De nieuwe rechtspositie van het slachtoffer. Een praktijktoetsing van de Wet-Franchimont in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk. (Ophélie Depoortere)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Dankwoord

 

Op deze wijze wil ik iedereen bedanken

die me geholpen en gesteund heeft

bij het tot stand brengen van dit eindwerk.

In het bijzonder dank aan mevr. Verheecke Greet,

mevr. De Decker Carin, dhr. De Smedt Pierre

en dhr. Devos Bart.

Bedankt!

 

1 Inleiding

 

1.1 Probleemstelling.

 

Het eerste boek van de ouders van een vermoord kind, “Leven met een schaduw”, verscheen in 1992 en vormde zowel een pijnlijke aanklacht als een waarschuwing en een oproep. Justitie, de hulpverlening en de brede samenleving bekommeren zich te weinig om de slachtoffers van misdrijven. Als reactie op de publicatie van het boek werd de dienst slachtofferonthaal bij de parketten experimenteel gestart in 1993. (Vandeurzen, 1999, p 9)

 

Sinds 1990 was een commissie Strafprocesrecht aangesteld. Hieruit werd de Wet-Franchimont, of de Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, geboren. (Hutsebaut, p1)

 

Doordat de dienst slachtofferonthaal instaat voor de positie van het slachtoffer binnen Justitie, heeft de Wet-Franchimont onvermijdelijk haar invloed op de dienst. De dienst slachtofferonthaal kan immers bij heel veel van de procedures in de Wet-Franchimont (waarbij het slachtoffer betrokken wordt) bijstand en ondersteuning geven. De Wet-Franchimont herformuleerde het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. Hierbij had ze aandacht voor een aantal rechten voor slachtoffers zodat de Wet-Franchimont een handig instrument is geworden voor de dienst slachtofferonthaal.

 

De wet had de bedoeling om een zekere doorzichtigheid en leesbaarheid te scheppen in het Belgisch strafprocesrecht. Vanuit de stage-ervaring op de dienst slachtofferonthaal in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk werden enkele haperingen bemerkt bij deze nieuwe rechtspositie van het slachtoffer. De bedoeling van de wet en het effect op het terrein hiervan, hebben mijn belangstelling getrokken. Bij de zoektocht naar informatie viel het op dat er, vanuit de zijde van de slachtoffers, nog geen vorm van evaluatie gekomen is.

 

Het is niet de bedoeling om de wet te analyseren. Het is in dit eindwerk belangrijk om de menselijke kant van de wet naar voor te schuiven. Is deze wet wel zo slachtoffervriendelijk als beweerd wordt te zijn? Vanuit de stage-ervaring willen we hier navolgend een voorstelling en praktijktoetsing voorleggen.

 

 

1.2 Werkwijze.

 

Op onze stageplaats, de dienst slachtofferonthaal in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk, komt de Wet-Franchimont sterk naar voren bij de opdrachten van de dienst. Het viel ons op dat bij deze nieuwe rechtspositie toch enkele haperingen zijn. Enerzijds zijn bepaalde rechten niet zo evident om uit te voeren, anderzijds moeten slachtoffers nog steeds lang wachten om bepaalde rechten te verkrijgen. Zoals reeds vermeld in de probleemstelling, wekte deze Wet en dan voornamelijk de nieuwe rechtspositie van het slachtoffer onze belangstelling. We vonden het de moeite waard om ze eens van dichtbij te kijken.

 

Voor we met dit eindwerk van start gingen, hebben we heel wat literatuur doornomen. Hieruit werd een selectie gemaakt wegens de beperkte tijd en ruimte. Toch zal men merken dat er veel theorie aan bod komt. De nieuwe rechtspositie van het slachtoffer speelt zich af bij het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. Het is dus noodzakelijk om een duidelijk beeld te geven van de theoretische omkadering om zo een zicht te krijgen op de praktijk. De praktijk in ons eindwerk is gebaseerd op onze ervaringen met slachtoffers tijdens de stageperiode.

 

Het eerste hoofdstuk is een inleidend hoofdstuk. Het bevat een toelichting tot het onderwerp van dit eindwerk en de wijze waarop het is opgebouwd.

 

Het tweede hoofdstuk betreft een voorstelling van de stageplaats. We geven het ruime kader van het justitiehuis waarna we de dienst slachtofferonthaal uitdiepen. We bekijken haar geschiedenis en reglementering. Daarna bespreken we de opdrachten van de dienst in hun vele facetten.

 

Hoofdstuk drie wil naar een betekenis zoeken van het slachtofferschap. Hiermee willen we aantonen dat er vele gevolgen gekoppeld zij aan een traumatische ervaring. Ook diverse slachtoffergerichte instanties die doorheen de geschiedenis zijn ontstaan, passeren de revue. Om af te sluiten staan we even stil bij de rechten van het slachtoffer die mede dankzij deze instanties zijn verwezenlijkt.

 

In hoofdstuk vier geven we een korte inhoud van de Wet-Franchimont. De Wet-Franchimont omvat een hervorming van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. Natuurlijk hebben we in dit eindwerk enkel de rechtspositie van het slachtoffer tijdens deze procedures van dichtbij bekeken.

We tonen eerst aan hoe deze wet is tot stand gekomen, daarna gaan we dieper in op deze nieuwe rechtspositie van het slachtoffer.

 

In het vijfde hoofdstuk gaan we dieper in op het opsporingsonderzoek. We bekijken de procedure van dit onderzoek zoals het door de wet geregeld is. Daarna maken we een toepassing van deze wet op de praktijk in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk. Via enkele voorbeelden uit de praktijk van de stage-ervaring wordt bekeken wat de effecten zijn op het terrein.

 

Het zesde hoofdstuk geeft een verduidelijking van het gerechtelijk onderzoek. In eerste instantie wordt net als in hoofdstuk vijf de procedure onder de loep genomen. In tweede instantie wordt opnieuw een praktijktoetsing voorgesteld uit het gerechtelijk arrondissement Kortrijk.

 

Het zevende hoofdstuk betreft een aantal besluiten en voorstellen.

 

Het eindwerk wordt afgesloten met een aantal bijlagen en een bronnenlijst.

 

 

2. Voostelling stageplaats.

Het Justitiehuis Kortrijk: De dienst slachtofferonthaal.

 

In dit hoofdstuk geven we een uitgebreide uitleg over de werking van de stageplaats. Op deze manier kan er doorheen de volgende hoofdstukken een betere combinatie gevormd worden tussen de werking van de dienst slachtofferonthaal en de Wet-Franchimont. Zo hoeft ook niet elke opdracht van de dienst, die ter sprake komt doorheen de tekst, opnieuw uitgelegd worden.

Vooreerst wordt er een korte uitleg gegeven over de andere diensten die tot het justitiehuis horen. Daarna wordt ruim de plaats gegeven aan de dienst slachtofferonthaal omdat dit onze eigenlijke stageplaats is.

 

 

2.1 De opdrachten van het justitiehuis.

 

De dienst Justitiehuizen werd opgericht in 1999. De dienst groepeert de voormalige Dienst Sociaal Werk (die tot 1998 behoorde tot de Strafinrichtingen), slachtofferonthaal bij de parketten en bemiddeling in strafzaken. Het Justitiehuis vormt een brug tussen het gerecht en de samenleving. Er is er één per gerechtelijk arrondissement. (Bouverne – De Bie e.a., 2002, p124)

Zie bijlage één voor het organogram van het justitiehuis te Kortrijk.

 

2.1.1 Bemiddeling in Strafzaken.

 

“Bemiddeling in strafzaken poogt op een alternatieve manier een oplossing te bieden aan de conflictsituatie die ontstaat naar aanleiding van een misdrijf. Er wordt gestreefd naar een aanvaardbare overeenkomst tussen verdachte en slachtoffer, zonder tussenkomst van een rechter. De procedure is vrijwillig en de instemming en de actieve medewerking van alle betrokkenen is nodig. Beide partijen moeten via directe of indirecte bemiddeling proberen te komen tot een overeenkomst voor wat betreft het herstel en de schade. Daarnaast kan er een alternatieve maatregel worden voorgesteld aan de verdachte.” (Vandenberghe, 2000, p35)

 

2.1.2 Probatie.

 

Probatie betekent dat men gedurende een proeftermijn onder begeleiding en controle staat van een justitieassistent. De taak van de justitieassistent probatie is het bieden van maatschappelijke begeleiding, ondersteuning, controle en toezicht. Probatie kan niet uitgevoerd worden zonder de toestemming van de beklaagde. Bij een straf voor nieuwe feiten tijdens de lopende probatie, valt de rest van de probatieperiode weg, ongeacht of deze goed verliep of niet. (De Wit, 2004)

 

2.1.3 Penitentiaire dienst.

 

De justitieassistent van de penitentiaire dienst werkt onder drie verschillende soorten mandaten:

VLV of Voorlopige invrijheidstelling, voor straffen met een termijn van minder dan drie jaar. VI of Voorwaardelijke invrijheidstelling, voor straffen met een termijn van meer dan drie jaar. VOP of Vrijheid op proef, die meestal wordt opgelegd bij internering.

De taak van de justitieassistent van de penitentiaire dienst heeft een dubbele functie: Aan de ene kant moet hij zijn cliënt controleren en aan de andere kant moet hij hem begeleiden. (Vallaeys, 2004)

 

2.1.4 Burgerrechtelijke opdrachten.

 

De burgerrechtelijke opdracht is een maatschappelijk onderzoek door de rechter aangevraagd om een betere beslissing te kunnen nemen in het belang van de kinderen. Het grootste deel van de opdrachten komt voort uit echtscheidingssituaties waarbij de ouders het niet eens zijn over wat de beste oplossing voor de kinderen zou zijn. In dat geval zal de rechter een beslissing nemen. Indien de rechter oordeelt dat hij over onvoldoende informatie beschikt, kan hij een maatschappelijk onderzoek aanvragen.

Het verslag van deze opdracht, door de justitieassistent opgemaakt, probeert een weergave te geven van de huidige situatie en een advies te geven aan de bevoegde magistraat over een best mogelijke oplossing in het belang van de kinderen. (Deboutte, 2004)

 

2.1.5 Eerstelijnsinfo/Rechtsbijstand.

 

“Advocaten verzekeren een permanentie en beantwoorden vragen van juridische aard. Justitieassistenten verstrekken informatie en verwijzen, indien nodig, naar de bevoegde diensten. Deze dienstverlening is bestemd voor iedereen, burger of professioneel, die in aanraking komt met de gerechtelijke wereld en opzoek is naar informatie.” (Ministerie van Justitie, 2001, p4)

 

2.1.6 Slachtofferonthaal.

 

De dienst slachtofferonthaal staat in voor het onthaal, de bijstand en de ondersteuning aan slachtoffers van misdrijven of hun nabestaanden. De justitieassistent geeft informatie over de procedure en de werking van het onderzoek. Ze legt uit wat hun rechten en mogelijkheden als slachtoffers of nabestaanden zijn. De justitieassistent slachtofferonthaal geeft ook bijstand bij bepaalde elementen van het onderzoek zoals bijvoorbeeld een dossierinzage, een burgerlijke partij stelling bij de onderzoeksrechter of een rechtszitting. Bijstand houdt in dat de justitieassistent uitleg geeft, bijvoorbeeld bij bepaalde documenten in een dossier, hoe een zitting verloopt. Ook geeft de justitieassistent hierbij emotionele ondersteuning aan het slachtoffer of de nabestaande.

Bij de strafuitvoering geeft de justitieassistent uitleg over de procedure, bijvoorbeeld van een Voorwaardelijke Invrijheidstelling, en kan de justitieassistent bijstand geven aan het slachtoffer wanneer die door de Commissie voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling gehoord wil worden.

 

 

2.2 De dienst Slachtofferonthaal op het Parket en de Rechtbank.

 

2.2.1 Ontstaan en evolutie.

 

“De aanzet tot het ontstaan van de dienst slachtofferonthaal bij het parket en de rechtbank werd in 1993 gegeven door de vzw ‘Ouders van een vermoord kind’. In het kader van het contact met de burger besliste de regering dat er op het niveau van de parketten en rechtbanken een onthaalstructuur voor slachtoffers moest komen.” (Draaiboek slachtofferonthaal, p5)

In 1993 werden bij 5 parketten 8 maatschappelijk assistenten aangesteld die een plaats kregen in het justitiepaleis, maar dit zonder een wetgevend kader. Er was wel een Ministeriële richtlijn, maar die was zeer vaag. (Draaiboek slachtofferonthaal, p5)

“Drie jaar later, in 1996, werd in elk gerechtelijk arrondissement een maatschappelijk assistent voor slachtofferonthaal aangesteld en werden zes adjunct-adviseurs aan het kader toegevoegd.” (Draaiboek slachtofferonthaal, p5)

Dit toont aan dat men overtuigd was van het nut en de werking van de dienst slachtofferonthaal, en dat de dienst een oplossing kon bieden voor de vele vragen en behoeften van de burgers. Er werd dus een uitbreiding doorgevoerd, niet alleen naar de andere parketten toe, maar ook het aantal justitieassistenten per gerechtelijk arrondissement werd aangepast.

Deze uitbreiding vroeg dus een beter wetgevend kader. En dit kwam er op 15 september 1997: De ‘Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken’. Deze richtlijn omschrijft de rol en de taken van de personen die bij het onthaal van slachtoffers op rechtbanken en parketten een specifieke bevoegdheid krijgen. (Draaiboek slachtofferonthaal, p5)

In 1999 vindt er een herstructurering plaats binnen Justitie. De dienst Justitiehuizen krijgt zijn wettelijke basis. Voor de dienst slachtofferonthaal heeft dit als gevolg dat ze wettelijk gezien tot het justitiehuis behoort. In de praktijk bevindt de dienst (in Kortrijk, maar ook in andere gerechtelijke arrondissementen) zich in het justitiepaleis en blijft zij haar functie bij de Procureur des Konings uitvoeren. (Draaiboek slachtofferonthaal, p5)

 

2.2.2 Reglementering.

 

Zoals we hierboven al aanhaalden, werden de doelstellingen en de activiteiten van de dienst slachtofferonthaal omschreven in de Ministeriële richtlijn van 1997. Deze richtlijn vormt het belangrijkste wettelijke kader die de dienst heeft om haar werking te garanderen.

 

“Alle personeelsleden van de rechtbanken en parketten moeten alle burgers die in contact komen met de rechterlijke orde zorgvuldig en correct bejegenen. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van slachtoffers en hun verwanten door hen de nodige informatie te verstrekken en hen, indien nodig, te verwijzen naar de gepaste hulpverlening.” (Ministeriële Richtlijn, 15.09.1997, p3)

Vanaf 1993 werden er dus maatschappelijk assistenten ter beschikking gesteld om de werking van de dienst slachtofferonthaal uit te voeren. Deze onthaalstructuur, die dankzij de dienst werd uitgebouwd, wordt uitdrukkelijk beperkt tot het organiseren van een goede bejegening van slachtoffers teneinde de secundaire victimisering te voorkomen. Dit komt doordat het geven van hulpverlening een bevoegdheid is van de Gemeenschappen en Gewesten, en de dienst Justitiehuizen behoort tot de federale overheid. De dienst slachtofferonthaal heeft dan ook een belangrijke doorverwijzingfunctie die verder in dit hoofdstuk zal toegelicht worden.

(Ministeriële Richtlijn, 15.09.1997, p3)

 

2.2.3 De dienst slachtofferonthaal.

 

2.2.3.1 De plaats van de dienst.

Zoals eerder vermeld, behoort de dienst slachtofferonthaal tot de dienst Justitiehuizen, maar bevindt zij zich in het justitiepaleis. Het justitiepaleis bevat enerzijds het parket en anderzijds de rechtbank. De Procureur des Konings en zijn Substituten Procureur des Konings vormen, samen met de administratieve diensten, het parket. Het parket omvat het onderzoek. De rechtbank wordt gevormd door de rechters, inclusief de onderzoeksrechters en de griffiers. De dienst slachtofferonthaal heeft zowel bij het parket als bij de rechtbank een aantal taken.

 

Sinds het ontstaan van het justitiehuis, werd er gesproken over de idee om de dienst slachtofferonthaal ook fysiek in het justitiehuis te plaatsen. Vanuit de stage-ervaring bemerkten we hierbij een aantal voor- en nadelen die we als opmerking aan dit eindwerk toevoegen.

 

De andere justitieassistenten van het justitiehuis zouden makkelijker een grotere kennis opdoen over de werking van de dienst slachtofferonthaal. En zo zou de permanentie beter en makkelijker kunnen ingevuld worden bij afwezigheid van de justitieassistenten slachtofferonthaal. Ook omgekeerd kunnen de justitieassistenten slachtofferonthaal inspringen bij de anderen diensten van het justitiehuis indien dit nodig zou blijken.

De accommodatie van het justitiehuis zorgt ervoor dat een slachtoffer beter ontvangen kan worden. Wanneer de justitieassistenten slachtofferonthaal afwezig of in gesprek zijn, kan er iemand anders uit het justitiehuis het slachtoffer opvangen. Dit kan zowel een andere justitieassistent zijn als iemand van het onthaal. Ook is de drempel veel lager om een justitiehuis binnen te treden dan de rechtbank binnen te stappen.

 

Maar er zijn ook een aantal nadelen aan verbonden. Het is namelijk zo dat strafdossiers niet buiten de muren van het justitiepaleis mogen komen. Dit heeft als gevolg dat de justitieassistent slachtofferonthaal telkens heen en weer moet tussen het justitiehuis en het justitiepaleis om een dossier te raadplegen. Zo kan de bijstand bij dossierinzage ook niet in het justitiehuis gebeuren. Om het goeie verloop van de inzage te blijven garanderen dient dan een lokaal gereserveerd te worden op het justitiepaleis, zodat men toch wat privacy heeft.

Wanneer de dienst slachtofferonthaal niet in het justitiepaleis is gelegen, heeft men ook minder rechtstreeks contact met de verschillende administratieve diensten en de magistraten. Voor de goede doorstroming van dossiers is dit wel noodzakelijk. Je kunt makkelijker iets aan hen vragen en zij zullen de dienst ook sneller zelf eens contacteren wanneer ze weten wie je bent. Het is niet alleen belangrijk dat de andere diensten en de magistraten weten wat de dienst slachtofferonthaal doet. Het is ook belangrijk dat men weet wie je bent, hoe je te werk gaat, dat je te vertrouwen bent enzovoort. Doordat je op het justitiepaleis zit, kun je zelf ook makkelijker eens bij hen langs lopen. Zo blijft men telkens herinnerd aan de dienst.

De andere diensten binnen het justitiehuis zijn gericht op daders. Dit betekent concreet dat wanneer een slachtoffer naar het justitiehuis komt, en enkele minuten in de wachtzaal moet zitten, zij daar samen zitten met daders. Het slachtoffer heeft een traumatische gebeurtenis meegemaakt en dan is het niet evident om naast een dader in een zelfde wachtzaal te zitten.

De drempel om het justitiepaleis binnen te stappen is groter, maar dit kan makkelijk omzeild worden. Bijvoorbeeld door een goed onthaal aan de ingang, een eenvoudige ligging van het bureel of de justitieassistent die het slachtoffer zelf ontvangt aan de ingang.

 

2.2.3.2 De opdrachten van de dienst.

Doelgroep.

“De justitieassistent slachtofferonthaal is bevoegd om tussen te komen voor slachtoffers van misdaden en wanbedrijven en hun familie, gepleegd door zowel meerder- als minderjarigen, zowel burgers als militairen.” (Draaiboek Slachtofferonthaal, p10)

Om een onderscheid te maken tussen de misdrijven die de dienst wel opneemt en diegene die de dienst niet opneemt, baseert de justitieassistent zich op de verplichte categorieën zoals opgesomd in de Ministeriële richtlijn van 1997:

- Moord;

- Verdacht overlijden;

- Zelfdoding;

- Diefstal met geweld;

- (On)opzettelijke slagen en verwondingen, met ernstige letsels als gevolg;

- Zedenfeiten, met uitzondering van exhibitionisme;

- Dodelijk verkeersongeval;

- Dodelijk arbeidsongeval;

- Stalking.

De justitieassistent van het parket dat het strafrechtelijk dossier behandelt, is territoriaal bevoegd. Dit betekent dat de dienst bevoegd is voor alle slachtoffers van de misdrijven gepleegd in het betreffende gerechtelijk arrondissement, ook al woont een slachtoffer in een ander gerechtelijk arrondissement. In het kader van de strafuitvoering is de justitieassistent slachtofferonthaal bevoegd van het gerechtelijk arrondissement, waarin de woonplaats van het slachtoffer of de familie ervan is gesitueerd. (Informatienota Justitiehuizen, p10)

Doelstellingen.

1) Secundaire victimisering voorkomen.

Naast de gevolgen van het eigenlijke delict – de ‘primaire victimisering’ – ervaren slachtoffers van misdrijven in vele gevallen een bijkomende benadeling. Zij worden onheus behandeld of voelen zich niet erkend in hun contacten met uiteenlopende instanties, o.a. justitie. Men spreekt dan van ‘secundaire victimisering’. Het slachtoffer is in het strafrechtssysteem dienstig als aanbrenger van informatie en wordt niet van meet af aan als volwaardige partij betrokken bij de probleemafhandeling. De eigen doelstellingen van het strafrechtssysteem zorgen ervoor dat de afhandeling niet in de eerste plaats gericht is op de vragen en behoeften van slachtoffers. (Informatienota Justitiehuizen, p7)

 

2) Slachtofferbejegening binnen het parket verbeteren.

Dit omvat een goed onthaal, een goede eerste opvang van het slachtoffer. Slachtofferbejegening gebeurt dus door politie, rechtbank, huisarts… (Informatienota Justitiehuizen, p8)

Individuele opdrachten.

Als justitieassistent slachtofferonthaal heeft men een aantal individuele opdrachten. Elk heeft zijn eigen cliënten en dossierbeheer. De verdeling hiervan is afhankelijk van de justitieassistenten zelf. In Kortrijk bijvoorbeeld zijn er twee justitieassistenten, die elk een week op out-reach gaan. Out-reach betekent dat de justitieassistent langs gaat bij de Procureur des Konings die de dag ervoor van dienst was. Welke dossiers de justitieassistent opneemt, is afhankelijk van de verplichte categorieën of de afspraken met de Procureur des Konings. De justitieassistent stuurt dan een eerste brief, ook wel een hulpaanbod genoemd (zie bijlage twee), naar het slachtoffer waarin de dienst slachtofferonthaal kort wordt voorgesteld.

Elke justitieassistent volgt zo zijn eigen dossiers op en contacteert zijn eigen cliënten. Bijvoorbeeld wanneer het onderzoek van een dodelijk verkeersongeval afgerond is, stuurt de dienst dagvaarding het dossier door naar de dienst slachtofferonthaal, nadat er een rechtsdag bepaald werd. Zo kan er naast de algemene brief vanuit het parket ook een brief vanuit slachtofferonthaal verstuurd worden. In deze brief vermeldt de dienst tevens dat men recht heeft op inzage en dat men hiervoor een beroep kan doen op de dienst slachtofferonthaal. Evenals wanneer mensen bijstand willen tijdens de rechtszitting.

- Onthaal en informatie. Slachtoffers en hun nabestaanden hebben recht op informatie in het algemeen en recht op informatie over het concrete verloop van hun dossier. Zoals we hierboven schreven, worden de slachtoffers van de verplichte categorieën op de hoogte gesteld van het bestaan van de dienst. Maar ook mensen die niet tot die categorieën behoren, kunnen op slachtofferonthaal beroep doen. De dienst verschaft hen allerlei vormen van informatie, zoals uitleg omtrent de procedure van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek, wat de Procureur des Konings tot hiertoe ondernomen heeft, wat men nog kan verwachten in de toekomst. Er wordt kort ook uitleg gegeven van de eventuele gevolgen zoals een klassering zonder gevolg, een rechtszitting, plus wat de dienst slachtofferonthaal tijdens al deze stappen voor de slachtoffers kan betekenen. De meer gedetailleerde uitleg hieromtrent komt pas later in de procedure, wanneer de informatie ook van toepassing is.

- Bijstand en ondersteuning. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens een dossierinzage. De justitieassistent geeft dan uitleg bij de documenten en verzorgt de inzage van het fotodossier. Ook wanneer er tijdens een zelfdoding een afscheidsbrief in beslag genomen is, kan de dienst slachtofferonthaal bijstand verlenen bij de teruggave hiervan. Ze stelt de nabestaanden op de hoogte van de mogelijkheid tot teruggave en vraagt hen of zij die terug wensen. Zo kan de justitieassistent ervoor zorgen dat de brief op een serene en respectvolle manier kan teruggeven worden. Ook kan zij vermelden wat in de brief staat, wanneer de nabestaanden deze nog niet zouden gelezen hebben. Bijstand kan ook gegeven worden bij teruggave van in beslag genomen goederen, zoals bijvoorbeeld kledij. Tijdens een rechtszitting kan de justitieassistent uitleg geven omtrent het verloop van de zitting en uitleg geven bij wat door de rechters en advocaten gezegd wordt.

- Doorverwijzing. Zoals we al eerder vermeldden, heeft de dienst slachtofferonthaal geen bevoegdheid voor het geven van hulpverlening. Daarom hebben de justitieassistenten slachtofferonthaal een belangrijke verwijsfunctie wanneer het slachtoffer intensieve of meer specifieke hulp nodig heeft. Bijvoorbeeld een doorverwijzing naar de dienst slachtofferhulp van het Centrum Algemeen Welzijnswerk of naar het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg. De justitieassistent kan zelf de eerste stap naar de andere dienst zetten, natuurlijk met de toestemming van de cliënt. Zo wordt de drempel naar de andere dienst lager.

- Taak in het kader van de strafuitvoering. Wanneer in dossiers, met betrekking tot de verplichte categorieën, een dader in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling of een andere vorm van vrijheid, contacteert de justitieassistent het slachtoffer of zijn nabestaanden. Het is de taak van de justitieassistent om de slachtoffers of de nabestaanden te informeren over de procedure en hun rechten hieromtrent. Zo kunnen slachtoffers hun bemerkingen en bezorgdheden meedelen aan de commissie die over de invrijheidstelling beslist. Deze bezorgdheden worden door de justitieassistent genoteerd in een slachtofferfiche (zie bijlage drie). Een slachtofferfiche is een document dat door het slachtoffer, samen met de justitieassistent, wordt opgemaakt. Het omvat de identiteit van het slachtoffer en van de veroordeelde; de inlichtingen die het slachtoffer aan de commissie wil meedelen met betrekking tot de houding van de dader; de slachtoffergerichte voorwaarden die kunnen opgelegd worden, zoals bijvoorbeeld niet in een bepaalde gemeente wonen of er zich begeven, op geen enkele wijze contact opnemen met het slachtoffer of zijn nabestaanden; informatie betreffende de schadevergoeding, bijvoorbeeld of het slachtoffer al geheel of gedeeltelijk werd vergoed indien er een schadevergoeding werd toegekend; bijkomende gegevens die het slachtoffer aan de commissie wenst mee te delen, zoals de psychosociale gevolgen van de feiten, hoe het slachtoffer met de feiten omgaat enzovoort.
Daarnaast kan het slachtoffer ook meedelen of hij verder wenst op de hoogte gehouden worden, bijvoorbeeld van het tijdstip dat de veroordeelde vervroegd in vrijheid wordt gesteld. Ook kan hij meedelen of hij door de commissie zou willen gehoord worden. Hierbij kan de justitieassistent slachtofferonthaal bijstand verlenen. Dit document wordt door het slachtoffer ondertekend en door de justitieassistent opgestuurd naar de bevoegde dienst.

 

Structurele opdrachten.

Naast de individuele opdrachten die hiervoor beschreven staan, hebben de justitieassistenten een aantal structurele opdrachten. Dit zijn de opdrachten die de diensten slachtofferonthaal algemeen meekrijgen.

- Sensibiliseren. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk betrokkenen op het parket en de rechtbank bekend raken met de problematiek van slachtoffers en hun nabestaanden. Het is daarom een belangrijke taak van de justitieassistenten om hen daar voortdurend aan te herinneren. Men kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de verschillende diensten op de hoogte zijn van de verplichte categorieën zodat zij de dossiers kunnen doorsturen naar de dienst slachtofferonthaal. Op de stageplaats te Kortrijk heeft men kaartjes gemaakt met vermelding van die verplichte categorieën als geheugensteuntje voor de verschillende administratieve diensten. Ook hebben zij een stempel van de dienst slachtofferonthaal gekregen, die zij op de dossiers kunnen plaatsen die tot die verplichte categorieën horen. Zo weet men dat het dossier telkens naar de dienst slachtofferonthaal dient doorgegeven te worden bij een belangrijke stap in de procedure, bijvoorbeeld de bepaling van een datum voor een rechtsdag.
Ook is het belangrijk om politieagenten voldoende in te lichten over de werking van de dienst slachtofferonthaal, zodat ook zij de slachtoffers juist kunnen inlichten over het bestaan en de werking van de dienst.

- Signaleren. Dit heeft betrekking op de verbetering van de slachtofferbejegening en het slachtofferbeleid.
Voorbeeld: Tot voor kort kon de justitieassistent slachtofferonthaal in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk geen bijstand verlenen tijdens een zitting met gesloten deuren. Bij zedenfeiten met minderjarige slachtoffers, vraagt het openbaar ministerie om de zitting met gesloten deuren te laten verlopen ter bescherming van de privacy van de minderjarige. De voorzitter van de rechtszitting besliste dat enkel de verdachte, de burgerlijke partijen en de advocaten op deze zitting mochten aanwezig zijn. De justitieassistent slachtofferonthaal werd hierbij uitgesloten en dus ook de belangen van het slachtoffer. De justitieassistenten deden hiervan melding bij hun verbindingsmagistraat. De verbindingsmagistraat, een eerste Substituut Procureur des Konings, verzorgt een brugfunctie tussen de justitieassistenten slachtofferonthaal enerzijds en het parket en de rechtbank anderzijds. De verbindingsmagistraat bracht de gevoeligheid van de problematiek over aan de voorzitter van de zitting die hierna bereid was om de justitieassistenten slachtofferonthaal toe te laten tot de rechtszitting met gesloten deuren.

 

 

2.3 Besluit.

 

De dienst slachtofferonthaal behoord tot de dienst Justitiehuizen maar bevindt zich, aldus in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk, in het Justitiepaleis.

De werking van de dienst slachtofferonthaal omvat een brede waaier van opdrachten. Men kan als slachtoffer bij de dienst terecht tijdens de volledige duur van het onderzoek en het proces. Daarna kan men blijvend beroep doen op de dienst tot de dader volledig in vrijheid gesteld is. Naast hun individuele opdracht, staan de justitieassistenten ook in voor het sensibiliseren en signaleren ter verbetering van de slachtofferbejegening binnen het parket.

De dienst slachtofferonthaal heeft als prioriteit om tegemoet te komen aan de noden en behoeften van slachtoffers. Laten we dus eens kijken wat het betekend om slachtoffer te zijn.

 

 

3. Slachtofferschap

 

Zoals we in hoofdstuk twee al konden merken, heeft het slachtoffer een heel belangrijke plaats in dit eindwerk. Daarom is het belangrijk om er even bij stil te staan. Allereerst moet bepaald worden wie het slachtoffer is waarna we de aandacht geven aan enkele belangrijke gevolgen van slachtofferschap.

Daarnaast zijn er enkele slachtoffergerichte instanties die zeker de moeite waard zijn. Daaruit volgden onder andere de zeven fundamentele rechten van het slachtoffer, waarmee we dit hoofdstuk afsluiten.

 

 

3.1 Wie is het slachtoffer?

 

Er bestaan veel verschillende definities om een betekenis te geven aan de term ‘slachtoffer’. Maar in dit eindwerk beperken we ons tot het slachtoffer van een misdrijf. Volgens het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid wordt het als volgt omschreven:

“Alle personen en hun na(ast)bestaanden aan wie materiële, morele en/of lichamelijke schade is toegebracht als gevolg van een inbreuk op de strafwet, worden erkend als slachtoffer van een misdrijf.” (Ministerie van Justitie, 2001, p 7)

 

 

3.2 De gevolgen van het slachtofferschap.

 

Slachtoffers worden na het misdrijf met allerlei consequenties geconfronteerd. Het trauma beperkt zich niet tot het moment van het misdrijf zelf, maar leidt tot een grote diversiteit aan gevolgen die zich tezelfdertijd kunnen manifesteren. We bekijken ze even van dichtbij.

 

3.2.1 Financiële en materiële gevolgen

 

De rechtstreekse financiële gevolgen zijn er bijna altijd te vinden. Bij een diefstal bijvoorbeeld, is er in de eerste plaats de financiële waarde van het gestolen goed, maar in de tweede plaats ook de materiële schade die hiernaast werd aangebracht. Bijvoorbeeld een geforceerde deur, een ingeslagen raam of vernieling van het meubilair. Wanneer men slachtoffer is geworden van lichamelijk geweld, zijn er kosten van bijvoorbeeld vernielde kledij, de onmiddellijke medische kosten enzovoort.

 

In veel gevallen is het voor het slachtoffer moeilijk of zelfs onmogelijk om de financiële schade nauwkeurig te bepalen. Men kent bijvoorbeeld de aankoopwaarde niet meer of de schade is niet meer te herstellen. Ook hebben bepaalde goederen een veel grotere subjectieve waarde, die emotioneel veel zwaarder doorwegen dan de louter financiële kost. Denk maar aan de diefstal of de beschadiging van persoonlijke voorwerpen zoals brieven, juwelen, foto’s enzovoort. (Aertsen e.a., 2002, p18)

 

De onrechtstreekse financiële gevolgen kunnen zeer uiteenlopend van aard zijn. Bijkomend zijn ze dikwijls nog moeilijker te ramen. De medische kosten bijvoorbeeld kunnen op lange termijn zwaar doorwegen. Denk maar aan de apothekerskosten, kosten van kinesitherapeutische hulpverlening, revalidatie en ook psychische hulp. In bepaalde gevallen is er ook financieel verlies door werkverlet, nodig voor allerlei verplichtingen zoals bijvoorbeeld verplaatsingen naar politie of rechtbank, administratieve regelingen, afhandelingen van het verzekeringsdossier enzovoort. Daarnaast zorgt ook het vermijdingsgedrag voor bijkomende kosten. Het plaatsen van extra sloten of een alarminstallatie. Misschien wordt er ook een bijkomende verzekering afgesloten. Tenslotte zijn er ook nog de juridische consultatie en procedurekosten. Het ereloon van de advocaat wordt immers niet betaald door de veroordeelde en moet dus door het slachtoffer zelf gedragen worden. (Aertsen e.a., 2002, p19-20)

 

3.2.2 Lichamelijke gevolgen.

 

Slachtoffers van de veelvoorkomende gewelddaden zoals slagen, handtastelijkheden, bedreigingen en diefstal blijken veel minder echte fysieke letsels op te lopen dan algemeen verwacht wordt. Bij de opzettelijke slagen en verwondingen komt fysiek slachtofferschap meer voor bij mannen dan bij vrouwen. De fysieke letsels worden vaak veroorzaakt door het verweer van de slachtoffers of doordat daders reageren op dit verweer. In geval van echte straatberoving zijn het eerder oudere dames die hier het slachtoffer zijn. De letsels treden hier op doordat bijvoorbeeld bij het afrukken van een handtas, het slachtoffer ten val komt. (Aertsen e.a., 2002, p21)

 

Bij de onrechtstreekse gevolgen doen er zich twee soorten voor: de fysieke gevolgen op lange termijn en de psychosomatische klachten. Psychosomatische klachten zijn aandoeningen die zich lichamelijk uiten maar die een psychologische oorsprong hebben. Bijvoorbeeld spierspanningen, maag- en darmklachten, hoofdpijn, slaapproblemen en dergelijke. De fysieke gevolgen kunnen gevonden worden in de aard en de duur van de medische behandeling, de duur van de arbeidsongeschiktheid of het medicatiegebruik. (Aertsen e.a., 2002, p22)

 

3.2.3 Psychologische gevolgen

 

Bij gewelddaden komen de kenmerken van een shock sterk naar boven. Tijdens een overval of een verkrachting wordt een slachtoffer zwaar bedreigd in zijn psychische integriteit. Tijdens het delict kan een slachtoffer geen initiatief nemen, hij heeft geen greep op wat er gebeurt. De machteloosheid is enorm, men kan niet normaal denken en handelen. Het gevoel van onkwetsbaarheid wordt met één klap doorprikt. (Peters&Goethals, 1993, p103-104)

 

Hoe mensen reageren op schokkende gebeurtenissen hangt van veel factoren af. Het type delict; de aard en de graad van de bedreiging die tegen het slachtoffer werd gebruikt; of men met lichamelijke letsels werd geconfronteerd; of men de agressor kende; of men tijdens het gebeuren nog op enige wijze actief kon zijn. Bovendien dragen verschillen in persoonskenmerken van het slachtoffer bij tot verschillen in beleving. (Peters&Goethals, 1993, p105)

 

3.2.4 Sociale gevolgen

 

In een slachtofferervaring wordt de directe omgeving betrokken. Het slachtoffer doet beroep op deze omgeving, bijvoorbeeld bij de behoefte om over de feiten te praten. Anderzijds ondervindt diezelfde omgeving ook een aantal gevolgen zoals de verhoogde prikkelbaarheid bij slachtoffers van geweld of de invloed die de gebeurtenis kan hebben op de relatie met de partner of de verhoudingen met mensen in het algemeen. (Aertsen e.a., 2002, p38)

 

Slachtoffers veranderen ook vaak hun dagelijkse gewoonten en hun vaste gedragspatronen. Men gaat minder weg, men controleert meer of alles in orde is of men durft ’s avonds niet meer alleen op straat. (Aertsen e.a., 2002, p39)

 

3.2.5 Secundaire victimisering.

 

Hierbij denkt men snel aan de behandeling door politie en het gerecht. Maar het probleem stelt zich ook bij andere instanties waarmee het slachtoffer in aanraking komt, zoals de verzekeringsmaatschappij of zelfs de eigen gezinsleden. Ook in de medische sector wordt het slachtoffer in de eerste plaats gezien als patiënt en is er niet altijd voldoende aandacht voor de specifieke psychologische gevolgen. Ook de hulpverleners in de welzijnssector en de geestelijke gezondheidszorg onderkennen niet altijd de specifieke problemen van slachtoffers van misdrijven. Opdringerige journalisten schrijven ongevraagd persoonlijke gegevens in de krant. Of bepaalde gegevens van het onderzoek verschijnen in de pers terwijl diezelfde informatie werd ontzegd ten opzichte van de slachtoffers wegens het geheim van het onderzoek. (Aertsen e.a., 2002, p39-44)

 

 

3.3 Een aantal diverse slachtoffergerichte instanties.

 

Doorheen de geschiedenis werden diverse instanties opgericht die de positie van slachtoffers van misdrijven wilden verbeteren. Hieronder bespreken we de belangrijkste initiatieven die een stem geven aan slachtoffers of nabestaanden in functie van het eindwerk. Eén van deze instanties is uiteraard de dienst slachtofferonthaal, maar die bespreken we hier niet aangezien we dit reeds uitvoerig deden in hoofdstuk twee.

 

3.3.1 Slachtofferbejegening bij de politie.

 

De taakomschrijving die hieronder beschreven wordt heeft vooral betrekking op de dienstverlening tijdens het eerste contact. In vele gevallen is de politie de eerste en enige instantie waar men als slachtoffer, vrij snel na de feiten, terecht kan. De slachtofferbejegening kan niet herleid worden tot een automatisme. Elke situatie moet telkens weer opnieuw ingeschat worden. (Aertsen e.a., 2002, p206-207)

 

Ten eerste is het onthaal en de opvang van het slachtoffer van groot belang. Het onthaal slaat op de wijze waarop het slachtoffer wordt ontvangen bij de aanmelding, bijvoorbeeld aan de balie of aan de telefoon. De opvang heeft betrekking op het contact tijdens het verhoor of op latere contacten. De opvang moet gekenmerkt worden door luisterbereidheid. Dit heeft niet enkel een direct belang voor het slachtoffer, maar heeft ook een psychologische betekenis. (Aertsen e.a., 2002, p207-208)

 

Ten tweede heeft het slachtoffer een sterke behoefte aan informatie. Door de toestand waarin het slachtoffer zich kan bevinden is het soms moeilijk hem alle informatie onmiddellijk te geven. Informatie kan dus ook gegeven worden als er later opnieuw contact wordt opgenomen met het slachtoffer. (Aertsen e.a., 2002, p213-214)

 

Ten derde biedt slachtofferbejegening een praktische bijstand aan die prioritair is in crisissituaties. Deze bijstand betreft vaak heel eenvoudige dingen zoals het verwittigen van een verwante, het zorgen voor vervoer enzovoort. (Aertsen e.a., 2002, p216)

 

Tenslotte wordt de nadruk gelegd op het verwijzen. Dit is geen eenvoudige opdracht. Slachtoffers zijn geen nadrukkelijke hulpvragers. Toch blijken velen van hen het positief te vinden dat zij in contact gebracht worden met instellingen voor hulpverlening op sociaal of psychologisch vlak. (Aertsen e.a., 2002, p217)

 

3.3.2 Slachtofferhulp bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk.

 

“Slachtoffers reageren normaal op een abnormale gebeurtenis.” Dit is het basisprincipe van slachtofferhulp. Sedert 1997 is er in Vlaanderen in elk gerechtelijk arrondissement een dienst slachtofferhulp. Slachtofferhulp richt zich tot alle slachtoffers van misdrijven en hun na(ast)bestaanden. Maar ook de nabestaanden van een dodelijk verkeersongeval, nabestaanden van een zelfdoding of de slachtoffers van rampen kunnen bij slachtofferhulp terecht. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p3)

 

De medewerkers van slachtofferhup bestaan uit zowel professionelen als vrijwilligers. Ze hebben steeds een gepaste opleiding gekregen. De hulpverlening is gratis en kan op de dienst, bij het slachtoffer thuis of op een andere overeen gekomen plek plaatsvinden. Slachtofferhulp werkt samen met politie en justitie, maar behoudt haar onafhankelijkheid. Het slachtoffer wordt actief gesteund om zijn controle en onafhankelijkheid terug op te nemen. Ook onderschrijft slachtofferhulp een herstelgerichte visie en houding en besteedt in zijn hulpverlening aandacht aan de daderdimensie. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p3)

 

Het hulpaanbod bestaat uit een individuele hulpverlening, een groepsopvang of een structurele opdracht.

 

De individuele hulpverlening omvat informatieverstrekking, ondersteuning en begeleiding. De informatieverstrekking poogt een antwoord te bieden op diverse vragen van het slachtoffer. Welke zijn mijn rechten als slachtoffer? Wat gebeurt er met mijn klacht? Zijn mijn reacties normaal? Kan ik terecht bij mensen die hetzelfde meemaakten? De ondersteuning kan bestaan uit een administratieve ondersteuning, de opvolging van het schadedossier of ondersteunende gesprekken. Een begeleiding kan zinvol zijn om te voorkomen dat de verwerking vastloopt. Soms dient doorverwezen te worden of samengewerkt te worden met meer gespecialiseerde hulp. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p4)

 

Voor misdrijven met meerdere betrokkenen, bijvoorbeeld een overval in een winkel, restaurantketen of bank en voor slachtoffers van rampen, organiseert slachtofferhulp groepsdebriefings en informatievergaderingen. Dit is een interventievorm waarbij aan het individu en aan de groep een kader wordt geboden waarbinnen reacties kunnen geplaatst worden. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p5)

 

Ook heeft slachtofferhulp structurele opdrachten. Ze wil mee gestalte geven aan een geïntegreerde welzijnsbenadering van criminaliteit en onveiligheid, met bijzondere aandacht voor het slachtofferperspectief. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p5)

 

Slachtofferhulp heeft ook aandacht voor kinderen. Momenteel kunnen in alle diensten slachtofferhulp kinderen en jongeren terecht voor begeleiding. Beroepskrachten en vrijwilligers werden opgeleid in de opvang van kinderen. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2004, p7)

 

3.3.3 Het Europees Forum voor Slachtofferhulp.

 

Het Europees Forum bestaat sinds 1990. Ze brengt erkende slachtofferhulpdiensten uit verschillende Europese landen samen. Ze ijvert voor de rechten van het slachtoffer en tracht op Europees niveau invloed te hebben op het slachtofferbeleid. (www.caw.be)

 

3.3.4 Het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid.

 

Het Forum werd op 16 juni 1994 door de minister van Justitie geïnstalleerd. Het is het aangewezen platform voor overleg tussen de vertegenwoordigers van de Federale Staat, de Gemeenschappen en Gewesten en de relevante diensten en instanties. (Aertsen e.a., 2002, p285)

 

Door die oprichting werd een einde gemaakt aan het onoverzichtelijk lappendeken van hulpverleningsorganisaties. De initiatieven die bestonden inzake slachtofferhulp waren tot dan toe onvoldoende op mekaar afgestemd. (www.cdcs.irisnet.be)

 

Tijdens de eerste werkingsjaren van het Forum is er intens overleg gepleegd en is er een uitvoerige uitwisseling van informatie gebeurt. Dit leidde tot een aantal verschillende belangrijke realisaties:

- een inventaris van de regelgeving en initiatieven (februari 1995);

- het Strategisch Plan voor een Nationaal Slachtofferbeleid (juni 1996);

- het Handvest voor het slachtoffer van een misdrijf (maart 1998).

Daarnaast heeft het Forum verschillende adviezen en aanbevelingen, over uiteenlopende aspecten van het slachtofferbeleid, geformuleerd. (www.just.fgov.be)

 

 

3.4 De zeven fundamentele rechten van het slachtoffer.

 

Het Europees Forum voor Slachtofferhulp ondertekende op 22 februari 1993 de ‘Verklaring van de rechten van het slachtoffer’. Sindsdien is deze dag de ‘Europese dag van het slachtoffer’. Het Europees Forum formuleerde destijds zes rechten in zijn verklaring. Het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid voegde hierbij een zevende recht aan toe. (Steunpunt algemeen Welzijnswerk, 2004, p8)

 

3.4.1 Het recht op een eerbiedige, correcte behandeling.

 

“Het slachtoffer heeft recht op een vriendelijke, correcte en tactvolle behandeling, ongeacht het misdrijf, nationaliteit, sociale afkomst, politieke overtuiging, religie of seksuele geaardheid. Dit geldt vanaf de feiten. Het is ook van toepassing op medische, sociale en andere tussenkomsten. De nabestaanden van een overleden slachtoffer hebben recht op eerbied voor hun rouwproces.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 6)

 

3.4.2 Het recht om informatie te krijgen.

 

“Het slachtoffer heeft recht op alle informatie over het verloop van de gerechtelijke procedure, de bijstand van een advocaat, de middelen om schadevergoeding of financiële hulp te krijgen en de diensten voor hulpverlening. Deze verplichting geldt zowel voor openbare instanties als voor privé-diensten. Ook heeft het slachtoffer het recht om, binnen een redelijke termijn, zo volledig mogelijke informatie te krijgen over het verloop van zijn dossier. Dit geldt ook voor de inhoud van het dossier, in overeenstemming met de wettelijk regels terzake.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 6)

 

3.4.3 Het recht om informatie te geven.

 

“Het slachtoffer heeft het recht om gehoord te worden. Dit betekent ook dat hij of zij alle elementen kan meedelen die nodig zijn voor de juiste inschatting van de materiële en morele schade. Belangrijk is tevens dat het slachtoffer alle inlichtingen kan geven over de feiten en over wat hij of zij na de inbreuk heeft ervaren. Dit kan het gerechtelijk onderzoek ten goede komen.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 6)

 

3.4.4 Het recht op juridische bijstand en rechtsbijstand.

 

“Ieder slachtoffer heeft recht op juridische bijstand, o.m. het recht te worden verdedigd door een advocaat indien dit nodig is, ongeacht zijn of haar financiële middelen.” (Ministerie van Justitie 1998, p 7)

 

3.4.5 Het recht op financieel herstel.

 

“Het slachtoffer heeft recht op herstel van de geleden schade binnen een redelijke termijn. Dit impliceert een vergoeding, die wordt berekend op grond van de materiële en morele schade van het slachtoffer. Is een effectief herstel van de schade niet mogelijk, dan heeft het slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad het recht de Staat om een financiële hulp te verzoeken.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 7)

 

3.4.6 Het recht op hulp.

 

“Het slachtoffer heeft recht op aangepaste, kwalitatief hoogwaardige psychosociale hulp. Deze hulp wordt o.m. verleend door de diensten voor hulpverlening. Zij adviseren en begeleiden het slachtoffer op psychisch en sociaal vlak, naar gelang van de specifiek situatie en behoeften.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 7)

 

3.4.7 Het recht op bescherming en respect voor het privé-leven.

 

“Politie en justitie moeten aan het slachtoffer een optimale bescherming bieden tegen bedreigingen of wraakacties van de dader. Deze bescherming moet zo nodig voorrang krijgen tijdens heel het gerechtelijk onderzoek. Het slachtoffer heeft ook recht op bescherming tegen elke aantasting van zijn of haar privé-leven, en zeker onmiddellijk na de feiten.” (Ministerie van Justitie, 1998, p 7)

 

 

3.5 Besluit.

Slachtoffers zijn personen die door een misdrijf benadeeld werden. Dit heeft zijn gevolgen op financieel, lichamelijk, psychologisch en sociaal vlak. Ook niet te onderschatten is de secundaire victimisering die op zichzelf heel veel schade kan aanrichten. Doorheen de recente geschiedenis zijn een aantal slachtoffergerichte instanties ontstaan die heel veel voor de positie van het slachtoffer betekend hebben en nog steeds betekenen. De zeven fundamentele rechten van het slachtoffer zijn daar een basisbewijs van. Natuurlijk mag het hier niet bij eindigen. Men moet blijven opkomen voor de rechten van het slachtoffer en ervoor zorgen dat hun stem gehoord en serieus genomen wordt.

 

 

4 De wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek.

 

In dit hoofdstuk bekijken we de Wet-Franchimont kort van dichtbij. Ze is ontstaan door onder andere de onrust die bestond in België over het onderzoek naar de Bende van Nijvel en de zaak Dutroux. De Belgische bevolking was helemaal niet tevreden met de wijze waarop slachtoffers van misdrijven werden behandeld en zette druk op de regering.

Professor Verstraeten Raf stelde in de inleiding tot zijn studie over de burgerlijke partij en het gerechtelijk onderzoek in 1990 het volgende: “zo het misdrijf ons doorgaans drie protagonisten toont, namelijk de dader, het slachtoffer en de maatschappij, het strafrechtelijk apparaat traditioneel enkel de relatie tussen dader en maatschappij op de voorgrond plaatst.” (Peters & Goethals, 1993, p59)

Er was dus dringend een herziening nodig van het Wetboek van Strafvorderingen, dit werd de Wet-Franchimont genoemd, naar professor Michel Franchimont die er de leiding over had. Hier leggen we die elementen van de wet onder de loep die betrekking hebben op de rechtspositie van het slachtoffer. Maar eerst bekijken we de geschiedenis van die wet.

 

 

4.1 Een korte voorgeschiedenis.

 

De Wet-Franchimont was het gevolg van een beslissing van de regering om een herziening te laten onderzoeken van het Wetboek van Strafvorderingen. In het bijzonder werden de bepalingen betreffende het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek bekeken (de betekenis van deze termen zal ik in de betreffende hoofdstukken verder toelichten). De aanleiding hiertoe kan gevonden worden in het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme wordt georganiseerd. (Hutsebaut, p1)

Het Vlaams Parlement heeft een onderzoeksrecht. De onderzoekscommissie, die de plenaire vergadering (de algemene vergadering van alle 124 Vlaamse volksvertegenwoordigers, die wordt voorgezeten door de voorzitter van het Vlaams Parlement) opricht, doet het onderzoek. Elke volksvertegenwoordiger kan een motie indienen waarin hij of zij vraagt dat het Vlaams Parlement een onderzoek doet en daarvoor een onderzoekscommissie opricht. (www.vlaamsparlement.be)

 

Het bleek namelijk zo dat het gerecht zich bij een misdrijf vooral richt tot twee partijen. Die partijen zijn ten eerste de dader die een wet heeft overtreden en ten tweede de maatschappij die een overtreding niet tolereert, vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie. De maatschappij heeft bij deze overtredingen een straf geplaatst. Zodoende wordt elke veroordeelde gestraft naar de normen van de wet.

De procedure van het onderzoek hield zeer weinig of zelfs geen rekening met het slachtoffer. Het slachtoffer werd slechts gezien als een aanbrenger van een misdrijf, een informant. Bij de veroordeling kon men wel een schadevergoeding eisen, maar daar bleef het meestal bij.

 

Door welbepaalde gebeurtenissen zoals de Bende van Nijvel, de zaak Dutroux, enzovoort, zaken die wrevel opwekten bij vele burgers in onze samenleving, kwam de stem van het slachtoffer meer en meer op de voorgrond. De regering zag in dat het huidige Wetboek verouderd was en dat de nieuwe noden zeker een plaats dienden te krijgen.

 

De Wet-Franchimont, die vele luiken van het Wetboek van Strafvorderingen aanhaalt, poogt ook op die schreeuw van het slachtoffer een antwoord te bieden.

 

Professor Michel Franchimont, naar wie de wet genoemd werd, heeft in een relatief korte periode, samen met de andere commissieleden, deze wet tot stand gebracht. Ze is duidelijk, grondig en doorzichtig.

 

 

4.2 De inhoud van deze wet.

 

Hierbij geven we een korte schets weer van de inhoud van de wet. We beperken ons tot die elementen die van toepassing zijn op de rol van het slachtoffer in de procedure. Zoals we al eerder vermeld hebben, bewaren we de uitleg over het Opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek voor de desbetreffende hoofdstukken. Hier zullen we enkele begrippen en belangrijke rechten voor slachtoffers toelichten.

 

4.2.1 Het recht op een kosteloze kopie van het proces-verbaal van het verhoor.

 

Elke ondervraagde (dus ook de slachtoffers of nabestaanden) dient door zijn verhoorder geïnformeerd te worden over zijn recht op een kosteloze kopie. Deze kopie dient onmiddellijk overhandigd of binnen een maand verstuurd te worden. (Vandeurzen, 1999, p122)

 

4.2.2 De laatste groet.

 

De nabestaanden hebben het recht om een laatste groet te brengen aan de overledene. De contactpersoon, die de begeleiding van de nabestaanden verzorgt, dient enige tijd vooraf het lichaam bekeken te hebben om de verwondingen en de staat van het lichaam aan de familie te kunnen meegeven en hen hierop voor te bereiden. De nabestaanden moeten voldoende tijd krijgen om het lichaam te begroeten. Ook dient er achteraf voldoende aandacht te worden besteed aan een nagesprek met de contactpersoon, waarbij zij nog bijkomende informatie kunnen krijgen en vragen kunnen stellen. (Draaiboek slachtofferonthaal, p51)

 

In het Draaiboek voor slachtofferonthaal staat vermeldt dat dit een taak is van de justitieassistent slachtofferonthaal. Uit de praktijk is gebleken dat dit in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk door de dienst slachtofferbejegening van de betreffende politiezone verzorgd wordt.

 

4.2.3 Het recht op het krijgen van informatie.

 

Mede dankzij de dienst slachtofferonthaal kunnen slachtoffers een antwoord krijgen op hun vele vragen. Zo kunnen zij uitleg vragen rond de procedure naargelang het een opsporingsonderzoek, of een gerechtelijk onderzoek is. Zij kunnen ingelicht worden over hun rechten als slachtoffer, over hun mogelijkheden en bijdragen in het verloop van het onderzoek.

 

4.2.4 De hoedanigheid van benadeelde persoon.

 

Dit statuut kan zowel tijdens een opsporingsonderzoek als een gerechtelijk onderzoek verkregen worden en dit op het secretariaat van het Openbaar Ministerie die zich in het Justitiepaleis bevindt. Het personeel vult er een document in, door het slachtoffer of de nabestaande ondertekend, waarin vermeld staat welke schade men heeft geleden. Hierdoor krijgt het slachtoffer een aantal rechten:

- De benadeelde persoon kan ieder document, dat hij nuttig acht voor het onderzoek, aan het dossier laten toevoegen;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van een klassering zonder gevolg en de reden daarvan;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van het instellen van een gerechtelijk onderzoek;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van de bepaling van een rechtsdag.

De benadeelde persoon heeft echter geen recht tot inzage van het dossier en hij heeft ook geen recht om aanvullende opsporingshandelingen te laten verrichten. (Draaiboek slachtofferonthaal, p39-40)

 

4.2.5 De burgerlijke partijstelling.

 

Men kan zich op twee verschillende wijzen burgerlijke partij stellen, namelijk tijdens het gerechtelijk onderzoek en na het gerechtelijk onderzoek.

 

Tijdens het onderzoek kan men zich in eigen persoon of via een advocaat burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter. Hierdoor krijgt men een aantal rechten.

1.Inzage van het dossier tijdens het gerechtelijk onderzoek. Dit kan via het indienen van een verzoekschrift op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, ten vroegste één maand na de burgerlijke partij stelling. (Draaiboek slachtofferonthaal, p49)

2.Bijkomende onderzoekshandelingen. Men dient hiervoor een verzoekschrift in te dienen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, die de reden voor de onderzoekshandelingen vermeldt en men moet nauwkeurig beschrijven welke onderzoekshandelingen men vraagt. (Draaiboek slachtofferonthaal, p49)

3.Verzoekschrift langdurig onderzoek. De burgerlijke partij kan de zaak aanhangig maken bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling, indien het gerechtelijk onderzoek na één jaar nog niet afgerond is. Men dient hiervoor een verzoekschrift in te dienen op de griffie van het Hof van Beroep, die de reden voor de onderzoekshandelingen vermeldt. (Draaiboek slachtofferonthaal, p50)

 

Na het onderzoek kan men zich burgerlijk partij stellen op de raadkamer. De slachtoffers worden verwittigd van de datum van de rechtsdag. Op de raadkamer wordt beslist welk gevolg er aan het onderzoek gegeven zal worden. Bijvoorbeeld een buiten vervolging stelling (dit is vergelijkbaar met een klassering zonder gevolg bij een opsporingsonderzoek), een internering of een verwijzing naar een rechtbank, bijvoorbeeld de correctionele rechtbank. Hier kan men zich als slachtoffer burgerlijke partij stellen met het oog op de inzage van het dossier of een vraag tot bijkomende onderzoekshandelingen.

 

Ook kan men zich burgerlijke partij stellen op de rechtszitting ten behoeve van de schadevergoeding. De burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter of de voorzitter van de raadkamer volstaat niet om de schadevergoeding in te dienen. Een uitzondering hiervoor is wanneer de raadkamer een eindbeslissing neemt, bijvoorbeeld een internering. Dan kan men wel een schadevergoeding indienen op de raadkamer.

 

4.2.6 Opheffen van een inbeslagname.

 

Voor eenieder die kan bewijzen dat de in beslag genomen goederen zijn eigendom zijn en dat hij schade lijdt onder de inbeslagname. Ook deze procedure verloopt via een verzoekschrift. Maar men hoeft geen benadeelde persoon te zijn, nog burgerlijke partij.

 

 

4.3 Besluit.

 

De Wet-Franchimont herformuleerde het opsporingsonderzoek en het gerechtelijke onderzoek. Daarbij was er aandacht voor de rechtspositie van slachtoffers van misdrijven of nabestaanden. Ieder persoon die verhoord wordt, heeft recht op een kosteloze kopie van zijn proces-verbaal. Nabestaanden hebben het recht om op een waardige manier afscheid te nemen van de overleden persoon. Slachtoffers moeten voldoende informatie krijgen over de procedure en zij beschikken over de mogelijkheid om zich te laten registreren als benadeelde persoon of zich burgerlijke partij te stellen. De praktische uitvoering van deze rechten in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk wordt uitgelegd in de volgende twee hoofdstukken.

 

 

5 Het opsporingsonderzoek.

 

Tijdens de uiteenzetting van de Wet-Franchimont in hoofdstuk vier hebben we vermeld dat de uitleg over het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek in de desbetreffende hoofdstukken zou plaatsvinden. In dit hoofdstuk volgt dus de uitleg over het opsporingsonderzoek en de toepassing ervan in de praktijk. Eerst volgt een stukje theorie over de procedure van het opsporingsonderzoek. Daarna bekijken we hoe de Wet-Franchimont zich in de praktijk manifesteert.

 

 

5.1 De procedure.

 

5.1.1 Schema van de procedure.

 

 

5.1.2 De definitie van het opsporingsonderzoek.

 

Volgens artikel 28bis §1 van de Wet-Franchimont is het Opsporingsonderzoek het geheel van de handelingen die ertoe strekken de misdrijven, de daders en de bewijzen ervan op te sporen en de gegevens te verzamelen die bruikbaar zijn voor de uitoefening van de strafvordering. (Boonen e.a., 2002, p534)

 

Dit proces gebeurt onder leiding van de bevoegde Procureur des Konings. Het betreft hier natuurlijk een Substituut Procureur des Konings, ook simpelweg Procureur of parketmagistraat genoemd, daar hij behoort tot de staande magistratuur.

 

Het opsporingsonderzoek houdt geen enkele dwangmaatregel in, noch een schending van individuele rechten en vrijheden. De Procureur mag bijvoorbeeld een verdachte niet langdurig aanhouden, hij mag geen huiszoeking bevelen of goederen in beslag nemen. Op dit principe bestaan een aantal wettelijke uitzonderingen zoals de betrapping op heterdaad, de arrestatie en het mini-onderzoek (zie verder). (W. 12.03.1998)

 

5.1.3 Het Proces-verbaal.

 

Zoals men in het schema reeds merkt, start de procedure met een klacht, een aangifte of een vaststelling bij de politiediensten. Die worden doorgestuurd naar het parket onder de vorm van een proces-verbaal en worden toegewezen aan een Procureur. Dit is ofwel de Procureur die op die bepaalde dag van dienst is, ofwel de Procureur des Konings die bevoegd is voor de welbepaalde materie. In het gerechtelijk arrondissement Kortrijk zijn bijvoorbeeld twee parketmagistraten bevoegd voor alle zedenfeiten en zijn twee andere parketmagistraten bevoegd voor de zware criminaliteit.

 

5.1.4 Op het niveau van het parket.

 

Wanneer de bevoegde parketmagistraat op de hoogte werd gesteld van de feiten start het onderzoek op het niveau van het parket. De Procureur heeft de leiding en het gezag over het opsporingsonderzoek.

 

De parketmagistraat geeft opdrachten aan de politiediensten en andere instellingen. Zo probeert hij zoveel mogelijk informatie te verzamelen om uiteindelijk een beslissing bij het dossier te kunnen nemen. (Draaiboek slachtofferonthaal, p37)

De Procureur des Konings heeft als taak bij het openbaar ministerie om misdrijven op te sporen, daders te vervolgen, straffen te vorderen en straffen uit te voeren.

 

De Procureur beschikt over het opportuniteitsbeginsel. Dit betekent dat wanneer een vervolging geen bijdrage kan leveren voor het algemeen belang, de Procureur kan beslissen om niet te vervolgen (zie bijvoorbeeld 5.1.5.1 seponeren). (Boonen e.a., 2002, p531-532)

Daarnaast heeft de Procureur (volgens artikel 28 ter §1) een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht. De opsporingsplicht betekent dat het parket verplicht is een opsporingsonderzoek in te stellen wanneer men vermoed dat een misdrijf is gepleegd. Het opsporingsrecht betekent dat het parket op eigen initiatief mag optreden, zelfs wanneer er geen sprake is van een klacht of een aangifte. (W. 12.03.1998)

 

Op het schema kan je zien dat er ook melding wordt gemaakt van het gerechtelijk onderzoek. De Procureur kan of moet een onderzoeksrechter vorderen wanneer de zaak te ingewikkeld of te delicaat is, of wanneer er specifieke onderzoeksverrichtingen noodzakelijk zijn. (Boonen e.a., 2002, p 535)

Zie hoofdstuk zes voor meer informatie over het gerechtelijk onderzoek.

 

Het opsporingsonderzoek houdt dus geen dwangmaatregel in, noch een schending van individuele rechten en vrijheden, behalve enkele wettelijke uitzonderingen. Deze zijn de betrapping op heterdaad, de arrestatie en het mini-onderzoek. Ik ga enkel verder in op het mini-onderzoek, omdat dit het meest voorkomt.

 

Het mini-onderzoek betreft het vorderen van een onderzoeksrechter om bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. Daarna kan de onderzoeksrechter beslissen om het volledige onderzoek zelf voort te zetten. (W. 12.03.1998)

Voorbeeld:

Tijdens een opsporingsonderzoek van een overlijden, blijken er verdachte omstandigheden te zijn. De Procureur kan in dit geval de onderzoeksrechter vorderen om een inwendige lijkschouwing, ook wel autopsie genoemd, te laten uitvoeren. Na de uitvoering van dit mini-onderzoek kan de onderzoeksrechter beslissen of hij het dossier terug naar de Procureur stuurt, of hij het onderzoek zelf verder zet.

 

5.1.5 De mogelijkheden van de Procureur des Konings na afronding van het onderzoek.

 

Na de afronding van het onderzoek kan de Procureur één van de volgende beslissingen nemen.

 

5.1.5.1 Seponeren.

Seponeren of het klasseren zonder gevolg betekent dat er op strafrechtelijk vlak niets meer gebeurt. Dit is een voorlopige beslissing. Bij nieuwe aanwijzingen kan het dossier heropend worden. (Draaiboek slachtofferonthaal, p37)

De motivering tot seponeren kan van velerlei aard zijn (zie bijlage vier). Enkele veel voorkomende voorbeelden zijn:

- Onvoldoende bewijzen;

- Geen misdrijf, bijvoorbeeld bij de afronding van een onderzoek naar een zelfdoding;

- Onbekende dader;

- Overlijden dader, bijvoorbeeld bij een dodelijk verkeersongeval.

 

5.1.5.2 Minnelijke schikking.

De strafvordering vervalt tegen betaling van een geldsom door de dader aan het slachtoffer. De dader moet in een geschrift zijn burgerlijke aansprakelijkheid erkend hebben. Dit model geldt, volgens de Wet van 28 juni 1984, voor alle misdrijven die maximaal bestraft worden met een gevangenisstraf tot vijf jaar. (Boonen e.a., 2002, p532-533)

 

5.1.5.3 Bemiddeling in strafzaken.

In eerste instantie wordt er bemiddeld tussen de dader en het slachtoffer. Maar hier bestaat ook de mogelijkheid om aan de dader een vorm van therapie of een gemeenschapsdienst voor te stellen. (Boonen e.a., 2002, p533)

Voor meer informatie hieromtrent, zie hoofdstuk twee: 2.1.1 Bemiddeling in strafzaken.

 

5.1.5.4 Vervolgen.

De verdachte verschijnt voor een rechtbank. Naargelang de aard van het misdrijf beslist de Procureur des Konings welke rechtbank bevoegd is. Respectievelijk is dit de Jeugdrechtbank, de Politierechtbank of de Correctionele rechtbank.

 

De Jeugdrechtbank is bevoegd om maatregelen te nemen ten aanzien van minderjarigen die ofwel een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, ofwel in een problematische opvoedingssituatie verkeren. (Boonen e.a., 2002, p641)

De Politierechtbank is bevoegd voor alle misdrijven in verband met de Wegcode en alle verkeersongevallen. (Boonen e.a., 2002, p640)

De Correctionele rechtbank is een rechtbank van eerste aanleg. Ze is belast met het oordelen in strafzaken met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en alle beroepsbehandelingen van de Politierechtbank. (Boonen e.a., 2002, p642)

 

 

5.2 Toepassing op de Wet-Franchimont.

 

We hebben dus eerst een brok theorie gezien over de procedure van het opsporingsonderzoek. Hier wordt aangegeven wat de Wet-Franchimont voorziet voor het slachtoffer tijdens het opsporingsonderzoek. Ook worden er enkele bedenkingen bij aangebracht.

 

5.2.1 Een eerste stap: Onthaal en Informatie.

 

In hoofdstuk twee (2.2.3.2 De opdrachten van de dienst.) heb ik de betekenis van de ‘out-reach’ verduidelijkt. Het betekent namelijk dat de justitieassistent elke dag langs gaat bij de Procureur die de dag ervoor van dienst was. De Procureur geeft de zaken door die tot de verplichte categorieën horen. In de volgende paragrafen ga ik dieper in op deze functie.

 

De justitieassistent stuurt een brief naar de slachtoffers, het zogenaamde hulpaanbod (zie bijlage twee), waarin kort de dienst slachtofferonthaal en de dienst slachtofferhulp van het centrum voor algemeen welzijnswerk wordt voorgesteld. De slachtoffers worden uitgenodigd om de dienst slachtofferonthaal te contacteren indien zij daar behoefte aan hebben. Deze uitnodiging is dus volledig vrijblijvend.

 

Wanneer het slachtoffer niet reageert op het hulpaanbod, betekent dit concreet dat de justitieassistent slachtofferonthaal geen verder contact met het slachtoffer opneemt tot aan de volgende stap van het onderzoek. Dit kan bijvoorbeeld een seponering of een verwijzing naar een rechtbank zijn. Soms zijn er mensen die de dienst zelf contacteren alvorens er een hulpaanbod vanuit slachtofferonthaal verstuurd werd. Misschien omdat ze reeds op de hoogte zijn over het bestaan van de dienst, of wanneer ze geïnformeerd werden door de politie of een andere instelling.

 

Wanneer de cliënt reageert op het hulpaanbod, nodigt de justitieassistent de cliënt uit om op gesprek te komen. Zo krijgt het slachtoffer de ruimte om zijn bezorgdheden en verwachtingen aan de justitieassistent mee te delen. De justitieassistent neemt de tijd om naar de cliënt te luisteren, de procedure uit te leggen en indien mogelijk zijn vragen te beantwoorden. Ook kan de justitieassistent hier al aangeven wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn van het onderzoek en wat de dienst slachtofferonthaal voor de cliënt kan doen.

 

Tijdens dit eerste gesprek is de justitieassistent ook alert voor de eventuele nood aan gespecialiseerde hulpverlening. De dienst slachtofferonthaal heeft geen bevoegdheid voor het geven van hulpverlening. Daarom hebben de justitieassistenten een belangrijke verwijsfunctie. De justitieassistent kan bijvoorbeeld verwijzen naar de dienst slachtofferhulp van het Centrum Algemeen Welzijnswerk. Er wordt aan het slachtoffer uitleg gegeven over de werking van de dienst en hoe men in contact kan komen met een medewerker. Hier kan de justitieassistent ook zelf het eerste contact leggen om de drempel te verlagen voor het slachtoffer.

 

5.2.2 Tijdens het opsporingsonderzoek.

 

5.2.2.1 Informatie.

“Slachtoffers van misdrijven en hun verwanten dienen zorgvuldig en correct te worden bejegend, in het bijzonder door terbeschikkingstelling van de nodige informatie en, in voorkomend geval, het bewerkstelligen van contact met gespecialiseerde diensten en met name de justitie-assistenten.” (W. 12.03.1998)

 

Er werd dus een algemene plicht tot aandacht en ondersteuning aan slachtoffers van misdrijven ingevoerd. Maar de wet zegt niets over de concrete werking van deze opdracht. Wel kan men concluderen dat de opdracht tweevoudig is. Enerzijds wordt een informatieopdracht ingesteld, bijvoorbeeld informatie over het verder verloop van het onderzoek en de mogelijke gevolgen ervan. Anderzijds wordt benadrukt dat de justitieassistenten een belangrijke verwijsfunctie hebben naar andere gespecialiseerde diensten. Het begrip justitieassistent dient volgens de wet ruim bekeken te worden. Het betreft niet enkel de justitieassistenten slachtofferonthaal, maar ook de andere justitieassistenten binnen het justitiehuis. (Hutsebaut, p12)

 

Over de verwijsfunctie van de dienst slachtofferonthaal werd er reeds in hoofdstuk twee (2.2.3.2 De opdrachten van de dienst.) een ruime uitleg gegeven. De informatieopdracht zal ik hieronder meer verduidelijken.

 

Er werd reeds eerder vermeld (5.2.1 Een eerste stap: Onthaal en Informatie) dat in de beginfase van het onderzoek er een uitleg wordt gegeven over de procedure van het opsporingsonderzoek en de mogelijke gevolgen en verwachtingen. Welnu, tijdens het onderzoek kan er ook nog bijkomende informatie gegeven worden over de stand van het onderzoek. In de eerste plaats is het opsporingsonderzoek geheim. Maar de justitieassistent slachtofferonthaal kan, met toestemming van de bevoegde Procureur, meer informatie aan het slachtoffer doorgeven.

Voorbeeld:

Iemand kan niet precies een dader aanduiden en dient klacht in tegen onbekenden. Wanneer de Procureur van mening is dat er voldoende aanwijzingen zijn tegen een bepaald persoon kan de justitieassistent, met toestemming van de Procureur, meedelen aan het slachtoffer dat er een hoofdverdachte is. Zijn of haar identiteit wordt niet meegedeeld om de privacy en het vermoeden van onschuld te bewaren. Maar het kan voor een slachtoffer al een grote geruststelling zijn als men weet dat er iemand verdacht wordt en er dus misschien ook een vervolging zal komen en geen seponering.

Ook kan men bijvoorbeeld meedelen dat het onderzoek bijna afgelopen is en wat het eventuele gevolg ervan zal zijn. Zo kan je de slachtoffers van een onderzoek die op een seponering zal uitdraaien voorbereiden op deze afloop.

 

Over het algemeen kunnen we uit onze stageperiode afleiden dat het contact tussen de justitieassistenten slachtofferonthaal en de Substituten van de Procureur des Konings goed verliep. Het is voor de justitieassistent in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk mogelijk om de bevoegde Procureur van het dossier te contacteren en hen allerlei vragen te stellen. Er is een goede verstandhouding aanwezig waardoor de justitieassistenten veel voor hun slachtoffers kunnen bereiken.

 

5.2.2.2 De hoedanigheid van benadeelde persoon.

Zoals reeds beschreven in hoofdstuk vier (4.2.4 De hoedanigheid van benadeelde persoon) krijgt eenieder, die verklaart schade te hebben geleden veroorzaakt door een misdrijf, dit statuut. Hieraan zijn een aantal rechten gekoppeld die we nog even kort opsommen:

- De benadeelde persoon kan ieder document, dat hij nuttig acht voor het onderzoek, aan het dossier laten toevoegen;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van een klassering zonder gevolg en de reden daarvan;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van het instellen van een gerechtelijk onderzoek;

- De benadeelde persoon wordt op de hoogte gesteld van de bepaling van een rechtsdag.

(Draaiboek slachtofferonthaal, p39-40)

 

Dit zijn zowat de enige rechten die een slachtoffer bij wet kan bekomen in een opsporingsonderzoek. Het slachtoffer kan zich hier pas burgerlijke partij stellen vanaf het ogenblik dat de zaak voor de rechtbank komt en dit enkel in hoofde van de schadevergoeding. Het slachtoffer heeft geen recht tot dossierinzage tijdens het onderzoek, in tegenstelling tot het gerechtelijk onderzoek (zie hoofdstuk zes voor meer informatie hieromtrent). Het slachtoffer dient hier dus af te wachten tot het onderzoek afgerond is. Dit kan dikwijls een hele poos duren.

 

5.2.2.3 Enkele praktijkvoorbeelden.

Hierna geven we twee voorbeelden uit de praktijkervaring van de stage. De namen en de situaties zijn veranderd om de privacy van deze mensen te bewaren.

Een zelfdoding.

Thomas, een jongen van 23, pleegt zelfmoord. Hij verhangt zich met zijn lakens aan de balken van de zolder. Zijn lichaam wordt gevonden door zijn vader die onmiddellijk de hulpdiensten opbelt…

 

De politie komt ter plaatse en licht het parket in van de situatie. Het parket stelt altijd een onderzoek in om zekerheid te kunnen bieden dat het effectief om een zelfdoding gaat. De volledige woning wordt tijdelijk in beslag genomen. Maar ook het lichaam van de overledene, de afscheidsbrief, zijn kledij,… worden in beslag genomen. De onmiddellijke omgeving wordt verhoord en de ouders worden opgevangen door de dienst slachtofferbejegening van de politie.

 

Door het out-reach systeem zijn we op de dienst slachtofferonthaal op de hoogte van het gebeurde. Na ongeveer twee weken sturen we een hulpaanbod (zie bijlage vijf) naar de ouders van de overleden jongeman. In het gerechtelijk arrondissement Kortrijk wachten de justitieassistenten slachtofferonthaal bij een overlijden ongeveer twee weken met het versturen van het hulpaanbod. Uit hun ervaring bleek dat er meer reactie komt op brieven die niet onmiddellijk na de feiten verstuurd worden. In die eerste twee weken hebben de nabestaanden nog veel aan hun hoofd. Ze moeten een begrafenis regelen en hebben nog een hele hoop ander administratief werk. Er komen nog veel mensen over de vloer om een handje toe te steken of wat te praten. Maar na twee à drie weken verloopt alles wat kalmer en staan de nabestaanden meer open voor een hulpaanbod.

 

De moeder belt ons op. We leggen haar kort uit wat de dienst slachtofferonthaal kan doen. Ze zou graag eens naar de dienst komen om wat meer uitleg.

Wanneer mevrouw bij ons op het bureel komt, heeft ze heel wat vragen. We leggen haar de procedure uit. We vertellen haar ook dat ze zich kan laten registreren als benadeelde persoon en wat haar rechten daarbij zijn. Als we haar uitleggen dat de dienst slachtofferonthaal het dossier zal opvolgen en haar verwittigen bij de klassering zonder gevolg, wenst ze van de hoedanigheid van benadeelde persoon geen gebruik te maken.

Ze vertelt ons dat ze weet dat er een afscheidsbrief gevonden is van Thomas en dat die in beslag werd genomen. Ze zou die graag zo snel mogelijk terug hebben. Ze vertelt ons ook dat zij en haar man de brief niet hebben gelezen en dus niet weten wat Thomas geschreven heeft. We beloven haar na te gaan wat we kunnen doen en haar zo snel mogelijk op te bellen wanneer we meer nieuws hebben.

 

We kunnen wel aannemen dat een afscheidsbrief een belangrijk bewijsstuk is bij een zelfdoding, maar we vinden het een nog veel belangrijker symbool voor de nabestaanden. De brief is aan hen gericht en behoort hen toe.

 

We vragen het dossier op en zien dat er inderdaad een afscheidsbrief in beslag werd genomen. Daarna contacteren we de bevoegde parketmagistraat. We vertellen hem over de moeder van het overleden slachtoffer en haar vraag naar de afscheidsbrief. (In principe wordt er gewacht met de teruggave tot bij de afsluiting van het onderzoek, wat bij een zelfdoding een klassering zonder gevolg wordt.) De Procureur beslist om de brief te laten kopiëren, de kopie in het dossier te voegen en het origineel terug te geven aan de nabestaanden via de dienst slachtofferonthaal. We contacteren mevrouw. Ze klinkt heel tevreden…

 

We zijn van mening dat het heel wat administratie gespaard is als men deze procedure in de eerste ogenblikken na de feiten zou toepassen. Zo hoeven de nabestaanden niet zo lang te wachten op deze brief.

Een dodelijk verkeersongeval.

Marcel, een gehuwde man en vader van twee kinderen, rijdt van zijn werk naar huis. Het is laat op de avond. Hij komt aan een kruispunt en de lichten staan op groen. Er komt een wagen aangereden van links die met een hoge snelheid door de rode lichten rijdt. Marcel is op slag dood…

 

Iemand uit de omgeving belt de hulpdiensten. De politie komt ter plaatse en maakt de vaststellingen op. Ze brengen het parket op de hoogte en krijgen een aantal opdrachten. De onmiddellijk omgeving wordt afgezet en het lichaam en de twee wagens worden in beslag genomen.

 

Opnieuw is de dienst slachtofferonthaal op de hoogte van het ongeval door de out-reach. Aangezien dit tevens een overlijden van het slachtoffer betreft, versturen we het hulpaanbod pas na ongeveer twee weken.

 

De echtgenote contacteert ons. We vertellen haar wat slachtofferonthaal voor haar kan doen en we leggen kort de procedure uit.

De Procureur heeft een verkeersdeskundige en een wetsdokter aangesteld. Alhoewel de situatie heel duidelijk was dient er toch een deskundigheidsonderzoek ingesteld te worden. Het kan echter maanden duren eer het deskundigheidsverslag binnen is op het parket. Het is goed mogelijk dat mevrouw een jaar moet wachten om definitief uitsluitsel te kennen van het onderzoek. En dan is er nog het proces voor de Politierechtbank. Bijkomend wil de verzekering pas uitbetalen als ze de uitkomst van het onderzoek kennen. Dit geeft voor de nabestaanden een extra financiële dobber.

 

Het onderzoek van de wetsdokter betreft enkel een uitwendige lijkschouwing. Dit verslag is vroeger binnen dan het verslag van de verkeersdeskundige. Door de hoedanigheid van benadeelde persoon heeft een slachtoffer of een nabestaande geen recht tot inzage van het dossier tijdens het opsporingsonderzoek. Er zit misschien nog niet veel in het dossier, maar ook deze weinige informatie kan voor een nabestaande al van groot belang zijn. Uit onze stage-ervaring blijkt dat veel nabestaanden de nood hebben om het dossier in te kijken als een belangrijk deel van hun verwerkingsproces.

 

5.2.3 De afronding van het onderzoek.

 

5.2.3.1 Een klassering zonder gevolg.

Een klassering zonder gevolg of een seponering betekent dat er op gerechtelijk vlak niets meer gebeurt. Het dossier wordt afgesloten. Wel kan het onderzoek hervat worden bij nieuwe aanwijzingen. (Draaiboek slachtofferonthaal, p37)

 

Wanneer iemand het statuut van benadeelde persoon heeft verkregen, zal hij van het parket schriftelijk vernemen dat het dossier geklasseerd werd en wat de reden hiertoe was. Daarnaast moet de dienst slachtofferonthaal in principe telkens op de hoogte gesteld worden bij een seponering van een dossier dat tot de verplichte categorieën hoort (zie hoofdstuk twee: 2.2.3.2 De opdracht van de dienst.). Er wordt dan door de justitieassistent ook een brief gestuurd met vermelding van de seponering en de reden daartoe. Dit is geen dubbel werk. Bijkomend nodigt de justitieassistent slachtofferonthaal in haar brief het slachtoffer uit voor een dossierinzage en/of de teruggave van de overtuigingsstukken, indien zij dit wensen.

 

Het slachtoffer of de nabestaande kan pas in deze fase het dossier inzien. Het is ook geen evidentie. Er moet steeds toestemming gevraagd worden aan de Procureur of het slachtoffer het dossier mag inkijken en/of de in beslag genomen stukken mogen terug gegeven worden.

Er wordt naar onze ervaring telkens toestemming gegeven. Maar waarom kan dit niet automatisch gebeuren?

Wanneer de bevoegde parketmagistraat een dossier klasseert zonder gevolg, vermeldt hij of zij dit op de kaft van het dossier. Als het slachtoffer of de nabestaande inzage wenst, moet dit door de Procureur ook op die kaft geschreven worden. Het zou lijkt ons eenvoudiger als de seponering op zich al kon betekenen dat het slachtoffer of zijn nabestaanden inzage en teruggave kunnen krijgen. En dit idem voor de kopiename van het dossier. Ook dit moet door de Procureur expliciet op de kaft neergeschreven worden. Bijkomend moet het slachtoffer hiervoor ook betalen. Zou het niet wenselijk zijn dat het slachtoffer of de nabestaande een gratis kopie van het dossier kan krijgen.

 

5.2.3.2 Een verwijzing naar een rechtbank.

Wanneer de Procureur beslist om over te gaan tot een vervolging, in een dossier dat tot de verplichte categorieën hoort, moet de dienst slachtofferonthaal hiervan op de hoogte gesteld worden. Hier worden alle slachtoffers uit het dossier schriftelijk door het parket op de hoogte gesteld.

 

De justitieassistent slachtofferonthaal stuurt een brief (zie bijlage zes) naar het slachtoffer met de nodige gegevens van de rechtszitting en informatie over de bijstand die slachtofferonthaal kan geven tijdens de zitting. Ook nodigt de justitieassistent de cliënt uit om op gesprek te komen. De justitieassistent kan dan uitleg geven rond het verloop van de zitting en bijvoorbeeld eens met de cliënt naar de zittingszaal gaan of eens een andere zitting bijwonen. Zo kan het slachtoffer zien waar de dader zal zitten en kunnen er op voorhand enkele afspraken gemaakt worden met de justitieassistent. Ze kunnen bijvoorbeeld een signaal afspreken om de zaal te verlaten wanneer het even te veel wordt, ze kunnen afspreken waar ze gaan zitten.

 

Eerder in dit hoofdstuk (5.2.2.2 De hoedanigheid van benadeelde persoon) heb ik al aangegeven dat men zich, tijdens het opsporingsonderzoek, pas burgerlijke partij kan stellen op de rechtszitting (zie bijlage zeven). Deze burgerlijke partijstelling heeft als enig gevolg het recht op het indienen van een schadevergoeding. Hierbij kan de justitieassistent uitleg en bijstand geven.

 

 

5.3 Besluit.

 

In dit hoofdstuk bekeken we de wettelijke procedure van het opsporingsonderzoek en het effect daarvan op het terrein. We zagen hier dat een slachtoffer geen dossierinzage kan verkrijgen tijdens het onderzoek. Ook de teruggave van een afscheidsbrief bij een zelfdoding gebeurt in principe pas na afronding van het onderzoek. Zelfs wanneer een dossier zonder gevolg geklasseerd wordt, krijgt het slachtoffer niet automatisch toestemming tot dossierinzage of teruggave van in beslag genomen goederen. Wel kan hierbij gezegd worden dat er in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk reeds veel kan bekomen worden door een goede samenwerking met de parketmagistraten.

 

 

6. Het gerechtelijk onderzoek.

 

Zoals we in hoofdstuk vijf de procedure van het opsporingsonderzoek hebben bekeken, concentreren we ons hier op het gerechtelijk onderzoek. Men zou het gerechtelijk onderzoek kunnen bekijken als een uitgebreidere onderzoeksvorm dan het opsporingsonderzoek. Ze hebben enkele stappen met elkaar gemeen, maar naarmate de procedure vordert ontstaan er enkele grote verschillen. De structuur van dit hoofdstuk is gelijkaardig met dat van het vorige. Eerst bekijken we de theorie, daarna gaan we kijken hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Natuurlijk staat de Wet-Franchimont hierin centraal.

 

 

6.1 De procedure.

 

6.1.1 Schema van de procedure.

 

 

6.1.2 De definitie van het gerechtelijk onderzoek.

 

Het nieuwe artikel 55 van het Wetboek van Strafvorderingen geeft een nieuwe definitie van het gerechtelijk onderzoek: “Het geheel van de handelingen die ertoe strekken de daders van misdrijven op te sporen, de bewijzen te verzamelen en de maatregelen te nemen die rechtscolleges in staat moeten stellen met kennis van zaken uitspraak te doen.” (W. 12.03.1998)

 

Het gerechtelijk onderzoek staat onder leiding van een onderzoeksrechter. Hij is een onafhankelijke magistraat, neutraal en onpartijdig.

Na afronding van het onderzoek heeft hij geen beslissingsrecht over de richting van het dossier zoals de Procureur wel heeft bij het opsporingsonderzoek.

 

6.1.3 Op het niveau van het parket.

 

Zoals men in hoofdstuk vijf reeds kon vernemen, komt de klacht, de aangifte, of de vaststelling via een proces-verbaal op het parket terecht. En wanneer de Procureur des Konings van mening is dat de zaak te ingewikkeld of te delicaat is, kan of moet hij een onderzoeksrechter vorderen. (Boonen e.a., 2002, p 535)

 

Het onderzoeksrecht en de onderzoeksplicht van de Procureur des Konings vervallen bij het opstarten van een gerechtelijk onderzoek. Maar de Procureur des Konings kan steeds inzage in het dossier bekomen. (W. 12.03.1998)

 

De Procureur des Konings heeft na de voltooiing van het onderzoek opnieuw een specifieke taak. Maar daar gaan we later (6.1.4.3 De voltooiing van het onderzoek) verder op in.

 

6.1.4 Het gerechtelijk onderzoek.

 

6.1.4.1 Wie is de onderzoeksrechter.

De onderzoeksrechter is een rechter bij de correctionele rechtbank. Hij is niet onderworpen aan het opsporingsrecht en de opsporingsplicht zoals de Procureur des Konings. De onderzoeksrechter kan enkel gevat worden door vorderingen van het openbaar ministerie of door een klacht met burgerlijke partijstelling.

Als slachtoffer kan men zelf een gerechtelijk onderzoek openen door de klacht met burgerlijke partijstelling. De burgerlijke partij of zijn advocaat moeten voor de onderzoeksrechter verschijnen die de burgerlijke partij stelling zal acteren. De onderzoeksrechter is hier immers verplicht te onderzoeken. Uiteraard dient de burgerlijke partij een waarborg te betalen, om misbruik tegen te gaan. (Boonen e.a., 2002, p 542)

 

6.1.4.2 Het onderzoek.

Terwijl het opsporingsonderzoek geen enkele dwangmaatregel inhoudt, is dit bij het gerechtelijk onderzoek wel zo.

- De onderzoeksrechter kan een aanhoudingsbevel uitschrijven. Dit betekent dat een verdachte voor maximum vijf dagen in voorlopige hechtenis kan blijven. (Boonen e.a., 2002, p536)

Indien tijdens die vijf dagen blijkt dat de verdachte onschuldig is of de aanhouding niet meer opportuun is voor het onderzoek, kan de onderzoeksrechter hem vrijlaten.

Voor meer informatie hierover verwijs ik naar 6.1.5.4 De voorlopige hechtenis.

- Enkel de onderzoeksrechter kan een bevel uitschrijven tot huiszoeking. Tegenwoordig wordt echter steeds meer gebruik gemaakt van de huiszoeking met toestemming. (Boonen, 2002, p536)

- Het aanstellen van een wetsdokter om een inwendige lijkschouwing uit te voeren, is ook een exclusieve bevoegdheid van de onderzoeksrechter. (Boonen, 2002, p537)

 

6.1.4.3 De voltooiing van het onderzoek.

Nadat de onderzoeksrechter meent het onderzoek voltooid te hebben, stuurt hij het dossier naar de bevoegde parketmagistraat. Die vordert ofwel bijkomende onderzoeksdaden, ofwel stelt hij zijn eindvordering op. (Draaiboek slachtofferonthaal, p46)

Die eindvordering is ofwel een gefundeerde beschuldiging, waarin het openbaar ministerie een bestraffing eist, ofwel juist geen beschuldiging wanneer het een buiten vervolging stelling betreft. (Draaiboek slachtofferonthaal, p118)

 

De eindvordering wordt dan samen met het dossier naar de raadkamer gestuurd die beslist over de richting ervan.

 

6.1.5 De raadkamer.

 

De raadkamer is een onafhankelijke rechtsmacht bij de rechtbank van eerste aanleg. Ze vergadert op elke dinsdag- en vrijdagvoormiddag, en dit met gesloten deuren. Dit betekent dat enkel de verdachte, de burgerlijke partij en de advocaten aanwezig mogen zijn.

Hier kunnen slachtoffers zich burgerlijke partij stellen, indien dit nog niet gebeurd zou zijn tijdens het onderzoek. De burgerlijke partij kan inzage vragen van het dossier en eventueel bijkomende onderzoekshandelingen vragen. Indien men echter ook een schadevergoeding wenst in te dienen, is het vereist om zich op de rechtszitting opnieuw burgerlijke partij te stellen.

 

De raadkamer doet in principe geen uitspraken ten gronde. Dit betekent dat ze niet beslist over schuld en onschuld en dus ook geen straf oplegt.

 

De raadkamer kan aan de hand van het dossier één van de volgende beslissingen nemen: een buiten vervolgingstelling, een internering of een verwijzing naar een rechtbank. Ze heeft hierin het beslissingsrecht maar uit de praktijk blijkt dat in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk de raadkamer dikwijls de eindvordering van de Procureur opvolgt.

 

Daarnaast heeft de raadkamer een belangrijke functie in het kader van de voorlopige hechtenis. Die bespreek ik in 6.1.5.4 De voorlopige hechtenis.

 

6.1.5.1 Een buiten vervolgingstelling.

Er wordt beslist om niet te vervolgen. Net zoals een klassering zonder gevolg bij een opsporingsonderzoek is het mogelijk het dossier te heropenen bij nieuwe aanwijzingen. De redenen voor een buitenvervolgingstelling zijn van gelijke aard als bij een beslissing tot seponeren: onbekende dader, onvoldoende bewijzen, geen misdrijf, overlijden van de dader enzovoort (zie bijlage vier).

 

6.1.5.2 Een internering.

Wanneer de raadkamer de verdachte niet toerekeningsvatbaar verklaart op het ogenblik van de feiten en op het moment van de uitspraak, wordt er geen vervolging ingesteld. Er wordt geen straf opgelegd maar een beveiligingsmaatregel, namelijk een internering. (Boonen e.a., 2002, p547)

 

De beslissing tot internering is een uitspraak ten gronde. Hier beslist de raadkamer bij uitzondering dus wel over schuld en onschuld. En dit heeft als gevolg dat de raadkamer met open deuren moet vergaderen. Het betreft hier dus een openbare zitting.

 

Na de uitspraak tot internering dient de dader voor de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij te verschijnen. Die bestaat uit een magistraat-voorzitter, een advocaat en een geneesheer. De Commissie beslist over de inrichting, de vrijlating en de eventuele vrijheid op proef (zie ook hoofdstuk twee: 2.1.3 Penitentiaire dienst). De duur van de internering is onbepaald. (Boonen e.a., p2002, p548)

 

6.1.5.3 Een verwijzing.

De verwijzing kan gebeuren naar drie soorten rechtbanken, afhankelijk van het soort misdrijf. Respectievelijk is dit de Correctionele rechtbank, de Politierechtbank of via de Kamer van Inbeschuldigingstelling naar het Hof van Assisen.

De verwijzing naar het Hof van Assisen kan niet via de raadkamer gebeuren. De raadkamer verwijst het dossier naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling, die het dossier doorverwijst naar het Hof van Assisen. Het Hof van Assisen is geen permanente rechtbank. Ze wordt samengesteld telkens de Kamer van Inbeschuldigingstelling een zaak doorverwijst. Bij het Hof van Assisen is het de volksjury die de beslissing neemt en niet de voorzitter van de rechtbank.

 

6.1.5.4 De voorlopige hechtenis.

Iedereen die van een misdrijf wordt verdacht kan voor een tijd die nodig is en maximaal voor vierentwintig uur worden vastgehouden. Deze beslissing kan enkel worden genomen door de Procureur des Konings, met uitzondering van de betrapping op heterdaad. Wanneer men de verdachte langer dan vierentwintig uur wil vasthouden, is er een aanhoudingsbevel van de onderzoeksrechter nodig. De onderzoeksrechter moet de verdachte ondervragen binnen die vierentwintig uur, wil hij een aanhoudingsbevel uitschrijven. (Boonen, 2002, p538-539)

 

De aanhouding is enkel mogelijk bij ernstige aanwijzingen van schuld, bij een misdrijf strafbaar met een gevangenisstraf van minstens één jaar en de aanhouding moet noodzakelijk zijn voor de openbare veiligheid. (Draaiboek slachtofferonthaal, p48)

 

Het aanhoudingsbevel is geldig voor maximum vijf dagen. Binnen deze termijn dient de verdachte voor de raadkamer te verschijnen. De raadkamer beslist ook hier niet over schuld of onschuld, maar over de noodzakelijkheid van het voorarrest. Wanneer de voorlopige hechtenis wordt bevestigd, dan gebeurt dit met een gemotiveerde beschikking. Die blijft maximum één maand geldig. Zodoende moet de raadkamer elke maand opnieuw beslissen over de verdere handhaving. (Boonen, 2002, p539-540)

 

De raadkamer heeft ook nog twee andere mogelijkheden, namelijk de volledige vrijheid of de vrijheid onder voorwaarden. In dit geval wordt de verdachte vrij gelaten nadat hem een aantal voorwaarden werden opgelegd. (Boonen, 2002, p540)

 

Enkel tijdens het gerechtelijk onderzoek kan een verdachte in voorlopige hechtenis genomen worden omdat dit een dwangmaatregel inhoudt en dit de exclusieve bevoegdheid van de onderzoeksrechter betreft.

 

 

6.2 Toepassing op de Wet-Franchimont.

 

Na het stuk theorie gaan we opnieuw over tot de praktijk.

 

6.2.1 Een eerste stap: Onthaal en Informatie.

 

Ook van een gerechtelijk onderzoek wordt de dienst slachtofferonthaal op de hoogte gebracht via de out-reach. Opnieuw stuurt de justitieassistent een hulpaanbod naar de slachtoffers of hun nabestaanden. Zie hoofdstuk vijf (5.2.1 Een eerste stap: Onthaal en Informatie) voor meer informatie hierover.

 

Hier wordt de uitleg omtrent de procedure ingewikkelder. Het gerechtelijk onderzoek betreft immers een veel uitgebreider procedure. Het is dus aan te raden om enkel die informatie mee te geven die op dat moment van het onderzoek relevant is. Tevens wordt er uitleg gegeven over de burgerlijke partijstelling in zijn verschillende mogelijkheden en indien de verdachte aangehouden werd, wordt ook de procedure van de voorlopige hechtenis uitgelegd. Hierbij heeft de dienst slachtofferonthaal ook een taak die verder in dit hoofdstuk zal verduidelijkt worden (6.2.2.4 De opdracht in het kader van de voorlopige hechtenis).

 

6.2.2 Tijdens het gerechtelijk onderzoek

 

6.2.2.1 Informatie.

Ook tijdens het gerechtelijk onderzoek geldt de plicht tot aandacht en ondersteuning en dienen de slachtoffers van misdrijven correct bejegend worden. En ook hier kan er informatie gegeven worden over de stand van het onderzoek.

 

Voorbeeld:

Er werd een lichaam gevonden in zeer verdachte omstandigheden. De Procureur beslist om een gerechtelijk onderzoek in te stellen. Er werd een wetsdokter aangesteld om zowel een uitwendige als een inwendige lijkschouwing uit te voeren.

Voor het verwerkingsproces van de nabestaanden is het belangrijk om bijvoorbeeld het tijdstip van overlijden of de precieze doodsoorzaak te kennen. Deze informatie kan men terug vinden in de deskundigheidsverslagen.

De nabestaanden kunnen zich tijdens het onderzoek reeds burgerlijke partij stellen met het oog op dossierinzage. Maar het kan lang duren eer de deskundigheidsverslagen binnen zijn op het parket. Dit wil evenwel niet zeggen dat de onderzoeksrechter niet snel op de hoogte is van de resultaten.

De justitieassistent slachtofferonthaal kan de onderzoeksrechter of zijn griffier contacteren en hen deze belangrijke vraag van de nabestaanden voorleggen. Daarna kan de justitieassistent deze informatie terug doorgeven aan de nabestaanden.

 

6.2.2.2 De hoedanigheid van benadeelde persoon.

Ook tijdens het gerechtelijk onderzoek kan men dit statuut verkrijgen. Het bevat de zelfde rechten zoals beschreven in hoofdstuk vijf (5.2.2.2 De hoedanigheid van benadeelde persoon).

 

6.2.2.3 De burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter.

Tijdens het gerechtelijk onderzoek kan het slachtoffer of de nabestaande zich burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter. Hieraan zijn een aantal rechten gekoppeld die ik nog even herhaal:

Inzage van het dossier tijdens het gerechtelijk onderzoek. Dit kan via het indienen van een verzoekschrift op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, ten vroegste één maand na de burgerlijke partij stelling. (Draaiboek slachtofferonthaal, p49)

Bijkomende onderzoekshandelingen. Men dient hiervoor een verzoekschrift in te dienen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, die de reden voor de onderzoekshandelingen vermeldt en men moet nauwkeurig beschrijven welke onderzoekshandelingen men vraagt. (Draaiboek slachtofferonthaal, p49)

Verzoekschrift langdurig onderzoek. De burgerlijke partij kan de zaak aanhangig maken bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling, indien het gerechtelijk onderzoek na één jaar nog niet afgerond is. Men dient hiervoor een verzoekschrift in te dienen op de griffie van het Hof van Beroep, die de reden voor de onderzoekshandelingen vermeldt. (Draaiboek slachtofferonthaal, p50)

 

De dienst slachtofferonthaal kan bij deze procedure bijstand geven. De justitieassistent kan bijvoorbeeld een afspraak maken voor het slachtoffer of de nabestaande bij de onderzoeksrechter.

 

6.2.2.4 De opdracht in het kader van de voorlopige hechtenis.

De raadkamer komt elke dinsdag- en vrijdagvoormiddag samen. Hun opdracht is enerzijds een afgerond dossier doorverwijzen naar de bevoegde rechtbank, anderzijds heeft ze ook een taak bij de voorlopige hechtenis. De dienst slachtofferonthaal krijgt op de dag ervoor, respectievelijk de maandag en de donderdag, een lijst van alle verdachten die dienen voor te komen. In het gerechtelijk arrondissement Kortrijk maakt de justitieassistent een afspraak met de slachtoffers van wie de verdachte in voorlopige hechtenis is genomen. Enkel wanneer de raadkamer de verdachte vrij laat, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, verwittigt de justitieassistent het slachtoffer.

 

6.2.3 De raadkamer.

Hierbij wordt enkel de taak in verband met de afronding van het dossier besproken. De opdracht van de raadkamer in functie van de voorlopige hechtenis werd reeds in 6.2.2.4 De opdracht van de voorlopige hechtenis, besproken.

 

Wanneer de Procureur de eindvordering heeft opgesteld, wordt er een datum voor de raadkamer vastgelegd. De slachtoffers worden hiervan geïnformeerd door het parket. Ook de dienst slachtofferonthaal wordt op de hoogte gesteld zodat ook de justitieassistent een brief kan schrijven naar de cliënt.

Wanneer het slachtoffer of de nabestaande zich burgerlijke partij wil stellen op de raadkamer, kan de justitieassistent hier uitleg bij geven. In tegenstelling tot de andere stappen in de procedure van het gerechtelijk onderzoek, kan de justitieassistent hier geen bijstand verlenen. De raadkamer vergadert in principe met gesloten deuren en de justitieassistent mag dus niet mee binnen.

Indien men zich geen burgerlijke partij wil stellen is de aanwezigheid op de raadkamer niet vereist. Veel slachtoffers van gewelddelicten haken af bij de burgerlijke partij stelling op de raadkamer. De zittingszaal van de raadkamer is betrekkelijk klein. Er staat één grote tafel. Aan de ene kant zitten de rechters en aan de andere kant de verdachte en de advocaten. Wanneer het slachtoffer zich wil burgerlijke partij stellen op de raadkamer, moet hij of zij aan dezelfde kant van de tafel zitten als de verdachte. Het hoeft niet gezegd dat dit voor vele slachtoffers een grote angst inhoudt.

 

Voorbeeld:

Tijdens de stageperiode kregen we op een vrijdagvoormiddag een telefoon van het onthaal. Aan de ingang stond een dame met een brief voor de raadkamer. Ze was volledig overstuur en heel emotioneel. We gingen naar beneden en nodigden mevrouw uit om naar het bureel te komen. We lieten haar eventjes ventileren.

Mevrouw was slachtoffer geworden van een diefstal met geweld toen ze op weg was naar huis met de fiets. Door een misverstand was ze ervan overtuigd dat ze zich op de raadkamer diende burgerlijke partij te stellen om een schadevergoeding te kunnen eisen. Haar echtgenoot had haar overhaald om dit zeker te doen. Hij vond dat zij zich niet mocht laten kennen en dat zij een schadevergoeding moest indienen zodat ze niet alleen voor de kosten zou opdraaien. Mevrouw was zich er ook van bewust dat ze alleen moest binnen gaan (ze hadden geen advocaat onder de arm genomen) en dat de verdachte daar ook aanwezig zou zijn. We probeerden haar gerust te stellen en zeiden dat de schadevergoeding enkel kon gevraagd worden op de rechtszitting.

 

De gedachte dat zij in het zelfde lokaal zou zitten als de verdachte en dat hij haar zou zien gaf haar een groot angstgevoel. Op de stageplaats zijn we vele malen geconfronteerd geworden met slachtoffers van een diefstal met geweld die een enorme schrik hadden voor wraakacties vanwege de verdachten. Ook in dit voorbeeld was mevrouw bang dat de verdachte wraak zou nemen op haar, omdat ze klacht heeft ingediend of omdat ze zich burgerlijke partij wil stellen.

 

Natuurlijk is het probleem hier snel opgelost. Mevrouw moest niet op de raadkamer aanwezig zijn voor een schadevergoeding. Toch houdt ze er enkele slapeloze nachten en een helse ochtend aan over. Maar wat met slachtoffers die zich wel burgerlijke partij willen stellen om zo dossierinzage te verkrijgen? Het is immers niet altijd nodig om een advocaat te nemen en dan moeten slachtoffers alleen binnen. Zonder een vertrouwd persoon aan hun zijde of bijstand van de justitieassistent slachtofferonthaal. Het zou voor een slachtoffer een vorm van zekerheid bieden als bijvoorbeeld de justitieassistent slachtofferonthaal mee naar binnen zou mogen.

 

De Wet-Franchimont spreekt over ‘correct bejegenen’. Ik vind het niet correct om een slachtoffer alleen binnen te laten op de raadkamer. Enkel al de aanwezigheid van iemand aan hun zijde kan al een grote steun bieden.

 

6.2.4 In de praktijk.

 

Dankzij de Wet-Franchimont is er al heel wat verwezenlijkt voor slachtoffers en nabestaanden, vooral tijdens het gerechtelijk onderzoek. Toch willen we er nog enkele bemerkingen bij maken.

De laatste groet.

Voor nabestaanden is het heel belangrijk om afscheid te kunnen nemen van de overleden persoon. Het is een belangrijk moment in het verwerkingsproces. In het verleden is gebleken dat dit één van de grote knelpunten is in het contact met het gerecht. In ‘Recht van spreken’, het tweede boek van vzw ‘Ouders van een vermoord kind’ getuigt een ouder: “Ik heb mijn dochter niet meer mogen zien. Toen het lichaam vrijgegeven is, zat het al in een zak. Zelfs de begrafenisondernemer heeft haar niet meer gezien. Ik heb lang mijn twijfels gehad of zij het wel werkelijk was. Als ik nu aan het graf sta, dan denk ik soms nog: ben jij het wel die hier ligt?” (Vandeurzen, 1999, p15)

 

Volgens artikel zes van de Wet-Franchimont krijgen nabestaanden het recht om een laatste groet te brengen: “Ingeval een autopsie wordt bevolen, krijgen de nabestaanden de toestemming het lichaam van de overledene te zien. De magistraat die de autopsie heeft bevolen, beslist of de verzoekers als nabestaanden kunnen worden beschouwd en op welk tijdstip zij het lichaam van de overledene mogen zien. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.” Ook werd op 16 september 1998 een ‘ministeriële richtlijn inzake het waardige afscheid nemen van een overledene in geval van interventie door de gerechtelijke overheden’ uitgevaardigd door de minister van Justitie. Deze richtlijn schrijft voor hoe dit recht op waardig afscheid moet georganiseerd worden. Vragen van de nabestaanden over de toestand van het lichaam en de plaats van het bezoek moeten beantwoord worden zodat de nabestaanden kunnen beslissen of ze de overledene willen zien. Ze dienen ook voorbereid te worden op wat ze gaan zien. Er wordt opvang en ondersteuning aangeboden zowel voor, tijdens als na het bezoek. De richtlijn voorziet ook dat het lichaam van de overledene na de autopsie zo goed mogelijk toonbaar moet gemaakt worden. Ook bepaalt de richtlijn dat de laatste groet moet gebeuren in een lokaal dat aangepast ingericht werd. (Vandeurzen, 1999, p16-18)

 

In het gerechtelijk arrondissement Kortrijk ervaren de justitieassistenten een aantal knelpunten bij het recht tot waardig afscheid nemen.

 

Ondanks het recht om een laatste groet te brengen aan de overledene, beschikt de onderzoeksrechter nog steeds over het beslissingsrecht. Wanneer nabestaanden het lichaam van de overledene niet meer mogen zien, krijgen ze dikwijls als antwoord van het gerecht dat het beter is voor hen om het beeld van de overledene te bewaren zoals in hun herinneringen. Uit ervaring van de justitieassistenten en andere hulpverleners blijkt dit echter niet zo te zijn. Nabestaanden willen weten wat er gebeurd is. Zij zien hun kind, hun echtgenoot, hun ouder en niet zomaar een gruwelijk lijk.

 

Soms mogen maar bepaalde personen afscheid nemen van de overledene. Of het tijdstip en de duur van de laatste groet komen voor een aantal familieleden ongelegen uit omdat ze bijvoorbeeld heel ver wonen. Een concreet voorbeeld bij een moordzaak: De politiedienst die instond voor de begeleiding en de organisatie van de laatste groet werd pas op de middag op de hoogte gesteld van de toestemming. De laatste groet kon enkel op de late namiddag plaatsvinden. Er moest nog een lijst opgemaakt worden van diegenen die in aanmerking kwamen om afscheid te nemen. De nabestaanden moesten zich op korte termijn kunnen vrijmaken en op die bepaalde plaats geraken. Een aantal van hen heeft zo geen afscheid kunnen nemen.

 

Ook wordt de kist nog steeds verzegeld na de autopsie. Men neemt het lichaam in beslag tot na de lijkschouwing. Daarna wordt het lichaam vrijgegeven, maar door de verzegeling van de kist kunnen nabestaanden het lichaam niet meer zien. De richtlijn oppert voor een afschaffing van de systematische verzegeling van de kist. (Vandeurzen, 1999, p18)

De onderzoeksrechters wijzen bij de verzegeling naar de eventuele bijkomende onderzoeksdaden. De begrafenisondernemer moet dan het lichaam opbaren en zo zouden er mogelijke sporen kunnen verdwijnen.

De uitwisseling van informatie.

Afgezien van het geheim van het onderzoek, hebben slachtoffers of nabestaanden heel dikwijls concrete vragen. Bijvoorbeeld naar de precieze doodsoorzaak, het tijdstip van het overlijden, welke goederen er in beslag genomen zijn enzovoort.

 

We kunnen hierbij verwijzen naar de Wet-Franchimont en de mogelijkheid tot burgerlijke partijstelling. Maar in de eerste plaats kunnen de deskundigheidsverslagen maanden op zich laten wachten en ten tweede hebben de slachtoffers niet altijd de nood aan de technische beschrijvingen in die deskundigheidsverslagen. Deze informatie is heel belangrijk voor hun verwerking. En het is voor nabestaanden tevens belangrijk om deze informatie te kunnen krijgen via de justitieassistent slachtofferonthaal, voor ze het vernemen via de media. Veel slachtoffers of nabestaanden vragen zich immers af waarom er informatie verschijnt in de media die niet eens aan hen werd meegedeeld wegens het geheim van het onderzoek.

 

De vzw ‘Ouders van een vermoord kind’ benadrukt ook het belang van onmiddellijke en correcte informatie. Het gaat dan over de informatie van zowel de lijkschouwing zelf, wat is er allemaal onderzocht, als informatie over de resultaten van die lijkschouwing. Deze informatie zal men uiteindelijk toch te weten komen door bijvoorbeeld de inzage van het dossier of tijdens het proces. Maar het is voor nabestaanden ondraaglijk om zo lang in het ongewisse te blijven. (Vandeurzen, 1999, p18-19)

Dossierinzage.

Het recht op dossierinzage tijdens het onderzoek is beperkt tot het gerechtelijk onderzoek. Tijdens het opsporingsonderzoek bestaat deze mogelijkheid niet (zie hoofdstuk vijf). Aan dit recht hangt een volledige procedure vast. Men moet zich eerst burgerlijke partij stellen. Daarna moet men tenminste één maand wachten eer men een verzoekschrift voor dossierinzage kan indienen. De onderzoeksrechter heeft dan nog eens één maand om te beslissen of hij dit al dan niet zal toestaan. Het is dus wel een recht, maar de onderzoeksrechter kan nog steeds de inzage weigeren.

 

Er is dus al een hele tijd verlopen eer de burgerlijke partij het dossier kan inkijken. Sinds het ontstaan van de dienst slachtofferonthaal is het mogelijk om bijstand te geven tijdens de inzage. De justitieassistent kan helpen bij het lezen van verslagen in juridische termen. Ook kan de justitieassistent het slachtoffer of de nabestaande emotioneel ondersteunen tijdens de inzage. Het lezen van bepaalde teksten, bijvoorbeeld het verslag van de wetsdokter, het bekijken van foto’s, kan heel zwaar zijn.

Ook is het wenselijk dat de burgerlijke partij het dossier kan inkijken in een daarvoor geschikte ruimte, waar ze rustig zitten zonder dat er nog andere mensen aanwezig zijn. In ‘Recht van spreken’ schrijft een ouder: “De eerste keer zaten we in een klein zaaltje, samen met de advocaat van de dader. De tweede keer was dat in een ‘hok’ met drie tafeltjes. De laatste keer dat we geweest zijn, was het in een grote, grote zaal. Dat zat daar stampvol.” (Vandeurzen, 1999, p45)

 

In het gerechtelijk arrondissement Kortrijk is er tussen de justitieassistenten slachtofferonthaal en de onderzoeksrechters onderling afgesproken dat men het dossier mag inkijken in de zaal van de raadkamer, indien de dienst slachtofferonthaal bijstand geeft.

 

 

6.3 Besluit.

 

In tegenstelling tot het opsporingsonderzoek kan er tijdens het gerechtelijk onderzoek wel dossierinzage verkregen worden. Maar in deze procedure duurt het langer eer er enige informatie in het dossier steekt. De deskundigheidsverslagen laten immers lang op zich wachten. Dit probleem zou kunnen opgelost worden indien er een vlotte informatie-uitwisseling kon bestaan tussen de justitieassistenten slachtofferonthaal en de onderzoeksrechters. De onderzoeksrechters zijn immers zeer snel op de hoogte van de resultaten van de deskundigheidsonderzoeken. Zo zouden slachtoffers reeds eerder in het onderzoek op de hoogte kunnen zijn van bepaalde informatie zoals bijvoorbeeld het moment van overlijden. Ook zijn sommige rechten niet evident om uit te voeren, denk maar aan de burgerlijke partijstelling op de raadkamer. Maar de concrete besluiten en voorstellen sparen we voor het volgende hoofdstuk.

 

 

7. Besluiten en voorstellen.

 

In het algemeen is er de laatste tijd een vooruitgang geboekt ten voordele van de rechtspositie van het slachtoffer. De gerechtelijke instanties erkennen de specifieke problematiek van het slachtofferschap. Er is meer aandacht voor de noden en behoeften van slachtoffers, er is meer aandacht voor hun vele vragen. De inbreng van het slachtoffer in de rechtsprocedure is duidelijk vergroot. Denk maar aan de mogelijkheden om zich te laten registreren als benadeelde persoon of het recht om zich burgerlijke partij te stellen. Slachtoffers krijgen de kans om hun gevoelens en verwachtingen uit te drukken. Er wordt naar hen geluisterd, niet alleen door de justitieassistenten maar ook door de andere diensten binnen het parket en de rechtbank.

 

Zoals kan blijken uit dit eindwerk, zijn er de laatste jaren ook heel wat positieve vorderingen gemaakt in het gerechtelijk arrondissement Kortrijk. Door sensibiliserings- en signaliseringscampagnes van de justitieassistenten slachtofferonthaal kon heel wat bekomen worden. Zo werd er bijvoorbeeld afgesproken met de onderzoeksrechters dat de dossierinzage tijdens het onderzoek in de zittingszaal van de raadkamer mocht gebeuren. Dankzij een goeie samenwerking met de Substituten Procureur des Konings kon bijvoorbeeld bekomen worden dat nabestaanden snel in het bezit konden gesteld worden van de afscheidsbrief. Ook de functie van de verbindingsmagistraat mag hier niet ontbreken. Hij zorgde er onder andere reeds voor dat er een sensibiliseringscampagne kon opgestart worden bij de administratieve diensten van het parket en de rechtbank. Ook heeft hij ervoor gezorgd dat justitieassistenten slachtofferonthaal bijstand mogen geven tijdens een rechtszitting met gesloten deuren.

 

De dienst slachtofferonthaal is ook een positief element. Men zou kunnen zeggen dat de dienst slachtofferonthaal voor de uitvoering zorgt van de nieuwe rechten van het slachtoffer, die in de Wet-Franchimont geformuleerd worden. De dienst biedt immers bijstand en ondersteuning bij vele aspecten van de nieuwe rechtspositie van het slachtoffer. En de dienst vervult het recht van slachtoffers om correct bejegend te worden en om informatie te krijgen.

 

In onze probleemstelling vroegen we ons af of de Wet-Franchimont wel zo slachtoffervriendelijk is als beweerd wordt te zijn. Welnu, we kunnen best concluderen dat ze zeker die bedoeling heeft. Ze voldoet immers aan heel wat verwachtingen die slachtoffers doorheen de procedure hebben. Maar tijdens de stageperiode bemerkten we enkele haperingen bij deze nieuwe rechtspositie. Deze haperingen hebben we doorheen het eindwerk aangetoond via enkele praktijkvoorbeelden. We plaatsen ze nog eventjes op een rijtje, samen met enkele voorstellen.

 

 

7.1 Het opsporingsonderzoek.

 

Tijdens het opsporingsonderzoek kan geen dossierinzage bekomen worden. Het slachtoffer of de nabestaande dient hiervoor te wachten tot de afronding van het onderzoek. Wanneer dit onderzoek bijvoorbeeld een deskundigheidsonderzoek bevat, kan het lang duren eer het onderzoek afgerond is omdat deskundigheidsverslagen lang op zich laten wachten. Of het onderzoek duurt om de één of ander reden gewoon lang. Slachtoffers worden zo lang in het ongewisse gelaten. Door een goeie samenwerking tussen de justitieassistenten slachtofferonthaal en de Substituten Procureur des Konings kan al veel informatie aan slachtoffers doorgegeven worden. Hopelijk verloopt deze samenwerking in de toekomst steeds maar verder in de positieve richting.

Ook gaven we melding van de in beslagneming van overtuigingsstukken zoals bijvoorbeeld een afscheidsbrief bij een zelfdoding. In principe kan dit pas bij de afronding van het onderzoek teruggegeven worden aan de nabestaanden. Door de goeie samenwerking die we hierboven reeds beschreven, kunnen sommige nabestaanden eerder in het bezit gesteld worden van de afscheidsbrief. De brief is immers aan hen gericht en de nabestaanden vinden, terecht volgens ons, dat die brief hen toehoort. Zou het niet mogelijk zijn om de teruggave van een afscheidsbrief in de beginfase van de procedure op te nemen?

 

De afronding van een dossier in een klassering zonder gevolg betekent niet dat de nabestaanden automatisch recht hebben op dossierinzage of teruggave van overtuigingstukken. Zou het niet eenvoudiger zijn als de seponering op zich al kon betekenen dat het slachtoffer of de nabestaande inzage en teruggave kan krijgen? Nu moeten slachtoffers dit expliciet vragen aan de bevoegde Procureur des Konings. Ook merken we hierbij op dat slachtoffers die een kopie wensen van hun dossier hiervoor moeten betalen. Zou het niet evident moeten zijn dat zij een gratis kopie kunnen krijgen?

 

 

7.2 Het gerechtelijk onderzoek.

 

Ook bij het gerechtelijk onderzoek hebben we hier en daar een opmerking. Nabestaanden hebben het recht om op een waardige manier afscheid te nemen. Toch kan de onderzoeksrechter de laatste groet weigeren. Soms is ook de tijdsruimte die de nabestaanden krijgen om afscheid te nemen heel kort. Ook de verzegeling van de kist, die nog steeds systematisch gebeurt, voorkomt dat nabestaanden het lichaam nog kunnen zien na de autopsie.

 

De burgerlijke partijstelling op de raadkamer is allesbehalve evident. De justitieassistent mag hier geen bijstand verlenen, zodus moet het slachtoffer alleen binnen. Natuurlijk mag hun advocaat wel mee, maar niet iedereen die slachtoffer wordt, stelt een advocaat aan want dit is niet altijd nodig. Zoals eerder in dit eindwerk vermeld werd, zijn sommige slachtoffers bang om geconfronteerd te worden met de dader. Het zou voor slachtoffers een geruststelling zijn indien er bijstand kan verleend worden door de justitieassistent slachtofferonthaal. Zo hoeven ze niet alleen binnen te gaan.

 

Tijdens het gerechtelijk onderzoek kan men zich burgerlijke partij stellen en zo dossierinzage verkrijgen. Maar vele gerechtelijke onderzoeken bevatten deskundigheidsonderzoeken, en zoals we al zoveel keren gezegd hebben in dit eindwerk, de verslagen kunnen lang op zich laten wachten. Slachtoffers of nabestaanden hebben dikwijls heel concrete vragen naar de precieze doodsoorzaak of het tijdstip van overlijden. Het is voor nabestaanden heel moeilijk te dragen dat zij zo lang moeten wachten op informatie. Dit komt hun verwerkingsproces niet ten goede.

 

De Wet-Franchimont heeft hier en daar enkele mogelijkheden links laten liggen. Maar dankzij diverse instanties zijn reeds heel wat bruggen gebouwd. Hopelijk worden er verder inspanningen gedaan om slachtoffers te steunen.

 

 

8. Bijlagen.

 

8.1 Organogram van het Justitiehuis Kortrijk.

(Demaegt & Dutrie, 2004, p4)

8.2 Algemeen hulpaanbod.

Dit is de eerste brief die vanuit slachtofferonthaal verstuurd wordt naar het slachtoffer.

8.3 Slachtofferfiche.

Een voorbeeld van een niet ingevulde slachtofferfiche.

8.4 Motivering voor een klassering zonder gevolg.

Lijst van de mogelijkheden om een dossier te seponeren of te beslissen tot een buiten vervolging stelling.

8.5 Hulpaanbod bij een zelfdoding.

Voorbeeld van een hulpaanbod dat verstuurd wordt vanuit slachtofferonthaal naar de nabestaanden wanneer het slachtoffer zelfmoord pleegde.

8.6 Datum dagvaarding.

Een brief die verstuurd wordt vanuit slachtofferonthaal met de vermelding van de datum voor de rechtszitting.

8.7 Een burgerlijke partijstelling op de rechtszitting.

Een voorbeeld van een niet ingevuld document om zich op de rechtszitting burgerlijke partij te stellen.

 

 Bijlage één.

 

 

 

 Bijlage twee.

 

Parket

van de

Procureur des Konings

Dienst Slachtofferonthaal

Burg. Nolfstraat 10A

8500 KORTRIJK

tel.: 056/26.95.35

fax.: 056/26.93.12

 

 

 

Aan (naam)

(adres)

 

Kortrijk

(datum)

 

 

Geachte,

 

 

De Procureur des Konings heeft mij op de hoogte gebracht van het dossier (dossiernummer) waarbij u vermeldt staat als slachtoffer.

 

Gezien dergelijke gebeuren voor u wellicht heel wat vragen en emoties oproept, wil ik u graag twee diensten voorstellen waar u een beroep kan op doen.

 

Mocht u vragen hebben over de gerechtelijke afhandeling van het dossier op het parket van Kortrijk of mocht u behoefte hebben aan een gesprek of ondersteuning, dan kunt u zeker een beroep doen op de dienst slachtofferonthaal van dit parket. Voor een afspraak kunt u mij bereiken op het nummer 056/26.95.35.

 

Daarnaast kan u ook terecht bij de afdeling slachtofferhulp van het CAW Stimulans. U kunt op hen een beroep doen voor een gesprek en voor hulp bij de verwerking. U kunt hen iedere werkdag bereiken op het nummer 056/21.06.10.

 

 

In de hoop u van dienst te zijn geweest en in afwachting van verder bericht, verblijf ik inmiddels met vriendelijke groeten,

 

 

 

(naam)

Justitieassistente slachtofferonthaal.

 

 

 Bijlage drie

 

 

 

 


 

 

 Bijlage vier.

 

1. Sepot van technische aard

1.1 Geen misdrijf : GM

1.2 Onvoldoende bewijzen : OB

1.3 Verval van strafvordering (VS)

1.3.1 Verjaring: VJ

1.3.2 Overlijden dader: OV

1.3.3 Klachtafstand (bij klachtmisdrijf): KA

1.3.4 Amnestie (p.m.): AM

1.4 Niet toelaatbaarheid van de strafvordering (NTS)

1.4.1 Onbevoegdheid nationale vervolgingsorganen en rechtsmachten: ONVR

1.4.2 Kracht van gewijsde (met inbegrip van opslorping): KG

1.4.3 Immuniteit: IMM

1.4.4 Strafuitsluitende verschoningsgrond: SV

1.4.5 Gebrek aan klacht (bij klachtmisdrijf): GK

1.5 Daders onbekend: ONB

2. Sepot om opportuniteitsredenen

2.1 Motieven eigen aan de aard van de feiten

2.1.1 Beperkte maatschappelijke weerslag: BMW

2.1.2 Toestand geregulariseerd: REG

2.1.3 Misdrijf van relationele aard: REL

2.1.4 Nadeel gering: GER

2.1.5 Redelijke termijn vervolging overschreden: TERM

2.2 Motieven eigen aan de persoon van de dader

2.2.1 Afwezigheid van voorgaanden: AB

2.2.2 Toevallige feiten met ooraak van specifieke omstandigheden: TOEV

2.2.3 Jeugdige leeftijd: LTIJD

2.2.4 Wanverhouding gevolgen van strafvordering – maatschappelijk verstoring: WAN

2.2.5 Houding van het slachtoffer: HOUD

2.2.6 Vergoeding van het slachtoffer: VERG

2.3 Beleid

2.3.1 Te weinig recherche-capaciteit: RECH

2.3.2 Andere prioriteiten bij vervolgings- en opsporingsbeleid: PRIO

3. Andere richtinggevende beslissingen

3.1 Tot beschikking – Bestemmeling: TB

3.2 Seining van de dader (voorlopig sepot): CSB

3.3 Pretoriaanse probatie: PRET

3.4 Voorstel tot verval van strafvordering tegen betaling van een geldsom: MS
naam inverdenkinggestelde + bedrag

3.5 Bemiddeling in strafzaken: SB

3.6 Overmaken van de zaak aan de ambtenaar belast met het opleggen van de administratieve geldboete ADGLD

 

 

 Bijlage vijf.

 

Parket

van de

Procureur des Konings

Dienst Slachtofferonthaal

Burg. Nolfstraat 10A

8500 KORTRIJK

tel.: 056/26.95.35

fax.: 056/26.93.12

 

 

 

Aan (naam)

(adres)

 

Kortrijk

(datum)

 

 

 

 

Geachte,

 

 

De Procureur des Konings heeft mij op de hoogte gebracht van het dossier (dossiernummer) betreffende het overlijden van uw (echtgenoot/zoon/moeder).

 

 

Met dit schrijven wil ik u en uw familie vooreerst mijn diepste medeleven betuigen bij dit zware verlies.

 

Gezien dergelijke feiten voor u en uw familie wellicht heel wat vragen en emoties oproepen, wil ik u graag twee diensten voorstellen waar u een beroep kan op doen.

Mocht u vragen hebben over de gerechtelijke afhandeling van het dossier op het parket van Kortrijk of mocht u behoefte hebben aan een gesprek of ondersteuning, dan kunt u zeker een beroep doen op de dienst slachtofferonthaal van dit parket. Voor een afspraak kunt u mij bereiken op het nummer 056/26.95.35.

 

Daarnaast kan u ook terecht bij de afdeling slachtofferhulp van het CAW Stimulans. U kunt op hen een beroep doen voor een gesprek en voor hulp bij de verwerking van dit zware verlies. U kunt hen iedere werkdag bereiken op het nummer 056/21.06.10.

 

 

In de hoop u van dienst te zijn geweest en in afwachting van verder bericht, verblijf ik inmiddels met vriendelijke groeten,

 

 

 

(naam)

Justitieassistente slachtofferonthaal.

 

 

 Bijlage zes.

 

Parket

van de

Procureur des Konings

Dienst Slachtofferonthaal

Burg. Nolfstraat 10A

8500 KORTRIJK

tel.: 056/26.95.35

fax.: 056/26.93.12

 

 

 

Aan (naam)

(adres)

 

Kortrijk

(datum)

 

 

 

Geachte,

 

 

De Procureur des Konings heeft mij op de hoogte gebracht dat het dossier (dossiernummer) lastens (naam verdachte), betreffende (feiten), zal behandeld worden op de (naam rechtbank) op (datum en uur).

 

 

Mocht u naar aanleiding hiervan behoefte hebben aan een gesprek of mocht u vragen hebben bij deze procedure dan kunt u een beroep doen op de dienst slachtofferonthaal. U kunt de dienst bereiken op het nummer 056/26.95.35.

U kan tevens beroep doen op onze dienst voor bijstand tijdens deze zitting of bij de dossierinzage.

 

 

 

In de hoop u van dienst te zijn geweest en in afwachting van verder bericht, verblijf ik inmiddels met vriendelijke groeten,

 

 

(naam)

Justitieassistente slachtofferonthaal.


 

 Bijlage zeven.

 

 

 

9. Bronnenlijst.

 

9.1 Boeken.

 

9.2 Onuitgegeven bronnen.

 

9.3 Informatiefolders.

 

9.4 Gesprekken of interviews.

 

9.5 Internet.

 

9.6 Eindwerk.

9.7 Studiedagen.

 

9.8 Legistieke bronnen.

 

home lijst scripties inhoud