Een bijdrage tot de stedelijke lexicografie. Een terminologisch onderzoek aan de hand van diplomatische bronnen. (Steven Van Impe) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Voorwoord
Het uiteindelijke onderwerp dat deze thesis behandeld is slechts geleidelijk te voorschijn gekomen. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om de vroegmiddeleeuwse steden in de Lage Landen bij de Zee te onderzoeken, in de hoop daarmee een systeem te vinden van onderlinge verhoudingen op economisch, institutioneel en sociaal vlak. Mijn promotor, professor dr. Milis, wist mij gelukkig spoedig van dit voornemen af te brengen: het totale gebrek aan bruikbare bronnen zou de onderneming reeds voor de aanvang van het werk fataal geworden zijn.
Professor Milis stelde dan voor, aangezien ik graag bij de stedengeschiedenis bleef, om vertrekkende vanuit de vroegmiddeleeuwse bronnen, te komen tot een onderzoek van de mentaliteit van de auteurs van deze bronnen tegenover de stad. Vanuit die vraagstelling, “hoe zag men de stad,” kwam ik op de onvermijdelijke vraag die elke historicus die zich op deze weg begeeft vroeg of laat moet stellen: “wat is een stad?” Via de link met het bronnenmateriaal werd de stap uiteindelijk gezet naar “hoe werden steden genoemd?” Het werd al snel duidelijk dat er op dit vlak nog nauwelijks onderzoek was geleverd, en dat de zoektocht naar antwoorden op deze basisvraag zeker interessante resultaten zou opleveren.
Op de weg naar deze vraagstelling, en uiteindelijk naar zijn antwoorden, ben ik op voorbeeldige wijze geholpen door mijn promotor, professor Milis. Het is dan ook passend dat ik hem hier uitvoerig mijn dank betuig. Verder hebben ook Dr. Peter Stabel, Drs. Jeroen Deploige en Drs. Steven Vanderputten mij, tijdens de thesispresentatie en daarbuiten, enkele zeer nuttige wenken gegeven. Aan Dr. Guido Marnef ben ik dank verschuldigd voor de informatie die hij mij verstrekte over een werk van J. Van Loon dat enkele weken voor de voltooiing van mijn thesis van de persen rolde, maar dat ik jammer genoeg niet meer in mijn onderzoek heb kunnen betrekken.[1]
Voorts wil ik hier ook mijn dank uitdrukken aan professor dr. em. Raymond Van Uytven, die mij tijdens de kandidaturen op het UFSIA warm maakte voor de studie van de middeleeuwen door op onnavolgbare manier het verleden weer levend te maken, en die ons op het belang wees van de historische kritiek, van het nauwgezet onderzoek en bovenal van de zin voor synthese.
Tenslotte waren er ook buiten de directe wereld van de thesis een heel aantal mensen die mij gedurende deze twee jaren (en vaak langer) hebben gesteund en bijgestaan met vriendschap, raad en daad: mijn studiegenoten Maarten De Baer, Hans De Boeck, Steven Van Mol, Gregory Vercauteren en Seppe De Vreese-Pieters, en mijn goede vrienden buiten de universiteit Elke Ortmanns, Corina Roofthooft, Rigo Schoeters, Birgit Van Opstal en Jean‑Marc Wislez.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Van Loon, J., De ontstaansgeschiedenis van het begrip ‘stad’. Een bijdrage van de diachrone semantiek tot de sociaal-ecconomisch geschiedenis van Noord-West-Europa, inzonderheid van de Nederlanden, Gent, 2000.