Media binnen gescheiden gezinnen. Kwalitatief onderzoek naar de begeleiding van het mediagebruik en familie communicatiepatronen. (Marlies Heuvelmann)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemene inleiding

 

De gezinsstructuur in de samenleving is de laatste jaren sterk veranderd. Zo is er steeds minder sprake van een “traditioneel gezin” bestaande uit een moeder, vader en biologische kinderen. We denken aan adopties, nieuw samengestelde gezinnen, éénoudergezinnen, enzovoort. In het kader van ons onderzoek is de toename van het aantal echtscheidingen belangrijk. België behoort, binnen Europa, tot de groep met het hoogste echtscheidingscijfer. Alsmaar meer kinderen maken een scheiding van hun ouders mee. In 1991 was ongeveer 12% van de kinderen in het Vlaamse gewest betrokken bij een scheiding. In 2004 was dit al ruim 20%.

Ondanks de gestegen sociale zichtbaarheid, die bijdraagt aan de normalisering van echtscheidingen als sociaal maatschappelijk fenomeen, worden gescheiden gezinnen nog vaak bestempeld vanuit een tekortmodel. In de bestaande literatuur en in maatschappelijke opvattingen, nemen de negatieve gevolgen van echtscheidingen de bovenhand.

Ook het medialandschap is de laatste tientallen jaren spectaculair veranderd. Gezinnen leven in een multimediale samenleving en worden overspoeld door nieuwe media. De leefwereld van kinderen wordt gedomineerd door televisie en computer. Commerciële zenders, video’s, DVD’s, internet en computerspelletjes behoren tot het dagelijkse leven van kinderen. Onze noorderburen spreken reeds van “beeldschermkinderen”.

Het groeiende World Wide Web brengt stilaan een nieuwe digitale cultuur voort. We vinden er een rijkdom aan informatie terug maar het veroorzaakt ook nieuwe gevaren. Kinderen komen vaker in contact met geweld, pornografisch materiaal, agressieve reclame en vreemde mensen. De bezorgdheid over schadelijke media-inhouden voor kinderen is niet nieuw. Maar het huidige medialandschap doet deze zorgen alleen maar toenemen. Ouders staan echter niet machteloos tegenover de negatieve effecten van de media. Maar het is noodzakelijk dat zij het mediagebruik van hun kinderen begeleiden.

De begeleiding van het mediagebruik bij kinderen is reeds meermaals het onderwerp van onderzoek geweest. Op welke manier begeleiden ouders het mediagebruik van kinderen? Zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek biedt een antwoord op deze vraag. Maar gescheiden ouders worden meestal geweerd omdat zij niet voldoen aan de definitie van een “traditioneel gezin”.

Met deze eindverhandeling en het gevoerde onderzoek willen wij daarin verandering brengen. Aan de hand van voorgaand onderzoek trekken wij de lijn door naar nieuwe gezinsstructuren, meer bepaald naar gescheiden gezinnen.

Het eerste deel omvat een grondige literatuurstudie. Aan de hand van de bestaande literatuur schetsen we de huidige situatie over echtscheidingen en ouderlijke begeleidingstrategieën van het mediagebruik. Het eerste hoofdstuk betreft hoofdzakelijk de toename van het aantal echtscheidingen, de gevolgen hiervan en de daardoor nieuwe leefsituatie zowel voor kinderen als ouders. Het tweede hoofdstuk richt zich op bestaande typologieën van ouderschapsstijlen, familie communicatiepatronen en ouderlijke begeleiding.

Het tweede deel geeft de methodebeschrijving van ons eigen empirisch onderzoek weer. Door middel van halfgestructureerde diepte-interviews en een korte schriftelijke vragenlijst trachten we een inzicht te krijgen in de leefwereld van gescheiden gezinnen. Een gevarieerde selectie van onderzoekseenheden, bestaande uit gescheiden ouders, wordt ondervraagd. We peilen hoofdzakelijk naar de manier waarop gescheiden ouders het mediagebruik van hun kinderen begeleiden: welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, hebben een invloed op het begeleidingsgedrag en op de opvoedings- en communicatiepatronen binnen gescheiden gezinnen? Hoe ervaren gescheiden ouders hun situatie? We baseren ons daarbij op typologieën van Bybee, Robinson en Turow, Ritchie en Baumrind. Deze worden verbonden met specifieke literatuur over echtscheidingen om ons onderzoek te vervolledigen.

Het derde en laatste deel van onze eindverhandeling betreft de resultaten van ons empirisch onderzoek. Op basis van de diepte-interviews met onze respondenten trachten we een beeld te schetsen van de mediabegeleidingspatronen binnen een gescheiden leefwereld. Waar mogelijk, worden onze resultaten verbonden met de bestaande literatuur en gevoerde onderzoeken.

 

 

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE

 

Hoofdstuk 1: Echtscheiding en gevolgen

 

1.   Inleiding

 

Het aantal echtscheidingen neemt toe en er zijn geen signalen dat deze trend zal vertragen of ophouden. Kinderen en ouders maken regelmatiger deel uit van eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Voor hen is de nieuwe leefsituatie opnieuw een aanpassing. In de literatuur vinden we veel aanwijzingen dat deze veranderingen zowel negatieve als positieve effecten uitoefenen op ouders en kinderen.

We bespreken eerst de verschillende motieven voor een echtscheiding. Vervolgens gaan we dieper in op de toename van het aantal echtscheidingen. De oorzaken van deze stijging worden verder toegelicht.

            We staan stil bij het beginpunt van een echtscheiding, namelijk de beslissing om het huwelijk te beëindigen. Hier leggen we de nadruk op een aantal genderverschillen.

            Welke regeling kunnen de ex-partners na deze beslissing treffen? De omgangsregelingen, namelijk co-ouderschap en omgangsregeling met of zonder bezoekrecht, worden besproken. We schenken ook even aandacht aan de manier waarop ex-partners met elkaar omgaan.

            Vervolgens belichten we de situatie van kinderen. Hoeveel kinderen zijn er betrokken bij een echtscheiding en waar verblijven ze? We bespreken het eenoudergezin, aangezien kinderen na een echtscheiding meestal in deze leefsituatie verblijven. 

Wat zijn de gevolgen van een echtscheiding zowel voor kinderen als ouders? We evalueren de manier waarop echtscheidingen in de maatschappij worden ervaren. Ten slotte staan we even stil bij de vraag of we wel van “algemene gevolgen” kunnen spreken. Nadien worden de korte en lange termijn effecten toegelicht.

 

1.1. De aanleiding tot echtscheiding

 

Elk huwelijk kent goede en minder goede dagen. Problemen en stress zijn een feit in een huwelijksrelatie. Een echtscheiding is niet alleen het gevolg van een eenmalige gebeurtenis zoals een job verliezen of een buitenechtelijke verhouding. Zelfs een conflictsituatie blijkt geen goede voorspeller te zijn voor een echtscheiding. Heel wat koppels ruziën vaak en dit is een onderdeel van hun relatiepatroon geworden. Een echtscheiding is veeleer gebaseerd op een cumulatie van verdriet en leed (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 32-33). Er zijn verschillende motieven voor een echtscheiding. We geven een overzicht van de meest voorkomende redenen.

Relatieproblemen: Vooral vrouwen zien een gebrek aan communicatie en affectie in hun relatie als een groot probleem. Zij hebben nood aan een goede omhelzing of een complimentje (Vanhove & Matthijs, 2003, p.38). Mannen daarentegen vinden het voldoende dat zij er gewoon zijn voor hun vrouw. Ongeveer een derde van de vrouwen vindt een gebrek aan gedeelde interesse en een oneerlijke verdeling van de huishoudelijke taken ook een storend element. Een vierde van de vrouwen kampt met problemen rond alcohol en fysiek geweld. Hoewel het hier om ernstige problemen gaat, zijn ze vaak onvoldoende als basis om te scheiden. Vrouwen vergeven wel eens een nachtelijk avontuurtje of een enkele dronkenschap. Wanneer het echter om een aanhoudende relatie met een andere vrouw gaat, verbreken ze het huwelijk. De andere vrouw wordt als een bedreiging voor zichzelf en de kinderen gezien. Voor mannen draagt het gezeur en gevit van de vrouwen bij tot huwelijksontgoocheling. Ze storen zich ook aan het onverantwoord of onvolwassen gedrag van hun vrouw. Problemen rond alcohol en ontrouw dragen ook voor hen bij tot relatieproblemen (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 33-35).

Financiële problemen: Ongeveer een derde van zowel mannen als vrouwen wijst financiële problemen aan als een factor voor een echtscheiding. Ook hier vinden we genderverschillen terug. Vrouwen zijn ontgoocheld als hun man er niet in slaagt de familiale economische situatie te verbeteren. Zij zijn bezorgd voor de impact hiervan op de toekomst van de kinderen. Mannen die werkloos zijn of een slecht betaalde job uitoefenen, storen zich veeleer aan het gezeur hierover en het gebrek aan empathie vanwege hun echtgenoot. Werkloosheid heeft meestal een negatieve invloed op een huwelijk, vooral in gezinnen met een werkende moeder en een werkloze vader (Hetherington & Kelly, 2002, p. 35).

Seksuele problemen: Deze problemen zijn vaak gebaseerd op financiële moeilijkheden. In een eerste fase gebruiken mannen seks als een soort van morele steun: ze willen aantonen dat ze nog steeds de man zijn die hun vrouw gelukkig maakt. Spijtig genoeg komt seksueel geweld twee keer meer voor in gezinnen met een werkende moeder en een werkloze vader dan in gezinnen waarin beide een inkomen hebben. Seksuele problemen leiden bij mannen tot huwelijksproblemen. Voor hen telt de kwantiteit en leidt een gebrek aan seks tot huwelijksmoeilijkheden. Vrouwen daarentegen klagen eerder over de kwaliteit. Zij ervaren te weinig romantiek en gevoeligheid tijdens een vrijpartij. Bij vrouwen is de correlatie tussen seksuele tevredenheid en huwelijkstevredenheid lager dan bij mannen, zeker na de geboorte van een eerste kind (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 35-37).

Fysiek geweld: Voor sommige vrouwen is fysiek geweld gericht op zichzelf of op de kinderen een reden om te scheiden. Cijfers tonen aan dat in 33% van de huwelijken die in een echtscheiding eindigt, er ten minste één incident van fysiek geweld voor kwam (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 37-38).

 

1.2. Evolutie van het aantal echtscheidingen

 

1.2.1. Overzicht van 1830 tot 1965

 

De periode tot aan de Eerste Wereldoorlog wordt gekenmerkt door het ontstaan van echtscheidingen als een sociaal fenomeen. Bij de oprichting van België in 1830 was het aantal echtscheidingen bijna onbestaande. In deze periode zijn er slechts vier aangiftes bekend. Vijftig jaar later waren dat er al 214. Dit aantal liep langzaam op zodat er jaarlijks reeds 1000 echtscheidingen werden geregistreerd in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog. Echtscheidingen waren op dit moment herkenbaar geworden in de maatschappij. Betreffende de periode tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er geen echtscheidingscijfers beschikbaar (Dumon, 1998, p. 83).

De tweede periode situeert zich meteen na de Eerste Wereldoorlog en net voor het uitbreken van Wereldoorlog II. Op dat moment telt ons land ongeveer 2000 à 2500 echtscheidingen per jaar, met een eerste piek meteen na Wereldoorlog I toe te schrijven aan uitgestelde echtscheidingen tijdens de oorlog. Een tweede piek samenvallend met de crisis van de jaren dertig. Zo krijgen we een echtscheidingstrend gekenmerkt door een vlakke U-curve (zie figuur 1) (Dumon, 1998, p. 83).

De jaren tussen 1945 en 1965 vormen een spiegelbeeld van de periode tussen de twee Wereldoorlogen. Er is een stijging van het aantal echtscheidingen met een piek na Wereldoorlog II en een tweede piek die geen duidelijk einde kent (zie figuur 1) en zo overvloeit naar een laatste fase (Dumon, 1998, p. 83). Deze laatste piek valt samen met veranderingsprocessen in onze maatschappij. Tot vóór de jaren zestig huwde bijna iedereen op jonge leeftijd, had meerdere kinderen en bleef samen tot de dood. Bijgevolg was het huwelijkscijfer en de huwelijksvruchtbaarheid hoog en het echtscheidingscijfer vrij laag. Doorheen het seculariseringproces verloor de absolute en religieuze normering haar vanzelfsprekendheid. Het individu herkent de eigen rol in de realisatie van zijn leven. Sinds de jaren zestig vervaagt de traditionele link tussen huwelijk, seksualiteit en reproductie. Alternatieve leefvormen, zoals ongehuwd samenwonen of alleen wonen, worden aanvaard. Ook de huwelijksvruchtbaarheid daalt en het aantal echtscheidingen en buitenechtelijke kinderen stijgt (Vanhove & Matthijs, 2003, p. 6).

Vanaf 1965 tot vandaag krijgen we dus een ander beeld. Echtscheidingscijfers blijven sterk stijgen én in een versnellend tempo (Dumon, 1998, p. 83; Corijn, 2005, p. 1). De toename kan het meest zorgvuldig worden uitgedrukt door de stijging van het aantal echtscheidingen per 1000 gehuwde vrouwen in België. In 1970 waren er bijna drie vrouwen op 1000 die een echtscheiding meemaakten. In 2000 waren dit er al ruim 11 op 1000. De kans om uit het echt te scheiden is met andere woorden verviervoudigd (Corijn, 2005, p. 36). Om de reële betekenis van echtscheidingen te onderkennen, volstaan absolute cijfers niet. Zodra het aantal huwelijken toeneemt, stijgt het echtscheidingscijfer ook (zie 1.2.2.2.) en dit duidt niet op een verandering in de maatschappij (Dumon, 1998, p. 84). In België is de reële verandering in de toename van het aantal echtscheidingen toe te schrijven aan verschillende oorzaken. Deze oorzaken worden hieronder besproken.

 

Figuur 1: Verhouding tussen het aantal huwelijken en echtscheidingen in België vanaf 1866 tot 2003

Bron: Federale overheidsdienst Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, z.d.

 

1.2.2. Oorzaken van het toenemend aantal echtscheidingen na 1965

 

1.2.2.1. De versoepeling van de echtscheidingswetgeving

Via verschillende wetswijzigingen is de echtscheidingswetgeving in België aanzienlijk versoepeld. De nieuwe wetgeving van 30 juni 1994 maakt het eenvoudiger om uit het echt te scheiden. De duur van de echtscheidingsprocedure wordt ingekort van achttien tot zes maanden bij echtscheiding met onderlinge toestemming. Echtscheidingen met onderlinge toestemming zijn ook goedkoper, aangezien men geen advocaat nodig heeft. Vele mensen hebben gewacht op deze nieuwe wetgeving. Dit veroorzaakte een forse stijging van het aantal echtscheidingen (zie figuur 1). Echtscheidingen waarbij de twee echtgenoten samen eisende partij zijn stijgen en het aantal echtscheidingen met één eisende partij daalt. In België steeg het aantal echtscheiding met onderlinge toestemming van 56,2% in 1994 naar 74,2% in 1995 (FOD Economie – Algemene directie Statistiek en Economische Informatie, 12.10.2004; Corijn, 2005, p. 1Dumon, 1998, p. 81) .

De huidige twee procedures bestaan uit echtscheidingen met onderlinge toestemming en echtscheidingen op grond van bepaalde feiten/echtscheidingen wegens feitelijke scheiding (Federale overheidsdienst Justitie, 25.11.2005).

Bij echtscheidingen met onderlinge toestemming zijn de twee echtgenoten samen eisende partij. Zonder elkaar de schuld te geven, kunnen echtgenoten een einde stellen aan het huwelijk en vooraf zelf een regeling treffen voor materiële en familiale zaken. Echtscheidingen op grond van bepaalde feiten (zoals overspel, mishandeling of gewelddaden) en echtscheidingen wegens feitelijke scheiding (de partners zijn nog gehuwd maar wonen niet meer samen onder hetzelfde dak) vormen de tweede procedure. Hier is er sprake van één echtgenoot als eisende partij. Na twee jaar feitelijke scheiding kan de rechtbank de echtscheiding uitspreken ten nadele van diegene die de echtscheiding heeft gevraagd. Deze persoon wordt gezien als de schuldige en kan veroordeeld worden tot persoonlijk onderhoudsgeld. Dit vermoeden is weerlegbaar (FOD Justitie, 25.11.2005; FOD Economie – Algemene directie Statistiek en Economische Informatie, 12.10.2004).

Scheidingen van tafel en bed worden hier niet meegerekend aangezien het huwelijk er niet door ontbonden wordt. Ze zijn nog weinig frequent en worden ook niet meegeteld in de cijfers van het FOD economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie (FOD Economie – Algemene directie Statistiek en Economische Informatie, 12.10.2004).

 

1.2.2.2. Demografische oorzaak

Een tweede groep oorzaken van het toenemend aantal echtscheidingen vinden we in de demografische structuur van onze samenleving. Echtscheidingen treden pas op na x aantal jaren huwelijk. In 2002 bedroeg de gemiddelde duur van ontbonden huwelijken 12 jaar en vijf maanden.  Hoe meer huwelijken, hoe meer kans op echtscheidingen. De babyboomgeneratie van eind jaren vijftig en begin jaren zestig zorgt dus voor meer huwelijken en vanzelfsprekend voor een toename in het aantal echtscheidingen. Mensen leven ook steeds langer. De statistische kans op echtscheidingen stijgt lichtjes door de toenemende levensverwachting (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 01.10.2003).

Gemengde huwelijken, huwelijken tussen autochtonen en allochtonen, nemen toe. Onderzoek toont aan dat er meer kans is op echtscheiding in gemengde dan in niet-gemengde huwelijken (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 01.10.2003; Bendadi, 08.10.2005, pp. 14-15).

Steeds meer koppels blijven kinderloos of hebben weinig kinderen. De aanwezigheid van kinderen vormt een belangrijke factor om het huwelijk niet te verbreken. Er treden dan immers praktische en morele bezwaren op (Lodewijckx, 2005, p. 54; Corijn, 2005, p. 47). Onderzoek uit Nederland toont aan dat kinderen die een echtscheiding meemaakten twee keer meer kans hebben om later zelf uit het echt te scheiden. Hoe jonger het kind is tijdens te echtscheiding, hoe groter de kans om zelf later te scheiden (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 01.10.2003; Hetherington & Kelly, 2002, p. 89). 

 

1.2.2.3. Sociaal-culturele processen

Externe veranderingen, zoals individualisering en detraditionalisering van de private leefwereld, verhogen de individuele vrijheidsgraden en beslissingsmogelijkheden. Gendergelijkheid en (economische) onafhankelijkheid worden nieuwe dominante gezinswaarden (Vanhove & Matthijs, 2003, p. 6; Cliquet, 1996, p. 144). Er is een stijging van de vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Hierdoor vergroten vrouwen hun economische onafhankelijkheid. Vrouwen nemen ook vaker het initiatief om een echtscheiding aan te vragen (zie infra) (Van Crombrugge, Verstraeten & Mortelmans, 2002, p. 107; Vanhove & Matthijs, 2003, p. 45, 62; Hetherington & Kelly, 2002, p. 40; Dumon, 1998, p. 85; FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 12.10.2004).

Ook intern ondergaat het gezin structurele veranderingen. De afstemming van wederzijdse verlangens en verwachtingen binnen een relatie verloopt meer via een voortdurend proces van onderhandelingen en interactie en minder via een voorgeschreven patroon. Deze gezinnen maken de overgang van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding (Vanhove & Matthijs, 2003, pp. 6-7; Cliquet, 1996, p. 144). Mensen stellen tegenwoordig ook hogere eisen aan hun huwelijkspartner. Hierdoor wordt het moeilijker je partner als “de ware” of “de perfecte wederhelft” te aanschouwen. Door deze veeleisendheid stijgt het risico op echtscheidingen (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 01.10.2003).

 

1.2.2.4. Veranderingen in de maatschappelijke opvatting

In onze onmiddellijke omgeving komen we vaak in aanraking met kennissen of familieleden die gescheiden zijn. De gestegen sociale zichtbaarheid draagt bij aan de normalisering van echtscheidingen als sociaal maatschappelijk fenomeen. Dit verlaagt de sociale drempel om zelf ook een einde te maken aan een ongelukkig huwelijk. Bovendien zien meer mensen in dat een echtscheiding een mogelijke oplossing kan zijn voor hun probleem. Echtscheidingen zijn ook sociaal aanvaardbaar geworden: in 1999 werden echtscheidingen door een vijfde van de Belgen afgekeurd, in 1981 was dit nog door bijna de helft. De sociale legitieme voorwaarden om een huwelijk te beëindigen waren vroeger uitsluitend op basis van objectief en ernstig waarneembare normovertredingen, zoals misbruik of voortdurende ontrouw. Tegenwoordig is de legitimiteit van een echtscheiding een subjectieve privé-zaak geworden. De sociaal aanvaardbare motieven bij een echtscheiding zijn nu minder streng en meer subjectief. De sociale druk om een minder geslaagd huwelijk toch in stand te houden, is aanzienlijk kleiner geworden. Gescheiden vrouwen en mannen worden nog zelden gestigmatiseerd. Toch is het stigma na een echtscheiding nog niet helemaal verdwenen (Vanhove & Matthijs, 2003, p. 7, 62; Dumon, 1998, p. 81; FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 01.10.2003).

 

1.3. De beslissing om te scheiden

 

Vroeger moest men minimaal met twee zijn om te kunnen overleven. De vader zorgde voor financiële middelen om zijn gezin te onderhouden. De moeder deed het huishouden en was afhankelijk van haar echtgenoot. Echtscheidingen waren toen ondenkbaar. Niet zozeer door religieuze overtuigingen maar vanwege een economische noodzaak. Veel mensen zijn tegenwoordig voldoende kapitaalkrachtig om zelfstandig te kunnen functioneren (Van Crombrugge e.a., 2002, p. 107).

 

1.3.1. Genderverschillen

 

Alsmaar meer vrouwen begeven zich op de arbeidsmarkt. Op die manier zorgen zij ook voor een deel van het gezinsinkomen. Binnen deze economische context is de klassieke rol van de vader sterk afgezwakt. Door de emancipatie slagen veel vrouwen erin onafhankelijk te leven. De beslissing om te scheiden wordt de laatste tijd dan ook vaker door vrouwen ingezet (Van Crombrugge e.a., 2002, p. 107; Vanhove & Matthijs, 2003, p. 45, 62; Hetherington & Kelly, 2002, p. 40; Dumon, 1998, p. 85). In 1980 namen vrouwen voor 53 % het initiatief bij een echtscheiding met één eisende partij, in de periode 2000 tot 2002 was dit voor 57 % (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 12.10.2004).   Hogere echtscheidingsrisico’s vinden we voornamelijk terug bij opgeleide vrouwen of vrouwen met werkervaring. Zij kunnen, in tegenstelling tot niet-opgeleide of onervaren vrouwen, in hun eigen inkomen voorzien. Bovendien zijn gehuwde vrouwen met een job geëmancipeerder als het op waarden aankomt. Deze sterke geëmancipeerde waarden leiden tot meer tolerantie ten aanzien van het afbreken van een huwelijk (Vanhove & Matthijs, 2003, p. 62). Deze trend zal zich voortzetten aangezien steeds meer vrouwen hoog geschoold zijn en de arbeidsmarkt betreden (Van Crombrugge e.a., 2002, p. 107).

Genderverschillen beperken zich niet tot de initiatiefnemer. Vrouwen benaderen een echtscheiding ook veel doelbewuster dan mannen. Zij voelen zich gedurende een lange periode ongelukkig en er gaat heel wat denkwerk aan vooraf vooraleer zij definitief een beslissing nemen. Mannen zijn minder emotioneel en hebben een grotere tolerantie ten opzichte van minder geslaagde huwelijken. Zo heeft ongeveer 25 % van de mannen geen enkel idee dat hun vrouw wil scheiden (Hetherington & Kelly, 2002, p. 40).

Mannen houden vooral stand in een ongelukkig huwelijk omwille van de kinderen. Hun angst om hen uit het oog te verliezen na een echtscheiding is groot (Hetherington & Kelly, 2002, p. 40). Aangezien moeders doorgaans de kinderen krijgen toegewezen, vrezen vaders terecht dat zij meer kans hebben om het contact met hun kinderen te verliezen. Meestal zijn zij immers de niet-verzorgende ouders en zien ze hun kinderen heel weinig. In principe is er een bezoekregeling voor de niet-inwonende ouder: één weekend op twee en de helft van de schoolvakanties. In de praktijk kan dit uiteraard verschillen per gezin. Bovendien heeft ongeveer 25% van de kinderen geen contact meer met de niet-verzorgende ouder. Dit percentage stijgt naarmate men meer jaren gescheiden is (Kúti, Colpin, De Munter & Vandemeulebroecke, 2004, p. 19).

Vrouwen vrezen vooral financiële problemen na een echtscheiding. Deze angst is ook terecht. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen meer dan mannen in financiële moeilijkheden terechtkomen (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 41, 48). Moeders met zonen zijn ook bang voor het verlies van de vaderlijke voorbeeldrol en voor opvoedingsproblemen. Onderzoek toont aan dat deze angsten gegrond zijn. Depressie komt vaker voor bij alleenstaande moeders met een zoon. De reden hiervoor is dat een gescheiden moeder het moeilijker heeft met de opvoeding van jongens dan die van meisjes (Hetherington, Clingempeel & Anderson, 1992, p. 130; Furstenberg & Cherlin, 1991, p. 67).

 

1.4. Wat na een echtscheiding?

 

1.4.1. De omgangsregeling na een echtscheiding

 

In België is, sinds de wet van 13 april 1995 betreffende de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, het klassieke systeem van hoede- en bezoekrecht afgeschaft. De wet introduceert het systeem van co-ouderschap: beide ouders blijven verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen ook al wonen zij niet meer samen. Ze treden samen op voor alle beslissingen aangaande de opvoeding van hun kinderen. Het systeem staat los van de omgangsregeling. De verblijfs- en omgangsregeling na een echtscheiding zorgt echter wel voor de meeste conflicten. De regeling van de hoofdverblijfplaats en het recht op persoonlijk contact met beide ouders veroorzaken veel spanningen zowel bij ouders als kinderen. De materiële verdeling van gemeenschappelijke goederen kan men immers eenvoudig in twee delen, kinderen niet. Zowel voor de kinderen als de ouders is het een hele aanpassing om elkaar gedurende lange tijd niet meer te zien. Sommige ouders krijgen hun kinderen in de praktijk niet meer te zien. Het kinderrechtencommissariaat ontving in het werkjaar 2004 voornamelijk meldingen in verband met problemen rond echtscheidingen. Deze waren meestal klachten over de verwarring en conflicten bij het bepalen van de omgangsregeling. Een derde van deze klachten ging uit van minderjarigen zelf (Kinderrechtencommissariaat, 17.11.2004; Kúti e.a., 2004, pp. 17-18).

De juridische regeling verschilt vaak grondig van de omgangsregeling die in de praktijk getroffen is. We houden in ons onderzoek alleen rekening met de feitelijke omgangsregeling. Vanuit pedagogisch perspectief is deze maatregel zeer belangrijk. In de praktijk zijn er verschillende mogelijkheden om de omgang tussen kinderen en ouders te regelen. In Vlaanderen spreekt men in de omgangstaal doorgaans van een regeling “met of zonder bezoekrecht” en “co-ouderschap” (Kúti e.a., 2004, p. 18).

 

1.4.1.1. Co-ouderschap

 

Bij een co-ouderschapregeling staan beide ouders ongeveer evenveel in voor de opvoeding van de kinderen. De kinderen verblijven ongeveer de helft van de tijd bij de moeder en de andere helft bij de vader. Deze regeling wordt steeds frequenter getroffen. Ook hier vinden we verschillende vormen terug. Sommige ex-partners werken met een heel flexibele omgangsregeling, andere volgens een nauwkeurig uitgewerkt systeem. Meestal is er sprake van een week om week regeling, soms wordt er om de drie à vier dagen van gezin gewisseld. Qua financiële afspraken zijn er ook verschillen, gaande van een gemeenschappelijke rekening tot een maandelijkse bijdrage voor de onkosten, voornamelijk voor kleding en schoolmateriaal. Er worden soms afspraken gemaakt in verband met de locatie van de nieuwe verblijfplaatsen zodat het wederzijds contact optimaal kan blijven (Kúti e.a., 2004, pp.56-57).

Een co-ouderschapregeling vraagt om een goede verstandhouding en voldoende communicatie tussen de ex-partners. Men haalt regelmatig aan dat een co-ouderschapregeling de beste situatie is voor een kind. Zo kan het kind na een echtscheiding nog steeds beroep doen op beide ouders. Hiernaast vinden we ook andere motieven terug. Men streeft naar de gelijkwaardigheid van beide ouders. Vaders worden door de rechter vaak nog benadeeld bij het bepalen van de omgangsregeling. Zij vrezen om enkel een “weekendvader” te worden (Drieskens, Vandekerckhove, Buysse & Renders, 15.02.2005). Praktische motieven spelen ook een rol. Men wil de verdeling van werk, opvoeding en vrije tijd behouden zoals die voor de echtscheiding was. Vooral vrouwen vrezen dat ze onvoldoende vrije tijd zullen overhouden wanneer zij alleen voor de kinderen moeten instaan. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt echter dat co-ouderschap niet voor alle kinderen de beste oplossing is. Zeker wanneer beide ouders niet bereid zijn tot overleg, leidt deze regeling tot nog meer ouderlijk conflict wat op zijn beurt uitmondt in traumatische situaties voor zowel kinderen als ouders. Men moet elke situatie individueel bekijken en dan bepalen wat zowel voor de kinderen als de ouders de beste omgangsregeling is (Drieskens, Vandekerckhove, Buysse & Renders, 15.02.2005; Meesters & Singendonk, 1995, pp. 149-151).

Hetherington en Kelly onderscheiden drie algemene types van co-ouderschap (2002, pp. 136-140). Conflicterend co-ouderschap leidt tot veel problemen na een echtscheiding en is zeker geen gunstige regeling in het belang van de kinderen. Veel ouders willen na een echtscheiding geen contact meer bewaren met de ex-partner. Maar wanneer ze beide verantwoordelijk blijven voor de kinderen, wordt dit problematisch. Ze uiten beledigingen over elkaar, proberen elkaar’s relatie met het kind te ondermijnen of vechten waar de kinderen bij staan. Dit is heel nadelig voor het welzijn van kinderen. Deze vorm komt in een vierde van de co-ouderschapregelingen voor. Ouders worden er ook ongelukkig van. Ze voelen zich schuldig over hun gedrag maar de woede neemt de overhand waardoor ze zich niet kunnen richten op een meer betekenisvol leven (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 137-138).

Bij coöperatief co-ouderschap verdwijnt het antagonisme tussen de ouders en worden de belangen van de kinderen op de eerste plaatst gesteld. Men komt soms tot deze goede verstandhouding door een ongeluk of een crisis zoals een ernstig ziek kind of  bij gedragsproblemen van een kind. Uit het onderzoek van Hetherington en Kelly blijkt dat 25% van de co-ouderschapregelingen positief verloopt. Ze bespreken de problemen van hun kinderen, coördineren huishoudelijke regels en schikken hun schema’s aan de noden van de kinderen (Hetherington & Kelly, 2002, p. 138).

In ongeveer de helft van de co-ouderschapregelingen kunnen we spreken van parallel co-ouderschap. Beide ouders negeren elkaar simpelweg en dat maakt het de eenvoudigste vorm om toe te passen. Er is weinig of geen ouderlijk conflict. Ieder huishouden heeft zijn patroon en er wordt geen rekening gehouden met de (soms) grote verschillen tussen beide leefmilieus. Onderzoekers zijn wel verrast over de flexibele aanpassing van de kinderen binnen deze twee verschillende levens. De minimale communicatie tussen de ouders zorgt evenwel voor problemen of misverstanden onder andere verkeerde medicatie toedienen of het niet op de hoogte zijn van huiswerk, schoolresultaten of activiteiten (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 139-140).

 

1.4.1.2. Omgangsregeling met of zonder bezoekrecht

 

Wanneer de opvoedingsverantwoordelijkheid ongelijk verdeeld wordt tussen de moeder en vader, dan spreken we van een regeling met of zonder omgangsrecht. De kinderen verblijven dan meer bij één ouder en aanzienlijk minder bij de andere. De ouder die de kinderen krijgt toegewezen en de meeste tijd met hen doorbrengt, wordt de verzorgende ouder genoemd. De andere ouder wordt de niet-verzorgende ouder genoemd, hij of zij heeft wel recht op omgang met de kinderen. Meestal krijgt de moeder de kinderen toegewezen. De meest voorkomende vorm is een omgangsregeling van één weekend om de 14 dagen en de helft van de schoolvakanties. In de praktijk komen verschillende regelingen aan bod (Kúti e.a., 2004, p. 19).

            De verzorgende ouders hebben meer het gevoel dat ze de verantwoordelijkheid alleen dragen. Zij staan in voor de dagelijkse routine en bij hen is het leven alledaags en minder spannend. De ex-partners gedragen zich daarentegen vaak als “sinterklaasouders” waar vooral leuke activiteiten worden georganiseerd. Moeders met omgangsrecht onderhouden meer contact met hun kinderen dan vaders met bezoekrecht. Deze moeders bezoeken hun kinderen twee keer meer dan vaders. Zij reorganiseren hun leven ook beter naar de noden van de kinderen, zo is er meer speelgoed en kleding aanwezig. Er is ook een hechtere band aanwezig tussen de uitwonende moeder en de kinderen dan bij de uitwonende vader. Toch verliest ongeveer een vierde van de kinderen het contact met zijn of haar uitwonende ouder en vaak is dit de vader. Het initiatief ligt zowel bij de kinderen, de uitwonende ouders of de verzorgende ouders. Vooral kinderen onder de drie jaar verliezen het contact met de niet-verzorgende ouder, kinderen tussen 6 en 8 jaar onderhouden het meeste contact (Kúti e.a., 2004, p. 58; Spruijt, Kormos & Burggraaf, 2002, pp. 28, 44-45; Hetherington & Kelly, 2002, p. 121).

Onderzoek toont aan dat het welbevinden van het kind niet samenhangt met de contactfrequentie van de uitwonende ouder. De kwaliteit van het contact is doorslaggevender dan de kwantiteit. Factoren als “authoritative parenting” (zie 2.1 en 2.1.1.), de band met het kind voor de echtscheiding en de betaling van alimentatie spelen een belangrijkere rol dan de contactfrequentie op zich. Bovendien overschaduwen ernstige conflicten tussen de ouders de positieve betekenis van de uitwonende ouder. Het doel van een goede omgangsregeling is niet het bereiken van een maximaal contact met beide ouders, maar vermijden dat het kind voortdurend gevangen zit in een ouderlijk conflict (Hetherington & Kelly, 2002, p. 134; Hetherington, 1999, p. 103; Spruijt e.a., 2002, pp. 46-47; Drieskens e.a., 15.02.2005).

 

1.4.2. De relatie tussen ex-partners

 

Goed contact met beide ouders is heel belangrijk voor kinderen maar uitsluitend als er relatief weinig ouderlijk conflict is. Wetenschappelijk onderzoek toont immers aan dat niet de omgangsregeling op zich, maar wel het aanslepend ouderlijk conflict, de meeste problemen voor het welbevinden van kinderen veroorzaakt (Drieskens e.a., 15.02.2005). Zes jaar na een echtscheiding gaat ongeveer een vierde van de koppels nog steeds conflictueus met elkaar om (Hetherington & Kelly, 2002, p. 138). Regelmatig en goed contact met de uitwonende ouder kan problemen bij kinderen verminderen maar onregelmatig en gebrekkig contact bezorgt kinderen negatieve gevoelens zoals zich verworpen, verlaten en gekwetst voelen. Een verblijfsregeling heeft enkel kans op slagen indien de ex-partners een overeenkomst bereiken en het conflict zoveel mogelijk inperken. Bij de bepaling van de omgangsregeling moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de noden van de kinderen zoals school, opgroeien met broers of zussen, hobby’s, vriendjes enzovoort. Maar kinderen worden zelden of nooit gehoord en uiten vaak dat zij te weinig inspraak hebben in de beslissing voor de omgangsregeling. Een echtscheiding heeft een grote impact op de toekomst van de kinderen. We mogen hier niet onverschillig voor blijven (Drieskens e.a., 15.02.2005; Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 11; Meesters & Singendonk, 1995, pp. 102-103).

 

1.5. Kinderen van de echtscheiding

 

1.5.1. Hoeveel kinderen zijn betrokken bij een scheiding?

 

Alsmaar meer kinderen maken een scheiding van de ouders mee. We weten echter niet precies hoeveel kinderen er betrokken zijn bij een scheiding. Officiële bevolkingstatistieken kunnen hier immers geen antwoord op bieden. Wil men informatie over huwelijks, relatie en gezinsontbinding en de betrokkenheid van kinderen, dan kan men beroep doen op enkele grootschalige surveys. In België zijn deze slechts beperkt in aantal en worden ze sporadisch georganiseerd. In een werkdocument van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies worden schattingen op basis van het rijksregistergegevens gemaakt, met als voordeel dat zij de volledige populatie beschrijven en een jaarlijkse opvolging van de situatie mogelijk maken (Lodewijckx, 2005, pp. 1-2).

            Op 1 januari 2004 heeft ruim 20% van de kinderen (0- tot 17-jarige) in het Vlaamse gewest een scheiding meegemaakt: bij 11% van de kinderen scheidden de ouders uit het echt, bij 3% leefden de ouders feitelijk gescheiden, bij bijna 6% waren de ouders ongehuwd toen ze uit elkaar gingen (decohabitatie) en bij 1% van de kinderen overleed één van beide ouders. In totaal waren er ongeveer 250.000 kinderen betrokken bij een (echt)scheiding van hun ouders. Hoe ouder de kinderen zijn, hoe groter de kans dat zij een scheiding meemaakten want met de leeftijd verhoogt de risicoduur. Het type van scheiding verandert ook naargelang de leeftijd van het kind. Bij jongere kinderen ging het vaker om relatieontbinding van ongehuwde samenwonende ouders, bij oudere kinderen veel vaker om een echtscheiding (zie figuur 2) (Lodewijckx, 2005, pp. 53-57).

 

Figuur 2: Het percentage kinderen in het Vlaamse gewest dat op 1/1/2004 al of niet een scheiding van de ouders meemaakte,
 naar type van scheiding en leeftijd van de kinderen

 

Bron: Lodewijckx, 2005, p.32

 

We vinden ook verschillen terug afhankelijk van de woonplaats. Zo telt het Vlaamse gewest minder kinderen met gescheiden ouders dan het Waalse of Brussels Hoofdstedelijk gewest. In het Vlaamse gewest bestaan er tevens verschillen tussen de gemeenten. De (groot)steden, zoals Antwerpen en Gent evenals vele andere steden, de kuststreek en de regio’s rond het Brussels Hoofdstedelijk gewest, zijn koplopers. Sinds 1991 is de variatie tussen de gemeenten afgenomen maar het aandeel kinderen met gescheiden ouders varieert in 2004 nog steeds van 8% tot 35%. In een stedelijke omgeving is er vaak minder sociale controle, waardoor een scheiding misschien eenvoudiger wordt. Het stedelijke karakter is ook aantrekkelijk omwille van sociale, financiële (huurprijzen) en praktische (school, kinderopvang) redenen (Lodewijckx, 2005, pp. 27-29).

            Huwelijken worden na een steeds kortere huwelijksduur ontbonden. Kinderen worden dus op alsmaar jongere leeftijd geconfronteerd met een echtscheiding. Van alle kinderen op 1 januari 2004 die een echtscheiding meemaakten, was 17% jonger dan drie jaar tijdens de echtscheiding, 27% was een kleuter (3 tot 5 jaar), 43% had op dat ogenblik de lagere school leeftijd (6 tot 11 jaar), en 13% was tussen de 12 en 17 jaar (Lodewijckx, 2005, pp. 33-34).

 

1.5.2. De woonsituatie van de kinderen na een scheiding

 

In het Vlaamse Gewest woont drie vierde van de kinderen (0- tot 17-jarige) bij een gehuwd paar: 70% woont bij beide biologische ouders, 3% woont bij één biologische ouder en een stiefouder en voor 2% van de kinderen is de verwantschap tussen de huwelijkspartners onduidelijk. Negen procent van de 0- tot 17-jarige woont bij een ongehuwd paar: ruim 3% woont bij beide biologische ouders, ruim 3% woont met één ouder en een stiefouder en voor de overige 2% is de verwantschap tussen de partners onduidelijk. Ongeveer 13% woont bij een alleenstaande ouder (Lodewijckx, 2005, pp. 23-24).

Kinderen van gescheiden ouders komen het vaakst bij één ouder terecht: 11% van de kinderen woont bij een alleenstaande moeder en bijna 2% bij een alleenstaande vader. Oudere kinderen wonen vaker bij een alleenstaande ouder, jongere kinderen (0- tot 2- jarige) bij een ongehuwd paar (Lodewijckx, 2005, pp. 23-24). Kinderen blijven niet altijd bij een alleenstaande ouder wonen. De kans om na vijf jaar met één ouder samen te wonen is wel duidelijk groter na een echtscheiding dan na een overlijden van de huwelijkspartner (Lodewijckx, 2005, pp. 23-24).

 

1.5.2.1. Het eenoudergezin

“Een eenoudergezin is een gezin waarin één ouder samenleeft met zijn of haar kinderen, in een huishouden, waarin geen vaste partner van de ouder aanwezig is en waarin ten minste één kind jonger dan 18 jaar aanwezig is” (Kúti e.a., 2004, p. 13). Kinderen die door één ouder worden opgevoed, hebben echter altijd al bestaan.

Vroeger werd de term “eenoudergezin” hoofdzakelijk gebruikt om weduwnaarsschap aan te duiden, tegenwoordig geldt het ook voor andere levensomstandigheden. Deze zeer verscheiden situaties worden onder één noemer geplaatst. Ze verschillen onder andere qua ontstaansredenen. Het kan gaan om een gezin waar één van beide ouders is overleden. Een eenoudergezin kan ook ontstaan na een echtscheiding. Bewust ongehuwde moeders kiezen ervoor om alleen voor de opvoeding van de kinderen in te staan. Of één van de ouders kan of wil de opvoedingsverantwoordelijkheid van de kinderen niet opnemen (Koning Boudewijnstichting, 2001, p.1).

Door de stijgende levensverwachting en de toename van het aantal echtscheidingen ontstaan vandaag de meeste eenoudergezinnen na een echtscheiding en niet meer na het overlijden van een partner. Eenoudergezinnen verschillen ook qua gezinssamenstelling. In moedergezinnen zorgt een alleenstaande moeder voor de kinderen, in vadergezinnen is dit de vader. Het aantal kinderen en de leeftijd varieert ook per eenoudergezin en bovendien gaat het meestal slechts om een tijdelijke tussenfase. We hebben op die manier diverse situaties die doorheen de tijd evolueren. Omwille van deze verscheidenheid zijn er weinig volledige gegevens terug te vinden en liggen vergelijkende studies niet voor de hand (Kúti e.a., 2004, pp. 13-14; Cliquet, 1996, p.22; Koning Boudewijnstichting, 2001, p.1).

Bovendien lijkt de term “eenoudergezin” beter geschikt om de vroegere situaties te beschrijven. Toen werd de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen daadwerkelijk door één ouder gedragen, meestal na overlijden van de partner. Sociologe N. Lefaucheur stelt dan ook een andere term voor namelijk “famille bifocale”, gezin met dubbele kern, omdat in de hedendaagse samenleving beide ouders meestal nog in sterkere of mindere mate aanwezig zijn. Het kind heeft een dubbele thuis. Ze verwijst hiermee ook naar de ontwikkeling van het co-ouderschap, waarbij de vader na een echtscheiding ook een rol krijgt in de opvoeding van zijn kinderen (Koning Boudewijnstichting, 2001, p.2).

            Eenoudergezinnen vormen dus geen nieuwe gezinsvorm. In België is hun aandeel in het totale aantal huishoudens sinds 1970 gestegen van 5% naar 13,1% in 2005. Bij 9,5% van de eenoudergezinnen gaat het om alleenstaande moeders met ongehuwde kinderen, alleenstaande vaders met ongehuwde kinderen tellen voor 3,6%. Eenoudergezinnen beperken zich niet tot jonge moeders alleen. Veel alleenstaanden zijn veertigers met ouder wordende kinderen, ook de vadergezinnen vormen een belangrijke subgroep (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 23.12.2005).

Eeenoudergezinnen bestaan bijna drie keer meer uit alleenstaande moeders. Dit valt te verklaren doordat moeders bij een echtscheiding vaker de kinderen krijgen toegewezen. Bovendien hertrouwen alleenstaande vaders vaker dan alleenstaande moeders (zie infra). Maar het aantal alleenstaande vaders neemt sterk toe. In absolute aantallen zijn ze net niet verdubbeld tegenover 10 jaar geleden. Vlaamse vadergezinnen vormden in 2003 ongeveer 27% van het totale aantal eenoudergezinnen, 10 jaar voordien was dit 20% (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Planning en Statistiek, 2004; Koning Boudewijnstichting, 2001, p.1). Niet iedereen gaat akkoord met deze sterke toename van het aantal vadergezinnen. Een ander onderzoek toont aan dat er in Vlaanderen geen sprake is van een spectaculaire verandering en dat de verhouding tussen moeder en vadergezinnen de laatste decennia vrijwel constant gebleven is. Veel zal te maken hebben met de manier waarop onderzoekers het begrip “eenoudergezin” definiëren (Kúti e.a., 2004, p.17).

In ons onderzoek wordt evenwel de nadruk gelegd op eenoudergezinnen ontstaan na een echtscheiding. Zowel alleenstaande ouders met een omgangsregeling als ouders uit een co-ouderschapregeling komen in ons onderzoek aan bod. In navolging van sociologe N. Lefaucheur  nemen we deze laatste groep op in het onderzoek aangezien ook zij gedurende de helft van de tijd alleen instaan voor de kinderen. Bovendien bestaan er in de praktijk verschillende omgangsregelingen na een echtscheiding. De grens tussen co-ouderschap en bezoekregeling is vaak moeilijk te onderscheiden.

 

1.5.2.2. Genderverschillen tussen gescheiden moeders en vaders

Kinderen kunnen na een echtscheiding bij hun moeder of vader wonen. Waar ze uiteindelijk verblijven, speelt een belangrijke rol aangezien er duidelijke verschillen zijn tussen gescheiden moeders en vaders. Kinderen die bij hun vader wonen, hebben na de echtscheiding meer kans om tot een nieuw samengesteld gezin te behoren. Zes op de tien mannen hebben al een nieuwe partner één jaar na de officiële scheidingsdatum. Bij vrouwen is dit ten hoogste drie op tien. Kinderen, die bij hun moeder verlijven, maken dus meer deel uit van een eenoudergezin (zie figuur 3). We stellen reeds vanaf het eerste jaar na de breuk een opmerkelijk genderverschil vast (Lodewijckx, 2005, p. 38; Beel, 01.10.2005, p. 1).

 

Figuur 3: Het percentage kinderen in het Vlaamse gewest dat een echtscheiding van de ouders meemaakte in 1999: hun woonsituatie in 2004, naar de leeftijd tijdens de echtscheiding en naargelang het geslacht van de ouder bij wie zij wonen

 

 

Bron: Lodewijckx, 2005, p. 39

 

Ook de leeftijd van het kind op het moment van de echtscheiding is bepalend voor hun woonsituatie enkele jaren later, voornamelijk wanneer het kind bij de vader woont. Jongere kinderen hebben meer kans om na enkele jaren al met een stiefouder samen te wonen (zie figuur 3). Meer dan 30% van de peuters die bij hun moeder verblijft, woont binnen één jaar na de echtscheiding samen met een stiefvader. Meestal woont de moeder ongehuwd samen met haar nieuwe partner. Het percentage voor jonge kinderen, die bij de vader verblijven, ligt dubbel zo hoog (63%). Hier hertrouwt de vader binnen één jaar na de echtscheiding bij bijna twee op tien peuters. Meer dan 80% van de kinderen die jonger waren dan drie jaar toen hun ouders het huwelijk beëindigden en die bij hun vader woonden, leeft vier jaar na de echtscheiding samen met een stiefmoeder. In meer dan de helft van deze situaties, hertrouwde de vader ook (zie figuur 3) (Lodewijckx, 2005, pp. 38-40). 

            Na een echtscheiding worden kinderen en ouders geconfronteerd met ingrijpende veranderingen. De gewijzigde gezinssamenstelling, en de daarmee samenhangende nieuwe woonsituatie, is slechts één punt waaraan gescheiden gezinnen zich moeten aanpassen. Een echtscheiding brengt tal van andere gevolgen met zich mee.

 

1.6. De gevolgen van een echtscheiding

 

1.6.1. Echtscheiding en maatschappij

 

Hoe beleven ouders en kinderen echtscheidingssituaties? Welke effecten hebben huwelijksontbindingen op hun leefsituaties?

De sociaal wetenschappelijke literatuur toont aan dat men in de jaren zeventig veronderstelde dat een echtscheiding weinig negatieve gevolgen veroorzaakte. De tijdelijke emotionele verwarring na een echtscheiding was gering voor kinderen en volwassenen. Deze literatuur focust zich op de specifieke sterke en zwakke punten van de verschillende familietypes. Zij suggereren onder andere dat alternatieve familietypes niet minderwaardig zijn dan traditionele families. Zij bieden op hun beurt ook een werkbaar klimaat aan voor de ontwikkeling van kinderen en volwassenen (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 3).

Deze gedachtegang werd omstreden begin jaren tachtig. In deze periode startten onderzoekers met de eerste cross-sectionele en longitudinale studies. Men stelde vast dat alleenstaande ouders meer emotionele problemen hadden. Ook kinderen ondervonden negatieve gevolgen van een echtscheiding (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 3).

Vanaf 1980 maakt men steeds meer gebruik van longitudinaal onderzoek. Vandaag beschikken we over uitgebreid onderzoeksmateriaal. Hieruit blijkt dat er heel wat gevolgen aan een echtscheiding verbonden zijn, zowel op korte als op lange termijn (zie infra) (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 3).

Het welzijn van eenoudergezinnen wordt niet alleen bepaald door de echtscheiding en met gevolg de afwezigheid van één ouder. Ook de negatieve beeldvorming in de maatschappij ten aanzien van eenoudergezinnen oefent een sterke invloed uit (Van Crombrugge e.a., 2002, p. 169; Meesters & Singendonk, 1995, p. 135). De beeldvorming is meestal gebaseerd op vooroordelen. Dit uit zich in de manier waarop mensen alleenstaande ouders aanspreken, naar hen kijken of met hen omgaan. Onderzoek, naar de opvattingen van eenoudergezinnen over deze vooroordelen, toont aan dat 38% van eenoudergezinnen vooroordelen over hun gezinstype opmerkt. In dit onderzoek gaat het wel om de waarnemingen van alleenstaande ouders. Deze kunnen verschillen van de realiteit. Bovendien wijst onderzoek aan dat 42% van de alleenstaande ouders een sterke mate van sociale controle ondervindt bij de opvoeding van hun kinderen (Kúti e.a., 2004, pp. 147-152).

Ondanks de evolutie in de samenleving blijft het traditioneel gezin met beide ouders de norm en worden eenoudergezinnen negatief bestempeld vanuit een tekortmodel (Van Crombrugge e.a., 2002, p. 169). Alleenstaande ouders kennen een belangrijke rol toe aan media en onderwijs om de maatschappelijke beeldvorming te veranderen. De media verspreidt eenzijdige negatieve berichtgeving over kinderen uit eenoudergezinnen. We moeten streven naar een realistisch beeld waar ook ruimte is voor positieve berichtgeving. Ook het onderwijs kan een steentje bijdrage, via de opvoeding van kinderen, door een gevarieerd lessenpakket aan te bieden waarin aandacht is voor alternatieve gezinsvormen (Kúti e.a., 2004, p. 155).

Anderzijds kunnen we niet ontkennen dat een echtscheiding voor velen een vrij “normaal” maatschappelijk gegeven is geworden (zie supra). De sociale zichtbaarheid is enorm toegenomen. We komen vaak in contact met vrienden of familieleden die gescheiden zijn. De sociale drempel ligt lager waardoor het eenvoudiger wordt om te scheiden. Een echtscheiding vraagt nog steeds om rechtvaardiging, maar er gelden geen zware sociale straffen meer zoals vroeger (Vanhove & Matthijs, 2003, pp. 7, 62; Dumon, 1998, p. 81).

Een onderzoek van het CBGS toont aan dat het huwelijk geen voorwaarde meer is om gelukkig te zijn. De Vlaming meent dat het beter is een slecht huwelijk te beëindigen. Toch vinden acht op tien Vlamingen het toenemend aantal echtscheidingen onrustwekkend. De demografische ontwikkelingen worden dus niet ondersteund door een maatschappelijke goedkeuring (Corijn, 2005, p. 34).

 

1.6.2. Kunnen we spreken van “algemene” gevolgen?

 

Onderzoek toont aan dat een echtscheiding in het algemeen negatieve gevolgen heeft voor zowel kinderen als ouders. Maar deze onderzoeksresultaten moeten ook kritisch benaderd worden. In veel studies wordt geen correcte vergelijking gemaakt met gehuwde koppels. Zo is niet altijd duidelijk welke problemen typisch zijn voor alle gezinnen en welke specifiek op gescheiden gezinnen van toepassing zijn. Men moet ook rekening houden met de gehanteerde definities in elk onderzoek. Zo wordt het begrip “eenoudergezin” verschillend gedefinieerd en wordt het moeilijk de resultaten te vergelijken ( Hetherington & Kelly, 2002, p. 5; Kúti e.a., 2004, p. 21).

In de literatuur vinden we vooral algemene negatieve gevolgen van een echtscheiding terug. Deze gevolgen zijn niet in alle situaties even rampzalig. Risico en beschermende factoren bieden een verklaring voor deze verscheidenheid.

 

1.6.2.1. Risico en beschermende factoren

Een echtscheiding gaat steeds gepaard met veel stress. Stress activeert op zijn beurt een set van risico factoren die individuen meer kwetsbaar maakt voor negatieve gevolgen van een echtscheiding. Maar ook beschermende factoren worden door stress geactiveerd. Deze beschermen individuen tegen tegenspoed en schakelen risico factoren, en dus de negatieve gevolgen, uit. Risico en beschermende factoren bepalen samen de capaciteit waarmee individuen een echtscheiding doorstaan. Veerkracht ontwikkelt zich wanneer risico en beschermende factoren zich verenigen. Mensen beschikken over voldoende kracht om zich te beschermen tegen de gevolgen van een echtscheiding wanneer beschermende factoren domineren. Nemen risico factoren de overhand dan zijn mensen gevoeliger en zwakker. Zowel ouders als kinderen krijgen na een echtscheiding met deze factoren te maken. Elk individu beschikt over een eigen set van factoren. De nadelen van een echtscheiding kunnen dus beperkt worden door zoveel mogelijk beschermende factoren te ontplooien en risico factoren uit te schakelen.  (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 70-71; Kúti e.a., 2004, p. 120). De risico en beschermende factoren worden hieronder aangehaald (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 72-86; Hetherington, 1999, p. 61; Kúti e.a., 2004, pp. 120-121; Meesters & Singendonk, 1995, pp. 126-127; Spruijt e.a., 2002, pp. 36-37).

 

Beschermende factoren 

          Een goed functionerende ouder: een ouder die goed voor de kinderen zorgt en ze steunt. Een ouder die concrete plannen maakt, zichzelf in de hand houdt, zich kan aanpassen aan de nieuwe situatie, sociaal verantwoordelijk en autonoom is.

          Goede samenwerking met de ex-partner: weinig conflict en gedeelde verantwoordelijkheid

          Steun van sociaal netwerk (familie en vrienden)

          Beroep doen op een formeel steunnetwerk

          Alimentatie ontvangen voor de kinderen. Dit is zowel positief voor de aanschaf van materiële zaken maar ook omdat het kinderen het gevoel geeft dat ze nog belangrijk zijn voor de uitwonende ouder.

          Goede verstandhouding tussen broers en/of zussen

          Kenmerken van de kinderen: geslacht, leeftijd, temperament en intelligentie

          ….

 

Risico factoren

          Een slecht functionerende ouder: een ouder die depressief wordt, agressief gedrag vertoont, onvoldoende controle op de kinderen uitoefent, onverantwoordelijk is of impulsief reageert

          Financiële achteruitgang of een ongunstige financiële situatie

          Ouderlijk conflict, vooral als de kinderen tegen elkaar worden uitgespeeld

          Hoe meer veranderingen, hoe slechter voor de kinderen (nieuwe omgeving, nieuwe school,…)

          Promiscuïteit

          Voorgaande echtscheidingen

         

 

1.6.2.2. De gevolgen voor kinderen

Kinderen reageren, net zoals ouders, verschillend op een echtscheiding. Meestal voelen ze zich verward, boos of bang. Afhankelijk van het temperament van de kinderen kunnen zij voor extra opvoedingsproblemen zorgen. Gescheiden ouders hebben het al zo druk met zichzelf en kunnen een “vervelend” kind wel missen. Deze kinderen zijn prikkelbaar, onvoorspelbaar en heel actief. Zij reageren heftig en negatief op veranderingen. Intelligente kinderen hebben in het algemeen minder last van psychosociale problemen. Bij deze kinderen domineren beschermende factoren en zodoende bezitten zij voldoende kracht om zich tegen de negatieve gevolgen te beschermen (zie supra) (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 147-148; Meesters & Singendonk, 1995, p. 124).

We stelden reeds enkele opmerkelijke genderverschillen vast bij gescheiden moeders en vaders (zie 1.5.2.2.). Tussen jongens en meisjes vinden we minder opvallende genderverschillen terug. Jongens passen zich iets minder goed aan wanneer ze na een echtscheiding bij hun moeder verblijven. Een verklaring hiervoor is dat een alleenstaande moeder het moeilijker heeft met de opvoeding van zonen dan van dochters (zie supra). Meisjes krijgen meer emotionele steun van de moeder. Er ontstaat vaak een vriendschappelijke moeder-dochter relatie. Bovendien hebben jongens het moeilijker met het vertrek van de vader. Voor hen verdwijnt de identificatiefiguur: een vader is in vele opzichten een model, een rolvoorbeeld (Hetherington & Kelly, 2002, p. 149).

            Wat betreft de gevolgen van een echtscheiding voor schoolprestaties, zelfbeeld, sociale relaties, psychologisch en emotioneel welbevinden treffen we geen genderverschillen aan in de literatuur. Wel presteren kinderen van gescheiden ouders in het algemeen slechter op deze vlakken dan kinderen uit intacte families. Genderverschillen vinden we evenwel terug in de manier waarop jongens en meisjes hun concrete probleemgedrag uiten. Meisjes zijn eerder op zichzelf gericht, ze internaliseren hun problemen. Ze zijn depressief, hebben stress, klagen over lichamelijke klachten en hebben een laag zelfbeeld. Jongens vertonen symptomen als antisociaal, agressief en licht delinquent gedrag. Zij externaliseren hun problemen (Kúti e.a., 2004, p. 118; Meesters & Singendonk, 1995, p. 100; Spruijt e.a., 2002, p. 34).

            Op elke leeftijd heeft een echtscheiding nadelige gevolgen voor kinderen. Maar onderzoek toont aan dat er geen samenhang bestaat tussen leeftijd van kinderen en andere psychosociale problemen. De leeftijd van kinderen tijdens de echtscheiding heeft vooral een invloed op de manier waarop ze de echtscheiding verwerken. De cognitieve ontwikkeling van het kind wordt besproken door Piaget. Hij spreekt over drie fases die kinderen doorlopen. De pre-operationele fase vindt plaats tussen twee en zeven jaar. In deze fase denken kinderen egocentrisch en hebben moeite om zich in de plaats van andere te stellen. Complexe problemen zoals een echtscheiding kunnen zij nog niet vatten. Ze voelen zich schuldig omdat ze denken dat de echtscheiding hun fout is. Dit komt omdat ze nog niet alle factoren tegelijkertijd kunnen begrijpen. Van zes à zeven tot 12 jaar bevinden kinderen zich in de fase van de concrete operaties. Ze nemen steeds meer deel aan activiteiten buitenshuis. Ze leggen nieuwe contacten en ontwikkelen sociale vaardigheden. Ze kunnen beter nadenken over de opeenvolging van gebeurtenissen en kunnen zo een echtscheiding wel begrijpen. Ze denken ook na over de gevolgen die een echtscheiding voor hen zal hebben. In de laatste fase, vanaf 12 jaar, ontwikkelen jongeren de mogelijkheid tot abstract denken. Ze ontwikkelen een eigen sociale identiteit en maken de overgang naar een volwassen wereld (Roe, 2004; Meesters & Singendonk, 1995, pp. 54-60; Spruijt e. a., 2002, p. 34).

 

1.6.3. Korte termijn effecten

 

Meteen na een echtscheiding zijn er verschillende factoren waarmee ouders geconfronteerd worden. Vooral praktische, emotionele en psychologische problemen vragen voor een oplossing. Belangrijk is dat we de algemene gevolgen bespreken en deze niet op elk gezin van toepassing zijn.

Een echtscheiding is meteen voelbaar in de alledaagse gang van het leven. Als ouder kom je er immers alleen voor te staan. Financiële problemen zijn bij gescheiden ouders, vooral moeders, geen uitzondering. Vele sociale wetenschappers wijzen erop dat alle gevolgen afhankelijk zijn van de economische instabiliteit van een gescheiden ouder. Als de economische stress in deze gezinnen wordt geminimaliseerd, zullen er ook minder nadelige gevolgen zijn (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 48-49; Meesters & Singendonk, 1995, p. 135).

Toch is de financiële ellende niet het enige aspect waarom gescheiden ouders vaker in de problemen komen. Alleen instaan voor de opvoeding van kinderen is niet eenvoudig. Het gebrek aan een partner die steun biedt, mag niet onderschat worden (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 45-49). Bovendien gaat de alleenstaande ouder, vaak de moeder, meer werken om financieel rond te kunnen komen. Deze ouders kunnen minder tijd met hun kinderen spenderen dan voordien. Daarbij komen nog een hele hoop zorgen, schuldgevoel, stress en verdriet. Voornamelijk in het eerste jaar na een echtscheiding zijn gescheiden ouders depressief, woedend of onstabiel. Hun humeur verandert om de haverklap en ze hebben het gevoel “gefaald” te hebben (Hetherington, 1999, p. 130; Kúti e.a., 2004, p. 83-84; Furstenberg & Cherlin, 1991, p. 55; Meesters & Singendonk, 1995, p. 135).

Na een echtscheiding is het moeilijk om het juiste evenwicht te vinden tussen werk, huishouden en de opvoeding van de kinderen. Al de verantwoordelijkheid ligt nu bij één ouder. Zij kunnen met niemand overleg plegen, ze zijn alleen op zichzelf aangewezen. Er is immers niet altijd iemand in de directe omgeving die raad kan geven (Hetherington, 1999, p. 135; Kúti e.a., 2004, p. 50). Hetherington (1999, pp. 135-138) toont aan dat er degelijk sprake is van verminderd ouderschap in eenoudergezinnen. De afwezigheid van twee ouders bij de opvoeding van kinderen is voelbaar. Gebrek aan tijd, energie en controle zijn geen vreemde elementen in het leven van deze gezinnen. Er is duidelijk minder gezinsstructuur aanwezig. Een traditioneel koppel beschikt over twee ouders die voor de kinderen zorgen. Dit leidt automatisch tot een verhoogde capaciteit om actief en betrokken met de kinderen bezig te zijn. Alleenstaande ouders zijn minder betrokken bij de opvoeding van hun kinderen en oefenen in mindere mate controle uit. Zo laten getrouwde moeders hun kinderen minder vaak alleen thuis dan gescheiden moeders. Gehuwde moeders hebben ook vaker regels in verband met televisie kijken (36,9%) dan gescheiden moeders (31,9%). In eenoudergezinnen is er in het algemeen minder controle, minder discipline, minder emotionele betrokkenheid en minder tijd en energie aanwezig voor de opvoeding van de kinderen (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 45-46, 50; Hetherington, 1999, p. 85; Meesters & Singendonk, 1995, p. 69, 128; Van Peer & Van den Bergh, 2004, pp.10-12; Kúti e.a., 2004, p. 45).

Veel gescheiden ouders moeten ook verhuizen. Dit omwille van financiële redenen of ze willen dichter bij hun familie wonen. Kinderen en ouders moeten zich in deze nieuwe omgeving aanpassen. Deze situatie brengt extra onzekerheid met zich mee. Anderzijds kan het ook voordelig zijn omdat men daar een nieuw leven kan opbouwen (Meesters & Singendonk, 1995, pp. 70, 134).

Het sociaal netwerk verandert snel na een echtscheiding. Oude vrienden hebben het er moeilijk mee. De vanzelfsprekendheid van het contact met beide ouders valt weg, zoals samen op vakantie gaan of samen nieuwjaar vieren. Vrienden en familieleden nemen vaak een afwachtende houding aan. Ze zijn bang te moeten kiezen voor één van beide ouders of dat ze betrokken zouden geraken in conflicten. De alleenstaande ouder treft ook enige schuld. Alle problemen rond de echtscheiding eisen hun tol en er blijft heel weinig energie over om de contacten te bewaren (Hetherington & Kelly, 2002, p. 51; Hetherington, 1999, p. 139; Meesters & Singendonk, 1995, pp. 70-71).

 

1.6.4. Lange termijn effecten

 

Veel onderzoek baseert zich op de korte termijn effecten van een echtscheiding. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat een echtscheiding ook op lange termijn voelbaar aanwezig is. Een echtscheiding is geen discreet moment maar een proces met veel radicale en voortdurende veranderingen. In de eerste twee jaar na een echtscheiding vinden we de meeste negatieve gevolgen terug. Vanaf twee tot drie jaar volgend op een echtscheiding keert de rust meestal terug in gescheiden gezinnen. De meeste ouders en kinderen passen zich aan, aan de veranderde omstandigheden maar de gevolgen zijn nog niet volledig verdwenen. Men noemt deze aanpassingsperiode vaak de crisisperiode. Na vijf tot zes jaar is het evenwicht vrijwel helemaal hersteld. Deze periodes verschillen uiteraard van gezin tot gezin (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 63, 149; Meesters & Singendonk, 1995, p. 67; Spruijt e.a., 2002, p. 35; Kúti e.a., 2004, p. 119).

De literatuur suggereert hoofdzakelijk dat kinderen altijd het slachtoffer zijn van een echtscheiding. Deze stelling moet echter worden genuanceerd. De negatieve lange termijn effecten worden overdreven. Een onderzoek van Hetherington en Kelly (2002, p.7) toont immers aan dat slechts 25% van jongeren afkomstig uit een gescheiden gezin, in vergelijking met 10% van jongeren uit een intact gezin, te kampen had met ernstige sociale, emotionele of psychologische problemen. Hoewel de meeste jongeren terugblikken op de echtscheiding van hun ouders als een pijnlijke ervaring, slagen ze er toch in hun leven in goede banen te leiden. Bovendien kan een echtscheiding op lange termijn ook een goede zaak zijn. Kinderen, die het ouderlijk huwelijk als ongelukkig en conflictueus beschrijven of geconfronteerd werden met alcoholmisbruik en geweld, ondervinden weinig nadelige gevolgen. Een echtscheiding betekent immers het einde van deze benarde periode en verbetert het welzijn van de kinderen (Vanhove & Matthijs, 2003, p. 60; Hetherinton, 1999, p. 136).

                In de literatuur vinden we twee visies terug op de rol van het kind in een echtscheiding. Ten eerste wordt het kind gezien als een slachtoffer. Een kind is afhankelijk en heeft bescherming van beide ouders nodig. Anderzijds vinden we ook terug dat kinderen van gescheiden ouders meer autonomie verwerven. Zij zijn in staat zelf een oordeel te vellen zonder al te veel hulp van volwassenen. Ze nemen meer verantwoordelijkheden in vergelijking met andere kinderen van hun leeftijd (Spruijt e.a., 2002, p. 38; Kúti e.a., 2004, p. 110).

 

 

Hoofdstuk 2: Ouderlijke begeleiding van het mediagebruik

 

2. Inleiding

 

Het medialandschap is de laatste tientallen jaren spectaculair veranderd. Gezinnen worden overstelpt met nieuwe media zoals internet, geavanceerde computerspelletjes, DVD’s, mp3-spelers, iPods enzovoort. Radio en televisie kunnen door de meeste ouders gecontroleerd worden, aangezien deze voor hen niet geheel onbekend zijn. Onderzoek wijst uit dat ouders het mediagebruik van hun kinderen, in meerdere of mindere mate, begeleiden (zie infra). Recentelijk voert men, aan de hand van de bestaande begeleidingstypologieën, ook onderzoek naar de begeleiding van nieuwe media (Eastin, Greenberg & Hofschire, 2005. p. 3).

            Uit recente onderzoeken blijkt dat deze begeleiding noodzakelijk is. Sinds de introductie van het interent in de huiskamers, neemt het mediagebruik bij kinderen spectaculair toe. Kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, spenderen zes uur per dag aan één of meerdere media. Onze noorderburen spreken reeds over “beeldschermkinderen” en in de VS heeft men het over “Generation M”, met de M voor media. Een toename in mediagebruik vergroot bovendien de kans op confrontatie met schadelijke media-inhouden (Valkenburg, 2005, p. 4). 

Met het oog op de bespreking van de resultaten gaan we eerst dieper in op een aantal opvoedings- en communicatiepatronen binnen een gezin. Aan de hand van Baumrinds parenting typologie bespreken we de verschillende ouderschapsstijlen. Onderzoek van Hetherington en Kelly, naar de verschillen in ouderschapsstijlen tussen traditionele en gescheiden gezinnen, wordt ook vermeld.

Nadien gaan we dieper in op de communicatiepatronen binnen eenoudergezinnen aan de hand van het werk van meerdere onderzoekers. Vervolgens behandelen we de familie communicatiepatronen op basis van de RFCP index van Ritchie.

            Centraal in ons onderzoek staat de ouderlijke begeleiding van het mediagebruik. Verschillende begeleidingstypes worden uitvoerig besproken aan de hand van het werk van Bybee, Robinson en Turow en van Fujioka en Austin. Vervolgens wijzen we het verband aan tussen communicatiepatronen en begeleidingstypes.

Ten slotte maken we de overgang van de bestaande literatuur naar ons uiteindelijke onderzoek en lichten we onze onderzoeksvragen toe.

 

2.1. Parenting typologie van Baumrind

 

Baumrinds parenting typologie (1968) is tegenwoordig standaard geworden voor onderzoek naar de verschillende ouderschapsstijlen. Aanvankelijk ontwikkelde ze drie parenting styles (authoritative, authoritarian en permissive parenting). Nadien werd een vierde type toegevoegd, namelijk neglectful parenting. Dit type is een verdere opsplitsing van permissive parenting (Pellerin, 2005, pp. 285-286; Eastin e.a., 2005, p. 4).

Baumrind onderscheidt twee parenting dimensies: warmth/responsivness en control/demandingness. Een hoge score op beide dimensies staat voor positief ouderschap en wordt authoritative parenting genoemd. Pellerin (2005, p. 285) citeert Baumrind:

 

The authoritative parent…attempts to direct the child's activities in a rational issue-oriented manner. He or she encourages verbal give and take, shares with the child the reasoning behind parental policy, and solicits the child's objections… Such a parent affirms the child's present qualities, but also sets standards for future conduct, using reason as well as power and shaping by regimen and reinforcement to achieve parental objectives.

 

Onderzoek toont aan dat kinderen van authoritatieve ouders hogere sociale en cognitieve vaardigheden bezitten, betere schoolresultaten behalen, hogere aspiraties hebben, een beter psychologisch welzijn hebben en beter gedrag vertonen dan andere kinderen (Pellerin, 2005, p. 286).

Authoritarian parenting scoort hoog op control/demandingness maar laag op warmth/responsivness. Hier staat discipline en gehoorzaamheid centraal maar er wordt weinig aandacht aan genegenheid en warmte besteed. Deze kinderen zijn externe controle in plaats van zelfregulatie gewoon. Er ontstaat meer kans dat zij zullen rebelleren. Toch vinden we weinig gedragsproblemen terug bij deze kinderen. Ze zijn wel minder sociaal vaardig en hebben minder eigenwaarde. Hun schoolresultaten en aspiraties liggen iets lager dan die van kinderen met authoritatieve ouders (Pellerin, 2005, p. 286; Eastin e.a., 2005, pp. 5-6).

Indulgent-permissive parenting wordt gekenmerkt door hoge warmth/responsivness en lage control/demandingness. Bij deze ouders gelden er weinig regels en heerst er minimale discipline. Ze besteden daarentegen veel aandacht aan liefde en affectie voor hun kinderen. Deze kinderen scoren relatief hoog op sociale vaardigheden en eigenwaarde maar hun schoolresultaten en aspiraties liggen laag. Ze vertonen ook meer gedragsproblemen (Pellerin, 2005, p. 286; Eastin e.a., 2005, pp. 5-6).

Zowel bij authoritative, authoritarian en permissive parenting worden er door de ouders voldoende inspanningen geleverd voor de opvoeding van hun kinderen. Bij het laatste type indifferent-neglectful parenting wordt een minimum aan moeite vastgesteld. De ouders vertonen inconsistent gedrag. Soms geven ze veel aandacht en liefde aan hun kinderen dan negeren ze hen. Ook qua regels en discipline is er onvoldoende duidelijkheid. Hier zijn verschillende oorzaken voor zoals stress, alcoholmisbruik, depressie, carrière maken enzovoort. Kinderen met zulke ouders hebben de meest ongunstige uitgangspositie voor de toekomst. Ze behalen de slechtste resultaten op sociale vaardigheden, eigenwaarde, schoolresultaten, aspiraties en gedragsproblemen (Pellerin, 2005, pp. 286-287; Eastin e.a.,2005, pp. 5-6).

 

2.1.1. Parenting typologie in eenoudergezinnen

 

Hetherington en Kelly (2002, pp. 127-133; Hetherington, 1999, pp. 68, 85) onderzochten in welke mate deze parenting styles variëren tussen traditionele en gescheiden ouders.

Authoritative parenting vraagt veel energie en aandacht. Als je alleen verantwoordelijk bent voor de opvoeding van de kinderen, wordt dit moeilijker. Dit type komt bij gescheiden ouders duidelijk minder aan bod in vergelijking met gehuwde koppels (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 11). Vooral in het eerste jaar na een echtscheiding vinden we vaker de andere drie types terug. Authoritative parenting biedt voor de kinderen wel de meeste bescherming. De ouder reageert op een consistente manier en dit is gunstig voor een situatie waarin alles reeds aan het veranderen is. Er ontstaat wederzijds respect, warmte en betrokkenheid en de ouder-kind relatie kan op die manier optimaal verlopen. Deze ouders zijn ook gevoelig voor de noden van hun kinderen. Ze weten wanneer er problemen zijn en staan klaar om steun te bieden. Kinderen van authoritatieve ouders komen als de meest sociaal verantwoordelijke en minst bezorgde uit een echtscheiding. Veel gescheiden ouders denken echter dat ze authoritative parenting toepassen. Maar Hetherington en Kelly ondervonden meermaals tijdens hun onderzoek dat emotioneel overstuurde ouders hun kinderen gewoon negeren of uitschelden (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 127-130).

Rond de periode van een echtscheiding oefenen ouders minder controle uit, tonen minder affectie en communiceren minder. Neglectful parenting komt dan ook meer aan bod bij gescheiden ouders dan bij traditionele gezinnen. Dit moet ons niet verwonderen aangezien een alleenstaande ouder het al zo druk heeft met de echtscheiding en de reorganisatie van het huishouden (zie 1.6.3.). Een onderzoek uit Vlaanderen toont aan dat ouders dit wel beseffen. Ze beoefenen het ouderschap op “automatische piloot”: de meerderheid van de moeders vermeldde dat al hun tijd en energie in de echtscheiding werd opgeslorpt. Financiële en emotionele ellende dragen bij tot een minder kwaliteitsvolle opvoeding (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 132-133; Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 12).

Een behoorlijk aandeel van gescheiden ouders vinden we terug in het type permissive parenting. Ze zijn vrij mild en tolerant doorgaans omdat ze fysisch en emotioneel uitgeput zijn of omdat ze zich schuldig voelen. Uit schuldgevoel, omwille van de pijn die met een echtscheiding gepaard gaat, willen ze hun kinderen niet te streng opvoeden en worden ze toegeeflijker. Aan liefde en affectie geen gebrek maar er worden weinig regels en beperkingen opgelegd. Kinderen die nood hebben aan een strakke regulering vertonen later meer gedragsproblemen (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 130-131).

Andere ouders worden na een echtscheiding juist strenger en strikter. Ze proberen de chaos die een echtscheiding met zich meebrengt, te beheersen. Autoritaire ouders eisen discipline en hanteren duidelijke regels. Maar gescheiden ouders slagen hier meestal niet in. Authoritarian parenting wordt vaak gebruikt door gescheiden ouders met een gebrek aan autoriteit. Dit leidt tot een ineffectieve en onstabiele opvoedingsstijl. De kinderen genieten niet van de voordelen die authoritarian parenting normaal met zich mee brengt (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 131-132).

 

2.2. Communicatiepatronen

 

2.2.1. Communicatie in eenoudergezinnen

 

Verschillende auteurs tonen aan dat de communicatie tussen ouder en kind in eenoudergezinnen slechter is dan in traditionele gezinnen. Uit onderzoek van Bhushan en Shirali (1992) blijkt dat de communicatie in intacte families meer effectief is. Demo en Acock (1996) vinden meer conflict terug in de ouder-kind communicatie bij gescheiden gezinnen. Walker en Hennig (1997) observeerden de verbale interactie in eenoudergezinnen. Ook zij vinden meer conflictsituaties, minder tolerantie, minder empathie en meer antisociaal gedrag terug (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 13).

            De relatie tussen een moeder en kind verschilt van de relatie tussen een vader en kind. Deze verschillen komen ook naar voor in de uiteenlopende communicatiestijlen. De communicatie met vaders is in het algemeen minder open. Vaders benadrukken vooral de waarden deskundigheid, prestatie en autonomie. Kinderen uit gescheiden gezinnen missen, toch op dagelijkse basis, deze communicatie met hun vaders. Kinderen komen immers meestal bij de moeder terecht en het contact met de uitwonende vader is niet altijd optimaal (zie 1.4.1.2.). Onderzoek van Simon en Beaman (1996) toont aan dat meer dan de helft van kinderen van gescheiden ouders, zowel jongens als meisjes, nooit met hun vader praat over problemen (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 14).

Een goede communicatie met de vader is belangrijk voor het welzijn van de kinderen, voornamelijk jongens hebben hier nood aan. De rol van de vader in het gezin heeft opnieuw aandacht gekregen. Vroeger werd hoofdzakelijk de moeder centraal gesteld. Maar tegenwoordig nemen vaders steeds meer actief deel aan het gezinsleven. Communicatie tussen vader en kind is vooral belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van kinderen. De vader is een identificatiefiguur: voor jongens is hij een model en rolvoorbeeld. Bij meisjes gaat het om de positieve aandacht van hun vader voor hun moeder en voor zichzelf. Zo worden zij in hun vrouwelijke identiteit bevestigd (Van Peer & Van den Bergh, 2004, pp. 14-16; Van Crombrugge e.a., 2002, p.164).

Eenoudergezinnen gebruiken andere communicatiestijlen omwille van hun specifieke situatie en problemen. Door een zwakkere familiecohesie en zwaardere problemen gaan gescheiden moeders meer negatief (kibbelen, roepen en boosheid) communiceren dan in traditionele gezinnen. Kinderen met een alleenstaande moeder ervaren wel evenveel positieve communicatie (praten over gevoelens en leuke dingen) als kinderen uit een traditioneel gezin. De positieve communicatie tussen vader en kind komt het minst aan bod bij vaders die omgangsrecht hebben. Negatieve communicatie komt hier het meest frequent voor. Tussen traditionele gezinnen en vaders met een co-ouderschapregeling treffen we weinig verschillen aan. Positieve communicatie moet worden opgebouwd en vaders met omgangsrecht zijn onvoldoende aanwezig in het leven van hun kinderen. De afwezigheid van de vader speelt ook een rol in de hoge mate van negatieve communicatie. Vaders uit een co-ouderschapregeling hebben frequenter contact met hun kinderen en bijgevolg minder communicatieproblemen (Van Peer & Van den Bergh, 2004, pp. 28-30).

Onderzoek in Vlaanderen toont aan dat kinderen veel belang hechten aan communicatie in een gezin. Voor hen is het belangrijk dat de ouders tijd maken voor hen om te praten en  leuke activiteiten te organiseren. De afwezigheid van een ouder kan het gevoel van “aanvaarding” verminderen (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 21; Van den Bulck & Van den Bergh, 1998, p. 30).  

Ondanks de hoge mate van negatieve communicatie in eenoudergezinnen, merken Walker en Hennig (1997) op dat deze familieleden een hechtere band met elkaar hebben dan in een traditioneel gezin. Hetherington en Clingempeel (1992)  tonen aan dat er een grotere mate van gelijkheid heerst tussen familieleden van een eenoudergezin. Aan deze kinderen wordt vaak meer autonomie en verantwoordelijkheid gegeven (Van Peer & Van den Bergh, 2004, p. 21).  

 

2.2.2. Familie communicatiepatronen

 

De communicatie in gezinnen is een interessant onderzoeksdomein dat reeds in de psychologie, het consumentenonderzoek en communicatiewetenschappen werd bestudeerd. Hiervoor gebruikt men doorgaans de theorie van Chaffee and McLeod (1972): Family Communication Patterns of de FCP index. Deze theorie is gebaseerd op twee dimensies namelijk socio-orientation, met de nadruk op harmonieuze familierelaties en concept-orientation met de nadruk op vrije meningen binnen een gezin. Deze theorie werd bekritiseerd door enkele onderzoekers. De methodologische kritiek baseert zich op het feit dat er geen rekening werd gehouden met het standpunt van de kinderen. Onderzoek naar communicatiepatronen werd enkel verricht vanuit het perspectief van de ouders. Theoretische kritiek werd geuit op de conceptualisering van de FCP index, voornamelijk op het positief verband tussen socio-orientation en harmonieuze familierelaties (Fitzpatrick, 1994, p. 278; Fitzpatrick, 2004, p. 173; Van den Bergh & Van den Bulck; 2000, pp. 111-112).

Deze dimensies werden later door Ritchie toegelicht en hervormt. Het resultaat is de Revised Family Communication Patterns of de RFCP index (1988). De twee dimensies krijgen ook een andere naam: conformity-orientation in plaats van socio-orientation, met de nadruk op controle en conversation-orientation in plaats van concept-orientation, met de nadruk op ondersteuning (Fitzpatrick, 1994, p. 278; Fitzpatrick, 2004, p. 173; Van den Bergh & Van den Bulck, 2000, pp. 111-112).

Conformiteitoriëntatie verwijst naar de manier waarop gezinnen een klimaat creëren van homogene attitudes, overtuigingen en waarden. Discussies en controverse komen in deze gezinnen weinig of niet aan bod. Andere ideeën dan die van de ouders worden niet getolereerd. Dit reflecteert min of meer in een autoritair gezag. Ouders proberen de harmonie te bewaren door controle en conformiteit te benadrukken. Ze bewaren de status quo en hun focus ligt voornamelijk intern (Fujioka & Austin, 2002, p. 644; Fitzpatrick, 2004, p. 173; Van den Bergh & Van den Bulck, 2000, p. 112).

            Conversatieoriëntatie verwijst naar de mogelijkheid tot interactie binnen een gezin. Communicatie is een middel om te discussiëren over verschillende onderwerpen. Conflict en controverse krijgen dan ook een plaats in deze families. De mening van elk familielid krijgt gehoor. Er wordt openlijk gepraat en overlegd met iedereen. Ouders leren hun kinderen met informatie om te gaan en maken hen klaar voor de “buitenwereld”. De focus ligt hier extern (Fujioka & Austin, 2002, p. 644; Fitzpatrick, 2004, p. 173; Van den Bergh & Van den Bulck , 2000, p. 112).

 

2.2.2.1. Vier gezinstypes op basis van de RFCP-index

Aan de hand de hierboven aangehaalde dimensies onderscheidt men vier gezinstypes. Gezinnen die laag scoren op conformiteit en conversatieoriëntatie worden laissez-faire gezinnen genoemd. Er is weinig bewuste interactie tussen de familieleden en een algemeen tekort aan ouderlijke invloed. Kinderen uit zulke families laten zich meer beïnvloeden door externe sociale groepen. Beschermende gezinnen scoren hoog op conformiteit en laag op conversatieoriëntatie. De communicatie in deze gezinnen wordt gekenmerkt door gehoorzaamheid en weinig ruimte voor discussie. Deze kinderen worden gemakkelijk beïnvloed door externe autoriteiten. Pluralistische gezinnen scoren laag op conformiteit en hoog op conversatieoriëntatie. Open en onbeperkte interactie staat hier centraal. Ieder familielid heeft recht op een eigen mening. Kinderen leren onafhankelijk denken. Consensuele gezinnen scoren hoog op conformiteit en conversatieoriëntatie. Hier geldt een bepaalde druk om overeenstemming te bereiken maar ook nieuwe ideeën komen aan bod zonder de bestaande machtsstructuren binnen het gezin te verstoren.  Deze kinderen kunnen de overtuigingen van hun ouders overnemen of vluchten in hun fantasieën (Fitzpatrick, 1994, p. 280; Fitzpatrick, 2004, pp. 173-174; Roe, 2004).

            In tegenstelling tot de parenting styles van Baumrind wordt in de RFCP index een onderscheid gemaakt tussen gedragsmanagement en mogelijkheid tot discussie als twee gescheiden dimensies van communicatiepatronen. Deze twee dimensies werden ook bij Baumrind geconceptualiseerd maar samen onder één dimensie. Dankzij dit onderscheid kunnen we de lijn verder trekken van algemene communicatiepatronen naar meer specifiek mediagerelateerde communicatiepatronen. Gedragsmanagement kan worden geassocieerd met de mate waarin ouders regels stellen voor het mediagebruik van hun kinderen (restrictieve begeleiding) of gewoon meekijken (niet-gerichte begeleiding). Mogelijkheid tot discussie wordt gerelateerd aan de mate waarin ouders actief discussiëren met hun kinderen over televisie-inhouden (evaluatieve begeleiding) (Fujioka & Austin, 2002, pp. 644-645).

 

2.3. Ouderlijke begeleiding van het mediagebruik

 

Onderzoek toont aan dat kinderen gemiddeld twee uur per dag televisie kijken. Spelletjes op de computer, Playstation, Nintendo enzovoort nemen een half uur in beslag. Met de introductie van het internet verschuift de televisie meer naar de achtergrond. Dit gebeurt voornamelijk bij jongeren vanaf 15 jaar. Kinderen van acht tot twaalf jaar zijn ook geïnteresseerd in het internet. Ze vinden het een aangenaam medium en zijn nieuwsgierig over wat het internet hen te bieden heeft. Een recent onderzoek bij negen tot twaalfjarige kinderen toont aan dat het internet belangrijk is. Het spelen van online spelletjes is het populairste bij deze kinderen (62%). Zes op tien kinderen chat en de helft maakt wel eens gebruik van email. 55% gebruikt het internet voor schoolopdrachten. (Valkenburg & Soeters, 2001, pp. 666-668; Devos, 13.02.2006).

Ouders hebben een dubbelzinnige houding tegenover het computer en internetgebruik van hun kinderen. Enerzijds erkennen ze het belang van deze media: in een multimediale samenleving is de computer met al zijn voordelen immers onmisbaar geworden. Anderzijds vrezen ze dat hun kinderen in contact komen met schadelijke media-inhouden, zoals materiaal dat niet voor hen geschikt is of contact met personen met verkeerde bedoelingen (De Gezinsbond, 2001). Een onderzoek van de Universiteit Gent en Action Innocence toont aan dat deze vrees terecht is. Een op zes leerlingen voelt zich tijdens het internetgebruik soms onveilig of bedreigd. Vier op tien meldt bovendien dat ze al gechoqueerd werden door wat ze op het scherm te zien kregen. Meer dan de helft van de kinderen vindt dat het internet gevaarlijk kan zijn (Onderwijs en vorming Vlaanderen, 05.09.2005).

Het hedendaagse medialandschap verhoogt het aanbod van schadelijke media-inhouden. Dit resulteert echter niet noodzakelijk in een toename van negatieve media-effecten. Patti M. Valkenburg nuanceert:

 

Schadelijk media-aanbod is aanbod dat de cognitieve, emotionele, en/of sociale ontwikkeling van personen jonger dan 16 mogelijk negatief beïnvloedt.

(…) Mogelijk schadelijk media-aanbod kan (maar hoeft niet noodzakelijk te) leiden tot ongewenste effecten, zoals afstomping voor geweld, aanhoudende angstreacties, en ongewenste ideeën over seksualiteit en minderheidsgroeperingen (2005, p. 4).

 

Communicatie op het internet veroorzaakt risico’s, vooral wanneer kinderen onvoorzichtig omspringen met persoonlijke gegevens. Ze lopen het gevaar dat ze online of zelfs offline worden lastig gevallen. Tegenwoordig hebben kinderen ook meer privacy. De gezinsbrievenbus en -telefoon worden uitgebreid met eigen MSN en emailadressen, profielsites en gsm’s. Media-aanbieders kunnen de ouders omzeilen en zich meteen richten tot de kinderen. Het mediagebruik van kinderen speelt zich bovendien regelmatiger af buiten het bereik van de ouders. Steeds meer kinderkamers worden uitgerust met televisie en/of computer. Overigens hebben ouders vaak minder kennis van nieuwe media dan hun kinderen (Valkenburg, 2005, pp. 4-6; Livingstone & Bovill, 2001, pp.193-195).

Computer en internet zijn zeker niet de enige media die schadelijke inhouden teweegbrengen. Televisie, en dan voornamelijk commerciële televisie, concentreert zich vooral op Amerikaans entertainment. Dit type entertainment is relatief goedkoop en trekt een breed publiek aan. Geweld, seks en actie vormen de basisinhouden van deze programma’s. De grenzen tussen fictie en werkelijkheid vervagen. Voor kinderen is het belangrijk dat zij gewelddadige of ongeschikte  beelden in een juiste context kunnen plaatsen. Door de komst van de nieuwe, digitale media wordt dit steeds moeilijker. De context en de condities voor totstandkoming van deze beelden worden zelden kenbaar gemaakt. Ten slotte zijn kinderen meer en meer “media-multitaskers” (het gebruik van verschillende media naast elkaar) geworden. Dit nieuwe fenomeen vinden we hoofdzakelijk terug bij beeldschermmedia, zoals internetten wanneer de televisie aanstaat. Een belangrijk gevolg van dit “zappen” tussen mediatoestellen is dat media-inhouden uit hun context worden gehaald. De aandacht van kinderen wordt verspreid over verschillende activiteiten en zodoende komen ze onvoorbereid met schadelijke  inhouden  in contact (Valkenburg, 2005, pp. 4-5).

 

2.3.1. Restrictieve, evaluatieve en niet-gerichte begeleiding

 

Ouders staan niet machteloos tegenover de schadelijke effecten van de media. Ze kunnen het mediagebruik van hun kinderen intentioneel of onintentioneel begeleiden. De gewoontes van de ouders fungeren als voorbeeld voor kinderen. Ze beïnvloeden noodzakelijkerwijs de manier waarop kinderen de wereld, en dus ook de “mediawereld”, begrijpen en ervaren. Naast deze indirecte invloed kunnen ouders ook op een directe manier invloed uitoefenen (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 20).

            Bybee, Robinson en Turow (1982) stellen dat ouders op twee manieren met het mediagebruik van hun kinderen kunnen omgaan. Ze kunnen het mediagebruik reguleren en dus beperkingen opleggen. Of ze begeleiden het mediagebruik door erover te praten met hun kinderen. Dit wordt “parental mediation” genoemd  (Van den Bulck & Van den Bergh, 1998, p. 29). Bybee e.a. onderscheiden drie vormen van ouderlijke begeleiding (parental medition): restrictive, evaluative en unfocused guidance. Dezelfde drie dimensies vinden we terug in twee Nederlandse onderzoeken (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 21). In navolging van Van der Voort en Beentjes (1997, p. 21) opteren we voor dezelfde typologie, namelijk:

1. Restrictieve begeleiding houdt in dat controle wordt uitgeoefend op de tijd die kinderen aan het mediagebruik besteden. Er gelden afspraken over de tijdstippen wanneer mediagebruik is toegestaan. Ook de media-inhouden worden beperkt door onder andere te specificeren naar welke programma’s gekeken/sites bezocht mogen worden en welke niet.

2. Evaluatieve begeleiding houdt in dat er gepraat en gediscussieerd wordt met de kinderen over media-inhouden. Deze ouders helpen hun kinderen om media-inhouden te begrijpen en op een juiste manier te evalueren. Ze geven bijvoorbeeld uitleg over onrealistische gebeurtenissen of personages en over de gevaren van het internet. Dit kan tijdens of na het mediagebruik.

3. Niet-gericht begeleiding houdt in dat ouders samen met de kinderen media gebruiken en erover praten. Deze gesprekken leiden niet tot discussies. De ouders voelen zich niet gemotiveerd om de inhouden te evalueren en als verantwoordelijke ouder op te treden.

 

2.3.1.1. De toepassing van begeleidingsstrategieën 

Verschillende studies tonen reeds aan dat relatief weinig ouders daadwerkelijk actief betrokken zijn bij het mediagebruik van hun kinderen. Ook onderzoek in Nederland komt tot dezelfde resultaten (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 22; Van Evra, 2004, p. 135). Uit onderzoek van Valkenburg, Krcmar, Peeters en Marseille (1999, pp. 62-63) blijkt immers dat niet-gerichte begeleiding het meest frequent wordt toegepast onder Nederlandse ouders. Dit geldt zowel voor moeders als vaders, voor ouders van jongere en oudere kinderen en voor hoog en minder hoog opgeleide ouders. Deze begeleidingsmethode vraagt om de minste psychologische inspanning. Volgens ouders is het gebrek aan tijd en energie de voornaamste reden voor de lage betrokkenheid bij het mediagebruik. Volgens Kaliebe en Sondheimer (2002) zal de controle van ouders nog verminderen door het toenemend aantal kinderen dat een eigen televisie of computer op hun kamer bezit (Van Evra, 2004, pp. 131, 135). Onderzoek van Eastin e.a. (2005, p. 17) bevestigt deze veronderstelling. Kinderen spenderen twee keer zoveel tijd aan het internet wanneer ze over een eigen computer beschikken.

Evaluatieve en restrictieve begeleiding vragen om een meer actieve en directe opvolging van het mediagebruik. Ze worden dan ook minder frequent gehanteerd. Restrictieve begeleiding wordt door ouders het minste toegepast. 45% van de ouders maakt nooit gebruik van software om bepaalde sites te blokkeren en 21% legt nooit tijdsbeperkingen op in verband met het internetgebruik van hun kinderen (Van der Voort & Beentjes, 1997, pp. 21-22; Valkenburg e.a., 1999, p. 62; Eastin e.a., 2005, p. 18).

Er is een negatief verband tussen het gebruik van evaluatieve en restrictieve begeleiding en de leeftijd van de kinderen. Deze begeleidingsvormen worden frequenter toegepast bij jongere kinderen. De reden hiervoor is de bezorgdheid van ouders met jongere kinderen. Zij maken zich meer zorgen over de negatieve effecten van de media dan ouders met oudere kinderen (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 22; Eastin e.a., 2005, p. 17). Onderzoek van Valkenburg e.a. (1999) toont aan dat de  bezorgdheid een invloed heeft op de begeleidingsvorm die wordt toegepast. Ouders zijn vooral ongerust over de effecten van geweld en agressie. Bezorgde ouders passen vaker restrictieve begeleiding toe. Ze proberen de negatieve impact van de media te minimaliseren en voor deze ouders is beperking van het mediagebruik de meest directe en eenvoudigste methode. Niet-gerichte begeleiding is niet geassocieerd met de bezorgdheid van ouders of demografische variabelen. Deze begeleidingsvorm wordt alleen voorspeld door de hoeveelheid mediagebruik van kinderen. De ouders en kinderen kijken bijvoorbeeld samen televisie voornamelijk als gezinsontspanning of om samen tijd door te brengen. Hoe meer de kinderen televisie kijken, hoe vaker ouders de kans krijgen om mee te kijken en omgekeerd (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 22; Valkenburg e.a., 1999, pp. 62-63).

Er bestaat steeds enige twijfel over de mate waarin ouderlijke begeleiding daadwerkelijk wordt toegepast. Onderzoek toont immers aan dat ouders hogere cijfers rapporteren dan kinderen over de mate van hun actieve betrokkenheid bij het mediagebruik (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 23). Wat het televisie kijken betreft, zegt 75% van de moeders en 73% van de vaders dat ze het kijkgedrag van hun kinderen controleren. Maar slechts 41% van de kinderen zegt dat hun moeders, en 35% zegt dat hun vaders, dit doen. Verder zien we dat de meerderheid zegt dat geen van beide ouders het lezen van boeken (88%), of het luisteren naar muziek (75%), of het spelen van computerspelletjes (60%) controleert (Livingstone & Bovill, 1999, p. 17, Ch. 11). Een goede schatting kan gemaakt worden op basis van een combinatie van de antwoorden van ouders en kinderen. Ouders overschatten de mate van begeleiding en kinderen onderschatten dit (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 23).

 

2.3.1.2. Genderverschillen en sociaal economische status

Waar we bij niet-gerichte begeleiding geen genderverschillen aantroffen, vinden we dit bij evaluatieve en restrictieve begeleiding wel. Moeders passen frequenter dan vaders deze begeleidingsvormen toe. Dit komt omdat zij meer bezig zijn met de verzorging van de kinderen. Vaders werken meer buitenshuis, moeders zijn dus meer aanwezig in het huishouden. Ze stellen dan vaker regels of geven uitleg bij het mediagebeuren. Brown e.a. (1990) suggereren dat de verschillen in mediabegeleiding tussen vaders en moeders niet toe te schrijven zijn aan het geslacht maar eerder aan de positie in het huishouden. Zo passen werkende moeders minder frequent evaluatieve en restrictieve begeleiding toe dan niet-werkende moeders (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 22; Valkenburg e.a., 1999, p. 63).

Onderzoek toont aan dat ouders met een hoge sociaal economische status meer gebruik maken van restrictieve en evaluatieve begeleiding. Er werd geen verband terugvonden tussen sociaal economische status en niet-gerichte begeleiding (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 23; Valkenburg e.a., 1999, p. 53). Uit een onderzoek van Roe blijkt dat het frequent gebruik van restrictieve begeleiding enkel voor de moeder geldt. We vinden een lineair verband terug: hoog opgeleide moeders zorgen ervoor dat hun kinderen minder televisie kijken. Dit lineair verband vinden we bij vaders niet terug (Roe, 2000, pp. 7-10).

 

2.3.1.3. De effecten van mediabegeleiding

Onderzoek wijst uit dat de verschillende begeleidingsvormen een verschillend effect teweegbrengen. Wanneer ouders het mediagebruik restrictief begeleiden en bijvoorbeeld het aantal uren televisie kijken, bepreken dan blijkt dat kinderen meer gaan lezen of meer computerspelletjes gaan spelen. We vinden hier een vorm van media displacement terug. Dit patroon kan verklaard worden door de uses and gratifications theory. Verschillende media en mediagebruik spreken verschillende gratificaties aan. Kinderen die veel televisie kijken, spelen ook veel computerspelletjes. Beide media bieden dezelfde gratificatie aan. Als een ouder het televisiekijken beperkt zonder de behoefte aan dit soort gratificatie te veranderen, zal het kind die gratificatie in andere media opzoeken. Bij andere kinderen is er wel een rechtlijnig effect: ouders beperken het televisiegebruik en de kinderen kijken daadwerkelijk minder. Ander onderzoek toont dan weer aan dat te strenge beperkingen vanwege de ouders een omgekeerd effect kunnen veroorzaken (Van der Voort & Beentjes, 1997, pp. 23-24; Van den Bulck & Van den Bergh, 1998, p. 40; Van Evra, 2004, p. 136). Restrictieve begeleiding van het internetgebruik, meer bepaald het blokkeren van bepaalde sites, elimineert een groot deel van de schadelijke inhouden maar het belet niet dat kinderen toch in contact komen met “ongepaste” media-inhouden. Een belangrijke taak is aan de ouders weggelegd om deze inhouden te evalueren (Eastin e.a., 2005, p. 18).

            Evaluatieve begeleiding heeft vooral effect op de manier waarop kinderen de media-inhouden begrijpen. Wanneer ouders extra uitleg geven, kunnen kinderen de inhoud beter plaatsen en informatie beter onthouden. De effecten van beangstigende scènes kunnen ook ingeperkt worden via begeleidende commentaren (Van der Voort & Beentjes, 1997, pp. 24-26). Een longitudinaal onderzoek van Desmond, Singer en Singer (1990) toont aan dat er positieve gevolgen verbonden zijn aan dit begeleidingstype: kinderen kijken minder televisie, ze leren algemene informatie bij en ze gedragen zich minder agressief. Deze methode wordt in het algemeen gezien als de beste. De negatieve invloed van televisie kan sterk verminderd worden, dit leidt tot een positieve aanzet voor de ontwikkeling van het kind (Van Evra, 2004, p. 136; Eastin e.a., 2005, pp. 9-10). 

            Over de effecten van niet-gerichte begeleiding is minder onderzoek verricht. Door de aanwezigheid van een ouder zouden kinderen meer genieten van bepaalde kinderprogramma’s en beter reageren op beangstigende media-inhouden. Deze methode wordt echter minder positief ingeschat dan de vorige twee. Ouders en kinderen gebruiken immers samen media om dat ze het aangenaam vinden maar de ouders hebben niet de intentie om de inhoud te evalueren (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 26; Van Evra, 2004, p. 136; Eastin e.a., 2005, p. 9).  

            We onthouden ook dat kinderen anders reageren, soms zelfs tegenovergesteld, op moeders begeleiding dan op vaders begeleiding. Jongens en meisjes die dezelfde begeleiding krijgen, reageren ook verschillend. Het wordt dus moeilijk om te spreken van “kinderen” en “ouders” aangezien er duidelijke verschillen worden teruggevonden tussen de reacties van jongens en meisjes en tussen het begeleidingsgedrag van vaders en moeders (Van den Bulck & Van den Bergh, 1998, pp. 40-42).

 

2.3.2. Positieve en negatieve mediatie

 

Naast voorgaande drie vormen van ouderlijke begeleiding van Bybee e.a. vinden we in de literatuur nog andere vormen van mediatie terug. Fujioka en Austin (2002, p. 645) definiëren deze begeleidingsvorm als de “actieve discussie” over media-inhouden tussen ouder en kind. Deze actieve discussie is belangrijk omwille van verschillende redenen. Kinderen leren op welke manier televisiebeelden de werkelijkheid representeren (categoriseren). Ze leren welke boodschappen juist of fout zijn (valideren). Ze verwerven additionele informatie over de echte wereld (aanvullen) (Fujioka & Austin, 2002, p. 645).

            We onderscheiden hierin twee dimensies: positieve en negatieve mediatie. Bij positieve mediatie keuren de ouders de televisie-inhouden goed. Er wordt weinig gediscussieerd. Deze ouders hebben vrij positieve attitudes tegenover televisie. Ze kijken zelf meer televisie, ook samen met hun kinderen. Bij negatieve mediatie worden er tegenargumenten gegeven of wordt de inhoud in de juiste context geplaatst. Ouders die deze begeleidingsvorm toepassen, zijn in het algemeen bezorgd over of staan sceptisch tegenover de invloed van de media. Deze begeleidingsstrategieën verschillen conceptueel van andere bestaande begeleidingsvormen zoals restrictieve en niet-gerichte begeleiding (zie supra), waar de ouders niet noodzakelijk een gesprek aangaan met hun kinderen (Fujioka & Austin, 2002, p. 645).

 

2.3.3. RFCP en ouderlijke begeleiding van het mediagebruik

 

Wetenschappers merken op dat communicatiepatronen rond media een reflectie zijn van de algemene communicatiepatronen die binnen een gezin gelden (zie supra). Onderzoek van Fujioka en Austin (2002, p. 647) en van Van Rompaey, Roe & Struys (2000) toont aan dat conformiteitgeoriënteerde gezinnen frequent gebruik maken van positieve mediatie. Media-inhouden worden in deze families gezien als onderwerpen waarover overeenstemming bereikt kan worden. Het controle-element dat in deze gezinnen zo belangrijk is, blijkt ook een voorspeller te zijn voor positieve mediatie. Zo kunnen conformiteitgeoriënteerde families de televisie gebruiken als middel om harmonie en controle te bewaren in een gezin (Van den Bergh & Van den Bulck, 2000, p. 122). Dit komt overeen met de bevindingen van Lull (1990) over het televisiegebruik van conformiteitgeoriënteerde gezinnen. Deze families kijken samen televisie om te genieten van elkaar’s aanwezigheid en om conflict in het gezin te verminderen. De ouders krijgen de mogelijkheid om hun kijkervaringen te etaleren. Ze kijken vooral als gezinsontspanning en om een gezamenlijk gespreksonderwerp te creëren (Roe, 2004).

Het controle-element is ook een voorspeller voor restrictieve begeleiding. Conformiteitgeoriënteerde gezinnen begeleiden het mediagebruik van hun kinderen door regels te stellen. Deze ouders maken ook gebruik van begeleidende commentaren over media-inhouden maar treden weinig in discussie met hun kinderen. Dit komt overeen met niet-gerichte begeleiding. Onderzoek toont inderdaad aan dat er een verband is tussen conformiteitgeoriënteerde gezinnen en niet-gerichte begeleiding. Er werd geen enkel verband teruggevonden tussen conformiteitgeoriënteerde gezinnen en negatieve mediatie. Hoewel deze ouders meer televisie kijken dan in conversatiegeoriënteerde gezinnen, behandelen zij minder de inhoud ervan (Fujioka & Austin, 2002, pp. 648-655).

            Uit het onderzoek van Fujioka en Austin (2002, pp. 647-648) en van Van Rompaey, Roe & Struys (2000) blijkt dat er wel een positieve samenhang is tussen conversatiegeoriënteerde gezinnen en negatieve mediatie. Deze ouders uiten hun ongenoegen over bepaalde media-inhouden en vragen naar de mening van hun kinderen. Ook de kinderen brengen zelf onderwerpen aan waarover discussie kan ontstaan (Van den Bergh & Van den Bulck, 2000, p. 123). Volgens Lull gebruiken deze gezinnen televisie noch voor het gezelschap noch om een gespreksonderwerp te creëren. Wel om waarden over te brengen op hun kinderen (Roe, 2004). Conversatiegeoriënteerde gezinnen zouden ook aan positieve mediatie doen. Toch passen zij dit anders toe dan conformiteitgeoriënteerde gezinnen. Conversatiegeoriënteerde gezinnen maken meer gebruik van een open communicatiestijl tussen ouder en kind. Deze ouders uiten hun reacties, zowel positief als negatief, over televisie-inhouden en moedigen tegelijkertijd discussie aan. Door deze open communicatiestijl worden er gedachten gewisseld en meningen gedeeld. Ouders kunnen enerzijds instemmen met de media-inhouden (positieve mediatie) en anderzijds tegenargumenten opperen (negatieve mediatie) (Fujioka & Austin, 2002, pp. 647-648). Deze manier van mediabegeleiding komt sterk overeen met evaluatieve begeleiding.

 

2.4. Van literatuur naar onderzoek

 

De samenstelling van een gescheiden gezin verschilt van een traditioneel gezin met beide biologische ouders. Bijgevolg kennen ook de interactieprocessen binnen gescheiden gezinnen een eigen dynamiek. We weten reeds welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, een invloed uitoefenen op de leefsituatie van gescheiden gezinnen (zie 1.4. tot en met 1.6.). Op basis van de bestaande literatuur over echtscheidingen en ouderlijke begeleiding van het mediagebruik, stellen we onze onderzoeksvragen op.

 

2.4.1. De onderzoeksvragen

 

Het mediagebruik binnen gescheiden gezinnen komt centraal te staan in ons onderzoek. Op basis van de typologie van Bybee e.a. (1982) kunnen we onderzoeken hoe gescheiden ouders het mediagebruik van hun kinderen begeleiden.

De literatuur suggereert dat mediagerelateerde communicatiepatronen een reflectie zijn van algemene communicatiepatronen binnen een gezin. Daarom besteden we aandacht aan familie communicatiepatronen aan de hand van Ritchie’s Revised Family Communication Patterns of de RFCP index (1988).

De parenting typologie van Baumrind (1968) wordt gebruikt om onderzoek te voeren naar de verschillende ouderschapsstijlen. Ook het onderzoek van Hetherington en Kelly (2002), naar de verschillen in ouderschapsstijlen tussen gescheiden en traditionele ouders, wordt mee in rekening gebracht.

Deze typologieën worden verbonden met de bestaande literatuur rond echtscheidingen, meer bepaald met de gevolgen hiervan. Wat is de woonsituatie en omgangsregeling na een echtscheiding en hoe verloopt de relatie tussen de ex-partners? Gescheiden ouders staan er alleen voor en beschikken over minder tijd, energie en controle: welke invloed hebben deze factoren op de interactieprocessen? Hoe verloopt de communicatie binnen gescheiden gezinnen?

Op die manier komen we tot de volgende drie onderzoeksvragen.

 

RQ 1.  Hoe begeleiden gescheiden ouders het mediagebruik van hun kinderen?

Welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, oefenen een invloed uit?

 

RQ 2.    Welke familie communicatiepatronen komen aan bod in gescheiden gezinnen?

Welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, oefenen een invloed uit?

 

RQ 3.  Welke parenting styles komen aan bod in gescheiden gezinnen?

Welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, oefenen een invloed uit?

 

 

DEEL 2: METHODEBESCHRIJVING

 

3. Inleiding

 

Met dit onderzoek trachten we een inzicht te krijgen in de interactieprocessen, meer bepaald in de ouderlijke begeleiding van het mediagebruik, binnen gescheiden gezinnen.

Welke onderzoeksmethode hanteren we? We kiezen voor een kwalitatief onderzoek om de achterliggende processen bloot te leggen. Aan de hand van face-to-face interviews, meer bepaald semi- of halfgestructureerde diepte-interviews voeren we ons onderzoek. Via diepte-interviews kunnen we beter inzicht verwerven in de leefwereld van gescheiden ouders. We beschrijven ook de samenstelling van onze topic-list.

Op welke basis gebeurt de selectie van onze onderzoekseenheden? We beschrijven eerst enkele theoretische inzichten. Vervolgens bespreken we de  praktische selectieprocedure van ons onderzoek. Ten slotte worden de kenmerken van onze onderzoekseenheden toegelicht.

 

3.1. De onderzoeksmethode

 

3.1.1. Kwalitatief onderzoek

 

We kiezen bewust voor een kwalitatieve onderzoeksbenadering omwille van het holistische en diepgravende karakter van deze methode. Kwantitatief onderzoek is minder effectief om de betekenis achter het gedrag van mensen te onderzoeken. De resultaten zijn bovendien minder gedetailleerd. Aan de hand van diepte-interviews kunnen we inzicht verwerven in de leefwereld van gescheiden gezinnen. Hun gedachten, gevoelens en percepties worden in kaart gebracht (Billiet & Waege, 2001, p. 318; Goodwin & Goodwin; 1996, p. 134). 

            Ondanks de keuze voor een kwalitatieve benadering erkennen we ook het belang van kwantitatief onderzoek. In navolging van voorgaand onderzoek (Buri, 1991; Lamborn, Mounts, Steinberg & Dornbusch, 1991) opteren we dus wel voor een schriftelijke bevraging van de Baumrinds parenting typologie aan de hand van een vijf punten antwoordschaal. De precieze geboortedatum en schoolopleiding worden ook schriftelijk bevraagd (zie bijlage 1). Het is echter niet de bedoeling een diepgaande statistische analyse door te voeren. Aangezien onze steekproef te beperkt is, zouden de resultaten niet representatief zijn. We bekomen wel een indicatie van de toegepaste ouderschapsstijlen van onze respondenten. Deze kunnen dan verder onderzocht worden in het kwalitatief onderzoek.

De resultaten van ons onderzoek worden uiteindelijk verbonden met bestaande theoretische inzichten uit de literatuur. Op die manier creëren we een geldige band tussen theorie en onderzoek (Billiet & Waege, 2001, p. 318). De uiteindelijke resultaten worden besproken in het derde en laatste deel.

 

3.1.2. Diepte-interviews

 

In ons onderzoek gebruiken we halfgestructureerde diepte-interviews. Dit is een vorm van open interview waar men werkt met een topic-list. Een open interview kunnen we vergelijken met een “gewoon gesprek” tussen twee personen, waar de interviewer de vragen stelt en de respondent antwoordt. Een belangrijk kenmerk is de vrijheid van de onderzoeker met betrekking tot de volgorde en de verwoording van de vragen. De respondent beschikt over voldoende ruimte om zijn of haar meningen in eigen verwoording te formuleren (Rubin & Rubin, 1995, p. 7; Billiet & Waege, 2001, p. 323).

            Als onderzoeker is het belangrijk om voorbij de “gewone conversatie” te gaan en de focus te richten op de discussie. Zo kan de onderzoeker tot meer diepte en detail komen over een kleine reeks topics (Rubin & Rubin, 1995, p. 8). Een goede onderzoeker volgt het verhaal van de respondent, maar stuurt het interview toch in een bepaalde richting aan de hand van een topic-list. Dit is een lijst met onderwerpen en subonderwerpen gebaseerd op literatuur, theorie en onderzoek. Deze lijst is geen vragenlijst maar een controlelijst voor de onderzoeker. De volgorde van de topics wordt hoofdzakelijk door de respondent bepaald. De interviewer moet voldoende soepel zijn om de onderwerpen te bespreken wanneer ze zich aanbieden (Billiet & Waege, 2001, p. 333).

 

3.1.2.1. De topic-list

 

Onze topic-list (zie bijlage 2) wordt opgemaakt aan de hand van bestaande literatuur en met het oog op onze onderzoeksvragen. De begeleidingstypes, die door gescheiden ouders worden toegepast, staan centraal in ons onderzoek. Dit wordt onderzocht aan de hand van de typologie van Bybee e.a. (1982). De vragen worden gebaseerd op een publicatie van Van den Bulck en Van den Bergh (2001, p. 27). De literatuur suggereert dat mediagerelateerde communicatiepatronen een reflectie zijn van algemene communicatiepatronen binnen een gezin. Op basis van het RFCP instrument (Ritchie & Fitzpatrick, 1990, p. 526) wordt de topic-list verder aangevuld. Aan de hand van literatuur over echtscheidingen en de gevolgen hiervan (zie hoofdstuk 1) kunnen we ons onderzoek richten op kenmerken van gescheiden ouders en bijgevolg onze topic-list afronden.

            Een topic-list is aanvankelijk nooit volledig “af”. Door de flexibele aard van de dataverzameling wordt de lijst tijdens het onderzoek aangepast en verfijnd. De onderzoeker geraakt steeds meer vertrouwd met het veld en kan zodoende gerichter doorvragen (Billiet & Waege, 2001, pp. 333, 335).

            Na de ontwikkeling van een eerste versie van de topic-list en schriftelijke vragenlijst, namen we in december 2005 twee proefinterviews af bij gescheiden ouders. Op basis van deze ondervindingen werd de topic-list verder aangepast. We herstructureerden de lijst met het oog op meer inhoudelijke logica. De schriftelijke vragenlijst leverde geen enkel probleem op. Ons onderzoek vond plaats tijdens de maanden februari en maart 2006.

 

3.2. Selectie van de onderzoekseenheden

 

3.2.1. Theoretische selectie

 

Voor de verzameling van de data voor het onderzoek is het noodzakelijk dat men de onderzoekseenheden waarbij men de eigenschappen gaat meten, bepaalt en selecteert. Aangezien statistische veralgemening bij kwalitatief onderzoek niet vooropgesteld wordt, volstaat een beperkte selectie van onderzoekseenheden. Door het holistische en diepgravende karakter van deze methode ontstaan er niet noodzakelijk minder gegevens dan bijvoorbeeld bij grootschalige survey-onderzoeken (Billiet & Waege, 2001, pp. 319, 323).

Bij kwalitatief onderzoek wordt doorgaans geen aselecte steekproef van onderzoekseenheden getrokken. Men spreekt bij deze onderzoeksmethode van theoretische of  natuurlijke steekproeven (Billiet & Waege, 2001, p. 217). De keuze van onderzoekseenheden wordt niet statistisch maar theoretisch verantwoord. Billiet (2001, p. 217) stelt:

 

De onderzoeker laat zich bij de selectie leiden door een redenering die steunt op theoretische overwegingen met als voornaamste bedoeling om “cases” te vinden die rijk zijn aan informatie en die ook op zich van belang zijn.

 

Een categorie van theoretische steekproeven is de sneeuwbalsteekproef. Via deze steekproef kan men relevante en weinig zichtbare eenheden, die gewenste informatie bezitten, opsporen. Een eigenschap van de sneeuwbalsteekproef is dat ze zich uitbreidt naarmate het onderzoek vordert: men start met één of meerdere eenheden en men vraagt telkens of ze nog anderen kennen die in dezelfde situatie verkeren. Dit type steekproef wordt ook chain referral sampling genoemd (Billiet & Waege, 2001, pp. 220-221). Voor de selectie van onze onderzoekseenheden maken we gebruik van een sneeuwbalsteekproef.

Vooral voor jonge kinderen is de begeleiding van het mediagebruik belangrijk. Bovendien stijgt het mediagebruik bij deze kinderen en worden ze selectiever (Livingstone & Bovill, 2001, p. 39; Roe, 2004). Daarom richten we ons op de leeftijdsgroep van acht tot en met twaalf jaar.

 

3.2.2. Praktische selectie

 

Om deel te nemen aan ons onderzoek moesten de respondenten ten minste een kind hebben tussen acht en twaalf jaar oud én gescheiden zijn. Ouders die na een echtscheiding hertrouwden en dus nieuw samengestelde gezinnen vormden, komen in ons onderzoek niet aan bod. Op dat moment behoren zij niet meer tot de “eenoudergezinnen” want er zijn opnieuw twee ouders beschikbaar voor de opvoeding van de kinderen.

We weren ook zoveel mogelijk respondenten die reeds gedurende een lange periode een vast inwonende, nieuwe vriend of vriendin hebben. Hoewel zij niet officieel hertrouwden, kan men ervan uitgaan dat in deze gezinnen twee ouders beschikbaar zijn voor de kinderen. We kunnen echter niet vermijden dat in deze, al zeer beperkte, subgroep van ouders enkele respondenten worden opgenomen met een nieuwe vriend of vriendin. Ook hier werd rekening gehouden met de duur van de nieuwe relatie en of de nieuwe partner al dan niet inwoont (zie 4.1.).

Zowel ouders met een omgangsregeling als ouders uit een co-ouderschapregeling worden geselecteerd. Zoals vermeld in punt 1.5.2.1. staat deze laatste groep ouders gedurende de helft van de tijd alleen in voor de opvoeding van de kinderen. Samenwonende koppels die hun relatie beëindigden, worden niet geselecteerd. Verder onderzoek moet aantonen of de relaties van samenwonende koppels overeenstemmen met die van getrouwde partners.

In februari 2006 startten we ons onderzoek aan de hand van enkele verscheiden subjecten uit de omgeving. Drie respondenten stemden onmiddellijk toe. Via deze respondenten kregen we contactgegevens van andere subjecten. Ook zij duidden op hun beurt anderen aan die geschikt waren voor ons onderzoek. Ongeveer een derde van de gecontacteerde subjecten weigerde medewerking aan het onderzoek. Wegens de gevoelige materie van onze bevraging, drongen we niet verder aan. Dit lag in de lijn van onze verwachtingen: voor de start van het onderzoek wisten we dat het een moeilijke opgave zou worden om respondenten te selecteren. Daarom namen we ook contact op met twee basisscholen uit Vlaams-Brabant. Beide scholen verleenden hun medewerking. Om geen kinderen van gescheiden ouders te stigmatiseren, werden er brieven uitgedeeld aan alle ouders (zie bijlage 3). Hierin werd een oproep tot medewerking geformuleerd aan de ouders zelf maar ook aan hun kennissen. Op die manier konden ouders uit intacte gezinnen ons in contact brengen met gescheiden ouders. Begin maart hadden 14 respondenten reeds meegewerkt aan ons onderzoek.

Standaardregels voor het aantal interviews bestaan niet, maar ons streefdoel bestond uit een twintigtal respondenten. Zodoende contacteerden we de redacties van enkele fora op het internet. Twee redacties verleenden hun medewerking, namelijk de redactie van de VZW Houvast en van Femistyle. Er werd een oproep tot medewerking geplaatst. Zo kwamen we in contact met onze laatste vijf respondenten. Uiteindelijk namen we 19 diepte-interviews af. Oorspronkelijk waren er 20 gepland maar één respondent haakte op het laatste ogenblik af.

            De interviews werden op band opgenomen en nadien volledig uitgetypt (zie bijlage 4). Een volledige registratie van de interviews is belangrijk voor de betrouwbaarheid (intersubjectiviteit) en voor de analyse (Billiet & Waege, 2001, p. 327). Elk diepte-interview duurde gemiddeld 50 minuten. Nadien kreeg de respondent de mogelijkheid om de schriftelijke vragenlijst in te vullen. Dit nam 15 minuten in beslag. Na het einde van het interview, het moment waarop de recorder wordt afgezet, geven respondenten nog belangrijke informatie. De respondent spreekt spontaner en vertrouwelijker wanneer hij of zij zich bevrijdt voelt van het interview (Billiet & Waege, 2001, p. 326). Dit kwam ook in ons onderzoek voor. Er werd vooral openlijk gepraat over de gevoelige en soms pijnlijke materie van een echtscheiding, na het interview. Respondenten verduidelijkten hun situatie aan de hand van voorbeelden.

 

3.2.3. Kenmerken van de onderzoekseenheden

 

We trachten gebruik te maken van een gevarieerde steekproef. Zowel respondenten uit een omgangsregeling als respondenten uit een co-ouderschapregeling komen aan bod. Beide zijn even sterk vertegenwoordigd, namelijk 10 respondenten uit een omgangsregeling, waarvan zes respondenten als verzorgende ouder en vier respondenten als niet-verzorgende ouder, en negen respondenten uit een co-ouderschapregeling werkten mee. Het aantal jaar dat men gescheiden is, varieert van 10 maanden tot negen en een half jaar.

            We streefden naar een gelijke verdeling tussen de geslachten van de geïnterviewden. Dit werd ook bereikt, er werden namelijk tien mannelijke en negen vrouwelijke respondenten geïnterviewd. Het aantal jongens en meisjes binnen de gezinnen van de respondenten is ook evenwichtig verdeeld, namelijk 12 jongens en 12 meisjes.

            Negentien gescheiden ouders, waarvan 16 respondenten uit de provincie Vlaams-Brabant en drie uit de provincie Limburg, zijn niet representatief voor alle Vlaamse gescheiden ouders. We zijn ons bewust van de beperkingen en onvolmaaktheden van ons onderzoek. De steekproef is te beperkt om algemeen geldende conclusies te trekken. We kunnen wel beschrijven wat er beleefd en ervaren wordt binnen gescheiden gezinnen. Op die manier kunnen we een aantal tendensen aangeven. Het derde en laatste deel belicht de eigenlijke resultaten van ons onderzoek.

 

 

DEEL 3: BESPREKING VAN DE RESULTATEN

 

4. Inleiding

 

Dit derde en laatste deel omvat de bespreking van de resultaten van ons empirisch onderzoek. We houden zoveel mogelijk rekening met bestaande theoretische inzichten uit de literatuur en gevoerde onderzoeken.

We starten met enkele algemene kenmerken van onze respondenten: de woonsituatie, de omgangsregeling en de relatie tussen de ex-partners worden toegelicht.

Nadien richten we ons op de bespreking van de ouderschapsstijlen, de familie communicatiepatronen en de begeleiding van het mediagebruik.

We eindigen met specifieke kenmerken van de mediabegeleiding van gescheiden ouders.

 

4.1. De woonsituatie na een echtscheiding

 

In dit onderzoek is geen enkele respondent opgenomen die reeds hertrouwd is. Negen respondenten wonen op het ogenblik van de bevraging samen met een nieuwe partner. De inwoonperiode varieert van vier maand tot anderhalf jaar. De wijze waarop de nieuwe partner aanwezig is in het gezin, verschilt sterk tussen de respondenten. Dirk heeft een nieuwe vriendin maar de kinderen hebben geen enkel contact met haar.

 

Interviewer: Heeft u een nieuwe vriendin die bij u inwoont?

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Ja, maar ze woont in maar… neen niet als de kinderen hier zijn, dat is juist één van de probleempunten, de kinderen willen de nieuwe vriendin niet zien. Mijn kinderen hebben geen contact met haar.

 

Annabel woont reeds acht maand samen met haar nieuwe vriend en Jeroen een jaar met zijn nieuwe vriendin. Uit de diepte-interviews blijkt dat de nieuwe partners van deze respondenten niet nadrukkelijk aanwezig zijn in het gezin. Ze worden tijdens het interview geen enkele keer vermeld.

            Door de komst van een nieuwe partner verandert er enigszins wat. Twee respondenten halen deze “praktische aanpassingen” aan. De gesprekken suggereren dat de partner verder weinig invloed uitoefent op de opvoeding van de kinderen.  We vinden namelijk geen aanwijzingen dat de nieuwe partner de rol van ouder op zich neemt.

 

Stefaan (35 jaar, 3 jaar gescheiden, 1 jaar een nieuwe vriendin): (…) Zie, ge zit met een volgende vriendin en die kijkt tv en dat de kleine rapper naar boven gaat, naar zijn filmkes letten. Waar da ge vroeger … dan gaat die misschien rapper thuis beneden in de living kunnen kijken.

 

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden, 8 maand een nieuwe vriendin): Ja maar al verschilt dat van kind tot kind.  … de zoon zal daar zeer uitgebreid over vertellen en zeker als we dus…als de kinderen van de nieuwe partner… dan zijn we dus met zen vijven. Met vijf kinderen en dan is het soms een opboksen tegen elkaar en dat is …beetje van het goeie teveel…

 

Bij Rita, Peter en Wim is de nieuwe partner uitdrukkelijker aanwezig. De kinderen moeten naar deze persoon luisteren en er respect voor opbergen. De gesprekken  doen vermoeden dat in deze gezinnen de verantwoordelijkheid over de kinderen nagenoeg door twee volwassen wordt genomen.

 

Peter (43 jaar, 1 jaar gescheiden, 4 maand een nieuwe vriendin): Ik vind het niet echt belangrijk om de baas te zijn in mijn gezin. Want ik heb graag dat zij ook…We zijn dus gescheiden, dat weet ge zo ook al, ma als de vriendin iets zegt heb ik ook graag dat ze luisteren alhoewel het hun mama niet is, ma ik heb toch graag da ze daar een beetje respect voor hebben.

 

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden, 5 maand een nieuwe vriend): Mijn vriend heeft graag dat eten aan tafel gebeurt. Gisteren was het dus ook het feit, ze (de dochter) wou een platte kaasje en ze ging ermee in de zetel zitten en mijn vriend zei, ik wil dat ge aan tafel komt zitten voor dat op te eten. Natuurlijk die haar eerste reactie was van ik ga naar boven hé. Ik zeg tegen haar (de dochter) ge gaat maar naar boven tv kijken maar ge moet beseffen dat wat da vriend zegt dat da ook…hij is hier ook wel bij hé.

 

De situatie van Lieve is minder duidelijk. Na de analyse van het diepte-interview blijkt dat Lieve’s nieuwe vriend enkele keren wordt vernoemd, voornamelijk bij het mediagebruik van haar dochter. Noch praktische aanpassingen, noch gehoorzaamheid en respect voor de nieuwe partner worden aangehaald.

            In de literatuur treffen we een opmerkelijk genderverschil aan: kinderen die bij hun vader wonen, hebben na de echtscheiding meer kans om tot een nieuw samengesteld gezin te behoren. Zes op de tien mannen hebben al een nieuwe partner één jaar na de officiële scheidingsdatum. Bij vrouwen is dit ten hoogste drie op tien (Lodewijckx, 2005, p. 38; Beel, 01.10.2005, p. 1). Deze trend komt ook naar voor in ons onderzoek. Namelijk zes op tien mannen en drie op negen vrouwen wonen samen met een nieuwe partner.

 

4.2. De omgangsregeling na een echtscheiding

 

4.2.1. Co-ouderschapregeling

 

Bij een co-ouderschapregeling verblijven de kinderen ongeveer de helft van de tijd bij de moeder en de andere helft bij de vader. Deze regeling wordt steeds frequenter getroffen. Dit blijkt ook uit ons onderzoek: de helft van de respondenten past co-ouderschap toe. In de praktijk vinden we verschillende vormen van co-ouderschap terug. We delen onze respondenten in volgens de typologie van Hetherington en Kelly. Zij onderscheiden drie algemene types van co-ouderschap (2002, pp. 136-140).

Conflicterend co-ouderschap vinden we terug bij ouders die na een echtscheiding geen contact meer willen bewaren met de ex-partner. Maar wanneer ze beide verantwoordelijk blijven voor de kinderen, wordt dit problematisch. Dit is heel nadelig voor het welzijn van de kinderen. Peter bevindt zich in deze situatie.

 

Peter (43 jaar, 1 jaar gescheiden): Neen, het is gewoon…da is…afspraken kunt ge niet bereiken. Dus …ik heb een vechtscheiding achter de rug, geen echtscheiding, en …nee ‘t is namelijk zo da wij mekaar niet meer zien dus dan kan er weinig gepraat worden ook hé. Zij haalt het onderste uit de kan. Ze wil het huis alles… hoeveel tijd en geld dat ik al in die advocaten heb gestoken…Ik wil gewoon het beste voor de kinderen. …wij hebben geen enkel contact met elkaar als wij mekaar zagen dan was ‘t ruzie. Ik wou da niet meer voor de kinderen.

 

Bij coöperatief co-ouderschap verdwijnt het antagonisme tussen de ouders en worden de belangen van de kinderen op de eerste plaatst gesteld. Ze bespreken de problemen van hun kinderen, coördineren huishoudelijke regels en schikken hun schema’s aan de noden van de kinderen. Vijf respondenten passen dit type co-ouderschap toe. We merken ook op dat hier twee gescheiden koppels aanwezig zijn, namelijk Jan & Anne en Rudy & Rita. De andere respondent is Max.

 

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): Week-week, co-ouderschap, die eigelijk heel flexibel wordt toegepast. In regel is het zo dat het niet echt week, week is. Afhankelijk van mijn agenda als van de agenda van mijn partner, allé ex-partner, als de agenda van de kinderen, wat praktisch is, kan er wat geschoven worden. Vb. volgend weekend gaan ze naar de zee met mijn ex-partner en ze vertrekken vrijdagmorgen, terwijl ik de kinderen tot vrijdagavond heb. Dus die, zo schuift dat op. Ook zeker met de vakanties die vallen buiten de regeling, daar kan het zijn het schuift en dat het nadien moet herschikt worden.

 

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden): Wij passen eigelijk….het co-ouderschap toe zoals normaal gezien, is onze dochter alle morgen bij haar papa, ik heb daar niks op tegen. Ook bij de weekends, da ’s niet van dat is mijn weekend, ik geef da gerust ne keer af aan de papa … We proberen dat praktisch te regelen en voor onze dochter ook dan, op dat gebied mogen we niet klagen, we komen goed overeen en dan zoals dat ne keer een lang weekend is met haar communie en dan kan ze zeker bij Rudy blijven , dat is voor  mij geen enkel probleem. Als hij die wilt hebben dat weekend, dat is voor mij geen enkel probleem.

 

Jan (47 jaar, 6 jaar gescheiden): (…) Dan soms na haar werk komt ze even binnen. Er is niet echt vaste regeling van dan daar en dan daar, allé ik vind dat stom, allé stom….want als er iets te doen is wat ik graag wil doen of zij (de mama) wil iets doen dan kunt ge afspraken maken als er zich iets voordoet.

 

Bij parallel co-ouderschap is er weinig of geen ouderlijk conflict. Ieder huishouden heeft zijn patroon en er wordt geen rekening gehouden met de (soms) grote verschillen tussen beide leefmilieus. Uit ons onderzoek blijkt dat drie respondenten (Marijke, Ludo en Stefaan) deze vorm van co-ouderschap toepassen.

 

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): (…) Ik heb gezegd “jij jouw leven, ik mijn leven”. Nu wij komen zeer goed overeen dus op dat vlak is dat normaal geen probleem. Hij (ex) heeft dat (opmerkingen over mediagebruik van hun zoon) wel een paar keer geprobeerd, maar ik heb gezegd “dat is uw deur, dat is mijn deur” en ieder bepaalt zelf hoe of wat.

 

Ludo (43 jaar, 10 maand gescheiden): Op het moment is dat moeilijk maar ik had dat al een keer gevraagd van we moeten meer samenkomen om te zeggen voila wat dat bij u mag, mag bij mij ook. …. dat vind ik wel belangrijk eigelijk. Maar ja hier gebeurt dat nog niet, het kan misschien nog wel komen.

Er worden soms afspraken gemaakt in verband met de locatie van de nieuwe verblijfplaatsen zodat het wederzijds contact optimaal kan blijven (zie 1.4.1.1.). Rudy & Rita houden hier ook rekening mee.

 

Rudy (43 jaar, 1,5 jaar gescheiden): We wonen nu 500 meter van elkaar…de mama heeft een tijd gedacht om verder te gaan wonen… en zo hebben we toch gezien, met de school en zo van die praktische zaken en ze hebben dan iets gevonden bij prijs hier. En ‘t is belangrijk voor u kind hé.

 

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden): Minder dan een kilometer. Das wel gemakkelijk. Ik was eigelijk van plan om verder te gaan wonen, langs de kanten van mijn ouders. Dat is dan in duigen gevallen en dan zeg ik van ik blijf hier wonen, ten eerste voor de dochter, dat vond ik heel belangrijk. En…ik ben heel blij da ’k het gedaan heb. Voor de dochter toch omdat ik weet, ik ben nu veel geruster met haar, ze voelt haar goed, ze ziet haar papa alle dagen, dan da ’k ginder achter zou gaan wonen.

 

4.2.2. Omgangsregeling met of zonder bezoekrecht

 

De helft van onze respondenten past een omgangsregeling met bezoekrecht toe. De kinderen verblijven dan meer bij één ouder en aanzienlijk minder bij de andere. Binnen de groep respondenten die deze regeling treft, zijn al de moeders, verzorgende ouders en al de vaders, niet-verzorgende ouders. Dit loopt in de lijn met de werkelijke situatie, namelijk dat moeders meestal de opvoeding van de kinderen op zich nemen (zie 1.4.1.2.). Zes vrouwelijke respondenten staan doorgaans in voor de opvoeding van de kinderen, namelijk Annabel, Evi, Lieve, Laura, Karolien en Sandrine. Vier mannelijke respondenten beschikken over omgangsrecht, namelijk Jeroen, Benjamin, Wim en Dirk.

De meest voorkomende vorm is een omgangsregeling van één weekend om de veertien dagen en de helft van de schoolvakanties. In de praktijk komen verschillende regelingen aan bod (Kúti, 2004, p. 19). Uit ons onderzoek blijkt ook dat elke respondent een andere regeling getroffen heeft.

Jeroen (ex-man van Evi) krijgt zijn kinderen het meest frequent te zien, namelijk om de veertien dagen van woensdagnamiddag tot zondagavond en de helft van de schoolvakanties. Deze regeling is geroeid in het belang van de kinderen.

De zoon van Annabel verblijft ieder weekend van zaterdagnamiddag tot zondagavond bij zijn vader en de helft van de schoolvakanties. Deze regeling werd getroffen omdat de woningen van Annabel en haar ex-man 20 kilometer uit elkaar liggen en hun zoon ieder weekend voetbal speelt in de gemeente waar de vader woont.

Benjamin ziet zijn dochter om de veertien dagen van vrijdagavond tot maandagavond en de helft van de schoolvakanties.

De kinderen van Wim verblijven om de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond en de helft van de schoolvakanties bij hem.

Dirk (ex-man van Sandrine) ziet zijn kinderen minder frequent dan de vorige respondenten, namelijk om de veertien dagen van zaterdagmorgen tot zondagavond. Hij heeft ook recht op de helft van de schoolvakanties.

            De ex-partner van Lieve ziet zijn dochter doorgaans om de twee weken van donderdagavond tot maandagmorgen. Maar dit werd op het ogenblik van de bevraging niet meer toegepast.

 

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): Maar voor het ogenblik wordt dit niet meer toegepast door omstandigheden. Wij hebben…enige tijd geleden moeten afwijken omdat… mijn dochter niet zo graag meer ging slapen bij haar papa. Dus er zijn wat probleempjes geweest en nu zijn we dat terug wat aan het opbouwen. Ik probeer dat op te bouwen. Maar het zal toch nog eventjes duren. Ze is liever bij mij dan bij haar papa, omwille van … de …ja hij is er (nieuwe vriendin) mee hertrouwd hé.

 

De situatie van Lieve toont aan dat een omgangsregeling na een echtscheiding niet altijd even vlot verloopt. Ongeveer een vierde van de kinderen verliest het contact met zijn of haar uitwonende ouder en vaak is dit de vader. Het initiatief ligt zowel bij de kinderen, de uitwonende ouders of de verzorgende ouders (zie 1.4.1.2.). Deze situatie vinden we ook terug bij Karolien en Laura. Karolien beschikt over het exclusief ouderschap. Haar ex-man heeft twee uur bezoekrecht per maand in een bezoekruimte. De ex-man van Laura heeft omgangsrecht maar hij maakt hier zelden gebruik van.

 

Laura (55 jaar, 9,5 jaar gescheiden): In de praktijk, de kinderen zijn eigenlijk altijd hier, ze gaan af en toe eens babbelen bij de papa en die brengt hen en haalt hen meestal van de bus en dat is ook altijd zo 5 minuten contact. Er is een bezoekregeling maar de papa is van mening dat de kinderen zelf maar moeten uitmaken of ze daar gebruik van maken of niet. Ik … nou ja vind het dan maar goed dat ze hier veel zijn, dat vind ik fijn. Dus ik zit er niet achter.

 

Bij geen enkele respondent wordt het omgangsrecht van de ex-partner met de kinderen, volledig verboden. Hoewel de situatie van Karolien hier zeer dicht bij aanleunt.

 

4.3. De relatie tussen ex-partners

 

Goed contact met beide ouders is heel belangrijk voor kinderen maar uitsluitend als er relatief weinig ouderlijk conflict is (zie 1.4.2.). Een co-ouderschapregeling vraagt om een goede verstandhouding en voldoende communicatie tussen de ex-partners. Ons onderzoek toont aan dat binnen de groep ouders, die het co-ouderschap beoefent, een zeer gunstige stemming heerst. Slechts één respondent is in een vechtscheiding verwikkeld (zie supra). Een gunstige verstandhouding tussen de ex-partners vinden we beduidend minder terug in de groep ouders die een omgangsregeling met bezoekrecht heeft. Ons onderzoek wijst uit dat binnen deze groep, zeven op tien respondenten een gebrekkige verstandhouding met hun ex-partner heeft. Uit de diepte-interviews blijkt dat het niet om conflictueuze relaties gaat maar eerder om een gebrek aan communicatie tussen beide.

 

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): (…) Dat mijn ex-partner en ik weinig contact hebben en … dan de heel schaarse keren dat ik hem hoor en spreek…

 

Wim (39 jaar, 3 jaar gescheiden): (…) Door het feit dat zowel ik als mijn ex-partner onze eigen levens hebben en…daar verder ook niet wordt over gepraat.

 

Karolien (33 jaar, 2,5 jaar gescheiden): Ik heb gewoon geen contact meer.

 

 

4.3.1. Mediagerelateerde communicatie

 

De algemene communicatiepatronen tussen de ex-partners beïnvloeden de wijze waarop gezamenlijke afspraken rond mediagebruik tot stand komen. Ouders die zeer weinig contact met hun ex-partner onderhouden, maken ook weinig tot geen gezamenlijke afspraken over het mediagebruik van hun kinderen. We toonden reeds aan dat acht respondenten gebrekkig communiceren met hun ex-partners. Uit de analyse van de diepte-interviews blijkt bovendien dat geen enkele respondent uit deze groep afspraken maakt over het mediagebruik van hun kinderen.

 

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Neen, om … dat mijn ex-partner en ik weinig contact hebben en  toen dat Dirk hier nog was dan dachten we daar eigenlijk hetzelfde om… Maar voor de rest laten we mekaar daarin vrij en …

 

Laura (55 jaar, 9,5 jaar gescheiden): Absoluut niet, … nou ik denk omdat het niet nodig is, er is verder geen punt van discussie over…De dochter is weinig bij haar vader, laat ons zeggen 90% van de tijd is ze hier. Dus veel afstemming hoeft er ook al niet te zijn. En ja het contact is niet goed, dus dat is ook al een reden om het er niet over te hebben.

 

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): Neen, daar hebben we geen afspraken over. Dus haar vader is hertrouwd met een Franstalige dame en die kijkt naar haar programma’s , maar ze (de dochter) die klaagt daar wel over. Omdat ze dan niet naar haar Ketnet mag kijken … Maar daar kom ik niet in… ik heb dat gewoon gemeld aan mijn ex-man, verder kan ik daar ook niet in tussen komen. Ik heb dat recht niet, allé denk ik.

 

De drie respondenten die parallel co-ouderschappen toepassen maken ook geen gezamenlijke afspraken over het mediagebruik. Ieder huishouden houdt zich aan zijn patroon.

 

Stefaan (35 jaar, 3 jaar gescheiden): Da ’s een afgesloten hoofdstuk mijn ex-vrouw en ik en heb een week mijne kleine en zij heeft hem een week en…zij moet haar regels maar toepassen en ik de mijn. Ge kunt da toch niet controleren. Dus…

 

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): Neen want we zijn daar totaal verschillend in. Geen communicatieproblemen, nee neen. Want zijn vader zegt Tv is niet nodig en ik zeg van ja. (…) Maar hij is… de papa is daar in die zin een beetje alternatiever in, tv wordt alleen gekeken als het nodig is terwijl dat zijn tv wel bij wijze van spreke 10 keer duurder is en veel meer uitgebalanceerd dan mijn tv. Ja neen, zij zijn daar totaal anders in.

 

Ouders uit een coöperatief co-ouderschap en ouders uit een omgangsregeling met bezoekrecht, én met een goede communicatie, hechten als enigen belang aan gezamenlijke afspraken. Binnen deze groep van acht respondenten vinden we twee patronen terug. Enerzijds ouders die tot nu toe nog geen afspraken maakten omdat zij het nog niet noodzakelijk achten. Mochten er zich in de toekomst problemen stellen, wordt er wel overleg gepleegd. Rudy & Rita, Annabel en Max gedragen zich volgens dit patroon.

Annabel (34 jaar , 4 jaar gescheiden): Nog niet. Hij is daar nog niet volwassen voor, voor veel media. Dat interesseert hem nog zo niet.

 

Rudy (43jaar, 1,5 jaar gescheiden): Neen, dat is nog niet nodig. … Maar tot nu toe hebben we daar geen problemen mee.

 

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): (…) Als het gaat om een aantal basisregels… Het is meer zo een paar intuïtieve “moet-regels” die dan moeten gelden waar we eigelijk van weten dat we daar op dezelfde lijn zitten. En misschien dat het ook opduikt, je kan dat niet uitsluiten hé…vb bij mama mag ik wel gans de avond…ja dan moet je daar misschien wel afspraken over maken dan. Maar op dit moment is dat eigelijk nog niet aan de orde.

 

Anderzijds ouders die daadwerkelijk over het mediagebruik van hun kinderen communiceren. Geen enkele respondent binnen deze groep stelt dat de afspraken betreffende het mediagebruik volledig moeten overeenstemmen. Toch vinden zij enige gelijkenis noodzakelijk. Jan & Anne en Jeroen & Evi volgen dit patroon.

 

Anne (41 jaar, 6 jaar gescheiden): Ja we spreken daar wel over van ik heb problemen met dit, doet hem dat bij u ook. Zo ja. Wel belangrijk dat dat ongeveer hetzelfde is, ja.

 

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Sommige dingen geeft hij wel aan of geef ik wel aan van naar zo’n dingen moeten ze toch niet kijken dat is toch niet voor hun leeftijd… ja. In grote lijnen. Ja ik vind dat belangrijk (van zelfde regels). Ja ja toch wel.

 

Ons onderzoek toont aan dat mediagerelateerde communicatie een reflectie is van de algemene communicatiepatronen tussen ex-partners.

We gaan nu dieper in op de interactieprocessen binnen een eenoudergezin. De samenstelling van een eenoudergezin verschilt grondig van een intact gezin. De belangrijkste factor is hier de afwezigheid van een tweede ouder voor de opvoeding van de kinderen. In welke mate verschillen opvoedings en communicatiepatronen van een intact gezin? Of bestaat er helemaal geen onderscheid?

 

4.4. Ouderschapsstijlen

 

Aan de hand van Baumrinds parenting typologie (1968) kan men onderzoeken welke ouderschapsstijlen door ouders worden toegepast. Hetherington en Kelly (2002, pp. 127-133; Hetherington, 1999, pp. 68, 85) onderzochten reeds in welke mate deze parenting styles variëren tussen traditionele en gescheiden ouders. Dit onderzoek wil ook een inzicht krijgen in de verschillende ouderschapsstijlen die door gescheiden ouders worden toegepast. Aan de hand van een schriftelijke vragenlijst van 40 items kunnen we onze respondenten plaatsen in de parenting typologie.

 

4.4.1. Authoritative parenting

 

Uit onderzoek van Hetherington en Kelly (2002) blijkt dat authoritative parenting bij gescheiden ouders relatief weinig aan bod komt. Ons onderzoek toont  daarentegen aan dat dit de meest gebruikte ouderschapsstijl is. Vijftien respondenten passen deze vorm van ouderschap toe. Hetherington en Kelly (2002, p.127) specificeren wel dat deze ouderschapsstijl vooral in het eerste jaar na een echtscheiding moeilijk haalbaar is. Binnen onze groep van authoritative parenting is slechts één respondent minder lang dan een jaar gescheiden en twee respondenten zijn één jaar gescheiden. Bij de anderen varieert dit van anderhalf tot negen en een half jaar. De gesprekken suggereren dat bij deze groep respondenten de rust bijna volledig is teruggekeerd. Op die manier zijn zij in staat om de verantwoordelijkheid over hun kinderen op te nemen. Deze verklaring wordt ondersteunt door een gemeenschappelijk kenmerk van onze respondenten. Het zou namelijk kunnen dat vooral gescheiden ouders reageerden op onze oproep via basisscholen en fora, juist omdat ze allemaal vrij goed hersteld zijn van hun echtscheiding. Zowel praktische (voldoende tijd en energie) als emotioneel/psychologische factoren (geen last van depressie, stress en verdriet) zijn gunstig gestemd bij deze ouders. Zij willen ook praten over hun echtscheiding.

 

4.4.2. Permissive en neglectful parenting.

 

We vermoeden dat gescheiden ouders die nog veel hinder ondervinden van depressies, stress en verdriet niet of in mindere mate reageerden op onze oproepen. Op dat moment leven zij meestal nog in chaos en zijn zij niet in staat om openlijk te praten over hun echtscheiding. Dit verklaart ook waarom geen enkele respondent uit ons onderzoek permissive of neglectful parenting toepast.

Bij deze ouderschapsstijlen is er een algemeen gebrek aan een kwaliteitsvolle opvoeding. Deze ouders zijn door de echtscheiding psychologisch of emotioneel uitgeput en er blijft weinig tijd en energie over voor de opvoeding van de kinderen (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 130-133). In de topic-list zijn daarom ook enkele vragen opgenomen over tijd, energie en controle.

 

4.4.2.1. Tijd, energie en controle

 

De gesprekken duiden aan dat geen enkele respondent een gebrek aan tijd, energie of controle wijt aan de psychologische of emotionele verwarring na een echtscheiding. Tien respondenten ondervinden geen enkel probleem met deze factoren. Max en Lieve prijzen hun kinderen bovendien gelukkig.

 

Interviewer: Wanneer brengt u tijd door met uw kinderen?

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): Huiswerk dat is iedere dag…. En soms moet ik kaarten want ze kaart graag dus dat doe ik. En dan woensdagnamiddag werk ik niet dus dat is dan voor haar. En dan ’s morgens ik begin later dus dat ik haar niet moet dumpen dus om 8.30 uur.

Interviewer: Vindt u dat u voldoende tijd kan doorbrengen met uw kinderen

Dat is een hele goede vraag, ik denk dat ik één van de moeders ben die het meeste tijd doorbrengt met haar kind.

 

Interviewer: Vindt u dat u voldoende tijd kan doorbrengen met uw kinderen?

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): Ja ja ik vind dat wel, ik vind dat ze daarin redelijk …. bevoordeeld zijn. Ik kan mijn uren wat schikken en ik zweet dat dan wel uit ’s avonds met momenten, maar ik vind wel dat zij eigelijk in die zin een zeer…comfortabel leven hebben dan anderen en dat je ze niet in de opvang of voorschoolse opvang moet zetten.

 

 

Negen respondenten ondervinden echter wel moeilijkheden met tijd, energie en controle. Het gaat hier om praktische problemen. Binnen deze groep onderscheiden we twee subgroepen. Enerzijds kampen Wim, Benjamin en Dirk met het probleem van een ouder met omgangsrecht. Zij hebben onvoldoende contact met hun kinderen met als gevolg een gebrek aan tijd en controle voor de opvoeding van de kinderen.

 

Interviewer: Wanneer brengt u tijd door met uw kinderen?

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Wanneer ze hier zijn en dat is van zaterdagmorgen tot zondagavond en dan is dat voltijds ja.

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Neen.

Interviewer: Wanneer steekt u energie in uw kinderen?

Voortdurend, voortdurend dat is echt waar als ze dan zo een weekend hier zijn dan doe ik niks voor mezelf dan ben ik voortdurend bezig ofwel met eten maken ofwel met afwassen ofwel met huiswerk maken, daar kruipt enorm veel tijd in of wel samen spelen of tv kijken of naar de winkel gaan. We doen dan alles 100% samen.

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op uw kinderen?

Wanneer dat ze hier zijn anders kan ik het niet… doen.

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Neen, want ik heb ze maar ene keer om de veertien dagen.

 

Interviewer: Vindt u dat u voldoende tijd met uw kinderen doorbrengt?

Wim (39 jaar, 3 jaar gescheiden): Spijtig genoeg niet, maar dat heeft dan te maken met mijn arbeidspositie, dat maakt het een stukje moeilijker, ik werk dan ook elke zaterdag nog tot 13 uur, dat heeft niets te maken met de kinderen. Maar dan is het weekend rap voorbij.

Interviewer: Wanneer steekt u energie in uw kinderen?

Wanneer…. Ik ga eerlijk zeggen zoveel mogelijk.

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Energie wel, tijd spijtig genoeg niet.

 

We merken op dat juist drie van de vier respondenten met het minste omgangsrecht hier last van ondervinden. Jeroen heeft meer contact met zijn kinderen, namelijk om de veertien dagen van woensdagnamiddag tot zondagavond en de helft van de schoolvakanties. Deze regeling leunt meer aan bij een co-ouderschapregeling.

            Na een echtscheiding is het moeilijk om het juiste evenwicht te vinden tussen werk, huishouden en de opvoeding van de kinderen. Al de verantwoordelijkheid ligt nu bij één ouder (zie 1.6.3.). De tweede subgroep wijt een gebrek aan tijd, energie en controle voor de opvoeding van hun kinderen aan hun arbeidssituatie. Ludo, Annabel en Marijke werken als zelfstandigen.

 

Ludo (43 jaar, 10 maand gescheiden): Ik zou moeten meer tijd spenderen aan de kinderen, maar ja …

Interviewer: Vindt u dat u voldoende energie in uw kinderen steekt?

Neen, neen, dat is ja ..als ge zelfstandige zijt, is dat niet zo gemakkelijk. Het is alle dagen bezig zijn ook, en dat ik ’s avonds veel energie moet steken in mijn facturen en offertes en dan moet ik zeggen ja van trekt uw plan een beetje sorry…

 

Annabel (34 jaar, 4 jaar gescheiden): Ik werk als zelfstandige, voltijds…ja tweedubbel.

Interviewer: Wanneer brengt u vooral tijd door met uw kinderen?

Maandag en dinsdag van 16 uur tot 19 uur (dan is de zaak gesloten).

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Neen.

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op uw kinderen?

Als ik er bij ben, maandag en dinsdag, dit is onvoldoende.

 

Karolien, Evi en Sandrine ondervinden ook problemen met de combinatie van werk en opvoedingstaken. Voor Sandrine hebben deze moeilijkheden ook een positieve kant.

 

            Interviewer: Wanneer brengt u vooral tijd door met uw kinderen?

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Meestal ’s avonds na het eten, in het weekend en ja ’s avonds ook dan heb ik meer tijd.

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Neen, voldoende niet.

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op uw kinderen?

Als ik echt niet moest gaan werken en meer mijn huishouden op een andere momenten kunnen doen dan zou ik wel nog meer mee bezig zijn…

           

            Interviewer: Wanneer brengt u vooral tijd door met uw kinderen?

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): ’s Avonds en in de weekends.

Interviewer: Vindt u dat voldoende?

Ik doe mijn uiterste best voor hen, maar ik werk 90% en dat betekent dat 1,5 dag thuis ben, en …ik heb vaak wacht. Met de wachten zitten ze wel alleen. En één op drie weekends heb ik wacht, maar dat probeer ik dan te regelen dat ze dan bij hun papa zijn. Sinds dat ik ook alleen gevallen ben, let ik er wel meer op dat ik stipter naar huis kom, waar dat dat vroeger per dag variabel kon uitlopen, want we hebben niet echt vaste uren. Probeer ik er nu toch een punt van te maken om om zes uur naar huis komen … en eigenlijk heb ik nu het gevoel sinds dat Dirk weg is, dat ik meer tijd doorbreng met de kinderen dan vroeger. Of toch den tijd effectiever benut.

 

We merken ook op dat al onze respondenten tewerkgesteld zijn. Als alleenstaande ouder valt het inkomen van een tweede kostwinner weg. 

 

4.4.3. Authoritarian parenting

 

Hetherington en Kelly (2002 pp. 131-132) tonen aan dat sommige ouders strenger en strikter worden na een echtscheiding. Autoritaire ouders eisen discipline en hanteren duidelijke regels. Vier respondenten (Wim, Jeroen, Annabel en Evi) passen deze ouderschapsstijl (authoritarian parenting) toe.

 

4.5. Familie communicatiepatronen

 

Aan de hand van de RFCP index van Ritchie (1988) onderzoeken we welke communicatiepatronen aan bod komen in gescheiden gezinnen. Deze theorie is gebaseerd op twee dimensies, conformiteit en conversatieoriëntatie (zie 2.2.2.).

Ons onderzoek toont aan dat er 11 respondenten hoog scoren op de dimensie conversatieoriëntatie. Binnen deze groep scoren twee respondenten ook hoog op conformiteitoriëntatie (consensuele gezinnen), de overige negen niet (pluralistische gezinnen). Twee respondenten scoren uitsluitend hoog op conformiteitoriëntatie (beschermende gezinnen). Zes respondenten scoren laag op beide dimensies (laissez-faire gezinnen).

            Conversatieoriëntatie verwijst naar de mogelijkheid tot interactie binnen een gezin. Communicatie is een middel om te discussiëren en de mening van ieder gezinslid telt (zie 2.2.2.).

 

            Interviewer: Vindt u het belangrijk om het laatste woord te hebben?

Laura (55 jaar, 9,5 jaar gescheiden): Ongetwijfeld zullen de grote kinderen zeggen dat ik dat heb, maar ik zelf vind zeker niet dat ik per se het laatste woord moet hebben, zeker niet in discussies, waar het gaat om bepaalde standpunten en argumenten. Want ik vind ieder heeft recht op zijn eigen mening.

 

Interviewer: Vindt u het belangrijk om het laatste woord te hebben?

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Ja dat is hier niet de regel ik moet zeker niet het laatste woord hebben.

Interviewer: Wordt er gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

Ja absoluut… daar…we gaan een discussie niet uit te weg en ik probeer het ook heel bewust hoor.

 

 

Interviewer: Verwacht u dat uw kind luistert zonder dat in vraag te trekken?

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): Neen want ik vind ze zijn leergierig en ik vind, het feit dat ik zeg ja dat mag niet en dan zegt van ja waarom mag da niet dan ben ik hem uitleg verschuldigd. Nee ik heb zoiets van ik leg wel uit waarom. … nee ik vind niet dat ik …autoritair moet zijn van ik ben de baas en jij moet naar mij luisteren.

           

            Interviewer: Vindt u het belangrijk om de baas te zijn in uw gezin?

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): Ikzelf…euhm neen, ik bedoel, ik zal wel diegene zijn en moeten zijn die het meeste de knoop doorhakt maar…ik vind het niet belangrijk om de baas te zijn en ik zeg dat ook dikwijls. Want de vergelijkingen en discussies die ik soms heb, is dat ik eigelijk niet leuk vind als ik teveel meester speel. … Het is niet mijn taak om hier voordturend te zitten preken en …  Ik voel mij daar absoluut niet goed bij als ik de hele tijd moet zitten zeggen van zo is dit en zo is dat…dus in die zin is het niet de bedoeling en vind ik het absoluut niet belangrijk en ook niet menselijk om de baas te moeten spelen.

 

In conformiteitgeoriënteerde gezinnen proberen ouders de harmonie te bewaren door controle en conformiteit te benadrukken. Andere ideeën dan die van de ouders worden niet getolereerd (zie 2.2.2.).

 

Interviewer: Luistert u altijd naar uw kind?

Annabel (34 jaar, 4 jaar gescheiden): Als hij het niet bij het rechte eind heeft, nee dan luister ik niet.

Interviewer: Wie heeft er meestal het laatste woord?

            Ik. Hij mag op mij inspelen, maar als ik gelijk heb dan heb ik gelijk.

 

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ik beoefen permanente controle, dat zit zo in mij, ik hou altijd een oogje in het zeil. …Soms denk ik al dat ik teveel controleer dat ik er mij zo teveel mee bemoei.

 

4.5.1. Pluralistische gezinnen

 

Pluralistische gezinnen scoren laag op conformiteit en hoog op conversatieoriëntatie. Open en onbeperkte communicatie staat hier centraal (zie 2.2.2.1). De meeste respondenten, namelijk negen, maken deel uit van een pluralistisch gezin. Binnen deze groep merken we enkele patronen op.

Mannen zijn hier duidelijk ondervertegenwoordigd (slechts een derde). Uit de literatuur weten we dat de communicatie met vaders in het algemeen minder open is  (zie 2.2.1.). Het grootste aandeel mannelijke respondenten vinden we terug in de laissez-faire gezinnen, waar weinig bewuste communicatie plaatsvindt (zie infra). Bovendien is slechts één vader met bezoekrecht hier vertegenwoordigd, namelijk Dirk. Ook dit is niet verwonderlijk want positieve communicatie (praten over gevoelens en leuke dingen) tussen vader en kind komt het minst aan bod bij vaders die bezoekrecht hebben (zie 2.2.1.).

 

Interviewer: Wordt er veel en openlijk gepraat in uw gezin?

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Ja, ja enorm veel, dus ik… nu… gebruik ik de middelen die ik heb en dat is dan vooral telefoon. Want ik zie de kinderen één weekend om de veertien dagen en dus ik denk dat ik alleen Proximus overeind houd. Ik bel elke dag en dat is dan toch 20minuten, waarbij ik ze dan toch allemaal aan de lijn krijg. Nu bij de oudste dochter is dat wat moeilijker omdat die nu op kot zit en wat moeilijker vast krijg. Maar dus ik weet van tot dag dus …wat er gaande is ja.

 

Walker en Hennig (1997) merken op dat familieleden uit een eenoudergezin een hechtere band met elkaar hebben dan in een traditioneel gezin. Hetherington en Clingempeel (1992)  tonen bovendien aan dat er een grotere mate van gelijkheid heerst tussen familieleden van een eenoudergezin (zie 2.2.1.). De gesprekken suggereren dat dit voornamelijk bij alleenstaande, verzorgende moeders, uit een pluralistisch gezinstype, het geval is. Al de vier vrouwelijke respondenten met hoederecht binnen deze groep volgen dit patroon.

 

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Ik denk dat wel, dat ik open ben, toch tegen mijn kinderen, ik ben niet zo iemand die naar de buitenwereld toe mijn gevoelens met Janneke en Mieke gaat communiceren, alleen tegen mijn  beste vrienden en tja mijn kinderen… mijn kinderen zijn mijn beste vrienden.

 

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): We hebben wel een afspraak van zij luistert naar mij en ik luister naar haar, dus we spreken om beurten. Ik ben geen hele strenge moeder…dat had u wel begrepen dus er is eigelijk een hele vriendschappelijke relatie. Dat is wel heel leuk en er zijn regels maar die zijn niet … ik heb ook een kind dat heel goed luistert. Ik ga niet zeggen van doe dit doe dat…dat verloopt heel vlot.

           

De overige vier respondenten van het pluralistisch gezinstype passen het co-ouderschap toe. Hier merken we duidelijk patronen op van open en onbeperkte interactie maar de hechte, vriendschappelijke band komt niet aan bod.

           

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden): Ik luister naar haar (de dochter) mening, allé ja. Ik ben als kind …kort gehouden, ik had niks te zeggen thuis en ik voel da nu wel en ik vind wel da zij dat recht heeft om voor haar mening uit te komen. Ik weet dat da misschien te vroeg is maar ik vind ze heeft dat recht.

 

Interviewer: Wordt er veel gepraat over gevoelens en emotie?

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): Ja ik denk dat wel. Heel zeker doorheen het scheidingsproces en nu ook nog dat heel dikwijls de vraag gesteld wordt, is er iets, wat scheelt er? Als er op de ene of andere manier iets is of je bent verdrietig of…dan komt het eruit of komt het er niet uit. … Dus ik zal dat dan vragen als ik zie dat ze verdrietig zijn en dan ja… maar als ze niks wil zeggen dan laat ik dat rusten en dan komt dat… ‘s anderendaags dus … ik volg dat wel op maar ik ga ze niet dwingen omdat te expliciteren om het moment dat ze dat niet willen expliciteren … ik vind ze moeten weten dat daar ruimte voor is en dat ze dat kunnen zeggen. 

 

Uit de gesprekken blijkt dat verzorgende ouders meer het gevoel hebben dat ze er alleen voorstaan en op die manier hun kinderen behandelen als vrienden of gelijken. De respondenten uit een co-ouderschapregeling hebben hier duidelijk minder nood aan. Drie respondenten passen bovendien het coöperatief co-ouderschap toe en hier is de relatie met de ex-partner nog zeer positief. Zij dragen de verantwoordelijkheid met twee. 

 

4.5.2. Laissez-faire gezinnen

 

Dit gezinstype, gekenmerkt door weinig bewuste interactie tussen de familieleden en een algemeen tekort aan ouderlijke invloed (zie 2.2.2.1.), komt bij onze respondenten vrij frequent voor. Vijf mannelijke respondenten en één vrouwelijke respondent, behoren tot dit gezinstype. Onderzoek van Simon en Beaman (1996) toont aan dat meer dan de helft van kinderen van gescheiden ouders nooit met hun vader praat over problemen. Uit de literatuur weten we dat vaders in mindere mate openlijk communiceren met hun kinderen dan moeders (zie 2.2.1.). Ons onderzoek bevestigt deze resultaten. De helft van onze mannelijke respondenten voert in het algemeen weinig diepgaande gesprekken met hun kinderen, zowel op het gebied van meningsverschillen, gevoelens en problemen. Slechts één vrouwelijke respondent past dit ook toe.

 

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over gevoelens en emotie?

Peter (43 jaar, 1 jaar gescheiden): Gevoelens neen, want ik probeer die zelf zoal een beetje te onderdrukken (lach). Als ge zelf… neen niet speciaal ik moedig mijn kinderen niet aan daarover te praten, ik ben van eigen uit al ne gevoelige en dan vind ik het nog gevoeliger om over’t gevoel te praten.

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

In feite wordt er niet echt gepraat over zaken waar wij een verschillende mening over hebben, feitelijk niet echt, een verschillende mening, neen.

 

Interviewer: Wordt er veel en openlijk gepraat in uw gezin?

Benjamin (41 jaar, 2 jaar gescheiden): Niet enorm veel.

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over gevoelens en emotie?

Weinig, …neen, ik moedig ze ook niet aan omdat ja als dat iets gevoelig is. Interviewer: Bent u zelf open over uw gevoelens?

Neen dat niet.

 

De literatuur suggereert dat vaders uit een co-ouderschapregeling frequenter contact met hun kinderen hebben en bijgevolg minder communicatieproblemen ondervinden dan vaders met omgangsrecht (zie 2.2.1.) De diepte-interviews tonen aan dat de communicatie tussen vaders, uit een co-ouderschapregeling, en kinderen vrij oppervlakkig is. Dit kan erop wijzen dat vaders deze taak gemakshalve aan de moeder toewijzen. De kinderen zijn immers om de week bij de moeder en bij haar kunnen ze dan terecht met hun problemen.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

Ludo (43 jaar, 10 maand gescheiden): Neen eigelijk niet, als er gepraat wordt is het over de voetbal en voor de rest zou ik het niet weten eigelijk… Misschien dat ze meer bij de mama over zo een zaken gaan praten maar bij mij vragen ze daar niet zoveel van, nee.

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over gevoelens en emotie?

Bij mij hier weinig, het zal meer bij de mama zijn dat er over gepraat wordt maar bij mij hier wordt er eigelijk niet veel over gepraat eigelijk. …

 

Het laissez-faire gezinstype wordt ook gekenmerkt door een gebrek aan ouderlijk gezag. Zo gelden er bijvoorbeeld weinig regels en is er minimale controle (zie 2.2.2.1.). Ook hier blijkt dat de moeder een centrale rol vervult in de opvoeding van de kinderen. Vaders springen hier onzorgvuldiger mee om. 

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels in uw gezin?

Stefaan (35 jaar, 3 jaar gescheiden): Neen er gelden gewoon gezien geen bepaalde regels. Eigelijk niet, ja…ik ook heb geen echte regels over luisteren of samen eten of…

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels in uw gezin?

Jan (47 jaar, 6 jaar gescheiden): …Nu…ja dat moet altijd wat. Dat hij goed moet opruimen natuurlijk. En luisteren hé (lach).

           

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op uw kinderen?

Ludo (43 jaar, 10 maand gescheiden): Ja controle… als het rapport is dat ik het bekijk hoe dat ze eigelijk bezig zijn maar voor de rest…controle…zij leren en ik kan ook moeilijk vragen van wat hebt ge gestudeerd. Ze moeten studeren tot een bepaald uur maar wat doen ze boven…ze kunnen spelen of iets …maar ik controleer dat eigelijk zo niet.

Interviewer: Vindt u dat u voldoende controle uitoefent op uw kinderen?

Ik vind dat wel, ja ze moeten vrij zijn hé.

 

Opmerkelijk is dat deze zes respondenten tot de groep authoritative parenting behoren. Na een grondige analyse van de diepte-interviews blijkt echter dat we hiervan weinig elementen terugvinden. Integendeel, er is weinig actieve betrokkenheid in de opvoeding van hun kinderen en een algemeen gebrek aan goede communicatie. De gesprekken suggereren wel dit niet wordt veroorzaakt door  emotionele of psychologische gevolgen van een echtscheiding (zie supra).

Vermoedelijk hebben de respondenten zich positiever voorgesteld (sociale wenselijkheid) en leverde de schriftelijke vragenlijst, bij deze respondenten, een vertekend beeld op.

 

4.5.3. Beschermende gezinnen

 

Deze gezinnen scoren hoog op conformiteit en laag op conversatieoriëntatie. De communicatie wordt gekenmerkt door gehoorzaamheid en weinig ruimte voor discussie (zie 2.2.2.1.). Slechts twee respondenten uit ons onderzoek behoren tot dit gezinstype. Zij passen ook authoritarian parenting toe en gedragen zich wel consistent doorheen de volledige bevraging.

 

Wim (39 jaar, 3 jaar gescheiden): Er moet geluisterd worden naar de personen die op diene moment als autoritair worden voorgesteld. Dan kan ik zijn, dat kan mijn ex-vrouw zijn, dat kan mijn vriendin zijn (…) Er is een grens en die grens moet behouden worden, als ge daarover gaat, dan gaat het niet meer.

 

Annabel (34 jaar, 4 jaar gescheiden): Ze moeten luisteren, gewoon luisteren. Als ik iets zeg dan moet hij luisteren …Hij moet luisteren zonder dat in vraag te trekken. … Ik vind dat wel belangrijk om de baas te zijn.

 

4.5.4. Consensuele gezinnen

 

Deze gezinnen scoren hoog op conformiteit en conversatieoriëntatie. Hier is ruimte voor nieuwe ideeën zonder de bestaande machtsstructuren in het gezin te doorbreken (zie 2.2.2.1.). Ons onderzoek toont aan dat slechts twee respondenten tot dit gezinstype behoren. Zij behalen ook een hoge score op authoritarian parenting. De gesprekken suggereren dat er toch een zekere ruimte is voor open communicatie en discussie.

 

Interviewer: Verwacht u dat uw kinderen gehoorzamen zonder dat in vraag te trekken?

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ze mogen dingen in vraag trekken maar niet teveel…omdat… ja kinderen gaan sowieso alles in vraag trekken en eigelijk weten kinderen niet waarom dat wij dat zo willen. Dus ik ga niet voor alles en nog wat uitleg geven voor wat ik dat vraag, maar toch regelmatig wel.

Interviewer: Vindt u het belangrijk om de baas te zijn in uw gezin?

De baas… ja.

Wordt er in uw gezin gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

Ja…dat kan zeker natuurlijk, maar soms een kind heeft dikwijls een mening over iets waar dat ze absoluut geen…dat wij veel meer zien als volwassenen als wat dat zij zien. En dat ge dan wel even moet zeggen van ja zo is het niet hé.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over gevoelens en emotie?

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Ja, dat is belangrijk. Ik moedig ze aan ja. We hebben zo van die babbeltjes in bed ’s avonds als er iemand problemen heeft. Ik scherm dat zeker niet af ook niet. Ze vertellen meestal wel ja, maar den oudste komt nu op een leeftijd dat hij dat begint af te schermen.

Wordt er in uw gezin gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

Ze mogen hun gedacht zeggen maar uiteindelijk beslis ik toch wel wat er gebeurt hé.

 

4.6. Ouderlijke begeleiding van het mediagebruik

 

De begeleidingstypologie van Bybee e.a. (1982) dient als basis voor ons onderzoek naar het begeleidingsgedrag van gescheiden ouders. Zij onderscheiden drie vormen: niet-gerichte, evaluatieve en restrictieve begeleiding (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 21; Van den Bulck & Van den Bergh, 1998, p. 29).

 

4.6.1. Niet-gerichte begeleiding

 

Verschillende studies tonen aan dat relatief weinig ouders daadwerkelijk actief betrokken zijn bij het mediagebruik van hun kinderen. Niet-gerichte begeleiding is immers de meest voorkomende begeleidingsvorm (zie 2.3.1.1.). Deze trend komt ook in ons onderzoek naar voor. De helft van onze respondenten past niet-gerichte begeleiding toe. De ouders ondervinden weinig problemen of gevaren met het mediagebruik van hun kinderen. Zij voelen zich weinig of niet genoodzaakt om het mediagebruik te beperken of media-inhouden te evalueren. Dubbel zoveel mannelijke als vrouwelijke respondenten passen deze begeleidingsvorm toe.

 

Ludo (43 jaar, laissez-faire gezin): Ik controleer op dat mediagebruik niet, ja. Ik vind dat ..pfff…dat niet moet.

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik van uw kind?

Rudy (43jaar, pluralistisch gezin): Eigelijk niet, als ze wilt naar tv kijken, mag ze naar tv kijken. Maar ze maakt er geen misbruik van ook niet.  … Maar beperkingen eigelijk niet, moest ze, moest ik nu echt zien van ‘t is niet voor haar dan zou ik het wel zeggen ja. Maar tot nu toe hebben we daar geen problemen mee.

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik van uw kind?

Anne (41 jaar, laissez-faire gezin): Ik heb thuis niet echt regels neen. Ook niet voor met het huiswerk. Ja juist soms met die Gameboy dat hij zich dan zo opjaagt, hij kan dan niet verder…dan zeg ik wel van legt dat effe uit uw handen want…

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik van uw kind?

Evi (43 jaar, consensueel gezin): Ja daar hebben reglementen op gestaan, nu zijn die reglementen wat vervaagd. (…) Ik kijk wel omdat het (de computer en tv) hier in de living staat, ik kijk wel wat mee, ik hou het wat in het oog van op afstand maar toch. Gewelddadige spelletjes dat heeft hij wel, dus dat perk ik niet in. Qua tijdsbeperking, het hangt een beetje af hoe het zit met hun huiswerk, of ze al gedaan hebben maar geen vaste regels niet meer.

 

We merken ook op dat binnen deze groep respondenten, waar de kinderen frequent gebruik maken van internet, weinig bezorgdheid heerst.

 

Interviewer: Verbiedt u bepaalde media-inhouden?

Jan (47 jaar, laissez-faire gezin): Neen neen voorlopig niet omdat we weten dat hij niet op die dingen (sites) zit of die zenders. (…) Dingen verbergen, denk ik niet, hij zit in de zelfde kamer als mij. Dus dat is al moeilijk om dat te doen (lach)…

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op het mediagebruik?

Ik oefen daar heel weinig controle op uit, dus dat zou dan heel toevallig moeten zijn als er ergens iets is , maar echt controleren dat doe ik eigelijk niet neen.

 

Interviewer: Verbiedt u bepaalde media-inhouden?

Benjamin (41 jaar, laissez-faire gezin): Neen, ze mag… zelf slim worden, allé ik bedoel van alles weten. Ja, televisieprogramma’s in feite niet maar die sites dat niet voor kinderen bestemd zijn, maar ik heb daar zelf geen zich van, want ik ken er zelf niets van.

 

Slechts één respondent praat over mogelijke gevaren van het internet .

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Evi (43 jaar, consensueel gezin): Internet, ja dat weten ze dat ze niet met vreemden mogen chatten bijvoorbeeld. Ja zo die dingen wel … ja ja daar wordt over gepraat. ja ja daar wordt over gepraat dat ze niet met vreemden… want dat die mannen zich uitgeven voor een meisje van 10 jaar en een kadé zijn van in de 20, ja die dingen dat weten ze wel.

 

Peter is de enige respondent die de toegang tot bepaalde sites blokkeert. Bovendien controleert hij achteraf het internetgebruik van zijn kinderen. Overigens gelden er geen regels of beperkingen.

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik?

Peter (43 jaar, laissez-faire gezin): Ja ik heb bepaalde sites die zijn beveiligd voor de kinderen… das één ze zijn nog te jong vind ik om naar bepaalde dingen, die onthoud ik zolang als ze nog geen 12 jaar zijn of menstruatie hebben. (…) Ne keer da ze op internet gaan… daar blijf ik wel niet bijzitten ma ik doe wel geregeld eens een “steekding” zo da ze weten waaraan da ze zich moeten houden.

 

Voorgaand onderzoek toont aan dat er een verband is tussen conformiteitgeoriënteerde gezinnen en niet-gerichte begeleiding. Deze ouders treden weinig in discussie over media-inhouden om de conformiteit in het gezin te bewaren (Fujioka & Austin, 2002, pp. 648-655).  Ons onderzoek komt echter tot andere resultaten.

We treffen ook een verband aan tussen algemene en mediagerelateerde communicatiepatronen in een gezin. Al onze respondenten die tot een laissez-faire gezin (lage score op conformiteit en conversatieoriëntatie) behoren, passen niet-gerichte begeleiding toe. Uit de gesprekken blijkt dat de “zwakke” vorm van mediabegeleiding hier een reflectie is van de minimale ouderlijke controle en beperkte communicatie, en niet om conformiteit te bewaren. Zoals reeds vermeld wordt de minimale ouderlijke controle en beperkte communicatie, bij deze respondenten, niet veroorzaakt door de emotionele of psychologische verwarring na de echtscheiding (zie supra).

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik van uw kind?

Stefaan (35 jaar, laissez-faire gezin): Neen, eigelijk niet. Geen afspraken voor uren, neen. Hij mag ook kijken wat hem wilt.

Interviewer: Wordt er gepraat over media-inhouden?

Met de kleine wordt er eigelijk niet gepraat over media-inhouden. Soms geef ik wel is uitleg ma niet voor te zeggen… Hij is nog te jong voor dingen te vragen, da gebeurt eigelijk niet.

           

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik van uw kinderen?

Ludo (43 jaar, laissez-faire gezin): Veel regels neen, ze kijken wanneer dat ze willen en ’s avonds ja tot 9uur. Computer, daar zijn geen regels voor, als zij vragen mogen wij een keer op de computer dan zeg ik ja. Ik verbied qua inhoud niet nee, ze mogen kijken wat ze willen en ja tot 21 uur zijn er ook geen dingen op die hé… neen.

Interviewer: Wordt er gepraat over media-inhouden?

Neen, ze vragen daar nooit veel van nee. Neen ik geef geen uitleg.

 

De overige drie respondenten die niet-gerichte begeleiding toepassen, scoren hoog op conversatieoriëntatie (pluralistische gezinnen) en slechts één respondent scoort ook hoog op conformiteitoriëntatie (consensuele gezinnen). Conversatiegeoriënteerde gezinnen maken meer gebruik van een open communicatiestijl tussen ouder en kind. In tegenstelling tot de respondenten uit laissez-faire gezinnen, wordt er in deze groep wel gepraat over media-inhouden. Er is ruimte voor conversatie maar dit leidt niet tot discussies. Dit komt overeen met positieve mediatie (zie 2.3.3.). De ouders hebben vrij positieve attitudes tegenover de media en voelen zich niet genoodzaakt deze inhouden te beargumenteren.

 

Evi (43 jaar, consensueel gezin): Ja als we samen naar iets kijken dan leg ik dat een klein beetje uit en als ze iets vragen. In de mate van het mogelijke want als ik dan begin uit te leggen aan de dochter dan heb ik niets van de film gezien hé. Maar zoals er iets is op het nieuws en zo en ze vragen wat was dat, dan leg ik dat uit. Ja soms komt het er achteraf niet meer van…

 

Rudy (43jaar, pluralistisch gezin): (…) Maar soms vraagt ze dan wel is wat dat is of wat dat is en dan wordt er wel uitleg gegeven ja. Maar niet uitvoerig eigelijk, als ze zo is iets ziet van kindjes en zo dat ziek zijn of dat honger hebben dan zal ik daar wel uiteg over geven ja.

 

Een ander belangrijk aspect van niet-gerichte begeleiding is het gezamenlijk mediagebruik. De ouders en kinderen kijken bijvoorbeeld samen televisie voornamelijk als gezinsontspanning of om samen tijd door te brengen (zie 2.3.1.1.).

Uit de analyse van de diepte-interviews blijkt dat er in gescheiden gezinnen, ongeacht de begeleidingsvorm, veel belang wordt gehecht aan het samen zijn. Gezamenlijk mediagebruik is hier een belangrijk aspect van. Dit wordt besproken in punt 4.7.2.

 

4.6.2. Evaluatieve begeleiding

 

Deze begeleidingsvorm wordt, zoals in de bestaande literatuur is omschreven, in ons onderzoek minder frequent toegepast door ouders. Hier wordt uitvoerig gepraat en gediscussieerd, dit vraagt om een actieve opvolging van het mediagebruik van de kinderen (zie 2.3.1.1.). Vier vrouwelijke en twee mannelijke respondenten begeleiden het mediagebruik van hun kinderen evaluatief. Deze ouders geven uitleg en commentaar zodoende dat hun kinderen de media-inhouden op een juiste manier kunnen interpreteren.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Marijke (39 jaar, pluralistisch gezin): Ja omdat ik toch wel, hij is heel leergierig en ik weet ook hij vraagt dat toch. Ik probeer zo één van die mama’s te zijn die dus heel bewust en heel educatief met hun kind omgaat en ik probeer dat dan ook uit te leggen. Wat niet altijd lukt natuurlijk. Want de ene keer heb ik al een betere uitleg dan de andere keer. Maar ik probeer wel een educatieve mama te zijn en uit te leggen hoe wat of waar.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Sandrine (45 jaar, pluralistisch gezin): Wel ja, ik probeer zoveel mogelijk er bij te zijn, dat is niet altijd haalbaar hé, maar dat ge toch wat feedback kunt geven van dees vind ik niet kunnen, of dees vind ik een heel goei programma. (…) Ik bedoel ge hebt er toch, ik vind als kinderen media gebruiken, moet  ge der toch altijd op toezien en als ze dan met iets geconfronteerd worden dat ze niet kennen of dat gruwelijk is dat ge der uitleg bij kunt geven.

 

Ook hier is de communicatie rond media gerelateerd aan algemene communicatiepatronen binnen een gezin. Al de respondenten in de groep “evaluatieve begeleiding” behoren tot een pluralistisch gezinstype. Dit gezinstype wordt gekenmerkt door een hoge score op conversatieoriëntatie. We weten dat er een positieve samenhang bestaat tussen negatieve mediatie en conversatiegeoriënteerde gezinnen (zie 2.3.3.). De ouders uiten onder andere hun ongenoegen over bepaalde media-inhouden.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Dirk (45 jaar, pluralistisch gezin): Absoluut ja. ….We praten veel over tv-programma’s en we discussiëren daar vaak over want om één of ander gekke reden, allé ik ken de regel wel, zijn ze adepten van het productiehuis “Kanakna”. Die maken in mijn ogen alleen maar waardeloze programma’s. …dat is altijd zo een systeem,  ze hebben gewoon mensen bij elkaar geplaatst en elke week valt iemand af. Ge het dus “Temptation Island” ,“ Robinson” en dan hebt ge dus “The block” en ga zo maar door, ge kent ze wel allemaal. Ze zijn dus…ze vinden dat fantastisch en ik laat niet na omdat in de vraag te stellen omdat ik dat slecht vind.

 

Interviewer: Geeft u zelf extra uitleg over bepaalde media-inhouden?

Laura (55 jaar, pluralistisch gezin): Ja zelf uitleg, vooral, bij die soaps, dan zeg ik nauw nauw wat en drukte voor niks of….hebben ze alweer ruzie of die is altijd chagrijnig en dan …kan ze ook wel lachen. En ook wel is van nauw, is die echtscheiding nauw nog niet gedaan, of bij een probleem en iedere keer een ander probleem en wanneer zouden ze is geen problemen meer hebben en nauw daar kan ze dan wel mee lachen. Ik relativeer, dat doe ik wel, ik relatieveer wat daar gebeurt maar ik mag het niet teveel doen want dan … ja verbreek ik de illusie en dat is niet de bedoeling.

 

Ouders zorgen er ook voor dat de media-inhouden in de juiste context geplaatst worden. Zo begrijpen kinderen de inhouden op een juiste manier.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Max (37 jaar, pluralistisch gezin): Ja ja … en zeker als het over het nieuws gaat enzovoort dan…kijken ze zelden allen naar het nieuws. En zeker ook want sommige beelden als ik denk aan “Bagdad” … anders is het hopeloos als ze het zien. … En dus ja je moet daar toch een beetje zicht op houden, allé bij mij is dat dan toch zo…dus als daar nu zo met XTC wordt in gegoocheld in “Thuis” dan moet je dat op één of andere manier wel kunnen uitleggen. 

 

Ook de kinderen brengen zelf onderwerpen aan waarover discussie kan ontstaan.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Lieve (45 jaar, pluralistisch gezin):  Ja ja ze kijkt naar het nieuws en soms dan soms vraagt ze woorden van mama wat betekent dit of… ze vraagt dan wat de dingen betekenen en soms schrik ik van haar want dan soms denk ik ze heeft het niet begrepen. (…) Maar dan denk ik van is dat nog niet te vroeg want ik denk dat de kinderen nu veel meer “open minded” zijn dus ze hebben veel meer …meer informatie.

 

Ouders die deze begeleidingsvorm toepassen, zijn in het algemeen bezorgd over of staan sceptisch tegenover de invloed van de media.

 

Interviewer: Bent u soms onzeker over de manier waarop u het mediagebruik moet begeleiden?

Dirk (45 jaar, pluralistisch gezin): Onze zoon is in de ban van de geavanceerde computerspelletjes, meer bepaald en dat stemt mij tot nadenken is…”San Andreas” iets heel bizar. (…) Ik heb daar (computerspelletjes) geen goed oog in. En .. dat is iets dat heel populair is bij jongeren en die dingen zijn dan ook heel goed gemaakt en ik vrees dat het voor velen het onderscheidt tussen fictie en realiteit verloren gaat gaan. Zeker in die zin dat als ze daar zelf karakterieel niet tegen opgewassen zijn hé.

 

Interviewer: Bent u soms onzeker over de manier waarop u het mediagebruik moet begeleiden?

Sandrine (45 jaar, pluralistisch gezin): Ik vind dat we in deze tijd toch wel overstelpt zijn met van alles en om dat in de hand te houden dat is moeilijk, vooral twijfels over die Playstationspelletjes ik vind dat…redelijk hoe dat ze daar op kicken. (…) Ik zou dat niet tof vinden als ze heel de tijd vast hangen aan …een van die toestellen en die bezorgdheid die communiceer ik wel bij herhaling want ik wil vooral dat er een gezinssfeer is.

 

Opmerkelijk is dat slechts weinig respondenten binnen deze groep hun bezorgdheid uiten over het internet. Er wordt zelden of niet over gepraat, slechts één respondent waarschuwde haar kinderen voor de gevaren van chatten met vreemde mannen en één respondent blokkeert bepaalde sites.

Een unieke dimensie binnen deze groep respondenten is het vertrouwen dat zij stellen in hun kinderen. Open en onbeperkte interactie creëert een sfeer van wederzijds vertrouwen. Deze ouders zoeken geen toevlucht in strenge regels voor het internetgebruik. Ze gaan achteraf ook geen controle uitvoeren om te kijken welke sites bezocht werden. De gesprekken suggereren dat dit vertrouwen niet gebaseerd is op gemakzucht of naïviteit.

 

Interviewer: Gelden er regels rond media-inhouden?

Laura (55 jaar, pluralistisch gezin): Nauw ja, ik denk dan dat mijn kinderen heel verstandig zijn en dat ze dan vooral sites gebruiken die …oké zijn. Daar ga ik eigelijk van uit en het zou me tegenvallen als het niet zo was, maar ik controleer het eigelijk niet.

 

Interviewer: Wanneer oefent u controle uit op het mediagebruik?

Max (37 jaar, pluralistisch gezin): (…) Ook kijken van goed, waar zitten ze op, maar ik ga zeker niet elke keer kijken welke sites ze elke keer bezocht hebben. (…) Ik zal dan wel een checken of ie weet dat …of ie aan ’t chatten is terwijl dat hem aan’t spelen is enzovoort. Maar daar staat geen, als ie naar een nieuwe site gaat, dat ik dat direct weet, zal dat wel later ontdekken. Dus ik kan dat niet echt momenten van controle noemen dan.

Interviewer: Vindt u dat u hierin voldoende controle uitoefent?

Ik denk dat wel, hoewel het is niet systematisch dus in se kan dat wel meer. Hoewel ik eigelijk zeker nu op de leeftijd dat ze nu zijn, kan ik is zeggen goed ik kan elke week is zien naar welke sites ze geweest zijn. …maar voorlopig…denk ik niet dat dat nodig is. Als ze ouder worden zullen we zien, maar ik …geloof veel meer in het soort van afspraken dat we daar rond maken en het vertrouwen dan dus achteraf te gaan zien van wat zijn ze aan het doen.

 

4.6.3. Restrictieve begeleiding

 

Ouders die restrictieve begeleiding toepassen, stellen regels over de tijdstippen van het mediagebruik en over media-inhouden. De literatuur suggereert dat deze begeleidingsvorm minder frequent wordt toegepast, want ook hier is een actieve opvolging van het mediagebruik noodzakelijk (zie 2.3.1.1.). Deze begeleidingsvorm komt ook in ons onderzoek minder aan bod. Slechts twee mannelijke en twee vrouwelijke respondenten begeleiden het mediagebruik van hun kinderen restrictief.

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik?

Jeroen (46 jaar, consensueel gezin):  Ja toch wel…vanaf als ik de computer heb, dus twee maand geleden, heb ik gezegd kijk vanaf als dat ge op de computer gaat, komt ge het mij altijd eerst vragen, dus niet er op zonder iets te vragen. Dat is om te vermijden of  te beletten dat ze er teveel… (…) Ik wil daar wat controle over behouden. Ze hebben ook beperkte toegang en dus ze kunnen niet aan alle sites bijvoorbeeld. Dat ook, maar dus als ze het komen vragen mogen ze, maar dan beperk ik het wel in tijd. (…) Tv kijken gedurende de dag …niet bij, vanaf 4uur of zo de zaterdag of een vrije dag kan dat wel maar zeker niet in de voormiddag of vlak na de middag.

 

Interviewer: Gelden er bepaalde regels voor het mediagebruik?

Karolien (33 jaar, pluralistisch gezin): Vooral in tijd, tijdsbesteding, die worden keer per keer afgesproken. Televisie, dat moet altijd gevraagd worden wat dat ze kijken, bijvoorbeeld en dan wordt er overlegd en gezien van ja naar wat gaan we kijken. Of wanneer gaan we kijken en wat ga je eerst doen voor dat je gaat kijken. Dat is het. Ja internet, er wordt niet gezegd van ik ga dat of dat of dat doen maar er wordt wel altijd eerst gevraagd ja.

 

Ook hier zijn de communicatiepatronen rond media een reflectie van de algemene communicatiepatronen binnen een gezin. Drie van de vier respondenten scoren hoog op conformiteitoriëntatie. Het controle-element dat belangrijk is in conformiteitgeoriënteerde is immers een voorspeller voor restrictieve begeleiding (zie 2.3.3.).

 

Interview: Verbiedt u media-inhouden?

Annabel (34 jaar, beschermend gezin): Inhoud, beperking ja toch wel ja. Als de media mij niet aanstaat dan, ja dan verplicht ik die niet te zien.

 

De literatuur suggereert ook dat conformiteitgeoriënteerde gezinnen frequent gebruik maken van positieve mediatie (zie 2.3.3.). Ouders keuren de media-inhouden goed en geven geen tegenargumenten.

 

Interviewer: Wordt er in uw gezin gepraat over media-inhouden?

Wim (39 jaar, beschermend gezin): Dan vooral in verband met tekenfilms. …dat is niet altijd evident om zoiets uit te leggen …als bijvoorbeeld ze kijken naar een domme tekenfilm zoals “Tom & Jerry” waarom is Tom slecht en Jerry niet, of juist het omgekeerde dan , ge kunt dat moeilijk gaan beginnen uitleggen want het is en blijft nen tekenfilm.

Interviewer: Geeft u zelf extra uitleg zonder dat uw kinderen er om vragen?

Dat kan voorkomen ja, maar dat hangt ook weer af waarover dat juist gaat. Als ik zie dat één van de twee het echt niet begrijpt, als ze naar iets aan het kijken zijn dat ze daar zitten zo precies met ne mond vol tanden dan probeer ik het wel eventjes uit te leggen.

 

Bezorgde ouders passen vaker restrictieve begeleiding toe. Ze proberen de negatieve impact van de media te minimaliseren en voor deze ouders is beperking van het mediagebruik de meest directe en eenvoudigste methode (zie 2.3.1.1.). Zo controleren Jeroen en Karolien het internetgebruik van hun kinderen (zie supra). Wim bezit nog geen computer en Annabels zoon surft niet op het internet. De ouders leggen ook beperkingen op qua televisie-inhouden.

 

Interviewer: Verbiedt u bepaalde media-inhouden?

Wim (39 jaar, beschermend gezin): Laat ons zeggen…we proberen zoveel mogelijk gewelddadige tekenfilms, als op cartoonnetwerk, te vermijden. Dan gaan we er eventjes tussenkomen en terug een keer omschakelen naar een andere zender. Om te zien om te zien of daar dan iets meer, volgens mij, kindvriendelijk op is…

 

Interviewer: Verbiedt u bepaalde media-inhouden?

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ik heb toch al dingen verboden in het verleden en …mij al geërgerd aan wat andere ouders wel toe laten aan de kinderen. (…) Wat ik wel moet zeggen is MTV en JimTv dat ik vind dus wel…wat ze uitzenden op de tijdstippen wanneer de kinderen kunnen kijken…dat vind ik soms “gortig” moet ik zeggen…neen daar kan ik mij soms wel in ergeren en dat laat ik dan ook niet toe. (…) En ik vind als mijn 11 jarige dochter daar dan naar kijkt, dat heeft niets meer met muziek te maken dat zijn al bijna seksfilms.

 

 

4.7. Kenmerken van gescheiden ouders en mediabegeleiding

 

4.7.1. Het begeleidingsgedrag bij moeder en bij vader

 

Van de vier gescheiden koppels (Jeroen & Evi, Rudy & Rita, Jan & Anne en Dirk & Sandrine) die hun medewerking wouden verlenen, komen de ex-partners van drie koppels zeer goed overeen. Dit werd onmiddellijk duidelijk door de manier waarop contactgegevens werden uitgewisseld en de wijze waarop ze over elkaar praten.

 

Anne (41 jaar, 6 jaar gescheiden): (…) Maar nu dat hij (de zoon) terug bij de papa is, is dat wel anders ja. Het is beter, hij moet nu terug zelf verantwoording afleggen. (…) We (zij en haar ex-partner) beslissen eigenlijk alles wat hem echt aan gaat met zen tweeën hé.

           

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ik heb altijd tegen de kinderen gezegd van als er iets is dat ze dat altijd kunnen uitpraten zowel met mama als met mij. Dat wij der in eerste instantie zijn en dat mag om gelijk wat zijn.

 

Jan & Anne en Jeroen & Evi maken gezamenlijke afspraken over het mediagebruik van hun kinderen (zie 4.3.1.). Aan de hand van deze gegevens leiden we af dat er voor de kinderen weinig verschil bestaat qua mediagebruik tussen de leefsituatie bij moeder of bij vader. De begeleiding rond mediagebruik komt in deze gezinnen immers in grote lijnen overeen.

            De analyse van het begeleidingsgedrag bevestigt deze resultaten voor Jan & Anne. Zij passen beide niet-gerichte begeleiding toe. Ze behoren ook alle twee tot het laissez-faire gezinstype.

 

Jan (47 jaar, 6 jaar gescheiden): Eigenlijk wel ja, we hebben regelmatig dat we zo zeggen van nu doet hem teveel van dit of dat… en. Ja het is niet veel verschillend de regels, dat is wel belangrijk ja.

 

Jeroen & Evi behoren beide tot het consensuele gezinstype. Jeroen past restrictieve begeleiding toe maar Evi niet-gerichte begeleiding. Uit de diepte-interviews blijkt wel dat Evi probeert om het mediagebruik in te perken. Jeroen is er zich ook van bewust dat Evi minder streng is. We veronderstellen dat de verschillen tussen beide leefsituaties niet ontzettend groot zijn aangezien ze het belangrijk vinden dat hierover gecommuniceerd wordt.

 

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Regels ja het inperken maar geen vaste regels meer, niet meer. Toen ze kleiner waren wel. (…) Ik zou dat wel graag een beetje strenger aanpakken ja, nog strenger.

 

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Als het in grote lijnen overeenkomt is dat goed,  helemaal op elkaar laten overeenkomen dat is moeilijk, je moet daar wat speling in maken en zij doet da goed, er zijn geen ruzies over. Ik denk soms van dat had ik anders gedaan maar …

 

We weten reeds dat Rudy & Rita, net zoals Jan & Anne, coöperatief co-ouderschap toepassen (zie 4.2.1.). Rudy & Rita maken nog geen gezamenlijke afspraken rond het mediagebruik maar moesten er zich problemen stellen, zullen ze wel overleg plegen (zie 4.3.1.). Ze passen wel hetzelfde begeleidingstype toe (niet-gerichte begeleiding) en ze behoren tot het pluralistisch gezinstype. De gesprekken tonen echter aan dat de regels nog verschillen in beide leefsituaties.

 

Rudy (43 jaar, 1,5 jaar gescheiden): Als ’t vakantie is en ze (de dochter) vraagt, wanneer moet ik slapen gaan dan zeg ik als ge moe wordt…en ze zegt dat nu ook zelf als ze moe wordt.

 

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden): In de vakanties is dat na “Thuis” en dan gaat ze (de dochter) slapen. Daar is ze nu content mee, maar ze zegt dan: bij papa mag ik langer opblijven, ik zeg ja bij papa is dat zo bij mij is dat zo, op den duur ge kunt ni blijven…ze moeten u regels respecteren hé.

 

De relatie tussen Dirk en Sandrine is minder positief dan bij de vorige drie gescheiden koppels. Zij communiceren zelden of nooit met elkaar. Ze behoren beide tot het pluralistisch gezinstype en passen evaluatieve begeleiding toe. Ze maken geen afspraken over de begeleiding van het mediagebruik. De diepte-interviews tonen aan dat ze elkaar daarin wel voldoende vertrouwen.

 

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Zegden wij wel tegen mekaar van toezien op dit of dat, dat het “stichtend” is waar ze naar kijken, dat doe ik alle sinds nu nog en dat Dirk die zelfde bezorgdheid nog heeft dus. Die geest , allé we kwamen daarin goed overeen en ik denk dat dienen geest nog wat verder uitgedragen wordt.

 

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Heel miniem dus we hebben wel over die “San Adreas” gepraat maar we delen daar dezelfde mening in dus. Dat is geen bron van discussie. De contacten zijn heel heel miniem maar die lopen wel in dezelfde richting.

 

4.7.2. Gezamenlijk mediagebruik

 

Dit onderzoek toont aan dat gezamenlijk mediagebruik een belangrijk aspect is in gescheiden gezinnen. Ongeacht het begeleidingstype, merken we op dat onze respondenten vooral samen televisie kijken met hun kinderen. Gezelligheid is hiervoor een belangrijke reden.

 

Interviewer: Gebruikt u vaak samen media?

Rudy (43jaar, 1,5 jaar gescheiden): ’s Avonds dan wel. Ik vind dat wel belangrijk, allé ja …dat ge een beetje bij elkaar zijt hé. Kunt ge hier heel den dag samen zijn en tv kijken, wat ik soms dan doe, ze ligt dan in de zetel zo, met haar benen op mijne schoot, allé ja ik vind dat wel tof.

 

Uit de diepte-interviews blijkt ook dat ouders meekijken omdat hun kinderen daar nood aan hebben. Er is immers maar één ouder beschikbaar en voor kinderen is het belangrijk dat die ook tijd maakt voor hen. Opvallend meer vrouwen passen dit toe.

 

Interviewer: Gebruikt u vaak samen media?

Sandrine (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Maar bij een aantal dingen probeer ik, zeker nu dat ik alleen ben, en vragen ze dat ook. Van kom is bij ons zitten en dan probeer ik daar wat tijd voor uit te trekken. Vroeger, allé in het begin als ik alleen gevallen ben dan ik zat altijd te werken tot laat laat laat en dan merkt ge dat ge ze eigenlijk wel alleen laat en nu trek ik daar wel tijd voor uit. … En in de winter, ja tv dat kijk ik meer met hen voor een deel samen … ze vragen dat ja, gewoon om het samen te zijn. Ik vind wel dat ge dat ziet dat ze dat tof vinden.

 

Interviewer: Gebruikt u vaak samen media?

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): (…) Ik vind het wel leuk maar … we hebben niet dezelfde interesse als “Familie” die uitzending interesseert mij niet dus…maar ik weet dat zij het leuk vindt. En dan forceer ik mij om eventjes te kijken dus…gewoon omdat ze het gezellig vindt om samen in de zetel te zitten dus.

 

Interviewer: Gebruikt u vaak samen media?

Rita (39 jaar, 1,5 jaar gescheiden): Als ik kan ga ik er ook is bij zitten, omdat ik weet ja als ze da ne keer leuk vindt, dat haar moeder daar bij zit hé. Maar voor de moment, ja soms dan ga ik er wel is bij zitten, omdat ze daar nood aan heeft.

 

Mannen spitsen zich eerder toe op gezamenlijk internetgebruik en samen computerspelletjes spelen. Deze media worden in het algemeen beduidend minder gezamenlijk gebruikt dan televisie. Vier mannelijke respondenten spenderen tijd met hun zonen aan computerspelletjes en muziek downloaden. Moeders en dochters zijn in deze groep totaal afwezig.

 

Interviewer: Gebruikt u vaak samen media?

Stefaan (35 jaar, 3 jaar gescheiden): En computerspelletjes heel veel (lach). Vooral in de namiddag, als hem zo van’t school komt, spelen wij zo een beetje op den X-box, zo een uurtje of zo, langer niet ze. Ja ik vind da plezant (lach) om dat samen te doen. Voor de kleine hé, omdat ge der een beetje mee bezig zijt zogezegd.

 

4.7.3. Gepercipieerde verschillen tussen gescheiden en traditionele families

 

In onze topic-list werden ook een aantal vragen opgenomen over hoe de respondenten hun leefsituatie waarnemen. Meer bepaald of zij zich zelf onderscheiden van traditionele gezinnen op het gebied van mediabegeleiding. De analyse van de interviews toont aan dat negen respondenten duidelijke verschillen opmerken. We herkennen hierin drie patronen.

Ten eerste zijn er vrouwelijke respondenten die hun situatie als alleenstaande ouder positief ervaren. Marijke, Sandrine en Evi geven aan dat deze situatie hen bewuster maakt van het ouderschap.

 

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): Ik denk als ge alleenstaande zijt, zoals ik, dat ge met uw kind meer bezig zijt. Dan als koppel want dan is dat de logica. Terwijl…wij doen aan co-ouderschap, dus dat wil zeggen hij is één week bij mij andere week bij papa. Dus ik denk de week dat hij bij mij is dan ben je bewust veel bewuster bezig met je kind. Dus ik denk dat je je inderdaad meer bezig houdt met je kind dat is wel waar.

 

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Neen, ik denk zelfs in tegendeel, dat ik er meer mee bezig ben dan ouders met twee. Ja het gebruik is…, we hebben mindere toestellen en zo maar de communicatie, ik denk dat ik meer communicatie heb met mijn kinderen want ja als ik tegen hen niet praat dan praat ik tegen mijn muren. En dat volwassen meer onder één praten en dat de kinderen dan ernaast wel tv kijken zonder dat ze ermee bezig zijn, denk ik.

 

Vervolgens zijn er drie respondenten die hun situatie nadeliger achten. Het gebrek aan een partner of de komst van een nieuwe partner maakt het verschil.

           

Stefaan (35 jaar, 3 jaar gescheiden): (…) Die DVD staat op mijn kamer dan gaat hem (de zoon)…of omgekeerd dan gaat de vriendin boven kijken als hij al eerst aan’t kijken is. Da’s wel een verschil met vroeger, vroeger zoude rapper gezegd hebben als ouder kijkt gij maar tv, gaat ge rapper toegeven, ma nu dat ge met nen derde zit moet ge een beetje afspraken maken hé.

 

Karolien (33 jaar, 2,5 jaar gescheiden): De inhoud en zo van die gesprekken niet maar de frequentie waarschijnlijk wel. Je hebt hier maar één ouder tegenover anders twee. 

 

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ik denk als we nog getrouwd waren, dus niet gescheiden, dat je dan wel wat meer tijd met de kinderen kan hebben tijdens het mediagebruik. Dat zal wel zo zijn ja ja.

 

De overige drie respondenten vermelden ook het gebrek aan een partner. Zij staan er alleen voor en er is maar één ouder die beslissingen neemt. Of deze situatie meer voordelen of nadelen oplevert, is nog onduidelijk voor hen.

 

Anne (41 jaar, 6 jaar gescheiden): Ja misschien wel, den ene zegt iets, en den andere gaat daar dan tegen in gaan. Dus ze spelen op elkaar in. Hier niet, ik ben alleen thuis en er is niemand anders rondom ons. Weet ge, ik bedoel zo kan dat wel verschillen, als er iemand iets vraagt en de andere zegt dan dat, ze gaan op elkaar in. Ah het mag niet van mijn ma, ik ga het aan mijn pa vragen. En dat is hier dan niet hé.

 

Wim (39 jaar, 3 jaar gescheiden): Ik denk het wel, door het feit dat er twee partijen zijn, en door het feit dat er dan ook een gezin is met beide ouders dat één ouder nog altijd iets meer gaat toegeven dan een andere ouder, en die iets minder gaat toegeven. Dat daar het gebruik nog meer gaat beperkt of onbeperkt zijn.

 

4.7.4. Toegeeflijker begeleidingsgedrag

 

Hoewel geen enkele respondent uitgesproken permissive parenting toepast (zie supra), vinden we toch een belangrijk kenmerk van deze ouderschapsstijl terug in ons onderzoek. Gescheiden ouders worden toegeeflijker. Vaak omdat ze fysisch en/of emotioneel uitgeput zijn of uit schuldgevoel, omwille van de pijn die met een echtscheiding gepaard gaat (Hetherington & Kelly, 2002, pp. 130-131).

Zeven respondenten geven toe dat ze toegeeflijker zijn geworden na de echtscheiding. Voor zes respondenten geldt dit ook voor de begeleiding van het mediagebruik.

 

Anne (41 jaar, 6 jaar gescheiden): Er is zo een periode geweest dat ik aan hem zelf meer heb toegeven (op mediagebruik dan), dat was zo een periode van ik voel mij niet zo goed, ach laat hem maar doen. Dat heb ik wel gehad ja.

 

Laura (55 jaar, 9,5 jaar gescheiden): Dat ik …wel heel bewust de kinderen een tv op de kamer gegeven heb aan de groten dan. Omdat ik niet als maar beneden discussies wou over wie wanneer naar wat mocht dat kijken. Ik dacht iedere dag dat gezeur aan mijn hoofd dat hoef ik niet. Dat zou wel kunnen, wat ik daarnet al zei, dat ik dus absoluut geen discussie wil over wie naar welk programma mag kijken. Dus dat is zeker een ….dat heeft zeker wel te maken met het feit dat ik alleen ben.

 

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Eigenlijk wel…ik weet dus dat vroeger dat vaak een probleem was naar welk programma er werd gekeken en omdat ik mij ook, …ik moest mijn plaats zoeken want de kinderen werden groter. Als ge dan samen in de zelfde ruimte zit nu, besef ik dat, ze komen maar één weekend op de veertien, dat ik dus geen problemen meer maak wat er dan gekeken wordt.

 

4.7.5. Druk en concurrentie vanwege de ex-partner

 

Media is een belangrijke factor in het gezinsleven geworden. Met dit onderzoek willen we onder andere nagaan in welke mate media een rol speelt in de verschillende leefsituaties. Voeren gescheiden ouders een concurrentiestrijd of oefenen zij druk uit op het gebied van mediabezit en gebruik?

De gesprekken suggereren dat media toch een factor is waarbij druk en concurrentie bestaat. Dit komt zowel voor bij ouders uit een co-ouderschapregeling als bij ouders met omgangsrecht. Drie respondenten halen aan dat er in de beginperiode na de echtscheiding wel druk en/of concurrentie aanwezig was maar nu niet meer.

 

Max (37 jaar, 1 jaar gescheiden): Neen, concurrentie, neen, nu toch niet meer, in het begin was het heel duidelijk dat …bij de mama kabel was en bij ons niet. Dat was …zeker voor de zoon een factor die eigelijk …ja wat die miste, en alle programma’s die hij niet kon zien en bij mama wel kon zien. Maar dat is…nu is dat geen punt meer. Ik heb geen…dat was gewoon iets van ginder heb je dat, hier heb je iets anders.

 

Bij vier respondenten is de concurrentie en/of druk rond media nog steeds aanwezig. We kunnen spreken van een “lichte” druk en/of concurrentie. De respondenten zijn er zich van bewust dat het er bij hun ex-partners anders aan toe gaat maar dit leidt  niet tot conflictsituaties.

           

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): Ja die (ex-man) durft soms zeggen van de zoon kijkt teveel tv want hij heeft dat, dat en dat gezien en ik vind dat geen programma voor hem. Nu wij komen zeer goed overeen dus op dat vlak is dat normaal geen probleem. Hij (ex) heeft dat wel een paar keer geprobeerd, maar ik heb gezegd “dat is uw deur, dat is mijn deur” en ieder bepaalt zelf hoe of wat. …

 

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Uiteindelijk heb ik ook wel een computer gekocht, ik had dat waarschijnlijk zelf niet gedaan, maar de kinderen lieten het wel is vallen van nu hebben we bij mama een computer en bij u gene. Maar niet echt onder zware druk, de kinderen lieten dat wel is vallen…

 

4.7.6. Onzekerheden bij de begeleiding van het mediagebruik

 

Gezinnen leven steeds meer in een multimediale wereld. Ouders zijn niet altijd goed op de hoogte van de nieuwe media (zie 2.3.). Ook onze respondenten geven aan dat hun kinderen beter ingewijd zijn dan zij.

 

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): Ja ja wat het mp3gebeuren betreft daar dus…ben ik geen bolleboos in. Ons tweede dochter is daar zeer goed in. (…) Dus daar weet ik eigenlijk te weinig van af. Waar ze ook veel mee bezig zijn, is met chatten en dergelijke en ook daar ja…ik heb daar misschien de leeftijd niet voor of er zijn geen mensen van mijn leeftijd die dat doen. Maar daar sta ik dus ook een beetje bij te kijken.

 

Anne (41 jaar, 6 jaar gescheiden): Voor met de computer moet ik soms dingen aan hem vragen, dat weet hij beter (lach).

 

Rudy (43jaar, 1,5 jaar gescheiden): Soms zijn er wel is dingen da’k zeg van wat is dat hé…zoals ..over laatst was dat zo mp3 dat wist ik niet wat dat da was en zij weet dat dan wel hé.

 

De gesprekken wijzen aan dat er onzekerheid heerst bij gescheiden ouders. Zowel op het vlak van oude als nieuwe media bestaan er twijfels.

 

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): Soms het weekend als ik dan zo is een film … denk ik soms van eigelijk zou ik haar dat beter niet moeten laten zien. (…) Nee ze blijft dan soms wat te laat op …dan is het 10uur of 10.30 uur en dan denk ik ze had er al lang moeten in liggen, daar heb ik dan meer problemen mee.

 

Als alleenstaande ouders staan onze respondenten alleen in voor de begeleiding rond het mediagebruik van hun kinderen. Er is niet altijd iemand in de directe omgeving die hen bijstaat (zie 1.6.3.). Bij acht respondenten bestaat er twijfel rond de mediabegeleiding. Vijf van deze respondenten hadden op het moment van de bevraging een nieuwe partner. Binnen deze groep vragen slechts twee respondenten raad en advies aan die nieuwe partner.

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): De “Sims” ook daar heb ik het niet zo op omdat het dan gaat om het leven in…teruggebracht op anderhalf uur. (…) Het gejaagd zijn en het winstbejag staat daar enorm centraal. En dan het derde voorbeeld die “RollerCoaster Tycoon” ook dat is dan, (…) maar het komt er daar ook op aan om een pretpark op te bouwen en daar zoveel mogelijk geld mee te verdienen en dus het is enorm, enorm op productiviteit gericht.

Interviewer: Aan wie vraagt u dan raad en advies?

Ik over leg dat met de vriendin voor de rest heb ik niet zoveel mensen waar ik dat kan mee…

 

De overige twee vragen aan niemand raad. Een respondent binnen deze groep praat hierover met zijn ex-vrouw of op het werk.

 

Jeroen (46 jaar, 8 jaar gescheiden): Ja als ik zeg van MTV en Jim Tv dan  vraag ik mij af, is dat nu overal zo dat ze daar naar kijken? Ik vind ook het aanbod van de mensen die programma’s maken, vallen niet altijd gelukkig.

Interviewer: Aan wie vraagt u dan raad en advies?

Ja ik heb dat onlangs nog gedaan met de mama, …onze zoon is bij dat vriendje geweest en daar hebben ze toch 2 à 3 films gezien, dat als ik zelf mocht kiezen, dat die ouders nu niets anders kunnen kiezen. En op het werk soms ook. Blijkbaar in onze leeftijdscategorie denken de mensen daar ongeveer hetzelfde over.

 

Opmerkelijk is dat alle respondenten, zonder een nieuwe partner én met twijfels over de mediabegeleiding, in de eerste plaats raad vragen aan hun collega’s.

 

Laura (55 jaar, 9,5 jaar gescheiden): Ik heb wel een tijdje gedacht dat ze wat veel tv keek, en als het de tv niet was de computer. (…) Maar aangezien haar schoolresultaten zeer goed zijn en ze ook nog een uur in de week gaat dansen, weet ik niet zo goed, waarom kan ze dat dan niet doen. Dus ik ja…ik heb er over nagedacht en ik heb niet meteen een reden gevonden, af en toe zei ik wel is je bent wel tv-verslaafde, zeker in de vakanties en in de wintervakanties nog meer.

Interviewer: Aan wie vraagt u dan raad en advies?

Dan vraag ik is aan mijn collega’s op school hoe zij dat doen met hun kinderen  en dan blijken de meeste kinderen wel vrij veel tv te kijken.

 

4.7.7. Financiële situatie en mediabezit

 

De gepercipieerde verschillen qua mediabegeleiding kwamen reeds aan bod (zie supra). Dit onderzoek wil ook inzicht krijgen in de materiele situatie van gescheiden ouders. Meer bepaald of zij zichzelf onderscheiden van traditionele gezinnen op het gebied van mediabezit. De literatuur suggereert immers dat een echtscheiding vaak gepaard gaat met financiële problemen (zie 1.6.3.).

            De gesprekken tonen aan dat een derde van de respondenten hun situatie qua mediabezit nadeliger acht. Het aantal mannelijke en vrouwelijke respondenten dat zich onderscheidt van een traditioneel gezin, is gelijk. Het aantal jaar dat men al gescheiden is varieert sterk, van anderhalf tot acht jaar.

 

Evi (43 jaar, 8 jaar gescheiden): Misschien ja iets minder luxe, zoals een DVD-speler zou ik ook graag hebben. En zo van die dingen (…) We hebben mindere toestellen. (…) Ik wil niet dat ze iets minder hebben dan andere maar ik heb het wel moeilijker om het te geven, dus ik denk wel dat ik beperkter ben in middelen.

 

Marijke (39 jaar, 6 jaar gescheiden): Ik denk het wel bijvoorbeeld want als ik nu hoor zo links en rechts dat er veel mensen zo een “flats-creen” hebben. Zo …nu ik vind dat absoluut … ik heb zoiets van, nogal groot, terwijl dat mijn living wel ruim is maar…nee wij hebben gewoon televisie dus ik denk wal ja dat als ge zo twee verdieners hebt dat ge u wel wat meer kunt permitteren.

 

Dirk en Sandrine zijn twee jaar gescheiden. De meeste mediatoestellen waren reeds aangekocht voor de echtscheiding. Dirk vermeldt dat zijn kinderen dus goed zijn uitgerust. We merken wel op dat zijn situatie op het moment van de bevraging minder positief is.

 

Dirk (45 jaar, 2 jaar gescheiden): DVD, neen heb ik niet, ik heb daar geen centen voor. Een stereo-installatie, neen ik heb daar geen centen voor. (…) Als ge in dees situatie terecht komt en ge zelf geen centen hebt om uw kinderen iets te geven dan heb ik toch wel vaak het gevoel van verdorie, ik kan ze niks geven. Ga ik ze ooit iets kunnen geven en dan met Sinterklaas en Kerstmis en zo dan komt die gedachte wel naar boven ja.

 

Twee derde van de respondenten merkt echter geen verschil op. De gesprekken tonen aan dat zij hun financiële situatie positief inschatten.

 

Jan (47 jaar, 6 jaar gescheiden): Neen ik denk het niet, hier staat van alles en bij de mama ook, ik denk met de doorsnee…allé met de doorsnee gezinnen dat dat niet verschilt nee.

 

Lieve (45 jaar, 4 jaar gescheiden): Ik denk het niet, ik weet niet heeft de doorsnee familie twee tv’s, wij hebben er één. Ik ..als ik zo vergelijk, de meeste van mijn vrienden hebben één tv, de andere mama’s, die ook gescheiden zijn… ik denk niet dat ik daar van verschil.

 

 

Algemeen besluit

 

In het algemeen besluit van onze eindverhandeling, keren we expliciet terug naar de vooropgestelde onderzoeksvragen: “Hoe begeleiden gescheiden ouders het mediagebruik van hun kinderen?” (RQ 1), “Welke familie communicatiepatronen komen aan bod in gescheiden gezinnen?” (RQ 2) en “Welke parenting styles komen aan bod in gescheiden gezinnen?” (RQ 3). Bij elk van deze onderzoeksvragen wordt een verband gelegd naar de specifieke situatie van onze onderzoekseenheden, namelijk: “Welke factoren, als gevolg van een echtscheiding, oefenen een invloed uit?”.

            Voor de eerste onderzoeksvraag baseerden we ons op de bestaande literatuur over ouderlijke begeleiding van het mediagebruik. Uit het verhoogde aanbod van schadelijke media-inhouden blijkt dat deze begeleiding meer dan eens noodzakelijk is. In navolging van twee Nederlandse onderzoeken (Van der Voort & Beentjes, 1997, p. 21) opteren we voor de typologie van Bybee e.a. (1982). Zij stellen dat ouders het mediagebruik van hun kinderen kunnen begeleiden op drie manieren, namelijk restrictieve, evaluatieve en niet-gerichte begeleiding.

In het eerste hoofdstuk hebben we gezien dat een echtscheiding heel wat gevolgen met zich meebrengt. In het kader van onze eerste onderzoeksvraag hebben we ons hoofdzakelijk gericht op de relatie tussen de ex-partners en het gebrek aan een partner. Vader en moeder leven afzonderlijk en deze gescheiden leefmilieus blijken een impact te hebben op het mediagebruik van kinderen.

Ongeveer de helft van onze respondenten is actief betrokken bij de begeleiding van het mediagebruik van hun kinderen. Zij evalueren media-inhouden of leggen restricties op. In het niet-gerichte begeleidingstype vonden we hoofdzakelijk gescheiden vaders terug. Bij de meeste van deze vaders gelden er geen regels, noch qua tijdsbesteding, noch qua inhoud. Opmerkelijk is dat in het algemeen zeer weinig respondenten hun bezorgdheid over het internet uiten. We stelden een algemeen gebrek aan ouderlijke begeleiding van het internetgebruik vast. We benadrukken echter wel dat dit niet werd veroorzaakt door een gebrek aan tijd, energie of controle ten gevolge van de emotionele of psychologische verwarring na een echtscheiding. Bij de bespreking van de derde onderzoeksvraag gaan we dieper in op deze materie. Qua internetbegeleiding vonden we wel een unieke dimensie terug binnen het evaluatieve begeleidingstype: er wordt namelijk een sfeer gecreëerd van wederzijds vertrouwen tussen de ouders en de kinderen, dat niet gebaseerd is op gemakzucht of naïviteit.  De ouders zoeken geen toevlucht in controlemechanismen voor het internetgebruik.

            Een minderheid van gescheiden ouders maakte, op het moment van de bevraging, gezamenlijke afspraken met hun ex-partner betreffende de begeleiding van het mediagebruik. Gebrekkig contact, hoofdzakelijk bij ouders die een omgangsregeling met bezoekrecht treffen, is de voornaamste reden. Gescheiden ouders die hierover toch communiceren, hechten er belang aan dat de geldende afspraken in grote lijnen overeenkomen. De meeste kinderen worden echter geconfronteerd met verschillende afspraken in beide leefmilieus.

            We hebben gezien dat gezamenlijk mediagebruik een belangrijk aspect is in gescheiden gezinnen. Opvallend veel moeders kijken samen televisie met hun kinderen, hoofdzakelijk omdat de kinderen nood hebben aan de aanwezigheid van de moeder. Vaders spitsen zich toe op het gezamenlijk  internetgebruik en het spelen van computerspelletjes.

            Een echtscheiding brengt met zich mee dat ouders toegeeflijker worden. De resultaten van ons onderzoek toonden aan dat dit ook voorkomt op het gebied van mediabezit of begeleiding. Een andere belangrijke factor, die in traditionele gezinnen niet aanwezig is, is de druk of concurrentie vanwege de ex-partner op het gebied van mediabezit of begeleiding. Onze respondenten haalden aan dat zij, in een lichte vorm, hiermee geconfronteerd werden. Media is een belangrijke factor voor kinderen. Voor hen is er een duidelijk verschil als ze bij de ene ouder wel een computer of kabeltelevisie hebben en bij de andere ouder niet.

Door de uitbreiding van het media-aanbod ontstaan er heel wat twijfels en onzekerheden bij ouders. Bovendien staan gescheiden ouders alleen in voor de opvoeding van hun kinderen. Er is niet altijd iemand in de directe omgeving die raad en advies kan geven. De onderzoeksresultaten toonden aan dat gescheiden ouders voornamelijk ten rade gaan bij collega’s op het werk.

Hoe ervaren gescheiden ouders hun leefsituatie in vergelijking met traditionele gezinnen? Bij de bespreking van de resultaten hebben we aangetoond dat onze respondenten, op het gebied van mediabezit en begeleiding, duidelijke verschillen opmerkten. Qua mediabegeleiding zijn deze gepercipieerde verschillen zowel positief, negatief als neutraal. Ten eerste halen uitsluitend vrouwelijke respondenten aan dat de situatie, als alleenstaande ouder, hen bewuster maakt van het ouderschap. Zij schenken meer aandacht aan hun kinderen en dit vinden zij een positieve ervaring. Ten tweede merken gescheiden ouders op dat hun situatie nadeliger is door het feit dat ze er alleen voor staan en niet altijd op iemand kunnen terugvallen. Ook de komst van een nieuwe partner kan de bestaande gezinsstructuur aantasten. Ten slotte zijn er gescheiden ouders die het gebrek aan een partner aanhalen, of dit voor of nadeliger is, blijkt nog onduidelijk voor hen. Qua mediabezit worden er minder frequent gepercipieerde verschillen aangehaald. In tegenstelling tot mediabegeleiding, vinden gescheiden ouders hun situatie op het gebied van mediabezit altijd nadeliger. De enige reden hiervoor, is hun financiële positie. Zij kunnen zich minder media permitteren dan een traditioneel gezin met twee inkomens.  

Voor de tweede onderzoeksvraag (“Welke familie communicatiepatronen komen aan bod in gescheiden gezinnen?”) baseerden we ons voornamelijk op de literatuur beschreven in het tweede hoofdstuk. Daar hebben we gezien dat mediagerelateerde communicatiepatronen een reflectie zijn van algemene communicatiepatronen binnen een gezin. Deze laatste werden besproken aan de hand van Ritchie’s RFCP index (1988). Hij onderscheidt twee dimensies, conformiteit en conversatieoriëntatie. Op basis van deze dimensies onderscheidt men vier gezinstypes, namelijk laissez-faire, beschermende, pluralistische en consensuele gezinnen. De bespreking van communicatiepatronen in eenoudergezinnen vervolledigde ons theoretisch kader voor de tweede onderzoeksvraag.

            Onze respondenten behoren voornamelijk tot het pluralistisch en laissez-faire gezinstype. Binnen deze gezinstypes kwamen duidelijke patronen naar voor. Gescheiden vrouwen maken frequent deel uit van het pluralistisch gezinstype. Als moederfiguur staan zij steeds open voor hun kinderen. Alleenstaande, verzorgende moeders gaan nog een stap verder. We stelden vast dat de gezinsleden elkaar behandelen als gelijken, als vrienden. Een alleenstaande moeder is immers alleen op de kinderen toegewezen, de relatie tussen de gezinsleden groeit en wordt hechter. Gescheiden vaders communiceren duidelijk minder openlijk met hun kinderen. We stelden ook een algemeen gebrek aan ouderlijke controle vast. Zij behoren vaker tot het laissez-faire gezinstype. Vaders en moeders vervullen een verschillende rol in de opvoeding van hun kinderen. Deze rolverdeling blijft behouden, ook na een echtscheiding. Weinig alleenstaande vaders slagen erin om de centrale functie van de moeder over te nemen.

            Onze resultaten bevestigden het verband tussen algemene en mediagerelateerde communicatiepatronen. Gescheiden ouders uit het laissez-faire gezinstype passen niet-gerichte begeleiding toe. De geringe betrokkenheid op de mediabegeleiding van de kinderen is een reflectie van de beperkte ouderlijke controle en communicatie. Evaluatieve begeleiding wordt toegepast door gescheiden ouders uit het pluralistisch gezinstype. De mogelijkheid tot open en onbeperkte communicatie in het gezinsleven wordt doorgetrokken naar het mediadomein. Het is dankzij deze vorm van communicatie dat er een sfeer van wederzijds vertrouwen ontstaat (zie supra). Restrictieve begeleiding wordt toegepast door gescheiden ouders uit conformiteitgeoriënteerde gezinnen. De controle en conformiteit binnen deze gezinnen wordt weerspiegeld in de begeleidingsstrategie.

            Onze derde onderzoeksvraag behandelde de parenting styles in gescheiden gezinnen. In het tweede hoofdstuk bespraken we de parenting typologie van Baumrind (1968). Zij onderscheidt twee dimensies: warmth/responsivness en control/demandingness. Op basis hiervan stelt ze volgende vierdeling op: authoritative, authoritarian, permissive en neglectful parenting. Ook het onderzoek van Hetherington en Kelly, naar de ouderschapsstijlen in gescheiden gezinnen, werd toegelicht. Het eerste hoofdstuk behandelde de gevolgen van een echtscheiding. Ieder gezinslid reageert verschillend op een echtscheiding. Afhankelijk van risico en beschermende factoren kunnen de nadelige gevolgen worden beperkt. 

            De resultaten toonden aan dat onze respondenten weinig of geen hinder meer ondervonden van de nadelige gevolgen van een echtscheiding. Emotionele of psychologische verwarring, werd niet gerapporteerd. Praktische problemen, hoofdzakelijk door het wegvallen van een tweede ouder, werden wel aangehaald. Deze bevindingen zijn belangrijk voor de interpretatie van ons onderzoek. De resultaten van ons onderzoek worden immers niet beïnvloed door een minder kwaliteitsvolle opvoeding ten gevolge van emotionele of psychologische verwarring na een echtscheiding.

            In deze eindverhandeling werd geprobeerd om op basis van bestaande literatuur en een eigen kwalitatief onderzoek, een inzicht te verwerven in de manier waarop gescheiden ouders met de mediabegeleiding van hun kinderen omgaan. Dit onderzoek, gebaseerd op een kleinschalige steekproef van 19 respondenten, is uiteraard niet veralgemeenbaar naar alle Vlaamse gescheiden ouders.

            Toekomstig onderzoek moet zich richten op een bredere selectie van onderzoekseenheden. De situatie van gescheiden ouders, die nog nadelige gevolgen ondervinden, moet mee in rekening worden gebracht. Deze ouders worden geconfronteerd met chaos, stress en verdriet. De impact van deze factoren op mediabegeleiding moet verder onderzocht worden. Toekomstig onderzoek moet ook rekening houden met het standpunt van kinderen. Hun mening verschilt vaak grondig van die van hun ouders. Deze laatste zijn meer geneigd om sociaal wenselijke informatie te verstrekken. Kinderen zijn ook de enigen die de verschillende leefsituaties, bij moeder en bij vader, daadwerkelijk ervaren.

            Bovendien is het medialandschap voortdurend onderhevig aan veranderingen en evoluties. Onderzoek naar ouderlijke begeleiding van het mediagebruik zal ook in de toekomst een zeer interessant onderzoeksdomein blijven.

 

 

Referenties

 

 

Bijlagen

 

Bijlage 1. Schriftelijke vragenlijst

 

 

Helemaal oneens

Eerder

oneens

Noch eens, noch oneens

Eerder

eens

Helemaal eens

1. Ik vind dat de gewoontes/handelingen van mijn kinderen even belangrijk zijn als die van mij binnen een gezin.

         

2. Ik vind het goed mijn kinderen te dwingen  om hetzelfde te denken als mij wanneer zij het niet eens zijn met mij.

         

3. Als mijn kinderen iets niet verstaan, help ik hen met hun huiswerk.

         

4. Eens er een bepaalde regels voor mijn gezin gesteld zijn, bespreek ik de achterliggende gedachten met mijn kinderen.

         

5. Ik organiseer leuke activiteiten voor mijn kinderen.

         

6. Ik vind dat mijn kinderen altijd vrij moeten zijn in wat ze denken en willen, ook als dit niet overeenkomt met wat ik zou doen.

         

7. Ik laat mijn kinderen nooit toe om beslissingen die ik genomen heb, in vraag te stellen.

         

8. Ik neem beslissingen en kies activiteiten voor mijn kinderen door erover te praten maar ook door regels te stellen.

         

9. Ik vind dat ouders meer macht moeten gebruiken om er voor te zorgen dat hun kinderen zich gedragen zoals het hoort.

         

10. Ik vind dat mijn kinderen niet per definitie moeten gehoorzamen aan gedragsregels gewoon omdat een gezaghebbende ze stelt.

         

11. Als mijn kinderen een goed rapport hebben, feliciteer ik hen altijd.

         

12. Ik vind dat ouders al jong aan hun kinderen moeten leren wie de baas is.

         

13. Ik heb zelden concrete verwachtingen over hoe mijn kinderen zich moeten gedragen.

         

14. Als er een gezinsbeslissing genomen wordt, beslis ik meestal op basis van wat de kinderen willen.

         

15. Ik geef consequent aanwijzingen aan mijn kinderen op een rationele en objectieve manier.

         

16. Ik ben heel kwaad als mijn kinderen het niet eens zijn met mij.

         

17. Ik vind dat de meeste problemen in de maatschappij opgelost zouden zijn als ouders hun kinderen vrij zouden laten in hun activiteiten, wensen en beslissingen.

         

18. Ik stimuleer mijn kinderen om altijd hun best moeten doen in gelijk wat ze doen.

         

19. Ik laat mijn kinderen toe om de meeste dingen zelf te beslissen zonder veel aanwijzingen van mezelf.

         

20. Ik neem de meningen van mijn kinderen serieus bij het nemen van familiebeslissingen, maar ik beslis niet zomaar gewoon omdat mijn kinderen het zo willen.

         

21. Ik voel mij niet verantwoordelijk om regels te moeten maken voor het gedrag van mijn kinderen.

         

22. Ik heb duidelijke normen voor het gedrag van mijn kinderen in huis maar ik ben bereid deze normen aan te passen aan de noden van elk individueel kind.

         

23. Ik stel regels voor het gedrag van mijn kinderen en verwacht dat ze dit volgen maar ik ben bereid te luisteren als ze er vragen over hebben en er met hen over te praten.

 

 

 

 

 

24. Ik laat mijn kinderen toe dat ze een eigen visie hebben op familiezaken en laat in het algemeen toe dat ze zelf beslissen wat ze willen doen.

         

25. Ik vind dat de meeste problemen in de maatschappij opgelost zouden zijn als ouders streng en overtuigend en met klem zouden optreden als kinderen zich fout gedragen.

 

 

 

 

 

26. Ik weet wie de vriendjes van mijn kinderen zijn.

 

 

 

 

 

27. Ik stel duidelijke regels voor het gedrag van mijn kinderen, maar ik kan ook begrip opbrengen wanneer ze het er niet mee eens zijn.

 

 

 

 

 

28. Als mijn kinderen een slecht rapport hebben, moedig ik hen altijd aan beter hun best te doen.

 

 

 

 

 

29. Mijn kinderen weten wat van hen verwacht wordt, en ik sta erop dat ze zich daar naar gedragen, gewoon uit respect voor mijn gezag.

 

 

 

 

 

30. Als ik een beslissing neem die een van mijn kinderen schaadt, wil ik hierover praten en toegeven dat ik een fout begaan heb.

 

 

 

 

 

31. Als mijn kinderen een probleem hebben, kunnen zij altijd op mij rekenen.

 

 

 

 

 

32. Ik zeg vaak tegen mijn kinderen wat ze exact moeten doen en hoe ik het van hen verwacht.

 

 

 

 

 

33. Ik stimuleer mijn kinderen onafhankelijk te denken.

 

 

 

 

 

34. Ik moedig discussiëren/erover praten  aan wanneer mijn kinderen het oneens zijn met bepaalde regels en beperkingen.

 

 

 

 

 

35. Ik leg uit waarom ik iets van mijn kinderen verwacht.

 

 

 

 

 

36. Ik stel geen regels voor het gedrag, de activiteiten en de wensen van mijn kinderen.

 

 

 

 

 

37. Ik praat met mijn kinderen over wat ze die dag gedaan hebben (op school/jeugdbeweging/bij vriendjes..).

         

38. Mijn kinderen weten wat van hen verwacht wordt, ik laat ze ook vrij om over deze verwachtingen te discussiëren wanneer zij ze onredelijk vinden.

 

 

 

 

 

39. Mijn kinderen weten welk gedrag van hen verwacht wordt, ik straf mijn kinderen als ze hier niet aan voldoen.

 

 

 

 

 

40. Als ik mijn kinderen vraag om iets te doen, verwacht ik dat ze dat meteen doen zonder dat zij hierbij vragen stellen.

 

 

 

 

 

 

Geboortejaar : 19…

Opleiding :      

* geen diploma

* Lager onderwijs

* Lager middelbaar (BSO/TSO (A3)/ASO)

* Hoger middelbaar (BSO/TSO (A2)/ASO)

* Niet universitair hoger onderwijs van het korte type(2 of 3 jaar)

* Niet universitair hoger onderwijs van het lange type(4 of 5 jaar)

* Universitair onderwijs

* Andere…

 

 

Bijlage 2. Topic-list

 

Kinderen

Kind 1 : Naam:                        Geslacht :                               

* Jongen

* Meisje

Leeftijd : 19…

Kind 2 : Naam:                        Geslacht :

* Jongen

* Meisje

Leeftijd : 19…

Kind 3 : Naam :                       Geslacht :

* Jongen

* Meisje

Leeftijd : 19…

Kind 4 : Naam :                       Geslacht :

* Jongen

* Meisje

Leeftijd : 19…

 

 

Familie communicatiepatronen

Gelden er bepaalde regels in uw gezin? Welke?

* Verwacht u dat uw kinderen zich volgens deze regels gedragen?

* Verwacht u dat uw kinderen gehoorzamen zonder dat in vraag te trekken als het over iets belangrijk gaat?

* Vindt u het belangrijk de baas te zijn in uw gezin?

 

 

Wordt er veel gepraat in uw gezin? (over de dag zelf/plannen in toekomst)

Wordt er in uw gezin gepraat over onderwerpen waar jullie een verschillende mening over hebben?

* Vindt u dat iedereen iets te zeggen moet hebben in een gezin?

* Vindt u dat uw mening altijd juist is?

* Luistert u naar uw kinderen ook als ze het niet bij het rechte eind hebben?

* Wie heeft er meestal het laatste woord?

* Moedigt u uw kinderen aan om uw ideeën en overtuigingen uit te dagen?

Wordt er in uw gezin gepraat over gevoelens en emotie?

* Moedigt u uw kinderen aan om hierover te praten?

* Bent u zelf ook open over u gevoelens?

* Vertellen uw kinderen aan u wat ze over iets denken?

 

Mediabezit

 

Televisie:

* Hoeveel:

* Waar + toegang voor kinderen:

Video :

* Hoeveel :

* Waar + toegang voor kinderen :

Dvd :

* Hoeveel :

* Waar + toegang voor kinderen:

Radio:

* Hoeveel :

* Waar + toegang voor kinderen:

Cd-speler :

* Hoeveel:

* Waar + toegang voor kinderen:

Computer (+ internet?) :

* Hoeveel :

* Waar + toegang voor kinderen:

Laptop :

* Hoeveel + toegang voor kinderen:

Computerspelletjes(playstation/nintendo/gameboy…):

* Hoeveel:

Andere:

* Mp3speler

* I-pod

*

 

 

Begeleiding en regulering van mediagebruik

 

Gelden er regels voor het mediagebruik van uw kinderen?

Voor televisie/video/DVD kijken

Voor computerspelletjes (pc/playstation/gameboy/nintendo)

Voor internetgebruik

Voor muziek te luisteren (Cd-speler/mp3/i-pod)

* Tijdbeperkingen (wanneer + zolang ze zelf willen) :Waarom :kosten besparen of inhoud

* Mogen ze kijken/spelen/luisteren wat ze willen (verbiedt u media)?

* Beslist u wanneer uw kinderen tv /computer/muziek mogen gebruiken?

* Verplicht u uw kinderen bepaalde media niet te gebruiken als het u niet aanstaat? Vb mtv/jim of cartoonnetwork

 

Wordt er in uw gezin veel gepraat over media inhouden? (handelingen van personages, gebeurtenissen, sites)

* Geeft u uitleg over de media-inhoud? (vb: waarom personages zich slecht gedragen, of de gebeurtenissen echt zijn of juist niet, waarom iets gebeurt, gevaren van internet)

* Geeft u extra uitleg zonder dat de kinderen het zelf vragen?

* Stellen de kinderen zelf vragen?

 

Gebruikt u vaak samen met uw kinderen media?

                        ¯

samen met u kinderen televisie/video/DVD kijken (welke programma’s)

samen computerspelletjes spelen

samen op internet surfen

samen muziek luisteren

* Wanneer?

* Vindt u het belangrijk dat jullie dat samen doen?

* Vragen je kinderen om samen televisie te kijken/computerspelletjes te spelen /muziek te luisteren (wie beslist)?

 

Bent u soms onzeker over de manier waarop u het mediagebruik van uw kinderen begeleidt/reguleert?

* Waarover twijfelt u?

* Heeft u het gevoel dat u niet mee bent bepaalde media?

Aan wie vraagt u raad en advies als u onzeker bent?

 

Wanneer brengt u tijd door met uw kinderen? (activiteiten, huiswerk, samen spelen, huishoudelijke taken)

* Hoeveel tijd?

* Voldoende tijd?

 

Wanneer steekt u energie in het samen zijn met uw kinderen?

* Hoeveel energie?

* Voldoende energie?

Wanneer steekt u energie in het gezamenlijk mediagebruik met uw kinderen?

* Hoeveel energie?

* Voldoende energie?

 

Wanneer oefent u controle uit op uw kinderen?

* Hoeveel controle?

* Voldoende controle?

Wanneer oefent u controle uit op het mediagebruik van uw kinderen?

* Hoeveel controle?

* Voldoende controle?

 

Overlegt u met uw ex-partner de manier waarop jullie het mediagebruik gaan beperken en begeleiden?

JA

* Vindt u het belangrijk dat jullie daar afspraken over maken?

* Vindt u het belangrijk dat hierover in elk huishouden dezelfde regels gelden?

* Vindt u het belangrijk dat u zich aan de afspraken houdt?

 

NEEN

* Hoe komt het dat? (Omwille van geen interesse/nut of omwille van slechte communicatie tussen beide)?      

 

Denkt u dat uw gezin verschilt van een gezin met twee ouders op het vlak van

* mediabezit

* mediagebruik

* de gesprekken hierover

 

Uit vorige interviews is gebleken dat sommige ouders de (negatieve) gevolgen van een echtscheiding voor hun kinderen willen beperken. Ze willen het beste voor hun kinderen. 

 

Bent u toegeeflijker op het gebied van mediagebruik /bezit.

* Welke media specifiek?

* Waarom niet?

 

Ervaart u bepaalde druk van uw ex-partner op het gebied van mediagebruik/bezit?

Heeft u eigelijk het gevoel dat u moet concurreren met uw ex-partner.

 

Wat is de omgangregeling na echtscheiding (in de PRAKTIJK):

* Bezoekregeling: 1 weekend op 2 + helft vakanties

Wie is de verzorgende ouder:…

* Co-ouderschap (week/week, dagen/dagen…)

* Andere (met welke frequentie is er contact):…

 

 

Mediagebruik (van de kinderen 8-12jaar)

 

 

Aantal uur per dag (ma/di/do)

Aantal uur op woensdag

Aantal uur per dag (vrij/za/zon)

Aantal uur per dag (vakantie)

Televisie/video/DVD kijken

 

 

 

 

Muziek luisteren (radio/Cd-speler/mp3/i-pod

 

 

 

 

Computerspelletjes (pc/playstation/gameboy/nintendo)

 

 

 

 

Internetgebruik

 

 

 

 

 

Respondent

Geslacht :

* Man

* Vrouw

Huidige job :    …

* Voltijds

* Deeltijds

 

Hoever liggen de woningen (die van u en die van uw ex-partner) uit elkaar? :

* … km

 

Wordt er alimentatiegeld betaald?

* Ja  

* Neen

 

Hoelang bent u al gescheiden?

* …   jaar

 

Heeft u een nieuwe vriend/vriendin? Hoelang? Woont hij/zij in?

 

 

Bijlage 3. Brief

 

Beste ouder,

 

Als laatstejaarsstudente communicatiewetenschappen aan de K.U.Leuven, ben ik nu bezig met mijn eindwerk (thesis). Mijn onderzoek handelt over de begeleiding van het mediagebruik in gescheiden gezinnen. Om mijn eindwerk tot een goed einde te brengen, zou ik graag beroep doen op u.

Het is de bedoeling dat ik een korte vragenlijst, in de vorm van een interview, afneem bij gescheiden, nog niet hertrouwde ouders. Tijdens het onderzoek en de verwerking blijven deze ouders anoniem. Het is niet de bedoeling dat ze samen met hun ex-partner aanwezig moeten zijn. Ik kan wel een afspraak maken met een ouder en nadien één met hun ex-partner.

 

Kent u iemand die gescheiden is en heeft deze ouder tenminste 1 kind tussen de 8 en 12 jaar oud, gelieve mijn gegevens dan door te geven. Voor verdere vragen kan u mij ook altijd contacteren. Het interview duurt 40 minuutjes. Ik kom langs wanneer het voor hen past. Mijn onderzoek loopt tot eind maart.

U kan mij bereiken op mijn gsm : 0474 68 61 55 ,

of via mail : marlies.heuvelmann@student.kuleuven.be

 

 

 

Alvast bedankt                       

Marlies Heuvelmann

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende