Het I.R.A.: Vrijheidsstrijders of Terroristen? (Diederik Demuynck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Bijlage

 

Algemeen Overzicht van de geschiedenis van de Ierse strijd

 

Een scriptie als deze kan enkel begrepen worden wanneer men opde hoogte is van de lange, moeizame strijd die de Ieren gevoerd hebben voor hun nationale vrijheid.

 

Er zijn waarschijnlijk niet zoveel Europese volkeren die zo dikwijls naar hun geschiedenis verwijzen als het Ierse wanneer ze je iets proberen uit te leggen. Een anekdote uit de vredesonderhandelingen van 1921 tussen Eamon De Valera, de toenmalige “illegale” Ierse president, en de Britse premier Lloyd George, illustreert dit treffend. Toen de onderhandelingen op een gegeven moment niet opschoten, vroeg een Engelse journalist om uitleg aan Lloyd George. Die antwoordde: “We zijn al drie dagen aan het praten en hij (Eamon De Valera) is nog maar in 1014 !”

 

De eerste keer dat de Engelsen als veroveraars naar Ierland trokken was in 1169. Een aantal Normandische krijgers o.l.v. Richard van Pembroke profiteerden van de onderlinge Keltische twisten en veroverden grote delen van het Ierse eiland. In 1175 liet Hendrik II, koning van Engeland, door een pauselijke bul zijn gezag over Ierland erkennen. Met deze maatregel waren zowel het Vaticaan als het Engelse koningshuis tevreden. De eerste omdat de Ierse kerk zich veel te onafhankelijk opstelde en de laatste omdat zijn Normandische vazallen zich aan het centraal gezag probeerden te onttrekken. In datzelfde jaar werd ook het Verdrag van Windsor afgesloten waardoor Hendrik II de suzereniteit kreeg over het gehele Ierse eiland.

 

Niet enkel in Ierland waren er twisten tussen de vazallen onderling en hun suzerein, maar ook in Engeland. Hierdoor verzwakte de greep op Ierland vanuit het Engelse koningshuis totdat de Tudors tijdens de Engelse renaissance de “plantations” in Ierland oprichtten. Deze plantations waren grote landerijen o.l.v. een Engelse grootgrondbezitter, gesteund door presbyteriaanse Schotse hereboeren en in de meest miserabele en vernederende omstandigheden bewerkt door Ierse boeren.

 

Er was dus een duidelijke sociaal-economische onderdrukking, maar ook op godsdienstig vlak heerste  er een zware discriminatie. Terwijl Hendrik VIII met de Roomskatholieke kerk brak, bleef het Ierse volk katholiek en sloot de Ierse oppositie bondgenootschappen met de al even katholieke Spanjaarden tegen de Engelsen. Dit resulteerde in een aantal opstanden zoals die van Munster (1569) en Ulster (1594) en zelfs in een nationale opstand o.l.v. de Earl van Tyrone. Doch elk van deze ondernemingen liep met een sisser af en elke keer weer werd er hardhandig en meedogenloos gereageerd door de Engelsen. Op de koop toe verhardden de maatregelen tegen de Ieren en werden er draconische strafwetten afgekondigd die de Ieren mores moesten leren. Tussen 1702 en 1782 was de gehele Ierse bevolking zelfs quasi buiten de wet gesteld door een maatregel van de - nochtans katholieke - Jacobus II. De vervolgingen gingen zelfs zo ver dat de Engelse en Schotse kolonisten om een liberalisering van de politiek vroegen.

 

Doch het ergste leed was nog niet lang niet geleden en met Cromwell was het hek helemaal van de dam. Cromwell, die in Ierland de “Ierenslachter” genoemd wordt, liet de Ierse provincie Ulster stelselmatig etnisch zuiveren en gaf de Ieren daar de keuze tussen “de hel of Connaught” (Connaught en Ulster zijn 2 van de 4 Ierse provincies die op hun beurt in totaal 32 “counties” zijn onderverdeeld). Diegenen die weigerden te vertrekken werden afgeslacht. In hun plaats kwamen er Engelse protestanten en Schotse presbyterianen die op korte termijn zo’n 90 % van de bevolking gingen uitmaken. Deze etnische zuiveringen in het begin van de 17e eeuw zijn nu nog altijd de oorzaak van de gehele impasse in het noorden van Ierland.

 

Eigenaardig genoeg bleven de Ieren na die eeuwen van pesterijen en zelfs uitroeingen Iers. Meer nog, een hele hoop kolonisten integreerden zich in het Keltische cultuurleven en lieten bijvoorbeeld hun namen in het Gaelic vertalen, de taal van de Ieren.

 

Op het einde van de 18e eeuw werd een soort voorloper van het IRA opgericht door een protestantse Ier, namelijk Theobald Wolfe Tone, een jonge advocaat die geïnspireerd werd door de ideëen van de Franse revolutie. De beweging die deze “godfather of republicanism” oprichtte, waren de United Irishmen. Gesteund door Frankrijk lokten zij in 1798 een opstand uit die bloedig neergeslagen werd, waarbij Wolfe Tone gevangen werd genomen en in de gevangenis zelfmoord pleegde nog voor hij opgehangen kon worden.

 

Hierna volgden nog allerlei kleine opstandjes maar geen enkele bracht een ommekeer teweeg bij de houding van de  Engelse autoriteiten. Integendeel, de sociale, culturele, godsdienstige en economische onderdrukking bleef onverminderd aanhouden. Het is eigenlijk onvoorstelbaar hoe meedogenloos de Engelsen hun Europees buurvolk hebben behandeld. Een getuigenis van de Engelse intellectueel Chesterton bewijst dit:“Nu is het de tragische waarheid  dat tot ongeveer het midden van de 19e eeuw de Engelsen niet getracht hebben Ierland slecht, laat staan goed te regeren. Zij waren daar niet om het volk goed of slecht te behandelen, zij waren daar om het uit te roeien, de dood in te jagen, of het te verbannen naar een verre streek. Ierland is een natie die we beproefden uit te moorden en die we niet dood gekregen hebben...”

 

In 1829 wordt de zaak op een andere manier aangepakt, geen gewapende opstanden meer maar straatagitatie en massabetogingen. De aanvoerder van deze beweging was Daniel O’Connell. De Britse autoriteiten zien in dat ze deze overwegend vreedzame massabetogingen niet uit elkaar kunnen schieten en onder druk van ondermeer de Engelse media wordt in 1829 de Emancipation Act uitgevaardigd waardoor Ierse katholieken weer openbare ambten kunnen bekleden. Doch als O’Connell ook over politieke zelfstandigheid wil praten, faalt hij.

 

Veel tijd en zin om opstanden te organiseren in de tweede helft van de 19e eeuw is er niet: de aardappelziekte is immers uitgbroken (1846) en meer dan 800.000 mensen sterven de hongerdood, nog eens meer dan een miljoen emigreert (vooral naar de Verenigde Staten waar nu nog zo’n 15 miljoen etnische Ieren woont).

In twee jaar tijd verliest Ierland bijna twee miljoen inwoners. Toch roept een jonge groep idealisten op tot een opstand, de Young Irelanders. Maar de strijd van het Ierse volk tegen de honger en voor het dagelijkse overleven neemt zoveel tijd en energie in beslag dat er geen opstand komt. De vreselijke omvang van de hongersnood doet ook de Britse regering nadenken. De nieuwe premier Gladstone neemt geleidelijk aan maatregelen. Niet alleen komen er een aantal landbouwhervormingen maar ook de macht van de Anglicaanse kerk, die zichzelf te veel als bezetter gedroeg, werd verminderd.

 

Ondertussen was de haat al eeuwenlang opgebouwd bij de Ieren. De grote aantallen uitgeweken Ieren in de Verenigde Staten wilden niet enkel blijven verdervechten voor Ierland, maar Engeland in zijn geheel op de knieëen dwingen. Veel van deze Ieren organiseerden zich en pleegden aanslagen op administratieve en militaire doelwitten van de Engelsen in Canada, de VS, maar ook in Engeland zelf. Velen van hen werden opgepakt en naar strafkampen op Australië verscheept waardoor er ook in Australië vandaag een grote Ierse gemeenschap is. Deze Fenians, zoals ze zichzelf noemden, zijn de voorlopers van het IRA en zowel de technieken als de leiders van de Fenains worden nu nog door het IRA bejubbeld, terwijl voor de Engelsen een “fenian” een racistisch scheldwoord is te vergelijken met “mof”, “yankee” enz...

 

Ook in de VS bleven de Ieren een hechte gemeenschap wat  nu nog duidelijk blijkt uit de namen en kleuren van bepaalde sportploegen (de in het groen spelende Boston Celtics bv.), de teksten van Amerikaanse muziekgroepen (bv. de hiphopgroep House of Pain), grootstedelijke wijken geheel bevolkt door etnische Ieren, grote parades n.a.v. St. Patricksday, enz...

Het is van deze uitgebreide Ierse gemeenschap dat het IRA veel geld krijgt.

 

Nu nog bespelen de Amerikaanse leiders de Ierse gevoelens om hen voor zich te winnen tijdens verkiezingscampagnes. Ten tijde van Kennedy, zelf een bewuste etnische Ier, stemde bijna de gehele Ierse gemeenschap voor de Democraten wat tot op de dag van vandaag grotendeels zo gebleven is.

 

In de 19e eeuw wordt de eerste grote nationalistische partij door Parnell opgericht, de Home Rule Party en later de Irish National Party. Door de Ieren werd deze partij decennia lang zondermeer “the party” genoemd.

Parnell slaagt erin om zowel arbeiders, boeren, middenstanders als kunstenaars en intellectuelen voor zijn zaak te winnen waardoor de “party” tot een heuse volkspartij uitgroeit. De Home Rule Party zetelde ook in het Britse lagerhuis en slaagde er in  om respect af te dwingen bij de andere partijen. Toen Parnell onverwachts stierf, nam John Redmond het roer over en maakte van de partij een saaie, gematigde en onopgemerkte beweging.

 

De partij van Redmond was echter niet de enige georganiseerde beweging van Ierse nationalisten. Vooral nu Redmond een gematigde koers volgde, wonnen de andere partijen en bewegingen aan belangstelling.

Een van die bewegingen was de Irish Republican Brotherhood die zich lieten inspireren door de Fenians. De IRB was een clandestiene organisatie die niet zomaar zelfbestuur eiste, maar de complete onafhankelijkheid voor Ierland. De IRB was in feite een bonte verzameling van allerlei soorten nationalisten en door haar grote aanhang speelde ze dan ook een grote rol in de radicalisering van de Ierse vrijheidsstrijd.

 

Er waren ook culturele Iersradicale verenigingen die een grote rol speelden, zoals de Gaelic League die de Keltische taal en cultuur promootten en ook acties op touw zetten om bijvoorbeeld straatnaamborden te overschilderen en weer hun oorspronkelijke Keltische naam te geven.

 

Op dat ogenblik was Sinn Fein de meest radicale partij, opgericht door Arthur Griffith in 1905. Sinn Fein betekent “Wij Onszelf”. De partij van toen verschilde in vele opzichten van die van nu. Ze was bijvoorbeeld veel conservatiever en had weinig of geen oog voor de problemen waarmee het Ierse proletariaat te kampen had. De “verlinksing” van de partij gebeurde pas na de eerste werldoorlog. Daarnaast was het ook niet Griffiths bedoeling om een guerillabeweging op te richten, maar wel om druk uit te oefenen op het politieke gebeuren.

 

Al werden er nu en dan successen geboekt inzake taal- en godsdienstrechten, het Ierse volk en dan vooral de arbeidersklasse was en bleef straatarm. In tegenstelling tot hun Engelse collega’s hadden de Ierse arbeiders ook ggen staking- of verenigingsrecht. De nationalisten waren daarenboven niet echt geïntersseerd in de noden van de arbeidersklasse afgezien van een aantal humanitair-christelijke aspecten.

 

De eerste voorvechter van de Ierse arbeidersklasse was James Larkin. Na lange tijd in Engeland gewerkt te hebben, waar hijhet voortdurend aan de stok had met zijn werkgevers, trok hij terug naar Belfast en organiseerde er de Trade Unions naar Engels model. Hij was een geboren agitator en spotte op een snijdende  manier met de ordestrijdkrachten, de Britten en de Ulsterse protestantse oligarchie. Larkin was niet enkel een socialist maar ook een overtuigde Ierse nationalist en hij opende meeting altijd met “the rising of the man”, het strijdlied van de Fenians. Zijn doel vatte hij als volgt samen: hij wilde de wedergeboorte van het Ierse volk in een oud-Iers sociaal gemenebest.

 

Al even belangrijk en vooral veel beroemder was James Connolly, wiens naam veel opduikt in tal van sagen, gedichten en strijdliederen. Connolly was een overtuigde marxist en een al even overtuigde nationalist, wat resulteerde in de oprichting van de Irish Socialist Republican Party. Die ISRP en Sinn Fein kregen het meer dan eens aan de stok met elkaar. De ene verweet de andere een slaaf te zijn van het kapitalisme, terwijl de andere dan weer de toenadering tot de arbeidersklasse van de vijand  (de Engelse) verweet. Het is ook aan Connolly te danken dat Ierland als afzonderlijke natie werd behandeld op het interationaal socialistisch congres in Parijs in 1900. De man had wel zo zijn eigen opvattingen over het socialisme in Ierland en was bijvoorbeeld scherp gekant tegen de aanvallen van de arbeidersbeweging op een aantal christelijke deugden en de kerk in het algemeen. Het concept democratie was voor hem niet het Engelse model, maar wel de ontwikkeling van de  beste Ierse tradities. Kortom, Connolly was voor een volksnationaal socialisme of socialistisch nationalisme, gericht tegen de Engelse bourgeoisie die het Ierse volk uitzoog, geen sociale zin had en de Ierse tradities kapotmaakte.

 

Het is in die hele periode van anti-kapitalisme en anti-Engelse strijd dat zich de kiem van het IRA ontwikkelde.

Connolly en Larkin richtten namelijk de Citizen Army op, een vakbondsmilitie die weerstand moest bieden aan de Ulster Volunteers, de protestantse burgerwacht. De commandant van deze vakbondsmilitie was Jack White, een protestantse Ier.

Begin 1914 was de Citizen Army uiteindelijk “kampfbereit”. De leden droegen groene uniformen met het embleem van de Transportarbeidersbond en met een kenteken dat een rode hand voorstelde, het oude symbool van het Keltische koningsgeslacht van de O’Neills en nu het symbool van de provincie Ulster.

 

Het andere deel van de kiem van het IRA waren de Irish Volunteers, opgericht door een van de meest geliefde nationalisten uit de Ierse vrijheidsstrijd, namelijk Padraig Pearse. Pearse was een romanticus, dichter en opzweper. Het is ook hij die de geschiedenisboeken is ingegaan als de leider van de Paasopstand van 1916. Tijdens mijn bezoek aan zijn huis juist buiten Dublin, vond ik er documenten over zijn verblijf in Vlaanderen waar hij de taalproblematiek bestudeerde.

De commandant van deze Irish Volunteers was een protestantse professor en bestuurslid van de Gaelic League, Eoin Mc Neill.

 

Toen de eerste wereldoorlog uitbrak, was het Ierse nationalistische kamp verdeeld over de te volgen tactiek. De gematigde nationalisten van Redmond riepen op om mee te vechten met de Britten. In ruil hiervoor hadden de Britten zelfs Home Rule (zelfbestuur) beloofd na de oorlog. De radicale nationalisten daarentegen vertrouwden de Britten absoluut niet en wilden onmiddellijk zelfbestuur. Zij riepen op om niet mee te vechten (“Let Englishmen fight English wars”). Iets later werd de tactiek van de radicalen zelfs verscherpt en luidde het motto “England’s difficulties are Ireland’s opportunities”, een oude slogan van Wolfe Tone. Dit ging zelfs zo ver dat de radicalen contact zochten met de Duitsers om wapens en munitie te kopen.

 

De Irish Volunteers hadden qua getalsterkte het meest te lijden onder de nationalistische verdeeldheid. Traditiegetrouw zaten er ook vele militanten van Redmond’s partij bij de Volunteers. Toen echter de leiding van de Volunteers een opstand voorbereidde, trok Redmond zijn militanten terug en vormde de National Volunteers die naar het front trokken als Ierse regimenten van het Britse leger en waarvan er velen sneuvelden in “Flander’s Fields” (Ierse folktitel). De overige Irish Volunteers , zo’n tienduizend (de National Volunteers telden 150.000 man), maakten zich klaar voor een opstand tegen het Britse gezag.

 

De sfeer in Ierland was destijds gespannen. De gematigde nationalisten en met hen de meerderheid van het volk, kozen de zijde van de Engelsen. Dit was raar genoeg niets nieuws. Een flinke brok Britse imperiale geschiedenis is geschreven met de hulp van  Ierse regimenten. De vergoedingen die hun echtgenotes kregen waren hier zeker niet vreemd aan. Doch de radicalen zagen het anders en zij hielden op 25 oktober 1914 een grote fakkeltocht door Dublin waarbij enorme spandoeken werden meegedragen met de slogan “WE SERVE NEITHER KING NOR KAISER, BUT IRELAND !” Dit vatte zowat de radicale attitude samen.

 

Op 25 april 1916, in volle wereldoorlog, begon de bekendste opstand uit de Ierse geschiedenis, de Easter Rising of Paasopstand. Een handjevol radicalen bestaande uit zowel de Irish Volunteers als de Citizen Army bezetten toen het centraal postkantoor van Dublin in O’Connellstreet. Hun leiders waren Pearse en Connolly. Dit allegaartje noemde zich in een pamflet de Irish Republican Army. Ze riepen de onafhankelijke republiek Ierland uit, bestaande uit heel het eiland (dus alle 32 counties, ook de 6 die nu Noord-Ierland vormen).

 

Een aantal andere strategische plekken werd eveneens bezet. Een bataljon o.l.v. Edward Daly nam het gerechtsgebouw in, een ander bataljon o.l.v. Thomas Mc Donagh en gravin Markiewicz bezetten een aantal fabrieken. De spoorlijnen werden bezet door de latere IRA opperbevelhebber Cathal Brugha en Eamon Ceannt.

 

Doch het volk reageerde niet, integendeel, het volk jouwde vele opstandelingen uit omdat hun zonen in Vlaanderen en Frankrijk sneuvelden terwijl een aantal oproerkraaiers hen hier quasi in de rug aanviel. Het Britse leger arriveerde in vol ornaat met zo’n 20.000 soldaten en dat tegenover maximaal 1000 a 2000 rebellen. Het zag er niet goed uit en na vijf dagen was het avontuur afgelopen en werden de meeste leiders opgepakt.

 

Deze opstand had een zoveelste kunnen worden in de lange reeks van Ierse pogingen om van onder het Britse gezag vandaan te geraken., ware het niet dat de Britten te furieus optraden. Ze executeerden namelijk alle leiders, de zwaargewonde Connolly zelfs op zijn ziekenbed en zorgden zo voor een golf van verontwaardiging bij de Ieren. Deze waren misschien wel tegen een opstand op dat moment maar bleven sympathiseren met de twee geliefde en gerespecteerde leiders Pearse en Connolly.

 

Zelfs in het buitenland kreeg men sympathie voor deze vrijheidsstrijders en een litterair journalist van de Londense Daily News vergeleek hen met andere vrijheidsstrijders en eiste zowaar de onafhankelijkheid van Ierland. Deze journalist was de toen nog onbekende George Bernard Shaw.

 

Eamon De Valera, die ook een van de bataljonscommandanten was tijdens de opstand, werd niet terechtgesteld omdat hij een  Amerikaans staatsburger was. Het was dan ook De Valera die de nieuwe voorman werd van de radicalen en zowat de hele 20e eeuw domineerde in de Ierse politiek.

Ook Michael Collins werd een geliefd figuur. Het was hij die het IRA uitbouwde tot een effeciënte clandestiene beweging en de Britse inlichtingendienst op hun eigen terrein versloeg met behulp van informanten.

 

Wie na de opstand het meest van deze nieuwe radicale sfeer profiteerde  was Sinn Fein. Voor en tijdens de opstand was hun rol nochtans redelijk beperkt.

De partij groepeerde na de eerste wereldoorlog zowat alle radicalen uit de meest verschillende hoeken. Ook de socialisten van de Connolly-lijn sloten zich aan waardoor de partij meer aandacht begon te schenken aan de arbeidersklasse. De leider werd zoals verwacht Eamon De Valera, een halve Spanjaard en Amerikaan en een van de hoofdfiguren van  de Irish Volunteers. Deze laatsten hadden intussen hun naam al veranderd in IRISH REPUBLICAN ARMY en van toen af aan waren IRA en Sinn Fein aan elkaar gelinkt.

Het geld voor deze radicalen kwam nog steeds hoofdzakelijk van de Ierse gemeenschap uit de VS waar de organisatie Clan na Gael de meest toonaangevende geldschieter was.

 

De acties van het IRA waren zo desastreus voor de Britten dat ze in allereil hun meest beruchte soldaten naar Ierland stuurden om de orde te herstellen. Deze soldaten werden de Black and Tans genoemd naar de kleur van hun uniformen. Deze eenheden hadden allerlei speciale onderscheidingen verworven aan het front en waren al dra snel gehaat omwille van hun hardhandig optreden. Naar aanleiding hiervan verhardde ook het IRA haar acties waardoor men van een echte oorlog kon spreken die nu nog altijd bekend staat als de Tan War (1919->1921).

De meest opmerkelijke represaille van de Black and Tans is mooi in beeld gebracht door de film “Michael Collins” . Daar zie je hoe (waargebeurd) pantserwagens op een zondagnamiddag het voetbalstadion van Dublin binnenrijden en zonder waarschuwing op de talrijke toeschouwers beginnen te schieten met twaalf doden als resultaat.

 

Maar het IRA bleef onverminderd doorvechten en spoorde het Ierse volk aan tot ongehoorzaamheid wat zodanig lukte dat het land tijdens deze oorlog in complete anarchie werd ondergedompeld.

Sinn Fein had ondertussen al een ondergrondse regering gevormd en het IRA als officieel Iers leger aangesteld. In die tijd telde het IRA tienduizenden soldaten.

 

Ook Irish Labour, de socialistische partij, steunde de rebellen openlijk en had zelfs met de verkiezingen van 1918 geen kandidaten naar voor geschoven om zo Sinn Fein aan een maximum van de stemmen te helpen.

 

De nieuwe Britse premier Lloyd George zag in dat de situatie uitzichtsloos was en voor de allereerste keer in de geschiedenis van de Ierse strijd waren het de Britten die op onderhandelingen aanstuurden. Deze historische onderhandelingen begonnen in 1921.

 

Eamon De Valera nam zelf niet deel aan deze onderhandelingen omdat hij vreesde voor zijn positie in Ierland. In zijn plaats werd Michael Collins delegatiehoofd wat opmerkelijk was voor een man die in feite geen politicus was.

Daarbij moet het voor de Britten wel erg vervelend geweest zijn om Collins die daags voordien nog de meest gezochte man van het Britse rijk was, officieel te ontvangen in London.

 

Het uiteindelijke resultaat was de oprichting van de Saorstat Eireann (de Ierse Vrijstaat). Ierland kreeg dus een soort Dominion-statuut zoals Canada destijds.

Men had dus wel zijn eigen parlement maar men moest trouw blijven zweren aan het Britse koningshuis.

Daarnaast bleef het Britse leger garnizoenen behouden in vier Ierse havens en ... het noorden van Ierland werd afgescheurd van de rest en bleef volledig onder Brits gezag.

Dit betekend dat 6 (Antrim,Tyrone,Fermanagh,Down,Derry en Armagh) van de 32 Ierse counties volledig in Britse handen bleef. Deze 6 liggen in de provincie Ulster dat in feite 9 counties telt maar toch wordt Noord-Ierland veelal Ulster genoemd door de unionisten. Ierland was dus geen onafhankelijke republiek geworden en dat zorgde voor een fikse rel binnen Sinn Fein en de Dail Eireann, het Ierse parlement.

De Valera was tegen het akkoord, Collins verdedigde het samen met Arthur Griffith.

Het werd uiteindelijk goedgekeurd door het parlement en ook de daaropvolgende verkiezingsuitslag toonde aan dat een meerderheid van de bevolking tevreden was. De verdeeldheid bij Sinn Fein had echter diepe wonden nagelaten en in 1922 werd een burgeroorlog onafwendbaar.

 

De situatie was trouwens zeer verwarrend tijdens deze Ierse broedertwist. Ierland telde maar liefst 4 regeringen en drie legers. Er was de Ulsters-protestantse regering, de Britse, de Vrijstaatregering van Collins en Griffith en de clandestiene republikeinse regering van De Valera die optrad voor geheel Ierland.

Je had daarnaast het Britse leger, het Vrijstaatleger en de republikeinse rebellen van De Valera (er waren ook nog de protestantse burgerwachten).

De rebellen bestonden uit het overgebleven deel van het IRA dat niet in het Vrijstaatleger was opgenomen. Daarom werden ze ook de Irregulars genoemd.

Aanvankelijk was deze burgeroorlog eerder een opeenvolging van pesterijen met wat heen-en-weers schieten maar al gauw moesten De Valera en zijn adjudant Cathal Brugha met lede ogen toekijken hoe in hun eigen gelederen de extremisten de overhand haalden en aanstuurden op een complete “herovering” van Ierland.

De Irregulars kregen echter weinig steun van de bevolking die na de eerste wereldoorlog en de Tan War het oorlogsgeweld meer dan beu waren. Dit wilde echter nog steeds niet zeggen dat ze anti-republikeins waren. Ook zij vonden de scheuring van het Ierse eiland een kaakslag maar dit werd volgens hen niet opgelost door Ieren op Ieren te laten schieten.

De realiteit was dat oude strijdmakkers het nu tegen elkaar opnamen en zelfs Michael Collins in een hinderlaag werd doodgeschoten.

 

In 1923 was de verschrikking voorbij toen het Vrijstaatleger, met Britse hulp, te machtig werd voor de rebellen.

Er werden verkiezingen uitgeschreven die de Vrijstaatregering wel de meerderheid gaven maar niettemin veel radicale republikeinen in het parlement bracht.

De regeringsleider werd Cosgrave en de oppositieleider De Valera.

 

Sinn Fein kreeg weer met interne spanningen te maken over de te volgen koers. Het IRA werd gereorganiseerd maar verichtte niet bijzonder veel tijdens het interbellum. Velen binnen Sinn Fein voelden zich gevangen in de partij door haar comprisloosheid.

Sinn Fein nam bijvoorbeeld haar zetels niet in omdat ze de Vrijstaat niet erkende en zeker geen eed van trouw wou zweren aan het Engelse koningshuis.

 

Op de Ard Fheis (landdag) van Sinn Fein in 1926 brak Eamon De Valera met het IRA en Sinn Fein en richtte Fianna Fail (“leger des noodlots”) op die wel wou zetelen in het parlement om zo de politiek te kunnen beïnvloeden.

De nieuwe partij had groot succes bij vele republikeinen en op 9 maart 1932 werd De Valera premier van de Ierse Vrijstaat in een coalitie met Labour.

Er werd een vooruitstrevende sociaal-ekonomische politiek gevoerd en in 1936 verbood hij het IRA als zijnde een ongrondwettelijke gewapende militie. Het IRA bleef echter bestaan.

 

Tijdens zijn regeerperiode kreeg De Valera voortdurend te maken met zowel aanvallen van links als van rechts. Rechts van hem stond Cosgrave, extreemrechts generaal O’Duffy, de leider van de National Guards, een fascistische militie. Links had je dan de republikeinse nationalisten maar ook allerlei revolutionaire bewegingen.

 

Tijdens de Spaanse burgeroorlog bijvoorbeeld wilde rechts dat Ierland Franco officieel steunde en werd het Christian Front opgericht om Franco moreel en financieel bij te staan. O’Duffy ging zelfs nog verder en bracht een Ierse vrijwilligersbrigade op de been om in Spanje te vechten.

Links daarentegen, republikeinen en communisten, steunden de Spaanse republikeinen en Baskische en Catalaanse nationalisten en stuurden zelf ook talrijke vrijwillgers naar Spanje. Ierland zelf bleef neutraal maar weigerde wel de Franco-regering te erkennen.

 

In 1937 werden de banden met het Verenigd Koninkrijk officieel doorbroken en werd de Saorstatt Eireann vervangen door Eire. Aanvankelijk reageerde de Britse regering hier niet gelukkig op maar in 1938 werden de plooien gladgestreken en werd De Valera’s positie hierdoor nog versterkt in de verkiezingen van ‘38.

 

Tijdens de tweede wereldoorlog bleef Eire neutraal.

Toen de Luftwaffe “per ongeluk” Dublin had gebombardeerd, protesteerde De Valera fel en Berlijn bood zijn excuses aan.

Toen Belfast gebombardeerd werd (dat wel officieel deel uitmaakte van het oorlogvoerende Verenigd Koninkrijk), liet De Valera de brandweer van Dublin uitrukken om de “volksgenoten” te helpen.

Toen de geallieerde overwinning nabij was, bleef De Valera pijnlijk neutraal en betuigde de Ierse regering haar wel zeer officiële deelneming bij de dood (zelfmoord) van het Duitse staatshoofd in 1945 !

 

In de verkiezingen van 1943 leed Fianna Fail haar eerste nederlaag en was het Cosgrave’s opvolger Mulcahy die het roer overnam.

Vijf jaar later zakte Fianna Fail nog verder weg en kwam er een theoretisch onwerkbare coalitie tot stand tussen Mulcahy’s partij (het latere Fine Gael), Labour en Clan na Poblachta, een nieuwe radicale republikeinse partij.

De nieuwe premier werd John Costello.

Costello was de man die in 1949 de republiek uitriep en uit het Commonwealth stapte. De Britten waren hier niet rouwig om en stuurden zelfs felicitaties.

 

Hier eindigt het algemeen overzicht van de Ierse geschiedenis dat ondanks zijn onvolledigheid toch aan de lezer een achtergrond moet bieden voor de problematiek.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende