vooruitgeschoven die hier voornamelijk aanbod komen (zie bijlage nr. 5). [52].

De belangrijkste en machtigste persoon van Zuid-Afrika is vanzelfsprekend de president, Thabo Mbeki. Een presidentiële raad is gevormd rond hem met zijn trouwste aanhangers en zijn adviseurs. Deze raad is dan wel geen officiële instantie die instaat voor het aidsbeleid, maar heeft wel zeer veel macht en kan beslissingen in hun voordeel doen ombuigen. Mbeki heeft tevens een kabinet van ministers rond zich. Dit kabinet komt wekelijks bijeen maar onderwerpen m.b.t. HIV/AIDS staan niet zo vaak op de agenda aangezien alle ministers van het kabinet, de onderministers, de vice-president, Jacob Zuma[53], en de leden van het departement van volksgezondheid elkaar normaal gezien maandelijks ontmoeten in het in 1998 opgerichte interministerieel comité over AIDS (IMC). Onderwerpen van strategisch belang worden hier besproken en politieke richtlijnen worden gegeven aan het directoraat m.b.t. AIDS en SOA en het interdepartementaal comité m.b.t. AIDS (IDC)[54].

Gezien het feit dat de aidspandemie het meest efficiënt op een multisectoriële manier wordt aangepakt, zijn vele ministeries of departementen ingeschakeld in de aidsbestrijding in Zuid-Afrika. Vertegenwoordigers van alle regeringsdepartementen die aidskwesties coördineren, komen maandelijks bijeen in het IDC om regeringsprogramma’s ter herzien en de vragen van het IMC te vervullen. Voorts moet het IDC de ontwikkeling van een efficiënt aidsbeleid in de verschillende departementen helpen vergemakkelijken, verzekeren dat alle departementen financiële middelen toewijzen aan aidsbestrijding en een minimum aan aidsprogramma’s voor alle regeringsdepartementen ontwikkelen. De 3 belangrijkste onder al deze departementen zijn dat van volksgezondheid, dat van onderwijs en dat van sociale zaken. Het departement van volksgezondheid o.l.v. de minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala-Msimang, heeft vanzelfsprekend de meeste bevoegdheden. Er is tevens een directoraat m.b.t. AIDS en SOA o.l.v. een directeur-generaal, m.n. Ayanda Ntysabula, geïncorporeerd in dit departement. Dit directoraat is voornamelijk bevoegd voor de coördinatie van het aidsbeleid en in het voorzien van informatie om het IMC en de afzonderlijke departementen bij te staan bij het nemen van beslissingen. De directeur-generaal van dit directoraat is tevens lid van een forum van directeurs-generaal van de verschillende departementen dat geregeld bijeenkomt en waar de aidsproblematiek vaak op de agenda staat[55].

Alhoewel we ons in deze scriptie vnl. zullen focussen op het nationale aidsbeleid, hebben naast de nationale regeringsorganen die instaan zijn voor aidsbestrijding, ook de provincies en de lokale autoriteiten heel wat bevoegdheden m.b.t. de aidsproblematiek. De decentralisering op vlak van gezondheidszorg en sociale zaken gaat in Zuid-Afrika immers vrij ver. Het opmaken van het gezondheidsbeleid, de coördinatie en financiële verantwoordelijkheden blijven wel bevoegdheden van de nationale regering, maar zaken zoals dienstverlening, planning, budgettaire controle van de verschillende gezondheidsdiensten, enz. zijn onder de bevoegdheid gekomen van de provincies en de districten. Daarom zijn ook op provinciaal niveau verschillende instellingen bezig met de aidskwestie. De provinciale regering bestaat immers uit verschillende provinciale departementen of ministeries. Ook vele van deze zijn ingeschakeld in de aidsproblematiek, maar ook hier is de belangrijkste het provinciaal departement voor volksgezondheid. Alle provinciale departementen voor volksgezondheid zijn verbonden met elkaar d.m.v. het provinciaal comité voor de herstructurering van de volksgezondheid (PHRC), en met het nationale departement van volksgezondheid d.m.v. het MinMEC. Deze MinMEC, bestaande uit alle provinciale ministers voor volksgezondheid en de minister van volksgezondheid, komt elke 6 weken samen en is het lichaam dat de nationale beleids –en richtlijnen m.b.t. volksgezondheid goedkeurt voor uitvoering in de provincies. AIDS is er een veelbesproken item, vnl. nationale en provinciale aidsprogramma’s. Het PHRC is eigenlijk een soort adviescomité van het MinMEC en bestaat enkel uit afgevaardigden van de provinciale departementen van volksgezondheid. Het komt maandelijks bijeen om rapporten van de verschillende nationale instellingen te bediscussiëren[56].

 

Het multisectorieel karakter van de aidsbestrijding mag zich echter niet beperken tot louter de overheidsinstellingen. Ook verschillende andere sectoren zoals niet-gouvernementele actoren, de bedrijfswereld, traditionele leiders en dokters, de medische wereld, e.a. moeten betrokken worden bij de aidsbestrijding. Daarom besloot de Zuid-Afrikaanse regering, in navolging van de in 1992 opgerichte nationale aidsconventie van Zuid-Afrika (NACOSA), in 1998 de campagne ‘Partnership Against HIV/AIDS’ te lanceren die de multisectoriële strategie moest proberen te versterken en zoveel mogelijk groepen moest mobiliseren voor de strijd tegen AIDS. Het representatief orgaan voor deze ‘Partnership Against AIDS’ werd de in 1999 opgerichte Zuid-Afrikaanse nationale aidsraad (SANAC). SANAC, voorgezeten door de vice-president, Jacob Zuma, bestaat uit 15 regeringsafgevaardigden (hoofdzakelijk de verschillende ministers) en 16 afgevaardigden van de civiele samenleving (1 van de zakenwereld, van de organisatie van mensen met HIV/AIDS (SAPWA), van de NGO-sector, van de religieuze organisaties, van de vakbonden, van de vrouwenorganisaties, van de jeugdorganisaties, van de traditionele dokters, van de traditionele leiders, van de organisaties voor mensenrechten, van de gehandicaptensector, van de beroemdheden, van de sportwereld, van de media, van de ziekenhuizen en van de lokale regeringen). De bevoegdheden van deze aidsraad zijn, zoals het in het strategisch aidsplan 2000-2005 staat, vrij uitgebreid: het adviseren van de regering m.b.t. hun aidsbeleid, het aansporen bij de verschillende sectoren en organisaties om zich te engageren m.b.t. de implementatie van de verschillende programma’s en strategieën, het controleren van de implementatie van het strategisch plan m.b.t. AIDS in alle sectoren van de samenleving, het creëren en versterken van partnerships, het mobiliseren van middelen voor de implementatie van de aidsprogramma’s en het aanbevelen van passend onderzoek. Daarenboven wordt de SANAC bijgestaan in zijn vergaderingen en beslissingen door een technisch team dat gekozen wordt door de minister van volksgezondheid en bestaat uit aidsexperten. Wat aanvankelijk leek op een mogelijk goed functionerende aidsraad die evenwichtig verdeeld was met regeringsverantwoordelijken en afgevaardigden uit de civiele samenleving, keerde echter al snel. Verschillende personen met dezelfde dissidente aidsvisie als Thabo Mbeki zetelden al snel in deze raad. Bovendien kwam de SANAC nauwelijks nog bijeen. De enkele meetings die er waren, werden een discussie tussen aidsactivisten en aidsdissidenten. Onder zware druk vanuit de verschillende sectoren in de civiele samenleving werd de SANAC de laatste maanden door de regering meer bijeengeroepen en enigszins omgevormd. Het secretariaat van de SANAC werd versterkt, de vertegenwoordiging van de NGO-sector en van de civiele samenleving in zijn geheel werd uitgebreid, de selectie van de afgevaardigden werd op een transparantere manier uitgevoerd door de verschillende sectoren en een uitvoerend management comité (met een meerderheid van regeringsafgevaardigden) werd opgericht om dringende beslissingen te nemen en de implementatie van de beslissingen van de aidsraad te verzekeren[57].

Wat de niet-gouvernementele actoren betreft, zijn er wel honderden actief in Zuid-Afrika op het vlak van aidsbestrijding, zowel op nationaal, op provinciaal als op lokaal niveau. Men kan deze niet-gouvernementele actoren opdelen in twee grote groepen. Een eerste zijn de activistische groeperingen, bestaande uit een groot aantal organisaties en allianties en sterk beïnvloed door het belang van AIDS en mensenrechten. Een tweede groepering zijn de wetenschappers, gegroepeerd in academische instellingen. Van beide groepen halen we hier kort enkele organisaties aan die nog terugkeren in deze scriptie.

 

Van de aidsactivisten is de bekendste zeker en vast de Treatment Action Campaign of TAC. Gesticht in december 1998 is het één van de meest effectieve en actieve drukkingsgroeperingen in de civiele samenleving m.b.t. aidsbestrijding. Geleid door Zackie Achmat, zelf een drager van het HIV-virus, en Mark Heywood, zijn de doelstellingen van TAC duidelijk. Het hoofddoel van TAC is de nadruk leggen op de ongelijkheden en problemen m.b.t. de behandeling van mensen met HIV/AIDS en deze ongelijkheden proberen uit te schakelen. Daarenboven wil het het aantal nieuwe HIV-infecties zoveel mogelijk terugdringen. In de praktijk komt dit neer op verschillende acties. Een eerste startte in 2000 en is gericht tegen de farmaceutische industrie met de bedoeling om de prijs van de geneesmiddelen te doen dalen. Een tweede actie waarmee TAC intussen naam verwierf, zijn de acties en rechtszaken tegen de Zuid-Afrikaanse regering om o.a. anti-retrovirale geneesmiddelen of aidsremmers ter beschikking te stellen aan zwangere vrouwen die met HIV-besmet zijn (zie verder). Alhoewel vele leden van de TAC tevens lid zijn van het ANC, is deze organisatie niet gelinkt met een politieke partij. Wel heeft het banden met meer dan 170 lokale en internationale organisaties, waaronder de grootste vakbond van Zuid-Afrika, COSATU, die nauw samenwerkt met de TAC (maar tevens de vakbondspartner is in de drievoudige alliantie ANC-SACP-COSATU), en Artsen zonder Grenzen[58].

Een tweede belangrijke organisatie van aidsactivisten die in Zuid-Afrika bestaat, is de nationale associatie van mensen met HIV/AIDS (NAPWA), o.l.v. Thanduxolo Doro. Gestart in 1994 is NAPWA de grootste associatie geworden in Zuid-Afrika die mensen met HIV/AIDS vertegenwoordigen en telt volgens henzelf 200000 tot 300000 leden. Hun doelstelling is om mensen met HIV/AIDS te beschermen van stigmatisering, discriminatie en mensonwaardige omstandigheden, behandeling te vergemakkelijken, lobbyen voor de rechten van deze mensen, en bewustmaking en gendergevoeligheid rond HIV/AIDS aan te moedigen. NAPWA neemt wel een gematigder houding aan t.o.v. het beleid van de Zuid-Afrikaanse regering. Vrij recent zijn zij overigens een campagne van protest en burgerlijke ongehoorzaamheid begonnen tegen de farmaceutische industrie[59].

 

Een tweede groep niet-gouvernementele actoren die veel met aidsbestrijding bezig zijn, zijn biomedische wetenschappers die in Zuid-Afrika al lange tijd met onderzoek naar AIDS bezig zijn (geen dissidente aidswetenschappers). De belangrijkste instelling m.b.t. het biomedisch onderzoek naar AIDS, is zeker en vast de Medische Onderzoeksraad o.l.v. Malegapuru Makgoba (MRC). De MRC lanceerde al in de late jaren 80 een aidsprogramma in de West-Kaap en is uitgegroeid tot de centrale organisatie in het aidsonderzoek in Zuid-Afrika. Het is geen overheidsinstantie en fungeert onafhankelijk maar de Zuid-Afrikaanse regering financiert deze raad wel. Regelmatig worden diverse aidsrapporten gepubliceerd waaronder rapporten over geneesmiddelen m.b.t. AIDS en aidsgerelateerde ziektes, rapporten over aantallen HIV-geïnfecteerden en hun behandeling, rapporten over overdracht van het HIV-virus van zwangere vrouw op de baby, enz. Verder coördineert de MRC ook het brede onderzoeksprogramma rond aidsvaccins, waaronder het Zuid-Afrikaanse aidsvaccin initiatief. Tenslotte houdt de Medische Controleraad (MCC), een soort dochterraad van de MRC, zich vnl. bezig met en is op het vlak van aidsbestrijding in grote mate bevoegd voor het goedkeuren of afkeuren van geneesmiddelen m.b.t. AIDS en aidgerelateerde ziektes[60].

 

 

4.3. Het aidsbeleid voor de regering Mbeki.

 

Het is onmogelijk om alle zaken rond het aidsbeleid voor het aantreden van Thabo Mbeki in juni 1999, te bepreken. Dit zou ten eerste te veel pagina’s in beslag nemen en ons veel te ver leiden van ons werkelijke onderwerp, wat onze bedoeling niet is. Wat we wel willen, is summier enkele aspecten en programma’s van dit beleid belichten om toch enige voorkennis te hebben met het oog op het aidsbeleid van de regering Mbeki.

 

Reeds voor de val van de apartheid in 1990 werden door de regering De Klerk zeer voorzichtige stappen gezet in de richting van een nationale strategie t.a.v. AIDS. In 1988 werd immers binnen het departement voor gezondheidszorg zowel een aidsunit als een adviescommissie rond AIDS opgericht. De rol van de aidsunit moest erin bestaan om zich te engageren in een aantal activiteiten m.b.t. AIDS zoals aidsbewustwording, verdeling van condooms, financiële steun aan NGO’s die werkten rond de aidsepidemie, enz. De adviescommissie had als rol de regering te adviseren m.b.t. het voeren van een aidsbeleid. In hetzelfde jaar werden tevens in 4 grote steden 18 training-, informatie- en adviescentra m.b.t. AIDS opgericht (ATICCs).

Deze nationale strategie had echter bitterweinig succes wegens verschillende redenen. Ten eerste kregen deze initiatieven zeer beperkte financiële middelen toegezegd van de regering die verwikkeld was in een laatste strijd met de anti-apartheidsstrijders en behoorlijk onverschillig tegenover AIDS en mensenrechten stond. Vervolgens was er bij deze initiatieven nog geen sprake van betrokkenheid van andere sectoren buiten de gezondheidszorg. De weinige preventiecampagnes, georganiseerd door de aidsunit, werden daarenboven aan de man gebracht zonder enige kennis van of gevoeligheid voor de verschillende gemeenschappen naar wie ze gericht waren, en waarbij in het merendeel van deze gemeenschappen de regering geen enkele legitimiteit genoot. Wat de ATICCs betreft, kan gerust gesteld worden dat deze grotendeels voor de blanke met HIV-geïnfecteerde Zuid-Afrikanen bedoeld waren, aangezien deze centra gelokaliseerd waren in stedelijke woonwijken die zeer moeilijk toegankelijk waren voor de zwarte bevolking. Van een echte nationale strategie t.o.v. de aidsepidemie was dus nauwelijks sprake[61].

 

In de overgangsperiode 1990-1994 van het einde van de apartheid tot het aan de macht komen van de eerste democratisch verkozen regering, kwam daar toch enigszins verandering in. Zo werd in 1992 de aidsunit omgevormd tot een aidsprogramma met vier componenten: diensten m.b.t. aidssteun, marketing, training en opvoeding en onderzoek[62].

De belangrijkste stimulator om tot een nieuwe aidsstrategie van de overheid te komen, was echter de NGO-sector. Op initiatief van voornamelijk deze sector werd immers in 1992 de nationale aidsconventie van Zuid-Afrika (NACOSA) bijeengeroepen. Deze bijeenkomst werd bijgewoond door 440 afgevaardigden, die 102 organisaties vertegenwoordigden. Bij deze organisaties hoorden zowel staatse actoren zoals verschillende departementen, verschillende politieke partijen waaronder merendeel van het ANC, als niet-gouvernementele actoren, zoals afgevaardigden van de bedrijfswereld en van vele NGO’s die zich inzetten tegen de aidsepidemie. Deze conventie was baanbrekend in die zin dat voor de eerste keer in Zuid-Afrika de multisectoriële strategie werd toegepast met de samenkomst van verschillende actoren en het bespreken van de verschillende themata i.v.m. de aidsproblematiek. De doelstelling was vrij duidelijk: het ontwikkelen van een raamwerk voor een betere nationale aidsstrategie. In 1994 lanceerde NACOSA na veel veldwerk en m.b.v. verschillende internationale organisaties die zich bezighouden met AIDS, het nationale aidsplan. Dit plan was een gedetailleerd, lang document die de nood formuleerde voor een sterke, geëngageerde mobilisatie van alle actoren en middelen in Zuid-Afrika om de aidsepidemie aan te pakken. Het bestond uit drie grote pijlers. Een eerste betrof de preventie van de verspreiding van HIV door verschillende activiteiten en campagnes zoals educatieprogramma’s voor scholen, jeugd en gemeenschappen, communicatie en informatie, massamediacampagnes, verdeling van condooms en het verbeteren van de toegankelijkheid tot snelle en efficiënte behandeling m.b.t. SOA’s. Een tweede pijler en een derde pijler kunnen samengebald worden in de vermindering van de persoonlijke en sociale impact van HIV/AIDS bij besmette personen, ten eerste door menselijke en kwalitatief goede behandeling, verzorging en raadgeving van mensen met HIV/AIDS en ten tweede door deze mensen, hun familie en hun vrienden beter te beschermen tegen discriminatie, stigmatisering en andere schendingen van mensenrechten[63].

Wanneer in 1994 de verkiezingen het ANC voor het eerst aan verkiezingen mocht deelnemen en die ook won met als gevolg het presidentschap van Mandela, nam het ANC iets voor de verkiezingen het aidsplan van NACOSA bijna geheel over, maar gaf het een andere naam, nl. het HIV/AIDS en SOA’s programma. Dit programma maakte overigens deel uit van het ‘Reconstruction Development Programme’ (RDP) en was één van de 22 leidende projecten hierin. De regering zou 64 miljoen $ voorzien voor het project waar educatieprogramma’s, campagnes in de massamedia, verspreiding van gratis condooms, programma’s van steun en behandeling aan mensen met HIV/AIDS, e.a. centraal moesten staan en waar de multisectoriële aanpak moest benadrukt worden. Tevens werd in 1994 een nationale aidscommissie opgericht die in 1996 werd opgenomen in en vervangen door het directoraat m.b.t. AIDS en SOA dat onderdeel uitmaakt van het departement van volksgezondheid en heden ten dage nog altijd functioneert[64].

In 1997 werd vervolgens door het departement van gezondheidszorg een bijeenkomsten georganiseerd onder de naam ‘Review the past, plan the future, work together’ met de bedoeling de nationale strategie tegen HIV/AIDS te bespreken. De nadruk werd hier duidelijk weer gelegd op de noodzaak van een multisectoriële aanpak: een verhoogd engagement van de politieke leiders en de gemeenschap, een volledige benadering m.b.t. HIV/AIDS, in het bijzonder de betrokkenheid van mensen die besmet zijn met het HIV-virus in de implementatie van het beleid, meer samenwerking met andere departementen, het aidsbeleid verbinden met het beleid t.o.v. tuberculose, enz. Onder meer uit deze bijeenkomsten kwam in 1998 het ‘government AIDS action plan’ tot stand. Het werd gekenmerkt door twee ontwikkelingen, m.n. de vestiging van een interministerieel comité over AIDS (IMC) die de contacten m.b.t. AIDS tussen de verschillende departementen moest proberen te versterken, en de ‘Partnership Against AIDS, beiden reeds besproken in het vorige deeltje[65].

 

Ondanks deze vrij goede aidsplannen die ontwikkeld werden in de jaren 90 door de overheid, in samenwerking met andere sectoren en de hoop die onder de aidsactivisten bestond dat er effectief schot in de zaak zou komen, liet de implementatie of uitvoering van het vooropgestelde aidsbeleid door de overheid te wensen over. Dit blijkt al heel duidelijk uit het hoge aantal nieuwe besmettingen in de loop van de jaren 90 in Zuid-Afrika. In 1990 waren nog maar 6% van de volwassenen tussen 18 en 49 jaar besmet met het HIV-virus terwijl dit in 1994 al opgelopen was tot 10% en in 1999 al tot 15 tot 20%[66].

De redenen voor het mislopen van de uitvoering zijn divers. Een heel belangrijke reden is echter het falende leiderschap en het ontbreken van politieke wil m.b.t. het aidsbeleid van de politieke elite aan de macht, zowel voor 1994 maar ook zeker na het aan de macht komen van Mandela en het ANC. Tekenend hiervoor zijn vooreerst de twee aidsschandalen die onder de regering Mandela geschieden en waarbij de minister van gezondheidszorg, Nkosazana Dlamini-Zuma, een hoofdrol vervulde. De eerste grote fout die tot een schandaal leidde, was de SarafinaII-zaak in 1996. Zonder haar adviseurs in haar kabinet en andere deskundigen vooraf te raadplegen, besloot minister van volksgezondheid, Zuma, weliswaar met goedkeuring van president Mandela en vice-president Mbeki, een contract te sluiten van 14 miljoen Rand (ca. 3 miljoen $) met een toneelmaatschappij om in het teken van de bewustmakingscampagnes rond AIDS een musical uit te brengen rond AIDS. De investering van 14 miljoen Rand was buiten alle proporties, gezien dit 1/5 was van het totale budget van het departement van volksgezondheid m.b.t. aidsbestrijding, en er in datzelfde jaar al besparingen werden aangekondigd in de gezondheidssector. Toch ging dit door wat een golf van protest veroorzaakte in de NGO-sector en zeer veel media-aandacht tot stand bracht die negatief was voor de regering. Begin 1997 raakte de regering Mandela verwikkeld in een tweede schandaal. Deze keer ging het echter over een geneesmiddel tegen AIDS. De regering (vnl. minister van gezondheidszorg Zuma en vice-president Mbeki) gaf immers haar steun aan een project van drie onderzoekers van het bedrijf Cryopreservation Technologies uit Pretoria die beweerden een wondergeneesmiddel, virodene, ontdekt te hebben tegen AIDS. Al snel bleek uit testen van het MCC dat dit geneesmiddel allesbehalve efficiënt was en zelfs schadelijk omdat een van de bestanddelen niet meer was dan een giftige, industriële oplossing. De onderzoekers werden voor de rechter gesleept maar toch bleef de regering dit project steunen en werd virodene door het door MCC opgelegde testverbod bij mensen in Zuid-Afrika, in het geheim getest in Tanzania. Achteraf bleek dat het virodeneproject van dit Zuid-Afrikaans farmaceutisch bedrijf in grote mate werd geruggensteund en gefinancierd door enkele zakenmannen die zeer close waren met de ANC-top en dat het ANC 6% van de aandelen van Cryopreservation Technologies werd beloofd indien het in de boot ging met hen. Ook hier was uiteraard enorm veel kritiek vanuit alle hoeken van de samenleving het gevolg, waardoor de regering veel van haar krediet m.b.t. haar aidsbeleid verloor. Tevens was er ook de weigering van de regering vanaf 1998 om het anti-retrovirale geneesmiddel AZT (beter bekend als Zidovudine) gratis te verschaffen aan zwangere vrouwen die besmet waren met het HIV-virus, om overdracht van het virus naar de baby te voorkomen. Hierop komen we echter nog terug in het volgende deel[67].

Een andere voorbeeld voor de falende houding van de politieke leiders t.o.v. AIDS is het stilzwijgen en de geslotenheid van deze leiders m.b.t. AIDS. De stigmatisering en het taboe die in grote mate aanwezig was en is in Zuid-Afrika, werd hierdoor nog versterkt. Zo duurde het tot eind 1997 voor Mandela voor de eerste keer in het openbaar bij een samenkomst van de WHO in Zwitserland een toespraak hield rond AIDS. In Zuid-Afrika gebeurde dit pas begin 1998, meer dan drie jaar na het opnemen van zijn functie als president. Aan de andere kant maakte Zuma een verkeerde beslissing door in augustus 1997 een oproep te doen aan de HIV-geïnfecteerde Zuid-Afrikanen om hun besmetting in het openbaar bekend te maken. Door hun ziekte openbaar te maken, zou de geheimhouding rond de seksuele overdracht van HIV verdwijnen en de stigmatisering rond HIV/AIDS verminderen. Aidsactivisten waren niet opgetogen over deze uitspraak van Zuma, aangezien het dwingen van personen om een dergelijke bekendmaking te doen binnen hun familie of gemeenschap vaak tot verdere isolering, angst en depressie bij de persoon kan leiden, wat de aanvang van de laatste fase van de ziekte (AIDS zelf) kan versnellen. Wanneer de overheid een duidelijk en goed beleid zou voeren, zou dit nog te overwegen zijn. Maar wanneer de overheid daar nauwelijks iets tegenoverstelt en de politieke leiders de ziekte en zijn impact zelf verzwijgen of zelfs ontkennen, is dit zeker geen goede zaak[68].

Naast de schaamte en het stilzwijgen rond AIDS van de politieke leiders van Zuid-Afrika, waren er ook de beperkte financiële middelen die een goede uitvoering van het aidsbeleid kelderden. Zo werd het vooropgestelde budget van 64 miljoen $ voor het HIV/AIDS en SOA’s programma van 1994 al snel teruggeschroefd tot slechts 15 miljoen $, wat toch een aanzienlijke vermindering was in het budget. In hoeverre deze vermindering het gevolg was van een werkelijk tekort aan financiële middelen of van een groter belang dat de regering Mandela hechtte aan andere zaken, is een vraag met een enigszins dubbel antwoord. Men moet ten eerste wel toegeven dat de uitdagingen waarvoor de regering Mandela stond bij het opnemen van de functies in 1994 immens waren. Het ‘Reconstruction Development Programme’ dat het opbouwen van een nieuwe, meer gelijke samenleving na een lange apartheidsperiode vooropstelde en waar het HIV/AIDS en SOA’s programma deel van uitmaakte, vroeg veel middelen die zeker niet allemaal aanwezig waren. Anderzijds is het ook zo dat mede onder druk van de bedrijfswereld en internationale financiële organisaties al 5 maanden na het introduceren van het RDP, dit programma door de ANC-regering werd bijgestuurd waarbij sociale zaken zoals gezondheidszorg al minder aandacht en middelen kregen. In 1996 moest onder dezelfde druk het RDP al wijken voor het neoliberaal beleidsdocument ‘Growth, Employment and Redistribution’ (GEAR), waar het belang van de sociale zaken nog verder werd afgezwakt, ten voordele van neoliberale accenten zoals fiscale en monetaire discipline, deregulering, liberalisering, privatisering, e.a., wat grotendeels in de kaart speelde van de bedrijfswereld. Het aidsprogramma dat dus deel uitmaakte van deze sociale kwesties, werd bijgevolg minder prioritair, waardoor door de politieke leiding minder middelen werden voorzien voor de aidsbestrijding[69].

 

Het falende aidsbeleid op nationaal vlak liet zich al snel voelen op provinciaal en lokaal niveau, waar niet genoeg financiële middelen voorzien waren, waar efficiënte instellingen ontbraken, waar politieke richtlijnen ontbraken, enz. Naast deze consequentie van het falende nationale aidsbeleid onder de regering Mandela, werd ook de relatie tussen de overheid en de NGO-sector die zich inzette voor de strijd tegen AIDS, slechter en slechter. Het protest groeide immers bij de NGO-sector na de foute beslissingen van de regering. De regering verergerde de verzuring van de relaties nog door de fondsen voor deze NGO’s in de tweede helft van de jaren 90 sterk te verminderen. Terwijl deze fondsen nog 19 miljoen Rand bedroegen in 1996, daalde dit tot 2 miljoen Rand in 1998. Bijgevolg verwaterde de multisectoriële aanpak sterk, wat de aidsbestrijding niet ten goede kwam, mits de belangrijke rol die NGO’s hier in spelen[70].

 

 

4.4. Het aidsbeleid onder de regering Mbeki.

 

4.4.1. Het strategisch plan van Zuid-Afrika m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s voor 2000-2005.

 

In juli 1999, één maand na het aan de macht komen van Thabo Mbeki, kwam de nieuwe minister van volksgezondheid, Manto Tsabalala-Msimang, met een nieuw initiatief op de proppen, nl. het ontwerpen van een nieuwe aidsstrategie voor de komende 5 jaar. Na de oprichting van een interministerieel comité m.b.t. AIDS in 1998, het opzetten van de ‘Partnership Against AIDS’ campagne in 1998 en het oprichten van de daaruitvolgende SANAC in 1999, moest deze nieuwe aidsstrategie op de ingeslagen weg doorgaan en de multisectoriële aanpak aanhouden. Gedurende een viertal maanden werden bijeenkomsten gehouden met de verschillende sectoren en in november 1999 werd een ontwerpdocument gepresenteerd aan het interministerieel comité over AIDS. In januari 2000 werd tenslotte een definitief ontwerp naar buiten gebracht, genaamd ‘HIV/AIDS/STD strategic plan for South Africa 2000-2005’[71].

Dit plan was en is er dus ten eerste op gericht om alle sectoren (bedrijfswereld, NGO-sector, mensen met HIV, enz.) en niet alleen alle gouvernementele actoren zoals nationale en provinciale regering en lokale overheidsactoren te betrekken bij de strijd tegen de aidsepidemie. Deze aidsepidemie in Zuid-Afrika werd door het vijfjarig strategisch plan meermaals erkend met het weergeven van heel realistische cijfers en het waarschuwen voor de zware gevolgen. Daarenboven werden nauwkeurig de nationale, provinciale en lokale structuren en hun bevoegdheden weergegeven in het document, wat duidelijkheid schept[72].

Twee doelstellingen worden in het plan vooropgesteld: ten eerste een vermindering van het aantal nieuwe infecties, in het bijzonder bij de jeugd, en ten tweede een vermindering van de impact van HIV/AIDS op de individuen, families en gemeenschappen in Zuid-Afrika. Om dit te verwezenlijken wordt de nadruk gelegd op verschillende strategieën. Ten eerste moet er een effectieve en cultureel aangepaste informatie, educatie en raadgeving komen. Vervolgens moet er gewerkt worden naar een verhoogde toegankelijkheid en aanvaarding van HIV-testen en raadgeving. De derde zaak die zeker moet verbeteren, is het promoten van condoomgebruik. Tenslotte moet de verzorging en de behandeling van mensen met HIV/AIDS verbeterd worden en een betere levenskwaliteit gepromoot worden (o.a. door een goede voeding) om de nood aan ziekenhuisverzorging te beperken. Het plan werd dan ook gestructureerd rond vier domeinen, nl. preventie, behandeling, verzorging en steun, mensenrechten en ander rechten, en onderzoek, controle en toezicht. Later kwam daar nog het domein informatie, educatie en sociale mobilisatie bij, gescheiden van de preventie. De uitwerking van deze domeinen in dit plan komt aan bod verderop in deze scriptie. Toch willen we hier al enkele gebreken van dit vijfjarenplan meegeven. Ten eerste zijn er niet genoeg concrete plannen aanwezig in de strategie om de doelstellingen te realiseren. Tevens is er een gebrek aan een heldere leiding t.a.v. de verschillende sectoren om operationele plannen op te bouwen. Ook aan heldere strategieën om de negatieve impact van de aidsepidemie aan te pakken zoals het tekort aan arbeidskrachten, de kosten van de begrafenissen voor de gemeenschappen, enz. ontbreekt het duidelijk. Een duidelijk engagement t.o.v. de anti-retrovirale therapie bij overdracht van moeder op kind of bij slachtoffers van een verkrachting, staat ook niet vermeld in het plan. Tenslotte is er geen duidelijke visie op municipale programma’s te bespeuren en zijn de middelen onvoldoende en ondoeltreffend om de NGO-sector te ondersteunen in de uitvoering van het plan[73].

Naast het plan zelf, wordt in het document bovendien ook nog kort aandacht besteed aan de voorwaarden die moeten aanwezig zijn voor een goede implementatie van het vijfjarig plan. Deze zijn de aanwezigheid van autoriteit en politieke wil op alle niveaus, een goede uitbouw van de verschillende instellingen en structuren, de aanwezigheid van financiële en technische middelen en van goed onderricht personeel, een goede bekwaamheid (controle, evaluatie, beheer en kennis)[74].

Wat de financiële middelen betreffen voor het strategisch vijfjarenplan m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s, werd in 2000 een budget vastgelegd van 75 miljoen Rand. Er werd door de regering voorzien om dit te doen stijgen tot 296 miljoen Rand tegen het jaar 2003, maar door de zware druk van onderuit naar de regering toe gedurende het laatste jaar, werd het budget voor de komende 3 jaar tot 2,7 miljard Rand opgetrokken. De vraag is echter wat er effectief van deze budgetten wordt uitgegeven aan aidsbestrijding. Zo bleek dat ondanks de verwoestende aidsepidemie de regering in 2001 slechts 1/10 van haar aidsbudgetten uitgaf. Andere keren werd door de regering besloten om het budget terug te schroeven, zoals in de zomer van 2001, nadat Mbeki de omvang van de aidsepidemie in vraag stelde met als bewijs een verouderd WHO-onderzoek van 1995[75].

 

4.4.2. De visie rond HIV en AIDS van Mbeki en vertrouwelingen en de reactie van critici.

 

4.4.2.1. De aidsvisie van Mbeki, zijn naaste medewerkers en de dissidente wetenschappers.

 

Alhoewel het strategisch vijfjarenplan die de regering Mbeki in samenwerking met andere sectoren lanceerde in 2000, gebaseerd is op de premisse dat het HIV-virus de oorzaak is van AIDS, stond Thabo Mbeki en zijn regering daar heel huiverachtig tegenover. Hij is er immers van overtuigd dat er geen bewijs is geleverd voor het verband tussen HIV en AIDS en trekt de algemeen aanvaarde stelling dat het HIV-virus AIDS veroorzaakt dan ook zwaar in twijfel. Armoede en de daar bijhorende kwalen als ondervoeding, gebrek aan zuiver water en goede sanitaire voorzieningen, tekort aan een goede medische infrastructuur, werkloosheid, enz. zijn volgens hem dan ook de voornaamste oorzaken van AIDS[76].

Mbeki gaf deze visie te kennen in verschillende toespraken, documenten en interviews, waar hij de ene keer op een voorzichtigere manier, de andere keer op een radicalere manier, de band tussen HIV en AIDS in twijfel trok en de factor armoede benadrukte. We halen er hier enkele aan. Alhoewel Mbeki hoogstwaarschijnlijk reeds tijdens zijn periode als vice-president een dergelijke visie had, kwam hij voor eerste keer met zijn twijfel over de band tussen het HIV-virus en de ontwikkeling van AIDS echt naar buiten in maart 2000 in een brief aan president van de Verenigde Staten, Bill Clinton, en de secretaris-generaal van de V.N., Kofi Annan[77]. In zijn openingstoespraak op de wereldaidsconferentie in Durban in juli 2000 haalde Mbeki een volgende keer uit in het openbaar. In plaats van zich te focussen op AIDS, ging hij in zijn toespraak al snel over op het belang van het aspect armoede bij de aidsepidemie. Hierbij merkte hij op dat niet AIDS maar armoede de grootste doodsoorzaak is in Afrika en dat men niet alles kan toeschrijven aan één enkel virus. “Armoede”, zei Mbeki, “is de onderliggende oorzaak van de dalende levensverwachting, handicap, hongersnood, psychische ziektes, zelfmoord, misbruik en desintegratie van de familiestructuur”[78]. Vervolgens verklaarde Mbeki in een interview met Time magazine in september 2000: “The notion that immune deficiency is only acquired from a single virus cannot be sustained. Factors like poverty, poor nutrition, contaminated water and other diseases contribute a lot to immune deficiency”[79]. Eind september 2000 hield Mbeki daarenboven een toespraak in het parlement waar hij toegaf dat de aidsprogramma’s wel gebaseerd zijn op een band tussen HIV en AIDS, maar hij voegde heel duidelijk daaraan toe dat een virus geen syndroom (wat AIDS is) kan veroorzaken[80]. Na veel protest omwille van zijn verschillende controversiële uitspraken van de laatste maanden, besloot Mbeki midden oktober 2000 zich terug te trekken uit het publieke debat over de oorzaken van AIDS omdat het verwarring had gecreëerd. Niettemin deed hij dit niet met een krachtige geste of verklaring die iets van de aangerichte schade zou kunnen hebben herstellen en hield hij dus vast aan de controversiële standpunten[81]. Dit bleek al vrij snel bij een bezoek aan de Verenigde Staten waar Mbeki door de media op de rooster werd gelegd en zei dat het immuunsysteem bij AIDS wordt aangetast door een hele hoop factoren, niet alleen een virus, maar ook ondervoeding, de impact van andere ziektes, e.a[82]. Eind oktober 2001 hield Mbeki vervolgens een bizarre speech aan de universiteit Fort Hare waarin hij weeral zijn dissident standpunt naar voren bracht en in zijn eerste toespraak voor het parlement in 2002, benadrukte hij dat de strijd tegen AIDS hand in hand moet gaan met bestrijding van armoede en ondervoeding[83].

Dit standpunt rond HIV en AIDS en de nadruk op de aanpak van de armoede en daarbij aansluitende problemen bij de aidsbestrijding, vormde een ideaal aanknopingspunt om het beleid t.a.v. anti-retrovirale geneesmiddelen (ARV’s) of aidsremmers te verhinderen en de HIV-testen als onbruikbaar en onzeker te verklaren. Al snel werd door Mbeki en zijn regering dan ook de nutteloosheid en zelfs giftigheid van deze geneesmiddelen benadrukt en werden de HIV-testen die zo aanvaard zijn elders in de wereld in diskrediet gebracht (zie verder).

 

Mbeki’s aidsvisie is eigenlijk afkomstig van een theorie die een dissidente stroming van wetenschappers die zich bezighouden met HIV/AIDS, vooropstellen. Eén van de belangrijkste wetenschappers onder deze dissidenten, is de Amerikaan Peter Duesberg. Al sinds de jaren 80 betwist en ontkent deze Californische pseudo-dokter dat HIV de oorzaak zou zijn van AIDS, mede voortgaand op de vaststelling bij een handvol mensen op de miljoenen mensen met HIV/AIDS, die niet HIV-positief zijn maar wel AIDS hebben. AIDS is volgens hem een verzameling van ‘chemische epidemies’ veroorzaakt door de consumptie van ARV’s en andere geneesmiddelen in het westen en ondervoeding in Afrika. Waarschijnlijk in eind 1999-begin 2000 kwam Mbeki via het internet of via één van zijn adviseurs voor het eerst in contact met deze dubieuze Amerikaanse wetenschapper. Een andere dissidente wetenschapper uit Californië, tevens collega van Duesberg, waar Mbeki contact mee had, was David Rasnick. Hij beweert net als Duesberg dat het HIV-virus niet schadelijk is en dat de eigenlijke oorzaak van AIDS in het westen het langdurig gebruik van ARV’s en andere geneesmiddelen is en in Afrika ondervoeding. Tevens stelt hij zelfs het gebruik van de term AIDS in vraag voor het continent Afrika aangezien de ziekte het gevolg is van armoede en ondervoeding en er geen band is tussen HIV en AIDS. De enige Zuid-Afrikaanse dissidente wetenschapper is Sam Mhlongo. Hij heeft net als de twee vorige wetenschappers een grote invloed op Mbeki’s aidsvisie gehad[84].

Begin mei 2000 stelde de regering Mbeki een aidspanel (presidential AIDS advisory panel) van 33 wetenschappers samen om o.a. de band tussen HIV en AIDS en daaraan verbonden zaken zoals HIV-testen en het gebruik van ARV’s te onderzoeken, eventueel hierbij naar een ‘compromis’ te streven, en aanbevelingen te doen voor het beleid. In dit panel, voorgezeten door de minister van volksgezondheid, waren conventionele wetenschappers die AIDS aan HIV wijten en de dissidente wetenschappers waaronder Duesberg, Rasnick, Mhlongo, e.a. op aanbevelen van Mbeki echter ongeveer gelijk vertegenwoordigd, hoewel de dissidente wetenschappers een heel minieme minderheid vormen in de wetenschappelijke wereld. Al vrij snel werden de twee groepen wetenschappers het oneens met elkaar en splitsten ze zich in twee groepen. De resultaten van de samenkomsten van dit panel draaiden zo uit op een flop maar tegelijkertijd ook enigszins in het voordeel van de dissidente wetenschappers. In het rapport van het aidspanel van april 2001 stond immers dat de vraag of HIV AIDS veroorzaakt, onbeantwoord blijft en dat de bewering van de orthodoxe wetenschappers dat het bewijsmateriaal hiervoor overweldigend is, ongefundeerd is. Andere conclusies waren o.a. het in vraag stellen van bepaalde HIV-testen. Het bijeenroepen van een dergelijk panel was echter in grote mate weggesmeten geld en tijd in de strijd tegen AIDS[85].

 

Mbeki staat bekend als een pragmatisch politicus met autoritaire trekjes die graag zelf de touwtjes in handen heeft en de macht zoveel mogelijk wil centraliseren. Hij verwierf volgens velen de macht door zijn politieke vijanden te neutraliseren, veel aan koehandel te doen en personen die een andere mening hebben het zwijgen of zijn mening op te leggen. Tijdens het presidentschap van Mbeki ziet men dan ook dat verschillende personen, zowel binnen het ANC zelf als in de regering, rond hem staan die grotendeels dezelfde visies delen. Tevens wordt kritiek op Mbeki of de regering zeer moeilijk getolereerd. Het is eigenaardig en paradoxaal dat hoe meer de open debatcultuur wordt gepromoot door de Zuid-Afrikaanse regering, hoe heviger de aanvallen worden van de regering op al diegenen die kritiek uiten[86].

Zeker op het vlak van AIDS is dit het geval. Zo staan verschillende vertrouwenspersonen rond Mbeki die zijn aidsvisie al dan niet noodgedwongen delen. We halen er hier enkele aan. Een eerste is de minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala-Msimang, die de belangrijkste functie heeft op nationaal niveau m.b.t. aidsbestrijding. Als dokter van opleiding nam ze bij het begin van haar aanstelling behoorlijk goede initiatieven en was ze aanvankelijk geen aidsdissident, maar al snel nam de nieuwe minister van volksgezondheid, hoogstwaarschijnlijk van hogerhand opgelegd, dezelfde aidsvisie aan als Mbeki. Dit blijkt uit de vele ongelukkige uitspraken die ze deed rond AIDS. Zo zei de minister o.a. in september 2000 dat er verschillende zaken zijn die een ineenvallen van het immuniteitssysteem veroorzaken en dat dit niet alleen kan toegeschreven worden aan een virus. Een andere uitspraak die ze verschillende keren deed o.a. op de wereldaidsconferentie in Barcelona in juli 2002, was dat ARV’s de bevolking van Zuid-Afrika vergiftigen, waardoor ze toch duidelijk de band tussen HIV en AIDS in twijfel trekt[87]. Andere ministers van de regering scharen zich grotendeels achter Mbeki’s standpunt alhoewel ze dit toch op een voorzichtigere manier doen. Velen onthouden zich immers bij de vraag of HIV AIDS veroorzaakt, gesteld door de Zuid-Afrikaanse krant, de Mail&Guardian, van een antwoord, wat wijst op een gedwongen volgen van hun president[88]. Een ander vertrouwenspersoon van Mbeki die één van de personen was die het meest de aidsvisie van de president verdedigde, was Peter Mokaba. Deze adviseur van Mbeki en lid van de presidentiële raad hielp kort voor zijn dood (vermoedelijk aan AIDS) in maart 2002 mee schrijven aan een merkwaardige document, met de titel ‘Castro Hlongwane, caravans, cats, geese, footh and mouth disease statistics: HIV-AIDS and the struggle for humanity in South Africa’. Dit document, hoogstwaarschijnlijk geschreven op aanvraag van Mbeki en waarvan de verspreiding over de ANC-beweging gesponsord werd door het nationaal uitvoerend comité van het ANC, vertrok van het uitgangspunt dat AIDS een mythische ziekte is, gepropageerd door een ‘omnipotent apparaat’ dat de populaire veronderstellingen rond Afrikaanse seksualiteit probeerde uit te buiten. Bovendien werd in dit schrijfstuk geclaimd dat verschillende prominente aidsslachtoffers (b.v. Nkosi Johnson, Parks Mankahlana, enz.) aan hun einde waren gekomen niet door de ziekte zelf, maar door de anti-retrovirale medicatie die ze namen. Met deze voorbeelden wilde Mokaba en de andere auteurs van dit document dus bewijzen dat ARV’s vergif zijn en dat armoede en onderontwikkeling de oorzaken zijn van AIDS. Uitspraken in het openbaar bevestigen deze aidsdissidentie van Mokaba. Zo zei hij in een interview met een krant: “The story that HIV causes AIDS is being promoted through lies, pseudo-science, violence, terrorism and deception… We are urged to abandon science and adopt the religion and superstition that HIV exists and that it causes AIDS”. Peter Mokaba was tevens lid samen met menig andere trouwe aanhangers van Mbeki van het nationaal uitvoerend comité van het ANC. Alhoewel dit comité wel bestaat uit meer dan alleen trouwe aanhangers van Mbeki, hebben deze laatste het er wel voor het zeggen en komen de algemeen aanvaarde middelen voor aidsbestrijding er nauwelijks op de agenda. Zo werd de minister van volksgezondheid begin 2002 geweigerd om leden van haar departement (waaronder gekwalificeerd medisch personeel) toe te laten op een vergadering van dit comité, terwijl aidsdissidenten die geen lid zijn van het comité, zoals de minister van volksgezondheid van de Oostelijke Kaap, Max Mamase, wel werden toegelaten[89]. Een ander, al dan niet verplicht, vurig aanhanger van de aidsvisie van Mbeki, was zijn woordvoerder Parks Mankahlana die in oktober 2000 overleed aan de gevolgen van AIDS. Ook hij deed verschillende ongelukkige uitspraken rond AIDS. In een interview met Science magazine verklaarde hij dat baby’s redden van overdracht van HIV van moeder op kind m.b.v. ARV’s enkel zou bijdragen tot een nog groter aantal aidswezen aangezien de moeders toch zouden sterven. Het zou dan ook de staat zijn die volgens hem deze aidswezen moet opvoeden en bekostigen, wat de staatsfinanciën niet ten goede zou komen[90]. Ook op provinciaal niveau wordt Mbeki gesteund in zijn aidsvisie door ANC-aanhangers. Dit gebeurt niet in alle provincies maar vnl. in Mpumalanga, de Oostelijke Kaap en de Noordelijke Kaap waar het ANC het voor het zeggen heeft en de provinciale ministers van volksgezondheid Mbeki steunen. Zo liet de provinciale minister van volksgezondheid in de Noordelijke Kaap de dokter die anti-retrovirale geneesmiddelen toediende aan de verkrachte baby Tshepang, uit het ziekenhuis ontslaan[91].

Tevens kan de ANC-leiding vaak kritiek op het aidsbeleid niet verdragen en reageert men dan ook fel terug. Een voorbeeld hiervan is een uitlating van de woordvoerder van het ANC, Smuts Ngonyama op de auteurs van het erg kritische artikel ‘Mbeki’s catastrophe’ in het Engelse tijdschrift Prospect Magazine. Smuts Ngonyama beschreef het artikel als ‘a scud missile bent on crucifying our movement, the ANC, by character assassinating our president’[92].

 

De aidsvisie van Mbeki en aanhangers kenmerkt zich niet alleen in het betwisten van de band tussen HIV en AIDS en de toxiciteit van ARV’s, maar ook in het ontkennen van de omvang van de aidsepidemie in Zuid-Afrika. Verschillende onderzoeken die een realistisch beeld van de omvang van de epidemie gaven, werden door de regering bekritiseerd en zelfs verworpen. Zo uitten Mbeki en zijn naaste aanhangers zware kritiek op een door de regering aangevraagd onderzoek van het MRC dat uitkwam in september 2001 en die voorspelde dat tegen 2010 ruim 6 miljoen mensen zullen gestorven zijn t.g.v. AIDS en dat 40% van de overledenen in 2000 bij de categorie volwassenen, gestorven zijn t.g.v. AIDS. De resultaten van dit onderzoek werden door Mbeki en zijn regering maandenlang onderdrukt en er werd een dreigbrief naar Malegapuru Makgoba, het hoofd van het MRC, gestuurd, zogezegd van de hand van de eerste minister van de Noordelijke Provincie, maar al snel bleek dit document afkomstig te zijn van Mbeki en enkele van zijn adviseurs. Mbeki en zijn aanhangers probeerden daarenboven iets voor de uitgestelde publicatie van het resultaat dit rapport te weerleggen met een verouderd onderzoek van de WHO van 1995, van het internet geplukt, zo blijkt, waarin vermeld stond dat slechts 2,2% van alle Zuid-Afrikaanse overlijdens te maken had met HIV/AIDS. Dit percentage kwam immers achter de hogere percentages van overlijdens in Zuid-Afrika t.g.v. geweld, accidenten of zelfmoord, wat Mbeki en zijn vertrouwelingen natuurlijk in de verf zetten[93].

 

4.4.2.2. Kritiek op deze aidsvisie.

 

Vooraleer we overgaan tot de verscheidene personen en groeperingen die zich verzetten tegen of niet kunnen vinden met de aidsvisie van Mbeki en zijn regering, is het misschien toch niet oninteressant om even stil te staan bij de redenen van hun kritiek.

 

Het in twijfel trekken van de band tussen HIV en AIDS, zorgt mede indirect voor het ontkennen van de noodzaak van veilige seks, wat kan leiden tot een uitbreiding van de aidsepidemie. Tevens werkt de verwarring bij de bevolking die ontstaat bij het verkondigen van een dergelijke aidsvisie, niet alleen de uitbreiding van de ziekte, maar ook de stigmatisering en geslotenheid rond AIDS in de hand en vormt het een zware rem op de educatie –en bewustmakingsprogramma’s m.b.t. AIDS[94].

Wat de factor armoede betreft, ligt het allemaal toch niet zo eenvoudig. We hebben reeds onomwonden aangetoond dat de aidsepidemie armoede veroorzaakt. Het is daarenboven duidelijk dat armoede en de daarbij horende kwalen als ondervoeding, gebrek aan zuiver water, gebrek aan medische verzorging en infrastructuur, enz. de verspreiding van AIDS en ander ziekten in Zuid-Afrika en elders in de wereld vergemakkelijken. Of het echter zo eenvoudig is om zoals Mbeki te stellen dat armoede AIDS veroorzaakt is een andere vraag. Armoede is immers niet de medische oorzaak van AIDS. Dit is volgens 99% van de wetenschappers die zich bezighouden met AIDS, het HIV-virus. Armoede is wel een factor bij de verspreiding van AIDS, maar is niet de meest bepalende factor voor de verspreiding van deze ziekte. Dit valt reeds aan te tonen als we kijken naar de HIV-besmettingsgraad van de 10 landen met het laagste BNP (ook allemaal Afrikaanse landen). Hieruit blijkt dat in Somalië b.v. waar het BNP veel lager is dan in Zuid-Afrika, de besmettingsgraad vrij laag is in vergelijking met Zuid-Afrika. Tevens stelt men vast dat landen die gekenmerkt zijn door economische groei en vormen van industrialisatie waarbij veel arbeidsmigratie aan te pas komt zoals b.v. in Zuid-Afrika, veel gevoeliger zijn voor een hoge besmettingsgraad dan niet-geïndustrialiseerde landen. Er is dus niet één eenvoudige oorzaak die de snelle verspreiding van AIDS in een bepaald land verklaart. Toch wil dit niet zeggen dat armoede geen belangrijke factor is voor de verspreiding van HIV/AIDS. Vele karakteristieken die typisch zijn voor arme mensen (lage opleidingsgraad, risicovolle jobs, slechtere gezondheidstoestand, enz.), zijn immers sterk bepalend voor de verspreiding van HIV/AIDS. De hoge Gini-coëfficiënt in Zuid-Afrika (tweede hoogste na Brazilië) die de ongelijkheid tussen rijk en arm weergeeft, werkt dit nog in de hand[95].

 

Vanuit verschillende hoeken komt kritiek op de aidsvisie en beleid van de regering Mbeki. Een eerste belangrijke groep mensen die protesteerden tegen de aidsvisie van Mbeki en vertrouwelingen, zijn leden binnen het ANC zelf. Zeker en vast de bekendste figuur hierbij, is Nelson Mandela. Alhoewel onder zijn regering het aidsbeleid allesbehalve goed functioneerde, stond hij zelf nooit stil bij de vraag of HIV AIDS veroorzaakt. Een eerste, heel lichte, onderhuidse vorm van kritiek kwam er in Mandela’s toespraak op het slot van de wereldaidsconferentie in Durban in juli 2000, waar hij aanstuurde op een betere preventie van overdracht van HIV van moeder op kind d.m.v. ARV’s, wat de regering Mbeki op dat moment duidelijk verwierp. In februari 2002 uitte de oud-president op een hardere, indirecte manier kritiek op de aanpak van de regering. Hij verklaarde dat AIDS meer mensen heeft gedood dan alle voorbije oorlogen en natuurrampen, dat men niet kan blijven discussiëren terwijl mensen sterven, en dat ARV’s bijgevolg aan te raden zijn in de publieke sector. Dit incidentje werd echter al snel geblust binnen de ANC-top door eensgezind op een bijeenkomst met Mandela te zeggen dat het aidsbeleid correct is en het relletje het gevolg was van een slechte communicatie. Een maand later herhaalde Mandela echter ongeveer hetzelfde in het samenzijn van enkele andere ANC-leiders en verlangde dat heel de aidsproblematiek nu eindelijk eens in het nationaal uitvoerend comité van het ANC ter sprake zou gebracht worden. In juli 2002 kwam Mandela vervolgens voor de eerste keer in contact met Zackie Achmat, leider van de TAC, en erkende zijn standpunten. In diezelfde maand riep hij tijdens de wereldaidsconferentie in Barcelona de politieke leiders en de zakenwereld op om onmiddellijke actie te nemen in het verspreiden van geneesmiddelen in de strijd tegen AIDS. Mandela nam wel iedere keer een enigszins, in zijn geval begrijpelijke, dubbelzinnige houding aan door de voorziening van ARV’s aan te raden voor zoveel mogelijk personen, de discussies te stoppen en nu eindelijk te handelen, maar tevens het volle vertrouwen te behouden in het aidsprogramma van de regering en steun te geven aan het onderzoek van de regering naar de toxiciteit van ARV’s. Tenslotte was Mandela in augustus 2002 de eerste leider van het ANC die publiekelijk toegaf dat hij familieleden verloren had t.g.v. AIDS, waarmee hij het taboe rond AIDS en politici enigszins probeerde te breken[96].

Alhoewel het nationaal uitvoerend comité van het ANC in zijn geheel achter Mbeki’s aidsvisie staat, zijn er wel een paar leden van dit comité die lichte kritiek geuit hebben zoals Winnie Mandela die tevens voorzitster is van de ANC-vrouwenbeweging. In een interview met de Mail&Guardian betreurde zij het ten zeerste dat Mbeki de band tussen HIV en AIDS in twijfel trekt en dat er in het uitvoerend comité zo weinig aandacht wordt besteed aan de aidsepidemie. In het nationaal gezondheidscomité van het ANC verzette men zich heviger tegen de aidsvisie van Mbeki en aanhangers. Dit werd algemeen bekend na het uitlekken in de media van een vertrouwelijk document van dit comité, gericht aan Mbeki en de minister van volksgezondheid. Hierin werden beiden en de gehele regering opgeroepen om publiekelijk te erkennen dat HIV de oorzaak is van AIDS. Tevens kwam heel wat kritiek vanuit ditzelfde comité na het onderdrukken en verwerpen van het onderzoek van het MRC naar de omvang van de aidsepidemie in 2001[97].

Vanuit de andere twee partijen van de drievoudige alliantie, de vakbond COSATU en de Zuid-Afrikaanse communistische partij (SACP) komt ook heel wat verzet op het aidsbeleid van Mbeki en de ANC-top, wat al tot verschillende spanningen heeft geleid. Zo zeiden verschillende personen binnen de COSATU-top en de SACP dat de band tusssen HIV en AIDS onweerlegbaar is en dat de aidsvisie zeer veel verwarring en doden veroorzaakt die kunnen vermeden worden. COSATU gaat bovendien van wal met de TAC in de strijd voor het leveren van ARV’s[98].

Tevens komen er binnen het departement van volksgezondheid stemmen op die Mbeki’s politiek en visie bestrijden. Een vertrouwelijk document van dit departement, geschreven in juli 2001 maar dat uitlekte in september 2001, toont dit aan. Hierin werd o.a. verklaard dat de band tussen HIV en AIDS zoals die in het strategisch plan m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s vooropgesteld wordt, niet in vraag mag gesteld worden en dat het gevoerde aidsbeleid vanuit humaan perspectief onaanvaardbaar is. Dit document werd ondersteund door verschillende invloedrijke functionarissen binnen het departement waaronder de directeur-generaal m.b.t. AIDS en SOA’s, Ayanda Ntysabula[99].

Ook op provinciaal vlak komt er binnen het ANC heel wat kritiek. Zo kondigde de premier van Gauteng die zelf prominent lid is van het ANC in februari 2002 het gebruik van nevirapine aan in alle openbare ziekenhuizen aan zwangere vrouwen met HIV en wees daarmee het aidsbeleid terecht. Provincies waar het ANC minder sterk staat, zoals KwaZulu-Natal en de Westelijke Kaap, staan nog negatiever t.o.v. het aidsbeleid Zo lapt de Westelijke Kaap al een aantal jaar het aidsbeleid op nationaal vlak aan hun laars door o.a. in samenwerking met de TAC en artsen zonder grenzen ARV’s te verschaffen. De politieke leiders in KwaZulu-Natal besliste o.a. in januari 2002 om binnen de 6 maand nevirapine te geven aan zwangere vrouwen met HIV in 20 hospitalen in de provincie[100].

 

De Kerk draagt ook haar steentje bij in deze kritiek. Zo vergeleek Desmond Tutu de sociaal-economische ramp die AIDS aanricht met de apartheid en zei hij dat de regering met zijn houding daartoe bijdraagt en ‘niet langer met de knikkers mag spelen’. Zijn opvolger als Anglicaans aartsbisschop van Kaapstad, Njongonkulu Ndungane, ging nog een stap verder en beschreef het aidsbeleid van de regering als een even ernstige misdaad tegen de mensheid als de apartheid. Verschillende religieuze organisaties sloten zelfs een coalitie met andere groeperingen uit de civiele samenleving zoals de vakbond COSATU en NGO’s zoals de TAC[101].

Wat de NGO-sector betreft, is de TAC duidelijk de meest activistische organisatie die het aidsbeleid aanvecht. Dit deed ze o.a. met het aanspannen van een rechtszaak tegen de regering in december 2001 omdat deze geen nevirapine wou geven in publieke hospitalen aan zwangere vrouwen die met HIV besmet zijn (zie verder). Maar dit is zeker niet de enige organisatie (b.v. GRIP, aidsconsortium, artsen zonder grenzen).

De wetenschappers die zich bezighouden met AIDS en er een conventionele mening op nahouden, vormen ook een belangrijke groep van oppositie. Zo verklaarde het hoofd van het MRC, Malegapuru Makgoba: “De Zuid-Afrikaanse regering handelt op een manier die kan beschouwd worden als een genocide. De president zegt dan wel dat hij verwarring kan veroorzaakt hebben maar dit is een zware understatement. Ik denk dat dit de hele groep jongeren zwaar beïnvloed heeft, een groep die moet onderricht worden over preventie maar in de plaats daarvan verwarrende boodschappen over AIDS te horen krijgt”[102].

Bovendien vormt de media een belangrijke groep in de vele critici van Mbeki’s aidsvisie en aidsbeleid. In Zuid-Afrika gaat dit o.a. over de veel gelezen kranten de ‘Sunday Times’ en de ‘Mail&Guardian’, terwijl in het buitenland b.v. journalisten van ‘The Guardian’ heel kritische artikels schrijven.

Tenslotte is de Nkosi Johnson zeker nog het vermelden waard. Deze Zuid-Afrikaanse jongen stierf in juni 2001 op 12-jarige leeftijd aan de gevolgen van AIDS. Hij geraakte besmet met het HIV-virus via de overdracht van moeder op kind bij zijn geboorte. Alhoewel hij niet zozeer de aidsvisie en het aidsbeleid van de regering Mbeki bekritiseerde, werd hij in Zuid-Afrika en daarbuiten een symbool voor de strijd tegen AIDS vnl. door zijn roerende toespraak op de wereldaidsconferentie in Durban. Zijn speech daar stond in schril contrast met de toespraak van Mbeki daar die zijn dissidente aidsvisie naar voren bracht[103].

 

4.4.2.3. Recente ontwikkelingen.

 

In de aidsvisie en het aidsbeleid van Mbeki en het merendeel van de regering kwam vanaf april 2002 toch wel enigszins verandering.

 

Zowel interne als externe factoren liggen hiervoor aan de basis. Een eerste factor is zeker en vast de verdeeldheid die binnen het ANC aanwezig was rond de aidspolitiek. Deze nam te grote vormen aan. Kritiek van Mandela, COSATU en de Zuid-Afrikaanse communistische partij, functionarissen van het departement van volksgezondheid en de directeur-generaal, Ayanda Ntysabula, die tevens met ontslag dreigde, het nationaal gezondheidscomité van het ANC, provinciale ministers binnen het ANC die hun eigen weg gingen en vele andere ANC-leden met minder macht, stonden tegenover Mbeki en zijn trouwste aanhangers waarvan Mokaba in maart nog een controversieel document binnen het ANC verspreidde die op heel veel verzet stuitte. Door deze toename van kritiek en de verdeeldheid binnen het ANC, zagen enkele trouwe aanhangers van Mbeki in dat er iets moest veranderen. Twee sleutelfiguren hierbij waren Essop Pahad, minister van de ‘presidency’ en adviseur van Mbeki, en Joel Neshitendze, hoofd van het communicatiebureau van de regering, beiden leden van de presidentiële raad, en in mindere mate ook vice-president Jacob Zuma. Essop Pahad speelde een belangrijke rol bij het heropenen van het debat tussen het comité van volksgezondheid van het ANC en de presidentiële raad. Joel Neshitendze nam de leiding in de vergaderingen van het nationaal uitvoerend comité van het ANC eind maart wat betreft de verandering van houding t.o.v. AIDS. De mate van wijziging werd wel getemperd doordat verzoening met de aidsdissidenten in dit comité werd vooropgesteld. Tenslotte werd Jacob Zuma die zelf geen aidsdissident is, begin 2002 meermaals gesignaleerd in het samenzijn van Mandela en was o.a. aanwezig op de publieke toespraak m.b.t. AIDS van Mandela in maart 2002[104].

Ook vanuit de bedrijfswereld kwam meer en meer kritiek. Men begon immers door te hebben dat niet investeren in aidsbestrijding economisch minder productief en winstgevend is, dan wel tussen te komen (zie hoger). Bij verschillende grote bedrijven werd dan ook meer geld besteed aan aidsbestrijding (b.v. werknemers voorzien van ARV’s), maar tegelijkertijd werd ook van de regering verwacht dat men meer zou ondernemen[105].

Daarenboven was er de toenemende druk van niet-gouvernementele actoren. Hieronder was de TAC zeker en vast de belangrijkste drukkingsgroep, aangezien zij in december 2001 een proces wonnen aan het hooggerechtshof tegen de regering m.b.t. het verschaffen van ARV’s in publieke ziekenhuizen aan zwangere vrouwen die besmet zijn (zie verder)[106].

Ook op internationaal vlak geraakte de regering Mbeki steeds meer geïsoleerd. Verschillende westerse landen hadden immers reeds hun ongenoegen laten blijken over zijn aidsvisie en aidsbeleid, waardoor Mbeki zijn positie als internationaal, Afrikaans staatsman en zijn ‘New Partnership for Africa’s development’ (NEPAD) op het spel zette[107].

 

Na de vergaderingen eind maart 2002 kwam de regering vervolgens midden april naar buiten met een gewijzigde houding. Er werd beslist dat de regering gratis medicijnen gaat verstrekken aan zwangere vrouwen met HIV, aan artsen en verplegers die met besmette naalden in aanraking zijn gekomen en aan verkrachte mensen in publieke hospitalen tegen begin 2003. Hiermee werd indirect de veronderstelde band tussen HIV en AIDS en het nut van ARV’s door de regering erkend. In oktober 2002 kwam de regering met een tweede statement naar buiten. Ze kondigde aan dat ze de mogelijke rol van ARV’s in de strijd tegen AIDS erkent en dat ze de manieren zou onderzoeken om ARV’s in de publieke gezondheidssector te verstrekken aan zoveel mogelijk mensen. Hiermee werd ook op vlak van de behandeling van mensen met HIV/AIDS, verbeteringen beloofd (zie verder). Daarenboven deed Mbeki geen uitspraken meer over de betwisting van de band tussen HIV en AIDS of over de toxiciteit van ARV’s. Het verschil met zijn belofte van oktober 2000, is dat er hem waarschijnlijk door enkele invloedrijke mensen binnen de presidentiële raad, de regering en het ANC overtuigd werd dat hij beter geen controversiële uitspraken over AIDS meer kan doen en dat hij zich daaraan houdt. Dit wil echter niet zeggen dat Mbeki zeker van zijn controversiële aidsvisie is afgeweken en geen contacten meer heeft met aidsdissidenten. Het gevolg is wel dat sinds dan Mbeki in zijn publieke toespraken nog nauwelijks de aidsproblematiek ter sprake bracht, wat niet altijd even gunstig is, aangezien het opnemen van leiderschap bij de strijd tegen AIDS toch een centraal gegeven is. Ondanks de gewijzigde houding van de regering in april 2002, neemt ook minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala-Msimang nog altijd een dubbelzinnige houding aan en blijft ze zeggen wat Mbeki wil horen. Zo verklaarde zij verschillende keren, o.a. op de wereldaidsconferentie in Barcelona in juli 2002, dat ‘ARV’s de Zuid-Afrikaanse bevolking vergiftigen’. Tevens stelde ze in december 2002 Roberto Giraldo, een dissidente wetenschapper, aan als voedingsadviseur binnen haar departement[108].

De regering begon in het najaar van 2002 wel onder invloed van de civiele samenleving met onderhandelingen met de civiele samenleving (o.a. COSATU en TAC) en de bedrijfswereld in de ‘National Economic and Development Labour Council’ (NEDLAC) over een raamwerk voor een nieuw nationaal preventie- en behandelingsplan m.b.t. HIV/AIDS. Deze onderhandelingen sprongen echter af omdat de regering en de zakenwereld een dergelijk plan voorgesteld door vnl. COSATU en de TAC, ondanks aanvankelijke goedkeuring, weigerden te ondertekenen en de zaken almaar langer uitstelden. Mbeki en zijn regering bleven de laatste maanden behoorlijk stil en kwamen vervolgens in maart 2003 naar buiten met een flauwe update van het strategisch vijfjarenplan zonder echt veel veranderingen. TAC, COSATU en andere organisaties uit de civiele samenleving dreigden dan ook met een campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid die na uitstel van verschillende maanden, om de regering nog een kans te geven met een nieuw nationaal aidsplan op de proppen te komen, van start zou gaan op 28 april 2003. Maar ook deze datum is opnieuw uitgesteld omdat TAC, COSATU, e.a. de SANAC-meeting van 17 mei over het NEDLAC-aidsplan willen afwachten[109].

 

4.4.3. HIV/AIDS-preventie.

 

4.4.3.1. Bewustmaking of educatie.

 

Het is vanzelfsprekend dat bewustmaking en educatie rond HIV/AIDS bij mensen van enorm belang zijn in het teken van de aidspreventie. Het heeft als doel AIDS beter bekend te maken, hierdoor het seksueel gedrag van de mensen te veranderen en bijgevolg het aantal aidsgevallen te doen afnemen, en de stigmatisering en discriminatie van met HIV-besmette mensen en hun familieleden te verminderen. Deze bewustmakingscampagnes moeten gericht zijn op iedereen en in het bijzonder op de jeugd en de andere zeer gevoelige bevolkingsgroepen voor AIDS. Als deze educatiecampagnes efficiënt willen zijn, moeten ze zich verspreiden via alle soorten kanalen (alle soorten media, formeel en non-formeel onderwijs, gemeenschapskanalen, werkmilieu, enz.) en moeten ze multi-sectorieel zijn. Het is dan ook normaal dat de overheid hier een belangrijke rol speelt en deze bewustmaking moet promoten, zowel door andere sectoren hierbij te steunen als zelf op de proppen te komen met campagnes.

Dit is ook ongeveer wat het strategisch vijfjarenplan m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s in Zuid-Afrika vooropstelde. Deze strategie vond bewustwording en educatie toch wel belangrijker dan de andere doelstellingen en legde hierbij vnl. de nadruk op de bewustwording en educatie bij de jeugd[110].

 

Concreet kwam dit ten eerste tot uiting door de Khomananicampagne[111] die in augustus 2001 door de overheid werd gestart. Deze campagne, met een budget van 98 miljoen Rand voor twee jaar en gerund door verschillende organisaties (o.a. lovelife) buiten de verschillende departementen, werkt hoofdzakelijk via de media en in mindere mate met gemeenschapskanalen. Het bestrijkt heel wat domeinen en is opgesplitst in 6 verschillende bewustmakingscampagnes. De Khomananicampagne focust zich ten eerste op de jeugd (m.n. de subcampagne ‘youth-our time, our choice and our future’). Hier zijn de doelstellingen jongeren aan te moedigen om seksueel contact uit te stellen, veilige seks te promoten bij deze die reeds seksueel actief zijn, en tieners te ontmoedigen om seks te hebben met veel oudere personen dan zichzelf en om aan dwangmatige seks te doen (o.a. prostitutie). Een tweede subcampagne, genaamd ‘circles of support’, legt de nadruk op steun aan kwetsbare kinderen, zoals aidswezen. Men poogt mensen en gemeenschappen aan te zetten tot het bieden van steun aan deze kinderen, en tevens mensen die bereid zijn hulp te bieden, uit te leggen hoe men hulp kan verlenen (o.a. via een speciale telefoonlijn). ‘Positive living’, is een derde subcampagne, gericht op het aanmoedigen van mensen met HIV/AIDS om op een positieve manier hun leven voort te zetten en hen hierdoor nog vele ‘gelukkige’ levensjaren te proberen schenken. Hieraan hangt bijgevolg ook de aanpak van de stigmatisering en discriminatie van deze mensen vast, wat in deze subcampagne prioritair is. Een vierde subcampagne, genaamd ‘sexually transmitted infections’, is erop gericht om de mensen bewust te maken van de band tussen SOA’s en HIV/AIDS en hen te wijzen op het belang van directe behandeling en verwittiging van hun partners waarmee ze seks hebben. Een voorlaatste subcampagne heeft betrekking op tuberculose die vaak verbonden is met HIV/AIDS. Hierin staat snelle opsporing van TBC centraal. Tenslotte staat de ‘train-the-trainer’ subcampagne in voor de opleiding van o.a. sociale werkers om in gemeenschappen in te staan voor bewustmaking[112].

Een tweede campagne is deze die zich focust op het belang van het onderwijs bij de bewustmaking van HIV/AIDS. Dit ‘life skills and HIV/AIDS education programme’ dat al opgestart werd tijdens de regering Mandela, staat in vnl. secundaire maar sinds kort ook in basisscholen in voor de invoering van voorlichtingsprogramma’s m.b.t. HIV/AIDS. Tegen eind 2001 waren volgens de overheid ongeveer 15000 leraars opgeleid m.b.t. bewustmaking en educatie bij de leerlingen sinds het begin van het project in 1997-1998[113].

 

De uitvoering van deze campagnes rond bewustmaking en educatie bij de jeugd verloopt in Zuid-Afrika vrij goed en werpt zijn vruchten af. Resultaten rond de HIV-besmettingsgraad bij jongeren tonen dit ook aan. Zo deelde het departement van volksgezondheid de laatste jaren meermaals mee dat de toename van het aantal HIV-besmette tieners, licht daalt (van 21% in 1998 naar 15,4% in 2001). Ook onafhankelijkere studies zoals het Mandela/HSRC onderzoek bevestigen dit (zie hoger)[114].

 

Niettemin zijn er ook enkele minpunten of zaken die zeker en vast nog verbeterd kunnen worden. We halen er hier enkele aan.

Ten eerste stellen we vast dat de leeftijdsgroep vanaf 25 jaar toch niet genoeg aandacht krijgt. De HIV-besmettingsgraad blijft hier volgens de Mandela/HSRC studie vrij hoog en daalt niet echt, wat o.a. wijst op niet genoeg bewustmaking van de ziekte. Bewustmaking van deze leeftijdsgroep via non-formeel onderwijs, media en werkplaats zou meer gepromoot moeten worden. I

Vervolgens is bewustmaking slechts echt rendabel indien het gelinkt is met de omgeving en rekening houdt met de sociaal en culturele context, wat in Zuid-Afrika toch nog te weinig gedaan wordt. Ten eerste zou naast onderwijs en media nog meer beroep moeten gedaan worden op de gemeenschapskanalen. Het introduceren van meer sociale werkers, lokale NGO’s, het nog meer bewustmaken van belangrijke personen in een gemeenschap van de aidsproblematiek, e.a., zou hierbij een stap in de goede richting betekenen. Tevens zouden mediacampagnes op zoveel mogelijk mensen gericht moeten zijn, wat nu niet altijd het geval is. Rurale gemeenschappen en arme huishoudens komen vaak niet in contact met bepaalde mediacampagnes die door het gebruik van bepaalde mediakanalen en door het niet hanteren van de lokale talen niet voor iedereen toegankelijk zijn. Een meer multi-linguistische aanpak, zelfs met de verdere marginalisering van de Afikaanse talen, en het meer gebruiken van de voor iedereen toegankelijke mediakanalen (o.a. radio, affiches) is hier aangewezen.

Daarenboven is bewustmaking via de onderwijssector is niet altijd even gemakkelijk. Gezien de vrij hoge HIV-prevalentiegraad bij leraars in Zuid-Afrika, zijn voorlichtingsprogramma’s m.b.t. HIV/AIDS niet altijd zo evident. Ook wordt Zuid-Afrika geconfronteerd met een groot aantal aidswezen die vaak noodgedwongen niet naar school kunnen.

De aidsvisie van de regering Mbeki heeft tenslotte de bewustmakingscampagnes ook geen deugd gedaan. De band tussen HIV en AIDS die in twijfel werd getrokken, was in strijd met de premisse van de campagnes zelf, en uitspraken van Mbeki en anderen zorgden voor heel wat verwarring bij de bevolking[115].

 

4.4.3.2. Condoomverspreiding.

 

Condooms zijn een belangrijk middel bij de preventie van HIV/AIDS en SOA’s. Wanneer we de verspreiding van condooms apart bekijken, moeten we vaststellen dat deze in Zuid-Afrika duidelijk de meeste aandacht krijgt. De ander twee factoren binnen de zogenaamde ABC-strategie (Abstain-Be faithfull to your partner-Condomise), m.n. onthouding en trouw aan de partner, blijven duidelijk onderbelicht in vergelijking met de condoomverspreiding. Dit is al merkbaar aan het strategisch vijfjarenplan m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s dat in 2000 de toename van de verspreiding en het gebruik van mannen- en vrouwencondooms vooropstelde, in het bijzonder bij de leeftijdsgroep 15-25 jaar. Hierbij werd benadrukt dat de verdeling van condooms via niet-traditionele verdelingsmechanismen moest uitgebreid worden, dat de toegang tot condooms in HIV-risicovolle gebieden (o.a. stops voor truckers, aan de grenzen, in de nabijheid van mijnen, enz.) moest verbeterd worden, en dat de aanvaarding, houding, efficiëntie en gebruik van condooms als een vorm van contraceptie bij de jeugd moest toenemen[116].

 

Reeds sinds het midden van de jaren 90 worden gratis condooms verspreid door het departement van volksgezondheid en is deze verdeling één van de belangrijke taken van dit departement. In 2001 ging dit over zo’n 267 miljoen condooms. In 2002 werd dit opgetrokken tot 350 miljoen, terwijl in 2003 volgens de overheid 400 miljoen gratis condooms zullen worden verspreid. Daarenboven verloopt de verdeling ook nog via sociale marketing en verkoop. Wat het gemak betreft waarmee condooms verkregen kunnen worden, stelde het onafhankelijke Mandela/HSRC onderzoek vast dat 90% van de volwassenen en jongeren die in hun studie betrokken werden, een condoom konden krijgen wanneer zij die nodig hadden. 80% hiervan kregen deze gratis. Zuid-Afrika is hiermee één van de enigste Afrikaanse landen die erin slaagt het verschil tussen het verondersteld aantal noodzakelijke condooms om een HIV-infectie te voorkomen en het aantal beschikbare condooms aanzienlijk te verminderen. Onderzoekers berekenden immers dat om één enkele HIV-infectie te vermijden, de publieke sector tussen de 700 en 800 condooms nodig heeft. Aangezien er elke dag zo’n 1500-1700 nieuwe HIV-besmette mensen bijkomen, betekent dit dat de publieke sector zo’n 465 miljoen condooms per jaar nodig heeft om de zogenaamde ‘condom gap’ volledig te dichten. De overheid is dan ook aardig op weg met haar vooropgestelde verdeling van 400 miljoen condooms in 2003. Het departement van volksgezondheid verdeelt de condooms over 190 plaatsen die deze vervolgens doorspelen aan andere locaties zoals truckstops, cafés, grote bedrijven, enz. Openbare ziekenhuizen en verzorgingscentra zijn hierbij volgens de Mandela/HSRC studie de belangrijkste verdelingscentra (35% van de mannen en 43% van de vrouwen komt hier om condooms)[117].

Wat de verdeling van vrouwencondooms betreft, werden de eerste pilootprojecten in Zuid-Afrika opgestart in 1998 in 29 publieke centra. Dit is ondertussen uitgebreid tot ruim 200 publieke centra, waar ruim 1 miljoen vrouwencondooms per jaar worden verdeeld. Vrouwencondooms bieden dit voordeel dat zij de vrouw meer controle over seks geven. Tevens geven vrouwencondooms meer privacy omdat zij tot 8 uur voor de seksuele daad ingeplaatst kunnen worden. De minder snellere toename van de verdeling door de overheid van vrouwencondooms ligt waarschijnlijk aan de prijs die 22 keer hoger is dan deze van een mannencondoom[118].

 

Een condoom is echter pas efficiënt als ze gebruikt wordt. Volgens verschillende studies is een toename van het gebruik van condooms bij Zuid-Afrikanen de laatste jaren het geval. Zo wijst het Mandela/HSRC rapport op een verhoogd condoomgebruik in vergelijking met vroegere studies. Bij de ondervraagden van dit onderzoek gebruikten 30,3% van de mannen en 24,7% bij de vrouwen een condoom bij hun laatste geslachtsgemeenschap, terwijl dit bij een studie in 1998 nog respectievelijk 20,1 en 15,4% was. De jongeren gebruikten hierbij meer een condoom in de laatste 12 maanden dan de rest (57,1% bij de mannelijke en 46,1% bij de vrouwelijke jeugd), wat wijst op een degelijke bewustmakings- en informatiecampagne bij de jeugd. Alhoewel condoomgebruik dus bij volwassenen lager lag, was dit bij volwassenen met een grotere HIV-risicofactor zoals ongetrouwde volwassenen en volwassenen met meer dan 1 partner, beduidend hoger dan bij volwassenen met een lagere HIV-risicofactor zoals getrouwde koppels (niettemin was ook hier het condoomgebruik hoger dan verwacht)[119].

Wat het condoomgebruik betreft, kunnen we dus besluiten dat de bewustmakingscampagnes via de media, onderwijs, gemeenschapskanalen, enz. en de vrij grootschalige verdeling van condooms door de overheid zeker en vast hun nut hebben bewezen, gezien de toename van het condoomgebruik. Niettemin moesten we ook vaststellen dat de percentages in een land, getroffen door een aidsepidemie die grote vormen aanneemt, nog altijd aan de lage kant zijn. Tevens komt de verwarring die Mbeki en aanhangers zaaien rond de band tussen HIV en AIDS, het condoomgebruik niet ten goede. Voortzetting van de verdeling van condooms en de bewustmaking is dus vereist.

 

4.4.3.3. De overdracht van het HIV-virus van moeder op kind.

 

4.4.3.3.1. Inleiding.

 

Vooraleer we overschakelen op het eigenlijke onderwerp, nl. de overdracht van HIV van moeder op kind, is het niet onbelangrijk even stil te staan bij anti-retrovirale geneesmiddelen en de problematiek van de prijs van dergelijke geneesmiddelen.

 

4.4.3.3.2. Wat zijn anti-retrovirale geneesmiddelen?

 

Anti-virale therapie staat gelijk met een behandeling van virale infecties zoals HIV met geneesmiddelen. De geneesmiddelen vertragen de groei of vermenigvuldiging van het virus in het lichaam. Wanneer de groei van het virus wordt vertraagd, vertraagt bijgevolg ook de ziekte. De ziekte wordt niet genezen, maar in het geval van HIV voorkomen de geneesmiddelen wel dat het afweersysteem van de patiënt zo zwak wordt dat een banale ziekte hem fataal kan worden. Omdat HIV een retrovirus is, worden de geneesmiddelen dan ook anti-retrovirale geneesmiddelen (ARV’s) of aidsremmers genoemd. Er bestaan 3 verschillende soorten ARV’s, al naargelang het tijdstip van ingrijpen door de ARV in de levenscyclus van het HIV-virus.

Het gebruik van ARV’s gebeurt op de beste manier door verschillende ARV’s met elkaar te combineren (het best 3, maar 2 kan ook). Dit doet men om te vermijden dat het virus weerstand ontwikkelt en zo de werking van het geneesmiddel doet stoppen. Met verschillende ARV’s i.p.v. 1 ARV duurt het veel langer voor deze weerstand zich ontwikkelt.

ARV’s kunnen tenslotte gevaarlijk zijn en nevenwerkingen met zich meebrengen. Maar alle medicatie is in se gevaarlijk en de gevolgen bij het niet innemen van ARV’s zijn veel ernstiger en bijna altijd fataal. Dankzij ARV’s leven mensen met HIV/AIDS 10 tot 15 jaar langer, wat toch aanzienlijk is. Bovendien zijn bepaalde ARV’s ook efficiënt bij het voorkomen van de overdracht van het HIV-virus van moeder op kind[120].

 

4.4.3.3.3. De problematiek van de prijs van anti-retrovirale geneesmiddelen.

 

De toegang tot ARV’s en andere geneesmiddelen is in Zuid-Afrika en ontwikkelingslanden nog steeds voor de meeste mensen in grote mate onmogelijk. Dit heeft enerzijds grotendeels te maken met het gevoerde prijsbeleid van de farmaceutische multinationals en de steun hiervoor van het westen. Vooraleer we ingaan op de eigenlijke problematiek van overdracht van HIV van moeder op kind, is het aangewezen om toch een woordje hierover te zeggen.

Binnen de WTO werd immers in 1994 onder druk van de regeringen van de westerse landen en de farmaceutische industrie een overeenkomst voor patenten, genaamd de ‘Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights’ of TRIPS opgelegd aan de rest van de wereld. Dit akkoord stelt dat een goedgekeurd patent op o.a. een geneesmiddel 20 jaar geldig is, waardoor de farmaceutische multinationals in grote mate een monopoliepositie kunnen verwerven en de prijzen hoog kunnen houden. Meer dan 90% van alle patenten op de farmaceutische producten is in handen van Amerikaanse, Europese of Japanse bedrijven. Deze bedrijven voeren aan dat patenten nodig zijn om hun kosten van wetenschappelijk onderzoek te recupereren en de ontwikkeling van medicijnen te stimuleren. Dit houdt natuurlijk geen steek houdt, gezien de farmaceutische industrie al buitengewoon geprivilegieerd is, de 5 grootste farmaceutische bedrijven dubbel zoveel waard zijn als het totale inkomen van alle landen van Subsahara Afrika samen, en de farmaceutische industrie de hoogste winstmarges heeft van allemaal door vnl. haar winst te halen uit geneesmiddelen tegen typisch westers kwalen en ziekten die veel meer opleveren[121].

 

TRIPS heeft wel een achterpoortje opengelaten voor de minder ontwikkelde landen. De overeenkomst bepaalt immers dat landen in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden (in geval van een ‘nationale noodtoestand of ander omstandigheden van extreme noodzaak’) een verplichte licentie mogen aannemen of aan parallelle import mogen doen, b.v. als het medicijn van essentieel belang is voor de volksgezondheid, of als de prijs zo hoog ligt dat het voor het merendeel van de bevolking niet toegankelijk is. Met een verplichte licentie mag een derde partij het medicijn, met goedkeuring van de overheid maar zonder een akkoord met de patenthouder, produceren. Meestal kost zo’n generisch geneesmiddel veel minder dan het merkgeneesmiddel. Parallelle import betekent dat een land geneesmiddelen, ook zonder toestemming van de patenthouder, mag invoeren uit een land waar het goedkoper is[122].

In 1996 begon Brazilië, met hulp van UNAIDS, via een verplichte licentie met de generische productie van HIV-geneesmiddelen en begon het ook de geneesmiddelen goedkoop uit andere landen te importeren. Ook landen als India en Thailand produceren veel HIV-geneesmiddelen generisch. Maar grote farmaceutische bedrijven en overheden in het westen oefenden vaak zware druk uit om generische productie tegen te gaan, omdat zij grote schrik hadden dat een toegeving in die aard de deur zou openzetten voor een massale parallelle trafiek van generische geneesmiddelen, geproduceerd in niet-westerse landen, naar het westen en naar markten waar zij sterk staan[123].

Ook Zuid-Afrika kwam onder druk te staan toen het in 1997 onder de regering Mandela een wetswijziging (‘Medicine Act’) aankondigde die een betere toegang tot geneesmiddelen moest waarborgen. Deze wet moest het de overheid mogelijk maken om via parallelle import (invoer van geneesmiddelen uit landen waar die goedkoper zijn dan in Zuid-Afrika zoals India en Brazilië) en verplichte licenties (eigen productie van generische geneesmiddelen) de prijs van geneesmiddelen tegen ziektes zoals AIDS, malaria en tuberculose, sterk te doen dalen. Verschillende westerse regeringen en eraan verbonden farmaceutische industrie protesteerden hier tegen. Een verdere uitwerking van de wet werd dan ook vertraagd en geblokkeerd door de strategie van de farmaceutische industrie, niet alleen door de aankondiging van een prijsverlaging die niet betekende dat de geneesmiddelen betaalbaar werden, maar ook in de vorm van een proces. In 1998 beslisten immers 39 hoofdzakelijk westerse farmaceutische bedrijven om gezamenlijk een rechtszaak aan te spannen voor het Hooggerechtshof in Pretoria tegen de Zuid-Afrikaanse staat omwille van de ‘Medicine Act’ van 1997. Hoogstwaarschijnlijk was dit een strategie van de farmaceutische multinationals om een waarschuwing uit te sturen aan arme landen die het volgens hen misschien wat al te gemakkelijk zouden vinden om een beroep te doen op de uitzonderingen op het patentrecht. Anderzijds speelde ook het mogelijke verlies door deze wet van een lucratieve markt van geneesmiddelen in Zuid-Afrika een rol. Door een protestgolf van vele NGO’s, door de grote aandacht over de betaalbaarheid van geneesmiddelen die het proces kreeg, en vooral door de lichte druk van de regering van de V.S. en van de Europese Unie die een iets soepelere houding van de farmaceutische industrie vroegen om niet het gehele TRIPS-systeem op de helling te zetten, trokken de 39 bedrijven hun klacht bij het begin van het proces in april 2001 in aanwezigheid van vele aidsactivisten en de minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala-Msimang, terug in. De farmaceutische multinationals vreesden tevens dat hun klacht een public relations-ramp dreigde te worden en waren hoogstwaarschijnlijk ook niet bereid om exacte cijfers te geven over hun kosten voor onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen, wat de TAC juist voor het proces had aangevraagd en door de rechter werd goedgekeurd en bevolen om het proces te laten doorgaan. De Zuid-Afrikaanse regering en de farmaceutische multinationals zeiden dat ze een regeling hadden getroffen waarbij Zuid-Afrika zou beloven de industrie te consulteren over de verdere uitvoering van de ‘Medecine Act’ en zich zou houden aan de TRIPS van de WTO. Na het intrekken van de klacht was er bij vele activisten in grote mate optimisme te bespeuren. Het werd door velen immers aanzien als een grote stap voorwaarts en een precedent voor andere ontwikkelingslanden om hetzelfde te doen als Zuid-Afrika[124].

Op de conferentie van de WTO in Doha eind 2001 werd dan ook als een soort compromis met andere beslissingen op deze conferentie in het nadeel van de ontwikkelingslanden, een algemene verklaring aangenomen die landen het recht zou geven maatregelen te nemen om hun publieke gezondheid te beschermen. In deze voor de WTO vrij verrassende verklaring werd herbevestigd dat ontwikkelingslanden het recht hebben om in noodsituaties zelf kopieën van gepatenteerde geneesmiddelen te produceren tegen een betaalbare prijs en dat tegen het einde van 2002 er een uiteindelijke afspraak moest komen rond de import van generische geneesmiddelen. De reden van uitstel was echter duidelijk. De farmaceutische industrie en de westerse regeringen met aan kop de V.S. en in mindere mate de E.U., zijn fel gekant tegen en bevreesd voor de reeds aangehaalde, mogelijke parallelle import van generische geneesmiddelen, geproduceerd in niet-westerse landen, naar het westen zelf of naar andere interessante afzetmarkten. Dit zou het monopolie van deze farmaceutische multinationals in het meest winstgevende deel van de wereld in gevaar brengen. Onderhandelingen die eind 2002 in Genève werden gehouden rond deze problematiek, geraakten dan ook in het slop en werden afgebroken. De verklaring van Doha werd tevens met allerhande technische middelen beperkt, wat een oplossing voor het probleem van toegang tot geneesmiddelen er niet gemakkelijker op gemaakt heeft[125].

Aan de ander kant zijn de farmaceutische multinationals al enkele jaren bezig met een prijsverlaging van hun geneesmiddelen voor de armste landen. Dit is op zich geen slechte zaak, ware het niet dat zelf deze prijs voor vele ontwikkelingslanden nog veel te hoog is en generische geneesmiddelen in grote mate goedkoper blijven. Tevens maakt deze verlaging van de prijs het vaak voor arme landen moeilijker om via de TRIPS van start te gaan met de productie van generische geneesmiddelen[126].

 

Deze problematiek is vanzelfsprekend ook van toepassing op de geneesmiddelen tegen AIDS. Zo zijn prijzen van ARV’s en andere geneesmiddelen m.b.t. AIDS voor ontwikkelingslanden sterk gezakt maar ook hier blijven deze geneesmiddelen onbetaalbaar voor de meerderheid van HIV-besmette mensen in het zuiden. Zo heeft de grootste producent van aidsremmers ter wereld, GlaxoSmithKline, onlangs onder zware druk zijn prijzen voor aidsremmers gehalveerd in 63 ontwikkelingslanden, maar de generische versies van de door deze farmareus geproduceerde aidsremmers combivir, AZT, e.a., blijven nog steeds veel goedkoper. Daarenboven werden soms ook gratis ARV’s aangeboden, zoals het aanbod van Boehringer Ingelheim die gratis nevirapine aan zwangere vrouwen o.a. in Zuid-Afrika beloofde te verstrekken, niet uit altruïsme maar om hiermee een mogelijke dwanglicentie te voorkomen. Dit aanbod werd echter niet aangenomen door de Zuid-Afrikaanse regering[127].

De invoer en in mindere mate de productie van generische ARV’s wordt ook nog in grote mate tegengewerkt door de farmaceutische multinationals en de westerse regeringen. Zo heeft de Zuid-Afrikaanse regering, mede uit vrees voor economische gevolgen door westerse landen maar zeker en vast ook door de weigering van de regering Mbeki zelf om ferm te investeren in ARV’s, o.a. eind 2002 een aanbod voor een parallelle import van een generisch ARV, geproduceerd door een Indisch farmaceutisch bedrijf, niet aangenomen. De invoer van generische ARV’s uit o.a. Brazilië werd wel uitgevoerd door de TAC en Artsen zonder Grenzen voor hun opgezet aidsproject in Khayelitsha, een sloppenwijk van Kaapstad (zie verder). Wat het opzetten van een productie van generische geneesmiddelen in het land zelf betreft, zijn het westen en de farmaceutische industrie minder stug. Zo heeft o.a. GlaxoSmithKline, enkele maanden na het mee deelnemen aan het proces tegen de Zuid-Afrikaanse staat, en Boehringer Ingelheim in oktober 2002, het recht gegeven aan een Zuid-Afrikaans farmaceutisch bedrijf (Aspen) om generische ARV’s te maken van de door GlaxoSmithKline geproduceerde ARV’s AZT, 3TC en Combivir en de door Boehringer Ingelheim geproduceerde nevirapine. Deze twee gesloten akkoorden worden wel beperkt in die mate dat Aspen alleen de generische ARV’s mag verkopen aan de Zuid-Afrikaanse staat en aan NGO’s in Zuid-Afrika, wat de mogelijkheid van export naar het westen en ander interessante markten sterk doet afnemen en de privé-markten in Zuid-Afrika openhoudt voor beide multinationals[128].

 

4.4.3.3.4. De overdracht van HIV van moeder op kind.

 

Naast deze prijsproblematiek van geneesmiddelen blijft gezondheidszorg en de aanpak van AIDS een kwestie van organisatie en investering op het terrein. Daar heeft niet alleen de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid, maar zeker en vast ook de lokale overheid. Politieke wil van de regering speelt bijgevolg een zeer grote rol wat duidelijk kan aangetoond worden bij de politiek die gevolgd wordt door de Zuid-Afrikaanse regering rond o.a. overdracht van HIV van moeder op kind.

 

Vooraleer we ingaan op de problematiek in Zuid-Afrika rond overdracht van moeder op kind van het HIV-virus (MTCT), willen we toch even herhalen wat we hiermee eigenlijk bedoelen, en enkele cijfers aanhalen. Bij zwangere vrouwen die draagster zijn van het HIV-virus (in Zuid-Afrika bedraagt dit 20-25% van de zwangere vrouwen), bestaat er immers een kans dat het virus wordt overgedragen naar de foetus of het kind. In geïndustrialiseerde landen gaat dit om zo’n 15 tot 25% van het aantal geboortes bij HIV-besmette vrouwen, terwijl dit in de ontwikkelingslanden toch hoger ligt, nl. 25-45%. In Zuid-Afrika komt dit neer op 75000 baby’s per jaar die geïnfecteerd worden. Er zijn 2 manieren waarop de infectie kan gebeuren: bij de zwangerschap of de geboorte, en door het geven van borstvoeding. Ongeveer 70% van deze infecties in Zuid-Afrika gebeurt bij zwangerschap of geboorte. De andere ca. 30% is het gevolg van borstvoeding. MTCT kan ten eerste voorkomen worden door het gebruik van ARV’s tijdens de zwangerschap. Drie mogelijke kuren van ARV’s komen hiervoor in aanmerking: een lange kuur van AZT die duur is maar wel het meest efficiënt, een kortere kuur van AZT en een minder dure kuur van nevirapine. Wat de borstvoeding betreft, moet een alternatieve vorm van borstvoeding gegeven worden d.m.v. moedermelksubstituten. Tevens moeten meer HIV-testen verstrekt worden aan vrouwen (zie verder) en moet de bewustmaking van het gevaar en de gevolgen van HIV ook in deze groep uitgebreid worden (zie hoger). Een goede behandeling van MTCT kan bijgevolg ongeveer 60% van de mogelijke overdrachten van het HIV-virus tegenhouden[129].

 

Reeds tijdens de regering Mandela kwam het ter sprake om AZT (zidovudine) gratis te verstrekken aan HIV-besmette zwangere vrouwen in publieke hospitalen. In 1998 bleek immers dat een korte kuur van AZT ook behoorlijk efficiënt was bij het verhinderen van MTCT. Daarom werd in datzelfde jaar door o.a. NAPWA, Zuid-Afrikaanse aidswetenschappers en de juist opgerichte TAC aangedrongen om deze ARV beschikbaar te stellen in publieke hospitalen voor zwangere vrouwen met HIV. Het directoraat-generaal m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s kwam niet veel later met zijn bevindingen naar buiten waarbij gesteld werd ‘dat therapie met ARV’s bij MTCT in beschouwing moest genomen worden’. Alhoewel reeds verschillende provinciale regeringen gestart waren met voorbereidingen voor pilootprojecten in hun provincies, werden de plannen begin oktober abrupt tot een einde gebracht door de politieke leiders aan de top, waaronder minister van volksgezondheid, Nkosazana Zuma. Aanvankelijk werd hierbij het argument gegeven dat een dergelijke operatie niet te betalen was, maar al snel werd ook het argument van de veiligheid van ARV’s erbij getrokken[130].

Bij de aanvang van de nieuwe regering o.l.v. Mbeki werd door de minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala-Msimang nog verklaard om het niet verstrekken van AZT bij MTCT te herzien, maar dit was slechts van korte duur. Onder druk van Mbeki moest ze haar mening al snel herzien en legde Mbeki zijn visie m.b.t. AZT op. Zo trok Mbeki in november 1999 voor een eerste keer openlijk het effect van AZT in twijfel. Hij vroeg zich af of toediening ervan aan zwangere vrouwen besmetting van baby’s zou kunnen voorkomen en had dus zijn twijfels bij de efficiëntie en veiligheid van AZT. Iets later stelde Mbeki en vnl. zijn trouwste aanhangers (waaronder sinds dan ook al de minister van volksgezondheid) het nog extremer door te verklaren dat ARV’s en bijgevolg ook AZT een gevaar voor de volksgezondheid zijn omdat deze ARV ‘giftig’ was. Dit was geheel volgens de dissidente aidsvisie van Mbeki die de band tussen HIV en AIDS in twijfel trok. Mbeki liet dan ook zijn aidspanel een onderzoek doen naar de veiligheid en mogelijke giftigheid van AZT bij hun aanstelling in mei 2000. Tenslotte bleef ook het vijfjarig strategisch aidsplan rond de MTCT vrij vaag over de doelstellingen. Verbetering van de toegang tot specifieke HIV-testen en raadgeving werden wel vooropgesteld, samen met een verbetering van de medische diensten en personeel voor zwangere vrouwen met HIV, maar rond de toediening van ARV’s en het aanbieden van moedermelksubstituten werd niets concreet gezegd[131].

 

Nadat indrukwekkende resultaten werden geboekt bij het verstrekken van het veel goedkopere nevirapine aan zwangere vrouwen met HIV in Oeganda, kwam in Zuid-Afrika eind 1999-begin 2000 voor het eerst de vraag op vnl. bij NGO’s en wetenschappers om dit geneesmiddel in publieke hospitalen gratis toe te dienen aan HIV-besmette zwangere vrouwen. De regering weigerde echter ondanks verschillende goedkeuringen van deze ARV door het MRC. Hierbij haalden ze steeds dezelfde redenen aan. Ten eerste waren er de kosten van nevirapine en het gebrek aan infrastructuur in de gezondheidszorg. Wat de hoge kosten betreft, is het zo dat verschillende studies reeds aantoonden dat het niet aanbieden van nevirapine en zelfs van het veel duurdere AZT aan zwangere vrouwen met HIV de staat veel meer kost dan dat ze dit wel zouden doen (ong. 800 miljoen Rand duurder per jaar). Tevens waren er zeker na het proces tegen de farmaceutische multinationals mogelijkheden om aan generische productie te doen maar werd dit iedere keer afgekeurd. Zelfs in juli 2000 was er al een eerste keer een aanbod van de producent van nevirapine, Boehringer Ingelheim, om de volgende 5 jaar gratis nevirapine aan de Zuid-Afrikaanse overheid verschaffen voor MTCT, maar dit werd ook geweigerd. Het probleem van de kosten van nevirapine houdt dus niet echt steek. De reden van het gebrek aan infrastructuur, is ook niet echt gegrond. Alhoewel dit zeker niet zo goed georganiseerd is als in het westen, is de infrastructuur van de gezondheidszorg zeker moderner dan in andere Afrikaanse landen (b.v. Oeganda), waar het de toediening van ARV’s bij MTCT wel uitgevoerd wordt en succesvol is. Een andere reden die de regering soms aanhaalde, is het probleem van de moedermelksubstituten bij gebrek aan zuiver water, wat wel terecht is, maar zeker geen reden mag zijn om helemaal niets te doen. Maar de meest aangehaalde reden is zeker en vast de toxiciteit van deze ARV, wat gezien moet worden in het teken van de dissidente aidsvisie van Mbeki en aanhangers[132].

Ondanks deze weigering, moest de regering een eerste keer buigen onder druk van aidsactivisten (met een belangrijke rol voor de TAC), wetenschappers, e.a. Begin 2001 werden immers in 18 publieke hospitalen voor een testperiode van 2 jaar pilootprojecten opgestart (2 publieke ziekenhuizen per provincie) die gratis nevirapine zouden verschaffen aan zwangere vrouwen met HIV. Dit bleef echter een vrij beperkte maatregel, omdat slechts 10% van de zwangere vrouwen met HIV hierdoor bereikt werden. De regering kwam bijgevolg af met een halfslachtige maatregel om de zaak nog iets langer uit te stellen[133].

De TAC vond terecht dat dit niet genoeg was en niet snel genoeg ging en begon in augustus 2001 een zaak aan te spannen tegen de regering voor het Hooggerechtshof in Pretoria. De reden voor deze aanklacht was volgens de TAC duidelijk. Door het niet leveren van nevirapine aan zwangere vrouwen ontnam de regering vele baby’s het grondwettelijk recht op leven en was in strijd met het recht van toegang voor iedereen tot basisgezondheidszorg. Deze rechtszaak werd gewonnen door de TAC in december 2001 en uitbreiding van de gratis nevirapine aan zwangere vrouwen in alle publieke hospitalen werd door de bevoegde rechter, Chris Botha, zo snel mogelijk geëist. Hierbij werd het argument van de kosten en de toxiciteit van de ARV’s door de rechter volledig van tafel geveegd. Tevens werd aan de regering bevolen om een duidelijker en vollediger nationale strategie rond MTCT, inclusief specifieke HIV-testen, op te stellen en dit plan voor te leggen aan het hooggerechtshof in maart 2002. Na het proces volgden er verschillende maanden beloftes en woorden die echter niet werden omgezet in daden. Begin februari kwam Mbeki al naar buiten met een mogelijke uitbreiding van nevirapine m.b.t. MTCT in publieke ziekenhuizen. In april werd dit als gevolg van hoge interne en externe druk omgezet in een regeringsverklaring waarin werd aangekondigd om gratis nevirapine aan zwangere vrouwen met HIV te geven in alle publieke hospitalen. Hierop werd echter geen deadline gezet en slechts vanaf eind 2002 zou hier wegens technische en organisatorische problemen die moesten opgelost worden, pas echt goed mee kunnen gestart worden. Ondanks deze veranderde houding, besloot de regering toch naar het Grondwettelijk Hof te stappen om in beroep te gaan tegen de uitspraak van het Hooggerechtshof. Alhoewel dit volgens de regering gedaan werd in het teken van de bescherming van de scheiding van de machten (nl. de vraag of het gerecht zich wel mag bemoeien met een deel van het regeringsbeleid), onthulde dit, ondanks dat de regering dit fel tegensprak, ook hun schijnheilige politiek en de mogelijkheid die de regering nog poogde te verkrijgen om het verschaffen van nevirapine weer te beperken tot de pilootprojecten. De zaak voor het Grondwettelijk Hof werd uiteindelijk na een tweetal maanden begin juli 2002 verloren door de regering. Volgens hoofdrechter van het Grondwettelijk Hof, Edwin Cameron (zelf drager van het HIV-virus), faalde de regering in haar prioritaire grondwettelijke plicht om levens te beschermen en te redden. De regering werd bevolen om zonder uitstel de beperkingen die verhinderen dat nevirapine gratis wordt verstrekt in publieke hospitalen op te heffen en met een volledig project in alle publieke ziekenhuizen te beginnen[134].

Maar ook na deze uitspraak kwam er niet onmiddellijk actie. Bepaalde ANC-leiders deden zelfs nog controversiële uitspraken, zoals de minister van volksgezondheid, Manto Tshabalala Msimang, die op de wereldaidsconferentie in Barcelona nog verklaarde dat ARV’s giftig waren. Ook sinds december 2002, het startpunt van een uitbreiding van de nevirapinebehandeling bij MTCT volgens de regeringsverklaring van april 2002, hebben we de indruk dat nog niet zoveel van de beloftes van de regering ingelost zijn en dat de politieke wil niet echt aanwezig is. De flauwe update van het nationale strategische aidsplan 2000-2005, uitgebracht in maart 2003, brengt immers concreet niet zoveel nieuws onder de zon. Heel langzaamaan wordt het aantal publieke hospitalen dat gratis nevirapine voor zwangere vrouwen met HIV verschaft, uitgebreid, maar het is duidelijk dat de regering hierbij niet echt haast heeft. Zo sprak ze in februari 2003 van een uitbreiding die verspreid zal worden over de volgende jaren[135].

Tenslotte moeten we wel vermelden, wat tevens ook geldt voor de behandeling van ARV’s bij andere personen (mensen met HIV/AIDS en verkrachte personen) dat niet alle provincies de langzame weg van de nationale regering volgen. Zo is de Westelijke Kaap al geruime tijd bezig met het verschaffen van nevirapine voor zwangere vrouwen met HIV in zoveel mogelijk publieke ziekenhuizen. Ook Gauteng en KwaZulu-Natal zijn hiermee actief bezig[136].

 

4.4.3.4. Preventie bij verkrachte personen.

 

We hebben reeds in ons vorige deel aangetoond dat in het post-apartheidsera, na het grotendeels verdwijnen van politiek geweld, andere vormen van geweld meer de kop opsteken. Eén van deze vormen is seksueel geweld waar vrouwen en kinderen in grote mate het slachtoffer van zijn. Verkrachting neemt zonder overdrijven ‘endemische’ vormen aan in Zuid-Afrika. Een bijkomend probleem dat zich bij verkrachtingen in Zuid-Afrika stelt, is dat vele van de daders vaak met HIV besmet zijn en het virus zo overdragen naar de verkrachte persoon. Wie verkracht wordt, loopt bijgevolg in 4 van de 10 gevallen ook HIV op. Net als bij de overdracht van het HIV-virus van moeder naar kind kan deze overdracht via seksueel geweld voorkomen worden door een kuur van anti-retrovirale geneesmiddelen. Bepaalde onderzoeken (o.a. één door een particulier ziekenhuis in Johannesburg, Gauteng) toonden zelfs aan dat er bijna een effectiviteit van 90% is als de ARV’s binnen de 72 uur na de verkrachting toegediend worden. Na 72 uur geraakt het HIV-virus immers in de bloedbaan en is preventie niet meer mogelijk. Een combinatie van AZT en 3TC is hierbij de meest aangewezen en effectieve kuur die 28 dagen moet gevolgd worden[137].

 

Het beleid rond mogelijke HIV-besmetting bij verkrachting door de regering was tot voor kort zeer controversieel. Net zoals bij de overdracht van het HIV-virus van moeder op kind, haalden Mbeki en zijn aanhangers vnl. het argument aan dat ARV’s toxisch zijn en bijgevolg niet werken bij het voorkomen van HIV-infectie bij verkrachte mensen. Het gratis voorschrijven van ARV’s in die gevallen werd dus door de regering verboden in publieke hospitalen. Dit was in tegenstelling met b.v. de parlementsleden en functionarissen (zo’n 2000 man in totaal) die indien ze dat wensten wel beroep konden doen via publieke financiering op ARV’s bij o.a. overdracht van moeder op kind en bij verkrachting. Tevens werd in het vijfjarig strategisch aidsplan wel verwezen naar het gebruik van ARV’s aan verkrachte personen, maar was er geen definitieve strategie neergeschreven en werd verder onderzoek hier rond aanbevolen[138].

Dit aidsbeleid bij deze groep mensen willen we illustreren aan de hand van twee voorbeelden. Een eerste handelt over de babyverkrachtingen. Zoals reeds eerder aangehaald, kwam Zuid-Afrika vanaf november 2001 in het internationale nieuws met enkele gruwelijke babyverkrachtingen waarvan men zei dat deze uitgevoerd waren door HIV-besmette mannen die geloofden in de mythe dat men van HIV/AIDS kon genezen als men seks had met een zo jong mogelijke maagd. Eén van deze baby’s die de naam Tshepang met zich meekreeg, werd vrij direct overgebracht naar een ziekenhuis in de Noordelijke Kaap. De medisch directeur van dit ziekenhuis verklaarde op TV dat de baby behandeld was met AZT zodat ze in elk geval niet zou besmet geraken met het HIV-virus. Daags daarna, kreeg de directeur, zo blijkt nu, een telefoontje van de provinciale minister van volksgezondheid die aanhanger was van de aidsvisie en aidsbeleid van de regering Mbeki. Hij keurde het af dat de baby met AZT werd behandeld en vroeg onmiddellijk het ontslag van de dokter die deze ARV had toegediend. Een tweede voorbeeld heeft betrekking op een zaak in de provincie Mpumulanga. Daar is de in 1999 opgerichte ‘Greater Nelspruit Rape Intervention Project’ (GRIP) actief. Deze biedt steun en hulp aan verkrachte vrouwen en kinderen en biedt aan ongeveer 50 vrouwen en kinderen per maand AZT en 3TC aan. Eind 2000 werd hen dit verboden door de provinciale minister, Sibongile Manana, en door de nationale regering omdat dit niet in lijn was met het beleid van de regering. Manana die sterk achter het aidsbeleid van de nationale regering staat, gooide tevens GRIP uit twee publieke hospitalen in Nelspruit nadat ze ontdekt had dat deze organisatie bij aanbieden van hulp daar aan verkrachte personen o.a. ARV’s ter beschikking stelde. GRIP dat daarvoor toestemming had gekregen van de directie van de twee hospitalen en dat slechts deze ARV’s ter beschikking stelde nadat de dokters in de ziekenhuizen hun goedkeuring hadden gegeven, stapte naar de rechtbank. Het diende niet alleen klacht in tegen een vals document dat waarschijnlijk verspreid werd door Manana, waarin vermeld stond dat 36 door GRIP opgeleide vrijwilligers zich distantieerden van deze organisatie en het regeringsbeleid niet wilden bruuskeren, maar ook tegen de verschillende uitspraken van Manana die o.a. zei dat ‘zwarte vrouwen gebruikt werden als Guinese varkens en werden vergiftigd’ in deze behandeling van GRIP met ARV’s[139].

 

Sinds april 2002 kwam wel verandering in het beleid van de regering rond het gratis leveren van ARV’s aan verkrachte mensen. De regeringsverklaring van april 2002 beloofde immers de gratis levering van ARV’s aan verkrachte personen in alle publieke ziekenhuizen. De uitvoering van deze belofte verloopt wel vlotter dan deze m.b.t. MTCT. Vanaf juni 2002 werden reeds de concrete plannen overgemaakt aan de verschillende provincies. Hierin stond niet alleen dat ARV’s ter beschikking gesteld moesten worden, maar ook een HIV-test en meer psychologische hulp. In verschillende provincies zoals de Westelijke Kaap, KwaZulu-Natal, Vrijstaat, e.a. gaat dit volgens verschillende bronnen vrij goed en zijn ARV’s in de meeste publieke ziekenhuizen beschikbaar voor verkrachte personen. Maar in de provincies waar het meeste aantal verkrachtingen plaatsvinden, Mpumulanga, Limpopo en de Noordelijke Kaap, is dit vaak nog veel te weinig het geval. Tevens duiken ook andere problemen op. Zo zijn verkrachte personen vaak in shock en niet in staat om binnen de 72 uur na de verkrachting naar het ziekenhuis te gaan om een ARV-behandeling te starten. Anderzijds beëindigen vele mensen die een dergelijke ARV-behandeling innemen niet de volledige kuur van 28 dagen. Zo waren er tussen juli en september 2002 in Gauteng 858 die een kuur begonnen, maar waren er maar 112 die ze tot het einde innamen. Tenslotte zijn gewone gezondheidswerkers en dokters buiten de publieke hospitalen, waar de verkrachte personen vaak het eerst contact mee opzoeken, te vaak slecht of niet geïnformeerd rond het bestaan van deze behandeling in publieke ziekenhuizen[140].

 

4.4.3.5. HIV-testen.

 

De HIV-test is een middel om te bepalen of men geïnfecteerd is door het HIV-virus. In de meeste types van testen zoekt men naar bepaalde antilichamen of proteïnen in het lichaam die aangemaakt worden door het immuunsysteem wanneer HIV het lichaam binnendringt. De meest bekende en verspreide in deze soort testen, is ongetwijfeld de ELISA-test. Een positieve test betekent dat de persoon die de test aflegt, HIV-antilichamen heeft en besmet is met het HIV-virus. Een negatieve test betekent dat de persoon die de test aflegt, niet besmet is met het HIV-virus. In 99,5% van de gevallen is de test nauwkeurig. Er zijn echter twee uitzonderingen. De eerste heeft betrekking op kinderen die gebaard worden door vrouwen die met HIV besmet zijn. Het is immers mogelijk dat zij HIV-antilichamen overdragen aan hun kind maar niet het HIV-virus. Een ander soort HIV-test die het virus zelf detecteert, is dan ook noodzakelijk. Een tweede uitzondering betreft personen die recentelijk met het HIV-virus zijn besmet. Het duurt immers tussen de 3 weken en de 3 maand vooraleer het immuunsysteem antilichamen begint te produceren tegen HIV. Wanneer men zich direct wil laten testen op HIV is dus een ander type soort HIV-test aangewezen. Tenslotte worden ook op mensen die al weten dat ze besmet zijn met HIV, HIV-testen uitgevoerd, om te bepalen hoe snel het virus zich vermenigvuldigt. Hiervoor worden testen gebruikt die het virus zelf detecteren of een zogenaamde T-celtest[141].

 

Reeds tijdens de regering Mandela werden HIV-testen ingevoerd, maar het was vnl. in het strategisch aidsplan 2000-2005 dat de HIV-test een belangrijke plaats innam m.b.t. de preventie van HIV/AIDS. Hierin werd ten eerste vooropgesteld dat het aantal locaties waar HIV-testen worden uitgevoerd, moest vermeerderen. Tevens moest het gesprek en de raadgeving voor en na de test geïntroduceerd worden, moest de toegang tot deze diensten die instaan voor HIV-testen verbeterd worden, in het bijzonder voor de jeugd en moest het gebruik van de snellere en goedkopere ELISA-test uitbreiden[142].

Maar de dissidente aidsvisie van Mbeki en zijn trouwste aanhangers gooide ook hier een tijdje roet in het eten en zorgde voor verwarring. Het aidspanel dat door Mbeki werd samengesteld in mei 2000, adviseerde immers dat een onderzoek moest uitgevoerd worden om na te gaan of de ELISA-test wel betrouwbaar was. Buiten Zuid-Afrika werd aan de kwaliteit van de test nauwelijks getwijfeld. Dissidente wetenschappers binnen dit panel stelden zelfs voor om de HIV-testen op te schorten vooraleer hierover uitsluitsel werd. Aidsactivisten in Zuid-Afrika vonden het een rampzalige beslissing, omdat dit voor verwarring onder de bevolking zorgde en de twijfel aan de test de pogingen ondermijnde om preventiecampagnes op te zetten[143].

Door interne en externe druk moest de regering echter doorgaan met de HIV-testen. Een duidelijker nationaal beleid rond vrijwillige HIV-testen werd in navolging van het vijfjarig strategisch aidsplan opgesteld. Zo werden twee gesprekken ingevoerd met ‘raadgevers’, één voor de test zelf en één erna. In de zogenaamde ‘pre-test counselling’ wordt de persoon die de HIV-test wil afleggen, uitgelegd wat een HIV-test is en hoe het in zijn werk gaat, hoe men zichzelf beter kan beschermen tegen infectie, hoe men het best handelt als men positief test, e.a. Bij de ‘post-test counselling’ gaat het om een ontmoeting met één ‘raadgever’ die de resultaten van de test bekendmaakt. Als het resultaat negatief is, wordt nogmaals gewezen op de bescherming tegen HIV en aangeraden deze weg te volgen. In geval van een positief resultaat, wordt de persoon aangemoedigd gezond verder te leven om opportunistische infecties zoveel mogelijk te vermijden en wordt hen informatie gegeven rond diensten die hulp ter beschikking stellen. De test zelf is de ELISA-test en wordt 2 keer uitgevoerd[144].

De installering van de HIV-testen en de daarbijhorende ‘raadgeving’ (‘voluntary HIV counselling and testing’ of VCT) is zeer zeker een goede stap in de richting. Zeker en vast de ‘raadgeving’ voor en na de test zelf, is belangrijk voor de bewustmaking van de ziekte. Het kan het seksueel gedrag van de persoon helpen veranderen en de stigmatisering rond HIV/AIDS terugdringen. Het programma van de HIV-testen en ‘counselling’ kan wel nog verbeterd worden op verschillende vlakken. Ten eerste moeten we vaststellen dat de expansie van de VCT-diensten in publieke gezondheidscentra toch vrij traag verloopt. Zo zijn er in de Oostelijke Kaap slechts enkele locaties waar VCT-diensten worden aangeboden. De regering beloofde in haar update van het strategisch aidsplan dat tegen midden 2004 in 80% van deze centra VCT-dienstverlening aanwezig zou zijn. Vervolgens moeten de VCT-diensten meer verbonden worden met andere vormen van preventie en behandeling. Zo zou ten eerste de bewustmaking bij de gesprekken voor en na de HIV-test nog meer in de kijker moeten worden gezet (o.a. door een betere opleiding van de ‘raadgevers’). Maar omgekeerd ook: HIV-testen zouden meer in de bewustmakingscampagnes moeten naar voren komen, gezien het vrij lage bewustzijn en kennis van de bevolking daaromtrent. Daarenboven zouden in navolging van Oeganda, koppels voordat ze beslissen om een kind te verwekken, moeten aangemoedigd worden om een HIV-test af te leggen. Hierdoor zou de overdracht van moeder op kind teruggebracht kunnen worden. Ten derde zou men zich meer moeten focussen op mensen die al ‘leven’ met HIV/AIDS, die zichzelf nog erger kunnen infecteren of hun partners kunnen besmetten. Daarom is het tenslotte ook van belang dat ARV’s voor mensen met HIV/AIDS ter beschikking wordt gesteld, zodat meer mensen worden aangemoedigd om een HIV-test af te leggen. Relatief weinig mensen in Zuid-Afrika legden een HIV-test af, juist omdat er hen geen behandeling bij een positief resultaat aangeboden wordt[145].

 

4.4.3.6. Onderzoek in Zuid-Afrika naar een aidsvaccin.

 

Naast alle onderzoeken naar aidsvaccins in de wereld, zit men in Zuid-Afrika daaromtrent ook niet stil. Het ‘South African AIDS vaccine initiative’ (SAAVI), dat in 1999 gelanceerd werd en dat geleid wordt door het MRC, is een publiek en multi-sectorieel project van verschillende Zuid-Afrikaanse wetenschappelijke instellingen die tevens in contact staan met andere initiatieven in het buitenland. SAAVI is op zoek naar een vaccin, specifiek voor het subtype C van het HIV-1-virus dat het meest voorkomt in zuidelijk Afrika. Voor twee testvaccins die werden geproduceerd, zal normaal gezien eind 2003-begin 2004 een eerste fase van testen starten. SAAVI wordt gesteund en gefinancierd door de Zuid-Afrikaanse overheid. Zo heeft het departement van volksgezondheid onlangs haar financiering voor SAAVI opgetrokken van 5 miljoen naar 10 miljoen Rand per jaar. Een bijkomende 10 miljoen Rand per jaar wordt door het departement van wetenschap en technologie uitgetrokken voor dit project. Daarnaast zijn er de bedrijfswereld waarbij het staatsbedrijf Eskom 15 miljoen Rand per jaar geeft, en de internationale donoren. SAAVI is een vrij prestigieus project, dat de regering maar al te graag aanhaalt om hun strijd tegen AIDS te benadrukken, terwijl diezelfde regering op andere vlakken van de aidsbestrijding toch duidelijk niet genoeg haar verantwoordelijkheid opneemt[146].

 

4.4.4. De behandeling van HIV/AIDS.

 

 

Behandeling van HIV/AIDS omvat een brede waaier aan zaken (gezondheidszorg en faciliteiten in zijn geheel, opleiding medisch personeel rond AIDS, steun aan gemeenschapsprojecten, aanpakken van de stigmatisering en discriminatie, aanpak van de aidsgerelateerde ziektes, levering van ARV’s, enz.). Het is niet onze bedoeling om al deze zaken te bespreken omdat dit ons te ver zou uitweiden en de thesis nog omvangrijker zou maken dan hij al is. Daarom willen we ons vnl. kort toespitsen op het beleid van de regering inzake de levering van ARV’s aan mensen met HIV/AIDS, het benadrukken van het belang van een goede voeding en de behandeling van aidsgerelateerde ziektes.

 

Wat de ARV’s betreft, kunnen we vrij kort zijn. Vanuit de overheid, bestaat er immers geen nog altijd geen beleid inzake het gratis verschaffen van ARV’s aan mensen met HIV/AIDS (de zogenaamde HAART of ‘highly active antiretroviral therapy’ waar twee of meer ARV’s gebruikt worden om iemand met HIV/AIDS te behandelen). In een land waar 4,5 tot 5 miljoen mensen van de 43,7 miljoen besmet zijn met HIV/AIDS, is dit bijgevolg niet echt een gunstige evolutie. Net als bij de MTCT werden door de regering de laatste jaren dezelfde redenen aangehaald om geen ARV-behandeling voor mensen met HIV/AIDS in te voeren en te financieren. Ten eerste haalde men vaak de kosten aan die een dergelijk project met zich meebrengt. Het is zeker en vast juist dat een behandeling met ARV’s voor zoveel mogelijk mensen die besmet zijn met HIV/AIDS, een hele investering is en een serieuze verhoging van het budget van de gezondheidszorg vraagt. Maar volgens verschillende studies komt dit de gehele Zuid-Afrikaanse economie en staat voordeliger uit dan dat men niet ingrijpt. Zo bracht de universiteit van Kaapstad op vraag van de TAC in september 2002 een rapport uit waarin de kosten van een dergelijke HAART berekend werden. Indien men de voorziening van ARV’s gradueel optrekt (van 20% van de mensen met HIV/AIDS in 2003 tot 90% van de mensen met HIV/AIDS in 2007) en indien men kan beschikken over generische geneesmiddelen (wat kan lukken nu GlaxoSmithKline en Boehringer Ingelheim hebben toegestemd met de productie van een generische versie van hun ARV’s in het Zuid-Afrikaanse farmaceutisch bedrijf Aspen), zou dit neerkomen op een kost van 224 miljoen Rand in 2003 tot een kost van 6,8 miljard Rand in 2007. Dit zou veel goedkoper zijn dan indien de regering blijft vasthouden aan het niet uitvoeren van een dergelijk project. Want extra kosten van zieke arbeiders en personeel in de verschillende economische sectoren, extra uitgaven m.b.t. de hospitalisatiekosten door veel meer opnames, meer uitgaven op vlak van ziekenhuispersoneel, meer kosten voor de verzorging van aidswezen, enz., worden op die manier in grote mate bespaard. Tenslotte willen we ook wijzen dat de Zuid-Afrikaanse regering wel degelijk beschikt over de middelen om dit project uit te voeren, ondanks de vele ander problemen waarmee ze te kampen heeft. Dit blijkt o.a. uit de hoge uitgaven die men ieder jaar besteedt aan wapens en andere militaire zaken. Een tweede reden die de regering en tegenstanders van een HAART-project aanhaalden, was de gebrekkige infrastructuur in de gezondheidszorg. Hier heeft men wel een punt, veel meer als bij de MTCT, gezien de grotere omvang van het HAART-project. De infrastructuur is echter duidelijk moderner dan elders in Afrika. Rekening houdende met een aanpassing van de medische instellingen bij de voorziening van ARV’s voor de mensen met HIV/AIDS, mag dit geen hinderpaal vormen voor de uitvoering van dit project. De derde en meest aangehaalde reden betreft de volgens de regering toxiciteit van de ARV’s, geheel conform met de dissidente aidsvisie (zie hoger)[147].

Bijgevolg is onder Mbeki nog maar weinig terechtgekomen van een mogelijk HAART-project. Reeds in het vijfjarig strategisch aidsplan is daar weinig van te merken. Hierin wordt met geen woord gerept over een mogelijke ARV-behandeling voor mensen met HIV/AIDS. Tot april 2002 werd de mogelijkheid van ARV’s volledig afgewezen en was het de dissidente visie van Mbeki en aanhangers die duidelijk de bovenhand kreeg. In april 2002 wijzigde de regering door zware druk haar houding en erkende ze het nut van ARV’s. Verbeteringen op vlak van de ARV-behandeling van MTCT en verkrachte mensen, werden aangekondigd. In oktober 2002 breidde de regering dit uit en verklaarde dat ze de mogelijkheid en haalbaarheid van een gratis verschaffing van ARV’s aan zoveel mogelijk mensen met HIV/AIDS zou onderzoeken en een rapport zou uitbrengen in maart 2003. Dit rapport geeft echter vrij weinig concrete dingen weer rond een mogelijk HAART-project. De minister van financiën en volksgezondheid zijn volgens het rapport nog steeds bezig met een berekening van de kosten en baten van een dergelijk project. Tevens zijn, zoals eerder aangehaald, de NEDLAC-onderhandelingen met de andere sectoren i.v.m. een nieuw, concreet aidsplan afgesprongen, wat niet echt een gunstige ontwikkeling is. Zo zijn we sinds de verklaring van oktober 2002 zo’n 6 maand verder en is er niet zoveel vooruitgang gekomen in deze zaak. De regering probeert naar mijn mening de zaak dan ook zo lang mogelijk aan te slepen. Het blijft dus afwachten wat de komende weken (o.a. de SANAC-meeting van 17 mei) en maanden zullen brengen[148].

De afwezigheid van engagement bij de politieke top betekent echter niet dat er geen initiatieven zijn m.b.t. ARV-behandeling van mensen met HIV/AIDS vanuit de NGO-sector en de bedrijfswereld. Zo hebben we het al gehad over de gratis levering van ARV’s in grote bedrijven aan hun besmette werknemers. Wat we ook al eventjes aangehaald hebben, is het project van Artsen zonder Grenzen en de TAC, in samenwerking met de provinciale regering van de Westelijke Kaap, in Khayelitsha. Dit project in een sloppenwijk van Kaapstad ging van start in mei 2001 o.l.v. de Belg Eric Goemaere, en was het eerste programma waar gratis ARV’s werden aangeboden, in Zuid-Afrika. Het betreft een modelproject waar in 3 publieke gezondheidscentra generische ARV’s uit Brazilië worden aangeboden aan een 300-tal mensen met HIV/AIDS (dit wordt tegen eind 2003 uitgebreid tot 600 mensen), terwijl bij 3500 tot 4000 patiënten aidsgerelateerde infecties worden behandelt. Hiermee willen Artsen zonder Grenzen en de TAC aan de regering Mbeki duidelijk maken dat ook in een arme township behandeling met ARV’s mogelijk is, ondanks de lamentabele infrastructuur, en dat door het gebruik van generische ARV’s de behandeling betaalbaar is. Onlangs is door Artsen zonder Grenzen zelfs een tweede project opgestart in samenwerking met de Nelson Mandelastichting de geboorteplaats van Mandela, gelegen in het voormalige thuisland Transkei, een ruraal gebied in de Oostelijke Kaapprovincie[149].

 

Er wordt wel meer aandacht besteed door de Zuid-Afrikaanse regering aan factoren zoals armoede of een slechte voeding waarmee mensen met HIV/AIDS te maken hebben. Zo hield en houdt Mbeki zich sterk vast aan de armoede die volgens hem de voornaamste oorzaak is van AIDS. De aanpak van die armoede werd niet alleen als belangrijk preventiemiddel gezien, maar ook als een middel om de mensen met HIV/AIDS een beter bestaan te geven. Een aspect daarvan dat sterk belicht werd het laatste jaar door de regering, is de nadruk op een goede voeding bij HIV-besmette mensen. Een slechte voeding bij deze laatsten stelt ze immers sneller bloot aan opportunistische infecties die hen fataal kunnen zijn. Dit belang aan een goede voeding werd ook bevestigd door de WHO en de FAO[150].

Verschillende maatregelen werden dan ook aangekondigd door de regering het laatste jaar. Ten eerste is beloofd om in publieke gezondheidscentra gratis multivitamines en voedingspakketten ter beschikking te stellen. In enkele centra zijn die al beschikbaar. Vervolgens werden in oktober maatregelen aangekondigd om de voedselprijzen niet te sterk te doen stijgen, zowel op korte als op lange termijn, en werd een versterking van de voedingswaarden in het broodmeel verplicht. Daarenboven werd in december 2002 Robert Giraldo, weliswaar een dissidente aidswetenschapper, als voedingsadviseur aangesteld binnen het departement van volksgezondheid. Tenslotte werd in januari 2003 een SADC-vergadering gewijd aan de relatie tussen HIV/AIDS enerzijds en een goede voeding en traditionele medicijnen anderzijds. Dit zijn allemaal wel goede stappen in de richting en een goede voeding is zeker van belang bij een ARV-behandeling, maar indien die er nog niet is in een land met 4,5 tot 5 miljoen mensen met HIV/AIDS, bereik je niet zo heel veel[151].

 

Tenslotte willen we het nog even hebben over de aanpak van de regering i.v.m. de opportunistische infecties zoals TBC, een vorm van meningitis, een vorm van longontsteking en andere bacteriële infecties, die opgelopen worden door de aantasting van het immuunsysteem t.g.v. AIDS en bijgevolg vaak tot de dood leiden. Reeds in het vijfjarig strategisch aidsplan werd een betere preventie en behandeling van deze infecties vooropgesteld en moest een ononderbroken bevoorrading van gepaste geneesmiddelen voor de behandeling van opportunistische infecties verzekerd worden. Heden ten dage stellen we vast dat de behandeling van de meest voorkomende aidsgerelateerde infecties en de levering door de overheid van de geneesmiddelen tegen deze infecties, vrij goed verlopen. Zo is een behandeling tegen TBC in de meeste publieke gezondheidscentra gratis te verkrijgen. Een ander voorbeeld betreft het gratis verschaffen van het geneesmiddel diflucan tegen cryptococcen meningitis en candida-schimmels. Ongeveer 35% van de aidspatiënten in Zuid-Afrika krijgt op den duur immers deze vorm van hersenvliesontsteking, die zonder behandeling binnen enkele dagen tot een pijnlijke dood leidt, of de schimmels die leiden tot vervelende ontstekingen in de slokdarm. Daarom besloot de Zuid-Afrikaanse regering ruim twee jaar geleden om na negen maanden van onderhandelingen een akkoord te sluiten met Pfizer, de farmaceutische multinational die het geneesmiddel produceert. Pfizer die zich overigens niet schaarde achter de 39 farmaceutische multinationals die een proces aangingen tegen de Zuid-Afrikaanse staat, ging het geneesmiddel (vnl. om te voorkomen dat de generische versie van diflucan, fluconozole, de bovenhand zou krijgen), voor twee jaar gratis leveren aan de staat die het op zijn beurt moest verdelen over de publieke gezondheidscentra. Het is één van de enigste deals die de regering sloot met een farmaceutische mulitnational. In november 2002 werd na twee jaar en de verdeling van zo’n 1,5 miljoen diflucantabletten de partnership tussen regering en Pfizer voor onbepaalde tijd verlengd[152].

 

4.4.5. De motieven van Mbeki voor het hanteren van een dergelijk aidsbeleid en aidsvisie.

 

Tot slot komen we even terug op de vraag wat Mbeki motiveert bij het voeren van een dergelijk controversieel aidsbeleid en aidsvisie.

 

De reden die door de meeste mensen die het aidsbeleid en de aidsvisie van Mbeki en zijn aanhangers bestudeerden, wordt aangenomen, wordt gezocht binnen de overgevoeligheid van Mbeki op het punt van ras, gekoppeld aan zijn koppigheid en zijn autoritaire manier van regeren. De extreme gevoeligheid van het concept ras bij Mbeki en zijn aanhangers kan afgeleid worden uit verschillende uitspraken rond AIDS die Mbeki en zijn aanhangers deden de afgelopen jaren. Zo zei hij in een toespraak voor het parlement in 2000: “Wie zegt dat AIDS overgebracht wordt door seks, zegt dat zwarten meer vreemdgaan dan blanken, want meer zwarten dan blanken hebben AIDS”. Eind oktober 2001 deed hij daar nog eens een schepje bovenop in zijn speech aan de universiteit van Fort Hare. “Het westen en de westerse aidswetenschappers” zei hij heftig, “bestempelen ons, zwarten, als wellustig vreemdgaande bacteriedragers. Als primitievelingen die hun lusten niet onder controle hebben en ten dode zijn opgeschreven door hun eigen schuld”. In de briefwisseling tussen Mbeki en de leider van de democratische alliantie, Tony Leon, kwam deze zelfde gevoeligheid voor ras naar boven wanneer Mbeki van mening was dat de theorie van de oorsprong van AIDS in Afrika en Haïti niet klopte en zelfs ‘beledigend’ was. Mbeki en zijn naaste aanhangers gingen trouwens maar al te graag mee met verschillende theorieën van dissidente aidswetenschappers waarbij men beweerde dat de fictie van de aidsepidemie in Afrika bewust werd onderhouden door het westen en de farmaceutische multinationals, en een samenzwering van deze laatsten is om Afrika te ‘dehumaniseren’. Dit laatste werd ook gebruikt in het document ‘Castro Hlongwane, Caravans, …’, o.a. geschreven door Peter Mokaba. Tevens vatte Mbeki en zijn aanhangers de felle storm van kritiek vanuit alle hoeken die zijn woorden vaak veroorzaakten, veelal op als ‘intellectuele intimidatie en racisme, zoals ten tijde van de apartheid’.

Die rasgevoeligheid bij Mbeki en andere politieke leiders komt volgens verschillende socio-politieke wetenschappers en journalisten voort uit een begrijpelijk, psychologisch trauma, ontstaan door het racisme van de blanken en de daaruit volgende discriminatie van de zwarten tijdens de apartheidsperiode. Daarom zou Mbeki zich aangesloten hebben bij de visie van de dissidente wetenschappers en daarvan handig gebruik gemaakt hebben omdat zij menen dat AIDS in Afrika en AIDS in het westen twee totaal verschillende ziektes zijn i.t.t. de conventionele aidswetenschappers die geloven dat het enige verschil het onderscheid in het subtype van HIV-virus ligt.

De aidsvisie en het ‘African Renaissance’ idee van Thabo Mbeki stemmen in ieder geval in die mate overeen dat ze beide het concept ras sterk benadrukken. Verdere rechtstreekse verbindingen zijn echter moeilijk te maken. Enkele analytici doen dit wel en herkennen in de ontkenning van AIDS door Mbeki en zijn ‘African Renaissance’ idee een soort van Afrikaanse trots en politiek bewustzijn[153].

 

Een andere groep mensen die Mbeki’s aidsbeleid en aidsvisie bestudeerden, zoeken de verklaring voor zijn dissidente houding verder en verbinden dit met zijn neoliberale politiek, dit tot uiting komt in het belangrijkste beleidsdocument van de regering, m.n. het GEAR-document (‘Growth, Employment and Redistribution’), opgesteld in samenwerking met de wereldbank en het IMF (zie hoger). De verklaring van de dissidente aidswetenschappers die armoede en ondervoeding als de oorzaak van AIDS aanzien, kan de regering Mbeki gehanteerd hebben voor de aanmoediging van hun GEAR-project. Net als vele linkse intellectuelen het ‘African Renaissance’ model van Mbeki zien als dekmantel voor een neoliberale agenda, zien ook zij de nadruk op armoede en ondervoeding als de oorzaken van AIDS als dekmantel voor een uitgebreidere macro-eonomische gerichte en neoliberale politiek. Een andere zaak die volgens enkele intellectuelen hierbij ook van belang is, is de drang bij Mbeki om in het teken van zijn GEAR-beleid de uitgaven van de staat aan de gezondheidszorg te verminderen en de gezondheidszorg te privatiseren. Enorme investeringen m.b.t. AIDS in de publieke gezondheidszorg zou deze operatie sterk bemoeilijken. Anderzijds toonden verschillende studies wel aan dat het niet volledig aanpakken van de aidsepidemie minder gunstig is voor de Zuid-Afrikaanse economie dan dat men dit wel zou doen. Blijkbaar schijnen enkele grote bedrijven dit toch enigszins door te hebben door hun HIV-besmette werknemers o.a. met ARV’s te behandelen. In hoeverre Mbeki en zijn aanhangers, die vaak wezen op de hoge kosten van het door de overheid verschaffen van b.v. ARV’s, dit verstaan of willen verstaan, of koppig vast blijven houden aan hun halfslachtig aidsbeleid, is natuurlijk de vraag[154].

 

Tenslotte kan men volgens een kleinere groep mensen, zoals Helen Schneider van de universiteit van Witwatersrand, de afwijking van de conventionele aidsvisie door Mbeki en andere politieke leiders verklaren als een deel van een voortdurende strijd tussen de verschillende actoren in Zuid-Afrika en meerbepaald tussen de regering en de aidsactivisten. Schneider ziet vele van de regeringstussenkomsten rond AIDS dan ook als een tegenantwoord op de pogingen van aidsactivisten om de beleidsdomeinen van de regering te beïnvloeden, ondanks de band van de grotendeels ANC-leden in de regering met de democratische massabeweging van voor 1994. Naar mijn mening speelt deze strijd zeker en vast mee, maar is het niet echt een motief voor het kiezen van een dissidente aidsvisie door Mbeki en zijn naaste aanhangers. Het is eerder de verklaring voor het langer aanhouden van deze visie, mede door de koppigheid van Mbeki. Dit blijkt ook door de wending in de aidsvisie van Mbeki en aanhangers in april 2002. Hierbij speelt wel de druk van de aidsactivisten een rol, maar het is toch vnl. door de onenigheid binnen het ANC zelf dat Mbeki is moeten plooien. Het is wel overduidelijk dat betere samenwerking tussen de verschillende actoren hoogstnoodzakelijk is om tot een efficiëntere strijd te komen tegen AIDS[155].

 

 

5. Besluit.

 

In het eerste, inleidende hoofdstuk van deze scriptie hadden we het over de omvang van de epidemie en zijn gevolgen op socio-economisch vlak voor Zuid-Afrika. Hieruit blijkt dat het aantal HIV-besmette Zuid-Afrikanen behoorlijk groot is. Tussen de 4,5 en 5 miljoen van de 43 miljoen Zuid-Afrikanen zijn besmet met het HIV-virus, wat neerkomt op een percentage van 11,5%. De aidsepidemie neemt bijgevolg serieuze vormen aan en is een duidelijke rem op de verdere ontwikkeling van Zuid-Afrika.

Demografisch toont zich dit door o.a. een verhoogde kindersterfte grotendeels t.g.v. de overdracht van het HIV-virus van moeder op kind, een verhoogde mortaliteit bij vooral de meest productieve leeftijdsgroep, nl. de jonge volwassenen, een veranderende bevolkingsstructuur (van een bevolkingspiramide naar een bevolkingsschoorsteen) met vrouwen als een gevoelige groep en de vorming van een grote groep aidswezen, e.a.

Ook op socio-economisch vlak is de impact geen lachertje. Ten eerste hebben we in Zuid-Afrika op socio-psychologisch vlak te maken met vormen van discriminatie en stigmatisering t.o.v. HIV-geïnfecteerden die toch niet te verwaarlozen zijn en waar tegen moet opgetreden worden. Daarenboven zorgt de aidsepidemie zeker en vast voor een verhoging en grotere verspreiding van de armoede. De invloed op macro-economische indicatoren zoals arbeid (vnl. doordat HIV/AIDS het meest productieve deel van de bevolking raakt) en sparen is zeker ook niet gering. Tenslotte werd ingegaan op de impact van HIV/AIDS in enkele economische sectoren. Al naargelang de noodzakelijke scholingsgraad van de arbeiders, het type bedrijf, het gemak waarmee arbeiders en personeel kunnen vervangen worden, enz. varieert de impact op Zuid-Afrikaanse bedrijven sterk. Zeker in de mijnsector waar arbeidsmigratie centraal staat, is de impact groot. Sinds korte tijd beslisten enkele grote bedrijven in Zuid-Afrika dan ook om niet alleen meer te investeren in de aidspreventie maar ook in aidsbehandeling, o.a. door hun HIV-geïnfecteerde werknemers ARV’s te verschaffen. Dit is een goede stap in de richting maar zou moeten doorgetrokken worden naar meer bedrijven. Daarenboven werd kort ingegaan op de impact van HIV/AIDS in de landbouw en in het onderwijs. In deze laatste sector ziet men een hoge HIV-besmettingsgraad van leraars, wat geen gunstige evolutie is, gezien het belang van onderwijs bij aidspreventie.

 

Reeds voor Mbeki aan de macht kwam in 1999, werden goede aidsplannen opgesteld, maar ook hier liet de implementatie van deze plannen te wensen over. In de overgangsperiode o.i.v. NACOSA maar ook daarna werden wel verschillende initiatieven op gang gebracht, maar de uitvoering hiervan faalde bijna volledig. Het aantal HIV-besmette Zuid-Afrikanen nam tijdens de regering Mandela immers enorm toe en de aidsepidemie nam onrustwekkende vormen aan. De redenen hiervoor zijn divers, maar een belangrijke reden die we besproken hebben, is zeker en vast het falende leiderschap en het gebrek aan politieke wil om de aidsepidemie echt aan te pakken. Dit toonde zich niet alleen door enkele aidsschandalen (b.v. rond sarafinaII en virodene) maar ook in een geslotenheid van de politieke leiders rond HIV/AIDS wat de stigmatisering in de hand werkte. Daarnaast speelden de vele uitdagingen voor Zuid-Afrika na de apartheidsperiode en het daaruit volgend gebrek aan financiële middelen (alhoewel deze enigszins herverdeeld werden door een ommekeer in de economische politiek, nl. van RDP naar GEAR) ook zeker een rol.

Net als bij de opgestelde aidsplannen van voordien werd het vijfjarig strategisch plan m.b.t. HIV/AIDS en SOA’s in 2000 bij het begin van de regering Mbeki, ondanks enkele tekortkomingen, met veel verwachtingen en hoop gelanceerd, maar dit enthousiasme werd al gauw getemperd. De aidsvisie van Mbeki en veel van zijn trouwste medewerkers had hier veel mee te maken. Mbeki zocht immers contact met enkele dissidente wetenschappers die de band tussen HIV en AIDS betwistten en zelfs ontkenden. Armoede en ondervoeding was volgens hen de belangrijkste oorzaak van AIDS in Afrika en niet het HIV-virus. Verschillende vertrouwenspersonen rond Mbeki delen al dan niet noodgedwongen de mening van de president. Maar na verloop van tijd kwam er meer en meer kritiek, niet alleen vanuit de NGO-sector, maar ook binnen het ANC zelf (o.a. van Mandela) waardoor de ANC-leiding genoodzaakt was om zijn visie toch enigszins bij te stellen. De band tussen HIV en AIDS wordt sinds april 2002 dan ook duidelijk erkend door de regering. Dit wil echter niet zeggen dat Mbeki geheel van mening is veranderd. Wel komt hij, waarschijnlijk aangeraden door enkele van zijn vertrouwenspersonen, niet meer in het openbaar uit voor zijn visie.

Vervolgens gingen we in op het aidsbeleid zelf, opgesplitst in twee delen, preventie en behandeling. Op vlak van bewustmaking en educatie enerzijds en condoomverspreiding anderzijds verloopt de uitvoering van het beleid vrij goed. Zo werpen de grote Khomananicampagne en het ‘life skills and HIV/AIDS education programme’, in grote mate gericht op de jeugd, duidelijk hun vruchten af, de gezien lichte daling van de toename van het aantal HIV-geïnfecteerden bij de groep van tieners. Anderzijds merken we wel dat deze programma’s meer aandacht zouden moeten besteden op de groep mensen van 25 en meer waar de toename van HIV-infecties niet daalt, en dat men hun programma’s nog meer zou moeten richten op de sociaal-culturele context. Wat de condoomverspreiding betreft, moeten we zeggen dat de overheid behoorlijk werk levert. Samen met de bewustmaking rond condooms, zorgt deze immers de laatste jaren voor een verhoogd condoomgebruik, alhoewel die in een land met een aidsepidemie van die omvang, nog altijd aan de lage kant is. Voor we ingingen op de overdracht van HIV van moeder op kind en de preventie van verkrachte personen, werd eerst even stilgestaan bij de problematiek van de prijs van geneesmiddelen. De politiek van de farmaceutische industrie, gesteund door de westerse regeringen, vormt immers nog altijd een rem op de verspreiding van veel goedkopere geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden. Dit geldt ook voor aidsremmers of ARV’s alhoewel daar de laatste tijd toch ietwat verbetering in is gekomen. Voor het gebruik en verspreiding van ARV’s in Zuid-Afrika speelde niet alleen dit een rol, maar ook de aanwezigheid van politieke wil bij de regering om deze gratis te verspreiden. Gezien de aidsvisie van Mbeki en zijn medewerkers, die ARV’s beschouwden als giftig, werd het gratis verschaffen van ARV’s in publieke hospitalen in deze twee gevallen van preventie immers lange tijd tegengehouden. Enkel onder externe (o.a. verschillende processen) en interne druk moest de regering in april 2002 buigen en beloofde ze het gratis leveren van ARV’s bij de overdracht van HIV van moeder op kind en bij de preventie van verkrachte personen. In het eerste geval zien we dat de regering duidelijk geen haast heeft. Wat de preventie van verkrachte personen betreft, gaat het iets beter, alhoewel in de provincies waar verkrachting procentueel het meest voorkomt, dit nog zeker niet op punt staat. Tevens stak ook bij de vrijwillige HIV-testen en bijkomende raadgeving de aidsvisie van Mbeki en aanhangers, een tijd lang een stok in de wielen en zorgde voor verwarring. Maar ook hier moest Mbeki en co buigen door interne en externe druk. De HIV-testen en de bijkomende raadgeving zijn immers van groot belang bij de bewustmaking van de ziekte en het voorkomen van stigmatisering. Toch verloopt de toename van het aantal locaties die deze gratis testen aanbieden vrij traag.

Op vlak van behandeling van AIDS hebben we drie zaken belicht. Ten eerste stonden we stil bij de mogelijke ARV-behandeling bij mensen met HIV/AIDS (de zogenaamde HAART). Van de kant van de overheid bestaat hier geen beleid voor het gratis verschaffen van deze behandeling in publieke hospitalen aan mensen met HIV/AIDS. In oktober 2002 kwam daar enigszins verandering in doordat men verklaarde om de mogelijkheid en haalbaarheid van HAART te onderzoeken, maar tot op heden is daar nog geen uitspraak over gedaan. Vervolgens werd kort ingegaan op het belang van een goede voeding bij mensen met HIV/AIDS. Hier leverde de regering vrij goed werk, maar dit is vrij nutteloos indien dit niet gepaard gaat met een behandeling met aidsremmers. Tenslotte onderzochten we ook kort het beleid t.o.v. infecties die in relatie staan met HIV/AIDS zoals TBC, een vorm van meningitis, een vorm van longontsteking. Hier verloopt de gratis verspreiding van de medicatie in publieke gezondheidscentra door de overheid vrij goed en werd o.a. het akkoord met de farmareus Pfizer rond medicatie tegen meningitis verlengd.

Tenslotte bespraken we de motieven van Mbeki en co om een dergelijk aidsbeleid en aidsvisie te voeren. Een eerste groep van onderzoekers zoekt het bij de overgevoeligheid van de politieke leiders op het punt van ras, gekoppeld aan het autoritair leiderschap en de koppigheid van Mbeki. Een tweede groep zoekt het verder en verbinden dit met zijn toch wel neoliberale politiek, terwijl anderen de reden zoeken bij de strijd tussen de regering en de aidsactivisten. Naar mijn mening moet men het zoeken bij een combinatie van de eerste twee motieven, wat nog enigszins versterkt wordt door de strijd tussen regering en aidsactivisten.

 

Tot slot komen we nog kort terug op wat er echt zou moeten veranderen om tot een beter en efficiënter aidsbeleid te komen. De belangrijkste factor hierbij is zeker en vast een toename van de politieke wil en engagement van de mensen aan de macht. Deze is, zoals blijkt, in Zuid-Afrika nog veel te weinig aanwezig. De politieke leiders moeten meer hun verantwoordelijkheid op zich nemen in een betere strijd tegen AIDS. Hieraan verbonden moet de regering beter werk maken van een betere implementatie en uitvoering van de aidsplannen en beloftes die werden gedaan. Men stelt de laatste tijd al te vaak vast dat de regering wat woorden en beloftes betreft wel goed uit de hoek komt, maar op vlak van daden duidelijk tekortschiet. Tevens is het zeker noodzakelijk om de verziekte houding tussen de regering en de NGO-sector die zich bezighouden met aidsbestrijding, op te lossen. Het is immers slechts op een multisectoriële manier en een goede samenwerking tussen de verschillende actoren dat de aidsepidemie efficiënt zal kunnen aangepakt worden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[2] AIDSFOUNDATION OF SOUTH AFRICA, The HIV/AIDS virus, s.d., http://www.aids.org.za, p. 3.

[3] ibid., p. 2; D. VANGROENEWEGHE, Aids in Afrika, Antwerpen, EPO, 1997, pp. 77-80.

[4] TG, “AIDS: the first 20 years”, 02/06/2001; D. VANGROENEWEGHE, op.cit., pp. 83-95.

[5] AIDSFOUNDATION OF SOUTH AFRICA, The HIV…, pp. 3-5.

[6] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV/AIDS and other STD’s, s.d., http://www.health-e.org.za; UNAIDS, Aids epidemic update, december 2002, http://www.unaids.org, pp. 3-6.

[7] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; LMD, “Sida, fin de l’indifférence”, juli 2000; S. MARKS, “An epidemic waiting to happen? The spread of HIV/AIDS in South Africa in social and historical perspective”, African Studies, vol. 61, 2002, nr. 1, p. 15; UNAIDS, Aids epidemic…, pp. 16-19; TWP, “The belated global response to AIDS in Africa”, 05/07/2000.

[8] N. LIECKENS en B. MARIËN, De socio-economische gevolgen van HIV/AIDS in Subsahara Afrika, incl. gevalstudie Kinshasa, Antwerpen, UFSIA (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 2001, pp. 23-25.

[9] HEALTH-E-ORGANISATION, “HIV/AIDS shock new findings”, 09/12/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php.

[10] TG, “Aids will kill 700000 South Africans a year”, 17/10/2001; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson Mandela/HSRC study of HIV/AIDS, december 2002, http://www.health-e.org.za/aids.php, pp. 57-59; IRIN, “Mandela speaks out on AIDS”, 04/12/1998, en “South Africa: government not doing enough about AIDS”, 23/03/2001, www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; S. MARKS, art.cit., p. 16; UNAIDS, Epidemiological fact sheets on HIV/AIDS and sexually transmitted infections in South Africa, 2002 update, http://www.unaids.org/hivaidsinfo/statistics/fact-sheets/pdfs/Southafrica_en.pdf, pp. 2-5; M&G, “Where the epidemic is hurting the most”, 27/11/1998, en “State must provide free AIDS drug”, 10/09/2000; LMD, “En Afrique du Sud, ils luttent pour l’égalité des soins”, augustus 2002.

[11] TG, “The shame of the new South Africa”, 01/11/2002, en “Mbeki governement ordered to give HIV drug to pregnant women”, 06/07/2002, en “AIDS: South Africa’s new apartheid”; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, pp. 59-64; DS, “Eén op de twintig kinderen in Zuid-Afrika besmet met HIV”, 06/12/2002; UNAIDS, Aids epidemic…, pp. 16-17; M&G, “Our democracy is under threat”, 29/09/2000, en “Mbeki may extend nevirapine treatment”, 11/02/2002.

[12] HEALTH-E-ORGANISATION, “HIV/AIDS shock…”; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 58.

[13] HEALTH-E-ORGANISATION, “HIV/AIDS shock…”; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 58-60; M&G, “AIDS biggest killer in Free-State: health dept”, 01/10/2001.

[14] Voor mensen ouder dan 25 jaar bedraagt dit zelfs 28,6%.

[15] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, pp. 59; M&G, “Time to break the silence”, 23/06/2000.

[16] ibid., pp. 58-59; HEALTH-E-ORGANISATION, “Thailand and South Africa-The choices nations make”, http://www.health-e.org.za; S. MARKS, art.cit., p. 16; M&G, “HIV: the greatest threat to the ‘African Renaissance’”, 25/05/2001; TWP, “South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[17] S. MARKS, art.cit, pp. 17-20; L. SCHOLTE, Aids in Zuid-Afrika: een inventarisatie van de oorzaken en gevolgen van de explosieve groei van AIDS, s.l., s.n., 2001, pp. 3-5.

[18] IRIN, “South African truckers show high HIV prevalence rate”, 25/04/2001, http:// www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “HIV: the greatest threat to the ‘African Renaissance’”, 25/05/2001; S. MARKS, art.cit., pp. 18-19; LMD, “Gisements d’infection”, december 2000.

[19] S. MARKS, art.cit., pp. 19-21.

[20] P. DELIUS en L. WALKER, “Aids in context”, African Affairs, vol. 61, 2002, nr. 1, p. 5; TG, “AIDS will kill 700000 South Africans a year”, 17/10/2001; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; M&G, “AIDS: foot-and-mouth spreads in cabinet”, 09/08/2001, en “Mbeki on AIDS: how can we believe him?”, 11/09/2001, en “AIDS: ‘6 million dead by 2010’”, 17/09/2001, en “Shocking AIDS report leaked”, 05/10/2001, en “MRC releases AIDS report”, 16/10/2001; L. SCHOLTE, op.cit., pp. 10-11; DS, “AIDS belangrijkste doodsoorzaak in Zuid-Afrika”, 05/10/2001; UNAIDS, Epidemiological…, p. 2.

[21] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 63; M&G, “State must provide free AIDS drug”, 11/09/2000.

[22] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; L. SCHOLTE, op.cit., p. 10.

[23] L. SCHOLTE, op.cit., p. 10.

[24] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, HIV/AIDS, economics and governance in South Africa: key issues in understanding response, Johannesburg, CADRE, 2002, pp. 13-14.

[25] DS, “AIDS kan bevolkingsgroei Zuid-Afrika stoppen”, 05/05/2001.

[26] N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 155-156.

[27] TG, “AIDS will kill 700000 South Africans a year”, 17/10/2001; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV….

[28] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 13-14; L. SCHOLTE, op.cit., p. 9-10.

[29] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, pp. 58 en 61; M&G, “Women are worst-hit by AIDS”, 04/08/2000; UNAIDS, Aids epidemic…, pp. 16-17; UNAIDS, Epidemiological…, p. 2.

[30] Het verschil tussen man en vrouw moet hier dan ook eerder gezien worden als een verschil in gender en niet alleen als een verschil in sexe. Het gaat immers niet alleen om het zuiver biologisch verschil, maar om de verschillen in opvattingen die er heersen rond de rol van de man en vrouw in het dagelijkse leven en om hun verschillende status en politieke en economische macht.

[31] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; IRIN, “Africa: gender discrimination and HIV/AIDS”, 25/06/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Women are worst-hit by AIDS”, 04/08/2000; M.-M. MOLEON, “Women and AIDS in South Africa: a challenge to the new national AIDS programme”, Africa Insight, vol. 29, 1999, nr. 3-4, pp. 39-40; UNAIDS, HIV/AIDS and human rights: international guidelines, 25-26 juli 2002, http://www.unaids.org/humanrights/index.html.

[32] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV….

[33] IRIN, “South Africa: communities battle with explosion of AIDS orphans”, 25/06/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 85-88; M&G, “HIV/AIDS barometer”, juni 2002; DS, “Reportage: apartheid verdwijnt slechts langzaam in Zuid-Afrika. Zuid-Afrika blijft zwart-wit”, 21/11/2002; UNAIDS, Epidemiological…, p. 2.

[34] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; IRIN, “South Afica: communities battle with AIDS orphans”, 25/06/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 33-34.

[35] Resolutie 49 van de VN Commissie voor de Rechten van de Mens: “Discrimination on the basis of HIV or AIDS status, actual or presumed, is prohibited by existing international human rights standards, and that the term, ‘or other status’ in non-disrimination provisions in international human rights texts should be interpreted to cover health status, including HIV/AIDS.”

[36] N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 104-109; UNAIDS, HIV/AIDS and human rights….

[37] A. ASHFORTH, “An epidemic of witchcraft? The implications of AIDS for the Post-Apartheid state”, African Studies, vol. 61, 2002, nr. 1, pp. 121-131; M&G, “Women murdered because of intimation”, 06/12/2000.

[38] M&G, “HIV/AIDS barometer june 2002”, 14/06/2002, en “Parks: presidency silent on HIV/AIDS”, 27/10/2000; DS, “In Zuid-Afrika wordt AIDS nog steeds doodgezwegen”, 15/07/2000.

[39] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; S. MARKS, art.cit., p. 22.

[40] N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 67-70; S. MARKS, art.cit., p. 22.

[41] AIDSFOUNDATION, Aids in South Africa, http://www.aids.org.za, p. 2; C. ARNDT en J.D. LEWIS, “The macro-implications of HIV/AIDS in South Africa: a preliminary assessment”, The South African Journal of Economics, vol. 68, 2000, nr. 5, pp. 870-873 en pp. 882-883; IRIN, “South Africa: AIDS crisis hits development”, 16/07/1999, en “South Africa: IMF voices concern over impact of AIDS on economy”, 18/05/2001, en “South Africa: AIDS to slash economic growth”, 11/04/2000, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 10-11; M&G, “AIDS threat to economy”, 30/09/2000.

[42] Zo bepaalden het ING Baringsrapport in 1999 en Arndt en Lewis in 2000 dat de infectiegraad bij ongeschoolde en semi-geschoolde arbeiders zo’n 3 keer hoger ligt dan bij de geschoolde arbeidskrachten in Zuid-Afrika. Toch zijn dit bij de geschoolde arbeiders nog aanzienlijke aantallen.

[43] C. ARNDT en J.D. LEWIS, art.cit., pp. 877-880; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit, pp. 13-14; M&G, “HIV/AIDS barometer november 2001”, 02/11/2001; DM, “ILO: ‘We hebben nooit iets vergelijkbaars gezien’”, 29/11/2002.

[44] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., p. 11; N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 160-161; L. SCHOLTE, op.cit., pp. 12-13.

[45] C. ARNDT en J.D. LEWIS, art.cit., pp. 863-866; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 12-13 en p. 15.

[46] HEARD RESEARCH GROUP, AIDS and democracy in Southern Africa, 22-23/04/2002, http://www.und.ac.za/und/heard/, p. 3; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 86-88; N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 128-136.

[47] TG, “South African mining giant to give staff free AIDS drugs”, 07/08/2002; IRIN, “South Africa: Gold Fields counts cost of AIDS”, 13/07/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South +Africa; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., p. 91-92; DS, “Staatsbedrijf neemt voortouw in aidspreventie”, 06/04/200, en “Apartheid verdwijnt slechts langzaam in Zuid-Afrika”, 21/11/2002.

[48] TG, “South African mining giant to give staff free AIDS drugs”, 07/08/2002; HEALTH-E-ORGANISATION, “Anglo-Gold begins first phase of ARV therapy for workers”, 31/01/2003, en “VWSA is more than ready to tackle HIV”, 10/10/2002, en “Daimler Chrysler Health Clinic”, 20/09/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; IRIN, “Mining giant’s AIDS plan”, 23/02/2001, en “Business wakes up to the HIV/AIDS threat”, 25/06/2001, en “Daimler Chrysler faces up to HIV/AIDS threat”, 03/08/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForms&aids+South+Africa; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 91-95; M&G, “Gold Fields acts”, 14/12/2001, en “AIDS schock waves galvanise mining firms”, 22/04/2002; DS, “Staatsbedrijf neemt voortouw in aidspreventie”, 06/04/2001 en “Mijngigant De Beers geeft werknemers aidsremmers”, 13/08/2002.

[49] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., p. 51.

[50] HEALTH-E-ORGANISATION, HIV…; K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 43-47.

[51] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit, pp. 38-40; NATIONAL CENTER FOR POLICY ANALYSIS, AIDS-toolkits, s.d., http://www.ncpa.org.za/aids-toolkits.

[52] SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS strategic plan for South Africa, 2000-2005, februari 2000, http://www.gov.za/document/index.html.

[53] Niet te verwarren met Nkosazana Dlamini-Zuma die tijdens de regering Mandela minister van volksgezondheid was en tijdens de regering Mbeki de functie van minister van buitenlandse zaken heeft.

[54] T. LODGE, The ANC and the development of party politics in modern South Africa, s.l., s.n., 2002, p. 24; M&G, “A statement of leadership”, 04/02/2003; H. SCHNEIDER, “On the fault-line: the politics of AIDS policy in contemporary South Africa”, African Studies, vol. 61, 2002, nr. 1, pp. 148-150; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, pp. 12-14.

[55] N. MCKERROW, An input paper to the report on the elimination of poverty and inequality in South Africa, s.l., s.n., 2000, pp. 4-13; C. NGWENA, HIV/AIDS policies since the advent of the epidemic in South Africa: synoptic review and evaluation, s.l., university of the Free State, 2001, pp. 4-5 en p. 8; H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 148-150; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, pp. 13-15.

[56] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., pp. 41-43 en pp. 47-48; C. NGWENA, op.cit., pp. 5-8; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, pp. 13-15.

[57] AIDSFOUNDATION OF SOUTH AFRICA, AIDS in South Africa, http://www.aids.org.za; AFRICAN NATIONAL CONGRESS, “Summary of government’s position on HIV/AIDS”, 17/04/2002, http://www.anc.org.za/ancdocs/anctoday; HEALTH-E-ORGANISATION, “SANAC agrees to undergo face-lift”, 10/10/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “De Lille bursts Mbeki’s bubble”, 18/02/2003, SOUTH AFRICAN GOVERNEMENT, HIV/AIDS…, pp. 12-14; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Partnership Against AIDS declaration”, 09/10/1998, en “Statement on the SANAC meeting”, 01/02/2003, en “Statement on the fourth anniversary of the Partnerschip Against AIDS”, 09/10/2002, en “Address by the minister of health at the 2002 world AIDS day”, 01/12/2002; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update on the national HIV and AIDS programme, 19/03/2003, http://www.gov.za/documents/index.html, p. 8.

[58] M&G, “Social movements: ‘ultra-left’ or ‘global citizens’”, 04/02/2003; H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 158-159; TREATMENT ACTION CAMPAIGN, Frequently asked questions, s.d., http://www.tac.org.za/faq.php.

[59] N. MCKERROW, op.cit., pp. 16-17; M&G, “Social movements: ‘ultra-left’ or ‘global citizens’”, 04/02/2003, en “Mbeki may extend nevirapine treatment”, 11/02/2002.

[60] N. MCKERROW, op.cit., pp. 18-20; H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 159-160; DS, “Zuid-Afrika maakt zich belachelijk met aidsbeleid”, 06/03/2002.

[61] N. MCKERROW, op.cit., p. 2; C. NGWENA, op.cit., pp. 1-3; TWP, “South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[62] TWP, “South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[63] M&G, “But government policy on AIDS”, 16/07/1999; N. MCKERROW, op.cit., pp. 14-15; C. NGWENA, op.cit., p. 3.

[64] M. MBALI, “A long illness”: towards a history of NGO, government and medical discourse around AIDS policy-making in South Africa”, Natal, Natal University (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 2001, pp. 72-73; N. MCKERROW, op.cit., pp. 6-8; C. NGWENA, op.cit., pp. 3-4; H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 146-147.

[65] C. NGWENA, op.cit., p. 4; TWP, “South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[66] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, pp. 59-64; UNAIDS, Epidemiological…, p. 2-3; TWP, “South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[67] TG, “South Africa tests AIDS drug on Tanzania army troops”, 01/10/2001; M&G, “Virodene’s unanswered questions”, 13/03/1998, en “Who’s bankrolling virodene?”, 28/06/2002, en “ANC’s virodene backers”, 05/07/2002, en “An assurance we can believe, please”, 05/07/2002; H. SCHNEIDER, op.cit., p. 147.

[68] M&G, “No government solidarity on AIDS”, 06/12/1996, H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 147-148; TWP, South Africa’s advances jeopardized by AIDS”, 06/07/2000.

[69] M. MBALI, op.cit., p. 73; A. WALRAET, “De politieke economie van postapartheid – van herverdelingsambities naar duurzame ongelijkheid”, in: R. DOOM, Structuur van de waanzin: conflicten in de periferie, Gent, Academia Press, 2001, pp. 244-247.

[70] M&G, “But government policy on AIDS”, 16/07/1999; C. NGWENA, op.cit., p. 3.

[71] C. NGWENA, op.cit., pp. 4-5; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS strategic…, pp. 5-6.

[72] ibid., pp. 7-14.

[73] C. NGWENA, op.cit., pp. 4-5; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS strategic…, p. 16-18; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Address by the minister of health at the 2002 world AIDS day”, 01/12/2002.

[74] SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS strategic…, pp. 27-31.

[75] H. SCHNEIDER, art.cit., pp. 153-154; E. GROENINK, “Wat bezielt Thabo Mbeki?: het complex van de president”, Zuidelijk Afrika, 2001, nr. 4, p. 23; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update on ….

[76] TG, “The shame of the new South Africa”, 01/11/2002;

[77] B. LUIRINK, “Zuid-Afrika en de grillige oorlog tegen AIDS: president Mbeki verbijstert met kritiek op aidsbestrijding”, Zuidelijk Afrika, 2000, nr. 2, p. 19; M&G, “Time to break the silence”, 23/06/2000.

[78] TG, “Mbeki insists poverty causes AIDS”, 10/07/2000; D. SCHECHTER, “Mbeki’s muddle: South Africa’s AIDS debate”, Zmagazine, 13/07/2000, p. 3; DS, “veel meer geld nodig voor bestrijding AIDS in Afrika”, 10/07/2000, en “Mbeki krijgt storm van protest over AIDS”, 11/07/2000.

[79] M&G, “Mbeki clings to bizarre AIDS stance”, 11/09/2000, en “Behind the smokescreen”, 26/10/2001; DS, “Sneer over AIDS”, 20/09/2000.

[80] IRIN, “Mbeki tries to clarify HIV/AIDS viewpoint”, 22/09/2000, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Just say yes, mr. President”, 15/09/2000, en “Mbeki ‘clarifies’ position on HIV/AIDS”, 21/09/2000, en “Behind the smokescreen”, 26/10/2001.

[81] TG, “Mbeki’s vow of silence on AIDS policy”, 16/10/2000; M&G, “Mbeki backs down on HIV debate”, 16/10/2000; L. SCHOLTE, op.cit., p. 15.

[82] M&G, “US media lays into Mbeki”, 27/06/2001, en “Mbeki fudges AIDS question, again”, 28/06/2001.

[83] M&G, “Mbeki in bizarre AIDS outburst”, 26/10/2001; DS, “Mbeki belooft meer inspanning tegen AIDS”, 08/02/2002.

[84] TG, “Mbeki raises doubts on HIV link to AIDS”, 23/03/2000; M&G, “Still failing to grasp AIDS nettle”, 09/06/2000, en “None so blind as those who will not see”, 06/10/2000, en “Africans not dying of AIDS”, 09/04/2001, en “Denounce this deadly delusion”, 06/07/2001, en “Internet AIDS expert Mbeki strikes again”, 25/10/2001; S. MHLONGO, “AIDS and poverty”, New African, 2001, nr. 398, p. 11; DM, “Mbeki’s inquisitie”, 02/05/2000.

[85] AIDSINFO, Presidential AIDS advisory panel report, maart 2001, http://www.aidsinfo.co.za, p. 107-108 ; A. BAFFOUR, “Victory for AIDS dissidents”, New African, 2001, nr. 396, p. 14; IRIN, “Controversial AIDS panel meets”, 08/05/2000, en “AIDS panel report due”, 28/12/2000, en “Critics say AIDS report has achieved nothing”, 06/04/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Government digs in heels on AIDS drugs”, 25/08/2000, en “Mbeki’s panel will question AIDS tests”, 23/03/2001; DM, “AIDS in politiek vaarwater”, 10/07/2000; D. SCHECHTER, art.cit., p. 1.

[86] E. GROENINK, art.cit., p. 23; M&G, “Democracy and the pandemic”, 30/06/2000, en “Where are the so-called leaders”, 21/09/2001; D. SCHECHTER, art.cit., pp. 2-3.

[87] M&G, “The good, the bad and the ugly: the 1999 report card”, 23/12/1999, en “The good, the bad and the ugly: the 2000 report card”, 01/12/2000, en “Time for Manto to resign”, 19/07/2002, en “The 2002 report card”, 20/12/2002.

[88] M&G, “Cabinet on AIDS: ja, well, no maybe”, 15/09/2000.

[89] TG, “Mbeki fights ruling that AIDS drug must be used”, 02/04/2002; T. LODGE, op.cit., pp. 24-25; M&G, “AIDS drugs killed Parks, says ANC”, 22/03/2002; en “A deluded group kills hope again”, 28/03/2002; en “Would the real AIDS dissident please declare himself”, 19/04/2002, en “What bent Mbeki”, 19/04/2002, en “A failure of leadership”, 14/06/2002.

[90] M&G, “Parks: presidency silent on HIV/AIDS”, 27/10/2000

[91] T. LODGE, op.cit., p. 24; DM, “Oplopend verzet tegen aidsbeleid ANC in Zuid-Afrika”, 26/01/2002.

[92] M&G, Press clipping”, 08/03/2002.

[93] TG, “Mbeki accused of smearing AIDS expert”, 16/05/2002, en “AIDS will kill 700000 South Africans a year”, 17/10/2001; M&G, “Mbeki on AIDS: head in sand, foot in mouth”, 10/09/2001, en “AIDS: ‘six million dead by 2010’”, 17/09/2001, en “The people have spoken – release the AIDS report”, 20/09/2001, en “DA requests MRC’s AIDS report”, 25/09/2001, en “We can’t release AIDS report – it’s not ours”, 27/09/2001, “The AIDS report the state tried to squash”, 08/10/2001, en “Mbeki on the carpet over AIDS”, 23/10/2001; DS, “Die stem van Suid Afrika. Zien is geloven, mijnheer de president”, 13/10/2001.

[94] B. LUIRINK, art.cit., p. 18.

[95] N. LIECKENS en B. MARIËN, op.cit., pp. 52-56; M&G, “Just say yes mr. president”, 15/09/2000, en “Our democracy is under threat”, 29/09/2000.

[96] TG, “Mandela breaks taboo on AIDS”, 26/08/2002, en “Mandela leads the fight for AIDS drugs”, 13/07/2002, en “Mandela joins chorus of criticism against Mbeki’s stance on AIDS”, 30/09/2000; M&G, “Exasperation ends in hope”, 21/07/2000, en “Stop talking, wage war on AIDS: Mandela”, 17/02/2002, en “Communications gap reason for AIDS spat”, 19/02/2002, en “ANC closes ranks on AIDS treatment”, 25/02/2002; en “Supply nevirapine now, debate later: Mandela”, 04/03/2002, en “Behind Mandela’s AIDS zig-zags”, 08/03/2002, en “Mandela to meet Mbeki over AIDS”, 26/07/2002 en 29/07/2002; DS, “ANC-kritiek op aidsbeleid Mbeki groeit”, 20/02/2002.

[97] M&G, “Mbeki told to come clean on AIDS policy”, 14/09/2000, en “ANC tries to limit the fallout”, 15/09/2000, en “The ANC’s annus horribilis”, 12/10/2001, en “Understanding Winnie”, 02/11/2001.

[98] TG, “Mbeki attacked for HIV/AIDS doubts”, 19/09/2000, en “Mbeki’s vow of silence on AIDS policy”, 16/10/2000; M&G, “Mbeki tries to limit the fallout”, 15/09/2000, en “SACP klaps Mbeki and his africanists”, 05/07/2002, en “Federation may back TAC”, 21/03/2003.

[99] TG, “Health ministry warns Mbeki of AIDS danger”, 21/09/2001.

[100] M&G, “Nevirapine in KZN’s hospitals in 6 months”, 29/01/2002, en “Gauteng saves babies from government AIDS policy”, 18/02/2002; DS, “ANC-kritiek op aidsbeleid Mbeki groeit”, 20/02/2002.

[101] TG, “The shame of the new South Africa”, 01/11/2002, en “Mandela attacks Mbeki’s AIDS policy”, 18/02/2002; M&G, “Inaction as bad as apartheid”, 20/09/2000, en “SA coaltion demands end to AIDS ‘denial’”, 21/09/2001, en “Challenged by our times”, 14/12/2001.

[102] TG, “How Mbeki stoked South Africa’s AIDS catastrophe”, 12/06/2001.

[103] DS, “Zuid-Afrikaan Nkosi Johnson symbool AIDS kinderen”, 11/01/2001, en “Symbool van een strijd”, 11/06/2001.

[104] T. LODGE, op.cit., p. 25; M&G, “What bent Mbeki”, 19/04/2002, en “Ms communication in the cabinet”, 03/05/2002.

[105] IRIN, “Business wakes up to the HIV/AIDS threat”, 25/06/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa.

[106] T. LODGE, op.cit., p. 25.

[107] M&G, “Bending to colonial masters”, 03/05/2002.

[108] TG, “South Africans to get AIDS drugs from the state”, 11/10/2002, en “South Africa drops AIDS drug objections”, 19/04/2002; M&G, “What bent Mbeki”, 19/04/2002, en “Roll out the drugs”, 20/09/2002, en “AIDS gets bit part in Mbeki speech”, 15/02/2003, en “AIDS: ‘we need strong, courageous leadership’”, 15/03/2003; DS, “ANC belooft aidsepidemie aan te pakken”, 20/12/2002.

[109] HEALTH-E-ORGANISATION, “AIDS in the year review”, 02/12/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “Fat cat mentality”, 22/02/2003, en “Federation may back TAC”, 21/03/2003, en “A long walk to civil disobience”, 04/04/2003, en “This is everyone’s fight”, 11/04/2003, en “Government cosies up to TAC”, 02/05/2003; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, passim; TREATMENT ACTION CAMPAIGN, “Report-back of NEDLAC meetings on the national treatment plan”, 29/10/2002, http://www.tac.org.za/docs.html.

[110] T. BARNETT en A. WHITESIDE, Aids in the twenty-first century: disease and globalisation, Houndmills, Palgrave MacMillan, 2002, pp. 307-312; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV/AIDS…; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, pp. 19-21; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, p. 2.

[111] Khomanani is een woord in het Tsonga en betekent zoveel als zorgen voor elkaar of elkaar steunen.

[112] AIDSINFO, The mass media communications campaign: Khomanani and the beyond awareness campaigns, s.d., http:www.aidsinfo.co.za; HEALTH-E-ORGANISATION, “Government mobilises goodwill for AIDS orphans”, 11/09/2002.

[113] AIDSFOUNDATION OF SOUTH AFRICA, AIDS in ….

[114] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, pp. 59-64; IRIN, “Teenagers are practising safer sex”, 02/03/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “A brighter future ahead”, 18/06/2002.

[115] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, passim; M&G, “South Africa faces AIDS-related education disaster”, 21/07/2000, en “A lot of criticism goes a little way”, 20/10/2000, en “AIDS campaigns still have a long way to go”, 01/09/2000.

[116] M&G, “AIDS campaigns still have a long way to go”, 01/09/2000; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, p. 19.

[117] AIDSINFO, Fact sheets: public sector condoms, s.d., http://www.aidsinfo.co.za; HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 72 en p. 79; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Speech by the minister of health at the sexually transmitted infections/condom week event”, 09/02/2003, http://www.gov.za/speeches/index.html; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, p. 2.

[118] AIDSINFO, Fact sheets: public sector condoms, s.d., http://www.aidsinfo.co.za; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Speech by the minister…”, 09/02/2003, http://www.gov.za/speeches/index.html.

[119] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 73-76 en pp. 79-81; M&G, “South Africans using more condoms”, 10/10/2000, en “A brighter future ahead”, 18/06/2002.

[120] AIDSINFO, Fact sheets: anti-retroviral therapy, s.d., http://www.aidsinfo.co.za; TREATMENT ACTION CAMPAIGN, Frequently asked questions, s.d., http://www.tac.org.za/faq.php.

[121] DS, “Macaber miljardenspel met aidspatiënten”, 13/07/2000, en “Zwart op wit: een rationele patentregeling”, 17/03/2001.

[122] K. KELLY, W. PARKER en S. GELB, op.cit., p. 152; DS, “Macaber miljardenspel met aidspatiënten”, 13/07/2000.

[123] LMD, “Les firmes pharmaceutiques organisent l’apartheid sanitaire”, juli 2000; DS, “Macaber miljardenspel met aidspatiënten”, 13/07/2000, en “Zwart op wit: een rationele patentregeling”, 17/03/2001.

[124] TG, “South Africa’s sick wait for judgement day”, 05/03/2001, en “Pretoria pressures drug giants”, 07/03/2001; M&G, Drug firms ‘being made scapegoats’”, 09/03/2001, en “Drug giants back down”, 20/04/2001; DS, “Farmaceutische bedrijven procederen tegen Pretoria”, 03/03/2001, en V.S. vragen soepeler houding van farmabedrijven”, 15/03/2001, en “Farmaconcerns klagen Zuid-Afrika aan”, 18/04/2001, en “Farmaconcerns willen klacht namaakmedicamenten intrekken”, 19/04/2001, en “Farmaconcerns erkennen recht op goedkope medicijnen’, 20/04/2001, en “NGO’s noemen overwinning van Zuid-Afrika eerste stap op lange weg”, 20/04/2001.

[125] TG, “US drug makers accused of bullying”, 14/11/2002; LMD, “Après Pretoria, quelle politique contre le sida?”, april 2001, en “Pas de médicaments pour les pays pauvres”, maart 2003; DS, “Aidsbehandeling is nu ook voor de derde wereld een haalbare kaart”, 01/12/2001.

[126] TG, “Drug-price buster”, 28/11/2002.

[127] IRIN, “Focus on HIV/AIDS initiatives”, 02/04/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Another year ends and no end in sight for the AIDS epidemic”, 30/11/2001; DS, “Prijzen aidsremmer gehalveerd”, 29/04/2003.

[128] TG, “Glaxo lets South Africa copy AIDS drugs”, 08/10/2001, en “AIDS drugs bring hope to South Africa”, 30/01/2002; IRIN, “Cipla offers South Africa cheaper drugs”, 09/03/2001, en “GlaxoSmithKline grants licence to local drug firm”, 12/10/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “HIV/AIDS barometer-october 2002”, 24/10/2002; LMD, “Pas de médicaments pour les pays pauvres”, maart 2003; TREATMENT ACTION CAMPAIGN, “TAC en MSF import generic antiretrovirals from Brazil in defiance of patent abuse”, 29/01/2002, http://www.tac.org.za/docs.html.

[129] AIDSFOUNDATION OF SOUTH AFRICA, The HIV/AIDS…; HEALTH-E-ORGANISATION, HIV/AIDS…; TREATMENT ACTION CAMPAIGN, Frequently….

[130] M&G, “Where the epidemic is hurting most”, 27/11/1998; H. SCHNEIDER, op.cit., p. 148.

[131] O. BOATENG, “AZT in the dock”, New African, 2001, nr. 399, p. 14; TG, “Mbeki raises doubts on HIV link to AIDS”, 23/03/2000; B. LUIRINK, art.cit., p. 19; M&G, “Ban on AZT to pregnant women under review”, 23/07/1999, en “Mbeki stokes row over anti-AIDS drug”, 31/10/1999; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS….

[132] TG, “Mbeki fights ruling that AIDS drug must be used”, 02/04/2002; M&G, “R800m to let AIDS babies die”, 21/07/2000, en “AIDS activists to challenge the state”, 08/09/2000; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Hasty action no solution to MTCT”, 30/11/2001.

[133] IRIN, “Anti-retroviral programme launched”, 12/02/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Government moves to treat HIV+ mothers”, 26/01/2001, “Nevirapine can ‘save thousands of babies’”, 27/11/2001; LMD, “Vivre à Soweto avec le sida”, augustus 2002.

[134] TG, “South Africa sued for failing to distribute AIDS drug”, 22/08/2001, en “Challenge to HIV drug ruling”, 20/12/2001, en “Mbeki ordered to issue AIDS drug”, 12/03/2002, en “Mbeki government ordered to give HIV drug to pregnant women”, 06/07/2002; M&G, “AIDS suit: state’s reply”, 14/09/2001, en “South Africa ordered to provide nevirapine”, 14/12/2001, en “Mbeki may extend nevirapine”, 08/02/2002, en “Now reject dissidence”, 19/04/2002, en “Still Saul, not Paul”, 09/05/2002; DS, “Zuid-Afrika moet zwangere vrouwen geneesmiddel tegen AIDS geven”, 15/12/2001, en “Regering moet aidsremmer toedienen aan zwangere vrouwen”, 06/07/2002.

[135] HEALTH-E-ORGANISATION, “Does anyone know the tune?”, 21/02/2003, en “Nevirapine and drugs for rape survivors all part of a comprehensive healthcare package, says health minister”, 19/04/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “South African government heeds calls for free anti-AIDS drugs”, 02/02/2003, en “AIDS gets bit part in Mbeki speech”, 15/02/2003; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, p. 3.

[136] M&G, “Nevirapine in KZN’s hospitals in 6 months”, 29/02/2002, en “Gauteng saves babies from government AIDS policy”, 18/02/2002, en “ANC closes ranks on AIDS treatment”, 25/02/2002; DM, “Oplopend verzet tegen aidsbeleid ANC in Zuid-Afrika”, 26/01/2002; DS, “ANC kritiek op aidsbeleid Mbeki groeit”, 20/02/2002.

[137] M&G, “Manto, AIDS drugs do work after rape”, 20/01/2002; DM, “Oplopend verzet tegen aidsbeleid ANC in Zuid-Afrika”, 26/01/2002; P. VAN DEN AKKER, “ANC verbiedt toediening AZT aan verkrachte vrouwen in Nelspruit: alleen gifmengers gebruiken aidsremmers”, Zuidelijk Afrika, 2000, nr. 4, pp. 8-9.

[138] TG, “Mbeki accused of hyprocrisy over AIDS; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, p. 21.

[139] TG, “Mbeki accused of hypocrisy over AIDS”, 10/10/2000; M&G, “AIDS battle set to return to court”, 15/06/2001, en “Another year ends and no end in sight for the AIDS epidemic”, 30/11/2001; DM, “Oplopend verzet tegen aidsbeleid ANC in Zuid-Afrika”, 26/01/2002, P. VAN DEN AKKER, art.cit., p. 9-11.

[140] HEA LTH-E-ORGANISATION, “Implementing PEP for rape survivors”, 18/11/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “Roll out the drugs”, 20/09/2002; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, p. 3; SOUTH AFRICAN HEALTH DEPARTMENT, Preventing HIV after rape: steps you can take to protect your health, s.d., http://www.healthdepartment.gov.za/docs.html.

[141] HEALTH-E-ORGANISATION, “Testing times”, 28/06/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; “SOUTH AFRICAN HEALTH DEPARTMENT, Draft national policy on testing for HIV, s.d., http://www.healthdepartment.gov.za/docs.html.

[142] SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, p. 21.

[143] H. CHRISTIE, “Suspend all HIV testing…Mbeki expert panel recommends”, New African, 2000, nr. 389, pp. 14-16; M&G, “Mbeki’s panel ‘will question AIDS tests’”, 23/03/2001; DM, “AIDS in politiek vaarwater”, 10/07/2000.

[144] HEALTH-E-ORGANISATION, “Testing times”, 28/06/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; SOUTH AFRICAN HEALTH DEPARTMENT, Draft….

[145] HEALTH-E-ORGANISATION, Nelson…, p. 104; HEALTH-E-ORGANISATION, “Testing times”, 28/06/2002, en “Does anybody know the tune?”, 21/02/2003, http://www.health-e.org.za/aids.php; IRIN, “News HIV/AIDS policy guidelines announced”, 26/10/2000, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, pp. 2-3.

[146] HEALTH-E-ORGANISATION, “The what, how and who of AIDS vaccines”, 17/01/2003, en “AIDS vaccine trials expected in january 2004”, 17/01/2003, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “South Africa hopes for AIDS vaccine by 2005”, 04/10/2000; H. SCHNEIDER, art.cit., p. 159; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, pp. 3-4.

[147] TG, “Mbeki fights ruling that AIDS drug must be used”, 02/04/2002; HEALTH-E-ORGANISATION, “The cost of saving lives”, 30/09/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “AIDS activists to challenge the state”, 08/09/2000.

[148] TG, “South Africa heeds calls for free anti-AIDS drugs”, 02/02/2003; HEALTH-E-ORGANISATION, “Anti-retroviral lessons”, 28/01/2003; M&G, “AIDS group demands government action”, 20/03/2001, en “Government cosies up to TAC”, 02/05/2003; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, HIV/AIDS…, p. 22; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, p. 5.

[149] ARTSEN ZONDER GRENZEN, “Mandela gaat met AZG samenwerken om aidsbehandelingen in Zuid-Afrika op te voeren”, 12/12/2002, en “Nieuw AIDS-programma bewijst haalbaarheid in ruraal Zuid-Afrika”, 03/03/2003, http://www.azg.be/nl/actualiteit/news.htm; DS, “AZG wil ongelijk Mbeki bewijzen”, 30/11/2002.

[150] HEALTH-E-ORGANISATION, “Does anybody know the tune?”, 21/02/2003, http://www.healh-e.org.za/aids.php; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, pp. 4-5; WORLD HEALTH ORGANISATION, Feeding hope: nutrition plays key role in HIV/AIDS care, 25/02/2003, http://www.who.int/health_topics/hiv-infections/en.

[151] HEALTH-E-ORGANISATION, “Does anybody know the tune?”, 21/02/2003, http://www.health-e.org.za/aids.php; M&G, “AIDS: ‘we need strong, courageous leadership’”, 15/03/2003; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, “Statement by the minister of health at the SADC meeting on nutrition and HIV/AIDS”, 20-21/01/2003, http://www.gov.za/speeches/index.html; SOUTH AFRICAN GOVERNMENT, Update…, pp. 4-5.

[152] HEALTH-E-ORGANISATION, “Pfizer, government agree on indefinite, free diflucan plan”, 19/11/2002, http://www.health-e.org.za/aids.php; IRIN, “Deal struck with drug company Pfizer”, 30/11/2000, en “Agreement with Pfizer”, 23/02/2001, http://www.reliefweb.int/w/rwb.nsf/SR?OpenForm&aids+South+Africa; M&G, “Rebels cock a snook at drug giants”, 18/10/2000 en “Another year ends and no end in sight for the AIDS epidemic”, 30/11/2001; DS, “Macaber miljardenspel met aidspatiënten”, 13/07/2000.

[153] E. GROENINK, art.cit., pp. 21-22; TG, “South Africa doing nothing to halt AIDS”, HIV judge says”, 11/07/2000; M&G, “Dissident supports ‘plot against Mbeki’ theory”, 11/05/2001, en “The pitfalls of racial reasoning”, 18/05/2001, en “Behind the smokescreen”, 26/10/2001, en “Mbeki bumbles into another AIDS debate”, 28/10/2001, en “Mbeki’s strange AIDS discourse”, 22/03/2002; M. MBALI, op.cit., pp. 77-89; I. VAN KESSEL, “De agenda van de Afrikaanse Renaissance”, Internationale Spectator, vol. 55, 2001, nr. 4, pp. 171-175.

[154] P. BOND, art.cit., p. 4-6; M&G, “Mbeki’s AIDS stance leaves scientists in a daze”, 24/04/2000, en “Mbeki cares only about foreign investors”, 28/09/2001; I. VAN KESSEL, art.cit., p. 174; D. SCHECHTER, art.cit., p. 3.

[155] H. SCHNEIDER, art.cit., p. 145, p. 153 en p. 163.