Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
ALGEMEEN BESLUIT.
Het zou weinig zinvol zijn een samenvatting te geven van al onze bevindingen en onderzoeksresultaten. Deze kunnen immers gelezen worden aan het einde van elk (deel)hoofdstuk. Wij prefereren in dit besluit nog een aantal beschouwingen in verband met het onderzoeksmateriaal aan te brengen en nog enkele zaken die tijdens het onderzoek impliciet aan bod kwamen of dienen te worden genuanceerd onder de aandacht te brengen.
Wij zijn er ons ten volle van bewust dat het gewicht dat één curator in de schaal legt op een dergelijke kleine hoeveelheid bronnenmateriaal heel groot is en dat voornamelijk bij de diagrammen die voor elke categorie municipale curatores apart werden opgesteld mogelijke verschuivingen een enorme impact kunnen hebben die een andere interpretatie van de gegevens toelaten. Ondanks deze beperking werd toch aan procentberekening gedaan en werden de resultaten in de vorm van diagrammen weergegeven. Wij willen onze beweegredenen hiertoe kort motiveren en verantwoorden.
Men zou tegen deze werkwijze kunnen inbrengen dat de municipale curator geen echte magistraat was en onder het systeem van de munera (personalia) viel waardoor het weinig zinvol is na te gaan in welke mate bijvoorbeeld deze curatores ambten uit de municipale cursus honorum, functies op rijksniveau of bepaalde priesterfuncties bekleedden. Toch leek ons dit gerechtvaardigd, ook wat de berekeningen in functie van het sociaal profiel en het evergetisme betrof, aangezien de functie van municipale curator het resultaat is van de institutionalisering van een aantal munera personalia. Door deze institutionalisering verschilt hun statuut van andere personen die ook de titel curator droegen maar waarvan het object van hun curae niet was losgemaakt uit het bevoegdheidsdomein van de municipale magistraten.
Een tweede beweegreden is dat, hoewel nog dagelijks inscripties worden teruggevonden en dus de kans bestaat dat het epigrafisch bronnenmateriaal met betrekking tot de municipale curatores verder wordt uitgebreid, dit totnogtoe kleine aantal geattesteerde curatores mogelijk wel representatief is voor het totale aantal municipale curatores tijdens het Principaat. Wanneer we deze veronderstelling aannemen zijn de gemaakte berekeningen en voorstellingen ondanks het geringe aantal gegevens toch representatief en niet zonder betekenis.
Na deze toelichtingen in verband met het bronnenmateriaal willen we nog enkele beschouwingen meegeven over de curatele functie en de municipale curatores zelf.
Zoals M. Corbier en S. Mrozek met betrekking tot hun onderzoek aangeven, is het niet altijd even gemakkelijk de curatele functie te onderscheiden van een evergetische activiteit. Na verloop van tijd, als de druk op gemeentelijke schatkist te groot werd, veranderde een cura vaak van een munus personale in een munus mixtum. Wanneer de uitvoerder van de cura een financiële bijdrage leverde, wordt het soms moeilijk te achterhalen of het gaat om een vorm van evergetisme of om een munus mixtum bij dewelke de financiële inbreng niet uit vrije wil gebeurde, maar eenvoudigweg een verplichting was. Bovendien was het ook mogelijk vrijwillig een munus op zich te nemen waardoor het onderscheid tussen evergetisme en een munus opgelegd door de ordo decurionum, nog meer werd bemoeilijkt. Daarenboven is gebleken dat sommige evergeten in ruil voor gestelde daden met de titel ‘curator’ werden geëerd. We kunnen dus concluderen dat de titel ‘curator’ niet toelaat, in tegenstelling tot sommige omschrijvingen van de functie, te achterhalen in welke gevallen het om een munus personale, een munus mixtum of een evergetische daad ging.
Een tweede opmerking houdt verband met het minieme aantal municipale curatores dat in de provincies werd geattesteerd. In Italië bereikte in de 2e eeuw de munus in het algemeen het statuut van een autonoom systeem waarbij het onder de Antonijnen werd ingepast in de bestaande maatschappelijke structuren en een grote verspreiding kende. Wat de munera personalia betreft, werd een snelle verspreiding in de hand gewerkt door de financiële en economische crisis die zich in de 2e helft van de 2e eeuw duidelijk en overal in Italië liet voelen. Wij nemen aan dat het systeem van de munera in de provincies niet in dezelfde mate als in Italië was ingeburgerd. We moeten er rekening met houden dat wanneer het systeem van de munera in Italië pas in de 2e eeuw volop tot ontwikkeling kwam, de verspreiding in de provincies mogelijk iets later op gang kwam. Hoogstwaarschijnlijk was in de provincies de gemeentelijke schatkist ook beter gevuld en waren de kapitaal-krachtigen er talrijker dan in Italië.
Tenslotte willen we nog even stilstaan bij het feit dat de meeste municipale curatores leden waren van de municipale elite en dat slechts enkelen een carrière op rijksniveau hadden uitgebouwd of een functie op rijksniveau hadden uitgeoefend. Men kan zich de vraag stellen waarom deze notabelen niet naar de Urbs trokken om een politieke of militaire carrière uit te bouwen zoals velen uit hun kringen waardoor de gemeenten een deel van hun financieel potentieel zagen verdwijnen. Mogelijk ambieerden zij eenvoudigweg geen carrière op rijksniveau en haalden zij genoeg voldoening uit de uitbreiding van een municipale carrière evenals uit de eer en het aanzien die zij in hun gemeente genoten. De personen die werden aangeduid om één van de besproken curae voor hun rekening te nemen, vervulden een munus, een verplichting tegenover hun gemeente en waren gedwon-gen deze te vervullen. Hoewel de geldelijke bijdrage die in het geval van een munus mixtum moest worden geleverd hoog kon oplopen en mogelijk voor diegenen die met de cura waren belast een financieel schadelijke zaak kon zijn, beschouwden de curatores dit tegelijk en mogelijk zelfs in de eerste plaats als een eer. Zij waren trots dat zij door de ordo decurionum voor deze opdracht werden uitgekozen omdat ze zo hun rijkdom konden ten toon spreiden en meer aanzien konden verwerven bij de inwoners van hun patria. Uiteraard genoot iemand die met een munus mixtum was belast meer aanzien dan iemand die was belast met een zuivere munus personale, hoewel ook laatstgenoemde zeker niet als oneervol werd beschouwd. Dat aan de titel curator een zeker aanzien en prestige was verbonden, bevestigt de sporadische toekenning van deze titel als dankbetoon aan personen die als evergeet waren opgetreden. We mogen concluderen dat de municipale curator een munus vervulde die de eigenschappen van een honos bezat.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |