De leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan zonder Vrees (1405-1419) (David Lauwers)
|
In 1363 kreeg Filips de Stoute het hertogdom Bourgondië in apanage van zijn
vader, de Franse koning Jan II.
Een apanage was in de 14de eeuw
een leen dat doorgaans werd geschonken aan mannelijke koninklijke kinderen, op
voorwaarde dat het zou terugvallen aan de kroon bij uitsterven van de
mannelijke opvolgingslijn. Het voordeel van dergelijke praktijk was dat,
zolang het hertogdom een apanage bleef, de koning indirect controle op het
bewuste gebied kon uitoefenen en bij de inwoners ervan de illusie kon opwekken
dat ze een zekere autonomie genoten[1].
Wanneer in 1364 Filips’ broer, Karel V, op de Franse troon kwam, trachtte
deze vrijwel onmiddellijk om voor zijn jongere broer een huwelijk te regelen
dat - naar middeleeuwse standaarden - politieke en financiële perspectieven
bood.
In 1369 slaagde hij er uiteindelijk in een alliantie met Margareta, enige
dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk II van Male, te realiseren.
Door een Bourgondisch - Vlaamse
alliantie onder leiding van een Franse prins te smeden, trachtte de Franse
vorst de greep op zijn noordelijke grensgebieden te verstevigen[2].
Karel V had blijkbaar veel over voor deze alliantie daar hij als prijs voor
het huwelijk Waals - Vlaanderen, dat sedert 1312 terug aan het Frans
kroondomein was gevoegd, moest afstaan. Hierdoor werden de steden en
kasselrijen Rijsel, Dowaai en Oorschie terug aan Vlaanderen gehecht[3].
Filips de Stoute zwoer twee geheime eden: één aan Karel V, dat het gebied
na de dood van zijn schoonvader opnieuw aan Frankrijk zou worden gehecht en
tegelijk één aan Lodewijk van Male, waarin hij het tegenovergestelde zwoer.
Hij veronderstelde in 1369
terecht dat er nog veel tijd zou verlopen, zodat hij slechts één van die
beloften zou moeten nakomen[4].
Filips de Stoute en Margareta
van Male kregen zeker tien kinderen waarvan er
zeven de kindertijd overleefden[5].
De
Bourgondische hertog ging zeer beredeneerd te werk bij het afsluiten van de
huwelijksvoorwaarden voor zijn kinderen en streefde telkens drie
doelstellingen na: de versteviging van zijn positie in de Lage Landen, de
bescherming van de grenzen van Bourgondië en het behoud van de goede relaties
met de Franse kroon[6].
De conferentie van Kamerijk in
januari 1385 was dan ook een zeer belangrijke zet op het schaakbord van de
Westeuropese politiek. Immers, op deze conferentie werd een dubbelhuwelijk
afgesloten dat het huis van Bourgondië zou verstrengelen met dat van Albrecht
van Beieren, ruwaard van Holland, Zeeland en Henegouwen[7].
Het Kamerijk - akkoord bepaalde
dat Margareta, oudste dochter van Filips de Stoute, huwde met Willem van
Beieren, zoon van Albrecht van Beieren en dat Jan van Nevers, oudste zoon van
Filips de Stoute, huwde met Margareta van Beieren, dochter van dezelfde
Albrecht. Dit Bourgondisch - Beiers huwelijk zou uiteindelijk, hoewel het op
dat moment nog zeer onwaarschijnlijk leek, de bezittingen van Albrecht aan de
kleinzoon van Filips brengen[8].
Wel te verwachten was toen
reeds de nalatenschap van Margaretha’s tante Johanna, hertogin van Brabant en
Limburg. Filips de Stoute slaagde erin om over deze hertogdommen bij voorbaat
een protectoraat te vestigen en Limburg en Overmaas in 1396 volledig in bezit
te krijgen[9].
Filips’ tweede zoon, Antoon,
huwde in 1393 met Johanna, dochter van Walram van Luxemburg, graaf van
Saint-Pol en Ligny en bij de erfenisverdeling werd hem Brabant en Limburg
toegekend. Na de dood van Johanna in 1407 volgde Antoon op in Luxemburg door
als tweede vrouw Elisabeth van Görlitz te nemen, de eigenlijke erfgename van
Luxemburg[10].
Ook bij het afsluiten van de
huwelijken van zijn andere kinderen handelde Filips steeds doordacht. Door
zijn huwelijkspolitiek slaagde hij erin om zijn oostgrenzen te consolideren en
met de huwelijksverbintenissen van zijn kleinkinderen beoogde hij zijn
westelijke grenzen te beveiligen en de samenwerking met het Franse hof te
vrijwaren[11].
Reeds vroeg dus handelde Filips de Stoute niet uitsluitend als Franse
loyale prins en, hoewel het Bourgondisch eigenbelang niet domineerde, speelde
het toch meteen een belangrijke rol. Op lange termijn bekeken zouden de
doelstellingen van de Franse vorst dan ook nooit gerealiseerd worden en het
huwelijk tussen Filips de Stoute en Margareta van Male zou, om het met de
woorden van Blockmans - Prevenier te zeggen,
uitlopen op een breed proces van eenmaking waarbij de hele Nederlanden onder
één scepter zouden komen, een
proces dat heel wat van de
institutionele organisatie en van de cultuur zou homogeniseren, waarbij deze
dynastie generaties lang krachtig en vaak met groot succes zou streven naar
een sterk centraliserende eenheidsstaat[12].
2. Jan zonder Vrees als graaf van Nevers.
Jan zonder Vrees werd op het
hertogelijk kasteel van Rouvres geboren op 28 mei 1371 en in 1384 zien we hem
voor het eerst optreden in de staatsaangelegenheden. Op 16 maart van dat jaar,
enkele weken na de dood van Lodewijk van Male, werd hij immers door zijn vader
benoemd tot graaf van Nevers. In de daaropvolgende jaren werd hij door zijn
vader geleidelijk aan geïnitieerd
in de kunsten van de staatsuitoefening en oorlogsvoering[13].
Ondanks het feit dat de jonge
graaf samen met zijn moeder reeds in een aantal moeilijke onderhandelingen met
de machtige Vlaamse steden betrokken was geweest en dus in de complexe
situatie van het Vlaamse graafschap was ingewijd[14],
kreeg hij pas in 1396 een eerste kans om zijn talent te demonstreren, niet als
politicus maar wel als militair.
In 1394, vijf jaar na hun overwinning bij Kosovo, beheersten de Ottomaanse
Turken het grootste deel van de Balkan en drongen ze verder binnen in de
Peloponnesos. De westerse christenheid reageerde hierop door een kruistocht te
organiseren om Zuidoost Europa te hulp te schieten.
Filips de Stoute stelde zijn zoon aan als Bourgondisch leider van de
kruistocht, daar hij uit eigen ervaring wist hoe nuttig een heldenaureool in
dienst van het Christendom voor de publieke opinie kon zijn.
Toen de kruistocht in 1396 te
Nicopolis op een complete catastrofe uitliep en Jan twee jaar doorbracht in
Turkse gevangenschap, verhoogde dit aanzienlijk zijn reputatie – net zoals bij
zijn vader in Poitiers in 1356 - en hield hij er de bijnaam “zonder Vrees” aan
over. Op gebied van oorlogsvoering trok hij uit de Nicopolis – expeditie een
aantal belangrijke lessen en Jan zonder Vrees werd dan ook de enigste van de
vier Bourgondische hertogen die daadwerkelijk zijn leger wist te gebruiken,
wat onder meer bleek uit de expeditie tegen de Luikenaars (1408)[15].
Na Jans terugkeer uit Turkse gevangenschap achtte Filips de Stoute het
raadzaam zijn zoon in te wijden in de complexiteit van de Parijse politieke
wereld en gaf hem op die manier de mogelijkheid om duurzame ervaring op te
doen omtrent de diplomatieke handigheden van zijn vader en de vele intriges
aan het Franse hof rondom de geesteszieke Karel VI.
Als graaf van Nevers verbleef
Jan na zijn kruistochtonderneming nauwelijks in de noordelijke territoria. Dit
lokte het ongenoegen uit van de Vlaamse onderdanen, wat zich zou weerspiegelen
in een harde klachtenbundel die de Vier Leden van Vlaanderen hem bij Pasen
1405 voorlegden[16].
3. Jan zonder Vrees als Franse prins.
Op 27 april 1404 overleed Filips de
Stoute in Halle bij Brussel. Zijn weduwe, Margareta van Male, regeerde nog tot
haar
eigen dood op 21 maart 1405 over haar erfgoederen Vlaanderen en Artesië. Hun
oudste zoon, Jan zonder Vrees, werd op dat moment hertog van Bourgondië[17].
Filips de Stoute was er in
geslaagd om een familiesysteem op basis van allianties en verwantschappen op
te bouwen dat zich over geheel Europa uitstrekte[18].
Als gevolg van het overlijden van Filips de Stoute, Margareta van Male en de
hoogbejaarde hertogin Johanna, werd de Bourgondische huismacht verbrokkeld in
drie delen, maar dit deed echter niets af aan de samenhang daarvan in de
Nederlanden. Ook de Bourgondisch – Beierse solidariteit ging niet verloren
toen hertog Albrecht stierf in december 1406.
De nieuwe generatie – Jan
zonder Vrees, zijn broer Antoon van Brabant en Limburg, en hun zwager Willem
VI van Holland, en IV van Henegouwen – sloot zich op 21 juli 1405 in Le
Quesnoy tot onderlinge hulp aaneen. Dit verbond eindigde weliswaar met de dood
van Antoon van Brabant op het slagveld van Azincourt (25 oktober 1415), maar
een familie - entente bleef voortbestaan[19].
Na de dood van Filips de Stoute
werd de hertog van Orléans, een broer van de koning, de dominerende figuur in
de koninklijke raad. Niet alleen omwille van prestigieuze redenen, maar vooral
om de inkomsten uit de Franse schatkist niet te verspelen, werd Jan zonder
Vrees onmiddellijk gedwongen om de rol van zijn vader aan het Franse
koninklijke hof over te nemen. In de beginjaren was hij echter onvoldoende
vertrouwd met het Parijse wereldje vol intriges en hij kon ook veel minder
terugvallen op persoonlijke banden met invloedrijke functionarissen aan de
Parijse universiteit en het
Parlement van Parijs, die Filips met grof geld had gekocht. Bovendien
was Jan slechts één van de vele neven van de geesteszieke koning Karel VI[20].
Jan zonder Vrees wachtte
blijkbaar opzettelijk om zich binnen het Franse politieke milieu te
manifesteren tot hij de rol van oppositieleider tegen de onpopulaire regering
van Lodewijk van Orléans op zich kon nemen[21].
De middelen die hij hiertoe aanwendde waren het bespelen van de publieke
opinie en de militaire interventie[22].
Hij was echter ook bereid om met bloedvergieten en sluipmoord Frankrijk te
beheersen, in tegenstelling tot zijn vader Filips die altijd een loyale
houding tegenover het huis van Valois heeft gekoesterd. De moord op Lodewijk
van Orléans op 23 november 1407, was dan ook met voorbedachten rade gepleegd
en zorgvuldig op voorhand gepland[23].
Deze politieke liquidatie werd door Jean Petit, een bekwame theoloog en
advocaat van de hertog, op 8 maart 1408 voor het koninklijke hof
gerechtvaardigd (“Justification
du duc de Bourgogne”) en verklaard als een daad van cruciaal belang voor
het behoud van het publieke welzijn in het koninkrijk. De hertog werd door de
koning volledig gerehabiliteerd en de Bourgondische partij verwierf het
overwicht in de koninklijke raad. De oppositie tegen Jan zonder Vrees werd
echter door de weduwe van Lodewijk van Orléans, Valentina Visconti, verder
georganiseerd door middel van een huwelijkscontract tussen haar zoon Karel van
Orléans en de dochter van de graaf van Armagnac. Deze anti-Bourgondische
coalitie zou mettertijd aangeduid worden met de naam “Armagnacs”[24].
Tot 1413 slaagde de
Bourgondische hertog erin om het overwicht te behouden binnen de Franse
koninklijke Raad. In Parijs was niemand bij machte om tegen hem op te treden
en de Franse regering was verdeeld tussen de verschillende koninklijke
hertogen. Bovendien had Jan zonder Vrees in 1408 op indrukwekkende wijze de
Luikse opstand verpletterd[25].
In 1413 misrekende hij zich echter volledig door de Parijse slagers, de
Cabochiens, te steunen in hun strijd om een radicale hervorming van de staat
door te voeren. De gevestigde sociale orde kwam in opstand en de Armagnacs
profiteerden hiervan om de sympathie van de publieke opinie voor zich te
winnen. Parijs werd terug een bastion van de Armagnacs[26].
Het daaropvolgende jaar werd
gekenmerkt door bloedige conflicten en een hevige propaganda tussen beide
partijen tot in september 1414 de Vrede van Atrecht tussen de Bourgondiërs en
de Armagnac regering werd afgesloten. Het bestand betekende een triomf voor de
hertog en gaf wederom blijk van zijn diplomatische en militaire vaardigheden[27].
Hoewel de Vrede van Atrecht de
hertog expliciet verbood om
verdragen af te sluiten met de Engelsen die ingingen tegen de belangen
van de Franse vorst of zijn koninkrijk, bereikten de troepen van Jan zonder
Vrees om één of andere duistere reden nooit het slagveld van Azincourt (25
oktober 1415). Zijn twee broers daarentegen, Antoon en Filips, sneuvelden
echter wel in de strijd tegen de Engelsen[28].
Vanaf september 1417 ging de Bourgondische hertog opnieuw de militaire toer
op en veroverde stad na stad op de Armagnacse partij. Op 29 mei 1418 werd
Parijs ingenomen door Bourgondische troepen en op 14 juli 1418 hielden de
hertog en koningin Isabella samen triomfantelijk hun intrede in de hoofdstad.
Jan zonder Vrees kon echter onmogelijk tegelijkertijd het hoofd bieden aan
de Armagnacs en Engelsen en een vooraanstaande rol spelen in zijn
Bourgondische landen en het Parijse politieke milieu. Hiervoor beschikte hij
over onvoldoende financiële en militaire middelen.
Jan zonder Vrees werd dan ook
op 10 september 1419 het slachtoffer van een politieke liquidatie, een
techniek die hij zelf twaalf jaren geleden zonder
gewetensbezwaren op Lodewijk van Orléans had toegepast[29].
4. Jan
zonder Vrees als graaf van Vlaanderen.
Bij de Blijde Intrede van Jan zonder Vrees te Gent in 1405 legden de Vier
Leden van Vlaanderen hem meteen een harde klachtenbundel voor waarin ze onder
meer eisten dat de hertog in Vlaanderen zou resideren, dat snel een
handelsakkoord met Engeland zou worden afgesloten, dat de Raad van Vlaanderen
zou gevestigd worden in Vlaanderen Flamingant en dat ook de procedure ervan
vernederlands zou worden.
Als gevolg van zijn kruistochtonderneming lag de reputatie van Jan zonder
Vrees tot dan toe vooral in de harde militaire aanpak maar als hertog van
Bourgondië en graaf van Vlaanderen ontpopte hij zich echter tot een bekwaam
politiek leider die net zoals Filips de Stoute trachtte zijn territoria met
een centralistisch bestuur en autocratische regeringsvorm te regeren.
Door toegevingen op korte
termijn trachtte hij zijn lange termijn objectieven te realiseren. De nieuwe
hertog toonde zich dan ook inschikkelijk met betrekking tot de eisen van de
Leden en reeds enkele weken na zijn Blijde Intrede zetelde de Raadkamer in het
Nederlandstalige Oudenaarde. In 1407 werd ze als uiterste blijk van
tegemoetkoming naar Gent overgebracht, de stad die tweeëntwintig jaar eerder
nog volledig in oorlog was met zijn vader Filips de Stoute[30].
De nieuwe hertog wilde geen
schade toebrengen aan de reserve van geld en mensen die Vlaanderen bood en
daarom stootte hij het graafschap niet meer voor het hoofd dan nodig was.
Zeker in de eerste jaren van zijn regering gedroeg Jan zonder Vrees zich als
een goed beheerder van de belangen van zijn Vlaamse onderdanen, in het
bijzonder op gebied van de economie. Voor de Vlaamse textielindustrie en
textielhandel was het immers nog steeds van vitaal belang om de import van
grondstoffen uit Engeland, ondanks de voortdurende Frans - Engelse oorlog,
veilig te stellen. Als Franse prins werd hij wel gehinderd door anti-Engelse
verplichtingen maar net zoals zijn vader slaagde hij er in om deze
tegenstrijdige belangen tegelijkertijd te behartigen. Hoewel dubbelhartigheid
en misleiding aan beide kanten meespeelden, kwam er in 1407 dan ook een Anglo
– Vlaams handelsakkoord tot stand dat volledig losstond van de oorlog tussen
Engeland en Frankrijk[31].
Met betrekking tot het sociaal
– economische leven ging Jan zonder Vrees ook over tot de herziening van het
Transport van Vlaanderen, dat na het verdrag van Athis was ontstaan, maar
reeds op het einde van de 14de eeuw niet meer beantwoordde aan de relatieve
voorspoed van de verschillende steden en plattelandsdistricten[32].
Door de drie grote steden tegen elkaar uit te spelen slaagde de hertog er
geleidelijk aan in om de stedelijke autonomie aan te pakken.
Een eerste stap in deze hardere
hertogelijke politiek zette hij in april 1407 door de Brugse ambachten te
verbieden zich gewapend te verzamelen, zonder zijn toestemming. De oorkonde
waarin dit bepaald werd kreeg in de volksmond de schimpnaam van “Calfvel”[33].
In 1409 volgde een nieuwe ordonnantie waarbij enerzijds de stedelijke
autonomie een harde slag werd toegebracht door de Raad van Vlaanderen meer
bevoegdheden te geven in verband met conflicten tussen de Vlaamse steden
onderling, over twistpunten tussen de Vlaamse steden en de
plattelandsdistricten en zelfs over problemen die voortvloeiden uit de aan
buitenlandse kooplieden toegekende handelsprivileges. Anderzijds werden ook de
eigen vorstelijk ambtenaren onder een strengere controle geplaatst door de
Raad van Vlaanderen, naast haar traditionele rol van gewestelijke vorstelijke
rechtbank, ook met spionageopdrachten te belasten.
Bij dit alles werden echter de
Vlaamse zakenkringen op het internationale forum ongemoeid gelaten daar een
goedgevulde staatskas een noodzakelijke voorwaarde was om een sterk
binnenlands gezag uit te oefenen en een behoorlijk, permanente strijdmacht op
de been te kunnen brengen die de politieke ambities van de hertog ten aanzien
van de grootmachten kon waarmaken[34].
In 1411 werd de vijftien jaar
oude graaf van Charolais, enige wettige zoon van Jan zonder Vrees en de latere
Filips de Goede, geïnstalleerd als permanente plaatsvervanger van zijn vader
in Vlaanderen. Hiermee kwam Jan zonder Vrees, die op dat moment al zijn
energie in de strijd tegen de Armagnacs stak, tegemoet aan de verzoeken die
hier omtrent waren gedaan door de Vlaamse onderdanen[35].
De jonge graaf werd in het Gentse Prinsenhof omringd met raadsheren zoals
kanselier Jean de Saulx, Willem van Halewijn en Jacob van Lichtervelde. Zij
waren uitstekend vertrouwd met de toestand in Vlaanderen en konden hem
behoeden voor de flaters die een in Bourgondië opgevoede prins bedreigden. Het
beleid van de hertog en zijn zoon werd in de Vlaamse commerciële wereld goed
onthaald doordat de zakenkringen en de wereld van de ambachtslieden werden
bevoordeeld met een handelspolitiek die de relaties met Engeland, Frankrijk,
de Duitse Hanze, Brabant en Holland na jaren van verstoring herstelde of
verbeterde en de industriële productie en de uitvoer opnieuw op normaal peil
bracht[36].
De betrokkenheid van Jan zonder
Vrees in de Franse burgeroorlog en zijn zwakkere internationale positie
zorgden ervoor dat hij in de periode 1411 – 1419 tot toegevingen aan zijn
onderdanen werd gedwongen en dat de machtsbalans tussen de vorst en onderdanen
in het graafschap Vlaanderen terug in evenwicht werd gebracht[37].
Dit bleek onder meer toen de Brugse ambachtslieden Jan zonder Vrees te
Montdidier in de steek lieten na een vruchteloze expeditie tegen de Armagnacs
en weigerden de stad binnen te komen voordat het stadsbestuur inging op hun
lijst met zeven eisen. Het verzet van de ambachtsgilden werd uiteindelijk
gebroken doordat het Calfvel werd ingetrokken. Omtrent alle andere eisen van
de ambachtslieden, die voor het doorvoeren van de centralistische
staatspolitiek onontbeerlijk waren, werden echter geen toegevingen gedaan.
In 1414 legden de Vier Leden aan de hertog een grievenlijst voor, de “cahier
de doléances”, waarin werd geijverd voor een intrekking van bijna alle
centralistische institutionele maatregelen van de voorbije tien jaren.
Het leveren van troepen en beden aan de hertog voor de oorlog tegen de
Armagnacs werd gebruikt als drukkingsmiddel om een door de hele Vlaamse
politieke elite opgesteld eisenprogramma van twaalf punten te aanvaardden. De
hertog was bereid om op acht à negen punten toe te geven, maar tot een
definitief akkoord kwam het echter niet. Ook in 1417, toen de Bourgondische
hertog weer volop in de strijd met de Armagnacs was verwikkeld vroegen de
Leden hem opnieuw toegevingen, ditmaal in vorm van een vijfpunten programma.
De Vlaamse steden realiseerden
hun politieke doeleinden enkel en alleen door ad hoc onderhandelingen en
overeenkomsten en niet op grond van constitutionele teksten. Dit in
tegenstelling tot het hertogdom Brabant, waar het charter van de Blijde
Inkomst van 1356 het instrument bij uitstek was om de vorstelijke macht in te
perken[38].
|
[1] BLOCKMANS-PREVENIER, De Bourgondiërs, p. 29.
[2] Ibidem, p. 30; VAUGHAN, Philippe the Bold, p. 81.
[3] VAN WERVEKE, Lodewijk van Male, p. 196.
[4]
BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 30-31.
[5]
VAUGHAN, op. cit., p. 81; VAUGHAN, John the Fearless, p. 2.
[6]
VAUGHAN, Philippe the Bold, p. 92.
[7] JONGKEES, Vorming van de Bourgondische staat, p. 184.
[8] VAN WERVEKE, art. cit., pp. 211-212.
[9]
JONGKEES, art. cit.
[10] VAUGHAN, op. cit., p. 90; VAN WERVEKE, art. cit., p. 216.
[11] VAUGHAN, op. cit., p. 91.
[12]
BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 15.
[13]
VAUGHAN, John the Fearless, pp. 2-3.
[14]
Ibidem, pp. 3-4.
[15]
Ibidem, p. 4; BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 51-53.
[16]
BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit. p. 54.
[17]
BLOCKMANS-PREVENIER, De Bourgondiërs, p. 51.
[18]
VAUGHAN, John the Fearless, p. 239.
[19] JONGKEES, De vorming van de Bourgondische staat, p. 186.
[20] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 54-55.
[21] VAUGHAN, op. cit., p. 31.
[22] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 56.
[23] Ibidem, p. 57; VAN WERVEKE, Lodewijk van Male, p. 218; VAUGHAN, op. cit., p. 44.
[24] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 58-59; VAUGHAN, op. cit., pp. 69-72.
[25] VAUGHAN, op. cit., p. 74.
[26]
BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 60.
[27]
VAUGHAN, John the Fearless, pp. 193-201.
[28] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 61; VAUGHAN, op. cit., p. 201.
[29] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 62-63.
[30] BLOCKMANS-PREVENIER, De Bourgondiërs, pp. 63-65; VAUGHAN, John the Fearless, pp. 14-15; VAN WERVEKE, Lodewijk van Male, p. 219.
[31] VAN WERVEKE, art. cit., p. 218; BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 65;
VAUGHAN, op. cit., p. 24.
[32] VAN WERVEKE, art. cit., p. 220.
[33] Ibidem.
[34] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., pp. 66-67.
[35] VAUGHAN, op. cit., p. 153.
[36] Ibidem, pp. 153-155; BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., 69.
[37] BLOCKMANS-PREVENIER, op. cit., p. 63.
[38] Ibidem, pp. 70-71.