De rechtstreekse Premierverkiezing in Israël in 1996 en 1999 met een analyse van de campagnes. (Pieter Vanheuverzwijn)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

“Attemps at reform, when they fail, strengthen what they seek to abolish, as he that struggles tightens
those cords he does not succeed in breaking.”
(Charles Caleb Colton)

 

Inleiding

 

            Israël is een land dat vaak in de aandacht staat. De aanhoudende problemen met de Palestijnen in eigen land en de conflicten met de Arabische buren maken de situatie onhoudbaar. Deze zaken hebben dan ook een enorme invloed op het politieke wezen in Israël en ook zeker op de campagnes in de verkiezingsjaren. Dit werk belicht echter een ander feit dat een enorme invloed had op het politieke landschap en de bijhorende campagnes. Namelijk de electorale hervormingen die er toen toe geleid hebben dat Israël gedurende een zekere periode het enige land ter wereld werd dat zijn eerste minister rechtstreeks verkoos.

Israël had dit hybride systeem te danken aan een jarenlange onvrede over de politieke situatie. Het Israëlische parlement, de Knesset, kende een hoge fragmentatie door de extreme polarisatie van het partijsysteem. Dit kende zijn climax bij Israël’s eerste geslaagde motie van wantrouwen op 15 maart 1990. Twee jaar later werd de Basic Law: The Government goedgekeurd die de electorale hervormingen met zich meebracht. Dit systeem werd in 1996 voor de eerste keer toegepast, waarna het in 1999 en 2001 nogmaals gebruikt is. Daarna is het experiment reeds stopgezet.

Dit werk handelt specifiek over de campagnes voor de verkiezingen van 1996 en 1999. In deze twee jaren werden er naast Knessetverkiezingen, tegelijkertijd maar gescheiden, rechtstreekse verkiezingen voor de premier uitgeschreven. Het zijn de campagnes voor de rechtstreekse premieverkiezing die hier onderzocht worden. Deze campagnes zullen een ander karakter hebben en uiterst specifieke kenmerken.

Hier zullen we onderzoeken welke effecten dit zijn. Rechtstreekse verkiezingen zouden tot presidentialisering van parlementaire systemen leiden. In hoeverre klopt deze stelling? Draaien de verkiezingen enkel rond de de premierkandidaten of is er toch nog plaats voor inhoudelijke campagnes gebaseerd op de specifieke ideologieën van de partijen? Het nieuwe electorale systeem moest de toekomstige eerste ministers sterker maken tegenover de  andere partijen. De legitimatie van een rechtstreekse verkiezing na een persoonlijke campagne moest hier dus voor zorgen. In welke mate werd dit uitgespeeld in de campagnes en vooral is Israël geslaagd in dit opzet?

 

Dit werk bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt een historisch overzicht gegeven van Israël als politieke onafhankelijke staat. Er wordt met andere woorden gekeken naar het electorale systeem, het partijensysteem, de campagnes enzovoort. We beschrijven hoe Israël’s twee grootste partijen, Likud en Labor, gegroeid zijn tot wat ze zijn. Verder zien we hoe de geschiedenis van Israël kan ingedeeld worden in vier grote periodes met verschillende partijsystemen. De laatste ingezet natuurlijk door de electorale hervormingen van 1992.

Het tweede deel gaat dan ook over die electorale hervorming. Eerst wordt de reden voor deze drastische maatregel toegelicht. Vervolgens bekijken we hoe deze hervorming tot stand is kunnen komen. Ook wordt een duidelijke inhoudsbepaling van dit nieuw electoraal systeem gegeven om verwarring met andere en meer gekende rechtstreekse verkiezingen te vermijden. Tenslotte wordt nog een schets gegeven  van enkele voor- en nadelen van zulk een systeem.

Het derde en vierde deel gaan respectievelijk over de verkiezingen van 1996 en van 1999. In beide delen wordt begonnen met een situatieschets van de toestand in Israël bij de aanhef van de campagnes. De specifieke kenmerken worden toegelicht. De meeste aandacht wordt gegeven aan de strijd van de twee grootste kandidaten. Toch wordt nog aandacht geschonken aan de kleinere partijen en aan de verdergaande polarisatie van het politieke landschap.

 

 

1. Politieke geschiedenis van Israël

 

            Dit werk gaat over de verkiezingen van 1996 en 1999 en meer specifiek over  de campagnes daarbij. Tijdens deze twee kiesjaren had Israël een zeer ongewoon kiessysteem en dit had dan ook een enorme invloed op het politieke landschap. Maar dit is lang niet zo geweest. Om het politieke leven in Israël beter te begrijpen en vooral dan de reden tot zulke radicale electorale hervormingen, gaan we eerst even de politieke geschiedenis van Israël onder de loep nemen. Vóór de verkiezingen van 1996 kan men de politieke situatie in Israël in drie verschillende periodes indelen. En elke periode heeft dan ook zijn specifiek partijsysteem. Ook bekijken we al een beetje waarom de electorale hervormingen zo nodig waren.

 

 

1. Multipartijsysteem met een dominante partij, van 1948 tot 1965

 

Israël werd in 1948 een onafhankelijk land. Na lang beraad werd er geopteerd voor een zuiver proportioneel kiesstelsel via evenredige vertegenwoordiging waarbij heel het land als één kiesdistrict werd beschouwd. Er werd een kiesdrempel ingesteld maar deze bedroeg slechts één procent. Het parlement in Israël heet de Knesset en haar leden worden Members of Knesset genoemd hier verder afgekort door MK. De Knesset telt 120 leden. Het logische gevolg was dat Israël van in de beginne enorm veel partijen telde.

Deze periode werd ook gekenmerkt door de absolute dominantie van Mapai, een centrum arbeiderspartij. Deze partij had de grootste achterban, ook dankzij het feit dat Israël toen niet echt een samenhangende oppositie had. Eén van Mapai’s grootste troeven was dat ze Histadrut controleerde. Histadrut was de federatie van de vakbonden en op dat moment de grootste werkgever van het land voor arbeid. David Ben-Gurion, de leider van Mapai, was dan ook de voorzitter van Histadrut. Ook controleerden ze de Jewish Agency en dit was het orgaan dat verantwoordelijk was voor de immigratie van nieuwe Joden. Verkiezingen in die tijd bepaalden slechts wie Mapai als coalitiepartners zou nemen. Meestal was dit één partij van links, één van rechts en nog één religieuze. De partijen die sowieso uitgesloten waren, waren de extreem rechtse zoals Herut ( waar Likud is uit voort gekomen) en de communisten. Deze periode werd gekenmerkt door het feit dat alle partijen vertrokken uit hun ideologie en elkaar zo bekampten.

Begin was de oprichter van Herut en zou dertig jaar lang de partij blijven leiden. De partij stond een exclusief Joods etnonationalisme voor. Verder stonden ze voor discipline en sterk hiërarchisch leiderschap en de territoriale integriteit van het moederland. Veel belang werd gehecht aan de krijgskrachten. Herut gebruikte toen dan ook de volgende leuze:

In blood and fire Judea fell; in blood and fire it will rise again. (Mendilow, 2003, p.34)

 

Het predikte de doctrine van heroïsche actie en van nationale en individuele trots.

Herut begon vanaf 1955 sterk te worden maar weigerde onder geen beding om met Mapai in de regering te stappen. Ze gingen wel met de General Zionists gesprekken aan om gezamenlijk Mapai te verslaan. In 1964 richtte Begin een eigen factie op binnen de Histadrut om het monopolie van Mapai tegen te gaan.

Nog meer tegenslag volgde voor Mapai want David Ben-Gurion stapte na zijn laatste premierschap in 1963 uit de partij om een nieuwe arbeidersoppositie partij op te richten, namelijk Rafi. Onder andere Shimon Peres volgde hem.

 

 

1.2. Clusterpartijen, van 1965 tot 1977

 

Vóór de campagne voor de verkiezingen van 1965 zagen twee nieuwe partijen het levenslicht. Ten eerste een alliantie tussen Herut en de Liberals die Gahal genoemd werd. Deze twee partijen kwamen eigenlijk op bijna alle vlakken niet overeen. Hun enige grote gemeenschappelijk punt was hun afkeer tegen Mapai. Herut had op dat moment nog heel radicale programmapunten die volledig botsten met deze van de Liberals. Zo was Herut gekant tegen elke onderhandeling met de Arabische staten en wou ze geen diplomatieke banden met Duitsland. (Mendilow, 2003, p.44)

Door deze gebeurtenissen zocht Mapai ook een manier om zich te versterken. Ze deed vele voorstellen aan de partijen links van haar: Mapam en Ahdut Ha’avoda. Mapam werd toch als iets te radicaal beschouwd en men opteerde voor de tweede. Er werd een alliantie aangegaan maar eigenlijk slokte Mapai de kleine fracties op. De alliantie werd de Alignment genoemd.

Dit was dan ook de periode van de clusterpartijen. Deze partijen wouden met zo een breed mogelijk programma een zo groot mogelijke bevolkingsgroep aanspreken. Deze periode werd dan ook gekenmerkt door een vervaging van de ideologische verschillen tussen de partijen. Verder was er ook een serieuze polarisatie van het politieke landschap. De strijd tussen regering en oppositie was losgebarsten. De twee grote clusterpartijen werden dan ook naar het centrum getrokken. De clusterpartijen waren als het ware paraplu’s over verschillende facties die vroeger onafhankelijke partijen waren. De facties behielden wel hun eigen leiders en besluitvorming. Tussen de facties werden gewoon expliciete akkoorden gesloten voor de cluster. Vooral in de jaren zestig kunnen we spreken van echte catchall partijen met een neerwaartse trend wat ideologische basis betreft. Dit werd nog eens versterkt door de opkomst van de televisie als het campagnemiddel bij uitstek vanaf de verkiezingen van 1969. Dit medium maakte het de partijen mogelijk om algemene boodschappen aan een zo breed mogelijk publiek te geven doorspekt van emotionele retoriek en visuele beelden.

Maar toch waren er wel wat verschillen tussen Gahal en de Alignment. Gahal kan een conglomeraat partij genoemd worden. Het was een partnership tussen de vroegere partijen en was gebaseerd op de kleinste gemene deler van alle partijen. Zo had elke factie haar eigen programma maar had de cluster één groot programma, algemeen genoeg om de verschillen te kunnen overstijgen. De facties behielden hun volledige partijstructuur van de partijleiding tot de lokale afdelingen. We kunnen echt spreken van een verregaand electoraal pact tussen evenwaardige delen.

De Alignment is meer van het type clusterpartij die proportioneel ingedeeld was. Dit was een clusterpartij waarvan de delen in het geheel zijn opgegaan. De facties hadden geen contact meer met de onderste lagen van hun vroegere structuur. De postjes in de organen van de clusterpartij werden proportioneel verdeeld onder de facties. Direct contact met het publiek ging dus uit van de gehele partij.

Het clusterpartijsysteem heeft het toch nog vrij lang uitgehouden. Maar de kristallisatie en uiteindelijk de destabilisatie heeft langzaam maar effectief zijn werk gedaan. Er zijn veel verklaringen voor het wegvallen van het systeem. Een heel belangrijke was de Zesdaagse oorlog en vooral haar gevolgen. Het is uiterst belangrijk hier op te merken dat in 1967 naar aanleiding van deze oorlog een regering van nationale eenheid werd gevormd. Deze regeringsdeelname heeft Herut eindelijk legitimiteit gegeven en zo heeft ze zich kunnen tonen als een verantwoordelijke partij. Herut kon nu ook verwezenlijkingen naar voor schuiven om zich te promoten, zoals de overwinningen in de oorlog en de economische groei die er op volgde.

Na de drie nee’s van de Arabische liga op vrede, erkenning en onderhandelingen heeft heel de Israëlische politieke wereld een rechtsgaande beweging ondergaan. De regering die normaal als duiven beschouwd konden worden, werd nu ook duidelijk een bolwerk van haviken.

Dit alles had tot gevolg dat er nog minder verschil bestond tussen de twee clusterpartijen. Het grootste verschil was misschien zelfs dat de Alignment sprak over de “territories” en Gahal over de “Liberated territories”. Ook nadat Gahal in 1970 terug naar de oppositie vertrok, bleven de ideologische verschillen minimaal.

Ondertussen bleven de clusters wel groeien, zo vervoegden kleine partijen zoals Rafi de Alignment. Later volgde Mapam zelfs ook. De partij werd nog wel altijd de Alignment genoemd maar heette toen officieel de Labor-Mapam Alignment. Maar aan de andere kant van het politieke spectrum was er meer aan de gang. De Free Center Party, de Land of Israel Labor Movement en de leden van Rafi die niet tot de Alignment wilden behoren, vormden samen La’am wat letterlijk ‘voor het volk’ betekent. La’am kwam vervolgens bij Gahal en Likud was geboren. (Mendilow, 2003, pp.71-72)

De Yom Kippur oorlog werd perfect door Likud gebruikt in de campagnes van 1973 en 1977. Met slogans zoals

            “Down with outdated Socialism.”

            “Give change a chance” (Mendilow, 2003, p.82)

 

Door deze strategie en dankzij de legitimiteit verworven op het eind van de jaren zestig kende Likud electorale successen. In de verkiezingen van 1973 steeg ze van 26 naar 30,2 procent terwijl Labor zakte van 46,2 naar 39,6 procent. En in de verkiezingen van 1977 versloeg Likud Labor zelfs. 1977 was dus het einde van de Labordominantie, voor het eerst sinds de onafhankelijkheid van Israël zaten zij niet in de regering.

Andere en dus kleinere partijen hadden het zeer moeilijk in deze periode en waren praktisch verplicht om in de clusters op te gaan. Zeker het vermelden waard is de opkomst van de Democratic Movement for Change (DMC) in de campagne voor de  verkiezingen van 1977. Deze partij kan als een rechtstreeks gevolg van het clustersysteem gezien worden en gaat er als eerste partij tegen in. De partij kiest niet op voorhand voor Labor of Likud maar wil in zee gaan met diegene die de voorgestelde hervormingen van de DMC zou uitvoeren.

 

 

1.3. Partijblokken, van  1977 -1988

 

            De clusterpartijen hebben dus grote schokken moeten opvangen door de Yom Kippur oorlog in 1973. Meer en meer werden zij ook langs beide kanten aangevallen door nieuwe en kleinere ideologische partijen. Zij dongen naar de kiezers die terug op zoek waren naar programmatische partijen. Ook bleven de interfactionele conflicten zich opstapelen. Likud en Labor begrepen hun fout en kwamen in actie. Op sommige vlakken zoals de socio-economische was het verschil gewoonweg niet meer te merken. Likud reageerde als eerste en schoof terug op naar rechts. Later schoof Labor na haar slechte prestaties in 1981 en 1988 ook weg van het centrum zij het dan naar de linkerkant. Het resultaat waren twee duidelijke partijblokken die tegenover elkaar stonden aan beide kanten van het politieke spectrum. Het centrum bleef gedurende lange tijd onbezet. Men kan hier dus spreken van een gematigd pluralistisch systeem in de typologie van Sartori. Beide partijen werden geassocieerd met de etnische en socio-economische sectoren die voor hen stemden. En dit duwde hen enkel verder uiteen.

Likud stond op barsten. Zo erkende de Liberals de ‘shlemut Ha’moledet’ niet, letterlijk de eenheid van het moederland. Ook de Camp David akkoorden zorgden binnen Likud voor een linker en een rechter groep die steeds verder van elkaar begonnen te staan. Deze akkoorden deden velen van Likud afscheuren, zo werd er rechts van Likud een nieuwe partij gevormd namelijk Tehiya. Ook de Liberals wouden maar al te graag bij Likud weg maar het probleem was dat ze electoraal niets meer voorstelden en dus volledig afhankelijk waren van Likud.

De campagne van 1977 is de laatste van de catchall tactieken geweest. In 1981 konden we weer van ideologisch gebaseerde campagnes spreken. Likud nam de buitenlandse en defensie zaken voor haar rekening. Labor hield het meer op de fouten van de Likudregeringen en hoe zij het anders zou aanpakken.

Herut bepaalde binnen de Likud de ideologische koers en dit met zelfvertrouwen. Dit bracht Labor aanvankelijk in moeilijkheden, ze hadden aanvankelijk moeite om hun plaats te vinden. De Alignment had nog geen sterke basisideologie om Likud te counteren. Mapam dreigde vaak met afscheuring maar toch bleef de partij intact.

In 1983 kwam de regering in moeilijkheden onder andere door de moeilijkheden met Libanon en het opstappen van Begin. De verkiezingen werden vervroegd en de Alignment trok samen sterk ten strijde tegen Likud en de nieuwe leider Yitzhak Shamir. De Alignment toonde zich als de vertegenwoordiger van de nationale eenheid. Ze overstegen klasses en etnieën. Ook brachten ze geen expressieve emotionele retoriek. Dit allemaal in grote tegenstelling tot Likud.

De slogans van Labor waren de volgende

            This cannot go on, the government must be changed.

The economy is sick. You deserve stability and peace of mind. Only an experienced leadership can bring prosperity.

            The Alignment is the only hope. (Mendilow, 2003, p. 115)

 

Likud toonde fotos van Arafat met de volgende slogan:

He backs labor. So do King Hussein, Ahmed Jibril [leider van extremistische groep binnen PLO]. (mendilow, 2003, p. 119)

 

De Likud beschuldigde Labor er ook van veel linkser te zijn dan ze liet uitschijnen. En dat de meest linkse partijleden het zwijgen werden opgelegd in de campagne om zo gematigder over te komen.

Labor sloeg gevat terug met de zin

The Likud must really be in trouble if they have to mobilize Arafat en Jibril in this way. (Mendilow, 2003, p. 120)

 

Maar Likud bleef hameren op de hypocrisie van Labor. Het bleef herhalen dat Mapam nog steeds lid was van het socialistische Alignment.

Nieuw in deze campagne was de idee van Labor om populaire komediespelers en satirische sketches te gebruiken voor de campagne.

Labor won de verkiezingen van 1984 waarop de afscheuring van Mapam toch volgde. Labor kon 54 zetels voorleggen in de Knesset maar dit waren er dus 7 te weinig voor een minimale meerderheid. Likud kwam samen met haar coalitiepartners en Shas ook maar aan 54 zetels. Dit toont nogmaals de verhoogde polarisatie van het Israëlische politieke systeem aan. In 1984 werd dan vervolgens een monstercoalitie aangegaan die 97 MKs achter zich had. Elke partij zat in de regering op de Arabische en de extreme polen na. Deze laatste groep bestond voornamelijk uit Mapam en Tehiya. Er werd gewerkt met een wisselende premier. De eerste twee jaar was Shimon Peres van Labor de eerste minister. Shamir nam de twee laatste jaren voor zijn rekening. Alhoewel deze regering geen lang leven voorspeld werd was het de langst zittende regering ooit van Israël. Er waren zeker strubbelingen en enkele beslissingen konden op de veto’s rekenen van de andere partijen vooral dan op vredesvlak maar toch bleef de regering samen.

Het verschil tussen de campagne van 1988 en de twee vorige is dat deze volledig in handen was van politiekers en specialisten en niet meer zo hard van de media. En ook Labor was nu volledig overgeschakeld van catchall technieken naar ideologische oriëntatie.

Labor werd nu geleid door Peres en deze was zeer populair bij de Arabieren en het was dan ook op dit punt dat Likud hem bleef aanvallen. Labor deed trouwens enorm veel moeite om kiezers aan te spreken. Ze hadden het vooral op de zwevende kiezer gemunt. Want na een onderzoek van de partij bleken drie op tien ondervraagden nog niet te weten voor wie ze zouden stemmen. Deze groep kreeg verscheidene brieven en telefoongesprekken van Peres’ campagnecentrum. Ook dit werd een nieuwe tactiek in de volgende campagnes.

De campagnes van 1988 werden echt gekenmerkt door propaganda to the point. Er werd niet met modder gesmeten naar andere partijen. Er waren zelfs geen uithalende slogans naar andere partijen. Ook de professionele ingehuurde entertainers werden achterwege gelaten.

De uitslag van de verkiezing kan als een kleine overwinning van rechts beschouwd worden. Likud zakte van 43 naar 40 zetels en Labor van 44 naar 43. Opnieuw werd een regering van nationale eenheid ingesteld. Maar Labor hield het deze keer geen hele ambtsperiode vol en liet de regering vallen. Likud vormde na lang overleg met andere partijen een nieuwe regering. Hierdoor maakte de regering een enorme sprong naar rechts. In deze periode kan de klassieke links-rechts tegenstelling in Israël beschouwd worden als de duiven-haviken tegenstelling.

Labor zat in een moeilijke periode maar het aanstellen van Rabin leek hier ommekeer in te brengen. Rabin was enorm populair in eigen land en had goede banden met de Verenigde Staten. Voor de campagne van 1992 koos hij ervoor om het falen van de regering op economisch vlak aan te pakken. Israël had door de val van het communisme weer een enorme immigratiegolf gekend en beide grote partijen deden dan ook al het mogelijke om deze nieuwe groep binnen te halen. Rabin hield het op een sterk inhoudelijke campagne met beloftes voor sociale en economische hervormingen. Labor deed er alles aan om de nationale prioriteiten niet meer te laten samenvallen met de veiligheidsproblematiek. Ook Meretz en Tzomet deden hier een oproep toe.

Likud verloor acht zetels en had er nog maar 32, Tehiya verloor al haar drie zetels maar Tzomet steeg van twee naar acht zetels. Aan de linkerkant behaalde Labor 44 zetels en Meretz twaalf.

 

 

1.4. Vierde periode

 

De vierde periode is dus deze vanaf 1996, de eerste verkiezing waarbij de nieuwe electorale hervormingen worden toegepast. De rechtstreekse primerverkiezing zal een enorme invloed hebben zowel op het politiek landschap, op de campagnes voor de verkiezingen als op het partijsysteem. De electorale hervorming wordt in het volgend deel onder de loep genomen. En deel drie en vier handelen respectievelijk over de verkiezingen van 1996 en 1999. Het partijsysteem en zeker de kiescampagnes worden daar dus beschreven.

 

 

1.5. Besluit

 

Israël is duidelijk niet een typische parlementaire staat. Het heeft een merkwaardig partijlandschap dat inspeelt op situaties. Men kan bijgevolg duidelijke periodes afbakenen qua politieke bewegingen. De periode van de Labordominantie en de clusterpartijen ligt al in het verleden. Maar de periode van de partijblokken is belangrijk voor dit werk. Zulk een systeem in een puur proportioneel stelsel met een lage kiesdrempel leidt tot een enorme polarisatie en fragmentatie van het systeem. En dit systeem werd dan ook hoe langer hoe meer onwerkbaar. Dit wordt in volgende delen onderzocht.

 

 

2. De electorale hervorming

 

            Wat ons aantrekt in de campagnes in Israël van 1996 en 1999 is natuurlijk de electorale hervorming. Voor het eerst ter wereld wordt een premier rechtstreeks verkozen en dit zal een meer dan geringe invloed hebben op de campagnevoering. Maar eerst zullen we bekijken waarom zulk een hervorming nodig was en hoe dit gegroeid is in Israël. Vervolgens bekijken we de nieuwe Basic Law: The Government van 1992. Voor welke vorm is uiteindelijk gekozen? Tendeert deze keuze naar een presidentieel regime of is het allemaal niet zo maximalistisch? Hoe kunnen we dit hybride stelsel classificeren en hoeveel macht  zal de rechtsreeks verkozen premier hebben? Tenslotte is er nog een klein overzicht van de toenmalige kritiek op de hervormingen.

 

 

2.1. Oorzaak en geschiedenis van de hervorming

 

2.1.1. Algemeen

 

            In 1992 werd dus de nieuwe Basic Law : The Government goedgekeurd die zorgde voor de eerste rechtstreekse premierverkiezing ter wereld. Voor het eerst werd in Israël aan het electorale systeem gesleuteld. Sinds 1948 heerste er in Israël één van de puurste parlementaire systemen ter wereld met evenredige vertegenwoordiging via de ‘Hagenbach-Bischoff’ (sinds 1973, daarvoor werd Hare gebruikt) formule waarbij heel Israël als één kieskring werd beschouwd. Het aantal zetels dat elke partij behaalde was praktisch volledig proportioneel met het aantal stemmen dat deze partij had behaald. Ook was er maar een kiesdrempel van slechts één procent. Deze zaken werden gewaarborgd in artikel 4 van de Knesset Basic Law. Israël kent geen grondwet maar zogenaamde grondwettelijke bepalingen staan dus in zulke Basic Laws. Maar deze kunnen dan bijgevolg wel gewijzigd worden door een gewone absolute meerderheid in de Knesset. (De Knesset heeft 120 leden)

Een gevolg van dit systeem is natuurlijk dat er een vertegenwoordiging van een groot aantal partijen was. Sinds 1949 heeft geen enkele partij ooit een meerderheid van zetels in de Knesset gehad. De President onderhandelde met enkele parlementaire fracties vóór hij aan een MK vroeg om een regering te samenstellen. Normaal gezien ging dit recht naar de grootste fractie. Dit verplicht de grootste fractie dan ook om in een onderhandelingsproces met andere partijen te treden om een regeringsmeerderheid te behalen. Dit brengt verscheidene problemen met zich mee. Men kan spreken van twee soorten ‘payoffs’ die de kleinere partijen eisen in ruil voor hun steun aan de grote partij. ‘Office-related payoffs’ gaan over de toewijzing van postjes, kleinere partijen die bepaalde ministerportefeuilles gaan opeisen. Ten tweede spreken we over ‘policy-related payoffs’. (Kremnitzer & Goldman, 1997, p.4) Hier zullen de kleinere partijen bepaalde voorwaarden stellen op beleidsniveau: enkele van hun strijdpunten laten opnemen in het regeringsakkoord. Het is duidelijk dat in een zulk proportioneel kiessysteem sommige partijen onevenredige machtsposities kunnen innemen.

Een volgend argument tegen het oorspronkelijke kiessysteem is uiteraard het onstabiele karakter van de gemaakte coalities. Als er een veelheid van partijen is, zijn er ook vaak diepe ideologische kloven te vinden tussen de onderlinge partijen. Het was in Israël dan bijna ook onmogelijk om als regering één beleid naar buiten te dragen waar alle regeringspartijen zich volledig in konden vinden. Om dit te compenseren werden kleinere partijen belangrijke ministerportefeuilles toegekend zodat deze bepaalde beleidsmaatregelen zouden goedkeuren waar ze oorspronkelijk (ideologisch) tegen gekant waren. Het probleem was dan ook dat in Israël veel regeringen vielen, van zodra postjes een bepaald beleid niet meer konden compenseren. (Nachmias & Senad, 1999, p.271) Bij dit argument is niet enkel het onevenredige een probleem maar ook het feit dat de Israëlische coalities uiterst onstabiel waren. Ook kregen deze partijen vaak vetorechten wat een consistent beleid ook bemoeilijkt.

In de volgende tabel worden de fractionalisatie factors van de Knesset gegeven, berekend via de formule van Rae. In de rij 1996* werden Likud, Gesher en Tzomet gesplitst.

 

K staat hier voor het aantal zetels dat partij i heeft behaald in Knesset j

 

Tabel 2.1: Fractionalisatie-index Knesset(Rae) van 1949 tot 1996

1949

0,79

1951

0,8

1955

0,83

1959

0,79

1961

0,81

1966

0,78

1969

0,72

1974

0,7

1977

0,77

1981

0,67

1984

0,76

1988

0,77

1992

0,77

1996

0,82

1996*

0,86

            Bron: Nachmias & Senad, 1999, p.287

 

De volgende tabel geeft de fractionalisatie-indexen van de Israëlische regeringen volgens de formule van Rae. Ook hier staat 1996* voor de splitsing van de lijst Likud, Gesher en Tzomet.

 

M staat hier voor het aantal zetels behaald door partij i die zetelt in coalitieregering j

 

Tabel 2.2 : fractionalisatie-index Israëlische regeringen (Rae) van 1949 tot 1996

1949

0,46

1952

0,67

1955

0,69

1961

0,58

1966

0,60

1969

0,61

1974

0,28

1977

0,59

1979

0,52

1981

0,40

1984

0,67

1990

0,59

1996

0,70

1996*

0,81

            Bron: Nachmias & Senad, 1999, p.289

 

2.1.2. Praktijk

 

De eerste dertig jaar kwamen er nochtans geen stemmen op voor verandering daar deze periode werd gekenmerkt door een absolute dominantie van de toenmalige arbeiderspartij. De uitslagen waren altijd voorspelbaar en daar alle macht bij Labor lag, zagen zij dan ook geen reden in om hier iets aan te veranderen. (Hazen, 1996, p. 23) De Laborpartij kon in deze periode zeker als een centrumpartij beschouwd worden zowel op religieus vlak als op het vlak van het veiligheidsprobleem. Als de grootste partij een centrumpositie bekleedt, brengt dit enkele voordelen met zich mee. De centrumpositie is de meest aangewezene om regeringsonderhandelingen te starten. Een vaster beleid is mogelijk daar de regering een beleid zal kunnen voeren dat dicht bij haar basisideologie aanleunt. De dominante partij heeft langs beide kanten van het politieke spectrum kleinere partijen aanleunen en kan dus dreigen met de andere richting in zee te gaan. Bijgevolg is er minder kans op ‘office-related payoffs’.

De problemen kwamen later. Langzamerhand werd het Israëlische politieke landschap gekenmerkt door twee grote partijen en een enorme waaier van kleinere. Maar Israël had dus zeker geen tweepartijen systeem. Geen van de twee partijen kon in zijn eentje regeren en moest een coalitie aangaan. Maar dit ging van kwaad naar erger, steeds meer en meer partijen moesten in de regering opgenomen worden door de fractionalisatie van het Israëlische politieke landschap. Het probleem is dan ook dat deze kleine partijen een enorme macht hadden, niet in verhouding tot hun electorale uitslagen. Extreme en religieuze partijen konden hun punten doorduwen of lieten regeringen vallen. Dit zorgde uiteraard voor menige crisissen.

Na de verkiezingen van 1984 bleek dat zowel Likud als Labor wel minstens zeven coalitiepartners nodig hadden om een regering te kunnen vormen. Op dit moment hebben ze dan ook samen een regering van nationale eenheid gevormd.

Alhoewel deze regering nog redelijk goed draaide dankzij het wisselend premierschap en enkele successen op economisch en buitenlands gebied, wou geen van beide nog een tweede regering van nationale eenheid. Maar de verkiezingen van 1988 waren niet anders. Met veel tegenzin werd opnieuw een regering aangegaan door de twee grote partijen. Maar twee jaar later viel deze regering reeds. Labor kon niet meer leven met de onbuigzame reactie van de Likudpartij op de vredesvoorstellen van de Verenigde Staten. Ook had Likudpremier Shamir zijn minister van buitenlandse zaken, Shimon Peres van Labor, ontslagen wegens de mogelijke vredesonderhandelingen met de Arabische buren. De rest van de Laborministers nam ook ontslag maar de regering kon nog steeds op een meerderheid rekenen in de Knesset. (Diskin, 1995, p.40)

Maar op 15 maart 1990 zorgde Labor dan ook met een nipte 61 zetels voor de eerste geslaagde motie van wantrouwen in de geschiedenis van de Israëlische politieke geschiedenis en maakte definitief een einde aan de periode van nationale eenheid.( Kremnitzer. & Goldman, 1997, p.4) Likud had vervolgens drie maanden nodig om een regering met de kleinste meerderheid te vormen en had hiervoor enorm veel toegevingen voor moeten doen. Deze maanden werden algemeen beschouwd als de spreekwoordelijke druppel. De onderhandelingen die Likud moest voeren met de seculiere rechtse partijen en de religieuze partijen waren zo afgrijselijk dat zelfs Rabin verwijst naar zijn eigen Laborpartij als een “stinking exercice”. (Diskin, 1995, p.40) Op dit moment kwamen zowel in de politiek als bij de bevolking massaal veel stemmen op in het voordeel van electorale hervormingen.

 

 

2.2. Aanloop tot hervorming

 

            In 1977 onderging the Alignment ( de groep rond Labor) een enorm verlies. De partij verloor maar liefst 19 zetels. Ze waren dan ook niet meer de grootste partij, ze moesten Likud voor het eerst in de geschiedenis voorlaten. Ook veel kleinere partijen zagen het licht en groeiden. Opmerkelijk voor veel van deze partijen is het feit dat deze kunnen kiezen om in een coalitie met bijvoorbeeld Likud te stappen maar met de volgende verkiezingen gerust gesprekken aan te gaan met Labor. Bijgevolg zal Likud nu in 1977, maar later ook Labor nooit meer de dominantie kunnen bereiken die de voorbije jaren het politiek toneel van Israël kleuren. (Diskin, 1995, p.36)

In 1977 zag ook de Democratic Movement for Change (DMC) het licht. Deze nieuwe centrumseculiere partij had in zijn programma een belangrijke electorale hervorming opgenomen. Alhoewel er toen voor de eerste maal in Israël een commissie werd opgericht met de vraag naar hervormingen op electoraal vlak, stierf het DMC een stille dood in 1981.

De partij van Rubinstein, Shinui (dat letterlijk verandering betekent), had wel twee zetels in de Knesset van 1981. Deze partij deed in 1986 een grondwettelijk voorstel. De partij wou dat de eerste minister in aparte verkiezingen rechtstreeks verkozen werd en dat ook de helft van de Knesset direct verkozen zou worden in meerdere kieskringen. Tenslotte stond de partij ook een soort van “Bill of Rights” voor. Deze partij werd wel populair bij de Israëlische bevolking met hun hervormingen. Het feit dat kleinere partijen machtiger werden, bemoeilijkte uiteraard ook voorstellen tot hervormingen. Vooral religieuze partijen die nu praktisch steeds noodzakelijk waren voor coalities, gebruikten hun vetorecht vaak tegen zulke voorstellen. Want dergelijke veranderingen zouden nefast voor hen zijn.

In 1984 vormden Labor en Likud dus samen een regering van nationale eenheid. Labor en Likud maakten toende volgende afspraak:

No change in the electoral system will take place unless both parties confirm it. (Diskin, 1995, p.37)

 

De partijen richtten wel samen een comité op die de zaak moest bekijken.

In 1986 ontstond ook de ‘Public Committee for a Constitution for Israel’ uit een groep academici. Ook zij stonden een rechtstreekse verkiezing van de premier voor in aparte verkiezingen. Door het ongenoegen over het toenmalig systeem won deze ‘neutrale’ groepering aan populariteit en zette de focus vast op de electorale hervormingen.

Ook de steun van de bevolking werd hierbij belangrijk. De Israëliërs zijn vaak politiek verdeeld maar nu was er toch een consensus te vinden over de ontgoocheling met het huidige systeem. In bijna alle opiniepolls uitgevoerd in deze periode, verklaarde minstens 70 procent van de ondervraagden dat ze voor een electorale hervorming stonden. De belangrijkste argumenten waren: “erger kan het niet”, “hervorming is enigste oplossing”. (Diskin, 1995 p.37)

Na de nieuwe regering van nationale eenheid in 1988 werd dus ook opnieuw gezamenlijk een comité opgericht om bestaande voorstellen tot electorale hervorming te onderzoeken. Uit dit comité kwam er zelfs een gezamenlijk akkoord maar dit is nooit in de plenaire vergadering van de Knesset geraakt. Het vallen van de regering in 1990 schortte de onderhandelingen in de commissie wel op.

Nogmaals vier voorstellen van Knessetleden voor electorale hervormingen (alle vier stonden rechtstreekse premierverkiezing voor), die overigens van verschillende plaatsen uit het politieke spectrum kwamen, werden voorgelegd. De vier nieuwe voorstellen werden in de Knesset gebracht en alle vier geraakten ze door de eerste lezing. Gezamenlijk werd nu naar een oplossing gezocht.

Vroegere uitgewerkte voorstellen werden herbeken zoals:

1)      20 multi-member kieskringen met 4 verkozenen elk, de overige 60 zetels blijven nationaal verdeeld

2)      60 single-member kieskringen, de overige 60 zetels nationaal verdeeld en een verhoging van de kiesdrempel tot 2,5 %

Maar deze voorstellen konden niet op veel steun rekenen. De oplossing zou bijgevolg gezocht worden bij een andere verkiezing voor het hoofd van de uitvoerende macht. (Hazen, 1994, p.41). Ook het succes van het rechtstreeks verkiezen van lokale autoriteiten sinds 1977 droeg bij tot deze denkrichting.

 

Toch waren er problemen. Likud, dat op dat moment de meerderheid voorzat, had binnen de partij nog geen eensgezindheid gevonden over de electorale hervormingen en wou een stemming in de Knesset dus nog even uitstellen. Zo had sterke man Shamir zich erg tegen deze hervormingen gekeerd. De voorzitter en Likudlid, Shilansky, hield de plenaire stemming dan ook tegen. Maar na een klacht bij het Israëlisch Hooggerechtshof werd deze toch  verplicht om de stemming te laten doorgaan. Maar op dat moment had Likud echter reeds besloten om het voorstel af te keuren. Het voorstel ging dus terug naar de bevoegde commissie en kwam in januari terug voor een tweede kans. Het resultaat van de stemming was als volgt: 57 vóór, 57 tegen, 2 onthoudingen en 5 afwezigen. Een gelijke stand, zij het niet dat de Knesset uit 120 leden bestaat en er blijkbaar 121 stemmen zijn geteld. De voorzitter wou eerst geen herstemming toelaten maar na ettelijke dreigementen met een nieuwe klacht vond deze toch plaats en waren er 57 stemmen vóór en 56 tegen met dezelfde onthoudingen en afwezigen. Op 18 Maart 1992 keurde de Knesset de nieuwe Basic Law: The Government goed. (Hazen 1996, p. 26)

 

 

2.3. Inhoud van de hervorming

 

            Een meerderheid was dus gevonden voor electorale hervorming. Door publieke campagnes en steun van vele prominente Israëliërs was ook de bevolking volledig te vinden voor zulke maatregelen. De voorstanders benadrukten het effect dat deze hervormingen zouden hebben. Ze zouden voor representatievere en effectievere instituties zorgen. De leider wordt rechtstreeks verkozen en heeft hierdoor een enorme legitimatie. Hiermee kan deze een effectieve en stabiele coalitieregering bouwen. De hervormingen zouden de fragmentatie van de Knesset verminderen en veel macht van de kleinere partijen afnemen. Hiermee bleef het parlementair systeem intact en werden de problemen opgelost.

 

Op 18 maart 1992 keurde de Knesset de ‘Basic Law: the Government’ goed. Artikels 3 en 13 van de nieuwe ‘Basic Law: the Government’ vormen het nieuwe electorale systeem voor Israël. In het nieuwe systeem worden de Knesset en de eerste minister tegelijkertijd, maar los van elkaar verkozen voor een periode van vier jaar. De Israëlische kiezer zal dus twee verschillende stemmen uitbrengen, één op een partijlijst voor de Knesset en één voor één van de kandidaten die voor het premierschap gaan. De kiezer kiest onafhankelijk en mag dus een kandidaat voor het premierschap steunen en voor een compleet andere partij stemmen voor de Knesset.

De Knesset blijft gekozen worden via het strikte proportionele lijstenkiessysteem waar Israël als één kieskring beschouwd wordt. De kiesdrempel wordt wel verhoogd tot anderhalve procent.

Maar de eerste minister wordt verkozen via het tweeronden systeem (Artikel 13), analoog met het systeem waarmee ook bijvoorbeeld de Franse president verkozen wordt. Om in de eerste ronde verkozen te worden, moet een kandidaat een absolute meerderheid van de stemmen verwerven. Als dit niet het geval is volgt er twee weken later een tweede ronde met de twee kandidaten die het hoogst gescoord hebben in de eerste ronde.

The prime minister is to be chosen based on general, national, direct, equal and secret elections. (Artikel 3b)

 

De eerste minister is dan bijgevolg gelegitimeerd in zijn functie en mag zelf zijn kabinet samenstellen (artikel 3c). Dit kabinet moet tussen de acht en de achttien leden tellen en de helft inclusief de premier moeten leden van de Knesset zijn (artikel 33a). Maar een investituurstemming in de Knesset is noodzakelijk vóór de regering in functie kan gaan. De Knesset kan ook een motie van wantrouwen uitspreken met een absolute meerderheid van haar leden (dus minstens 61) waarmee ze de eerste minister ontslaat maar ook zichzelf ontbindt (artikel 19a). Anderzijds kan ook de eerste minister in samenspraak met de, eerder symbolische, Israëlische president de Knesset ontbinden maar dan is hij zelf ook wel verplicht om op te stappen (artikel 22a). Dus in beide gevallen zijn nieuwe verkiezingen voor beide nodig. De Knesset kan ook een minister ontslaan met een buitengewone meerderheid van 70 van de 120 zetels (artikel 35c). Tenslotte kan de Knesset de eerste minister uit zijn functie ontheffen zonder zichzelf te ontbinden maar hier is een meerderheid van 80 zetels voor nodig; in dat geval moeten dus enkel voor de premier nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven (artikel 27a). (Jewish Virtual Library, z.d.)

De vereiste eigenschappen voor het kandidatuurschap tot premier staan uitgewerkt in Artikel 8. De kandidaat moet ouder dan dertig zijn en moet één van de Knessetlijsten trekken. Een premier die zeven jaar zijn functie heeft uitgeoefend kan in de volgende verkiezingen niet meer opkomen.( Kremnitzer & Goldman, 1997, p.5)

 

 

2.4. Voorstanders en opposanten van de hervorming

 

De voorstanders van de hervormingen waren initieel heel euforisch. De onderhandelingsproblemen tot regeringsvorming zouden voorgoed voorbij zijn. Op het einde van de kiesdag is de identiteit van de nieuwe eerste minister al bekend. En deze zal een exclusieve macht hebben tegenover de andere partijen. Een macht die de anderen niet kunnen bereiken: de legitimiteit van het rechtstreeks verkozen worden, de rechtstreekse keuze van het volk. Dit heeft tot gevolg dat de kleinere partijen een minder onevenredige macht kunnen uitoefenen en dat de regering zich zal kunnen concentreren op zaken van de nationale agenda en niet meer op belangen van kleinere groepen wat voor een veel stabieler beleid zal zorgen. De nieuwe regeringen zullen effectiever zijn daar het parlement minder macht heeft. Het orgaan moet zichzelf ontbinden wil het de regering ontslaan.

De voorstanders halen vier kernwoorden in hun argumentatie naar voor.

 

Toch waren heel wat tegenkantingen tegen deze gekozen hervorming. Hier zijn verscheidene argumenten voor. Een eerste argument is dat, hoewel de hervorming de onderhandelingsmacht van kleine partijen wou afzwakken, ze deze juist sterker heeft gemaakt. Bij het vorige systeem hadden de kleine partijen deze macht enkel bij de coalitieonderhandelingen. Nu krijgen ze de mogelijkheid op hetzelfde moment maar ook nog eens op twee extra momenten namelijk de twee ronden van de rechtstreekse premierverkiezing. De (kandidaten van) grote partijen gaan de (kandidaten van de) kleine partijen afkopen die aan dezelfde kant van het politieke spectrum liggen opdat deze hun kandidatuur zouden intrekken en de kandidaat van de grote partijen zouden steunen. De constante nood van de steun van de kleinere partijen verzwakt het systeem verder en verder.

Ten tweede werd er ook voorspeld dat de grote partijen veel Knessetzetels aan kleinere partijen zouden verliezen. Door het feit dat de verkiezing voor de Knesset en de rechtstreekse verkiezing van de premier samenvielen en dat gesplitst stemmen mogelijk was, zouden vele kiezers dit dan ook doen. Bij het vorige systeem stemden vele kiezers strategisch. Deze stemden met andere woorden voor Labour of Likud terwijl zij ideologisch misschien voor een kleinere partij zouden stemmen. Zij deden dit omdat de partij met de meeste stemmen traditiegetrouw de premier levert en de regeringsonderhandelingen leidt. Een Laborstem was toen vaak een anti-Likudstem en vice-versa. (Nachmias & Senad, 1999, p.277). Het nieuwe systeem zou hier verandering in brengen. De premier werd los van de parlementaire verkiezingen rechtstreeks verkozen. Dus voor de Knessetverkiezingen zouden de kiezers hun favoriete partij kunnen aanduiden. Dit zou dan ook tot een hogere fractionalistie-index zorgen terwijl de hervormingen deze wouden doen dalen. Later zou dan ook blijken dat de veertiende Knesset nog nooit zo gefractionaliseerd zou zijn. En een hogere fractionalisatie bemoeilijkt coalitieregeringen nogmaals. Er zullen uiteindelijk nog meer payoffs zijn dan in het vorige systeem.

Een ander nieuw element door de hervormingen is het feit dat de nieuwe regering nood heeft aan een investituurstemming. Een regering moet minstens 61 Knessetleden achter zich krijgen. Dit democratisch element zorgt er op zijn beurt ook voor dat kleinere partijen te veel macht krijgen en mogelijkheden tot payoffs krijgen. Ook de motie van wantrouwen geeft de kleine coalitiepartners veel macht. Als zij een bepaalde beleidslijn niet willen slikken kunnen deze gemakkelijk een regering laten vallen.

Ook het hybride systeem wordt op zich aangevallen. Het is niet parlementair en dan ook weer niet presidentieel. In een parlementair systeem wordt de uitvoerende macht onrechtstreeks verkozen maar is ze afhankelijk van de wetgevende macht, ze moet verantwoording afleggen. In een presidentieel systeem wordt de uitvoerende macht rechtstreeks verkozen of toch alleszins het hoofd en deze kan dan de regering samenstellen. Maar deze staat dan onafhankelijk van de wetgevende macht en moet hier geen verantwoording tegenover afleggen. Met zijn nieuw systeem heeft Israël een parlementair systeem dat tendeert naar het presidentiële. Er is door de twee verkiezingen een scheiding tussen de twee machten gekomen waarmee het mogelijk is dat de partij van de premier niet de grootse partij is in de Knesset. Maar de uitvoerende macht is wel afhankelijk van de wetgevende. Dit zal zeker problemen met de werkbaarheid met zich meebrengen.

In de volgende tabel wordt een duidelijk bewijs gegeven voor deze stellingen. De gegevens zijn de uitkomsten in procenten van het aantal belangrijke budgettaire portefeuilles van een bepaalde partij gedeeld door de aantal zetels die de partij in kwestie behaalde. Grote partijen worden tegenover kleinere afgezet en religieuze worden met niet religieuze vergeleken (vanaf veertien zetels wordt een partij als groot bekeken). Het is duidelijk dat het nieuwe systeem, het eerst toegepast in 1996, de kleinere partijen een nog grotere onevenredige macht geeft. Het zijn vooral de religieuze partijen die ervan profiteren.

 

Tabel 2.3: Index voor toewijzen van belangrijke ministerportefeuilles aan partijen in bepaalde periodes

 

 

Grote partijen

Kleine partijen

Niet-religiueze partijen

Religieuze partijen

1950-1976;

1992-1995

0,962

0,551

0,822

0,703

1977-1992

0,657

1,494

0,568

2,895

1950-1995

0,833

0,951

0,714

1,633

1996

0,647

2,298

0,779

2,841

Bron: Nachmias & Senad, 1999, p.284

 

 

2.5. Besluit

 

            We onthouden hier dat er praktisch een nationale consensus bestond over de nood aan verandering. Ongekende polarisatie en fragmentatie maakten het systeem niet meer werkbaar. Kleinere communautaire partijen chanteerden als het ware de grote partijen en kregen zo een onevenredige macht.

Israël’s oplossing was een unicum in de wereld. Een hybride systeem dat nog volledig parlementair was maar waar de eerste minister dan wel rechtstreeks verkozen werd. Dus een parlementair systeem dat naar het presidentiële neigt. Maar de premier bleef verantwoordelijk voor de Knesset en kon dan ook door dit orgaan worden afgezet.

De voorstanders loofden dit systeem daar het eindelijk de legitimatie en de sterkte aan de premier zou schenken om de kleinere partijen te trotseren. Maar de sceptici waren ook aanwezig. Volgens hen zou dit systeem enkel tot meer polarisatie leiden en de premier bijgevolg nog zwakker maken.

 

 

3. De verkiezingen van 1996

 

Wij schrijven 1992. De Labor Party heeft de verkiezingen gewonnen. En over vier jaar zijn er opnieuw verkiezingen. Maar vier jaar later zou er veel veranderd zijn. Israël heeft dan geen puur proportioneel electoraal systeem meer. Het is de eerste keer dat de rechtstreekse premierverkiezing zal plaatsvinden. Deze verkiezingen zouden dan ook voor de eerste maal samenvallen, gelijktijdig met, maar gescheiden van de verkiezingen voor de 14de Knesset. Het zouden dan ook de eerste verkiezingen zijn met wederzijdse erkenning van de PLO en de staat Israël door de afloop van de Oslo-akkoorden. Ook zullen het de eerste verkiezingen zijn na de moord op premier Rabin. In deze vier jaren zal het moslimterrorisme zich ook hard laten gelden. En tenslotte is deze periode ook gekenmerkt door een sterke opkomst van de communautaire partijen. Voor de traditionele grote partijen is dit geen makkelijke periode, met veel van deze zaken is er geen ervaring. Hoe moesten ze op deze zaken anticiperen of reageren en in welke mate zouden ze de verkiezingen bepalen en moest er dus aandacht aan besteed worden in de campagnes naar deze verkiezingen toe.

We bekijken eerst de periode voor de campagnes van 1996 en dan vooral hor Labor en Likud deze ervaren want deze gebeurtenissen hebben een belangrijke invloed op de campagnes. Vervolgens gaan we dieper op de campagnes in. De specifieke kenmerken worden onder de loep genomen. Het belangrijkste wat we hier onderzoeken is de invloed van de electorale hervorming op deze campagne. Uiteindelijk staan we nog even stil bij de uitslag van de verkiezingen van 1996 en haar gevolgen.

 

 

3.1. De Jaren vóór de Campagne

 

            De Basic Law is goedgekeurd  wegens een nationaal groeiend ongenoegen met het toenmalig electoraal systeem en zijn gevolgen. De verkiezingen van 1992 tonen wederom aan waarom. De populaire Rabin slaagt erin om een regering te vormen. Door een sterke campagne en een goede relatie met de Verenigde Staten stijgt Labor tot 44 zetels en wordt weer de grootste partij. Maar de dertiende Knesset is wederom zwaar gefragmenteerd en kent een fractionalisatie-index van ongeveer 0.77. Likud zakt van 40 naar 32 zetels. Ook regeringspartner Tehiya betaalt, het verliest al zijn drie zetels. Grote winnaar is Tzomet die haar zetels verviervoudigt van twee naar acht. Tzomet wordt dus een belangrijke kracht aan de rechterkant waar Netanyahu in de campagne 1996 niet langs zou kunnen (zie infra). Aan de linkerkant stijgt Meretz van tien naar twaalf zetels. In een puur parlementair systeem waarvan Israël toen een sprekend voorbeeld was, zorgt fragmentatie in een parlement automatisch voor hetzelfde scenario in de uitvoerende macht. Alhoewel de coalitie onder leiding van Rabin toch iets minder sterk gefragmenteerd was dan vorige regeringen, versterken deze verkiezingen toch het geloof in de electorale hervormingen. Een iets hogere kiesdrempel en een sterkere Eerste Minister zouden de kleine partijen minder machtig maken. Rabin was toen een sterke en zeer populaire leider. Labor koos er dan ook voor om hem naar voor te schuiven met deze eigenschappen voor het premierschap met een campagne volledig op hem gericht zelfs op zijn persoonlijkheid. Dit ligt volledig in de lijn van wat er met de campagnes vóór de rechtstreekse verkiezing van de premier zal gebeuren.

De jaren van de Oslo akkoorden tot de 1996 campagne worden algemeen beschouwd als crisisjaren voor Likud. Likud stond eigenlijk nog altijd voor een sterke isolatie van de staat Israël, in hun partijplatform werd nog steeds met nadruk naar de holocaust verwezen en ze stonden een sterk nationalistisch zionisme voor. Maar toen bleek dat een grote meerderheid van de bevolking achter de Oslo-akkoorden stond, groeide het besef binnen de partij dat het tijd werd om de basispijlers van de partij te herbekijken.

De Oslo akkoorden droegen immers de erkenning van de PLO en toekomstige onderhandelingen met de Palestijnen met zich mee. Likud moest haar extreme ideologie omzetten in specifieke beleidsvoorstellen om zo als ernstig alternatief uit de bus te komen. Veel conservatieve Likudleden kwamen hiertegen in opstand. Maar de groep van progressieven haalde het toch. Gereputeerde leden lieten van zich horen. Een MK zei:

The platform was not drawn up by God and so it can be changed if reality demands it. (Mendilow, 2003, p172).

 

Een voorzitter van een districtsraad stuurde zijn mening in een brief rond naar andere partijleden:

We are outside the game like unruly spectators who wistle and scream … We must never act against the peace, against the nation. We must adopt the government’s peace plan and so work that the Likud become a partner to it. (Mendilow, 1999, p.191)

 

Netanyahu sprak niet over hoe het platform veranderd moest worden maar hoe het moest aangepast worden aan de realiteit. Ook Sharon zag dat er veranderingen nodig waren. Hij vond dat Likud een veel bredere oppositie moest worden zonder de basisideologie te verloochenen. Op 20 oktober 1993 stelde Sharon in de krant Ha’aratz dan ook het volgende over de politieke verandering die Likud moest ondergaan:

The platform could serve as a blueprint for a solution to the Palstinian problem that would ensure Israels sovereignity over the Territories, and the restriction of Arab autonomy to a degree that it would not become a source of danger. (Mendilow, 1999, p191)

 

Dergelijke uitspraak op dat moment was voor een topman van Likud enorm progressief en botste met ongeveer alles wat Likud de vorige jaren verkondigde.

Vele topmannen van Likud brachten dan ook voorstellen binnen om het partijplatform te veranderen en vervolgens werd dan ook een comité opgericht om deze voorstellen te bespreken. De voorzitter, MK Ben Elisar, formuleerde haar taak als volgt:

We shall offer clear alternatives [to the government’s policies] and determine how they will be presented to the Israelian public. (Mendilow, 1999, p191)

 

Maar door de verschillende meningen binnen de partij was dit comité niet echt succesvol. En hierbij kwamen nog eens de successen van de Laborregering betreffende haar vredesbeleid. Israël trok zich terug uit Gaza, vrede werd gesloten met Jordanië, vriendschappelijke contacten werden gelegd met de Maghrebstaten. De Laborregering kreeg hiervoor internationale erkenning en grote populariteit bij het Israëlische volk. En voor Likud werd het duidelijk dat er nog maar één oplossing mogelijk was, namelijk het aanvaarden van de Osloakkoorden.

In de polls van 1994 verloor Labor toch een stuk van zijn populariteit en Likud steeg electoraal. Een grote verdienste hieraan is hun volledig verzet tegen enige territoriale concessies wat betreft de Golan vlaktes. Deze schrik bestond daar de Laborregering onderhandelingen met Syrië plande. Ook het aanhoudend moslimterrorisme speelde eerder Likud in de kaart. Op het einde van 1994 bleek Netanyahu in de polls 10 procent boven Rabin te liggen. (Mendilow, 2003, p174).

Maar toch bleef Likud met een ideologische identiteitscrisis zitten, momenteel boden ze nog steeds te weinig alternatief voor het vredesbeleid van Labor. Hierbij kwam nog dat binnen Likud veel stemmen opkwamen om Netanyahu te vervangen door partijgenoot Meridor. Ze verweten Netanyahu vooral een te weinig pragmatische en realistische aanpak. Netanyahu zag als oplossing voor dit probleem een nauwere samenwerking met de rechterkant. De hieropvolgende samenwerking van deze  rechtse krachten legde in die tijd, dus nog steeds vóór de campagnes, vooral de nadruk op het falen van de regering op het veiligheidsvlak en de onbetrouwbaarheid van de Palestijnen als onderhandelingspartners. Zij kwamen vooral in opstand tegen een bepaalde politieke overtuiging die toen nogal wat aanhang kreeg, namelijk “territories for peace”. Meridor waarschuwde toen al voor deze oplossing. Hij vreesde dat té nauwe samenwerking met extreem rechts een te grote invloed zou hebben op zijn partij en dan vooral op een negatieve wijze op Likuds liberale en humanistische tradities. Hij zei hierover het volgende:

The Likud must never be transformed into something foreign to itself … it must not parrot Moledet and Tehiya. To win it must remain loyal to itself. (Mendilow, 1999, p 195)

 

Meridor was één van de meest linkse krachten van Likud. Na de verkiezingen van 1996 verlaat hij dan ook de partij om een nieuwe centrumpartij op te richten.

Gecoördineerd rechts kwam toen vaak op straat onder de vorm van protestdemonstraties. Deze optochten waren duidelijk tegen de regering gekant. In 1995 werden foto’s van Rabin in SS uniform meegedragen en borden met opschrift: “Rabin is een verrader.” Deze technieken waren zó succesvol dat de Laborpartij pro-regeringsdemonstraties organiseerde die het vredesbeleid ondersteunden. Rabin was eigenlijk altijd tegen zulke technieken geweest omdat hij de splitsing “wij tegen zij” wou vermijden. (Mendilow, 2003, p176)

Op 4 november 1995 werd premier Yithzak Rabin vermoord door een fundamentalistische Jood. Hoewel Likud niet rechtstreeks verantwoordelijk was voor de dood werd er toch met de vinger naar deze partij gewezen. Likud had een gewelddadig proces in gang gezet dat nu tot een spijtig hoogtepunt was gekomen. Meridor verklaart:

Admittely, the Likud did not actually perpetrate it, but public perception was that the murder of Rabin was the culminating point of a violent proces in which the Likud played a major role. (Mendilow, 1999, p 195)

 

Resultaten waren er direct, in polls verloor Likud alle populariteit en er was in de polls zelfs een gat van dertig procent in het voordeel van Rabin’s opvolger Shimon Peres, over Netanyahu. Direct zou de Likudpartij een gematigdere positie innemen. Netanyahu’s strategie om een alternatief voor de regering te vormen is gefaald en de associatie met het extreem rechtse heeft de partij geen goed gedaan. Veel stemmen kwamen wederom op binnen de partij om Netanyahu te vervangen door Meridor. Deze Meridor verklaarde dat Likud geen rechtse partij was, hij hield het op een liberale centrumbeweging.(Mendilow, 2003 p176). Maar zowel Sharon als Netanyahu wilden op dat moment hun posities niet veranderen. Een televisiespeech van Netanyahu toont dit perfect aan. Likud zou wel Oslo aanvaarden maar behoudt zijn posities.

Should the Likud come to power, Israel would not reoccupy Gaza nor abolish the autonomy already established in the densely populated parts of the West Bank. Nevertheless, there is no reason why autonomy should be extended to the rest of the territories. Provided the prime minister would not meet or talk with Arafat, negotiations with the Palestinians could be conducted in order to achieve a Peace of mutual respect…in which we are not being spat on and parts of our state are not constantly grabbed. Likewise, peace negotiations would be continued with Syria, provided they did not involve any compromise on the Golan Heights. (Mendilow, 1999, p 196)

 

We zien een gematigd Likud dat afstand neemt van zijn vroegere posities. En toch past het op zijn woorden om de trouwe kiezers niet tegen de schenen te stampen. Het neemt duidelijk minder haviken posities in. Ze zouden de afgestane stukken land niet herveroveren. Ze willen zelfs gesprekken voeren mits strikte voorwaarden. Dezelfde conclusie zal ook voor Labor gemaakt kunnen worden (zie infra).

Likud deed verwoede pogingen om de rechtse kiezers binnen te halen. Het benadrukte in zijn campagne dat vrede en veiligheid niet samen gaan en zei dan ook nee tegen Oslo. Maar toen al liep er een breuklijn binnen Likud en werd de groep Oslo-aanhangers steeds groter. Netanyahu was de uitdager en werd er nog eens ertoe gebracht om tegenstrijdige dingen te beloven ook. Hij moest de traditionele ideologie van de partij bewaren maar tegelijkertijd moest hij deze aanpassen aan de nieuwe realiteit. Maar het zal uiteindelijk wel duidelijk worden welke keuze hij gemaakt had daar hij de eerste Likudpremier zou worden die zich zou terugtrekken uit delen van de West Bank. Het resultaat was dan ook een catchallcampagne om zowel kiezers van het centrum als extreem rechts aan te spreken

 

Op het moment van de Osloakkoorden duidden polls dus Labor als de meest populaire partij aan. Zij zaten dus in een redelijk comfortabele positie. Hun taak zou er in bestaan om de angst voor de veiligheidsgevolgen bij territoriale concessies van de bevolking weg te werken. Dit werd hun wel moeilijk gemaakt door regelmatige aanslagen in Israël en de constante oproepen van Palestijnse leiders tot de Jihad tot Jeruzalem bevrijd zou zijn. De campagne van Labor zal dan ook benadrukken dat vrede en veiligheid tegelijkertijd te realiseren vallen. Op hetzelfde punt inspelend, beloofde Peres dan ook referenda na de verkiezingen over elke nederzetting. (Mendilow, 2003, p168)

Op dit moment werd duidelijk dat de verkiezingen voor de veertiende Knesset vervroegd zouden worden en werd het tijd om aan de campagnes te beginnen. Netanyahu lag nog even zwaar onder vuur maar toen hij er in slaagde om zowel Gesher als Tzomet te overtuigen om met een gezamenlijke lijst met Likud naar de Knessetverkiezingen te trekken bleek zijn positie als kandidaat voor het premierschap verzekerd.

 

 

3.2. Start van de campagnes

 

Net acht dagen nadat Likud met de campagne startte was er een reeks van Palestijnse terroristische bomaanslagen in Israël die aan 59 burgers het leven kostte. Aanhoudende dreigementen van de fundamentalisten met meer terreur brachten schrik bij de Israëlische bevolking. De verkiezingen werden een race tegen de terreur en dit had dan ook zijn gevolgen in de campagnes. De verkiezingen zouden om persoonlijke vrijheden gaan. De tactiek van Labor met zijn optimistische verwachtingen ten opzichte van vrede en de overwinning op de terreur was nu niet meer bruikbaar.

Met volle aandacht werd uitgekeken naar de eerste polls na de bomaanslagen. Toen deze gehouden werden in februari-maart 1996 bleek het resultaat opmerkelijk. Niet minder dan zeventien procent van het Israëlische electoraat zei dat ze hun stem naar rechts zouden opschuiven. De steun van de Labor kiezers van 1992 voor Peres zakte zelfs onder de 75 procent terwijl 85 procent van de Likudstemmers in 1992 zijn stem wou uitbrengen voor Netanyahu. Ondanks de schok na de aanslagen bleek 58 procent toch het vredesproces te steunen en dit cijfer steeg zelf nog naar 64 procent. In deze groep zat zelfs 53 procent van de overtuigde Likudkiezers. In dezelfde onderzoeken bleek trouwens dat slechts 26.5 procent vond dat de oppositie een deftig alternatief bood voor het vredesbeleid van de regering. (Mendilow, 2003, p180). Dus kunnen we hier een dubbele reactie optekenen bij de Israëlische bevolking na de aanslagen. De mensen reageerden enerzijds geëmotioneerd en dit speelde in het voordeel van Likud en anderzijds wilden ze een rationele zoektocht naar oplossingen wat dan weer in het voordeel van Labor was.

De berichten die tijdens de terreurcampagne door de twee grote partijen uitgebracht werden zijn dan ook tekenend. Labor vroeg de bevolking emotioneel om het vredesproces niet te verlaten

Even with heavy hearts and while choking back our tears. (Mendilow, 2003, p180).

 

Likud beloofde ook vrede te zoeken maar wel de realiteit in gedachte houdend. Likud moest de duiven en de haviken tevreden stellen en deed dit met de slogan: “Peace with Security”. Een persbericht van Likud eindigde toen als volgt.

We shall no longer acquiesce in the building up of terrorist infrastructures in the heart of Eretz Israel [d.i. het Heilige land Israël zoals het geschreven staat] … the army and the security forces [i.e. intelligence and counterterrorist units] will be free to defend our lives [i.e. to enter the autonomous areas in the West Bank and the Gaza Strip notwithstanding the Oslo Accords] (Mendilow, 2003, p 180)

 

 

3.3. De campagnes

 

3.3.1. De campagnes van 1996: algemeen

 

            De campagne voor de veertiende Knesset was één van de kalmste ooit in de geschiedenis van de staat Israël. Hier zijn enkele redenen voor. Ten eerste ligt de moord op Yithzak Rabin nog heel vers in het geheugen en is het besef groot tot waar extreme retoriek toe kan leiden. Ten tweede was er een nieuw systeem van primaries - die verder geen invloed op de campagnes hadden en dus niet in dit werk besproken zullen worden - waardoor de leden van de Knesset hier hun volle energie in konden pompen om te kunnen vechten voor hun politieke overleving. Ten derde was er de militaire operatie “Grapes of Wrath” in Libanon in april 1996 als antwoord op de toenemende terroristische aanslagen van de Hezbollah, deze operatie bracht even een eenheid teweeg achter de regering en bevroor even de verkiezingscampagnes. En ten vierde was er natuurlijk de nieuwe methode van kiezen waardoor de Eerste Minister voor het eerst rechtstreeks verkozen werd. Zoals verder uitvoeriger besproken wordt zal dit een tactiek met zich meebrengen van het focussen op de zwevende kiezer die zich in het centrum bevindt en dus hun eigen ideologie links te laten liggen.

Het was dus de eerste keer dat een premier rechtstreeks verkozen zou worden. Dit zou een volledig nieuwe manier van campagnevoeren met zich mee brengen. Maar het grootste probleem was dat gelijklopend, maar volledig onafhankelijk, ook verkiezingen voor de Knesset liepen. Twee verschillende campagnes dus op hetzelfde moment. Zoals verder uitgelegd zal worden zal dit veel problemen met zich meebrengen omdat de partijen met twee campagnes twee verschillende doelpublieken moest aanspreken zonder het andere te hard tegen de schenen te stampen. Verder zal ook nadruk gelegd worden op de manier van campagnevoeren voor het premierschap die serieus begint te lijken op deze voor presidentverkiezingen in presidentiële stelsels. Een voorbeeld hiervan zijn de ingehuurde Amerikaanse spindoctors. De televisie werd hét medium voor de campagnes nog meer dan vroeger. Meetings met toespraken, publieke debatten, massa rallies en andere typische Israëlische campagnetactieken verdwenen praktisch volledig.( Hazen, 1999, p. 164) Een ander opmerkelijk fenomeen is het opschuiven naar het centrum, vooral door de twee grote partijen, in de race naar het eerste ministerschap (zie infra).

In Israël is er een duidelijke polarisatie tussen links en rechts, een echt centrum is er niet, laat staan een centrumpartij. Al zal wel mede door deze verkiezingen een trek naar het centrum te bemerken zijn. Maar in de beginjaren van de jaren negentig was er nog steeds duidelijk een links en een rechts blok. Het linkse blok bestond vooral uit Labor, Meretz en de Arabische partijen. Zij worden gekenmerkt door een gematigder beleid, ook zeer opvallend naar het buitenland toe. Zij hebben meer een liberale opvatting en zijn meer Israëlisch gericht dan Joods. Zij staan dan ook voor een seculier georiënteerde maatschappij. De rechterkant bestaat uit Likud, de partijen die de bevolkingsgroepen uit de nederzettingen vertegenwoordigen en de religieuze partijen. Zij zijn veel meer hardlijnig in hun beleid. Ze zijn conservatiever ingesteld en trekken de Joodse kaart boven deze van Israëliër. Ze zijn dan ook zeer traditioneel in de opvatting over de rol die de Joodse religie moet spelen in het besturen van de staat Israël.

In de volgende tabel is duidelijk wat de campagnes voor de rechtstreekse premierverkiezing zullen inhouden. Het publiek werd gevraagd in welke mate de volgende thema’s hun keuze voor de premier zouden bepalen. Vrede en de bestrijde gebieden zijn samen met het terrorisme en Jerusalem duidelijk de zaken die zullen meespelen. En de partijen zullen hier dan ook op inspelen en bijvoorbeeld praktisch geen aandacht schenken aan de economische situatie. Zoals we verder zullen zien, is het vooral in de Likud campagne dat deze drie zaken heel agressief worden uitgespeeld. Labor begon zijn campagne eerder met de nadruk op de economie en de “Grapes of Wrath Campaign” in Libanon. Maar na een tijdje schakelen zij ook over. Nog even vermelden dat beide partijen ervoor gekozen hebben om de moord op Rabin niet in hun verkiezingscampagne te gebruiken. Voor Netanyahu zou deze zaak hem niet vooruithelpen in tegenstelling tot Peres. Maar deze koos ervoor om de verkiezing te winnen en voor de eerste keer zonder Rabin aan zijn zijde.

 

Tabel 3.1: “In welke mate zullen deze volgende materies invloed hebben op uw stem” (1996)

 

In grote mate

In een bepaalde mate

Weinig of niets

Vrede en de bezette gebieden

74%

17%

9%

Terrorisme

68%

16%

16%

Jeruzalem

55%

24%

21%

De economie

34%

35%

32%

Moord op Rabin

22%

18%

61%

Grapes of Wrath campagne

15%

19%

66%

            Bron: Arian & Shamir, 1996, p. 8

 

De verkiezingen van 1996 stonden eigenlijk grotendeels in het teken van de polarisatie tussen links en rechts over de relaties met de Palestijnen. Het rechtse blok was duidelijk gebonden tegen de Osloakkoorden. Zij wilden toen de PLO niet erkennen; nog minder waren zij akkoord met de terugtrekking uit bepaalde delen van de West Bank en de Gaza strook. Onder andere de moord op Rabin heeft Likud toch zo ver gekregen om de Osloakkoorden toch te aanvaarden. Maar wegens de aanhoudende terroristische aanslagen in de eerste helft van de jaren 90 waren zowel Likud als Labor verplicht om hun campagnes quasi volledig te concentreren op het vredesproces. De meerderheid van de Israëlische bevolking stond achter de afspraken die in Oslo gemaakt werden maar had wel schrik voor de gevolgen van de territoriale toegevingen.

 

3.3.2. De campagnes van 1996: specifieke kenmerken

 

3.3.2.1. De twee paradoxale campagnes

 

            Dit is een probleem waar vooral de twee grootste partijen veel moeilijkheden mee hadden. Eigenlijk kwam het er op neer dat het belangrijk was voor een efficiënte campagne voor het eerste ministerschap, om datgene te vermijden wat eigenlijk noodzakelijk was in de Knessetcompetitie. Bij de campagne voor het premierschap was er een veel breder doelpubliek dat men wou aanspreken. Men ging posities innemen die overeenstemden met deze van de meerderheid van de kiezers in het centrum. Men mocht geen te extreme posities innemen waarmee men zich zou vervreemden van een groot deel van het kiespubliek. Het is natuurlijk de bedoeling om de kiezers van de eigen ideologische flank binnen te halen maar vooral in deze race de zwevende kiezers, de besluitelozen, deze die tussen Likud en Labor twijfelen. Bij het kiezen van een premier in een afzonderlijke verkiezing zouden bijvoorbeeld de kiezers die met de linkerkant van het politiek spectrum geassocieerd worden zeker voor de kandidaat van Labor kiezen  en deze van de rechterkant voor de kandidaat van Likud. Deze groepen van de bevolking moesten dus niet aangesproken worden in de campagne voor de rechtstreekse premierverkiezing. Men moest deze mensen aanspreken die twijfelden, die geen uitgesproken keuze maakten tussen de twee grootste partijen.  De campagnes werden dan ook gekenmerkt door het spelen op de persoonlijkheid van de kandidaten, systeem management, algemeenheden en het toepassen van catchall tactieken. Eigenlijk wordt de ideologie aan de kant geschoven.

Het probleem is nu dat de campagne voor de Knesset compleet het tegenovergestelde moet inhouden. In het parlement moet men zijn electorale basis minstens gelijk houden, liefst vergroten. Maar zoals hierboven meermaals ten berde gebracht werd, is de Knesset zwaar gefragmenteerd. Daarom moest elke partij verschillende standpunten op controversiële zaken innemen om zich te onderscheiden van de tegenstanders. De partij moet met andere woorden hier haar militanten aanspreken: de mensen die sinds jaar en dag voor deze partij stemmen uit diepe ideologische overtuiging. Het gevaar schuilt er nu in dat door de verloochening van de ideologie in de campagne voor de eerste minister de militanten zich verraden voelen en extremere posities zullen aannemen. De partijen moeten dus een keuze maken. Zowel Labor als Likud hebben de nadruk op de campagne voor de eerste minister gelegd, zwaar ten nadele van deze voor de Knesset, goed beseffend dat dit hun stemmen zou kosten in de Knesset. Alleen had niemand kunnen voorspellen dat de gevolgen zo dramatisch groot zouden zijn (zie infra). Zij hebben deze keuze gemaakt uitgaande van het feit dat de eerste minister de regering mocht samenstellen en voorgaan. Ze hadden dus duidelijk de gevolgen van de electorale hervorming niet voorzien. Ook belangrijk is dat een kiezer die zichzelf tot de linkerkant van het politiek spectrum beschouwde, nooit voor Netanyahu zou stemmen omdat hij ontgoocheld zou zijn dat Labor geen ideologische elementen in de premiercampagne zou steken. Hoogstens zal hij niet gaan stemmen. Er is dus duidelijk de keuze gemaakt om de zwevende kiezers aan te pakken. Zij zouden bepalen wie de eerste rechtstreeks verkozen premier van de staat Israël zou zijn.

 

3.3.2.2. Buitenlandse spindoctors

 

Specifiek aan de campagnes voor de rechtstreekse premierverkiezingen was het inschakelen van Amerikaanse professionele consultants gespecialiseerd in verkiezingscampagnes. Media-experten werden vroeger ook al ingehuurd. In 1981 had Begin zelfs al een Amerikaans raadgever aangenomen. Maar in 1996  was het toch een wereld van verschil. Netanyahu deed een beroep op Arthur Finkelstein, deze was een spindoctor gespecialiseerd in persoonlijke campagnes. Finkelstein bepaalde niet wat er in de boodschap stond, maar had praktisch alleenzeggenschap over de manier van overbrengen van de campagne. In die mate dat de politieke terminologie sindsdien een nieuw woord kent, Finkelization. (Mendilow, 2003, p165). Opvallend was dat Peres in 1996 geen beroep had gedaan op buitenlandse spindoctors. Maar Labor zou zijn lesje wel geleerd hebben, één maand na het aanstellen van Ehud Barak als partijvoorzitter heeft deze zijn eigen team van adviseurs aangesteld. Dezen, Stanley Greenberg, James Carville en Robert Shrum, zijn al jaren de tegenstanders van Finkelstein. Ze hadden niet alleen in Amerikaanse verkiezingen tegenover elkaar gestaan maar ook in andere landen, zo hebben deze drie Blair, Jospin en Shroeder de verkiezingen helpen winnen ten koste van kandidaten geadviseerd door Finkelstein. (Mendilow, 2003, p165).

En de stijl van de campagne die deze spindoctors met zich meebrachten zou gebruikt worden zowel in 1996 als in 1999 en 2001, de drie rechtstreekse premierverkiezingen. Namelijk het gebruik van korte en bondige boodschappen die eigenlijk meer slogans zijn, worden ingekleed met aandachttrekkende en makkelijk onthoudbare termen en visuele beelden die constant herhaald werden. De inhoud van deze boodschappen beperkte zich tot één enkel welbekend gemakkelijk begrijpbaar idee, eigenlijk enkel en alleen maar om bepaalde gevoelens die bij de bevolking leefden klank bij te zetten of te versterken. Dus de campagnes liepen eigenlijk vooral met kleine korte en krachtige slogans die constant op televisie vertoond werden. Vaak zijn deze spitsvondig en aanvallend naar de tegenstanders. Ook kenmerkend aan de Israëlische politiek is het gebruik van deze slogans op autostickers in campagnetijd.

 

3.3.2.3. Rol van de kandidaat

 

De nadruk ligt dus ook duidelijk op de kandidaat voor het premierschap. Maar dit geeft deze personen, zeker als ze de verkiezingen winnen, een groot deel van het prestige en de macht die normaal de partij toebehoren. Maar dit proces was zich al, een tijdje weliswaar gradueel, aan het voltrekken. De Israëlische partijen zijn altijd wel sterk hiërarchisch geweest met een sterke leidersfiguur. Doorheen de geschiedenis heeft dit zich alleen maar versterkt grotendeels door de opmars van de TV als politiek medium. Maar nu, door de quasi semi-presidentiële campagnes, werden deze kandidaten oppermachtig. Zij richtten zelfs afzonderlijke persoonlijke campagnehoofdkwartieren voor zich op. Bovendien kregen ze meer dan een gewone inspraak in de samenstelling van de verschillende partij campagnehoofdkwartieren daar ze hun eigen staff mochten aanstellen.

Maar de partijen stonden zeker niet volledig buitenspel. De kandidaten worden nog altijd door de leden van de partij naar voor geschoven en blijven nog steeds hun vertegenwoordigers. Zij kunnen dan maar best ook luisteren naar de meningen van diegenen die ook hen gesteund hebben. Zeker de Knessetleden en regeringsleden die zelf ook politiek iets te betekenen hebben en een electorale basis achter zich geschaard hebben. Maar toch moet de autonomie van de  rechtstreeks verkozen premier benadrukt worden omdat deze legitimiteit kan putten uit een meerderheidsbeslissing van de bevolking. De paradox zit hem hier dan wel in, zoals later nog besproken zal worden, dat deze rechtstreeks verkozen eerste minister voor een deel zijn eigen partij links kan laten liggen, draaiend op een aantal loyale medewerkers, maar tegelijkertijd zijn macht ziet verminderen om een sterke en besluitvolle coalitie te vormen. Hij zal een beroep moeten doen op vele partijen die enorm veel van elkaar verschillen en zelfs tegenovergestelde belangen verdedigen. Het komt er dus op neer dat hij in zijn partij zijn eigen mening kon doorduwen en ietwat kan bespelen maar dat hij met  kleine extreme partijen steeds onder druk gezet wordt en tot zware onderhandelingen gedwongen wordt. Hier is hij dan verplicht om toegevingen te doen wat natuurlijk de elite van zijn eigen partij doet morren omdat zij verzekerd dachten te zijn van machtige postjes. Terzijde moet toch even de opmerking gemaakt worden dat deze gebeurtenissen er zeker hebben toe bijgedragen dat verkozen premiers weinig van hun electorale beloftes hebben kunnen waarmaken. Teveel moest rekening gehouden worden met andere partijen en dan nog vaak extreme. Het mag gezegd worden dat zowel Netanyahu als Barak hiervoor zijn afgestraft. Hier ligt dan ook mijns inziens de fout in de electorale hervorming. In een presidentieel systeem zoals dat van de Verenigde Staten wordt de president rechtstreeks verkozen maar moet hij geen parlementaire meerderheid achter zich hebben om te kunnen functioneren en zijn taken te kunnen uitvoeren. Hij kan zelfs zijn eigen ministers kiezen. Maar dit was niet mogelijk in het hybride systeem van Israël (zie infra).

 

3.3.2.4. De rol van de kleine partijen

 

Alvorens de campagnes van Labor en Likud te bespreken gaan we eerst even naar de kleine partijen. De electorale hervorming is er gekomen om de kleinere partijen minder macht te geven zodat ze geen onevenredige druk meer zouden kunnen uitoefenen op de grote partijen. Maar waar in het vorige systeem deze kleine partijen enkel deze mogelijkheid hadden na de uitslag van de verkiezingen, wanneer de regering moest samengesteld worden, hebben deze nu op drie tijdstippen de mogelijkheid om druk uit te oefenen. Uiteraard nog altijd bij het samenstellen van de coalitie. Maar ook juist vóór de eerste en juist vóór de tweede ronde van de rechtstreekse premierverkiezing. In Israël is het duidelijk dat de twee hoogste posities in deze verkiezingen naar Labor en Likud gaan. Het wordt aangenomen dat in een strijd met rechtstreekse verkiezingen met absolute meerderheid in twee rondes als een strijd tussen rechts en links wordt beschouwd. Een kandidaat van Labor en Likud weet dus dat hij hoogstwaarschijnlijk in de tweede ronde geraakt maar deze tweede ronde moet verzekerd worden. De kandidaat  moet proberen om zeker alle stemmen van zijn kant van het politieke spectrum naar zich toe te trekken. Niets is erger dan dat een kleine partij van dezelfde kant ook een kandidaat voor de eerste ministerspost naar voor schuift. Deze kan alleen maar stemmen wegpikken van de grote partij van de linkse of rechtse positie. Grote partijen gaan dit dus ten alle koste willen vermijden. Denk maar aan Ross Perot en Ralph Nader in de Verenigde Staten.

Het gevolg is dat de kleine partijen hun kandidaten intrekken en openlijk steun betuigen en zelfs hun kiezers oproepen om voor een bepaalde kandidaat van een grote partij te stemmen. Ook in de tweede ronde kunnen ze deze steun van de kleine partijen zeer goed gebruiken.

Maar ook de kleine partijen hebben dit doorzien en spelen dit dan ook uit. Ze schuiven kandidaten naar voor opdat de grote partijen hun zouden afkopen. In 1996 is er zo de gemengde lijst Likud-Gesher-Tzomet gekomen. David Levi (Gesher) en Rafael Eitan (Tzomet) werden hoge plaatsen op de lijst en hoge regeringsposities beloofd in ruil voor hun terugtrekking. In 1999 heeft dit geleid tot de vorming van One Israel en verwoede pogingen van Barak om steun te vinden bij partijen over heel het politieke spectrum heen ( zie infra). Hier werd reeds duidelijk dat de rechtstreekse verkiezing van de eerste minister de onderlinge deals tussen de politiekers niet kon tegenhouden.

 

3.3.2.5. De trek naar het centrum

 

            Wat ook meer dan duidelijk opvalt is de trek van Labor en Likud naar het centrum toe. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de rechtstreekse premierverkiezing. De partijen kozen ervoor om zich te focussen op bepaalde kiezersgroepen. Deze waren de centrumkiezers, de zwevende kiezers of mogelijke dissidenten van andere partijen. Om deze groepen te bereiken mocht men zeker niet te radicaal overkomen en moest men dus een centrifugale beweging ondergaan. Omdat de campagnes voor de premier en de Knesset niet volledig van elkaar losgekoppeld konden worden maakte heel de partij deze beweging. Er werd trouwens toch bijna enkel in de campagne voor de rechtstreekse premierverkiezing geïnvesteerd door de grote partijen. Labor en Likud waren nu dus volwaardige centrumpartijen.Het is dan ook zeker te verwachten dat dit hun enorm veel stemmen zou kosten in de Knessetverkiezing. De oude kiezers zullen niet meer hun ideologie gedeeld zien door Labor en Likud terwijl er vele kleine partijen zijn waar ze wel terechtkunnen met hun overtuigingen. En ze zouden toch voor Labor of Likud kunnen kiezen bij de premierverkiezing. Labor en Likud wisten waar ze mee bezig waren maar de rechtstreekse premierverkiezing was nu eenmaal te belangrijk en was het risico blijkbaar waard.

 

3.3.3. Likud. Netanyahu! Creating Peace with Security

 

            Tegen het einde van maart 1996 waren de campagnelijnen uitgetekend, het werd dus tijd om ze in praktijk om te zetten. Voor de idee achter de Likudcampagne zijn de woorden van Eyal Arad, Likuds hoofdstrategist, zeer verhelderend.

For a long time Peres has been well in the center of the field and we can’t beat him back. Until very recently Netanyahu was playing another game in another part of the country, and now we have to bring him into the peacefield [in the center, opposite Peres] … in the next stage and in the parallel, I want to draw a distinction between our good and secure peace … and their [Labor’s] peace, a peace at any price which also means that Peres will divide up Jerusalem and means all the other negative slogans we have stuck and will stick on to him. Peres’s two weak points are the price of peace and the security issue, and we shall go for them all the time.(Mendilow, 2003, p181)

 

Dit citaat verwoordt de Likudcampagne voor de rechtstreekse premierverkiezing in 1996 echt goed. De partij beseft dat ze door haar extreme positie de overwinning kan vergeten. Als oplossing ziet zij een verschuiving naar het centrum waar Labor zich ondertussen reeds bevond. Ook de inhoud voor de campagne wordt in dit citaat al voor een deel duidelijk. Likud wil ook vrede maar waarschuwt voor de vrede die Peres wil verkopen omdat voor deze vrede teveel opoffering zou moeten gebeuren. Het gevaar dat Peres wel eens Jeruzalem zou durven opofferen, wordt zeer frequent door Likud in de verf gezet.

Het is duidelijk dat Netanyahu naar het centrum zal geduwd worden en lijnrecht tegenover Peres geplaatst zal worden. En dat het falen van de regering benadrukt zal worden in de Likudcampagne.

De slogan:” Netanyahu! Creating Peace with Security” werd hiervoor zeer frequent gebruikt; bijna in alle mededelingen, folders, spotjes enzovoort kwam deze zin voor. Het is alsof heel de campagne in deze zin werd samengevat. Ook de andere slogans speelden op dezelfde idee in zoals: “Peace Will Prevail Under Netanyahu!”. Rond deze slogan is zelfs nog een hele hetze ontstaan want het woord “peace” stond tussen twee blauwe banden, verwijzend naar de Israëlische vlag. Maar het probleem was dat juist dit het motto was van Efshar, een extreem linkse beweging, in hun strijd tegen Likud. (Mendilow, 2003, p181) Ook de witte vredesduif werd aan alle nationale Likudsymbolen toegevoegd.

Het is ook duidelijk dat Likud zulke dingen deed om zich meer naar het centrum te profileren. Ze wilden aantonen dat ook zij vrede wilden maar dan onder de voorwaarde die Labor niet kon schenken, namelijk veiligheid. En veel meer dan dit, in april al verklaarde Netanyahu dat een Likudregering de gevolgen van de Oslo akkoorden zou aanvaarden en aanhoudend contact zou hebben met de PLO. Meer zelfs, de volgende woorden komen van Netanyahu in een interview met de krant Ma’ariv.

We are ready to negotiate … in full knowledge that there will be concessions. There is no choice; in negotiations there must be concessions. … And if the goods of Israel require it, I would personally meet with Arafat. (Mendilow, 2003, p181)

 

Ook de televisiecampagne van Likud lag volledig in dezelfde lijn. In vorige campagnes gebruikte Likud traditioneel marsmuziek met trompetten, drums en een grote band als TV jingle. Maar in de 1996 campagne werd dit vervangen door een sentimenteel, optimistisch duet in een hoge sleutel gezongen door een man en een vrouw. De tekst ging als volgt:

I want a world of unity and hope, I want peace … there is only one man who can bring peace agreed to by left and right,peace for all … the whole of Israel craves for a peace that is secure. Netanyahu! Creating peace with security. (Mendilow, 1999, p. 201)

 

Likud wou dus aantonen dat ook zij voor vrede kon zorgen en niet alleen Labor. Maar zij zouden voor vrede zorgen zonder de toegevingen die Peres hiervoor over had. En deze boodschap wouden ze aan de man brengen. Dit werd onder andere gedaan door veel beeldmateriaal te brengen van Peres samen met Arafat. Ze insinueerden vaak dat Peres te links was en te veel toegevingen zou doen aan de Palestijnen en de buurstaten. Likud wou ook vrede maar zou niet zomaar toegevingen doen. Ook benadrukte Likud regelmatig haar vredesideaal. Netanyahu verklaarde:

They said about Menachem Begin that he wouldn’t bring peace, that the would exploit the peaceprocess. He braught the greatest breaktrough of peace in the history of Israel, under a Likud government. The next government, under me, will give another such a breaktrough. Menachem Begin braught the first secure peace, I will bring the next one.

(portaalsite CNN, 26 5 1996)

 

Likud had in het begin van haar campagne vele problemen. Een rechtlijnig besluit over de Osloakkoorden was nog niet genomen. Het zag er toen wel naar uit dat Likud ze wel zou aanvaarden zoals later ook gebeurd is. Het idee was dan ook om een negatieve campagne te voeren op specifieke punten van het regeringsbeleid maar zeker het Oslokader aan te vallen. Maar niet iedereen binnen de partij deelde deze mening. De jonge Begin, zoon van de stichter van de partij waaruit Likud voorkomt, schrijft hierover:

Coming to terms with Oslo … this means giving into a submissive frame of mind, to the victory to evil, and the abandonment of any hope of averting catastrophe. (Mendilow, 1999, p197)

 

Begin kan als één van de meest rechtse leden van Likud beschouwd worden. Hij zal dan na de verkiezingen van 1996 uit de partij stappen en een nationalistische partij rechts van Likud oprichten.

Ook wist Likud niet goed hoe men de tegenkandidaat, Peres, moest belichten in haar campagne, in het achterhoofd houdend wat er met zijn voorganger gebeurd was. Te persoonlijke aanvallen moesten toch vermeden worden. Maar anderzijds kon ook niet de nadruk gelegd worden op de ervaring en vorige successen van Netanyahu daar deze nog geen hoge regeringsposities had bekleed. Likud heeft dan vervolgens een onderzoek laten uitvoeren bij de bevolking dat volgende resultaten opleverde. Het bleek dat 85 procent van de bevolking tegen een opdeling van Jeruzalem was, 56 procent tegen een terugtrekking uit Golan en meer dan de helft van de Israëlische bevolking was toen gekant tegen een onafhankelijk Palestina. (Mendilow, 1999, p.198) En deze drie punten zullen dan ook de campagne van Likud inhoudelijk bepalen. De campagne werd strategisch geopend met de bewering dat de toenmalige Laborregering in staat was om een verdeling van Jeruzalem toe te staan. Dit sloeg aan bij de publieke opinie en zorgde sinds lang nog eens voor eenheid in Likud. Later werden dan de Golankwestie en deze van de Palestijnse staat ook bovengehaald. Ook werd geprobeerd de geloofwaardigheid van Peres in verschillende stappen te ondermijnen. Livnat verklaarde als hoofd van de informatieafdeling het volgende:

The Likud will not accuse Peres of lying, but we will instill doubts in people’s minds. After the ground had been thus prepared, the attack would zero in on Peres as unreliable and dangerous for the country. This would set the atmosphere for presenting Netanyahu as the savior because he was young, cool-headed, realistic and untainted by shady politics. (Mendilow, 1999, p.198)

 

In haar standpunt ten opzichte van veiligheid vond Likud steun bij de extreem rechtse en religieuze partijen en hun electoraat. Volgens haar moest veiligheid niet bereikt worden door afscheiding van de Palestijnen, datgene waar Labor voor stond, maar door verhoogde militaire aanwezigheid. Maar eigenlijk ging dit al in tegen bepaalde clausules van de Oslo akkoorden die het Israëlisch leger enkel in extreme gevallen interventierecht verschaft in Palestijns gebied. Likud liet dit dan ook in haar campagne doorschemeren; er moesten de nodige beperkingen komen op de Palestijnse autonomie. Het partijplatform oordeelde dat zeker buitenlandse zaken en defensie door de staat Israël geregeld moesten worden maar ook een open categorie geformuleerd als “zaken die gecoördineerde acties verlangen”. Dit stond dus open voor verschillende interpretaties.

Het aanvaarden van de afspraken gemaakt in Oslo door de Likudpartij was dan ook niet met volle overtuiging. Netanyahu stelde 5 mei 1996 in de krant Ma’ariv dan ook:

It [the acceptance of the Oslo Agreements by the Likud party] was compelled to accede to the reality created by Mr. Peres. (Mendilow, 2003, p. 183)

 

Maar hierbij moest het dan ook blijven volgens Likud, Oslo bracht al genoeg veiligheidsrisico’s met zich mee; dus van verdere terugtrekking kon geen sprake zijn. Netanyahu bleef herhalen dat ze de akkoorden aanvaardden maar dat ze niet akkoord waren met het “territories for peace”-beleidsprincipe dat hieruit zou kunnen voortvloeien. De Likudregering zou dus de feiten aanvaarden die door de Osloakkoorden gecreëerd waren maar zou zich niet verplicht voelen tot de volgende stappen waartoe het akkoord aanmaande. De partij was hier dus duidelijk in, maar toch kreeg dit onderwerp maar zeer weinig aandacht in de televisiecampagnes. En de weinige keren dat het wel aangehaald werd, was het meer in de vorm van een belofte dat de Likudregering de Joodse nederzettingen zou blijven steunen en zeker niet inkrimpen zoals de toenmalige Labourregering van plan was. Het partijplatform stelde duidelijk dat het recht van het Joodse volk op Eretz Israël een eeuwig recht was waar niet aan getwijfeld kan worden en de belofte dat de actualisatie van dit recht bovenaan de lijst van de prioriteiten van de Likudregering zou staan.

Onderstaande tabel bevat de inhouden van de verkiezingsboodschappen van Likud op de Israëlische televisie

 

Tabel 3.2: Inhoudsanalyse van de onderwerpen van de Likudcampagne op Israëlische televisie van 8 tot 27 Mei 1996

Inhoud van de boodschappen

Percentage van totale zendtijd

“Positieve inhoud

Opbouwen imago van Netanyahu en andere partijleiders

35

Principes gehanteerd door Likudregering in vredesonderhandelingen

3,5

Principes gehanteerd door Likudregering in zaken buiten vredesonderhandlingen

1

Positieve Likudkenmerken en voorbije verwezenlijkingen (geloofwaardigheid, sterke onderhandelingtechnieken, enz.)

3,5

Zekerheid van een electorale overwinning

4,5

Niet contreversiële standpunten (vredesverlangen, enz.)

7

                                                 Totaal “Positief”

54,5

“Negatieve inhoud”

De onbetrouwbaarheid van Peres

9

De onbetrouwbaarheid van Arafat

12

Tonen van de ware Palestijnse bedoelingen voor de staat Israël

8

Het intieme samenwerken van de Peres en Arafat teams

5

Gevolgen van de inconsequentie van de Laborregeringen op het gebied van onderhandelingen (verlies van de mogelijkheid om terreur te controleren, Hamas bombardementen, enz.)

11

Bedreiging tegenover Jeruzalem

14,5

Andere gevaren

6

Kritiek op Laborregeringen buiten op het gebied van vredesonderhandelingen

6

                                                 Totaal “Negatief”

71,5

Andere

8

N(seconden)

3965

            Bron: Mendilow, 1999, p. 202

 

Ook hier is duidelijk dat een groot deel van de campagne gebaseerd is op het promoten van de eigen leider. Ook de eigen partij wordt gepromoot via vorige verwezenlijkingen en basisprincipes. Praktisch geen extreme of zeer expliciete standpunten worden ingenomen. Ook zijn er geen echte beleidsvoorstellen of specifieke standpunten op bepaalde dossiers terug te vinden. Heel veel tijd wordt dan wel gegeven aan de tegenstanders en hun consequentie of gevaarlijkheid. Peres werd zwaar aangepakt voor wat de gevolgen zouden zijn van zijn overwinning. De band tussen hem en Arafat was cruciaal in deze tactiek.

Wat duidelijk te vinden is in deze tabel, is Likud’s duidelijke afkeer van een Palestijnse staat en enige opdeling van Jeruzalem. Likud spendeerde niet minder dan 14 procent van zijn uitzendtijd aan de beschuldiging dat Peres Jeruzalem zou opdelen zodat Arafat Jeruzalem tot hoofdstad van zijn onafhankelijke Palestijnse staat kon maken. Want hieronder vallen ook de waarschuwingen voor de mogelijke acties van de Peresregering. In de televisiecampagne werd het zwartmaken van Peres enkel overtroffen door het ophemelen van Netanyahu. Zo werd op de openingsavond en daarna nog frequent een beeld in de huiskamers gestuurd waarin Arafat Peres leidde. Arafat en Peres werden als partners getoond en vervolgens werd er gewaarschuwd voor de gevolgen die zulk een samenwerking kon veroorzaken. Peres werd afgeschilderd als een idealist die geen rekening meer hield met de realiteit. Deze beschuldigingen werden vaak gestaafd met uitspraken van hem om zijn  te luchtige inbeelding te bewijzen. Peres leefde in een fantasiewereld. Wat ook wederom duidelijk is, is dat de campagne voor de premierverkiezing deze van de Knesset volledig overschaduwt. In de televisiecampagne werd slechts 3.5 procent van de tijd aandacht besteed aan positieve eigenschappen van Likud en aan vorige successen van de partij. En in deze korte tijd wordt dan nog van alle partijleiders veruit de meeste tijd aan Netanyahu geschonken. Dit toont wederom aan hoe de campagnes voor de rechtstreekse premierverkiezing gespeeld werden. Aan beleidsstandpunten werd weinig aandacht geschonken evenmin aan inhoud of ideologie Het ging daarentegen over de kandidaat met zijn sterke persoonlijkheid en zijn leiderscapaciteiten en dan ook natuurlijk hoe de kandidaat van de tegenpartij deze miste.

De hoofdslogan was: “Netanyahu, a secure peace”.

 

Hier wou Netanyahu zeggen dat ook hij voor een voortzetting van het vredesproces zou zorgen maar wel trager en voorzichtiger. Zijn shift naar het centrum toont dit enkel aan. Verder viel hij de zittende regering vaak aan. Deze aanval was gebaseerd op drie hoofdzaken: de concessiepolitiek tegenover de Palestijnen, het falen in de preventie van terrorisme en het feit dat een nieuwe Peresregering voor de verdeling van Jeruzalem zou zorgen. (Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.275)

Zoals elders al vermeld moest Likud een dubbele strategie spelen, de zwevende kiezers aanspreken maar de militanten niet te hard verloochenen. Maar deze militanten en enkele partijleden, en dan vooral de haviken waren steeds minder opgezet met de politiek van Likud. Sharon stelde het probleem als volgt:

Likud loyalists found it in the past very easy … to struggle for an idea … [but] all the chasing after ‘the floating vote’ [is] threatening to lose this loyal core. (Mendilow, 2003, p. 185)

 

Om dit te voorkomen schreef Sharon een artikel naar de partij’s trouwste aanhangers met zijn interpretatie van het partijplatform om, zoals hij zelf zei, te voorkomen dat deze ook zwevende kiezers zouden worden.

The Likud cannot accept the Oslo Accords … [although] the Palestinians will be allowed to conduct their civil life without our interference (except in case of matters necessitating coordinated action). Areas settled by Jews and additional security zones will remain permanently under exclusive control. If we decide in the future … to impose the Israeli law on them, we shall do so. (Mendilow, 1999, p. 206)

 

De trek van Likud naar het centrum is eigenlijk een reactie op de Laborstrategie (zie infra), alhoewel dat dit reeds gedeeltelijk begonnen was na de moord op Yithzak Rabin. De bevolking was meer dan verbolgen over de dood van hun geliefde premier en wees met een beschuldigende vinger naar de rechterkant van het politieke spectrum en specifiek naar hun leider, Benjamin Netanyahu. Dit was ook duidelijk te merken in de polls waar Peres een enorme voorsprong op zijn concurrent had. Dit en het feit dat de verkiezingen nu bijna praktisch zeker vervroegd zouden worden, verplichtte Netanyahu en heel Likud hun retoriek te verzachten en hun te distantiëren van extreem rechts. Dit moest hij doen als hij nog enige hoop op overwinning koesterde. De aanslagen ven 1996 beslisten er anders over maar Likud bleef zich vasthouden aan haar nieuwe positie in het centrum. En het bleek te werken want beetje bij beetje werd de enorme voorsprong van Peres op Netanyahu weggewerkt.

Midden april kondigde Netanyahu zijn nieuwe centrumgerichte beleidslijnen aan. Hij herhaalde wederom dat Likud de Oslo akkoorden aanvaardde en dat het noodzakelijk was om te onderhandelen met de Palestijne autoriteiten. Deze bepalingen kwamen ook in officiële partijdocumenten terug. De lijst Likud-Gesher-Tzomet keurde de beleidslijnen van Netanyahu goed en publiceerde een paper genaamd “The Principles of the Netanyahu Government for Continued Negotiations with the Palestinians”.

Ook het Likud partijplatform herhaalde de nieuwe positie van de partij tegenover het vredesproces. Wat ook zeer belangrijk is, is dat in dit nieuwe partijplatform geen expliciet artikel stond dat duidelijk stelde dat er geen territoriale toegevingen zouden zijn betreffende de Golanvlaktes. En dit in sterk contrast met alle vroegere uitlatingen van Likud. Niet iedereen was even gelukkig met deze veranderingen. In zijn ontslagrede van zijn positie als hoofd van de campagne communicatie hoofdkwartieren zei Gil Samsonov het volgende:

[I protest that the Likud] tries to outflank Labor from the left and ignores his traditional positions. (Mendilow, 2003, p.185)

 

Maar het is dan ook duidelijk dat deze partij niet opeens haar basisideologie veranderd had, laat staan omgedraaid. Het was één van de vele pogingen om de zwevende kiezer te overtuigen door naar het centrum op te schuiven. Deze verandering was zo duidelijk dat de extreemrechtse partij Moledet in hun campagne voor de Knessetverkiezing pretendeerde dat zij als enigste nog de rechterkant vertegenwoordigde.

 

Zoals verder aangetoond zal worden, deed Peres verwoede pogingen om de religieuze kiezers naar zijn kant te trekken. En dit kan Netanyahu natuurlijk niet laten gebeuren daar de religieuze kiezers in Israël zich traditiegetrouw aan de rechterkant van het politiek spectrum bevonden en dus eerder op Netanyahu zouden stemmen. Het Likudplatform stelde dan ook duidelijk dat er geen sprake kon zijn van scheiding tussen kerk en staat en dat de status-quo in religieuze zaken zou nagestreefd worden. Op hetzelfde moment dat het partijplatform openbaar gemaakt werd sloot Likud een akkoord met de ultraorthodoxe Shas Partij dat de laatstgenoemde partij hun kiezers zou aanmanen om voor Netanyahu te stemmen in de race voor de premierverkiezing. Later slaagde Netanyahu er ook in de tweede ultraorthodoxe partij, Yahadut Hatorah, binnen te halen. Uiteindelijk kon hij zelfs een akkoord bereiken met de Agudat Israel factie van Yahadut Hatorah die altijd weifelend tussen Labor en Likud gehangen had. De Yahadut Hatorah werd hier verschillende dingen voor beloofd zoals het Ministerie van Huisvesting, de voorzitterszetel van de Financiëncommissie van de Knesset , de toegeving dat de wegen tussen religieuze buurten afgesloten zouden worden op de Sabbath, enzovoort. (Hazan, 1999, p171). Naast deze twee ultraorthodoxe partijen krijgt Netanyahu ook openlijk steun van de orthodoxe National Religious Party (NRP) ondanks dus de vele pogingen om de kiezers van de NRP te overhalen.

 

In de volgende tabel wordt het onderzoek van Weimann en Wolfsfeld getoond naar de thema’s van de campagnes. Netanyahu wordt naast Peres gezet en zo kunnen we zien wie welke hoofdzakelijk voor zijn rekening neemt.

 

Tabel 3.3: onderwerpen in 1996 verkiezingscampagnes van Peres en Netanyahu

 

Netanyahu campagne

Peres campagne

Terrorisme, terroristische daden

23,31

6,60

Palestijnen, onderhandelingen

24,51

36,93

Jeruzalem (splitsen)

16,34

2,40

Golan vlakte + Syrië

3,12

10,81

Nederzettingen

18,26

17,11

Economie

3,84

8,40

Religie & staat

2,64

2,10

Onderwijs

4,08

8,70

Israëliërs-Arabieren

0,48

1,20

Immigratie

3,36

5,70

Totaal

100% (N=416)

100 % (N=333)

            Bron: Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.277

 

De twee stokpaardjes van Netanyahu zijn duidelijk terrorisme en overdeelbaarheid van Jeruzalem (met de slogan “Peres will divide Jeruzalem”). Terwijl Netanyau deze twee onderwerpen duidelijk koos leek Peres ze blijkbaar te negeren. Likud spendeerde er 40 procent van haar tijd aan terwijl Labor slechts 9 procent.

De Likudpartij laat in haar programma vijf beleidslijnen naar voor komen voor de verkiezingen van 1996. Ten eerste stelt Likud dat zij open staat voor bilaterale vredesonderhandelingen maar dat zij tegen elke territoriale compensatie is. De partij is dus voor het vergroten van de populatie van de nederzettingen op de West Bank want hierop heeft Israël recht. Ten tweede is Likud ook voor enige Palestijnse autonomie op bepaalde zaken maar sterk tegen enige afscheiding voor een nieuwe staat. Ten derde aanvaardt Likud de Osloakkoorden maar wil wel eerst “de gaten opvullen”. Ten vierde is Jeruzalem de onverdeelbare hoofdstad van de staat Israël en zullen alle godsdiensten hier toegang krijgen tot hun heilige plaatsen. Ten vijfde wil ze de status-quo wat betreft religie en staat behouden. (Jewisch Virtual Library, z.d., The 1996 Likud Party Platform)

 

3.3.4. Labor

 

            Ook bij Labor kreeg de race voor de rechtstreekse premierverkiezing duidelijk de voorkeur op de Knessetverkiezingen. Zoals bij Likud was laatstgenoemde campagne zelf bijna volledig afwezig tot de laatste week vóór de verkiezingen. De reden wordt verduidelijkt in volgende uitspraak van Peres.

In the next Knesset there will be no lack of floating Knesset members, from parties that are not exactly left nor right. Therefore, whoever wins the prime ministerial race will be able to form a government. (Hazan, 1999, p 167)

 

Dezelfde tendensen van de Likudcampagne zijn bij Labor op te merken. De partij schuift enorm op naar het centrum vooral voor de campagne voor de rechtstreekse premierverkiezing. Hiervoor was Labor de uitdrager van het “territories for peace” principe. Nu is het voorzichtiger om de zwevende kiezers te paaien. Rabin beloofde bijgevolg een referendum over het mogelijke akkoord met Syrië over de Golan. Peres volgde dezelfde tactiek. Indien Labor de verkiezingen zou winnen zou hij referenda uitschrijven over de akkoorden met de Palestijnen met betrekking tot de ‘territories’. Dit zond een duidelijke boodschap naar de zwevende kiezer, deze konden voor Peres stemmen en hem dan toch nog tijdens zijn regeerperiode halt toeroepen of bijsturen. Dit werd dus gedaan om de kiezers gerust te stellen die werden afgeschrikt van Peres als duif, als iemand die vrede zou bewerkstelligen tegen welke prijs dan ook.

De optocht naar het centrum kan op twee manieren bekeken worden, beide werden belangrijk geacht door de Laborpartij. De partij moest opschuiven zowel naar Likud als naar de religieuze partijen toe. De partij schoof niet enkel in uitspraken en beloftes naar het centrum toe, het werd zelfs officieel gemaakt. Zo werd bij het schrijven van het Partijplatform in 1996 een aantal zaken terug boven gehaald die vroeger reeds geschrapt waren. Een voorbeeld hiervan is het volgende artikel:

“Labor sees in the Golan Heigths an area of national importance for the State of Israel”

Dit artikel was pas in 1992 uit het partijplatform geschrapt en maakte nu al zijn terugkomst onder druk van Yehuda Volman, partijlid en hoofd van Golan Regionale Raad, die overal zijn ongenoegen duidelijk maakte en verklaarde dat het schrappen van dit artikel wel eens het electorale struikelblok voor Labor zou kunnen zijn. (Hazan, 1999 p,167). Prompt werd het artikel terug bovengehaald en de redenen zijn duidelijk. Likuds standpunt was zeer duidelijk en onvermurwbaar: geen compromis over Golan. En dan was er nog eens de opkomst van de Third Way Party, een centrumpartij met een pro-vredeplatform maar wel tegen elke toegeving over de Golanvlaktes. Dus wederom is hier de schrik te merken van een grote partij om een te radicaal standpunt aan te nemen dat te hard verschilt van dat van zijn concurrent, de schrik om de zwevende kiezers af te schrikken.

Dat Labor de zwevende kiezers wou binnenhalen was niet alleen duidelijk via gemaakte beloftes of door aanpassingen in het partijplatform, het wordt ook letterlijk gezegd. In een brief schreef Peres:

The public in Israel remains split. Those citizens who are called ‘floating voters’ will decide who wins, and they should be the main target of these campaign. (Hazan, 1999, p 168)

 

Minister Benjamin Ben-Elizer die aan het hoofd stond van de verkiezingshoofdkwartieren van Labor noemde de strijd om de zwevende kiezer de belangrijkste strijd van deze campagnes. En in een interview op de vooravond van de verkiezingen gaf Peres zijn mening over de electorale strategie in de verkiezingen van 1996.

Our strategy is aimed at the undecided and the floaters … With such a target audience, this is a new strategy. Of course, our camp wanted more blood, more agression, but in every election campaign you have to decide who you are targetting, who you can win over … The elections are definitely not between left and right, because I want voters from the right to vote for me … In these elections there is a new electoral strategy, there is no doubt about it.(Hazan, 1999, p168)

 

Wat Peres hier verkondigt, heeft hij ook in praktijk in de strategie omgezet. Zo werd er een brief geschreven naar alle leden van de National Religious Party (NRP). Deze brief werd verstuurd door de Minister van Religieuze zaken, Shimon Sheetrit (Labor), en de Secretaris-generaal van de Labor Party, Nissim Zvili en moest de geadresseerden herinneren aan de historische samenwerking tussen Labor en de NRP. De NRP leden werd dus opgedragen om van hun dubbele stem gebruik te maken en er één aan Labor te geven. De brief zegt dat de twee partijen een basisverstandhouding hebben en dat via een samenwerking een consensus over de basisprincipes mogelijk is. Maar dit is verbazingwekkend daar de NRP in 1992 een enorme ruk naar rechts heeft ondergaan en geweigerd heeft om in een regering met Labor te stappen. Juist voor de verkiezingen van 1996 is de NRP nog iets gematigder geworden maar toch blijft de kloof te groot om te kunnen spreken over dezelfde ideeën betreffende veiligheids- en religieuze zaken. Maar de pogingen van Labor tonen toch de rechtsgaande beweging van Labor aan.

Labor slaagde er niet in een akkoord te sluiten met de NRP maar wel met een Rabbi, namelijk Rabbi Yoel Bin-Nun. Deze sloot een akkoord af met Minister Beilin. Het akkoord bepaalde dat Labor in de laatste fase van de onderhandelingen met de Palestijnen zou eisen dat alle nederzettingen ter plaatse zouden blijven en dat de soevereiniteit zou uitgebreid worden tot alle gebieden die invloed konden hebben op de veiligheid van Israël. In ruil voor deze toegevingen van Labor die echt centrumgericht waren, zou Rabbi Yoel Bin-Nun de NRP kiezers opdragen om voor Peres te kiezen in de rechtstreekse premierverkiezing. (Mendilow, 2003, p. 174))

De partij elimineerde ook verschillende artikels uit haar platform die er in 1992 wel in stonden om het religieuze establishment niet tegen de schenen te stampen. Labor schoof naar rechts op, dus ook naar de Ultraorthodoxe groeperingen. De scheiding tussen kerk en staat en de versoepeling van de abortuswetgeving waren niet meer aanwezig in het nieuwe partijplatform. Meer zelfs, nieuwe artikelen werden bijgevoegd om religieuze kiezers aan te trekken en coalitievorming gemakkelijker te maken indien Labor de regering zou winnen. Zo kwam er in het 1996 partijplatform de belofte om de status-quo in religieuze zaken te bewerkstelligen. Eigenlijk draaide de partij dus gewoon haar standpunten volledig om gewoonweg omdat ze door een electorale hervorming een ander doelpubliek moest aanttrekken. Avraham Burg, een ex-lid van de Knesset voor de Laborpartij en verantwoordelijke voor het 1992 partijplatform stelt hierover het volgende:

The new platform [of 1996] does not represent the stand of the Labormembers, but deals with the struggle for the prime ministership. (Hazan, 1999, 170)

 

Peres hield het bij deze tactiek. Twee weken voor de verkiezingen publiceerde hij een open brief in de Ultraorthodoxe kranten met een oproep tot de lezers dat zij voor een Ultraorthodoxe partij in de Knesset moesten kiezen, maar voor hem in de race naar het premierschap. Verder probeerde Peres ook afspreken te maken met de leiders van de Ultraorthodoxe partijen, met de Degel Ha’atorah factie van de Yahadut Hatorah Party en de Shas Partij, om hun steun te verwerven in zijn race. Maar bijna alle toenaderingen faalden, welke methodes Peres ook gebruikte.

In de volgende tabel wordt het onderzoek van Weimann en Wolfsfeld getoond naar de thema’s van de campagnes. Netanyahu wordt naast Peres gezet en zo kunnen we zien wie welke hoofdzakelijk voor zijn rekening neemt.

 

Tabel 3.4: onderwerpen in 1996 verkiezingscampagnes van Peres en Netanyahu

 

Netanyahu campagne

Peres campagne

Terrorisme, terroristsche daden

23,31

6,60

Palestijnen, onderhandelingen

24,51

36,93

Jeruzalem (splitsen)

16,34

2,40

Golan vlakte + Syrië

3,12

10,81

Nederzettingen

18,26

17,11

Economie

3,84

8,40

Religie & staat

2,64

2,10

Onderwijs

4,08

8,70

Israëliërs-Arabieren

0,48

1,20

Immigratie

3,36

5,70

Totaal

100% (N=416)

100 % (N=333)

            Bron: Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.277

 

Peres heeft niet zo echt duidelijk zijn eigen favoriete thema alhoewel hij duidelijk veel aandacht besteedt aan het vredesproces maar dan in overleg met de Palestijnen. Ook is Labor duidelijk meer gewonnen voor afspraken met Syrië. Het is wel opvallend dat hij beduidend minder de lievelingsthema’s van Netanyahu gebruikt. Vooral inzake terrorisme en Jeruzalem is het verschil enorm groot. Hij besteedt dan wel weer aandacht aan binnenlandse domeinen zoals onderwijs en economie.

Deze rechtswaartse beweging naar het centrum toe betekent dus ook het weggaan van de linkerzijde. Labor mocht zich bijgevolg niet te sterk inlaten met extreem links. Topmannen van Labor gaven openlijk kritiek op de antireligieuze campagne die Meretz voerde voor de Knessetverkiezingen om de vlucht van religieuze kiezers weg van Peres te voorkomen. De leiding van de partij besefte wel dat dit het aannemelijke risico met zich meebracht dat vele Laborstemmers voor de Knessetverkiezingen zouden overlopen naar Meretz. Meretz bleef wel openlijk campagne voeren voor Peres en maakte duidelijk dat ze enkel een regering onder leiding van Labor zou steunen.

Maar ook Labor hield het dus bij een vrij rustige campagne, zeker in vergelijking met vorige verkiezingen die in Israël door alle partijen traditiegetrouw zeer hard gespeeld werden. Peres werd in de campagne voorgesteld als de Nobelprijswinnaar die samen met zijn medelaureaten, Rabin en Arafat, een akkoord had kunnen verkrijgen dat mooie toekomstperspectieven bood. Peres werd getoond als patriarch die als opvolger van Rabin zijn werk wil afmaken. Peres stelt het zo:

I think Mr Rabin was not just the head of the government, he was the leader of a revolution we are on the middle of it. He has left a legacy and we are going to continue it. ( portaalsite CNN, 26 5 1996)

 

De Laborcampagne was gebaseerd op verwezenlijkingen van de vorige regering. Bijvoorbeeld de voordelen van de gevoerde vredespolitiek, de groei van de economie. Ook brachten ze de aandacht van de kiezer naar de grote fondsen die ze hadden vrijgemaakt voor onderwijs, welzijn, transport en opvang van nieuwe immigranten. (Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.275)

Inhoudelijk komen zes beleidslijnen terug bij Labor in deze campagne. Ten eerste staat ze voor de verderzetting van het toenmalige vredesproces. Ten tweede is Labor tegen een Palestijnse staat maar wel voor een Palestijnse eenheid en een aanpassing aan de grenzen van 1967. Ten derde stelt de partij dat Jeruzalem de onverdeelbare hoofdstad van Israël is, onder Israëlische soevereiniteit. Ten vierde wil Labor veilige verdedigbare grenzen. Ten vijfde wil ze alle lopende gesprekken verder zetten met landen uit de regio. En tenslotte wil de partij blijven onderhandelen met de PLO maar vraagt ze aan Arafat de Hamas en andere terroristische organisaties te stoppen.( Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., Israel Labour Party 1996 Platform: Peace and Security)

 

3.3.5. Het einddebat

 

Drie dagen vóór de verkiezingen is er nog een groot debat geweest tussen Peres en Netanyahu op de Israëlische televisie. Het debat werd ook live en rechtsreeks vertaald uitgezonden op de CNN. Het debat lag in dezelfde lijn van de rest van de campagne en was dus niet bevredigend. Peres verdedigde zijn vredesstreven met de Arabieren en Netanyahu beklaagde er zich over dat de bevolking van Israël in constante angst moest leven voor zelfmoordaanslagen van Palestijnen. Dezelfde weinigzeggende standpunten werden herhaald:

            Benjamin Netanyahu:

“The security of our children is in Arafat’s hands. My policy will be otherwise”

“I will return security to security forces”

“I will find fair methods of running Palestinian areas but no idependent country.”

“The way of Mr. Peres brings us neither peace nor Security. It brings us fear”

Shimon Peres:

“Israelis had suffered terror attacks throughout their history, but that there was now finally hope of achieving peace withe the Arabs.

“We won all the wars, we will also defeat terror.”

“Mr Netanyahu is trying to invain to desseminate fear.”

“I call upon all voters, to you and to you, do not let the mission and the message [of peace] be stopped.”

Dus Netanyahu wou veiligheid maar waarschuwde voor de gevolgen van Peres zijn vredesoplossing. Peres daarentegen had een vredesplan en wil dit verderzetten en veroordeelde Netanyahu van de mensen onnodige schrik aan te jagen. (portaalsite CNN, 26 5 1996)

 

3.3.6. De nieuwe campagnestijl

 

            Het electoraal systeem werd hervormd en dus ook logischerwijze de campagnestijlen. Vervolgens moesten dan nog eens twee verschillende doelpublieken, namelijk de zwevende kiezer en de loyale partijkiezer, benaderd worden. Naast een verschillende inhoud kozen de partijen ook voor verschillende methodes om de verschillende groepen aan te pakken.

De strijd om de zwevende kiezer werd aangepakt met een positievere campagne gebaseerd op gematigdheid en pragmatisme. Al deze boodschappen waren in een sfeer van optimisme gebracht zoals de Laborspotjes waar Peres constant geflankeerd is door jonge gelukkige mensen of de beelden van Netanyahu zittend in een nagemaakt bureau gelijkend op dat van de Eerste Minister. In vroegere verkiezingscampagnes werden de loyale partijstemmers aangesproken via ideologische boodschappen maar nu niet. Deze werden bereikt met een negatieve campagne tegen de concurrent. Voorbeelden hiervan zijn het constant benadrukken van Labor dat Netanyahu helemaal niet geschikt was voor de functie van premier of de Likudspotjes die Peres bleven beschuldigen van het opsplitsen van Jeruzalem. Dit waarschijnlijk om er voor te zorgen dat deze kiezers toch niet zouden thuis blijven op de verkiezingsdag omwille van hun ongenoegen over de ideologische vlucht van de grote partij. Wat beide campagnes gemeen hebben is de nadruk op het persoonlijke, het emotionele en zeker niet op het ideologische of programmatische. De meest gebruikte tactiek door beide kampen was mensen die karakteristiek en stereotiep tot het andere kamp behoren, laten getuigen dat ze altijd voor de andere partij hadden gestemd maar nu voor de rechtstreekse premierverkiezing hun stem zouden geven aan de andere kandidaat.

Er is een immense kloof tussen de ideologie en de basisprincipes van Netanyahu en Peres maar het is duidelijk dat beide partijen ervoor gekozen hebben om deze verschillen te verdoezelen opdat ze de zwevende kiezer zouden binnenhalen. Maar in deze tactieken is een merkwaardige paradox merkbaar. Beide kanten waren er van overtuigd dat de andere kant de zwevende kiezers zou binnenhalen. Het absurde gevolg is dan dat beide kanten gewoonweg punten van de overkant gingen overnemen. Likud dacht dat deze onbesliste kiezers vrede wensten en nam enkele beleidslijnen van Labor hieromtrent over die ze vroeger tegenstond. Labor anderzijds ging er van uit dat deze kiezers voor hun veiligheid vreesden door de terroristische aanslagen en omarmde enkele Likud principes die het daarvoor meermaals had afgewezen. Dit alles met het gevolg dat er nog minder verschil tussen ‘s lands twee grootste partijen kwam, alleszins in het beeld dat zij van zichzelf verkochten in hun campagnevoering. De kiezer in 1996 had de keuze tussen “Peace with Security” en “Security with Peace” of zoals Reuven Y Hazan het ludiek stelt, tussen Coca Cola en Pepsi Cola. (Hazan, 1999, p.172)

Toen Labor een referendum beloofde over het finale akkoord met de Palestijnen, werd het laatste grote breekpunt tussen de twee partijen in de campagne weggewerkt. En toen Netanyahu zijn zeven beleidslijnen bracht, verkondigde Peres dat er drie van Labor gestolen waren en vier zonder inhoud. Alleszins waren ze niet extreem of op ideologie gebaseerd en leken ze goed op de Laborlijnen. Men kan zeker spreken van een single-issue campagne, namelijk het vredesproces. De economische toestand was volledig afwezig in de campagne van 1996 ondanks de voorspellingen van een maandelijkse inflatie van 1.7 procent juist twee weken voor de verkiezingen.

Maar de economie was niet het enige dat genegeerd werd in de campagne voor de rechtstreekse premierverkiezing. Ook de toegewijde geëngageerde kiezer werd links gelaten. Zowel Labor als Likud besloten één week voor de verkiezingen hun traditionele massa rally de avond voor de verkiezingen af te schaffen. Want enkel de toegewijde kiezers kwamen naar deze rally’s en deze zouden niet bepalen wie de volgende premier van Israël zou zijn. Zo maakte Netanyahu in de laatste weken voor de verkiezing geen gebruik van de bewoners van de nederzettingen terwijl deze in de vorige verkiezingen Likuds meest loyale aanhangers bleken te zijn terwijl Peres geen gebruik maakte van de steun van Histradut, de belangrijkste Israëlische vakbond, die vroeger de ruggengraat vormde van de Laborcampagnes. Want alle inspanningen bedoeld om diegenen te overtuigen die reeds een beslissing genomen hadden, waren verloren moeite. En daaruit komt dan dat elke verbondenheid met ideologische en extremistische punten slechts een hindernis kan zijn.

Een laatste element dat kenmerkend was voor de stijl van de campagne voor de verkiezingen van 1996 was de televisie. De focus lag praktisch volledig op de mediacampagnes. Veel nieuwe technieken werden aangehaald. Zo spendeerde Peres een volledige avond met sportsterren of Netanyahu werd overal gezien met zijn familie aan zijn zijde. Of belangengroeperingen die veel tijd en geld in reclame voor hun kandidaat staken. Zo liet Dor Shalom, een pro-vredesgroep, een dozijn Joodse Hollywoodsterren opdraven in spotjes ten voordele van Peres.

Zoals al vaker gezegd werd op de zwevende kiezer gegokt en werd hiervoor naar het centrum getrokken. Maar men moest oppassen dat men de trouwe geëngageerde kiezers niet verloor. Deze zouden niet voor de andere kandidaat stemmen maar wel uit ongenoegen niet gaan stemmen. En dit had Likud beter begrepen, was daarom de gecombineerde lijst Likud-Gesher-Tzomet aangegaan en had vervolgens een sterkere en bredere achterban opgebouwd die hen trouw zou blijven. Zo toonde Likud ondanks de centrumgerichte standpunten nog aan dat ze de rechterkant vertegenwoordigde. Dit voordeel had Peres niet en het kan gesteld worden dat het niet komen opdagen van een groot deel van de Arabische bevolkingsgroep hem de overwinning heeft gekost.

 

 

3.4. De Knessetverkiezingen en de kleine partijen

 

3.4.1. Algemeen

 

            De bedoeling van de partijen bij parlementsverkiezingen is natuurlijk het trachten te behalen van een (absolute) meerderheid al heeft de electorale hervorming hier wel wat verandering in gebracht. Maar de verkozene zal dan wel premier zijn maar zal dan wel nog een coalitie moeten vormen, gesteund door een parlementaire meerderheid. Hier heeft de Basic Law zeker voor gezorgd. De Eerste minister heeft de toestemming van de Knesset nodig voor het aanstellen van zijn kabinet en de Knesset kan zelfs de premier naar huis sturen door een motie van wantrouwen te uiten met 61 van de 120 Knessetleden waarmee het ook wel zichzelf ontbindt. Het is dus duidelijk dat het nog altijd, meer zelfs, nog belangrijker geworden is, om allianties te vormen met gelijkgezinde partijen in de Knesset. Zoals altijd in Israël  waren er bij de 1996 verkiezingen weer de twee blokken, links en rechts. Maar er was wel een verschil op te merken. Het linkse blok stond wel verenigd achter de kandidaat die hun kant van het politieke spectrum vertegenwoordigde, Shimon Peres, maar de verschillende partijen bleven afzonderlijke delen in de proportionele Knessetverkiezingen. Aan de rechterzijde kwam er een formele alliantie tussen drie partijen tot stand die gezamenlijk een kandidaat voor het premierschap steunden, Netanyahu, en met een gezamenlijke lijst naar de Knessetverkiezingen trokken, namelijk de lijst Likud-Gesher-Tzomet.

 

3.4.2. Lijst van de Knessetpartijen in 1996

 

Het Israëlische parlement heeft altijd een overvloed aan partijen gekend, vooral als gevolg van de zeer lage kiesdrempel van één procent. Maar de opkomende partijen nestelden zich altijd in het extreme. Maar bij deze verkiezingen zijn het twee nieuw opkomende centrumpartijen.

De belangrijkste was de Third Way Party, opgericht door twee dissidente Laborleden, maakte deze partij zichzelf tot een single-issue partij. De partij was voor het vredesproces maar tegen elke toegeving dan ook wat betreft Golan. En eigenlijk was dit de zaak waar wel ongeveer elke Israëliër achterstond; men kan spreken over een nationale consensus. De meest populaire bumpersticker tussen 1992 en 1996 was deze gemaakt door de Third Way Party: “The People are with the Golan.”.(Hazan, 1999, p.174). Voor de rest blijkt uit het partijplatform dat we inderdaad kunnen spreken over een centrumpartij. We geven enkele voorbeelden, de partij steunde het recht van de mensen van Israël op het land van Israël maar het ontkende het recht om te regeren over een ander volk. De partij was vóór het behoud van bezette gebieden als een verdedigingsmiddel maar was voorstander van territoriale compromissen. Ze was voor het voortzetten van het vredesproces maar gekant tegen het verwijderen van nederzettingen. Het lijkt dan ook dat ze enkel een strijdpunt rond Golan maakte en voor de rest niet echt politiek een standpunt doorduwde. Het partijplatform wilde niemand kwetsen. Elke stelling werd in twee gesplitst om beide kanten te paaien. Deze bemerking valt ook uit andere dingen te concluderen. De partij had in de campagne twee veel voorkomende slogans: “Meeting in the Center” en “A National Consensus”. Diepgaande standpunten gebaseerd op ideologische overtuiging moesten dus duidelijk niet van deze partij verwacht worden. De partij koos er ook voor om neutraal te blijven in de race naar de rechtstreekse premierverkiezing en dus niet openlijk een kandidaat te steunen. De partij had nog een opmerkelijke tactiek, het spoorde kiezers aan om gebruik te maken van hun gesplitste stemkeuze. Dus een stem voor de premier en de regering en een stem voor Golan. De leider van de Third Way Party, Avgidor Kahalani, stelde op de vooravond van de verkiezingen het volgende:

Most of our supporters do not identify with us, because they belong, in their hearts, to another party. Ballotsplitting, however, allows them to vote for us. (Hazan, 1999, p.175)

 

De tweede stem, zo verklaarde de partij moest gebruikt worden om de premier in het centrum te houden. In de geschreven pers was haar hoofdcampagne steeds,

One ballot for prime minister, and one ballot to safeguard him in the center.

 

Toen Labor zijn belofte aankondigde dat referenda zouden volgen en dus ook over Golan verloor deze partij haar bestaansreden. Juist voor de verkiezingen stortte ze zich dan maar op de tweede grootste breuklijn in de Israëlische politiek, namelijk religie. En de Third Way Party ondertussen kennende, kwam ze weer met dubbelzinnige en veel mening samenbrengende standpunten voor de boeg. De partij was tegen religieuze verplichtingen en religieuze wetgeving maar was voor een versterking van het Joodse karakter en Joodse waarden van de staat Israël.

De tweede centrumpartij, Israel b’Aliya wat letterlijk “groeiend Israël” betekent, had wel een duidelijke groep die ze vertegenwoordigde, namelijk de Russische immigranten. Deze partij wou dus de aanpassing en de status van de immigranten vergemakkelijken en verbeteren en vooral dan dezen uit de voormalige Sovjet Unie in de Israëlische gemeenschap. De partij wou een brug slaan tussen haar eigen belangen en deze van de Israëlische staat in het algemeen. De standpunten van de partij waren dan ook een mix van verschillende opvattingen. Vaak worden dan beide belangen aan elkaar gekoppeld. Zo werd het probleem van deftige huisvesting voor de immigranten zo vaak gekoppeld aan het tekort aan betaalbare huizen voor pasgetrouwde koppels dat deze twee problemen bijna synoniemen werden. Verder probeerde Israel b’Aliya zo neutraal mogelijk te blijven. De voorzitter, Natan Sharansky, verklaarde:

We don’t even have one article that the big parties would object to. (Hazan, 1999, p.176)

 

De kiezer moest zich op zijn gemak voelen om voor deze partij te kiezen los van voor welke premier hij ook gekozen heeft. Ook Israel b’Aliya weigerde noch Peres noch Netanyahu openlijk te steunen. De partij wou alle kansen op regeringsdeelname dan ook gaaf houden. Toen een krant publiceerde dat Sharansky Peres steunde diende Sharansky een klacht in en verklaarde:

Our party will keep his neutrality in all that concerns the choice of prime ministry.

 

Want elke steun aan een kandidaat zou natuurlijk kiezers van de andere kandidaat doen weigeren om voor Israel b’Aliya te stemmen.

Het centrum werd nu ineens een druk bevolkte plaats. Niet alleen door de nieuwe centrumpartijen maar zoals boven gezien, zijn zowel Likud als Labor naar het centrum getrokken. En hier blijft het niet bij. Ook kleinere partijen gaan dezelfde richting op. Laten we beginnen bij de religieuze. De religieuze partijen waren juist in het begin van de jaren negentig serieus naar de rechterkant getrokken.

Het beste voorbeeld hiervan is de National Religious Party (NRP). De NRP voerde in 1992 campagne met de slogan “The NRP-To Your Right” en weigerde toen zelfs om met Labor een coalitie te vormen. In de 1996 campagne kwam de NRP met een totaal andere slogan voor de boeg, zijnde “Zionism with a Soul” en verklaarde dat de mogelijkheid bestond om in een regering te stappen geleid door Peres. De leider, Zvulun Hammer, drong zijn kiezers op om voor Netanyahu te stemmen als premier. De NRP verkoos dus duidelijk Netanyahu maar stelde wel dat men in gesprek zou gaan met wie de premierverkiezingen ook won. De NRP wou dus ook met Labor in de regering te stappen. Dit was een duidelijk teken van hun opschuiven naar het centrum. De gematigde factie van de NRP kreeg dus groen licht om op Peres te stemmen. Zelfs enkele Rabbis kwamen openlijk voor hun keuze voor Peres uit en maanden de NRP-kiezers aan om hen hierin te volgen. De NRP begint haar platform in 1996 met de volgende stelling:

The NRP upholds the principle which has guided religious Zionism from the beginning: the land of Israel for the people of Israel in the light of Israel’s Torah, and will pursue the full realization of this principle. (Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., National Religious Party Platform- Peace and Security)

 

De NRP schrijft zichzelf de vijf volgende beleidsdoelstellingen toe. Ten eerste ondersteunt ze bilaterale onderhandelingen met Arabische staten. Ten tweede ondersteunt de NRP de nederzettingen omdat ze gelooft dat deze gebieden als deel van het bijbelse land Israël belangrijk zijn voor het Zionistisch concept en dus de veiligheid. Ten derde verzet ze zich tegen een Palestijnse staat. Ten vierde wil ze de status-quo betreffende religie en staat behouden en is ze dus gekant tegen de scheiding van deze twee. Tenslotte zal ze dan toch veel aspecten van de Osloakkoorden aanvaarden als ze dan toch geïnstitutionaliseerd worden. (Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., National Religious Party Platform- Peace and Security)

 

De ultraorthodoxe Yahadut Hatorah kan zeker ook als een rechtse partij bestemd worden en verkoos dus ook een Netanyahuoverwinning. Maar hun partijplatform bood een gemengde boodschap die dicht bij het centrum aanleunde. Het stelde dat het gehele land van Israël was beloofd aan het volk van Israël, maar anderzijds stelde het ook dat de bescherming van het leven, dus het vermijden van conflicten en bloedvergieten, de ultieme taak was. Ook kwam de partij niet naar buiten met één eenduidige voorkeur in de race tot Eerste Minister. De kiezers kregen vrije keuze. Er zijn verschillende facties in deze partij en zij hadden verschillende meningen ten opzichte van elkaar.

Een andere ultraorthodoxe partij maar dan van de Sephardi, terwijl Yahadut Hatorah de Ashkenazi verkondigt, is de Shas partij. Shas is de meest linkse van de religieuze partijen maar hun kiezers prefereren toch nog Netanyahu. De religieuze leider van Shas, Rabbi Ovadia Yossef, verkoos eigenlijk Peres maar omdat dus de meeste Shas kiezers hier niet mee akoord waren, besloot Arye Deri,de politieke leider, dat de Shas partij niet zou tussenkomen in de keuze van de premier. Shas ging gesprekken aan met beide kandidaten maar het was duidelijk dat het merendeel van de Shasleiding toch Netanyahu verkoos. (Mendilow, 2003, 184)

De Shaspartij stelde toen de volgende drie beleidspunten voor. Ten eerste, daar zij geloven in de hoogste waarde van het beschermen van leven, zouden zij territoriale compromissen kunnen aanvaarden als deze echt vrede zouden brengen. Ten tweede is de partij vóór autonomie voor de Palestijnen maar tegen een Palestijnse staat. Ten slotte is de partij vóór de status-quo betreffende religie en staat, maar wil ze toch op elke wijze een Joodse staat zien en is dus ook gekant tegen verdere wetgeving over vrijheid van godsdienst.

Moledet is nog een sterk rechtse en niet religieuze partij. Ze kreeg veel tegenwerk van een kleine extreem rechtse groepering, Yemin Israel, die hun campagne hadden gebaseerd op het feit dat Likud en Moledet naar het centrum waren opgeschoven. Likud om Labor te bevechten en Moledet om ontgoochelde Likudkiezers op te vangen. Moledet beweerde dan ook in hun campagne dat ze nog de enigste partij aan de rechterkant was. Maar in hun beleidsstandpunten is toch nog wel duidelijk de rechtse partij te herkennen alhoewel deze toch al iets afgezwakt waren tegenover de vorige verkiezingen. Moledet vindt de transfer van Palestijnen naar Arabische buurlanden nog steeds de meest juiste en menselijke oplossing. De West Bank en Gazastrook zouden dan vervolgens geannexeerd worden door Israël en de blijvende Arabieren zouden dan volwaardige burgers van Israël worden met alle rechten en plichten vandien. Dit laatste is hetgeen dat verschilt met het programma van 1992.

Meretz is de duidelijk linkse partij van het Israëlisch politiek spectrum. Het platform van deze partij in 1996 begint als volgt:

Israel is a Jewish and democratic state; a state of all its citizens-Jews and Arabs alike.( Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., Principles of the Meretz platform)

 

Meretz’ verplaatsing naar het centrum is makkelijk te verklaren. Deze linkse partij was in het begin van de jaren negentig de enige partij die het beleid van de Laborregering verdedigde. Later is een groot deel van het Israëlisch politiek systeem naar links opgeschoven en dan is het logisch dat Meretz ineens dichter bij het centrum staat. Verder steunde Meretz openlijk Peres alhoewel ze vonden dat deze te veel toegevingen deed aan de rechterkant en de religieuzen. Verder stonden ook enkele gematigde standpunten in Meretz’ partijplatform: Israël zou zich slechts uit de meerderheid van de bezette gebieden moeten terugtrekken, de toekomstige Palestijnse staat zou gedemilitariseerd zijn en Jeruzalem mocht nooit opgesplitst worden.(Hazan, 1999, 177)). Meretz heeft in 1996 vier grote beleidsstandpunten Ten eerste moest het vredesproces versneld worden om zo een permanente oplossing te vinden. Ten tweede hebben zowel Israël als Palestina recht op zelfbeschikking; erkenning en respect. Ten derde stellen ze dat Jeruzalem Israëls onverdeelbaar hoofdstad is, maar haar speciale nationalistische en religieuze karakteristieken moeten in rekening gebracht worden. Ten slotte staan zij een scheiding tussen kerk en staat voor. (Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., Principles of the Meretz Platform 1996)

Zelfs van de Arabische partijen kan gezegd worden dat ze naar het centrum zijn opgeschoven. Reuven Y. Hazan haalt hier twee redenen voor aan. Ten eerste zijn sinds het vredesproces en de Osloakkoorden de Arabieren in het algemeen en hun partijen in het bijzonder dichter bij de Israëlische politiek gebracht. Met de erkenning van de PLO en het oprichten van een Palestijnse Autoriteit werden reeds veel van de vroegere eisen van de Arabische partijen vervuld. Anderzijds werd de Arabische kiezer uitermate belangrijk in de race naar de premierschap. Zonder de stemmen van de Arabieren kon Peres de overwinning wel vergeten. Ook dit betrok de Arabieren meer in het politiek systeem. De Arabieren moesten nu uit twee Joden kiezen. Vroeger moesten deze partijen strijden voor enige erkenning voor hun nationale identiteit, nu kon de nadruk gelegd worden op socio-economische aspecten zoals gelijkheid en armoede. Maar deze partijen zijn toch hun extreme posities kwijt. Eén van de Arabische partijen, Hadash, pretendeerde met de slogan “Left is Hadash” dat zij nog de enige linkse socio-economische partij in Israël waren. De Arabische partijen zijn sterk vóór het vredesproces en willen een onafhankelijke Palestijnse staat. Hun programma hecht veel belang aan de rechten van de Arabische inwoners. In haar partijplatform voor de verkiezingen van 1996 staat Hadash een vrede tussen Israëliërs en Palestijnen voor gebaseerd op de resoluties van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Hadash vraagt dus de terugtrekking uit Palestijnse gebieden maar ook uit de Syrische en Libanese gebieden. Tenslotte is Hadash tegenstander van de banden tussen Israël en de Verenigde Staten en pleiten zij voor de vernietiging van alle massavernietigingswapens in de regio. (Israel Ministry of Foreign Affairs, z.d., Democratic Front for Peace and Equality (HADASH) and National Democratic Alliance (NDA) Platform for Elections to the 14th Knesset)

 

 

3.5. De Polls voor de rechtstreekse premierverkiezing in 1996

 

            Volgende figuur toont de resultaten van een studie uitgevoerd door het Dahaf Research Institute. De vraag was simpel: “Als het nu verkiezingen waren, wie zou uw voorkeur dragen.” De tabel geeft periodieke resultaten beginnend van november 1993 tot mei 1996. We kunnen dus periodiek de steun volgen en zien welke gebeurtenissen grote impact gehad hebben op de keuze voor Netanyahu of Peres.

In november 1993 waren de Osloakkoorden een feit en daarbij de wederzijdse erkenning van de staat Israël en de PLO. Op dit moment had Rabin, de regeringsleider en de man achter de akkoorden, een voorsprong van tien procent op Netanyahu. In januari 1995 blies een Palestijn zichzelf op bij een legerkamp waarmee hij achttien Israëlische soldaten doodde. Hierna steeg Netanyahu enorm in de polls. De moord op Yithzak Rabin op 4 november 1995 zorgde voor een gigantische schok in Israël en dit is ook duidelijk merkbaar in de polls uitslagen. Netanyahu vloog pijlsnel naar beneden terwijl Peres zó opmerkelijk steeg dat een geheide overwinning in de maak was. Maar een laatste gebeurtenis zou ongeveer een schok van dezelfde grootte teweegbrengen en de kloof tussen de twee kandidaten vervolgens dichten, namelijk de bloedige reeks aanslagen op het einde van februari 1996 die aan zestig Israëliërs het leven kostte. Vanaf nu zal de race heel spannend zijn. Sommigen spreken zelfs van een statistisch gelijkspel. En uiteindelijk zal ze ook gewonnen worden met het kleinste verschil mogelijk door Netanyahu terwijl de meeste polls toch Peres als overwinnaar, zij het ook heel nipt, aangeduid hebben.

 

Figuur 3.1.: polls tussen Peres en Netanyah voor de rechtsreekse premierverkiezing van 1996 (zie p.70)

 

 

3.6. De verkiezingsuitslagen van 1996

 

            De uitslag van de rechtstreekse premierverkiezing was onvoorstelbaar. Met het kleinste verschil haalde Netanyahu het van Peres. Drie miljoen inwoners hebben een stem uitgebracht waarvan dus 50,5 procent voor Netanyahu en 49,5 procent voor Peres. Van iedereen die is komen opdagen op de verkiezingsdag waren er wel 4,8 procent ongeldige stemmen. Dit zijn bijna 150000 stemmen en dit was meer dan het dubbele van het cijfer bij de gelijklopende Knessetverkiezingen waar het cijfer van ongeldige stemmen 2,2 procent was. Dit wijst erop dat dit een keuze was en niet een misbegrijpen van de kiesregels om voor geen van de twee kandidaten te kiezen en dat ook te tonen. In de tabel zien we dat verschil tussen beide kandidaten slechts 30000 stemmen was. Dus deze mensen waren meer dan cruciaal in de beslissing.

 

Tabel 3.5: Uitslag 1996  rechtstreekse premierverkiezing

 

Aantal stemmen

Percentage van geldige stemmen

Benjamin Netanyahu

1.501.023

50,5

Shimon Peres

1.471.566

49,5

Bron: Arian & Shamir, 1999, p. 5

 

In de volgende tabel kunnen we de steun per kandidaat per regio afleiden. Ook zien we dat Netanyahu 55 procent van de stemmen van de Joden ontving en Peres 90 procent van de niet-Joodse kiezers. In Nazareth, de grootste Arabische stad in Israël, behaalde Peres zelf 98,6 procent van de stemmen. In gemeenschappen met een hoge concentratie belevende Joden zoals Bnei Brak en Jeruzalem, kozen dan weer duidelijk voor Netanyahu. Als men nu gaat kijken naar de blanco of ongeldige stemmen per regio kan men verdere conclusies trekken. In Nazareth stemde 8,6 procent van die kiezers blanco of ongeldig voor de premierverkiezing; in Tel Aviv, dat toch meer Peres gericht was, was dit aantal 5,1 procent terwijl dit cijfer in Jeruzalem en Bnei Brak slechts 4,3 procent was. Het is dus duidelijk dat deze wel eens beslissend kunnen geweest zijn.

 

Tabel 3.6: Procentueel stemsupport voor kandidaatpremier, Likud en Labor per regio

 

Netanyahu

Peres

Likud-

Labor

Nationaal totaal

50,5

49,5

24,9

26,6

Joodse nederzettingen

55,5

44,4

27,4

27,7

Niet-joodse nederzttingen

5,2

94,7

2,2

16,6

Druze nederzettingen

21,3

78,6

11,7

40,3

Bedouin nederzettingen

6,8

93,1

1,5

14,9

Bnei Brak

88,9

11,0

11,1

6,6

Jeruzalem

69,9

30,0

25,6

16,3

Nazareth

1,3

98,6

0,3

8,5

Nazereth Hoogtes

51,2

48,7

28,4

28,4

Tel Aviv

44,8

55,1

26,6

33,9

Golan vlakte

49,7

50,2

16,3

31,2

Joden under “Green Line”

83,7

16,2

32,2

10,1

Kibbutzim

10,0

98,9

3,1

55,0

Moshavim

51,7

48,2

26,8

34,6

Bron: Arian, 1996, p.572

 

Maar ook in de Knesset kwam er een enorme schok. Om de fractionalisatie tegen te gaan werd de electorale hervorming aangegaan. Labor zakte van 44 naar 34 Knessetzetels en Likud van 40 naar 32. Het partijwezen was nog nooit zo gefragmenteerd geweest als nu. Nog nooit in de geschiedenis van Israël had een partij de verkiezingen gewonnen met zo weinig zetels als Labor in 1996.

In deze verkiezing was er een enorme groei van de kleinere partijen, de specifieke belangenpartijen. De twee Arabische lijsten Hadash en de partijen die de Arabic Democratic List vormden, haalden samen negen zetels terwijl dit er in 1992 nog maar vijf waren. Ook de drie religieuze partijen, NRP, Shas en United Thora Jewry, stegen samen van zestien naar drieëntwintig zetels. De nieuwe centrumpartijen, Israel b’Aliya en the Third Way party, haalden respectievelijk zeven en vier zetels. Elf van de twintig opgekomen lijsten behaalden een vertegenwoordiging. Want ook na de electorale hervorming bedroeg de kiesdrempel nog maar anderhalf procent.

 

Tabel 3.7: Uitslag van de Knessetverkiezing 1996

 

Geldige stemmen

Procent van geldige stemmen

Aantal zetels

Labor

818.741

26,8

34

Likud

767.401

25,1

32

Shas

259.796

8,5

10

NRP

240.271

7,9

9

Meretz

226.275

7,4

9

Israel b’Aliya

174.994

5,7

7

Hadash

129.455

4,2

5

Uniterd Thora Jewry

98.657

3,2

4

Third Way

96.474

3,2

4

Democratic Arab

89.514

2,9

4

Moledet

72.002

2,4

2

Overige

148.479

2,7

0

Totaal

3.052.130

100

120

Bron: Arian & Shamir, 1999, p. 5.

 

Het is duidelijk dat de Israëlische kiezers gebruik gemaakt hebben van hun dubbele stem om verschillende boodschappen te geven aan hun politieke leiders. In een onderzoek met 1161 Joden rond de verkiezingen werd aan deze gevraagd op wie ze zouden stemmen als het vorige electoraal systeem nog gold en ze dus elk maar één stem hadden. Praktisch alle kiezers die op Likud of Labor stemden, antwoordden dat ze dit zouden houden. Een derde van de Meretzkiezers meldde dat ze met het vorig systeem voor Labor zouden gestemd hebben en twaalf procent van de kiezers van de religieuze partijen in 1996 zou voor Likud gestemd hebben. (Arian, 1996. p.573).

 

In de twee volgende grafieken zijn de resultaten weergegeven van een bevraging van het kiespubliek. Er werd eerst gevraagd voor welke kandidaat ze gestemd hadden en vervolgens of ze zich eerst Israëliër voelden of toch meer eerst Jood. De resultaten werden per kandidaat in een tabel opgenomen. In de grafieken zien we duidelijk het verschil tussen de Netanyahu- en de Peresstemmers. Ongeveer zeventig procent van de kiezers die voor Netanyahu gekozen hebben, duidden eerst “Jood” aan. Dertig procent koos eerst voor “Israëliër”. Bij Peres zien we juist de omgekeerde tendens. Hier komt duidelijk weer het verschil tussen het linkse en het rechtse blok boven drijven. Maar even merkwaardig is dat geen van beide kampen het monopolie had op één van de identiteitsgevoelens.

 

 

Tabel 3.8: Identiteitsgevoelens bij Netanyahukiezers in 1996

                                   Bron: Arian,& Shamir, 1996, p. 19.

 

 

Tabel 3.9: identiteitsgevoelens bij Pereskiezers in 1996

Bron: Arian & Shamir, 1996, p. 20.

 

 

3.7. Besluit

 

            Het is duidelijk dat de electorale hervorming niet enkel het politieke systeem heeft veranderd maar ook het partijensysteem en de campagnes. Het resultaat was dat Labor en Likud de Knessetverkiezing links lieten liggen en voluit voor het premierschap gingen. De campagnes die ze hiervoor gebruikten waren meer gebaseerd op het ophemelen van de eigen kandidaat en het afbreken van de tegenstander dan op inhoudelijke boodschappen.

In houdsloze camagnes die doorspekt waren met korte en krachtige slagzinnen waren bijgevolg het resultaat. Met buitenlandse spindocters werd als het ware een populariteitswedstrijd op de televisiegehouden.

Zowel Labor als Likud kozen hierbij voor een positie in het centrum om de zogenaamde zwevende kiezers aan te spreken waardoor de algemene gematigde boodschappen van deze partijen dan nog eens praktisch volledig analoog gemaakt werden. Ook de andere partijen volgden deze trend naar het centrum toe.

De electorale hervorming had gefaald in haar opzet. In plaats van te verminderen was de polarisatie enkel versterkt. De kleinere en communautaire partijen waren er dus in geslaag om nog meer macht te verwerven terwijl het de bedoeling was deze in te perken. De eerste minister was nu wel rechtstreeks verkozen maar stond machteloos.

 

 

4. De verkiezingen van 1999

 

            De verkiezingen van 1996 waren een complete verrassing. Met het kleinste verschil versloeg Netanyahu Peres. Maar nog verrassender was het effect van de electorale hervorming. Het had versterkt wat het moest afzwakken. Ook de campagnes had het volledig beïnvloed. De Knessetverkiezingen werden genegeerd en een campagne volledig op basis van de premierkandidaat zonder echte inhoud werd het handelskenmerk. We gaan nu kijken of de grote partijen hun fout inzien en hun lesje geleerd hebben. We onderzoeken of de partijen terug hun ideologische posities innemen of misschien nog meer naar het centrum opschuiven om hun geliefde zwevende kiezers wederom te paaien.

Naast Labor en Likud wordt hier ook een derde partij onder de loep genomen. De Center Party was nieuw maar enorm prominent aanwezig in de campagnes. Ook haar premierkandidaat, Mordechai deed het uitstekend. De verkiezingen zouden dus een slag om het centrum worden en de twee traditioneel grote partijen zouden nieuwe moeilijkheden krijgen.

Verder onderzoeken we nog of dat de electorale hervorming na het falen van 1996 er eindelijk in geslaagd is om de polarisatie van het partijsysteem aan te pakken. Of is de situatie verder geëscaleerd?

We bekijken eerst de periode vóór de campagnes en specifiek dan de situatie van Labor en Likud. Vervolgens gaan we op de campagnes in. Dan bekijken we even de resultaten van de verkiezingen zelf. We sluiten af met een beschouwing van het nieuwe partijsysteem van Israël dat als een gepolariseerd pluralistisch systeem mag beschouwd worden in de typologie van Sartori.

 

 

4.1. Na de verkiezingen van 1996

 

4.1.1. Algemeen

 

            Ook hier gaan we eerst de periode bekijken die de verkiezing vooraf gaat. De verkiezingen en de campagnes van 1999 lijken sterk op deze van 1996. Men kan vooral spreken van tendensen die in 1996 ingezet werden en die nu nog eens versterkt werden. Zo kan men in Israël bijvoorbeeld steeds minder en minder over grote partijen spreken. Labor en Likud bleven veel stemmen verliezen ten gunste van andere partijen. Er trad een enorme polarisatie op. Labor en Likud waren hun heerschappij in de Knesset volledig kwijt en de verkiezingen van 1999 zouden deze trend enkel versterken.

Een verschil met 1996 was dat het er heel lang naar uit gezien heeft dat er meerdere kandidaten de race voor het premierschap zouden aangaan. Ze zijn met vijf begonnen maar drie hebben toch nog vóór het begin moeten afhaken. Maar bij opiniepolls in 1999 bleek Mordechai in staat om Netanyahu te kloppen in een rechtstreeks duel in de tweede ronde van de rechtstreekse premierverkiezingen. Mordechai, de leider van de nieuwe Center Party (zie infra), nam het vooral op tegen Netanyahu maar riep ook alle Laborkiezers om aan Barak te verzaken en zich achter hem te scharen. Het waren dus gevaarlijke tijden voor de grootste partijen. De polarisatie werd sterker en sterker en dreigde hen onder de voet te lopen. Bovendien werd de Center Party, ook al was ze nieuw, een geduchte tegenstander.

Labor en Likud waren net zoals in 1996, in het centrum te vinden. En dit om de eenvoudige reden dat er het meeste belang aan de premierverkiezing werd gehecht.

Het ging om een zeer woelige campagneperiode waarin volksvertegenwoordigers voortdurend van partij wisselden. In totaal veranderden 28 MKs hun partij affiliatie. Recordhouder was MK Elizier Zandberg die in deze éne campagneperiode wel vijfmaal van partij wisselde Hij was in 1996 verkozen voor de extreem rechtse havikenpartij Tzomet en eindigde bij de seculiere Shinuï partij. (Hazan & Diskin, 2000, p.630)

Voor de rest zullen we dus dezelfde grote en algemene tendensen terugvinden als in 1996. Zo trekken Labor en Likud weer verder op naar het centrum waar ze botsten op enkele andere centrumpartijen. Wat wel opvalt is dat de kleinere partijen in tegenstelling tot 1996 minder naar het centrum tenderen, zij voeren een ideologische en programmatische campagne voor de Knessetverkiezingen. Opnieuw zal er jacht gemaakt worden op de zwevende kiezers door de grote partijen en opnieuw zullen zij hierdoor zetels verliezen in de Knesset. En dit door de platte en niet ideologische stijl die hun campagnes kenmerkt. Opnieuw zal de campagne op televisie gevoerd worden met korte, krachtige en gevatte slogans. Toch zullen we dit jaar wel een verschil opmerken tussen de tactiek van Barak en Netanyahu. Barak zal minder zijn concurrent aanvallen dan omgekeerd en probeert de nationale prioriteiten te verleggen van de vrede en veiligheidsproblematiek naar binnenlandse domeinen zoals onderwijs en werkloosheid terwijl Netanyahu blijft vasthouden aan de gekende Likudstrategie. Maar extreme standpunten en specifieke beleidsvoorstellen blijven bij beide voor het grootste deel afwezig.

 

4.1.2. Likud na 1996

 

            Likud had de rechtstreekse premierverkiezingen van 1996 dan wel gewonnen maar het was nipt en de Knessetverkiezingen moeten zeker als een nederlaag beschouwd worden. De regering geleid door Likud was uiterst onstabiel daar de belangrijkste coalitiepartners allemaal communautaire partijen waren die vooral het belang van specifieke bevolkingsgroepen nastreefden. Deze partijen gaven hun steun aan Netanyahu voor nationale zaken enkel als het voor hen de moeite waard werd gemaakt. De Likudpartij was de basis van de regering maar dit zorgde weer voor strubbelingen binnen de eigen partij. Zo was de afgesproken en de beloofde terugtrekking uit Hebron een bittere pil voor vele Likudleden, zo nam de jongere Begin dan ook ontslag uit de partij. Er kwam een enorme druk van rechtse organisaties op de regering. En door deze druk werden de Palestijnse organisaties dan weer wantrouwig. Ook kwam de parlementaire factie ‘Land of Israel Front’ weer tot leven na enkele jaren van inactiviteit. Van zijn 17 leden waren er maar twee uit oppositiepartijen en het grootste deel van de leden behoorde tot Likud. Zij eisten een minimalistische uitvoering van de Osloakkoorden en zware voorwaarden voor aldus opnieuw tot onderhandelen kon overgegaan worden. Begin verklaard een dag voor het Wyeakkoord werd getekend

It was the crystallization of forces in the Right questioning the political future of the prime minister that enabled us the sale of the Land of Israel to the Palestinians. (Mendilow, 2001, p.201)

 

Zij dreigden ermee de regering te doen vallen. (Mendilow, 2003 p 187). De burgemeesters van Tel Aviv en Jeruzalem wouden Netanyahu zelfs bekampen voor het partijleiderschap.

Indicaties van een serieus stijgende economische recessie maakten het de regering ook enorm moeilijk. En dit zal een blijvende invloed gehad hebben tot en met de campagnes van 1999. In 1996 was er een werkloosheidsgraad van 6,6 procent en bij het begin van de campagne was dit cijfer gestegen tot 8,7 procent. (Mendilow, 2001, p.203)

De minister van buitenlandse zaken en leider van de Gesherpartij, Levi, nam ontslag en haalde zijn partij uit de regeringscoalitie. Levi vond dat Netanyahu teveel de eisen van de Shaspartij verwezenlijkte in vergelijking met deze van zijn partij, terwijl zijn partij toch samen met Likud naar de verkiezingen was gegaan. Shas en Gesher hebben altijd al voor hetzelfde electoraat gevochten: de Sephardi. Zoals vaker moest Gesher hier nu het onderspit delven. Levi noemde de regering toen hij deze verliet:

            A government on it’s way to nowhere. (Mendilow, 2003, p 190)

 

De regeringsmeerderheid was nu herleid tot exact 61 zetels. In deze situatie had elke MK met andere woorden een vetorecht. Het is duidelijk dat dit een enorm moeilijke situatie is en dat de payoffspolitiek tot de kleinere partijen hoogtij vierde.

De Wye top in 1997 tussen Clinton, Netanyahu en Arafat maakte het beleid er ook niet makkelijker op. De drie topleiders moesten een nieuwe herschikking van het grondgebied overeenkomen. Zowat elke partij van de coalitie stelde zijn eisen voor de uitkomst van dit akkoord en zoniet zou het de regering doen vallen. Het probleem was dan dat de partijen hier verschillende bedoelingen op het oog hadden. Khalani van de Third Way party zegt bijvoorbeeld:

Should Netanyahu because of internal pressures come back without an agreement, I will not continue in government. (Mendilow, 2003, p 190)

 

Netanyahu probeerde dit te counteren door gesprekken met Labor te starten met het oog op een regering van nationale eenheid. Ook bood hij de ministerpost van buitenlandse zaken aan Sharon aan die algemeen bekend stond als tot de rechtervleugel behorend om zo bepaalde groeperingen te sussen. Dit alles toont aan dat Netanyahu problemen verwachtte. Hij was internationaal verplicht om tegemoetkomingen te doen maar vreesde de reacties van de rechterkant van zowel zijn partij als zijn regering. Zijn partij probeerde hij te sussen met Sharon en de rechtse partijen van zijn coalitie dus met het dreigen van een nieuwe regering aan te gaan met Labor. Jammer genoeg voor hem werd dit dreigement onthaald door een massale lachbui in de Knesset.

Maar de onenigheid bleef stijgen. Vooral de organisaties van de kolonisten, de Land of Israel Front en de haviken van de Likudpartij maakten het Netanyahu zeer moeilijk. Op dat moment maakte Netanyahu duidelijk de keuze voor de rechterkant en schoof links naar voor als zondebok. Bij het terugkeren van de Wyetop meldde hij dat hij heel hard gevochten had om de door Labor gedane beloftes in het verleden te niet te doen, hij zou deze, zoals hij ze zelf noemde, ‘samenzweringen ‘ van Labor vernietigen. Retorisch vroeg hij de pers:

Who will see to it that the border will not reach Tel Aviv? Who will protect Jerusalem? (Mendilow, 2003, p 191)

 

Bij het vallen van de regering viel ook de coalitie rond Netanyahu. Toen het voorstel tot ontbinding van de Knesset aan zijn eerste lezing toe was, verklaarde Meridor zijn afscheid. Meridor werd toen één van de oprichters van de Center Party, uiteraard links van Likud. Nog vele anderen uit de Likud elite begonnen te twijfelen aan hun loyauteit tegenover Netanyahu. Zij hadden verschillende keuzes, ze konden Begin bijstaan die een nieuwe partij had opgericht aan de rechterkant van Likud of de groeiende Center Party aan de linkerkant.

 

4.1.3. Labor

 

Labor had het ook moeilijk. Netanyahu en zijn Likudpartij hielden zich aan de Oslo akkoorden. En de frequente vraag van Netanyahu aan Labor om zijn regering te vervoegen, creëerde een dilemma voor Peres. Moest hij dit aanvaarden of niet? Peres en nog enkele topmannen van de partij konden zich wel vinden in dit voorstel. Na hun nederlaag in 1996 zagen ze enkele machtsposities wel zitten om zo mee het vredesproces te kunnen beïnvloeden. De huidige regering bestond uit gematigden en duidelijke rechtse krachten en met de intrede van Labor zou deze naar het centrum opschuiven. De nieuwe partijleider Barak was er veel minder voor te vinden maar daarmee was de twijfel nog niet uit de partij. Het vallen van de regering-Netanyahu loste het probleem vanzelf op. Labor was nu klaar om als een geheel in een lange en slopende campagne te storten.

Barak werd leider van Labor in juni 1997. Hij won de verkiezingen met meer dan de helft van de stemmen terwijl er meerdere kandidaten meedongen. Een deel van Peres’ dichtste aanhang verliet weliswaar de partij voor de nieuwe Center Party. Barak beloofde nochtans om Peres met het allergrootste respect binnen de partij te behandelen.(Doron, 2001, p.181) Een groot deel van Labor was heel wantrouwig tegenover deze figuur als partijleider. Barak was dan wel geen groot spreker en door zijn militaire carrière leek hij onwennig in burger. Dat stond toen in sterk contrast met Netanyahu’s afgelijnd voorkomen. Maar wederom bracht het vallen van de regering de oplossing in deze zaak. De kritiek en twijfel omtrent de figuur van Barak verdwenen.

Barak verliet in 1995 het leger na een indrukwekkende carrière. Hij werd door Rabin in de politiek gehaald en na deze zijn dood werd Barak minister in het kabinet van Peres. Hij kreeg direct de naam de meest rechtse te zijn onder zijn Laborcollegas. Zo weigerde hij toen bepaalde stappen te steunen om de Oslo akkoorden verder te implementeren en weigerde eveneens het recht dat de Palestijnen een eigen staat verdienden te erkennen. (Doron, 2001, p. 180)

 

4.1.4. De Center Party en andere partijen

 

            The Center Party was een groepering van verschillende mensen die van alle kanten van het politieke centrum kwamen met het volgende idee: Netanyahu moest vervangen worden en Labor was hier niet toe in staat. De partij werd pas gesticht in maart 1999 toen de campagnes dus al bezig waren. Het was de samenstelling van de splintergroep Atid, opgericht door Milo, en de individuen Shahak en Meridor die beiden reeds besloten hadden om Netanyahu uit te dagen voor het premierschap. Na zijn ontslag als minister van defensie door Netanyahu, voegde ook Mordechai zich bij deze. Rond deze vier sterke figuren verzamelde zich een heel reeks politiekers. Zij voelden zich verwant met bovenstaand idee en vaak voelden ze zich verwaarloosd door hun eigen partij omdat ze geen zetel in de Knesset hadden gekregen. De partij en haar leden wilden volledig komaf maken met het verleden. Alle leden waren gelijk. Alles wat telde waren persoonlijke mogelijkheden, integriteit en charisma van individuele leiders.

Mordechai werd verkozen als leider. Deze kon vrij snel een programma voorleggen dat als het compromis voorgesteld werd. Het programma ging van het volgende uit: het voortzetten van de vrede via redelijke compromissen, het onverbiddelijk verder zetten van de strijd tegen criminaliteit en terreur. De partij wou een nieuwe cultuur creëren van eenheid en tolerantie. Zij wou de belangen van allen verdedigen en niet deze van de extremisten zoals Netanyahu volgens hen deed.

In deze standpunten leek de Center Party veel op One Israel maar er was een groot verschil. One Israel was een clusterpartij die bestond uit entiteiten die bepaalde delen van de bevolking vertegenwoordigden en wou zo praktisch de gehele bevolking vertegenwoordigen. De Center Party vertegenwoordigde niet echt een specifiek deel van de bevolking en wou dit zelfs als één van haar troeven uitspelen. De opdracht was dus de vertegenwoordiging van niemand laten omdraaien tot de vertegenwoordiging van iedereen. Maar dit was natuurlijk uitermate moeilijk daar ook deze partij over weinig middelen beschikte. Ter vergelijking kreeg de Center Party slechts 25 minuten zendtijd terwijl One Israel er 112 kreeg en Likud 67. (Mendilow, 2003, p. 202)

 

Israël’s andere en traditionele centrumpartij, Shinuï, zag deze nieuwe centrumpartij dus niet graag komen daar ze met één zetel in de huidige Knesset op sterven na dood was. Maar drie maand vóór de verkiezingen steeg de partij weer enorm in de polls. Ze had de tactiek opgegeven om zich in het centrum te vestigen met vage centrale waarden en was een single-issue partij geworden. Ze werd een seculiere partij die frontaal de aanval aanging met het ultraorthodoxe kamp. De partij kreeg ook een nieuwe leider, namelijk TV-persoonlijkheid Yosef ‘Tommy’ Lapid. ( Canetti, Frant & Pedahzur, 2001, p. 165)

 

 

4.2. De campagnes

 

4.2.1. Labor. Israel wants a Change

 

Barak heeft zeker iets geleerd van de campagnes van 1996. Hij liet een team van Amerikaanse adviseurs rond zich bouwen om zo Finkelstein, de spindoctor van Netanyahu in 1996 en 1999, te counteren. In een sneltempo werden Labor en Barak aan de startblokken gezet. Onderzoek werd gedaan naar de huidige maatschappelijke problemen en de mogelijkheden hiermee. Een algemene programmalijn werd tot in de puntjes uitgewerkt. Barak zelf werd gecoacht om zijn communicatieve vaardigheden op peil te brengen. En nu verkiezingen werden uitgeschreven en bijgevolg de vredesonderhandelingen even werden stopgezet, kon Labor dan ook frontaal in de aanval gaan. Daarvoor kregen ze namelijk heel wat kritiek bij hun oppositie dat ze de onderhandelingen zouden kunnen in gevaar brengen. (Mendilow, 2003, p. 194)

Ook wilde Barak meer de religieuze kiezers aanspreken. Onderzoek toonde dat in 1996 90 procent van de religieuze gemeenschappen voor Netanyahu gestemd hadden. Volgens hem en vele anderen lag dit aan het feit dat Labor vaak door de kiezers aan Meretz gekoppeld wordt. Meretz was met zijn antiklerikale opvattingen een belangrijke bondgenoot van Labor. Maar Barak wou de bevolking dus tonen dat zij wel een religieuze partij waren. Het post electorale rapport van 1996 stelde het volgende:

Many voters regarded us as anti-religious. They ignored what we stood for and only [brought into account] Meretz, and their hatred of Meretz translated itself into a vote against a vote against Peres. (Mendilow, 2003, p. 195)

 

Anderzijds moest Labor ook zoveel mogelijk Arabische kiezers overtuigen te gaan stemmen. De Arabische bevolking is overduidelijk in het voordeel van Labor tegenover Likud. Maar het probleem is dat maar een heel klein deel van deze bevolkingsgroep gaat stemmen. Dit zou dan ook weer bemoeilijkt worden door Baraks militaire verleden.

De strategen van Labor waren er anderzijds wel van overtuigd dat iedereen die in 1996 op Peres gestemd had nu wel voor Barak zou stemmen. Deze groep mensen zouden ontgoocheld zijn door de trage vooruitgang van het vredesproces en het constante uithalen van Netanyahu naar de linkerkant. Maar anderzijds wouden de strategen niet te ver gaan naar het extreem rechtse punt om kiezers te proberen te overtuigen daar deze toch meestal door hun Rabbis het stemmen op Netanyahu werden ingelepeld.

Dus een doelpubliek werd uitgestippeld. Twee groepen van mensen zouden overtuigd moeten worden. Ten eerste de groep van de zwevende kiezers, diegenen die nog niet beslist hadden en mogelijke overlopers van Likud. De tweede groep zijn de Arabieren en in mindere mate andere groepen in de Israëlische samenleving die door communautaire partijen vertegenwoordigd worden. (Mendilow, 2003, p. 196)

Dus de echt nieuwe kiezersgroepen die Labor wou aanspreken, waren de Sephardi (vooral de Noord-Afrikaanse), de Russen en de gematigde religieuzen. Deze groepen stemden normaal gezien voor Netanyahu; dus elke overtuigde kon als dubbele stem gerekend worden: één extra voor Labor en één minder voor Likud. Verscheidene tactieken werden hiervoor opgesteld. Zo werd bijvoorbeeld vergiffenis gevraagd aan de Noord-Afrikanen voor misdaden begaan door Laborregeringen toen ze het land binnenkwamen in de jaren 50. Ook deed Barak een serieus charmeoffensief naar de Russische bevolking toe door alles van zijn hand te laten vertalen en regelmatig zijn opmaak te maken in de Russische media. (Doron, 2001, p.185)

Enkele maanden na de val van de regering Netanyahu besloten Barak en enkele leiders van Labor dat het de beste oplossing zou zijn om met een clusterpartij naar de verkiezingen te trekken. Een partij met uiteraard Labor als basis maar waarin Labor niet onafhankelijk meer was. Dit was gebaseerd op de tactiek van Likud bij de verkiezingen van 1996 met het verschil dat toen Likud wel de eigen naam en identiteit behield. Labor wou een nieuwe groepering creëren waarin verschillende partijen, splintergroepen en individuen kunnen samenkomen en een gezamenlijk programma en platform konden afspreken. Ook werden gezamenlijk lijsten afgesproken en eventuele ministerposten. Maar elke groep bleef voor de rest wel een autonome factie met zijn eigen principes en basisstructuren.  Het idee voor One Israel was geboren. Barak sprak dat de Laborparty moest veranderen in

            A centrist-populist party, much wider than it is now. (Mendilow, 2003, p. 196)

 

Labor is toen met verschillende individuen en groeperingen gaan praten. Bij sommigen had dit geen succes, zo hebben Meridor en Shanak de Centerparty opgericht en hebben de Russische partijen volledig onafhankelijke campagnes gevoerd. Op 22 maart 1999 ontstond One Israel dan echt rond de partijen Labor, Gesher en Meimad. Labor had direct al zware toegevingen moeten doen zowel op het vlak van beloven van ministerposten als voor de gezamenlijke lijsten. Maar Labor had ook veel gewonnen. Het binnenhalen van Levi, leider van Gesher, zou wel eindelijk Sephardistemmen opleveren

One Israel kon nu als ware massapartij naar buiten treden. Het beeld dat de partij naar buiten bracht was dan ook dat Barak de kandidaat was voor alle Israëliërs. Barak werd geposeerd voor een Israëlische vlag met het opschrift

Israel is waiting for a change. (Mendilow, 2003, p. 197)

 

Op de achtergrond speelde een populair lied dat herinnerde aan de overwinning aan de Zesdaagse Oorlog waarmee het land zich beschermd had van dezen die het bedreigde. One Israel zou voor heroïsch leiderschap zorgen zodat allen verenigd zouden worden en naar vrijheid zouden geleid worden. Eén van de eerste bumperstickers van de campagne titelde:

            Barak for all, Netanyahu for the extremists. (Mendilow, 2003, p. 197)

 

De tactieken van One Israel, nationale eenheid militair heroïsme, de opvolging van Rabin en de verlossing van Israël, werden op de openingsavondavond van de televisiecampagne reeds optimaal benadrukt. De eerste uitzending van One Israel begon met een biografie van Barak terwijl foto’s van Rabins troepen getoond werden. Vervolgens vertelde Barak dat:

My visit, as chief of staff, to Auschwitz brought home to me that today as then we all share a common destiny. It is therefore that I have taken upon myself the mission to establish an all inclusive movement … because we all deserve respect and equal treatment … I am proud that One Israel includes Meimad and Gesher … We give honour to the Jewish faith and traditions because the state of Israel which has been the dream of generations is the home of all of us. (Mendilow, 2003, p. 198)

 

De bedoelingen van Barak waren duidelijk, hij liet geen mogelijkheid liggen om aan te tonen dat hij heel Israël vertegenwoordigde. Hij was de leider die iedereen kan verenigen. Dit werd dan nog eens versterkt door de aanhoudende slogan:

“Only Barak has the courage to treat every one equally and not to surrender to the blackmail of the extremists. (Mendilow, 2003, p. 198)

 

Veel kwaad kon zulke uitspraak niet. De extremisten waarnaar in deze slogan verwezen werd, waren de ultraorthodoxe inwoners en de bevolking van de nederzettingen. Deze groepen zouden nooit voor Barak stemmen. De taktiek was zelfs om Netanyahu met deze specifieke groeperingen te vergelijkingen en vervolgens Barak op te roepen als de leider die de rest van het land verenigde.

Barak concentreerde zich op sociale dimensies omdat Laborkiezers niet degenen zijn met de beste economische situatie. Hij beloofde gratis onderwijs van de leeftijd van drie jaar tot universiteitsniveau, 300.000 nieuwe jobs in een periode van vier jaar en een investering van 1 miljard $ in nieuwe infrastructuur. (Doron, 2001, p.184)

One Israel had nog troeven in de hand. Dankzij het roemrijke militaire verleden van Barak kon zij perfect de aanvallen van Likud via beschuldigingen in de aard van ‘zachte dromers die de veiligheid van Israël in gevaar brengen’ counteren.

 

Het was belangrijk voor Barak om de verkiezingen te winnen in de eerste ronde. Want de tweede ronde zou gehouden worden op het moment dat de Knessetuitslagen al bekend zouden zijn. Het viel niet te voorspellen welke coalities en afspraken op dat moment gemaakt zouden worden. Dus begon hij met de gebruikelijke payoffs. Zo beloofde hij op 2 maart 1999 Levy een belangrijke ministerpost. Ook werd een ministerpost beloofd aan Meimad, een religieuze liberale partij. Verder werd er steeds aan de mouw van Mordechai getrokken. Deze weigerde aanvankelijk alles, maar werd gemoedelijker toen bleek dat Barak grote kans maakte om in de eerste ronde al 50 procent te behalen. (Doron, 2001, p.182) Ook beloofde hij verscheidene vrouwenorganisaties om minstens drie vrouwen op te nemen in zijn kabinet.

 

Al deze kenmerken zijn terug te vinden in de volgende tabel. Het toont de Televisiecampagne van One Israël van 26 april tot 15 mei.

 

Tabel 4.1: Inhoudsanalyse van de One Israel boodschappen op Israëlische televisie

Inhoud van de boodschap

Percentage van totale zendtijd

Positieve boodschap

 

Imago opbouwen van Barak en andere partijleiders

44,5

Voorbije verwezenlijkingen en positieve One Israel eigenschappen

4

Aanwezigheid van een vredesplan

4,5

Aanwezigheid van een socio-economisch plan

8

Zekerheid van een electorale overwinning

2,5

Oproep tot nationale eenheid

3

Non-controversiële standpunten ( drang naar vrede, onverdeelbaarheid Jerusalem)

5,5

Totaal Positief

72

Negatieve boodschappen

 

Gebrek aan Netanyahu’s geloofwaardigheid

13

Falen van de Likudregering op het vredesvlak

2

Socio-economische blunders van de Likudregering

22,5

Falen van de Likudregering in het maken van duidelijke beslissingen

8,5

Waarschuwen voor gevolgen van nieuwe regering Netanyahu

3

Kritiek op rivalen buiten Likud

0

Totaal negatief

49

Andere

2,5

N(seconden)

4049

            Bron: Mendilow, 2003, p. 199.

 

Typische campagnekenmerken worden teruggevonden. Zo wordt de meeste tijd gespendeerd aan het verheerlijken van de eigen leider en het afbreken van de tegenstand. Maar bij het bekijken van de andere cijfers kan een belangrijke conclusie getrokken worden. One Israel spendeert veel meer tijd aan socio-economische aspecten dan aan zaken die met de vrede of veiligheid te maken hebben. Slechts twee procent wordt gebruikt om het falen van Netanyahu aan te tonen op vredesvlak. In 1996 is het anders geweest. Het is dan ook op dit vlak dat Likud de meeste aanvallen te verwerken krijgt. One Israel was hier goed op voorbereid. Net voor de campagne brachten ze het document ‘Proposal for alternative fiscal and social policy as opposed to the Netanyahu government’s budget proposal’ uit. De basisidee kwam er op neer om fondsen van ultraorthodoxe groeperingen en nederzettingen weg te trekken en te investeren in infrastructuur en onderwijs. Dit was een regelrechte aanval naar Likud daar deze ook besefte dat One Israel een groot deel van de bevolking achter zich zou kunnen mobiliseren. One Israel gebruikte acht procent van zijn zendtijd om dit project te verbloemen Ze had een socio-economisch plan voor iedereen waarmee iedereen via herverdeling gelijk zou behandeld worden en dat een drastische reductie van de werkloosheid met zich zou meebrengen en hogere standaarden van onderwijs en gezondheid. Dit waren alle zaken die Netanyahu volgens One Israel had genegeerd in zijn regeerperiode. Dit was dan ook de tactiek van One Israel in de campagne van 1999. Ten eerste tonen dat zij geen linkse watjes waren door het militair verleden van Barak. En ten tweede dat Netanyahu zoveel bezig was met de vrede en veiligheidsproblematiek dat hij alle andere belangrijke zaken was vergeten. Deze zou One Israel nu aanpakken.

Uiteindelijk ging het maar tussen twee kandidaten voor het premierschap en in een dergelijke situatie is een gematigde campagne het best aan te raden. Op vlak van veiligheid nam Barak de standpunten van Netanyahu over. Hij kreeg in de pers zelfs de bijnaam ‘Bibi Compatible’. (Doron, 2001, p.183). Hij benadrukte dan wel dat hij door zijn militair verleden een veel betere onderhandelaar zou zijn dan Netanyahu.

One Israel kon dus duidelijk als een centrumpartij beschouwd worden, op de meeste vlakken verschilde het niet van Likud dat zich ook in het centrum bevond. Zo gebruikte One Israel geen socialistische retoriek in haar campagne. In het 1999 platform werd de vrije markt zelfs met open armen ontvangen. Enkel op religieus vlak nam ze het nog een duidelijke positie tegen rechts in. Zo moest het bijvoorbeeld gedaan zijn met de militaire vrijstellingen voor de Ultraorthodoxen. (Canetti, Frant & Pedahzur, 2001, p.168)

Volgend citaat van Barak zelf, vat mooi zijn campagne samen:

My government will be for all citizens. Hospital beds will come before settlement spending and work place before money to yeshivot. Student loans will be more important than the West Bank bypass roads to nowhere. (Doron, 2001, p.184)

 

Hier zegt Barak ten eerste dat hij heel Israël wil vertegenwoordigen, behalve -zo blijkt uit zijn voorbeelden- de ultraorthodoxen en de ultranationalisten, want deze zou hij als Labortopman toch nooit kunnen bekoren.

Weimann en Wolfsfeld onderzochten de onderwerpen van de campagnes van Barak en Netanyahu in 1999. Hun bevindingen staan in onderstaande tabel

 

Tabel 4.2: onderwerpen 1999 campagne van Netanyahu en Peres

 

Netanyahu

Barak

Terrorisme, terr daden

18,7

1,7

Palestijnen, onderhandelingen

25,3

6,1

Jeruzalem

21,3

13,0

Veiligheid

10,7

20,0

Golan vlakte+Syrië+Lebanon

5,4

0,9

Immigratie

6,7

2,6

Economie

8,0

15,7

Religie & staat

0

1,7

Onderwijs

0

16,5

Werkloosheid

1,3

17,4

Etnische kloof

2,7

0

Welzijn en gezondheidszorg

0

2,6

Eenheid van de Israëlische bevolking

0

1,7

Totaal

100 % (N=115)

100% (N=75)

Bron: Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.282

 

Barak voert duidelijk een andere campagne dan Peres als we naar deze cijfers kijken. Barak spendeert bijvoorbeeld het meeste aan veiligheid. Barak spendeerde ook veel tijd aan sociale problemen zoals werkloosheid, de slechte economie en probleem met het onderwijsstelsel en dit in tegenstelling tot Netanyahu. Ook een groot verschil met Peres is dat Barak slechts 6 procent besteedde aan het vredesproces samen met de Palestijnen.

Het platform dat Barak opstelde voor de verkiezingen van 1999 stelde en weg voor om Israël intrinsiek sterker te maken. Belangrijk is volgens hem dat Israël een sterker geheel wordt om zo externe druk af te weren en greep te krijgen op de toekomst.

Barak begint zijn platform dan ook met de volgende paragraaf:

I believe in the State of Israel and in the citizens of Israel. Proper leadership will make Israel a more secure and just country: acountry basking in economic prosperity, able to ussure its people of education, health services and employment.

 

Barak roept alle inwoners van Israël op om samen te werken om zo aan een beter toekomst te werken voor hun land. Barak wil voor een nieuw leiderschap gaan, gebaseerd op drie hoofdkenmerken: verantwoordelijkheid, geloofwaardigheid en loyauteit. Ook belooft hij meermaals in zijn platform om het vredesproces verder te zetten maar geen compromissen te sluiten in hun oorlog tegen terrorisme. Belangrijk vindt hij wel dat ze hier Oslo zouden in blijven volgen. Ook blijft Barak benadrukken dat hij onder geen beding een opsplitsing van Jeruzalem voorstaat. (Portaalsite Knesset, z.d., Ehud Barak’s Platform for 1999 Elections)

 

4.2.2. Likud.  A strong leader for the future of Israel

 

Likud zat in slechte papieren bij de start van de campagne. De regering was gevallen op een moment dat het vredesproces muurvast zat en er een enorme economische recessie heerste. Veel mensen toonden hun ontgoocheling in de partij. De Likudkiezers konden de partij verlaten via de twee kanten van het politiek spectrum. Langs de linkerkant hadden Meridor en Mordechai de Centerparty opgericht. Aan de rechterkant was Begin afgescheurd om zijn eigen partij op te richten. Nieuwe partijen waren geen uitzondering in Israël en waren meestal geen lang leven beschoren. Het gevaar zat hem in de eerste verkiezingen waaraan ze deelnamen. Ze waren in staat serieuze aantallen kiezers van naburige partijen af te snoepen. Zeker in dit geval waar de leiders uit Likud waren overgekomen en hun ideeën en basisideologie hadden meegenomen. Begin was niet de meest populaire politicus ooit, maar hij was wel de zoon van de stichter van Likud en bovendien werd hij gesteund door sterke persoonlijkheden zoals Shamir, een oud premier. Meridor was zeer populair en had al een paar keer bijna Netanyahu van de troon gestoten. Mordechai was bij de verkiezingen van 1996 de tweede man van Likud. Deze drie mannen konden Likud dus veel pijn doen. Deze situatie zou de campagne van Likud enorm beïnvloeden.

Likud moest zorgen dat ze niet te veel kiezers zouden verliezen aan de rechterkant. Zo had het grootste deel van de inwoners van de nederzettingen voor Netanyahu gekozen in 1996. Maar met de afstand van Hebron en het sluiten van de Wyeakkoorden waren deze meer dan razend. Netanyahu maakte een luchtpromotietour boven West Bank. Andere zaken om deze groep te paaien waren de post-Hebron autorisatie en het beginnen te bouwen van een muur in Oost-Jeruzalem. Na de boze reacties van de Palestijnen hieromtrent haalde Netanyahu uit naar Arafat en beschuldigde hem

            To give green light to Hamas attacks. (Mendilow, 2001, p.201)

 

Het waren zulke zaken die de rechtse bevolking terug vertrouwen in Netanyahu deden vinden.

Likud zou zich dan ook wel moeten verdedigen tegen de aanvallen dat ze te sterk aanleunde bij de extremisten en deze te veel toegevingen deed. One Israël heeft het zelfs zo gespeeld dat ze de slechte economische situatie verklaarde door de afhankelijkheid van Likud van de communautaire partijen. Tenslotte werd ook Shas leider Deri nog eens opgepakt op beschuldiging van omkoperij. Zijn persoonlijke vriendschap met Netanyahu en de hechte band tussen Likud en Shas zorgden voor nog extra problemen.

 

Netanyahu ging wederom met Finkelstein in zee. Samen kozen ze de doelgroep voor de komende verkiezingen. De groep zou bestaan uit de zwevende kiezers en de zogenaamde ‘last-minute’ kiezers. Vooral de Russische, de Sephardi en de ultraorthodoxe kiezers werden geviseerd. Vooral de Sephardi en de Ashkenazi orthodoxen zouden naar hun leiders luisteren als deze ze aanmaanden op Netanyahu te stemmen voor de premierverkiezing. Deze zouden dan wel voor hun eigen partij stemmen bij de Knessetverkiezingen. De Russische groep was minder duidelijk politiek afgetekend. Maar met het feit dat de meeste Russen in 1996 voor Netanyahu gestemd hadden en met de opkomst van een nieuwe Russische partij onder leiding van de chief of staff van Netanyahu zag deze groep er ook redelijk veilig uit voor Netanyahu.

Maar bij de aanhangers van de Center Party en National Union lag de situatie anders. Zij zouden voor de Knessetverkiezingen voor een andere partij als Likud stemmen maar de kans bestond ook dat zij in de eerste ronde van de premierverkiezingen niet voor Netanyahu zouden stemmen. En dit zou een serieuze aderlating kunnen betekenen. Het doemscenario was dan nog dat deze kiezers in een tweede ronde voor Barak zouden stemmen. Men moest er dus voor zorgen dat men deze groep en partijen in de campagne niet te hard aanviel of tegen de schenen stampte.

Als vijand werd dan duidelijk voor One Israel en Barak gekozen. Ongeveer alle polls voorspelden een tweede ronde tussen Netanyahu en Barak. Barak moest dan ook het doelwit worden van de campagne. Volgende slogans werd door Likud gebruikt

            Ehud Barak- too many ambitions, too few principles.

Barak will set up a Palestinian state with its capital in Jerusalem. (Mendilow, 2003, p. 208)

 

Barak werd er van beschuldigd de linkse extremisten en de Palestijnen te dienen. Likud maakte het zich wel moeilijk daar het wel duidelijk was dat One Israel nooit Jeruzalem zou opofferen. Dit kwam haar geloofwaardigheid niet ten goede. Het hoofd van de media-campagne Livnat probeert gematigder te verklaren:

Barak is likely to bring about the division of Israel not … [because] that’s what he wants, but that is what his policy could defenitely lead to. (Mendilow, 2003, p. 209)

 

Verder werd er dus besloten om geen directe aanvallen te vuren op de rechtstreekse concurrenten Center Party, National Union en Shas. Door deze tactiek offerden ze weliswaar mogelijke Knessetstemmen op, maar de schrik was te groot dat deze kiezers Netanyahu niet zouden steunen in de premierverkiezingen.

Likud had een klein budget voor haar campagnes. Deels doordat de partij zo veel zetels verloren had in de Knesset, wat een financiële aderlating betekende. Een eerste gevolg was dat praktisch heel het budget naar de premiercampagne voor Netanyahu ging en dat de Knessetverkiezingen genegeerd werden. Ten tweede werd praktisch alles in de televisiecampagne gepompt en bleef er bijgevolg bijna niks meer over voor geprint materiaal.

Ook de boodschap van de campagne was wel berekend. Enerzijds moest de campagne breed en simpel genoeg zijn om een groot en heterogeen publiek aan te spreken. Anderzijds moet ze ook ambigu genoeg zijn om verschillende kleine nuances toe te laten tegenover specifieke groepen.

Likud koos ervoor om het vredesproces toch uit te spelen in hun campagne. Zoals één van de topmannen van de partij het zelf stelt:

If on election day voters perceive the ballot to be a referendum on the negotiations with the Palestinians, Bibi has a chance. (Mendilow, 2003, p. 207)

 

De kiezer werd rechtsreeks gevraagd wie hij zou willen dat de onderhandelingen zou voeren met de Palestijnen, de Syriërs en de Amerikanen. Eén van de hoofdpunten van de campagne was dus het constant benadrukken van de rol van Netanyahu in de Palestijnse zaak. De twee belangrijkste slogans over dit onderwerp waren de volgende

            We shall never compromise on Israel’s security

            We shall never compromise on Jerusalem

 

En onder elke slogan stond het onderschrift:

            The Likud, a strong leadership

 

door de positieve reacties koos Netanyahu voor zijn persoonlijke slogan de zin:

            A strong leader for a strong nation (in het begin van de campagne)

            A strong leader for the future of Israel (in het tweede deel van de campagne)

 

De partij toonde zich als een pilaar die de staat ondersteunde. En dit in het centrum en zeker niet in de extreme kanten. Ze zei dat extreme partijen enkel iets konden verwachten als zij zelf iets gaven. Verder beschuldigde Likud links en dus One Israel ervan extreem te zijn. Links zou niks anders dan unilaterale concessies doen en hun ‘territories for peace’ principe draaide volgens Likud uit op ‘territories for terrorism’.

Belangrijk in de campagne van Likud was net zoals in 1996 het duidelijk maken van de banden tussen Arafat en de linkse partijen. Dit zorgde voor de volgende slogans:

            Arafat votes for Barak

            It is not for Arafat to decide. (Mendilow, 2003, p. 211)

 

Een enorm groot deel van de campagnegelden van Likud ging naar dit aspect.

Maar ook specifieke groepen van de bevolking werden uitgekozen. Veel aandacht werd aan de Russen besteed. De Russen maakten al een groot deel van de bevolking uit en een groot percentage van de Russen behoorde tot de groep kiezers die hun keuze nog niet hadden opgemaakt. Netanyahu bracht in extremis nog enkele bezoeken aan Oekraïne, Rusland en Georgië; vervolgens deed Sharon hetzelfde.

Om One Israel te counteren op de kritiek op het sociaal-economische vlak keurde de Likudregering juist vóór haar ontbinding nog enkele kleine maatregelen goed voor de boeren, de taxichauffeurs, inwoners van Jeruzalem en andere probleemgroepen te sussen.

Ook Likud mag trouwens als een centrumpartij beschouwd worden. In de campagne voor 1999 liet ze dan ook alle havikenretoriek achterwege. Op het religieuze vlak bleef ze wel een status-quo van de huidige situatie eisen. (Canetti, Frant & Pedahzur, 2001, p.169)

In de volgende tabel zien we hoeveel tijd Likud spendeerde aan elk punt in haar televisiecampagnes.

 

Tabel 4.3: Analyse van de Likudboodschappen op de Israëlische televisie tussen 26 April en 15 Mei 1999

Inhoud van de boodschap

Percentage van de totale zendtijd

Positieve inhoud

 

Opbouwen imago Netanyahu en andere partijleiders

43

Positieve Likud eigenschappen en voorbije verwezenlijkingen (geloofwaardigheid, sterke onderhandelingen)

14

Verwezenlijkingen in de relatie met de Palestijnen.

15,5

Binnenlandse verwezenlijkingen(socio-econ vlak)

6

Zekerheid van electoraal succes

1

Non-controversiële standpunten

2,5

Totaal Positieve

82

Negatieve inhoud

 

Onbetrouwbaarheid van Barak

4,5

Falen van de pre 1996 Laborregering op het vlak van de Palestijenen en het terrorisme

5

Het falen van Labor op socio-economisch vlak

2,5

Het elitarisme van links

6,5

Aantonen van de Palestijnse en Syrische doelstellingen tegenover Israël

7,5

Waarschuwen voor veiligheid bij One Israel regering

17,5

Jeruzalem in gevaar

8

Kritiek op rivalen buiten One Israel

1,5

Totaal negatieve

53

Andere

6,5

N(seconden)

3008

            Bron: Mendilow, 2003, p. 210.

 

Ook bij Likud lag het leeuwendeel bij het promoten van de eigen leider. Verder koos de partij duidelijk voor het thema vrede en veiligheid.

Op de openingsavond van de campagne haalde Netanyahu uit naar links terwijl hij een beroep deed op specifieke groeperingen:

We have turned Israel into a state of all of us, the religious and the secular, the Sephardis and the Askenazis, the new immigrants and the veterans. We must never return to the reign of the left, of a band of despotic elitists alienated from the people. (Mendilow, 2003, p. 212)

 

Verder ging hij door met de linksen elitair te noemen die tegen de Russen, de Orthodoxen, Sephardis enzovoort waren. Hij was bovendien ook de enige die het terrorisme te lijf kon gaan. Weimann en Wolfsfeld onderzochten de onderwerpen van de campagnes van Barak en Netanyahu in 1999. Hun bevindingen staan in onderstaande tabel

 

Tabel 4.4: onderwerpen 1999 campagne van Netanyahu en Peres

 

Netanyahu

Barak

Terrorisme

18,7

1,7

Palestijnen, onderhandelingen

25,3

6,1

Jeruzalem

21,3

13,0

Veiligheid

10,7

20,0

Golan vlakte+Syrië+Lebanon

5,4

0,9

Immigratie

6,7

2,6

Economie

8,0

15,7

Religie & staat

0

1,7

Onderwijs

0

16,5

Werkloosheid

1,3

17,4

Etnische kloof

2,7

0

Welzijn en gezondheidszorg

0

2,6

Eenheid van de Israëlische bevolking

0

1,7

Totaal

100 % (N=115)

100% (N=75)

Bron: Weimann & Wolfsfeld, 2001, p.282.

 

De drie hoofdzaken waren voor Netanyahu dus, net zoals in 1996 trouwens, terrorisme, het vredesproces en Jeruzalem. Verder is Netanyahu blijkbaar ook niet zo geïnteresseerd in binnenlandse aangelegenheden: slechts 8 procent werd aan de economie gespendeerd en niets aan onderwijs of werkloosheid.

 

4.2.3. Center party

 

De tactiek van de Center Party bestond erin om de aarzelende en de niet-gebonden kiezer aan te spreken. De partij had geen basisideologie en wou dit ook niet. De partij wou de kiezers aanspreken die ontgoocheld waren in Netanyahu maar toch niet voor One Israel konden stemmen. In een advertentie van de Center Party stonden de foto’s van Netanyahu en Barak met daaronder het opschrift:

One does not gamble with elections. You want to dispose of Bibi [Netanyahu] and you gamble on Barak. But there is a great risk that this will not work, and the result willl be the repetition of the previous election. (Mendilow, 2003, p. 202)

 

 

De volgende tabel toont met welke boodschappen de Center Party op de Israëlische televisie is geweest.

 

Tabel 4.5: Inhoud boodschappen van de Center Party in de televisiecampagne voor de verkiezingen van 1999

Inhoud van de boodschap

Percentage van de totale zendtijd

Positieve inhoud

 

Opbouwen imago Mordechai en andere partijleiders

63

Positieve eigenschappen van de Center Party

30,5

Electoraal rekenwerk: enkel Mordechai kan Netanyahu rechtsreeks verslaan

12,5

Oproep tot eenheid binnen de bevolking

12,5

Non-controversiële standpunten (democratie)

10

Controversiële standpunten op binnenlands vlak (geschreven grondwet)

1

Totaal Positieve

129,5

Negatieve inhoud

 

Kritiek op Netanyahu en zijn regering

4

De onmogelijkheid van Barak om te winnen tegen Netanyahu

9

De gevolgen van een Likudoverwinning

8

Het tweedracht zaaien door andere partijen

8

Totaal negatieve

29

Andere

0

N(seconden)

1029

            Bron: Mendilow, 2003, p.203.

 

In de televisiecampagne bleef de kritiek op Netanyahu redelijk beperkt. Meer tijd werd gespendeerd om te vermijden dat men op Barak zou stemmen. De meeste tijd werd besteed om de eigen kandidaat te versterken.

De boodschap van Mordechai en de zijnen was duidelijk en werd gedeeld door drie van zijn medekandidaten: “Bring Netanyahu down”

Zijn persoonlijke campagneboodschap was hier dan bij dat hij:

was the only candidate who can win in the second round (Doron, 2001, p.183)

 

Uit polls was inderdaad gebleken dat Mordechai een heel goede kans maakte indien hij tegen Netanyahu zou uitkomen in de tweede ronde van de rechtstreekse premierverkiezingen. Maar spijtig genoeg voor hem zag het er steeds meer en meer naar uit dat hij geen kans maakte om de eerste ronde te overleven.

Mordechai zelf was een uitstekend premierkandidaat. Hij was als het ware het voorbeeld van de heterogeniteit van Israël: hij was een Sephardilid, lid van de militaire elite, hij was van nederige komaf, hij had grote verwezenlijkingen achter zijn naam, hij had seculiere geloofsovertuigingen maar ook traditionele overtuigingen. Tenslotte was hij lid geweest van de Likudregering maar identificeerde zich met het centrum.

Na zijn ontslag als minister en zijn aanstelling als hoofd van de Center party haalde hij zwaar uit naar Netanyahu. Hij beschuldigde hem van:

            “engaging in compulsive lies”

            “dangerous adventurism”

            “unethical leadership” ( Arian & Shamir, 2001, p.3)

 

 

4.3. De verkiezingen zelf

 

4.3.1. De uitslagen

 

            Op 17 mei 1999 werden in Israël voor de tweede maal in de geschiedenis dubbele verkiezingen gehouden. De premier werd rechtsreeks verkozen in het tweerondensysteem en de Knesset via proportionele partijlijsten, waar Israël als één kiesdistrict beschouwd werd. Op één week voor de verkiezingen waren er vijf kandidaten voor het premierschap en een zesendertigtal lijsten die opkwamen voor de Knesset.

De verkiezingen werden vroeger uitgeschreven op vraag van de Knesset. Netanyahu ging hier mee akkoord om bepaalde procedures te vermijden en een duidelijke en lange campagneperiode te hebben. Het ging om een zeer woelige campagneperiode. Zo veranderde MK Elizier Zandberg tot vijfmaal zijn partijlidschap tijdens deze campagneperiode. De Center Party werd opgericht met leiders van verschillende uithoeken van het politieke landschap en de Labor partij vormde een clusterpartij met twee kleinere partijen.

Tot één week voor de verkiezingen waren er dus nog vijf kandidaten voor het premierschap: natuurlijk Benjamin Netanyahu en Ehud Barak. De andere kandidaten waren Benny Begin, de zoon van de stichter van Likud en de leider van de rechtse nationalisten; Mordechai, als de leider van de Center Party en Amzi Bishara, een Arabisch MK. Toen alle polls aantoonden dat Barak de winnaar zou zijn zelfs in een situatie met meerdere kandidaten, trokken deze drie laatsten zich tijdig terug uit de race. Deze drie kandidaten werden trouwens gezamenlijk gekenmerkt daar hun afkeer tegenover Netanyahu.

 

Tabel 4.6: uitslag rechtstreekse premierverkiezing 17 mei 1999

 

Aantal stemmen

Procent aantal stemmen

Ehud Barak

1.791.020

56,1

Benjamin Netanyahu

1.402.474

43,9

Totaal

3.193.494

100

            Bron: Arian & Shamir, 2001, p.4.

 

Tabel 4.7: uitslag Knessetverkiezingen 17 mei 1999

 

Aantal stemmen

Procent van geldige stemmen

Aantal zetels

One Israel

670.484

20,3

26

Likud

468.103

14,1

19

Shas

430.676

13,0

17

Meretz

253.525

7,7

10

Israel b’Aliyah

171.705

5,2

6

Shinui

167.748

5,1

6

Center Party

165.622

5,0

6

National Religious

140.307

4,2

5

United Thorah Jews

125.741

3,8

5

United Arab list

114.810

3,5

5

National Union

100.181

3,0

4

Hadash

87.022

2,6

3

Israel Beiteinu

86.153

2,6

4

Balad

66.103

2,0

2

One Nation

64.143

1,9

2

Pnina Rosenblum

44.953

1,4

0

Pensioners

37.525

1,1

0

Green Leaf

34.029

1,0

0

Third way

26.290

0,8

0

Greens

13.292

0,4

0

Hope

7.366

0,2

0

Casino

6.540

0,2

0

Heart of Immigrants

6.311

0,2

0

Negev

4.324

0,1

0

Tzomet

4.128

0,1

0

Natural Law

2.924

 

0

Romanian

2.797

 

0

Raam

2.151

 

0

New Arab

2.042

 

0

Male Rights

1.257

 

0

Heritage

1.164

 

0

Totaal

3.309.416

99,6 %

120

            Bron: Arian & Shamir, 2001, p.4.

 

De verkiezingen werden wederom gekenmerkt door een lage opkomst namelijk 78,7 procent. Ook het aantal ongeldige biljetten was enorm hoog, zijde 5,32 procent voor de rechtstreekse premierverkiezing (Doron, 2001, p.185). Een mogelijke verklaring voor deze verschijningen is het opschuiven van de grote partijen naar het centrum en waardoor hun ideologische basis achterwege gelaten werd.

De nederlaag van Netanyahu werd aan vele oorzaken gewijd. De instabiliteit die zijn regering kenmerkte of zijn niet in staat zijn om samen te werken met andere leiders van Likud zoals Begin en Meridor werden, het meest aangehaald. Verder werd hij verzwakt door de steeds kleiner wordende meerderheid die hij controleerde in de Knesset. Ook kreeg hij steeds minder steun van de rechterkant van het politieke spectrum. Tenslotte was ook de rechtervleugel van zijn partij kwaad daar hij Oslo opvolgde en dat hij de Wyeakkoorden samen met Arafat had getekend in 1998.

Barak had meer dan duidelijk de rechtstreekse premierverkiezingen gewonnen met 56 procent. Maar zowel Likud als Labor behaalden hun laagste resultaat ooit in de Knessetverkiezingen. Barak was dus duidelijk geslaagd in zijn opzet. Hij had op ongeveer alle vlakken beter gescoord dan Peres. Hij haalde 5,3 procent meer stemmen in de Noord-Afrikaanse bevolkingsgroep en 10 procent meer bij de Russische dan Peres in 1996.

Er worden weer duidelijke kiespatronen gezien. Jeruzalem dat veel religieuze kiezers huisvest, kiest grotendeels voor Netanyahu. Tel Aviv dat eerder een seculiere stad is kiest dan weer duidelijk voor Barak. Netanyahu had een duidelijk overwicht in de nederzettingen van de West Bank en de Gaza strook. (Hazan & Diskin, 2000, p.631)

 

4.3.2. Fragmentatie

 

De Knesset was wederom enorm gefragmenteerd met de mogelijke gevolgen van een onstabiele regering in het vooruitzicht. Er werden maar liefst 15 partijen vertegenwoordigd in de Knesset terwijl er dit nog maar elf waren in 1996.

Zoals in onderstaande tabel nogmaals duidelijk wordt aangetoond heeft de electorale hervorming de fragmentatie niet tegengegaan en heeft ze zelfs uitermate versterkt. Zowel het aantal zetels van de grootste partij en van de twee grootste partijen samen staat op een historisch dieptepunt. Dit is niet meer werkbaar. One Israel behaalde 26 zetels terwijl Labor alleen in 1996 er 34 behaalde. Likud zakte van 32 naar 19 zetels.

 

Tabel 4.8: Aantal lijsten en aantal zetels van de grootste partij in de Knesset van 1949 tot 1999

 

49

51

55

59

61

65

69

73

77

81

84

88

92

96

99

Aantal lijsten

12

15

12

12

12

12

11

9

13

10

15

15

10

11

15

Grootste partij

46

45

40

47

42

45

56

51

43

48

44

40

44

34

26

Somtwee grootste partijen

65

65

55

64

59

71

82

90

75

95

85

79

76

66

45

Bron: Arian & Shamir, 2001, p. 13.

 

4.3.3. De overige partijen

 

            De Center Party deed minder goed als verwacht. Het had er lang uit gezien dat ze een heel goed resultaat zouden behalen. Uiteindelijk bleef de teller staan op zes zetels. Andere partijen deden het echt slecht. Zo vielen vaste waarden als Tzomet en Third Way onder de kiesdrempel van anderhalve procent en hadden bijgevolg geen vertegenwoordiging.

Shas was één van de grote winnaars van de Knessetverkiezingen van 1999. De religieuze partij sprong van 10 naar 17 zetels ondanks de schuld van partijleider Aryeh Deri aan criminele praktijken.

Shinuï heeft zich via de hierboven beschreven verandering weten te redden en haalt zelfs nog zes zetels uit de brand terwijl het er slechts één had in de uitgaande Knesset.

Ook de Arabische partijen groeien. Hadash haalt drie zetels, de United Arab List vijf en de National Democratic Alliance twee. Samen zijn er nu dus tien zetels voor Arabieren in de Knesset.

De Russische bevolkingsgroep vermeerderde haar zetels van zeven naar tien. Yisrael b’Aliyah nam er zes voor haar rekening. Yisrael Beitenu nam de overige vier voor haar rekening.

National Unity, de nieuwe partij van Begin, behaalde vier zetels maar ze hadden wel de lijst gedeeld met een andere rechtse kracht, Moledet.

Ook opmerkelijk is de stijging van 9 tot 14 vrouwelijke Knessetleden. Zelfs de eerste Arabische vrouw werd verkozen.

 

4.3.4. De polls

 

Van de vijf kandidaten waren er drie die enigszins kans maakten op de overwinning en dat waren Barak, Netanyahu en Mordechai. De polls vóór de verkiezingen zagen er als volgt uit.

 

Tabel 4.9: polls voor de rechtstreekse premierverkiezing van 1999

Aantal weken voor verkiezingen

Netanyahu

Barak

Mordechai

Zes weken

51

44

5

Vijf weken

40

45

15

Vier weken

42

50

8

Drie weken

51

42

7

Twee weken

56

40

4

Één week

36

62

2

            Bron: Abramson & Aldrich, 2001, p. 36.

 

Tot korte tijd vóór de eigenlijke verkiezingen had Netanyahu een meer als grote kans. Maar in de laatste week veranderde alles, Barak zou de afgetekende winnaar worden. Mordechai bleef verder en verder wegzakken en gaf dan ook samen met Begin en Bishara op in de laatste week vóór de verkiezing. Zeker Mordechai wou zich de afgang van een heel klein stemmenpercentage besparen.

Natuurlijk stemden vele kiezers strategisch. Zo stemde niet iedereen op zijn lievelingskandidaat, dit om een ander doel te kunnen bereiken zoals bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat een bepaald iemand zeker niet zou winnen. Kleinere kandidaten verliezen ook stemmen als het niet geloofwaardig overkomt dat ze zouden kunnen winnen. In de volgende tabel staan de cijfers van een onderzoek waarbij aan de respondenten werd gevraagd wie hun favoriete kandidaat was en op wie ze effectief zouden stemmen.

 

Tabel 4.10: percentage van een bepaalde groep die effectief voor hun favoriete kandidaat zouden stemmen bij de rechtstreekse premierverkiezing van 1999

 

percentage

Barak favoriete kandidaat (343)

92

Netanyahu favoriete kandidaat (321)

81

Mordechai favoriete kandidaat (107))

59

            Bron: Abramson & Aldrich, 2001, p.37.

 

Het is duidelijk dat Mordechai zeker slachtoffer zou worden van bovenstaande hypotheses. Ook werd het hem duidelijk dat hij ook effectief veel te weinig stemmen zou behalen.

 

4.3.5. Split-ticket voting

 

Het is duidelijk dat de kiezers in 1999 net zoals in 1996 duidelijk aan ‘split-ticket voting’ gedaan hebben. De kiezer had de mogelijkheid, door de samenvallende verkiezingen bij de Knessetverkiezing, niet meer strategisch te moeten kiezen en hier echt hun ideologische basisidee te volgen. In presidentiele regimes en andere systemen met gescheiden verkiezingen van wetgevende en uitvoerende macht komt het fenomeen van ‘split-ticket voting’ ook frequent voor, maar heeft daar veel minder catastrofale gevolgen. In het hybride systeem van Israël is de uitvoerende macht verantwoordelijk voor de wetgevende macht en heeft een meerderheid van de Knesset achter zich nodig om te kunnen functioneren. Als kiezers tegenwoordig de kans krijgen om hun stem te splitsen, zullen ze deze kans niet laten liggen. Er is een veel lagere partijaffiniteit, de kiezers voelen zich niet meer verbonden met een bepaalde partij. Het feit dat er steeds minder ideologische verschillen tussen de partijen zijn, zal er zeker ook toe bijdragen.

 

4.3.6. De nieuwe regering

 

            Barak koos voor een regering met twee dimensies. De eerste dimensie betrof Labors natuurlijke partners op het veiligheidsvlak, die de kern van de regering zouden uitmaken. Deze partijen zijn Meretz, Center Party en de andere delen van One Israel. Tezamen waren dit 42 zetels. De tweede dimensie was een sociaal religieuze met vier partijen die ook in de coalitie van Netanyahu aanwezig waren, namelijk Shas, Israel b’Aliya, National Religious Party en Yahadut Hatorah, die samen 33 zetels hadden. Barak controleerde dus 75 zetels in de Knesset. Maar de coalitie was gevaarlijk met vier communautaire partijen die het belang van bepaalde bevolkingsgroepen nastreven. Na drie maanden stapte Yahadut Hatorah dan ook al uit de regering.

 

 

4.4. Polarisatie

 

            Het Israëlisch politieke landschap is altijd al zwaar gefragmenteerd en gepolariseerd geweest. Maar door de verkiezingen van 1996 is dit versterkt. De uitslag van 1999 heeft deze tendens nogmaals enorm vergroot. Canetti, Frant en Pedazhur vinden een mooie paradox in de Israëlische politiek: Terwijl de twee grootste partijen naar een steeds grotere consensus groeien, zoeken de kleine partijen steeds nieuwe conflictdimensies op om zo electorale successen te behalen door extreme posities in te nemen. (Canetti, Frant & Pedazhur, 2001, p.166)

Israël werd nu dan ook gekenmerkt door enorme polarisatie langs verscheidene dimensies. Men kan zeker sinds de jaren negentig Israël typeren als een gepolariseerd pluralisme in de terminologie van Sartori. Zulk een systeem heeft acht kenmerken:

(Sartori, 1976, pp. 132-140)

 

Het is duidelijk dat Labor en Likud een vaste positie ingenomen hebben in het centrum van het politieke centrum. Ze weten dat hun dit veel stemmen kost voor de Knessetverkiezingen maar dit is het hun blijkbaar waard. Steeds minder verschillen zijn op te merken tussen deze twee partijen. Zeker op veiligheidsvlak liggen de lijnen praktisch identiek. Beide willen vrede zoeken met de Arabische buren en beide willen geen enkele opsplitsing van Jeruzalem Enkel op het religieuze vlak is er nog een duidelijke splitsing merkbaar. Daar waar Likud de statusquo vraagt op religieus vlak, wil Labor bijvoorbeeld de afschaffing van de Ultraorthodoxe militaire vrijstelling. Dit had enkele gevolgen. Ten eerste dat de andere centrumpartijen het niet zo goed als verwacht deden en vervolgens duwde deze situatie de andere partijen meer naar de extremen.

 

 

4.5. Besluit

 

            We zien dus duidelijk dat alle trends van de verkiezingen van 1996 in deze verkiezingen herhaald werden. Verder nog, ze zijn bijna  allemaal geëscaleerd. Labor en Likud besteeden geen aandacht aan de Knessetverkiezingen en verloren dan ook wederom een aantal zetels. De strijd voor het premierschap was een strijd tussen ongeveer gelijke programma’s. Er werden geen hete hangijzers in de campagnes teruggevonden, geen extreme posities in bepaalde kwesties. De campagnes gingen over het verheerlijken van de eigen kandidaat en het aanhalen van de onbetrouwbaarheid van de tegenstander. Zware retoriek met korte en populaire slagzinnen haalde het nogmaals van inhoudelijke campagnes. Alles werd op alles gezet om de legitimatie van de rechtstreekse premierverkiezing binnen te halen, maar paradoxaal genoeg waren Labor en Likud via deze tactiek de grond onder hun eigen voeten aan het weggraven.

We onthouden dat het nu Labor was die samen met andere partijen een pact sloot tot One Israel. Met One Israel had Barak zijn zinnen gezet op bepaalde bevolkingsgroepen en hij is hier dan ook in geslaagd.

Het kleine verschil dat opvalt met de vorige verkiezing was enerzijds de poging van Labor en enkele kleinere partijen om de nationale aandacht weg te halen van de vredesproblematiek en deze te brengen naar binnenlandse problemen. Anderzijds zien we dat op de nieuwe Center Party en de twee traditionele na, alle partijen terug wegtrekken van het centrum en duidelijke posities gaan innemen. Ze werden hier dan ook voor beloond in de Knessetverkiezingen.

De Knesset was gefragmenteerd als nooit tevoren, 15 partijen bevolkten dit parlement nu, en de regeringscoalitie begon al direct in moeilijkheden.

 

 

Algemeen Besluit

 

            Israël’s politieke systeem was onhoudbaar geworden. Israël had vanuit een democratisch oogpunt gekozen voor een extreem proportioneel kiessysteem en bijgevolg voor veel partijen en dit. Maar de situatie was geëscaleerd; de polarisatie van de partijen, de fragmentatie van de Knesset maakten een degelijk bestuur praktisch onmogelijk. Iedereen moet vertegenwoordigd worden, maar een proportioneel kiessysteem moet dan ook proportionele gevolgen hebben. We hebben gezien dat dit absoluut niet het geval was. Voor wie ook de verkiezingen won, hetzij Labor of Likud, was de regeringsvorming geen sinecure. Meerdere coalitiepartners waren nodig en de kleine communautaire partijen die slechts een deel van de bevolking vertegenwoordigen, deinsden er niet voor terug om de regeringspartij te chanteren voor hun steun. Hun stem moest afgekocht worden ook als het over elementaire zaken ging die heel de de Israëlische bevolking aangingen. Vooral in de jaren tachtig werd de spreekwoordelijke druppel bereikt. Het feit dat praktisch een volledige bevolking achter een electorale hervorming stond, toont aan dat er iets fundamenteel scheelde.

En zo werd een oplossing gevonden, de rechtstreekse premierverkiezing, een unicum in de wereld. In dit werk heb ik willen aantonen dat dit een foute keuze is geweest. De hervormingen hebben de polarisatie en de fragmentatie niet kunnen tegengaan, integendeel ze hebben ze versterkt. Nog nooit waren er zo veel partijen vertegenwoordigd in de Knessets van 1996 en 1999 en nog nooit hadden Labor en Likud zo weinig zetels. Deze twee partijen hadden zich volledig geconcentreerd op de rechtstsreekse premierverkiezing en bijgevolg de Knessetverkiezing volledig genegeerd. Het feit dat de premier rechtsreeks verkozen was en veel macht had om zijn eigen regering samen te stellen, maar anderzijds nog verantwoordelijk was voor de Knesset, die via losstaande verkiezingen samengesteld werd, is gewoon niet werkbaar. De eerste minister kreeg zogezegd alle legitimiteit door zijn verkiezing maar moest wel op de één of andere manier proberen minstens de helft van de Knesset achter zich te krijgen en dit dan nog eens vier jaar vol te houden.

De rechtstreekse premierverkiezing had mijns inziens ook een nefaste invloed op de campagnes. Ten eerste werd alle mogelijke moeite door de Labor en de Likudkandidaat gedaan om alle andere kandidaten te elimineren uit de race, waardoor er een verkiezing tussen twee kandidaten ontstond. Ten tweede vonden de twee grootste partijen er niets beter op dan hun ideologische basis volledig te verloochenen en vervolgens een centrifugale beweging te ondergaan. Het gevolg was dat we twee centrumkandidaten hadden die zó dicht bij elkaar stonden dat er nauwelijks een verschil tussen deze twee zogezegde aartsvijanden bestond. Op ongeveer elk beleidsthema werd hetzelfde verkondigd. Een tweede gevolg hiervan was dat de kiezer hun daar in de Knessetverkiezingen voor afstrafte met alle gevolgen vandien. Ten derde waren de campagnes voor de rechtstreekse premierverkiezingen extreem inhoudsloos. Alle extreme standpunten werden geweerd om toch maar geen bepaalde kiespublieken tegen de schenen te stampen. De campagnes werden volledig gebaseerd op de premierkandidaat. De meeste tijd werd gespendeerd aan het ophemelen ervan owille van zijn kwaliteiten of voorbije verwezenlijkingen. Ook werd schandalig veel tijd geschonken aan het zwart maken van de tegenstander, meestal dan nog gebaseerd op insinuaties over wat er zou kunnen gebeuren bij een mogelijke overwinning van deze kandidaat of over zijn banden met extreme groeperingen.

Aan beleidsinhoudelijke onderwerpen werd niet gedacht tijdens deze campagnes, laat staan beleidsvoorstellen, het was meer een populariteitswedstrijd naar Amerikaans model. Met buitenlandse spindocters werd zulk een strategie uitgestippeld. De Israëlische campagnes liepen vervolgens praktisch volledig over de televisie, waar de éne slagzin na de andere werd gedebiteerd.

Het experiment was mislukt. De rechtstreekse premierverkiezing was een fiasco op alle vlakken en Israël keerde terug naar het vorig systeem en was terug bij af.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende