De sociaal-economische betekenis van de abdijhoeven en hun pachters in de heerlijkheid Essen-Kalmthout (17e - 18e eeuw). (Dries Kools)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

We vermeldden in de voorgaande bespreking de abdij van Tongerlo meermaals als de grootste van Brabant. Tal van bronnen gaven immers een overzicht van het uitgebreide goederenbezit van deze abdij. De eigendommen van Tongerlo strekten zich dan ook uit over heel het vroegere hertogdom Brabant. Sinds het midden van de twaalfde eeuw speelden de Norbertijnen ook in de heerlijkheid Essen-Kalmthout een belangrijke rol. Mede dankzij de inspanningen van de kloosterlingen van Tongerlo werden grote oppervlakten heidegrond in de loop der eeuwen omgezet tot cultuurland. Daarnaast hadden ze een belangrijk aandeel in de opkomst van de turfnijverheid. Tot de achttiende eeuw was deze turf de brandstof bij uitstek voor de lokale bevolking. Daarnaast werden grote hoeveelheden, via de markt Roosendaal, uitgevoerd naar onder meer Vlaanderen en Holland.

De kern van het goederenbezit van Tongerlo lag echter bij de pachthoeven. Binnen de grenzen van de heerlijkheid Essen-Kalmthout alleen al bezat de abdij, vlak voor haar sluiting, meer dan twintig boerderijen. In de loop van de Nieuwe Tijd werden deze hoeven, aanvankelijk uitgebaat door lekenbroeders, steeds vaker aan een pachter in huur gegeven. In ruil voor een bepaalde pachtsom mocht de pachter de hoeve en de aansluitende gronden bewerken en bewonen. Beide partijen waren verbonden aan een aantal rechten en plichten, die nauwkeurig werden neergeschreven in het pachtcontract.

Hoewel de abdijhoeven tot de grootste bedrijven van de heerlijkheid behoorden, bleef hun oppervlakte eerder beperkt in vergelijking met andere gebieden. De weinig vruchtbare en woeste ondergrond was daar zeker niet vreemd aan. Het natuurlijk landschap werd immers gevormd door heide. Hierdoor was het voor de lokale bevolking niet eenvoudig grote landbouwuitbatingen te onderhouden. Een tekort aan mest was een steeds terugkerend probleem. Een belangrijk gevolg hiervan was dat ook de veestapels eerder beperkt in omvang bleven.

De houding van de abdij ten opzichte van haar pachters werd in grote mate bepaald door het tekort aan kandidaat-huurders. Om de uitbating van haar hoeven enigszins aantrekkelijk te houden, deed de abdij allerlei toegevingen. Vaak konden noodlijdende pachters dan ook rekenen op steun vanuit Tongerlo. Vooral tijdens de Tachtigjarige oorlog, maar ook later nog werd de streek zwaar getroffen door rondtrekkende soldaten en plunderaars. Verschillende hoeven, zowel van de abdij als van zelfstandige boeren, werden tot op de grond afgebroken. Ook de veestapel en het akkerland ontsnapten niet aan deze verwoestingen. Vooral paarden werden vaak opgeëist door militairen. Natuurlijk leidden hagelslag, overvloedige regen en brand tot toestanden die even schrijnend waren. Om haar pachters in deze moeilijke perioden bij te staan, liet de abdij meermaals een deel van de pacht vallen.

De hulp van Tongerlo bleef echter niet beperkt tot haar pachters. De hele heerlijkheid, die door de abdij werd gecontroleerd, profiteerde mee. Soms voorkwamen de inspanningen van de kloosterlingen een totale leegloop als gevolg van oorlog of misoogst.

Ondanks de goede bedoelingen van de eigenaars, zouden de meeste abdijpachters in de achttiende eeuw tegen een enorme schuldenberg aankijken. De huurprijs was immers niet altijd evenredig met de opbrengst van een hoeve. De heide eiste voortdurend een zware bemesting, waardoor de schulden nog werden opgedreven.

We kunnen hieruit dan ook besluiten dat een leven als pachter niet altijd even eenvoudig was. Vaak was het met de kleine boeren nog erger gesteld.   

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende