Een biografie van Filips van Courtenay (ca. 1240-1283): een vorst op de dool en onderzoek naar de titel ‘titulaire Latijnse keizer van Constantinopel’. (Tarek Peeters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

VOORGESCHIEDENIS. Een inleidend hoofdstuk

 

1. Het Huis Courtenay I[13]

 

In het midden van de tiende eeuw – de beruchte ‘IJzeren Eeuw’ – plaatste Hugo de Grote, hertog van Francia en Bourgondië en één van de grondleggers van de Capetingen, de belangrijke stad Sens onder de controle van verscheidene ambitieuze graven – Fromont I, Renard de Oudere, Fremont II en Renard de Kwade. Om hun pas verworven macht te consolideren, bouwden deze graven meerdere burchten – Montereau, aan de monding van de Seine in de Yonne, Joigny aan de Yonne, en Châteaurenard aan de Ouanne. Athon (Atto), de stamvader van de oudere tak van de Courtenay, stamde waarschijnlijk af van de heren van Châteaurenard. Circa 1000 /1010 bouwde hij de burcht Courtenay en werd zo de eerste heer van de heerlijkheid Courtenay[14]. Athon sloot een alliantie met Godfried, de graaf van de Gâtinais en kreeg van hem voor bewezen diensten Châteaurenard, Charny en Champignelles[15].

Zijn oudste zoon, Joscelin, huwde met Hildegarde van Gâtinais, Godfrieds dochter, die als deel van haar bruidschat de heerlijkheid Montargis in het bezit van de Courtenay bracht. Uit zijn tweede huwelijk, met Elizabeth van Monthléry, stammend uit een machtig geslacht in Île de France, kwamen vier zonen voort – Milo, Joscelin, Godfried en Renaud[16].

 

 

2. Het Huis Courtenay-Edessa[17]

 

Joscelin en Godfried gingen mee met de kruistochten. Godfried werd één van de dapperste baronnen van het Latijnse koninkrijk van Jeruzalem, en sneuvelde in 1139[18]. Joscelin voegde zich bij zijn neef Boudewijn, graaf van Edessa (reg. 1098-1100). Hij werd beleend met grote bezittingen in de westelijke mark van het graafschap, zoals ondermeer met de burcht Turbussel (Tilbesar). Zijn regering kenmerkte zich door een agressieve politiek tegenover zowel moslims als christenen – vooral zijn christelijke buren in het vorstendom Antiochië. Toen Boudewijn in 1118 zijn oom Boudewijn I (reg. 1100-1118) opvolgde in het Latijns koninkrijk van Jeruzalem, werd Joscelin (I) beleend met het graafschap Edessa (reg. 1118-1131). Hij geraakte in moslimgevangenschap en raakte uiteindelijk dodelijk gewond bij de belegering van een burcht[19]. Joscelins zoon, Joscelin II (reg. 1131-1159), bezat niet de militaire vaardigheden van zijn vader en verloor in 1144 Edessa aan de atabek van Mosoel, Zengi. In oktober 1146 slaagde hij er in om de stad terug in te nemen, maar een maand later werd hij wederom verdreven, ditmaal voorgoed. Tot zijn dood in 1159 zou hij zich graaf van Edessa noemen, hoewel hij dit slechts de jure was. In 1150 werd hij gevangengenomen door Noerredin, de zoon van Zengi, die hem blind liet maken en de rest van zijn leven opgesloten hield. Het westelijke gedeelte van Edessa, dat nog in handen was van de kruisvaarders, werd verkocht aan de Byzantijnse keizer Manuel I Komnenos (reg. 1143-1180), maar in 1151 werd ook dit overrompeld door de moslims[20].

Joscelin III was net als zijn vader, Joscelin II, titulair graaf van Edessa (reg. 1159-voor 1200). Hij was oom van Boudewijn IV, Latijns koning van Jeruzalem (reg. 1174-1185), werd seneschalk van het koninkrijk en kreeg uitgebreide schenkingen. Hij stierf voor 1200 zonder mannelijke erfgenamen[21].

 

 

3. Het Huis Courtenay I in Frankrijk

 

Milo, de oudste zoon van Joscelin, erfde Courtenay, Châteaurenard, Charny, Champignelles en Montargis. Hij huwde met Ermengarde, de enige dochter van Renaud II, graaf van Nevers – zelf een afstammeling van Robert II de Vrome, koning van Frankrijk (reg. 996-1031). De Courtenay waren nu gerelateerd aan zowel de Gâtinais van Monthléry als aan de Nevers[22]. Milo werd in 1127 opgevolgd door zijn oudste zoon Willem. Willem stierf in 1148 tijdens de Tweede Kruistocht, waardoor zijn jongere broer Renaud het familiebezit erfde. In 1150 ontnam Lodewijk VII de Jonge, koning van Frankrijk (reg. 1137-1180), Renaud zijn bezittingen[23]. Lodewijk gaf ze aan zijn jongere broer Peter, met Renauds oudste dochter Elizabeth als bruid. Met het huwelijk van Peter en Elizabeth ontstond het Huis Capet-Courtenay.

 

 

4. Het Huis Courtenay II (Capet-Courtenay)

 

Peter (I) was een jongere zoon van Lodewijk VI de Dikke, koning van Frankrijk (reg. 1108-1137). In 1179 nam hij het kruis en vertrok naar Outremer[24], waar hij in 1183 overleed. Zijn weduwe overleefde hem nog tot 1205[25].

Hun oudste zoon, Peter II, huwde met Agnes, de erfdochter van de graafschappen Auxerre, Nevers en Tonnerre. De prijs voor de koninklijke dispensatie was Montargis, dat bij het kroondomein van Filips II Augustus, koning van Frankrijk (reg. 1180-1223) gevoegd werd. Na de dood van Agnes huwde hij in 1193 met Yolande van Vlaanderen, wat hem het markgraafschap Namen als bruidschap opleverde.

 

 

5. De Vierde Kruistocht

 

Yolande was de zuster van Boudewijn (I), de eerste Latijnse keizer van Constantinopel. Dit keizerrijk was het resultaat van de Vierde Kruistocht (1202-1204)[26]. Het doel was de verovering van Egypte, om zo door te stoten naar Outremer en Jeruzalem, sinds 1187 terug in moslimhanden. In april 1201 werd met Venetië een verdrag gesloten om tegen betaling voor transport en proviand voor de expeditie te zorgen. Op 24 mei 1201 volgde de onverwachte dood van Thibaud III, graaf van Champagne, de leider van de kruisvaarders[27]. Hij liet zijn companen op zijn sterfbed zweren dat ze de tocht zouden verderzetten en Venetië terugbetalen. Een nieuwe leider werd gevonden in Bonifatius, markgraaf van Montferrat. In de zomer van 1202 kwamen de kruisvaarders samen in Venetië. De opkomst bleek lager dan het aantal passagiers vermeld in het verdrag, maar de Venetianen eisten de volledige betaling, zoals overeengekomen. Enrico Dandolo, doge van Venetië (reg. 1192-1205) stelde hen voor de keuze: ofwel het volledige bedrag betalen, of de Venetianen een dienst bewijzen in de vorm van de verovering van de Hongaarse havenstad Zara (Zadar). In oktober-november 1203 werd de stad ingenomen.

Ondertussen verscheen de Byzantijnse prins Aleksios Angelos op het toneel. Aleksios was de zoon van Isaak II Angelos, keizer van het Byzantijnse rijk (reg. 1185-1195). In 1195 werd Isaak afgezet door zijn broer Aleksios III Angelos, blind gemaakt en samen met zijn zoon gevangengezet. In de winter van 1201-1202 wist Aleksios te ontvluchten.

Hij riep de hulp in van de kruisvaarders, die hem hun hulp beloofden in ruil voor zijn medewerking aan hun kruistocht. Op 17 juli 1203 volgde de bestorming van Constantinopel. Aleksios III vluchtte. De blinde Isaak werd uit de gevangenis gehaald en opnieuw op de troon geplaatst (reg. 1203-1204). Zijn zoon werd op 1 augustus tot medekeizer benoemd als Aleksios IV Angelos (reg. 1203-1204). De nieuwe keizers konden de veroveringszucht van hun nieuwe Westerse bondgenoten niet in toom houden. De kruisvaarders van hun kant kwamen al snel tot de vaststelling dat de beloofde hulp onmogelijk te verlenen was. Er ontstonden rellen in de stad naar aanleiding van de buitensporige Venetiaanse eisen, die op 28 januari 1204 resulteerden in de gevangenname van Isaak II en Aleksios IV door Aleksios V Doukas Mourtzouphlos (reg. 1204), een schoonzoon van Aleksios III. Aleksios IV werd op 1 februari gewurgd en Isaak belandde wederom in de gevangenis, waar hij later stierf.

Aleksios V zag zich voor dezelfde problemen gesteld als zijn voorgangers. De kruisvaarders, die in maart 1204 reeds een eerste verdelingsverdrag hadden opgesteld, begonnen op 9 april aan de tweede belegering van Constantinopel. Op 13 april werd de stad stormenderhand ingenomen[28]. Aleksios was vlak voor de inname gevlucht.

 

 

6. Het Latijns keizerrijk van Constantinopel[29]

 

Na een driedaagse systematische plundering werd op de rokende puinhopen het Latijns keizerrijk van Constantinopel gesticht. Een commissie bestaande uit zes kruisvaarders en zes Venetianen zou de keizer verkiezen. Op 9 mei 1204 verkozen ze unaniem[30] Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen (reg. 1194-1205) en Henegouwen (reg. 1195-1205, als Boudewijn VI). Op 16 mei werd hij in de Hagia Sophia gekroond door de verzamelde bisschoppen van het kruisvaarderleger, daar er nog geen Latijnse patriarch verkozen was[31]. In oktober werd er een tweede verdrag gesloten tussen de kruisvaarders en de Venetianen, gebaseerd op het verdrag van maart 1204, na voorbereiding door een commissie van twaalf kruisvaarders en twaalf Venetianen[32].

Hierin werd de definitieve gebiedsverdeling doorgevoerd. Constantinopel, de hoofdstad van het nieuwe rijk, werd verdeeld tussen de keizer en de doge: vijf achtste kwam aan de keizer, drie achtste aan de doge. Ook de omliggende gebieden, die in de meeste gevallen nog veroverd moesten worden, werden verdeeld. De keizer kreeg het gebied tussen Agathopolis aan de Zwarte zee en Tzurulon aan de zee van Marmara, Klein-Azië en de eilanden in de Egeïsche zee vlak voor de kust, inclusief Lesbos, Chios en Samos. Venetië kreeg veruit het grootste gedeelte: de landen van Adrianopel tot de zee van Marmara en naar het westen naar Gallipoli, delen van Negroponte en de eilanden Salamis, Aigina en Andros. Griekenland werd verdeeld volgens de natuurlijke lijn van het Pindosgebergte. Ten westen van die lijn, namelijk alles van Durazzo naar het zuiden naar Naupaktos aan de Golf van Corinthe, alsook de Ionische eilanden Corfu, Leukas, Ithaka, Cephalonia en Zakynthos, en het westelijke deel van de Peloponnesos beneden naar de havens van Methoni (Modon) en Koroni (Koron) ging alles naar Venetië. De kruisvaarders kregen het deel ten oosten van het Pindosgebergte[33].

Korte tijd na de inname van Constantinopel werden er drie Byzantijnse erfstaten gesticht. In april 1204 viel Trebizonde in handen van Aleksios en David Komnenos, kleinzonen van de Byzantijnse keizer Andronikos I Komnenos (reg. 1183-1185), en ontstond het keizerrijk Trebizonde, aan de kusten van de Zwarte zee[34]. Theodor Laskaris, schoonzoon van Aleksios III, stichtte een andere erfstaat, eerst in Brusa, later in Nicaea. Tegen 1208 was het keizerrijk Nicaea een feit[35]. In Arta, in Epirus, deserteerde Michael Doukas Angelos Komnenos, een onwettige zoon van een hoge Byzantijnse ambtenaar, uit de rangen van Bonifatius van Montferrat. Hij huwde de dochter van de plaatselijke gouverneur en stichtte het despotaat Epirus[36].

Daarnaast waren er nog de gevluchte keizers Aleksios III en Aleksios V. Aleksios III maakte Aleksios V blind, en belandde uiteindelijk in Nicaea, waar hij in 1210 in een klooster overleed. Aleksios V werd tijdens de eerste campagnes van de kruisvaarders in Klein-Azië (1204-1205) gevangengenomen. Op aanraden van Enrico Dandolo werd hij in Constantinopel gedwongen om de zuil van Theodosius te beklimmen en er af te springen. Sindsdien werd de zuil “Mourtzouphlos’ sprong” genoemd[37].

Boudewijn had onmiddellijk te kampen met grote moeilijkheden door aanvallen van de Byzantijnen en de Bulgaren. De Bulgaren hadden in 1186 hun onafhankelijkheid herwonnen van het Byzantijnse rijk onder de broers Asen die het Tweede Bulgaarse rijk stichtten. In 1205 werd Adrianopel ingenomen door Ioannitsa (Kalojan), koning van de Vlachen en Bulgaren. In plaats van op versterkingen te wachten vanuit Klein-Azië, belegerde Boudewijn op zijn beurt de stad, waarop Ioannitsa haar kwam ontzetten. In de daaropvolgende veldslag op 14 april 1205 werden de kruisvaarders verpletterend verslagen door de Bulgaren[38]. Ondanks bevelen om de rangen gesloten te houden tegen de hevige aanvallen van de Koemaanse boogschutters, achtervolgde Lodewijk, graaf van Blois, de Koemanen, kort daarop gevolgd door Boudewijn. Lodewijk sneuvelde en Boudewijn werd gevangengenomen. Onder de leiding van de Venetiaanse doge Dandolo vluchtten de kruisvaarders ’s nachts van het slagveld[39]. Boudewijn werd daarna nooit meer levend teruggezien. Ioannitsa zette hem gevangen in de Bulgaarse hoofdstad Veliko Tarnovo, waar hij ook overleed[40]. Pas in augustus 1206 was er zekerheid over Boudewijns dood[41].

Na de nederlaag bij Adrianopel werd Hendrik, de broer van Boudewijn, aangeduid als regent (moderator[42]). Op 29 mei 1205 stierf Enrico Dandolo[43]. De Venetianen kozen een nieuw hoofd, Marino Zeno, die als podestà over de Venetianen regeerde. Al spoedig noemde hij zichzelf ‘quartae partis et dimidiae totius imperii Romaniae Dominator[44]. In oktober 1205 sloot hij een nieuw verdrag met Hendrik[45]. In 1207 werd hij door de nieuwe doge Pietro Ziani vervangen door Ottaviano Quirino[46]. De titel van Dominator ging al snel over op de Venetiaanse doges. Ziani gaf in een edict toestemming aan elke burger van Venetië, of een geallieerde staat, om de bij de verdragen toegewezen gebieden in te nemen en deze veroveringen over te dragen op hun erfgenamen[47].

Ondertussen was er ook een Latijnse patriarch gekozen. In het verdrag van maart 1204 werd bepaald dat de partij die de keizersverkiezingen verloor de patriarch zou leveren[48]. In de tweede helft van 1204 maakte een Venetiaans kapittel van deze clausule gebruik en verkoos Tomasso Morosini.

Op zondag 20 augustus 1206 kroonde Morosini Hendrik in de Hagia Sophia tot de nieuwe keizer (reg. 1206-1216)[49]. Hendrik (I) was de meest capabele van alle Latijnse keizers[50]. Terwijl hij op zijn westelijke grenzen de Bulgaren in toom hield, controleerde hij aan de andere kant de pretenties van de Byzantijnse erfstaten. Met zijn intelligentie en welwillendheid won hij de steun van zijn Griekse onderdanen. Onder zijn regering kende het Latijns keizerrijk zijn grootste uitbreiding. Op 11 juni 1216 overleed hij in Thessalonica aan de gevolgen van een vergiftiging[51].

 

 

7. Het Huis Courtenay op de Latijnse keizerstroon

 

Na Hendriks dood werd Conon van Béthune bailie (regent) van het keizerrijk met de Byzantijnse titel sebastokrator[52]. De Latijnse baronnen kozen vervolgens Peter II van Courtenay tot Latijns keizer, vanwege zijn huwelijk met Yolande van Vlaanderen, de zuster van Boudewijn en Hendrik. Peter liet zijn oudste zoons Filips en Robert achter om de familiebezittingen te beheren en werd op 9 april 1217 door paus Honorius III (reg. 1216-1227) tot Latijns keizer gekroond. De kroning gebeurde net buiten de muur van Aurelianus in de kerk van San Lorenzo fuori le Mura, om Peter geen eventuele aanspraken te kunnen laten maken op rechten over het Heilig Roomse rijk. Op 11 april bevestigde hij de drie verdragen tussen de kruisvaarders en de Venetianen[53].

Intussen had de opvolger van Michael I van Epirus, Theodor Doukas (reg. 1215-1230), Durazzo ingenomen. Peter begon een belegering van de stad voor Venetië, maar Durazzo hield stand en hij hief het beleg op. Op weg naar Constantinopel werd hij door Theodor in een hinderlaag gelokt en gevangengenomen. Peter zou in juni 1219 in gevangenschap sterven[54].

Zijn zwangere vrouw Yolande was per schip vooruitgestuurd naar Constantinopel. Hier beviel ze van een zoon, de toekomstige Boudewijn II. Onderweg had ze haar dochter, Agnes, uitgehuwelijkt aan Godfried II, vorst van Achaea (reg. ca. 1228-1246)[55].

Achaea was één van de nieuwe kruisvaarderstaten op de Balkan, onder de familie Villehardouin. Andere belangrijke vorstendommen waren de heerlijkheid (later hertogdom) Athene[56] en het koninkrijk Thessalonica onder Demetrius (reg. 1207-1224), de zoon van de in 1207 gestorven Bonifatius van Montferrat. Ook de eilanden maakten deel uit van staten geschoeid op feodale leest, zoals het hertogdom Cephalonia onder de Orsini, of Negroponte, dat uiteindelijk ontwikkelde tot een tetrarchie.

Tot haar dood in september 1219[57] regeerde Yolande als Latijns keizerin. Naast Agnes werd ook een andere dochter, Maria, uitgehuwelijkt, aan Theodor I van Nicaea[58]. Dit hielp de vrede te bewaren, door Hendrik tot stand gebracht door een overwinning op Nicaea in 1211[59].

Na haar dood werd Conon van Béthune wederom aangesteld als bailie[60]. De oudste zoon van Peter en Yolande, Filips, weigerde wijselijk de keizerskroon en verkoos markgraaf van Namen te blijven[61]. Daarop werd zijn jongere broer Robert keizer (reg. 1221-1228)[62]. Hij vertrok in 1220 naar Constantinopel, alwaar hij op 25 maart 1221 gekroond werd door de nieuwe Latijnse patriarch, Mattheus (reg. 1221-1226), de tweede opvolger van Morosini[63].

Robert bleek een inadequate heerser te zijn. Een contemporaine kroniekschrijver, Aubry van Trois-Fontaines (Albericus de Tribus Fontibus) schreef dat ‘Latini perdiderunt multa cum ille [Robertus] esset quasi rudis et idiota[64]. In 1224 werd Thessalonica door Theodor van Epirus veroverd op Demetrius, die naar Italië vluchtte. Theodor noemde zich vanaf dan ook keizer. In Klein-Azië geraakte het Latijnse keizerrijk bijna al zijn bezittingen kwijt door het optreden van Johannes III Doukas Vatatzes, een schoonzoon van Theodor I Laskaris en de nieuwe keizer van Nicaea (reg. 1222-1254)[65]. De druppel die de emmer deed overlopen voor de onrustige Latijnse baronnen was het geheime morganatische huwelijk van Robert met een Franse vrouw. Zijn eigen ridders braken in hun kamer binnen en verminkten de vrouw. Haar moeder werd gevangengenomen en later verdronken. Robert stelde zijn zuster, Maria van Courtenay, aan als regentes en ging zijn gerechtigheid zoeken bij de paus, die hem onverrichterzake liet terugkeren in 1228. Op de weg terug, in Griekenland, overleed Robert[66].

 

 

8. Jan van Brienne

 

Toen de baronnen in Constantinopel enkele maanden later van Roberts overlijden hoorden, kozen ze Nayot van Toucy, de belangrijkste onder hen, tot bailie[67]. Roberts jongste broer, Boudewijn, was slechts elf jaar oud. Een regentschap was nodig. De baronnen wendden zich vervolgens tot Jan van Brienne[68]. Jan had een indrukwekkend palmares: hij was Latijns koning van Jeruzalem geweest (reg. 1210-1225) voor hij door zijn schoonzoon Frederik II, de keizer van het Heilig Roomse rijk, werd afgezet. Hij had deelgenomen aan de Vijfde Kruistocht, maakte aanspraak op de troon van het koninkrijk Armenië en was gehuwd met Berengaria (Berenguela), de zuster van Ferdinand III de Heilige, koning van Castilië (reg. 1217-1252). In 1229 was hij bevelhebber van de pauselijke troepen die het in Zuid-Italië tegen Frederik II opnamen.

In april 1229 kwamen de baronnen en Jan overeen dat Boudewijn zou huwen met Maria van Brienne, Jans dochter bij Berengaria. Jan zou keizer voor het leven worden. Als Boudewijn twintig werd, zou hij leenhulde brengen aan Jan en geïnvesteerd worden met Nicaea en Klein-Azië, uitgezonderd Nicodemia, dat aan Jan zou blijven. Aan zijn erfgenamen mocht Jan Klein-Azië of de landen van Theodor van Epirus nalaten. Zij zouden hiervoor leenhulde brengen aan Boudewijn. Er werd duidelijk in gespecificeerd dat de Venetiaanse gebieden hiervoor niet in aanmerking kwamen. Het verdrag werd geratificeerd door Jan en paus Gregorius IX (reg. 1227-1241). In augustus 1231 kwam Jan aan in Constantinopel en werd hij gekroond[69].

Theodor I van Epirus brak in 1230 zijn vredesverdrag met Ivan Asen II, neef van Ioannitsa en de nieuwe Bulgaarse heerser (reg. 1218-1241). Bij Klokotnitsa werd Theodor verpletterend verslagen en gevangengenomen[70]. Later werd hij blindgemaakt. Epirus werd herleid tot Thessalonica en de omliggende gebieden, waar Manuel Doukas heerste als keizer (reg. 1230-1237) bij de gratie van Ivan Asen[71].

In 1235 sloot Asen een verdrag met Johannes III Doukas Vatatzes. Beiden rukten op naar Constantinopel. Jan van Brienne viel de verzamelde strijdkrachten van Asen en Vatatzes aan met slechts 160 ridders. Tegen alle verwachtingen in behaalde hij een verpletterende overwinning, wat zijn laks optreden sinds zijn kroning meer dan goed maakte. De Venetiaanse vloot had ondertussen ook Vatatzes’ vloot overwonnen en vijfentwintig schepen geënterd, waaronder het vlaggenschip[72].

In 1236 vielen Asen en Vatatzes wederom aan. Ditmaal werd Constantinopel alleen gered door versterkingen van Godfried II, vorst van Achaea[73]. Niet lang daarna stierf Jan van Brienne op 23 maart 1237[74]. Op zijn sterfbed had hij de geloften van de orde der Franciscanen afgelegd. Het Latijnse keizerrijk bestond toen alleen nog maar uit de stad Constantinopel en haar onmiddellijke omgeving.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[13] Zie bijlage XXIII voor een stamboom van het Huis Courtenay I.

[14] Zie bijlage I voor een kaart van de heerlijkheid Courtenay en de andere bezittingen van het Huis Courtenay I en Courtenay II tot aan Peter II van Courtenay.

[15] Athon de Courtenay. http://www.gendex.com/users/jast/D0004/G0000043.html#I1539. Zie ook GEN-MEDIEVAL-L [E-mail discussielijst geschiedenis en genealogie]. http://archiver.rootsweb.com/th/read/GEN-MEDIEVAL/1999-04/0925150357. Er zijn meerdere theorieën rondom de eerste Courtenay. Volgens RICHARD, “Courtenay. A. Die Courtenay in Frankreich und im Lateinischen Osten.”, 317. was Athon de zoon van een gastelarius (koekenbakker). Athon zelf was een ministerialis en bouwde de burcht Courtenay op gebied van de kerk. Vervolgens werd hij tot ridder geslagen en ergens tussen 998 en 1031 huwde hij een adellijke dame.

[16] Josceline de Courtenay. .http://www.gendex.com/users/jast/D0002/G0000043.html#I1537. Zie ook GEN-MEDIEVAL-L [E-mail discussielijst geschiedenis en genealogie]. http://archiver.rootsweb.com/th/read/GEN-MEDIEVAL/1999-04/0925150357. en “RICHARD, “Courtenay. A. Die Courtenay in Frankreich und im Lateinischen Osten.”, 317.

[17] Zie bijlage XXIII voor een stamboom van het Huis Courtenay-Edessa.

[18]GEN-MEDIEVAL-L [E-mail discussielijst geschiedenis en genealogie]. http://archiver.rootsweb.com/th/read/GEN-MEDIEVAL/1999-04/0925150357.

[19] RILEY-SMITH, “Josselin I.”, 637.

[20] RILEY-SMITH, “Josselin II.”, 637.

[21] RILEY-SMITH, “Josselin III.”, 637-638.

[22] Milo de Courtenay. http://www.gendex.com/users/jast/D0060/G0000042.html#I1535. Zie ook GEN-MEDIEVAL-L [E-mail discussielijst geschiedenis en genealogie]. http://archiver.rootsweb.com/th/read/GEN-MEDIEVAL/1999-04/0925150357. en RICHARD, “Courtenay. A. Die Courtenay in Frankreich und im Lateinischen Osten.”, 317.

[23] RICHARD, “Courtenay. A. Die Courtenay in Frankreich und im Lateinischen Osten.”, 317-318. Zie ook Renaud Seigneur de Courtenay. http://www.gendex.com/users/jast/D0058/G0000042.html#I1533. Blijkbaar maakte Renaud het te bont met zijn zelfstandige optreden, wat Lodewijk VI een reden gaf om zijn landerijen te confisceren en ze aan zijn jongere zoon te geven.

[24] Outremer (‘Overzee’): de door de kruisvaarders veroverde gebieden in het Midden-Oosten, bestaande uit het Latijns koninkrijk Jeruzalem, het vorstendom Antiochië, het graafschap Tripoli en het graafschap Edessa.

[25] RICHARD, “Courtenay. A. Die Courtenay in Frankreich und im Lateinischen Osten.”, 318.

[26] Zie bijlage III voor het verloop van de kruistocht.

[27] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 7.

[28] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 188.

[29] Zie bijlage XXIII voor een stamboom van de Latijnse keizers.

[30] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 188-189. Deze unanimiteit werd pas bereikt na een verkiezingsstrijd tussen Boudewijn en Bonifatius van Montferrat. De voornaamste reden van Boudewijns verkiezing was de steun van de Venetiaanse kiesmannen, die Bonifatius niet wilden vanwege zijn oud bondgenootschap met hun aartsrivaal Genua.

[31] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 189. Zie ook bijlage IV voor een afbeelding van de kroning van Boudewijn.

[32] NICOL, Byzantium and Venice, 149. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 191.

[33] NICOL, Byzantium and Venice, 149-150. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 190-192. Zie bijlagen V, VI en VIII voor de plaatsnamen.

[34] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 200-201. De eerste keizer was Aleksios I Komnenos (reg. 1204-1222).

[35] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 201.

[36] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 201.

[37] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 202. Zie ook ROBERT DE CLARI, La Conquête, 104. Enrico Dandolo rechtvaardigde de terechtstelling met de opmerking: ‘Mais de haute home, haute justice’.  Zie ook bijlage XII voor een plattegrond van Constantinopel.

[38] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 20.

[39] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 203. Om de Bulgaren te misleiden lieten de kruisvaarders, op aanraden van Dandolo, overal in hun tenten lampen en vuren branden.

[40] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 203.

[41] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 204. Toen de kruisvaarders in Stenimaka hun compaan Renier de Trit ontzetten, kwamen ze via hem te weten dat Boudewijn was overleden.

[42] Ook bailie genoemd. Beide termen verwijzen naar hetzelfde ambt.

[43] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 203. Zie ook WOLFF, “A New Document”, 544.

[44] NICOL, Byzantium and Venice, 153. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 193. en WOLFF, “A New Document”, 544.

[45] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 194.

[46] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 193-194. Zie ook WOLFF, “A New Document”, 556-557 n 559.

[47] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 193.

[48] WOLFF, “Politics in the Latin Patriarchate”, 227.

[49] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 20.

[50] Onder Hendrik kende het keizerrijk zijn grootste uitbreiding. Zie bijlage VII voor het hoogtepunt van het Latijnse keizerrijk.

[51] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 43.

[52] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 211-212.

[53] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 44. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 212. Honorius III wou Frederik II, keizer van het Heilig Roomse rijk (reg. 1220-1250), niet voor het hoofd stoten.

[54] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 45. In het gezelschap van Peter bevond zich ook de pauselijke legaat Giovanni Collona, kardinaal-priester van St.-Praxedis. Hij werd samen met Peter gevangengenomen, maar op aandringen van paus Honorius III door Theodor vrijgelaten. Midden 1218 was hij terug in Constantinopel. Na Yolandes dood fungeerde hij kort als regent. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 213.

[55] ILIEVA, Frankish Morea, 148.

[56] Onder de familie de la Roche, met als eerste heer Othon (Otto) de la Roche (reg. 1205-1225).

[57] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 45.

[58] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 213.

[59] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 209. Op 15 oktober 1211 versloeg Hendrik, veruit in de minderheid, Theodor I van Nicaea aan de Klein-Aziatische kust.

[60] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 213.

[61] WOLFF, “Baldwin of Flanders and Hainaut”, 293. Filips erfde het markgraafschap in 1216, toen Peter en Yolande het Latijns keizerrijk overnamen.

[62] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 45.

[63] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 214.

[64] AUBRY DE TROIS-FONTAINES, Chronicon, 910.

[65] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 214-215.

[66] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 215-216.

[67] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 54.

[68] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 216. Een andere geïnteresseerde was Ivan Asen II van Bulgarije, die om duidelijke redenen geweigerd werd.

[69] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 216-217.

[70] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 217. De standaard van Ivan Asen bestond uit een speer met daaraan het geschonden verdrag.

[71] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 217. Ivan Asen begon zich vanaf dan tsaar van de Bulgaren en de Grieken te noemen.

[72] SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 219.

[73] ILIEVA, Frankish Morea, 149. Godfried II zond Jan van Brienne elk jaar 22.000 hyperpers om troepen te verzamelen voor de verdediging van Constantinopel. In de winter van 1235-1236 kwam hijzelf te hulp bij de belegering met 120 schepen, driehonderd arbalesters en vijfhonderd boogschutters.

[74] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 54. Zie ook SETTON, WOLFF en HAZARD, History of the Crusades, II, 219-220.