Congo 1955-1960: De aanloop naar de onafhankelijkheid. Een analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten: De Standaard, Vooruit, Het Laatste Nieuws. (Isabelle Ferrand)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

II. BRONNEN

 

1. DE PERS

 

1.1 Inleiding

 

“Today we live in a world in which the extended circulation of symbolic forms plays a fundamental and ever-increasing role. In all societies the production and exchange of symbolic forms – of linguistic expressions, gestures, actions, works of art and so on – is, and has always been, a pervasive feature of social life.”[2] Dit citaat komt van J.B. Thompson. Hij ziet de productie en uitwisseling van symbolische goederen, in dit geval nieuws, als onlosmakelijk verbonden met de activiteiten van de media-industrie.

De rol van de media is zo fundamenteel dat een wereld er zonder, ondenkbaar lijkt. Toch is de media-industrie relatief recent. Het prille begin gaat terug naar de 15e eeuw. Sindsdien kwamen er een reeks ontwikkelingen op gang die de methoden wijzigden, waarop nieuws werd geproduceerd, getransformeerd en ontvangen bij individuen. Thompson[3] noemt die reeks van ontwikkelingen “mediazation of modern culture”. Dit proces ging samen met de expansie van het industrieel kapitalisme en met de vorming van de natiestaatsystemen in het Westen. 

De democratie staat hier nauw mee verbonden. Theoretisch is een vrije pers niet mogelijk zonder democratie. Omgekeerd is democratie alleen denkbaar: als de vrije pers intact blijft; als de natie op een voldoende gevarieerde wijze wordt belicht; en als de vele meningen in de democratische samenleving vrij circuleren en voor het grote publiek toegankelijk zijn.[4] Concreet betekent dit dat de pers een opinie moet ontwikkelen bij de moderne burger, die samengaat met een inlevingsvermogen in een grote verscheidenheid van levensopvattingen en levensnormen.[5]

 

In dit hoofdstuk belichten we eerst wat massamedia en massacommunicatie precies inhouden. We baseren ons hiervoor op het werk van Thompson.

Vervolgens stellen we de vraag of de pers in de praktijk zo vrij is. We houden rekening met het feit dat ons onderzoek de jaren 1955-’60 behandelt. Het medialandschap zag er toen anders uit dan nu. Een ander discussiepunt raakt de functie van de pers als waakhond van de democratie. H. Verstraeten schrijft dat “de pers, ondanks haar kritische instelling, een efficiënt middel is om de maatschappelijke machtsstructuren te handhaven, te versterken of zelfs te verantwoorden”.[6] De pers is dus een ideologisch instrument, dat de gebeurtenissen vanuit een bepaald oogpunt beschrijft. Daar tegenover staat het begrip “objectiviteit”. We kijken hoe de pers die twee zaken incorporeert.

Tenslotte komt de berichtgeving uit de Derde Wereld aan bod. De belangstelling gaat hier vooral uit naar de rol van de persagentschappen.

 

1.2  Massacommunicatie: enkel karakteristieken

 

De komst van de massacommunicatie, namelijk de wijde verspreiding van kranten in de 19e eeuw en de opkomst van radio en televisie in de 20e eeuw, heeft een grote impact op interactievormen en op hoe we iets beleven. De kennis, die mensen verwerven over gebeurtenissen buiten hun onmiddellijke omgeving, komt van de radio, TV en kranten. Thompson definieert massacommunicatie als: “(…) the institutionalized production and generalized diffusion of symbolic goods via the transmission and storage of information/communication.”[7]

Hij onderscheidt vier karakteristieken.[8] Een eerste kenmerk van massacommunicatie is de geïnstitutionaliseerde productie en verspreiding van symbolische goederen (nieuws). Instituten ontwikkelen zich en proberen relatieve stabiele clusters van sociale relaties en geaccumuleerd kapitaal te vormen. Ze zorgen voor de grootschalige productie en de algemene verspreiding van nieuws.

            Een tweede gegeven is dat massacommunicatie een fundamentele breuk veroorzaakt tussen het produceren en het ontvangen van nieuws. De ontvangers zijn niet fysisch aanwezig op de plaats van de productie en uitzending of verdeling. Het zijn de technische media die het nieuws fixeren en doorzenden. Zij vormen dus de schakel in dit proces. Deze breuk is niet louter kenmerkend voor de hedendaagse massacommunicatie. Ze bestond ook in de Oudheid. De groei van de massacommunicatie heeft er wel voor gezorgd dat het aantal producenten en ontvangers in dit proces enorm toenam.

            Een derde kenmerk is dat massacommunicatie de beschikbaarheid van symbolische vormen in tijd en ruimte vergroot. Nieuwsfeiten worden verwijderd van de context, waarin ze geproduceerd zijn. Ze worden gevoegd in nieuwe contexten die verschillen in tijd en ruimte. De aard en de mate van afstandelijkheid varieert naargelang het technisch medium.

            Een laatste kenmerk is dat massacommunicatie de publieke verspreiding van nieuws met zich meebrengt. Ze richt zich tot een groot en breed publiek. In dit opzicht verschilt ze met andere vormen van communicatie zoals telefoongesprekken, briefwisseling, enz. Deze laatste richten zich slechts tot één of enkele ontvangers.

 

Gol[9] onderscheidt de geschreven pers van de andere communicatiemiddelen. Massamedia bestaat volgens hem wanneer “un message public s’adresse par des moyens de diffusion technique, de façon indirecte et unilatérale, à un public nombreux et dispersé”.[10] Evenwel leggen de gebruikte technieken een economische exploitatie en juridische statuten op die verschillen voor de diverse middelen van massacommunicatie. Ook het effect op het publiek is anders. Vooral vroeger was de krant het middel bij uitstek om opinies te verspreiden.

 

1.3  De macht en onmacht van de pers

 

De media kenden in de 20e eeuw een stormachtige ontwikkeling door de razendsnelle vooruitgang van de techniek, die de economische drijfveer achter de media opvoerde. In de 19e eeuw was de economische functie van de pers allesbehalve overheersend. Daardoor konden de politieke en ideologische functies zich autonoom ontwikkelen. De krant fungeerde als enige spreekbuis en beperkte zich voornamelijk tot de nationale en regionale berichtgeving. De massapers ontstond rond de eeuwwisseling toen de consumptiegoederen een overproductie begonnen te kennen en de nood aan een massaal reclamemedium zich opdrong.[11]

 

1.3.1  Invloed op de pers

 

In dit onderdeel komen we terug op onze vraag of de pers wel zo vrij is. Drie externe factoren, economie, politiek en techniek, spelen een belangrijke rol in het mediaproces en leggen restricties op. Daarnaast staat de journalist ook intern onder druk.

 

II.1.3.1.1 Economische druk

Tussen 1830 en 1900 kende het aantal kranten in België een ongeziene groei. De Belgische dagbladpers bereikte rond de eeuwwisseling haar hoogtepunt. De eerste wereldoorlog bracht nog een golf van nieuwe creaties, maar algauw nam het aantal kranten af wegens financiële moeilijkheden. Na de oorlog waren er 82 kranten; in 1958 bleven er nog maar 47 over. Dit waren de eerste symptomen van de persconcentratie die zich op het einde van de jaren ’60 inzette.[12]

            “Parce qu’elle est une industrie, la presse ne peut se soustraire aux lois qui régissent actuellement tout le développement industriel, elle doit s’assurer des services de plus en plus puissants et des capitaux de plus en plus considérables; ici comme ailleurs le simple jeu de la concurrence aboutit nécessairement à l’élimination des plus faibles et à une concentration des entreprises.” Gol gebruikt een citaat van R. Clausse uit 1961.[13] Deze passage toont aan hoe men in de jaren ’60 dacht over de toekomst van de pers.  

 

De reclame[14] neemt een essentiële plaats in de perswereld. Informatie verzamelen en verwerken is een dure aangelegenheid. Men moet personeel betalen, abonnementen op persagentschappen nemen en de technologie aanpassen aan de tijdsomstandigheden. De recuperatie van dit kapitaal gebeurt door advertentieruimtes te verkopen aan adverteerders.

De andere kant van de medaille is, dat de pers daardoor structureel en economisch afhankelijk wordt van de reclame. Dit uit zich in het aandeel van de reclame, de inkomensstructuur en het winstprincipe. De lage productiekosten van de kant en klaar aangeboden reclame compenseren voor een groot deel de verlieslatende redactie.

            Bovendien kiezen de reclameagentschappen de kranten uit, waarin ze reclame willen zetten. De markt wordt opgedeeld in consumentengroepen, die onderling heterogeen zijn, omdat ze een verschillend koopgedrag hebben. Dit doel wordt het best bereikt met media die elkaar zo min mogelijk overlappen. Dus onder druk van de adverteerder gaan mediabedrijven zich daaraan aanpassen. Ook belangrijk zijn de oplagen van kranten. Reclameagentschappen zijn sneller geneigd te investeren in kranten die goed verkopen, omdat ze een groot lezerspubliek bereiken.

 

Het bedrijfsleven was en is nog altijd een belangrijke factor want de reclame van bedrijven houdt de pers financieel in leven. De druk, uitgeoefend door bedrijven, is niet zozeer het gevolg van persoonlijke relaties, maar wel van structurele relaties.[15]

 

II.1.3.1.2 Politieke druk

De pers was in de jaren ’50 sterk partijgebonden. Dit wekt geen verbazing als men de situatie in de 19e eeuw onder de loep neemt. Elke fractie van de 19e-eeuwse burgerij had nood aan een eigen opinieblad om een controlefunctie uit te oefenen en haar belangen te verdedigen. Vooral in verkiezingstijd was de opiniepers onontbeerlijk. De privé-sector, en meer bepaald rijke families, namen deze taak op zich. Zo ontstonden er verschillende eigendomstructuren, waardoor de relatie tot de politieke stromingen sterk kon variëren.[16]

            Vaak gebruikten sterke figuren of de meest kapitaalkrachtige eigenaars de krant om zelf actief deel te nemen aan het politiek leven. De krant werd voor hen een hefboom voor machtsverovering. Deze eigenaars vormden een niet te onderschatten machtsfactor in het functioneren van de partij. Bovendien konden ze via hun krant een sterke stempel drukken op de partijpolitiek en ook op de ideologische strekking van de partij, die liberaal of katholiek was.[17]

            De doorbraak van de massapers rond de eeuwwisseling veranderde niet veel aan die situatie. De pers bleef ideologische aansluiting zoeken bij de traditionele partijen, waardoor de 19e-eeuwse relaties bleven doorwerken. De eigenlijke partijpers verdween, maar de banden tussen eigenaars of redactie en partijen bleven bestaan. In tegenstelling tot de burgerlijke partijen, die voornamelijk een beroep deden op de privé-sector, kenden de arbeiderspartijen van in het begin het fenomeen van de partijpers. Er bestond een bepaalde organisatorische band met de partij. Daarbij behartigde en verdedigde de krant de belangen van de partij en droeg ze de partijpolitieke ideologie uit. Dit was zo bij linkse stromingen waartoe de socialistische vakbonden en partijen behoren.[18] Twee typische voorbeelden van partijkranten waren Vooruit en Volksgazet.[19]

            Tot diep in de jaren ’50 varieerden de banden tussen de partijen en de pers in West-Europa van vrij hecht (privé-sector) tot zeer hecht (partijpers). In België waren de linguïstische en politieke verdeling groter dan in de buurlanden. In de jaren ’50 deed er zich een sterke verzuiling voor in het Belgische politieke leven door de koningskwestie, repressie, schoolstrijd, onafhankelijkheid van Kongo en de eenheidswet.[20] Dit had een sterke weerslag op de pers. Kranten stelden de politiek, die hun tegenstanders voerden, voortdurend aan de kaak. De eigen politieke strekking werd hardnekkig verdedigd. Hier was de pers het middel bij uitstek om de politieke ideologie van de strekking waartoe ze behoorde uit te dragen.

            De katholieke pers had de grootste aanhang (vooral in Vlaanderen) en het meest aantal kranten. Dan volgden de liberale en tenslotte de socialistische pers. De liberale pers evolueerde als eerste naar een neutraal statuut, vb. Het Laatste Nieuws. Er waren immers weinig neutrale dagbladen in België: Le Soir, La Meuse, Le Jour.[21]  

 

Naast de partijbetrokkenheid van de pers waren er ook andere vormen van politieke druk. Gespannen verhoudingen tussen journalisten en politici konden ontstaan door kritische commentaren op de politicus in kwestie. Het gevolg was het weigeren van interviews, het “vergeten” uitnodigen van de lastige journalist op perslunches en het doorspelen van informatie aan concurrerende bladen.[22]

Vaak overlapten het journalistieke en politieke milieu mekaar, doordat sommige mensen op beide terreinen werkzaam waren. Voor sommige was het zelfs niet duidelijk waar hun politieke functie eindigde en hun journalistieke taak begon.[23]

 

II.1.3.1.3 Technische druk 

 

De technische druk wordt bepaald door de technologische productie en ontwikkeling van de krant. Gebeurtenissen moeten passen in de verschijningsfrequentie van de media. Snelle veranderingen scoren hoog; langdurige processen hebben minder nieuwswaarde. In een maandageditie heeft het zondagnieuws een grotere kans om op de voorpagina te staan dan het zaterdagnieuws. Een gebeurtenis moet ook passen in het verwachtingspatroon dat men van de wereld heeft. Eventueel worden gebeurtenissen anders geïnterpreteerd zodat ze in dat kader passen. De lay-out van een krant bepaalt hoeveel nieuws erin komt. Deze beschikbare ruimte bepaalt de nieuwsselectie, waarop we in het volgende onderdeel terugkomen. Binnenlandse en Westerse gebeurtenissen hebben meer kans om in het nieuws te komen dan gebeurtenissen die in de Derde Wereld plaatsvinden. [24]

 

II.1.3.1.4 Interne druk op journalisten 

Hierboven vermeldden we al dat politici, het bedrijfswezen en de techniek beperkingen opleggen aan de journalisten. Daarnaast heerst ook intern, door de strikte hiërarchie, een strenge controle op de ondergeschikten. De interne druk is eveneens een gevolg van structurele relaties.

            De journalist is op de eerste plaats een werknemer, die werkt tegen een vast loon. Zijn prestaties staat hij af aan zijn oversten. De directie zal met de regelmaat van de klok teksten van haar redacteurs inkorten, aanpassen, wijzigen of zelfs niet publiceren. Ten tweede bevindt de journalist zich in een ondergeschikte positie tegenover de hoofdredacteur en de directie, die de grenzen bepalen waarbinnen de journalist zich mag begeven. Als opzichters, zien zij erop toe dat hij de heersende normen niet overschrijdt. Deze twee elementen zorgen ervoor dat de journalist machteloos staat tegenover de directie, die meestal het laatste woord heeft. In de meeste gevallen speelt de hoofdredacteur onder één hoedje met hen, in plaats van zijn redactie te verdedigen.[25]

 

1.3.2    Pers en ideologie

 

Ideologie is een veelbesproken begrip. Elke filosoof of maatschappijcriticus heeft zijn eigen definitie. Eén van de redenen waarom de betekenis van dit concept zoveel verschillende nuances bevat, is omdat het een lange weg aflegde vooraleer het twee eeuwen geleden geïntroduceerd werd in de Europese talen.[26]

            Thompson omschrijft ideologie in brede zin als “meaning in the service of power”.[27] Iets duidelijker en gedetailleerder formuleert hij het zo: “to conceptualize ideology in terms of the ways in which the meaning mobilized by symbolic forms serves to establish and sustain relations of domination”.[28]

            “Meaning” is de betekenis van dominante relaties, die ingebed zijn in sociale contexten en circuleren in de sociale wereld. “To establish” of vestigen geeft aan dat betekenissen dominante relaties kunnen creëren of instellen. “To sustain” of ondersteunen wijst erop dat de betekenis kan dienen om dominante relaties te behouden of te reproduceren door het aanhoudende proces van productie en ontvangst van symbolische vormen.[29]

            Daarnaast onderscheidt de auteur vijf algemene vormen via dewelke ideologie kan opereren: legitimatie, huichelarij, eenmaking, fragmentatie en verstoffelijking. Deze kunnen in bepaalde omstandigheden gelinkt worden met de strategieën van symbolische vormen.[30]

 

Over het concept ideologie zullen we niet verder meer uitweiden, aangezien er talloze definities en theorieën daarover circuleren. We spitsen ons verder toe op de pers, waarbij ideologie onze conceptie over de maatschappij vormt. Verstraeten onderscheidt twee belangrijke elementen in het ideologisch systeem van de journalistiek[31]:

1.  Een raamwerk van normen en waarden, waarlangs gebeurtenissen hun betekenis krijgen.

2.  Een geheel van operationele codes en gebruiken, waardoor het ideologisch systeem kan opereren.

 

Objectiviteit is een belangrijke criterium dat door journalisten gehanteerd wordt. Ook  de lezer verwacht een objectieve weergave van de feiten. Eigenlijk is objectiviteit het gevolg van een bepaalde visie op de maatschappij die nauw aansluit bij de heersende ideologie. Aan de basis van het objectiviteitsbegrip ligt een ideologische visie op het sociaal-economische systeem dat een aantal hypothesen[32] bevat:   

·   Het pluralisme in onze samenleving. Alle individuen kunnen in onze maatschappij, waar de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd, hun opinie uiten.

·     De sociale gelijkheid van individuen en groepen.

·     Afwezigheid van sociale conflicten. Onze maatschappij vormt een harmonieus geheel.

Deze drie hypothesen zijn natuurlijk fictie. Onze maatschappij is slechts pluralistisch tot op een bepaalde hoogte: zolang men het kapitalisme en de parlementaire democratie aanvaardt, mag men denken wat men wil. Klassenverschillen en voorbeelden van racisme en etnocentrisme tonen aan dat sociale gelijkheid nergens bestaat. Eveneens komen er vaak sociale conflicten voor. Wat is dan de functie van objectiviteit? Het lijkt er sterk op dat objectiviteit in de journalistieke ideologie meestal onbewust gebruikt wordt als een codewoord voor de bescherming van de gevestigde belangen.[33] Ook de journalist zelf speelt daar een rol in. Katholieke journalisten zullen vaak de katholieke belangen, al is dat impliciet, verdedigen. Ze werken veelal voor katholiek gerichte kranten die dit mogelijk maken.

 

De ideologische structuren, waaraan de journalistiek gebonden is, worden operationeel gemaakt door materiële en concrete handelingen, die op grond van codes en regels georganiseerd zijn. De structuren van de journalistieke ideologie worden door een aantal geschreven of ongeschreven regels operationeel gemaakt. Belangrijk zijn hier de professionele eisen van de journalistiek en de krantentaal. De journalistieke vereisten houden in: actualiteit (zaken die nog maar pas gebeurd zijn), dramatisering, personificatie (nieuws concentreren rond personaliteiten waardoor de herkenbaarheid groter is) en simplificatie (complexe situaties terugbrengen tot de twee meest tegenstrijdige aspecten ervan).[34] De krantentaal houdt in dat iedere krant verschillende nieuwscriteria hanteert en op een andere manier haar publiek aanspreekt.[35] Dit gebeurt via de taal, maar daar komen we in het volgende hoofdstuk op terug.

 

1.4  De derde wereld in de kijker

 

Kranten beschikken niet overal ter wereld over verslaggevers. Enkel kapitaalkrachtige kranten hebben correspondenten in bepaalde hoofdsteden. Voor de rest van het wereldnieuws zijn de media afhankelijk van de internationale persbureaus. Vier wereldagentschappen bezitten een monopoliepositie op de internationale nieuwsmarkt: het Noord-Amerikaanse United Press International (UPI, 1958)[36] en Associated Press (AP, 1848); het Franse Agence France Presse (AFP, 1944); en het Britse Reuter (1851).[37] 

            Ook in de koloniale periode speelden “de grote vier” een voortrekkersrol in het verzamelen en distribueren van nieuws. De imperiale grootmachten en hun holdings legden toen communicatielijnen aan in de kolonie. Het nieuwsagentschap vergrootte zijn afzetgebied, naarmate de koloniale heerser zijn economische en politieke macht uitbreidde. Het historisch gegroeide machtsoverwicht van de geïndustrialiseerde landen zorgde ervoor dat de nieuwsvoorziening niet alleen van Noord naar Zuid en omgekeerd, maar ook tussen de ontwikkelingslanden onderling, bijna volledig in handen kwam van de Westerse transnationale nieuwsagentschappen.[38]

            Na de tweede wereldoorlog hebben de onafhankelijkheidsbewegingen in Afrika en Azië het politiek landschap van de wereld grondig veranderd. De economische afhankelijkheid bleef en werd na 1950 nog versterkt en gelegitimeerd met culturele middelen. De technische ontwikkeling van de communicatiemedia zorgde voor een schaalvergroting en maakte deze legitimatie mogelijk.[39]

 

Telexlijnen, telefoons, telegrafen, satellieten (vanaf 1957) en computers zorgen voor een snelle en efficiënte verspreiding van het nieuws. Maar zijn die berichten objectief?

            De agentschappen zijn er zelf van bewust dat de “absolute objectiviteit” niet bestaat. Daarom proberen ze de informatie zo “onbevooroordeeld”, “eerlijk” en “volledig” mogelijk weer te geven door[40]:

1.  het gebruik van de eerste persoon te vermijden, tenzij men letterlijk een bron citeert, omdat de ik-figuur altijd een bepaald standpunt weergeeft;

2.   geen commentaar van de reporter in het nieuwsitem op te nemen;

3.   opinies enkel weer te geven als de bron uitdrukkelijk vermeld staat;

4.   beide partijen aan het woord te laten komen in controversiële nieuwsitems;

5.   toespraken, verklaringen, enz. zo integraal mogelijk op te nemen zonder begeleidende commentaar;

6.   een letterlijk citaat de voorkeur te geven.

De praktijk leert ons echter dat de meeste agentschappen slordig omspringen met deze objectiviteitsnormen.

            Aangezien het Westen over het monopolie op het nieuws beschikt, bepalen zij wat nieuws is en welk nieuws doorgegeven wordt. Meestal is de berichtgeving over de Derde Wereld stereotiep, etnocentrisch en onvolledig. Bovendien gaat de belangstelling enkel uit naar politieke, economische en militaire gebeurtenissen, waardoor sociale en culturele informatie in de kou staan.[41] Zowel kwalitatief als kwantitatief is er manipulatie merkbaar. Kwalitatief uit zich dat in het woord- en taalgebruik, de arbitraire selectie of ordening van de feiten, de standaardisering van de berichten, het aanpassen van de berichten aan de wensen van de beste klanten, enz.[42]

 

Een andere vraag is: “Hoe werken die agentschappen?” De uitleg die volgt toont de normale gang van zaken bij internationale- en wereldagentschappen. We onderscheiden vier filters in dit proces.[43]

Agentschappen zijn sterk georganiseerd en hebben een net van correspondenten over de hele wereld. Gebeurt er iets dat door een plaatselijke verslaggever waargenomen wordt, dan bezorgt hij de informatie aan een regionaal bureau van zijn agentschap. De eerste filter is afhankelijk van twee zaken: de ongelijk verspreide stationering van correspondenten en bureaus en de visie van de journalist, die meestal Westers getint is. De journalist of het bureau zendt het bericht naar de hoofdzetel van het agentschap.

Het wereldagentschap selecteert het binnenkomende materiaal naargelang de graad van belangrijkheid. Indien het bericht behouden wordt, ondergaat het een inhoudelijke en vormelijke bewerking. De tweede filter. Drie elementen zijn hier van belang: de ideologische, politieke en economische belangen, die het nieuwsagentschap moet verdedigen; de rol van de gatekeepers[44]; de communicatieverbindingen.

De nationale nieuwsagentschappen, zoals Belga, maken op hun beurt een keuze. Het geselecteerde bericht ondergaat een derde bewerking, vb. vertaling, en wordt dan doorgestuurd naar de abonnees: de buitenlandredacties van kranten, ministeries, parlement, bedrijven en vakbondorganisaties. Wanneer het bericht interessant genoeg is voor publicatie wordt het persklaar gemaakt. De redactie vult  aan, herschrijft, voorziet het artikel van titels en foto’s, enz. Dit is de vierde filter.

            We concluderen hieruit dat buitenlands nieuws een hele technische en journalistieke weg aflegt vooraleer het de lezer bereikt. Natuurlijk zijn die vier filters geen noodzaak. Vaak wordt het nieuws rechtstreeks van de journalist naar de krant doorgespeeld. Berichten over Congo in de koloniale periode kwamen voornamelijk van het Belgisch persagentschap Belga. [45] Hier viel de tweede filter weg.

Ongeacht het aantal filters worden er in het nieuwsproductieproces drie grote stappen gezet[46]:

1.   de opsporing, verzameling en het doorseinen van het nieuws,

2.   de redactionele verwerking,

3.   de publicatie en ontvangst van het nieuws.

Deze stappen zijn essentieel in het nieuwsproductieproces.

 

 

2. INFORMATIE OVER DE GESELECTEERDE KRANTEN

 

2.1 De Standaard[47]

 

Wim Van der Biesen[48] omschrijft De Standaard als een gematigd Vlaams vooruitstrevend katholiek dagblad, dat staatkundige, maatschappelijke en economische feiten onder de loep neemt. De krant verdedigt de Vlaamse belangen voor zover ze niet afwijken van de gemiddelde opinie en van de standpunten van de CVP.

De nationale en internationale politiek worden uitvoering becommentarieerd. Nationaal neigt de krant wat naar rechts en steunt ze bijna altijd de beslissingen van de CVP. Wat het buitenland aangaat, is ze veel kritischer en minder pro-Amerikaans dan de meeste Belgische kranten.

De Standaard van de jaren ’50 bevat weinig sport, maar biedt een waaier aan culturele informatie en commentaren. Deze periode kenmerkte zich door een rijk journalistiek initiatief. Cultuurredacteur Max Wildiers startte “De Standaard der Letteren”. Deze wekelijkse literaire bijlage verwierf in Vlaanderen een ijzersterke reputatie door de kwaliteit van zijn recensies. Filmredactrice Maria Rosseels publiceerde regelmatig bijdragen over de positie van de vrouw en de rol van de seksualiteitsbeleving, die heel wat stof deden opwaaien.[49]

De krant was en is het meest geliefd bij de katholieke Vlaamsgezinde burgerij en de intellectuelen.

 

2.2  Vooruit[50]

 

Vooruit[51] wordt beschouwd als het officiële orgaan van de BSP (Belgische Socialistische Partij). Haar sterke partijgebondenheid komt duidelijk tot uiting in haar binnenlandse politiek. Vaak brengt ze op een doctrinaire toon verslag uit over de aangelegenheden van de socialistische partij. De  krant is soms meer een spreekbuis voor de BSP dan een blad voor de lezers.

Ze besteedt niet zoveel aandacht aan politieke berichtgeving. Moorden, diefstal en gerechtszaken komen daarentegen meer in de schijnwerpers te staan. Ook algemene cultuur, vaste rubriekjes (vb. Gentse rubriek), ontspanning (spelletjes, kruiswoordraadsels), de radiogids en sport krijgen hun vaste plaats in de krant. Opmerkelijk is dat de meeste artikels erg kort zijn en allemaal op mekaar geplakt staan. Vooruit is een echte volkskrant die zich richt op de socialistische arbeider.

 

2.3  Het Laatste Nieuws[52]

 

Het Laatste Nieuws kan getypeerd worden als een volkskrant met een overwegend informatief karakter. De klemtoon ligt op fait-divers, het sensationele en vooral sport. De krant mikt door haar uitgebreid gamma van bijvoegsels en rubrieken op zowel jong als oud, man als vrouw. Eveneens wordt de kunstliefhebber aangesproken in de wekelijkse literaire bladzijde: “Kunst en Letteren”. Volgens Wim Van der Biesen[53] drukt Het Laatste Nieuws kwalitatief de beste foto’s.

Aanvankelijk stelde de krant zich op als liberaal, Vlaams, humanistisch en antiklerikaal. Toch toonde de krant zich nooit zo agressief als De Nieuwe Gazet. De stichter J. Hoste was zeer begaan met de Vlaamse cultuur en taal. Na de tweede wereldoorlog verzwakte het uitgesproken Vlaams karakter. Daarom werd “De Stichting Het Laatste Nieuws” opgericht in 1955. Die had als doel de politieke en filosofische houding van de krant te bepalen. Dit betekende: “de Vlaamse, humanistische, liberale opvattingen te steunen, te verdedigen en te verspreiden”.[54]

Zelfs wanneer Het Laatste Nieuws in 1957 de meerderheid van de aandelen verwierf in De Nieuwe Gazet, bleef de eerste gematigder en minder partijgebonden dan de tweede.

Doorheen de jaren probeerde Het Laatste Nieuws zich op een zo breed mogelijk publiek te richten, waardoor de radicale houding ook tegenover de Kerk, afnam. Dit neemt natuurlijk niet weg dat de krant weinig religieuze informatie publiceert.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[2] THOMPSON, J.B., Ideology and modern culture. 1990, p. 1.

[3] Ibid., pp. 163-164.

[4] VAN DE VOORDE, M., e.a., De fakkel in het oor. Media, democratie en commercie. 1998, pp. 9-10.

[5] Ibid., p. 24.

[6] VERSTRAETEN, H., Pers en macht. Een dossier over de geschreven pers in België. 1980, p. 7.

[7] THOMPSON, J.B., op.cit., p. 219.

[8] Ibid., pp. 219-225.

[9] GOL, J., Le monde de la presse en Belgique. 1970, pp. 9-11.

We gebruiken dit oudere werk om een beeld te krijgen over hoe de geschreven pers toen functioneerde.

[10] Ibid., p. 9.

[11] WITTE, E., Media en politiek. Een inleiding tot de literatuur. 1991, p. 16.

[12] GOL, J., op.cit., pp. 20 en 121-123.

[13] Ibid., pp. 121.

[14] VERSTRAETEN, H., op.cit., pp. 45-60; WITTE, E., op.cit., pp. 20-22.

[15] VERSTRAETEN, H., op.cit., p. 90.

[16] WITTE, E., op.cit., p. 122.

[17] Ibid. , pp. 122-123.

[18] Ibid. , pp. 123-124.

[19] Zie bijlage I: Achtergrondinformatie over de geselecteerde kranten (Vooruit), pp. 3-4.

[20] Voor uitgebreidere informatie over de Belgische politiek: zie HOOFDSTUK IV, Paragraaf 3, pp. 48-52.

[21] GOL, J., op.cit., p. 21 en pp. 49-51.

[22] VERSTRAETEN, H., op.cit., p. 73.

[23] Ibid., p. 77.

[24] BRAECKMAN, C., CHORUS, B., DE HAES, I., De medialeugen. 1994, pp. 33-36.

[25] VERSTRAETEN, H., op.cit., pp. 107-108.

[26] THOMPSON, J.B., op.cit., p. 5.

[27] Ibid., p. 7.

[28] Ibid., p. 58.

[29] Thompson omschrijft symbolische vormen als een wijde reeks van acties en uitingen, beelden en teksten, die geproduceerd worden door subjecten en erkend worden als betekenisvolle constructies. In dit opzicht zijn linguïstische uitingen en uitdrukkingen cruciaal, ook al kunnen symbolische vormen niet linguïstische zijn. Ibid., p. 59.

[30] Ibid., pp. 59-60.

[31] VERSTRAETEN, H., op.cit., pp. 117.

[32] VERSTRAETEN, H., op.cit., pp. 120-121.

[33] Ibid., pp. 122.

[34] Ibid., pp. 123-125.

[35] Ibid., p. 128.

[36] UPI is het gevolg van de samensmelting van UP en INS in 1958.

SERVAES, J., De nieuwsmakers. Informatie in de media. 1983, p. 65.

[37] BRAECKMAN, C., CHORUS, B., DE HAES, I., op.cit., p. 48.

[38] SERVAES, J., op.cit., pp. 14-15.

[39] Ibid., p. 15.

[40] Deze informatie komt uit een voetnoot waarbij Servaes verwijst naar het werk Introduction to News Agency Journalism van S. Haskovec en J. First.  SERVAES, J., “De nieuwsvoorziening in de internationale communicatie”, in: Kultuurleven, XXXXIV, 1977, 9, p. 821.

[41] VAN DIJK, T.A., News analysis. Case of international and national news in the press. 1988,          pp. 40-41.

[42] SERVAES, J., “De nieuwsvoorziening in de internationale communicatie”, in: op.cit., pp. 815-816. Zie ook: Id., De nieuwsmakers…, pp. 81-82.

[43] Id., De nieuwsmakers…, pp. 32-41.

[44] “Gatekeeper’ is een term die Kurt Lewin ontwikkelde om aan te tonen hoe een individu of organisatie een grote invloed kan uitoefenen op de informatiedoorstroming. De ’gatekeeper’ neemt een centrale en strategische plaats in als controleur en selecteur van communicatieboodschappen. Hij kan zonder controle informatie doorgeven, inkorten, veranderen, aanvullen, verdraaien, achterhouden, enz. Nergens is de invloed van de ‘gatekeeper’ zo groot dan in de internationale nieuwsketen; nergens zijn er meer mogelijkheden om dit proces te beïnvloeden. SERVAES, J., “De nieuwsvoorziening in de internationale communicatie”, in: op.cit., p. 814. Zie ook: Id., De nieuwsmakers…, p. 35.

[45] Voor 1955 bezat geen enkel Belgische krant een eigen stafredacteur met een vaste standplaats in de kolonie. Ze konden hem niet betalen en zij meenden hem ook niet echt nodig te hebben.

DURNEZ, G., De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant van 1948 tot de VUM. 1993, p. 127.

[46] SERVAES, J., De nieuwsmakers…, p. 42.

[47] Zie bijlage I: Achtergrondinformatie over de geselecteerde kranten (De Standaard), pp. 1-3.

[48] VAN DER BIESEN, W., “De Standaard”, Persgids, 1971, hfdst. 1.14.1.

Wij opteerden voor de persgids omdat de commentaren dateren van 1970, 10 à 15 jaar later dan de periode van ons onderzoek. Belangrijk is dat de krant toen in handen was van dezelfde onderneming.

[49] URL: http://www.standaard.be/Info/Krant

[50] Zie bijlage I: Achtergrondinformatie over de geselecteerde kranten (Vooruit), pp. 3-4.

[51] VAN DER BIESEN, W., “Vooruit”, Persgids, 1971, hfdst. 1.17; DE BENS, E., De pers in België. 1997, p. 351.

[52] Zie bijlage I: Achtergrondinformatie over de geselecteerde kranten (Het Laatste Nieuws), pp. 4-5.