Matamata & Pilipili. Een studie naar de overlevering van westerse waarden en normen in Belgisch Congo via komische en educatieve films. (Stéphanie Carels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Inleiding
Het leek niet meteen de meest voor de hand liggende keuze om een verhandeling te schrijven over een onderwerp waar bijna geen sproren meer van waren. Dat men als geschiedkundige de macht had het verleden op te halen en van vergeten gebeurtenissen weer herinneringen te maken, trok ons echter heel erg aan. En zo viel ons oog op Albert Van Haelst en zijn meesterlijke filmreeks Matamata & Pilipili, die niet voor niets de zwarte Laurel & Hardy genoemd werden[1]. Albert van Haelst (1903 – 1976) was missionaris bij de congregatie van Scheut en maakte films voor zwarten in Belgisch Congo. Hij was op deze idee gekomen door zijn ervaringen uit de praktijk: nadat hij gedurende tien jaar (1936 – 1947) in Kasaï, een provincie in het zuiden van Belgisch Congo, rondgereisd had en ingevoerde films had vertoond aan de zwarte bevolking, kwam hij tot de conclusie dat de films weinig invloed konden hebben op de kijkers, omdat die ze nauwelijks konden verstaan. Matamata & Pilipili was hiervan het beste voorbeeld.
Waar we bij deze verhandeling, van in het begin, naar gestreefd hebben, is zo volledig mogelijk te zijn in de beschrijving van het leven van Albert Van Haelst en zijn filmbedrijf, Luluafilm. Maar de titel van deze verhandeling verraadt meer: aan de hand van de bekende filmreeks van de pater willen we de ‘opvoedingstechnieken’ van de missionarissen in Belgisch Congo – en dan vooral in de laatste koloniale ‘periode’ 1950 – 1960 – toetsen. Voor een westers, hedendaags oog lijkt het alsof de films inderdaad niets anders waren dan een opvoedende les. Een mooi voorbeeld hiervan is Sois Poli Matamata![2] De titel spreekt boekdelen: Matamata moet beleefd leren zijn. Op de dag van vandaag zou deze film nauwelijks een ‘blockbuster’ kunnen worden. En toch speelde Van Haelst het, vanaf de jaren ’50, klaar om van de Matamata & Pilipili – filmreeks zo’n overdonderend succes te maken, dat er, tot op de dag van vandaag, Congolezen zijn die zich de films kunnen herinneren. Dit had hij niet alleen te danken aan de kwaliteit van de films, maar ook aan zijn ‘neus voor zaken’; via Luluafilm zette pater Albert een zeer uitgebreid distributienetwerk op, die de films tot ver buiten Luluaburg – de vaste stek van Van Haelst – verspreidde. Het succes van de films, het opvoedende/ humoristische karakter ervan, het ongelooflijke levensverhaal van deze filmpater, en dat alles geplaatst tegen het katholieke décor van onze ex – kolonie, vormt de basis van deze verhandeling.
Deze wordt in drie grote hoofdstukken, of luiken, onderverdeeld. Het eerste luik behandelt de algemene evolutie van de film in Belgisch Congo. Hoe het medium het weidse – en in het begin van de twintigste eeuw ook nog grotendeels onverkende – gebied in Centraal – Afrika bereikte, hoe ze er wortel schoot en hoe ze er aanleiding heeft gegeven tot een, voor deze verhandeling, belangrijk nevenverschijnsel: de missiefilm. Dit was een initiatief dat uitging van de katholieke missies in Belgisch Congo en dat vanaf 1928, ondanks de afwerende houding van het Vaticaan, langzamerhand verspreid werd in de kolonie. Waar koloniale film en missiefilm zich, in hun onstaansperiode, vooral op het westerse publiek richtten, kwam daar vanaf 1945 verandering in. De eerste films voor zwarten verschilden niet zozeer van de films voor blanken; het waren voornamelijk propagandafilms, die, in het geval van de blanke toeschouwer, beelden van het machtige Congo en de mensen die het land ‘getemd’ hadden, toonden en, in het geval van de zwarte toeschouwer, beelden toonden van het prachtige, ontwikkelde België met haar diepgelovige en hardwerkende burgers. Hier kwam, vanaf 1950, verandering in: zowel de filminitiatieven die van de staat uitgingen, als die van katholieke zijde, begonnen films te maken die het propagandistische element helemaal lieten varen en opvoedkundige onderwerpen in de plaats kregen. De titels van de volgende films geven hierover een idee: L’art de décorer notre intérieur, Comment embellir notre foyer, Recettes de cuisine pour femmes d’évolués, Bonne cuisine du pays à portée de tous,…[3] Maar hiernaast ontstond nog een ander initiatief, dat, zeker voor deze verhandeling zeer belangrijk was.
De films die het meeste succes kregen bij het Congolese publiek waren grappige, pretentieloze verhaaltjes, zoals bijvoorbeeld de Matamata & Pilipili – reeks, die er niet op uit waren om van de zwarte een perfecte imitatie te maken van de westerse blanke, maar die wel een gezonde vorm van ontspanning voor ogen hadden. Elke humoristische film had nog steeds zijn moraliserende toon, maar deze werd duidelijk overstemd door het geluid van lachende mensen. In deze evolutie speelde Albert Van Haelst en zijn filmbedrijf Luluafilm een belangrijke rol. Aan de hand van het weinige materiaal dat over de pater nog beschikbaar was – een groot deel van het archief raakte immers verloren nadat het bedrijf, in 1978, voorgoed haar deuren sloot – hebben we ernaar gestreefd een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van zijn leven en zijn levenswerk, Luluafilm, maar belangrijker nog: hebben we ernaar gestreefd dat leven in te passen in het bredere kader van de gebeurtenissen in en rond het filmwezen in Belgisch Congo. In het tweede luik zoemt onze lens in op de Matamata & Pilipili – filmreeks zelf. We hebben de 12 films bekeken, die in het KADOC[4] bewaard zijn en hebben er een gedetailleerde beschrijving van gemaakt. In dit hoofdstuk wordt ook meteen duidelijk hoe Van Haelst precies de idee voor Matamata & Pilipili kreeg. Tot slot hebben we ook een kort bronnenonderzoek over ‘het Proces Matamata’ aan toegevoegd[5]. Niet alleen is dit hoofdstuk van cruciaal belang om de lezer een idee te geven over de inhoud van de films, het geeft ook meteen de aanleiding naar het derde hoofdstuk.
Met dit derde hoofstuk is de cirkel rond: hierin behandelen we het belang van de missies voor deze verhandeling. Hoe zijn zij vergroeid geraakt met de Belgische koloniale geschiedenis en wat was hun belangrijkste functie in de kolonie? Zij lieten zich vooral in met de opvoeding, het onderwijs, de welzijnszorg,…[6] Dat zij überhaüpt de opvoeding van de zwarten in handen hadden gekregen, hadden ze voornamelijk te danken aan de Belgische staat, en in het bijzonder aan koning Leopold II. Ook bij de samenwerking tussen Staat en Kerk staan we dus even stil. We behandelen in dit laatste hoofdstuk echter vooral de humoristische missiefilm als ‘leerzame’ recreatie voor de zwarte. Aan de hand van de behandelde films zullen we proberen te achterhalen wat nu specifiek de apostolaatsmethoden van de missionarissen waren. Er was geen eenduidendheid over hoe men de zwarten moest behandelen – zoals ook zal duidelijk worden in dit hoofdstuk – om over hun opvoeding maar helemaal te zwijgen. En toch waren de meeste missionarissen het erover eens dat de beste opvoeding voor de zwarten een westerse opvoeding was. Ons onderzoek zal uitwijzen of dit ook gold voor de films en, zo ja, waar de grens ligt tussen het educatieve en het recreatieve. Of de gemiddelde toeschouwer van een Matamata & Pilipili – filmvoorstelling er iets uit geleerd heeft, is een vraag waarop we jammer genoeg nooit een antwoord zullen hebben. Uit de vele interviews die Tristan Bourlard afnam van oudere en jongere Congolezen[7], blijkt wel dat de films een enorm succes kenden en dat Matamata & Pilipili voor vele oudere Congolezen deel uitmaakt van hun jeugd en hun koloniale verleden.
De meeste problemen hebben we ondervonden bij het bronnenonderzoek[8]. In het archief van Albert Van Haelst zitten namelijk, zoals al werd gezegd, grote hiaten. De periode rond de jaarwisseling 1960 – 1961 is zeer uitgebreid aanwezig, via de briefwisseling met familieleden en vrienden die zich zorgen maken over het welzijn van pater Albert. Ook over de jaren 1965 – 1971 zijn we goed gedocumenteerd. Het enige document dat ons informeert over de jaren 1947 – 1960 is geschreven door Van Haelst zelf en maakt deel uit van een uitgewerkte familiestamboom. Over de periode waarin Van Haelst films maakte én distribueerde – voornamelijk in de jaren vijftig – hebben we informatie gevonden (jaarrapporten en dergelijke meer) in het archief van B. Mels, oud – bisschop van Luluaburg. Een groot deel van het Scheut – archief werd in mei 2004 naar België teruggestuurd, na vele jaren in Rome te hebben gelegen (1972 – 2004)[9]. De belangrijkste documenten hieruit lieten we al vroeger overkomen[10]. We hebben, in onze bibliografie, verwezen naar alle werken die we ter hand namen. Een aantal ervan hebben we niet kunnen gebruiken, een aantal ervan lazen we als ‘algemene achtergrond’; het grootste deel vond echter wel zijn plaats in het onderzoek. Ook de bijlagen zijn tamelijk exhaustief opgevat. Zo kan men er een aantal foto’s van pater Van Haelst in terugvinden (ondermeer een klasfoto en een foto van zijn afreis naar Congo), een heleboel foto’s rechtstreeks uit de films[11], een aantal brieven uit de correspondentie van Van Haelst, de folder die door Luluafilm werd uitgegeven, een interview met pater Paul Lissens – die Van Haelst opvolgde nadat deze in 1967 voorgoed terugkeerde naar België – en een volledige transcriptie van de documentaire van T. Bourlard, die reeds in 1996 verscheen over Matamata & Pilipili[12].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Matamata was ‘de dikke’ en Pilipili ‘de dunne’.
[2] Een film die verloren is gegaan en we niet hebben kunnen bespreken.
[3] Films die Van Haelst draaide tussen 1947 en 1951.
[4] KADOC (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving), Vlamingenstraat 39, 3000 Leuven.
[5] Ruim zeven jaar na het vertrek van de acteur die Matamata speelde (1961), kreeg Luluafilm het met hem aan de stok in 1968. Het leidde tot een proces dat tekenend kan genoemd worden voor de dekolonisatie.
[6] Zie hierover: DEPAEPE, M., VAN ROMPAEY, L. en BRYS, B., In het teken van de bevoogding: de educatieve actie in Belgisch Kongo (1908 – 1960), Leuven, 1995, DEPAEPE, M., DEBAERE, F. en VAN ROMPAEY, L., ‘Opvoeding en onderwijs in de katholieke missies van Belgisch Kongo (1908 – 1960)’, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXII, 3 – 4 (1991), 691 – 719, DEPAEPE, M., ‘Kongo, een tweede Vaderland. De kolonie in het onderwijs en het onderwijs in de kolonie (1908 – 1960)’, in: Kongo, een tweede Vaderland, Ieper, 1994, 1 – 19.
[7] BOURLARD, T., Matamata en Pilipili (prod. Videocam, 1996), TV – documentaire, Brussel, BRT – Belgische Radio en Televisie, (TV 2 : ‘Tekens’ ) 5 december 1996. De uitgetypte versie van de documentaire is terug te vinden in de bijlagen.
[8] De onderzochte archieven zijn in de bibliografie terug te vinden.
[9] Gebaseerd op: ‘Vlaanderen roept zijn zonen terug. Archief scheutisten terug thuis.’ , in: e – nieuwsbrief KADOC, 1ste jg., juni 2004, nr. 6. <<www.kadoc.kuleuven.ac.be/nl/nieuws/e-nieuwsbrief/e-nieuwsbrief_2004_06.htm>>(22 juli 2004) Cf. Bibliografie.
[10] We maakten hiervoor gebruik van de archiefpublicatie van D. VANYSACKER, L. VAN ROMPAEY, (…) en R. RENSON, The archives of the Congregation of the Immaculate Heart of Mary (CICM – Scheut) 1862 – 1967, Turnhout, 1995.
[11] We hebben geen foto’s getrokken van alle films; enkel de belangrijkste films komen hier aan bod.
[12] BOURLARD, T., Matamata en Pilipili (prod. Videocam, 1996), TV – documentaire, Brussel, BRT – Belgische Radio en Televisie, (TV 2 : ‘Tekens’ ) 5 december 1996.