Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1.10. OVERIGE.
In deze categorie vinden we de curatores terug die niet in een andere categorie konden worden ondergebracht.
De meest opvallende curator van deze typologie is de curator lucustae [516] afkomstig uit de provincie Africa Proconsularis.
Aan het einde van de 19e eeuw waren L. Homo en in zijn voetsporen tredend R. Cagnat en P. Gauckler ervan overtuigd dat de aanvulling niet cur(ator) lucustae was, maar wel cur(iae) lucusiae als specificatie bij (duum)vir aangezien zij ervan uitgingen dat de persoon zijn functies in de pagus Thugga had vervuld. T. Kotula is erin geslaagd deze interpretatie te weerleggen door aan te tonen dat een duumvir curiae, de hoogste magistratuur binnen een curia, noch in Africa noch elders in het rijk werd geattesteerd. Op deze wijze moest de duumvir dan worden beschouwd als de hoogste municipale magistraat van Carthago en niet van Thugga zoals L. Homo meende. Bijgevolg kon men ‘cur’ dat volgt op duumvir enkel aanvullen als cur(ator). [517]
Dat het object van de cura ‘lucustae’[518] ‘sprinkhaan’ kan zijn, wordt bewezen door de literaire bronnen. We vernemen van Titus-Livius, Iulius Obsequens, Augustinus en Orosius dat de sprinkhanen zich door de wind van zuid naar noord verplaatsten en op hun tocht alles vernietigden. Wanneer ze tenslotte door de wind in zee belandden en verdronken, spoelden hun rottende kadavers aan en waren zo verantwoordelijk voor het verspreiden van de pest over Africa. [519]
De colonia van Carthago werd vanaf zijn stichting herhaaldelijk geteisterd door sprinkhanenplagen. De bestrijding van die plagen was een constante zorg voor de Romeinse autoriteiten. Plinius de Oudere brengt ons op de hoogte van het bestaan van een lex de locustis in Cyrenaïca. In zijn Naturalis Historia zegt hij dat de verdelging van de sprinkhanen onder de bevoegdheid van de magistraten viel, terwijl men in Syrië het leger inzette.[520]
Er werd zelfs een afbeelding gevonden waarop een sprinkhaan, gelegen op een steen, werd opgedragen aan de god Saturnus, de grote beschermgod van Africa en de god van de overvloed, waarmee de smekeling de sprinkhanenplaag wou neutraliseren.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de belangrijke taak om de sprinkhanen te bestrijden werd toevertrouwd aan een oud-duumvir.[521]
De inscriptie kon worden gedateerd in 48/49 n.Chr.. Het is echter weinig waarschijnlijk dat de functie van ‘curator lucustae’ pas dan zou in het leven geroepen zijn. Men vermoedt dat de curatele functie reeds voeger bestond maar daar zijn totnogtoe geen bewijzen voor.[522]
Een tweede curator die tot deze categorie behoort, is de ‘curator saltus Firronani’ uit Mediolanum. De persoon was curator van een landgoed (gericht op landbouw en veeteelt). We weten echter niet of dit landgoed nog in het bezit was van een privé-persoon of dat het landgoed bij testament door een privé-persoon aan de gemeente was geschonken.[523] Voor de laatste mogelijkheid spreekt de uitgang -anus van het cognomen of het nomen die wordt gebruikt voor de aanduiding van een fundatie zoals bij de categorie van de spelen reeds ter sprake werd gebracht. Aangezien we nergens verdere informatie over deze titel aantroffen en we dus enkel op de vorm zelf zijn aangewezen om te beslissen of deze curator tot ons onderzoeksmateriaal behoort, prefereren we deze curator niet op te nemen bij verder onderzoek.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[516] CIL VIII, 26517 (P.5.).
[517] DESANGES, J., Un curateur de la sauterelle sur la pertica de Carthage en 48/49 de notre ère, in: Bulletin archéologique du C.T.H.S., nouv. Sér., fasc. 10-11b, 1977, p.136.
[518] Het gebruik van het enkelvoud in plaats van het meervoud is een procédé van individualisatie en maakt de sprinkhanenplaag meer tegenwoordig, meer concreet. Dit is trouwens niet de enige cura die zijn object in het enkelvoud heeft. Cura annonae en cura frumenti zijn hier ook geschikte voorbeelden van.
[519] DESANGES, J., Un curateur de la sauterelle sur la pertica de Carthage en 48/49 de notre ère, in: Bulletin archéologique du C.T.H.S., nouv. Sér., fasc. 10-11b, 1977, p.138.
[520] DESANGES, J., Un curateur de la sauterelle sur la pertica de Carthage en 48/49 de notre ère, in: Bulletin archéologique du C.T.H.S., nouv. Sér., fasc. 10-11b, 1977, p.139.
[521] DESANGES, J., Un curateur de la sauterelle sur la pertica de Carthage en 48/49 de notre ère, in: Bulletin archéologique du C.T.H.S., nouv. Sér., fasc. 10-11b, 1977, p.140.
[522] DESANGES, J., Un curateur de la sauterelle sur la pertica de Carthage en 48/49 de notre ère, in: Bulletin archéologique du C.T.H.S., nouv. Sér., fasc. 10-11b, 1977, p.140.
[523] DE RUGGIERO, E., Dizionario epigrafico di Antichità Romane, parte II, p.1338; KORNEMANN, E., Real-Encyclopädie, IV, coll.1812-13.