Magie in het Europa van de achttiende eeuw: realiteit en perceptie. (Nele Vranckx)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen besluit

 

In 1777 vroeg Voltaire zich vertwijfeld af of hij werkelijk in de eeuw van de Verlichting leefde. In tegenstelling met de overheersende tendens in de historiografie die stelde dat hekserij overwonnen was door de rationaleit van de achttiende eeuw, zag Voltaire de hele zaak anders. Toch werden er in zijn tijd vraagtekens geplaatst bij de macht van de duivel en werden ‘bovennatuurlijke’ verschijnselen verklaard aan de hand van de wetten van de natuur, medische theorieën en psychologische pathologieën. De Encyclopédie stond sceptich tegenover het verschijnel magie en legde de schuld voor bijgeloof bij de religie. Ook heeft ons onderzoek aangetoond dat de grote heksenvervolgingen van de voorgaande eeuwen in Europa beeïndigd waren tegen het midden van de achttiende eeuw. Dit was een gradueel proces, waartoe heel wat factoren hebben bijgedragen. We mogen ons niet laten afleiden door het samengaan in de tijd van een nieuwe stroming gedragen door wetenschappelijke inzichten met het verdwijnen van de grote heksentheorieën. Er moet nagegaan worden welke andere elementen hierin een rol hebben gespeeld. Verschillende historici hebben dit standpunt ingenomen en hebben op die manier bijgedragen tot een dieper inzicht in het proces dat leidde tot het einde van de heksenprocessen.

Volgens Brian P. Levack was de algemene motor achter het einde van de processen de houding van scepticisme van de personen die het gerechtsapparaat controleerden. Zij werden geconfronteerd met het feit dat mensen onschuldig op de brandstapel belandden. Dit leidde tot twijfel omtrent het bestaan van hekserij en het toepassen van striktere regels m.b.t. de processen met als gevolg dat er meer vrijspraken kwamen. Het einde van de vervolgingen was volgens hem dus van boven opgelegd. Hij kaderde dit proces in de meer algemene context van de zestiende en zeventiende eeuw in waarbij hij o.m. wijst op de invloed van de rationaliteit en religieuze en sociaal-economische veranderingen.

Ook Keith Thomas zag de weerstand van de ontwikkelde klassen als katalysator voor het hele gebeuren. Rechters kwamen tot het besef dat de misdaad van hekserij praktisch onmogelijk te bewijzen was en geleerden gingen de basis van het hekserijgeloof ondermijnen hierbij gesteund door de nieuwe mechanische filosofie. Daarnaast wees hij ook op de sociale veranderingen zoals de komst van wetten die hulp aan minderbedeelden tot een verplichting maakten waardoor spanning en schuldgevoel over het weigeren van zulke hulp samen met de hekserijbeschuldigingen verdwenen. Thomas’ leerling Hugh Trevor-Roper daarentegen wees het argument dat intellectuele tegenwerpingen het geloof in hekserij beïnvloedden van de hand. Zonder een sociale verandering konden de argumenten tegen hekserij geen effect hebben en zo’n een verandering zag hij pas gebeuren rond het midden van de zeventiende eeuw. In zijn spoor ging Alan Macfarlane met behulp van de antropologie de sociale, economische en intellectuele veranderingen onderzoeken die een impact hadden op het geloof in hekserij. Hij verzette zich tegen het idee dat een verandering van de wetten m.b.t. hekserij automatisch zouden leiden tot een afname van de beschuldigingen. Hij legde de oorzaak voor de afname van de processen bij het uiteenvallen van het collectieve dorpsleven en het geloof dat schade niet meer veroorzaakt werd door individuen maar door abstracte krachten.

Tenslotte zal Wolfgang Berhringer voorstellen het fenomeen van de kleine ijstijd te linken met de grote heksenvervolgingen. Naarmate de weercondities er op vooruitgingen en mensen zich door nieuwe technieken beter konden wapenen tegen de weersomstandigheden verdween de nood de schuld voor misoogsten en honger bij heksen te leggen.

 

Wat de heksenprocessen betreft, bleven deze (tot verbijstering van Voltaire) voortbestaan – zij het sterk verminderd - ondanks twee eeuwen verzet en veranderingen in het gerechterlijk apparaat. Wannneer we dit fenomeen op Europese schaal bekijken zien we dat elk land zijn eigen manier had om met met hekserijgeloof om te gaan en zelfs binnen de naties zelf moet men rekening houden met regionale verschillen. Perifere landen als Hongarije zullen pas een echte heksenvervolging kennen wanneer die in landen als Frankrijk, Engeland en de Nederlanden reeds beëindigd was. Bovendien kreeg Hongarije af te rekenen met de opkomst van het vampirisme dat al snel vermengd raakte met de heksenvervolgingen (aanzien als posthume hekserij). In vergelijking met Engeland en Frankrijk kende Duitstland dan weer een echte heksenpaniek, die minder zichtbaar was in eerstegenoemde landen. Italië, Portugal en Spanje beschikten over een inquisitie om met het probleem van hekserij af te rekenen, maar ook zij zouden geen eensgezind beleid hieromtrent voeren. De Romeinse inquisitie zou zich het meest concentreren op dit type van misdrijf, doch hun opvattingen over hekserij verschilden van de ideeën die leefden aan de noordzijde van de Alpen. Spanje wilde in de eerste plaats afrekenen met ketterijen i.p.v. hekserij, terwijl Portugal afweek van het traditionele model door meer mannen dan vrouwen te beschuldigen van deze misdaad. Men moet ook rekenening houden met het fenomeen van beïnvloeding. De millenaristische beweging die in het begin van de achttiende eeuw voor onrust zou zorgen te Londen had Franse wortels. Het Grieks-Slavische fenomeen van vampirisme zou in Hongarije heel wat slachtoffers eisen en zich van hieruit verspreiden naar andere landen. De Engelsman Hume zou zich mengen in de Franse zaak rond de mirakels van François de Paris. Het geloof in hekserij en magie bleef dus ook in de achttiende eeuw nog slachtoffers eisen ondanks het verzet van een opgeleide klasse. Deze kon echter niet verhinderen dat het volk het recht in eigen hand nam en bovendien geloofde ze zelf nog niet helemaal in een ‘onttoverde wereld’, wat blijkt uit de talrijke debatten en discussies gevoerd werden in de achttiende eeuw. Geleerden bogen zich over het probleem en hoewel de overheersende tendens één van afwijzing was, zien we toch nog heel wat werken en tractaten die het bestaan van hekserij trachten te bewijzen. Dit werd ondersteund door nieuwe ontwikkelingen, zoals het ontstaan van het methodisme, die een nieuwe impuls gaven aan het geloof in magie. Het voluit ontkennen van het bestaan van hekserij en de macht van de duivel deed steeds heel wat stof opwaaien waarvan Balthasar Bekker en de Bayerische Hexenkrieg kunnen getuigen.

Men moet er echter wel rekening met houden dat het fenomeen van magie en hekserij geen afgebakend geheel vormde. Sociale, economische, religieuze en intellectuele ontwikkelingen hadden slechts een impact op bepaalde onderdelen ervan. Dit zorgde ervoor dat bepaalde praktijken afnamen, terwijl andere daarentegen opnieuw een opgang kenden. Zo ziet men in de achttiende eeuw een afnemend geloof in demonische hekserij, terwijl zgn. liefdestoverij een opgang kende. De vele inkt die gevloeid is over dit onderwerp, toonde aan dat het geloof in hekserij in de achttiende eeuw sterker was dan op het eerste zicht leek. Dit werd ondersteund doordat het thema ook aan de orde kwam in de achttiende-eeuwe beeldende kunst en literatuur. Hogarths satire op de geest van Cock Lane stelt het geloof in magie van de methodisten aan de kaak terwijl de Caprichos en Pinturas negras van Goya een testament vormden van zijn intresse in magische en demonische thema’s. De blijvende tegenstand van geletterenden tegen dit geloof kwam ook tot uiting in de literaire werken van iemand als Defoe. Ondanks dit alles bleven volksboeken het populaire geloof in hekserij en magie verhalen en dat deze gretig gelezen werden blijkt uit het feit dat zij soms meer dan een eeuw lang herdrukt werden. De achttiende eeuw was dus verre van vrij van het geloof in heksen en magie!

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende