De conscripties in het 'Département de l' Escaut'. Organische groei van een recruteringssysteem, zijn conceptueel kader en zijn praktische uitvoering. Casus: de 19 gemeenten van het 'canton d' Oosterzeele'. (Olivier Van Rode)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I

 

ONTWIKKELINGSFASEN VAN HET RECRUTERINGSSTELSEL
(1798-1805)

 

Hoofdstuk II : Invoering van een wervingsreserve : de conscriptie

 

A. Onderliggende motieven voor de nieuwe recruteringsmethode

 

De 'réquisitions' hadden de republiek in staat gesteld, haar leger te voorzien van nieuwe recruten. Theoretisch kon ze trouwens op elk moment beschikken over een wervingsreserve. Het volstond -juridisch- om een nieuwe 'réquisition' te decreteren. De grote problemen die gerezen waren naar aanleiding van de 'levées' in 1793, hadden de autoriteiten ervan overtuigd dat de realiteit enigszins anders lag...

Vanaf thermidor jaar II (Fleurus) bedroeg de desertie ongeveer de helft van de effectieven[75]. Vele soldaten waren gedemobiliseerd na de verdragen van 1795, en na de campagne in Italië, wanneer de laatste 'réquisition' vier jaar oud was, waren de effectieven van het -ononderbroken in staat van oorlog verkerende- Franse leger opnieuw sterk uitgedund, zodat een nieuwe recrutering zich opdrong. Men wenste echter een systeem dat een permanente wervingsreserve in het leven zou roepen. Via de 'conscription militaire' probeerde men dit te verwezenlijken. In uitvoering van de eerste organieke wet moesten jaarlijks de twintigjarigen bijeengeschreven worden op de conscriptielijst, om samen de eerste 'classe' van dat nieuwe conscriptiejaar te vormen. Bij wet zou deze 'classe' dan ter beschikking van de regering gesteld kunnen worden, zodat deze er 'levées' op kon decreteren.

 

Na de annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden op 9 vendémiaire IV (1 oktober 1795)[76] waren onze voorouders 'citoyens français' geworden. Toch werd de toen amper één maand oude 'Constitution de l' an III' nog niet volledig op hen van toepassing verklaard. Ook de wetgeving moest expliciet toepasbaar verklaard worden.

 

De wetten op de 'réquisition' werden hier nooit uitvoerbaar verklaard, zodat de recrutering in de nieuwe 'departements' louter bleef verlopen via 'enrôlement volontaire'. De schok van 3 vendémiaire VII (24 september 1798) zou er dan ook enorm zijn. Terwijl elke levée in de Vendée opgeschort werd[77] (waar ze in de praktijk toch onmogelijk was), werden de Belgische 'départements' rustig genoeg geacht...

 

 

B. 'Loi relative au mode de formation de l' armée de terre' van 19 fructidor VI [78]

 

b1. Algemene principes

 

Alle Fransen werden bij wet tot soldaat verklaard, met de persoonlijke plicht het vaderland te verdedigen. Bij middel van de 'déclaration de la patrie en danger', konden zij dan allen tegelijk in actieve dienst geroepen worden, volgens de modaliteiten door de wet bepaald, en met inbegrip van degenen die reeds hun 'congé de retraite' hebben gekregen. Deze theoretische constructie is altijd dode letter gebleven.

Minder verregaand, maar des te reëler in de praktijk, was de werkwijze die moest gevolgd worden wanneer het vaderland niet in gevaar verkeerde. In dat geval moest het leger gevormd worden bij middel van "enrôlemens volontaires et par la voie de la conscription militaire". Wel was er dan voor elke 'levée' een afzonderlijke wet nodig -uitgevaardigd door de 'Corps Législatif'- met de bepaling van het aantal in actieve dienst op te roepen conscrits. Het aantal op te roepen conscrits diende bepaald te worden "par la connaissance de l' incomplet de l' armée, et du nombre des enrôlés volontaires non encore présens aux drapeaux".

 

b2. De 'enrôlements volontaires'

 

Iedere Fransman, die tussen 18 en 30 jaar was, en die in het bezit was van een getuigschrift van goed gedrag, ondertekend door de 'agent municipal' van zijn gemeente en door de vrederechter van zijn kanton,  kon als vrijwilliger dienst nemen in het leger van de republiek. Hij was vrij om zelf het corps aan te duiden, waarin hij wilde dienen, op voorwaarde dat hij de daarvoor wettelijk vereiste lichamelijke kwaliteiten in zich verenigde. Wie drager was van een 'congé absolu', dat getuigde van tenminste vier jaar dienst bij de republikeinse troepen, kon tot zijn 40ste de 'enrôlement volontaire' contracteren. De door de wet voor de dienst van de marine bestemde jongeren, mochten echter niet ingeschreven worden voor het landleger.

Na het verlopen van de vierjarige diensttijd, kon elke militair, voor de 'conseil administratif du corps', bijtekenen voor telkens twee jaar, tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.

De vrijwillige dienstname werd niet speciaal bezoldigd, en riep een dienstplicht van vier jaar in het leven, in vredestijd. In oorlogstijd werd die dienstplicht verlengd, totdat de omstandigheden toelieten om een 'congé définitif' toe te kennen. Gedurende de diensttijd vielen de vrijwilligers onder het militaire recht, en degenen onder hen, die hun corps niet vervoegden, zouden vervolgd en gestraft worden als deserteurs!

 

Elke 'administration municipale' moest een speciaal register openen voor de registratie van de akten van vrijwillige dienstname, dewelke de naam, voornaam en leeftijd, de lichaamslengte, het domicilie en de persoonsbeschrijving van de recruut moesten vermelden. De akte moest, op straffe van nietigheid, door de betrokkene ondertekend worden. Indien deze ze niet kon ondertekenen, dan diende de akte dit expliciet te vermelden.

De 'administration municipale' was gehouden om van elke akte een afschrift naar de 'ministre de la guerre' te verzenden, en naar de 'commissaire des guerres' van haar ambtsgebied.

 

De 'administration municipale' diende de vrijwilligers een 'feuille de route' te overhandigen tot aan het domicilie van de 'commissaire des guerres', die hen verder zou sturen naar de legerplaats van hun corps.

b3. De conscriptie: een nieuw principe

 

De grote vernieuwing van de wet school uiteraard in de creatie van de militaire conscriptie. Theoretisch was iedere Fransman soldaat, maar in de praktijk riep dit uiteraard heel wat vragen op! Hoe kon men 'iedere Fransman' effectief registreren, en hem dan nog, indien nodig, dwingen zijn plicht als soldaat na te komen. En zoals hierboven reeds gesteld werd, was dat inderdaad nodig!

 

De conscriptie -'sensu stricto'- was in feite louter een inschrijvingsplicht, die woog op éénieder, die in het voorgaande jaar zijn 20ste levensjaar had voltooid. Na die inschrijving, die steeds op 1 vendémiaire gebeurde[79], bleef hij vijf jaar tot de 'conscrits' (bijeengeschrevenen) behoren, totdat hij zijn 25ste levensjaar had voltooid.

Samen vormden alle conscrits vijf 'classes', van respectievelijk alle 20-, 21-, 22-, 23- en 24-jarigen. Zij schoven dan jaarlijks op 1 vendémiaire één plaats omhoog, totdat zij, na één jaar deel uitgemaakt te hebben van de 5° 'classe', in de daaropvolgende maand vendémiaire een 'congé absolu' kregen. Binnen elke 'classe' kregen zij het rangnummer dat hun leeftijd hen toekende. Alle conscrits uit de ganse republiek, die tot dezelfde 'classe' behoorden, werden daartoe gerangschikt naar de leeftijd, die ze op 1 vendémiaire bereikt hadden. Men begon met degenen, die op de voorgaande dag juist 20 jaar waren geworden. Zij stonden binnen de 1° 'classe' geregistreerd  als zijnde '20 ans, 0 mois, 1 jour'.  Onmiddellijk daarna  kwamen die van '20 ans, 0 mois, 2 jours', en zo opgaand tot 20 ans, 12 mois, 5/6 jours'[80]. Hetzelfde gebeurde dan in de andere 'classes'

 

De wet voorzag zes categorieën personen, die, hoewel ze er de leeftijd voor hadden, niet tot de conscriptie konden behoren :

 

1° Degenen die reeds tot het landleger behoorden.

2° Degenen die vóór 23 nivôse [VI] (12 januari 1798) gehuwd waren.

3° Degenen die vóór 23 nivôse [VI] (12 januari 1798) gehuwd waren, maar intussen weduwnaar geworden waren of gescheiden waren, tenminste indien zij kinderen hadden.

4° Degenen die officier of onderofficier waren geweest, maar die als overtollig afgedankt waren. Dezen moesten, indien ze opgeroepen werden, wel het leger vervoegen, totdat ze alles samen vier  jaar dienst hadden  of dat ze hun 25ste levensjaar voltooid hadden. De tijd die ze in hun gemeente doorbrachten,  telde in feite  als actieve dienst,  en ze konden ook niet verplicht worden om onder hun graad in dienst geroepen te worden.

5° Degenen  die een 'congé absolu' gekregen  hadden,  met uitzondering  van degenen die een 'congé absolu'  ontvangen hadden,  louter omdat ze  onterecht verplicht  geweest waren om vóór de leeftijd  van de 'réquisition' dienst te nemen. Zij moesten wel in de  conscriptie begrepen worden, maar ingeval zij in actieve dienst geroepen zouden worden,  zou de diensttijd die ze al gepresteerd hadden in rekening gebracht worden.

6° Degenen die door de wet voor de marine bestemd zijn, en aldus ingeschreven, geïmmatriculeerd  of gebrevetteerd zijn.  Degenen die echter  voor de  vervollediging van hun 25ste levensjaar zouden ophouden tot de dienst van de marine te behoren, zouden in de conscriptie voor het landleger ingevoegd worden (op de volgende 1 vendémiaire).

 

De 'conscription militaire' heeft dus 'in se' niet rechtstreeks met de militaire dienst te maken, hoewel elke conscrit persoonlijk aan een bepaald corps verbonden werd. Hij genoot ook niet de mogelijkheid tot 'remplacement', want de dienstplicht was strikt persoonlijk.

Ingeval een wet de recrutering voor dat corps zou bevelen, dan kon dit alleen beschikken over de conscrits die er vooraf aan verbonden waren. Daarvan zouden de jongste conscrits van de 1° 'classe' opgeroepen worden, en zo opgaand tot de vervollediging van het gevraagde contingent. Waren alle conscrits van de eerste 'classe', die aan het recruterende corps voorbehouden waren, ingelijfd, dan pas mocht men die van de tweede 'classe' oproepen.

 

Deze onmenselijk lijkende oproepvolgorde was gericht op het annuïteitsprincipe. Men voorzag dat er jaarlijks een 'levée' (d.i. de wettelijk bevolen oproep) georganiseerd zou worden, zodat de tweede en hogere 'classes' normaal reeds een contingent geleverd zouden hebben. Het was dus maar billijk, dat zij niet in de eerste plaats voor het nieuwe contingent moesten zorgen. Naast dat billijkheidselement speelde echter vooral ook het effectiviteitselement! Het zou meer tijd vergen om eerst de rest van de hoogste 'classes' op te roepen, en pas daarna een oproep uit de eerste te bevelen. Dan moest men immers steeds twee of meer verschillende 'levées' organiseren, het overblijvende effectief van de voorgaande 'classes' vaststellen,... Met de gekozen methode was de kans, dat men een tweede oproep moest bevelen, daarentegen vrij gering.

 

Het probleem van de onvolledigheid van de hogere 'classes' stelde zich trouwens al van bij het begin! De vijfde en vierde 'classe' van jaar VII moesten immers de jongeren omvatten, geboren respectievelijk tussen 22 september 1773 en 21 september 1774 (vijfde 'classe'), en tussen 22 september 1774 en 22 september 1775[81] (vierde 'classe'). Daarvan was het merendeel al begrepen geweest in de verschillende 'réquisitions' van 1793, die alle 'citoyens' tussen 18 en 40 jaar[82] getroffen hadden! Gezien zij 'réquisitionnaire' waren, en even voordien door een wet[83] naar hun corpsen waren geroepen, bestonden die 'classes' dus 'de facto' slechts uit de in de nieuwe 'départements' geborenen, en, voor de vierde 'classe', al degenen geboren tussen 25 augustus en 21 september 1775. Het was dus maar logisch, dat men liever met recrutering uit de 1° 'classe' begon.

 

Zoals gezegd kregen de conscrits van de vijfde 'classe' in de volgende maand vendémiaire hun 'congé absolu'. Dit was althans het geval voor degenen, die niet in actieve dienst geroepen waren. Voor de opgeroepenen gold dit enkel in vredestijd. In oorlogstijd waren zij onderworpen aan de uitzonderingswetten aangaande de 'congés'.

 

b4. De conscriptie in de praktijk : een jaarlijkse formaliteit

 

Het principe van de 'conscription militaire' vereiste een perfecte kennis van alle 'citoyens', die in het afgelopen jaar 20 waren geworden. Dit was in de achttiende eeuw echter geen evidentie! Hoe kon de overheid zich een idee vormen van de getalsterkte van elke 'classe'. Dit zou in het eerste halve decennium de hamvraag blijven. Zoals verder blijkt, rekende de wetgever op een energieke medewerking op lokaal vlak, zowel bij de lokale autoriteiten als bij de jonge 'citoyens'. 'L' amour de la patrie' was voor de overtuigde patriotten in de 'assemblée' een evidentie, maar de universaliteit ervan bleek een fictie te zijn. Niet alleen in de nieuwe 'départements', maar overal in de republiek was een dergelijk principe ver te zoeken.

 

Titel IV van de wet behandelde de bij de jaarlijkse conscriptie te volgen procedure.

 

1) De opmaak van de conscriptielijst

 

De 'administrations municipales de commune et de canton' dienden, binnen de maand van publicatie van de wet, lijsten op te stellen "...sur lesquels seront inscrits tous les français de leur arrondissement qui, en vertu des titres précédens, sont compris dans la conscription militaire pour l' armée de terre. Ces tableaux seront faits séparément, classe par classe; ...; ils indiqueront les noms, prénoms, l' an, le mois, le jour de naissance, la taille, la profession et la commune du domicile du conscrit."

Nog voor het verstrijken van diezelfde maand, moesten authentieke afschriften van die lijsten naar de 'administration centrale du département' verstuurd worden, dewelke zelf verplicht werden om, nog binnen de maand volgend op de publicatie van de wet, departementale lijsten op te maken, en er een authentiek afschrift van te verzenden naar de 'ministre de la guerre'. Deze zou dan de 'liste générale de tous les conscrits de la république' opstellen.

 

In de daaropvolgende jaren zou deze procedure telkens in vendémiaire respectievelijk brumaire herhaald worden voor de nieuwe eerste 'classe'. Ook de verdeling onder de corpsen zou dan alleen de nieuwe eerste 'classe' behelzen.

 

Indien een 'administration municipale', of de 'administration centrale' zou nalaten de conscriptielijsten binnen de voorgeschreven termijn op te maken, zouden daartoe door de onmiddellijk hoger gerangeerde overheid 'commissaires extraordinaires' benoemd worden, op kosten van de leden van de in gebreke blijvende 'administration'. Bovendien konden de conscrits van de 5° 'classe' pas hun 'congé absolu' krijgen, nadat de lijst van de nieuwe 1° 'classe' opgemaakt zou zijn.

 

2) Inschrijvingsplicht van de jongeren zelf

 

Elke conscrit was gehouden zich op de gemeente van zijn domicilie aan te bieden om de vereiste gegevens te verschaffen. Wie afwezig was van de gemeente op het ogenblik van de opmaak, diende toch als aanwezig op de lijst bijgeschreven te worden, tenzij hij aan de 'administration municipale' verklaard zou hebben, liever in de gemeente waar hij verbleef op de lijst geplaatst te worden, en hij ook daadwerkelijk zijn conscriptie aldaar kon bewijzen.

Wie zou nalaten of weigeren zich te laten inschrijven op de conscriptielijst, zou op de lijst figureren, als zijnde 20 jaar en 1 dag, en zou dus als eerste moeten vertrekken.


 

3) Behandeling van de opmerkingen over de opgemaakte lijsten

 

De kantonnale conscriptielijsten zouden openbaar gemaakt worden, en ter inzage op het secretariaat van de 'administration municipale' neergelegd worden. Eenieder had dan het recht er kennis van te nemen, en te protesteren tegen mogelijke weglatingen. Elke conscrit had bovendien het recht om, binnen de maand volgend op die waarin de lijst was opgemaakt, te protesteren tegen mogelijke vergissingen die in zijn nadeel begaan zouden zijn. Na die maand zou geen enkel protest nog ontvankelijk zijn.

De binnen de voorgeschreven termijn neergelegde klachten werden zonder verwijl door de 'administration centrale', zetelend als administratieve rechtbank, behandeld, na advies van de 'administration municipale de canton'. De uitspraak zou voorlopig uitvoerbaar zijn, behoudens beroep bij de 'ministre de la guerre' of bij het 'Directoire exécutif', conform de grondwettelijke vormvereisten.

 

4) Trimestriële registratie van toch opgetreden wijzigingen in de getalsterkte van de 'classes'

 

Principieel was de getalsterkte van elke 'classe' gedurende het volledige conscriptiejaar vast bepaald. Het aantal kon nooit toenemen, maar er was wel een afname mogelijk, buiten elke menselijke wil om. Het hoge sterftecijfer aan het eind van de achttiende eeuw komt ook in de wet van 19 fructidor VI tot uiting. Over de ganse republiek zou de getalsterkte van elke 'classe' gedurende het volledige jaar zo sterk afnemen, dat elk accuraat inschatten van de wervingsreserve onmogelijk zou zijn. Om aan dit probleem te verhelpen, werden de 'administrations municipales' verplicht om de drie maanden aan hun 'administration centrale' de staat over te maken, van alle conscrits die in de afgelopen trimester overleden waren. De 'administration centrale' kon dan op basis daarvan haar departementale staat aanpassen, en een algemene staat van de wijzigingen in de voorbije trimester toesturen aan de 'ministre de la guerre', die dan de algemene lijsten kon aanpassen. Op die manier zou men toch vier maal per jaar een exact beeld van de getalsterkte krijgen.

 

5) Verdeling van de conscrits over de legercorpsen

 

Na de opmaak van de 'tableau général des conscrits de la république' zou de 'ministre de la guerre' de conscrits van de vijf 'classes' verdelen onder de diverse corpsen van het landleger, op basis van de gekende 'incomplets' en van het aantal 'enrôlés volontaires' per corps, zodanig dat deze allen konden beschikken over conscrits van alle 'classes'. In de daarna volgende jaren kon de 'ministre' dan volstaan met de verdeling van de conscrits van de nieuwe eerste 'classe', in vervanging van die van de vijfde 'classe', die hun 'congé absolu' zouden krijgen.

De 'ministre' diende de staat van de verdeling van alle conscrits uit hetzelfde 'département' over de verschillende legercorpsen toe te sturen aan de 'administrations centrales', en aan elk corps de nominatieve staat van de eraan toegewezen conscrits. Nadien kon de 'ministre de la guerre' wel nog mutaties aanbrengen in de verdeling, indien zou blijken dat dit noodzakelijk was om de verschillende corpsen op een ongeveer gelijke mankracht te brengen. Deze wijzigingen in bestemming diende hij dan wel zonder verwijl aan de betrokken conscrits bekend te maken.

 

Conscrits, die zouden rondreizen in de republiek, dienden een 'passe-port' bij zich te hebben, dat melding maakte van de 'classe' waartoe ze behoorden en het corps waaraan ze toegewezen waren. Ingeval zij hun domicilie in een ander 'département' zouden vestigen, dan dienden ze halfjaarlijks de 'administration municipale de canton' waarbij ze als conscrit ingeschreven waren, in kennis te stellen van hun huidige verblijfplaats

 

6) Voorgeschreven werkwijze voor de 'levées'

 

Van zodra een wet de 'levée' bevolen zou hebben, van een welbepaald aantal[84] 'défenseurs conscrits', zou het 'Directoire exécutif' zich de 'tableau général des conscrits de la république' laten voorleggen. Die zou men tellen op basis van de rangorde, die hen door hun leeftijd is toegewezen, tot het nummer dat overeenkwam met het totale gevraagde aantal conscrits, bereikt werd.

De naam, de voornamen, het kanton en de leeftijd in aantal jaren, maanden en dagen, van de conscrit, die overeenkomstig zijn leeftijd als laatste in actieve dienst geroepen werd, zouden dan plechtig geopenbaard worden in alle uithoeken van de republiek, in een proclamatie van het Directoire exécutif. Van zodra de leeftijd van de oudste opgeroepen conscrit bekend was, zouden alle conscrits, die jonger of even oud waren, beschouwd worden als door de wet geroepen, en moesten zij bijgevolg hun vaandels vervoegen. Er was dus geen sprake van één of andere vorm van aanduiding (de 'désignation') van de te leveren recruten! De 'administration centrale de département' moest gewoon haar departementale lijst overlopen, tot aan de conscrit die de leeftijd van de laatste opgeroepene overschreed. Alle voorgaande op die lijst zouden overgeschreven worden op de lijst van de opgeroepenen (of 'désignation'-lijst)[85]. Een afschrift van die lijst moest toegestuurd worden aan elke 'administration municipale', die ze plechtig diende af te kondigen en uit te hangen. Verder moest ook elke rechtbank, elke civiele en elke burgerlijke autoriteit een afschrift van de 'désignation'-lijst ontvangen. Elke 'administration municipale' en elke rechtbank moest de haar toegezonden 'désignation'-lijst ook laten registreren, om er zonodig op te kunnen terugvallen.

 

Mogelijke afwezigheid van de opgeroepen conscrit op het ogenblik van de afkondiging van de 'désignation'-lijst kon niet ingeroepen worden als excuus om zich te onttrekken aan de verplichtingen en de straffen die de wet oplegde.

 

De 'commissaires du Directoire exécutif près les administrations centrales de département' kregen in het bijzonder de plicht om het vertrek van de opgeroepen conscrits te bespoedigen, en ze dienden daartoe een briefwisseling te voeren met hun collega's bij de 'administrations municipales'. Elke 'commissaire du Directoire exécutif' kon ook elke eis stellen, aan zowel de civiele als de militaire overheden, die hij wenselijk zou achten voor het vervullen van zijn taak.

 

Dat de wetgever mogelijke misbruiken ingeschat had, daarvan getuigt onder meer artikel 50 : "Nulle autorité constituée, nulle administration civile ou militaire, ne peut mettre en réquisition, ni retenir pour un emploi quelconque, un conscrit qui, d' après son âge, doit entrer en activité de service : n' est pas même, à cet égard, réputé service militaire, celui des commis ou employés dans les bureaux des ministres, dans ceux des commissaires des guerres ou autres administrateurs, entrepreneurs ou agens militaires." Daarenboven poneerde de organieke wet, dat de wetgever in geëigende vormvereisten diende te voorzien voor de aanvragen en de toekenning van vrijstelling wegens lichamelijke gebreken of ongeschiktheid voor de dienst[86]. De aanvrager mocht in geen geval weggelaten worden van de conscriptielijst.

 

7) Penalisering van de niet-naleving van de bepalingen inzake conscriptie- en dienstplicht

 

Opgeroepen conscrits, die zich niet binnen de voorgeschreven termijn naar hun corps zouden begeven hebben, mochten niet langer op de rol van de 'garde nationale sédentaire'[87] gezet worden, of dienden ervan geschrapt te worden. Bijgevolg zouden zij al hun burgerrechten verliezen. Daarenboven moesten zij vervolgd en gestraft worden als deserteurs. Hun persoonsbeschrijving moest daartoe door de 'ministre de la guerre' overgemaakt worden aan alle divisiehoofden van de 'gendarmerie'.

 

Vanaf 1 nivôse VII, zou geen enkele 'citoyen', die aan de conscriptie onderworpen was geweest of nog zou worden, zijn burgerrechten nog mogen uitoefenen in een politieke 'assemblée', of aanvaard worden voor een openbaar ambt of een dienst vergoed door de overheid, zonder voorlegging van een authentieke akte van zijn conscriptie, en (1°) een certificaat van de 'administration municipale' en de 'administration centrale' van het 'département' waar hij zijn domicilie had, met de vaststelling dat de betrokkene niet opgeroepen werd voor de militaire dienst, of (2°) een certificaat van de corpsadministratie, bewijzend dat hij in actieve dienst verkeerde, of nog (3°) een 'congé absolu', opgemaakt volgens de vormvereisten, of tenslotte (4°) een wettelijke vrijstelling van de dienst. Voorlegging van dezelfde stukken was tevens vereist voor het successierecht, volledig of gedeeld, in de opgaande zowel als in de zijlijn, en voor het ontvangen van legaten, pensioenen, schenkingen, 'institutions'[88] of om het even welke andere voordelen.

 

Eénieder, die een vals certificaat zou afleveren, zou beschouwd worden als aanstichter en medeplichtige aan desertie, en gestraft worden met vijf jaar opsluiting ('cinq années de fers').

 

 

C. Afkondiging van de organieke wet en begin van uitvoering in het 'département de l' Escaut'

 

Op 23 fructidor VI (9 september 1798) verscheen de 'Loi relative au mode de formation de l' armée de terre' in de 'Moniteur', zodat de gemeentelijke conscriptielijsten, van de vijf 'classes', in feite nog binnen diezelfde maand moesten opgemaakt worden (en dus vóór 17 september 1798).

In de praktijk bleek men aanvankelijk wel ietwat meer realisme te zullen vertonen, want op de 1° 'complémentaire' VI (17 september 1798) vaardigde de 'ministre de la guerre' een 'instruction relative au complètement des armées'[89] uit, waarin hij elkeen wees op de taken, die hij te vervullen had in de uitvoering van de wet.

 

De 'administrations' begonnen ook stilaan met de uitvoering van hun respectievelijke taken, in de waan dat het opnieuw om een 'lange termijn-principe' ging. De 'administration centrale'  verzond de wet, en de instructies van de 'ministre de la guerre' erbij, naar de 'administrations municipales', op 7 vendémiaire VII (28 september 1798), en de commissaire du Directoire exécutif près l' administration centrale' Du Bosch maakte twee dagen nadien zijn instructies over.

Dat Du Bosch, in tegenstelling tot zijn oversten in Parijs, van in het begin al weinig illusies koesterde omtrent de gewillige medewerking van de bevolking, valt uit die circulaire af te leiden : "... et me rendre compte des obstacles que pourrait rencontrer l' exécution d' une loi qui doit à jamais assurer la paix à la République et faire respecter son gouvernement. C'est dans cette circonstance, citoyens, que vous pourrez donner de nouvelles preuves de votre dévouement à la patrie."[90]

 

Welke problemen ontmoette men nu bij de uitvoering van de wet? Vooreerst manifesteerde zich overal het protest en de inertie van de verkozen administratie.[91] Voor Oosterzele kwam daar nog bij dat het overheidsgezag geamputeerd was! Juist op dat kritieke moment had Du Bosch zich immers verplicht gezien, de 'commissaire du Directoire exécutif près de l' administration municipale du canton d' Oosterzeele' uit zijn ambt te ontzetten, op 6 vendémiaire VII[92] (27 september 1798),  omdat hij sympathieën geuit zou hebben voor de Habsburgers[93]. Vóór zijn afzetting had deze echter in bewoordingen die weinig aan duidelijkheid te wensen laten,  melding gemaakt van  de  inertie bij de leden van de 'administration municipale' :  "...mes réquisitoires ont été éludés et les lois ne sont pas seulement non exécutées, mais ignorées par les agens et les administrés, vu qu' aucun bulletin de lois n'est porté à leur connaissance par lecture en séance, ainsi qu' il est préscrit."[94]

 

Toch werd schoorvoetend met de uitvoering van de organieke wet begonnen. Eind vendémiaire werd een register geopend, en een commissie opgericht om de 'enrôlements volontaires' te ontvangen.

Op 22 vendémiaire (13 oktober 1798) werden zelfs twee van die 'enrôlements volontaires' geregistreerd, van conscrits uit Moortzele, voor het '8° régiment de chasseurs à cheval'. De lokale administratie ondernam ook schuchtere pogingen om de conscriptielijsten op te maken.[95] In de laatste 'décade' van vendémiaire liet zij zich daartoe de geboorte-/doopregisters overhandigen[96], nodig voor de opmaak van de lijsten.

 

De hiernavolgende tabel, geeft de data van overdracht van die registers weer[97] :

 

Gemeente

datum van ontvangst

opmerking

Balegem

19 vendémiaire VII

1 register

Baaigem

 

 

Bottelare

19 vendémiaire VII

1 doopregister

Dikkelvenne

1 brumaire VII

1 doopregister

Gavere

19 vendémiaire VII

1 doopregister

Gentbrugge

19 vendémiaire VII

1 register

Gontrode

19 vendémiaire VII

3 doopregisters

Gijzenzele

 

 

Landskouter

 

 

Ledeberg

 

 

Lemberge

21 vendémiaire VII

1 doopregister

Merelbeke

19 vendémiaire VII

3 doopregisters

Melle

19 vendémiaire VII

2 stukken van een register

Melsen

19 vendémiaire VII

1 doopregister

Moortzele

19 vendémiaire VII

1 doopregister

Munte

 

 

Oosterzele

20 vendémiaire VII

1 doopregister

Schelderode

24 vendémiaire VII

1 register

Scheldewindeke

22 vendémiaire VII

geboorten/huwelijken/overlijdens 1749-1784

Semmerzake

22 vendémiaire VII

4 registers

Vurste

21 vendémiaire VII

5 registers

 

Voor de vijf gemeenten, waarvoor de data blanco gelaten zijn, is geen ontvangstbewijs bewaard. Hebben zij hun registers niet overgemaakt?

 

De 'administration municipale' had ook commissarissen benoemd 'tot het formeren van de lijsten der conscriptie militaire', die de inschrijvingen van de conscrits moesten ontvangen. Op 20 vendémiaire (11 oktober 1798) riepen zij de 'agents' samen "in de gewesen pastorije tot Bottelaere ten fine als u alsdan sal worden kenbaar gemaekt"[98]. Op de vraag wat daar verteld werd, moet ik het antwoord schuldig blijven.

 

Er liep verder ook een aantal getuigschriften binnen, van inschrijving van conscrits uit het kanton, in een verblijfplaats daarbuiten[99].

 

Tenslotte lijkt men zelfs begonnen te zijn met de keuring van de conscrits, althans indien men de getuigenissen van twee leraren, over de gehoorstoornis van één van hun vroegere leerlingen aanvaardt als (mager) bewijsmateriaal.

 

Of ook daadwerkelijk begonnen werd met de opmaak van de kantonnale conscriptielijsten, is onduidelijk. In elk geval werden deze nooit naar Gent verstuurd, want op 25 vendémiaire VII (16 oktober) zond de 'administration centrale du département de l' Escaut' een circulaire naar de 'administrations municipales de canton', met de eis om haar de lijsten binnen de 3 dagen toe te zenden. Die circulaire werd in Oosterzele ook ontvangen[100], maar de boerenkrijg vormde een excuus om hierop niet in te gaan.

 

 

Besluit :

 

De wet van 19 fructidor VI riep een nieuw recruteringssysteem in het leven, waarin duidelijk twee momenten te onderscheiden zijn :

 

 

In deze laatste vallen dan ook weer twee fasen te onderscheiden, met name de voorbereidende werkzaamheden ('désignation', keuring, ...) en de inlijving (begeleiding naar de corpsen, ...).

 

In uitvoering van die wet dienden daarenboven drie soorten nominatieve lijsten opgemaakt te worden : 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[74]KOCH (H.W.), ibidem, p. 200.

[75]MOUSNIER (Roland) en LABROUSSE (Ernest), Le XVIII° Siècle, l' époque des "lumières" (1715- 1815), Paris, P.U.F., 1985 (6° éd.), p. 477.

[76]'Décret sur la réunion de la Belgique et du Pays de Liège à la France' dd. 9 vendémiaire IV, in: Pas., 1° série, Lois françaises, VII, pp. 78-79.

[77]We zien dit geëxpliciteerd in artikel 11 van de wet van 23 fructidor VI: "Les mesures prises par le Directoire exécutif, conformément aux lois, pour favoriser la repopulation et rétablir l' agriculture dans les départemens de l' ouest, pourront être par lui continuées à l' égard des réquisitionnaires, et même étendues aux conscrits de ces mêmes départemens, si les circonstances l' exigent.".

'Loi contenant des mesures pour rappeler les Français mis en réquisition à l' armée de terre' dd. 23 fructidor VI (2° bull. 225, n° 2003; Moniteur du 26 fructidor VI); in : Pas., 1° série, Lois françaises, VIII, pp. 350-351.

[78]Loi relative au mode de formation de l' armée de terre, in: Pas., 1° série, Lois françaises, VIII, pp. 343-348.

[79]Gedurende het lopende conscriptiejaar werd geen wijziging aangebracht aan de conscriptie! Wie op 2 vendémiaire 20 jaar werd, zou toch pas op de daarnavolgende 1 vendémiaire ingeschreven worden.

[80]Het republikeinse jaar was immers ingedeeld in 12 gelijke maanden van 30 dagen ofte 360 dagen, waarbij dan 5, en in schrikkeljaren 6 complementaire dagen werden gevoegd.

[81]Het jaar III was het eerste 'sextile', en telde dus 6 complementaire dagen. Het daaropvolgende jaar 1796 was immers een schrikkeljaar. Het jaar VII was dan het tweede 'sextile', vóór schrikkeljaar 1800, en het jaar XI het derde 'sextile', vóór 1804.

[82]De 'réquisition' had alle jongemannen getroffen, die 18 jaar geworden waren vóór de publicatie van de wet van 23 augustus 1793, op 25 augustus 1793, dus al degenen, geboren vóór 25 augustus 1775.

[83]'Loi contenant des mesures pour rappeler les Français mis en réquisition à l' armée de terre' dd. 23 fructidor VI; (2°, bull. 225, n° 2003); Pas., 1° série, Lois françaises, VIII, pp. 350-351.

[84]Het zou lang een prerogatief van de wetgever blijven, het aantal conscrits te bepalen, dat ter beschikking gesteld werd van de regering. Naarmate de greep van de uitvoerende macht versterkte, zou dat prerogatief echter steeds meer zijn betekenis verliezen, totdat Napoleon de wetgever definitief buiten spel stelde, met de invoering van 'levée par sénatus-consulte'. Cfr. infra.

[85]Hoewel de naam hiervoor nog niet echt past, zal ik die lijst, analoog met de nadien volgende 'levées', aanduiden als de 'désignation'-lijst.

[86]Bijvoorbeeld wegens een te kleine gestalte. Elke recruut moest tenminste een lichaamslengte hebben van 1 meter 598 millimeter (4 voet 11 duimen).

[87]Een soort burgerwacht, die echter niet in de 'départements réunis' opgericht was.

[88]Het is onduidelijk wat hiermee bedoeld werd. Waarschijnlijk doelt men op academische of andere titels, die op grond van verdiensten wel nog konden verworven worden.

[89]'Instruction relative au compètement de l' armée' dd. 1° complementaire dag VI; RAG, Scheldedepartement, 3272/2 en 4828/4.

[90]Circulaire n° 6581 van Du Bosch aan de 'Commissaires du Directoire Exécutif près les administrations municipales de canton' dd. 9 vendémiaire VII, met instructies bij de wet van 19 fructidor VII; in: RAG, Scheldedepartement, 4904.

[91]BAUDET (M.), Les conscriptions dans la commune de Pesche à la période française (1793-1815), Bruxelles, éditions crédit communal de Belgique, 1967, p. 58.

[92]Ondanks die afzetting, ondertekende hij nog op 22 vendémiaire VII, als 'commissaire' (!) twee akten van 'enrôlement volontaire'!? Bleef hij misschien in functie tot de installatie van zijn vervanger op 7 brumaire VII? (Brief van de commissaire du Directoire Exécutif près de l' administration municipale du canton d' Oosterzeele Timmerman aan Du Bosch dd. 7 brumaire VII, met kennisgeving van zijn installatie bij besluit van de 'administration municipale de canton' van 29 vendémiaire VII; in: RAG, Scheldedepartement, 3830/1).

[93]Over de perikelen van Cornelius Martinus Spanoghe cfr. diens verdediging in zijn brief van 29 fructidor VI; in: RAG, Scheldedepartement, 3830/1.

[94]'Compte mensuel des opérations de l' administration et de la situation du canton' dd. 4 vendémiaire VII (n° 6360); in: RAG, Scheldedepartement, 2155/31. Wel moeten we hierbij de ontslagperikelen van Spanoghe in het achterhoofd houden: omdat hij weet gekregen had van de aantijgingen, door de 'agents' tegen hem uitgesproken, en van de nakende ontheffing uit zijn -betaalde- functie, moet hier rekening gehouden worden met een mogelijke wraakmaatregel van zijnentwege. Getuige daarvan zijn brief van 29 fructidor VII.

[95]Deze lijsten zouden een geliefd doelwit vormen van de 'brigands' in brumaire!

[96]'Canton Oosterzeele, jaar VII, ontfanck van de Registers der Geboortes'; in: RAG, Scheldedepartement, 4904.

[97]Gentbrugge en Ledeberg maakten deel uit van het kanton Oosterzele, maar werden bij de herschikking van de kantons onder het 'Consulat' ondergebracht bij Gent. Verder zal ik ze dus buiten beschouwing laten, zowel voor de 'levées' van jaar VII, als die van jaar VIII. Ledeberg zal echter wel nog ter sprake komen bij de behandeling van de 'levée ordinaire sur les classes des années IX et X'. Toen moest de gemeente immers, samen met Merelbeke, een gemeenschappelijk contingent leveren. (De 'levée' gebeurde toen immers niet meer op kantonnaal, maar op gemeentelijk vlak!)

[98]Oproep tot samenkomst van de 'agents' dd. 20 vendémiaire VII; in: RAG, Scheldedepartement, 4904. Het feit dat dit gebeurt in Bottelare, en niet in de 'chef-lieu de canton', is nog een erfenis van ex-'commissaire' Spanoghe, die in Oosterzele geen geschikte vergaderzaal vond, en daarom de administratie naar Bottelare liet verhuizen.

[99]In de gemeente Nederzwalm, en in Lille! Brieven van de 'président et sécretaire de l' administration municipale du canton de Nederswalmen' dd 26 vendémiaire VII, en van de 'administration municipale de la commune et canton de Lille' dd 27 vendémiaire VII; in: RAG, Scheldedepartement, 4904.

[100]Een exemplaar ervan zit immers in de bundel 4904, die het archief van de 'administration municipale de canton' bevat.