De doodstraf in Oost-Vlaanderen, 1811-1914 (Johan Caroen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

Het Oost-Vlaamse assisenarchief

 

Voor het statistisch onderzoek dat de basis vormt van deze scriptie, werd voor elke persoon die van 1811 tot 1914 werd aangeklaagd voor het Assisenhof wegens een halsmisdaad een fiche opgesteld.  Hierop werden zoveel mogelijk de volgende gegevens verzameld: naam, datum van de uitspraak, kapitaal delict waarvoor de beklaagde terechtstond, leeftijd, beroep, woonplaats, uitkomst van het proces en verdere ontwikkelingen na het proces (cassatie, gratie of terechtstelling).

Het onlangs volledig opnieuw verpakte en geïnventariseerde archief van het Hof van Assisen in Oost-Vlaanderen, leende zich uitstekend voor dit doel.  De personen die effectief de doodstraf kregen konden makkelijk teruggevonden worden dankzij de chronologische repertoria die op de griffie werden bijgehouden.[1]  Deze repertoria bevatten voor elke beklaagde naast zijn persoonlijke gegevens, de aard van zijn misdaad, de strafmaat bij veroordeling en eventuele voorziening in cassatie en/of gratieverlening. 

Desondanks zijn aan deze bron ook een aantal beperkingen verbonden.  In de eerste plaats is de volledigheid en gedetailleerdheid van het register erg variabel.  Niet alle griffiers legden evenveel zorg aan de dag bij het invullen ervan.  Bovendien zijn enkele van de banden in zeer slechte staat waardoor een stuk van het register in de periode 1877-1890 ontbreekt.  Tot slot stelde zich ook een probleem op het vlak van de rechtsterminologie.  In de negentiende eeuw was alle officiële rechtsterminologie in België om bekende redenen in het Frans.  Nochtans waren veel stukken, waaronder grote delen van deze repertoria, in het Nederlands gesteld.  De rechtstermen werden dan maar vrij vertaald naar het Nederlands, wat een hoogst verwarrend resultaat gaf.  Wanneer het op het ombrengen van een persoon aankwam, verschenen termen als “doodslag”, “manslag”, “vrijwillige moord”, “vrijwillige manslag”, “beraamde moord” en “onvrijwillige moord” door elkaar.  Welke term nu precies “homicide”, “meurtre” of “assassinat” betekende werd daarbij geheel onduidelijk.  Nochtans was dit verschil vrij essentieel.  Enkel assassinat was immers strafbaar met de doodstraf (een enkele uitzondering niet te na gesproken).  Om die personen terug te vinden die wel voor een kapitaal delict waren aangeklaagd, maar uiteindelijk niet de doodstraf kregen, was dus een andere bron nodig.

Een beter instrument hiervoor waren de arrestboeken.[2]  In deze boeken werden de minuten van alle arresten van het Assisenhof, zowel tussentijdse als arresten ten gronde, op chronologische wijze opgebonden.  Naast de persoonlijke gegevens van de beklaagde, die gewoonlijk vollediger vermeld stonden dan in de chronologische repertoria, vermeldde het arrest voor welke misdaad de beklaagde al dan niet door de jury schuldig was bevonden.  Daarna werden alle wetsartikelen geciteerd die op het arrest betrekking hadden.  Bij de strafmaat stonden eventueel nog de verzachtende omstandigheden vermeld die de vaststelling van de straf door het Hof hadden beïnvloed.  In de marge werden door de griffier soms opmerkingen over het verdere verloop van het dossier geschreven, zoals vermelding van een gratiebesluit, een arrest in cassatie of een uittreksel uit een proces-verbaal van terechtstelling.[3] 

Dankzij de arresten konden de gegevens voor de ter dood veroordeelden worden nagekeken en indien nodig aangevuld.  Ook de meeste andere kapitale beklaagden konden hier worden teruggevonden.  Bij de beschrijving van de misdaad werden immers meestal naast de schuldvragen die de juryleden positief hadden beantwoord, eveneens de negatief beantwoordde vragen vermeld, indien die er waren.

Voor gevallen waar na consultatie van de arresten nog twijfel bestond of ze nu al dan niet het risico liepen tot de doodstraf te worden veroordeeld, werd het strafdossier geraadpleegd.  De strafdossiers, die voor de bestudeerde periode 1811-1914 quasi integraal bewaard werden, vormen het gros van het archieffonds ‘Hof van Assisen Oost-Vlaanderen’.[4]  Deze dossiers bevatten in de eerste plaats de verschillende stukken die vergaard werden tijdens het gerechtelijk onderzoek: processen-verbaal met vaststellingen over de misdaad, getuigenverhoren, ondervragingen van de betichte en verklaringen van de wetsdokter wanneer het om een misdaad tegen personen ging.  Daarnaast werden ook tijdens het proces stukken toegevoegd: processen-verbaal van de zitting van het Assisenhof, lijsten met de uitgelote juryleden, de vragenlijst die aan de juryleden werd voorgelegd en waarop de hoofdman van de jury meteen ook de antwoorden zette.  Een belangrijk element in het Assisenproces dat jammer genoeg voor de historicus geen neerslag vond in het dossier, waren de mondelinge debatten die het hart van de rechtspleging voor het Assisenhof uitmaakten.

Via de strafdossiers kon niet alleen - dankzij de lijst met schuldvragen die aan de jury werd voorgelegd - met zekerheid worden vastgesteld of de betichte met de doodstraf bedreigd was of niet.  De uitgebreide gegevens die erin terug te vinden zijn, boden eveneens de mogelijkheid om enkele strafzaken te reconstrueren en als illustratie of bijkomend bewijs in deze scriptie te integreren.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

[1] RABW, Hof van Assisen Oost-Vlaanderen, HA OOST 56-59, chronologische repertoria.

[2] RABW, Hof van Assisen Oost-Vlaanderen, HA OOST 27-50, arrestboeken.

[3] Deze vermeldingen in de marge waren niet wettelijk verplicht, en volgden enkel uit de ijver tot volledigheid van de griffier.  Ze werden bijgevolg niet altijd even volledig bijgehouden en ontbreken soms zelfs volledig.

[4] RABW, Hof van Assisen Oost-Vlaanderen, HA OOST 65-992, dossiers.