Kapitalisme en georganiseerde criminaliteit. Een diepere kijk op de relatie tussen deze twee concepten. (Jonas Van Weerst)

 

home lijst scripties inhoud  

 

INLEIDING

 

De opzet van deze scriptie is de lezer een bescheiden maar diepere en concretere kijk te geven op de relatie tussen de enigszins abstracte concepten ‘kapitalisme’ en ‘georganiseerde criminaliteit’. Zeker nu, na de val van het Sovjetregime, ‘de’ georganiseerde misdaad in veel landen een topprioriteit inzake misdaadbestrijding is geworden, lijkt het nuttig om dieper in te gaan op de relatie die dit containerbegrip heeft met het heersend economisch systeem, het kapitalisme. Mijn bedoeling en uitdaging is om bij deze noties enige klaarheid te brengen aan de hand van de relatie die zij hebben met elkaar.

De motivatie van deze onderwerpskeuze is er gekomen door een gevestigd beeld van bepaalde zaken in vraag te beginnen stellen. Ik vroeg me af, voordat ik aan dit werk begon, of georganiseerde criminaliteit in feite geen soort van ‘antikapitalisme’ is. In die zin dat georganiseerde criminelen wel degelijk ‘kapitalisme bedrijven’, maar dat zij dit op een oneerlijke manier doen door de regels van het kapitalisme te verbreken. Ik dacht dat die oneerlijkheid en dat verbreken van regels erin schuilt dat zij, in tegenstelling tot die ‘andere’, ‘gewone’ kapitalisten, bijvoorbeeld onophoudelijke geldstromen bezitten, verkregen uit hun ( georganiseerd) basismisdrijf ( drugshandel, mensensmokkel, wapensmokkel, enz…), dus dat zij eigenlijk oneerlijke concurrenten zijn voor ‘gewone’, legale ondernemers. Of dat zij oneerlijke kapitalisten zijn door het feit dat zij concurrenten bedreigen, vermoorden, ambtenaren corrumperen, ... .Kortom dat zij de klassieke methoden en technieken toepassen van de georganiseerde misdaad, maar op een legale economische wereld. Alleszins had ik de idee dat zij zaken deden die ‘gewone’ kapitalisten niet doen. Samengevat kan men zeggen dat er toen nog een zeker distinctief denken sluimerde ten opzichte van ‘kapitalisme’ en ‘georganiseerde criminaliteit’, dus vóór het schrijven van deze thesis. Het is maar na een gesprek met professor Ponsaers dat het idee, dat georganiseerde criminelen antikapitalisten zijn, begon te veranderen. Ook na het herlezen van het uitermate interessante boek Crime and Modernity van John Lea begon ik een ander idee te ontwikkelen.

 

         Het punt van belangstelling dat in dit werk vooral aan bod komt is het ondernemingsgedrag van ‘gewone’ kapitalisten en georganiseerde criminelen die ‘kapitalistisch’ ondernemen. Specifiek de gemeenschappelijke aspecten die zij hebben in dat gedrag. Als men er vanuit gaat - zoals ik deed voor ik aan dit werk begon - dat georganiseerde criminaliteit een oneerlijke concurrent voor het ‘gewone’ kapitalisme is, dan gaat men er impliciet vanuit dat er een soort norm is om kapitalisme te bedrijven. Door die norm dan te overtreden, zou men dan een ‘antikapitalist’ zijn. Na de lectuur omtrent dit thema ben ik daar niet meer zo zeker van.

De ruimere situering van deze scriptie moet wel gezien worden op een zeker abstract niveau. In dit werk wordt bijvoorbeeld geen al te strikte, precieze en strak omlijnde definitie (bijvoorbeeld de strafrechtelijke betekenis) gevolgd van georganiseerde criminaliteit. Het wordt zeer zeker gedefinieerd, maar de definitie is niet het belangrijkste om de vraag/vragen te beantwoorden die dit werk stelt. Hetzelfde met de notie ‘kapitalisme’. Ook dit concept wordt niet strak gedefinieerd in deze scriptie, enerzijds omdat de definitie zelf, voor het discours van dit werk, niet hét belangrijkste is en anderzijds vind ik het soms interessant(er) om op een bepaald abstract niveau over zaken te redeneren en op die manier tot bruikbare kennis te komen[1]. Bij het concept ‘georganiseerde criminaliteit’ speelt ook nog een andere reden. De criminologie zelf heeft nog moeite om dit begrip precies te definiëren. Al decennia lang worstelt de criminologie, maar evenzeer politie, gerecht en beleid, met de precieze definiëring van dit begrip. Vandaar dat dit definitiedebat voor een gedeelte wordt verlaten. Opnieuw, de definities van de respectievelijke concepten zijn niet hét belangrijkste voor het denkparcours van deze thesis.

 

Hierboven werd al geschreven over het ‘distinctief denken’ in verband met de twee thema’s uit de titel. Naar mijn mening is één van de distincties die tussen georganiseerde criminaliteit en kapitalisme kan gemaakt worden het strafrecht. Het strafrecht bepaalt in grote mate wat ‘gewoon’ kapitalistisch handelsgedrag is en wat illegaal kapitalistisch gedrag is, dat al gauw met georganiseerde criminaliteit gelieerd wordt. Maar als men nu eens andere criteria neemt, en geen wettelijke, om de relatie tussen beide van dichterbij te bekijken, welk zicht heeft men er dan op? Naar wat kijkt men dan best om de relatie te werkelijk te beschrijven en te analyseren?

Centraal in dit werk staan dan ook de volgende zaken die als achtergrond, als rode draad zeg maar, doorheen dit werk lopen:

Als men de relatie bekijkt tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit, dus tussen ‘gewone’ commerciële ondernemers en georganiseerde ondernemende criminelen, en men bekijkt die relatie vanuit het intrinsieke ondernemingsgedrag zelf, zonder wettelijke connotaties, zou men dan kunnen komen tot frappante gelijkenissen tussen de twee soorten ondernemers? Als dat zo is, vervalt de distinctie tussen hen grotendeels? Kunnen we dan echt nog spreken van twee ‘soorten’ ondernemers? Welke criteria moet men dan nemen om een duidelijk zicht te krijgen op hun onderlinge relatie? Is illegaal ondernemerschap grotendeels hetzelfde als legaal ondernemerschap, met als enige verschil het in tijd en ruimte verschuivende (straf)recht? Is er eigenlijk wel een verschil, vanuit het oogpunt van sociale schade en impact tussen agressief maar legaal handelsgedrag en het bedreigen van iemand met een pistool om een zaak te beklinken ?

 

         Een tweede punt van belangstelling in dit werk is de vraag of men kapitalistisch, commercieel ondernemingsgedrag, op het continuüm van legaal naar illegaal, niet beter beoordeelt vanuit de gevolgen dat het genereert, met als paradigma, de sociale impact/ de sociale schade? Komt men dan tot de slotsom dat ook ‘legaal’, commercieel handelsgedrag niet heel veel sociale schade kan toebrengen en toebrengt? Als men naar de gevolgen van ‘gewoon’, legaal kapitalistisch handelsgedrag kijkt, zijn deze dan veelal niet schadelijker dan de gevolgen van handelsgedrag gesteld door conventionele georganiseerde misdaad? Bedrijven georganiseerde criminelen geen specifiek, heel rauw kapitalisme als men hun gedrag vergelijkt met een gecorrigeerd kapitalistisch ondernemingsgedrag van een ‘gewone’, legale ondernemer? Zijn georganiseerde criminelen dan geen soort ‘ultieme’ kapitalisten?

 

         Er komt in deze thematiek nog een ander perspectief kijken. Met name het aspect distinctief kijken naar verschillende soorten criminaliteit heeft in deze scriptie een enorm belang op de relatie tussen georganiseerde criminaliteit en (legaal) kapitalistisch ondernemersgedrag. Deze distinctie heeft zijn wortels in de sociaal geconstrueerde scheidingslijn tussen georganiseerde criminaliteit en andere criminaliteitsvormen als organisatiecriminaliteit, witteboordencriminaliteit,…Vanuit deze achtergrond vraag ik me af of er eigenlijk wel een onderwereld én een bovenwereld bestaat? Het is toch heel goed mogelijk dat ook de splitsing van een zogezegde onder- en bovenwereld een gevolg is van die sociaal geconstrueerde scheidingslijn?

 

Bondig samengevat is het analyseobject in deze scriptie: de troebele grens tussen wat legaal en illegaal ondernemerschap wordt genoemd bekijken en vergelijken.

Een poging om een beter zicht te krijgen op de relatie tussen zogenaamde legale en illegale ondernemers wordt gedaan aan de hand van het sociaal schade- paradigma, aan de hand van gelijkenissen tussen het intrinsieke handelsgedrag zelf van beide soorten ondernemers en aan de hand van gelijkenissen tussen de structuur van ondernemingen en markten.

 

De specifieke probleemstelling van deze thesis kan dan ook als volgt verwoord worden:

Als men ‘ondernemen’ louter bekijkt vanuit de gevolgen van bepaald ondernemingsgedrag, met als criterium sociale schade en/of sociale impact, kan men dan werkelijk een verschil maken tussen legaal en illegaal ondernemerschap?

 

Praktisch ziet de organisatie van de thesis er als volgt uit.

         In het eerste hoofdstuk worden definities, kenmerken en verschillende verschijningsvormen naast elkaar gezet die relevant zijn voor het concept georganiseerde criminaliteit. Er wordt even ingegaan op een aantal intrinsieke kenmerken van georganiseerde criminaliteit. Bij de definities wordt niet gekeken naar wettelijke of theoretische categorieën.

         In het tweede hoofdstuk wordt hedendaags kapitalisme benaderd vanuit de historische opiumhandel. Hierin zien we een niet gecorrigeerd kapitalisme aan het werk waar weinig ‘labels’ aan vastkleven. Op die manier beschouwen we het als systeem op zich en kunnen we focussen op het intrinsieke gedrag zelf van de kapitalistische spelers. Dit om de relatie tussen illegaal en legaal ondernemerschap duidelijker en zichtbaarder te maken. Ook vallen de distinctieve waarnemingen grotendeels weg.

         Het derde hoofdstuk richt zich specifiek op die distinctieve waarnemingen ten opzichte van ‘legaal’ en ‘illegaal’ ondernemerschap. Vooral wordt een terugkoppeling gemaakt naar de vorige twee hoofdstukken. Er wordt aandacht geschonken aan de oorzaken, de problemen en de gevaren van die sociaal geconstrueerde distinctie. Aandacht wordt hierbij ook besteed aan de relevantie die distinctief kijken heeft voor het onderwerp van dit werk.

In hoofdstuk vier en vijf wordt de relatie van kapitalisme en georganiseerde criminaliteit onderzocht aan de hand van de vergelijking van twee criteria.

         Een kort intermezzo tussen de hoofdstukken gaat over een bruikbare metafoor die te maken heeft met de structuur van officiële en niet officiële economieën. Deze metafoor werd voor het eerst gebruikt door een bekend criminoloog en wordt hier verder uitgewerkt om bepaalde zaken duidelijker te maken.

         In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de gelijkenissen tussen elementen van de structuur/organisatie van georganiseerde criminaliteit en van structuur- en organisatie-elementen van legale ondernemingen. In sommige gevallen wordt eerder ingegaan op de structuur/organisatie van criminele markten, in plaats van criminele organisaties. Vooral het feit dat er zo lang ‘mispercepties’ zijn geweest omtrent de organisatie van criminele organisaties komt hier aan bod. Zijn er gelijkenissen inzake structuur en organisaties van criminele en legale organisaties? Zijn deze ondernemingen en markten grotendeels hetzelfde en verschillen ze enkel qua vorm? Met de voorgaande vragen in het achterhoofd, zullen we op het einde van dit hoofdstuk op de hedendaagse mensenhandel dieper ingaan. Dit is een handel waar er qua structuur zeer moeilijk onderscheid kan gemaakt worden tussen conventionele georganiseerde misdaad, legale commerciële ondernemingen en semi-legale instanties.

         Het vijfde hoofdstuk gaat dieper in op kenmerken van gedrag en ethiek van ‘kapitalisme’ en ‘georganiseerde criminaliteit’. We kijken hier naar het intrinsieke handelsgedrag en we proberen geen labels, distincties en scheidingslijnen in deze vergelijking te betrekken. Vertoont de ethiek van georganiseerde criminelen en vertoont vooral hun intrinsieke handelsgedrag sterke gelijkenissen met deze van ‘legale’ ondernemers?

         Ik beëindig deze scriptie met een algemeen besluitend hoofdstuk waarin de voornaamste conclusies op een rijtje worden gezet.

 

Deze scriptie steunt vooral op literatuurstudie. Eerlijkheidshalve wordt hier wel bijgevoegd dat er weinig informatie van het Internet komt. Enerzijds kan dit als een beperking worden gezien maar anderzijds is ‘georganiseerde criminaliteit’ een klassiek criminologisch thema, en werd de benodigde literatuur gevonden in de bibliotheek van de criminologie, in de stadsbibliotheek Gent en in mijn persoonlijke bibliotheek.

 

 

HOOFDSTUK 1 : GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT: VERSCHILLENDE VERSCHIJNINGSVORMEN, KENMERKEN & DEFINITIES

 

1.1. Inleiding

 

Het thema in deze scriptie is de relatie tussen de concepten ‘georganiseerde criminaliteit’ en ‘kapitalisme’.

Deze relatie is gesitueerd in een gebied waar het economische niveau en het politieke niveau samenkomen. Een ander kenmerk van deze relatie is dat ze niet altijd even duidelijk zichtbaar en evident is. Een gevolg hiervan is dat deze concepten zélf en hun onderlinge relatie worden gekenmerkt door hardnekkige blijvende en sociaal geconstrueerde misvattingen en mispercepties. Bij het eerste concept, georganiseerde criminaliteit, komt daarbij nog dat daarover veel verwarring en onduidelijkheid heerst. In de criminologie, in de media, bij de bevolking, op beleidsniveau en bij de opsporingsdiensten (gerecht en politie) bestaat er nog altijd geen uitgesproken consensus over dit concept en over een daarbij horende definitie. Toen ik bijvoorbeeld een bijdrage van professor Vanderbeken las over de definitie van georganiseerde criminaliteit uit 2002, werden er dezelfde vragen in gesteld dan in een bijdrage van Maltz uit 1985.

Om niet vast te zitten komen te zitten in dit definitiedebat heb ik het eerste hoofdstuk gewijd aan de belangrijkste en de meest relevante definities van ‘georganiseerde criminaliteit’, in het kader van de relatie dat dit concept heeft met ‘kapitalisme’. Hierbij zijn ook definities gevoegd van criminaliteitsvormen die in de logica van het kapitalisme liggen en sterk verwant zijn met georganiseerde criminaliteit (zoals organisatiecriminaliteit, witteboordencriminaliteit, ‘corporate crime’,… .). In de strikte theoretisch-criminologische zin verwijzen deze niet naar ‘georganiseerde criminaliteit’ maar het is duidelijk dat deze concepten best samen kunnen worden besproken wegens een drietal redenen.

Ten eerste is het beter dat men deze criminaliteit ziet als gewoon een andere verschijningsvorm van ‘georganiseerde’ criminaliteit.

Ten tweede lopen deze theoretische categorieën van criminaliteit in de realiteit veelal in elkaar over.

Ten derde is het voor dit werk niet zo heel belangrijk om strikte definities van concepten te gebruiken. Het is voornamelijk de relatie tussen hen die voorwerp van interesse is. Dit hoofdstuk gaat over het ‘wezen’ van het eerste concept, georganiseerde criminaliteit.

 

 

1. 2. De meest relevante definities voor het onderzoeksthema op een rijtje

 

1.2.1. Georganiseerde criminaliteit

 

*De definitie van het Bundeskriminalamt (BKA)

In België worden er twee definities gehanteerd, een ruime en een enge. De ruime, criminologische definitie ( die van het BKA) wordt gebruikt voor de beeldvorming van ‘georganiseerde criminaliteit’. De enge, strafrechtelijke definitie is uiteraard de definitie in het Belgisch Strafwetboek, gebruikt voor de strafrechtelijke reactie.

Ik schrijf hier voor de volledigheid de beide definities op. De eerste is de definitie die gebruikt wordt voor de beeldvorming. In België werd in 1992 beslist om de definitie te gebruiken die door het Duitse Bundeskriminalamt (BKA) werd ontwikkeld. Deze luidt als volgt:

  1. Het planmatig plegen van misdrijven die elk op zichzelf of in hun totaliteit van aanzienlijke betekenis zijn;

  2. vanuit het streven naar winst of macht;

  3. waarbij meer dan twee betrokken personen samen handelen;

  4. gedurende een vrij lange of onbepaalde periode;

  5. met verdeling van taken waarbij;

a) gebruik gemaakt wordt van commerciële structuren;

b) en/of toevlucht wordt genomen tot geweld of andere intimidatietechnieken;

c) en/of waarbij invloed wordt uitgeoefend op het politieke leven, de media, het openbaar bestuur, de justitie of het bedrijfsleven.

 

Met betrekking tot bovenstaande definitie denk ik dat het interessant kan zijn om een kleine denkoefening te doen, voornamelijk om de richting van het in dit werk beoogde denkparcours aan te duiden. Ik zal later in de thesis een criminoloog citeren die een dergelijke opmerking maakt en ook een gelijkaardige denkoefening doet. De oefening bestaat erin om het eerste puntje (het planmatig plegen van misdrijven die elk op zichzelf of in hun totaliteit van aanzienlijke betekenis zijn) van deze definitie weg te laten. Zonder de specifieke toevoeging van het woord misdrijf, is hetgeen in deze definitie wordt beschreven gewone, commerciële handel zoals dat in bijna de hele westerse wereld wordt gezien. Zelfs met het eerste puntje erbij komt men tot ondernemingsgedrag waarvoor veel gevestigde, legale bedrijven niet zouden terugschrikken om te doen. We zullen dit zien bij bijvoorbeeld de sigarettenhandel en de sigarettensmokkel in een volgend hoofdstuk. De sigarettenindustrie is een handel waar de grenzen tussen legale handel en illegale smokkel hoogst onduidelijk zijn. De sigarettenproducerende multinationals kunnen met gemak getoetst (en gebuisd) worden aan de hand van bovenstaande BKA definitie.

Maar laten we niet vooruit lopen op de zaken.

 

Samengevat wordt er bij georganiseerde criminaliteit dus traditioneel vanuit gegaan dat dit primair gericht is op illegaal geldgewin waarbij legale activiteiten worden aangewend om criminele handelingen een schijn van legaliteit te geven [2], oftewel, “business in crime”.

 

*De Belgische strafrechtelijke definitie van georganiseerde criminaliteit

Om een mooi overzicht van de definities te hebben vermeld ik hier ook de strafrechtelijke definitie uit het Belgisch Strafwetboek. De Belgische wetgever gebruikt de notie ‘criminele organisatie’ om georganiseerde criminaliteit aan te duiden. De artikels luiden als volgt:

 

Artikel 324bis: Met criminele organisatie wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, en waarbij gebruik gemaakt wordt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of waarbij commerciële of andere structuren worden aangewend om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken.

Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend elk ander oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een criminele organisatie zoals omschreven in het eerste lid.

Artikel 324ter: §1. Iedere persoon die wetens en willens deel uitmaakt van een criminele organisatie, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en met een geldboete van honderd frank tot duizend frank of met een van die straffen alleen, ook al heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de wijzen bedoeld in de artikelen 66 en volgende.

§2. Iedere persoon die deelneemt aan de voorbereiding of de uitvoering van enige geoorloofde activiteit van die criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis, wordt gestraft met gevangenisstraf van één jaar tot drie jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfduizend frank of met een van de straffen alleen.

§3.Iedere persoon die deelneemt aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van de criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van vijfhonderd frank honderdduizend frank of met één van die straffen alleen.

§4. Ieder leidend persoon van de criminele organisatie wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot 15 jaar en met geldboete van duizend frank tot tweehonderdduizend frank of met een van deze straffen alleen.

 

Merk op dat met deze definitie de denkoefening die we bij de BKA-definitie gedaan hebben hier al moeilijker gaat omdat de strafrechtelijke definitie veel strakker omlijnd is.

 

1.2.2. Organisatiecriminaliteit

 

*Bij organisatiecriminaliteit gaat het om leden van een volkomen legale organisatie die deelnemen aan het plegen van strafbare feiten zonder dat de organisatie als dusdanig als een criminele organisatie fungeert [3].

*Een essentieel kenmerk is dat de organisatie niet werd opgezet om criminaliteit te plegen, dus criminaliteit die gepleegd wordt in het kader van de uitoefening van de normale taken van deze organisatie

*Het opzet is essentieel, of beter, het niet opzettelijk misbruiken van de organisatie.

*“Crime in business”

Vb:Hierbij wordt meestal gedacht aan een bedrijf dat steekpenningen betaalt, functionarissen omkoopt of corrumpeert, fiscale fraude pleegt.

De Engelstalige term ‘corporate crime’ is hier synoniem van.

 

1.2.3. Witteboordencriminaliteit

*De ‘vader’ van het begrip white collar crime, Edwin Sutherland, definieerde het zo:

Die criminaliteit die gepleegd werd door individuen die beschikken over een hoge sociale status tijdens de uitoefening van hun officiële beroepsbezigheid.

Een kenmerk van dit begrip, zeker ten tijde van Sutherland maar dit geldt nu zeker ook nog, was en is dat deze criminaliteitsvorm zeer moeilijk gedetecteerd wordt en het is meestal zeer moeilijk om de overtreders van witteboordencriminaliteit te straffen.

 

1.2.4. Financieel- Economische criminaliteit

 

*financiële criminaliteit: vb. fiscale fraude, BTW- fraude, BTW- carrousels, corruptie, witwassen, oplichting, misbruik van vertrouwen,… . Deze misdrijven staan nooit op zich, ze zijn een middel tot het verdoezelen van een onderliggend misdrijf, Tot het wederrechtelijk verkrijgen van voordelen of tot het plegen van een misdrijf.

 

*economische criminaliteit: dit begrip is niet zo voor de hand liggend, het kan betekenen

    a) de materiële of financiële voordelen die uit het misdrijf voortvloeien;

    b) misdrijven door af te wijken van de regels van de reguliere economische markt;

    c) reguliere organisaties die van hun legitimiteit misbruik maken om van de regels af te wijken.

        *financieel-economische criminaliteit: een individu of organisatie waarbij de regels van de reguliere economie overtreden worden.

        Het impliceert een amalgaam van misdrijven, die moeilijk met één strikte definitie te vatten zijn.[4]       

        * Het is steeds een middel tot het voltooien van een of meerdere onderliggende hoofdmisdrijven.

      * Het heeft de mogelijkheid in zich om de sociale geconstrueerde scheidingslijnen tussen organisatiecriminaliteit en georganiseerde criminaliteit op te heffen, doordat het op zoek gaat naar de onderliggende misdrijven, ongeacht wie ze gepleegd heeft.[5]

 

Eén van de meest interessante aspecten van het begrip financieel-economische criminaliteit is dat dit begrip een zeker continuüm- denken impliceert, met aan de ene kant zeer legale handel/gedrag en aan de andere kant zeer illegale handel/gedrag. De verschillen tussen de concepten en tussen de criminaliteitsvormen worden dan uitgelegd als deel van een gradueel proces[6] dat zich afspeelt op een continuüm. Deze term ontwijkt op die manier handig de kunstmatig gecreëerde scheidingslijnen tussen organisatiecriminaliteit en georganiseerde criminaliteit. Dit is uitermate interessant voor het onderwerp van deze scriptie, daar het in dit werk één van de betrachtingen is om een klaarder licht te laten stralen op deze sociaal geconstrueerde scheidingslijnen.

Volgens mij heeft deze term, meer dan andere, het vermogen in zich om de vertroebelde waarneming omtrent de zogezegde ‘distinctie’ tussen enerzijds conventionele georganiseerde criminaliteit en anderzijds criminaliteit die in de logica ligt van het kapitalisme, zoals ondernemingscriminaliteit, te overbruggen.

 

1.2.5. White Collar Organized crime

 

Voortgaande op de uitleg van de term financieel-economische criminaliteit, zou ik hier nog een andere term ter sprake willen brengen die volgens mij evenzeer de distincties opheft en ons een duidelijker beeld geeft op de relatie tussen (conventionele) georganiseerde criminaliteit en legaal commercieel ondernemerschap.

Deze term las ik tijdens het bestuderen van de literatuur en komt in hoofdstuk drie nog eens terug. De term in kwestie heet white collar organized crime en wordt naar voren gebracht door Margaret Beare[7]. Zij gebruikt deze term in haar analyse van het ondernemingsgedrag van de sigarettenproducerende multinationals. Doordat het ‘business – behaviour’ van sommige van deze multinationals alles heeft van georganiseerde criminaliteit, in zijn conventionele betekenis, schoof zij dit begrip naar voren. Ik vind het de moeite om deze term naast de term financieel-economische criminaliteit te plaatsen omdat het dezelfde verhelderende werking heeft. Naar mijn mening overbrugt het ook bepaalde termen waar perceptuele labels aan vastkleven.

In hoofdstuk drie zullen we het handelsgedrag van de directietop van de sigarettenproducerende multinationals onder de loep nemen en we zullen concluderen dat deze term hun gedrag heel goed typeert.

 

 

1.3. De kenmerken van georganiseerde criminaliteit van Michael Maltz

 

Met betrekking tot de vergelijking van legaal en illegaal ondernemerschap kan het interessant zijn om een aantal veel voorkomende kenmerken op te noemen.

Michael D. Maltz heeft het daarover in zijn bijdrage ‘Toward Defining Organized Crime’[8]. Hoewel veel auteurs beweren dat het niet zo belangrijk is om te trachten een definitie te hebben van georganiseerde criminaliteit, deelt Maltz die mening niet [9]. Deze auteur is van mening dat het nuttig is om een definitie te hebben waarop bepaalde praktijken zich dan toepasselijker kunnen richten, zoals het straffen van de georganiseerde criminelen. Paradoxaal genoeg vind ik dat hij bij het formuleren van deze kenmerken helemaal geen strikte definitie heeft afgegeven, hoewel hij toch het belang van een definitie beaamt. Alhoewel Maltz onderstaande kenmerken ruim twintig jaar geleden heeft geformuleerd, zijn de vragen die hij stelt in zijn bijdrage nog altijd zeer actueel. Een en ander bewijst dat de criminologie inzake de definitie van georganiseerde criminaliteit nog niet zo heel veel sprongen heeft gemaakt. Miljoenen dollars gaan naar de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Hij stelt zich dan ook terecht de vraag wat men eigenlijk bestrijdt daar er (toen) nog geen algemene definitie was opgesteld van georganiseerde criminaliteit.

Me dunkt is de toenmalige situatie (in de VS) zeer vergelijkbaar met de huidige situatie in Europa. Het feit dat Maltz’ analyse en geformuleerde kenmerken de tand des tijds grandioos hebben doorstaan, vind ik sterk. Ook de karakteristieken die hij vermeldt, vind ik de moeite waard om kort te bespreken en er commentaar op te geven. Naar mijn mening geven zijn hieronder opgeschreven kenmerken genoeg ruimte om ze toe te passen in het thema van deze scriptie.

 

1.3.1. Maltz’ kenmerken van georganiseerde criminaliteit:

 

 1) CORRUPTIE ( gouvernementele en niet gouvernementele)

 2) GEWELD

 3) SOPHISTICATION

 4) CONTINUÏTEIT

 5) STRUCTUUR

 6) DISCIPLINE

 7) VERSCHILLENDE ONDERNEMINGEN

 8) GELEGITIMIEERDE HANDEL

 9) BINDING

 

1.3.2. Korte bespreking van deze kenmerken

 

Maltz argumenteert dat niet al deze kenmerken altijd in een even grote mate terugkomen bij georganiseerde criminaliteitsgroepen. Er zijn van bovenstaande kenmerken maar vier die volgens de auteur quasi altijd terugkomen en dat zijn : corruptie; geweld; continuïteit en het hebben van verschillende ondernemingen.

 

*Volgens Maltz komt corruptie in bijna alle georganiseerde criminaliteitsgroepen voor. Het geeft deze groepen een competitief voordeel of het verkleint hun pakkans.

 

*Geweld of de dreiging van geweld hoort veelal bij de werking van georganiseerde criminaliteit. In de ‘legale bovenwereld’ is het wettelijk systeem het alternatief om disputen te regelen. Bij ondernemingen die illegale diensten en producten leveren is dit uiteraard niet zo’n voor de hand liggend alternatief. Vandaar dat geweld of de dreiging van geweld wordt gebruikt.

 

*Sophistication betekent hier een zekere gespecialiseerde kennis ( bijvoorbeeld van het strafrecht) van georganiseerde criminaliteit, een mate van verfijning.

 

*Bij het kenmerk structuur komen we uitgebreid terug in hoofdstuk twee.

 

*Ook continuïteit kent verschillende vormen. Als een bende ( zoals een paar jaar geleden gebeurd is in het Antwerpse Diamantcentrum) een overval lange tijd voorbereidt, daar heel veel ‘organisatie’ in steekt, de overval pleegt en daarna gaat rentenieren, is dit een ander soort continuïteit dan een bende die al heel lang beschermingsgeld opeist van legale, commerciële handelszaken in een bepaalde buurt van pakweg Napels of Palermo. Toch is ‘continuïteit’ volgens Maltz een typisch verschijnsel van de meeste georganiseerde criminaliteitsgroepen.

Persoonlijk heb ik hier mijn twijfels bij, in die zin dat ik in veel recentere literatuur heb geleerd dat georganiseerde criminaliteit in deze tijd in veel gevallen werkt rond kortstondige criminele ‘projecten’. Eén aspect van georganiseerde criminaliteit dat ik zeker heb bijgeleerd, is dat het niet iets statisch is, maar integendeel een heel flexibel concept is.

 

*Dit geldt ook voor het kenmerk discipline. We gaan op dit punt even verder bij de bespreking van het begrip ‘valse bureaucratie’ in hoofdstuk twee.

 

*Bij het kenmerk van het hebben van verschillende ondernemingen telt niet zozeer het aantal of de verscheidenheid van de ondernemingen, maar eerder de macht en de invloed van de groep. Dit kenmerk heeft alles te maken met de spreiding van financiële risico’s. Het hebben van één onderneming vormt een risico voor georganiseerde criminelen.

 

*De reden dat georganiseerde criminaliteit zich inlaat in legale handel is voor de hand liggend. Zij moet immers grote sommen illegaal verkregen geld witwassen en in de legale economie brengen wil profijt hebben van dit geld.

Toch zegt Maltz dat men niet teveel mag focussen op het hebben van legale handel door illegale ondernemers omdat anders weinig aandacht zou worden besteed aan georganiseerde criminaliteitsgroepen die geen legale activiteit hebben. Dit gegeven heb ik in de bespreking van de kenmerken gelaten omdat het volgens mij ook verouderd is. We zullen zien dat het net een kenmerk is van hedendaagse handel dat legale en illegale handel en markten meer en meer op een manier ‘samensmelten’. Zwarte markten raken meer ingebed in legale. Vandaar dat het me moeilijker lijkt, toch veel moeilijker dan in Maltz’ tijd, om enkel en alleen met criminaliteit bezig te zijn. Elke zichzelf respecterende georganiseerde crimineel heeft, naast zijn illegale, één of andere legale handel. Dit wordt bondig uiteengezet in hoofdstuk vijf, waar gesproken wordt van de inbedding van zwarte markten in legale economieën.

 

*Het kenmerk binding vind ik in deze context niet belangrijk. Maltz heeft het vooral over bindingsrituelen.

 

 

1.4. Besluit

 

We moeten toegeven dat het gebied waar georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap zich bevinden, gekenmerkt wordt door veel gemaakte foutieve waarnemingen en mispercepties. Deze fictieve scheidingslijnen hebben verregaande gevolgen in vele sectoren. Eén van die distinctieve scheidingslijnen is het verschil dat gemaakt wordt bij de behandeling van enerzijds conventionele georganiseerde criminaliteit en anderzijds misdrijven die in de logica van kapitalistisch ondernemen liggen, zoals organisatiecriminaliteit, witteboordencriminaliteit. Deze kennis heb ik, met betrekking tot dit hoofdstuk, omgezet door al de relevante definities voor dit scriptieonderwerp, naast elkaar te plaatsen. In hoofdstuk drie wordt de theoretische kennis in verband met dit thema bondig uiteengezet.

In het criminologische bedrijf is het zo dat vele experts van witteboordencriminaliteit zeer weinig weten van conventionele georganiseerde criminaliteit en omgekeerd [10].

Volgens criminoloog Ruggiero (en vele anderen) is het veel vruchtbaarder om een uniforme benadering te hanteren bij de begrippen ‘georganiseerde criminaliteit’, ‘witteboordencriminaliteit’ en ‘corporate crime’, die niet gebaseerd is op de status van de overtreder, maar op de motieven en methoden van het misdrijf [11].

Vandaar dat we bij de opsomming in dit hoofdstuk van de meest relevante definities bij ‘georganiseerde criminaliteit’ ons niet hebben laten leiden door wettelijke of criminologisch- theoretische criteria. Dat is ook de reden dat ‘georganiseerde criminaliteit’ gewoon naast ‘witteboordencriminaliteit’, ‘organisatiecriminaliteit’, enz…. is geplaatst.

We zouden het ook zo kunnen formuleren : deze theoretische onderverdelingen refereren in wezen allemaal naar een zelfde gedrag maar gepleegd door verschillende categorieën van mensen. Op die manier bekijkt men de zaken automatisch vanuit een continuüm- paradigma waar ondernemingsgedrag dan gradueel kan verschuiven, zonder te kijken naar wie het gedaan heeft. De focus richt zich op de ‘wat-vraag’, eerder dan op de ‘wie-vraag’.

We komen daar uitgebreid op terug in hoofdstuk drie, waar een summiere terugkoppeling wordt gemaakt naar de onderwerpen uit hoofdstuk één en hoofdstuk twee. Uiteindelijk kan men zeggen dat deze indelingen van criminaliteit verschillende verschijningsvormen zijn van hetzelfde, namelijk georganiseerde criminaliteit.

Ook kan er nog herhaald worden dat voor de notie ‘georganiseerde criminaliteit’

in deze scriptie regelmatig de termen illegaal ondernemerschap, illegale ondernemer of misdaadondernemerschap zullen worden gebruikt.

 

 

HOOFDSTUK 2: DE BENADERING VAN HEDENDAAGS KAPITALISME AAN DE HAND VAN DE HISTORISCHE HANDEL IN OPIUM

 

2.1. Inleiding

 

Kapitalisme op zich is, in de wettelijke betekenis, geen criminaliteit ( alhoewel dit vanuit een kritisch perspectief zeker bediscussieerd kan worden). Aangezien we met criminologie bezig zijn en dat we bijgevolg over criminaliteit praten , verwijs ik in dit werk met ‘kapitalisme’ ook naar de criminaliteit die in de ‘logica’ ligt van dat kapitalisme. Deze criminaliteitsvormen (organisatie- en witteboordencriminaliteit,… ) verschijnen wanneer er zich een bedrijvigheid van kapitalisme voordoet. Wat zeker ook niet onbelangrijk is voor de invalshoek van deze scriptie is dat er veel kritische (criminologische) literatuur bestaat waar het kapitalisme, als systeem zélf als criminogeen en crimineel wordt beschouwd. In de betreffende literatuur wordt hier wel vooral het kapitalisme bedoeld dat geschoeid is op Amerikaanse leest met zijn kosten - effectiviteitlogica, risicoredeneringen, en zijn manager- technieken en methoden.

 

Intrinsiek aan het kapitalisme zijn de contradicties die het in zich heeft. Vanaf het begin werd kapitalisme gekenmerkt door een nationaal een globaal aspect, door privaat initiatief en een staatsgeleide versie, door concurrentie en monopolie,… om maar enkele tegenstellingen op te noemen[12]. Verder kan kapitalisme gedefinieerd worden als een stelsel zonder wil en zonder keuzes in de vorm van een productiewijze met als logica een blinde accumulatie[13]. Maar het is geen strikt afgelijnde entiteit, de verschijning van dit systeem wordt vorm gegeven door de politieke economie ervan, door het raamwerk van een staat of overheid[14].

Er zijn een aantal redenen waarom in dit hoofdstuk ‘kapitalisme’ benaderd wordt met de oude, historische opiumhandel die de opkomende Europese natiestaten dreven met het oosten.

Een eerste reden werd al gesuggereerd in het eerste hoofdstuk, bij de (moeilijkheden met) de definiëring van georganiseerde criminaliteit. Ook kapitalisme, waar in dit werk ook naar zal verwezen worden met legaal (commercieel) ondernemerschap, is niet vrij van bepaalde mispercepties die door elementen en instanties in de samenleving worden geconstrueerd. Zeker als men de relatie wil onderzoeken van legaal en illegaal ondernemerschap, dus de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit, komt bijna altijd een vertekend beeld opdoemen dat veelal niet overeenkomt met de werkelijkheid.

Dit komt onder andere door de status van ‘gewone’, legale ondernemers of door de schijn van respectabiliteit en legitimiteit die legale multinationals hebben. Maar ook de wetgever, beleidsvoerders en bepaalde stereotype beelden uit de media helpen mee om dit distinctief denken naar bepaalde misdaadvormen toe in stand te houden. In hoofdstuk drie wordt de theoretische achtergrond van deze perceptie uiteengezet. Door te gaan kijken naar een kapitalisme dat nog geen ‘last’ had van zulke labels (ten tijde van de opiumhandel bijvoorbeeld), kan dit ons iets interessante zaken leren over de werking van het kapitalisme als systeem op zich. Dit omdat in deze tijd het kapitalisme nog ‘ruwer’ was, rauwer zelfs. Er waren toen nog minder of bijna geen correcties op aan gebracht door het politieke niveau. We kunnen dus kijken naar kapitalistisch ondernemingsgedrag zonder dat dit al was onderverdeeld in wettelijke categorieën als ‘georganiseerde criminaliteit’,‘organisatiecrimineel’,‘witteboordencrimineel’,…

Vanuit het standpunt van het onderzoek naar de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit, is dit uitermate interessant. Zeker als we in de analyse dan het sociaal- schade paradigma betrekken, ontdoen we ons van hinderlijke labels en percepties die ons beeld op zulk gedrag kunnen vertroebelen.

We proberen in dit hoofdstuk naar het ‘wezen’ van kapitalisme te zoeken.

In een eerste deel zal de historische toestand met betrekking tot de handel in opium in Azië en de rol van de opkomende Europese kapitalistische staten daarin, summier worden beschreven.

In een tweede deel zal ik dan trachten enkele conclusies, enkele algemene bedenkingen te maken die relevant zijn voor het onderwerp van deze scriptie, dus de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit. Het is niet direct de bedoeling om zware conclusies of parallellen te trekken over de hedendaagse drugshandel ( is ook moeilijk wegens onder andere de veranderde wettelijke toestand van het product ‘opium’). Het denkkader wordt hopelijk duidelijker door onderstaande historische schets.

 

Laten we nu de geschiedenis induiken.

 

 

2.2. De relatie van de handel in opium met het kapitalisme[15]

 

In de tijd dat Europa duchtig bezig was handel te drijven met Azië en het te koloniseren, was de handel in kostbare metalen zoals goud en zilver cruciaal om het kapitaal van Europese staten te accumuleren. Goud en zilver gingen dus van Azië naar Europa. Nog een essentiële reden was dat door de handel in deze kostbare metalen de legers en de zeemachten van de Europese kapitalistische staten competitief bleven[16]. Het probleem was echter dat Europa niet zo heel veel had om deze handel te blijven doen. Het was Azië dat al die leuke, mooie en kostbare producten in bezit had. Om dit dilemma op te lossen, dus het probleem om producten te hebben om voor dit goud, zilver en al die andere kostbare goederen te ruilen, was de handel in opium een zeer goede oplossing[17]. Opium was als het ware een ideaal handelsproduct. Het principe was als volgt : India, dat quasi volledig onder economische en politieke controle stond van de ‘British East India Company’, een private legitieme handelsonderneming, was de grootste producent aan het worden van opium. Indische opium was dus van de Britten aangezien India een kolonie was van het Britse Rijk.

Deze Britse handelsonderneming begon het gebruik van opium onder vooral de Chinese bevolking enorm te promoten[18]. Dit had uiteraard uitgebreide economische voordelen. Niet alleen hadden de Britten nu een product om te ruilen voor andere goederen zoals goud, zilver, thee, kruiden,… , het Britse promotiewerk creëerde uiteraard een enorme afzetmarkt voor opium. Bijkomend voordeel was dat de Chinese arbeidsmarkt nu rustig werd gehouden omdat zeer veel Chinezen verslaafd werden aan opium[19].

China begon de toestand te beseffen, nam actie tegen Britse schepen die opium vervoerden en alzo ontstonden de Opiumoorlogen, de eerste van 1839 tot 1842. Na de tweede Opiumoorlog lukte het de Britten om de handel in en het gebruik van opium in China te legaliseren. China kreeg wel het recht om taksen te innen op alle ingevoerde opium.

Het feit dat China taksen inde op de geïmporteerde opium is belangrijk, we komen er later nog op terug. Verder ontstond er competitie door de legalisatie, omdat Chinese boeren nu het recht hadden om hun eigen opium te kweken[20].

De situatie was nu zo dat in Zuidoost Azië de opiumhandel georganiseerd en gecontroleerd werd door een mix van ambtenaren van de koloniale machten, door lokale overheden en door een nieuwe klasse van ondernemers die van overheidswege het recht hadden om opium te importeren en te verkopen[21].

Ook de Amerikanen handelden in opium. Hun handel was kleiner dan die van de Britten, maar groot en winstgevend genoeg om een enorme steun en ‘boost’ te zijn voor het Amerikaanse kapitalisme. Meer zelfs, de opiumwinsten waren een basiskapitaal voor de groei van de industrialisering in New England[22]. De winsten van de opiumhandel werden geïnvesteerd in de textielindustrie van Massachusetts en andere New England staten[23]. Dus, de winsten uit de opiumhandel creëerden tegelijk een arbeidsmarkt in Azië en in Amerika én de opiumwinsten zorgden voor het nodige kapitaal voor de fabrieken uit New England.[24]

Verder kan er nog kort verteld worden dat de competitie tussen Amerikanen en Britten in de opiumhandel verder ging, maar de Britten hadden bijna altijd de grootste handel.

Het productiepunt van opium verschoof van China naar de Gouden Driehoek en de bevoorrading van opium uit China verdween, ten voordele van die van de Gouden Driehoek..

Heel interessant nog om te vermelden is dat de Fransen de opiumhandel gebruikten om hun clandestiene operaties te financieren in Vietnam, Cambodja en Laos, om onder andere hun administratiekosten daar te betalen.[25]. Fascinerend is ook de rol van de Fransen en later de Amerikanen in Frans Indochina om de ‘tribesmen’ te vriend te houden door de handel in opium toe te laten in ruil voor hun steun in de oorlog tegen de communisten. De CIA werd zo een grote ondernemer in de internationale drugsindustrie. De Amerikanen steunden de onafhankelijke Zuidoost -Aziatische legers technisch en militair omdat ze Amerikaanse belangen in de regio steunden[26].

De opiumhandel begon in het begin van de 20ste eeuw serieus te veranderen; de bevoorrading begon, zoals gezegd, te veranderen van India en Turkije naar de Gouden Driehoek.

Ook de binnenlandse Amerikaanse opiummarkt begon zich te ontwikkelen voornamelijk door de immigratie en vestiging van Chinezen aan de westkust[27]. Zij werden aangetrokken als goedkope arbeidskrachten in de mijnen en aan de spoorwegen[28] en vormden dus ook een afzetmarkt voor opium. Maar wanneer de noodzaak van goedkope arbeidkrachten begon af te nemen, doordat het werk in de mijnen en het werk aan de spoorwegen minder werd, begon het groeiende aantal (Chinese) immigranten een last te worden voor de Amerikaanse autoriteiten. Amerika vroeg China om medewerking om het aantal immigranten naar Amerika te doen afnemen. China gaf die medewerking maar in ruil moesten de Amerikanen stappen ondernemen om het aantal Amerikaanse schepen dat opium vervoerde naar China te doen afnemen. De Amerikanen stemden in voor allemaal economische redenen : de Britten hadden toch het grootste deel in de opiumhandel, de binnenlandse Chinese markt begon toch af te nemen en de handel was maar winstgevend voor een klein aantal schipeigenaars[29].

 

Zo introduceerden de Amerikanen de eerste antiopium wetgeving in de wereld in 1886. Het werd illegaal om in opium te handelen.

Toen ook voor de Europeanen de Aziatische opiumhandel minder winstgevend werd, begonnen de meeste westerse landen eveneens een antiopium-wetgeving te introduceren.

In 1914 werd in Amerika de Harrison Act gestemd, waarin het illegaal werd om te handelen in opium en de derivaten daarvan, tenzij men taks betaalde en men zich registreerde bij de Amerikaanse overheid.

Nu de handel in heroïne illegaal geworden was in de Verenigde Staten, was en is het logisch dat de (conventionele) georganiseerde criminaliteit, in een vorm die we min of meer kennen, zijnde geen koloniale machten meer, de handel begon over te nemen. In 1938 was de heroïnehandel één van de grotere industrieën in de VS. Het is in die periode dat de namen van bekende en beruchte gangsters de revue passeren in de narco- business. Meyer Lansky, Arnold Rothstein, Vito Genovese, Joe Adonis, Santo Trafficante Jr.… waren allen grote ondernemers in de drugsindustrie die laveerden tussen de grenzen van legaliteit en illegaliteit.

Kortom, de heroïne-industrie werd big business en de georganiseerde criminaliteit, in plaats van de officiële economie, was nu de voornaamste speler op deze markt.

 

 

2.3. Conclusies uit de opiumhandel

 

2.3.1. De wettelijke status van het product

 

Mochten we bovenstaande historische schets extrapoleren naar het heden, zouden we de koloniale machten gemakkelijk kunnen bestempelen als (goed) georganiseerde criminelen.

Als we er de kenmerken van georganiseerde criminaliteit bijhalen die volgens Maltz[30] intrinsiek zijn voor dit soort van criminaliteit, komen we tot de conclusie dat de toenmalige Europese opkomende kapitalistische staten niet zouden moeten onderdoen voor de Russische, Siciliaanse of New Yorkse georganiseerde criminaliteit. Het is gemakkelijk om een dergelijke vergelijking te maken ; men zou zo alle historische despoten als georganiseerde criminelen kunnen omschrijven. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat in dit geval zulk een vergelijking ons creatief denken met betrekking tot de relatie tussen ‘gewone’ kapitalisten en georganiseerde criminelen, ten goede komt.. Heel wat traditionele kenmerken van georganiseerde criminaliteit vinden we terug in de toenmalige opiumhandel : structuur, een hoge mate van verfijning in hun handel, corruptie, geweld (met het meest in het oog springende de Opiumoorlogen), continuïteit van de handel, de verschillende ondernemingen, arbeidsverdeling,… .

Er is natuurlijk een groot en tevens essentieel verschil met hedendaagse georganiseerde criminaliteit ; de ganse handel was per definitie geen georganiseerde criminaliteit, maar georganiseerde legale handel want opium was legaal tot de eerste antiopium wetgevingen in de VS. Een gevolg daarvan was dat bijvoorbeeld een van dé karakteristieken van georganiseerde criminaliteit - in zijn vorm die wij vandaag kennen - niet aanwezig was want geheel overbodig, namelijk de noodzaak om geld wit te wassen.

Vandaar dat dit geschiedkundig voorbeeld interessant is voor ons verhaal. We kunnen ons nu toespitsen op het handelsgedrag zelf van de opiumhandel.

Dus de ‘wat-vraag’ treedt op de voorgrond in plaats van de ‘wie-vraag’. De status van de “overtreders” kennen we. Het was het ‘legaal’ kapitalisme zelf dat aan georganiseerde criminaliteit deed, in de verpersoonlijking van de kapitalistische staten.

Dit is een mooi voorbeeld van het continuümperspectief van (economisch) gedrag van volkomen legaal naar volkomen illegaal, waarbij het scheidingsvlak dus verplaatst wordt door veranderingen in de wetgeving.

 

2.3.2. Kapitalistische motieven

 

Wat ik hierbij heel frappant vind, en in deze handel goed tot uiting komt, is dat de veranderingen in wetgeving er gekomen zijn door absoluut uitsluitend kapitalistische motieven. Naar mijn mening gebeurt dit vandaag ook, maar de wereld is iets complexer geworden en zulke uitsluitend op kapitalistische motieven gebaseerde beslissingen worden iets meer verhuld. In het voorbeeld van de opiumhandel denk ik aan het feit dat antiopiumwetgeving in de westerse landen werd geïntroduceerd enkel en alleen doordat de opiumhandel voor de berokken westerse landen niet meer zo winstgevend was. Ik ben nu niet zo naïef om te denken dat men in die tijd bijvoorbeeld ook volksgezondheidmotieven of sociale motieven zou hebben aangehaald om dergelijke wetgeving te introduceren, maar het gegeven dat het enkel en alleen om redenen van winst ging, vind ik toch frappant. Dus de situatie was dat - door de legalisering van de handel in opium en de bijkomende taksheffing door de Chinese autoriteiten - aldus een competitie-element werd gecreëerd waardoor de winstmarges voor de Europese kapitalistische staten veel kleiner werden. Het duurde inderdaad niet zo héél lang vooraleer de handel volledig illegaal werd gemaakt, louter en alleen wegens motieven van winst.

Zoals Block opmerkt is dit een proces van contradictie, conflict, dilemma en oplossing van dit dilemma, eigen aan het kapitalisme[31].

 

2.3.3.Financiële basis voor legale economie

 

Iets anders dat ik heel fascinerend vind aan heel deze historische handel is dat men gerust kan zeggen dat de opiumwinsten rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de groei en eenvoudigweg van het bestaan van belangrijke takken van de Amerikaanse industrie, zoals de textielindustrie in New England. Dit is dan ook heel leerrijk aan dit voorbeeld uit de geschiedenis. Het toont ons aspecten van de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit in een veel eenvoudigere vorm. Straks zal ik een vergelijking trachten te maken met een dergelijke hedendaagse handel, de mensenhandel, waarbij naar mijn mening hetzelfde handelsgedrag werkzaam is, weliswaar in een iets meer verhullende vorm.

 

2.3.4. Bekeken vanuit het sociale schade standpunt

 

Vanuit het criterium van sociale schade/sociale impact moet het eigenlijk niet gezegd worden dat het handelsgedrag van de Europese kapitalistische staten voor veel gebieden en populaties niet minder dan desastreus was. Het door de Britten promoten van opiumgebruik onder de Chinese bevolking, het toelaten van de Amerikaanse autoriteiten van opiumgebruik in hun binnenlandse arbeidsmarkt, het traditionele koloniale gedrag van plundering, enz…

Laat ik er even een citaat bijhalen van de criminoloog Raith dat hier een bijzondere relevantie krijgt:

Experts who work not only theoretically but also practically maintain that organized crime implies the activities of persons who commit serious offences in an enduring cooperation founded on the principle of the division of labour with the aim of maximizing profits. If you omit the reference to “serious offences”, you are left with the description of an activity that in Germany and in all the Western world is usually described as entrepreneurial activity”.[32]

Dus, de handel in opium kan gerust als dit soort van “handelsactiviteit” worden omschreven.

Uiteraard vertel ik niets nieuw. Maar vanuit zulk een invalshoek kan men een concreter zicht krijgen op de bijzondere, weliswaar historische relatie tussen legaal ondernemerschap en georganiseerde criminaliteit.

 

2.3.5. Drijfkracht van de opiumhandel: Kapitalisme en niet de natiestaat

 

In de conclusie van zijn bijdrage over de opiumhandel, analyseert Block dat het beginpunt van deze handel (en van zijn analyse ) niet zozeer de kapitalistische natiestaat van die tijd is, maar het kapitalisme zelf, als economisch systeem[33] (eigen cursivering).

Het is het “kapitalisme” dat de drijvende kracht is achter de ontwikkeling van de legale en illegale drugsmarkt[34]. Intrinsiek aan kapitalisme zijn de verschillende politieke vormen waarin het kan gedijen[35]; kolonialisme, representatieve democratie, opkomende staten, het hedendaags Chinese model,… .

Daarop voortbordurend concludeer ik dat het kapitalistische motieven en mechanismen zijn die op een bepaald moment beslissen dat er handel wordt gedreven in een bepaald product (opium). Niet zozeer de politieke vorm waarin dat kapitalisme wordt bedreven.

Ik geloof dat het diezelfde processen zijn die op een ander moment beslissen dat deze handel illegaal moet worden gemaakt, wegens dezelfde motieven ( niet meer winstgevend).

De politieke verpakking waarin dit kapitalisme vorm wordt gegeven kan veranderen, maar volgens mij blijft het kapitalistisch handelsgedrag, oftewel de motieven en de mechanismen, hetzelfde.

Block merkt ook op dat het bijvoorbeeld niet onmogelijk voor regeringen is om stappen te ondernemen om de illegale heroïne en opium handel te elimineren[36], of op zijn minst te verminderen. Maar hij denkt dat dit niet waarschijnlijk is omdat de mate van winsten die deze illegale handel opbrengt contradicties die betrekking hebben over controle van buitenlandse bevolkingen en contradicties van inheemse arbeidskrachten, helpt op te lossen[37] ( hij heeft het respectievelijk over de Vietnam oorlog, meer bepaalde de rol van de CIA in de opiumhandel, en over de controle van Chinese immigranten in de 19de eeuw, jvw).

Hij raakt hier naar mijn idee een zeer actueel thema aan, namelijk dat het gegenereerde geld van illegale handel en parallelle economieën (waar georganiseerde criminaliteit een belangrijke speler in is, maar zéker niet de enige) noodzakelijk zijn voor de werking van het kapitalisme zelf.

John Lea verwoordt hetzelfde zo: “ Organized crime is not only big business, it is part of big business[38].

Naylor zegt iets dergelijks: “ What has emerged today is a set of interrelated, mutually supporting black markets (…) within which there exists a mix of individual entrepreneurs along with “firms” large and small, all engaged in essentially arms-length commercial exchanges. No longer isolated, these black markets are institutionally embedded in the legal economy[39].

Ik hoop dat het voorbeeld van de opiumhandel een mooie schets heeft gegeven van het kruispunt tussen economie en politiek. Het interessante aan deze geschiedenisles is dat dit kruispunt, en vooral de voorrang die de (kapitalistische) economie in deze handel heeft gekregen, allemaal wat duidelijker in de verf wordt gezet, daar waar het vandaag allemaal iets complexer verloopt. Een voorbeeld is dat in de vroegere opiumhandel het vuile werk, zoals geweld, gepleegd werd door dezelfde mensen. De handelaars in opium (de eerste Portugese schepen, later de Britse kolonialen, recenter de CIA in de Vietnam oorlog) waren ook diegenen die, als het nodig was, geweld gebruikten. Redelijk duidelijk en zichtbaar. In het heden is het allemaal iets ingewikkelder, maar naar mijn mening blijven de motieven, mechanismen en handelsgedrag, grotendeel gelijk.

Vandaag is het bijvoorbeeld zo dat de grote ondernemingen het vuile werk, zoals geweld en illegale drugs- en wapentransacties, als het ware uitbesteden aan georganiseerde criminele groepen die distinctief zijn van hen en die niets te doen hebben met de legale wereld[40]. Nog een voorbeeld : het is geen geheim dat de CIA, ten tijde van de Koude Oorlog althans, zaken die de bevolking niet mocht weten en dus het daglicht niet mochten zien, uitbesteedde aan georganiseerde criminaliteitssyndicaten.

De CIA is nu een gouvernementele organisatie, maar dit geldt vanzelfsprekend ook, zoniet (veel) meer voor private ondernemingen. Zo houdt men deze groepen op een afstand en op die manier lijkt het dat deze misdrijven, die functioneel zijn voor een bepaalde industrie, gepleegd worden door actoren die niet enkel niets met deze industrie te maken hebben maar ook deel uitmaken van een totaal andere economische wereld, de “onderwereld”.[41]

Ik denk dat deze complexiteit er voor een stuk voor zorgt dat in vele discours en milieus nog altijd gedacht wordt in een onder- en een bovenwereld. Ook de hardnekkigheid van het distinctief denken in bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit en organisatiecriminaliteit, de duidelijke grens die veel mensen nog maken in legaal en illegaal ondernemerschap is hier ook een gevolg van.

 

 

2.4. Besluit

 

Door te gaan kijken naar de werking van het kapitalisme in een niet zo ver verleden kunnen we het gaan analyseren als systeem op zich. Dit betekent dat we de werking ervan kunnen aanschouwen in een ruwere, ‘ puurdere’ vorm, zonder dat er al veel correcties op zijn aangebracht door het politieke niveau. In het historisch voorbeeld van de opiumhandel is er nog een ander interessant facet. Door het feit dat opium, in de begintijd van de handel dan toch, nog geen illegaal product was, kunnen we op de koop toe de werking van het kapitalistisch systeem aanschouwen zonder bijgeplakte strafrechtelijke labels. De afwezigheid van deze twee zaken is uitermate interessant voor het verhaal van deze scriptie omdat we ons quasi volledig kunnen focussen op het intrinsieke handelsgedrag zelf van de kapitalistische spelers.

Mocht de opiumhandel zich vandaag afspelen in zijn toenmalige vorm zouden de mispercepties die in de hedendaagse tijd op de relatie tussen legaal en illegaal ondernemerschap vastkleven, niet bestaan. Men zou de zaken bijna volledig zien zoals ze zich werkelijk afspelen. In de 21ste eeuw en op het einde van de 20ste eeuw is het kapitalistisch systeem complexer geworden. Of beter gezegd, de ‘verpakkingen’ rond het kapitalistisch systeem zijn talrijker geworden. Daarom wordt de ganse toestand ingewikkelder en wordt het moeilijker om een onderscheid te maken wie nu eigenlijk crimineel gedrag stelt. ‘Crimineel’ niet zozeer in de strafrechtelijke betekenis, maar meer vanuit het paradigma van sociale schade/sociale impact.

Een voorbeeld dat deze toenemende complexiteit illustreert, is het aspect ‘geweld’. ‘Geweld’ treedt meer op de voorgrond in het soort kapitalisme dat georganiseerde criminaliteit bedrijft. Het wordt zelfs als essentieel kenmerk gezien van georganiseerde criminaliteit. Het is alleszins zichtbaarder dan in het ‘legale’ kapitalisme. De functie van ‘geweld’ in het ondernemende handelen van georganiseerde criminaliteit wordt in een legaal kapitalisme vervangen door bijvoorbeeld rechtszaken, deurwaarders, legale inbeslagname,… . Dit is wel degelijk kapitalisme, maar dan in een rauwere vorm. In het kapitalisme dat georganiseerde criminaliteit bedrijft, zijn er dus vanzelfsprekend véél minder correcties aangebracht dan in het ‘legale’ kapitalisme dat binnen het kader van of samenwerkt met een staat of overheid. Het gegeven dat kapitalisme in een rauwe vorm kan gebracht worden heeft het voorbeeld van de opiumhandel volgens mij goed tot uiting gebracht. Volgens mij betekent dit ook dat er geen al té grote distincties moeten worden aangebracht tussen georganiseerde criminaliteit en ‘legaal’ kapitalisme.

Als men de zaken zo bekijkt, wordt de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit volgens mij duidelijker, zichtbaarder en concreter.

 

 

HOOFDSTUK 3 : FOCUS OP HET VERSCHIL IN KIJKEN NAAR CRIMINALITEIT

 

3.1. Inleiding

 

Dit hoofdstuk heeft als doel om even stil te staan bij de werking en het mechanisme van het waarnemen van bepaalde soorten van criminaliteit. Zoals we in hoofdstuk 1 en in hoofdstuk 2 gezien hebben, treedt er een distinctieve, selectieve wijze van percipiëren op, afhankelijk van de persoon van de dader en afhankelijk van de wettelijke categorie van het misdrijf dat hij pleegt.

In hoofdstuk één hebben we de meest relevante definities van georganiseerde criminaliteit nu net niet trachten in te delen aan de hand van zulke wettelijke en theoretische criteria. Het is dan ook logisch dat men definities van ondernemingsgedrag, dat in de praktijk op een continuüm ligt van zeer legaal naar zeer illegaal, samen bespreekt. Zeker als men dan ook wil focussen op de relaties, op de gemeenschappelijkheden dat bepaald ondernemersgedrag heeft, mag men zich niet laten leiden door uiterlijke labels, zoals status, respectabiliteit en legitimiteit. Een criterium dat men hierbij in acht kan nemen, en dat ook werd gedaan in dit werk, is kijken naar de gevolgen van gedrag, meer bepaald naar de sociale schade dat ondernemingsgedrag genereert.

In hoofdstuk twee hebben we het kapitalisme, als systeem in werking, kunnen aanschouwen zonder strafrechtelijke distincties. Dit kwam omdat opium nog een legaal product was. Niettegenstaande het kapitalisme zich ten tijde van de opiumhandel al een tijd aan het ontwikkelen was, waren het de natiestaten die nog in hun kapitalistische kinderschoenen stonden. Zoals we gezien hebben, hadden die opkomende natiestaten daardoor nog geen correcties aangebracht op de verschijningsvorm van het kapitalisme. Wat een zeer interessante situatie creëert voor het verhaal van deze scriptie.

Hieronder gaan we de oorzaken, de gevolgen en de gevaren van dit selectief , distinctief kijken naar criminaliteit bekijken.

Dan zal, in een aparte paragraaf, de relevantie van die sociaal geconstrueerde scheidingslijn duidelijk gemaakt worden voor het onderwerp van deze scriptie. Welke gevolgen heeft zulk een waarneming voor het bestuderen van de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit? We gaan dit selectieve waarnemen, dit distinctief denken over criminaliteit in de volgende paragrafen ‘de sociaal geconstrueerde scheidingslijn’ noemen.

Ook zullen enkele voorbeelden van verkeerde of onvolledige percepties getoond worden in de laatste paragraaf, voor dit hoofdstuk wordt afgesloten met een besluit.

 

 

3.2. De sociaal geconstrueerde scheidingslijn

 

3.2.1.Oorzaken

 

De sociaal geconstrueerde scheidingslijn die getrokken wordt tussen de concepten ‘georganiseerde criminaliteit’ en het eveneens redelijk abstracte ‘organisatiecriminaliteit’ is volgens mij een veel voorkomende, algemene misperceptie van de relatie tussen deze twee concepten waar heel veel mensen en instanties mee te kampen hebben. Mevrouw Vandewalle zegt dan ook volledig terecht in haar artikel dat deze (sociaal geconstrueerde) scheidingslijn vooral in leven wordt gehouden aan de hand van wetgeving en strafrechtelijk beleid[42]. Zelf ben ik ook van mening dat massamedia en bepaalde stereotype beeldvormingen van ‘de’ georganiseerde criminaliteit evenzeer bijdragen tot deze vertroebelde waarneming. Maar inderdaad, zolang ook de wetgever en de beleidsmaker blijven vasthouden aan de distinctie tussen georganiseerde criminaliteit en witteboordencriminaliteit (kortom, criminaliteit die in de logica van het legale, commerciële kapitalisme ligt), zal het niet voor direct zijn dat deze mispercepties ophouden te bestaan.

Veelbetekenend in dit opzicht is bijvoorbeeld de conclusie die Fijnaut en Paoli maken in de door hen zeer recent samengestelde reader (2004) . Hun conclusie is dat het algemene beeld van ‘georganiseerde criminaliteit’ dat opduikt in de bijdragen in hun reader, verre van homogeen is[43]. De bijdragen in de reader zijn bijdragen uit bijna alle Europese landen. Op Europees niveau is er dus nog lang geen consensus over wat georganiseerde criminaliteit nu precies is.

 

Het basisprobleem is dat er geen consensus bestaat over het concept georganiseerde criminaliteit zelf en een daarvan afgeleide definitie[44]. Dit zorgt voor verwarring en tegenstrijdigheden. Er wordt aangenomen dat de oorzaak daarvan is dat de voorhanden zijnde gegevens eigenlijk meer vertellen over de perceptie van het fenomeen en de overheidsreactie erop, dan over het fenomeen zelf [45]. Een klassiek voorbeeld van een vertroebelde beeldvorming en het niet weten of men nu te maken heeft met georganiseerde criminaliteit, witteboordencriminaliteit of gewoon, commercieel ondernemerschap zijn de Russische ‘oligarchen’, de nieuwe rijken van Rusland die zeer snel en zeer succesvol fortuin vergaard hebben door voormalige staatsbedrijven op te kopen. Doordat de term ‘georganiseerde criminaliteit’ ambigu en suggestief is, worden deze ondernemers vaak ook gekenmerkt als zijnde ‘georganiseerde criminaliteit’[46]. Soms onterecht, soms terecht me dunkt. Toch is het moeilijk om hen te scheiden van ‘normale’ georganiseerde criminelen, want hun methoden zijn zeer gelijklopend. Ze vallen namelijk terug op heel hoge politieke contacten en ze hebben schimmige strategieën, net zoals conventionele georganiseerde criminelen[47].

Deze foute waarnemingen en mispercepties zijn één van de grondslagen van deze scriptie. In die optiek, die van een vertroebelde waarneming, moet voor een gedeelte de analyse van de relatie gezien worden van georganiseerde criminaliteit en kapitalisme, het thema van deze thesis.

Sommige auteurs spreken in dit definitiedebat zelfs van ‘spokenjagen voor criminologen’ [48].

Naast de wetgever, beleidsmaker en bepaalde media, die duchtig meehelpen om dit distinctief denken in leven te houden, is het ook zo dat men de status, de schijn van legitimiteit en waarschijnlijk ook de ogenschijnlijke respectabiliteit niet mag onderschatten die dergelijke, commerciële bedrijven die zich inlaten met criminaliteit (of mensen van die bedrijven) met zich meedragen [49]. Ik noem dit de labels die bepaalde bedrijven of mensen hebben of met zich meedragen. Ik ben ervan overtuigd dat, als men éénmaal zulk een label heeft, men dit niet zo snel meer kwijtraakt. Als de omgekeerde situatie gebeurt, in die zin dat iemand die in de gevangenis heeft gezeten, dit stigma ook niet makkelijk kwijtraakt, dan denk ik dat dit andersom ook zo is. Een bedrijf dat een zekere ‘goede naam’ heeft verworven, zal er ergens toch in slagen tot op een zeker niveau zijn label te behouden, zelfs nadat het beschuldigd is van massale belastingontduiking. We zullen de hardnekkigheid om gedrag niét als georganiseerde criminaliteit te percipiëren, zien als we het ondernemingsgedrag van de top van de sigarettenmultinationals onder de loep nemen.

 

3.2.2. Gevolgen en Gevaren

 

Men heeft altijd de neiging om gerespecteerde bedrijven net niet te beschuldigen van een ‘zware’ criminaliteit, bijvoorbeeld de beschuldiging van georganiseerde criminaliteit. Men zal dit bedrijf eerder beschuldigen van een fout.

Dit is uiteraard een gevolg, zeg gerust maar een gevaar, van deze sociaal geconstrueerde scheidingslijn. Het feit dat we zulk gedrag als minder (sociaal) schadelijk gaan percipiëren dan een criminele groep die beschuldigd wordt van conventioneel georganiseerd criminaliteitsgedrag en die, objectief gezien, misschien minder schadelijker gedrag heeft vertoont.

Men heeft de reflex om zich eerder de vraag te stellen ‘wie’ een bepaald gedrag gesteld heeft dan zich af te vragen ‘welk crimineel gedrag’ is gesteld. De (foute) waarneming komt bijna automatisch om zulk gedrag te labelen als ‘quasi-crimineel’ in plaats van ‘crimineel’.[50]

De morele integriteit van mensen uit de hogere sociale klassen wordt niet direct in vraag gesteld, wanneer zij bijvoorbeeld gearresteerd worden op verdenking van een miljardenfraude.

 

Het definitiedebat heeft ook gevolgen op het vlak van beleid. In de wereld van het legale ondernemerschap, de private sector, wordt er bijvoorbeeld veel meer intern gereguleerd en gedereguleerd door de financiële wereld zelf en is er een tendens tot depenalisering. Bij de invulling van deregulering volg ik professor Ponsaers die dit definieert als

 

a) reguleringen uit de publieke sector die worden afgeschaft of die naar de private sector worden overgedragen en

b) de trend waarbij de overheid minder en minder bijdraagt tot het creëren van algemeen raamwerk waarbinnen de dominante markteconomie zich moet afspelen[51]. Feit is dat deze wereld zich in een tamelijk afgeschermde omgeving afspeelt, waar politie, maar ook criminologen weinig informatie over hebben.

 

In tegenstelling tot de private sfeer wordt in de publieke sfeer, waar georganiseerde criminaliteit moet gesitueerd worden, veel meer gebruik gemaakt van reguleringen door politie, gerecht en daarvoor soms speciaal opgericht cellen. In de criminologie zijn één van de bekendste, en tevens zeer drastische, maatregelen die voor georganiseerde criminaliteit worden aangewend de ‘bijzondere opsporingstechnieken’.

Het gevaar voor een klassenjustitie is zeer reëel door deze gehanteerde tweedeling[52]. De politie past voor de ene categorie personen bijzondere opsporingmethoden toe, die soms flirten met de grenzen van de privacy, en voor anderen een (private) forensische accountant waar dan misschien een schuld of een verantwoordelijkheid kan worden afgekocht. Uiteindelijk zijn dit totaal andere afhandelingen voor precies dezelfde misdrijven.

Een ander gevolg is dat de term organisatiecriminaliteit voorbijgaat aan een economische realiteit waarin de betrokkenen bij georganiseerde criminaliteit beschouwd dienen te worden als ‘misdaadondernemers ‘die actief zijn in het gehele spectrum van de economie.[53]

Economie stopt niet aan de grenzen van het strafrecht me dunkt.

Ook leidt deze sociale scheidingslijn onvermijdelijk tot een te simplistische voorstelling van de realiteit in de zin van een te eenvoudige daderclassificatie in beroepscriminelen en wetsgetrouwe burgers die van tijd tot tijd eens kunnen dwalen [54].

Dit is het schimmige gebied, waar legaliteit gradueel overgaat in illegaal gedrag, waar de perceptie van deze graduele overgang dan nog eens extra vertroebeld wordt door een dikke mist, in de vorm van vooral door de wetgever zelf sociaal geconstrueerde scheidingslijnen. Hierin moet het thema van deze scriptie gesitueerd worden.

 

3.2.3. De relevantie van dit distinctief kijken

 

Deze scriptie handelt grotendeels over de grens tussen illegaal handelsgedrag (georganiseerde criminaliteit) en legaal handelsgedrag (kapitalisme); toch kunnen we de zaken niet zo simpel stellen. In het begin van dit hoofdstuk heb ik al gesproken over ‘criminaliteit dat in de logica van het kapitalisme ligt’. Wel, deze omschrijving impliceert dat in deze materie (relatie georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap) een handelsgedrag niet zomaar direct kan bestempeld worden als wit of zwart, als legaal of illegaal. Daarbij komen nog de hierboven besproken ‘labels’ die aan veel gedrag vasthangen.

Vandaar dat het volgens mij, in de in deze scriptie behandelde thematiek, quasi noodzakelijk is, wil men zich niet teveel laten afleiden door die sociaal geconstrueerde scheidingslijnen, om werkelijk te kijken naar het gedrag zelf van de ondernemer, in legale als in illegale zin. Dit is dan ook een belangrijk thema in dit werk, dit intrinsieke handelsgedrag, met de nadruk op gedrag. Het intrinsieke gedrag bekijken van ondernemers is belangrijk, want ik ben ervan overtuigd dat we ons op die manier ontdoen van de labels die duidelijk vastkleven aan categorieën als ‘legale ondernemers’ , ‘misdaadondernemers’ of ‘organisatiecriminaliteit’.

Nóg nuttiger, en dit is hetgeen ik tracht te doen gedurende dit werk, is te kijken naar de gevolgen van dit handels gedrag. Vooral naar de sociale schade en de sociale impact dat zo’n gedrag creëert.

Ik ben er zeker van dat we op die manier komen tot een diepere en een concretere kijk op de relatie tussen legaal en misdaadondernemerschap.

Ik denk dat men tot bruikbaardere kennis komt, door naar de gevolgen te kijken van handelsgedrag, dan dat men wettelijke criteria in acht neemt om bepaalde ondernemingen te toetsen op hun legaal of illegaal gehalte.

 

Een ander gevolg van die sociale scheidingslijn en tevens belangrijk aspect voor dit werk is dat men ondernemingsgedrag en handel op zich, moet plaatsen op een continuüm. Nu, we hebben in het begin van dit hoofdstuk gezien (bij de bespreking van financieel-economische criminaliteit) dat zulk een zienswijze eigenlijk de meest realistische is, daar men anders veel kans heeft om zich te laten ‘verblinden’ door die percepties.

Nu komen we eigenlijk bij het belangrijkste gevolg van het bestaan van die sociale scheidingslijn voor het schrijven van deze thesis. Ik heb het hierboven al kort geponeerd.

Het is mijn oprechte overtuiging dat, wil men werkelijk komen tot waardevolle informatie over de relatie tussen georganiseerde criminaliteit en legaal, commercieel (kapitalistisch) ondernemerschap, men dat niet anders kan doen dan te schrijven over de gelijkenissen van het respectievelijke ondernemingsgedrag van die twee soorten ondernemers, in termen van de sociale schade, de sociale impact die zulk ondernemingsgedrag genereert.

Ergens wordt dit volgens mij al (onbewust) concreet vertaald in bepaald wetenschappelijk onderzoek dat het ministerie van Justitie liet uitvoeren om een methodologie te ontwikkelen. Deze methodologie zou als doel hebben om een volwaardige strategische analyse op punt te stellen zoals bijvoorbeeld ‘dreigingsanalyses’. Met een klein beetje creativiteit zou men de strafrechtelijke grenzen kunnen wegdenken en zulke ‘dreigingsanalyses’ kunnen toepassen of doen uitvoeren op ogenschijnlijk legale markten en legale ondernemingen die in zulke markten opereren. Men zou zich dan kunnen afvragen in hoeverre volkomen legaal aanvaarde ondernemingen, industrieën en markten een ‘dreiging’ vormen, een schade toebrengen of een negatieve impact hebben op samenlevingen. In hoofdstuk drie is er een zaak ( casestudie 2: handel in een voormalige Sovjetstaat) die dit zeer goed illustreert. Mijn overtuiging is dat wanneer men zulke vragen begint te stellen, men dan komt bij een betere kijk op de relatie tussen zogenaamd ‘legaal’ en ‘illegaal’ kapitalisme.

 

3.2.4. Voorbeelden van verkeerde en/of onvolledige percepties

 

Een kritische bedenking bij de vergelijking tussen legale en illegale ondernemingen is wel dat men deze vergelijking niet té ver mag doorvoeren.

Eén van dé kenmerken van een gewone, legale, commerciële kapitalistische onderneming is namelijk dat men reclame kan maken voor zijn product. Uiteraard geldt dit niet voor een onderneming die handelt in bijvoorbeeld cocaïne. Volgens Paoli is dit ook één van de redenen dat van grootschalige internationale misdaadsyndicaten, als tegenhangers van de legale multinationals, niet echt sprake kan zijn[55].

Ook eigendomsrechten, personeelcontracten worden er uiteraard anders ingevuld.

MAAR, dit wil niet zeggen dat in de wereld van de georganiseerde criminaliteit deze zaken niét bestaan.

Ze hebben enkel een andere vorm, een andere ‘verpakking’, een andere gedaante. Ook moet men denk ik durven toegeven dat men soms gewoonweg een onvolledig beeld heeft van bepaalde aspecten van georganiseerde criminaliteit en van de relatie die het heeft met legaal ondernemerschap. Het zijn zulke zaken die in veel gevallen zorgen voor een vertekend beeld van georganiseerde criminaliteit en die vooral een vertekend beeld geven van de relatie die georganiseerde criminaliteit en legaal kapitalisme met elkaar hebben. Om een voorbeeld te geven, Fijnaut en Paoli zeggen dat de illegale arena geen alternatieve soevereine macht heeft waar een partij kan aankloppen om een vergoeding te vragen[56]. Vanzelfsprekend is dit voor een groot stuk waar, maar toch klopt dit gezegde niet volledig. In hoofdstuk vier zullen we namelijk zien dat criminele markten ook op een bepaald niveau en in zekere mate ‘gereguleerd’ worden door bepaalde actoren. Uiteraard gebeurt dit niet zo strikt als in markten met legale goederen en diensten, maar in één of andere vorm gebeurt dit toch. Het zal uiteraard allemaal minder betrouwbaar zijn als in de officiële economie, maar zeggen dat zulk een instantie helemaal niét bestaat in criminele markten, doet de waarheid geweld aan.

Deze kennis (het kunnen identificeren van criminele marktregulatoren) zou bijvoorbeeld belangrijk kunnen zijn voor de prioriteit van een inlichtingendienst, of voor het slagen van een gerechtelijk of politieonderzoek. Dit is zeker geen kritiek op de auteurs, verre van, maar het feit dat zulke ‘criminele marktmakers’ wel degelijk bestaan in een bepaalde vorm, doet vermoeden dat het traditionele beeld dat men heeft van georganiseerde criminaliteit, van criminele markten en vooral van de relatie die deze dingen hebben met legaal ondernemerschap (kapitalisme dus) in veel gevallen vertekend is of niet klopt. Dit is niets nieuws, Fijnaut en Paoli zijn zelf de eersten om te zeggen dat het inderdaad zo is dat er veel allesomvattende en losse definities van georganiseerde criminaliteit zijn en dat er een gebrek is aan waardevolle criminele en gerechtelijke statistieken[57]. Een diepere kijk nemen op de invulling van bepaalde zaken, vanuit andere perspectieven (zoals het sociaal schade perspectief), zal naar mijn mening het zicht op de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit ten goede komen.

Een fundamenteler verschil tussen legale en illegale ondernemers zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat georganiseerde criminaliteitsondernemingen vooral zonder en tegen de staat werken, in tegenstelling tot ondernemingen die met legale producten en diensten werken. Anderzijds kan men evengoed argumenteren dat veel zogenaamd legale ondernemingen boven de staat werken en zich ook niet teveel aantrekken van wetten en regels. Waar zit dan het verschil? Als men kijkt naar de gevolgen van hun ondernemingsgedrag (o.a. niets of niet teveel aantrekken van wettelijke regels en procedures), kan men dan geen parallellen trekken tussen beide soorten ondernemers? De ene staat buiten de wet, de ander erboven. Qua gevolgen maakt dit niet zo veel uit.

Alleen al doordat veel criminologen concluderen dat er in hun (Europees, jvw) land weinig betrouwbare informatie voorhanden is over verschillende facetten van georganiseerde criminaliteit[58], bijvoorbeeld de mate van infiltratie in de legale economie, sterkt me in de overtuiging dat het gaan vergelijken van kenmerken van legale en misdaadondernemers nuttig kan zijn.

 

 

3.3. Besluit

 

We hebben gezien dat er ten opzichte van het brede thema ‘georganiseerde criminaliteit’ duidelijk een distinctief denken optreedt. De oorzaken van dit mentaal scheiden van bepaalde vormen van criminaliteit zijn grotendeels beschreven. Ook zijn een aantal gevolgen en een aantal gevaren geïdentificeerd die van dit distinctieve kijken. Deze perceptie heeft ook en vooral gevolgen voor het waarnemen van de relatie die georganiseerde criminaliteit heeft met dat als een andere soort gepercipieerde ondernemerschap, het legale. Eén van de gevolgen is dat men beter kijkt met een andere bril naar ‘ondernemerschap’. In dit hoofdstuk is gepostuleerd dat door het hanteren van het sociaal schade paradigma bij ondernemerschap, er bruikbaardere inzichten ontstaan. Op die manier wordt de door de wet gecreëerde grens tussen legaal en illegaal overstegen en ziet men werkelijk hoe ‘crimineel’ bepaald gedrag wel is. Er is minder kans dat een vertekend beeld wordt geschetst van de relatie tussen legaal en illegaal ondernemerschap. De voorgaande zaken duiden op de bruikbaarheid van een continuüm denken waar ondernemersgedrag gradueel opschuift van legaal naar illegaal. Door te kijken naar gevolgen van ondernemingsgedrag ontloopt men dit distinctieve denken. Bijvoorbeeld, veel mensen zullen grote moeite hebben om de CEO van een zeer grote sigarettenmultinational te beschouwen als een georganiseerd crimineel terwijl hij toch hetzelfde ondernemingsgedrag hanteert als conventioneel georganiseerde criminaliteit, althans criminaliteit dat zo wordt gedefinieerd. De sociaal geconstrueerde scheidingslijnen zijn in veel gevallen heel hardnekkig.

 

 

INTERMEZZO: DE BRUIKBAARHEID VAN DE METAFOOR ‘BAZAAR’

 

1. Ruggiero’s ‘bazaar’[59]

 

Zoals reeds geschreven heeft het onderwerp van deze scriptie ‘last’ van enkele percepties die niet overeenstemmen met de werkelijkheid : georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap worden in veel gevallen als twee aparte werelden aanzien; de nog altijd veel gemaakte distinctie tussen georganiseerde misdaad en ‘witteboordencriminaliteit’; de uitbesteding van de ‘vuile’ kanten van de economie door de grote ondernemingen en het feit dat dit meestal niet zo wordt waargenomen,…, het zijn zaken die niet direct op de voorgrond treden.

In zijn boek ‘Crime and Markets; essays in anti-criminology’ zoekt en vindt Ruggiero een zeer geschikte metafoor om deze economische mengeling van legaal en illegaal ondernemerschap voor te stellen. Want daarover gaat het uiteraard voor een groot deel in deze scriptie : de ( in mijn optiek dan steeds verder gaande) mengeling van legaal en illegaal ondernemingsgedrag. Ruggiero vindt zijn inspiratie in de oosterse ‘bazaar’[60].

Ik vind deze metafoor zo ongelooflijk bruikbaar voor het onderwerp van deze thesis dat ik de ‘bazaarmetafoor’ hier wil voorstellen en er zelf nog even op voortborduur.

Naar mijn mening brengt Ruggiero verfrissende ideeën aan door een tamelijk complexe materie voor te stellen met behulp van een door iedereen gekende handelsplaats : de bazaar.

In de ‘bazaar’ ziet Ruggiero een metafoor voor een ‘marktplaats’. Uiteraard in de letterlijke, oosterse betekenis maar ook in de figuurlijke, meer westerse zin van het woord.

In oosterse zin betekent, volgens Ruggiero, een ‘bazaar’ een plaats waar er vanzelfsprekend een economische bedrijvigheid is. Deze economische activiteit houdt in dat er goederen en diensten kunnen gekocht en verkocht worden, zowel legaal als illegaal[61].

Op deze handelplaats worden ‘gewone’, legale producten verkocht, zoals fruit, textiel, auto’s,…. [62]. Het is de plaats waar men ook tapijten, kruiden, etc…. kan kopen. Waar men seizoenarbeiders kan vinden, loodgieters, timmerlui, taxichauffeurs… . Maar het is ook de plaats waar men mensen kan vinden die valse Rolexen verkopen, of waar men de plaatselijke hasjdealer kan vinden, verkopers van illegale sigaretten,…. . Ook de pick-pockets, slangenbezweerders, prostituees, toekomstbezweerders, gokkers… houden zich hier op[63].

Al deze goederen en diensten, zowel legaal als illegaal vindt men in dezelfde context[64]. Men zou deze ‘bazaar’ als een werkplaats kunnen zien.

Ruggiero vergelijkt het concept van de oosterse bazaar met de werking van een (westerse) stad. Hij noemt dit een ‘hedendaagse (westerse) stadsbazaar’[65]. Inderdaad, De westerse stad is een plaats waar legale goederen, gewone pleziertjes en illegale diensten ook in eenzelfde, diffuse context worden aangeboden. De ‘westerse stadsbazaar’ bestaat uit een netwerk van alle soorten werkgevers en werknemers die partnerships met elkaar aangaan, waar werkcontracten worden afgesloten, waar er een vraag naar bepaalde goederen en diensten wordt geformuleerd, met diverse aanbiedingen op de verschillende soorten ‘vragen’ naar deze goederen en diensten[66]. Kortom, de ‘westerse stadsbazaar’ fungeert als één groot interim-kantoor, in een enigszins abstracte betekenis en waarin de aard van deze diensten en goederen, dit werk dus, zowel legaal kan zijn of van een andere aard[67].

Het verschil echter tussen de ‘westerse stadsbazaar’ en de oosterse bazaar, tevens het belangrijkste aspect van deze metafoor voor ons verhaal, bestaat erin dat, in tegenstelling tot de ‘bazaarwerking’ van een westerse stad, een oosterse bazaar fysisch gevormd is, precies is uitgestippeld en in verschillende compartimenten is ingedeeld[68]. De goede verstaander leest dat men als het ware de illegaliteit met een niet al te grote moeite kan onderscheiden van het legale. Een duidelijk afgescheiden onderwereld en bovenwereld zo u wil.

De ‘bazaarwerking’ van een westerse stad daarentegen is anders. De goederen en diensten die in een westerse ‘bazaar’ worden aangeboden, zijn eerder gelokaliseerd in een continuüm waar de distinctie tussen legaal geaccepteerde praktijken en crimineel gedrag wazig is en waar beide soorten gedrag wordt gesteld door de betrokken ondernemers en arbeiders[69].

Anders gezegd, de westerse bazaar verbindt mensen die in ruimtelijke en in sociale zin verspreid zijn[70].

Uiteindelijk wil Ruggiero met zijn metafoor van de ‘bazaar’ nog een ander aspect belichten, namelijk dat er in de westerse context van de ‘bazaarwerking’ beperkingen zijn ( hij noemt dit barricades) en dat deze ‘barricades’ gesloten grenzen vormen voor de toegang tot welvaart voor sommigen. We hebben dit aspect ook aangekaart in hoofdstuk 2, bij de vergelijking van de verdeling van arbeid in criminele en officiële markten. Hoewel dit ook een uitermate interessant onderwerp is, is het voor ons in deze paragraaf van minder belang.

Tot hier Ruggiero’s metafoor van de ‘bazaar’. Nu breien we daarop een beetje verder.

 

 

2. ‘Bazaar’: The Next Level

 

Ik vind de metafoor van een ‘bazaar’ om de verstrengeling tussen legaal en illegaal ondernemerschap te omschrijven, zeer geslaagd. Met dit eenvoudig concept slaagt Ruggiero erin om ons creatief denken over de wazige grenzen tussen ‘gewoon’ kapitalisme en een vorm van ‘georganiseerde criminaliteit’ aan te scherpen. Want door bepaalde percepties, die ons worden aangereikt door populaire media, overheidsrapporten, enz… kortom niet-kritische informatie, ben ik ervan overtuigd dat ons denken daar voor een stuk mee gevormd en vooral ‘misvormd’ wordt. Dit is niet als een kritiek op de overheid bedoeld. Enkel om aan te tonen dat er in veel doorgegeven informatie een niet-kritisch aspect zit dat in veel gevallen de waarheid geweld aandoet.

Een eerste bedenking die in me opkwam toen ik de metafoor voor het eerst bestudeerde, was dat de ‘bazaarmetafoor’ misschien geëxtrapoleerd kon worden naar de ganse globale economie. Men hoort de laatste jaren zeer veel over het zogenaamde “global village” concept. Dit betekent dat door onder andere moderne technologische middelen zoals het internet, gsm, enz… de wereld steeds meer op een dorp gaat lijken. Er zijn ook tegenstanders van deze gedachte, die dit, denk ik, meer vanuit een dialectisch proces zien.

Soit, de gedachte dat de ‘bazaarmetafoor’ kon toegepast worden op de ganse mondiale economie, vond ik wel bruikbaar . De wereld als één grote ‘bazaar’ waar de verstrengeling tussen legale handel, semi-legale handel, zwaar illegale handel, officiële, grijze en zwarte economieën, grotendeels door elkaar loopt. Het zou kunnen helpen om het denken over en vooral de perceptie van de al of niet gerechtvaardigde distinctie tussen legaal en illegaal ondernemerschap beter te begrijpen. Of op zijn minst beter te kunnen plaatsen.

Door de retoriek in bepaalde discours in sommige werelden - ik denk aan het politieke en beleidsdiscours, aan het politiële en het gerechtelijke discours, aan het discours in sommige massamedia - krijg ik de indruk dat veel mensen denken dat er eigenlijk twee soorten ‘bazaars’ bestaan.

Enerzijds een legale bazaar en anderzijds een illegale bazaar.

De legale, laten we het ‘kapitalistische’ bazaar noemen ( om in het vocabularium van de titel van deze scriptie te blijven), heeft dan ontegensprekelijk‘last’ van criminaliteit die in de logica ligt van het kapitalisme. Witteboordencriminaliteit, corporate crime ( ‘bazaarcrime’, grapje jvw), businesscrime,… zijn allemaal kwalen die dan enkel in deze bazaar tot uiting komen. Deze perceptie heeft dan gevolgen voor beleid en opsporing van deze kwalen. Zoals het feit dat in deze bazaar er vooral een private en een administratieve justitie aan de slag is om de intrinsieke problemen van deze bazaar aan te pakken. De regulering van deze problemen is de norm. Problemen worden eerder opgelost door de handelaars van deze bazaar zelf. Concreet vertaalt zich dit erin dat bijzondere opsporingsmethoden in zo’n bazaar niet of minder zullen worden toegepast. Ook het strafrecht doet hier niet of alleszins veel minder zijn intrede. Een ander gevolg van de werking van deze bazaar is de perceptie van de sociale schade die een dergelijke bazaar met zich meebrengt. De mate van sociale schade lijkt eerder laag, ook omdat de werking van deze bazaar niet zo heel zichtbaar is voor de buitenwereld. De criminaliteit van deze bazaar zouden we kunnen benoemen als mala prohibita. Dit heeft er niet zozeer mee te maken dat deze criminaliteitsvorm intrinsiek niet ernstig zou zijn, maar wel dat er geen wettelijk regels zijn die ermee omgaan als criminaliteit[71].

 

In de metafoor van de twee bazaars, die ik hier poog neer te zetten, bestaat dan ook die ‘andere’ bazaar. De illegale bazaar, de bazaar van de georganiseerde misdaad. Deze bazaar is de bazaar van de onderwereld. Hij zou in dit voorbeeld ver van de bewoonde wereld kunnen liggen, alleszins ver weg van de hier boven beschreven bazaar. De handelaars uit deze bazaar kennen de handelaars uit de ‘legale’ bazaar niet, of soms sporadisch. Deze bazaar draagt het mala in se. De perceptie is dat de sociale schade die deze bazaar met zich meebrengt heel groot is, toch veel groter dan de hier boven beschreven bazaar. De problemen die zich hier voordoen moeten beteugeld worden met het strafrecht. De grote middelen moeten zelfs uitgehaald worden bij wijze van het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden. In een stereotiepe benadering van deze bazaar wordt deze bevolkt door handelaars van vreemde origine, die er komieke inwijdingsrituelen op na houden. Deze bazaar baadt als het ware in de illegaliteit.

 

Uiteraard bestaat de kern van deze scriptie er voor een stuk in om deze perceptie voorzichtig op de helling te zetten. Ondergetekende gaat ervan uit dat er niet zoiets bestaat als twee bazaars, maar integendeel, dat er enkel maar één grote bazaar is. Ik heb getracht om dit distinctief denken om te zetten in een metafoor met twee bazaars. Men mag volgens mij niet vergeten dat dit distinctief denken heel concrete gevolgen heeft in beleid, opsporing, politiek handelen en in het aanvoelen door de bevolking van ‘schade ondergaan’ (het sociaal schade criterium dat in de inleiding van dit werk werd aangehaald). Het is mijn oprechte mening dat zulk een ‘aanvoelen’ gemodificeerd, aangescherpt kan worden door soms complexe fenomenen om te zetten in meer begrijpbare voorbeelden. De metafoor van de ‘bazaar’ kan hierbij een hulp zijn.

 

 

HOOFDSTUK 4: VERGELIJKINGEN VAN STRUCTUUR/ORGANISATIEVORM TUSSEN LEGALE EN ILLEGALE ONDERNEMINGEN

 

4.1. Inleiding

 

Het is mijn overtuiging dat wanneer men begint te praten over de structuur van georganiseerde criminaliteit en men wil dit vergelijken met structuren van legaal kapitaal, men eerst iets moet zeggen over de historiek en de verschillende zienswijzen van structuurvormen van georganiseerde criminaliteit. Het aspect perceptie doet hier zijn intrede. Het is zo dat de structuur of de organisatievorm van georganiseerde misdaad gedurende zijn geschiedenis ‘last’ heeft gehad van verkeerde of onvolledige indrukken. De redenen waarom dat zo was worden in dit hoofdstuk uiteengezet.

Naar mijn mening komt dit deels ook doordat de New Yorkse en vooral de Siciliaanse georganiseerde misdaad uitvoerig bestudeerd is geweest. Deze “maffia’s” hebben een specifieke, in mijn ogen bijna unieke structuur en het is dit beeld dat lange tijd model heeft gestaan voor de meeste andere georganiseerde criminaliteit. Zowel in de literatuur als in de populaire beeldvorming. Ik denk ook dat de impact van de films “The Godfather” niet onderschat mag worden wat betreft de structuur van “de” georganiseerde misdaad in de rest van de wereld. We zullen het later zien, maar bijvoorbeeld het beeld dat gecreëerd werd van de Colombiaanse Cali en de Medellin cartels heeft voor een stuk te maken met deze ‘misperceptie’ van hun organisatie. Ook spelen volgens mij andere motieven. Vanuit de optiek van politie en van gerechtelijke instanties speelt het motief dat, hoe sterker een vijand wordt afgeschilderd naar de buitenwereld toe, hoe meer middelen en geld men ter beschikking krijgt. Dit zijn allemaal redenen voor de verkeerde of onvolledige indruk die men de laatste decennia heeft gehad inzake de organisatie en structuur van georganiseerde criminaliteit.

In dit hoofdstuk over de structuur en de organisatie van illegale ondernemers , de vergelijking met legale ondernemingen en de foutieve waarnemingen die rond dit thema heersen, gaan we in het laatste puntje een kleine ‘case’ belichten. De zaak waarbij even stil zal worden gestaan, is de hedendaagse mensenhandel. In deze handel wordt goed duidelijk dat het in een illegale economie zeer moeilijk is om de grens te trekken tussen georganiseerde criminaliteit, semi-legale ondernemers, en gewone commerciële handelaars. Deze handel geeft uitstekend de troebele grenzen tussen commercieel kapitalisme en georganiseerde criminaliteit weer.

 

 

4.2. Georganiseerde criminaliteit

 

4.2.1. Het hiërarchisch perspectief

 

Vooreerst is er de traditionele, volgens mij stereotiepe beeldvorming van georganiseerde criminaliteit, namelijk het hiërarchisch perspectief. Deze wordt gekenmerkt door georganiseerde criminaliteit voor te stellen als een centraal gestructureerde, monolithische organisatie, waarbij geweld en corruptie worden gebruikt als regulatoren en die bemand wordt door criminelen van vreemde origine: de maffia[72].

De organisatie heeft dan vooropgestelde doelen die worden geformuleerd door de top van de organisatie ( de capo, de “don”, de peetvader). Deze zienswijze impliceert tevens dat het voetvolk, de “soldaten” deze doelen rationeel en zonder vragen te stellen, uitvoeren. De organisatie streeft naar marktdominantie en fungeert als een soort van illegale overheid.

De protagonisten van dit perspectief zijn de auteur Cressey met zijn werk “Theft of the Nation” ( 1969), het Amerikaans Senaatscomité onder leiding van de senator Estes Kefauver in de jaren vijftig en de getuigenis van spijtoptant Joe Valachi in de jaren zestig.

Verdere kenmerken van deze zienswijze zijn dat georganiseerde criminaliteit ten eerste grootschalige collectiviteiten zouden zijn met een goed afgebakende identiteit en ten tweede een goed afgebakende verdeling van arbeid zouden hebben. Het uiteindelijke doel is de maximalisering van de winsten die verkregen werden door illegale activiteiten[73]. Persoonlijk denk ik ook aan andere stereotype kenmerken die aan dit perspectief worden toegeschreven zoals onder andere de geheimhouding ( de zogenaamde omerta), het initiatieritueel en het despotisme van de bazen. Ook karakteristiek aan dit model is de implicatie dat alle leden van die monolithische organisatie enkel pionnen zijn die alles uitvoeren wat de baas van hen verlangt. Zij worden geen (economische) zelfstandigheid toegekend. Wel wil ik benadrukken dat, mijnentwege, dit perspectief zeker niet in zijn geheel wordt verworpen. Fragmenten van deze zienswijze zullen waarschijnlijk nuttig geweest zijn/zijn om bepaalde varianten van georganiseerde criminaliteit te beschrijven en/of te analyseren. Persoonlijk denk ik dat de vroegere New Yorkse Cosa Nostra en de vroegere Siciliaanse Cosa Nostra wel degelijk kenmerken bezat die eigen zijn aan dit model. Het punt is gewoon dat dit model kritisch moet bekeken worden. Na kritisch onderzoek is gebleken dat dit model vandaag veelal niet zo bruikbaar blijkt te zijn om huidige concepten van georganiseerde criminaliteit te bestuderen. Zoals elders in de tekst gepostuleerd is georganiseerde criminaliteit geen statisch concept, integendeel, na doornemen van veel literatuur blijkt het zelfs zeer flexibel te zijn.

 

Mijn mening is dat door te zeggen dat georganiseerde criminaliteit streeft naar een monopoliepositie van de misdaadmarkt, men eigenlijk zegt dat georganiseerde criminaliteit als het ware antikapitalisme is ( zie de inleiding van deze thesis) doordat het één van de basisregels van het kapitalisme, namelijk competitie, wil elimineren. Een perspectief dat zich in deze scriptie langzaam aan het ontwikkelen is, is dat 1) georganiseerde criminelen wel degelijk ‘gewone’ kapitalisten zijn ( wat ‘kapitalisten’ ook moge betekenen) en 2) dat ‘gewoon’ kapitalisme ( in de zin van legaal ondernemerschap) deze regels evenzeer met voeten treedt. Dit streven naar een monopoliepositie impliceert dat betrekkelijk weerloze producenten van illegale goederen en diensten onder het beheer van één overkoepelende organisatie komen te staan en dat economische concurrenten worden uitgeschakeld[74]. In deze optiek zijn geweld en corruptie dan middelen om deze monopoliepositie te bereiken. Men zou dan kunnen argumenteren dat de ‘werkwijze’ van georganiseerde criminaliteit anders, zelfs tegenovergesteld is aan deze van legale ondernemers. Meer zelfs, met het hanteren van deze stelling wil men eigenlijk zeggen dat de georganiseerde criminaliteit de legale “bovenwereld” bedreigt[75] (eigen aanhalingstekens). Geweld, corruptie, streven naar monopolie, fysisch of economisch elimineren van tegenstanders…, komen in een “politiek correcte” beschrijving van legaal ondernemerschap normaal niet voor ; alhoewel dat ondergetekende ( en vele andere auteurs) daar sterke en veelal gegronde twijfels bij hebben[76]. Eén aspect van het belang van dit perspectief lijkt dat de relatie tussen georganiseerde criminaliteit en kapitalisme qua structuur tamelijk veraf lijkt, dat hun onderlinge relatie schijnbaar niet zo innig is, met de nadruk op ‘schijnbaar’. We zullen verder zien dat het inderdaad meer schijn is.

Het belang van dit perspectief voor ons verhaal is dat dit perspectief nog altijd ( anno 2006) wordt gebruikt door vele instanties, zoals politiediensten, de politiek en veelal de media. Zie ondermeer Documenten van de Belgische Senaat, zitting 98/99-1-326/9, Jaarverslag Georganiseerde Criminaliteit, ’97-’98-’99, de Nederlandse commissie Van Traa[77].

 

4.2.2. Het economisch perspectief en het belang ervan voor dit verhaal

 

Een ander, naar mijn mening veel bruikbaarder perspectief is het economisch perspectief. Dit wordt ook het “illegale onderneming”- paradigma genoemd. Hier zijn Becker en Dwight Smith de belangrijke grondleggers van. Het is mijn idee dat dit model, althans voor deze scriptie, veel nuttiger is omdat het meer de nadruk legt op analogieën tussen legale en illegale ondernemingen en omdat het meer de marktrationaliteit benadrukt van illegale ondernemingen[78]. Dit model postuleert dat criminele organisaties op dezelfde beperkingen en “incentives” reageren en dezelfde organisatiemodellen hanteren als legale ondernemingen wanneer het aankomt op de levering van illegale goederen en diensten. Het enige verschil is het sociaal netwerk, de technologie en de modus operandi[79]. Volgens mij kan men het economisch model samenvatten met de woorden van Dwight Smith ( in Van Calsters doctoraatscriptie, p. 70). Smith formuleerde het zo dat er een economisch spectrum is van volkomen legaal naar volkomen illegaal, waarbij het scheidingsvlak regelmatig wordt verplaatst door veranderingen in de wetgeving. Dit vind ik zeer nuttig voor de standpunten van deze scriptie omdat de distinctie tussen georganiseerde criminaliteit en kapitalistisch geïnspireerde criminaliteit grotendeels wordt verlaten. Een gevolg van deze zienswijze is dat men meer kijkt naar het gedrag van personen dan naar hun status. Dit wordt ook ondersteund door Ponsaers en Ruggiero bij de uitwerking van het concept “financieel-economische criminaliteit”[80]. Ook dit concept overstijgt de distinctie tussen witteboordencriminaliteit, corporate crime, businesscrime en (conventionele) georganiseerde criminaliteit. En het impliceert een continuüm van compleet illegale handelspraktijken naar volledig legale handelspraktijken. Dit veronderstelt ook een graduele verschuiving van gedrag en vooral van gemengde vormen van georganiseerde criminaliteit en criminaliteit die in de logica ligt van het kapitalisme ( witteboordencriminaliteit, organisatiecriminaliteit, corporate crime, enz…). De relatie tussen georganiseerde criminaliteit en kapitalisme lijkt dan toch niet zo veraf. Het is in dit kader dat een diepere kijk op de relatie tussen de concepten georganiseerde criminaliteit en kapitalisme moet gezien worden.

In tegenstelling tot het hiërarchisch perspectief is één van de kenmerken van het economisch perspectief het dynamisme van de markt. Hier, met andere woorden, zijn het de mogelijkheden die de markt biedt die ervoor zorgen dat georganiseerde vormen van criminaliteit zich voordoen. Samenvattend zijn de karakteristieken van het economisch model:

 

1) Georganiseerde criminaliteit is een zuiver economische activiteit die door de reguliere samenleving wordt mogelijk gemaakt

2) Georganiseerde criminaliteit oefent of een economische functie of een overheidsfunctie uit

3) De illegale markt vereist criminele organisaties die kleinschalig en flexibel zijn

 

Deze uitgangspunten zijn heel bruikbaar voor het verhaal dat ik in deze scriptie tracht te vertellen, namelijk dat georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap in veel facetten ( hier hun vorm van organisatie/structuur) op elkaar lijken, dat hun relatie heel innig is. Na het lezen van lectuur hieromtrent lijkt dit logisch, maar opnieuw, als men het ‘officiële’ discours van gerechtelijke, politiële, politieke en media-instanties bestudeert, kan men er niet omheen dat dit door velen toch niet als logisch wordt beschouwd.

Naar mijn mening pleiten een aantal zaken ten gunste voor de drie bovengeschreven kenmerken van het economisch model. Nogmaals wens ik te benadrukken dat geenszins in dit werk dé juistheid van een model wordt aanvaard. Veeleer geloof ik in de nuttigheid, in de bruikbaarheid van bepaalde elementen, van bepaalde aspecten van een model.

 

Een aantal zaken die pleiten voor de karakteristieken van het economisch model

 

1) Georganiseerde criminaliteit is een zuiver economische activiteit die door de reguliere samenleving wordt mogelijk gemaakt.

 

Eerst en vooral een kleine opmerking: Ik denk niet echt dat georganiseerde criminaliteit een ‘zuiver’ economische activiteit is. Het ultieme doel is wel winst maken en winst maximaliseren (in dat opzicht is het ‘zuiver’ economisch) , maar ik geloof ook dat er zeker sociale zaken meespelen. Dit wordt met de uiteenzetting van het volgend model (netwerkperspectief) duidelijker gemaakt.

Dan nu, in verband met het eerste kenmerk: de subsidiefraude in de Europese Gemeenschap. In hun zeer interessante artikel over dit soort fraude, concluderen Nelken en Passas[81] dat door de specifieke subsidieregelingen van en in de EU, dit soort fraude zeer gemakkelijk kan geschieden. Daarbij komt nog dat de controlemechanismen op fraude in de EU (toen toch, anno 1993) ontoereikend was. In bepaalde opzichten zou men kunnen concluderen dat de EU ergens ‘vraagt’ om dit soort fraude door de creatie van hun subsidiesystemen.

Fraude wordt hier grotendeels mogelijk gemaakt door de reguliere samenleving.

Een ander ‘mooi’ voorbeeld is de enorme operatie, die werd geleid door de hiervoor speciaal opgerichte Treuhandanstalt, waarbij de voormalige Oost-Duitse economie werd geprivatiseerd. Deze instantie moest de voormalige staatseconomieën ofwel elimineren, ofwel privatiseren. Bij deze operatie werd enorm veel corruptie, fraude, omkoping van ambtenaren en andere specifiekere vormen van fraude gepleegd. Opnieuw werd dit eigenlijk mogelijk gemaakt door de reguliere samenleving.

 

2) Georganiseerde criminaliteit oefent of een economische functie of een overheidsfunctie uit

 

Dit is gebeurd en gebeurt in de specifieke situatie in Rusland na de val van het Communisme. Toen werd een vacuüm gecreëerd en nam de georganiseerde criminaliteit daar vele economische en ‘overheidsfuncties’ over. De toenmalige Eerste Minister van Rusland, Victor Chernomyrdin, gaf in het begin van de jaren 1991 toe dat reeds 60% tot 70% van de economie onder controle stond van de maffia[82]. Het voorbeeld van Sicilië moet waarschijnlijk zelfs niet genoemd worden, omdat dit voorbeeld zo beroemd is. Daar is het zo dat georganiseerde criminaliteit, buiten het feit dat het wel zeker een machtig syndicaat is, meer een mentaliteit is, waarvan ganse lagen van de middenklasse doordrongen zijn[83].

 

3) De illegale markt vereist criminele organisaties die kleinschalig en flexibel zijn

 

Hier komt de ‘misperceptie’ in verband met georganiseerde criminaliteit goed tot uiting. Naar mijn mening hebben mensen ( publiek, media, politie, politiek, gerecht,…) ergens nood om een duidelijk omlijnde vijand te kunnen zien. Een ‘cartel’, dé ‘maffia’, Al Qaida, dé Siciliaanse maffia,… . De concretisering van het hiërarchisch perspectief in een monolithische organisatie. De praktijk wijst echter uit dat veel van de hier net genoemde organisaties losse groepen zijn die vaak wisselen van partner en op zijn minst helemaal niet zo’n hecht blok zijn die vooral in de media zo worden afgeschilderd. De criminologe Letizia Paoli heeft dit onderzocht en komt tot de conclusie dat bijvoorbeeld de ‘Medellin en de Cali- cartels’ eigenlijk combinaties zijn van relatieve kleine, familiegeoriënteerde cocaïne producerende ondernemingen die gewoon de krachten hebben gebundeld om begin de jaren 1980 cocaïne in de VS te smokkelen[84].

Zij zegt zelfs meer. De dynamieken van illegale markten promoten zelfs geen totstandkomingen van grootschalige ondernemingen, zoals in de legale economische wereld[85]. Dit wordt ook gepostuleerd door andere auteurs. In het boek ‘Wages of Crime; Black markets, Illegal Finance, and the Underword economy’ zegt Naylor dat de Amerikaanse overheid in hun strijd tegen de cocaïnekartels deze monolithische organisatie zelf gecreëerd hebben. De Amerikaanse overheid had er baat bij (ondermeer doordat ze de kartels vervolgden via hun RICO-wet én omdat ze het bewustzijn van Amerikaanse publiek wouden ontwikkelen tegen dit grote gevaar) om hét Cali-kartel en hét Medellin-kartel af te schilderen als een multinationaal, multidivisioneel bedrijf[86].

Ironisch genoeg wordt deze onzin, naar de mening van Naylor, gecounterd door de zogenaamde baas van het zogenaamde kartel, Gilberto Rodriguez-Orejuela. Hij zei tegen zijn ondervragers of ze werkelijk geloofden dat één persoon al de cocaïne kon controleren die van Cali kwam? Verder zei hij nog dat het Cali-kartel een hersenspinsel is van de DEA. Hij voegde eraan toe dat er veel losse groepen waren, maar dat er geen ‘kartel’ is. Hij zegt ook dat de politie en de DEA dit weten. Maar ze prefereren om een monolithische vijand uit te vinden[87]. Uiteraard moeten we kritisch blijven bij het lezen van verklaringen van mensen van het kaliber van Orejuela. Maar men kan niet ontkennen dat het opvalt dat zijn verklaringen verrassend dicht aanleunen bij de wetenschappelijke bevindingen op dit vlak. Ook de auteur ( Naylor) zegt hier iets interessants over. Hij vergelijkt de organisatievorm van de cocaïne-industrie in Colombia met de structuur van een gremio. Dit is een handelsassociatie, die als norm geldt in de Colombiaanse handel en die opgezet wordt door de handel om zich te engageren om politiek te lobbyen en om het publieke imago van de industrie te onderhouden[88]. Hier komt de organisatievorm van legaal ondernemerschap en georganiseerde criminaliteit wel héél dichtbij. Een Colombiaans cocaïnekartel is dus eigenlijk een traditionele handelsassociatie die in plaats van graan of bananen, cocaïne verhandelt. Waarschijnlijk zal dit te simplistisch uitgelegd zijn, maar het heeft wel een vleugje waarheid in zich. Van Calster zegt ook iets van die strekking. Bijvoorbeeld op de markt van corruptie zijn criminele organisaties, legitieme zakenlui, overheidsambtenaren, geheimagenten allemaal gelijke spelers[89].

Naylor vraagt zich af waarom dit stereotype beeld van een monolithische vijand blijft bestaan. Zijn mening is dat er een symbiotische relatie is tussen de gerechtelijke instanties en de massamedia. De klassieke redenen en motieven voor politiële en gerechtelijke instanties zijn dat door de vijand als almachtig voor te stellen, deze instanties dan meer geld en middelen krijgen[90].

 

Terug naar ons verhaal. Wat is belangrijk voor ons verhaal? Het feit dat het economisch model ons een aantal interessante dingen vertelt over de structuur van georganiseerde criminaliteit die naar mijn mening dicht aanleunt bij organisatievormen van legale ondernemers. Alleszins veel dichter dan de media en officiële documenten ons doen (willen) geloven. Verder kan men uit het economisch model concluderen dat het uiteindelijke doel van georganiseerde criminaliteit het maximaliseren van financiële voordelen is. Volgens mij is dit ook een algemeen principe van legaal ondernemerschap. Alhoewel ik moet toegeven dat dit een zeer algemene conclusie is, misschien wel te algemeen.

Een ander model dat Van Calster bespreekt in zijn scriptie is het ‘netwerkperspectief’. Dit heeft enkele nuttige elementen die bruikbaar zijn. We staan hier iets langer bij stil. Dé twee karakteristieken van dit model zijn tijdelijkheid en dynamisme.

Met tijdelijkheid wordt bedoeld dat georganiseerde criminaliteit veelal tijdelijk van aard is, gegroepeerd rond een crimineel project. Georganiseerde criminaliteit bestaat veelal uit wisselende verbanden. Concreet betekent dit dat ook georganiseerde criminaliteit meer in een competitieverband werkt, eerder dan in een monopolieverband. Naar mijn mening net zoals in het ‘legale’ kapitalisme. Met dynamisme wordt bedoeld dat er sociale uitwisselingsnetwerken die in de reguliere samenleving ingebed zijn. Dit is heel interessant voor ons verhaal want hier wordt de distinctie verlaten tussen een onder- en een bovenwereld. Er bestaan uitgebreide sociale netwerken tussen zowel legale als illegale ondernemers. Het succes van georganiseerde criminelen hangt dus voor een groot gedeelte af van alle sociale relaties die iemand heeft, zowel legale als illegale. Dit heet het ‘sociale kapitaal’ van iemand. Dit geeft ons een klaardere blik op de (sociale) relatie tussen georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap.

Een mooi voorbeeld in deze optiek vind ik die van de later vermoorde Siciliaanse ‘maffiabankier’ Michele Sindona. Deze bankier, uiterlijk dus een legale ondernemer, regelde onder andere de witwasoperaties van ‘capo di tutti capi’ Salvatore Riina, die gearresteerd werd in 1993 ( ‘capo di tutti capi’ is een populaire term die heel veel in de media opduikt, alhoewel het wel bewezen is dat deze term wel degelijk opgaat voor Riina). Sindona speelde later een deel van het geld van de maffia kwijt en werd daarom in een gevangenis uiteindelijk vermoord. Maar wat interessant is, alhoewel nooit bewezen, is dat hij hoogstwaarschijnlijk een ingewijde was in de hoogste regionen van de Siciliaanse georganiseerde criminaliteit[91]. Hij was dus tegelijk ‘fulltime’ lid van deze organisatie en tegelijk voor een lange tijd een zeer gerespecteerd bankier die zelfs zaken deed met en voor de Italiaanse regering.

Nog een Siciliaans voorbeeld zijn de gebroeders Salvo. Deze broers waren belastinginners voor de Italiaanse regering op Sicilië. De belastingen op Sicilië werden in handen gegeven aan private ondernemers die in ruil voor een gedeelte van de belastingen het eigenlijk werk van belastingen innen, deden[92]. Het is omstandig bewezen dat deze broers ‘made men’ waren en zelfs heel dichtbij grote baas Salvatore Riina stonden. Eigenlijk niet te verwonderen daar zij al van in hun jeugd bevriend waren met Riina. Dit laatste voorbeeld is volgens mij dubbel interessant omdat het aspecten van het ‘sociale netwerkmodel’ én van het ‘economisch model’ belichaamt. In verband met dit laatste bedoel ik dat de reguliere samenleving een mogelijkheid heeft gecreëerd om georganiseerde criminaliteit zijn werk te laten doen ( namelijk het innen van belastingen uitbesteden aan protagonisten van de georganiseerde criminaliteit). Alhoewel Sicilië een quasi unieke situatie heeft als het aankomt op georganiseerde criminaliteit, leren deze Siciliaanse voorbeelden ons toch iets. Het is mijn overtuiging dat via elementen van het economisch perspectief en elementen van het sociale netwerkperspectief ons een klaardere blik wordt gegund op de relatie tussen legaal kapitalisme en georganiseerd crimineel kapitalisme.

 

 

4.3. De eigenlijke structuurvergelijking

 

4.3.1. Stereotyperingen

 

De maffia-expert Pino Arlacchi analyseert bepaalde elementen van georganiseerde criminaliteit via het “illegal enterprise”-model, oftewel het hierboven beschreven economisch model. Hij zegt in het boek van Ruggiero dat georganiseerde criminaliteit doet aan unfaire competitie ( door hun grote kapitaal, verkregen door illegale activiteiten), dat georganiseerde criminaliteit aan price-fixing doet, dat het “natuurlijke” marktmechanismen ( wat dat ook moge zijn; hij doelt waarschijnlijk de betekenis vanuit de klassieke economie, jvw) ontmoedigt, dat het zoekt naar lage kosten en dat het aan protectionisme doet van grote financiële inkomsten. Eigenlijk bedoelt Arlacchi volgens mij dat georganiseerde criminaliteit in feite anti-kapitalisten zijn, daar zij dé regels van het kapitalisme niet volgen. Zie ook de inleiding van dit werk. Ruggiero countert dit terecht en zegt dat net deze kenmerken in feite kenmerken zijn van kleine en middelgrote legale ondernemingen/industrieën. Deze kenmerken zijn het resultaat van de industriële decentralisatie van de economie. Als voorbeeld geeft Ruggiero de vele industriële dochterondernemingen en fabrieken van grote industrieën die geëxporteerd worden naar lageloonlanden. Arbeid is daar goedkoper, de veiligheidsvoorzieningen staan op een veel lager peil, staking- en zelfs mensenrechten worden er heel anders ingevuld[93], in veel gevallen zelfs helemaal niet ingevuld.

Mijn conclusie uit de discussie tussen deze twee heren is dat kenmerken die traditioneel aan georganiseerde criminaliteit worden toegeschreven, in feite ook, of enkel, kenmerken zijn van het legale kapitalisme. Er bestaat wel degelijk een perceptie dat dé illegale economie totaal anders is opgebouwd dan de legale. Maar ik vind dat het dikwijls zo lijkt te gaan dat de relatie toch inniger is dan algemeen wordt aangenomen.

Zoals al eerder gezegd is het stereotype beeld van georganiseerde criminaliteit dat het monolithisch is, dat het anti -competitie gericht is en dat het streeft naar marktdominantie. Het is maar de vraag of ‘legaal’ kapitalisme deze zaken ook niet nastreeft, maar het is wel aangetoond dat georganiseerde criminaliteit deze zaken niet altijd nastreeft. We zullen daar later op ingaan. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat in bepaalde illegale markten, zoals die van de prostitutie, georganiseerde criminaliteit wél streeft naar een vorm van dominantie en monopolie[94]. Dit brengt ons bij een volgend puntje.

 

4.3.2. Soorten criminele markten

 

De organisatievorm van georganiseerde criminaliteit is voor een groot gedeelte afhankelijk van het soort markt waarin het opereert. Eigenlijk net zoals in de legale economische arena.

Het hierboven aangehaalde voorbeeld van de prostitutiemarkt duidt dit aan. Er is voor de georganiseerde criminaliteit ergens een (economische) keuze om te kiezen voor een grote of een kleine onderneming, om een ‘kartel’ aan te gaan, om te werken op basis van losse en kleine netwerken… [95], voor een stuk afhankelijk van de markt waarin het opereert. Mijn conclusie hierbij is dat dit principe ( organisatievorm afhankelijk van de markt waarin deze organisatie werkt) volledig ook opgaat voor het legale ondernemerschap. De organisatie van de automobielindustrie is anders ingedeeld dan die van de software-industrie, de oliemaatschappijen zijn anders georganiseerd dan de fruitbedrijven, enz.. .. Als men het veel gebruikte en stereotype hiërarchisch perspectief hanteert om georganiseerde criminaliteit te typeren, is de relatie tussen georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap tamelijk breed, de grenzen zijn duidelijk afgebakend. Hanteert men daarentegen het economisch model en het netwerkperspectief worden de grenzen troebeler. Dit spreekt vanzelfsprekend in het voordeel van ons verhaal.

Volgens de socioloog Weber zijn irrationaliteit, ambiguïteit en het constante shiften van regels en doelen de kracht van organisaties[96]. Ruggiero trekt dit door naar criminaliteit die in de logica van het kapitalisme ligt. Men komt dan tot de vanzelfsprekende vraag waarom, als dit kenmerken zijn van (legale) organisaties, deze kenmerken niet kunnen doorgetrokken worden naar illegale organisaties. Volgens het hiërarchisch perspectief zou dit inderdaad moeilijk te interpreteren zijn. Dit perspectief denkt eerder aan rationaliteit door het feit dat vooropgestelde doelen worden geformuleerd door de bazen van de monolithische organisatie. Het economisch perspectief heeft wel ruimte voor bovengenoemde Weberiaanse begrippen. Dit is volgens mij alweer een punt van vergelijking waarbij de structuur/organisatievorm van zowel legale als illegale organisaties heel erg op elkaar lijken.

 

4.3.3. Valse bureaucratie

 

Nog een punt van vergelijking is het concept van de ‘valse bureaucratie’. Valse bureaucratie is het opleggen van regels in een organisatie die door de leden van die organisatie niet worden nageleefd. Het voorbeeld van Ruggiero is het verbod op roken in een bedrijf, dat dan met voeten wordt getreden door de werknemers van dat bedrijf. Het stereotiepe beeld van georganiseerde criminaliteit is veelal dus een monolithisch blok met aan het hoofd een capo, onderbaas, consiglieri, luitenanten, uitvoerders, enz… . Opnieuw, voor bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit zou dit kunnen kloppen, maar de veralgemening van dit beeld naar de meeste georganiseerde criminaliteitsvormen loopt mank. Nu, als men het vanuit het valse bureaucratie-element bekijkt, blijkt dit ook te kloppen voor georganiseerde criminaliteit. Een voorbeeld hiervan is het negeren van de New-Yorkse Bonnano ‘crime family’ van het verbod op het distribueren van drugs. Dit verbod werd op een bepaald niveau van de New Yorkse georganiseerde misdaad uitgevaardigd en dit werd genegeerd. De bekende spijtoptant van de Siciliaanse georganiseerde criminaliteit Tommaso Buscetta heeft ook iets dergelijks gezegd. Ook bij de Sicilianen werd een dergelijk verbod uitgevaardigd, maar de meeste groepen hielden er zich niet aan. Dit was ook het geval bij de Napolitaanse Camorra, toen men ontdekte dat veel zonen van Napolitaanse misdaadfamilies verslaafd werden aan heroïne. Een verbod werd uitgevaardigd, maar uiteindelijk hield niemand er zich aan. Het punt dat ik hier tracht duidelijk te maken, is dat, wanneer men het bekijkt vanuit het valse bureaucratie-element, men opnieuw verassende gelijkenissen tegenkomt (op organisatie/structuur niveau) tussen legaal en illegaal ondernemersschap. Alleen al dat er een soort van bureaucratie bestaat bij bepaalde vormen georganiseerde criminaliteit, is niet in overeenstemming met het populaire beeld van de ‘maffia’. Opgelet, met bureaucratie wordt hier geen grootschalige illegale (economische) entiteit bedoeld. Met ‘bureaucratie’ wordt hier meer een soort van intern gedragsreglement bedoeld.

Verder impliceert dit dat de leden van veel georganiseerde criminaliteitsgroepen een zekere autonomie hebben, net zoals in legale economische ondernemingen. Ergens vloeit dit ook voort uit het economisch perspectief, dat er meer vanuit gaat dat georganiseerde criminaliteit gebaseerd is op losse, flexibele partnerships. Dit alleen al veronderstelt naar mijn mening een zeker autonomie.

 

4.3.4. Verdeling van arbeid

 

Een andere vergelijking tussen legaal en illegaal ondernemerschap die verassend parallel loopt en een wezenlijk kenmerk van georganiseerde criminaliteit is, is de verdeling van arbeid[97]. Volgens Ruggiero is dit een kenmerk waarbij georganiseerde criminaliteit zich onderscheidt van andere vormen van criminaliteit. Georganiseerde criminaliteit heeft kenmerken van een ‘industrieel type’, dus die verdeling van arbeid waarin er werknemers zijn die enkel in hun segment werken en bijgevolg nooit hun werkgever zien. Dit betekent dat georganiseerde criminaliteit nood heeft aan crimineel geschoolde professionele criminelen en aan niet of minder crimineel geschoolde werknemers. Me dunkt is dit ook zo in het legale, in dit geval industriële, ondernemerschap. Qua structuur wordt de relatie toch redelijk parallel. Georganiseerde criminaliteit in staat is om en vooral heeft nood aan het mobiliseren van criminele arbeid[98] ( het is er zelfs een wezenlijk onderdeel van); het is makkelijk de vergelijking te maken met het mobiliseren van ‘gewone’ arbeid. En het geeft ons een diepere kijk op hun onderlinge relatie.

Een ander interessant punt van structuurvergelijking van de zogenaamd legaal-kapitalistische economie en georganiseerde criminaliteit - met betrekking tot de verdeling van arbeid dan - is dat er een soort spiegelwerking bestaat tussen de twee. Behalve dat, als men het even distinctief bekijkt, beide economieën getypeerd worden door een mate van verdeling van arbeid, weerspiegelt bijvoorbeeld specifiek de georganiseerde drugseconomie een aantal zaken van de legale economieën. Spijtig genoeg zijn het de lelijkste zaken. Er zijn specifieke kenmerken van de officiële kapitalistische samenleving die gereproduceerd worden in niet officiële economieën. Zoals reeds gezegd is verdeling van arbeid een kenmerk dat gereproduceerd wordt in illegale economieën. Eén kenmerk van het kapitalisme is dat planning van arbeid en de uitvoering van die arbeid gescheiden worden[99]. Dit is een kenmerk dat gereproduceerd wordt in illegale economieën, vooral in de drugseconomie. Verder is het zo dat vele arbeidsverhoudingen in legale, kapitalistische economieën gebaseerd zijn op gender en etnie[100]. Het is gewoon zo dat bepaalde arbeid, en dit is meestal niet de best betaalde arbeid, gedaan wordt door mensen uit een minderheid van een samenleving. Verder is het ook zo dat vrouwen, nog altijd in deze tijd, veelal minder betaald worden dan mannen voor hetzelfde soort arbeid. Dit kenmerk wordt ook weerspiegeld in de illegale drugseconomie. Men ziet daar dat de ‘gevaarlijkste’ arbeid, in termen van pakkans, veelal gedaan wordt door mensen uit een minderheid van die samenleving. Dus de twee economieën, officiële en niet-officiële, worden allebei gekenmerkt door een verticale structuur[101]. Dit doet mij besluiten dat dezelfde obstakels, obstakels om bijvoorbeeld niet horizontaal op te kunnen klimmen, spelen in de beide economieën. Een voorbeeld is dat zwarten in de drugseconomie van Londen zelden opklimmen in de drugsdistributienetten vanwege hun zichtbaarheid en het gebrek aan vertrouwen dat zij genieten[102]. Dit is ook de reden dat het concept van de “alien-conspiracy” in de georganiseerde criminaliteit wordt versterkt. Politie en gerecht pakken meestal die mensen op die op de laagste echelons van de georganiseerde misdaad zitten. Zoals uitgelegd zijn dit dan meestal mensen van een minderheid uit de samenleving, die daar zitten juist door diezelfde obstakels die spelen in de officiële economie.

 

 4.3.5. Marktregulatoren

 

Nog een interessant vergelijkingspunt inzake organisatie van georganiseerde criminaliteit is de organisatie van decriminele markten zelf. In illegale markten bestaan er functies die met gemak de vergelijking doorstaan met die van, ik gebruik de Engelstalige term hier, ‘market makers’. ‘Market makers’ zijn personen die toezicht houden op de beurzen, in het artikel dat ik daarover gelezen heb de New York Stock Exchange markt. De aandelenmarkt dus. Zij reguleren deze markt. Zij verkopen aandelen, houden toezicht op de verkoop en inkoop van aandelen, introduceren kopers, verkopers en andere gespecialiseerde spelers. Zij houden toezicht op contracten en betalingen en keuren aandelen goed[103]. In de criminele markten bestaan market makers ook. Zij staan in voor de regulering van de criminele markt. In legale markten kunnen spelers op die markt zich altijd wenden tot het wetsysteem als er zich problemen voordoen. In criminele markten ligt dit moeilijker. Toch moet er een zekere garantie bestaan dat ladingen toekomen, dat betalingen gedaan worden, dat er een logistieke steun gewaarborgd wordt enz…. . In het artikel waar ik deze kennis vandaan gehaald heb, wordt het onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘criminele marktondernemers’, de eigenlijke ‘syndicaten’, en ‘criminele marktorganisators’[104]. Een buitengewoon interessante invalshoek. Met andere woorden, ook de criminele markt moet enigszins gereguleerd worden en dit gebeurt door deze laatste categorie . Ook al is het zo dat georganiseerde criminaliteit een zekere ‘desorganisatie’ bezit, er is toch ook een bepaalde mate van ‘organisatie’. Nu is het interessant om te kijken wie de rol opneemt van deze organisators.

Het zijn vooral en met stip als eerste aangeduid : terroristische organisaties. Inderdaad, veel criminele ondernemers maken gebruik van terroristische organisaties om dreigingen uit te voeren als er iets misloopt bij bepaalde transacties. Terroristische organisaties hebben de naam en vooral de mogelijkheid om geweld te gebruiken. Een voorbeeld is een Libanees diamantair uit Antwerpen die bij concurrenten dreigde de hulp van de Hezbolla in te roepen als zij niet op tijd betaalden[105]. Georganiseerde criminelen maken hier dan ook gebruik van.

Een tweede groep van ‘criminele marktorganisators’ zijn politieagenten ( corrupte dan) en ex-politieagenten die nog veel contacten hebben in het politie- en gerechtelijk apparaat. Een derde geïdentificeerde marktorganisator zijn straatbendes. Deze laatste soort ‘criminele marktregulering’ gebeurt vooral in New York City.

Een voorbeeld uit een zeer bekende film zal de werking van deze criminele marktorganisators duidelijker maken. Dit filmvoorbeeld heb ik ook uit de wetenschappelijke bijdrage gehaald. De film in kwestie is ‘Goodfellas’ van Martin Scorsese.Niet onbelangrijk, deze film is gebaseerd op feiten. Weliswaar op een egodocument, dus het moet met de nodige kritische ingesteldheid behandeld worden, maar na een kleine zoektocht op het internet blijkt er toch veel van te kloppen. Toch zeker het punt uit de film dat ik hier wil aanhalen. Henry Hill, het hoofdpersonage uit de film werkt voor Pauli. Het personage ‘Pauli’ is gebaseerd op de echt bestaande figuur Paul Vario, een ‘underboss’ uit de New Yorkse Lucchese crime family. In de film zien we Pauli nergens echt zaken doen. Dit komt omdat zijn functie die was van zo een ‘criminele marktorganisator’. Het enige dat Pauli deed was bescherming bieden voor mensen die geen bescherming konden krijgen van de wet. Uiteraard in ruil voor een deel van de opbrengsten. Hiervan nam Pauli een deel voor zichzelf en de rest gaf hij door aan de grote bazen. Pauli nam dus zelf niet echt deel aan criminele activiteiten, hij dealde bijvoorbeeld zelf geen drugs of stal zelf geen containers. Neen, het enige wat hij deed was bescherming bieden, agenten omkopen en geschillen regelen tussen criminaliteitsondernemers.

Een beetje zoals de ‘martket-makers’ van de New York Stock Exchange.

 

 

4.4.De hedendaagse mensenhandel

 

Een hedendaags voorbeeld is de handel in mensen. In deze handel zijn er enkele premissen : ten eerste, de arbeid van mensen uit bepaalde landen en gebieden is goedkoper dan de arbeid van mensen uit de gebieden waar het werk zich bevindt; een tweede premisse is dat door een aantal socio-economische gebeurtenissen, het westen zeer aantrekkelijk lijkt voor die goedkope arbeidskrachten. Door de verschijning van specifieke immigratiewetgeving ( bijvoorbeeld ‘Fort Europa’) en aldus de situatie die op die manier gecreëerd wordt, ontstaat er een handel in die mensen. Deze handel geeft oplossingen aan contradicties en dilemma’s die door het kapitalistisch systeem worden gegenereerd.

Een traditioneel en stereotiep zicht op deze handel impliceert dat deze handel volledig in handen is van de georganiseerde criminaliteit. Die ‘andere’ economie dus, de ‘zwarte’, de ‘parallelle’, de niet-officiële. Wat voor een gedeelte waar is natuurlijk. Maar als men deze handel bestudeert en analyseert, komt men tot de conclusie dat de werkelijkheid niet zo eenvoudig is. Er is een mix van illegale ondernemingen, quasi legale en volkomen legale agentschappen ( soms zelfs in dienst van overheden), die allemaal ondernemers zijn in deze branche.

Het is leerzaam om eerst iets te zeggen over het mechanisme en de structuur van de mensenhandel en de daarbij horende goedkope arbeidsmarkt:

1) er zijn de internationale bedrijven, met het moederbedrijf meestal in westerse landen, die op zoek zijn naar goedkope arbeidskrachten. Dit zijn legale, gevestigde bedrijven met meestal dochterbedrijven in ‘onderontwikkelde’ landen.

2) Deze, veelal internationale bedrijven hebben tussenpersonen, agentschappen die legaal geregistreerd zijn in bijvoorbeeld Hong Kong ( als die internationale bedrijven zich op de Aziatische markt bevinden). Alleszins zijn deze tussenpersonen legale, of semi-legale agentschappen die het eigenlijke zoekwerk doen naar goedkope arbeidskrachten.

3) Deze ‘agentschappen’ hebben contacten en contracten, in het voorbeeld met de Aziatische markt, met Chinese gevangenissen. Ook deze agentschappen kunnen het eigenlijke zoekwerk uitbesteden aan bijvoorbeeld georganiseerde criminele groepen, de ‘maffia’. Deze agentschappen kunnen ook zelf een georganiseerde criminele groep zijn. Er bestaat niet zoiets als dé structuur in deze handel.

 

In de literatuur wordt er gewag gemaakt van drie fasen in de eigenlijke handel van mensen[106].

Er is a) het rekruteren van illegale migranten

 

b) het verschepen van immigranten naar ‘transitplaatsen’ en naar de plaatsen van bestemming

            c) de controle van immigranten als hun reis gedaan is.

 

Verschillende groepen kunnen werkzaam zijn in elk van deze fases en niet elk van deze groepen zijn organisaties die normaal onder de noemer van conventionele georganiseerde criminaliteit vallen[107]. Meer zelfs, het bewijsmateriaal in zulke zaken zegt namelijk niet dat conventionele georganiseerde criminaliteit het monopolie bezit op deze drie fasen[108]. Agentschappen en organisaties die geen deel uitmaken van conventionele georganiseerde criminaliteit kunnen actief zijn in één of meerder fases van de mensenhandel[109].

Wat de auteur van het boek - waaruit ik deze gegevens heb - vooral interesseert, zijn de agentschappen die gespecialiseerd zijn in de rekrutering van mensen uit ‘ontwikkelingslanden’ die officieel opzoek zijn naar werk in de ‘ontwikkelde’ landen. Wat heel ‘interessant’ is (voor zover we dit woord kunnen gebruiken in deze triestige handel) aan deze agentschappen is dat zij volledig buiten de illegale netwerken vallen die traditioneel geassocieerd worden met conventionele criminaliteit[110]. Let wel, deze agentschappen zijn veelal legaal geregistreerd. Zij passen dezelfde methoden en technieken toe als de georganiseerde criminaliteitsgroepen. Deze methoden en technieken duiken veel op in de media. Eén van die technieken is dat, wanneer de mensen toekomen op de plaats van bestemming, deze mensen eerst lang en hard moeten werken om de schulden van hun reis terug te betalen. Ook deze agentschappen beloven de mensen waarin zij handelen een andere job dan het eigenlijke werk dat ze moeten doen. Deze mensen worden voornamelijk huisbedienden. Deze, nogmaals, ‘legale’ agentschappen dreigen er ook mee om de immigranten aan te geven als zij verzaken aan hun werk. Het zijn ook dit soort agentschappen die op de Aziatische huwelijksmarkt opereren[111].

Een uitloper van deze markt is bijvoorbeeld een zwarte markt van visa’s [112]. Op deze markt komt men dan ambassadepersoneel tegen, douanepersoneel, ambtenaren van ministeries van buitenlandse zaken, vertegenwoordigers van zulke agentschappen, vertegenwoordigers van georganiseerde criminele groepen, enz…. . Een ander voorbeeld is dat veel van deze immigranten in de voedselindustrie terechtkomen. Het moet gezegd dat het voedsel dat deze illegale arbeiders produceren, gekocht wordt door de grote Britse supermarktketens[113]. Het vuile werk wordt door de grote ondernemingen geëxporteerd naar andere groepen.

 

De zaken die ik met dit voorbeeld van deze actuele handel wil aantonen zijn, in het kort, de volgende:

 

A) In deze handel zijn er veel mogelijkheden tot partnerships tussen ondernemingen in de zogezegde legale, economische arena en ondernemingen in de niet officiële economische arena. Dit kunnen semi-legale ‘agentschappen’ zijn, georganiseerde criminaliteit, enz… .

 

B) Het beeld dat van deze handel wordt opgehangen in de media en door andere instanties is dat deze handel traditioneel in handen is van conventionele georganiseerde criminaliteit.

Als men de handel maar even bestudeert, komt men tot het besluit dat de werkelijkheid iets anders zegt, namelijk dat georganiseerde criminaliteit maar één van de spelers op deze markt is.

 

C) De handel in mensen geeft duidelijk weer hoe de vuile zaken’ van legale, gevestigde, meestal westerse bedrijven worden uitbesteed aan andere groepen en dat het op het eerste zicht lijkt dat deze niets met elkaar te maken hebben.

We kunnen ons de vraag stellen wie nu het meest sociale schade creëert ? De grote westerse bedrijven die een blijvende vraag hebben naar goedkope arbeidskrachten of de soms, zeker niet altijd, criminele groepen die zich bezighouden met rekrutering, verscheping en controle van die arbeidskrachten? De daaruit volgende vraag is niet minder interessant, namelijk wie is nu de (georganiseerde) crimineel? Nog een andere vraag zou bijvoorbeeld kunnen zijn, met betrekking tot deze handel, of er hier wel een onder- en een bovenwereld bestaat? Als men het strafrechterlijk predikaat zou kunnen wegdenken, en de bijhorende ‘misperceptie’ over de verschillende actoren in de mensenhandel, zou men tot schokkende(re) conclusies kunnen komen. Men zou kunnen zeggen dat er hier één grote ‘bazaar’ is, één grote werkplaats waar (als men enkel kijkt naar het label en niet naar het intrinsieke gedrag) legaal en illegaal, crimineel en niet-crimineel elkaar zonder al te veel problemen ontmoeten.

 

D) Als men het voorbeeld van de hedendaagse handel in een vergelijkend perspectief plaatst met de vroegere opiumhandel ( zie hoofdstuk 2), concludeer ik dat dezelfde kapitalistische motieven en mechanismen aan het werk zijn. Zoals gezegd zijn bepaalde zaken soms iets meer verhullend, iets complexer. Bijvoorbeeld het geweld dat gebruikt op de illegale immigranten gebeurt niet door de grote, gevestigde ondernemingen zelf. Dat is duidelijk. Bij de opiumhandel was het duidelijker wie dat geweld gebruikte, namelijk dezelfde actoren die de handel bedreven.

Daarom vind ik het voorbeeld van de mensenhandel leerrijk, omdat het een goede weergave is van de actuele relatie tussen georganiseerde criminaliteit en kapitalisme.

De conclusie die Block maakt in verband met de opiumhandel is, zoals reeds gepostuleerd, dat het niet onmogelijk is voor regeringen om concretere stappen te ondernemen om alleszins toch méér heroïne- en opiumhandel te elimineren dan nu. Zij deden dit niet wegens de oplossingen die de winsten van de opiumhandel bieden aan contradicties en dilemma’s van het kapitalistisch systeem. Welnu, ik ben van mening dat zijn conclusie ook volledig opgaat voor de achterliggende motieven en mechanismen van de hedendaagse handel in mensen. De contradictie van het kapitalisme als systeem is namelijk dat er op een niet zo heel verre afstand van Fort Europa een goedkope arbeidmarkt ligt met veel mensen die hier willen komen werken en die nodig zijn om het systeem hier voor een groot (of het grootste) gedeelte in stand te houden. Men hoeft ook niet zo heel veel verbeelding te bezitten om te beseffen dat het handelsgedrag, werkzaam in de handel in mensen, héél sterke gelijkenissen vertoont met het handelsgedrag van de actoren in de opiumhandel. Wel is het zo dat er, vergeleken met de tijd van de opiumhandel,in deze huidige tijd een aantal paradigma’s zijn bijgekomen. Ik denk aan sociale paradigma’s, mensenrechtenparadigma’s, kinderrechtenparadigma’s,… . Kortom het politieke heeft op het economische een aantal correcties gebracht die het kapitalisme als systeem in de tijd van de opiumhandel niét had. Maar opnieuw, de mensenhandel toont ons mijn inziens dat het handelsgedrag zelf nog altijd heel veel gelijkenissen heeft met dat van de tijd van de opiumhandel. Het kapitalisme werkzaam in de mensenhandel heeft deze correcties ook niet.

 

 

4.5. Besluit

 

Uiteraard wordt met dit hoofdstuk niet gezegd dat, op het niveau van structuur en organisatie, legaal ondernemerschap=illegaal ondernemerschap, met enkel de strafrechterlijke grens als énige verschil. Of dat criminele markten exact dezelfde werking hebben als officiële markten. Er zijn wel degelijk verschillen. Maar hier wordt toch wel voorzichtig geprobeerd om het gangbare idee dat er een duidelijk afgescheiden boven- en onderwereld bestaat, op de helling te zetten. We hebben in dit hoofdstuk geleerd dat er, inzake structuur en organisatie, toch wel veel en heel frappante gelijkenissen zijn tussen georganiseerde criminaliteitsgroepen en ‘gewone’, legale kapitalistische ondernemers. Toch alleszins meer dan klassieke modellen (zoals het hiërarchisch model), de populaire media en sommige politie- en gerechtelijke diensten ons doen geloven. Als men, zoals in dit hoofdstuk is gebeurd, komt tot intrinsieke gelijkenissen inzake structuur en organisatie, kan men zeggen dat de relatie tussen legale en misdaadondernemers niet zó veraf is. We hebben alleszins getracht om – qua structuur -een diepere kijk weer te geven op hun onderlinge relatie. Toch klinkt deze wiskundige uitdrukking (legaal ondernemerschap=illegaal ondernemerschap, met als enige verschil de strafrechterlijke grens) na het lezen van de lectuur omtrent mijn onderwerp toch niet zo heel gek.

Ook hebben we kennis gemaakt met een aantal modellen die ons nuttige informatie kunnen bezorgen als we beide soorten ‘kapitalisten’ vergelijken met elkaar. Die modellen geven ons bepaalde antwoorden zodat we soms verplicht zijn om niet meer te spreken over verschillende ‘soorten’ kapitalisten.

Wat als centraal gegeven uit dit hoofdstuk naar voren kan gebracht worden, is dat een aantal kenmerken van georganiseerde criminelen en criminele markten dezelfde zijn als bij legale ondernemers en legale markten, maar in een andere vorm en verpakking. Dit gegeven komt duidelijk tot uiting in het voorbeeld van de mensenhandel. In die handel is het zeer moeilijk om distincties te trekken, in organisatievorm, tussen zogenaamde georganiseerde criminaliteit, semi-legale agentschappen en gevestigde bedrijven. De organisatie van deze handel zelf is uiterst complex. Men kan niet zomaar bepalen wie een legaal of illegaal ‘label’ heeft. Ook het beeld dat men meestal uit de media krijgt zou doen vermoeden dat deze handel volledig in handen is van conventionele georganiseerde criminaliteit. Dit blijkt niet waar te zijn. In het volgend hoofdstuk zal dit nog duidelijker worden. De oorzaken van deze mensenhandel buiten beschouwing gelaten is het in deze handel moeilijk om te detecteren wie nu ‘aan georganiseerde criminaliteit doet’ en wie niet. Vooral het feit dat de echt vuile zaken door de gevestigde ondernemingen, deze dus met een zekere status, worden geëxporteerd naar conventionelere vormen van georganiseerde criminaliteit, maakt een zekere detectie er niet makkelijker op. Door de organisatie van de mensenhandel en de door uiteenlopende soorten ondernemingen die in deze handel actief zijn kunnen we voorzichtig besluiten dat er niet zo héél veel verschil is tussen legaal, commercieel kapitalisme en georganiseerde criminaliteit. Het is allebei een vorm van kapitalisme in werking, maar enkel in een andere verpakking, in een andere vorm. Het verschil is dat georganiseerde criminaliteit ‘kapitalisme’ veel meer tot uiting laat komen dan een legaal, gecorrigeerd kapitalisme. Deze opgenoemde zaken gelden althans voor de handel in mensen.

Door de conclusies uit het voorbeeld van de mensenhandel, kunnen er volgens mij ook een aantal algemenere besluiten getrokken worden, die specifiek gaan over de relatie die georganiseerde criminaliteit heeft met legaal ondernemerschap. Dit lijkt me een goede locatie in de scriptie om dit te doen.

In de inleiding van deze scriptie werd gesproken over het allereerste idee voor dit onderwerp, namelijk dat georganiseerde criminaliteit een vorm, of een ultieme vorm van ‘antikapitalisme’ is. Veel elementen tot nu toe doen me ertoe besluiten dat eigenlijk het omgekeerde waar is. Het lijkt me gerechtvaardigd te zeggen dat georganiseerde criminaliteit kan gezien worden als een concept waarin het wezen van het kapitalisme zeer goed tot uiting komt. Ziegler gaat hierin verder. Hij omschrijft georganiseerde criminaliteit als het opperste stadium van kapitalisme [114]. Alhoewel in dit werk eenzelfde toon wordt aangehouden, heb ik toch moeite met dat ultieme, in de zin van het woord ‘opperste’. De historische opiumhandel kan bijvoorbeeld ook als een ‘opperste’ stadium van kapitalisme gezien worden. Maar zijn logica wordt hier wel grotendeels gevolgd. Als men het concept ‘georganiseerde criminaliteit’ ziet als een vorm waarin ‘kapitalisme als systeem’ kan verpakt worden, dan laat georganiseerde criminaliteit het economisch systeem ‘kapitalisme’ zeer goed tot uiting komen. Het wezen, de bijna pure vorm van ‘kapitalisme’ kan men duidelijk waarnemen als het in een context van georganiseerde criminaliteit wordt bedreven.

Ziegler laat in zijn boek ook een ex- hoofdcommissaris aan het woord van de afdeling ‘Georganiseerde Misdaad’ van de recherche van de grootste Duitse deelstaat, Nordrhein-Westfalen en die zegt hetzelfde zo:

De georganiseerde misdaad is een vorm van verscherpt kapitalisme[115].

Ik denk dat dit ‘kapitalisme’, het kapitalisme dat specifiek door georganiseerde criminaliteit bedreven wordt, in volle werking kan treden door de zeer grote bewegingsvrijheid die het krijgt. We krijgen ‘kapitalisme’ te zien in een rauwe, authentieke vorm. Uiteindelijk begeeft een beetje serieuze georganiseerde criminaliteit zich in een grote vrijheid. Het is zoals Ziegler de zaken verwoordt : het verdrag met de staat, le ‘contrat social’, zegt hen niets [116]. Dit georganiseerd criminaliteitskapitalisme is te vergelijken met het kapitalisme in werking ten tijde van de opiumhandel.

 

 

HOOFDSTUK 5: VERGELIJKINGEN VAN ETHIEK EN HANDELSGEDRAG TUSSEN LEGALE EN ILLEGALE ONDERNEMINGEN

 

5.1. Inleiding

 

In het dagelijks leven en ook in de criminologie wordt er nog altijd veel gefocust op de “wie”-vraag. Soms meer dan op de “wat”-vraag. Het is naar mijn mening nuttiger - en dat is ook de bedoeling van dit werk - om te focussen op een bepaald soort gedrag, in deze context een “business-behaviour”, dan op wie dat gedrag nu stelt. Zoals Ruggiero het verwoordt wordt illegaal gedrag, gepleegd door mensen uit de (sociologisch gezien) hogere klassen nog altijd gezien als ‘quasi-criminele overtredingen’; de algemene immoraliteit van deze mensen wordt niet direct in vraag gesteld Als hetzelfde gedrag gepleegd wordt door mensen die deel uitmaken van conventionele georganiseerde criminaliteit, dan worden deze daden bijna altijd direct gelabeld als zijnde crimineel[117]. Vandaar de conclusie van de auteur en van ondergetekende, dat het misschien nuttiger is om te focussen op de natuur, de karakteristieken en de methoden van zulke overtredingen in plaats van altijd het profiel te benadrukken van wie nu deze overtredingen pleegt. De “wat”-vraag is in zulke gevallen veel nuttiger dan de “wie”-vraag. Op die manier komen we ook tot een meer heldere en diepere kijk op de relatie tussen kapitalisme ( “legaal” ondernemerschap) en (conventionele) georganiseerde criminaliteit ( “illegaal” ondernemerschap). Zeker als men het paradigma van sociale impact en/of sociale schade in acht neemt en als men het criminaliteitslabel van bepaald gedrag wegneemt, kan men zeker tot de conclusie komen dat legale handel even schadelijk kan zijn, zo niet meer, als conventionele georganiseerde criminaliteit[118].

Als men kijkt naar de (sociale) gevolgen van handelsgedrag, zouden we misschien kunnen komen dan een andere indeling van handelsgedrag dan dat het strafrecht ons aanbiedt. Dit zou een thema kunnen zijn voor een ander werk. In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar gemeenschappelijke factoren in ‘gewoon’ kapitalistisch ondernemingsgedrag en het handelsgedrag van georganiseerde criminaliteit. We zullen zien dat de balans van de gevolgen van zulk gedrag, in termen van sociale impact en/of sociale schade, in veel gevallen even zwaar doorweegt. We zullen ook zien dat die balans in veel gevallen negatief doorweegt ten nadele van het ‘gewone’ kapitalisme.

Zoals geschreven handelt dit werk over enerzijds legaal, en anderzijds illegaal ondernemerschap. We schrijven het hier nu wel distinctief op, maar eigenlijk is dit niet het paradigma waarmee we in deze scriptie werken, of beter gezegd, naar toe werken. Vandaar dat we beginnen bij een gemeenschappelijke component van de twee, namelijk ‘ondernemerschap’. Via het benoemen van een aantal karakteristieken zullen we zien dat er een aantal gemeenschappelijkheden in dit begrip vervat zijn, die opgaan voor de beide soorten van ‘ondernemerschap’( legaal en illegaal). Zo bekijken we de relatie tussen legaal, ‘gewoon’ kapitalistisch ondernemerschap en illegaal, georganiseerd crimineel ondernemerschap vanuit een iets andere invalshoek.

Na deze algemene ietwat theoretische uiteenzetting, zal ik iets langer stilstaan bij een interessante casestudie, die de voorgaande zaken goed illustreert. Bij de uiteenzetting van deze case zal trachten duidelijk gemaakt worden dat de ethische relatie tussen legaal en illegaal ondernemerschap in veel gevallen opvallend gelijkloopt. Na deze eerste ‘case’ bekijken we een tweede zaak. Deze zaak is zo mogelijk nog interessanter omdat hier een bepaald handelsgedrag wordt getoond van een grote, legale onderneming. Dit ‘gewoon’, ‘legaal’ handelsgedrag zou perfect gesteld kunnen worden door een conventionele georganiseerde criminaliteitsgroep.

Toch nog even herhalen dat ‘gedrag en ethiek’ volgens een sociale schade/sociale impact- criterium bekeken wordt. We gaan ons hier meer toespitsen op de “wat -vraag” dan op de “wie - vraag”.

 

 

5.2. Ondernemerschap, risico en deviantie

 

Een centraal begrip in het concept van ‘ondernemerschap’ is risico. Dit begrip komt voor in alle vormen van ondernemerschap. Volgens Sombart betekent dit concreet hebzuchtigheid, activiteit en het verlangen om je buurman te plunderen[119]. Dit staat volgens deze auteur centraal in de ondernemingsgeest. Let wel, in de optiek van Sombart betekent dit in de ‘legale’ ondernemingsgeest. Bruikbaar is misschien het gegeven dat Sombart deze notie definieerde in de tijden van de ‘robberbarons’, de Chryslers, de Vanderbilts, … .

Een ander centraal begrip in de notie van ondernemerschap is dat dit zich bijna altijd kenmerkt door een zekere vorm van deviant gedrag, zeker en vooral bij legale ondernemingen. Het is als het ware “tegen de stroom inzwemmen”[120]. Dit vind ik heel interessant omdat, door het concept ondernemerschap zo voor te stellen, de gelijkenissen tussen legaal en illegaal ‘kapitalisme te bedrijven’ duidelijker worden. Ook wordt zo de misperceptie tussen illegaal ondernemerschap en ‘gewoon’ kapitalistisch gedrag voor een stuk minder mistig.

Een voorbeeld van legaal deviant gedrag is dat bijna alle industrieën productiecentra opzetten in lageloonlanden. Op die manier ontwijkt men belastingen, sociale bijdragen, veiligheidsaspecten en zelfs mensenrechten. Het vraagt niet zo veel verbeelding om zulk gedrag als een vorm van ‘crimineel’ gedrag te zien. Maar op het continuüm van legaal gedrag naar zeer illegaal gedrag, wordt zulk handelsgedrag in het algemeen aanzien als zijnde niet illegaal. Volgens Ruggiero wordt zulk illegaal gedrag geëxporteerd naar gebieden waar dit niet wordt aanzien als illegaal gedrag. Interessant aan zulk gedrag is dat er veelal een rationaliseringsproces mee gepaard gaat. Bij bijvoorbeeld de tabaksindustrie en de handel in exotische dieren is de rationalisering veelal dat er een druk vanuit de consument bestaat om te voldoen aan de vraag van die consument. Een zelfde argument dat gebruikt wordt door de heroïnedealer[121]. Wat ik me afvroeg bij zulke toestanden is de vraag naar het verschil tussen illegaliteit decentraliseren (door de legale ondernemingen die hun ‘illegaal’ gedrag exporteren naar andere gebieden) of illegaliteit die lokaal gehouden wordt (een criminele groep die op grote, of op minder grote, schaal drugs distribueert in een bepaald gebied). Wat is het verschil, wie is de crimineel? Wat is het verschil in sociale schade?

Een ander aspect van legaal kapitalistisch gedrag, dat al in het vorig puntje aan bod kwam, is dat ‘legale’ ondernemers in veel gevallen de zogezegde principes van het kapitalisme met voeten treden. Voorbeelden zijn : price-fixing, goedkopere arbeidskrachten zoeken in het buitenland, insider-trading, steekpenningen betalen om bepaalde contracten binnen te halen, industriële spionage,…. . Nihil novi sub sole. Maar als men dan zegt dat georganiseerde criminaliteit “anti-kapitalisten” zijn doordat ze bijvoorbeeld oneerlijke concurrenten zijn (doordat ze zich in de legale economische arena begeven met een aanzienlijke financiële voorsprong door hun illegaal verworven kapitaal, verkregen door bijvoorbeeld hun enorme drugswinsten te investeren in legale ondernemingen), slaat men volgens mij de bal wel degelijk mis. Deze praktijken worden evenzeer door ‘legale’ kapitalistische ondernemingen toegepast. In een andere vorm weliswaar, maar het argument dat georganiseerde criminaliteit het alleenrecht heeft op het predikaat van “anti-kapitalisten”, valt hierdoor in het water. Mijn inziens is de ethische relatie tussen ‘legaal’ kapitalisme en georganiseerde criminaliteit in veel gevallen heel nauw.

 

 

5.3. Gemeenschappelijke methodes, technieken en tactieken

 

Legaal ondernemerschap en legaal kapitaal beginnen dezelfde methoden, technieken en tactieken aan te nemen als (conventionele) georganiseerde criminaliteit[122]. Ook georganiseerde criminelen leren de technieken, methoden, tactieken en praktijken op hun beurt aan van legale kapitalistische ondernemingen en organisaties. Klassieke voorbeelden hiervan zijn carrouselfraude en witwastechnieken. Maar het is evenzeer zo dat legale ondernemingen ( en bijgevolg de vormen van illegaal gedrag die een legale organisatie ‘produceert’) zeker de manier van zakendoen overnemen van georganiseerde criminelen. Immers, zoals criminoloog Ponsaers terecht opmerkt : “Als de georganiseerde criminaliteit kan leren uit de organisatiecriminaliteit, dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat het omgekeerde mechanisme niet mogelijk zou zijn[123].” Een interessant gegeven hierbij is dat, wanneer georganiseerde criminaliteit zich inlaat in bijvoorbeeld ingewikkelde fraudemechanismen, zij deze mechanismen niet zelf ‘uitvinden’. Integendeel, wanneer georganiseerde criminaliteit zich inlaat met ingewikkelde fraudes, neemt zij technieken en methoden over om deze fraude te plegen die al gevestigd zijn in de ‘legale’ economische arena waarin de georganiseerde criminaliteit zich begeeft[124].

De bekende maffiasocioloog Pino Arlacchi zegt hier ook iets nuttigs over. Volgens hem heeft specifiek de Italiaanse en Siciliaanse maffia, een ‘ondernemingstransformatie’ ondergaan. Deze georganiseerde criminaliteitsgroepen zijn zich specifiek met winstaccumulatie gaan bezighouden, daar waar zij vroeger misschien meer de nadruk legden op de macht die zij hadden en niet zozeer het kapitaal[125]. Dit werd ook in de kranten gesuggereerd bij de arrestatie van maffiakopstuk Bernardo Provenzano. Terwijl zijn voorganger Salvatore Riina een oorlog tegen de Italiaanse staat aan het voeren was, met als drastisch dieptepunt de moorden op de onderzoeksrechters Borsellino en Falcone, maakte Provenzano de Siciliaanse georganiseerde criminaliteit meer ‘economischer’[126]. Financiële inkomsten primeerden op werkelijke macht.

Deze groepen hebben deze technieken en methoden niet uitgevonden. Zij bestonden al. Ze hebben ze zich enkel laten aanleren. Nog een aspect dat bij dit voorbeeld kan aangehaald worden is dat georganiseerde criminaliteit flexibel is, en niet een statisch concept. In populaire beschrijvingen van georganiseerde criminaliteit wordt dit aspect nogal eens verwaarloosd.

 

Voor vele multinationals zijn de technieken van intimidatie, corruptie, omkoping, bedreiging, invloed verwerven bij officiële instanties…. niet vreemd. Een voorbeeld (casestudie 2) later in de tekst zal dit duidelijker maken.

Als men bepaalde kenmerken bekijkt, die men traditioneel toekent aan georganiseerde criminaliteit, dan kan men zeker argumenteren dat veel van deze kenmerken ook opgaan voor zogenaamde ‘legale’ ondernemingen. Een mooi voorbeeld is corruptie. Een sprekend voorbeeld hiervan is de recente film ‘Syriana’ met de bekende acteur George Clooney ( deze film is gebaseerd op feiten). Het voorbeeld dat ik hierbij wil sleuren is de scène waarin een verbaasde medewerker van een Amerikaanse oliebedrijf wordt beschuldigd van corruptie door een private onderzoeker van een ander bedrijf. De conclusie van zijn uitleg is, nadat hij bekomen is van de beschuldiging van corruptie, dat zonder corruptie de petroleumsector gewoonweg niet kan werken.

 

Voorziening van illegale goederen en commoditeiten gebeurt door collectieve actoren die zeer op elkaar gelijken en die actief zijn op zowel legale als illegale markten.[127].

Dit principe geldt bijvoorbeeld voor de wapen- en sigarettensmokkel en voor bepaalde witwasdiensten. Diegenen die deze producten of diensten veelal aanbieden zijn meestal medewerkers van het (legale) bedrijf zelf die deze producten verkopen zonder de toestemming van dat bedrijf. In heel veel gevallen - dit geldt specifiek voor de sigarettenproducenten - zijn het ook de bedrijven zelf die deze producten verkopen via illegale of ondergrondse kanalen om zo hun verkoop en hun winst te vergroten[128].

Wat men op zijn minst kan zeggen is dat normale en criminele commerciële activiteiten analogieën en gemeenschappelijke punten hebben inzake hun handelsgedrag en inzake de ethiek die zij hanteren wanneer zij zaken doen.

 

Zo komt men tot een interessant punt. Paoli komt in haar artikel tot de conclusie dat men een scheiding kan waarnemen van georganiseerde criminaliteit en het aanbod van illegale goederen[129]. Met andere woorden, illegale goederen worden ook aangeboden door ‘legale’ ondernemingen, zie het voorbeeld van de wapen- en sigarettensmokkel. Dus er zijn goede redenen om te twijfelen aan de nog altijd wijd verspreide veronderstelling dat illegale goederen door grootschalige criminele ‘syndicaten’ op de internationale markt worden aangeboden, als tegenhanger van hun legale ‘broers’.

Het is ook zo dat crimineel kapitaal legaal kapitaal dwingt om zo weinig mogelijk geld af te dragen aan belastingen van nationale staten, enkel om met dit illegaal kapitaal te kunnen wedijveren[130]. Dit uit zich in het feit dat deze beide vormen van kapitaal zeer dikwijls hun toevlucht nemen tot zogenaamde belastingparadijzen.

Een eerste casestudie die hier tamelijk uitgebreid besproken zal worden, ondersteunt deze stelling. We blijven een tijdje stilstaan bij dit geval omdat het a) bovenstaande stelling ondersteunt, b) we tot een aantal interessante conclusies kunnen komen met betrekking tot bovenstaande stelling c) en omdat in deze case op een duidelijke manier de wazige grenzen tussen legale en illegale ondernemingen wordt aangetoond.

 

Toch laten we eerst nog een dissonant geluid horen. Louise Shelley zegt dat, wanneer criminelen ingebed zijn in de legale economie, zij zich zelden gedragen als legale zakenmannen[131]. Met een paar voorbeelden denkt zij dit te kunnen illustreren. Zij zegt in haar artikel dat veel Russische banken die geïnfiltreerd zijn door de Russische georganiseerde criminaliteit, geen functie hebben als leenorganisaties en als bronnen van kapitaal, maar dat zij enkel witwasinstrumenten zijn. Hetzelfde voor de Mexicaanse oligarchen die rijk geworden zijn door staatsprivatiseringen[132]. Volgens diezelfde auteur bespreken zij (de Mexicanen) hoe zij hun geld, verkregen door hun drugsoperaties, kunnen witwassen via hun legale zaken[133]. Mijn mening is dat dit weliswaar het geval kan zijn, namelijk dat er bepaalde banken zijn die enkel en alleen de functie van witwasinstrument hebben. Het is algemeen geweten dat bijvoorbeeld er op belastingparadijzen in de Caraïben duizenden, letterlijk!, Russische banken gevestigd zijn. Dit zijn uiteraard enkel maar postbusbanken of virtuele banken. Vanzelfsprekend zijn dit enkel en alleen maar witwasinstrumenten van de georganiseerde misdaad. Maar het geluid dat ik met deze scriptie wil laten horen is toch bijna het omgekeerde dan wat Shelley postuleert. Het is in de lijn met wat Naylor zegt. Hij zegt dat er een tendens is dat zwarte markten, dus de markten waar ook de georganiseerde misdaad een grote speler in is, ingebed worden/zijn in de legale markten[134]. Dit werd elders al in deze scriptie naar voren gebracht. Er zijn nog weinig banken die enkel en alleen witwasfuncties vervullen (behalve dan de duizenden postbusbanken op offshore paradijzen, maar hier kan men bezwaarlijk over banken pur sang spreken me dunkt). Neen, respectabele banken doen naast hun legale bankactiviteiten ook witwas- en andere duistere praktijken. Eén van dé voorbeelden is de Bank of Credit and Commerce International, de BCCI. Deze bank was gedurende haar bestaan, 1972-1991, een internationaal gerespecteerde bank, in alle continenten gevestigd en bezat filialen in 73 landen. In de raden van bestuur en de met haar verbonden vennootschappen zaten vorsten van de regerende dynastieën van Saoedi-Arabië en de Golfemiraten, voormalige ministers van de Verenigde Staten en van Europese staten, Britse aristocraten en voormalige presidenten of algemeen directeuren van westerse multinationale banken[135]. De bank bleek een financier te zijn van enorm veel misdaadoperaties en bleek uiteindelijk zélf een immens misdaadimperium te zijn. Intercontinentale drugshandel, oorlogswapenhandel, belastingvlucht, losgeld van terrorisme en enorme bedragen die corrupte ministers en hoge functionarissen over de hele wereld verdienden, werden witgewassen en opnieuw geïnvesteerd[136]. Saddam Hoessein, Samuel Doe, Manuel Antonio Noriega, Joseph Desiré Mobutu, het waren allemaal klanten van deze bank. Tegelijkertijd kreeg zij de controle over vele industriële bedrijven, handels -en verzekeringsmaatschappijen en banken in de hele wereld[137]. Zij had dan ook nog eens een ideologische functie in bepaalde delen van de wereld. De oprichter en eigenaar van deze bank was de charismatische en buitengewoon intelligente Agha Hasan Abedi. Deze sjiitische Pakistaan genoot een enorm aanzien en was bevriend met vele staatshoofden en regeringsleiders. Ik haal dit voorbeeld van het fascinerend bestaan van deze bank en haar oprichter enkel aan om aan te tonen dat legaal en illegaal ‘kapitalisme bedrijven’ door elkaar loopt. De relatie tussen georganiseerde misdaad en ‘gewoon’ kapitalisme wordt en is op zijn minst gezegd innig. Veel inniger dan in veel literatuur en vooral media wordt aangenomen.

 

Buiten de tegengestelde visies van Naylor en Shelley ligt mijn persoonlijk punt ook in boven neergepende lijn. Het handelsgedrag van legaal en illegaal kapitalisme wordt inniger en inniger. Ik ga dan ook niet akkoord met de stelling van Shelley, namelijk dat criminelen zich zelden gaan gedragen als legale zakenmannen. Het is volgens mij beetje andersom. Legale zakenmannen beginnen zich, of zijn al lang bezig met hetzelfde ondernemersgedrag te vertonen als criminelen. Vandaag is het soms zeer moeilijk, laten we ‘vandaag’ de 20ste en de 21ste eeuw noemen, om te onderscheiden wie eigenlijk de crimineel is. Paul Vario, de underboss uit de Lucchese crime family of Agha Hasan Abedi? Tussen de regels door kan men aannemen dat Shelley ergens ook nog distinctief denkt over dit soort gedrag. Legaal en illegaal ondernemersgedrag naast elkaar. Dit is nu net een punt dat voor een zeer groot deel betwist wordt in deze scriptie. Het hedendaags, laten we het modern noemen, kapitalistisch handelsgedrag is veel waziger, veel minder distinctief. We eindigen met een korte tekst uit een wetenschappelijke bijdrage van Paul Verbraeken: “In de financiële bovenwereld heerst een uitgesproken schizofrene mentaliteit betreffende de vermenging van goed en kwaad.”[138]

 

 

5.4. Casestudie 1 : Subsidiefraude in de Europese Gemeenschap[139]

 

De feiten

 

Een grote fraudezaak tegen de financiële belangen van de Europese Unie waarbij er zowel legale als illegale ondernemingen betrokken waren, waarbij er complexe constructies op touw werden gezet, waarbij er véél geld in het spel was en die dan nog eens lang duurde (minstens 3 jaar).

 

De achtergrond

De Europese Gemeenschap legt heffingen op aan agriculturele importen van niet Europese Gemeenschapsleden.

De Europese Gemeenschap legt heffingen op aan suikerproducenten.

De EG legt douanetaksen op aan importartikelen en vraagt financiële contributies van elke lidstaat overeenkomstig naar de mogelijkheden van die lidstaat.

De EG betaalt exportsubsidies om het verschil tussen de wereldmarktprijzen en de Europese marktprijzen te overbruggen.

Dit alles heeft als doel om voldoende voeding, prijsstabiliteit, een hoge standaard van landbouwproducten en een redelijk inkomen voor de landbouwersbevolking te waarborgen.

Dit is uiteraard een protectionistische politiek die de EG voert doordat de internationale marktprijzen voor bepaalde producten lager zijn dan die in de EG.

Om te lage prijzen in de interne Europese markt te vermijden, worden grote voorraden van bepaalde producten opgekocht en opgeslagen ( zie de Europese ‘boterberg’ en de ‘melkplas’).

 

Het fraudemechanisme

Zulk een achtergrond kan, bijna uiteraard, een ideale voedingsbodem scheppen voor allerhande fraude- en oplichtingszaken.

Door misleidende informatie te geven over de kwaliteit, kwantiteit, origine en bestemming van bepaalde agriculturele producten ( olijfolie, vlees,…), kunnen bepaalde onrechtmatige subsidies worden opgestreken en zo worden illegale winsten opgestreken.

 

Voorbeelden

Als in het geheim goedkoop vlees van een niet EG-land worden verhandeld als vlees dat uit de EG afkomstig is, worden heffingen vermeden.

Als goederen worden geëxporteerd naar land X, kunnen subsidies worden gevorderd. Na een kort verblijf van deze goederen in dit land, worden dezelfde goederen verspreid naar land Y, waarvoor geen subsidies kunnen worden geclaimd.

 

De protagonisten/participanten in onze fraudezaak

Bruno: accountant en eigenaar van een consultancy - onderneming. Deze persoon had een ‘spookfirma’, gevestigd in Turijn, opgericht. Bij deze persoon werden documenten met officiële stempels gevonden, bankafschriften, betalingsbewijzen,… die erop wezen dat er handel werd bedreven in industriële goederen met andere (bestaande) bedrijven.

De meeste van deze documenten waren vals en de meeste van deze transacties hebben nooit plaatsgevonden.

 

Naples Ltd.: een legale onderneming die gebruikmaakte van die valse documenten om zo Europese subsidies te ontvangen. Het bleek dat deze firma zich al lang bezighield met fraudezaken, ook voordat zij met Bruno in zee ging. De sleutelfiguur van deze onderneming heet Massimo. Het is ook zo dat mensen, waaronder een paar directieleden, uit deze firma ‘gevraagd’ hebben aan getuigen om hun getuigenissen te veranderen. Zij boden aan getuigen ook geld om hun getuigenissen te veranderen.

 

Drukkerijen: Twee drukkerijen, gevestigd in Turijn, waren betrokken. De eigenaars waren twee broers. Zij leverden de valse documenten aan Naples Ltd.. Zij leverden ook valse documenten aan andere bedrijven dan Naples Ltd.

 

R. en S.: twee welbekende witwassers, die uiteindelijk allebei vermoord zouden worden.

 

Ltd.: een ‘echte’, ‘legale’ Italiaanse handelsonderneming die in de olijfoliesector zat. Zij zaten ook in onze fraudezaak.

 

Roderico: een liason-figuur die de relaties tussen de olijfolieonderneming en Naples Ltd. verzorgde.

 

Een aantal zaken die interessant zijn voor deze scriptie.

Interessant is de motivatie, de reden waarom Massimo van Naples Ltd. zich inliet met deze fraudezaken.

We herhalen nog even bovenstaande stelling: Volgens vele criminologen (en ondergetekende) dwingt illegaal kapitaal legaal kapitaal om met hen te wedijveren, om competitief te zijn. We zien onder andere dat legaal kapitaal dezelfde methoden, technieken en tactieken overneemt als conventionele georganiseerde misdaad. Meer bepaald is het zo dat het business-behaviour van legale en illegale ondernemingen meer en meer op elkaar gelijkt. De relatie tussen ‘gewoon’ kapitalisme en georganiseerde misdaad wordt inniger en inniger. De relatie wordt nauwer, de grenzen waziger. ‘Legale’ bedrijven leren van georganiseerde criminaliteitsgroepen. In dit geval uit zich dat in het business-behaviour en de gebruikte technieken, tactieken en methoden van legale bedrijven om uiteindelijk aan kapitaalsaccumulatie te doen.

Terug naar de reden, de motivatie van Massimo om zich in te laten met witteboordencriminaliteit, businesscrime, corporate crime. In het gerechtelijk onderzoek verklaart hij dat zijn fabriek verlies zou maken als hij zich zou inlaten met een eerlijke en correcte manier van zakendoen. De EG-fraude hielp, volgens Massimo, zijn zaak een bescheiden winst maken. Hij had zwaar geïnvesteerd in zijn zaak en de ‘return’ was laag. Dit stemt overeen met wat Lea zei in verband met de competitie tussen legaal en illegaal kapitaal.

Vandaar de deal die hij maakte met Bruno, van de Turijnse firma. Bruno moest hem zakenpartners leveren. Liefst echte bedrijven, geen ‘spookfirma’s’, die in financiële nood inzichten ( illegaal kapitaal dwingt legaal kapitaal tot competitie, de kruisbestuiving van technieken en methoden, het zakengedrag van legale en illegale ondernemingen dat zeer sterk op elkaar gelijkt) worden in deze fraudezaak bevestigd.

Dit is ook de conclusie van Passas en Nelken.Volgens hen kwam Naples Ltd. op een gegeven moment voor de keuze te staan om zich in te laten met fraude of om failliet te gaan.

Verder postuleren deze auteurs ook dat minder competitieve firma’s of regio’s zoeken naar manieren om van hun handicaps af te raken door illegale wegen te bewandelen. Dit ondersteunt ook bovenstaande stelling.

Nog ‘interessant’ is dat Massimo werd vermoord nadat hij uit op borgtocht vrijkwam. Dit duidt er volgens de Italiaanse gerechtelijke instanties op dat er een connectie moet zijn tussen Naples Ltd. en criminele organisaties. Napels is per slot van rekening Camorra-land.

Nog volgens de gerechtelijke instanties (en de auteurs van het artikel) is het bijna onmogelijk dat locale autoriteiten niet van deze fraudezaak op de hoogte waren.

 

Ook interessant in deze zaak is dat niet alle participanten in deze fraudezaak ( en andere vergelijkbare zaken) op dezelfde manier bestraft zijn geweest. Volgens de auteurs van dit zeer interessante artikel komt dit door de identiteit van de participanten, hun sociale status en hun kenmerken. Ook de stereotyperingen van zowel media, strafrechtelijk apparaat en de perceptie van bevolkingen met betrekking tot georganiseerde criminaliteit zullen er onrechtstreeks wel iets mee te maken hebben, me dunkt.

 

Verder is het zo in deze fraudezaak dat er een samensmelting was van legale en illegale activiteiten door dezelfde ondernemingen. Vanuit een stereotype zienswijze zou de groep rond Bruno een criminele organisatie zijn, en dus aan conventionele georganiseerde criminaliteit doen, en zou de onderneming uit Napels zich bezondigen aan witteboordencriminaliteit. Maar de vraag is of deze distinctie wel houdbaar is. Zeker als men het paradigma van sociale schade/sociale impact in acht neemt, is deze tweedeling niet leerrijk. We kunnen gerust stellen dat er hier een mix is van legale en illegale activiteiten, gepleegd door dezelfde mensen en groepen. Vandaar dat zeker hier een economisch model nuttiger is om te kijken naar deze fraudezaak. Ook een “continuüm-paradigma”, gaande van legaal naar zwaar illegaal gedrag lijkt hier meer aangewezen. Dit zijn dan ook de paradigma’s die in deze scriptie worden gebruikt.

In deze zaak wordt het ook moeilijker om vol te houden dat het enkel maffiosi zijn die zulke fraudes en witwasoperaties bedenken. Hier hebben we een mooie kruisbestuiving gezien tussen klassieke georganiseerde misdaad, legale ondernemingen en handelaars en overheidsfunctionarissen.

Ook wordt hier een kenmerk van het economisch model bevestigd, namelijk dat georganiseerde criminaliteit mogelijk wordt gemaakt door de reguliere samenleving. Door het specifieke toewijzingsysteem van subsidies van de EU worden er mogelijkheden gecreëerd voor georganiseerde criminaliteit, of deze nu gepleegd worden door conventionele georganiseerde criminelen of mensen die in een raad van bestuur van een echt bedrijf zitten.

Ik vind dat men zich ook de vraag kan stellen wie nu de georganiseerde criminelen zijn? De Camorra? De legale bedrijven in deze zaak, die heel goed wisten waarmee ze bezig waren? De distinctie is heel moeilijk.

 

Samengevat zijn de ingrediënten van deze zaak: grootschalige fraude, conventionele georganiseerde criminaliteit, witteboordencriminaliteit, intimidatie van getuigen, moord, niet vervolging van bepaalde functionarissen. Een mooi ‘maffiaverhaal’.

 

 

5.5. Casestudie 2: handel in een voormalige Sovjetstaat door legale ondernemers (Estland)[140]

 

Vanuit een sociaal schade- criterium kan men tot interessante bevindingen komen. We zullen in volgend geval zien hoe legale ondernemingen evenveel, zoniet meer schade kunnen aanrichten in een samenleving dan conventionele georganiseerde criminaliteit. We zullen zien dat de perceptie dat georganiseerde criminaliteit een bedreiging voor de democratieën is, soms ver overdreven is. Integendeel, ‘Legaal’ kapitalisme is in veel gevallen een groter gevaar dan conventionele georganiseerde criminaliteit. Onderstaande zaak is ook een mooie weergave van de stelling dat legale ondernemers de methoden, technieken en tactieken van georganiseerde criminaliteit overnemen. Kortom, het business-behaviour van legale ondernemingen lijkt in deze zaak heel goed op het handelsgedrag dat traditioneel aan georganiseerde criminaliteit wordt toegeschreven. Als men focust op de “wat-vraag”, eerder dan op de “wie-vraag”, kan men eigenlijk geen distinctie trekken tussen georganiseerde criminaliteit en legaal ondernemerschap. Onderstaande zaak illustreert deze zaken allemaal heel mooi.

 

De feiten

Een groot internationaal bedrijf wil investeren in één van de grootste industrieën van een voormalige Sovjetstaat. Sommige ministers van deze staat waren tegen de deal omdat ze geloofden dat de voorwaarden die de internationale ondernemingen eisten te zwaar waren voor de fragiele economie. Hierop brak een politieke crisis uit waarbij drie ministers ontslag namen uit de regering. Hun ontslag lokte protest uit, ook bij de buitenlandse onderneming, die in deze zaak Murk Int. zal genoemd worden ( dit is niet de echte naam).

Eén van de ontslagnemende ministers vond dat de onderhandelingstactieken van de buitenlandse onderneming extreem agressief waren. Hij vond het een “verkeerd soort privatisering”.

Toen een buitenlandse handelsadviseur in de pers zijn bezorgdheid uitte over de gebruikte onderhandelingstechnieken van de onderneming, kreeg hij bezoek van een vertegenwoordiger van een veiligheidsdienst die gelieerd was met het thuisland van de buitenlandse onderneming. Hij werd geadviseerd om geen verdere kritiek meer te uiten op de zaak.

De auteur van het artikel waaruit ik deze zaak haalde noemt het een mooi voorbeeld van “handel als georganiseerde criminaliteit”. Diezelfde auteur ( Paddy Rawlinson) contacteerde één van de opponenten van de deal om zijn onderzoek naar deze zaak te doen. De man in kwestie zei dat het niet verstandig was om de discussie opnieuw te openen. Verder zei hij dat de buitenlandse onderneming de deal op hun voorwaarden beklonken had en dat zij (de voormalige Sovjetstaat) de voorwaarden in de contracten die ze ondertekend hadden, maar moesten aanvaarden. Rawlinson kreeg wel de naam van een econoom die met deze zaak bezig was en nu in een EG lidstaat woont. Het antwoord van de econoom aan Rawlinson was simpel en sprak voor zich. Hij zei tegen Rawlinson: “Stay out of the line of fire on this one”. Hij zei verder dat de mensen van de onderneming wel degelijk bedreigingen uitten op degenen die kritiek leveren en dat ze deze bedreigingen ook waarmaken. Zoals Rawlinson het verwoordde in zijn artikel: “Even the Russian mafia would be impressed”. Ik vraag me af wat er zou gebeurd zijn moest Rawlinson verder hebben gegraven in deze zaak. Misschien zou hij dan wel gewoon verdwenen zijn.

 

Een aantal zaken die interessant zijn voor deze scriptie.

Interessant in deze zaak is dat de legale acties en het handelsgedrag van deze onderneming schade hebben toegebracht. Het is zo dat als de samenwerking niet lukte, de economie van dat land wel degelijk in gevaar was[141]. Ook de boodschap die door die onderneming wordt uitgezonden naar ‘legale’ ondernemers die handel willen doen of doen in nieuwe democratieën is gevaarlijk, namelijk dat agressie effectief en noodzakelijk is als het maar gebeurt door ‘respectabele’, ‘legale’ handelaars. Zulke ondernemingen doen niet in drugs, doen niet in prostitutie, doen niet in illegale wapens of in smokkelwaar. Wat ze wel doen is een soort “maffia-achtig” gedrag door de zwakheden van instituties uit te buiten en in te spelen op de nood voor investeringen van staten die in een transitieperiode zitten[142].

De auteur maakt terecht de opmerking dat in deze zaak kapitalisme op zich, als systeem even schadelijk is, zoniet meer, dan de potentiële gevaren van de georganiseerde criminaliteit. Of men nu boven de wet staat (‘legaal ondernemerschap), of erbuiten (georganiseerde criminaliteit), het is hetzelfde gedrag dat vertoond wordt. Commerciële tiranniek versus een revolver tegen een hoofd maakt niet zo heel veel uit, het zijn de sociale en morele gevolgen die dezelfde zijn[143]. Met het vocabularium van ons verhaal : het is de ethiek die dezelfde is.

Rawlinson volgt dezelfde logica als Lea wanneer hij zegt dat (legale) handel, net zoals de onderwereld, geen enkel probleem ziet in de wet overtreden, zolang het zijn eigen gedragscodes maar niet hindert. Lea gaat wel iets verder in zijn redenering, namelijk dat het kapitalisme op een punt zit waar het constant zijn eigen ‘codes’ moet verbreken en verbreekt om aan winstaccumulatie te doen. Bovenstaande redenering van Rawlinson zou ik ook durven ‘verbeteren’ door te zeggen dat een begrip als ‘onderwereld’ eigenlijk iets té abstract is en misschien zelfs gewoon niet bestaat.

Verder concludeert Rawlinson nog dat “de kapitalistische ethos niet enkel de mogelijkheden voor georganiseerde criminaliteit verbreedt, maar ook dat een steeds verdergaande meedogenloze markt legale handel aanmoedigt om dubieuze allianties en dubieus gedrag te adopteren om zo hun status en hun winst te verzekeren.”[144]

Als didactisch materiaal vind ik dit een zeer leerrijke casus. Hier worden een aantal zaken mooi weergegeven die in de inleiding van deze scriptie werden aangekaart. Eerst en vooral is er het sociaal schade paradigma dat hier mooi, of lelijk (het is te zien hoe men het bekijkt) tot uiting komt. Verder is er het perceptie-aspect dat hier zijn intrede doet. Doordat het hier gaat om een multinational, kan de indruk gevestigd worden dat het hier om ‘normaal’ handelsgedrag gaat. Maar niets is minder waar. Als men naar het intrinsieke gedrag kijkt, kan men concluderen dat er niet zo veel, of eigenlijk geen verschil is met het handelsgedrag van een conventionele criminele organisatie. De grens tussen legaal en illegaal ondernemerschap vind ik in deze casus ongelooflijk troebel.

 

5.6. De nadruk op het kapitalistisch systeem zélf als oorzaak van sociale schade

 

In zijn boek Crime and Modernity vertelt de auteur John Lea vertelt zeer interessante dingen over de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit. Deze auteur argumenteert dat georganiseerde criminaliteit niet enkel “big business” is, maar dat het een deel van die “big business” is geworden[145]. Zoals beschreven in bovenstaande delen zijn de grenzen tussen legaal en illegaal ondernemerschap zeer wazig geworden. Er heeft zich als het ware een grijze zone van kapitaal gevormd waar de oorsprong van dat kapitaal helemaal niet meer duidelijk is. Lea gaat verder met deze redenering. Hij schrijft dat significante delen van legaal kapitaal meer en meer crimineel worden. Als één van de oorzaken van de activiteiten van georganiseerde criminaliteit duidt hij de dynamieken van het geglobaliseerde kapitalisme zelf aan. De activiteiten van georganiseerde criminaliteit vinden ook hun oorsprong in de idee dat grote ondernemingen vinden dat zij het moeilijker hebben om te opereren zonder zich te engageren in criminele activiteiten[146].

De stuwende kracht achter deze ontwikkelingen is volgens Lea duidelijk : het verzekeren van de winstgevendheid van kapitaal. Op die manier worden de grenzen tussen wat legaal ondernemingsgedrag en wat illegaal ondernemingsgedrag is, bijzonder troebel.

Nog volgens deze auteur heeft het kapitalisme de dag van vandaag het stadium bereikt waarin het onweerstaanbaar is geworden om zijn eigen regels niet te verbreken.

Lea legt dus de oorzaken van de activiteit(en) van georganiseerde criminaliteit quasi volledig bij het kapitalisme (als systeem) zelf. Als men deze redenering in verband brengt met het distinctief kijken naar deze concepten (dat zoals herhaaldelijk al gezegd niet bijdraagt tot een duidelijk zicht op legaal en illegaal ondernemerschap), is het duidelijk: als men het criterium van sociale impact/ sociale schade in acht neemt, kan men het hedendaagse op Amerikaanse leest geschoeide kapitalisme zelf als grote schadebrenger zien. Dit kan men zien als een variëteit van normalisering.

 

Een auteur die eenzelfde geluid laat horen inzake het kapitalisme als systeem op zich is John McMurtry. Ook zijn boek is een kritische analyse van het kapitalisme. Hij concretiseert ‘kapitalisme’ voornamelijk in de competitie van de globale markt. Hij benadrukt dat - in een tijd van ongelooflijk veel vooruitgang en technische mogelijkheden - het kapitalisme, via de globale marktwerking, er toch in slaagt om het aantal ondervoede mensen, het aantal daklozen, het aantal werklozen jaar na jaar te doen stijgen[147]. Ook de natuur en het dierenbestand worden er niet beter op. Hij legt de link met georganiseerde criminaliteit als volgt : de enige manier om het probleem van georganiseerde criminaliteit het hoofd te bieden, is de negatieve impact van het kapitalisme te erkennen. Zolang dit niet gebeurt, zal er niet veel veranderen[148].

Het belang van deze auteurs is dat zij de oorzaken van georganiseerde criminaliteit quasi volledig bij het kapitalisme zelf leggen, als economisch systeem. Voor hen is georganiseerde criminaliteit een logisch vehikel van het mondiale kapitalisme. Toch zijn deze auteurs geen neo-marxisten. Ze analyseren enkel de globale economische werking en leggen de oorzaak bij het systeem zelf.

Deze zienswijze is heel leerrijk als men de relatie tussen kapitalisme (en criminaliteit die in de logica ervan ligt) en (conventionele) georganiseerde criminaliteit dieper wil bekijken.

Als men de zaken enkel vanuit een sociaal- schade paradigma bekijkt en men volgt de redeneringen van beide auteurs, dan zou men kunnen argumenteren dat de strijd tegen georganiseerde misdaad eigenlijk een symptoombestrijding is. Het eigenlijke mechanisme achter sociale schade is dan een bepaalde manier van hedendaags zakendoen. Mc Murtry specificeert die ‘bepaalde manier van zakendoen’ en legt de nadruk op de zelfregulerende werking van de globale markt. Het doet me denken aan de tweedeling die gemaakt wordt in het definitiedebat tussen enerzijds de private sfeer, met zijn tendens tot deregulering en depenalisering en anderzijds de publieke sfeer die net onderhevig wordt aan méér regulering. Een systeem dat de tendens krijgt om in een grote mate zichzelf te reguleren (de globale markt, een economisch segment van de samenleving) wordt automatisch minder zichtbaar voor meer mensen. Dit zorgt voor problemen. Dit wil zeker niet zeggen dat hier gepostuleerd wordt dat de criminele activiteiten van georganiseerde misdaad te verwaarlozen zijn en dat de oorzaak van alles bij het kapitalisme ligt. Zeker niet. Georganiseerde misdaad heeft macht, gebruikt geweld, koopt officiële en private ambtenaren om, heeft veel illegaal verworven geld, zet grote witwasoperaties op waardoor een overheid grote inkomsten misloopt, vermoordt mensen,… wel degelijk. Maar als men het bekijkt vanuit een sociale impact/ sociale schade criterium, kan men stellen dat legaal, commercieel ondernemerschap zeker evenveel, zoniet méér schade toebrengt. Het is het strafrechterlijk raster dat veeleer focust op conventionele georganiseerde criminaliteit.

Het ziet er naar uit dat de relatie tussen ‘gewoon’ kapitalisme en georganiseerde criminaliteit duidelijker, zichtbaarder en inniger wordt.

 

 

5.7. Van zwart naar wit of van wit naar zwart?

 

Veel auteurs vragen zich ook af wat er vandaag eigenlijk zo ‘georganiseerd’ is aan conventionele georganiseerde criminaliteit. Men kan stellen dat er vroeger, om bepaalde vormen van marktgerichte criminaliteit te bedrijven (georganiseerde intercontinentale wapen en drugshandel, complexe financiële witwasoperaties, smokkel,…) meer nood was aan een of andere vorm van organisatie dan nu[149].Vroeger waren zwarte markten klein en geïsoleerd. Ondernemers in illegale goederen en diensten waren meer gesegregeerd van de legale economie en van elkaar[150]. Heden zijn deze zwarte markten institutioneel ingebed in de legale economie. Vandaag zien we bijvoorbeeld weinig schepen die enkel en alleen smokkelwaar vervoeren. Neen, legale en illegale goederen worden samen verscheept. Er zijn ook weinig banken die enkel en alleen illegaal verworven geld witwassen. Ook quasi elke zichzelf respecterende georganiseerd ondernemer in illegale goederen en diensten, die zichzelf van een langdurig commercieel bestaan wil verzekeren, bouwt een net van legale constructies op, hoe simpel ook[151]. Men kan stellen dat men vroeger (vanaf begin de twintigste eeuw tot ongeveer eind de jaren 70) veel meer kon spreken van een ‘onderwereld’ en een ‘bovenwereld’. De grijze zone was er natuurlijk ook, maar kleiner. Dit is een persoonlijke indruk, na het doornemen van al de literatuur voor dit werk. De distinctie in legaal en illegaal ondernemerschap (‘gewoon’ kapitalisme en georganiseerd crimineel kapitalisme) was volgens mij meer gerechtvaardigd. Het inzicht dat de relatie tussen legaal en illegaal kapitaal inniger en inniger wordt, is volgens mij heel belangrijk. Uiteraard vertel ik niets nieuws. Maar als men naar de mediaberichtgeving over georganiseerde criminaliteit kijkt, als men het discours van gerechtelijke, politionele, administratieve en politieke instanties bestudeert, kan men er niet van onderuit dat dit tweesporendenken nog altijd hardnekkig standhoudt. Uiteraard bemoeilijkt dit het bestuderen van de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit.

 

 

5.8. Sigaretten!

 

Nog een mooi voorbeeld dat betrekking heeft op de ethiek van het hedendaags zogenaamd legaal ondernemerschap en de daaruit volgende mengeling van legaal en illegaal kapitalisme, is de rol van de sigarettenproducenten. Ook zij gaan niet vrijuit als het neerkomt om hen te bestempelen als ‘gewone’, legale ondernemers. Het is geweten dat sigarettensmokkel zeer grote inkomsten genereert. Het is ook geweten dat bepaalde georganiseerde criminaliteit grote delen van deze handel in handen heeft. De vraag rijst naar welke rol de producenten van sigaretten spelen in deze illegale economie. Welke voordelen halen zij uit de smokkel van tabak en sigaretten? De antwoorden zijn de volgende. Zij halen wel degelijk een paar voordelen uit de smokkel van hun producten. Eerst en vooral halen zij hun normale winst door hun sigaretten legaal te verkopen aan hun distributeurs[152]. Deze sigaretten vinden hun weg terug naar de zwarte markt om dan verkocht te worden aan sterk gereduceerde prijzen; dit stimuleert de vraag. Deze situatie plaatst druk op de regeringen om de taksen niet te verhogen vanwege het verlies aan inkomsten; dit resulteert opnieuw in lagere prijzen en een hogere consumptie. De sigarettenindustrie gebruikt dit als argument om aan de regeringen te vragen (eisen) de taksen te verlagen of alleszins niet te verhogen. Gesmokkelde sigaretten die onderschept worden door douane moeten vervangen worden, dit betekent nog meer verkoop[153]. Eén aspect, dat Schotte terecht opmerkt, is het feit dat in deze handel een klein aantal producenten zeer grote delen van bezit beheert van hun producten in deze miljardenindustrie. Dit is niet minder dan een grote monopolievorming. Het lijkt er dus op dat monopolie, al eerder besproken in dit werk, evenzeer, zoniet meer een eigenschap is van (grote) legale industrieën. Uiteindelijk worden hier, zoals eerder gepostuleerd, zogenaamde ‘legale’ kapitalistische regels verbroken, voor zover die al bestaan. De boven beschreven rol van de sigarettenproducenten kan gerust omschreven worden als een smokkelschema, ontworpen door diezelfde producenten. Het argument waar de sigarettenproducenten zich aan blijven vastklampen, is een hol argument. De sigarettenproducenten zeggen dat smokkel veroorzaakt wordt door de grote prijsverschillen tussen sigaretten in verschillende landen[154]. Dit lijkt logisch, maar het is simpelweg niet waar. De principiële reden van sigarettensmokkel wordt niet veroorzaakt door marktprincipes, maar door fraude, opgezet door die sigarettenproducenten. Studies wijzen uit dat de correlatie tussen hoge sigarettenprijzen en een hoge mate van smokkel niet bestaat[155]. Bijvoorbeeld in de Scandinavische landen, met hun heel hoge sigarettenprijzen, is er geen echt smokkelprobleem[156]. De sigarettenproducenten weten dit, zij hebben die studies ook gelezen. Toch blijven zij het tegendeel beweren. Dit komt uiteraard doordat zij niet zo veel geven om de gevolgen van hun handelsgedrag. Zij willen enkel winst. Uiteraard vertel ik niets nieuws. Maar de principes van dit soort handelsgedrag zijn volgens mij dezelfde als deze van pakweg de Russische ‘maffa’. Het is het handelsgedrag van georganiseerde criminaliteit en ‘legaal’ handelsgedrag dat in grote lijnen tezamen loopt. Het doet me alleszins denken aan het, ook al legale, handelsgedrag van de koloniale staten die in opium handelden. De principes zijn volgens mij dezelfde. Ook door het feit dat de sigarettenproducenten het smokkelprobleem politiek gebruiken, om hun eisen tot vermindering van taksen kracht bij te zetten, doet hen op zijn minst niet vrijuit gaan.

 

Een ander interessant aspect van de sigarettensmokkel is de smokkel tussen Canada en de VS. Door de vele smokkel, maar vooral door de gevolgen van deze smokkel (schietpartijen, bedreigingen aan het adres van de burgemeester van een Canadees stadje, moorden die gerelateerd werden aan sigarettensmokkelbendes,…) dreigde Canada het taksregime op sigaretten serieus te veranderen. De sigarettenindustrie dreigde direct terug met hun vertrek uit Canada als zij geen zaken meer konden doen op de manier zoals zij dat wilden doen[157]. Tot daar nog het ‘brave’ gedrag van de sigarettenproducenten. Het principe van tabakssmokkel tussen Canada en de VS en de rol van de sigarettenproducenten is als volgt. Sigarettenproducenten in Canada exporteren hun sigaretten naar de VS, met de volledige kennis dat anderen hun sigaretten terug naar Canada smokkelen en op die manier taksen ontwijken. Wat niet direct duidelijk is, is hoe ‘close’ de sigarettenproducenten met de smokkelaars zijn. De Canadese overheid deed ook geen moeite om dat te ontdekken. Op die manier, zoals hierboven uitgelegd, genereren de producenten meer inkomsten en winsten. Het ziet er dus naar uit dat de producenten de smokkeloperaties in hun “businessplannen” hebben geïncorporeerd. Het ziet er niet enkel zo uit, het is ook zo. Bij een rechtszaak in 1993 is de president (!) van de Canadese tak van de tabaksfirma RJ Reynolds veroordeeld voor betrokken te zijn bij illegale smokkel[158]. Bij interne documenten, die gerechtelijke diensten gevonden hebben, staan er zwart op wit zakenplannen die betrekking hebben op het managen van de illegale sigarettenhandel[159]. Voor de sigarettenproducenten was dit dus gewoon een ander deel van hun zakenplan. De auteur van het artikel noemt deze praktijken white collar organized crime. Dit zou de term kunnen zijn voor het handelsgedrag dat in deze scriptie wordt aangekaart. Het is volgens mij een term die de distinctie tussen legaal en illegaal ondernemerschap mooi opheft. In deze zaak is aangetoond dat het handelsgedrag van zogenaamd georganiseerde criminaliteit ( in de traditionele, klassieke, stereotiepe betekenis van het woord) en het handelsgedrag van ‘gewone’, ‘legale’ ondernemers in vele gevallen in niets verschilt. De methoden en tactieken, de rationaliseringen, de ethiek en de kenmerken van het gedrag verschillen in bitter weinig opzichten. Toch is er één groot verschil: het (straf)rechtelijk label dat beide soorten organisaties met zich meedragen. Maar in de grond is er weinig tot geen verschil. Althans in de sigarettenindustrie.

 

Naar mijn mening kan dit soort gedrag gemakkelijk geëxtrapoleerd worden naar andere industrieën zoals de olie-industrie, de drugshandel, de mensensmokkel, de handel in exotische dieren… Ik heb hier geen directe wetenschappelijke bewijzen voor maar na dit literatuurbad waar ik toch een tijdje in ondergedompeld ben, denk ik dat ik me toch wel enigszins een beeld kan vormen over het intrinsieke gedrag dat aan de basis ligt een bepaald soort kapitalisme. In verband met de drugshandel is het zo dat Colombiaanse ambtenaren een serieuze link in hun land hebben ontdekt tussen de sigarettenindustrie en het witwassen van drugsgeld[160]. Gesmokkelde sigaretten blijken een vehikel te zijn voor het witwassen van (drugs)geld in Colombia.[161]

Zoals de auteur terecht opmerkt is het verleidelijk om de sigarettenmultinationals in deze criminele handel te zien als “iets erbuiten”. Het is verleidelijk om aan te nemen dat “ze er wel iets van weten, maar er niet zoveel aan kunnen doen”. Maar als men kijkt naar het de intrinsieke kenmerken van het gedrag dat zij stellen, kan men niet anders besluiten dan dat zij georganiseerde criminaliteitsactiviteiten stellen. Er is geen enkele reden om de eigenlijke smokkelaars van sigaretten te labelen als “georganiseerde criminaliteit” en de multinationals die uiteindelijk de smokkel mogelijk maken zulk een label niet te geven. Of hen enkel te beschuldigen van “witteboordencriminaliteit”, maar hen altijd iets minder te beschuldigen dan georganiseerde criminaliteit.

 

Nuttig om te weten is dat OLAF, de Europese antifraude dienst, samen met verscheidene Europese lidstaten in New York een burgerlijke rechtszaak heeft aangespannen tegen de Amerikaanse sigarettenproducenten Philip Morris en RJ Reynolds. Deze kwam er uiteindelijk omdat de Europese lidstaten vonden dat de praktijken, met andere woorden het handelsgedrag, een grote schade heeft toegebracht aan de Europese Unie, vooral in termen van het verlies aan inkomsten voor de Unie[162]. We zwijgen dan nog van de sociale schade en de gezondheidskosten. Het feit dat Europa verwikkeld is in een rechtszaak tegen de industrie, laten we het legaal kapitalisme noemen, zegt toch iets over het handelsgedrag van die industrie. We belanden hier weer bij ons sociaalschade criterium. Als men het bekijkt vanuit de sociale impact en de sociale schade die ‘legaal handelsgedrag’ veroorzaakt, kunnen we ons naar mijn mening terecht afvragen wie nu eigenlijk de crimineel is. De sigarettenproducenten of de georganiseerde criminaliteitsgroepen die zich bezig houden met de effectieve smokkel. Wat is de werkelijke kwaal en wat is het symptoom van die kwaal? Dit is niet altijd duidelijk, maar in dit geval lijkt het mij wel duidelijk.

Laten we dit sigarettendeel afsluiten met een citaat en laten we dit tevens doen om het handelsgedrag van deze kapitalisten samen te vatten.

Toen de man die model stond voor de “Winston Man” ( zoals de “Marlboro man”) aan een aantal directeuren van de RJ Reynold Tobacco Company vroeg of zij rookten, antwoordde één van hen: “Are you kidding? We reserve that right for the poor, the young, the black and the stupid[163].

 

 

5.9. Besluit

 

In dit hoofdstuk is een poging gedaan om te focussen naar het intrinsieke handelsgedrag van een bepaald soort van kapitalisme bedrijven, los van andere labels. Op die manier hebben we geprobeerd om distincties te omzeilen en enkel naar de ethiek van het (handels)gedrag en naar dat gedrag zelf te kijken. Door de ethiek van handelsgedrag van georganiseerde criminaliteit en ‘legale’ ondernemers te vergelijken, zijn we tot de ontdekking gekomen dat er in veel gevallen niet direct een verschil opduikt. Dit is nog minder het geval als men dit gedrag bekijkt vanuit een sociaal schade criterium. Als men de sociaal schadelijke gevolgen van bepaald handelgedrag bekijkt, kunnen we niet anders dan tot de conclusie komen dan dat het handelsgedrag van zogenaamd legaal kapitalisme even schadelijke, zoniet schadelijkere gevolgen heeft dan dat van georganiseerde criminaliteit. Ook het aspect perceptie speelt een niet onbelangrijke rol in dit mechanisme. Bij bijvoorbeeld de sigarettenindustrie bestaat de indruk dat de producenten zelf maar rakelings of helemaal niet betrokken zijn bij de smokkel van sigaretten. Dit komt door de status die zulke ondernemingen hebben. Hun gedrag wordt dan aanzien als quasi-crimineel. We hebben ook gezien dat georganiseerde criminaliteit en legale kapitalisten van elkaar leren. Meer bepaald nemen zij methoden, technieken en tactieken van elkaar over. Voor een stuk komt dit doordat crimineel kapitaal legaal kapitaal dwingt om een bepaald soort handelsgedrag over te nemen om competitief te blijven ten opzichte van dat kapitaal. We hebben ook gezien dat dezelfde soort criminaliteit gepleegd wordt door zowel conventionele georganiseerde criminaliteit als gevestigde, legale ondernemingen. Ook is opgemerkt dat bij zulke een analyse de “wat-vraag” veel interessanter is dan de “wie-vraag”. Verder leerden we dat zwarte markten meer en meer ingebed worden in legale markten. Men komt gewoon tot bruikbaardere kennis. De distinctie tussen deze twee economieën verdwijnt, hun grenzen worden waziger.

 

 

HOOFDSTUK 6 : ALGEMEEN BESLUITEND HOOFDSTUK

 

Het onderwerp van dit thema, de relatie tussen kapitalisme en georganiseerde criminaliteit, ligt op het kruispunt van economie en politiek. Zowel ‘kapitalisme’ als ‘georganiseerde criminaliteit’ worden gevormd door deze systemen en krijgen er een uitdrukking door. Daarbij is het zo dat Kapitalisme en Georganiseerde Criminaliteit dan nog eens concepten zijn met een redelijk hoog abstract gehalte. Op de koop toe wordt dit thema ook nog gekenmerkt door een verknipte en versnipperde waarneming. Het is namelijk zo dat er in de perceptie van georganiseerde criminaliteit en in de waarneming van criminaliteit die in de logica van kapitalisme ligt, een quasi spontaan algemeen distinctief kijken optreedt.

 

Dit verschillend kijken naar verschillende soorten criminaliteit door veel mensen en instellingen in de samenleving, maakt het noodzakelijk als toeschouwer, of in dit geval als student, om zelf een aantal niet-wettelijke criteria te formuleren om op die manier naar deze problematiek te kijken. Dat het niet-wettelijke criteria zijn is belangrijk aangezien wetgevende criteria zelf meehelpen aan de constructie van die mentale, foutieve scheidingslijnen die criminaliteit op een verschillende manier behandelen. Bijvoorbeeld de organisatievorm zelf, de structuur van georganiseerde criminaliteit heeft decennialang geleden onder een vertekend beeld en dit heeft een enorme impact gehad op het (wetenschappelijk en gerechtelijk) onderzoeken van georganiseerde criminaliteit. De criminologie, het beleid en de gerechtelijke diensten slagen er sedert lange tijd niet in om gepaste definities te formuleren voor soorten en vormen van criminaliteit die te maken hebben met georganiseerde criminaliteit en kapitalisme. Ook dit gegeven draagt zijn steentje bij tot dit distinctieve kijken.

 

Eén van de criteria die ik gebruikte was kijken naar de gevolgen van ondernemingsgedrag en vooral naar de schade die deze gevolgen veroorzaken. Men zet dit gedrag denkbeeldig op een continuüm en bekijkt de sociale schade en de sociale impact die een bepaald gedrag genereert. Dit is volgens mij een goede manier om die sociaal geconstrueerde scheidingslijnen, die ontegensprekelijk ‘vastkleven’ aan dit soort van criminaliteit, te ontwijken.

Gedurende het maken van dit werk ben ik dan een groot aantal ‘cases’ van uiteenlopende aard tegengekomen. In het criminologische jargon kunnen we deze benoemen als fraude, BTW – carrousels, zwendel, economische misdrijven, dumping van toxische stoffen, gespecialiseerde financiële misdrijven, mensenhandel, grootschalige belastingfraude, drugssmokkel, sigarettensmokkel, bedreiging, moorden die met handelsgeschillen te maken hebben,… .Een heel verscheiden resem dus. Door nu te proberen om de wettelijke ‘labels’ van dit gedrag weg te denken en enkel te kijken naar de sociale schade van het gedrag dat aan de basis van al deze criminaliteitsvormen ligt, vielen bepaalde, tot dan toe gevestigde grenzen weg. Dit maakte het lezen van een groot aantal ‘cases’ uitermate interessant voor het bestuderen van het thema van deze scriptie. Zo vielen in veel gevallen de strafrechtelijke grenzen weg die traditioneel bij bepaald ondernemersgedrag horen.

In heel veel gevallen kon ik dan, in de kern van de zaak, geen verschil meer maken tussen legaal en illegaal ondernemerschap.

Meer zelfs, als we kijken naar de gevolgen van (handels)gedrag kan er volgens mij niet gesproken worden van verschillende ‘soorten’ ondernemers. Het enige dat deze categorieën in ‘soorten’ trekt is wetgeving en de sociaal geconstrueerde scheidingslijnen. Het enige wat ik dan soms nog kon zeggen over de legale positie van die ondernemers, was dat de enen zonder, tegen en buiten de wet stonden en anderen stonden boven de wet.

Maar wat is daar het verschil?

 

Met de metafoor van de bazaar heb ik geprobeerd om aan te tonen, zeker in de westerse, kapitalistische wereld van eind de 20ste eeuw en in de 21ste eeuw, dat het moeilijk wordt en waarschijnlijker nog moeilijker zal worden om te spreken van een onderwereld en een bovenwereld. In mijn analyse van de organisatie van georganiseerde criminaliteit en van de structuur van criminele markten heb ik bijvoorbeeld gezien dat veel kenmerken die traditioneel aan georganiseerde criminaliteit worden toegeschreven, in feite kenmerken van legale markten zijn. Om maar van selectieve waarneming te spreken. Deze ook al sociale constructie van dé criminele wereld, als abstract object, komt volgens mij (alweer) voornamelijk voort door wetgeving en beleid. Ik ben ervan overtuigd dat er kan gezegd worden dat de mentale opsplitsing in een onderwereld en een bovenwereld ook een gevolg is van de distinctieve lijnen die getrokken worden als men naar criminaliteit kijkt. We hebben het thema behandeld in de scriptie, maar er is een tendens aan de gang die aan de ene kant een private justitie biedt aan bepaalde categorieën van mensen en aan de andere kant een striktere behandeling geeft aan andere categorieën van mensen. Het gevaar van een klassenjustitie dus, besproken in hoofdstuk 3. Dit wordt moeilijk te rijmen daar deze mensen dezelfde misdrijven plegen. Maar dit verschil in aanpak door beleid en gerecht is niet enkel een oorzaak maar is evenzeer een gevolg van bovenvermelde gemaakte sociale distincties ten opzichte van criminaliteit en ten opzichte van overtreders van die criminaliteit.

 

Eigenlijk is het fascinerend door de status van mensen, vooral als die mensen maar een zweem van legitimiteit en respectabiliteit bezitten, de algemene sociale perceptie jegens hen verandert. Vooral het verkeerd labelen van criminelen als quasi-crimineel, of als iemand die gewoon een fout gemaakt heeft, is volgens mij verontrustend. Zolang men de status heeft van een legale, commerciële ondernemer, kan men met veel wegkomen. Eén van mijn favoriete zaken zijn die waarin de sigarettenproducerende multinationals voorkomen. Deze multinationale ondernemingen doen volgens mij zaken in het kwadraat van al de dingen die hierboven opgenoemd zijn. Hier zijn mensen uit de hoge financiële wereld, die producten verkopen aan ongelooflijk veel mensen over de ganse wereld maar die, als het op hun ondernemingsgedrag aankomt, in niets verschillen van heel veel als conventioneel gedefinieerde georganiseerde criminelen. De gevolgen van het handelsgedrag van de sigarettenhandelaren hebben een ongelooflijk grote ‘impact’ op samenlevingen en regeringen door hun zeer agressieve handelsmethoden en ondernemingstechnieken die zij gebruiken. Allebei (georganiseerde criminaliteit en sigarettenmultinationals) bedrijven een heel rauw kapitalisme, dat met gemak vergeleken kan worden met het kapitalisme in werking ten tijde van de opiumhandel. Ze staan beiden ook allebei evenveel buiten of boven de wet, of werken beiden evenveel tegen of zonder de wet. Of tegen de samenleving. Het enige verschil zou kunnen zijn dat de protagonist van de georganiseerde criminaliteit misschien gezocht wordt door zeven politie- en inlichtingendiensten in drie continenten en dat de CEO van de sigarettenmultinational op de koffie komt bij pakweg een Europese minister van buitenlandse handel. Het sociaal geconstrueerde distinctief denken in volle werking. Bij de sigarettenproducerende multinationals kan men zeker de term handel als georganiseerde criminaliteit in de mond nemen, of nog een andere term; white collar organized crime.

 

Toch wel een kleine noot. Georganiseerde criminaliteit is niet enkel perceptie, zeker niet. Het vermoordt, corrumpeert, bedriegt en handelt wel degelijk. Dat is volgens mij de discussie ook niet. De discussie gaat voor een stuk of het inderdaad wel zo nodig is dat bijvoorbeeld Kofi Annan bij het begin van zijn redevoering in Palermo in 2000, zeer sterk de nadruk legt op de Grote Gevaren Van Georganiseerde Criminaliteit. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het misschien nuttiger en vooral noodzakelijker zal zijn om de komende jaren een aantal algemeen als legaal gepercipieerde economieën en industrieën in de gaten te houden als grote (sociale) “schadetoebrengers”. Uiteraard vertel ik niets nieuws, maar het is toch zeker de moeite waard om hier nog eens te herhalen.

 

Ook doordat de systemen waarin hedendaags kapitalisme gedijt, complexer en uitgebreider worden (ik denk aan politieke systemen, maar ook aan de vele niveaus in de handelswerking zelf), maakt dat veel aspecten onzichtbaarder worden. De lelijke kanten van het kapitalisme, waar vooral de gevestigde, als volkomen legaal gepercipieerde ondernemingen en multinationals mee te maken krijgen - omdat het nu eenmaal kapitalisten zijn - worden veelal geëxporteerd naar (conventionele) georganiseerde criminaliteit. Daarom wordt de ganse toestand ingewikkelder en wordt het veel moeilijker om een onderscheid te maken wie de crimineel nu is.

Het enige verschil tussen deze multinationals en georganiseerde criminaliteit is dat zij een andere ‘verpakking’ zijn in eenzelfde soort kapitalisme.

Ik vind dit praten over kapitalisme op een conceptueel niveau dan ook uitermate interessant. De politieke verpakking waarin het kapitalisme als systeem wordt gevormd kan veranderen, maar naar mijn mening blijft het kapitalistische handelsgedrag hetzelfde. Dit intrinsieke handelsgedrag kan men misschien definiëren als de ‘op accumulatie gebaseerde motieven en de mechanismen’. We hebben dit gezien bij de opiumhandel, waar het niet de kapitalistisch opkomende natiestaten waren die begonnen met de handel, maar het kapitalisme zelf, als economisch systeem. Dus het zijn motieven en mechanismen die op een bepaald moment beslissen dat er handel wordt gedreven in een bepaald product en niet (of minder althans) de politieke verschijning die het kapitalisme vorm geeft. Vandaag in West -Europa heerst er een gecorrigeerd kapitalisme. Maar ten tijde van de opiumhandel was dit anders. Dit proces van contradictie, conflict, dilemma en oplossing van dit dilemma, dat een wezenlijk kenmerk is van het kapitalisme, speelt ook in de hedendaagse mensenhandel, zoals we hebben gezien in hoofdstuk 4. Vandaar dat de specifieke (persoonlijke) conclusie van dit werk als volgt worden verwoord :

 

Uiteindelijk is er niet veel verschil tussen legaal, commercieel kapitalisme en georganiseerde criminaliteit. In veel gevallen is er zelfs geen verschil, behalve dan op een mentaal niveau, in de waarneming. Het is allebei een vorm van kapitalisme in werking, maar enkel en alleen in een andere ‘verpakking’. Het verschil is dat georganiseerde criminaliteit ‘kapitalisme’ uiteraard veel meer, zoniet volledig, tot uiting laat komen dan een gecorrigeerd kapitalisme met een legale rand. Het laat de ongecorrigeerde verschijningsvorm van kapitalisme, met weinig inmenging van een ander stelsel, goed waarnemen door de toeschouwer.

Dit impliceert dus dat er geen al té grote distincties moeten of kunnen aangebracht worden tussen georganiseerde criminaliteit en ‘legaal’ kapitalisme of criminaliteit die in de logica ligt van het kapitalisme aangezien het enkel de vorm is die verandert.

 

Dus het is duidelijk dat het idee dat ik had vooraleer ik dit werk schreef, georganiseerde criminaliteit is een soort van antikapitalisme, volledig ontkracht is door het leerproces van deze thesis.

Ik sluit af met een (herhaling van) een citaat van een politieofficier dat hier een toepasselijke waarde heeft en waarin veel thema’s van deze scriptie bondig zijn vervat :

“De georganiseerde misdaad is een vorm van verscherpt kapitalisme”

 

 

BIBLIOGRAFIE

 

BOEKEN

 

BIJDRAGEN UIT READERS

 

READERS

 

ARTIKELS UIT TIJDSCHRIFTEN

 

DISSERTATIES

 

CURSUSSEN

 

KRANTEN

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] Dit betekent uiteraard geenszins dat er niet gestreefd wordt naar objectieve, wetenschappelijke en waardevolle gegevens in verband met dit thema.

[2] VANDERBEKEN, T., ‘Spokenjagen voor criminologen. Methodologische beschouwingen over het meten van georganiseerde criminalteit’ in Criminologie in Actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VERVAEKE, G. (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 231.

[3] Ibid., 231.

[4] VANDEWALLE, G.,De parabel van de farizeeër en de tollenaar’ in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 38.

[5] Ibid., 42.

[6] PONSAERS, P., ‘A few considerations by way of a conclusion and comparison of an explanatory project’ in Economic and Financial Crime in Europe, PONSAERS, P. en RUGGIERO, V., (eds.), Parijs, L’Harmattan, 2002, 215.

[7] BEARE, M., ‘Organized corporate criminality-Tobacco smuggling between Canada and the US’, Crime, Law and Social Change, 2002, (225), 240.

[8] MALTZ, M., ‘Toward defining Organized Crimein The Politics and Economics of Organized Crime, ALEXANDER, E.A. en CAIDEN, G.E (eds.), Massachusetts/Toronto, Lexington Books, 1985, 21-35.

[9]ALEXANDER, E.A. en CAIDEN, G.E., ‘Introduction: Perspectives on Organized Crime’ in The Politics and Economics of Organized Crime, ALEXANDER, E.A. en CAIDEN, G.E (eds.), Massachusetts/Toronto, Lexington Books, 1985, 1-21.

[10] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 18.

[11] Ibid., 99.

[12] BEAUD, M., Geschiedenis van het kapitalisme: van 1500 tot heden, Utrecht, Het Spectrum, 1994, 51.

[13] Ibid., 163.

[14] Ibid., 288.

[15] Dit eerste stukje komt grotendeels voort na het lezen van het boek Organizing Crime van Alain A. Block en William J. Chambliss, New York, Elsevier, 1981. Dit eerste stukje moet eigenlijk gezien worden als een korte en bondige samenvatting van het 2de hoofdstuk‘The Political Economy of Opium and Heroin’ van bovenvermeld boek .

[16] Ibid.,10.

[17] Ibid.,10.

[18] Ibid.,11.

[19] Ibid.,11.

[20] Ibid.,12.

[21] Ibid., 12.

[22]Ibid., 13.

[23]Ibid., 14.

[24]Ibid., 13.

[25]Ibid., 14.

[26]Ibid., 15.

[27]Ibid., 16.

[28]Ibid., 15.

[29] Ibid., 16.

[30] MALTZ, M., ‘Toward defining Organized Crimein The Politics and Economics of Organized Crime, ALEXANDER, E.A.,en CAIDEN, G.E (eds.), Massachusetts/Toronto, Lexington Books, 1985, 21-35.

[31] Ibid., 11.

[32] PAOLI, L., ‘The paradoxes of organized crime’, Crime, Law and Social Change, 2002, (51), 61.

[33] BLOCK, A.A. en CHAMBLISS, W.J., Organizing Crime, NewYork, Elsevier, 1981, 19.

[34] Ibid.,19.

[35] Ibid.,19.

[36] Ibid.,19.

[37] Ibid.,19.

[38] LEA, J., Crime and Modernity, London, Sage Publications, 2002, 144.

[39] NAYLOR, R.T., Wages of Crime; Black Markets, Illegal Finance, and the Underworld Economy, London, Cornell University Press, 2002, 3.

[40] SZASZ, A. ‘Corporations, organized crime and the disposal of hazardous waste’, in LEA, J., Crime and Modernity, London, Sage Publications, 2002, 148.

[41] Ibid.,148.

[42] VANDEWALLE, G.,De parabel van de farizeeër en de tollenaar’ in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 42.

[43] FIJNAUT, C. en PAOLI, L., ‘Comparative Synthesis of Part II, in Organized Crime in Europe: concepts, patterns & control policies in the European Union & beyond, FIJNAUT, C. en PAOLI, L., (eds.), Dordrecht, Springer, 2004, 619.

[44] VANDERBEKEN, T., ‘Spokenjagen voor criminologen. Methodologische beschouwingen over het meten van georganiseerde criminalteit’ in Criminologie in Actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VERVAEKE, G. (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 227.

[45] Ibid., 228.

[46] FIJNAUT, C. en PAOLI, L., ‘Comparative Synthesis of Part II, in Organized Crime in Europe: concepts, patterns & control policies in the European Union & beyond, FIJNAUT, C. en PAOLI, L., (eds.), Dordrecht, Springer, 2004, 618.

[47] Ibid., 618.

[48] VANDERBEKEN, T., ‘Spokenjagen voor criminologen. Methodologische beschouwingen over het meten van georganiseerde criminalteit’ in Criminologie in Actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VERVAEKE, G. (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 227-240.

[49] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 5.

[50] Ibid., 5.

[51] PONSAERS, P., ‘A few considerations by way of a conclusion and comparison of an explanatory project’ in Economic and Financial Crime in Europe, PONSAERS, P. en RUGGIERO, V., (eds.), Parijs, L’Harmattan, 2002, 215.

[52] VANDEWALLE, G.,De parabel van de farizeeër en de tollenaar’ in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 41.

[53] VANDERBEKEN, T., ‘Spokenjagen voor criminologen. Methodologische beschouwingen over het meten van georganiseerde criminalteit’ in Criminologie in Actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VERVAEKE, G. (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 231.

[54]Ibid., 231.

[55] PAOLI, L., ‘The paradoxes of Organized Crime’, Crime, Law and Social Change, 2002, (51), 66.

[56] FIJNAUT, C. en PAOLI, L., ‘Comparative Synthesis of Part II, in Organized Crime in Europe: concepts, patterns & control policies in the European Union & beyond, FIJNAUT, C. en PAOLI, L., (eds.), Dordrecht, Springer, 2004, 608.

[57] Ibid., 603.

[58] Ibid., 614.

[59] Het eerste deeltje van dit Intermezzo is een samenvatting en een beschrijving van een onderdeel van hoofdstuk 3: ‘ Illegal enterprise and Occupational Barriers’ van Vincenzo Ruggiero’s boek Crime and Markets; Essays in Anti-criminology ( zie ook voetnoot hieronder)

[60] RUGGIERO, V., Crime and Markets; Essays in Anti-criminology, Oxford, Oxford University Press, 2000, 28.

[61] Ibid., 29.

[62] Ibid., 29.

[63] Ibid., 29.

[64] Ibid., 30.

[65] Ibid., 29.

[66] Ibid., 29.

[67] Ibid., 29.

[68]Ibid., 29.

[69]Ibid., 30.

[70]Ibid., 29.

[71] PONSAERS, P, en RUGGIERO, V., ‘De evolutie van het debat inzake financieel-economische criminaliteit, Deel 1: Theoretisch Kader’, in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 5.

[72] VAN CALSTER, P., Georganiseerde Criminaliteit als emergent fenoneem van complexe wisselwerkingsprocessen , (Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Doctor in de Criminologische Wetenschappen, nog niet uitgegeven), VUB, 2004-2005, 61.

[73] PAOLI, L., ‘The paradoxes of Organized Crime’, Crime, Law and Social Change, 2002, (51), 54.

[74] VAN CALSTER, P., Georganiseerde Criminaliteit als emergent fenoneem van complexe wisselwerkingsprocessen , (Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Doctor in de Criminologische Wetenschappen, nog niet uitgegeven), VUB, 2004-2005, 35.

[75] Ibid., 37.

[76] Zie onder andere John Lea’s omstandig gedocumenteerde boek Crime and Modernity, meer bepaald de paragraaf “Capitalism and organised crime”, 143.

[77] VAN CALSTER, P., Georganiseerde Criminaliteit als emergent fenoneem van complexe wisselwerkingsprocessen , (Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Doctor in de Criminologische Wetenschappen, nog niet uitgegeven), VUB, 2004-2005, 40.

[78] Ibid., 35.

[79] PAOLI, L., ‘The paradoxes of Organized Crime’, Crime, Law and Social Change, 2002, (51), 56.

[80] PONSAERS, P., ‘A few considerations by way of a conclusion and comparison of an explanatory project’ in Economic and Financial Crime in Europe, PONSAERS, P. en RUGGIERO, V., (eds.), Parijs, L’Harmattan, 2002, 214.

[81] PASSAS, N., en NELKEN, D., ‘The thin line between legitimate and criminal enterprise: subsidy frauds in the European Community’, Crime, Law and Social Change 19, 1993, (223), 224.

[82] VAN CALSTER, P., Georganiseerde Criminaliteit als emergent fenoneem van complexe wisselwerkingsprocessen , (Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Doctor in de Criminologische Wetenschappen, nog niet uitgegeven), VUB, 2004-2005, 75.

[83] SERVADIO, G., De Maffia; misdaadsyndicaat of mentaliteit?, Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1976, 11.

[84] [84] PAOLI, L., ‘The paradoxes of Organized Crime’, Crime, Law and Social Change, 2002, (51), 68.

[85] Ibid., 70.

[86] NAYLOR, R.T., Wages of Crime; Black markets, Illegal Finance, and the Underworld economy, Ithaca en London, Cornell University Press, 2002, 29.

[87] Ibid., 30.

[88] Ibid., 28.

[89] VAN CALSTER, P., Georganiseerde Criminaliteit als emergent fenoneem van complexe wisselwerkingsprocessen , (Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Doctor in de Criminologische Wetenschappen, nog niet uitgegeven), VUB, 2004-2005, 88.

[90] Ibid., 40.

[91] ROBB, P., Middernacht op Sicilië, Utrecht, Het Spectrum, 2000, 113.

[92]Ibid., 274.

[93] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 41.

[94] Ibid., 36.

[95] Ibid., 36.

[96] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 41.

[97] Ibid., 120.

[98] Ibid., 119.

[99] RUGGIERO, V., Crime and Markets: Essays in Anti-criminology, Oxford, Oxford University Press, 2000, 26.

[100] Ibid., 26.

[101] Ibid., 26.

[102] Ibid., 22.

[103] REYNOLDS, D., en DIAMOND, D.K., ‘Re-thinking the fight against Organized crime: Targeting the market organizers’, Transnational Organized Crime, Vol.5, N°2 , 1999, 146.

[104] Ibid.,145.

[105] Ibid., 148.

[106] RUGGIERO, V., Crime and markets; essays in Anti-Criminology, Oxford, Oxford University Press, 2000, 97.

[107] Ibid., 97.

[108] Ibid., 97.

[109] Ibid., 97.

[110] Ibid., 95.

[111] Ibid., 96.

[112] Ibid., 96.

[113] Ibid., 99.

[114] ZIEGLER, J., Heren van de misdaad, Amsterdam, Meulenhoff/Kritak, 1998, 40.

[115] Ibid., 42.

[116] Ibid., 41.

[117] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 5.

[118] RAWLINSON, P., ‘Capitalists, criminals and oligarchs- Sutherland and the new “robber barons” ‘, Crime, Law and Social Change 37, 2002, (293), 293.

[119] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 51.

[120] RUGGIERO, V., ‘Economic and financial crime in Europe’ in RUGGIERO , V. en PONSAERS, P., Economic and Financial Crime in Europe, Parijs, L’Harmattan, 2002, 26.

[121] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 79.

[122] LEA, J. Crime and Modernity, London, Sage Publications, 2002, 149.

[123] PONSAERS, P., ‘Wat is er zo georganiseerd aan financieel-economische criminaliteit?’ in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 51.

[124] RUGGIERO, V., Organized and corporate crime in Europe: Offers that can’t be refused, Dartmouth, Aldershot, 1996, 149.

[125] ARLACCHI, P., Mafia business: the mafia ethic and the spirit of capitalism, Londen, Oxford University Press, 1988, 142.

[126] ERKUL, A., Spook van Corleone opgepakt in Italië, De Morgen, 12 april, 2006, p.3

[127] PAOLI, L., ‘The paradoxes of organized crime’, Crime, Law and Social Change, 37, 2002, (51), 59.

[128] Ibid., 70.

[129] Ibid., 63.

[130] LEA, J. Crime and Modernity, London, Sage Publications, 2002, 149.

[131] SHELLEY, L., ‘Identifying, Counting and Categorizing Transnational Criminal Organizations’, Transnational Organized Crime Vol.5, N°.1,1999, (1), 4.

[132] Ibid., 4.

[133] Ibid., 4.

[134] NAYLOR, R.T., Wages of Crime; Black markets, Illegal Finance and the Underworld Economy, New York, Cornell University Press, 2002, 136.

[135]ZIEGLER, J., Heren van de misdaad, Amsterdam, Meulenhoff/Kritak, 1998, 159.

[136] Ibid.,171.

[137] Ibid.,171.

[138] VERBRAEKEN, P. ‘Mercurius was de god van de handelaars en de dieven;Enkele bedenkingen over financieel-economische criminaliteit onder kapitalistische voorwaarden’, in Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie, plichtvak 2de licentie Criminologie, Gent, 2003-2004, 62.

[139] De feiten uit dit stukje zijn een samenvatting van gegevens uit het artikel :

NELKEN, D. EN PASSAS, N., ‘The thin line between legitimate and criminal enterprises: Subsidy frauds in the European Community’, Crime, Law and Social Change 19, 1993, 223-243.

De zaken die interessant zijn voor deze scriptie zijn dit uiteraard niet.

[140] De feiten zijn afkomstig uit het artikel van RAWLINSON, P., ‘Capitalists, criminals and oligarchs- Sutherland and the new “robber barions” ‘ in Crime, Law and Social Change 37, 2002, 293-307.

Wat interessant is voor ons verhaal is vanzelfsprekend niet overgenomen uit het artikel.

[141] Ibid.,299.

[142] Ibid.,299.

[143] Ibid.,300.

[144] Ibid., 304.

[145] LEA, J.,Crime and Modernity, London, Sage Publications, 2002, 144.

[146] Ibid., 148.

[147] Mc MURTRY, J., The Cancer Stage of Capitalism, Londen, Pluto Press, 1999, 258

[148] Ibid., 256.

[149] NAYLOR, R.T., Wages of Crime; Black Markets, Illegal Finance, and the Underworld Economy, London, Cornell University Press, 2002, 3.

[150] Ibid., 5.

[151] Ibid., 5.

[152] SCHOTTE, T., Smuggling Tobacco: a new phenomenon?, Scriptie neergelegd tot het behalen van een master in European Criminology and Criminal Justice Systems, 2002-2003, universiteit Gent, 30.

[153] Ibid., 30.

[154] Ibid., 36.

[155] Ibid., 37.

[156] Ibid., 38.

[157] BEARE, M., ‘Organized corporate criminality-Tobacco smuggling between Canada and the US’, Crime, Law and Social Change, 2002, (225), 229.

[158] Ibid., 236.

[159] Ibid., 236.

[160] Ibid., 239.

[161] Ibid., 239.

[162] Ibid., 35.

[163] New York Times, 28 november, 1993 in BEARE, M., ‘Organized corporate criminality-Tobacco smuggling between Canada and the US’, Crime, Law and Social Change, 2002, (225), 235.