De leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan zonder Vrees (1405-1419) (David Lauwers)
|
Het door ons behandelde thema van
deze licentiaatsverhandeling, de leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan
zonder Vrees, hebben we vanuit een sociaal standpunt benaderd en onderzocht. De
methode van de prosopografie die we hiertoe hebben aangewend was echter zeer
arbeidsintensief.
De onderzochte periode was
interessant omwille van het feit dat onder de regering van Jan zonder Vrees een
vergaande splitsing tussen de financiële en gerechtelijke sectie van de “Camere van den Rade” werd doorgevoerd. Bovendien gold Jan zonder
Vrees als laatste “Franse prins” der Bourgondische hertogen waardoor we ook het
thema “vorstelijk centralisme versus
stedelijk particularisme” hebben kunnen aankaarten.
De problemen waarmee we
geconfronteerd werden waren veelvuldig. Er bestaat eerst en vooral geen
bronnenreeks die het volledige personeel van de Raad van Vlaanderen omvat.
Bovendien hadden we in ons bronnenonderzoek meerdere malen met
identificatieproblemen te maken gehad. Toch zijn we er in geslaagd om een aantal
concrete resultaten naar voor te leggen.
Eerst en vooral mogen we stellen
dat de meerderheid van de raadsheren afkomstig was uit Vlaanderen – Flamingant.
Verder waren er ook raadsheren afkomstig uit Waals – Vlaanderen, Henegouwen,
Frankrijk – Bourgondië en zelfs één uit het Italiaanse Lucca.
Met betrekking tot de sociale stand
konden we twee grote categorieën van raadsheren onderscheiden: de burgerij en de
adellijke ambtenarij. Verder zetelden er ook een aantal geestelijken in de Raad.
De meeste raadsheren dankten hun
benoeming aan het feit dat zij als baljuw, schout, enz. reeds grote ervaring in
het beheer van het graafschap hadden opgedaan en hun opname als raadsheer bij de
Raad van Vlaanderen vormde dan ook de bekroning van hun loopbaan. Er waren
echter ook een belangrijk aantal raadsheren die de overstap van stedelijk naar
centraal bestuursapparaat maakten. Er bestond dus een dynamische interactie
tussen stedelijk en centraal regeringsniveau. We hebben onze populatie van
raadsheren dan ook getypeerd als een niet – gesloten politieke elite. Als
algemene regel voor de opname als raadsheer in de Raad van Vlaanderen golden
twee elementen: bekwaamheid en trouw aan de vorst.
De professionalisering van de Raad
van Vlaanderen was in de door ons behandelde periode nog niet voltooid. Er
bestond immers nog een kleine meerderheid van raadsheren die hun opname in de
Raad te danken hadden aan hun grote praktijkkennis. Toch kan men reeds de
toenemende professionalisering onderkennen. Als we kijken naar de studies van
het nageslacht van onze raadsheren, dan merken we immers dat de meesten van hen
een universitaire studie in de rechten voltooiden.
|