Ha-Tiqwah. De houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980. (Geert Castryck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

Ha-Tiqwah, Hebreeuws voor “de hoop”, is het ene woord waarin dit proefschrift kan samengevat worden. Hoop op vrede en hoop op voorspoed zijn immers de twee centrale houdingen die de Belgische Joden tegenover de staat Israël aannemen. Bovendien willen we met deze titel de prominente plaats weergeven die de staat Israël in de Belgisch-Joodse wereld inneemt. Ha-Tiqwah is immers de titel van het Israëlisch volkslied en staat als titel van deze verhandeling dan ook symbool voor de Joodse staat en de kritische bekommernis of de liefdevolle strengheid, waarmee de Joden van België deze staat van nabij proberen te volgen. Tenslotte is Hatikwah ook de titel van het Joodse tijdschrift dat in 1905 het Joodse persleven in België op gang bracht, en kan dus symbool staan voor de Joodse pers in België in het algemeen. Onze titel is dus eigenlijk al een soort gebalde conclusie.

Helemaal anders is dit voor de ondertitel. Toen we bijna twee jaar geleden met de werktitel “de houding van de Belgisch-Joodse pers tegenover de staat Israël” van start gingen, wist ik helemaal niet waaraan me te verwachten. Ik had er evenmin enig idee van wat andere mensen zich bij dit onderwerp zouden voorstellen.

Zowat iedereen heeft me in het afgelopen jaar gevraagd waarover mijn thesis ging, en uit de reacties die ik daarop kreeg, blijkt dat er nog heel wat misverstanden leven over de Joden in het algemeen en over de Joden van België in het bijzonder.

Een eerste reactie die ik niet verwacht had, was de vraag of ik dan zelf Jood was. Op zich is dit geen stomme vraag, want het is tenslotte niet van iemands gezicht af te lezen of te meten of iemand Jood is. Ik schrok echter wel, toen voor de eerste keer de opmerking volgde waarom ik me daar als niet-Jood mee bezig houd. Al bij al heb ik deze reactie niet zoveel gekregen, maar ik vraag me toch af of diezelfde mensen aan iemand die een thesis maakt over touwslagers ook vragen waarom die zich daarmee bezighoudt zonder zelf touwslager te zijn. Of nog, moet iemand die een studie maakt over missionarissen, kinderen, vluchtelingen of vrouwen, daarom zelf missionaris, kind, vluchteling of vrouw zijn?

Deze reactie bleef misschien nog onschuldig door zijn onwetendheid, het tweede misverstand is bovendien in zijn draagwijdte onschuldig. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat de Joodse gemeenschap in België zich voornamelijk in Antwerpen ophoudt, hoewel in werkelijkheid de Brusselse Joden veel talrijker zijn. Deze opvatting zijn we trouwens niet alleen in België meermaals tegengekomen, maar ook voor veel Israëli’s geldt Antwerpen als het centrum van het Belgische jodendom. Dit hoeft ons eigenlijk niet te verbazen, want de Antwerpse diamantsector zorgt er in zijn eentje voor dat België na de Verenigde Staten Israëls belangrijkste handelspartner is[1], en de opzichtige, zwart geklede Hassidim worden uiteraard veel vlugger als Jood herkend dan de overgrote meerderheid van de Joodse Belgen.

Ten derde hebben nogal wat mensen me gevraagd of ik dan “die taal” kon lezen. Met “die taal” bedoelen ze wellicht het Jiddisch, of misschien het Hebreeuws, maar de Joodse Belgen gebruiken al lang Belgische talen. De integratie van de Joodse Belgen wordt blijkbaar schromelijk onderschat, en dan is integratie misschien nog het verkeerde woord, want ze maken als individuen en als groep gewoon deel uit van de Belgische samenleving, en moeten noch kunnen zich als dusdanig nog integreren. Het zijn gewoon Belgen en in België volstaat dat vooralsnog om niet onderworpen te zijn aan integratie [...]

Het veelvuldig horen van telkens weer dezelfde misvattingen heeft ons echter niet alleen bewust gemaakt van de wijdverbreide onwetendheid, maar heeft bij ons ook een aantal introspectieve W-Fragen opgeroepen: warum, wer, wo, wieviel, was, wann und wie.

 

 

waarom?

 

Het is vrij gemakkelijk om te zeggen dat er geen enkele reden is, waarom niet-Joden geen onderzoek zouden mogen doen over Joden en over Israël, maar daarmee is nog geen positief antwoord gegeven op de vraag waarom wij dan wel een onderzoek uitvoeren naar de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël.

 

waarom Israël?

 

Israël staat in de geografische, geopolitieke, economische, sociale en culturele apex van de twintigste eeuw en verdient zodoende een centrale plaats in de studie van de eigentijdse geschiedenis.

Geografisch ligt het Midden-Oosten op het kruispunt van drie werelddelen.

Geopolitiek lag het doorheen heel de twintigste eeuw in het middelpunt van de internationale machtspolitiek, met een cruciale invloed van Eerste en  Tweede Wereldoorlog, met kolonisatie en dekolonisatie, met de strijd tussen oude en nieuwe wereldordes, met de vervlechting met de Koude Oorlog, en met het gebruik van de modernste technologieën en technieken in propaganda, guerrilla en oorlogvoering.

Economisch is het Midden-Oosten de energiebron voor de wereldeconomie en meer dan eens is de motor beginnen sputteren door problemen met de brandstofbevoorrading. Bovendien ligt in die regio een handelsweg, die tijdens de twintigste eeuw niet alleen lokaal, maar ook internationaal van onschatbaar belang is geweest.

Sociaal weerspiegelt de Israëlische smeltkroes de belangrijkste trends uit deze eeuw, met vluchtelingen- en migratiestromen van en naar alle uithoeken van de wereld, met voortreffelijk geslaagde integratie en met pijnlijk geëscaleerde segregatie.

Socio-economisch tref je er een micro-kosmos aan van de mondiale verdeling van de rijkdom, met in eerste instantie stinkend rijke sjeiks en internationale haute finance, in tweede instantie straatarme staten die verzuipen in de militaire uitgaven, en tenslotte een kloof tussen Arabische Derde Wereldlanden en een op westerse leest geschoeid Israël.

Cultureel tenslotte is Jeruzalem, als heilige stad van drie wereldgodsdiensten, de navel van de wereld.

Kortom, de bakermat van onze beschaving kan als schoolvoorbeeld gelden van hoe onze beschaving verworden is, en om al deze redenen is het Midden-Oosten in het algemeen en Israël in het bijzonder, onblusbaar actueel. Iedereen is er al genoeg mee om de oren geslingerd om er een mening over gevormd of geslikt te hebben. Het is echter allemaal zo immens en intens belangen-rijk, dat alle belanghebbenden die feiten of die verdraaiingen naar voor brengen die hen het beste uitkomen, zodat de werkelijke situatie in het Midden-Oosten onzichtbaar gemaakt is door sluiers van propaganda. Het Arabisch-Israëlisch conflict is een propaganda-oorlog, en “zoals in alle propaganda-oorlogen beweren beide partijen de waarheid in pacht te hebben en zijn de feiten van de enen de mythen van de anderen. Er wordt niet manifest gelogen, het zijn subtiele interpretaties van vaak dezelfde gegevens, waarbij handig gebruik gemaakt wordt van selectieve informatie, begripsverwarring en emotionele geladenheid.”[2]

waarom pers?

 

Met Eric Hobsbawm zijn wij ervan overtuigd dat “as the historian of the twentieth century draws closer to the present he or she becomes increasingly dependent on two types of sources: the daily or periodical press and the periodic reports, economic and other surveys, statistical compilations and other publications by national governments and international institutions.”[3] De pers is dan ook bij uitstek geschikt als venster op de twintigste eeuw en in het geval van het Midden-Oostenconflict is bovendien het onderscheid tussen de persberichten en de berichten van de overheid bijzonder vaag. Bij het lezen van persberichten geldt immers altijd dat “we must be aware of the original source of such information and the channels through which it passed before it finally appeared on the printed page,”[4] en in een propaganda-aangelegenheid als deze, betekent dat een onontwarbaar propagandistisch kluwen vanwege diverse overheden en internationale instituties.

Een reporter of een journalist moet altijd een keuze maken uit de aangeboden informatie en normaal gezien wordt hij bij die keuze geleid door de publieke opinie in het algemeen of de opinie van de doelgroep in het bijzonder. Anderzijds oefent hij door zijn berichtgeving zelf weer een invloed uit op de publieke opinie, zodat er eigenlijk een wisselwerking ontstaat, waarbij de publieke opinie enerzijds weerstand uitoefent op de opinievorming, maar anderzijds wel geleidelijk omgevormd kan worden[5]. Hoe minder uitgesproken de mening van de lezer is, of hoe minder gekend het onderwerp is, des te meer bepaalt de pers de publieke opinie en des te meer is de schrijver vrij in zijn keuze[6], en voor de situatie in het Midden-Oosten is deze bepalende rol van de media in het westen zeker van toepassing.

 

waarom Belgische Joden?

 

Voor de Joden ligt dat helemaal anders, want hun opinie ten aanzien van Israël en het Midden-Oosten is wel uitgesproken en het onderwerp is hen wel bekend. Zoals we verder in deze thesis zullen zien, neemt Israël immers een centrale plaats in in het Joodse leven in het algemeen en in het Belgisch-Joodse leven in het bijzonder.

De Joden van België consumeren dezelfde persberichten als de niet-Joodse Belgen, echter zonder dat de reguliere Belgische pers uitdrukkelijk met deze lezersgroep rekening houdt bij de keuze van haar standpunten. De mogelijkheid is dus reëel dat de berichtgeving in de Belgische pers niet strookt met de Joodse publieke opinie, en als dat het geval is, kunnen we dat ongetwijfeld aflezen in de persorganen die door Joodse Belgen worden uitgegeven.

 

 

wie, waar, hoeveel?

 

Maar wie zijn die Joodse Belgen, of anders geformuleerd: welke Belgen kunnen we als Jood beschouwen? Willy Bok antwoordt hierop aan de hand van een drieledige typologie:

 

“A. Ceux qui se rattachent d’une manière ou d’une autre à une association juive qui poursuit des buts

1. religieux ( [...]);

2. nationalistes ou nationalitaires ( [...]);

3. socialistes ( [...]);

4. communautaires ( [...]).

Ces divers types d’appréhension de la judéité ont évolué avec le temps. Au niveau existentiel, ils peuvent coexister chez un même individu. Ainsi n’est-il pas rare de voir des Juifs adhérer à plusieurs associations ayant des finalités différentes et quelquefois contradictoires.

 

B. Le second groupe comprend des Juifs qui ne sont affiliés à aucune association juive. Toutefois, lors de certaines étapes de l’existence ou à l’occasion d’événements exceptionnels, ils se joignent à l’une ou l’autre association juive de leur choix.  [...].

 

C. Enfin, certaines personnes récusent au niveau conscient tout lien avec la judaïcité  [...]. Même lors d’événements mobilisateurs, comme la résurgence de l’antisémitisme, elles évitent toute forme de solidarité qui pourrait paraître suspecte de particularisme aux yeux de leurs pairs.”[7]

In de optiek van deze thesis laten wij de C-groep buiten beschouwing. Wij zijn immers van mening dat nationaliteit of het toebehoren tot een volk, een persoonlijke keuze “au niveau conscient” moet zijn, en aangezien deze personen er “au niveau consient” voor kiezen niet als Jood door het leven te gaan, zijn ze wat ons betreft ook geen Jood. Immers, als men hen toch als Jood beschouwt, “kan men niet anders dan op biologische ‘raskenmerken’ terugvallen en dat lijkt me dubieus en gevaarlijk.”[8] Tot zover volgen wij Gie Van den Berghe, maar we gaan niet zover om alleen religieuze criteria te aanvaarden om het Jood-zijn van iemand te bepalen. Al wie zichzelf op basis van bovenstaande typologie Jood noemt en die als dusdanig erkend wordt door de overige leden van die groep, beschouwen wij als Jood, en als zij zichzelf bovendien als een volk beschouwen, dan zijn ze dat ook. Immers, “een volk bestaat in zoverre dat er een groep is van mensen die zich ervan bewust zijn dat ze gezamenlijke leden zijn van een bepaald volk, op voorwaarde dat dit bewustzijn  [...] over een historische continuïteit beschikt.”[9] We komen Gie Van den Berghe uiteraard in zoverre tegemoet dat die historische continuïteit en dus ook het Joodse volk zijn wortels heeft in de joodse religie en zelfs dat er zonder joodse religie geen Joods volk zou (geweest) zijn, maar door toedoen van segregatie en antisemitisme is uit die religie een volk gegroeid.

Aangezien het in het Nederlands grammaticaal gebruikelijk is om de leden van een volk met een hoofdletter te schrijven, en de belijders van een godsdienst met een kleine letter, is onze visie op het Jood-zijn van invloed op de schrijfwijze. In het verdere verloop van deze thesis zullen wij dan ook consequent jood of joods schrijven als we het over een Jood in zijn hoedanigheid van gelovige hebben, respectievelijk als het een godsdienstig thema betreft. In alle andere gevallen gebruiken we tegen de voorschriften van de spellingsregels in, maar in overeenstemming met de grammaticale gebruiken, Jood of Joods met een hoofdletter.

Als we het in het vervolg over Joden hebben, zijn dat zowel personen die in de analyse van Willy Bok tot de groep A behoren als personen die tot de groep B behoren. De Joodse pers in België komt overigens alleen uit de A-groep voort. De Joden van België worden in totaal op zo’n 35000 geschat, waarvan er ongeveer 18000 in Brussel en 13000 in Antwerpen leven, en waarvan de overige 4000 over Gent, Luik, Charleroi en de rest van België verspreid zijn[10].

Voorlopig houden we het bij deze korte schets, maar verder in deze thesis komen we nog uitgebreid terug op deze bevolkingsgroep en op hun pers.

 

 

wat?

 

Voor we aan het overzicht van de Belgische Joden en van de Joodse pers in België toe zijn, wordt echter eerst wat dieper ingegaan op de geschiedenis van het jodendom en Israël, en aangezien deze verhandeling volop in de eigentijdse geschiedenis thuishoort, wordt die geschiedenis van Israël bewust geschreven met het heden voor ogen. Na een bondige, maar degelijke, aanloop waarin de oorsprong van de huidige problemen gesitueerd wordt, volgt een uitgebreider stuk over wat wij met Geoffrey Barraclough eigentijdse geschiedenis noemen. “Contemporary history begins when the problems which are actual in the world today first take visible shape,”[11] zodat we vanuit een vrij flexibele tijdsbenadering, ons overzicht geleidelijk verfijnen naar vandaag toe. Zonder al te bruuske overgangen vloeien we over van een impressionistisch beeld van het verleden naar een redelijk gedetailleerde weergave van de actualiteit. De geschiedenis van “Israël” na de Israëlische onafhankelijkheid (1948) zullen we bovendien bekijken vanuit verschillende invalshoeken, meer bepaald de Israëlische, de internationale, de Belgische en de Joodse.

Na dit belangrijk overzicht worden achtereenvolgens de Joden van België vóór en na de Tweede Wereldoorlog behandeld en de Joodse pers in het algemeen en in België.

Enerzijds is de keuze van de weergegeven onderwerpen altijd ingegeven door wat later in de verhandeling nog van belang zal zijn, maar anderzijds bouwt het verdere verloop van de verhandeling ook voort op de stellingen uit het algemeen kader. Met andere woorden kan -in principe althans- geen enkel stuk uit deze verhandeling begrepen worden, zonder kennis van alle voorgaande stukken, en zijn alle stukken van belang voor wat nog volgt. Op basis van dit wederkerig criterium zijn alle selecties van feiten en thema’s gemaakt, met als eindbedoeling een aaneengesloten betoog te bekomen. Wij menen immers dat het wegmoffelen of het niet expliciteren van verbanden, willekeur in de hand werkt en de noodzakelijke subjectiviteit verdoezelt.

De humane wetenschappen leven bij gratie van de subjectiviteit en de maximale graad van wetenschappelijkheid wordt bereikt door zoveel mogelijk verschillende meningen naast elkaar te plaatsen. Het onderscheid tussen de “exacte” wetenschappen en de humane wetenschappen, is namelijk dat de eerste met objecten werken en de tweede met subjecten, zodat in het eerste geval objectiviteit moet worden nagestreefd en in het tweede geval objectiviteit niet van toepassing is.

Wat de geschiedwetenschap betreft moet dit echter enigszins genuanceerd worden. Hoe verder je in tijd of ruimte afstand neemt van een subject of hoe meer je het oog gericht houdt op structuren in plaats van op subjecten, des te vager wordt het onderscheid tussen subjectiviteit en objectiviteit. Anno 1997 kon een minder subjectief oordeel geveld worden over de atoombom op Hiroshima dan anno 1945. In Griekenland kon een minder subjectief oordeel geveld worden over diezelfde verwoesting dan in Japan. En over de wereldeconomie kan een minder subjectief oordeel geveld worden dan over het nucleaire bombardement. Niet een van deze drie “minder subjectieve oordelen” kunnen echter ooit “objectief” genoemd worden, want het blijven ondanks alle mogelijke abstracties oordelen van mensen over menselijke handelingen of gevolgen van menselijke handelingen. Tegelijk staat tegenover elke afname van de subjectiviteit een afname van het aantal in rekening gebrachte factoren. Omgekeerd geldt ook dat hoe gedetailleerder een historicus te werk gaat, hoe subjectiever zijn onderzoek wordt, zodat een historicus altijd de subjectiviteit tegen de gedetailleerdheid moet afwegen.

In deze studie betekent dit concreet een weinig gedetailleerd overzicht van de oude geschiedenis van Israël en het Joodse volk en een subjectieve, gedetailleerde aanpak van de actuele situatie en de Joodse pers in België. Subjectief betekent echter niet arbitrair, want we kunnen niet om het even wat verkondigen. De afwezigheid van zekere waarheden betekent immers niet dat er geen zekere onwaarheden zijn, en de onmogelijkheid van volledigheid betekent immers niet dat er geen pertinente onvolledigheid bestaat.

We schreven al dat de maximale graad van wetenschappelijkheid bereikt wordt door zoveel mogelijk subjectieve meningen naast elkaar te plaatsen, met andere woorden door een hoge graad van intersubjectiviteit. Om deze verhandeling naar waarde te schatten, moet ze dan ook kunnen geplaatst worden tussen de bestaande meningen, en daartoe moeten we duidelijk maken waar onze standpunten te situeren zijn[12].

 

Hoewel ik niet gelovig en geen Jood ben, heb ik vanuit mijn christelijke opvoeding enerzijds en vanuit drie jaar studie van het Bijbels Hebreeuws anderzijds, een degelijke kennis van het Oude Testament of de joodse bijbel. Ik ben (radicaal) antiracistisch en ben vanuit die houding in contact gekomen met de Palestijnse kwestie en Israël enerzijds en met het antisemitisme anderzijds. Ik ben er altijd van overtuigd geweest en gebleven dat de Arabische Palestijnen in het algemeen en de Palestijnse vluchtelingen in het bijzonder de grootste slachtoffers zijn van het conflict in het Midden-Oosten, maar na mij verdiept te hebben in de complexe situatie, ben ik afgestapt van de onkritische mening dat Israël daar de volle schuld voor draagt. Bovendien is het mij opgevallen dat veel vooroordelen tegen de Joden nog altijd voortleven in onze samenleving, zonder dat daarom noodzakelijk van antisemitisme sprake is. Men neemt het gewoon aan, zonder zich vragen te stellen, net zoals men aanneemt wat in de media over het Midden-Oosten verteld wordt. De berichtgeving over Israël en de rest van het Midden-Oosten verschilt trouwens enorm tussen verschillende kranten en televisiezenders, zodat je pas een gefundeerde mening kunt vormen over de situatie, na het lezen van heel veel kranten en boeken.

Eigenlijk sluit deze persoonlijke mening perfect aan bij het antwoord op de waarom-vraag uit het begin van deze inleiding, waarmee onmiddellijk duidelijk wordt hoe subjectiviteit en wetenschappelijkheid met elkaar in interactie treden.

 

 

wanneer en hoe?

 

Het eigenlijke onderzoek naar de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, zal gebeuren voor de periode 1965 tot 1980. We hebben deze periode gekozen, omdat alle facetten van het Arabisch-Israëlisch conflict aan bod komen. In 1967 is er een Israëlische overwinning en in 1973 is er een oorlog die onbeslist is, er is druk van de wereld en er is druk op de wereld, er is het probleem van de bezette gebieden en er is de eenmaking van Jeruzalem, er is Arabisch-Palestijns terrorisme en er is het ontstaan van  het Palestijnse volk, er zijn mislukte en er is een geslaagde vredespoging, en er is een politieke verschuiving van de Arbeiderspartij naar Likud binnen Israël. Het is sedert de Israëlische onafhankelijkheid van 1948 nooit echt rustig geweest in het Midden-Oosten, maar het decennium 1967-1977 is ongetwijfeld het woeligste uit de geschiedenis van de staat Israël.

Aangezien we geïnteresseerd zijn in een houding tegenover deze gebeurtenissen en situaties, beperken we ons niet tot dit decennium, maar nemen we een aanloop vanaf 1965 en bollen we uit tot 1980. Op die manier kunnen we immers eventuele veranderingen of constanten in de houding van de Joodse pers in België opsporen. De keuze voor uitgerekend 1965 en 1980 is eerlijk gezegd ingegeven door ons decimaal stelsel, maar een bijkomende reden is de oprichting van één van de onderzochte tijdschriften, namelijk Regards, in 1965 en de omschakeling van maadblad naar veertiendaags blad van datzelfde tijdschrift in 1980. Om diezelfde reden is de exacte omkadering van de onderzoeksperiode “november 1965 - september 1980.”

Dit opsporen van de houding van de Joodse pers in België zal gebeuren op basis van een selectie van kranten en tijdschriften, die representatief is voor de Joodse gemeenschap in België. Bij die selectie zullen we ons laten leiden door de bespreking van de Joden van België enerzijds, en door de beschikbaarheid van persorganen voor de verschillende Joodse deelgroepen  anderzijds.

Deze bladen zullen zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd worden, en aan de hand van de aldus verworven gegevens zullen we een synchronische en een diachronische analyse doorvoeren. De diachronische analyse zal krant per krant gebeuren en zal vooral gebruik maken van de kwantitatieve gegevens, terwijl de synchronische analyse voor bepaalde geselecteerde momenten zal uitgevoerd worden op basis van vooral kwalitatieve gegevens.

Strikt genomen gebeurt dit hele onderzoek op wetenschappelijk braak terrein, want er zijn nog geen studies gedaan naar de houding van de Joodse pers tegenover de staat Israël, voor welke periode dan ook. Er bestaan echter wel een aantal studies naar de Joodse pers in België, waarin niet expliciet naar de houding tegenover Israël gepeild wordt[13], en er bestaan ook al een aantal studies waarin de houding van de Belgische kranten ten aanzien van de Zesdaagse Oorlog of de Yom Kippuroorlog onderzocht wordt[14]. De resultaten van die studies zullen in deze thesis geïncorporeerd worden, en de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël zal met de beschikbare resultaten vergeleken worden.

Tenslotte zal de rol van de Shoah in concreto aan een bijkomend onderzoek onderworpen worden. We zullen kwantitatief proberen na te gaan of er een relatie is tussen de aandacht voor de Shoah en de aandacht voor het Arabisch-Israëlisch conflict. Twee vragen zullen daarbij centraal staan, meer bepaald de vraag welk onderwerp voorrang krijgt en de vraag of de Shoah al dan niet gebruikt wordt als propagandamiddel in de berichtgeving over het Arabisch-Israëlisch conflict.

 

 

Insmijter

 

Na deze inleiding weet je ruwweg wat er nog te wachten staat, maar de concrete uitgewerkte probleemstellingen staan in het hartje van dit corpus. Je kreeg het parcours, maar om te vermijden dat je het noorden kwijt raakt, liggen de sleutels op je te wachten aan de ingang van elk hoofdstuk. Deze thesis is gebouwd volgens het “sleutel-op-de-deur”-principe, instapklaar.

 

op hoop van zegen,

Ha-Tiqwah.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] “Israël.” In: The Middle East and North Africa 1996. London, Europa Publications Ltd., 1995, pp.566-567.

Israël.” In: Hanle Adolf (Hrsg.). »Schlag nach!« Die Staaten der Erde. Mannheim-Wien-Zürich, Bibliographisches Institut, 1977, p.254.    

[2] Van den Berghe Gie. “Midden-Oosten problematiek en westers humanisme.” In: Streven, oktober 1990, p.77.

[3] Hobsbawm Eric. Age of Extremes. The Short Twentieth Century 1914-1991. London, Michael Joseph, 1994, p.xi.

[4] Taft W.H. Newspapers as Tools for Historians. Columbia, Lucas Brothers, 1970, p.40.

[5] naar: Van Moortel Heidi. De Gentse pers en haar houding ten opzichte van het ontstaan van de joodse staat Israël, 1947 - juli 1949. RUG, licentiaatsverhandeling - Nieuwste Geschiedenis, 1990-91, p.4.

[6] Childs H.L. De publieke opinie. Utrecht-Antwerpen, Het Spectrum, 1968, p.248.

[7] Bok Willy. Entrelacs du religieux et du laïc dans les milieux juifs en Belgique. In: Voyé Liliane, Dobbelaere Karel, Remy Jean et Billiet Jaak. La Belgique et ses dieux. Eglises, mouvements religieux et laïques. Louvain-la-Neuve, CABAY - Recherches Sociologiques, 1985, pp.336-337.

[8] Van den Berghe G. art.cit., p.79n.

[9] Leibowitz Yeshayahu. Het geweten van Israël. Amsterdam, Arena, 1993, p.25.

[10] Bok Willy. op.cit., p.335.

De beschikbare cijfers zijn altijd gebaseerd op schattingen, aangezien in de Belgische volkstellingen niet gepeild wordt naar het volk of de volkeren, waartoe een “Belg” zichzelf bekent.

[11] Barraclough Geoffrey. An Introduction to Contemporary History. London, Penguin Books, 1990, p.20.

[12] Deze theoretische stellingen zijn gebouwd op de fundamenten uit Lorenz Chris. De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis. Amsterdam, Boom, 1994, passim.

[13] Baesens Viviane et Bok Willy. Dix années d’activités de l’Institut Martin Buber, 1972-1982. Bruxelles, Institut universitaire d’études du judaïsme Martin Buber, 1984, xxv+465p.

Blumenfeld-Szafarz Pauline. “Regards” - Cahiers du C.C.L.J. Une expérience du judaïsme laïque. U.L.B., licentiaatsverhandeling - section de Journalisme et Communication sociale, 1980-81, 80p. (o.l.v.: Prof. Dr. G. Thoveron).

Bok Willy. “Les recherches en Sciences humaines orientées vers les cultures non occidentales à l’Institut de Sociologie de l’Université Libre de Bruxelles: 6. Des Sciences Sociales à l’étude du Judaïsme. Le parcours du Centre d’études du Judaïsme Contemporain.” In: Civilisations - Revue Internationale de Sciences Humaines sur le Tiers-Monde, XXXIV, 1984 (1986), 1-2, pp.105-154.

Dauwens Nathalie. Les Revues Juives éditées en Belgique à partir de 1965. Aperçu historique et analyse de contenu de neuf revues juives encore éditées aujourd’hui en Belgique. ULB, licentiaatsverhandeling - section de journalisme et communication, 1986, 368p. (o.l.v.: Prof. Dr. G. Thoveron).

Dratwa D. Répertoire des périodiques juifs parus en Belgique, 1841-1984. Bruxelles, Centre d’études du judaïsme de l’Institut de Sociologie de l’ULB, 1985, 35p.

Dratwa D. (éd.). Répertoire des périodiques juifs parus en Belgique de 1841 à 1986. Bruxelles, pro museo judaico, 1988, 87p.

Krajzman Maurice. La presse juive en Belgique et aux Pays-Bas: histoire et analyse quantitative de contenu. Bruxelles, ULB, 1971, 188p.

Krajzman Maurice. La presse juive en Belgique et aux Pays-Bas. Histoire et analyse quentitative de contenu. Monographie suivie de deux inventaires et des résultats statistiques d’une analyse de contenu portant sur un échantillon de la presse juive en France. Bruxelles, Editions de l’Université de Bruxelles - Centre National de Hautes Etudes Juives, 1975, 209p.

Zysberg Véronique. Radio Judaïca. ULB, licentiaatsverhandeling - section Journalisme et Communication, 1985-86, n.p. (o.l.v.: Prof. Dr. J.M. Nobre-Coreia.).