Het politiek leven te Lokeren tijdens het interbellum (1918-1940). (Vicky T'Jampens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Inleiding.
Politieke geschiedenis is een interessant onderzoeksterrein. De politieke besluitvorming heeft de maatschappij steeds in al haar geledingen beïnvloed en ook overal zijn sporen nagelaten. Het feit dat de machtshebbers steeds poogden hun macht te behouden of in hun voordeel aan te wenden, lag hieraan ten grondslag. Wie een klare kijk probeert te krijgen op een bepaalde periode dient dus zeker na te gaan wie de macht in handen had, door welke motieven ze werd geleid, wie daarbij voordeel ondervond en tenslotte wie er door benadeeld werd.
Vanaf het midden van de jaren 1880 tot aan de Eerste Wereldoorlog domineerde de sociale kwestie het politieke leven. Uit de wisselwerking tussen enerzijds de arbeidersbewegingen, die politieke macht opeisten ten einde het lot van de arbeiders te verbeteren en anderzijds de burgerij, die de macht tot dan toe had gemonopoliseerd en niet van plan was haar volledig uit handen te geven, ontstond toen een compromis dat de basis legde van ons huidig politiek bestel. Het burgerlijk parlementarisme werd gedeeltelijk verruimd zodat bredere bevolkingslagen voortaan hun eisen langs parlementaire weg konden verdedigen. Voor de burgerij betekende dit dat de explosieve en voor haar gevaarlijke krachten van het arbeidersverzet gekanaliseerd werden en de fundamenten van de liberale staat veilig gesteld waren, zij het dat er een einde kwam aan het voorheen exclusief burgerlijk functioneren van deze staat[1].
Waren de grondslagen al lang voor 1919 gelegd, toch zal men tot na de Eerste Wereldoorlog moeten wachten vooraleer de directe politieke consequenties van de gewijzigde situatie duidelijk te zien waren. De aanpassing van de partijen aan het gedemocratiseerde parlement – in 1919 werd het algemeen stemrecht voor mannen ingevoerd -, de vastlegging van de electorale verhouding tussen deze partijen, het zich institutionaliseren van de pressiegroepen aan werkgevers- en werknemerszijde, de eerste resultaten van het sociale overleg, de gewijzigde relaties tussen vorst en parlement, de Vlaamse emancipatiebeweging in een nieuwe opgaande fase: al deze factoren illustreren de stelling dat men na 1919 inderdaad een nieuw tijdperk inging[2].
De politieke krachtlijnen van het interbellum lagen al lang vóór de oorlog vast. Ten eerste was er de sociale kwestie en de ermee verbonden strijd tussen belangengroepen en partijen om een billijke vertegenwoordiging en bijgevolg ook om politieke beslissingsmacht. Ten tweede de strijd tussen klerikalen en anti-klerikalen die duidelijk tot uiting kwam in de rivaliteit tussen «officieel» of «neutraal» onderwijs enerzijds en het «vrij gesubsidieerd katholiek onderwijs» anderzijds. En tenslotte de communautaire problemen, met andere woorden de taalkwestie en de verhouding tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel[3].
Vanaf het begin kwamen de economische en sociale problemen in alle scherpte aan de orde. In haar geheel was de periode 1918-1940 economisch een ongunstige fase van de Kondratieffcyclus, wat betekent dat zij gekenmerkt werd door stagnerende en zelfs dalende prijzen en winsten, veelvuldige crisissen gepaard met grote werkloosheid, vooral dan tijdens de depressie van de jaren 1930, die niet alleen de kapitalistische economie maar ook de burgerlijke, parlementaire democratie heeft bedreigd[4].
Ons startpunt vormt het einde van de Eerste Wereldoorlog. De cesuur 1914-1918 vormde een belangrijke cesuur in de (politieke) geschiedenis van België. Tot de Eerste Wereldoorlog werd het politiek bedrijf overheerst door het burgerlijk parlementarisme. 11 november 1918 betekende het einde van vier lange oorlogsjaren, maar tevens de doorbraak van de massademocratie. De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht zorgde ervoor dat geen enkele partij nog over een volstrekte meerderheid in het parlement beschikte. Ons eindpunt vormt het jaar 1940, ofwel het begin van de Tweede Wereldoorlog. Deze zorgde voor een tweede belangrijke cesuur in de 20ste eeuw. Toch bracht Wereldoorlog II niet zo’n fundamentele veranderingen teweeg als de Eerste Wereldoorlog. De politieke verhoudingen, zoals die tijdens het interbellum waren gegroeid, kwamen erna zelfs vrij spoedig opnieuw aan de oppervlakte. Anderzijds liet Wereldoorlog II toch wel enkele sporen na, men denkt aan de repressiemaatregelen, aan de koningskwestie en aan de aanpassingen in alle bestaande partijen.
Het betreft hier dus een periode van ongeveer twintig jaar. Traditioneel worden beide wereldoorlogen als een belangrijk breukmoment aanzien. Ook wij beschouwen de tussenoorlogse periode als een op zichzelf staande tijdseenheid. De Eerste Wereldoorlog en de afloop ervan bracht de oplossing voor een reeks basisproblemen: de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, een tijdelijke wapenstilstand in de schoolkwestie en een sprong vooruit in de sociale wetgeving. Toch kwamen er geen fundamenteel nieuwe partijoriëntaties. Indien men de tussenoorlogse periode overschouwt, dan valt voornamelijk een grote stabiliteit op in de verhouding tussen de partijen, behalve in de loop van de jaren 1930 onmiddellijk na de depressie.
De eerste betrachting van ons onderzoek is het toetsen van het plaatselijk politiek leven aan de politieke ontwikkeling op nationaal vlak. Hiervoor gaan we de samenstelling van de Lokerse gemeenteraad tijdens het interbellum na. We zullen bestuderen of er sprake was van een zekere stabiliteit in de gemeenteraad en in het schepencollege. Indien er opvallende personeelsvernieuwingen plaatsvonden, zullen we trachten te achterhalen wanneer en waarom deze er kwamen. Daarnaast gaan we ook het gemeentelijk beleid in deze periode na. We kijken hoe het met de machtsverhouding tussen links en rechts gesteld was en welke politieke twistpunten er voorkwamen op gemeentelijk niveau. Tenslotte bekijken we ook of er al dan niet sprake was van een kloof tussen de verschillende partijen en indien dit het geval was, of deze kloof dan ook zichtbaar was in het beleid.
Deze verhandeling is grotendeels opgebouwd aan de hand van informatie uit de gemeenteraadsverslagen en op basis van de lokale pers. De eerste bron bood ons een objectieve en zakelijke kijk op de materie, terwijl onze tweede bron een meer subjectieve en gekleurde visie gaf. De pers te Lokeren en meer algemeen in het Waasland was verbonden aan een politieke zuil, waarin de successen van katholieken, liberalen en socialisten (al naargelang de krant) breedvoerig werden uitgesmeerd en negatieve aspecten meestal verbloemd of zelfs helemaal achterwege werden gelaten. Om een enigszins objectief beeld op te hangen, moeten we een zekere afstand ten opzichte van de bron creëren door, in de mate van het mogelijke, de informatie uit de persorganen van de verschillende politieke families aan elkaar te toetsen.
De verhandeling werd ingedeeld in drie grote delen, voorafgegaan door een kleine algemene schets waarin een beeld wordt gegeven van de plaatselijke toestand voor en op het einde van de Eerste Wereldoorlog. Het leek ons interessant, vooraleer het eigenlijke onderwerp aan te snijden, de stad op sociaal, economisch en politiek gebied te situeren. Op basis van deze gegevens kon dan worden verder gebouwd.
Vervolgens beginnen we met de uitwerking van ons onderzoek, dat we hebben opgesplitst in drie delen. Eerst behandelen we de periode 1919-1926, waarin we de naoorlogse jaren van dichterbij bekijken. Deze jaren werden gekenmerkt door politieke verwezenlijkingen als de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht en enkele verwezenlijkingen in de sociale wetgeving. Op economisch gebied was het voornamelijk een periode van herstel en de geleidelijke heropbloei van de industriële activiteiten. In tweede instantie bekijken we de periode 1927-1932. Een tijd die op politiek gebied vooral gekenmerkt werd door de Vlaamse kwestie en die op economisch en sociaal gebied beheerst werd door de woningnood en de werklozenproblematiek. Tenslotte nemen we de periode 1933-1940 onder de loep. Hier vinden we de opkomst van de (extreem-) rechtse groeperingen terug. Evenals een politieke agenda die beheerst werd door de economische crisis en nieuwe initiatieven zoals «het plan De Man». Het zijn jaren van (sociale) onrust, die uiteindelijk zullen uitmonden in de Tweede Wereldoorlog.
In elk deel geven we een politiek en sociaal-economisch beeld van de desbetreffende periode, met aandacht voor de nationale evoluties, maar met een klemtoon op de lokale situatie. We geven een kijk op het gemeentelijk beleid, met speciale aandacht voor de naoorlogse jaren, het jubeljaar, de crisis en de oprichting van het concentratieblok. Tevens behandelen we de gemeenteraads-, parlements- en provincieraadsverkiezingen in die periodes. We bekijken de kandidaten en de uitslagen en we besteden eveneens aandacht aan de propaganda en de programmapunten van de verschillende partijen in de kiesstrijd. Tenslotte bestuderen we de wisselwerking tussen het gemeentebeleid en de verkiezingen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] CRAEYBECKX (J.) en WITTE (E.). Politieke geschiedenis van België sinds 1830. Spanningen in een burgerlijke democratie. Antwerpen, Standaard, 1981, p. xiii
[2] Ibidem, pp. xiii - xiv
[3] Ibidem, p. 165
[4] Ibidem, p. 166