Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  VI: PROFIEL PER CATEGORIE VAN DE MUNICIPALE CURATORES

 

6.1. VOEDSEL

 

In Italië oefent 20,44 % (28 personen) van het totaal aantal geattesteerde curatores een curatele functie uit die verband houdt met voedsel.  Hieronder verstaan we dus ook alle curatores die instaan voor het beheer van het voedselfonds en dus een financiële taak hebben. 

 

6.1.1. Chronologische spreiding

 

Van de 28 curatores konden er 7 niet worden gedateerd en werden er 6 gedateerd op de grens tussen twee eeuwen, waarvan 5 aan het einde van de 2e en het begin van de 3e eeuw en 1 aan het einde van de 1e en het begin van de 2e eeuw.

Onderstaande tabel geeft de spreiding weer van de curatores over de drie eeuwen van de Keizertijd in verhouding tot de algemene chronologische spreiding:

 

 

Curatores

 

 

 

Italië

Voedsel

 

Totaal

 

 

Aantal

%

Aantal

%

 1e eeuw

1

6.67

27

31.03

 2e eeuw

10

66.67

46

52.87

 3e eeuw

4

26.67

14

16.09

 

15

100.00

87

100.00

 

Opvallend bij deze grafiek is dat enkel in de eerste eeuw het aantal curatores die instaan voor het voedsel lager ligt dan de referentiestandaard.  In de 1e eeuw, een periode waarin de problemen nog een latent en sporadisch karakter hadden, werd slechts 1 curator op een totaal van 15 gedateerde, geattesteerd.  Dit wijst op een nog vrij gezonde financiële toestand.  In de 2e eeuw, wanneer de crisis zich manifesteerde en het grootste aantal curatores werd geattesteerd[729], en ook in de 3e eeuw valt op dat in deze categorie het aantal curatores de algemene trend overstijgt.  Zoals in alle crisisperiodes wijst dit erop dat tijdens de malaise in de 2e en in de 3e eeuw de voedselzorg duidelijk prioritair was.  Wij veronderstellen dat in deze periode de zorg voor het voedsel in de meeste gevallen het karakter had van een munus mixtum en dat de financiële inbreng van de betrokken curatores relatief hoog is geweest.  Omdat voor de voedselbevoorrading en de distributie ervan zoveel geld nodig was, waren ook een groot aantal curatores van deze categorie nodig om dit te bekostigen.

We mogen dus besluiten dat de frequentie waarmee curatores met betrekking tot het voedsel werden aangetroffen zeer sterk afhankelijk was van de financiël-economische en socio-politieke omstandigheden.

 

6.1.2. Geografische spreiding

 

De resultaten van de geografische spreiding van de curatores van deze categorie zien er als volgt uit:

 

 

 

Curatores voor het voedsel

Totaal aantal curatores

 

 

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Zuid-

 Campanië

3

10.71

 

 

18

13.14

 

 

Italië

 Regio II

1

3.57

5

17.86

10

7.30

31

22.63

 

 Regio III

1

3.57

 

 

3

2.19

 

 

 

 Latium Vetus

2

7.14

 

 

32

23.36

 

 

 

 Latium Adiectum

3

10.71

 

 

11

8.03

 

 

Midden-

 Regio IV

13

46.43

23

82.14

24

17.52

93

67.88

Italië

 Regio V

0

0.00

 

 

3

2.19

 

 

 

 Regio VI

3

10.71

 

 

9

6.57

 

 

 

 Regio VII

2

7.14

 

 

14

10.22

 

 

 

 Regio VIII

0

0.00

 

 

1

0.73

 

 

Noord-

 Regio IX

0

0.00

0

0.00

0

0.00

13

9.49

Italië

 Regio X

0

0.00

 

 

5

3.65

 

 

 

 Regio XI

0

0.00

 

 

7

5.11

 

 

 

 

28

100

28

100.00

137

100

137

100

 

 

Met betrekking tot het gebied van Zuid-Italië merken we op dat de spreiding van de curatores met betrekking tot het voedsel procentueel zeer dicht aanleunt bij de referentiestandaard.  Dit kan niet worden gezegd wanneer we de spreiding van de twee groepen curatores vergelijken voor Midden-Italië.  Bij het bekijken van de tabel constateren we dat hier de afwijkingen voor een aantal regio’s nogal extreem zijn.  Vooral de verhouding in regio IV is niet in evenwicht.  Het aantal curatores in verband met voedsel ligt er opvallend hoger dan de referentiestandaard.  Het omgekeerde kan worden vastgesteld voor de situatie in Latium Vetus.  In de andere regio’s van Midden-Italië zijn de verschillen tussen het totaal aantal curatores en de curatores met betrekking tot het voedsel minder opvallend.  In Noord-Italië, waar het kleinste aantal municipale curatores werd geattesteerd, werd geen enkele curator aangetroffen die was belast met de zorg voor het voedsel.

 

6.1.3. Spreiding over de standen

 

Bij 6 van de 137 geattesteerde municipale curatores konden we geen sociale status bepalen,  terwijl in de categorie voedsel elke curator kon worden geplaatst.  Onderstaande tabel geeft de spreiding over de verschillende standen en hun subcategorieën weer:

 

 

We kunnen hierover zeer beknopt onze bevindingen formuleren.  De spreiding over de standen van het aantal curatores in verband met voedsel volgt de trend van de  referentiestandaard.  We zien dat deze cura meer dan de referentiestandaard werd vervuld door zowel de municipale elite die het municipaal niveau nooit heeft verlaten (status 4.2) als de municipale elite die een functie heeft uitgeoefend op rijksniveau (status 4.1).  We willen tenslotte nog de aandacht vestigen op het feit dat de categorie voedsel een groter percentage vrijgelatenen telt dan de referentiestandaard (status 5).

 

6.1.4. Politiek profiel

 

Wanneer oefenden de curatores met betrekking tot het voedsel hun curatele functie uit?

Bij 25 van de 137 geattesteerde municipale curatores konden we niet bepalen op welk moment binnen hun carrière ze hun curatele functie volbrachten.

Van de 28 curatores die in de categorie voedsel kunnen worden ondergebracht, kunnen we van 8 personen ( 28,57 %) geen tijdstip achterhalen waarop ze hun curatele functie uitoefenden.[730]  Dit hoge percentage wordt verklaard doordat we bij ons onderzoek de curatores die enkel één municipaal ambt en een curatele functie vermeldden in deze categorie hebben geplaatst.  Wij zijn er niet per definitie van uitgegaan dat de curatele steeds werd uitgeoefend na het municipaal ambt, hoewel dit de meest waarschijnlijke hypothese is in dergelijke gevallen.  Aangezien we echter geen volledige zekerheid hierover hebben doordat toch ook een percentage curatores werd geattesteerd dat deze cura uitoefende aan het begin van zijn municipale carrière, plaatsten we deze curatores toch in categorie ‘onbepaald’ (H).  Dit principe werd met betrekking tot alle categorieën curatores toegepast.

 

 

Onmiddellijk valt op dat slechts weinig curatores deze curatele functie vervulden zonder een municipale carrière te hebben uitgebouwd (G).[731]   Wanneer we de curatores nagaan die wel municipale ambten hebben bekleed, stellen we vast dat deze curatele functie niet vaker dan bij andere categorieën aan het begin van de municicipale carrière werd uitgeoefend (A)[732].  Wat de aandacht trekt is dat de curatele functie meer dan normaal tijdens deze carrière (B)[733] of hierna (C)[734] wordt uitgeoefend, dit in vergelijking met de referentiestandaard.  Het was dus blijkbaar een cura waarmee men hoofdzakelijk personen belastte die reeds ervaring hadden met financieel en administratief beheer.  Wij vinden dit bevestigd door S. Mrozek.[735] 

 

Welke municipale ambten uit de municipale cursus honorum vervulden de curatores het meest?

Opvallend is dat 17 van de 28 curatores II vir zijn geweest.  Dit is 60,71 %.  Het waren dus vaak ex-magistraten met ervaring die met een dergelijke levensbelangrijke cura werden belast.  Van de 28 curatores waren er 5 die quinquennalis zijn geweest.  Opvallend is dat 53,57 % van de curatores ook quaestor is geweest.  Van deze quaestores is 40,00 % quaestor alimentorum geweest alvorens met een curatele functie in verband met het (financieel) beheer van de voedseldistributie te worden belast.[736]  Van deze curatores is tijdens hun leven 35,71 % aedilis geweest.  Tenslotte is ook één persoon  praetor geweest in zijn gemeente.[737]

 

Uitoefening van dezelfde cura en combinatie van curae.

Aangezien dit reeds uitgebreid aan bod kwam in hoofdstuk IV, herhalen we hier enkel de resultaten zonder dieper op in te gaan.

Van de 13 curatores (referentiestandaard) die meermaals dezelfde functie hebben uitgeoefend, waren er vier die hun cura met betrekking tot het voedsel meerdere malen hebben uitgevoerd, waarvan één tot viermaal toe.  Van de 28 curatores in verband met voedsel waren er bovendien nog zes (referentiestandaard: 14 curatores) die een aantal andere curae voor hun rekening namen.

 

6.1.5. Evergetisme

 

Van de 28 curatores die instonden voor een cura aangaande voedsel, waren er 10 die aan evergetisme deden.[738]  Dit is iets meer dan een derde of 35,71%.  Dit is een aanzienlijk deel van het totaal aantal curatores die aan evergetisme deden (29).  Van deze 10 curatores in verband met het voedsel stelden er 5 meerdere evergetische daden.[739]  Er werd geen verband gevonden tussen de vormen van evergetisme die de 10 curatores stelden en hun cura met betrekking tot de aankoop of de distributie van graan of andere levensmiddelen.  Hiermee bedoelen we dat een curator annonae bijvoorbeeld niet opvallend veel voedseluitdelingen hield of maaltijden organiseerde met eigen middelen.  Er is echter ook geen enkele reden om te veronderstellen dat het soort evergetisme afhankelijk zou zijn van de categorie van de cura.

 

6.1.6. Provincies

 

De cura annonae (of andere varianten op deze titulatuur) was klaarblijkelijk een typische instelling voor Italië aangezien in de provincies slechts één curator werd geattesteerd die belast was met de voedselzorg.[740]  De curator was afkomstig uit Lilybaeum (Sicilië) en kon worden gedateerd in de 3e eeuw.  Hij behoorde tot de ere-equites die geen functie hadden uitgeoefend op rijksniveau (status 3.2.) en had in zijn colonia de quaestuur bekleed. Verder vermeldt hij nog zijn ambt als decurio.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[729] MROZEK, S., Le problème de l’annone dans les villes italiennes du Haut Empire romain, in: Le ravitaillement en blé de Rome et des centres urbains des débuts de la République jusqu’au Haut Empire. Actes du colloque international organisé par le Centre Jean Bérard et l’URA 994 du CNRS, Naples, 14-16 Février 1991, p.95.

[730] (I.75.) (I.88.) (I.90.) (I.91.) (I.95.) (I.102.) (I.114.) (I.125.).

[731] (I.45.) (I.99.) (I.104.).

[732] (I.54.) (I.62.) (I.84.) (I.92.) (I.130.).

[733] (I.44.) (I.94.) (I.98.) (I.118.).

[734] (I.12.) (I.13.) (I.47.) (I.60.) (I.89.) (I.90.) (I.106.) (I.113.).

[735] MROZEK, S., Le problème de l’annone dans les villes italiennes du Haut Empire romain, in: Le ravitaillement en blé de Rome et des centres urbains des débuts de la République jusqu’au Haut Empire. Actes du colloque international organisé par le Centre Jean Bérard et l’URA 994 du CNRS, Naples, 14-16 Février 1991, p.100.

[736] MROZEK, S., Le problème de l’annone dans les villes italiennes du Haut Empire romain, in: Le ravitaillement en blé de Rome et des centres urbains des débuts de la République jusqu’au Haut Empire. Actes du colloque international organisé par le Centre Jean Bérard et l’URA 994 du CNRS, Naples, 14-16 Février 1991, p.100.

[737] (I.89.).

[738] (I.12.) (I.44.) (I.47.) (I.60.) (I.62.) (I.84.) (I.102.)  (I.114.) (I.118.) (I.130.).

[739] (I.12.) (I.47.) (I.84.) (I.114.) (I.130.).

[740] (P.27.).