„Rom dagegen hat mich richtig ergriffen”. Een onderzoek naar het gebruik van de antieke Oudheid door Adolf Hitler in Mein Kampf en de Tischgespräche. (Stijn Gevaert)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk II: Hitler, een levensoverzicht

 

0. Inleiding

 

Om een studie te maken over een bepaalde auteur die het verleden aanwendt in zijn werk, is het één van de belangrijkere taken van de historicus/filoloog om die auteur biografisch te schetsen. Dit is dan ook een heel belangrijk onderdeel van mijn verhandeling. Dit hoofdstuk handelt over het leven van Hitler. Uiteraard kunnen we niet zo ver gaan een exhaustieve biografie te schrijven. Wel proberen we te achterhalen wanneer en op welke manier Hitler met de geschiedenis van de Oudheid in contact kwam. Historische gebeurtenissen en data zijn hier wel niet essentieel. We zullen ze veeleer aanhalen als leidraad doorheen het leven van Hitler.

 

Het hoofddoel van de volgende pagina’s is een beeld weer te geven van Hitler als persoon en “student”. Het zwaartepunt van dit hoofdstuk ligt daarom vooral in de periode vanaf Hitlers leven in Linz tot zijn vertrek uit Wenen. Dit is volgens ons immers de meest vormende periode geweest voor Hitler, waarin hij op verschillende momenten intens met de Oudheid geconfronteerd werd. Een bijzondere klemtoon zal daarom gelegd worden op Hitlers schoolcarrière. Andere momenten, zoals de periode 1933-1945, zullen veel minder in detail behandeld worden, aangezien Hitlers leven tijdens deze periode volledig in beslag genomen werd door de nationale politiek en er daarom nog nauwelijks plaats was voor studie.

 

De bedoeling van dit hoofdstuk is niet alleen op zoek te gaan naar die momenten waarop Hitler met de Oudheid geconfronteerd werd, maar ook Hitlers leescultuur te onderzoeken. Onder leescultuur verstaan we dan vooral waarom en hoe hij las en welke thema’s hem het meest aanspraken.

 

De bronnen voor de periode tot 1914 berusten vooral op beschrijvingen uit Mein Kampf of ooggetuigenverslagen. Alle documenten uit deze periode met betrekking tot Hitler werden immers door de NSDAP vernietigd[28].

 

Voor de periode na 1914 zijn er veel meer documenten ter beschikking, aangezien dit de periode was waarin Hitler geleidelijk nationale bekendheid verwierf. Dat is het duidelijkste voor de periode van Hitlers alleenheerschappij, 1933-1945. Hierbij stelt zich wel een probleem van een geheel andere aard, ondanks de overvloed aan bronnenmateriaal: Hitlers privé-leven viel grotendeels samen met zijn publiek leven. Hitler was één met de Führer, de charismatische leider van het Duitse volk. Het grote probleem is dat we dus voor die periode minder met het private leven geconfronteerd worden dan de periode voorheen.

 

Het ooggetuigenverslag dat hier gebruikt wordt voor de periode te Linz en zijn eerste jaar in Wenen, is van de hand van August Kubizek, een jeugdvriend van Hitler uit Linz, die ongeveer 3 jaar met Hitler doorgebracht heeft[29]. De nauwkeurigheid en oprechtheid van zijn verslag worden dikwijls betwist. Veelal gaat het om passages waarin Kubizek zich probeert te rechtvaardigen of zich van bepaalde visies van Hitler wil distantiëren. Andere mogelijke fouten zijn de beschrijvingen van Kubizek over bepaalde momenten die ze samen beleefd hebben en later cruciaal bleken voor Hitlers visie of latere politieke ontplooiing. De interpretatie van deze passages dient dan ook met een kritische bril te gebeuren, aangezien Kubizek graag het belang van die momenten overschat.

Onze mening is dat Kubizeks getuigenis wel degelijk een heel belangrijke bron is voor die periode, aangezien we niet gaan zoeken naar de elementen die Hitler ertoe aangezet hebben om dictator te worden of om over te gaan tot de vernietiging van het jodendom. Dikwijls gaat het in dit hoofdstuk over die bepaalde elementen, waar Kubizek geen enkel voor- of nadeel kon uithalen, die voor ons van belang zijn. Zo bijvoorbeeld de passages over Hitlers leesgedrag of over Hitlers karakter.

 

Dit hoofdstuk geeft eerst een chronologisch overzicht van Hitlers leven, om vervolgens dieper in te gaan op bepaalde aspecten ervan. Die aspecten zijn achtereenvolgens Hitlers karakter, ideologie en leescultuur.

 

 

1. Jeugd (1889-1914)

 

1.1. De periode in Linz (1889-1908)

 

1.1.1. Hitlers familiegeschiedenis

 

Adolf Hitler is geboren op 20 april 1889 in Braunau am Inn in Oostenrijk-Hongarije. Zijn vader, Alois Schicklgruber, droeg aanvankelijk de naam van zijn moeder, Anna Maria Schicklgruber, aangezien zijn vader niet gekend was. Anna Maria Schicklgruber trouwde daarom op 42-jarige leeftijd met Johann Georg Hiedler. Na Johann Georgs dood heeft zijn broer, Johann Nepomuk Hiedler, Alois opgevoed samen met zijn drie dochters. De oudste dochter was Johanna, die moeder werd van Klara. Klara werd later Alois Schicklgrubers derde vrouw[30]. Voor dit huwelijk had Alois zelfs een bijzondere pauselijke toelating nodig. Adolf Hitler was Alois’ vierde kind (de drie kinderen voor Hitler waren al allemaal gestorven voor zijn geboorte)[31]. In totaal had Klara Pölzl zes bevallingen gehad, waarvan slechts drie kinderen de eerste jaren overleefden.

De naam Hitler komt pas voor in 1876, wanneer Alois Schicklgruber zijn naam veranderde in Alois Hitler[32].

 

Wanneer Hitlers vader, Alois Hitler, pensioen nam als douanebeambte, verhuisde de hele familie naar Linz, de hoofdstad van Opper-Oostenrijk. Deze stad was al in de Oudheid een kruispunt van handelswegen. Tijdens Hitlers jeugd telde Linz ongeveer 68.000 inwoners[33].

 

De eerste jaren in Linz waren voor Hitler zeer ongelukkige jaren. Zijn jongere broer, Edmund stierf al in 1900, terwijl zijn vader nauwelijks enkele jaren later stierf op 66-jarige leeftijd (3 januari 1903). Klara Pölzl bleef achter met twee kinderen, Adolf en Paula. Daarnaast moest ze nu ook alleen haar zuster, Johanna, een gebochelde en verstandelijk gehandicapte vrouw, verzorgen[34]. Hitler zelf was pas veertien jaar.

 

Nauwelijks vier jaar later (21 december 1907) stierf ook zijn moeder, Klara, op 47-jarige leeftijd. Vooral dit overlijden was voor Hitler een grote opdoffer. Hitler had immers een veel nauwere band met zijn moeder dan met zijn vader. In Wenen liep hij bijvoorbeeld altijd met haar foto op zak. Zelfs toen hij zelfmoord pleegde in 1945 had hij haar foto bij[35].

 

1.1.2. Hitlers schoolperiode

 

Naast deze familiale tegenslagen, was ook Hitlers schoolperiode allesbehalve succesvol.

Hitler begon nochtans zijn schoolperiode relatief goed. In mei 1895 ging Hitler als zesjarige naar de dorpsschool van Fischlham. Hitler haalde hier hoge cijfers voor zijn vakken, alsook voor zijn vlijt en gedrag[36]. Hitler liep hier slechts twee jaar school, aangezien zijn ouders verhuisden naar Lambach in 1897[37]. Ook op de nieuwe school was Hitler nog altijd een vlijtige student[38]. Hij haalde er voor alle vakken tien op tien[39]. Door een nieuwe verhuizing op het einde van 1898 naar Leonding moest Hitler opnieuw naar een andere dorpsschool. In 1900 besliste zijn vader uiteindelijk dat Hitler beambte zou worden. Zijn vader koos daarom voor de Realschule in Linz, omdat hij het onderwijs in het gymnasium onpraktisch vond. De Realschule schonk namelijk minder aandacht aan geschiedenis en klassieke talen, maar was toch een goede voorbereiding op het hoger onderwijs[40]. Hitlers eindresultaten waren echter niet goed. Hij had een onvoldoende voor wiskunde en natuurkennis[41] en moest het jaar blijven zitten. De jaren daarna presteerde Hitler beter, maar nog altijd niet voldoende. In 1902-1903 mocht hij bijvoorbeeld overgaan, als hij slaagde voor zijn herexamen wiskunde. Het jaar nadien had hij opnieuw een onvoldoende, ditmaal voor Frans. Opnieuw volgde een herexamen, maar ondanks het feit dat Hitler slaagde voor dit examen, moest hij toch van school veranderen[42].

Hitlers lievelingsleraar in de Realschule van Linz was Leopold Poetsch. Hij doceerde Hitler in zijn eerste jaar aardrijkskunde en in zijn tweede en derde jaar geschiedenis. Die geschiedenislessen waren voor Hitlers toekomst zeer belangrijk.

Ze waren immers sterk Duits gericht en behandelden de periode vanaf de Germaanse tijd tot de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Deze leraar was ook verantwoordelijk voor de schoolbibliotheek, waar Hitler dikwijls boeken kwam ontlenen[43].

Hitlers volgende school was in Steyr, maar omdat de afstand zo groot was, moest hij daar tijdens de week overnachten De kosten hiervoor waren zo groot dat Hitlers gezin opnieuw moest verhuizen (ondertussen was zijn vader ook al gestorven)[44]. Hier waren zijn resultaten nog slechter. In het eerste semester had Hitler had enkel hoge cijfers voor gymnastiek en tekenen. Voor godsdienst, aardrijkskunde, geschiedenis en scheikunde had hij net voldoende, voor Duits, wiskunde en het keuzevak stenografie had hij onvoldoendes. Als zijn resultaten in het tweede semester niet zouden verbeteren, zou hij het jaar moeten overdoen. Het resultaat was dat Hitler enkel nog voor meetkunde een herexamen had, maar na zijn herexamen toch geslaagd was voor dit jaar[45]. Hitler was het schoolleven echter beu en verliet de school te Steyr toen hij zestien jaar was (september 1905). Hitler heeft dus nooit een officieel schooldiploma gehad.

De redenen voor zijn schoolverlaten waren veelvoudig. Een eerste reden was een conflict tussen Hitler en zijn vader, die wilde dat Hitler ook ambtenaar werd. Hitler had daarentegen al zijn zinnen gezet op het schilderen. Een andere reden is dat volgens Hitler de school totaal niet belangrijk was. Hij haatte de school en het schoollopen omdat het je in “leeglopers” veranderde (vermoedelijk tengevolge van zijn herexamens en zijn slechte prestaties).

 

Hitler besloot dan maar zijn leven te wijden aan de kunst. Zo schreef hij dikwijls gedichtjes die hij altijd bij zich droeg in een zwart boekje[46].

De kunstvormen die bij Hitler de grootste interesse wegdroegen waren de schilderkunst, muziek en architectuur. Schilderen was een grote hobby van hem, maar zijn grootste liefde was architectuur. De stijl die hij hierin het meest prefereerde was de Italiaanse Renaissance[47]. Muziek heeft Hitler slechts zeer kort beoefend, maar hij stopte zijn pianolessen toen zijn moeder gehospitaliseerd werd[48]. Als toeschouwer heeft Hitler wel vele opera’s kunnen meemaken. Eén van die opera’s was volgens Kubizek de aanzet voor Hitlers politieke carrière.

 

Het was Rienzi, een opera van Wagner, Hitlers favoriete componist. Deze opera handelt over Cola di Rienzi, de zoon van een cafébaas, die tribuun werd van Rome in de veertiende eeuw. Als volkstribuun herenigde hij Italië, maar stierf later bij een opstand[49]. Kubizek beweert dat Hitler Rienzi als zijn grote voorbeeld zag. Ook hij wilde een mandaat van het volk krijgen[50].

 

1.1.3. Twee jaren van bezinning

 

De twee jaren die volgden op zijn schoolverlaten, hing Hitler rond in Linz. In mei 1906 mocht hij van zijn moeder voor twee maanden naar Wenen. Tijdens deze reis raakte Hitler ervan overtuigd om aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Wenen schilder te worden. Tijdens een tweede verblijf in Wenen, begin september 1907, probeerde hij dan een eerste keer het ingangsexamen aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Hitler raakte door de eerste selectie, maar faalde voor de daaropvolgende examens, ondanks de lessen die hij gevolgd had in een erg dure privé-school[51]. Hierop keerde hij terug naar Linz, waar de dood van zijn moeder zijn leven drastisch veranderde.

 

Twee maanden na haar dood beslist hij definitief naar Wenen te gaan waar hij met zijn vriend, August Kubizek later een kamer huurde. Deze Kubizek is één van de belangrijkere bronnen voor Hitlers leven in Linz en zijn eerste jaar in Wenen. Ze leerden elkaar kennen in 1904 in de opera te Linz, waar Hitler toen al een zeer hevig fan van was.

 

Linz is voor Hitler altijd een zeer belangrijke stad geweest. Wanneer Hitler dictator van Duitsland was wou hij van Linz een kunstcentrum maken, dat de tegenpool van Wenen moest zijn. Dit idee werd vooral versterkt door Hitlers reis naar Rome in 1938, waar hij danig onder de indruk gekomen was van de rijkdom van de Italiaanse musea. Hitlers besluit stond vast: hij zou van Linz een Duits Rome maken[52]. Eén van de grootste projecten in de stad was het Kunstmuseum, waarvoor tussen april 1943 en maart 1944 881 kunstwerken werden aangekocht[53].

 

1.2. De periode in Wenen en München (1908-1914)

 

1.2.1. Wenen

 

De reden voor Hitlers vertrek naar Wenen was, naast het feit dat sinds zijn beide ouders gestorven waren, de band met Linz veel kleiner geworden was, vooral dat Wenen hét toenmalige cultuurcentrum was. Linz zelf kon Hitler namelijk geen voldoening meer schenken.

Toen Hitler in februari 1908 aankwam in Wenen, had hij volgens Kubizek vier zware koffers mee, praktisch vol boeken. Ook tijdens zijn verblijf in Wenen, besteedde hij het grootste deel van zijn budget aan boeken[54].

In Wenen aangekomen probeerde Hitler een tweede keer voor het ingangsexamen aan de Academie van Schone Kunsten in Wenen te slagen, maar hij mislukte opnieuw. Hitler gaf echter zijn droom niet op en besloot het over een andere boeg te gooien en wou op zichzelf de studie aanvatten van architect (de academische opleiding kon hij niet volgen, want daar was immers een diploma voor vereist). Volgens Kubizek gebeurde dit met een ongelooflijke ijver en doorzettingsvermogen, en betrok Hitler er alles in, wat maar een klein beetje met architectuur te maken had[55]. Hitler zou dan ook een fantastisch geheugen gehad hebben.

 

Aanvankelijk woonde Hitler dus samen bij Kubizek in de Stumpergasse 31, maar Hitler was veel te arm om de huur te kunnen blijven betalen (bovendien had hij geen vast inkomen, behalve een zeer klein bedrag afkomstig van de erfenis van zijn vader). Hitler vertrok uit de Stumpergasse, zonder een adres achter te laten voor zijn beste vriend, Kubizek.

De vijf jaren die hierop volgden leefde hij als zwerver en in zeer grote armoede. Hitler verhuisde constant en telkens naar goedkopere kamers. Het dieptepunt was rond Kerstmis 1909, wanneer Hitler opgevangen werd in het tehuis voor daklozen. Hier kwam hij in contact met Reinhold Hanisch die samen met Hitler het plan opvatte om postkaartjes te maken voor toeristen, die Hitler zou schilderen en Hanisch aan de man brengen zou[56]. Deze commerciële vriendschap zou zeven maanden duren[57].

Eindelijk begon Hitlers leven weer een beetje zin te krijgen, nu hij van schilderen zijn beroep kon maken. Voor de eerste keer in zijn leven kon Hitler echt volledig in zijn onderhoud voorzien door zelf te werken[58].

Hitler schilderde in deze periode kaartjes voor toeristen, die hij kopieerde van andere kaartjes. Deze kaartjes werden aan zeer lage prijzen verkocht, aangezien de kwaliteit ervan zeer laag was[59]. Door die opbrengst en een gift van zijn tante kon Hitler gaan wonen in het tehuis voor mannen, waar Hitler de rest van zijn periode te Wenen verbleef.

 

Hitler werd in Wenen voor de eerste maal direct met politiek geconfronteerd[60]. De eerste twee jaar was Hitler namelijk een frequente bezoeker van het Weense Parlement. Daar begon Hitlers bewondering voor Lueger, de leider van de Christelijke Sociale Partij en burgemeester van Wenen. Vooral de manier waarop hij de massa kon beheersen, kon op de goedkeuring van Hitler rekenen[61].

 

Toch was Hitler Wenen na vijf jaar al lang beu. Hij had er geen zicht op zijn toekomst en wist dat hij er nooit een carrière zou maken als kunstschilder. Zijn nieuwe droom lag daarom in München. Op 24 mei 1913 vertrok hij uit het tehuis in Wenen.

Twee belangrijke redenen lagen aan de basis van dit “plotse” vertrek. Ten eerste had Hitler eindelijk aanspraak op een aandeel van de erfenis van zijn vader. De tweede reden was echter van een dringendere aard. Hitler had namelijk in 1909 geweigerd zich te melden voor militaire dienst in het Oostenrijkse leger. Hij had al drie jaar de Oostenrijkse autoriteiten kunnen ontvluchten en hoopte als 24-jarige veilig naar Duitsland te kunnen gaan[62].

 

1.2.2. München

 

Toen Hitler aankwam in München op 25 mei 1913, liet hij zich registreren als staatloos, om niet opgespoord te kunnen worden door de Oostenrijkse autoriteiten omwille van zijn dienstweigering[63]. De 15 maanden die Hitler in München was, noemde Hitler later de gelukkigste periode van zijn leven. München was namelijk vóór de Eerste Wereldoorlog het centrum van culturele vernieuwing, samen met Parijs, Wenen en Berlijn[64].

Bovendien bleef Hitler ook hier prentbriefkaarten kopiëren om aan de man te brengen in cafés, waardoor hij over een redelijk inkomen beschikte[65]. In München raakte Hitler ervan overtuigd dat hij nooit kunstschilder zou worden, voor hem was schilderen nog louter een bron van inkomsten[66].

Er kwam echter al gauw een einde aan de “gelukkigste periode van zijn leven” in januari 1914, wanneer Hitler opgepakt werd door de politie van München om zich in Linz te gaan melden[67]. Hitler werd echter niet geschikt bevonden voor zijn legerdienst, waardoor hij vrijgesteld werd, maar wanneer op 1 augustus de Eerste Wereldoorlog uitbrak, ging Hitler na ongeveer twee weken zich al aanbieden als vrijwilliger in het Beierse Leger[68].

 

 

2. De Eerste Wereldoorlog (1914-18)

 

Hitler begon als gewoon soldaat in de Eerste Wereldoorlog bij de 16de Beierse Reserve Infanterie, maar werd in 1917 korporaal. Zijn taak was vooral in de voorste linies boodschappen brengen tussen de verschillende hoofdkwartieren in Vlaanderen. Hij werd hiervoor twee maal beloond. In december 1914 al kreeg hij het IJzeren kruis, 2de klasse. Later, op 4 augustus 1918, kreeg hij het IJzeren kruis, 1ste klasse, een medaille die slechts zelden aan een korporaal gegeven werd. Toch werd hij niet geschikt geacht voor promotie omdat hij niet over de nodige leiderscapaciteiten beschikte. Voor Hitler was dit opnieuw één van de meest onvergetelijke en prachtigste periodes van zijn leven[69].

In de loopgraven zelf dacht Hitler erover na om na de oorlog ofwel architect te worden, ofwel politicus[70]. Hij koos uiteindelijk voor het laatste toen hij in het hospitaal lag en de nederlaag van Duitsland vernam.

Twee keer werd Hitler in het hospitaal opgenomen. Een eerste keer in oktober 1916, toen hij gekwetst was door granaatscherven, en een tweede keer op 15 oktober 1918, ten gevolge van mosterdgas, door de Britten afgevuurd[71]. Het nieuws van de nederlaag en de opstand kwam Hitler dan te weten in een hospitaal in Pommeren, waar hij aan het recupereren was[72].

 

Ook in de oorlog bleef Hitler literair actief. Hitler zelf beweerde dat hij Schopenhauer gelezen had in de loopgraven. Ook Homeros zou hij nog gelezen hebben tijdens de Eerste Wereldoorlog[73].

 

 

3. De weg naar de macht (1918-1933)

 

3.1. De machtsgroei (1918-1923)

 

De Duitse nederlaag en de matrozenopstand wakkerden Hitlers haat fel op. Vooral het verdrag van Versailles (28/06/1919) werd constant door hem gehekeld en was één van de oorzaken van Hitlers politieke activiteit.

 

Na de oorlog bleef Hitler dienst doen voor het leger als politiek informant en onderzocht hij binnen dit kader extreme politieke groeperingen in München. Hij diende zelfs nog tot 31 maart 1920[74]. Tijdens het uitoefenen van zijn onderzoek, leerde hij de Duitse Arbeiderspartij[75] kennen, toen nog onder leiding van Anton Drexler. In september 1919 werd Hitler dan ook lid van deze jonge groepering[76]. Al vlug werd hier duidelijk dat Hitler over zeer grote retorische talenten beschikte. Hitler wou al gauw deze beweging veranderen van een eerder bedeesde en weinig actieve “bende bierdrinkers” tot een echte strijdmacht. In zijn gedachten stond hij al aan de leiding van een massabeweging[77].

Het belang van Hitler voor deze partij bleek niet te onderschatten. Toen Hitler zelf in 1919 lid werd van de DAP, was hij het 55ste lid. In februari 1920 leverde hij al het partijprogramma en in april werd hij verantwoordelijke partijpropaganda. Tijdens hetzelfde jaar sprak hij meer dan dertig keer voor groot publiek. De gevolgen waren enorm. Op het einde van 1920 had de partij al 2000 leden en rond augustus 1921 al 3.300[78]. De komende jaren steeg het ledenaantal tal zelfs nog meer: in 1922 had de NSDAP 20.000 leden, in het jaar van Hitlers Putsch 55.000[79].

In juli 1921 werd Hitler uiteindelijk de absolute voorzitter (met onbeperkte machten) van de partij. In deze periode trok Hitler verschillende latere nazi-leiders aan zoals Alfred Rosenberg[80], Rudolf Hess, Hermann Göring en Julius Streicher.

 

Aanvankelijk had Hitler enkel regionale bekendheid. Zo werd naar hem verwezen in de Münchner Post in augustus 1920 als de hevigste van alle opruiers die in München ongenoegen veroorzaakten[81]. Pas na de mislukte Putsch van 1923 zou Hitler nationale bekendheid krijgen.

 

1923 was ook voor Hitler persoonlijk een prachtig jaar. Eind september werd Hitler ontvangen in het huis van Wagner en mocht hij lange tijd bij Wagners graf zitten nadenken. Bij dezelfde gelegenheid werd hij zelfs voorgesteld aan Houston Stewart Chamberlain, één van Hitlers grote inspirators, die een dochter van Wagner gehuwd had[82].

 

3.2. De Putsch en Hitlers gevangenschap (1923-1924)

 

Zoals gezegd kwam Hitlers nationale bekendheid pas bij de Putsch. Deze machtsgreep, die ongetwijfeld geïnspireerd werd door Mussolini’s mars op Rome van 1922, gebeurde op de avond van acht november 1923 onder leiding van Hitler en generaal Erich Ludendorff. De Putsch mislukte volledig en Hitler werd samen met zijn volgelingen gearresteerd. Het proces tegen Hitler begon op 26 februari 1924 en duurde 24 dagen.

Hitler werd veroordeeld wegens hoogverraad tot 5 jaar gevangenis[83], maar op 20 december 1924 werd hij al vrijgelaten. In totaal had hij maar negen maanden gezeten.

Deze gevangenisstraf zorgde voor een grondige mentaliteitswijziging bij Hitler. Hij beschouwde de Putsch en zijn gevangenschap niet als een mislukt feit, maar veeleer als een persoonlijke triomf: van provinciale rechtse partijleider, was hij immers een nationale figuur geworden, die tijdens zijn proces blijk gaf van een grandioos talent als spreker[84].

 

In gevangenschap dicteerde Hitler het eerste deel van Mein Kampf aan zijn secretaris, Rudolf Hess, en doceerde en discussieerde hij met de andere gevangen nazivolgelingen en zijn geregelde bezoekers over zijn ideeën[85]. Landsberg werd als het ware een Nazi ‘think tank’[86].

Tijdens zijn gevangenschap leefde Hitler in grote luxe. Hij had een grote kamer met een mooi uitzicht, kreeg enorm veel post en cadeaus en kreeg dagelijks meer bezoekers dan hij aankon. Onder zijn medegevangenen waren zelfs enkele vrijwilligers[87].

 

Toen Hitler vrij kwam werd hem wel nog een spreekverbod opgelegd (van maart 1925 tot maart 1927), hoewel hij nog kon spreken op gesloten partijbijeenkomsten[88]. Een maand na zijn vrijlating nam Hitler definitief afstand van zijn Oostenrijkse nationaliteit. Hij zou pas weer staatsburger worden op 26 februari 1932, wanneer hij aan de presidentsverkiezingen deelnam[89].

 

3.3. De “democratische” weg naar alleenheerschappij

 

Tijdens Hitlers gevangenschap werd de leiding van de partij overgedragen aan Alfred Rosenberg, maar hij kon niet voorkomen dat de partij in verschillende groeperingen uiteenviel[90]. Daarom had Hitler een grote concurrent binnen de nazi-beweging, toen hij uit gevangenschap terugkeerde.

Gregor Strasser stond aan het hoofd van de Noord-Duitse afdeling en wilde het programma van de partij herschrijven. Hitler kon dit voorkomen en wist Gregor Strasser uit te partij te stoten, zonder de steun van de Noord-Duitse afdeling te verliezen[91].

Toch kon de partij na Hitlers terugkeer niet de nodige aanhang verkrijgen. Tijdens de verkiezingen van 1928 had de NSDAP maar 2.6 % van de stemmen[92], vooral ten gevolge van de toenemende welvaart[93]. Nauwelijks twee jaar later zou het tij opnieuw keren. De Duitse economie deed het weer slecht, vooral ten gevolge van de Amerikaanse beurskrach van oktober 1929[94]. In 1930 steeg het verkiezingsresultaat tot 18,3 %[95]. In 1932 telde de partij al 800.000 leden en had ongeveer een half miljoen stormtroepen[96]. In hetzelfde jaar, stond Hitler uiteindelijk tegenover Hindenburg in de verkiezingsstrijd voor het presidentschap. Hitler won 36.8 % van de stemmen en werd net geen president.

 

Hitlers grootste overwinning kwam op 30 januari 1933, toen hij de verkiezingen voor de Reichstag won. Hierop aanvaardde Hindenburg Hitler als kanselier van Duitsland, in een kabinet met onder andere de Katholieke Centrumpartij, onder leiding van von Papen[97]. Deze dag was zo belangrijk voor de nazi-partij, dat Hitler zelfs overwoog de kalender te veranderen, om zo “het begin van de nieuwe wereldorde te markeren”[98].

 

Tijdens deze jaren worden we voor de eerste keer geconfronteerd met de twee grootste liefdes van Hitler, naast zijn moeder uiteraard. De eerste was Geli Raubal, Hitlers nichtje dat 19 jaar jonger was dan hem. Geli kwam in contact met Hitler in Obersalzberg, bij Berchtesgaden (waar Hitler woonde sinds 1928), waar haar moeder ingetrokken was om het huis schoon te maken. In 1929 verhuisde ze mee met Hitler naar een appartement en sindsdien verschenen ze regelmatig in het openbaar. Hitler was verliefd op haar, maar hij was zo bezitterig dat het meisje zelfmoord pleegde met Hitlers pistool in september 1931[99].

 

Een latere geliefde was Eva Braun, die 23 jaar jonger was dan Hitler. Ze was winkelbediende in de fotozaak van Hitlers persoonlijke fotograaf en leerde hem zo kennen. Eva werd Hitlers minnares en trok in 1936 bij Hitler in in zijn chalet Berghof, te Berchtesgaden. Vreemd genoeg was Hitlers relatie met haar zo verborgen, dat men pas van haar bestaan hoorde toen Hitler al zelfmoord gepleegd had[100].

 

 

4. Hitlers dictatuur (1933-1945)

 

4.1. Hitlers streven naar pangermanisme

 

De weg naar de dictatuur lag open na Hitlers verkiezing tot Rijkskanselier. Waar Mussolini drie jaar over gedaan had, vernietigde Hitler elke vorm van georganiseerde politieke oppositie in zes maanden tijd en deed hij elke vorm van (resterende) regionale autonomie teniet[101]. Toch had Hitler binnen zijn regering nog altijd te kampen met de conservatieve regering (slechts twee nazi’s, Göring en Frick zaten in de regering). De perfecte gelegenheid om zich van de conservatieven te ontdoen, viel al zeer vroeg tijdens Hitlers regering: op 27 februari 1933 werd de Reichstag in brand gestoken door Marinus van der Lubbe, een Nederlandse communist[102]. Het grote gevolg was de arrestatie van een massa communisten. Een ander belangrijk gevolg was het Reichstag Brand-decreet, dat de politie toeliet zonder rechtsvonnis mensen op te sluiten[103]. In de verkiezingen die hier zeer vlug op volgden (5 maart) wist de NSDAP zelfs 43.9 % van de stemmen te winnen[104].

 

Hitler aarzelde ook niet om in zijn eigen partij potentieel gevaarlijke elementen weg te snoeien. Het bekendste voorbeeld hiervan is de eliminatie van de SA (Sturmabteilung). Deze afdeling van de NSDAP stond onder leiding van Ernst Röhm, die aanvankelijk door Hitler verantwoordelijk werd gesteld om socialisten en communisten aan te vallen en partijbijeenkomsten te beschermen. Deze stoottroepen werden in augustus 1921 omgevormd tot de SA.

 

De oorzaak van het conflict tussen Hitler en SA is te vinden in de relatie tussen de SA en het leger. Het leger was immers meer dan noodzakelijk voor Hitler voor de verwezenlijking van zijn doeleinden. Maar de legerleiding vreesde ondergeschikt te worden aan de SA (die rond 1934 ongeveer 2.500.000 man telde). Deze vrees werd bevestigd door Röhms wens enkele duizenden SA’ers in het leger te brengen[105]. Hitlers moest dus de macht van de SA inperken opdat het leger hem trouw zou blijven[106]. Het buiten spel zetten van de SA gebeurde op de “Nacht van de Lange Messen” (30 juni 1934). Tijdens deze nacht werden tientallen SA-leiders gearresteerd en geëxecuteerd. Röhm zelf werd door Hitler persoonlijk gearresteerd.

Na 1934 werd de SA enkel nog gebruikt tegen bepaalde hulpeloze minderheden, en niet meer tegen de grote politieke opposities, dit allemaal ten voordele van het leger en de SS, die nu Hitlers praetoriaanse garde werd[107].

 

Hetzelfde jaar wist Hitler zich van de absolute macht in Duitsland te verzekeren door de dood van president Hindenburg op 2 augustus 1934. Hitler zag hierdoor de mogelijkheid om de beide ambten van president en rijkskanselier te combineren via een referendum. Onder andere door zijn presidentsschap was Hitler nu zeker van de steun van het leger, aangezien zij een eed van trouw aan de president dienden af te leggen[108].

 

De binnenlandse politiek nam in deze jaren geleidelijk af in belang voor Hitler. Nu hij dictator was, kon hij zich volop met de buitenlandse aangelegenheden bezighouden. Eén van die aangelegenheden was uiteraard de vereniging van alle Germaanse volkeren. Hitler ondernam verschillende stappen tot de eenmaking, die alle uiteindelijk bijgedragen hebben tot de Tweede Wereldoorlog.

 

Deze voorafgaandelijke periode wordt vooral gekenmerkt door Hitlers stoutmoedigheid. Constant verbrak hij verdragen en telkens opnieuw probeerde hij verder te gaan dan toegelaten: in oktober 1933 trad Duitsland uit de Volkerenbond en in januari tekende hij een niet-aanvalspact met Polen voor tien jaar[109]. In juni 1935 tekende hij een verdrag met Groot-Brittannië, waardoor Duitsland zich opnieuw kon bewapenen. In maart 1936 bezette hij opnieuw het Rijnland[110]. Hetzelfde jaar, in oktober, kwam de as Rome-Berlijn tot stand. Door al die diplomatieke regelingen kwam de Tweede Wereldoorlog almaar dichterbij.

De eerste echte bezetting was die van Oostenrijk, op 11 maart 1938. Op september 1938 mocht Hitler het Sudetenland bezetten, maar op 15 maart 1939 nam Hitler ook Tsjecho-Slowakije in en werden Bohemië en Moravië protectoraten van het Derde Rijk[111]. Op 23 augustus van hetzelfde jaar tekende Hitler met Stalin een niet-aanvalspact met geheime clausules die de verdeling van Polen inhielden.

Dit verdrag werd door buitenstaanders gepercipieerd als Hitlers afstandsname van zijn antibolsjewisme, maar beide partijen zagen dit niet-aanvalspact veeleer als “short-term pragmatic politics”[112].

Hitler viel uiteindelijk Polen binnen op 1 september, ondanks een verdrag van Groot-Brittannië en Frankrijk dat bij een agressie tegen de onafhankelijkheid van Polen beide staten zouden ingrijpen[113]. Groot-Brittannië stelde Hitler een ultimatum dat verliep op 3 september. Dezelfde dag nog verklaarden eerst Groot-Brittannië, enkele uren later ook Frankrijk, Duitsland de oorlog. Hitler zelf zwoer dat hij zijn oorlogskledij niet meer zou afdoen tot de overwinning van Duitsland aangebroken was. In het andere geval zou hij sterven[114].

 

4.2. De Tweede Wereldoorlog (1939-1945).

 

Aanvankelijk verliep de Tweede Wereldoorlog zeer voorspoedig voor Duitsland. In een zeer korte tijdsspanne veroverde Duitsland een groot deel van Europa. Dit was perfect voor Hitler. Hitlers grootste vrees voor deze oorlog was immers dat het een lange oorlog zou worden. Duitsland was daarvoor namelijk onvoldoende gewapend, zowel materieel als politiek en psychologisch. De tactiek die daarom aangewend werd, was er één van korte aanvallen, die gericht waren op één tegenstander tegelijk[115]. De grootste fout in de oorlog was misschien Hitlers aanval op Rusland, operatie Barbarossa, die begon op 22 juni 1941. Oorspronkelijk was deze oorlog gepland voor halverwege mei, maar Mussolini’s inval in Griekenland en Joegoslavië zorgde ervoor dat Hitler daar eerst zijn troepen moest concentreren[116].

Het uitstel van vijf weken werd Duitsland fataal, aangezien de Russische winter dit jaar vroeger viel dan normaal. Operatie Barbarossa werd de ondergang van vele Duitse en Russische soldaten. Tijdens ditzelfde jaar begon Duitsland bovendien met de massa-eliminatie van het joodse volk.

Precies rond deze periode situeren zich de Tischgespräche. Voor Hitler was het namelijk heel belangrijk om na de maaltijd met zijn gasten of vrienden te kunnen praten over bepaalde thema’s. Deze gesprekken gebeurden in zijn Führerhauptquartier waar Hitler bijna de hele oorlog ‘ondergedoken’ zat. In dat hoofdkwartier werden namelijk de meeste militaire plannen besproken en was ook zijn hele administratie ondergebracht.

 

Aan het einde van de zomer van 1942 had Duitsland het grootste gebied veroverd. Haar gebied strekte zich uit over heel het Europese continent en een deel van Afrika en Azië. Juist die grootte betekende de ondergang van het Duitse rijk. Duitsland was immers niet opgewassen voor een oorlog op drie continenten, en zeker niet voor zo’n lange duur[117]. 1942 was dan ook het jaar waarop de kansen keerden ten voordele van de Geallieerden.

 

Geleidelijk aan heroverden ze gebied op Duitsland tot op 6 juni 1944 de definitieve doodssteek gegeven werd. Op deze dag landden Amerikaanse en Britse troepen op de kust langs Normandië, vanwaar ze doorstootten tot in Duitsland. Vanaf april 1944 was Rusland al begonnen met haar herovering op Duitsland en de invasie langs het Oosten. Op 30 april 1945, wanneer de Geallieerden Duitsland al waren binnengetrokken, pleegde Hitler uiteindelijk zelfmoord in de bunker van de Rijkskanselarij in Berlijn, samen met Eva Braun, die daags voordien zijn echtgenote werd[118]. Op 7 mei 1945 tekende een Duitse delegatie de overgave.

 

Hitlers karakter veranderde drastisch tijdens deze oorlog. Tijdens de eerste maanden van de oorlog bezocht hij dikwijls het front, maar de periode nadien onttrok hij zich volledig aan de realiteit, “il n’a plus “vécu” cette guerre que par l’action des traits et de chiffres sur des paysages de papier”[119]. Ook publiek verscheen hij niet meer. Hitler zelf beweerde de vijf jaar van de oorlog zelfs geen enkel toneelstuk, concert of film gezien te hebben. Zijn enige bezighouding zou de oorlog geweest zijn[120].

 

 

5. Hitlers karakter

 

Op zeer jonge leeftijd had Hitler al een moeilijk en asociaal karakter. Zijn enige echte vriend, tijdens zijn leven te Linz en zijn eerste jaar te Wenen tenminste, Kubizek, verweet hij bijvoorbeeld teveel met anderen in contact te komen. Zelf had Hitler immers ook niemand anders nodig, behalve één vriend aan wie hij al zijn theorieën verkondigde. Kubizek beschreef Hitlers karakter zelfs toen al als zeer gewelddadig[121]. Andere karaktertrekken die door Kubizek aan Hitler worden toegeschreven zijn Hitlers aandacht voor zijn voorkomen: Hitler was al zeer vroeg heel welsprekend, haatte dialecten en hechtte een heel groot belang aan goede manieren en correct gedrag. Iets anders waar Hitler zich danig aan kon ergeren, was alles wat te maken had met lichaam en sport. Enkel van een wandeling kon hij wel genieten, vooral omwille van zijn band met de natuur[122]. In Mein Kampf treffen we deze afkeer van sport en beweging al niet meer aan.

 

Veel van deze karaktertrekken worden beaamd door I. Kershaw:

 

“Hitler’s personal habits were repetitive, conservative, but at the same time rather quirky. He held as far as possible to fixed daily routines, was near teetotal and (from the early 1930s onwards) vegetarian, did not smoke or drink coffee, and had a fetish for cleanliness which saw him washing with abnormal frequency. He needed little sleep, read avidly and widely (though unsystematically), and possessed an extraordinary memory for factual detail. He monopolised conversation with opinionated views on a wide range of subjects. On anything connected with history, art and architecture, he considered himself particularly expert. He was also especially interested in medicine and biology. His reliance upon his self-learning went hand in hand with an utter contempt for ‘intellectuals’ dependent upon a formal education. There is no doubt, however, that, though his knowledge was half-baked, one-sided and dogmatically inflexible, he was intelligent and sharp-witted.”[123]

 

Andere veel voorkomende karaktertrekken waren Hitlers afkeer van werk en gebrek aan organisatie. Toch kon Hitler zich zeer intens bezighouden met een aantal thema’s of gebeurtenissen. Hitler was ook een echte levensgenieter: zijn passies waren reizen en spreken over politiek, Wagner en films bekijken[124].

 

Kubizek gaat in zijn boek ook in op het obsessieve karakter van Hitler. Zo beschrijft hij de obsessie van Hitler voor een zekere Stefanie, op wie hij verliefd was van ongeveer zijn 16 tot 20 jaar. Hij schreef gedichten voor haar en dacht er zelfs over na haar te ontvoeren. Desondanks heeft hij haar nooit aangesproken. In zijn geest was ze de personificatie van alle vrouwelijke eigenschappen en het meeste van iedereen geïnteresseerd in al zijn ideeën[125].

 

 

6. Ideologie

 

Bij de studie van Hitlers leven stelt men zich nog altijd de vraag wanneer precies Hitlers fanatieke ideeën vat op hem namen. Volgens I. Kershaw zijn er vier belangrijke perioden. De eerste periode was die na zijn schoolverlaten. We kunnen deze opsplitsen in zijn leven in Linz (vooral 1905-1906) en zijn verblijf in Wenen van 1908-1913. In deze periode beginnen zijn eerste gedachten vorm te krijgen, hoewel er zeker nog geen systematiek inzat. Hij werd vooral geïnspireerd door antisemitische lectuur die hij in de bibliotheek van Wenen aantrof en door de talrijke kranten en pamfletten die in Wenen verspreid werden. In zijn jongste jaren werd hij vooral geïnspireerd door het antisemitische gedachtegoed van zijn leraar, Leopold Pötsch.

Adolf Hitler ziet zijn leven in Wenen als het belangrijkste voor zijn ideologische vorming. Zo getuigt hij in Mein Kampf:

 

„In dieser Zeit bildeten sich mir ein Weltbild und eine Weltanschauung, die zum granitenen Fundament meines derzeitigen Handelns wurden. Ich habe zu dem, was ich mir so einst schuf, nur weniges hinzulernen müssen, zu ändern brauchte ich nichts.“[126]

 

Uiteraard is de Eerste Wereldoorlog en de nederlaag van Duitsland van erg groot belang voor zijn visie. De nederlaag en de matrozenopstand konden uiteraard niet op zijn goedkeuring rekenen. Hetgeen Hitler nog het meest frustreerde was het Verdrag van Versailles. In de periode 1920-1924 zouden er vooral nog enkele cruciale wijzigingen geweest zijn, onder andere ten gevolge van de Russische Burgeroorlog. Al zijn theorieën zouden dan tenslotte definitief neergeschreven zijn in Mein Kampf[127].

Hitlers eerste toespraken in de bierhallen van München handelden vooral over het verdrag van

Versailles en stonden in het licht van het Pan-Germanisme. Hitler wou namelijk dat de oorspronkelijke kolonies van Duitsland teruggegeven werden, en dat Duitsland en Oostenrijk verenigd zouden worden. De vijanden waren dan ook vooral de Fransen en de Britten. Later werden zijn antisemitische ideeën vooral versterkt door de gedichten van Dietrich Eckart[128], en de ideeën van Houston Stewart Chamberlain[129], Max Erwin von Scheubner-Richter en Alfred Rosenberg (de latere nazipartijleider). Mede onder invloed van hun gedachten viel Hitlers antisemitische gedachtegoed samen met zijn antibolsjewisme[130]. In de herfst van 1922 bereikte de combinatie van antisemitisme en antibolsjewisme het hoogtepunt in zijn visie.

Hij schreef namelijk in oktober over de strijd tussen twee Weltanschauungen die onmogelijk konden samenleven[131].

Hitlers Führerprincipe (het principe van een mystieke figuur die het lot van de natie belichaamt en leidt)[132] zag eveneens in deze periode te Munchen haar definitieve vorm. Hitler sprak in 1922 en 1923 (onder andere naar aanleiding van het succes van Mussolini) over de nood van een heroïsche leider, die aan het volk verantwoording verschuldigd was, maar tegelijkertijd op hun onvoorwaardelijke moest kunnen rekenen. Deze rol zag Hitler vóór de Putsch niet voor zichzelf. Hij beschouwde zich veeleer als de “trommelaar die de massa mobiliseerde voor de nationale beweging”[133]. Vooral ten gevolge van de mislukte Putsch, was Hitler er nu van overtuigd dat de Führerrol voor hem weggelegd was[134]. Ook het grote publiek beschouwde Hitler pas als Führer na de Putsch[135].

 

I. Kershaw ziet volledig het belang in van die Führer:

 

“But the atmosphere, the staged setting, the mystical aura of messianic greatness which Nazi propaganda had by now wrapped around Hitler – all these made his words electrifying to the mass audiences whose emotions had already been prepared by a build-up and razzmatazz resembling a religious revivalist rally more than a conventional political meeting.”[136]

 

De belangrijke rol van Hitler als Führer wordt zeer goed geïllustreerd door de eed van trouw die elke soldaat zwoer aan Hitler persoonlijk. Later moest ook elke burgerambtenaar een dergelijke eed afleggen[137]. Bij deze laatsten was ook de “Heil Hitler”-groet gebruikelijk als uiterlijk teken van trouw[138]. Deze Heil-groet en de titel Führer waren zeker niet origineel. Ze waren net als een heel aantal nationaal-socialistische principes ontleend aan een groot politiek voorbeeld van Hitler, Georg Ritter von Schönerer (van wie hij waarschijnlijk zijn idee van Führerdom, anti-katholicisme en anti-jodendom gehaald heeft)[139], wiens pamfletten Hitler al in Linz gelezen had[140].

 

 

7. Hitlers leescultuur

 

7.1. Een algemeen beeld

 

Hitlers familie gaf niet veel geld uit aan boeken. Zelf getuigt hij dat één van zijn lievelingsboeken tijdens zijn jeugd een boek van zijn vader was over de Duits-Franse oorlog van 1870/1871. Hitler hield vooral van dit boek omwille van de prentjes en ontwikkelde door deze eerste leeservaring al zeer vroeg een fascinatie voor Bismarck[141]. Rond dezelfde tijd begon ook Hitlers voorliefde voor Karl May. Hitler bleef als rijkskanselier Karl May lezen en raadde zijn generaals ook aan deze boeken te lezen[142]. Er wordt verteld dat Hitler al zeer jong door de Oudheid gepassioneerd was. Zo verkleedde hij zich zelfs in het ouderlijke huis als Romeinse senator[143]. In de Realschule heeft hij vermoedelijk de Germania van Tacitus gelezen[144]. Daarnaast was Hitler in Linz ook nog aangesloten bij drie verschillende bibliotheken, zodat hij ten allen tijde het boek kon krijgen dat hij wou lezen[145].

Naast lezen, was schrijven een heel grote passie van Hitler. In zijn schooltijd had Hitler als boektitels ontworpen met A. Hitler als auteur. Later in Wenen, gaf hij als beroep “schrijver” op voor zijn huurcontract.[146]

 

Over Hitlers slechte resultaten aan de Hogeschool te Linz, getuigt Hitler in Mein Kampf. Hij geeft er een interessante opmerking bij over zijn leergedrag:

 

Ich glaubte, dass, wenn der Vater erst den mangelnden Fortschritt in der Realschule sähe, er gut oder übel eben doch mich meinem erträumten Glück würde zugehen lassen.

Ich weiß nicht, ob diese Rechnung gestimmt hätte. Sicher war zunächst nur mein ersichtlicher Misserfolg in der Schule. Was mich freut, lernte ich, vor allem auch alles, was ich meiner Meinung nach später als Maler brauchen würde. Was mir in dieser Hinsicht bedeutungslos erschien oder mich auch sonst nicht so anzog, sabotierte ich vollkommen [....] Am weitaus besten waren meine Leistungen in Geographie und mehr noch in Weltgeschichte. Die beiden Lieblingsfächer, in denen ich der Klasse vorschoß. Wenn ich nun nach so viel Jahren mir das Ergebnis dieser Zeit prüfend vor Augen halte, so sehe ich zwei hervorstechende Tatsachen als besonders bedeutungsvoll an: Erstens: ich wurde Nationalist. Zweitens: ich lernte Geschichte ihrem Sinne nach verstehen und Begreifen.“[147]

 

Kubizek getuigt over hun leven in Wenen dat Hitler het oeuvre van veel schrijvers gelezen had, onder andere Goethe, Schopenhauer en Nietzsche, en dat hij er dikwijls uit citeerde. Toch heeft Hitler die werken niet noodzakelijk gelezen. Zo stonden veel Duits-nationale kranten vol citaten van bekende Duitse mannen. Volgens Brigitte Hamann zou Hitler geen enkel boek moeten gelezen hebben om deze auteurs te kunnen citeren[148], hoewel dit door de auteurs van “The Hitler Library” ontkend wordt. Deze laatsten beweren namelijk dat Hitler in zijn jeugd ontzettend veel gelezen heeft. Ze halen hier het voorbeeld aan van Hitler die aan het front in de Eerste Wereldoorlog Homeros, het Nieuwe Testament en Arthur Schopenhauer gelezen had[149].

 

In zijn periode te Wenen las Hitler zeer veel, onsystematisch en zonder aanleiding. Hij leerde vooral uit boeken van de Hof-bibliotheek en uit goedkope brochures van politieke verenigingen en partijen. Vooral de krant was voor Hitler een belangrijk leerboek[150].

Hitler schreef over deze periode dat hij vanaf zijn 22ste jaar verdiept had in politiek-militaire werken en hij zich altijd had toegewijd aan de studie van de geschiedenis van de wereldpolitiek[151]. In Mein Kampf heeft hij het expliciet over zijn leesgedrag in Wenen:

 

“Und doch habe ich in dieser Zeit gelernt wie nie zuvor. Außer meiner Baukunst, dem seltenen, vom Munde abgesparten Besuch der Oper hatte ich als einzige Freude nur mehr Bücher. Ich las damals unendlich viel, und zwar gründlich. Was mir so an freier Zeit von meiner Arbeit übrigblieb, ging restlos für mein Studium auf. In wenige Jahren schuf ich mir damit die Grundlagen eines Wissens, von denen ich auch heute noch zehre[152].

 

Over zijn periode in Landsberg, heeft Hitler het als zijn “hogeschool op staatskosten”. Hitler heeft er zeer veel gelezen: Nietzsche, Houston Stewart Chamberlain, Ranke, Marx, … I. KERSHAW beweert dat Hitler las om zuiver praktische redenen, dus niet om kennis op te doen. Zijn leesdoel was vooral zijn vooroordelen bevestigd te zien[153].

W. MASER beweert dat Hitler tot 1921 en vooral ook in de periode van zijn gevangenschap in Landsberg zonder twijfel meer gelezen heeft dan de meeste intellectuelen en academici van zijn leeftijd[154]. Hij haalt hiervoor een medegevangene van Hitler aan: „Hitler las ontzettend veel. Hij was weliswaar niet in staat om langer dan een uur aan een bureau te zitten, maar lag daarentegen hele nachten lang wakker en werkte boeken en geschriften door. Op zijn manier was hij bijzonder consciëntieus. Hij nam niets kritiekloos aan, vooral dan niet, wanneer de uitspraken niet met zijn voorstellingen overeenkwamen”[155]. W. MASER zag Hitler dan ook als iemand die nooit “sine ira et studio” las.

 

Tenslotte is er de periode na 1933, wanneer Hitler Duits staatshoofd was. Helaas is er van deze periode zeer weinig geweten over Hitlers leescultuur. We beschikken hier slechts over flarden uit deze periode. Zo weten we dat hij in 1934 alle 60 boeken van May gelezen heeft en dat zijn hoofdkwartier propvol boeken stond. GASSERT en MATTERN beweren dat Hitler in zijn Tischgespräche ook enkel verwijst naar de boeken die hij vele jaren voor zijn machtsovername gelezen had. Verder zijn ook de plannen gekend van Hitler, waarin hij het Berghof wou uitbreiden met een bibliotheek, waarin plaats was voor 61.000 boeken[156].

 

7.2. The Hitler Library

 

Over Hitlers leescultuur zijn we naast deze talrijke getuigenissen (van Hitler en andere tijdgenoten), aangewezen op het werk “The Hitler Library[157], een werk dat een bibliografische verzameling biedt van de persoonlijke bibliotheek van Hitler, alsook van de nationaal-socialistische bibliotheek (waaronder de boeken van Joseph Goebbels, Hermann Göring, Rudolf Hess, Alfred Rosenberg, …). Het grote probleem bij dit werk is dat het nooit volledig kan zijn. Veel boeken zijn namelijk ontvreemd bij de verovering van zijn buitenverblijf, het Berghof.

 

De boeken worden in het werk telkens aan de hand van vijf punten beschreven:

1. De bibliografische gegevens

2. De hedendaagse plaatsing

3. De aanwezigheid van een ex-libris van Hitler (wat eventueel kan wijzen op het belang dat Hitler hechtte aan het boek)

4. De toewijding (vanaf het moment dat Hitler bekend begon te worden in Duitsland werd hij overstelpt met brieven, boeken, foto-albums…)[158]

5. Het commentaar van de auteurs (van The Hitler Library)

 

Het belang van dit werk is uiteraard niet te onderschatten. Het geeft een aanduiding van de boeken die Hitler bezat en waarvan Hitler hoogstwaarschijnlijk ook een heel groot deel gelezen had. De aanwezigheid van een ex-libris kan, zoals gezegd, er eventueel op wijzen dat Hitler het boek gelezen had.

Een groot aantal boeken zal Hitler ook waarschijnlijk niet gelezen hebben. Veel boeken waren immers geschenken die Hitler op zeer diverse momenten gekregen heeft (zo zijn er zeer veel werken geschonken door Lehmann, een Duitse uitgever). Van de boeken die we in de volgende lijst opgenomen hebben, zijn bijvoorbeeld alle boeken van G.F.K. Gunther schenkingen van Lehmann. Vandaar dat we het jaar van uitgave[159] en het al dan niet aanwezig zijn van nota hebben opgenomen als bijkomende criteria om de werken te selecteren.

Toch ontbreken er zoals gezegd ook een aantal werken waarvan men met zekerheid weet dat Hitler ze had. Zo weten we wel dat Hitler veel boeken had over architectuur, kunst, de klassiekers, politieke theorie en filosofie (Nietzsche en Schopenhauer bijvoorbeeld), maar deze ontbreken in de collectie, net als vele waardevolle boeken die in Hitlers opdracht uit Europese bibliotheken ontvreemd waren[160]. Relevanter voor de Oudheid zijn de werken van Homeros en Gustav Schwab, waarvan men zeker is dat Hitler ze in zijn bezit had, maar ook verdwenen zijn[161].

 

In de volgende tabel hebben we de werken opgenomen, die relevant zijn voor de Oudheid. In de eerste kolom geven we het nummer weer, waarmee ze in The Hitler Library aangeduid worden. In de tweede kolom volgt de auteur. Vervolgens geven we de titel weer, dan de datum en tenslotte de mogelijke aanwezigheid van een ex-libris.

 

Nr.

Auteur

Titel

datum

ex-libris

nota

118

J. BURCKHARDT

Weltgeschichtlichte Betrachtungen

1933

ja

nee

131

H.S. CHAMBERLAIN

Büchendichtungen: Der Tod Antigone; Der Weinbauer: Antonie oder die Pflicht

1915

nee

nee

237

R.L. FAHRENKROG (ed.)

Europas Geschichte als Rassenschicksal:
Vom Wesen und Wirken der Rassen im europäischen

s.d.

nee

nee

 

 

Schicksalsraum

 

 

 

293

M. GELZER

Cäsar, der Politiker und Staatsmann

1921

nee

nee

325

M. GRANT (trad. R. POLLAND)

Der Untergang der gröben Rasse: Die Rassen als Grundlage der Geschichte Europas

1925

nee

nee

337

H.F.K. GÜNTHER

Der nordische Gedanke unter den Deutschen, mit einer Bildtafel

1925

nee

nee

338

H.F.K. GÜNTHER

Der nordische Gedanke unter den Deutschen

1927².

nee

nee

339

H.F.K. GÜNTHER

Rasse und Stil: Gedanken über ihre Beziehungen im Leben und in der Geistesgeschichte der

1926

nee

nee

 

 

europäischen Völker, insbesondere des deutschen Volkes

 

 

 

340

H.F.K. GÜNTHER

Rassenkunde des deutschen Volkes

1923³

nee

nee

341

H.F.K. GÜNTHER

Rassenkunde des deutschen Volkes

192812

nee

nee

342

H.F.K. GÜNTHER

Rassenkunde des deutschen Volkes

193014

nee

nee

343

H.F.K. GÜNTHER

Rassenkunde des deutschen Volkes

193316

nee

nee

673

A. MOELLER van den BRUCK

Armin: Mit einem Lebensbild

1934.

nee

nee

881

L. SCHEMAN (ed.)

Hauptepoche und Hauptvölker der Geschichte in ihrer Stellung zur Rasse:

1928-1938

nee

nee

 

 

Die Rasse in den Geisteswissenschaft

 

 

 

920

W. SCHULTZ

Altgermanische Kultur im Wort und Bild: Drei Jahrtausende germanischen Kulturgesteltens:

1934

nee

nee

 

 

Gesamtschau – Die Gipfel – Ausblicke

 

 

 

999

M. STRASSER

Völker und Kulture von Urbeginn bis heute in vergleichender Darstellung

1935

nee

nee

1145

H.P.F. von WOLZOGEN

Longinus: Deutsche Legende

1924

nee

nee

 

 

 

 

 

 

 

 

Appendices

 

 

 

1199

F. LASSALLE

Die Philosophie Herakleitos des Dunklen von Ephesos, nach einer Sammlung seiner

1858

nee

nee

 

 

Brüchstücke und der Zeugnisse Alten dargestellt

 

 

 

 

Wat ons direct opvalt, is het grote aantal boeken met betrekking tot de rassen. Toch moeten we het aantal nuanceren, aangezien we merken dat alle boeken van H. F. K. GUNTHER schenkingen zijn van de uitgever, Lehmann. Er is wel een redelijke zekerheid dat Hitler werken van H. F. K. GUNTHER gelezen heeft, net als de werken van H. S. CHAMBERLAIN (die in deze lijst voorkomt). Hitler inspireerde zich namelijk heel veel op beide raskundigen voor zijn theorieën (cfr. infra, p.61).

Bij de historische werken vallen twee boeken op. Eén ervan is zelfs van een ex-libris voorzien, namelijk het werk van J. BURCKHARDT. In Mein Kampf en de Tischgespräche valt dit op, aangezien bij BURCKHARDT het Griekse schoonheidsideaal erg vaak voorkomt. Ook andere verwijzingen lijken uit zijn werken te komen. Het andere werk dat zeker relevant is voor de Oudheid, namelijk M. GELZER, Cäsar, der Politiker und Staatsmann, 1921, kunnen we helaas niet van zeggen of Hitler het al dan niet gelezen heeft. In elk geval is dit werk altijd zeer populair geweest en zien we dat het al verschenen was in 1921, dus ten tijde van Hitlers eerste politieke opkomst. De kans is dus reëel dat Hitler dit werk gelezen heeft, aangezien hij toen nog niet zo bekend was, dat hij overladen werd met geschenken.

Het laatste boek dat we hier aanhalen, is van F. LASALLE, Die Philosophie Herakleitos des Dunklen von Ephesos, 1858[162]. Helemaal zeker dat hij het gelezen heeft, kunnen we niet zijn. Maar wat wel opvalt is dat Hitler in een toespraak begint met één van de bekendste zinnen van Herakleitos[163]. Dit wijst erop dat Hitler tenminste op de hoogte was van Herakleitos’ filosofie, misschien kan het er ook op wijzen dat Hitler dit boek gelezen heeft.

 

 

8. Besluit

 

Heel specifieke perioden waarop Hitler met de Oudheid bezig was, kunnen we uiteraard niet perfect aanduiden. Toch zijn er enkele fases in Hitlers leven waarin hij intenser omging met de Oudheid. De eerste periode is die van Hitlers schoolonderwijs. Hoewel hij slechts tot zijn 16 jaar school gelopen heeft, zal Hitler daar toch al een grote kennis van de Oudheid opgedaan hebben. Zo hebben we bijvoorbeeld gezien dat Hitler Tacitus’ Germania in zijn middelbare school gelezen heeft. Tijdens deze periode waren de lessen geschiedenis voor Hitler zeer belangrijk. In Mein Kampf vermeldt hij bijvoorbeeld zijn leraar geschiedenis, Leopold Pötsch, die zeer veel aandacht schonk aan de Germaanse geschiedenis:

 

“Es wurde vielleicht bestimmend für mein ganzes späteres Leben, dass mir das Glück einst gerade für Geschichte einen Lehrer gab, der es als einer der ganz wenigen verstand, für Unterricht und Prüfung diesen Geschichtspunkt zum beherrschenden zu machen. In meinem damaligen Professor Dr. Leopold Pötsch, an der Realschule zu Linz, war diese Forderung in wahrhaft idealer Weise verkörpert. Ein alter Herr, von ebenso gütigem als aber auch bestimmten Auftreten, vermochte er besonders durch ein blendende Beredsamkeit uns nicht nur zu fesseln, sondern wahrhaft mitzureißen. Noch heute erinnere ich mich mit Leiser Rührung an den grauen Mann, der uns im Feuer seiner Darstellung manchmal die Gegenwart vergessen ließ, uns zurückzauberte in vergangene Zeiten und aus dem Nebelschleier der Jahrtausende die trockene geschichtliche Erinnerung zur lebendigen Wirklichkeit formte. Wir saßen dann da, oft zu heller Glut begeistert, mitunter sogar zu Tränen gerührt. Das Glück ward um so größer, als dieser Lehrer es verstand, aus Gegenwart Vergangenes zu erleuchten, aus Vergangenheit aber die Konsequenzen für die Gegenwart zu ziehen. [...] Mir hat dieser Lehrer Geschichte zum Lieblingsfach gemacht[164].

 

Een tweede belangrijke periode is de tijd die volgt op zijn schoolverlaten. Het gevolg hiervan was dat Hitler plots veel vrije tijd had. Zoals eerder gezegd, maakte Hitler hier vooral gebruik van om naar de opera te gaan of te tekenen. Toch zal Hitlers zelfstudie hier ook een heel belangrijke rol gespeeld hebben. Wanneer we de getuigenissen van Kubizek lezen over de periode in Linz, toen Hitler hem al van allerlei feiten probeerde te overtuigen, of over Hitlers bibliotheekbezoek, of over het moment dat Hitler in Wenen aankwam met vier zware koffers vol boeken, kunnen we er waarschijnlijk ook van uitgaan dat literatuur een belangrijk deel van Hitlers leven was. Ook over Hitlers leesgedrag zijn we geïnformeerd: hij las zeer gevarieerd, maar onsystematisch.

Over zijn geheugen hebben we het al gehad. Zijn favoriete auteurs waren onder andere Nietzsche, Houston Stewart Chamberlain en Karl May, zijn favoriete thema’s: geneeskunst, biologie, astrologie en occultisme. Hoewel deze thema’s hem bijzonder interesseerden, toch kon hij nooit langdurig met één thema bezig zijn. De thema’s waarvan hij vond dat hij zelf specialist ter zake was, waren geschiedenis, kunst en architectuur[165].

 

Wenen zelf was vermoedelijk de belangrijkste periode voor Hitlers zelfstudie. Ten eerste was er het feit dat dat Hitler nog lange tijd een redelijk vast, hoewel klein, inkomen had uit de erfenis van zijn vader, waardoor hij gedurende twee jaar niet echt de nood voelde om werk te zoeken. De tweede oorzaak was het falen van Hitler in het ingangsexamen aan de Academie van Beeldende Kunsten. Weer beroepen we ons op Kubizek:

 

“Admittedly he studied with incredible industry and a determination which one would have thought beyond the strength of his undernourished and weakened body. But his pursuits were not directed towards any practical goal… I could only conclude that Adolf was casting his nets far too wide and dragging in everything that had only the remotest connection with architecture; and he did it, moreover, with the greatest thoroughness and precision”[166].

 

Een laatste cruciale periode voor Hitlers zelfstudie is zijn gevangenschap in Linz, toen Hitler naar eigen zeggen zeer veel gelezen had. Dit getuigenis is zeer aannemelijk, aangezien Hitler er weinig te doen had en volop bezig was met het dicteren van Mein Kampf, waarvoor hij waarschijnlijk nog een heel aantal opzoekingen wou doen.

Pas bij de redactie van Mein Kampf vindt dan de uiteindelijke neerslag van Hitlers theorieën plaats. Veel passages worden dan ook door historische feiten en personages opgeluisterd.

 

Naast Mein Kampf hebben we ook nog Hitlers Tischgespräche als belangrijke rechtstreekse bron voor Hitlers ideeën. Hoewel deze pas veel later neergepend zijn, bevat dit werk veel meer verwijzingen naar de Oudheid. Dit zou erop kunnen wijzen dat Hitler nog veel meer gelezen had, hoewel GASSERT en MATTERN van deze gesprekken beweren dat ze meestal met de boeken te maken hebben die hij in de jaren vóór zijn machtsovername gelezen had. Het feit dat de Oudheid meer aan bod komt, kan uiteraard ook te maken hebben met het inhoudelijk verschil tussen beide werken of belangrijke verschuivingen in Hitlers interesse.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[28] Brigitte HAMANN, Hitlers Wien: Lehrjahre eines Diktators, 1997, p. 8.

[29] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, Young Hitler: the story of our friendship, 1954.

[30] R. BINION, Hitler among the Germans, p. 53.

[31] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), Hitler 1889-1936: hoogmoed, 1999, p. 38.

[32] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 31.

[33] Brigitte HAMANN, o.c., p. 15.

[34] R. BINION, o.c., p. 14.

[35] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 30[35] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 40.

[36] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 42.

[37] Brigitte HAMANN, o.c., p. 18.

[38] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 42.

[39] W. MASER – E. VAN LEERDAM (trad.), Adolf Hitlers Mein Kampf: geschiedenis, fragmenten, commentaren, p. 113.

[40] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 43.

[41] Brigitte HAMANN, o.c., p. 21.

[42] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 46.

[43] Brigitte HAMANN, o.c., p. 24.

[44] Brigitte HAMANN, o.c., p. 32.

[45] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 47.

[46] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 9.

[47] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 53.

[48] R. BINION, o.c., p. 14.

[49] Brigitte HAMANN, o.c., p. 40.

[50] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 64-66.

[51] Brigitte HAMANN, o.c., p. 52.

[52] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2: Le Führer 1933-1945, 1973., pp. 186-187.

[53] Brigitte HAMANN, o.c., p. 13.

[54] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 95-99.

[55] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 130.

[56] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 89-90.

[57] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 1: Jeunesse et conquête du pouvoir 1889-1933, 1973, p. 43.

[58] Brigitte HAMANN, o.c., p. 234.

[59] Brigitte HAMANN, o.c., p. 236.

[60] Brigitte HAMANN, o.c., p. 192-193.

[61] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 70-72.

[62] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., pp. 104-105.

[63] R. BINION, o.c., p. ix.

[64] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 129.

[65] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 131.

[66] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 1, p. 65.

[67] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 133.

[68] I. KERSHAW, Hitler., 1991, p. 1-2.

[69] I. KERSHAW, o.c., p. 2.

[70] I. KERSHAW, o.c., p. 21.

[71] R. BINION, o.c., p. 3-4.

[72] I. KERSHAW, o.c., p. 2.

[73] P. GASSERT-D. S. MATTERN-A. HITLER, The Hitler library: a bibliography (Bibliographies and Indexes in World History 52), 2001, p. 16.

[74] R. BINION, o.c., ix.

[75] Vanaf februari 1920 wordt deze partij de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).

[76] I. KERSHAW, o.c., p. 2.

[77] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 1, p. 137.

[78] I. KERSHAW, o.c., p. 40.

[79] I. KERSHAW, o.c., p. 41.

[80] Deze latere partijleider introduceerde bij Hitler de zogezegde “Protocollen van de Ouderlingen van Zion”, die zogezegd de wereldoverheersing tot doel hadden. D. WELCH, Hitler (Introductions to History), 1998, p. 13.

[81] D. WELCH, o.c., p. 12.

[82] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 1, p. 215.

[83] D. WELCH, o.c., p. 17. Bovendien wijst de mildheid van de straf op de sympathie van de rechterlijke macht tegenover het nationaal-socialisme.

[84] D. WELCH, o.c., p. 18.

[85] Het tweede deel werd pas gepubliceerd in 1925-1926.

[86] I. KERSHAW, o.c., p. 32.

[87] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 285.

[88] D. WELCH, o.c., p. 19.

[89] R. BINION, o.c., x.

[90] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 306.

[91] D. WELCH, o.c., p. 21-22.

[92] D. WELCH, o.c., p. 22.

[93] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 390.

[94] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 420.

[95] I I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 437.

[96] I. KERSHAW, o.c., p. 54.

[97] D. WELCH, o.c., p. 24.

[98] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 568.

[99] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., pp. 456-458.

[100] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 18.

[101] I. KERSHAW, o.c., p. 65.

[102] I. KERSHAW, o.c., p. 67.

[103] I. KERSHAW, o.c., p. 80.

[104] D. WELCH, o.c., p. 25.

[105] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 92.

[106] I. KERSHAW, o.c., p. 72.

[107] I. KERSHAW, o.c., p. 73

[108] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, pp. 115-116.

[109] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, pp. 70-73.

[110] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 144.

[111] D. WELCH, o.c., p. 60.

[112] D. WELCH, o.c., p. 63-64.

[113] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, pp. 244-245.

[114] D. WELCH, o.c., p. 65-66.

[115] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 289.

[116] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, pp. 323-324.

[117] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, pp. 342-343.

[118] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 451.

[119] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 353.

[120] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 2, p. 354.

[121] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 10-13.

[122] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., pp. 16-18.

[123] I. KERSHWAW, o.c., pp. 16-17.

[124] D. WELCH, o.c., p. 6.

[125] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 40, 44, 48.

[126] A. HITLER, Mein Kampf, p. 21.

[127] I. KERSHAW, o.c., p. 19.

[128] Adolf Hitler roemt hem op de allerlaatste pagina van Mein Kampf (p. 781.)

[129] Deze auteur had Hitler vast en zeker gelezen. Ook in Mein Kampf wordt hij dikwijls vermeld. Toch heeft Hitler niet alles klakkeloos overgenomen. Zo zette hij zich af tegen Chamberlains visie dat de slaven uit de Oudheid gelijkwaardige broeders waren als de Germanen en de Kelten. S. LORENZ, o.c., p. 417.

[130] I. KERSHAW, o.c., p. 22-23

[131] I. KERSHAW, o.c., p. 26.

[132] D. WELCH, o.c., p. 41.

[133] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 237.

[134] I. KERSHAW, o.c., p. 29.

[135] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 253.

[136] I. KERSHAW, o.c., p. 50-51.

[137] I. KERSHAW, o.c., p. 74.

[138] Deze groet was in de NSDAP al gebruikelijk sinds 1926. I. KERSHAW, o.c., p. 99.

[139] S. LORENZ, o.c., 416.

[140] I. KERSHAW, o.c., p. 70.

[141] Brigitte HAMANN, o.c., p. 20.

[142] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 43

[143] S. LORENZ, o.c., p. 415.

[144] A. DEMANDT, o.c., 2002, p. 282.

[145] P. GASSERT - D. S. MATTERN - A. HITLER, o.c., p. 14.

[146] W. MASER – E. VAN LEERDAM (trad.), o.c., p. 89.

[147] A. HITLER, o.c., p. 8.

[148] Brigitte HAMANN, o.c., pp. 106-107.

[149] P. GASSERT - D. S. MATTERN - A. HITLER, o.c., p. 16.

[150] Brigitte HAMANN, o.c., p. 285; W. MASER – E. VAN LEERDAM (trad.), o.c., 90.

[151] J.C. FEST – G. FRITSCH-ESTRANGIN (trad.), Hitler 1, p. 241.

[152] A. HITLER, o.c., p. 21.

[153] I. KERSHAW – Margriet AGRICOLA (trad.), o.c., p. 321.

[154] W. MASER – E. VAN LEERDAM (trad.), o.c., p. 92.

[155] W. MASER – E. VAN LEERDAM (trad.), o.c., p. 94.

[156] P. GASSERT - D. S. MATTERN - A. HITLER, o.c., pp. 18-19.

[157] P. GASSERT - D. S. MATTERN - A. HITLER, The Hitler library: a bibliography (Bibliographies and Indexes in World History 52), Westport, 2001.

[158] P. GASSERT - D. S. MATTERN - A. HITLER, o.c., p. 1.

[159] Pas door zijn mislukte Putsch in 1923 heeft Hitler bekendheid gekregen. Het aantal boeken die hij daarvoor kreeg, zullen veel beperkter zijn dan het aantal werken die hij kreeg als bekende figuur.

[160] P. GASSERT-D. S. MATTERN-A. HITLER, o.c., pp. 2-3.

[161] P. GASSERT-D. S. MATTERN-A. HITLER, o.c., p. 13.

[162] In The Hitler Library bevinden alle boeken zich in The Library of Congress. De werken in deze Appendix bevinden zich in de Brown University of in private collecties.

[163]Ein zutiefst ernster Satz eines großen Militärphilosophen besagt, daß der Kampf und damit der Krieg der Vater aller dinge sei”, uit Adolf Hitlers Geheimrede vor dem „Militärischen Führernachwunsch” in H. PICKER, o.c., p. 491.

[164] A. HITLER, o.c., p. 12-13.

[165] D. WELCH, o.c., p. 6.

[166] A. KUBIZEK - H.R. TREVOR-ROPER – A. HITLER, o.c., p. 130.