Historische situering en analyse van politieke aspecten in het oeuvre van de negentiende-eeuwse Gentse volkszanger Karel Waeri. (Tineke Bruyneel) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
4. LIEDEREN VAN KAREL WAERI IN HET KADER VAN DE SOCIALE STRIJD
D. HULDE AAN DE HELDEN VAN DE VRIJHEID
Net zoals de katholieke kerk had ook de socialistische beweging haar martelaars en heiligen. Vooral zij die in het heetst van de strijd, dus in betogingen, stakingen of oproeren, hun leven lieten, konden als ware martelaren de geschiedenis in gaan. Ze hadden hun leven immers gegeven voor de verlossing van de arbeidersklasse. Ook bepaalde militanten die zich heel hun leven voor de socialistische beweging hadden ingezet en slachtoffers van arbeidsongevallen werden als martelaren verheerlijkt. Sommige mensen, vooral dan de voormannen en leiders van de partij, werden niet enkel vereerd omwille van hun inzet en zelfopoffering ten dienste van de beweging, maar ook omwille van hun charisma. Het grote voorbeeld hiervan was Edward Anseele. De bewondering voor hem kende bij veel arbeiders geen grenzen. In 1886 werd hij opgepakt nadat hij een artikel geschreven had waarin hij de moeders opriep om hun familieleden en vrienden, die dienst deden in het leger, te vragen niet op het Waalse volk te schieten bij de grote werkstaking van 1886: “Schrijft gauw, heel gauw aan al uw familieleden of vrienden in het leger, om hen te verzoeken, te smeken, in naam van alles wat zij liefhebben, toch niet op het volk te schieten[260]”. Naar aanleiding van die gebeurtenis groeide er een ware personencultus rondom Anseele.[261] Het liedje dat Waeri schreef naar aanleiding van de vrijlating van Anseele getuigt van deze verafgoding.
bij zijn invrijheidstelling opgedragen
Daar is hij weêr, ons aller Vriend,
Zoolang aan ’t volk ontrukt,
De strenge straf zoo onverdiend,
Heeft hem niet neêrgedrukt.
Al schonk men hem geen kwijtvergun,
Maar banden meer en meer,
Daar is onz’ dapp’re volkstribun
Onz’ koene strijder weêr.
Zes maanden lang heeft hij gezucht,
In ’t akelige graf,
Omdat hij, voor de ramp beducht,
Een heil’ge raad ons gaf;
Het eeuwig Christelijk gebod,
In zijn beroemde brief:
“Bemint uw broêrs, sla niemand dood,
En hebt elkand’ren lief!”
De werkstaking en de hongersnood,
Brak uit in ’t Walenland;
Anseele riep: “geeft hulp, geeft brood,
Richt daar uw broederhand!”
Zijn blik doorboordde dorp en stêe,
Zijn stemme klonk alom;
En ’t brood dat vloeide als eene zee
Een echte manna stroom.
Aan U, Anseele, onz’ huld’ onz’ groet;
Aan U, o Vriend en Mensch;
Voor ons, voor ’t volk hebt gij geboet,
Daarom, ontvang onz’ wensch:
Maak altijd met het volk gemeens,
Zorg dat g’ het onderwijst;
Tot dat, voor onze kind’ren eens,
De vrijheidszonne rijst.
6 februari 1887
Opvallend in dit lied is dat Anseele door Waeri als een Christusfiguur wordt omschreven. Elementen die verwijzen naar het christendom zijn veelvuldig aanwezig. De boodschap in Anseele’s artikel, dat de aanleiding was voor zijn arrestatie, beschrijft Waeri als een christelijk gebod: “Bemint uw broêrs, sla niemand dood, en hebt elkand’ren lief!”. Anseele heeft zes maanden moeten boeten omdat hij getracht had het volk te bevrijden en naar een betere toekomst te leiden. Het doet allemaal sterk denken aan het Bijbelse verhaal van Christus die na een leven vol goede daden moet boeten aan het kruis om het volk de eeuwigheid te kunnen geven. Ook de beschrijving van het brood dat als een echte manna stroom naar de stakende arbeiders in Wallonië vloeide na Anseele’s oproep alludeert op het Bijbelse verhaal.
Uit onderzoek van Paule Verbruggen naar de relatie tussen religie en socialisme blijkt dat christelijk woordgebruik en verwijzingen naar christelijke symboliek helemaal niet vreemd waren binnen het socialisme. Dit kan begrepen worden vanuit het feit dat de meeste socialisten opgegroeid waren en geschoold binnen de katholieke traditie. Nieuwe ideeën werden ingepast binnen een gekende, diepingewortelde traditie en vonden zo gemakkelijker ingang bij het grote publiek. Verbruggen meent dat deze nieuwe symboliek en rituelen ook tegemoet kwamen aan een bestaande behoefte. Er werd immers verlangd naar verlossing, naar een nieuwe wereld waar een absolute harmonie zou heersen. Ook het martelaarschap en de heiligenverering speelde een positieve rol voor een jonge beweging die zeker in de beginperiode met veel tegenkanting en vervolging te maken kreeg. Door de slachtoffers van de repressie naar voren te schuiven als martelaren, werd hun lijden zinvol en werden andere militanten aangespoord tot een zelfde mate van opoffering. Collectieve rouwbetogingen stimuleerden, samen met plechtige bijeenkomsten en feestdagen, bovendien de solidariteit en de samenhang van de beweging, zorgden voor een grote interne werfkracht, gaven een gevoel van familiariteit en boden emotionele ontlading. Daarnaast had dit alles ook een propagandistische functie.[262] Het martelaarschap kon aanleiding geven tot een enorme groei van de populariteit en werd door de arbeidersleiders dan ook bewust gecultiveerd. De veroordeling van Anseele bleek uiteindelijk positiever voor de socialistische beweging dan voor de machthebbers die hem in de cel hadden gestoken. Het geënsceneerde martelaarschap van Anseele droeg in niet geringe mate bij tot de vorming van de arbeidersbeweging die in het laatste decennium van de 19e eeuw reële politieke macht verwierf.[263]
In het volgende liedje wordt hulde gebracht aan een zekere Pol die vertrekt voor een verre reis. Ik vermoed sterk dat het hier over Pol de Witte (1848-1929) gaat. Pol de Witte heeft binnen de socialistische beweging een belangrijke functie bekleed. Op Pinksteren 1871 was De Witte samen met De Wachter afgevaardigde op het congres van de Internationale in Brussel. In maart 1873 vertrok De Witte naar Amerika. Na verblijf van een jaar keerde hij naar België terug. Pol de Witte was de schoonbroer van Van Beveren en ook hij had in de beweging het aureool van een stichter-martelaar. De verwijzingen van Waeri naar de reis en naar de goede pen van Pol doen mij geloven dat het hier om de Witte gaat. Hij was niet echt een redenaarstalent, maar stond bekend om zijn vlotte pen. Hij schreef vaak artikel onder andere voor het socialistische blad De Waarheid. Later zou de Witte in aanvaring komen met Anseele, die hij beschuldigde van autoritaire neigingen. [264]
Daar dobbert hij, de koene maat,
Op ’t eindelooze nat,
Trotseerend wind en golvenslag,
Die over ’t vaartuig spat.
Geen holle zee, geen woest’ orkaan,
Geen koude schrikt hem af;
Daar drijft hij schomlend op en neêr
Onder Neptunes staf.
Terwijl regeering, papenras
En heel de geldpartij
De landverhuizers wijken liet,
Naar ’s werelds andere zij,
Kwam ras “Vooruit” vooruit getreên
Herinn’rend’ hun ten plicht:
-Zoo handelt men met ’t werkvolk niet,
Eerst dient het ingelicht!-
En dadelijk een man vooruit
En wie terecht de keur
Bekwam, in onze maatschappij,
Was hij, “Pol Procureur,”
En onbevreed en zonder schroom
Met mannelijken moed,
Riep hij ons toe: tot wederziens!
Als roerend’ afscheidsgroet.
Verwacht gerust, o, Vlaandrens volk,
Des vriends berichten ’t huis,
En vast valt menig luchtkasteel
Door zijne pen in gruis.
Met juistheid nu wordt d’Argentien
Doorzocht, doorwroet, doordacht,
Voor hen die in de vreemde streek,
Een beter lot bedacht.
Die onderneming van “Vooruit”
Zoo stout zoo onversaagd,
Waardoor wellicht ’t bedrog nu wordt
Voor ’t volksgerecht gedaagd;
Waarschijnlijk door het kruipersras
Der dwingelandij vervloekt.
Zal vast met gulden letters staan
Bij ’t werkvolk aangeboekt.
Gegroet, vriend Pol, tot wederziens,
Geluk ter lange vaart,
Ons wenschen vergezellen u,
Dat niets u onrust baart;
Doorgrond dit land en keer terug,
Het hoofd met kennis vol,
Dan hebt ge een’ grootsche taak volbracht
Voor ’t volk!… tot weerziens!! Pol!!!
|
[260] Geciteerd in: BAL, N., Zij droegen de rode vlag: de legendarische leiders van de socialistische strijd, p. 60.
[261] VERBRUGGEN, P., “Deelalternatieven voor de traditionele godsdienstbeleving in het Gentse socialisme. Een bijdrage tot de geschiedenis van de arbeiderscultuur” in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 17, 1991, nr. 4, pp. 419-421.
[262] VERBRUGGEN, P., “Deelalternatieven voor de traditionele godsdienstbeleving in het Gentse socialisme…” in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 17, 1991, 4, pp. 434-435.
[263] DENECKERE, G., Sire, het volk mort. Sociaal protest in België (1831-1918), pp. 253-254.
[264] DE WITTE, P., Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden vroeger leefden, P. 269-278.