De openbare heldenverering in Antwerpen. Het oprichten van standbeelden als uitdrukking van maatschappelijke tendensen en discussies (1830-1914). (Bert Evens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit: Een eeuw openbare heldenverering in Antwerpen

 

In de loop van de negentiende eeuw heeft de heldenverering door middel van openbare monumenten een duidelijke evolutie gekend.  Parallel met de maatschappelijke tendensen en discussies worden steeds verschillende elementen benadrukt of bewonderenswaardig geacht.  De 'grootse daden' die volgens de gebruikte definitie een persoon maken tot held worden steeds opnieuw ingevuld als een weerspiegeling van de standpunten die actueel zijn in de diverse periodes.[467] 

De reden waarom de heldenbeelden zo actueel blijven, is het feit dat de manier waarop de heldenbeelden de maatschappelijke situatie weergeven, met andere woorden, de manier waarop de gedenktekens de boodschappen verspreiden onder de bevolking, onveranderd blijft.  Dit gebeurt steeds door twee mechanismen. Het eerste hangt samen met de manier waarop de held wordt voorgesteld.  Het vertrekpunt is dat iedere held een zekere mate van algemene bewondering oogst: de persoon wordt in zijn volledige hoedanigheid vereerd door de bevolking.  Wanneer nu de actoren de held voorstellen als een voorstander van hun idealen, worden ook deze bewonderenswaardig.  Een gesimplifieerd voorbeeld: iedereen bewondert Rubens als een schilder, Rubens wordt voorgesteld als een Belg, Belg zijn is bewonderenswaardig.

Het tweede mechanisme stelt dat de act van de oprichting een boodschap overbrengt.  Het feit dat een bepaald individu, groep of stad een beeld voor een held kan en wil oprichten, vertelt veel over de rijkdom, dankbaarheid en kunstzinnigheid van dat individu, die groep of stad.  De toeschouwers en de bewonderaars van het monument krijgen een verheven beeld van de organisatoren van de verheerlijking: de roem van de helden straalt op hen af.

 

De boodschappen die worden verspreid door de heldenbeelden volgen, zoals gezegd, de maatschappelijke tendensen.  De eerste periode is te typeren als een voorzichtige ontdekking van het medium.  De nadruk ligt voor 1861 vooral op het algemeen aanvaarde karakter van de publiek vereerde helden: zij moeten door de hele bevolking in Antwerpen, en liefst ook daarbuiten, als bewonderenswaardig worden beschouwd.  Om dit te verwezenlijken verkiezen de actoren, in hoofdzaak de centrale regering, het stadsbestuur en de culturele elite, om vooral kunstenaars en wetenschappers die voldoende bekendheid genieten, te vereren.  Op deze manier worden de twistpunten vermeden en kan iedereen zich vinden in de bewondering. 

 

Het belangrijkste element dat door de helden moet worden uitgedragen is de waardigheid van de Belgische natie.  Het is voor de actoren pertinent dat de jonge Belgische staat een invulling krijgt: binnen- en buitenland moet van de noodzaak van het bestaan van België worden overtuigd.  Door de helden als Belgen voor te stellen krijgt deze entiteit een eeuwige invulling waarachter de bevolking zich kan scharen en waarmee ze zich kan identificeren.  Maar eveneens zien de organisatoren in dat het oprichten van een gedenkteken zeer eervol is: de roem van de held straalt immers rechtstreeks af op diegenen die het eerbetoon organiseren.  Het wordt duidelijk dat het 'aflossen van de schulden ten opzichte van de illustere voorvaders' een dankbare en bewonderenswaardige taak is. 

De periode na 1861 wordt volledig bepaald door de actiepunten van de Meeting.  Het is tekenend voor de periode dat de nadruk steeds meer komt te liggen op eigentijdse tragische helden van het type bestuurders-politici.  Dit kan verklaard worden door de steeds actueler wordende strijdpunten van de Meeting: de acties die deze beweging onderneemt tegen de aanmatigingen van het militaristische centrale bestuur, krijgen steeds meer aanhang.  Het aan de macht komen van de Meeting betekent dat ook de Nederlandse taal steeds meer aandacht krijgt.  Deze belangen worden dan ook weergegeven in de keuze van de helden: de helden lijken zich steeds meer in te schrijven in de actuele discussies en te kiezen voor de standpunten van de Meeting. 

Deze politisering van de openbare helden kent zijn bestendiging in de discussies rond het betwiste ruiterstandbeeld van Leopold I.  De vorst die door vele Meetingisten wordt gezien als één van de belangrijkste tegenstanders van de stedelijke autonomie kan op dit moment geen officieel standbeeld krijgen.  De liberale fractie, die zich hoe langer hoe minder kan vinden in de steeds katholieker wordende Meeting, zet zich echter ten volle in voor dit project.  Deze tweestrijd leidt ertoe dat de drie discussievlakken, de strijd rond de wallen, de taalstrijd en de ideologische tegenstelling, zullen gaan samenlopen en dat zo de politisering van de helden een echte aanvang neemt.  Het oprichten van het standbeeld van de koning is een politiek twistpunt geworden.

 

De politisering van de heden wordt verdergezet in de periode tussen 1868 en 1887.  Opnieuw krijgen eigentijdse triomfantelijke liberale politici de voorkeur.  Dit is te verklaren door de sterke centralisering die het nieuwe stadsbestuur onder Leopold De Wael doorvoert.  Het college ziet na de twisten rond het beeld van Leopold I in welke politieke invloed de beheersing van de openbare verheerlijkingen kan betekenen en het houdt dan de touwtjes stevig in handen: enkel helden die goedgekeurd worden door het stadsbestuur, zullen nog worden verheerlijkt. 

Tegelijkertijd kenmerkt de periode zich door een enorm vooruitgangsoptimisme: de economische toekomst ziet er rooskleurig uit en de stad en haar burgerij is rijk.  Bovendien ziet de centrale regering het belang van de havenstad pas nu goed in en besluit ze mee te werken aan de vele prestigeprojecten die het stadsbestuur opzet.  Op die manier krijgt Antwerpen een plaats op de culturele wereldkaart: de stad kan uitgroeien tot een moderne welvarende metropool en ze uit dit ook in de vele grootse openbare gedenktekens en andere projecten. 

Na 1887 slaat de stemming om: de mindere vooruitzichten doen het stadsbestuur afzien van verdere grootse verheerlijkingsprojecten en de liberale verenigingen nemen het vacuüm in.  Zij nemen, gesteund door het college, het initiatief om opnieuw eigentijdse, eerder lokale politici met ditmaal kleinere beelden te vereren: de financiële ruimte ontbreekt hen immers om prestigieuze projecten op te zetten.  Om dit te compenseren nemen de kunstenaars hun toevlucht tot een veelheid van allegorische figuren en ontwerpen: deze elementen moeten duidelijk maken welke aspecten van de held worden verheerlijkt en tevens de artistieke waardigheid van de kunstwerken garanderen. 

Het is echter doordat meer particuliere groeperingen zich inlaten met de organisatie van de verheerlijkingen dat er steeds meer individuen doorzien dat de verheerlijkingen slechts verhulde voorwendsels zijn om politieke en private belangen te verdedigen.  Dit zal sterk tot uiting komen op het einde van de eeuw en zorgt in de jaren na de eeuwwisseling voor een crisis van het gebruik.  Het scepticisme lijkt hoogtij te vieren.  Het stadsbestuur, dat deze evolutie met lede ogen aanziet, probeert zich opnieuw in te zetten voor de prestigieuze verheerlijking van gedepolitiseerde 'grote' helden.  Alle pogingen van deze kant stranden echter in de zware bureaucratische procedures die nog vertraagd worden door de politiek verdeelde gemeenteraad en de invloed van de steeds mondiger wordende publieke opinie.  De stad moet zich daarom beperken tot het verlenen van steun aan de initiatieven van particuliere verenigingen die eveneens proberen hun helden te depolitiseren.

 

Het moet duidelijk zijn dat er een veelheid aan boodschappen door de openbare heldentekens is verspreid.  Zoals gesteld kunnen er de elementen worden opgedeeld in drie niveaus: ten eerste zijn er de boodschappen die door iedereen worden aanvaard, zoals de bewonderenswaardigheid van triomfantelijke kunstenaars, ten tweede zijn er de semi-particuliere boodschappen, zoals de liberale idealen die worden verkondigd door de gepolitiseerde helden, en ten slotte zijn er de particuliere elementen, zoals de eerbiedwaardigheid van de organisatoren, die worden verspreid via het medium. 

Is er nu een lijn te erkennen in de evolutie die hiervoor werd geschetst ? Zeker, wanneer de verschillende boodschappen die worden verspreid, uitzetten in het schema van de concentrische cirkels, valt een duidelijke evolutie te erkennen.  Er is doorheen de negentiende eeuw een beweging te erkennen die steeds minder de nadruk legt op het eerste niveau en steeds meer op het tweede en op het einde van de negentiende eeuw zelfs hoofdzakelijk op het derde.  Het lijkt steeds minder nodig om nog de algemeen bewonderenswaardige elementen van de held te beklemtonen en er wordt steeds meer aandacht besteed aan de meer particuliere elementen.  Een eerste duidelijk breekpunt hiervoor is te merken in de oprichting van en vooral de twisten rond het standbeeld van Leopold I.  Na 1868 zijn de helden duidelijk politieke helden geworden en worden de algemeen aanvaarde elementen veel minder essentieel.  Een tweede breekpunt is de verheerlijking van A1lewaert.  De bijna onverholen politieke propaganda die gepaard gaat met de oprichting doet veel mensen inzien dat de openbare heldenverering een ideale manier is om ook strikt particuliere belangen te verspreiden.  Vooral omdat in de vierde periode de aandacht van het bestuur verslapt, krijgen veel verenigingen de kans om door hun eigen lokale en particuliere helden naar voren te schuiven zichzelf in de kijker te werken.  Het derde niveau heeft de bovenhand gekregen. 

Het is opmerkelijk dat, parallel met deze verschuiving, zich ook een zekere bewustmaking voordoet.  Het is te merken dat doorheen de verschillende periodes steeds meer mensen inzien dat de openbare heldenverering kan fungeren als een krachtig medium, met andere woorden, meer mensen begrijpen dat het verheerlijken nooit louter een oprechte bewondering is, maar ook steeds een aantal particuliere oorzaken kent.  Dit inzicht luidt ook de crisis in die de heldenverering voor de Eerste Wereldoorlog kenmerkt: het geloof in en het respect voor de helden heeft voor een groot stuk plaats gemaakt voor een sceptische houding.

 

De pogingen die worden gedaan om opnieuw meer de nadruk te leggen op het eerste niveau - de heldenverering moeten terug een 'oprechte' gebeurtenis worden en de politisering moet teruggedraaid worden - falen dan ook jammerlijk.  Wel is te herkennen dat een nieuw, twintigste-eeuws heldentype op de proppen komt: de heldhaftige militair.  Het zal deze groep zijn die na oorlog het vereringsgebruik nieuw leven zal inblazen.  Het zal de 'oprechte' bewondering voor de militaire opofferingsgezindheid die het gebruik voor een groot stuk zal zuiveren van alle scepsis.[468] 

 

Deze blik naar de verdere evolutie van de openbare heldenverering brengt de focus ten slotte op de toekomst van verder onderzoek op dit vlak.  Deze case-study zou deel moeten uitmaken gaan uitmaken van een breder geheel, waarin globaler onderzocht wordt hoe de maatschappelijke, en dan hoofdzakelijk de politieke realiteit zijn invloed heeft op de culturele uitingen in het publieke leven en omgekeerd.  Een analyse van de situatie in andere steden en gemeenten is hiervoor uiteraard onontbeerlijk, bovendien kan het object uitgebreid worden: de relatie tussen de maatschappelijke tendensen en het geven van straatnamen, het houden van feesten en optochten zijn enkele voorbeelden van de talloze onderzoeksmogelijkheden.  Het zijn stuk voor stuk interessante en aanstekelijke onderwerpen die samen met deze studie een bredere blik zouden werpen op het openbare leven in de negentiende eeuw.

 

Bert Evens,

Leuven, 31 juli 2000.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[467] Cf. supra p. 4-5.

[468] Dit is slechts een aanvoelen op basis van het onderzoek van de periode voor 1914: verdere studie moet deze hypothese bevestigen of weerleggen.