Hoe een tanende wereldmacht moeizaam EU-lidstaat werd/wordt. Een analyse van de commentaren in drie voorname Britse kranten op de Europese integratie tussen 1950 en 1997. (Philip Maelfait)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
ECB: Europese Centrale Bank
EDG: Europese Defensie Gemeenschap
EEG: Europese Economische Gemeenschap
EG: Europese Gemeenschappen (EEG, EGKS en Euratom)
EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
EMS: Europees Monetair Stelsel
EMU: Economische en Monetaire Unie
EP: Europees Parlement
EPG: Europese Politieke Gemeenschap
EU: Europese Unie
Euratom: Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA)
EVA: Europese Vrijhandels Associatie (European Free Trade Association / EFTA)
IGC: Intergouvernementele Conferentie
OEES: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking
SEA: Single European Act (Europese Akte)
WEU: West-Europese Unie
Datum:
Titel:
Auteur/Journalist:
Pagina:
Welke ‘topics’ komen aan bod?
Globale associatie (evaluatie) van onderwerp(en)? Neutraal, positief, negatief.
Thema:
Algemene associatie? Neutraal, positief, negatief.
Samenvatting:
Wat zijn de implicaties (wat bedoelt men indirect te zeggen) of presupposities (wat neemt men bij voorbaat aan)?
Welke speciale verbanden zijn er tussen de zinnen? Worden er oorzakelijke of redengevende verbanden gesuggereerd die niet op feiten berusten? (vb. door, omdat, doordat, nadat,…)
Welke andere vormen van samenhang worden er gelegd tussen de zinnen en tussen de feiten?
Perspectief van de beschrijving?
Actoren in het bericht?
Wie wordt niet genoemd?
Wie komt aan het woord?
Wie wordt direct aangehaald?
Wiens woorden worden samengevat?
Wordt kritiek genoemd, letterlijk geciteerd en welke aandacht krijgen uitspraken?
Welke eigenschappen of handelingen worden aan de betrokken partijen toegeschreven?
Welke (eventueel) overbodige details worden vermeld?
In hoeverre is er hoofdzakelijk aandacht voor positieve of negatieve aspecten van de gebeurtenissen?
Hoe worden de feiten gepresenteerd? Welke relativerende partikels gebruikt het bericht? (vb. zou, wellicht, waarschijnlijk, beweren,…)
Stijl: woordkeuze
Retoriek: welke stijlfiguren? (overdrijving, litotes, metafoor)
Kop:
Neutraal, positief of negatief?
Vertekent de
kop de globale inhoud van het bericht?
|