“Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin”. Geschiedenis van Club Brugge (1891-1919). (Thijs Ostyn)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

Status Quaestionis

 

Over voetbal wordt veel geschreven, de sportpers leeft voor 70 procent van de populairste sport ter wereld. Op haar beurt is de sportverslaggeving één van de redenen voor het succes van populaire kranten als Het Laatste Nieuws of Het Nieuwsblad. Voetbal houdt wekelijks miljoenen, ja zelfs miljarden mensen overal ter wereld in de ban. Voetbal is meer dan sport, het is een maatschappelijk fenomeen. Het is dan ook opmerkelijk dat de geschiedschrijving over voetbal en voetbalclubs nog in haar kinderschoenen staat. Het lijkt erop dat de academische geschiedschrijving koning voetbal geen waardig onderwerp vond en het daarom overliet aan de occasionele, in geschiedenis geïnteresseerde voetballiefhebber of journalist.

 

Het dient gezegd dat niet alleen de historici schuld treffen in dit toch wel grote hiaat in de historiografie. De voetbalclubs, vaak instituten met een lange geschiedenis en traditie, zijn zich niet altijd even bewust van de intellectuele waarde van hun patrimonium. De verhalen over het weggooien van oude trofeeën en archieven zijn legio. Bij verbouwingen en verhuizingen gaat vaak veel historisch materiaal verloren. Soms heeft de club niet de ruimte of het geld om dat soort zaken te bewaren. Als clubs dan al materiaal bewaard hebben, zijn ze vaak niet bereid om die te laten inzien door vreemden. In feite zou er bij alle clubs van België, of toch deze met een zekere traditie eens moeten nagegaan worden welk (geschreven) historisch materiaal daar voorhanden is. Al dat materiaal zou dan moeten geregistreerd worden en als het even kan, samengebracht in één groot archieffonds opdat het toegankelijk zou zijn voor onderzoek. Geschiedenis van voetbalclubs door historici op basis van bronnen en archieven, is al bij al een onontgonnen gebied met schatten aan informatie.

 

Op gebied van historisch onderzoek naar voetbal en voetbalclubs is Engeland - samen met de Zuid-Amerikaanse landen en Spanje en in hun zog Frankrijk en Duitsland - het grote voorbeeld. Al van in de jaren ’70 van de vorige eeuw werden daar publicaties uitgebracht die op wetenschappelijke basis tot stand gekomen zijn. Ook de clubs hebben er meer aandacht voor hun geschiedenis dan in België. Als we een vluchtige blik werpen op het geschiedenisoverzicht op de website van een club als Liverpool FC en we vergelijken het gebodene met de geschiedenis op de website van Club Brugge, dan moeten we spijtig genoeg concluderen dat Liverpool niet alleen op het veld een stevige voorsprong heeft. Nochtans is Club ongeveer even oud als de Engelse recordkampioen, zelfs een jaartje ouder om precies te zijn. Met deze verhandeling proberen wij alvast de achterstand een klein beetje in te lopen.

 

Publicaties over het Belgische voetbal waarin Club Brugge wordt besproken

 

COLIN, F. & MULLER, L. De Grote Voetbalencyclopedie van het Nieuwsblad. Antwerpen, 2002.

Dit boek is uiteraard niet bedoeld als historisch naslagwerk, laat staan het resultaat van historisch onderzoek. Het is wel een belangrijk werk omdat het veel door sportjournalisten wordt gebruikt, zodat de informatie uit dit boek snel en regelmatig bij een breed publiek terecht komt. Over de periode die wij behandelen wordt niet veel verteld, de bijna 30 jaar wordt in enkele regels behandeld. De informatie in de tekst is correct maar toch maakt de auteur de fout om 1894 als stichtingsdatum aan te nemen in plaats van 1891. Het gros van de tekst handelt over de geschiedenis na 1959, het jaar waarop Club definitief zijn plaats innam in de eerste klasse. Het grootste deel van de informatie werd gehaald uit de boeken die over Club zelf zijn geschreven, behalve die over de laatste 10 jaar. Dat hebben de auteurs uit hun eigen kennis geschreven. Daar merken we toch een zekere subjectiviteit van auteur Francois Colin.

 

DUKE, V. & RENSON, R. “From factions to fusions? The rise and fall of two-club rivalries in Belgian Football.” International Review For The Sociology Of Sports. 38/1(2003), 61-77.

 

Dit is een artikel mede gepubliceerd door Roland Renson, docent sportgeschiedenis aan de KU Leuven. In dat artikel hebben Renson en zijn Britse collega Vic Duke het over de verzuiling en rivaliserende clubs op lokaal niveau, waarin hij het heeft over Club als zijnde de club met de liberale traditie en Cercle als de vereniging van de katholieken. Dat moeten wij op basis van het geleverde bronnenonderzoek nuanceren. De waarheid is complexer: Club Brugge was een voetbalclub met mensen uit veel verschillende politieke, sociale en levensbeschouwelijke achtergronden en kon zich geen politieke stellingname permitteren want dat zou onmiddellijk tot scheuringen geleid hebben. De politieke achtergrond van een aantal figuren in het bestuur van Club was misschien liberaal, maar anderen hadden evenzeer een katholieke of socialistische achtergrond. Veel stichtende leden van Club kwamen juist uit het Xaveriusinstituut en niet louter uit het Atheneum zoals Renson beweert. Dat uiteindelijk toch een rivaliserende vereniging werd opgericht, komt omdat de broeders Xaverianen het niet konden verkroppen dat hun oud-leerlingen samen voetbal speelden met jongens die uit het Atheneum kwamen. Daardoor was Cercle bijna uitsluitend een katholiek bastion maar dat betekende daarom niet dat Club een anti-katholiek nest was. Integendeel zelfs na de oprichting van Cercle bleef Club trouwens jongens aantrekken die in het Xaveriusinstituut of het Sint-Lodewijkscollege school liepen, ondanks verwoede pogingen van de directies van die scholen om hun leerlingen te verbieden om voor Club te spelen. Uiteindelijk moeten we stellen dat Club nooit de populairste voetbalploeg van het oerkatholieke West Vlaanderen of zelfs heel Vlaanderen had kunnen worden indien het een anti-katholieke ideologie had gevoerd. Het feit dat Christen-Democraten als Jean-Luc Dehaene en Yves Leterme mensen met een blauwzwart hart zijn, dat Michel Van Maele, ooit burgemeester voor de CVP en Bruggeling in hart en nieren voorzitter is geweest en jarenlang een rol heeft gespeeld achter de schermen in het Clubbestuur, is een teken dat Club absoluut niet als een liberaal bastion valt te definiëren. Nu zeker niet en in 1900 ook niet.

 

Natuurlijk zit er wel een grond van waarheid in Renson zijn theorie: het feit alleen al dat er twee grote voetbalploegen in Brugge zijn, is inderdaad het resultaat van verzuiling en de bindingen Xaveriusinstituut-Cercle en atheneum-Club hebben zeker bestaan. De tegenstelling is echter minder absoluut en zeker niet zo symetrisch als Renson laat uitschijnen. De oppostitie tussen Cercle en Club is geen zwart-wit maar eerder zwart-grijs. Renson ziet ook het sociale onderscheid tussen Club en Cercle over het hoofd. Ruwweg kunnen we Club omschrijven als de club van de lagere klassen en van een kleine toplaag van rijke lui, Cercle trok vooral mensen aan uit de middenklassen, waaronder veel handelaars.

 

Een derde tegenstelling die kan gemaakt worden is geografisch van aard. Van in de beginperiode trok Club veel volk uit de armere randgemeenten van Brugge, met Sint-Andries op kop wat ook in die tijd al de ergernis opwekte van de Cercle-aanhang  Nog voor WO I recruteerde Club al leden over heel West Vlaanderen, veel inschrijvingen kwamen trouwens uit Roeselare en de kustgemeenten. Let wel het gaat hier om maar een fractie van het ledenbestand van FC Brugeois, maar dat neemt niet weg dat Cerclesupporters hun vereniging gingen definiëren als de ploeg van Brugge zelf. Deze identificatie heeft zich, niet geheel ten onrechte, door de jaren nog versterkt: de stijgende vastgoedprijzen in de binnenstad dreven de armere bevolking naar de randgemeenten in de loop van de 20ste eeuw. Deze overtuiging wordt ook in de media overgenomen: Cercle is de ploeg van Brugge zelf en de Club supporters komen van buiten Brugge. Deze bewering is gestoeld op perceptie: bij thuismatchen van Club staan er files op de invalswegen naar Brugge en bij Cercle niet. Alleen hebben ze misschien nog nooit gezien dat er bij Club-matchen ook files staan op de wegen van Brugge-centrum naar Sint-Andries of hebben ze nog nooit gelet op de trossen fietsen en bromfietsen die van aan de Smedenpoort over de Gistelse Steenweg rijden. Club heeft trouwens meer fankaarten verkocht in Brugge-centrum dan Cercle, maar dat kan ook een bewijs zijn dat Cercle-mensen zetelsupporters zijn.

 

FRAIPONTS, J. & WILLOCX, D. Kroniek van het Belgisch voetbal, deel 1: Pioniers en Rode Duivels, 1863-1906. Antwerpen, 2003.

FRAIPONTS, J. & WILLOCX, D. Kroniek van het Belgisch voetbal, deel 2: Apachen en Broodspelers, 1906-1914. Antwerpen, 2004.

 

Deze twee boeken bieden niet echt een samenhangend verhaal, maar zijn eerder een opsomming van uitslagen, anecdoten en matchverslagen. Daarin komt Club Brugge af en toe aan bod, maar de klemtoon van de auteurs ligt toch meer op de nationale ploeg, de Brusselse clubs en in mindere mate op de Antwerpse clubs. Dat neemt niet weg dat wat er wel in staat over Club en de Brugse clubs in het algemeen niet interessant is en niet te gebruiken valt. Deze twee naslagwerken boden ons een schat aan informatie over de sportieve kant van de geschiedenis, omdat de bronnen waarover wij beschikten niet veel daarover vermeldden. We hebben dit naslagwerk dan ook grotendeels gebruikt om de sportieve hiaten in ons verhaal op te stoppen, vaak konden we ook terugkoppelen naar onze eigen bronnen. Als het bestuur zich uitsprak tegen schandelijke gebeurtenissen die zich hadden voorgedaan na de match FCB-Union Saint-Gilloise, dan konden wij in deze boeken vaak terugvinden wat er precies gebeurt was. Die concrete cijfergegevens gaven ons ook de mogelijkheid om de complexe ontstaansgeschiedenis van Brugsche FC en FC Brugeois uiteen te rafelen en de, elkaar op het eerste zicht tegensprekende, verschillende versies van het stichtingsverhaal in elkaar te passen. De bronnen die de auteurs gebruikten zijn een groot aantal kranten, waaronder het bondsblad uit die periode: La Vie Sportive en ook twee Brugse: La Patrie en Journal de Bruges. Daar haalden ze de uitslagen en matchverslagen. Wat er verder over Club Brugge wordt verteld, is grotendeels waar maar de foutieve details verraden dat hij de mosterd gehaald heeft bij eerder verschenen publicaties over Club Brugge: in de eerste plaats Club Brugge kampioen!, van Bob Deps en De Club van Brugge, van Eddy Soetaert.

MARIËN, R. 100 jaar voetbal en Clubleven. Antwerpen, 1973

 

Dit boek biedt een summier overzicht over de ontstaansgeschiedenis van de in 1973 belangrijkste clubs per provincie. Wat hij over Club verteld voor de eerste wereldoorlog is grotendeels gebaseerd op de bondsuitgaven van 1946 en is voor een stuk foutief en verouderd. Bovendien is het stuk over de 23 jaar voor de Eerste Wereldoorlog erg beknopt.

 

Publicaties over Club Brugge

 

DEPS, B. Club Brugge kampioen!. Antwerpen, 1973.

 

Dit is een sleutelwerk in de historiografie over Club Brugge. Toen Club in 1973 voor het eerst in 53 jaar kampioen van België werd, vond voorzitter André De Clerck het tijd om de geschiedenis van Club op papier te zetten, de landstitel was daarvoor een uitstekende aanleiding. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat journalist Bob Deps de archieven van Club zou doornemen en daar dan een geschiedenis van zou schrijven. Dit stootte echter op een ‘njet’ van secretaris Willy Lagasse, die verantwoordelijk was voor de archieven. Hij wilde niet dat deze waardevolle archieven Club zouden verlaten. Uiteindelijk kwamen de heren tot een overeenkomst: André De Clerck zou de archieven doornemen, nota’s nemen en ze daarna aan auteur Bob Deps overhandigen. Dit moest allemaal snel gaan omdat een boek met de titel Club Brugge kampioen!  maar moeilijk een jaar later op de markt kon worden gebracht. De haastigheid waarmee het proces is verlopen en misschien ook een gebrek aan deskundigheid van degene die het bronnenonderzoek deden kan een verklaring zijn voor de fouten die in het boek zijn geslopen. Een aantal voorbeelden van die fouten : ze zagen FC Brugeois gesticht op 1891, Brugsche FC droeg volgens hen een zwarte trui droeg een gele band en over de som geld die Brugsche FC aan FC Brugeois betaalde, sloegen ze ook de bal mis, die bedroeg niet 100 frank zoals in het boek werd geschreven maar 300 frank. Nog een voorbeeld van de fouten die de onderzoekers gemaakt hebben was dat ze het voorzitterschap van Gaston De Craecke laten lopen van 1891 tot 1894. Terwijl hij nauwelijks enkele weken die functie heeft uitgeoefend!

 

Overigens heeft ook Deps als journalist zijn werk niet goed gedaan. De tekst in het boek is een bijna letterlijke publicatie van de nota’s van De Clerck, vaak zijn het losse feiten en citaten uit de archieven die zonder enige samenhang gepubliceerd. Had men toen het werk laten doen door een geschoold historicus en de nodige tijd genomen om het archief grondig door te nemen was een verhandeling als deze niet meer nodig geweest.

 

SOETAERT, E. De Club van Brugge. Gent, 1986.

Dit boek is misschien wel het beste historische werk dat over Club Brugge is verschenen. Het was bedoeld als een beknopt overzicht van de geschiedenis van Club en wou niet een compleet overzicht geven van de hele geschiedenis. Het boek is goed en vlot geschreven maar met de nodige zin voor nuance. De geschiedenis voor de Eerste Wereldoorlog komt ruimschoots aan bod en hij heeft ook aandacht voor de sportieve verwezenlijkingen van FC Brugeois is die periode. Toch maakt de auteur een aantal fouten, zo dateerde hij de stichting van de FC Brugeois in 1891, sprak hij ook over de zwarte trui met de goudgele borststrook. Waarschijnlijk nam hij die fouten gewoon over uit het boek van Deps. Wat Soetaert wel deed was het incorporeren van een andere bron: de memoires van Hector Goetinck getitteld Voetbalanecdoten. Dat hadden Deps en André De Clerck niet gedaan.

 

BROUCKAERT, E. e.a. 100 jaar Club Brugge. Zellik, 1991.

Dit is waarschijnlijk het meest bekende en best verspreide boek over Club Brugge. Uitgebracht ter ere van het 100 jarig bestaan, biedt het een uitgebreid en vlot leesbaar overzicht van de hele geschiedenis van de blauwzwarte vereniging. Dit boek was voor een breed publiek bedoeld en de klemtoon ervan ligt dan ook in de meest succesvolle periode, vanaf de jaren ’70 van de 20ste eeuw. De stichting en de jaren voor de Eerste Wereldoorlog blijven grotendeels onbelicht. Ook hier gebruikte de auteur het boek van Deps als basis waardoor weer dezelfde fouten en tekortkomingen naar voor komen. Naast inhoudelijke tekortkomingen vallen ook de fouten in de spelersnamen op. Bij de foto van het eerste elftal van FC Brugeois die ook hier, in bijlage, is toegevoegd, schrijft hij Ashworth als Anworst en Shaw als Chow. Het zijn slordigheden die een publicatie als deze ontsieren.

 

Het spreekt voor zich dat bijkomend onderzoek naar de vroegste geschiedenis zeker welkom is, ten einde een aantal misverstanden uit de wereld te helpen. Niet dat wat nu verschenen is, allemaal foutief is, integendeel, het meeste wat in de bovengenoemde werken geschreven staat is dan wel fragmentarisch maar zeker niet incorrect. Dat neemt niet weg dat een diepere en grondigere kennis van de vroegste geschiedenis van Club Brugge gewenst is. Het is duidelijk dat we terug naar de bron moesten, doen wat Deps en De Clerck nagelaten hebben te doen: de tijd nemen om die archieven grondig te bestuderen.

 

 

De Bronnen

 

De notulen van de vergaderingen

 

De notulen van de vergaderingen, zowel van het centrale comité als van de algemene vergaderingen zijn de belangrijkste bron waar we mee werkten. Iedere vergadering van het centrale comité werd naar behoren genoteerd. Het verslag werd eerst in het klad opgeschreven en bij het begin van de volgende vergadering door de secretaris voorgelezen. Eventueel waren er opmerkingen en dan werd het goedgekeurd. Waarna de secretaris het dan in een definitieve versie kon opschrijven in het verslagboek. Hetzelfde werd gedaan bij algemene vergaderingen waardoor die verslagen vaak ettelijke pagina’s verder ingeschreven staan. De meeste secretarissen schreven ze ook maar in als ze op de volgende AV goedgekeurd waren. Eén secretaris deed dat niet, Oscar Ledène, hij liet telkens de nodige ruimte tussen de gewone vergaderingen om het verslag dan in te schrijven als het eenmaal goedgekeurd was. Zo behiedl hij de chronologische volgorde van de verslagen. We weten dat met redelijke zekerheid omdat na een aantal verslagen van AV’s een hoeveelheid regels onbeschreven achter bleven.

 

Normaal gezien waren er twee of drie algemene vergaderingen per jaar: bij het begin van het seizoen, ook wel maatschappelijk jaar genoemd, soms rond Nieuwjaar en bij het afsluiten van het seizoen. Soms werden er buitengewone algemene vergaderingen gehouden, in geval er belangrijke knopen moesten worden doorgehakt, zoals bijvoorbeeld het kiezen van een nieuw terrein. De gewone vergaderingen van het centraal comité werden door de band heen elke week gehouden, behalve in de periodes dat het minder druk was: bijvoorbeeld in de zomer. We hebben verslagen van bijna de hele periode – 1891-1919 - die we bespreken behalve van de vroegste geschiedenis van Brugsche FC, van tijdens de Eerste Wereldoorlog en van in de periode december 1898 tot november 1899: om een onbekende reden werden de verslagen van die periode niet in het boek neergepend. We vermoeden dat er een conflict was ontstaan met de secretaris, dat hij ontslagen werd en daarom het verslagboek weigerde over te dragen aan zijn opvolger.

 

Het archief bestaat dus uit vijf verslagboeken. Daarvan zijn er 4 van FC Brugeois en 1 van Brugsche FC. Van Brugsche FC waren er oorspronkelijk 2 boeken, het oudste is jammerlijk genoeg verdwenen en dit zeer recent. Een aantal mensen die lid zijn van de PR-commissie van Club Brugge hebben verteld dat ze het bewuste verslagboek de laatste 5 jaar nog onder ogen hebben gehad. De boeken zijn eigenlijk een soort ingebonden schriften met een harde bruine kaft, de bladspiegel heeft de afmetingen van 20cm op 35. Verslagboek nr. 2 van Brugsche FC heeft een voorblad waarop in grote sierlijke letters geschreven staat: “Verslagboek nr 2 van de Brugsche Football Club, gesticht in 1892 onder de kenspreuk Mens Sana in Corpore Sano”. Hetzelfde staat in dezelfde letters geschreven bovenaan de tweede pagina maar dan kleiner. De notulen van Brugsche FC waren in het Nederlands en goed gestructureerd: de dagorde van de vergadering stond genummerd bovenaan het verslag en in de tekst zelf stonden de nummers naast ieder punt in de kantlijn geschreven. Het verslagboek werd niet helemaal volgeschreven: de eerste vergadering die in dit boek stond opgetekend was die van 21 september 1897 en op 23 oktober 1897 werd de fusie met FC Brugeois voltrokken waarna alle vergaderingen in het verslagboek van die laatste werden opgeschreven.

 

De andere vier verslagboeken zijn van FC Brugeois. Het oudste boek, waarin de vergaderingen vanaf de stichting van FC Brugeois staan, heeft met een rood stickertje het cijfer 0 op de rug geplakt. Het is een dik boek, ongeveer 500 pagina’s dik en bevat de verslagen van de vergaderingen van 1 november 1894 tot 9 maart 1905. Die data stonden ook op rug van het boek geschreven, maar tijdens het doornemen raakte de rug beschadigd, waardoor dit niet meer te zien is. Het tweede verslagboek draagt het nummer 1 in een gelijkaardig stickertje en bevat de verslagen van 16 maart 1905 tot 4 augustus 1908. Dit verslagboek is dus een stuk dunner dan het eerste wat het raadplegen wel vergemakkelijkte. Het derde verslagboek, dat dus het nummer 2 draagt, bevat de verslagen van 11 augustus 1908 tot 14 mei 1912. In het laatste boek, nummer drie, staan die van 18 juni 1912 tot 24 maart 1921, tijdens de oorlog waren er geen vergaderingen en dus is daar een onderbreking van 5 jaar. De laatste drie boeken van FC Brugeois zijn allen even dik: telkens 200 pagina’s per boek  Dat betekend dat we in het totaal ongeveer een 1000 tal pagina’s verslagen hebben doorgenomen.

 

We hebben de verwijzingen naar het archief in de voetnoten als volgt geconstrueerd: ten eerste vermelden we de vereniging waarvan het verslag afkomstig is: FC Brugeois (afgekort als FCB) of Brugsche FC (BFC), de meeste voetnoten zullen met FCB beginnen. Daarna vermelden we in welk boek het teruggevonden kan worden: we hebben de nummering (0, 1, 2, 3) vanop de kaft behouden. Daarna vermelden we of het gaat om een vergadering van het centraal comité (afgekort CC) of een algemene vergadering (AV), gevolgd door de datum. Een mogelijke voetnoot zou dus “FCB boek 0 CC 08/01/1896” kunnen zijn.

 

De briefwisseling

 

Naast de verslagen hebben we ook een deel briefwisseling en losse bladeren teruggevonden. Die waren bewaard in pak bruin papier, op het pak stondt: “Archives FC Brugeois (1898-1908)”. De aard van de briefwisseling was heel divers: brieven van andere clubs, van de Belgische voetbalbond, van leden van FC Brugeois, uitnodigingen voor toernooien. Er waren ook archiefstukken bij die voor de interne administratie werden gebruikt: bijvoorbeeld een jaarrekening, jaarverslagen van de secretaris, kleine rekeningen, lijst van het materiaal van de Club. Al dat materiaal werd ons ongeordend overhandigd: de stukken waren noch chronologisch noch systematisch gerangschikt. Daarom hebben we een structuur in het archief aangebracht.

 

We hebben de stukken onderverdeeld en genummerd op basis van afkomst en gebruik. Een eerste mapje bevat allerlei stukken die van Club zelf afkomstig zijn. In het tweede zijn allerlei uitnodigingen en folders voor toernooien samengebracht. In het derde zitten alle brieven en kaartjes van leden van FCB. De inhoud van het vierde mapje bestaat uit brieven van de bond, zowel van de nationale instellingen als van de provinciale bondsafdelingen. Het vijfde bestaat uit brieven die niet van clubs, de bond of  leden afkomstig zijn. Voornamelijk is het communicatie met scholen, kranten en de vereniging Brugge Voorwaarts. Het zesde mapje bestaat uit brieven van verschillende clubs uit binnen en buitenland. Daarin hebben we submapjes gemaakt en de brieven per club samen gestopt. Binnen iedere map zijn alle stukken chronologisch geordend. In voetnoot verwijzen naar dit archief als volgt: FCB, briefwisseling, gevolgd door het nummer van het mapje en de datum van het stuk. Een voetnoot zou kunnen zijn: “FCB briefwisseling 6.1 23/10/1903”.

 

Structuur van het briefarchief:

  1. interne administratie

  2. folders en uitnodigingen voor toernooien en wedstrijden

  3. briefwisseling met de leden

  4. briefwisseling met de bond

  5. briefwisseling met niet clubs

  6. briefwisseling met andere club

6.1  SC Courtraisien

6.2  Ostend FC – Léopold FC Ostendais

6.3  Beerschot AC

6.4  FC Yprois

6.5  Union Saint-Gilloise

6.6  Racing CB

6.7  West Norwood

6.8  US Tourquennoise

6.9  Daring CB

6.10 Racing Gand

6.11 Léopold Club de Bruxelles

6.12 Achilles Rotterdam (in dit mapje is ook telkens het antwoord van het FCB bestuur bijgevoegd)

6.13 Rotterdamsche VV ‘Rapiditas’

6.14 Ajax Amsterdam

6.15 Kings Cross FC

6.16 Burnley Belvedere AFC

6.17 Haagsche VV

6.18 AA La Gantoise

6.19 Cercle Sportif Brugeois

6.20 BVV ‘Wilhelmina’

6.21 FC Liégeois

6.22 SV Roeselaere

6.23 Crefelder FC

6.24 Dordrecht FC

6.25 FC van het 4de lijnregiment

6.26 Racing Club de Malines

6.27 AS Anversoise

6.28 Red Star FC- Union Brugeoise

6.29 Antwerp FC

 

Voetbalanecdoten, memoires van Hector Goetinck

 

Dit boekje is geschreven door Hector ‘Torten’ Goetinck, één van de blauwzwarte sterspelers uit de periode 1904-1920. Het biedt ons voornamelijk randinformatie in verband met wedstrijden en speciale gebeurtenissen. Daarnaast is het ook de voornaamste bron voor wat er gebeurde met de spelers van Club tijdens de Eerste Wereldoorlog.

 

Ledenlijst en brontekst

 

Van onze contactpersoon bij Club Brugge konden we nog een schriftje bekomen met daarin een ledenlijst. Het is een lijst van Brugsche FC met de leden van de periode 1894-1898. Toevallig ontdekten we aan de achterkant van het schriftje een tekst in potlood geschreven. De tekst gaat over de stichting van Brugsche FC en FC Brugeois. Het is niet gedateerd maar we vermoeden dat het een kladversie is van een tekst dat de secretaris of schatbewaarder zou voorlezen hebben op het feest ter ere van het 10 jarig bestaan van Club Brugge. We vermoeden dat het in ieder geval uit die periode moet stammen omdat de het laatste feit dat in de tekst vermeld werd de stichting van Cercle was. Veel later kan ook niet omdat er dan ook andere feiten in zouden vermeld geweest zijn, bijvoorbeeld het feit FC Brugeois vice-kampioen was. De transcriptie van die tekst is terug te vinden in bijlage.

 

Provinciale almanak en wegwijzer van de stad Brugge en de provincie West Vlaanderen

 

We hebben een aantal jaargangen van deze ‘almanak’ doorgenomen op zoek naar informatie over het beroep van een aantal belangrijke figuren. In deze almanakken staan immers de belangrijkste burgers van de stad met naam en beroep vermeld. Vrijwel alle informatie over het beroepen bestuurslui is uit deze bron afkomstig.

 

 

Onderzoeksvraag

 

Gezien het feit dat het onderzoek naar de geschiedenis van Club Brugge nog in haar kinderschoenen staat is de onderzoeksvraag vrij simpel: de geschiedenis van Club Brugge tot na de Eerste Wereldoorlog (1891-1919) reconstrueren. Gezien de aard van het bronnenmateriaal ligt het voor de hand dat we vooral de omkadering van de voetbalploeg bestuderen en minder de sportieve prestaties. De bestuurlijke en materiële ontwikkeling krijgen onze eerste aandacht maar ook de sportieve lotgevallen van FC Brugeois worden onder de loep genomen. In de historische publicaties die tot dusver over Club zijn verschenen blijft ook de sportieve kant  onderbelicht. Dat komt omdat ze gebaseerd zijn op dezelfde archieven die wij bestudeerden, die hadden over het algemeen weinig aandacht voor de sportieve resultaten. Om dit probleem te overbruggen, gebruikten we de boeken van Jean FRAIPONTS, die boden ons de nodige info wat betreft uitslagen en matchverslagen. Vaak was de wisselwerking tussen onze bronnen en de informatie die FRAIPONTS en zijn kompaan Willox hebben gepubliceerd een vruchtbaar proces. Beide vullen elkaar aan geven ons vaak een mooi en vrij compleet beeld van de gebeurtenissen op en rond het veld. De concrete invulling van de onderzoeksvraag is grotendeels afhankelijk van de voorhanden gegevens: niet steeds dezelfde informatie werd in de verslagen naar voren gebracht, in de ene periode was er meer aandacht voor de sportieve prestaties, in de andere was het bestuur meer bezig met materiële en financiële zaken. Naar gelang wat in de bronnen te vinden is, zal de focus van deze verhandeling pendelen tussen wat op het veld gebeurde en wat ernaast werd gepresteerd.

 

 

Structuur van de verhandeling

 

In het eerste deel van het corpus van de verhandeling behandelen we kort de ontstaansgeschiedenis van het voetbal en de introductie ervan in België. Het eerste hoofdstuk dient om uit te leggen waar de voetbalsport eigenlijk vandaan komt, hoe het zijn huidige vorm gekregen heeft en hoe de eerste clubs en voetbalbonden zijn ontstaan. In het tweede hoofdstuk bespreken we dan hoe het voetbal dan in België terecht gekomen is, hoe de voetbalbond ontstaan is. Er wordt ook een overzicht gegeven van de eerste tegenstanders van Club Brugge. Deze informatie is bedoeld als achtergrond om beter de context te begrijpen.

 

Het tweede deel is eigenlijk de kern van deze verhandeling: het is een gedetailleerde geschiedenis van de vereniging Club Brugge. Daarin proberen we zo volledig mogelijk te zijn: we geven een overzicht van de sportieve resultaten met hier en daar een kort matchverslag en we beschrijven de ontwikkeling die Club doormaakte op administratief en materiaal vlak. De verdeling in hoofdstukken is in dit deel voornamelijk chronologisch: bepaalde periode’s kunnen worden onderscheiden en er kunnen bepaalde breuken worden aangeduid. Vooral voor de periode 1891 tot 1903 is het makkelijk om een onderverdeling aan te brengen die al bij al hand in hand gaat met echte breuken: bijvoorbeeld drastische veranderingen in het bestuur. Aanvankelijk kunnen we de hoofdstukken laten samenvallen met het voorzitterschap van een bepaald persoon. Vanaf 1903 wordt dat moeilijker, een aantal sleutelfiguren blijven tot 1914 op post en hebben we dus een stabiel bestuur. Daarom hebben we deze periode op een andere manier moeten verdelen, dat was moeilijk omdat de ontwikkeling van Club Brugge als vereniging in deze periode vrij geleidelijk was. Uiteindelijk hebben we het voorzitterschap van Demeulemeester (1903-1919) onderverdeeld in drie hoofdstukken die, volgens de sportieve en financiële situatie in die periode, een beetje een bloei-hoogtepunt-verval patroon volgen.

 

 

Bibliografie

 

Bronnen

 

Geschreven: Archief Club Brugge:    Notulen (1894-1914)

                                                                                  Briefwisseling (1898-1908)

                                                                                  Fotomateriaal

Gedrukt: GOETINCK, H. Voetbalanecdoten. Brugge, 1942.

BRUGGE, Biekorf, Provinciale Almanak en wegwijzer van de stad Brugge en provincie West Vlaanderen, 1898-1900-1902-1904-1910-1912-1914.

 

 

Werken

 

 

Internetsites

 

 

Deel 1: Ontstaansgeschiedenis van het voetbal en introductie in België

 

Hoofdstuk 1: De oorsprong van het voetbal

 

Toen in 1996 Engeland het Europese voetbalkampioenschap organiseerde, was één van de leuzen van de promotiecampagne “football is coming home again”. Met deze uitspraak sloegen de Engelsen zich collectief op de borst over hun meest succesvolle exportproduct. De Engelsen waren inderdaad de eersten om een organisatie op poten zetten die zich bezighield met het maken van afspraken betreffende de regels, wedstrijden en spelers. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe dit alles in zijn werk is gegaan.

 

De pre-industriële vorm

 

De term voetbal sloeg in het verleden niet op het feit dat een ‘bal’ tijdens het spel voortdurend met de ‘voet’ werd aangeraakt, maar was eerder een verzamelnaam voor balspelen die te voet werden gespeeld, dit in tegenstelling tot sporten als polo die zoals bekend te paard gespeeld worden. Van dit soort spelen wordt voor het eerst melding gemaakt na het jaar 1200, ze worden naargelang het taalgebied anders genoemd, in Toscane bijvoorbeeld sprak men ‘calcio’ (de huidige Italiaanse naam voor voetbal), in Brabant heette het ‘soule’ of ‘sollen’. Een plausibele verklaring voor de opkomst van deze vorm van vermaak is misschien de sterke bevolkingsstijging van de twaalfde en dertiende eeuw: dit ging gepaard met een ontginning van woeste gronden, daardoor werden de jachtgebieden steeds kleiner en werd het jagen door de hogere klassen gemonopoliseerd. Hierdoor verloren de boeren en ambachtslui hun traditionele ontspanning. In plaats daarvan gingen ze een soort balspelen bedrijven. Dat biedt onder meer een verklaring waarom dat soort spelen alleen maar voorkomen in dichtbevolkte gebieden en niet in rurale streken waar nochtans meer ruimte voor handen was.[1]

 

De wedstrijden tussen twee dorpen of twee parochies werden gehouden op bepaalde momenten van het jaar. Hierdoor kregen ze door de jaren heen een bijna sacrale betekenis. Meestal was het de bedoeling van het spel om de bal in het dorp van de tegenstrever te brengen. Soms dienden twee molenstenen, twee putten of portalen van de beide dorpskerken als preciezer bepaalde doelen. Vaak werden de voetbalmatchen op bepaalde tijdstippen gehouden; bijvoorbeeld na het beëindigen van de oogst (als de velden leeg waren en er minder kans op schade was) of ter ere van het carnaval zoals het in de 16de eeuw gebruikelijk was in Engeland. In feite waren het geïnstitutionaliseerde knokpartijen waarin de langdurige vetes tussen de twee contesterende woonkernen uitgevochten werden. Het was een uitermate ruig spel waarin alle middelen toegestaan waren om de tegenstander de bal afhandig te maken. Er vielen dan ook regelmatig ernstige gewonden en zelfs doden. Er waren geen regels, er was geen limiet op het aantal deelnemers en er was geen afgebakend speelveld. Het is goed mogelijk dat balspelen ook op kleinere schaal werden bedreven, op regelmatiger tijdstippen, zij het dan eerder bedoeld als ontspanning voor kinderen of misschien zelfs als training voor de grote confrontatie met het buurdorp. De elite aanzag het met minachting en afkeuring. De vorsten beklaagden zich erover omdat ze liever hun onderdanen zagen oefenen in het boogschieten dan zich bezig te houden met het militair nutteloze voetbalspel. Een bijkomende reden voor de aversie van de overheden tegenover de sport was dat het voornamelijk door leerjongens en gezellen en op het platteland door landarbeiders werd gespeeld. Door het spel kwamen die mensen, die toch een vrij homogene groep vormden, met elkaar in contact en waren ze op de hoogte van wat de situatie van hun collega’s was. Voetbalwedstrijden waren vaak de aanleiding voor sociaal oproer van die groepen of omgekeerd werden ze ook gebruikt als dekmantel voor het verzamelen van een groep relschoppers. Naast de sociale oproer, was ook simpelweg de afwezigheid van de leerjongen of gezel een element dat de productie en economische stabiliteit bedreigde.[2]

 

De geestelijkheid was tegen deze vorm van volksontspanning omdat het inging tegen de zondagsrust en omdat voetbalmatchen een concurrentie waren voor de eucharistievieringen. Toen in 1722 in het plaatsje East Looe in Cornwall, het dak van de plaatselijke kerk instortte tijdens de misviering, vielen er geen slachtoffers omdat iedereen buiten aan het kijken was naar een voetbalmatch. Deze overtreding van de zondagsrust werd tijdens de Puriteinse dictatuur van Cromwell nog een grotere steen des aanstoots. In die periode werden dan ook de meest verwoede pogingen gedaan om het spel te verbieden. Voorheen hadden allerlei overheden reeds geprobeerd om het voetbal in te dijken, die wetten waren meestal dode letter nog voor de inkt droog was. Onder het puritanisme verstrakte het beleid ten opzichte van de volkssport nog meer en werd er systematischer jacht gemaakt op de overtreders. Ondanks het stijgend aantal arrestaties en veroordelingen konden ook Cromwell en de zijnen de mensen niet van het voetbal redden. Omdat het verbieden van het voetbal weinig effect had en de vervolging van voetbalspelers moeilijk was, poogde men ook het spel te kanaliseren door speciale tornooien te organiseren op minder kwetsbare plaatsen, het zou een druppel op een hete plaat blijken.[3]

Mutatie van het spel door opkomende industrialisatie

 

Aanvankelijk waren de maatschappelijke ontwikkelingen die de industrialisatie vergezelden bedreigend voor het voetbalspel. Door de industrialisatie kwamen veel volksfeesten, die traditioneel het alibi waren voor een lekkere pot voetbal, zoals de viering van de oogst in verval. Vooral in de nieuwe industriële centra werd er nog nauwelijks gevoetbald. De anonimiteit en vervreemding van die nieuwe steden, waar iedereen dicht op elkaar woonde, bood blijkbaar niet het goede kader waarin volksspelen konden gedijen. Daarnaast was ook het simpele gebrek aan vrije tijd één van de redenen waarom er niet meer werd gevoetbald: arbeiders werkten tot 14 uur per dag en hadden vaak enkel de zondagvoormiddag vrij om naar de mis te gaan. Daarnaast was er ook in de burgerlijke 19de eeuw een mentaliteit ontstaan bij de middenklasse en de elite, waarbij elk recht op plezier en ontspanning aan het proletariaat werd ontzegd.

 

Op het platteland was de situatie doorgaans beter, daar werd de sport wel nog beoefend maar ook daar was het spel onder druk gekomen. De ‘enclosure’ beweging die zich reeds in de 16de  eeuw had ingezet bereikte op het einde van de 18de eeuw haar hoogtepunt en vrijwel over heel Engeland waren de gemene gronden omheind en in gebruik genomen. Door het verloren gaan van deze open ruimte die nodig was voor het spelen van het spel in zijn traditionele vorm, kwam ook het gebruik van de grootschalige voetbalfeesten in gedrang.

Ook in de oude steden zoals in Londen, waar er ook op straat werd gevoetbald, verminderde de aantrek van de sport. Naast de verdichting van de bebouwing en verhoging van de bevolkingsconcentratie, die ook in de Noordelijke industriecentra voor een achteruitgang van het spel zorgden, was er nog een bijkomende reden voor de achteruitgang. Door de betere werking van het staatsapparaat en de toegenomen effectiviteit van de politiemacht kon de staat eindelijk zijn wetten, die het spel op straat verboden, doen gelden.

 

De beperking van de ruimte die zich zowel in de steden als op het platte land voordeed had zijn invloed op het spel: het aantal deelnemers werd beperkt en er werd gezorgd dat er langs beide kanten evenveel spelers waren. Daarnaast liet een kleiner aantal spelers zich makkelijker onttrekken aan het oog en de arm der wet. De kleinere speelvlakken maakten het ook interessanter om bijvoorbeeld de bal enkel nog met de voet te spelen, of op zijn minst hem niet meer vast te houden. Weglopen van de tegenstander met de bal kon niet meer zo makkelijk in de nauwe straten van geürbaniseerd Engeland en tegen de grond geduwd worden (de meest efficiënte manier om iemand een bal afhandig te maken) was ook al niet zo aangenaam meer op harde straatstenen.[4]

 

Ontwikkelingen op technologisch vlak vergemakkelijkten de evolutie naar een spel waarbij de bal met de voeten werd bewogen. Aanvankelijk gebruikte men als bal varkensblazen of leren zakken die zodanig aan elkaar waren genaaid dat ze, na opvulling met stro, veren of gras, de vorm van een bal aannamen. De eerste soort ballen mochten dan wel netjes stuiteren en rollen, erg geschikt om tegen te shotten waren ze niet: ze knapten te makkelijk. De tweede soort was weliswaar een stuk steviger maar rollen deden ze niet. Het is daarom waarschijnlijk dat het pré-industriële voetbal eerder een spel was dat meer op het huidige rugby geleek met veel gooien en lopen met de bal. Er waren ook pogingen ondernomen om een varkensblaas in zo’n leren zak te steken, ook zonder groot succes: de blaas knapte ook in de zak, maar hierbij was wel het idee geboren dat aan de basis lag van wat de eerste echte succesvolle voetbal zou zijn. Door de toepassing van synthetisch rubber kon men voor het eerst blazen maken die niet knapten als er tegen de leren buitenkant werd getrapt en die bovendien perfect rond konden worden gemaakt.[5]

 

Naast de verandering van het spel is de gedaalde populariteit van het voetbal toch het belangrijkste neveneffect van de industrialisatie met betrekking tot de volkssport geweest. Merkwaardig genoeg zouden de elites, die traditioneel neerkeken op het spel, het voetbal in stand houden en institutionaliseren. Later groeide het dan weer uit tot de massasport bij uitstek.

 

Conservatie en codificatie in de ‘Public Schools’

 

Reeds in de 16de eeuw waren er humanisten die van mening waren dat sport en spel van belang konden zijn in de opvoeding en opleiding van jonge aristocraten. Mensen als Richard Mulcaster trachtten de Toscaanse variant van het voetbal, die meer gestructureerd en gedisciplineerd was, te incorporeren in hun onderwijs. Hij vond dat de sociale vaardigheden door het spel werden aangescherpt en de fysieke conditie erdoor werd verbeterd. Zijn ideeën hadden vrij veel succes en in een groot aantal humanistische scholen werden zijn zienswijzen overgenomen. De opkomst van het puritanisme echter kortwiekte al snel de ontluikende lichamelijke opvoeding in die scholen en aldus stierf Mulcasters ideeëngoed een vroege dood. Behalve aan de universiteiten van Oxford en Cambridge, alwaar in de 16de en 17de ook al aan voetbal werd gedaan door de studenten en waar het voetbal een vaste plaats had gekregen in het universitair leven. Deze instituten die altijd tot op zekere hoogte vrijplaatsen waren geweest, konden makkelijker aan de puriteinse druk weerstaan en de mensen verbonden aan deze instellingen waren vrijer om hun sportieve ontspanningen verder te zetten. Hoewel de universitaire overheden wel hun best deden om het spel te verbieden, bleken zij niet veel gehoorzaamheid te vinden bij haar studenten. [6]

 

In ieder geval bleef men in Oxford en Cambridge voetbal spelen en uiteindelijk zouden de afgestudeerden van deze instituten het voetbal binnen brengen in de public schools, gereputeerde scholen waar de hogere klassen hun zonen stuurden om een burgerlijke opleiding te genieten. Sommige van deze ‘public schools’ waren oorspronkelijk opgericht als scholen waar paupers tot priesters of kloosterlingen opgeleid werden. Andere waren oorspronkelijk humanistische ‘grammar schools’. Wat ze wel deelden was dat ze in hun statuten hadden staan dat rijke jongelingen tegen betaling ook onderwijs konden genieten. Tegen het einde van de 18de eeuw waren deze public schools verworden tot instituten die bijna exclusief onderwijs verstrekten aan de jonge aristocratie en bovenklasse. Het probleem voor deze scholen was dat de leerlingen, zoals gezegd stuk voor stuk kinderen van hoog geplaatsten, het gezag van hun leermeesters, die vaak van eerder bescheiden komaf waren, niet aanvaardden. Binnen de schoolmuren waren de leerlingen autonoom en vormden ze een hiërarchie, het zogenaamde ‘fagging system’ waarbij het recht van de sterkste gold: de sterke leerlingen (‘prefects’) waren de baas over de zwakke (‘fags’). De hiërarchie werd ritueel vastgelegd door middel van het voetbalspel: de zwakken moesten het doel verdedigen en de sterken kregen het recht om aan te vallen, waarbij ze met veel geweld op de linies van de zwakken inbeukten. Alleen zij die de kracht en het lef hadden om de bal van de sterken af te pakken of een tegenaanval uit te voeren, konden op die manier hun status van ‘fag’ afwerpen en opklimmen in de hiërarchie. Meestal echter draaiden dat soort voetbalmatchen uit op een regelrechte knokpartij waarbij de ‘prefects’ hun machtswellust en sadisme op hun zwakkere medeleerlingen botvierden.

 

In het begin van de 19de eeuw groeide door de industriële revolutie en de uitbreiding van het rijk, de vraag naar beter geschoolde mensen om in de administratie te dienen. Het was vooral in Rugby, waar ook de zonen van de hogere middenklasse van industriëlen en handelaars naartoe gingen, dat voor het eerst die eis tot beter onderwijs vanwege de ouders werd gevoeld. In de meer aristocratische instellingen waren de ouders eerder onverschillig voor de kwaliteit van het onderwijs. De belangrijkste hervormer in Rugby was Dr. Thomas Arnold, schoolhoofd van 1828 tot 1842. Het doel van zijn onderwijsprogramma was niet de vorming van zelfverzekerde aristocraten zoals het hoofddoel was in de 18de eeuw maar Christelijke gentlemen die naast de nodige dosis ‘savoir vivre’ ook een zekere nuttige kennis hadden.

 

Om het onderwijs te hervormen moesten de leerlingen onderworpen worden. Dit ging echter niet zonder slag of stoot, de eerste pogingen werden door de aristocratische jongelingen onthaald op rebellie: hierin kan ook voor een stuk de romantische tijdsgeest worden herkend. De rellen werden met geweld de kop ingedrukt maar dat was niet zo goed voor het imago van de scholen. Dus de schoolleidingen moesten een andere manier vinden om de nodige hervormingen door te voeren. De oplossing was dat de schoolleiding met de leidende leerlingen begon te onderhandelen en met hen afspraken begon te maken. Het eerste waarover dat werd gedaan was het voetbalspel: er werden vanuit de school spelregels in samenspraak met de leerlingen gemaakt om de gewelddadige excessen eruit te krijgen. Het voetbal werd samen met andere sporten (gymnastiek, roeien en atletiek) in het officiële schoolleven geïncorporeerd. Men zag de sport als een nuttig tijdverdrijf: via de sport werden de leerlingen discipline, teamspirit en een gewenning aan regels en wetten bijgebracht. Na de institutionalisering van het spel, werden de ‘prefects’ door de schoolleiding aangeduid en erkend.[7]

 

Nu was het spel voor het eerst gereglementeerd door een vooraf vastgelegd reglement, zij het dat voor iedere school de reglementen anders waren. Toen de afgestudeerden van de public schools naar de universiteit gingen, werden ze weer voor een probleem gesteld: oudleerlingen van verschillende scholen speelden volgens verschillende regels en de verschillen waren groot. De grootste onenigheid was er over het al of niet in de handen nemen van de bal. In 1848 werd er in Cambridge voor het eerst een vergadering georganiseerd waarbij veertien vertegenwoordigers van Eton, Rugby, Harrow, Winchester en Shrewsburry aanwezig waren. Na goed acht uur vergaderen hadden ze een ontwerp op tafel en het resultaat was een voetbalspel dat meer neigde naar het dribbelspel van Eton dan naar de Rugbystijl. Eenmaal de regels op papier stonden konden voetbalmatchen doorgaan op regelmatige basis zonder dat er telkens afspraken moesten worden gemaakt over de regels. Het spel floreerde aan de universiteit in de jaren 1850 en werd vanaf 1855 naar de buitenwereld geëxporteerd door afgestudeerden.[8]

 

De verspreiding van het voetbal over het hele land door oud Cambridge studenten, ging vrij vlot en her en der ontstonden de eerste voetbalclubs, die veelal bestonden uit oud leerlingen van verschillende public schools. De verspreiding van voetbalclubs bracht een nieuw probleem met zich mee op gebied van organisatie en controle. In 1962 werden pogingen ondernomen om het schoolvoetbal te uniformiseren en in oktober 1963 kwamen in Cambridge vertegenwoordigers van verschillende clubs samen om nieuwe regels voor het voetbal uit te tekenen, de zogenaamde ‘Cambridge regels’. Die regels zouden de basis vormen voor het moderne voetbalspel en tegelijk de scheiding bespoedigen tussen association football en Rugby football. Enkele dagen later werd er in Londen in de ‘Freemasons Tavern’ vergaderd door afgevaardigden van verschillende clubs uit de omgeving: Killburn, Barnes, the War Office, Crusaders, Forest, Perceval House, Crystal Palace, Blackheath, Kennington School, Surbiton, Blackheath School en Charterhouse. Allemaal clubs die het dribbelspel, zoals door de Cambridge regels gedefinieerd, beoefenden met uitzondering van Blackheath. Deze verenigingen stichtten de Football Asociation (FA), de eerste voetbalbond ter wereld. Vreemd genoeg bleven de instellingen die het voetbal bewaard hadden, de ‘public schools’ buiten de FA. Charterhouse was wel aanwezig op de stichtingsvergadering maar hield zich afzijdig van de discussies, het wilde namelijk eerst de opinie van andere ‘public schools’ horen, vooraleer mee te stappen in het project. Uiteindelijk slaagde de FA niet om de scholen in hun rangen te integreren, omdat die niet het voordeel zagen van een bond met gemeenschappelijke regels. De algemene repliek was dat ze liever bleven bij hun eigen regels. Het waren net de regels die het centrale aandachtspunt van de jonge voetbalbond bleven, meer bepaald of men de bal met de hand mocht spelen. Aanvankelijk poogde men een compromis te vinden tussen de Rugby variant en het dribbelspel. Maar interne discussies zorgden er voor dat er een kloof groeide tussen de aanhangers van beide varianten. Er kwam een eind aan de troebelen op 8 december 1863 toen Blackheath, die eerder de Rugby stijl beoefende, uit de FA stapte.  Rondom de Blackheath Club groeide de stijl verder uit en er groepeerden zich op den duur nog andere clubs, toch het zou nog tot 1871 duren eer de Rugby Union werd opgericht.[9]

 

De oprichting van de FA versnelde de verspreiding van het voetbal nog meer, overal schoten lokale voetbalbonden op als paddestoelen uit de grond. Ook in het leger kende de sport een grote populariteit onder de officieren, veelal mensen met een ‘public school’ verleden. De oud-leerlingen van die scholen waren de motoren achter de verspreiding van het association football in Groot Britanië, in het buitenland en ook naar de lagere klassen. Toen in 1872 de eerste FA-cup werd georganiseerd, was het hek helemaal van de dam voor de verspreiding en het succes van de sport: het competitie-element zorgde ervoor dat het spelletje kon uitgroeien van een rijkelui ontspanning tot het alomtegenwoordige voetbal dat over de hele wereld verspreid is en miljoenen mensen in de ban houdt.[10]

 

 

Hoofdstuk 2: Het begin van het voetbal in België

 

De eerste kennismaking in Melle

 

Het eerste voetbal werd in Melle gespeeld toen op 26 oktober 1863 - een week voor de oprichting van de FA - de jonge Ier Cyril Bernard Morrogh door de poort van het Jozefietencollege stapte met een voetbal onder de arm. Cyril kwam uit een familie van beroepsmilitairen, waaronder het voetbal reeds vroeg een grote populariteit kende. In dat milieu opgegroeid was hij waarschijnlijk reeds met voetbal vertrouwd en was hij ook aan die bal geraakt.  Nog voor hij goed en wel het college binnen was, werd de bal hem afhandig gemaakt en begonnen de aardig vertegenwoordigde Engelse schooljongens de bal rond te schoppen, dadelijk gevolgd door hun Belgische makkers. De kleine Cyril kon zijn bal heroveren na enkele welgemikte vuistslagen maar was niettemin geschrokken en wilde terug naar huis. De opvoeders konden hem gelukkig troosten en de jongen bleef. De volgende dag had een broeder op aanwijzingen van enkele Engelse jongens twee doelen gemaakt en kon er worden gevoetbald. Opmerkelijk is dat het schoolbestuur zich tolerant opstelde tegenover deze ontspanningsvorm. Het spektakel lokte zelfs toeschouwers uit de omgeving.

 

Het college van Melle was uiteraard niet de enige plaats in België waar Engelse leerlingen school liepen, het is wel het college waar er voor het eerst systematisch gevoetbald werd. Het fungeerde voor een stuk als bakermat voor de verspreiding van het voetbal in België, aangezien het college van Melle een soort kostschool was waar jongeren van over heel België school liepen. Mensen als Emile Seeldrayers - wiens zoon later een belangrijke rol zou spelen in de UBSSA en in de FIFA - en Joseph d’Oultremont liepen er school.[11]

 

Engelse aanwezigheid

 

Eigenlijk kunnen een aantal kernen worden onderscheiden waarin het voetbal vanaf de jaren zeventig van de 19de eeuw veruit tegelijk begon te bloeien, met name in Antwerpen, Brussel, Brugge, Gent en Luik. In deze vijf steden was er een sterke Engelse aanwezigheid, die bovendien vrij goed geïntegreerd was: er was een vrij sterke deelname aan het openbare leven. De aanwezigheid van Britse onderdanen was geen uitzondering in Europa gedurende de hele 19de eeuw, gezien hun economische en politieke status van grootmacht. In Antwerpen waar de oudste Belgische voetbalclub - Antwerp FC - werd gesticht, was die aanwezigheid er vanwege de uitbouw van de haven en vanwege de centrumfunctie van de stad. In Brussel speelde vooral die laatste factor een doorslaggevende rol. In Luik waren het vooral de werknemers van Cockerill die het voetbal in de stad introduceerden en ten slotte in Oost - en West-Vlaanderen was het de linnenindustrie die een aantrekkingspool was voor Britten, met Brugge, Kortrijk en Gent als voornaamste centra.

 

Die Engelse inwoners genoten vaak een vrij groot aanzien, het waren veelal mensen van betere komaf of mensen met hoge opleidingen zoals ingenieurs of hogere officieren. Gezien de algemene bewondering en sympathie voor Engeland, zo sterk dat we van anglofilie kunnen spreken, is het niet te verwonderen dat deze Britse onderdanen zich snel konden integreren in de plaatselijke ‘high society’. De Belgische elites namen ook vrij snel de Engelse ontspanningsvormen over, op gebied van sport waren dat aanvankelijk eerder atletiek, roeien, cricket  en gymnastiek, gezien de langere bestaansgeschiedenis van clubs die deze sporttakken beoefenen. Voetbal zou pas later een prominente positie innemen aangezien het in 1870 nog in de kinderschoenen stond. Het waren juist die kinderschoenen die de bal in het rond stampten en dus was een belangrijke rol weggelegd voor het schoolwezen.

 

Ondanks het bestaan van verschillende Engelse colleges, bijvoorbeeld in Brugge en Brussel, stuurden veel Engelsen hun kinderen naar gewone Belgische scholen. Zowel de colleges als de athenea kenden jongeren van over het kanaal onder hun leerlingen. Het waren die scholen die, net zoals in Engeland, de eerste voetballers zouden voortbrengen. Daarom duurde het nog tot 1890 vooraleer de eerste echte voetbalclubs werden opgericht. Antwerp FC is daarop eigenlijk een uitzondering, het werd reeds in 1880 opgericht, al is er over deze vroege periode weinig geweten. Mogelijk was het schoolvoetbal in Antwerpen weinig ontwikkeld waardoor de jongeren al snel de nood voelden om zelf een club op te richten. Het feit dat Antwerp gesticht werd door Engelsen, die wel al kennis hadden van het bestaan van voetbalclubs, heeft deze ontwikkeling waarschijnlijk bespoedigd. In andere steden zoals Brugge en Brussel was er redelijk goeie ondersteuning van de sport in de scholen en werd de noodzaak van een onafhankelijke voetbalclub maar gevoeld eer de eerste voetbalgeneraties afgestudeerd waren.

 

De eerste clubs

 

Zoals gezegd was Antwerp de eerste voetbalclub, gesticht in 1880 onder de naam Antwerp Athletic Club. De stichters waren Engelsen en het zou nog lang duren eer die dominantie uit de club zou verdwijnen. Voetbal was lang niet de enige sport die in de club beoefend werd, zelfs niet de belangrijkste, het zou pas in 1887 zijn dat voetbal de hoofdsport werd. Daarnaast werden er lawn tennis, cricket en rugby gespeeld. Gaandeweg kreeg de voetbalafdeling een zelfstandiger werking en werd door de pers Antwerp Football Club genoemd. De zelfstandigheid ging zover dat toen in 1892 de Antwerp Athletic Club werd ontbonden, Antwerp FC gewoon bleef verder bestaan. Kort daarop werd er door de Engelsen een Antwerp Cricket Club opgericht om toch nog cricket te kunnen blijven spelen. In de Antwerp FC werd er volop op het voetbal geconcentreerd en was er ook geen plaats meer voor rugby. In 1893 echter toen Antwerp FC plots een groot, genivelleerd en afgesloten terrein gevonden had, werd de Club omgevormd tot Antwerp Football, Cricket and Lawn-Tennis Club en werd dus de Antwerp CC  en de pas opgerichte Antwerp Tennis Club terug opgeslorpt. Met deze fusie was Antwerp definitief vertrokken.[12]

 

In Brussel bestond er reeds in 1875 een Brussels Cricket Club, deze club werd in 1889 met voetbal en tennis verrijkt en dus omgevormd door Brussels Cricket, Lawn Tennis and Football Club. Ook hier waren Engelsen de stichters maar in tegenstelling tot Antwerp bleef deze club uitsluitend voor Engelsen te meer omdat de Brusselse voetballiefhebbers zelf een club oprichtten. Brussels Football Association werd in november 1892 opgericht en kende voornamelijk autochtone leden, hoewel er ook enkele Engelsen lid waren. Op 11 februari 1893 werd de Leopold FC opgericht door Albert de Bassompierre. Leopold FC, genoemd naar het Leopoldpark alwaar deze club haar activiteiten hield, zou uitgroeien tot de club van de Brusselse aristocratie en hoge burgerij, zeker na de toevoeging van een tennisafdeling. Racing Club Brussel was reeds in 1891 opgericht als atletiekclub, met als thuisbasis de vlakte van Koekelberg. In 1894 werd die club met een voetbalafdeling, Racing Football Club uitgebreid. De voetbalafdeling kreeg veel autonomie, zodanig dat Racing Club Brussel als atletiekclub nog altijd bestaat, terwijl de voetbalclub na een fusie met White Star tot Racing White uiteindelijk in het reeds ter ziele gegane RWDM is verdwenen.

 

Sporting Club de Bruxelles, werd op 24 januari 1894 in het Atheneum van Elsene gesticht als Ixelles FC, de naam werd later veranderd. Eén van de stichtende leden was Emile Seeldrayers, zie hoger. Ook te Elsene werd Union Football Club (d’Ixelles) gesticht in 1894, niet te verwarren met de latere kampioenen Union Saint Gilloise. Daring Football Club werd op 2 mei 1895 opgericht door een stel 15-jarigen in het café ‘Au Tivoli’ aan het Simonisplein te Koekelberg, ze speelden hun wedstrijden eveneens op de vlakte van Koekelberg. Daring zou samen met Racing Club en Union uitgroeien tot de meest invloedrijke Brusselse clubs van deze eerste generatie. Daring was van in het begin een club met een zeer volkse aanhang en stond in contrast met de meer elitaire clubs als Racing en ook later Union. Union Saint Gilloise werd opgericht op 1 november 1897 in het Sint-Michielscollege in Sint-Gillis en droeg aanvankelijk de kleuren zwart en wit. Na een jaar namen ze echter de kleueren van de gemeente Sint Gillis over. Union zou de grootste club worden voor de Tweede Wereldoorlog, met 11 landstitels in het totaal. Hoewel Union aanvankelijk een vrij volkse aanhang had werd het na de Eerste Wereldoorlog meer en meer een club van het establishment, zeker na de neergang van Léopold Club. Beide rollen werden na de Tweede Wereldoorlog overgenomen door Anderlecht. Athletic and Running Club de Bruxelles dient het rijtje van oudste Brusselse Clubs te vervolmaken. Het werd als atletiekclub in 1883 opgericht onder de naam ‘Société des Courses Pédestres de Bruxelles’. Die naam werd snel veranderd Club Pédestre en dan naar ‘Running’. In november 1884 kwam het tot een scheuring na interne twisten, een twintigtal lopers stichtten de ‘Athletic Club’. In 1888 echter kwamen ze weer samen omdat de beide clubs financieel aan de grond zaten door de vele atletiekmeetings van het jaar ervoor. Zo kreeg de club haar definitieve benaming. Later integreerde deze club ook voetbal in haar activiteiten, maar het had een beetje de voetbaltrein gemist en zou nooit een prominente plaats innemen op sportief vlak. Op organisatorisch vlak stonden ze echter aan de wieg van zowel de eerste atletiekbond als de voetbalbond.[13]

 

FC Liégeois werd in de herfst van 1892 opgericht als een afdeling Liége Cyclist’s Union, met de bedoeling dat de leden zich in de winter met voetbal in conditie konden houden. De club werkte haar wedstrijden en trainingen af op het middenplein van de vélodroom waar de wielerclub zijn thuishaven had.[14]

 

AA La Gantoise werd op 1 januari 1864 te Gent als gymnastiekvereniging La Gantoise opgericht met als bedoeling het turnen onder de arbeidersjeugd te verspreiden. Als kleuren koos men blauw en wit en het devies werd “Hebt vertrouwen in uw zelven”. Na 1874 had La Gantoise af te rekenen met een afscheuring van leden die een nieuwe club, ‘Cercle Gymnastique’, begonnen maar in 1881 fusioneerden beide clubs en ging men verder onder de naam La Gantoise. In 1891 fusioneerde La Gantoise dan met de Association Athlétique, die zelf in januari 1890 was opgericht als een samengaan van sportclubs als Racing Club, Running Club en Red Star. Door de fusie werden de activiteiten van La Gantoise uitgebreid met tennis, lopen, wielrennen en soms wat voetbal. Association Athlétique La Gantoise sloot zich aan bij de eerste atletiekbond maar trok zich later terug wegens een conflict met Athletic and Running Club de Bruxelles en was betrokken bij de oprichting van de Ligue Pédestre Belge. Voetbal bleef tot 1900 echter een secundaire activiteit die eerder ter ontspanning werd gespeeld en waar de club geen aandacht aan besteedde. In 1900 werd het voetbal als hoofdsport aangenomen om meer leden aan te trekken.

 

Football Club Gantois werd gesticht in november 1894, speelde in zwart en wit en had het middenplein van de velodroom als speelveld. Deze club zou later opgaan in Racing Club Gantois. Union Pédestre de Gand werd in 1895 opgericht als voetbalafdeling in de schoot van de atletiekclub ‘Sport Pédestre de Gand’ na een demonstratiewedstrijd in de velodroom. Athletic Club Gantois zag het levenslicht in maart 1897 onder impuls van Engelse studenten en legde zich vooral toe op voetbal, niet zonder succes. Op 1 april 1899 werd er door de drie laatstgenoemde verenigingen besloten om tot een fusie over te gaan en zo ontstond uiteindelijk Racing Club Gantois. Net zoals bij Athletic Club en bij FC Gantois was voetbal de hoofdactiviteit, nog vóór AA La Gantoise zich op die sporttak toelegde. Toch kreeg AA Gent een kleiner stamnummer toegewezen omdat zij wel betrokken was bij de stichting van de Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques.[15]

Oprichting van de Belgische voetbalbond

Vooraleer men tot de oprichting van de voetbalbond in 1895 overging, waren er reeds enkele vruchteloze pogingen ondernomen geweest. Al in november 1892 werd er te Brussel een vergadering gepland over de oprichting van een ‘Association Football League for Belgium’. De belangstelling voor het project was gering, enkel Antwerp reageerde. Waarschijnlijk ging het voorstel uit van de Engelse Brusselaars van Brussels FC, het feit dat enkel het zwaar door Engelsen gedomineerde Antwerp reageerde, versterkt dit vermoeden. Ondanks het gebrek aan een bond aanvaardden de meeste clubs in januari 1893 de ‘Association Rules’, door middel van een mondelinge overeenkomst. Die aanvaarding zou het wedstrijdverloop tussen onderlinge matchen vergemakkelijken.  Deze positieve evolutie gaf enkelen, de heren Sommers en De Behr, de moed om terug een poging te wagen om een voetbalbond op poten te zetten. In februari 1893 werd wederom te Brussel een bijeenkomst ingelegd om die zaak te bespreken. Deze keer was de respons wel één die blijk van interesse gaf en de eerste reacties na de afloop waren goed: men dacht om reeds in 1893-1894 een competitie op te zetten. Er werden geen concrete afspraken gemaakt en het project verwaterde. Nogmaals werd er poging gedaan in maart 1893 maar nu was de interesse maar mager. In januari 1894 werd door de schatbewaarder van Brussels FA, Frédéric Agniez, ook het voorstel gelanceerd om een federatie van Belgische voetbalclubs op te richten, met als doel de organisatie van internationale wedstrijden. Bij de start van het seizoen 1894-1895 waren het opnieuw Sommers en De Behr die probeerden een bond te stichten, ze nodigden ook de Engelse clubs en vroegen die laatsten om steun. Het mocht niet baten Ook Frédéric Agniez kwam in december 1894 weer op de proppen maar mocht ook zijn plannen weer opdoeken.

“De aanhouder wint” zei ook in 1895 het spreekwoord. Agniez kreeg een voorstel tot oprichting van een algemene sportbond van twee atleten, Etienne De Ré en Louis Roy, op 27 januari 1895.  Op 17 maart werd er een vergadering ingericht in Hotel Royal Nord in Brussel. Daar werd de ‘Féderation Belge des Sociétés de Courses à Pied et des Sports Athlétiques’ opgericht. Een tweede vergadering op 16 juni stelde een onderzoekscommissie aan met de opdracht om algemene reglementen op te stellen, die werden goedgekeurd in de vergadering van 7 juli. Op diezelfde vergadering werd een voorlopig comité vastgelegd. Op 4 augustus 1895 werd dan een definitieve en officiële stichtingsvergadering gehouden in Brussel. Tegen die datum was de naam reeds veranderd in ‘Union Belge des Sociétés de Sports Athletiques’. Op deze vergadering waren afgevaardigden van AA La Gantoise, Sporting Club, Racing Club, A&RC de Bruxelles en Union FC aanwezig. FC Brugeois had zich laten verontschuldigen. Ongeveer een maand later, op 1 september, werd er opnieuw vergaderd, nu waren ook leden van FC Brugeois, Antwerp FC, Léopold FC en FC Liégeois afgevaardigd. Op deze vergadering werden de beslissingen van 4 augustus goedgekeurd en werd er beslist om een nationale competitie in te richten onder de naam ‘coupe de Belgique’. Mühlinghaus, Deschrijver en Seeldrayers werden belast met het opstellen van de statuten naar het voorbeeld van de Franse bond en de ‘Féderation des Courses à pied et des Sports Athlétiques’. Het nationale voetbalkampioenschap zou naar het voorbeeld van de Engelse Liga worden ingericht. Op de eerste werkvergadering van de bond, op 2 november 1895 werden de praktische zaken in verband met het kampioenschap geregeld, waaronder de beker die aan de kampioen zou worden gegeven, indien de kampioen zijn titel kon verlengen, zou het stuk definitief bezit van de club worden. Om de kosten te dekken van de beker werd van iedere club 2 frank per aangesloten lid gevraagd.[16]

Deel 2: Beschrijving van de geschiedenis van Club Brugge 1891-1918

 

Hoofdstuk 3: De stichting, alle begin is moeilijk

 

De voorgeschiedenis: Engelsen en schoolvoetbal

 

Zoals reeds hoger gezegd speelden Engelsen overal een rol in de introductie van het voetbal. Hoe meer Engelsen aanwezig, des te vroeger dat het voetbal er van de grond kwam. Ook in Brugge woonden in de 19de eeuw veel Engelsen, de kolonie die ze vormden was abnormaal groot gezien de grootte en de perifere ligging van de stad. Hoewel er al sinds de middeleeuwen een Engelse aanwezigheid is in Brugge, spreekt men van een Engelse kolonie sinds 1815, na de slag bij Waterloo. Veel oud militairen bleven in Brugge wonen nadat Napoleon verslagen was, later werden ze vervoegd door oud kolonialen, lagere adel en industriëlen. Veel van die mensen waren ook katholiek. Ze kozen voor Brugge om te rentenieren omdat het er goedkoop leven was. De schoonheid van de stad sprak de romantische geesten aan. Anderen verbleven dan weer in Brugge als uitvalsbasis voor hun werk in de mechanisatie van de linnenindustrie. Hoewel de Engelsen een eigen gemeenschap vormden binnen de stad, met eigen kerken, scholen en clubs, waren ze toch goed aanvaard in Brugge en namen ze uitgebreid deel aan het openbare leven. Engelsen waren graag geziene gasten op allerlei societyfeestjes en de hogere klassen ontwikkelden een sterk gevoel van anglofilie. Er ontstond ook een uitwisseling van mensen tussen Brugge en Engeland: scholieren gingen in Engeland studeren, katholieke kloosterlingen gingen in Engeland missioneringswerk doen. De aanwezigheid van die Engelse onderdanen betekende een sterke stimulans voor het economische en sociale leven, waaronder ook het ontstaan van het voetbal.[17]

 

Het was in het rond 1870 ontstane Engels college ‘Worthams’ dat er voor het eerst op een georganiseerde manier werd gevoetbald. In de Engelse onderwijstraditie was er, zoals hoger beschreven, reeds een lange tijd aandacht voor sport in het onderwijsprogramma. De woensdag en zaterdagnamiddag onderhielden de jongeren hun conditie met sporten zoals rugby, cricket en natuurlijk voetbal, op het veld van Assebroek en later in Koolkerke. De Engelsen werden ‘Red Caps’ genoemd omwille van  hun rode petten die ze droegen bij hun uniform. Deze onderwijsprincipes werden niet veel later ook in het Franciscus-Xaveriusinstituut geïntroduceerd door Engelse broeders die in het Brugse pensionaat van hun orde verbleven. In het buitengoed van de school in Sint-Michiels waren een aantal faciliteiten aangelegd waar de schooljongens naar hartelust konden turnen en lopen maar voetbal werd geweerd uit angst voor gebroken ruiten. Toch werden er in 1891 drie velden aangelegd in functie van het voetbalspel.[18]

 

Ook in het Atheneum van Brugge werd er door de leerlingen gevoetbald, waarschijnlijk op initiatief van Engelse kostschoolgangers. Twee keer per week, dinsdag en donderdagnamiddag gingen de leerlingen van het Atheneum naar de velden van het Engels college. Vooral bij de leerlingen van de middenschool van het Atheneum kende het voetbal een snelle opmars. Een club vormen werd nog niet direct gedaan, aanvankelijk werd er op toevallige basis wedstrijdjes gespeeld tegen elkaar, de Red Caps of tegen oud-leerlingen van het Xaveriusinstituut. Tegen de ploegen van de Frères zelf spelen was gezien de politieke achtergrond - de naweeën van de schoolstrijd - onmogelijk. Van tijd tot tijd, vooral met Kerst en op Pasen kwamen er Engelse ploegen naar Brugge om tegen de Red Caps te spelen. Dat gaf de jonge voetbaladepten de mogelijkheid om matchen van hoog niveau bij te wonen. Het gebeurde ook al eens dat spelers die niet (meer) tot één van de onderwijsinstellingen behoorden werden gevraagd mee te spelen, veelal in de jaarlijkse match tussen het Atheneum en de Red Caps. Spelers als Jean Schaeverbeke, William Greenhill, Gaston Decraecke en de broers Delescluze waren spelers van een hoog niveau en werden daarom voor deze speciale gelegenheden gevraagd te figureren in de ploegen van het Atheneum. Uiteindelijk zouden deze spelers de hoofdrol opeisen in de stichting van de eerste voetbalclub in Brugge, de Brugsche Football Club.[19]

De oervereniging: Brugsche Football Club

 

De geschiedenis van deze vereniging heeft zich grotendeels in de nevelen des tijds gehuld. Door het ontbreken van het eerste verslagboek van de eerste Brugse voetbalploeg, is het heel moeilijk om iets over de Club in deze periode te vertellen. Op basis van het geringe bronnenmateriaal kan echter een schets gemaakt worden van het clubgebeuren in die periode.

 

Een aantal vaardige spelers als Gaston Decraecke, Jean Schaeverbeke, de gebroeders Delescluze en William Greenhill, mensen die reeds enkele jaren de schoolbanken waren ontgroeid maar toch hun geliefkoosde sport wilden blijven beoefenen, voelden dus de nood om een voetbalclub op te richten. Ze waren oud leerlingen van het Atheneum, het Xaveriusinstituut en het Jozefietencollege in Melle en dus van verschillende ideologische strekkingen en klassen. Het klopt dus niet dat Club vooral een vereniging was van oud leerlingen van het Atheneum zoals wel eens wordt beweerd, althans niet wat betreft deze vroegste periode. Een aantal toonaangevende figuren zoals de broers Lescrauwaet, Gaston Decraecke, Ernest Neyrinck en Phillippe Delescluze, hadden in de jaren 1880 samen in het Xaveriusinstituut doorgebracht. Zij richtten op 2 november 1890 in het café ‘Ville de Cologne’ Brugsche FC op.[20]

 

Een voetbalclub leiden was echter niet zo vanzelfsprekend en Brugsche FC leek een doodgeboren kind te zullen worden en werd al snel weer opgedoekt wegens interne onenigheid. Een paar maanden later, rond Pasen 1891 besloten de leidende voetballisten Brugsche FC opnieuw op te richten, waarschijnlijk terug in ‘Ville de Cologne’ ofwel in ‘Duc de Brabant’, het latere lokaal van Brugsche FC. De aanleiding voor de heroprichting zou een match tussen de Red Caps en Léopold FC zijn geweest. Hier liet het geheugen van de auteur hem in de steek en verwarde hij de aanleiding voor de herstichting van Brugsche FC met de aanleiding voor de afscheuring van FC Brugeois. De match, waar hij het over sprak heeft inderdaad plaatsgevonden, maar dan op 17 april 1894! De wedstrijd die de aanleiding gaf tot de heroprichting van Brugsche FC was een wedstrijd tussen het English College en het Xaveriusinstituut op zondag 14 november 1891. De avond voordien, 13 november 1891 dus, werd dan waarschijnlijk de stichtingsvergadering gehouden. Over die datum kunnen we vrij zeker zijn, aangezien in 1897 op diezelfde 13de november een speciale  algemene vergadering werd gehouden door Brugsche FC, om hun zesde verjaardag te vieren. Aanwezigen bij de definitieve herstichting van Brugsche FC waren naast de reeds genoemde spelers, Camille Claeys, Camille Kerckhofs, Pierre Boereboom, Jules en Emile Van Haerdenberg, Achille Grant Dalton, Albert Walin en Emile Van Mullem.[21]

 

Een jaar later zette Brugsche FC een verdere stap in zijn ontwikkeling, op 13 november 1892 werd de werking van de club officiëler gemaakt en werd een bestuur geïnstalleerd. Over de samenstelling van dat eerste bestuur is weinig bekend. Er zijn aanwijzingen dat Ernest Neyrinck de eerste ‘voorzitter’ was, in de mate dat die functie eigenlijk bestond. In de beginperiode was het bestuur vaak grotendeels gelijk aan de spelers en was de kapitein van de ploeg ook nog trainer en voorzitter. In de ledenlijst van Brugsche FC van 1894 staat Neyrinck dan ook opgegeven als captain, vice-captain was Phillippe Delescluze. Dat Neyrinck kapitein was, heeft te maken met zijn leeftijd, hij was een stuk ouder dan de anderen. Na de afscheuring van FC Brugeois, zou hij overstappen naar die nieuwe vereniging. [22]

 

Met de installatie van het bestuur is men ook dan begonnen met het nemen van notulen en is daarom in het verslagboek 13 november 1892 als stichtingsdatum opgegeven. Waarschijnlijk werd ook dan de kenspreuk van de Club, “Mens sana in corpore sano” aangenomen. Deze kenspreuk bevestigd voor een stuk het vermoeden dat een aantal leden hun voetbalopleiding gekregen hadden in het College van Melle, die hanteerden namelijk ook dit devies. Het is wel zeker dat, in tegenstelling tot wat in de literatuur te vinden is, in 1891 noch in 1892 sprake was van truitjes en clubkleuren. Het zwarte shirt met goudgele borststrook, dat vaak in boeken naar voren wordt geschoven, was maar een voorstel dat het BFC bestuur deed in 1897 aan zijn Algemene Vergadering. Dat truitje werd echter niet aanvaard door de vergadering en er werd beslist dat het oranje moest worden i.p.v. goudgeel. Uiteindelijk werden die shirts nooit gemaakt, kort na deze algemene vergadering fusioneerde Brugsche FC met FC Brugeois en werd de uitrusting van die laatste club gewoon overgenomen. Het is wel mogelijk dat de spelers van Brugsche FC, voordien toch in eenzelfde kleur speelden. Vermoedelijk droegen de spelers een zwart hemd, om elkaar te kunnen herkennen op het veld. [23]

 

De prille vereniging had het niet makkelijk en bij de organisatie van wedstrijden kwam veel kijken en steeds waren er onvoorziene uitgaven. Het zorgde ervoor dat de spanningen binnen de club groeiden en de interne tegenstellingen kwamen bloot te liggen. Er tekenden zich twee kampen af: de rijkere leden, die meestal Franstalig waren en de leden van meer bescheiden komaf, die Nederlandstalig waren. Waarschijnlijk was er ook een verschil in visie over hoe de Club moest evolueren: mogelijk wilden de Franstalige gentlemen een meer prestigieuze club waarin zij zich konden ontspannen en wilden de Nederlandstalige leden liever dat de club toegankelijk bleef voor de gewone man. Door de interne tegenstellingen en door mogelijk financiële problemen stegen de spanningen ten top en bleek de situatie onhoudbaar. [24]

 

Drie jaar na de stichting van Brugsche FC kwam het tot een echte ruzie en scheurden de Franstaligen zich af. De concrete aanleiding voor de ruzie en de afscheuring was waarschijnlijk de match die gespeeld werd op Pasen tussen Léopold FC uit Brussel en het Engels College. Waren de Franstaligen in contact gekomen met de aristocratische Brusselaars en jaloers geworden op hun gentlemens’s club? Hadden een aantal Brugsche FC leden misschien die wedstrijd ontsierd door politieke uitlatingen te doen van socialistische of Vlaamsgezinde aard? In ieder geval lijkt het waarschijnlijk dat deze wedstrijd en de al dan niet gedane uitlatingen van politieke aard, een katalysator was, die de onderhuidse spanningen aan de opervlakte bracht en leidde tot de afscheuring van FC Brugeois. De leidende figuren achter de afscheuring waren Gaston Decraecke, Camille Kerckhofs en William Greenhill, gezien hun verkiezing in het bestuur van die nieuwe club. Het is mogelijk dat Grant Dalton die ook bij de stichting van FC Brugeois aanwezig was, ook een rol speelde in de afscheuring, gezien zijn latere verzet tegen elke poging tot vernederlandsing van FC Brugeois. Maar dat verzet staafde hij steeds met het argument dat voetbal niets te maken had met taalpolitiek. Of hij dat gebruikte als excuus om niet te moeten vernederlandsen of als hij het echte meende, valt niet te achterhalen. Een bijkomend argument om hem niet bij de leiders der separatisten te rekenen is zijn niet-verkiezing in het eerste FC Brugeois bestuur. Pas later zou hij in het bestuur worden opgenomen en een rol spelen in het beleid. [25]

 

De afscheuring van FC Brugeois bleek op korte termijn een gunstig effect hebben op het voetbal in Brugge. FC Brugeois moest op zoek gaan naar nieuwe leden en om dat de doen ging men rekruteren in andere kringen dan voorheen gebruikelijk was, getuige daarvan de inbreng van leden uit de roeiclub, Sport Nautique de Bruges. Door FC Brugeois raakte het voetbal beter verspreid in de hogere kringen van Brugge. Voor Brugsche FC was het vertrek van de hoge heren een barrière die wegviel, nu konden ze voluit de kaart trekken van de gewone man en zonder belemmering en discussie hun werking in het Nederlands doen, waardoor de vereniging erg laagdrempelig werd. Het gevolg was dat Brugsche FC ondanks de afscheuring van de Franstaligen in het seizoen 1894-1895 net geen 60 leden telde. Het seizoen erop daalde het ledenaantal wel naar 45, waarschijnlijk ten koste van het mogelijk dan opgerichte Vlaamsche FC.[26]

 

Brugsche FC koos in tegenstelling tot FC Brugeois voor een bescheiden aanpak, ze bleven spelen op de velden van het Engels college tegen de ploegjes van de scholen, tegen Vlaamsche FC of tegen kleinere ploegen uit de provincie. Het was een aanpak zonder al te veel risico’s: de leden werden niet belast met hoge verplaatsingskosten en een eigen terrein was onnodig waardoor ze van hoge huurkosten gespaard bleven. Dat ze speelden op een terrein dat min of meer openbaar domein was, verlaagde de drempel, mensen konden gratis gaan kijken naar de wedstrijden en gebeten worden door de voetbalmicrobe.

 

In de loop van het seizoen 1896-1897  werd bij Brugsche FC toch wel de nood gevoeld om toch een stap verder te zetten: het was tijd om een eigen veld te gaan bespelen en om truitjes te laten maken, zodat ze meer aanzien zouden krijgen bij grotere clubs uit andere steden. Mogelijk waren ze toch wat jaloers geworden op FC Brugeois die veel mooie affiches had gespeeld en waren ze de altijd terugkerende matchen tegen de Xaverianen, Red Caps en de ploegen van het Atheneum wat beu geworden. Ook andere ploegen uit de regio waren al lang geen partij meer voor Delescluze en zijn maats, begin oktober 1897 speelde BFC nog een match tegen Sporting Club Blankenberge, resultaat 7-0 winst voor de Bruggelingen. Misschien was het gewoon noodzakelijk om betere tegenstanders te strikken om de spelers en toeschouwers geïnteresseerd te houden. Men begreep ook dat de stap zetten naar matchen met tegenstanders van hoger niveau ook een grotere kost zou inhouden en daarom moest men ook andere bronnen van inkomsten zien te vinden: geld vragen van de toeschouwers voor het bijwonen van de matchen. Gezien ze op het veld dat ze gebruikten van het Engels college alleen maar vrijblijvende bijdragen konden vragen en niet betalende toeschouwers niet konden weren, moesten ze op zoek gaan naar een omheind terrein. Zelf een terrein omheinen zou een te grote kost geweest zijn. Het toeval wou nu dat FC Brugeois een schitterend terrein had met uitstekende accommodaties: volledige houten omheining met poorten erin en een kleine tribune. Dat terwijl FC Brugeois al bijna een jaar het veld onbespeeld liet en geen ploeg meer tussen de lijnen kon brengen. Het was een buitenkans die Brugsche FC niet kon laten liggen, Brugsche FC nam in maart 1897 contact op met FC Brugeois om het veld af te huren. Het bleek onmogelijk dat Brugsche FC naast FC Brugeois het veld zou gebruiken en dat een fusie de enige oplossing zou zijn. [27]

 

Football Club Brugeois tot aan de fusie met Brugsche FC

 

Op 1 november 1894 kwamen William Greenhill, Gaston Decraecke, Bernholes, Herremere, Bontinck, Achille Grant Dalton, Camille Kerkhofs, Peere, De Visch, Decock, Hensbergh, Fernand Goethals en de broers Charles, Jules en Edouard Lescrauwaet, samen in het café ‘Le Civière d’or’ op de Grote Markt, alwaar de tweede voetbalclub in Brugge werd gesticht. Ze hadden zich eerder om verschillende redenen, zoals hoger vermeld, van Brugsche FC afgescheurd. Een aantal van de drijvende krachten achter de afscheuring, zoals Gaston Decraecke, waren tevens lid van de Brugse roeiclub ‘Sport Nautique de Bruges’, zo ook Achille Grant-Dalton. Waarschijnlijk zorgden zij ervoor dat de nieuwe voetbalclub een sterke instroom van leden uit de watersportvereniging kon verwelkomen. Het is moeilijk te achterhalen welke mensen die bij de stichting van FC Brugeois aanwezig waren ook vooraf in Brugsche FC hadden gezeten. Het is goed mogelijk dat veel van die stichtende leden roeiers waren die door hun voetbalmaats voor een voetbalclub warm waren gemaakt en zo mee in die FC Brugeois-boot stapten, zonder ooit lid van Brugsche FC te zijn geweest. In ieder geval is er een duidelijke overlapping waar te nemen in de ledenbestanden van de roeiclub en van FCB. [28]

 

Waarom werden die roeiers nu ineens lid van een voetbalclub? Ten eerste overlapten de activiteiten van de verschillende clubs elkaar in deze periode nog niet, voetbal was toen nog vooral een wintersport en werd gespeeld van oktober tot april terwijl er vooral tussen mei en september werd geroeid. Ten tweede was voetbal op dat moment aan een opmars bezig in de hogere kringen van de maatschappij, voetbal was de nieuwe hype voor de sportliefhebbers. Dus naast nieuwsgierigheid en de drang om ook ‘s winters de conditie te onderhouden, was ook het sociaal prestige verbonden aan het lidmaatschap van een Football Club één van de drijfveren om in die nieuwe vereniging te figureren. Die inbreng van die roeiers, die overduidelijk ervaring hadden in het verenigingsleven, is één van de redenen voor de snelle bloei die FCB zou kennen en zou lang zijn invloed in de club blijven behouden. Het gerucht dat FC Brugeois uit de Sport Nautique zou zijn ontstaan is echter niet waar, FCB telde ook niet-watersporters in zijn rangen en het is vrijwel zeker dat FC Brugeois een afscheuring was van Brugsche FC, waar de invloed van die roeiers beduidend minder was. [29]

 

De belangrijkste daad van de eerste samenkomst van de club was het samenstellen van een bestuur, door middel van stemming: Gaston Decraecke werd voorzitter, Charles Lescrauwaet ondervoorzitter, Camille Kerkhofs werd penningmeester, Fernand Goethals secretaris en William Greenhill, de eigenlijke stichter, werd materiaalmeester. Waarschijnlijk had deze laatste als enige een voetbal in bezit en werd daarom die functie hem toegewezen. Het tweede wapenfeit van hun eerste vergadering was het opstellen van de clubstatuten oftewel het huisreglement. Dit lokte echter zodanig veel discussie uit dat de vergadering moest gestaakt worden. De dag erop vergaderden ze opnieuw en kwamen ze deze keer wel tot een compromis over het nieuwe ontwerp dat het jonge bestuur had uitgewerkt. Het zou in de toekomst wel vaker een onderwerp van discussie worden en regelmatig aanpassingen meemaken. De eerste voorzitter hield het welgeteld twee weken vol, hij kon zijn functie niet naar behoren vervullen was zijn verklaring. Hij wou wel erevoorzitter worden. Zijn voorstel werd besproken en uiteindelijk kwam men door middel van stemming tot het volgende resultaat. Gaston Decreacke werd ereondervoorzitter en het erevoorzitterschap ging naar de heer Albert Monteville. De nieuwe voorzitter werd Edouard Lescrauwaet, een figuur die FC Brugeois door een vruchtbare beginperiode zou leiden op een begeesterende manier.[30]

 

Aanvankelijk waren de leden vrij enthousiast, er werd in de aanvangsfase netjes op regelmatige basis, één keer in de twee weken, vergaderd. De vergaderingen werden druk bijgewoond door een groot aantal leden, een indicatie voor de bezieling van de beginperiode. Het grote aantal aanwezigen op de vergaderingen was echter niet zo positief voor het goede verloop van de bijeenkomsten, vaak moesten vergaderingen worden stilgelegd omwille van stormachtige discussies die nergens heen leidden.

 

In het begin werden verschillende officieuze wedstrijden gespeeld tegen ploegen van het Engelse college, het Atheneum en het Franciscus Xaveriusinstituut. FC Brugeois als afsplitsing van Brugsche FC, telde uiteraard nogal wat ervaren spelers en ontpopte zich tot de een van de twee beste ploegen van Brugge. Uiteraard ontstond de vraag welke van de twee football clubs nu de beste was. Tussen de aanhangers van beide ploegen ontstonden discussies en er werd een weddenschap afgesloten tussen Camille Claeys van Brugsche FC en Jules Lescrauwaet van Brugeois, voor 40 frank wedden beide heren dat hun ploeg de beste was. Het eerste serieuze wapenfeit van den Brugeois was dus de match tegen den Brugschen, op 9 december 1894. De wedstrijd werd door de jongste vereniging gewonnen met 1-0. Een Brugse derby zou geen echte zijn als er achteraf geen commotie was ontstaan. De kapitein van het verliezende team had in een brief aan een krant beweerd dat het winnende doelpunt op een dubieuze manier tot stand was gekomen. Niet geheel onterecht: Brugeois  kreeg een vrije trap in de laatste minuut op twee meter van het doel, de elf man van Brugsche ging op de doellijn staan, daarop liepen de elf van Brugeois gewoon vooruit en duwden de bal rugbygewijs met tegenstander en al over de doellijn. De verontwaardiging bij FC Brugeois, omwille van het artikel was groot en prompt besliste men om niet meer tegen de Brugsche FC te spelen tenzij er verontschuldigingen kwamen. Maar zoals het echte gentlemen paste duurde het niet lang eer de plooien glad gestreken waren: de kapitein van de stadsgenoot liet een rechtzetting in de krant publiceren, de Brugsche FC stuurde een brief ter verontschuldiging en er werd  onmiddellijk een return match afgesproken. Het bestaan van de nieuwe club wekte al snel interesse uit andere steden en matchvoorstellen van onder andere Antwerp en FC Gantoise.[31]

 

Op 20 januari 1895 speelde FC Brugeois zijn eerste wedstrijd tegen een niet Brugse ploeg, met name Racing Club Bruxellois. De wedstrijd werd in Brugge gespeeld, een return match werd gespeeld op 24 februari in Brussel. Het was echter het enige wapenfeit van de prille club buiten Brugge. Het spelen tegen clubs van buiten de stadsgrenzen bleef lange tijd een probleem: het uitnodigen van een ploeg hield ook meestal de belofte van een terugwedstrijd in. Aangezien de spelers hun treinticket toen nog zelf moesten betalen en de trein een vrij duur vervoermiddel was, waren de meeste spelers ( die tegelijk het bestuur uitmaakten) niet happig om dit soort buitenstedelijke matchen te aanvaarden. Indien de club dit op zich zou nemen bleef het nog een nuloperatie: de enige inkomsten voor de club waren de lidgelden van de spelers en van een occasioneel erelid. Toegangsgeld vragen voor de toeschouwers was niet doenbaar omdat de velden waarop gespeeld werd, niet omheind waren. Die voetbalpleinen  waren trouwens hun eigendom niet: het plein in Koolkerke was van het Engels college en het veld in Sint Michiels behoorde toe aan de Xaverianen. Doordat er maar één wedstrijd buiten Brugge gespeeld werd en er verder niet veel uitgaven gedaan werden, sloot FC Brugeois haar eerste seizoen af met een souper op kosten van de Club en met een winst van 41,50 frank.[32]

 

Het seizoen 1895-1896 deed FC Brugeois een aantal belangrijke stappen vooral op organisatorisch vlak. In die periode werd in België na enkele vergeefse pogingen eindelijk een voetbalbond opgericht: de ‘Union Belge des Sociétés de Sports Athletiques’. Hoewel FC Brugeois zelf niet vertegenwoordigd was op de vergaderingen die leidden tot de oprichting,  sloten ze zich vrijwel onmiddellijk aan bij de bond en namen ze ook deel aan de eerste competitie, die naar het Engelse ‘leaguemodel’ werd georganiseerd. De deelname aan een echte liga vergde een verdere institutionalisering, een stadium verder dan het ‘vrienden onder elkaar’ ploegje. Er moesten wedstrijduitrustingen komen waarin de spelers elkaar op het veld in zouden herkennen, er moesten meer ballen voorhanden zijn. De spelers moesten meer verplaatsingen doen. De toegenomen briefwisseling met de bond en de andere clubs bracht grotere administratiekosten met zich mee. Daarnaast was de club praktisch verplicht om een eigen terrein te hebben. 

 

De kwestie van de truitjes werd vrij makkelijk afgehandeld: er waren twee voorstellen: Alfred Decock stelde voor om een zwart truitje met witte schuine streep van rechterschouder naar linkerheup en met het stadswapen op de borst. William Greenhill, één van de medestichters stelde een effen blauwe trui voor. Uiteindelijk werd een compromis gevonden: het werd een lichtblauwe trui met een donkerblauwe schuine band die liep van linkerheup naar rechterschouder. Dat men uiteindelijk voor blauw opteerde, had dan weer te maken met de achtergrond van veel spelers als leden van Sport Nautique de Bruges, die hadden ook blauwe clubkleuren. Wellicht koos men ook voor dit ontwerp omdat het een stuk zichtbaarder was dan een bijna volledig zwarte trui en veel eenvoudiger te fabriceren was. Het borduren van het stadswapen op de trui zou waarschijnlijk erg moeilijk zijn geweest. Er werd beslist dat de club de stoffen en de patronen zou aankopen en daarna aan inkoopprijs aan de spelers zou doorverkopen. [33]

 

Om de toegenomen kosten die het kampioenschap met zich meebracht te dekken,  moesten er extra inkomsten gevonden worden. De voorzitter, Edouard Lescrauwaet, kwam op het idee om het terrein van de Fox Terriër Club te gaan gebruiken. Dat terrein lag op het grondgebied van Sint-Andries maar was vlak buiten de Smedenpoort gesitueerd. Het werd gebruikt om foxterriërs op ratten te laten jagen, een soort dierengevechten die in de 19de eeuw erg populair waren. Het was een vrij groot terrein, dat omheind was en zelfs met een kleine tribune voorzien was. De extra inkomsten die het terrein zou generen waren echter niet genoeg om de club te laten inspringen voor het betalen van de verplaatsingskosten van de spelers. De enige mogelijkheid om die verplaatsingskosten te drukken was om zoveel mogelijk in groep te reizen, het probleem was echter dat voor een groepsbiljet vijftien en later twintig reizigers vereist waren en een voetbalploeg telde met wisselspelers erbij maar 14 man. Gegadigden om als supporter de verplaatsing mee te maken waren nu eenmaal zelden te vinden, gezien het feit dat een treinreis naar Brussel al gauw het equivalent van 10 broden kostte. Naast het ingangsgeld waren de boetes voor de laatkomers en de lidgelden van de leden, de belangrijkste inkomsten, deze werden evenwel niet altijd consequent betaald en het ontbrak de club aan lef en middelen om de leden tot betalen te dwingen. [34]

 

Maatregelen om het toegangsgeld van 25 centimes naar een halve frank op te trekken werden door Club geschuwd, de interesse voor de voetbalsport stond in die periode in het Brugse nog op een laag pitje en te hoge ingangsgelden hadden de prille belangstelling kunnen nekken. Temeer omdat voor de wedstrijden van Brugsche FC geen ingangsgeld moet betaald worden. Enkel voor de matchen tegen de ploeg van de Engelse kolonie in de stad, ‘The Brugean Wanderers’, of tegen de ploeg van het Engels college, ‘The Red Caps’, durfde het bestuur van FC Brugeois, 50 centimes te vragen omdat dit soort matchen de Britse gemeenschap op de been bracht die uiteraard veel meer met het voetbal vertrouwd was. De club was verplicht om een commerciële strategie te voeren om volk te trekken, door het aanbrengen van affiches en het verkopen van kaartjes door de leden aan hun vrienden en familie.[35]

 

Ondanks deze inspanningen, ondanks het stijgende ledenaantal bleef het voor de club moeilijk om het hoofd boven water te houden: het souper kon niet meer gratis doorgaan voor de leden. De boetes waren immers nooit consequent geïnd geweest en dus moesten de leden zelf voor het souper betalen. Het was de aanleiding tot een hele reeks discussies over de statuten van de Club, die uiteindelijk gewijzigd werden. De afwezigen op training moesten niet langer de boete van 25 centimes betalen en de deelnemers aan het souper zouden er voortaan zelf voor betalen. Hierdoor kwamen er middelen vrij om de spelers een deel van het verplaatsingsgeld te betalen. Het seizoen werd afgesloten met een exhibitiematch in de velodroom van Oostende tussen FC Brugeois en Sporting Club de Bruxelles, halfweg augustus 1896.[36]

 

Bij het begin van het seizoen 1896-1897 nam Edouard Lescrauwaet afscheid van de FC Brugeois, hij verhuisde naar Brussel en later naar Kongo, waar hij in 1907 overleed. Hij werd vervangen door Albert Monteville als voorzitter. Monteville was aanvankelijk erevoorzitter geweest en was het reële voorzitterschap niet gewoon, hij deed zijn werk dan ook niet met dezelfde toewijding als zijn voorganger. Met het voorzitterschap van Edouard Lescrauwaet was een eerste bloeiperiode afgesloten en na zijn vertrek vergleed FC Brugeois in een crisis op sportief en financieel vlak. De hoge graad van activiteit en de hoge kosten, die daarmee verband hielden, hadden vrij snel het enthousiasme van de leden bekoeld. Eenmaal de nieuwigheid eraf was, ging het aantal leden dat nog echt betrokken was snel achteruit. Op 17 oktober 1896 was er al discussie over de vraag of FCB al of niet zou deelnemen aan de nationale competitie en op 21 oktober zegde de club haar lidmaatschap op bij de bond. De belangstelling van de leden was aan het tanen zodat eind oktober de kapitein niet bij machte was genoeg spelers voor een ploeg te vinden, laat staan dat er voldoende getraind was in de voorbereiding. [37]

 

Waarschijnlijk vonden de leden de hoge kosten voor lidgelden en verplaatsingen te belastend voor de persoonlijke financiën. Het seizoen ervoor had de club door zijn deelname aan de competitie veel en verre verplaatsingen moeten maken, allemaal voor de rekening van de spelers zelf. Die mensen kenden ook wel nog andere ontspanningsmogelijkheden die minder geld kostten. Daarom was er ook al eerder ferm aan de statuten gesleuteld om het boetesysteem af te schaffen. Het verdwijnen van deze stok achter de deur had het effect dat de leden nu gewoon weg bleven van trainingen en matchen. Pogingen om het boetesysteem terug in te voeren faalden al voor ze voorgesteld waren en zelfs met de helft van de recette kon het bestuur de leden niet overtuigen om te komen spelen. FC Brugeois moest om de haverklap matchaanbiedingen van interessante buitenlandse clubs weigeren, steevast met de uitleg geld noch spelers te hebben. Ook het bestuur had nog nauwelijks activiteit. Enkelingen bleven nog tweemaandelijks vergaderen zonder dat er enig licht aan de horizon was. Er kwamen wel nog voorstellen om met een gemengde ploeg met de Engelsen uit de stad te spelen maar dit bleef echter bij vage plannen. De sportieve crisis kende ook een financieel staartje: geen matchen betekende geen recettes en de leden betaalden hun lidgeld niet, laat staan de boetes die op afwezigheid stonden. Maar ondertussen had FCB wel een huur te betalen aan de Fox Terriër Club en dreigde de Club compleet ten onder te gaan. In één seizoen was de vereniging ondanks een uitstekende accommodatie en organisatie leeggebloed. [38]

 

Eind maart 1897 kwam er een vraag van het nog bestaande Brugsche FC om het Rattenplein, zoals het veld van FC Brugeois in de volksmond werd genoemd, af te huren voor het volgende seizoen. Deze vraag zou het begin inluiden van onderhandelingsgesprekken die uiteindelijk tot een fusie tussen de beide verenigingen zou leiden.

 

De fusie tussen FC Brugeois en Brugsche FC

 

Omdat FC Brugeois al bijna een jaar geen wedstrijden had gespeeld en haar veld dus onbenut bleef door voetballers, kwam Brugsche FC, dat geen eigen terrein had, op het idee om dat veld af te huren. Zoals eerder gezegd was eind maart 1897 reeds een vraag in die zin aan FC Brugeois gesteld en stuurde Brugsche FC haar secretaris naar de vergadering van FC Brugeois van 30ste maart. Het werd al snel duidelijk dat een onderverhuur van het veld niet mogelijk was omdat het contract tussen  FCB en de Fox Terriër Club uitsloot dat een andere club het veld zou gebruiken. De volgende mogelijkheid was dat FCB haar contract mat de FTC zou afstaan maar dan moest Brugsche FC nieuwe onderhandelingen met die derde partij gaan voeren wat de prijs had kunnen opvoeren aangezien Vlaamsche FC ook wel geïnteresseerd was in een eigen veld. Of erger nog, de Fox Terriër Club had het contract kunnen verbreken en dan had niemand nog een terrein. Uiteindelijk zag men in dat een fusie de enige oplossing was. [39]

 

Over hoe die fusie zich moest voltrekken werd lang gedebatteerd. FC Brugeois wilde aanvankelijk dat Brugsche FC zich zou ontbinden en dat haar leden (spelers) zich lid zouden maken van FCB. Later stelde het bestuur van FCB haar visie bij: FC Brugeois zou worden overgenomen door Brugsche FC: een overdracht van het materiaal en de archieven werd voorgesteld. Omwille van het contract met de Fox Terriër Club, dat stelde dat enkel FC Brugeois het terrein mocht bespelen, zou die naam behouden blijven. Voor die overdracht van materiaal en archieven moest er een prijs betaald worden, FC Brugeois had namelijk investeringen gedaan om het veld te nivelleren. Aanvankelijk vroeg FCB 400, later verlaagde het bestuur de som naar 300 frank. Dit geld zou dan ter beschikking gesteld worden aan de overgebleven leden, die uiteindelijk de investering gedaan hadden. Het geld afkomstig van de lidgelden die in het begin van het seizoen 1897-1898 in de clubkas werden gestort zouden echter aan de nieuwe bestuursleden van de club worden gegeven. [40]

 

Formeel voltrok de fusie zich als volgt: op 9 oktober werd de 300 frank betaald en op 22 oktober werden de leden van Brugsche FC lid van FC Brugeois. In feite werd er maar 100 frank contant op tafel gelegd, de resterende 200 frank was een voorschot dat de erevoorzitter van FC Brugeois, de Brugse stoker Emile Van Mullem, nog tegoed had van zijn club. Die laatste bleef gewoon erevoorzitter en het nieuwe FC Brugeois nam die schuld gewoon over en zou hem op 2 jaar aan de stoker terug betalen. De 100 frank contant werd door de bestuursleden van de Brugsche Football Club bijeengelegd: Phillipe Delescluze betaalde 20 fr.; Albrecht Seligman, Jules Van Haerdenberg, Leon Claeys, Camille Claeys, Auguste Van Neste en Oscar De Neve elk 10fr. Daar werd dan nog eens 20 frank uit de clubkas bijgevoegd en kon de transactie doorgaan.[41]

 

In ruil daarvoor werd het contract met de Fox Terriër Club en het materiaal - vijf ballen, de truitjes, de archieven, de stempels, de druksteen voor affiches en een bus om geld in te zamelen - aan de nieuwe club overgedragen. Tegelijk werden formeel ook de doelpalen, de cornervlaggen en de verbandkist afgegeven. Brugsche FC besliste om het lokaal van FC Brugeois, La Civière d’Or, te blijven gebruiken, maar daarnaast zouden ook vergaderingen in haar oude clublokaal, Le Duc de Brabant, doorgaan. Waarschijnlijk werd dit beslist om praktische redenen, veel correspondentie aan de club werd naar het lokaal gestuurd, mogelijk was het ook beslist om de oude Brugeois leden niet te bruuskeren en te vervreemden. Om de trainingen te beginnen werd er op 10 oktober een oefenmatch tussen de voormalige tegenstanders georganiseerd, maar omdat het grote publiek niets van de fusie afwist, deed men het af als een echte wedstrijd zodat men i.p.v. een training een match had die geld opbracht. Het grootste probleem was echter om een geloofwaardige FC Brugeois ploeg tussen de lijnen te krijgen, men trommelde zoveel mogelijk spelers op van die club en vulde hen aan met nieuwe spelers van Brugsche FC die niet bekend waren.[42]

 

Op 22 oktober werd een laatste algemene vergadering van het oude FC Brugeois gehouden, waar de resterende leden werden ingelicht over de besloten fusie en de overdracht van goederen. Tegelijk werden de leden van Brugsche FC in groep toegelaten tot de club. De dag erop werd er opnieuw een algemene vergadering gehouden, van het nieuwe FC Brugeois deze keer. Op deze vergadering werd het nieuwe bestuur, wat eigenlijk het bestuur van Brugsche FC was, verkozen en ingehuldigd. Philippe Delescluze werd voorzitter, Albert Seligmann ondervoorzitter, Leon Claeys secretaris en Jules Van Haerdenberg werd penningmeester. Overige commissieleden waren Emile Van Haerdenberg, Camille Claeys en Auguste Van Neste. Emile Van Mullen werd als erevoorzitter behouden en Alfred Monteville werd gevraagd om ereondervoorzitter te worden. Hij weigerde echter, hij wou liever actief lid van de vereniging blijven. Achille Grant-Dalton sprak namens de leden van de oude Franstalige vereniging zijn steun uit voor het nieuwe bestuur. En Devos, de oude penningmeester van Brugeois, stond de clubkas af aan zijn opvolger, die bevatte op dat moment 62,60 frank, afkomstig van de betaalde lidgelden van bij het seizoen.[43]

 

Opmerkelijk is dat het bestuur van Brugsche FC lang heimelijk deed over deze fusie en vooral over de details. Waarschijnlijk waren de bestuurders bang dat het nieuws van de fusie de leden van hun Club in het verkeerde keelgat zou schieten en een leegloop zou veroorzaken. Ze wachtten geduldig af totdat de leden hun lidgelden betaald hadden, wat gewoonlijk voor de  aanvang van de trainingen of de eerste match moest gedaan worden. De steen des aanstoots voor haar leden was dat Brugsche FC haar naam moest afstaan en moest verder spelen onder de naam van de voormalige vijand, waardoor het naar de buitenwereld zou lijken alsof Brugsche FC door FC Brugeois werd overgenomen in plaats van andersom. De bestuursleden hielden tegenover hun leden de schijn hoog dat het maar een tijdelijke oplossing was en dat op den duur de naam van de vereniging terug in Brugsche Football Club zou veranderen.[44]

 

Dat geloof was gerechtvaardigd aangezien het bestuur van BFC alle touwtjes in handen had bij de nieuwe fusieclub en het leeuwendeel van de spelers en leden van de oudste club afkomstig waren. In de praktijk bleef men ook over Brugsche Football Club spreken. In de ‘Almanak van West Vlaanderen en de Stad Brugge’ van 1901, waar ook de sportverenigingen van de stad Brugge vermeld stonden, werd van de naam Brugsche FC gebruik gemaakt. Uiteindelijk is Brugsche FC ook gewoon de vertaling van FC Brugeois, waardoor de beide namen vrij door elkaar gebruikt werden. De volksmond zou het algauw over de FC Brugge hebben of over ‘De Club’ dit vooral in tegenstelling tot ‘De Cercle’. Dit naamgebruik zou uiteindelijk leiden tot de aanpassing van de officiële naam van de club, van RFC Brugeois in KV Club Brugge, in 1972. Het is ironisch dat heden ten dage bij de supporters van blauw-zwart, juist de afkorting ‘FCB’ ‘en vogue’ is. Daar moet echter geen historisch bewustzijn worden achter gezocht. Voor velen staat FCB voor FC Bruges, op zijn Engels uitgesproken. De Clubsupporters zijn veelal liefhebbers van Engels voetbal en velen zien de Engelse supporterscultuur als een voorbeeld.

 

Hoe komt het dan eigenlijk dat de officiële naam pas veel later vernederlandst werd? Het komt erop neer dat na de fusie, het voor de beide kanten duidelijk was geworden ze in feite elkaar goed konden gebruiken. De aristocratische Franstaligen hadden een lesje in nederigheid gekregen en hadden ondervonden dat de basis waarop ze opereerden te smal was: in Brugge was er, in tegenstelling tot Brussel, geen draagvlak voor een eliteclub en dat het gewone volk nodig was, hetzij om spelers te rekruteren, hetzij om publiek te trekken. FC Brugeois had het te groots gezien en had stappen in zijn ontwikkeling overgeslagen. Terwijl Brugsche FC in alle bescheidenheid bleef spelen tegen lokale tegenstanders en niet werd blootgesteld aan hoge verplaatsingskosten, wou FCB meedoen met de grote jongens uit Brussel in de competitie van de UBSSA.

 

De nederige aanpak van Brugsche FC had op korte termijn het overleven van de Club bewerkstelligd en had ook de mogelijkheid gegeven om snel aan aanhang te winnen. Het feit dat ze niet over een eigen veld beschikten, beperkte de kosten enorm: men had enkel een bal en het doelhout nodig om matchen te spelen. Het was daarom wel onmogelijk om toegangsgeld te eisen van het publiek en dat was in eerste instantie ook niet nodig, gezien de minieme financiële behoeften van de club. De combinatie van de lage kost voor de club en de toeschouwers maakte de vereniging erg laagdrempelig en ze verkreeg dan ook op korte termijn een grote aanhang en een groot aantal leden, vaak van volkse komaf. Op den duur werd wel de behoefte gevoeld om die stevige aanhang te gaan verzilveren, om ook eens tegen grotere tegenstanders te kunnen spelen, maar daarvoor had men een goed omheind veld van doen. Een veld kopen behoorde niet tot de financiële mogelijkheden van het bestuur en er één huren was ook niet evident, te meer omdat het een omheind veld moest zijn om de toeschouwers te kunnen laten betalen.

 

Een ander punt waarop Brugsche FC beter scoorde was merkwaardig genoeg het administratieve: ze maakten een onderscheid tussen algemene vergaderingen en de besloten bestuursvergadering. Op de vergaderingen van het bestuur werden ook enkel bestuursleden toegelaten, in die besloten kring was het makkelijker vergaderen en beslissingen nemen. Enkel in het begin en op het einde van het seizoen werden er algemene vergaderingen samengeroepen. Bij het nemen van belangrijke beslissingen werden ook alle leden ter advies gevraagd en werd er een bijzondere algemene vergadering ingelegd. Bij FC Brugeois bestond er niet echt een beperking op het aantal leden die de vergaderingen bijwoonden, waardoor die vaak ontaardden in chaotische discussies. Bovendien werd er lang niet zo regelmatig vergaderd als bij BFC. Het hoge aantal aanwezigen en de laaiende discussies kunnen voor een stuk verklaard worden door de sociale achtergrond van de meeste leden. Die mensen waren van betere komaf, waren zelfbewuster, hadden een eigen mening en waren ook meer aan democratie gewend. Waar de Brugsche FC-aanhanger deemoedig zoals in het echte leven de beslissingen van de hoger heren van het bestuur aanvaardde, wilden de Brugeoisleden inspraak en mee beslissen. Dat was echter niet werkbaar om een voetbalclub te besturen. Het verschil in vergaderen vertaalde zich duidelijk naar het papier, de administratie van Brugsche was beter gedaan: de notulen waren overzichtelijker en duidelijker, die van Brugeois waren veel rommeliger: het was moeilijk om al die verschillende meningen weer te geven. [45]

 

Uiteraard had Brugsche FC ook zijn gebreken en had het voordeel bij de fusie. De bestuursleden van FC Brugeois hadden meer connecties: dat FC Brugeois wel uitgenodigd was op de stichtingsvergadering van de voetbalbond en haar tegenhanger niet, is een teken aan de wand. Het feit dat FC Brugeois makkelijker een veld kon bemachtigen had niet alleen te maken met het verschil in kapitaalkracht maar ook met connecties. Het was makkelijker de eigenaar van een veld ertoe te brengen om zijn grond aan je vereniging te verhuren als je uit eenzelfde milieu kwam en je jezelf kon presenteren als een Club van gentlemen die tussen het ‘bridgen en brandy drinken’ de zondag kwamen werken aan het gezonde lichaam dat bij de vanzelfsprekend gezonde geest hoorde. Daartegenover kwamen de leden van Brugsche FC eerder over als gepeupel dat in zijn schaarse vrije tijd zich onledig ging houden met het trappen tegen een bal onder het gejoel van een zowaar nog lager publiek, de pogingen van het bestuur om gedistingeerd over te komen ten spijt. [46]

 

Ook in de relaties met andere clubs was Brugsche FC benadeeld, de netwerken van de bestuursleden waren te beperkt om makkelijk interessante tegenstanders als Racing Club Brussel of Leopold Club te strikken. Misschien speelde ook het gebrek aan etiquette van haar meeste leden en het gedrag van het veel volksere Brugse publiek de club parten als er dan toch eens een Brusselse tegenstander werd gestrikt. Dit soort negatieve aspecten van de Club gingen snel over de lippen in de aristocratische milieus. De bestuurders van FC Brugeois daarentegen onderhielden vaak vriendschappelijke relaties met bestuurders van andere clubs, connecties die ze hadden opgebouwd tijdens hun studies in Jezuïetencolleges of universiteiten, of misschien in het leger. Ook de economische of zelfs politieke relaties met de bourgeoisie uit Gent, Antwerpen en vooral Brussel vergemakkelijkten het voor FC Brugeois om mooie affiches te bekomen. De omkadering van het mooie stadion die Brugeois kon bieden en het ontbreken van een vijandig publiek maakte het voor de andere voetbalclubs alleen maar makkelijker om te kiezen voor FC Brugeois als het ging om een voetbaltripje naar ‘Bruges la belle’. De voorsprong op het gebied van relaties kan ook misschien te maken hebben met de ervaring die veel FC Brugeois bestuursleden hadden opgedaan in het clubleven van Sport Nautique de Bruges, waar zoals gezegd veel FCB leden ook toe behoorden. De nationale uitstraling van de voorzitter: Edouard Lescrauwaet als Europees kampioen skiff, zal waarschijnlijk ook deuren geopend hebben.[47]

 

Uiteindelijk was de hersamensmelting de beste oplossing, de brede en volkse basis van Brugsche FC zorgde ervoor dat de het nieuwe FC Brugeois, niet meer hoefde in te zitten over het vinden van spelers en leden en grotere recettes bij de thuismatchen kon trekken. Tegelijk kon de club blijven profiteren van de netwerken van de leden uit de elite en leren van hun ambitieuzere en commerciëlere strategie. Te meer omdat de vertegenwoordigers van het oude Brugeois volop hun steun toezegden aan het nieuwe bestuur en dus niet massaal de club verlieten. Zeker toen na een aantal jaar oud-FC Brugeois ondervoorzitter Achilles Grant-Dalton terug lid werd van het centraal comité was de samenwerking over de klasse - en taalgrenzen compleet. Toen in 1902 het overgebleven deel van Vlaamsche FC tot FC Brugeois toetrad, was de politieke en sociale diversiteit maximaal. Terwijl Cercle Sportif Brugeois, gesticht uit een fusie van Rapid FC en een deel van Vlaamsche FC, altijd duidelijk haar Katholieke achtergrond bleef benadrukken, werd bij Club eerder politieke neutraliteit gepredikt. Club was immers een bont allegaartje van socialisten, liberalen, Vlaamsgezinden en zelfs Christen Democraten. Een duidelijke politieke stellingname zou weer tot fricties en fracties geleid hebben en de Club fataal zijn geworden. FC Brugeois zou zich verder blijvend behoedzaam opstellen ten opzichte van de politiek.

 

Uiteindelijk was de manier waarop de fusie zich voltrok erg slim gevonden. Het werd zodanig uitgevoerd dat de Brugeois leden de indruk kregen dat het Brugsche FC was dat zich ontbond en zich collectief lid maakte van de club en daar 300 frank voor betaalde.Terwijl het in feite erop neer kwam dat FC Brugeois zich ontbond en dat Brugsche FC de naam, de materialen en het terrein overnam tegen betaling van een bepaalde som. Op die manier werden de Brugeois bourgeois niet tegen de haren in gestreken en werden ze de vernedering gespaard dat het gepeupel hun Club had overgenomen. Dat plots het voormalig BFC bestuur de plak zwaaide in hun club was het gevolg van de democratie binnen de club waar de voormalige Brugsche FC aanhangers de meerderheid uitmaakten. Het verschil was er één in perceptie maar droeg toch bij tot de vrede binnen de vereniging en zorgde ervoor dat de rijkere Bruggelingen bij de Club betrokken bleven.

 

 

Hoofdstuk 4: het voorzitterschap van Delescluze (1897-1900)

 

Voorzichtig verder in de stijl van Brugsche FC

 

Ondanks alle voorzichtigheid waarmee de fusie werd uitgevoerd, kreeg het nieuwe FC Brugeois toch problemen in verband met het terrein. Op 24 oktober 1897 had Club een wedstrijd geregeld met Union FC uit Elsene. Toen zij bij het terrein aankwamen bleek dat de poorten gesloten waren en bovendien waren er leden van Vlaamsche FC die FC Brugeois poogden de toegang tot het veld te ontzeggen. Daarom werd de dag erop een vergadering ingelegd met de Fox Terriër Club. Die laatste club had het veld het afgelopen jaar regelmatig aan Vlaamsche FC uitgeleend, omdat FC Brugeois toch niet meer speelde, wat voor de FTC een verlies aan inkomsten betekende[48], dus overtrad FTC de voorwaarden van het contract tussen FCB en FTC. Bovendien beweerde de FTC dat Club zijn matchen minstens 8 dagen op het voorhand moest melden aan de FTC en dat Club wel degelijk een sleutel had van het terrein, die was in 1895 aan Edouard Lescrauwaet gegeven. Er werd overeen gekomen dat FCB telkens de dinsdag zou melden dat het een wedstrijd had, indien er geen match zou zijn mocht de voorzitter van FTC het veld ter beschikking stellen van een andere vereniging. Indien Club na de dinsdag toch nog een matchvoorstel zou krijgen konden ze nog het veld hebben indien het nog niet verhuurd was aan een andere vereniging. Een week later was er nog een extra onderhoud tussen de voorzitters van FCB en FTC, waarop beslist werd dat de FTC het veld alleen mocht verhuren aan Vlaamsche FC en dat als FC Brugeois geen matchen gepland had. Indien een match tussen FCB en VFC zou worden gespeeld zou men de opbrengst verdelen onder de drie Clubs.[49]

 

Eenmaal deze contractbeslommeringen in orde waren gebracht, kon FCB in actie schieten. Een rijk gevuld programma stond op de agenda: op zondag 31 oktober tegen Standard AC de Paris, maandag 1 november tegen het Engels college, zondag 7 november tegen Union FC en op 21 november tegen Vlaamsche FC. Vooral de match tegen Standard AC was een mooie affiche, de vereniging deed dan ook zijn uiterste best om het de Fransen naar hun zin te maken: ze versierden hun lokaal met een Franse vlag en papieren slingers in de kleuren van Frankrijk en België. Ook voor die wedstrijd werd aan de leerlingen van het Xaveriusinstituut een korting van 50% gegeven indien ze met een groep van 50 man konden komen. 

Op zaterdag 13 november werd een souper georganiseerd om de zesde verjaardag van de vereniging te vieren. De leden konden inschrijven tegen 2 frank Er werd ook speciaal overeen gekomen dat er op het souper geen wijn zou worden gedronken: waarschijnlijk wilden ze door het drinken van bier de studentikoze beginjaren herdenken. Ook de erevoorzitter Emile Van Mullem werd uitgenodigd en het souper werd opgeluisterd door een tombola waarvoor ieder bestuurslid een prijs moest meenemen en waarvan de opbrengst naar de kledingkas ging. [50]

 

Na deze feestelijkheden ging FC Brugeois verder op het elan en stonden er weer matchen op stapel: op 5 december tegen Athletic & Running Club Brussel, op 16 december match tegen het Engels College, op 26 december tegen United Sport Club de Paris en er werd onderhandeld met Racing Club de Roubaix, Turnbridge Wells en uitdagingen werden gestuurd naar twee clubs uit Gent. Toch bleek het in het bestuur van de nieuwe vereniging niet al koek en ei te zijn. Leon Claeys, de secretaris, nam ontslag met de reden dat hij te veel werk had en penningmeester Jules Van Haerdenberg nam ook ontslag. Hij deed dat in een brief die tot grote verontwaardiging van het bestuur bol stond van “beledigingen en leugens” aldus het verslag. Albrecht Seligman, de ondervoorzitter nam de functie van Claeys tijdelijk over en zocht Van Haerdenberg op om de plooien glad te strijken, waarna de rust weerkeerde in de schoot van het bestuur. Op de Algemene vergadering van 23 december 1897 werd Emile Van Latum als nieuwe schatbewaarder verkozen en William Greenhill werd kapitein. Naast momenten van spanningen waren er ook perioden dat de sfeer in het bestuur erg amicaal was. Het gebeurde al eens dat een vergadering uitliep in een feestje, opgeluisterd door het pianospel van ondervoorzitter Albrecht Seligmann, die samen met zijn vader een muziekinstrumentenwinkel uitbaatte in de Noordzandstraat en gespecialiseerd was in piano’s.[51]

 

In deze periode werden pogingen gedaan om de werking van de club te verbeteren en werden veel institutionele veranderingen ondergaan. Zo werden de kleuren en kleren van FC Brugeois (lichtblauw en donkerblauw) nu officieel door de algemene vergadering aanvaard, de kenspreuk van Brugsche FC “Mens sana in corpore sano” bleef wel behouden. Om de samenkomsten van het bestuur meer te stroomlijnen zouden alle commissieleden telkens een kaart ter uitnodiging voor de vergadering krijgen. In januari 1898 werd er een scholierenploeg opgericht, deze werd vertegenwoordigd in het centraal comité door een zelf verkozen bestuur en werkte onder de bevoegdheid van het centraal comité. Om de financiën ook beter in orde te krijgen, ging men de anderhalve frank lidgeld per semester aan huis bij de leden ophalen, dat werd gedaan door een ophaler die er 3,50 frank voor kreeg. Ook veiligheid was toen reeds een probleem, op elke wedstrijd dienden er rijkswachters aanwezig te zijn en daarnaast zorgden de bestuursleden ook voor een deel van de controle als een soort stewards. Niet overbodig zo zou blijken, in januari 1898 waren er onlusten uitgebroken tijdens of na een wedstrijd tegen UP Gantois, het ging zeker niet om spelers of andere leden want niemand werd achteraf op het matje geroepen. Het bestuur zat met de situatie erg verveeld en vreesde haar contract met Fox Terriër niet te kunnen verlengen.[52]

 

Misschien wel de belangrijkste kwestie die FC Brugeois op haar bord kreeg, was het lidmaatschap bij de UBSSA. In februari 1898 werd FC Brugeois afgedreigd dat ze geen internationale matchen meer zouden kunnen spelen als ze geen lid werden van de bond. Bovendien bestond er een mogelijkheid dat ze door de clubs die wel lid waren van de bond zouden worden geboycot. Club echter hield voet bij stuk en repliceerde naar de bond toe dat de reglementen de Brusselse clubs bevoordeelden, omdat zij minder verplaatsingen moesten maken en dus lagere kosten hadden dan de clubs uit de provincies. Indien de reglementen  voor de competitie niet veranderden, zou FC Brugeois de UBSSA-boot afhouden.[53]

 

Ondanks de sportieve superioriteit van FCB - ze wonnen de match tegen het Engels college met een dikke 1-8 - bleven Delescluze en de zijnen kiezen voor de behouden aanpak door verre verplaatsingen te vermijden. Een blik op de kalender: 6 maart AA Gantois in Brugge, 13 maart tegen Vlaamsche FC, A&R C Brussel in Brussel op 20 maart en 27 maart tegen een ploeg van Cambridge University in Brugge, de terugwedstrijd werd op 31 maart in Blankenberge gespeeld. Voor de verplaatsing naar Brussel poogde men 20 mensen te verzamelen opdat men een groepstarief zou kunnen vragen wat concreet een reductie van 50% voor de spelers betekende en bovendien kwam de voorzitter uitzonderlijk voor de helft tussen in de kosten. Omdat het contract met de Fox Terriër Club bepaalde dat FC Brugeois zijn terrein maar tot 30 maart ter beschikking had, plande de club zijn thuiswedstrijden voor die datum. De terugwedstrijden werden dan in april gespeeld. Er konden wel nog eventueel wedstrijden gespeeld worden in april maar dat moest FCB dan speciaal aanvragen aan de Fox Terriër Club die vanaf april terug erg actief werd in het organiseren van hondenwedstrijden. Zo werd er op 8 april 1898 nog een galamatch gespeeld tegen Maidstone FC, een toen vrij gerenommeerde amateurclub uit het graafschap Kent. Het bestuur spaarde geen enkele moeite om de Engelsen een goeie ontvangst te geven. Een groot spandoek met ‘Welcome Maidstone’ werd opgehangen aan het begin van de Zuidzandstraat, tegenover het toenmalige station, het lokaal werd versierd en een paardentram werd gehuurd om de spelers van Maidstone van het station naar het lokaal en dan naar het veld te brengen. Om meer volk te trekken werd er extra reclame gemaakt aan de Anglicaanse kerk.[54]

 

In de maand juli organiseerde FC Brugeois een toernooi in Heyst in samenwerking met de gemeente. Het werd ‘Championat des Flandres’ genoemd. Een beker ter waarde van 150 frank en een zilveren medaille voor iedere speler werd aan de winnende ploeg gegeven. Om deze kosten te dekken had FCB een subsidie gekregen van 300 frank van de gemeente Heyst. Naast Club deden ook Athletic Club Gantois, Union Pédestre de Gand en Ostend FC mee aan het toernooi. Er werd geloot in het bijzijn van afgevaardigden van de deelnemende clubs op 26 juni, met als resultaat dat Union Pédestre de Gand op 3 juli tegen FC Brugeois zou spelen en dat Athletic Club Gantois tegen Ostend FC zou spelen op 17 juli. De winnaars van beide partijen zouden dan op 31 juli tegen elkaar spelen. FC Brugeois was reeds lange tijd een superieure ploeg in Vlaanderen en trainde extra gedreven tijdens de zomermaanden, met toestemming van de FTC. Het gevolg was dat ze met redelijk groot gemak de finale haalden en die wonnen van Ostend FC. Na dit ‘huzarenstukje’ werden de spelers uitgebreid gevierd op het stadhuis van Heyst en in het lokaal ‘La Civière d’Or’. Op die manier werd een feestelijk einde gebreid aan een vruchtbaar eerste seizoen van het nieuwe FC Brugeois.[55]

 

Aansluiting bij de bond maar geen ligavoetbal

 

Na het feest zat men wel met een financiële kater: FC Brugeois had ondanks de bescheiden aanpak, het voorbije seizoen 200 frank verlies geleden. Onmiddellijk werd beslist om te snoeien in de uitgaven, vooral in het drukwerk en men ging onmiddellijk over tot het ophalen van de lidgelden. Leden die schulden hadden bij de Club zouden de toegang tot het veld geweigerd worden. In het bestuur werden ook enkele veranderingen doorgevoerd: William Greenhill werd uitgewuifd als kapitein en vervangen door Charles Grimshaw en Léon Claeys nam zijn functie als secretaris weer op. Toch zat het waarschijnlijk niet helemaal snor in het bestuur, met name de voorzitter Philip Delescluze was regelmatig afwezig op de vergaderingen en de verslagen werden meermaals ondertekend door de ondervoorzitter Seligmann.

 

Zoals het jaar voordien diende de vraag gesteld worden of FCB zich zou inschrijven in de Union Belge des Sociétés de Sports Athletiques. FC Brugeois bleef bij haar besluit dat de bond teveel de Brusselse clubs bevoordeelde en speelde met het idee zelf een Vlaamse voetbalbond op te richten. Begin november stelde de Belgische bond haar voorwaarden om meet te doen bij en werd de Club toch terug lid van de bond. Wat die voorwaarden juist waren werd in het verslag niet verduidelijkt maar we weten uit de literatuur dat de bond een aparte competitie oprichtte voor Vlaamse clubs: een soort ‘knock-out competitie’ waarvan de winnaar dan om de landstitel zou kampen tegen de winnaar van de liga die door Antwerp, FC Liégeois en de Brusselse clubs werd bevolkt. Die knock-out competitie was voordeliger voor de Clubs dan een liga-systeem: in de Vlaamse afdeling traden vier ploegen aan, dat betekende dat de winnaar amper drie verplaatsingen moest maken, inclusief één testwedstrijd voor de landstitel tegen de winnaar van de echte competitie. In een ligasysteem zouden alle ploegen zeker drie verplaatsingen moeten hebben maken en de winnaar vier. Bijkomend voordeel voor de Vlaamse clubs was dat de verplaatsingen kort en dus goedkoop waren. Het is dus niet verwonderlijk dat FC Brugeois toehapte en opnieuw lid werd van de voetbalbond. De matchen voor de Oost – en West Vlaamse competitie werden afgewerkt in november en december 1898. FC Brugeois schakelde achtereenvolgens Ostendsche FC en Athletic Club Gantois uit en moest dus de testwedstrijden spelen tegen FC Liégeois, die de gewone competitie had gewonnen met het maximum van de punten. FC Brugeois kwam er ondanks de extra trainingen die de club had ingelegd, niet aan te pas. Op 19 maart 1899 verloor FC Brugeois met 2-0 op het veld van Liégeois, de Bruggelingen moesten grotendeels het spel ondergaan en lieten zich enkel opmerken door hun viriele manier van spelen. Op eigen veld werd er op 16 april een waar spektakelstuk opgevoerd met zeven doelpunten, jammer genoeg voor FCB waren er vier daarvan door FC Liégeois gescoord.[56] 

 

Naast de competitie van de UBSSA was FCB ook nog actief op andere fronten: het participeerde in het toernooi ‘Challenge International du Nord’ georganiseerd door Sporting Club Tourquenoise, toen een prominente club in het noorden van Frankrijk, thans nog bestaande als atletiekclub. Aanvankelijk had het bestuur de uitnodiging afgeslagen omwille van de verplaatsingskosten, maar hapte uiteindelijk toch toe wanneer het SC Tourquenoise FC Brugeois 50 frank per verplaatsing aanbood. Club presteerde goed in deze competitie: ze stootten door tot de finale door eerst Iris Club Lillois te verslaan met 0-1 en daarna te winnen tegen Athletic and Running Club de Bruxelles met 6-0. In de finale bleek Léopold Club de Bruxelles echter te sterk te zijn, de match eindigde op 4-1. Franse tegenstanders waren vrij interessant voor FC Brugeois in deze periode: voor Pasen werd Standard AC de Paris vastgelegd en een dubbele confrontatie voor eerste en tweede ploeg werd geregeld met Racing Club de Roubaix: op 3 december werd er thuis gewonnen tegen de Noord Fransen met 6-0 en op 22 januari werd er met 3-5 gewonnen in Roubaix. Er werden ook matchen gespeeld tegen de universiteit van Leuven. Daarnaast werd er ook nog steeds tegen de gebruikelijke tegenstanders, zoals de Gentse ploegen en de Brugean Wanderers, een ploeg van de Engelse kolonie in Brugge gespeeld. Het programma zat redelijk vol: FC Brugeois moest vaak uitnodigingen en matchvoorstellen afwijzen voor het najaar van 1898 en ook de paasweek van 1899 was al volgeboekt. Veel voorgestelde matchen werden naar het volgende seizoen verplaatst.[57]

 

De materiële uitbouw van de Club ging ook verder: keeperhandschoenen en petjes voor de spelers werden aangeschaft. De petjes waren in het lichtblauw met een donkerblauwe klep en werden doorverkocht aan de spelers. De spelers werden ook verplicht om een lichtblauwe band, door de Club aangekocht, aan te brengen aan de buitenkant hun wedstrijdbroek. Die materialen werden besteld in Liverpool bij een handelaar in sportartikelen genaamd Frank Sugg, die zou door FCB nog vaak gebruikt worden als leverancier. FC Brugeois nam ook een commerciëlere strategie aan: per match werden er affiches geplakt op verschillende plaatsen in Brugge, zoals op de Grote Markt en het aan station, in verschillende cafés, op de trams en er liep een sandwichman door Brugge met reclame.[58]

 

Hoofdstuk 5: Het voorzitterschap van Seligmann (1900-1902)

 

Woelige beginperiode en verdere groei

 

Op bestuurlijk vlak kondigde zich een woelige periode af. Zoals hoger verteld bleef de voorzitter Delescluze regelmatig afwezig op de vergaderingen, daarnaast gebeurde het al eens dat vergaderingen niet doorgingen omwille van de lage opkomst. Om de leden en bestuursleden tot meer stiptheid te dwingen werden er boetes ingevoerd: 20 centimes bij te laat komen en één frank bij afwezigheid zonder verwittiging. Andere manieren om de leden te disciplineren waren het uitdelen van schorsingen of het geven van een blaam, dat soort sancties werden echter enkel gegeven bij slecht gedrag of het onvoldoende vervullen van zijn functies door de betrokken persoon.[59]

 

Veel hielp het niet echt want in het begin van 1899 waren er weer problemen in het bestuur: wat precies is moeilijk te achterhalen, want de vergaderingverslagen van januari tot en met oktober 1899 ontbreken. Als de vergaderingen vanaf november 1899 terug in het boek zijn opgenomen werd er geen uitleg bij opgeschreven. In die periode was er wel het één en het ander veranderd: voorzitter Delescluze had blijkbaar afstand van zijn ambt gedaan, de club werd nu in feite voorgezeten door ondervoorzitter Seligman en secretaris Léon Claeys was vervangen door een zekere Vandenbossche. Vooral het ontslag van Léon Claeys zal waarschijnlijk niet zonder het nodige geruzie verlopen zijn. Wellicht had hij het verslagboek in handen en weigerde hij het over te dragen aan zijn opvolger. Het bestuur verzoende zich met hem in december 1899 waarop het boek in handen kwam van de nieuwe secretaris, die laatste zag het waarschijnlijk niet zitten om alle ontbrekende verslagen in het net neer te pennen in het boek. Hij pikte de draad weer op met het verslag van 8 november 1899. Deze secretaris hield het zelf ook niet zo lang vol: op 3 januari 1900 gaf hij zijn ontslag. Hij werd vervangen door Edouard ‘Eddy’ Le Bret, die de functie vrij lang zou uitoefenen en nadien ook lid bleef van het bestuur. Eddy Le Bret werd door de algemene vergadering van 28 januari als secretaris bevestigd en op dezelfde vergadering werd Achille Grant Dalton lid van het centrale comité. Auguste Van Neste, één van de oudste leden van FC Brugeois en Brugsche FC nam ook ontslag uit het comité in januari 1900, hij werd door het bestuur hartelijk bedankt voor zijn jaren van trouwe dienst. Begin april 1900 werd ondervoorzitter Seligman gevraagd om het feitelijke voorzitterschap op zich te nemen. Die laatste aanvaardde die taak maar vroeg aan Grant Dalton en Le Bret om ondervoorzitter te worden. Edouard Le Bret zou dan naast secretaris ook voorzitter van de zomerafdeling worden.[60]

 

In de loop van de afgelopen seizoenen was het ledenaantal gedaald, vooral bij de spelers was de daling opvallend. Tot overmaat van ramp stopten in november 1899 nog eens 10 spelers, wat het totaal op 23 spelers bracht en dat voor drie ploegen. De daling heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat een aantal spelers van de eerste generatie er de brui aan gaven en dat men de leden die hun lidgeld niet betaalden simpelweg van de lijst schrapte. Ondertussen was er in Brugge ook een nieuwe grote voetbalclub opgericht, Cercle Sportif Brugeois. Cercle werd gesticht in het Xaveriusinstituut en trok vooral spelers aan van kleine ploegjes als Vlaamsche FC en Rapid FC, die laatste hield na de fusie zelfs op te bestaan. Zelfs FC Brugeois verloor een aantal leden van het eerste uur, zoals Piere Boerenboom en Maurice Herreboudt, aan die nieuwe vereniging. Cercle, gesticht als een sportieve sectie van de oud-leerlingbond van het Franciscus Xaveriusinstituut, profileerde zich sterk als katholieke vereniging. Een van de redens voor de oprichting was namelijk dat de ‘frères’ niet meer wilden dat hun oud-leerlingen gingen voetballen met de ‘goddeloze’ oud-leerlingen van het Atheneum. Het gevolg was dat FC Brugeois de politieke neutraliteit waar het altijd naar gestreefd had, gedeeltelijk moest prijsgeven zonder daarom gevraagd te hebben.[61]

 

Club nam weer enkele maatregelen om meer controle over de spelers te krijgen. In de nieuwe reglementen werd afgekondigd dat de spelers altijd moesten trainen in het shirt van de club, bij ongewettigde afwezigheid op training en trainingsmatchen werd een boete van 0,25 fr. geïnd. De spelers mochten ook niet zonder toestemming van het bestuur voor een andere club uitkomen, op straffe van één tot vijf frank. Indien spelers ontslag namen en het achterstallig lidgeld was niet betaald, dan had FCB het recht om het sportgerief van de betreffende persoon in beslag te nemen. Er werd ook een regeling getroffen voor de ereleden, zij mochten voortaan de matchen, de algemene vergaderingen bijwonen en deelnemen aan de activiteiten van de tennis en cricketafdeling. Hun lidgeld werd ingesteld op 5 frank per semester. De gewone leden betaalden 6 frank per jaar.[62]

 

Ondanks de wijzigingen op bestuurlijk vlak ging FC Brugeois gewoon verder op zijn élan: vooral vriendschappelijke matchen werden georganiseerd. Op internationaal vlak waren weerom de Franse tegenstanders sterk in trek. Op zondag 3 december speelde FCB thuis tegen Racing Club de Roubaix. Zoals bij elke internationale match werd er een speciale ontvangst voorzien voor de bezoekers: een comité ging ze ophalen aan het station, daarna werden de spelers naar het lokaal op de grote markt, La Civière d’Or, gebracht alwaar ze op glas porto werden getrakteerd. Daarna gingen ze met de paardentram naar het veld in Sint-Andries. Na zo’n goeie ontvangst is het niet moeilijk te begrijpen dat de spelers van Roubaix iets minder op het scherp van de snee speelden en dat FC Brugeois voor zijn eigen fanatieke thuispubliek de match winnend kon afsluiten. Een terugwedstrijd werd afgewerkt op 24 maart 1900. Ook tegen Tourcoing waarmee FC Brugeois al lange tijd vriendschappelijke relaties mee onderhield, werden er oefenmatchen gespeeld: op 31 december 1899 werd er tegen Tourcoing gespeeld, de wedstrijd stond eerst als uitwedstrijd geprogrammeerd maar werd dan toch in Brugge gespeeld omwille van de onbespeelbaarheid van het terrein in Tourcoing. Op 11 februari 1900 werd de return in Tourcoing gespeeld.[63]

 

Op 1 april speelden ze tegen de ploeg van Camebridge University, ook voor deze match werden extra inspanningen gedaan van het bestuur. Er werden extra, kleine affiches gedrukt om op te hangen in de cafés. Men liet een spandoek maken om over de Zuidzandstraat te spannen met daarop: “Football Club Brugeois, grand match à Saint André” in plaats van “Welcome Camebridge” zoals eerst was voorgesteld. Dit nieuwe spandoek was veel praktischer aangezien het ook voor andere matchen kon gebruikt worden. Na de match werden de spelers van Camebridge een lunch aangeboden door FC Brugeois. Camebridge stelde een terugmatch voor in Blankenberge, maar FCB moest dit jammer genoeg weigeren omdat ze geen tijd meer hadden om een ploeg te verzamelen. Het bestuur stuurde een delegatie die hen persoonlijk moest gaan bedanken. Op 16 april had FC Brugeois een match tegen Union Sportive Française de Paris geprogrammeerd, affiches waren gedrukt, alle voorbereidingen getroffen, maar op de dag van de wedstrijd was er geen spoor van de Fransen te bekennen. Op deze wijze bezorgden de Fransen Club een financiële kater en een dosis gezichtsverlies. FC Brugeois lichtte de bond in over deze smerige streek en waarschijnlijk zullen de gevolgen voor USF de Paris niet te overzien geweest zijn. Wellicht zal de bond alle clubs ingelicht hebben met de raadgeving deze club niet meer te vragen voor internationale oefenwedstrijden.[64]

 

Naast de internationale galamatchen werd er ook vaak gespeeld tegen lokale tegenstanders zoals Nieuwe Vlaamsche FC, Brugean Wanderers, Oostendsche FC, FC Courtrésien en Racing Club de Gand. Af en toe werd er ook gespeeld tegen ploegen uit de hoofdstad, zoals Léopold Club of Skill Club. Naast zijn zelf georganiseerde matchen nam FC Brugeois weer deel aan het Belgisch kampioenschap. In de Vlaamse afdeling speelden naast FCB ook, Cercle Sportif Brugeois, Racing Club De Gand en Football Club Courtraisien. In tegenstelling tot het jaar ervoor werden er nu tweemaal gespeeld tegen alle deelnemers. De meest tot de verbeelding sprekende matchen waren deze tegen de nieuwe Brugse vereniging Cercle Sportif Brugeois.

 

Op 10 december 1899 werd een eerste derby tussen de twee grote Brugse clubs gespeeld, naar aanleiding van die wedstrijd riep de voorzitter de leden op om te komen supporteren maar ook om alle politieke manifestaties achterwege te laten. Dat hij zo’n oproep moest doen, toont aan dat men allesbehalve een sportieve sfeer verwachtte. Die eerste derby, op het veld van Cercle, werd wel door Club met 0-1 gewonnen maar was niet van incidenten gespaard gebleven. De terugwedstrijd werd gespeeld op 4 februari 1900 op het Rattenplein, FC Brugeois maakte er een echte galamatch van. Het veld werd helemaal in orde gebracht, nieuwe doelpalen werden geïnstalleerd, het bestuur liet trams rijden van de markt naar het veld en de match werd opgeluisterd door een muziekkapel. Men had een gespannen sfeer verwacht en daarom werd voor de ordehandhaving tijdens de wedstrijd twee rijkswachters en één brigadier gevraagd.

 

Om de wedstrijd zo sportief mogelijk te laten verlopen vroeg men een officiële scheidsrechter van de bond aan. Maar omdat de aangestelde scheidsrechter niet kon komen en het te laat was om een vervanger aan te duiden, werd de wedstrijd door M. Seligman, de voorzitter van FCB gefloten. FC Brugeois won de wedstrijd met 2-0 en ook nu was er weer commotie geweest. Deze keer over een Cercle speler, Quintens, die volgens FCB niet ingeschreven was bij de bond. De bond schreef FC Brugeois aan met de mededeling dat deze speler wel degelijk aangesloten was bij de bond. FC Brugeois had zijn aansluiting betwist omdat zijn naam niet in het bondsblad was verschenen. Van de kant van Cercle werd er vooral getwist om een doelpunt dat Seligmann, volgens Cercle onterecht had afgekeurd.

 

Op 21 januari 1900 werd er gespeeld in Gent gespeeld tegen het lokale Racing Club Gantois. Deze wedstrijd werd door FC Brugeois gewonnen met 0-1 maar moest vroegtijdig gestaakt worden omdat de enige aanwezige bal plotseling de geest gaf. De terugwedstrijd vond plaats op 11 maart en werd eveneens door Club gewonnen. De wedstrijden tegen FC Courtraisien werden gespeeld voor 8 november 1899, exacte data zijn onbekend, daar er voor die periode geen notulen zijn, maar die matchen werden waarschijnlijk gespeeld in de weken voor die bewuste 8 november omdat in de vergadering van die dag melding wordt gemaakt van een overwinning tegen FC Courtraisien en nadien er niet meer over die club wordt gesproken. Club won alle zes zijn wedstrijden met een doelpuntensaldo van 15 tegen 1 en ging verdiende naar de finale. [65] 

 

FC Brugeois stak er dus met kop en schouders boven uit en ging terecht naar de finale waar er voor de landstitel werd gespeeld tegen de winnaar van de gewone competitie: Racing Club Brussel. Die club had de reguliere liga gewonnen na een nek aan nek race met Antwerp FC, ze waren met gelijke punten geëindigd maar Racing Club had één wedstrijd meer gewonnen. Het feit dat de competitie zo close geweest was en dat ze het vorige jaar tegen de toenmalige, oppermachtige kampioen toch redelijk goed voor dag kwamen, moet het bestuur van FC Brugeois gesterkt hebben in het geloof dat ze dit jaar wel een kans maakten. FC Brugeois dreef het aantal trainingen op en er werden heel wat oefenmatchen afgewerkt in het vooruitzicht van de finale. Op basis van een geslaagde oefencampagne sprak voorzitter Seligman de hoop uit om dit jaar de landstitel naar Brugge te halen. Het bleek een bittere illusie te zijn: op 29 april kwam Racing Club Brussel in Brugge winnen met 0-3. FCB vocht voor lijf en leden maar de Brusselaars waren gewoon te sterk, het hoeft niet te verwonderen dat de uitblinker bij Club keeper De Neve was. Club mocht zijn titeldroom opbergen en de overbodige terugwedstrijd op zes mei in Brussel werd een ware afstraffing voor de blauwe: 8-1. Ook de deelname aan de Challenge Du Nord bracht geen trofeewinst met zich mee, FCB strandde ondanks een goeie match in de halve finale tegen de latere winnaar Le Havre Athletic Club. Deze wedstrijd werd op 11 februari gespeeld.[66]

 

Het einde van het voetbalseizoen 1899-1900 betekende een mijlpaal in de geschiedenis van FC Brugeois. Voor het eerst sinds de oprichting van de Club zouden er ook ’s zomers sportactiviteiten plaats vinden. Op 14 maart 1900 werd beslist om ook in de zomer het veld af te huren van de Fox Terriër Club tegen 100fr. en de helft van de opbrengst van de activiteiten die erop werden georganiseerd. Voortaan zouden ’s zomers hockey, lawn-tennis, atletiek, cricket, boksen en touwtrekken worden beoefend. Dat werd in een circulaire naar de leden toe meegedeeld en het bestuur riep de leden op om enthousiast deel te nemen aan deze zomeractiviteiten. Le Bret, tevens voorzitter van de zomerafdeling, hield zich vooral bezig met de organisatie van het tennisgedeelte, kapitein Van Wassenhove werd verantwoordelijk voor het cricket en organiseerde samen met Jamces dagelijks loopwedstrijden. Op 16 september werd er ter afsluiting van het zomerseizoen een atletiekfeest georganiseerd, met loopwedstrijden over 100, 400 en 1600 meter en verspringen. Het was in deze fase nog niet de bedoeling om met deze zomerafdeling te gaan deelnemen aan officiële wedstrijden zoals die her en der georganiseerd werden, ze werd opgericht voor pure recreatieve doeleinden. Een tweede doelstelling was dat de leden in de zomer hun conditie konden onderhouden. Uiteindelijk zouden enkel de atletiek - en de tennisafdeling levensvatbaar blijken, voor de andere sporten zou er maar weinig interesse zijn. De oprichting van de zomerafdeling toont aan dat de sportcultuur in Brugge steeds meer uitbreiding kende en dat de relatie met de roeiclub, Sport Nautique de Bruges minder sterk werd.[67]

 

Opnieuw deelname aan de echte competitie

 

In het begin van september 1900 kwam er van Racing Club Gantois een voorstel om met een Vlaamse voetbalbond te beginnen, FC Brugeois was duidelijk een voorstander van een dergelijke bond aangezien de Belgische bond te veel het belang van de Brusselse clubs verdedigde. Het was daarom dat FC Brugeois bij de algemene vergadering van de bond een voorstel had ingediend om de Brusselse clubs slechts één stem te geven bij de algemene vergaderingen. Op zondag 14 oktober 1900 vond een eerste vergadering plaats in een niet nader genoemd café in Gent, een tweede vergadering in het lokaal van FC Brugeois op zondag 18 november leverde dan de officiële oprichting van de F.A.F., fédération Athlétique des Flandres op. Die Vlaamse bond werd opgericht door de FC Brugeois, RC Gantois, AA la Gantoise en FC Roularienne, Ostend FC en FC Courtraisien sloten zich onmiddellijk aan. De enige vereniging die niet toetrad was Cercle Sportive Brugeoise. Wat precies de bedoeling was van deze bond was is niet geheel duidelijk, waarschijnlijk wou men op die manier gemeenschappelijk de belangen van de Vlaamse clubs verdedigen en zelf een competitie organiseren. Waarschijnlijk evolueerde deze bond tot een provinciale afdeling van de Belgische bond.[68]

 

In het seizoen 1900-1901 nam FC Brugeois terug deel aan de reguliere competitie. Wellicht was de bond niet langer tevreden met het vorige systeem waarbij de beste van de Vlaamse clubs het in twee testwedstrijden opnam tegen de kampioen van de liga. FC Brugeois, die in Vlaanderen er met kop en schouders boven uit stak, was twee maal overklast geweest door de landskampioen. Ook het Brugse bestuur zag in dat sportieve en economische progressie alleen mogelijk was indien men met de liga meedeed. Zo werden er meer wedstrijden gespeeld die veel volk lokten en moesten ze die niet eens zelf organiseren. Ook geloofden ze dat meer wedstrijden op hoog niveau hun ploeg alleen maar beter zou maken en de ambitie van FC Brugeois was dan ook landskampioen worden. Het vooruitzicht van veel grote matchen deed het bestuur de spelers reeds op 23 september samenroepen voor een oefenmatch. Ook op de 14de oktober, met de kermis op Sint-Andries, werd een extra oefenmatch gespeeld tegen FC Courtraisien, om de spelers fit te krijgen tegen de eerste competitiematch die op 21 oktober op Racing Club de Bruxelles gespeeld zou worden.[69]

 

FC Brugeois, dat dus direct op bezoek moest bij Racing Club de Bruxelles, kreeg echter geen ploeg bij elkaar voor de eerste match en vroegen RC Brussel om de match uit te stellen. RC Brussel antwoordde echter negatief op die vraag en hoewel FCB aanvankelijk wel degelijk aanstalten maakte om naar Brussel te gaan werd er toch geen match gespeeld. FC Brugeois had gewoon geen ploeg samen gekregen en was dan maar niet naar Brussel afgezakt, Racing Club had waarschijnlijk nattigheid gevoeld en was op het forfait voorbereid en diende daarom ook geen klacht in tegen FC Brugeois. Na deze valse start werd de eerste wedstrijd tegen Verviers FC thuis verloren met 2-3. De volgende wedstrijd, op 4 november, was de derby op Cercle, de voorzitter rekende op eerherstel. In de notulen van 7 november staat er dat de voorzitter zijn zin gekregen had, m.a.w. dat Club de derby gewonnen had (met 0-1) en dat dit de danken was aan de toegewijde training. In de literatuur echter staat de match op 0-0 geëindigd was, deze uitslag is waarschijnlijk verkregen op basis van een krantenartikel in La Patrie, een Brugse krant van katholieke strekking. De reporter maakte geen gewag van het winnende doelpunt van FCB en was misschien voortijdig vertrokken. In ieder geval was de verontwaardiging bij het Brugeois bestuur groot en de voorzitter van Cercle werd een brief toegestuurd om te protesteren tegen deze valse berichtgeving.[70]

 

Op 18 november speelde FC Brugeois 2-2 gelijk tegen FC Liégeois. Op 25 november moesten ze op bezoek bij Beerschot AC, waar ze 2-0 verloren. Op 2 december kreeg FCB Léopold Club op bezoek, Club verloor die match met 0-1, dit verlies werd toegeschreven aan het te laat komen van kapitein Camille Van Wassenhove. Het was niet de eerste keer dat dit heerschap zich bezondigde aan dat soort onprofessioneel gedrag. Hij stond bekend als een begaafde voetballer, maar had evenzeer de allures van een vedette. Hij kwam zo vaak te laat dat hij verantwoordelijk was voor zeker driekwart van de inhoud van de boetekas. Hij had ook een erg explosief karakter en ging meerdere malen op de vuist met tegenstanders en medespelers. Dat dit ‘enfant terrible’ niet uit de Club werd gezet en zelfs in de ploeg bleef staan, is een aanduiding van de grootte van zijn talent of het gebrek eraan in de toenmalige generatie FCB spelers. Van Wassenhove kondigde een paar maanden later, op 2 februari aan niet meer te zullen spelen wegens ziekte. Hij werd vervangen door Eddy Le Bret, die interim-kapitein werd, Van Wassenhove zou zijn plaats terug innemen als hij genezen was.[71]

 

Op 9 december moest FC Brugeois op bezoek bij Skill Club Brussel alwaar het een zware 7-0 nederlaag aan de broek gesmeerd kreeg. De desastreuze uitslag was - naast een gebrek aan training - het gevolg van het slechte weer en het slechte staat van het veld van Skill Club.  Het volgende weekend, op 16 december meerbepaald, kregen ze het bezoek van Athletic and Running Club Brussel, een goeie gelegenheid om het blazoen op te poetsen zo bleek, Club won de wedstrijd met 2-0. Het zou echter de laatste overwinning van het seizoen worden. Op 13 januari ging FC Brugeois kansloos de boot in tegen de latere kampioen: Racing Club de Bruxelles, uitslag: 1-4. Voor de volgende thuiswedstrijd, tegen Cercle, werden nog eens alle registers open getrokken: men liet extra affiches drukken, deed aankondigingen in de kranten, stuurde uitnodigingen naar prominenten als de burgemeesters van Brugge en Sint-Andries en regelde de fanfare van die laatste gemeente om de wedstrijd muzikaal op te luisteren. Ondanks de feestelijke invulling die het bestuur van FC Brugeois de ontmoeting had proberen te geven, stond de match weer bol van de spanningen tussen de aanhangers van beide clubs. De wedstrijd zelf eindigde op een 2-2 gelijkspel. Ook in de nasleep van de derby waren er nog problemen, Cercle had namelijk klacht ingediend bij de bond omdat Club volgens hen een speler had opgesteld die niet speelgerechtigd was. Daarop diende Club zelf een klacht in tegen Cercle, zonder een reden te vermelden echter.[72]

 

De maand februari was een kalme maand voor FC Brugeois, door de hevige sneeuwval werd de match tegen Beerschot AC van 17 februari uitgesteld. Er werden wel enkele matchen gespeeld tussen de eerste en de tweede ploeg en tegen kleinere ploegen uit Brugge en Oostende, om de conditie op peil te houden. Om te verzekeren dat de spelers wel voluit gingen tijdens zo’n oefenpartijtjes tussen verschillende ploegen van FC Brugeois werd aan de winnaars al eens een kistje sigaren of 11 pakjes sigaretten gegeven. De bijbedoeling was om met die matchen tegen die kleine ploegen hun betere spelers naar FC Brugeois te lokken. Men moest echter voorzichtig zijn met dit soort praktijken daar de bond hen in principe verbood tegen ploegen te spelen die niet bij de bond waren aangesloten. Vooral als het lokale tegenstanders waren was de bond daar erg streng in, voor internationale matchen kon een club wel makkelijker toestemming krijgen om tegen een niet aangesloten tegenstander te spelen. De UBSSA poogde op die manier die kleinere ploegen te dwingen lid te worden van de bond. Begin maart gaf Skill Club forfait voor de match van 3 maart in Brugge, de reden werd niet opgegeven. FC Brugeois liet dan maar zijn twee ploegen tegen elkaar oefenen. Waarschijnlijk was het de bedoeling dat de wedstrijd later op het seizoen zou worden gespeeld. Op 10 maart moest FCB dan op bezoek bij Athletic and Running Club Brussel, het gebrek aan matchen op hoog niveau bij Club werd genadeloos afgestraft: 9-0 was de eindstand. De week erop, de 17 maart moesten de spelers de verre reis naar Verviers maken waar ze dit keer beter verdedigden en met 1-0 verlies nog goed weg kwamen.[73]

 

De week erop werd druk voor FC Brugeois: op donderdag 21 maart moesten ze op bezoek bij Léopold Club, aangezien dat deze match tijdens de week plaatsvond kon FCB waarschijnlijk niet rekenen op een aantal vaste pionnen omdat die zich niet konden vrij maken. Er werden een aantal scholieren opgesteld waaronder de gebroeders Charles en Arthur Cambier, vooral die eerste zou één van de sleutelspelers worden van het meer succesvolle FC Brugeois van enkele jaren later. Het gebrek aan ervaring speelde zeker mee in het verlies dat werd geleden tegen de aristocraten van Léopold Club. Op zondag 24 maart mocht FC Brugeois weer afzakken naar Luik voor de wedstrijd tegen FC Liégeois, Club slaagde er nog eens in een puntje te sprokkelen, de match eindigde op een scoreloos gelijkspel. FC Brugeois had er bij beide Luikse ploegen op aangedrongen om de twee wedstrijden op twee opeenvolgende zondagen te laten plaatsvinden, op die manier konden de spelers van een speciaal voordeeltarief genieten. Voor de laatste match wilde Beerschot AC uitstel krijgen of dat FC Brugeois forfait zou geven. Beide voorstellen werden geweigerd, Beerschot was een mooie affiche en het bestuur wilde die recette niet aan haar neus voorbij zien gaan. Uitstel was moeilijk omdat Club de week erop een paar internationale wedstrijden zou spelen en nog later was onmogelijk omdat die matchen met Pasen traditioneel het einde van het voetbal seizoen inhielden. FC Brugeois zorgde voor deze laatste wedstrijd nog eens voor een feeststemming: nieuwe ballen werden op deze wedstrijden in gebruik genomen en enkele officieren van het lokale 4de lijnregiment werden uitgenodigd. Op sportief vlak moest FC Brugeois het seizoen in mineur afsluiten, Beerschot - dat met Racing Club Brussel en Léopold Club nog in de running was voor de landstitel - haalde alles uit de kast en bezorgde de Brugse ‘boeren’ een 0-3 thuisnederlaag.[74]

 

FC Brugeois eindigde in de competitie 1900-1901 voorlaatste met 8 punten, voor stadsgenoot Cercle dat de rode lantaarn kreeg voor 6 punten. FC Brugeois was wakker geworden uit de illusie dat ze tot de leidende clubs van België behoorden. De ambitie om landskampioen te worden was duidelijk geen realistische geweest. FCB was verblind geweest door hun overwicht op de andere ploegen in Vlaanderen, dat overwicht was dus niet het gevolg van de sterkte van Club maar eerder van de zwakte van de rest. Waarom FC Brugeois zo zwak presteerde, vooral in de tweede seizoenshelft, was volgens de voorzitter te wijten aan het vertrek van enkele belangrijke spelers. Men had echter goede hoop op het volgende seizoen: de scholieren hadden namelijk goed gepresteerd en de bestuurders van FC Brugeois zagen er heel wat talent rondlopen. Voorzitter Seligman deed op de algemene vergadering van 5 mei een warme oproep aan de aanwezige jongeren om de oude garde te vervangen. Hij had gelijk in die jonge garde een toekomstige kampioen te zien, maar het zou nog enkele jaren duren eer FCB een topploeg zou worden en nog veel langer eer ze kampioen zouden worden.[75]

 

Op het einde van het seizoen werden zoals eerder gezegd een aantal internationale galamatchen afgewerkt. Op 4 april werd er tegen Camebridge University gespeeld en op paasmaandag tegen Maidstone FC. Vooral voor die wedstrijd werden er weer maatregelen om de confrontatie iets feestelijks te geven: de fanfare van Sint-Andries werd nogmaals gevraagd om te komen spelen, de burgemeester van Koolkerke werd uitgenodigd en de spelers van Maidstone werden een drink aangeboden in Hotel Mon Bijou. FC Brugeois had ook nog graag een match georganiseerd op Pasen zelf en had daarvoor een aantal Franse clubs aangeschreven. Waarschijnlijk waren er geen clubs bereid om verre reis naar Brugge te maken voor het weinige dat FC Brugeois hen kon aanbieden. Naast de internationale paas-matchen en het Belgisch kampioenschap deed Club niet veel meer dan wat lokale oefenmatchen. Er werd niet deelgenomen aan het toernooi dat Beerschot AC organiseerde, noch aan dat van Cercle. Ook werd FCB de toegang tot de Challenge du Nord geweigerd door het organiserende comité van dat toernooi: zij beslisten om enkel de twee leidende ploegen uit de Belgische competitie te laten deelnemen. FC Brugeois tekende protest aan tegen deze maatregel, ze wilden hun titel van kampioen van Vlaanderen laten gelden, maar de organisatoren gingen daar niet op in, zij hadden wel door dat dit niet zoveel voorstelde.[76]

 

Het feit dat FC Brugeois terug deel nam aan de competitie plaatste het bestuur en de spelers voor hetzelfde probleem als vroeger: de hoge verplaatsingskosten. Club moest weer op zoek naar middelen om de kosten te drukken en om de inkomsten op te drijven. Er werd om te beginnen meer controle uitgeoefend op de boekhouding. Om een betere controle te kunnen uitoefenen op wie gratis binnen kwam op matchdagen werden er lidkaarten gedrukt, leden konden dan enkel gratis binnen komen op vertoon van hun lidkaart. Om de spelers te ondersteunen in het betalen van hun reiskosten werd er op voorspraak van Achille Grant-Dalton een reiskas opgericht. De leden van het comité werden vriendelijk uitgenodigd om zoals de voorzitter een bijdrage te storten. Ook zouden de boetes van de commissieleden voortaan naar die reiskas gaan. Het geld in de reiskas werd gebruikt om de reiskosten van de spelers te betalen, of toch ten minste een deel ervan. Natuurlijk waren die boetes en vrijwillige bijdragen niet genoeg om de kosten van die verplaatsingen te dekken. Er moesten meer structurele maatregelen worden genomen.[77]

 

Op de algemene vergadering van 23 december werd er uitgebreid gediscussieerd over hoe men de inkomsten kon verhogen. Er kwamen een aantal voorstellen: algemene verhoging van het lidgeld, verhoging van het lidgeld voor de ereleden alleen, een conscriptielijst laten rondgaan, het vragen van inkomgeld voor de trainingen. Dat laatste voorstel werd unaniem afgeschoten: op die manier kwamen de kosten weer op de nek van de spelers terecht en dit zou spelers misschien ontraden om de trainingen bij te wonen. De conscriptielijst was wel een goed idee maar geen structurele oplossing omdat het niet verplicht werd aan de leden om te storten en ook werden er geen bedragen afgesproken. Daarmee zou men nooit genoeg geld kunnen verzamelen. Wat betreft de lidgelden, zagen de spelers een algemene verhoging niet zitten. Een verhoging van de lidgelden van de ereleden zagen de spelers uiteindelijk wel zitten omdat in feite het lidgeld van de effectieve leden (= bestuurders en spelers) hoger lag. De spelers betaalden 6 frank per jaar en de ereleden 5 frank per semester, maar die waren niet verplicht om het zomersemester te betalen. Velen deden dat ook niet omdat er uiteindelijk weinig interesse was om wat vrijwillige tennispartijtjes of loopwedstrijden bij te wonen. Het meest interessante voorstel kwam van een zekere Fleurman. Hij stelde voor om een nieuwe categorie van leden op te richten: beschermende leden. Een dergelijk lid zou dan een jaarlijkse bijdrage storten van ten minste 20 frank of meer naargelang de noden van de Club. In ruil daarvoor mochten de beschermende leden ook mee op verplaatsing, zodanig dat men telkens in een groep van ten minste twintig man kon reizen, het groepstarief kwam neer op een halvering van de prijs per persoon. Indien het aantal beschermende leden niet genoeg was om aan 20 te geraken zou men de resterende plaatsen opvullen met spelers van de tweede ploeg. Het nut hiervan was dat die spelers dan konden leren van de spelers van de eerste ploeg en ze konden de eerste ploeg aanmoedigen zodat die niet altijd moederziel alleen stonden voor een vaak vijandig publiek.[78]

 

Op die manier ontstond dus het gebruik van supporters om op verplaatsing mee te gaan en ter plekke hun ploeg aan te moedigen. Fleurman droeg zichzelf als eerste voor om beschermend lid te worden.  Een aantal prominente ereleden, zoals Van Mullem, Monteville, Delanote, De Poortere, Vercruysse, Baert, Termote, Seresia, Meyne, Delange, Floor en Fleur werden gevraagd om het statuut van beschermend lid op te nemen. Naast de invoering van deze categorie van leden werd het lidgeld van de ereleden opgetrokken en werd er beslist om bij internationale matchen alle leden te laten betalen behalve de spelers en de beschermende leden. Leden die schade toebrachten aan het materiaal van de Club zouden voortaan beboet worden met 50 centimes.Het gebeurde vaak dat een aantal nieuwsgierigen de thuiswedstrijden van Club volgden door gaatjes in de afsluiting. Om aan die minder kapitaalkrachtige liefhebbers tegemoet te komen werd een aparte ingang geïnstalleerd aan 15 centimes. Zo ontstond het vak van de ‘‘populaires’’ dat zich bevond achter het doel tegenover de tribune. Deze plaatsen zouden voortaan door de armste Bruggelingen worden bevolkt. Dit was overigens het meest onstuimige en meest luidruchtige deel van het publiek, zodat we dit stuk van het publiek kunnen zien als de verste voorloper van de roemruchte Brugse spionkop. Er waren ook meer ludieke manieren om geld in het laatje te brengen: zo bijvoorbeeld organiseerde FCB op 10 maart een gemaskerd bal in hun lokaal. Om meer geld te kunnen genereren werd er zelfs over nagedacht FC Brugeois om te vormen tot een NV zoals Beerschot AC dat gedaan had. Het bestuur zou het plan bestuderen en zo raakte het in de vergetelheid. Een mooie geste werd gedaan door de nieuwe erevoorzitter, M. Soleil, hij zou de huur van het terrein tijdens de zomer, zijnde 100 frank op zich nemen. Hierdoor kon FC Brugeois het seizoen afsluiten op 65 frank winst op een 1140 frank uitgaven. De gemaakte winst zorgde er voor dat FCB de omheining en de tribune van het terrein kon afkopen van de Fox Terriër Club.[79]

 

Zoals de vorige seizoenen was het op bestuurlijk vlak ook geen rustig seizoen. De eerste problemen in oktober betroffen kapitein Camille Van Wassenhove, die eerst niet meer wou spelen. Hij werd uiteindelijk door de voorzitter overtuigd om zijn functie terug op te nemen maar zou dan wat later stoppen wegens ziekte. Begin november nam Edouard Le Bret ontslag als secretaris. Hij werd voorlopig vervagen door M. Desmedt. Het ontslag van Le Bret als secretaris ging deze keer niet gepaard met spanningen. Hij bleef wel gewoon lid van het bestuur en hij werd een brief toegestuurd om hem te bedanken voor de geleverde inspanningen. De reden voor zijn ontslag was waarschijnlijk tijdsgebrek. Begin januari werd de materiaalmeester De Neve ontslagen. Zijn taak zou voortaan worden gedaan door twee personen: Le Bret werd verantwoordelijk voor de ballen en Neyrinck werd verantwoordelijk voor de rest van het materiaal en de bewaking van het veld. Op 11 februari werd Mr Desmedt dan vervangen door Guy Geunens, die dus de nieuwe secretaris generaal werd. Op dezelfde dag werd ook Van Wassenhove, die wegens ziekte gestopt was, vervangen door Eddy Le Bret, die interim-kapitein werd. Ook erevoorzitter Emile Van Mullem deed afstand van zijn titel, die werd nu aangeboden aan M. Soleil. Op zaterdag 16 maart 1901 werd een receptie georganiseerd om de erevoorzitter in te huldigen. Het toeval wou dat Edouard Lescrauwaet, oud voorzitter van het FC Brugeois van voor de fusie, terug was uit Kongo voor een kort bezoek. Hij werd ook uitgenodigd en gehuldigd op de receptie, die met een kom punch werd opgevrolijkt. Om in de kosten van het feestje te voorzien werd een conscriptielijst rondgestuurd.[80]

 

Op ledenvlak was het wel een goed seizoen geweest: het ledenaantal was weer gestegen, FCB telde bij het begin van het seizoen 45 ereleden en 68 effectieve leden, waarvan 35 mensen die ook aangesloten waren bij de bond: voornamelijk spelers en de belangrijkste bestuursleden. In de periode na Nieuwjaar onderging het spelerscorps een grondige verjonging: veel spelers hielden het voor bekeken of vertrokken naar het buitenland. Begin april overleed ook een jonge Clubspeler: Hector Vander Heeren. Een brief met condoleances werd gestuurd naar zijn familie en een bloemenkrans werd later bij zijn graf gelegd in aanwezigheid van de broers van de overledene.[81]

 

Ook deze zomer werden er wekelijks loopwedstrijden georganiseerd en werden plannen gemaakt om eind september weer een groot atletiekfeest te organiseren. De FAF, Fédération Athlétique des Flandres, dat ondertussen als een provinciale afdeling in de UBSSA was opgenomen, wou een provinciaal kampioenschap organiseren. Ze wilden daarvoor het terrein van FC Brugeois gebruiken, vanwege de omvang ervan. De FAF stelde voor dat FCB de kosten zou dragen en mocht dan ook winst voor zich houden. Er zou geen inschrijvingsgeld worden betaald door de deelnemende clubs, maar in ruil moesten ze wel allemaal een (kunst)voorwerp meebrengen dat kon dienen als trofee. Het bestuur van FC Brugeois vond dat echter te riskant en stelde voor om inderdaad de organisatie op zich te nemen maar de gemaakte winsten of verliezen zouden voor de bond zijn. De bond ging akkoord en het atletiekconcours werd op 29 september georganiseerd. Op het programma stonden de 1600, de 400 en de 100 meter, de 110 meter horden, hoog -, ver – en polsstokspringen. Er werd ook een 100-meterspurt, enkel voor de leden van FC Brugeois toegankelijk, georganiseerd.  De organisatie vergde nogal wat inspanningen: verschillende bestuursleden moesten aan de slag om horden en polsstokken te maken. Het terrein werd gerold en de omheining opgeknapt. FC Brugeois kreeg daarbij hulp van de Brugsche Volksturnclub, vooral bij de aanleg van een springbaan voor verspringen. Om publiciteit te maken voor de meeting werden 30 affiches gedrukt, het ingangsgeld werd op 1 frank vastgelegd. De club schafte een kunststuk aan ter waarde van 20 frank om te schenken als trofee en naast de andere deelnemende clubs waren er ook (ere)leden van Club die een aantal prijzen schonken. De atletiekmeeting werd een groot succes, Club kreeg felicitaties van de deelnemende clubs voor de vlekkeloze organisatie, ook van specifieke atletiekverenigingen als AA La Gantoise. Die laatste was samen met A&RC Brussel de grote slokop wat betreft trofeeën en ereplaatsen. De 100 meter voor FCB leden werd gewonnen door Edouard ‘Eddy’ Le Bret.[82]

 

Het atletiekfeest viel ten volle in de voorbereiding van het nieuwe voetbalseizoen. Club nam weer deel aan de competitie, die deze keer werd ingedeeld in twee reeksen. FC Brugeois had na het afgelopen seizoen de vraag aan de voetbalbond gesteld om de eerste divisie op te delen in drie regio’s en dan via een halve en finale te komen tot een winnaar. Het nut van deze opsplitsing was uiteraard de beperking van de reiskosten. De UBSSA dreef het echter niet zo ver en verkoos om de competitie op te delen in 2 reeksen. De Antwerpse en Vlaamse clubs kwamen samen met een twee Brusselse ploegen uit in reeks A. De overige drie clubs uit de hoofdstad zaten in een reeks met de twee Luikse verenigingen. De twee eerste ploegen van elke reeks zouden dan een eindronde spelen tegen elkaar in een poule. De twee eersten van die poule zouden dan de finale spelen op een neutraal terrein. Op deze manier werd toch min of meer tegemoet gekomen aan de verzuchtingen van de Brugse ploegen, die voortaan drie keer minder naar Brussel moesten en vooral gespaard bleven van de lange en dure treinreizen naar het Luikse. Dit was zowel voor de club als voor de spelers een goede zaak, zij zouden voortaan ook een deel van de reiskosten terugbetaald krijgen. De voorbereidingen werden getroffen voor het nieuwe seizoen: op 8 september begonnen reeds de eerste trainingen en nieuwe doelen en ballen werden aangekocht. Voortaan zouden er ook telkens twee ballen gebruikt worden op training. Maar op het spelersvlak waren de vooruitzichten niet goed: 11 spelers werden niet langer bij de bond aangesloten en vervangen door 10 nieuwe spelers. Tot overmaat van ramp bleek Carlos Strubbe, een getalenteerde jonge speler die zowel van Club als van Cercle lid was, bij het begin van het seizoen voor Cercle te kiezen. Voor de eerste wedstrijd van het seizoen, op 27 oktober 1901 moest FC Brugeois op bezoek bij Beerschot maar moest forfait geven: er waren ’s morgens immers niet genoeg spelers opgedaagd. Carlos Strubbe had zijn ex-ploegmaats overtuigd om niet naar Antwerpen af te zakken. Het koste FCB niet alleen de 2 punten maar ook nog de verplaatsingskosten van een paar spelers van Beerschot die buiten Antwerpen woonden. Door deze smerige streek werd Strubbe uit de Club gestoten, hij liet een schuld van 22,60 frank achter.[83]

 

FC Brugeois speelde uiteindelijk zijn eerste match thuis tegen Antwerp FC op 3 november en verloor die met 0-2. De 10de november moesten ze gaan spelen op Skill Club de Bruxelles, er werd met 4-2 verloren. De week erop, op 17 november, kwam Racing Club Brussel in Brugge met 1-3 winnen. Op 24 november stond de Brugse derby op het programma, Club moest weer heel wat spelers missen en moest zelfs de amper twee maanden aangesloten Hector Goetinck oproepen. Het gebrek aan ervaring bij Brugeois liet zijn sporen na. Club verloor de match met een pijnlijke 3-1. Op 1 december kwamen de rijkelui van Beerschot op bezoek en haalden het van FCB met dezelfde score als hun stadsgenoten een maand eerder. De week erop moest FCB bij Antwerp op bezoek, toen ze daar aankwamen bleek het veld onbespeelbaar. De wedstrijd werd uitgesteld. Het weekje rust had de spelers van FCB blijkbaar goed gedaan want toen Skill Club op bezoek kwam op 15 december boekte Brugeois zijn eerste en enige overwinning: 2-0. Op 29 december speelde FC Brugeois een oefenmatch op Racing Club Gantois, die wedstrijd werd gewonnen. Op 12 januari stond de thuismatch tegen Cercle op het programma, maar bij aanvang van de wedstrijd bleek dat er geen officiële scheidsrechter was komen opdagen. Volgens het reglement mocht de bezoekende ploeg dan de scheidsrechter kiezen omdat de thuisploeg al bevoordeeld was met het thuisvoordeel. Cercle koos een van hun leden: Herreboudt, die in een ver verleden ook nog lid van FC Brugeois was geweest. De sfeer was uitermate gespannen, de Clubaanhangers waren gefrustreerd omdat het jongere Cercle boven hen gerangschikt stond. Het werd alleen maar erger toen Cercle de score opende. Toen Club even later een vrije trap werd ontzegd, liep de voormalige kapitein van Club, Carlos Van Wassenhove, op het veld en spoorde hij de spelers aan om het veld te verlaten, wat hij gedaan kreeg. De potjes kookten over en Clubspeler Guilini begon te vechten met Verbruggen van Cercle: het startschot voor een knokpartij in regel waarin zowel spelers als toeschouwers zich moeiden. De wedstrijd moest opnieuw gespeeld worden en werd op 16 februari gepland. Op die dag zou de match ook niet doorgaan vanwege het slechte weer en er werd nogmaals een andere datum gezocht: 23 maart.[84]

 

Op 19 januari werd er tegen Léopold FC Ostendais gespeeld en op 26 januari werd de terugwedstrijd tegen Racing Club Gantois afgewerkt. Op 2 maart moest FCB naar Antwerp om de inhaalmatch te spelen. De wedstrijd stond geprogrammeerd op 8 december en de  Bruggelingen waren naar Antwerpen afgezakt om daar te constateren dat het veld onbespeelbaar was. Antwerp had Club dus een onnodige verplaatsing kunnen besparen als zij dit de avond ervoor hadden gemeld. Club was daar boos over en eiste dat Antwerp die verplaatsingskosten zou terugbetalen. Aangezien dat nog niet gebeurd was op 2 maart besliste Club gewoon om niet naar Antwerpen af te zakken. Op 16 maart oefende Club nog eens in het vooruitzicht van de thuismatch tegen Cercle, de tegenstander van die oefenmatch was FC Courtraisien in Kortrijk. De voorbereidingen voor de clash tegen Cercle werden volop getroffen: er moesten 3 ballen op het veld aanwezig zijn, voor de veiligheid stonden 4 gendarmes en de veldwachter van Sint-Andries in. Het veld werd in orde gebracht en extra affiches werden gedrukt. De match werd aangekondigd in de kranten van verschillende signatuur: La Patrie, Burgerwelzijn, Journal de Bruges, Le Réveilen het Berichtenblad. De spelers werden aangespoord om serieuzer te trainen, naar het oordeel van het bestuur werd te veel geklooid op training. De oorzaak daarvan was de afwezigheid van de oefenmeester en de kapiteins. Daarom werden er vicekapitein aangesteld en werd de oefenmeester aangespoord om stipter aanwezig te zijn  op de training. De match tegen Cercle werd de zoveelste ontgoocheling voor Brugeois dat seizoen: er werd voor verloren met 0-1. Het enige waar FCB zich aan kon troosten was de vette recette die dag werd geboekt. Het was meteen ook de laatste match voor het Belgisch kampioenschap, want ook de verplaatsing naar Racing Club Brussel op 4 mei werd niet meer gemaakt wegens totaal overbodig want die club had zichzelf de week ervoor kampioen gekroond door Léopold Club te verslaan met 3-4 na verlengingen.[85]

 

De tweede ploeg van Brugeois had wel beter gespeeld dan de eerste en had het kampioenschap van Vlaanderen in tweede divisie gewonnen. Daarom mocht de ploeg meedoen aan de nationale eindronde. Daarin eindigden ze derde in de provinciale eindronde na Antwerp Lyon’s Club en Stade Wallon, die mochten aantreden in de halve finales tegen de eerste twee uit de Brusselse competitie die als enige de naam competitie waard was.[86]

 

Na het kampioenschap ging de meeste aandacht van het bestuur uit naar de organisatie van de paasmatchen. Op paasmaandag werd er weer tegen Camebridge gespeeld. FCB had graag nog een match op zondag geregeld en onderhandelde voor die datum met Paris Star FC en Standard AC de Paris. Maar de eerste ploeg vroeg te veel geld als garantie en de laatste was niet vrij op die datum. De gebruikelijke maatregelen werden weer getroffen om de Engelsen om een goeie ontvangst te geven.[87]

 

Op sportief vlak was 1901-1902 maar een mager seizoen voor de blauwe en dat had zijn redenen. Zoals reeds eerder gezegd waren veel spelers van FCB gestopt, een aantal was naar het buitenland vetrokken en Cercle deed ferme inspanningen om spelers van Club af te snoepen: in het begin van het seizoen was Carlos Strubbe overgestapt en het volgende seizoen zou de jonge Jean Lucker naar de vijand overgaan. Het gevolg was dat naast heel veel jonge spelers, op een aantal gelegenheden de voetballisten van het eerste uur, zoals Emile Van Haerdenbergh en William Greenhill, nog eens mochten opdraven, mannen die vaak niet te veel getraind hadden en wiens conditie niet al te best was. Het probleem was ook vaak dat deze mensen alles behalve op elkaar ingespeeld waren omdat de samenstellers van het team telkens moesten sleutelen aan de opstelling. Op lange termijn was het wel goed dat jonge spelers als de Cambiers, Reuse, Paternoster en Guilini zo vroeg voor de leeuwen werden geworpen, zij zouden de komende jaren de vruchten plukken van de nederlagen die ze leden. Het moet ook worden opgemerkt dat in tegenstelling tot het vorige seizoen, Club geen enkele pandoering kreeg: nooit werd er verloren met meer dan 2 doelpunten verschil. Het is een indicatie voor de mentaliteit die in de jonge groep aanwezig was. De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat FCB door omstandigheden geen uitwedstrijden tegen de topdrie had gespeeld.[88]

 

Op bestuurlijk vlak was de stabiliteit enigszins teruggekeerd. Bij het begin van het seizoen werd een nieuw bestuur verkozen maar de sleutelposities bleven in dezelfde handen. Er werd wel een nieuwe materiaalmeester verkozen: Fritz Biltiaux. Enkel de functie van secretaris bleef een moeilijk in te vullen positie: eind oktober 1901 diende Guy Geunens zijn ontslag in als secretaris. De reden voor zijn ontslag werd niet vermeld, maar men kan het wel raden. Een paar maanden eerder was de Geunens namelijk in het huwelijksbootje gestapt. Een pas getrouwde man heeft natuurlijk interessantere zaken om zich mee bezig te houden dan het overschrijven van notulen en het verzorgen van correspondentie voor een voetbalclub. Een tweede hypothese is dat hij wel heel snel tot het statuut van pantoffelheld was gedegradeerd en voortaan braaf thuis moest blijven van zijn vrouw. Zijn functie werd overgenomen door Leon Callewaert, die ooit nog voor het oude FC Brugeois deze functie had uitgeoefend. Omdat de functie van secretaris te tijdrovend werd, installeerde het bestuur een adjunct secretaris, deze functie werd aan Fernand Hanssens gegeven, die in een later stadium ook nog algemeen secretaris zou worden.

 

Op 13 november 1901 was Club 10 jaar geworden en dat feit lieten ze bij FC Brugeois niet ongemerkt voorbijgaan, er werd op 24 november een souper geörganiseerd om de 10de verjaardag te vieren. Oorspronkelijk was het souper op 17 november gepland geweest maar door de troubelen op bestuurlijk vlak moesten ze het een weekje uitstellen. Het menu werd opgesteld in het Brugs Dialect, gedrukt en zo naar de leden gestuurd. Het werd eveneens op een bord geschilderd en uitgehangen in het lokaal waar het feest plaatsvond. Dat bord is bewaard gebleven en staat nu ten toon gesteld in de perszaal van Club Brugge. Het souper kostte 2 frank per persoon en alle deelnemers werden gevraagd om een prijs mee te brengen voor de tombola die erop volgde. De uitnodiging en  spijskaart zoals het naar de leden werd verstuurd:

 

SOUPEI

Voor de smèèrbolgen van de FOET-

BOLL CLUB van BRUGGE

Omdan ze nog en kèr un joâr oekder zin

(24 november 1901)

MENU

Rosbif à la jardinière

Mè petatten d’r bi

_______

Gestoofd’ ôôzen

Mè appeltjes … (ook gestoofd zeû)

(Gusten gô nog un kè un kakstje gon doen!)

Jen kôas moe je zalve meeë brein’en

_______

Krèmtartjes – Frut

En olle soörte van fine koekstjes

Die gald hee’t kan bier krigen

De krotzakken zuppen Z….!

 

Deze uitnodiging toont duidelijk aan dat Club haar volkse afkomst niet verloochend had, wederom werd op dit souper geen wijn geschonken, enkel bier was te krijgen. De gierigaards (krotzakken) konden een zich met een ander geel vocht ‘verwennen’. De opmerking over August Van Neste, is een illustratie voor de kameraadschappelijke sfeer waarin Club in die periode gehuld was.

 

Aan het einde van het seizoen kwam er dan als donderslag bij heldere hemel het ontslag van Albert Seligmann als voorzitter. Hij kon het werk in zijn zaak niet langer combineren met het voorzitterschap. Waarschijnlijk was zijn vader, met wie hij die muziekinstrumentenwinkel uitbaatte, te oud aan het worden. Een andere mogelijkheid is de wet van de rat en het zinkende schip: Club bevond zich aan het einde van zijn voorzitterschap in een levensbedreigende financiële crisis. Of de reden voor zijn ontslag de werkelijke reden was ofwel een flauw excuus, valt moeilijk te achterhalen. Hij werd voorlopig vervangen als voorzitter door de erevoorzitter M. Soleil. De dagelijkse leiding zou echter bijna volledig in handen van Achille Grant Dalton komen te liggen. Ook Biltiau en Léon Callewaert namen ontslag uit het bestuur en Geunens stapte zelfs uit de Club. Alledrie deden ze dat na een conflict met Grant Dalton. De functie van secretaris zou worden opgenomen door Oscar Ledène, die de functie lange tijd en met veel verdienste zou uitoefenen.[89]

 

 

Hoofdstuk 6: Het schijnvoorzitterschap Soleil, periode van overgang (30 april 1902- 2 juni 1903)

 

Fusie met Vlaamsche FC

 

Op het einde van het seizoen 1901-1902 verkeerde FC Brugeois in een financiële, sportieve en institutionele crisis: de voorzitter stapte op en met hem een deel van het bestuur. Het voorzitterschap was door de erevoorzitter, M. Soleil overgenomen, maar die had niet de tijd om zich intensief met de Club bezig te houden. Het was in feite ondervoorzitter Grant Dalton die de schouw al die tijd zou recht houden. Daarnaast had FCB amper een ploeg die de eerste klasse waard was en bovendien had Club een financiële put van 650 frank. Club was op sterven na dood en de toekomst zag er eigenlijk uitzichtloos uit. De situatie van Vlaamsche FC, een Brugse club die een paar jaar na Brugsche FC was opgericht, was eigenlijk nog erger: het had een deel van zijn leden aan Cercle had verloren en de spelers van het eerste uur begonnen er de brui aan te geven. Het was Vlaamsche FC die bij Club kwam aankloppen om tot een fusie te komen. Eigenlijk was het eerder een opslorping.

 

In de zomer van 1902 werd er tussen beide partijen onderhandeld: FC Brugeois was vertegenwoordigd door Grant Dalton en Oscar Ledène, die trouwens het gesprek notuleerde, Vlaamsche FC door de gebroeders René en Arthur Aertssen. Die twee stelden als voorwaarden van Vlaamsche FC, dat alle affiches ook in het Nederlands zouden worden opgesteld, dat de leden van Vlaamsche geen toegangsgeld moesten betalen bij hun intrede in de Club en dat ze een vertegenwoordiger zouden krijgen in het bestuur. Aangezien zij vragende partij waren en dus in een slechte onderhandelingspositie, kregen ze niet hun volle zin. Vooral de kwestie van de Vlaamstalige affiches waren een heikel punt voor Grant Dalton, hij argumenteerde dat de taalkwestie en sport niets met elkaar te maken hadden. Een argument dat nogal een groot ‘pour les Flamands la mème chose’ gehalte lijkt te hebben. Misschien wou hij FC Brugeois behoeden voor een verdere proletarisering van zijn supporterschare. Club genoot in die periode geen al te beste reputatie, omwille van haar supporters die zich vaak niet al te sportief uitlieten en het gebeurde meermalen dat er vechtpartijen waren. Misschien was hij bang dat Nederlandstalige affiches nog meer en nog lager volk zou trekken en zo misschien de sportliefhebber met meer standing van het Rattenplein zou weghouden. Er werd tot een compromis gekomen: de affiches voor scholierenmatchen en matchen in derde divisie zouden voortaan ook in het Nederlands worden gedrukt. Die matchen trokken toch weinig volk en genoten niet de aandacht van de media, die het onsportieve gedrag van de FCB supporters vaak breed uitsmeerden en zo de reputatie van de vereniging mee door het slijk haalden.

 

Over het ingangsgeld werd er snel overeen gekomen: FC Brugeois stemde ermee in dat de leden van Vlaamsche FC kosteloos zouden lid worden van FC Brugeois, enkel nieuwe leden zouden moeten lidgeld betalen. Over de vertegenwoordiger in het bestuur, kwam men ook tot een compromis: aangezien er reeds algemene vergadering was gehouden en dus het bestuur reeds was samengesteld, kon de vertegenwoordiger niet als volwaardig bestuurslid worden aanvaard. Hij mocht wel de vergaderingen van het centraal comité bijwonen en mee discussiëren maar hij kreeg geen stemrecht in de commissie. Het compromis werd aanvaard door de vertegenwoordigers van Vlaamsche FC en die gaven de lijst op van leden die toetraden tot Club: de gebroeders Aertssen, Sabbe, Loncke, Vanderbeke en De Veen. Vooral die laatste zou een belangrijke aanwinst zijn voor FC Brugeois. [90]

 

Grant Dalton sleept FC Brugeois door de crisis

 

Het grootste probleem was de financiële crisis waarin FCB verkeerde. De 650 frank schulden moesten zo snel mogelijk worden weggewerkt. Het vernieuwde bestuur begon direct met het vorderen van de schulden die bepaalde leden bij de club hadden, meestal een opeenstapeling van niet betaalde lidgelden. Jean Lucker en Leon Claeys die ontslag wilden nemen, moesten hun achterstallig lidgeld betalen. Vooral die laatste had het blijkbaar erg ver laten komen, Club moest zelfs een afbetalingsplan opstellen, de schulden van Jean Lucker werden door zijn vader betaald. Om te besparen werden voortaan enkel de verplaatsingskosten van de eerste ploeg betaald. Daarnaast moesten de spelers hun aansluiting bij de bond zelf betalen, indien ze niet betaalden werden ze beschouwd als schuldenaars aan de club. De lijst met ereleden bleek ook niet volledig te zijn, die moest ook in orde worden gebracht. Om de verplaatsingen van de scholieren een beetje te helpen dragen,  liet het bestuur weer een conscriptielijst rondgaan bij de ereleden. Er werd dat jaar ook niet deelgenomen aan challenges en toernooien buiten de competitie om.[91]

 

Enkel rond Kerstmis en Pasen werden er door FC Brugeois matchen georganiseerd. In welke mate dat een verliespost of een manier om geld in het laatje te brengen was, is niet duidelijk. De bedragen die zo’n ploegen uit Engeland of Frankrijk vroegen waren vaak vrij hoog: zij moesten ook hun reiskosten betalen. FC Brugeois bood hen meestal de helft van de inkomsten aan, daarnaast werden er vaak extra inspanningen gedaan om die ploegen te ontvangen en de kosten voor supplementaire publiciteit zorgden ervoor dat die matchen vaak een nuloperatie waren. Daartegenover stond wel het feit dat men voor zo’n matchen meer volk trok en dat er hogere ingangsprijzen konden worden gevraagd. Ook de leden moesten minstens de helft van de ingangsprijs betalen. Mettertijd zouden deze matchen meer en meer winstgevend worden en kon het bestuur ook tegemoet komen aan de gevraagde gages van de bezoekende clubs, dat betekende dat ze beter konden inschatten wat hun winst zou zijn. Een groot deel van de schulden van FC Brugeois in die periode was een som geld dat FCB nog tegoed had van de UBSSA, zijnde vergoedingen voor de verplaatsingskosten van de Brugse spelers van de voorbije seizoenen. Deze werden in de loop van het seizoen weggewerkt.[92]

 

Een nieuwe inkomstenpost die men bij Brugeois had ontdekt was de verkoop van oude of gebruikte ballen. Sportwinkels waren in die periode maar dun gezaaid, in België waren er enkel in Brussel een tweetal huizen waar men de botsende kleinoden kon aanschaffen en zoals reeds gezegd kocht FC Brugeois ook soms de nodige ballen aan bij zaken in Londen of Liverpool. Dus voor de lokale sportliefhebber was het aankopen van een voetbal onmogelijk tenzij men ze afkocht van een voetbalploeg. In het begin was deze verkoop maar juist voldoende om de kosten van de nieuw aangekochte ballen te dekken, maar in de loop der jaren zou het een winstgevend handeltje worden. De stijgende verkoop van ballen duidde op een stijgende populariteit van de voetbalsport.[93]

 

Men bleef ook niet bespaard van nieuwe uitgaven: er moesten nieuwe ballen worden aangekocht en een paar nieuwe keeperhandschoenen. Het bestuur hield ondanks de financiële penibele situatie een aantal tradities in ere: zo werd er zoals ieder jaar een prijs ter waarde van 10 frank geschonken aan de snijbloemenwedstrijd, door Brugge Voorwaards georganiseerd. Het jaarlijkse verjaardagsouper van de Club werd in stand gehouden, dit vond zoals de jaren ervoor plaats in hotel Mon Bijou, dit keer wel op 13 december in plaats van begin november.[94]

 

De inbreng van de spelers van Vlaamsche FC was wel noodzakelijk. De eerste keer dat er werd gespeeld, bestond de helft van het team uit spelers van Vlaamsche FC, dat was in de zomer tegen een elftal van Engelse inwoners van Knokke. Uiteindelijk slaagde men er wel weer in om in drie divisies en in de scholierenreeks te spelen, al waren er wel overlappingen tussen de verschillende elftallen, later zou de bond deze praktijk verbieden. Op 10 oktober speelde Club zijn eerste wedstrijd van het seizoen: thuis tegen Cercle. Club verloor de wedstrijd met 0-2. De week erop kwam Beerschot AC op bezoek, beide partijen maakten er een spektakelstuk van met zeven doelpunten waarvan er vijf door de Sinjoren waren gescoord. Op 26 oktober moest Club op bezoek bij Léopold Club, waar de onervaren ploeg een droge 4-0 om de oren kreeg. Een week later moest FCB naar Antwerpen, waar ze met 10 man wonnen van Antwerp FC, de uitslag was 1-2. Opmerkelijk is dat alle drie de doelpunten uit een penalty voort kwamen. Na een weekend rust stond er weer een derby op het programma, Club verloor op het veld van Cercle met 3-2. De volgende zondag moest Club weer naar Antwerpen maar nu naar het Kiel, Club kon zijn stunt van tegen Antwerp niet herhalen en verloor er met het kleinste verschil: 1-0.

 

Op 30 november kwam Léopold Club de Bruxelles op bezoek, FCB verloor met 1-2. De Clubsupporters lieten zich weer eens van hun sympathiekste kant zien en scholden de scheidsrechter de huid vol. Na de wedstrijd was het nog niet afgelopen, de scheidsrechter werd in het lokaal tegenover het veld aangevallen door iemand die niet akkoord was met enkele beslissingen van de scheidsrechter maar dat blijkbaar niet zo goed kon verwoorden. De spelers van Léopold Club snelden de scheidsrechter, die zich nochtans kranig verweerde, te hulp. De woede van de Clubsupporters keerde zich tegen de Brusselse bourgeois, wiens terugtocht naar hun hotel allesbehalve gemakkelijk verliep, de inspanningen van de bestuursleden van Club die hen begeleidden ten spijt. Het werd meteen de laatste thuismatch van Club van het seizoen want Antwerp gaf forfait voor de match van 15 februari. Daardoor had FC Brugeois de handen vrij om zich bezig te houden met de organisatie van vriendschappelijke wedstrijden.[95]

 

Voor de eerste keer organiseerde Club ook met Kerstmis een internationale match. Op zondag 28 december 1902 ontving Club Achilles FC, een jonge amateurclub die aan een opmars bezig was. Wederom maakte het bestuur er een feestelijke aangelegenheid van: bij aankomst werden de Nederlanders vergast op krentenbrood, de match werd opgeluisterd met een fanfareconcert en na de wedstrijd werd er een diner georganiseerd voor beide teams. Club verloor evenwel de wedstrijd maar dat kon de pret niet drukken, ook na de wedstrijd werd er een deftig feestje gebouwd. De goede ontvangst dat de Nederlanders kregen zou de basis leggen voor de goede relatie dat Club lange tijd zou onderhouden met verschillende Nederlandse clubs. Op 22 februari kreeg Club bezoek van de Nederlandse club Wilhelmina, een voetbalclub uit Enschede. Die club deed een tournee in België en werd door Achilles aangeraden om ook FC Brugeois met een bezoekje te vereren. Omdat dit op het laatste moment beslist was en omdat Wilhelmina reeds een match geregeld had op zondag, werd - uitzonderlijk voor een internationale match - op zondagvoormiddag gespeeld. In de periode van Pasen werden zowaar drie matchen georganiseerd. Op palmzondag won Club tegen Camebridge University met 4-2, op Pasen werd Wood Green FC, een kleine club uit Londen, met 2-0 over de knie gelegd en op Paasmaandag werd er tegen Maidstone FC gespeeld, Club verloor die match met 2-4. Maidstone was een sterke ploeg, de dag voor de match in Brugge hadden ze nog Léopold Club afgekuist met 4-0 en FC Brugeois was niet volledig. De gebruikelijke verwenmaatregelen zoals een paardentram van de grote markt naar het veld en de drink werden weer van stal gehaald. Er werden zoals gewoonlijk extra affiches gedrukt en aankondigingen in de verschillende kranten gedaan.[96]

 

Naast de wedstrijden van het eerste elftal, keek het bestuur ook met veel aandacht naar de matchen van de scholieren. Die waren in goeden doen: ze waren namelijk in Vlaanderen kampioen geworden en mochten dus de eindronde spelen. Daarin deden ze het erg goed. In de halve finales schakelden ze de scholieren van Beerschot uit en mochten dus de finale spelen. Club probeerde ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk supporters mee zouden reizen naar Gent om de scholieren aan te moedigen. Men stuurde een brief naar de leden om op te roepen hen te steunen. De leden konden zich inschrijven op een lijst en de reis aan de penningmeester betalen. Zo kwam men aan een groep van meer als twintig mensen en werd de verplaatsing voor de scholieren en de clubkas de helft goedkoper. De finale werd op 26 april gespeeld tussen Union Saint-Gilloise en FC Brugeois, niet toevallig de twee ploegen die de komende jaren samen met Racing Club de Bruxelles en Daring de eerste divisie zouden beheersen. Wat ook tekenend was, het oog op de nageschiedenis houdend, was dat FC Brugeois in die finale de duimen moest leggen tegen Union. Een aantal scholieren werd het volgende seizoen effectief.[97]

 

In februari 1903 kwamen van de bond nieuwe reglementen uit over de afmetingen van het voetbalveld. Het veld van FC Brugeois bleek veel te groot te zijn en moest worden ingeperkt tot de maten van 105 meter lang en 55 meter breed. Gezien het feit dat het terrein van Club zo groot was opteerde men ervoor om het hoofdveld zo te leggen dat de tribune achter één van de doelen stond en niet meer aan de lange zijde. Het voordeel van deze opstelling was dat men dan aan weerszijden van het hoofdveld oefenvelden kon aanleggen om op training te gebruiken en om bijvoorbeeld op zondagmorgen zowel scholieren als de tweede en derde ploeg tegelijk te laten spelen. In juli werd er door de UBSSA beslist dat voortaan de thuisploeg in het wit moest spelen, om de zichtbaarheid van de spelers te vergroten.[98]

 

Naast de aanpassingen aan het terrein waren er enkele nieuwigheden in de organisatie van Club. Er werd een sportieve commissie geïnstalleerd om de ploegsamenstelling uit te maken: bestaande uit de kapitein van de samen te stellen ploeg met drie leden van het centraal comité zijnde: Hoste, Guilini en Georges Le Bret. Op bestuurlijk vlak was het ondanks de crisis een rustig seizoen, enkel Camille Van Wassenhove, die geen enkele vergadering bijwoonde, werd uit het bestuur gezet. Hij werd vervangen door Louis Van Belle, de schoonbroer van Charles Cambier. Die laatste had zich al een aantal keer in de kijker gewerkt omdat hij altijd één van de eersten was om de handen uit de mouwen te steken als er iets moest worden gemaakt op het terrein. Hij werd op de algemene vergaderingen van 3 mei 1903 unaniem aanvaard als bestuurslid. Meteen nam hij de functie van adjunctpenningmeester aan. Hij bracht ook aan dat het terrein opnieuw genivelleerd moest worden.  Het was ook hij die Alphons De Meulemeester voorstelde als voorzitter. De Meulemeester werd op de algemene vergadering van 4 juni door de leden unaniem aanvaard als voorzitter, zijn voorzitterschap zou het begin inluiden van één van de eerste bloeiperiodes van Club Brugge.[99]

 

 

Hoofdstuk 7: onder Demeulemeester klimt Club naar de top van België (1903-1905)

 

Inwerken in de schaduw

 

Alphons De Meulemeester was, zoals hierboven beschreven, op voordragen van Louis Van Belle, voorzitter geworden. Dat hij zo snel werd aanvaard als voorzitter was onder meer te danken aan zijn voorgeschiedenis: hij was één van de vroegste leden van FC Brugeois geweest, hij werd lid op 15 december 1894, hij maakte ook een aantal keren deel uit van de eerste ploeg. Daarna vertoefde hij een tijdje in Gent, waar hij een poging deed om een omnium sportvereniging op te richten en daarna woonde hij een tijd in Brussel waar hij deel uitmaakte van Léopold Club. Dat hij aansluiting vond bij die laatste club, met voorsprong de meest élitaire Brusselse club uit die periode, is een indicatie voor zijn sociale positie. Hij was namelijk de zoon van Léon Demeulemeester, mede-eigenaar van brouwerij L’ Aigle d’ Or. In de periode dat Alphonse Demeulemeester buiten Brugge resideerde, studeerde hij naar alle waarschijnlijkheid in Gent en werkte hij een tijd in Brussel om dan terug naar Brugge te keren om een functie op te nemen in de brouwerij van zijn vader. We leiden dat af uit het feit dat hij voor het leeuwendeel van zijn correspondentie het briefpapier van het bedrijf gebruikte. In zijn periode buiten Brugge was De Meulemeester, zoals gezegd, lid van verschillende andere sportclubs. In die periode ontdekte hij het tennis, wat al snel zijn voorkeur genoot. Hij zou dan ook één van de grote promotoren van de tennissport binnen FCB worden.[100]

 

Aanvankelijk leek er niet veel verschil te zijn tussen het voorzitterschap van De Meulemeester en dat van Soleil. Afgezien van een vergadering in juni 1903, toen hij gehuldigd werd als voorzitter en hij een speech gaf, woonde meneer De Meulemeester amper de vergaderingen bij. Net zoals het jaar voordien nam Achille Grant Dalton de dagelijkse leiding op zich. In tegenstelling tot de andere nieuwkomer, Louis Van Belle, hield hij zich aanvankelijk op de achtergrond en gaf zijn ogen goed de kost. Waarschijnlijk wou hij Grant Dalton niet bruuskeren en leren van zijn knowhow. Op den duur zou De Meulemeester een prominentere rol opnemen en werkelijk de club gaan voorzitten.

 

Het atletiekseizoen van 1903 verliep zoals elk jaar: een aantal leden trainde regelmatig en nam deel aan wedstrijden en toernooien georganiseerd door clubs als AA La Gantoise en A&RC Brussel. Op 23 augustus werden naar jaarlijkse gewoonte de Clubkampioenschappen gehouden. Op 30 augustus werden een aantal leden als Aertssen en Ledène naar de provinciale kampioenschappen atletiek afgevaardigd. Er werd ook een voorstel gelanceerd om een tennisveld aan te leggen, dat zou in de loop van het jaar gebeuren. De meeste aandacht ging echter uit naar het voorbereiden van het komende voetbalseizoen. FC Brugeois besliste om dat seizoen enkel in eerste -, derde – en scholierendivisie te spelen. Deze beslissing was gefundeerd op de ervaring van het jaar voordien toen de tweede ploeg vooral een samenraapsel was van spelers van verschillend niveau. Om niet langer steeds dezelfde spelers te belasten, werd de tweede ploeg dus afgeschaft en de spelers ingedeeld bij de derde ploeg. Er kwamen ook nieuwe richtlijnen van de Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques in verband met de leeftijd van de scholieren. Deze werd van 15 naar 17 jaar opgetrokken.[101]

 

Op financieel vlak werden er nieuwe inkomsten gevonden: men ging het veld op maandag en dinsdag open stellen voor schaap - en koeherders die dan tegen betaling van zestig centimes per dier per dag, hun dier konden laten grazen op het terrein. Over een heel jaar gezien zou dit een grote inkomenspost voor de Club zijn. Tijdens de zomer zou een deel van het terrein ook constant worden verhuurd als weide. Lidgelden werden voor het eerst via de post geïnd, het bestuur nam zoals steeds het voorwendsel om wanbetalers van het veld te weren. Het begin van het seizoen betekende ook nieuwe kosten: 6 nieuwe ballen werden aangekocht bij Frank Sugg in Liverpool, drie ballen zonder blaas tegen 6 frank het stuk en drie ballen met blaas tegen 8 frank. Ook moesten witte truitjes worden aangemaakt, omdat de bond beslist had dat de thuisploeg voortaan in het wit moest spelen. De kostprijs voor de 15 witte shirts bedroeg 1,60 fr. per stuk. In november kwam het bestuur op het idee om kleine ballen aan te kopen voor kinderen en om de kleine broers van de spelers uit te nodigen om te komen voetballen op een speciaal afgebakend veld. Het was het begin van een jeugdwerking, die later zijn vruchten zou afwerpen. De kleine ballen werden ook aangekocht bij Frank Sugg, samen met een zestal zakken om de matchballen in te bewaren. De financiën van FCB stonden er in het seizoen 1903-1904 goed voor, de nieuwe inkomsten die gevonden waren deden de balans duidelijker naar de positieve cijfers overhellen.[102]

 

De competitie begon voor Club op 11 oktober met een verplaatsing naar Union Saint-Gilloise. In de aanloop van deze match werd er een oefenmatch gespeeld tegen Racing Club Gantois op 20 september. Het was meteen de enige oefenmatch die gespeeld werd en dat reflecteerde zich ook in de slechte seizoensstart: Club verloor in Brussel met 4-2. De week erop stond de Brugse derby op het menu. De organisatorische voorbereiding voor de match tegen Cercle liep niet van zo’n leien dakje: de rijkswachters die normaal de ordehandhaving op zich namen, waren nu niet beschikbaar. Er waren immers op dezelfde dag verkiezingen. Juist daardoor werd er door de bestuurders een gespannen atmosfeer verwacht, niet onlogisch gezien de verschillende politieke achtergronden die aan de basis lagen van de grote rivaliteit tussen beide verenigingen. Bij vorige derby’s was het al vaker tot opstootjes gekomen omwille van politieke uitlatingen. Wonder boven wonder viel er geen enkel incident te melden, ook al verloor Club de match met 1-2. Op 25 oktober moest Club bij Beerschot AC op bezoek, een goeie gelegenheid om de slechte start uit te wissen, Club won de spectaculaire wedstrijd met 3-4. Ook de week erna moest FCB naar Antwerpen afreizen, deze keer om de rood-witten van Antwerp partij te geven, wat resulteerde in een 1-3 overwinning. [103]

 

FC Brugeois was gelanceerd en haalde de volgende zondagen zwaar uit: op 8 november werd er met 7-0 gewonnen van Athletic and Running en op 15 november vierde Club zijn twaalfde verjaardag met een 3-6 overwinning op het veld van Olympia Club Bruxelles. Na die Brusselse voorgerechtjes kreeg FCB op 29 november het hoofdgerecht op zijn bord: Union Saint-Gilloise. Het bestuur verwachtte een gespannen wedstrijd en nam maatregelen om ervoor te zorgen dat het veld piekfijn in orde was en eventuele klachten bij de bond te vermijden. Er werden ook vier rijkswachters in plaats van de gebruikelijke twee opgetrommeld. Union bleek, in tegenstelling tot hun stadsgenoten, alles behalve een hapklare brok: op een slecht bespeelbaar veld stond het aan de rust 2-2. Na de rust begon Club onder impuls van Charles Cambier, te overhaast, aan te vallen. Club beet zijn tanden stuk op de Brusselse defensie en Union maakte van de ontstane ruimte naar hartelust gebruik. Ze splitsten de Bruggelingen een pijnlijke 2-6 nederlaag in de maag.[104]

 

Na het débacle tegen Union moest FCB twee weken niet spelen: door de slechte staat van het terrein moest de match van 13 december tegen Beerschot worden uitgesteld. De week erop waren de problemen blijkbaar van de baan en werd er tegen Antwerp gewonnen met 5-2. Het was meteen de laatste thuiswedstrijd van FC Brugeois wat de competitie betrof, want Olympia Club Brussel gaf forfait voor de match van 17 januari en Beerschot deed hetzelfde voor de uitgestelde match die op 31 januari geplaatst was. Tussenin werd de derby tegen Cercle gespeeld op 24 januari. Tijdens die wedstrijd bleef Club niet van de pech gespaard: Club werd maar liefst 3 doelpunten afgekeurd waarvan zeker 1 onterecht. Cercle kwam daarna tegen de gang van het spel in op voorsprong, het startschot voor een potje éénrichtingsvoetbal. Club zette Cercle constant onder druk maar had toch een penalty nodig om de bordjes gelijk te zetten. Door dit gelijkspel moest FC Brugeois op 7 februari op het veld van A&RC Brussel winnen om Cercle te vergezellen op de tweede plaats die recht gaf op deelname aan de eindronde. Club won op overtuigende wijze de wedstrijd, uitslag 1-6.

 

Omdat de twee Brugse ploegen dus samen op de tweede plaats waren geëindigd waren, moest een testwedstrijd op neutraal terrein uitmaken wie mocht meedingen naar de oppergaai. Deze wedstrijd werd op 14 februari gespeeld op het veld van Léopold Club Brussel. Het bestuur organiseerde een grootse uitstap, 30 groepscoupons voor 20 reizigers werden aangekocht om de leden en andere supporters de mogelijkheid te geven de verplaatsing mee te maken. De massa volk die FC Brugeois op de been bracht speelde wel degelijk een rol: een half uur voor tijd stond Club Cercle 1-2 in het krijt. Op het moment dat de Clubspelers de moed leken op te geven, werden ze door hun supporters weer vooruit geschreeuwd. Onder impuls van Charles Cambier ontplooiden de ‘blauwe’ de ene aanval na de andere. Ze kwamen op gelijke hoogte na een strafschop en op voorsprong na een hoekschop. Op het einde werd het nog 2-4 toen Reuse gebruik maakte van een misverstand in de verdediging van Cercle gebruik om de eindstand vast te leggen.[105]

 

Club dus naar de eindronde, die eerder een teleurstelling zou zijn dan een apotheose. Club kreeg op 21 februari al meteen het gevreesde Union op bezoek, meer dan een financieel succes werd het niet: Union vernederde Club met 1-6. De week erop moesten ze naar Brussel om de aristocraten van Léopold Club partij te geven. Club moest winnen om in de running te blijven voor de eindoverwinning maar bleef steken op een teleurstellende 2-2. Toen Racing Club Brussel op 6 maart zijn trip naar Brugge die schone mocht maken, schakelde het meteen FC Brugeois uit met een 1-3 overwinning. Daarna ging de aandacht van het bestuur al meer uit naar de organisatie van de paaswedstrijden dan naar die eindronde. Club gaf forfait voor de wedstrijd op het veld van Union en bespaarde zich zo een verplaatsing en een bijna zekere vernedering. Twee weken erna deed Léopold Club hetzelfde voor hun match in Brugge en zo bemachtigde Club toch nog een overwinning. Op 17 maart mocht Club nog eens aantreden op het veld van Racing Club, dat de week ervoor zijn wedstrijd tegen Union en de titel verloren had. Een wedstrijd zonder inzet die eindigde op een 1-1 gelijkspel. Zo eindigde de eindronde voor Club toch een beetje positief, Club finishte als derde maar had zich weer moeten neerleggen bij de suprematie van de twee Brusselse grootheden.[106]

 

Naast de competities speelde Club ook weer een aantal internationale matchen. Rond  kerstmis werd er voor het eerst gevoetbald tegen Haagsche Voetbal Vereniging, een ploeg van vrij hoog niveau met nogal wat internationals in zijn rangen. Haagsche VV was via Achilles met FC Brugeois in contact gekomen en die laatsten hadden blijkbaar een goed woordje gedaan bij HVV. Zoals gebruikelijk werden alle registers open getrokken om de Hollanders een verblijf te geven in Brugge waar ze in Nederland een puntje konden aan zuigen. Een paardentram werd ingelegd tussen de Grote Markt en het veld en de spelers van HVV werden vergast op een diner na de wedstrijd. Deze inspanningen kostten FCB duidelijk meer dan ze verwacht hadden. Ze leden maar liefst 45 frank verlies aan de hele operatie. Het verlies kon geen kwaad gezien de vrij gunstige financiële situatie waarin FCB zich bevond. Bovendien werden de internationale wedstrijden niet gezien als een winstgevende post maar eerder als een manier om FC Brugeois in een positief daglicht te brengen. FC Brugeois had omwille van haar publiek geen al te beste reputatie, deze matchen waren de gelegenheid om het blazoen wat op te smukken. Club won de wedstrijd tegen HVV, dat overigens versterkt was met spelers uit andere clubs, met 1-0. In de paasperiode werden er twee matchen gespeeld: op paaszondag speelde FC Brugeois tegen Paris Star FC en op paasmaandag tegen tegen Wood Green FC. Voor deze wedstrijden werd er duchtig reclame gemaakt: 20 affiches in plaats van de gebruikelijke 15. De preciese resultaten die Club boekte zijn niet bekend, FCB won de wedstrijd tegen Paris Star en verloor van Wood Green FC.[107]

 

In de herfst van 1903 kreeg FC Brugeois last met de afwatering van het terrein, het dichtslibben van de grachten werd als oorzaak hiervan aangeduid. Vooral de gracht langsheen de Torhoutsesteenweg kon de toevoer van water niet meer slikken en het was dan  ook vooral aan die kant van het veld dat er het meest water bleef staan. Club schreef naar de Dienst voor Bruggen en Wegen om het probleem aan te kaarten. Waarschijnlijk werden er enkele maatregelen getroffen die voorlopig soelaas brachten, want nadien wordt er niet meer over het probleem gesproken in de vergaderingen. De slechte afwatering kreeg echter geen structurele oplossing want ieder jaar regende het meer klachten over de slechte staat van het veld dan dat er water uit de hemel viel.[108]

 

Zoals hoger gemeld was de financiële positie van Club goed tot uitstekend aan het einde van het seizoen. Naast de nieuwe inkomensposten die gevonden waren, lag een forse stijging in het ledenaantal ook mee aan de basis van het begrotingsoverschot. Aan het eind van het seizoen 1902-1903 telde Club 87 leden, in mei 1904 stond de teller op 136 leden, een stijging van 49 mensen. Daarnaast werd Club ook versterkt met een aantal leerlingen van ‘Pennbrokes High School’, een klein Engels college uit Brugge. De leerlingen werden toegelaten tegen 3 frank per seizoen en mochten deelnemen aan alle activiteiten en trainingen van Club. Op donderdag en zaterdag werd het terrein enkel opengesteld om cricket te beoefenen. Op die manier werden de activiteiten van Club uitgebreid met cricket, een sport die men al eerder had willen invoeren maar de belangstelling bij de Bruggelingen was eerder gering. De gezamenlijke toetreding van de Pennbrokesleerlingen bracht Club 17 extra leden bij. Die werden echter niet bij het gewone ledenaantal gerekend omdat zij aan speciale voorwaarden lid werden. Ondanks de positieve begroting werd er toch gezocht naar een manier om de kosten te reduceren, vooral de drukkers – en verplaatsingskosten moesten naar omlaag. Om die eerste uitgavenpost te verminderen ging men een offerte aanvragen bij alle drukkers van de stad, in plaats van telkens bij dezelfde te gaan. Wat verplaatsingskosten betreft moest men terug vallen op dezelfde mechanismen als voorheen: pogen zoveel mogelijk leden warm te maken om mee de verplaatsing te maken, opdat men aan twintig man zou komen en dus aanspraak zou kunnen maken op een groepstarief.[109]

 

Op het einde van het seizoen werd er beslist om de tribune op het terrein te verplaatsen. Zoals hoger vermeld was twee seizoenen eerder het terrein opnieuw ingericht, waarbij de tribune achter het doel was komen te liggen. Blijkbaar vond men het niet zo’n goede situatie dat de tribune daar lag: achter het doel had je namelijk minder goed overzicht over het veld, voorts zaten, door de ligging van de tribune, de hoge heren te dicht van de ‘‘populaires’’ en was het niet zo veilig om daar plaats te nemen omdat er om de haverklap ballen in de tribune werden gekeild. Dus besliste men om het terrein terug in te richten met één hoofdveld, één trainingsveld en één tennisveld. Er werden ook herstellingswerken gedaan aan de afsluiting en voortaan moest Désiré Pollet, de knecht annex conciërge, regelmatig de afsluiting controleren. Het tennisveld werd aangelegd door Demeulemeester en door Eddy Lebret, die de grootste propagandisten waren van de tennissport binnen Club.[110]

 

Het tennis begon steeds meer adepten te krijgen in Brugge en Club profiteerde daar optimaal van. In 1904 werd er een aparte tennisafdeling met een eigen bestuur opgericht. De leden van die afdeling betaalden een hoger lidgeld dan de effectieve leden van de voetbalafdeling. Naast tennis waren er ook een paar FC Brugeoisleden bezig met atletiek maar deze sport kon niet op dezelfde belangstelling rekenen als het voetbal of zelfs tennis. Nochtans werd reeds enkele jaren in de zomer aan atletiek gedaan en elk jaar opnieuw werden de leden aangespoord om te komen sporten in de zomer om zich door middel van loopoefeningen in conditie te houden. Ondanks deze herhaaldelijke warme oproepen van de bestuursleden, bleef de activiteit van de atletiekafdeling - voor zover zoiets officieel bestond binnen FC Brugeois - op een laag pitje steken. Enkele leden namen op eigen houtje deel aan de wedstrijden die door andere clubs georganiseerd werden, ze ontvingen hier geen enkele ondersteuning van de Club. Daarnaast werden jaarlijks de Clubkampioenschappen atletiek georganiseerd, deze wedstrijd was enkel toegankelijk voor leden. Dit atletiekfeest, zoals het door het bestuur werd genoemd, werd telkenmale georganiseerd in september. Het atletiekfeest van 4 september 1904 had echter af te rekenen met heel weinig belangstelling, in die mate dat men een week voor de wedstrijd een aantal nummers moest opschorten wegens gebrek aan deelnemers. Ook besliste men om de prijzen die aan elk nummer verbonden waren maar achteraf uit te loten, zodanig dat de atleten niet wisten voor welke prijs ze liepen.[111]

 

Club wordt een gevestigde waarde aan de Belgische top

 

Aan het begin van het seizoen 1904-1905 bleek er weer een probleem met het terrein te zijn: een stuk moest opnieuw genivelleerd worden en de omheining rond het terrein moest worden hersteld: er waren te veel gaten in de planken waardoor Club inkomsten verloor omdat veel mensen zo de wedstrijden konden volgen zonder te betalen. In het vooruitzicht van het nieuwe seizoen besloot men dat de communicatie met de spelers en leden beter moest. Het bestuur zou voortaan naar alle leden een kalender sturen met daarop de data van alle matchen. Naar de buitenwereld ging men aankondigingen doen in verschillende kranten: La Patrie, Burgerwelzijn, de Gazette van Brugge en Noord & Zuid. Ook werden er voor het eerst vaste afspraken gemaakt wie welke taken op zich zou nemen bij de wedstrijden: zo zou Van Belle telkens het veld in orde brengen voor de wedstrijden, de affiches ontwerpen en citroenen leveren die tijdens de rust verorberd werden. Aertssen zou dan de affiches bestellen bij de drukker en telkens voor rijkswachters voor de ordehandhaving zorgen. Indien die laatsten niet beschikbaar waren deed men een beroep op de politiecommissaris of de veldwachter van Sint-Andries. De bond besliste bij aanvang van het seizoen 1904-1905 dat elk team voortaan moest vergezeld worden door een ploegafgevaardigde, naast de kapitein die voordien een dergelijke rol speelde. Grant Dalton zou deze taak op zich nemen voor de eerste ploeg, voor de ploeg in derde divisie werd een beurtrol afgesproken, daar zouden afwisselend Van Belle, Aertssen en Ledène deze taak op zich nemen.[112]

 

Het seizoen 1904-1905 betekende een nieuwe mijlpaal in de ontwikkeling van het Belgische voetbal: er werd opnieuw in 1 reeks gespeeld met 11 deelnemende clubs, waarvan vijf uit het Brusselse afkomstig. Voor Club betekende dat weer meer verplaatsingen, wat de kosten weer zou opdrijven. Men besliste uit voorzorg niet deel te nemen aan de Challenge Du Nord in Tourcoing, het eerste elftal zou namelijk al genoeg wedstrijden moeten spelen. Ook voor het toernooi van FC Courtraisien werd niet ingeschreven. Net als het vorig seizoen werd er geen ploeg ingeschreven in tweede divisie, dit ondanks de gestegen ledenaantallen. Club had deze keer geen wedstrijden gespeeld ter voorbereiding van de competitie maar dat bleek geen nadeel te zijn. FCB moest op de openingsspeeldag (02/10/1904) naar Brussel om het plaatselijke Athletic & Running partij te geven. Athletic & Running was van oudsher het zwakste broertje onder de Brusselse clubs en ook dit seizoen zouden ze die status niet van zich kunnen afschudden. Club ging er met de vingers in de neus winnen, uitslag 0-7. Op zondag 9 oktober stond de eerste Brugse derby op het programma: Club ontving thuis zijn grote rivaal en gaf Cercle een pak voor de broek, een mooie 5-0 met alle doelpunten gescoord door Clubs uitstekende midvoor Robert De Veen.[113]

 

De week nadien moest FC Brugeois weer naar Brussel om de aristocraten van Léopold Club te bekampen, een kolfje naar de hand van de Bruggelingen, die de wedstrijd met 3-0 wonnen. Op 23 oktober kreeg Club een uitstekende generale repetitie voor de wedstrijd tegen Union. Daring Club, een ploeg met een degelijke reputatie, was de tegenstander en die werd met relatief gemak opzij gezet: 6-1 was de eindscore. Zoals gezegd kwam Union op 30 oktober op bezoek bij FC Brugeois. Club zat wel in de problemen voor deze wedstrijd: ervaren spelers als Arthur Cambier en Désiré Paternoster hadden dienstplicht en de bestuurders moesten al hun connecties aanspreken om voor die spelers verlof te krijgen voor de belangrijke wedstrijd tegen Union. Uiteindelijk kreeg FC Brugeois toch nog de gewenste ploeg bijeen, zei het niet zonder moeite. Op 30 oktober werd het veld van Brugeois vanaf 14u opengesteld voor het publiek. Om 14u 30 moest de wedstrijd beginnen, maar om twintig voor drie had de scheidsrechter de match nog niet op gang gefloten. Toen de spelers van Club hem daarop aanspraken, antwoordde hij dat het op zijn uurwerk nog geen halfdrie was. De man had met opzet gewacht om de wedstrijd op gang te fluiten omdat bij Union nog één van de belangrijkste spelers ontbrak: Guillaume ‘Lomme’ Van Den Eynde. Toen die enkele minuten later met een automobiel arriveerde, floot de man in het zwart de wedstrijd op gang. Dat de scheidsrechter allesbehalve neutraal was, bleek enkele minuten later nog een keer, toen hij een doelpunt van de thuisploeg onterecht afkeurde. Ook Lomme Van Den Eynde, een balkunstenaar die ook erg ‘vuil’ speelde, mocht ongestraft zijn duivels ontbinden. De houding van de arbiter en het feit dat Club na het afgekeurde doelpunt niet meer door het versterkte middenveld van Union kwam, ontmoedigde de Brugse spelers zodanig dat Union voor de rust tot 0-2 uitliep en na de citroenen werd de score nog verdubbeld. De berusting van de spelers sloeg over naar het publiek zodanig dat zowel de spelers van Union als de scheidsrechter zonder problemen het zo gevreesde Rattenplein konden verlaten. [114]

 

De week na het verlies tegen Union moest FC Brugeois de verre reis naar Luik maken om het plaatselijke FC Liégeois te ontmoeten. Omdat de Brugse keeper, Cremers zijn trein had gemist, moest de topschutter van FCB, Robert De Veen, onder de lat plaats nemen. Ondanks het gemis aan slagkracht voorin kwam FCB toch op voorsprong door een flater van de thuisdoelwachter. Toen een half uur voor tijd Cremers toch kwam opdagen, mocht hij zijn positie terug innemen en werd De Veen, die geen enkel doelpunt had toegestaan, terug in spits geposteerd. Hij bedankte daarvoor door nog een doelpunt aan te tekenen, zei het na wederom een flater van de keeper van FC Liégeois. [115] 

 

Na deze wedstrijd pikte FC Brugeois weer de draad op met overwinningen thuis tegen CS Verviers op 13 november en winst bij Antwerp op 20 november 1904. Na een weekje rust moest FC Brugeois twee dagen vóór Sinterklaas op bezoek bij die andere Brusselse topclub: Racing Club. Het bestuur had weer een actie opgezet om zoveel mogelijk leden aan te sporen om mee de verplaatsing naar Brussel te maken. Zij die wilden de ploeg ter plaatse steunen werden vriendelijk verzocht om de som van 3 frank en 75 centimes aan de secretaris over te maken. Voor Club zelf was het ook interessant dat ze op deze manier aan de noodzakelijke 20 reizigers kwamen. Ze waren tot het inzicht gekomen dat het meer rendeerde om de leden warm te maken voor dit soort topmatchen dan voor de minder interessante affiches. Voor Club was dit een winstgevend zaakje, de clubs kregen immers reeds enkele jaren een vergoeding van de UBSSA voor de gemaakte verplaatsingen. Die vergoedingen werden bepaald op basis van de kostprijs van de reis van 11 tot 15 spelers van bijvoorbeeld Brugge naar Brussel en terug. Het is echter niet duidelijk of de bond het volledige bedrag terugstortte of een deel ervan, wat het meest waarschijnlijke is. In ieder geval deed Club er voordeel bij. De reis Brugge-Brussel, in derde klasse, kostte in deze periode 6,00 frank heen en terug. De speler moest de helft zelf betalen, Club betaalde hem de andere helft terug. De club kreeg naar alle waarschijnlijkheid een vierde van de kostprijs terug van de bond, zijnde 1,50 frank. Doordat Club met meer dan twintig mensen was, konden ze dus genieten van het groepstarief, wat de helft van de normale prijs bedroeg. De speler moest dus maar 3,00 frank betalen, maar Club kreeg toch de 1,50 frank teruggestort van de bond, die dus integraal werd doorbetaald aan de speler. Het gevolg was dat zo’n verplaatsing voor FC Brugeois niets kostte indien het ten minste 5 leden kon optrommelen die de verplaatsing wilden meemaken. Integendeel, ze maakten er zelfs winst op door de leden 3,75 frank aan te rekenen. Voor de meereizende leden was het toch een interessante formule omdat ze op deze manier heen en terug naar Brussel konden gaan tegen de prijs van een enkel biljet. Waarschijnlijk profiteerden ze van deze verplaatsingen om eens een bezoek te brengen aan de hoofdstad, voor ze hun favoriete ploeg gingen aanmoedigen. [116]

 

Hoeveel leden er uiteindelijk mee gingen naar Brussel, werd niet vermeld in de verslagen. In ieder geval leverde hun steun wel wat op, FCB behaalde een onverhoopt 1-1 gelijkspel. De vreugde was echter van korte duur, want op 11 december verloor Club al even onverwacht punten tegen Beerschot. Ze bleven steken op 2-2. Een jammer puntenverlies voor FC Brugeois dat op deze manier voor het eerst de rol moest lossen in de strijd om het kampioenschap, halfweg stonden ze tweede met 14 punten, 1 minder dan Union. Club had echter nog een wedstrijd voor de winter op stapel: de thuismatch tegen A&RC Brussel, die gaven forfait en zo kreeg FCB de twee punten cadeau. Daarom staat FC Brugeois opgegeven als de ploeg die de winterstop inging aan de kop van het klassement, maar ze hadden wel een wedstrijd meer dan de anderen.

 

In december 1904 kwam de beveiliging van de matchen in het gedrang, de rijkswacht deelde mee dat het niet langer kon instaan voor de ordehandhaving tijdens voetbalmatchen. FC Brugeois moest voortaan een beroep doen op de lokale politie. Dit zou ook problemen geven aangezien de lokale politie onderbemand was: in Sint-Andries was er enkel een commissaris en een hulpagent. Als er dan nog een evenement, zoals bijvoorbeeld een kermis, was er gewoon geen beveiliging van de wedstrijd, met alle risico’s van dien.

 

De eerste wedstrijd na Nieuwjaar was de derby op 8 januari tegen Cercle, dit maal op hun veld. Club won de zwaar beladen en spektakelrijke wedstrijd met 2-5. Op 15 januari moest Léopold CB op bezoek komen bij FCB. Léopold had graag de wedstrijd uitgesteld maar hun secretaris stuurde uit verstrooidheid het verzoek tot uitstel naar Daring Brussel. Dus gaf Léopold Club forfait in Brugge zonder te verwittigen, een hoogst vervelende zaak voor de thuisploeg. Op onaangekondigd forfait geven, stonden dan ook de hoogste boetes. Léopold kon echter verhinderen dat FC Brugeois een klacht zou indienen bij de bond. Hun voorzitter vroeg om een onderhoud met Grant Dalton en nadat de ondervoorzitter van FCB verslag had uitgebracht bij zijn bestuur over de zaak, beslisten ze om geen klacht in te dienen.[117]

 

Op 22 januari moest FC Brugeois op bezoek bij Daring Club Brussel. Club leed er een onverwachte nederlaag: 2-1. Dat is op zijn minst opmerkelijk te noemen aangezien, ze de thuismatch nog met 6-1 had gewonnen. Club was nochtans goed aan de wedstrijd begonnen en kwam op voorsprong maar toen Daring haar beste speler inbracht, keerden de kansen. Brandtsteerdt, zo heette de man, was een gesel voor de Brugse verdediging en bracht de bordjes in evenwicht terwijl de Brugse topschutter, Robert De Veen, in de greep zat van een strikte mandekking. Enkele minuten voor affluiten scoorde Robyns het winnende doelpunt. Door de nederlaag kwam de tegenstander van de volgende week - Union - terug op kop. Club trommelde weer een aantal sympathisanten op om mee te gaan en de spelers ter plaatse te gaan aanmoedigen. Uiteindelijk waren er vrij veel Brugse supporters mee: het bleef in de Brusselse pers niet onopgemerkt. Veel effect had het allemaal niet: eens te meer bleek Union een klasse sterker, Club kreeg een 6-0 om de oren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de doelman Victor Cremers de uitblinker was bij FCB. Nog niet bekomen van de schok verloor Club op 5 februari thuis van FC Liégeois. [118]

 

Club kon het tij keren omdat het de week erop aan moest treden bij het zwakkere CS Verviétois. De Bruggelingen wonnen de wedstrijd met 1-3. Op 19 februari kreeg FCB Antwerp over de vloer. De wedstrijd tussen de twee oudste voetbalclubs van het land eindigde op 4-0 overwinning. Hierna kreeg Club een weekend vrijaf om de wedstrijd voor de tweede plaats voor te bereiden. Op 5 maart kreeg FC Brugeois Racing Brussel over de vloer. Club was gesterkt in haar overtuiging dat ze de Brusselaars konden kloppen door het gelijke spel dat ze op hun terrein afdwongen. Na een half uur kwam Racing echter op voorsprong ondanks het feit dat ze amper over de middellijn waren gekomen. Dat bleef ook zo na dat doelpunt, toch kon Club maar gelijk stellen een kwartier na de rust. Erop en erover dachten de blauwe, maar toch was het weer Racing dat kon scoren na onoordeelkundig uitkomen van keeper Wardenier. Door dit verlies zakte Club nog een plaatsje in de rangschikking. Na deze wedstrijd diende Club klacht in tegen Racing Brussel omdat ze Charles Grimshaw-Atkinson hadden opgesteld. Club vermoedde dat hij als buitenlander niet de noodzakelijke 28 dagen wachttijd in acht had genomen sinds hij teruggekeerd was van de Boerenoorlog. Club deed zijn uiterste best om dat te bewijzen en schreef zelfs naar de scheepvaartpolitie in Nice om te weten wanneer Atkinson-Grimshaw juist was aangekomen. Uiteindelijk was alle moeite te vergeefs geweest want het centraal comité oordeelde dat Grimshaw al zo lang in België vertoefde dat de 28-dagenregel voor hem niet gold. [119]

 

Eens te meer was het voor FC Brugeois duidelijk dat de Brusselse clubs bevoordeeld werden door de bond. De laatste wedstrijd van het seizoen 1904-1905 speelde FCB op verplaatsing bij Beerschot, waar het nog een 0-3 overwinning behaalde. Club eindigde dat seizoen opnieuw op de derde plaats maar deze keer was de ontgoocheling groter omdat het erg lang aan de leiding had gestaan. FC Brugeois was niettemin fier op het resultaat en zag de jalouzie van verschillende Brusselse clubs. Die hadden veel pogingen ondernomen om FC Brugeois te stoppen, niet allemaal op een even sportieve manier. Ze gebruikten hun invloed bij de bond om scheidsrechters aan te duiden die belang hadden bij verlies van de Bruggelingen, wat leidde tot een partijdige arbitrage in een aantal wedstrijden. Er werd meermaals tegen Club klacht ingediend bij de bond en Club kreeg dan om de haverklap boetes, die opliepen tot een 100 frank over het hele seizoen.[120] 

 

De organisatie van de jaarlijkse wedstrijden tegen buitenlandse ploegen, kende dit jaar meer moeilijkheden. Vooral rond Kerstmis kon FC Brugeois maar geen interessante naam strikken. Er werd zelfs gebrainstormd om Racing Club de Bruxelles uit te nodigen om de galamatch te spelen. Uiteindelijk zag men af van dat scenario en werd er een regeling getroffen met de vrienden van Union Sportive Tourquennoise. Op zondag 18 december zakte FC Brugeois met twee ploegen naar het noorden van Frankrijk af. De tweede ploeg speelde haar wedstrijd in de voormiddag en in de namiddag speelden de eerste ploegen tegen elkaar. Op die manier kon UST een dagvullend programma aan haar publiek voorschotelen en kon Club weer van het groepstarief genieten. Dit was mogelijk omdat ze de trein namen tot in Menen en van daar te voet gingen naar Tourcqoing dat op een paar kilometer van de grens ligt. Op Kerstdag kwam US Tourquennoise dan naar Brugge voor de jaarlijkse galamatch van de kerstperiode.[121]

 

Voor de wedstrijden rond Pasen had FC Brugeois meer succes in de onderhandelingen. Onderhandelingen werden gevoerd met verschillende Engelse clubs en met Union Parisienne. Die laatste club viel echter al snel af, vanwege te hoge eisen. De onderhandelingen met Kings Cross FC en Rochester Argyle liepen vlotter. Met hen werd tot een akkoord gekomen. Aanvankelijk was Kings Cross niet tevreden met de geboden helft van de recette maar hapte dan toch toe omdat FC Brugeois nog voor enkele tegenstanders zorgde waar de ploeg uit Londen zou tegen kunnen spelen: op zaterdag speelden ze tegen Pennbrokes op het terrein van FCB en op paasmaandag kon Kings Cross Racing Club de Gand bekampen. Ook voor Rochester Argyle vond men een tegenstander op zaterdag: Ostend FC. Uiteindelijk zorgde FC Brugeois voor een meer dan gevuld programma. Op paaszaterdag speelde Kings Cross tegen Pennbroke’s Institute, op paaszondag waren er twee wedstrijden op het Rattenplein: om één uur in de namiddag speelde Maidstone FC tegen Rochester Argyle en om drie uur gaf FC Brugeois King’s Cross partij. Op paasmaandag volgde dan het hoogtepunt: de winnaar van de partij Maidstone – Rochester mocht het dan opnemen tegen de gastploeg. De winnaar van deze wedstrijd zou beloond worden met een zilveren insigne. Om het geheel wat op te luisteren werd er voor de paasmaandag een fanfare ingehuurd, de fanfare van de gebroeders Delhaize die te Sint-Andries een borstelfabriek hadden. Er werd veel extra publiciteit gemaakt: strooibriefjes werden uitgedeeld in de stad, FC Brugeois liet dertig affiches drukken en liet ze uithangen in de stad en daarbuiten. Programmaboekjes werden gedrukt en naar de leden en bevriende clubs opgestuurd. De omheining werd hersteld: de kijkgaatjes die door de jaren heen gemaakt waren werden opgevuld. De bovenste plank werd ingesmeerd met teer opdat de plantrekkers die gewoonlijk over de omheining klauterden deze keer makkelijk zouden kunnen worden herkend aan hun besmeurde kledij. Om te verhinderen dat anderen de wedstrijden zouden volgen door verse kijkgaatjes, werden er achter de omheining doeken opgehangen die alsnog het zicht moesten ontnemen. Daartegenover werd er ook een nieuwe ingang gemaakt aan de Torhoutse steenweg, deze zou voortaan dienen als ingang voor de ‘‘populaires’’. De toeschouwers betaalden 1 frank per dag om de wedstrijden te bezichtigen. FCB leden kregen een reductie van 50%.[122]

 

Op bestuurlijk vlak was het een stabiele periode geweest: de sleutelposities van secretaris, voorzitter en ondervoorzitter bleven ongewijzigd. In zijn verslag van het seizoen 1904-1905 sprak de secretaris zijn lof uit voor zijn medebestuursleden. Hij oordeelde dat de bloei van Club het resultaat was van de goede werking van het bestuur dat bestond uit toegewijde individuen die hun taak ernstig namen en hun functie uitoefenden uit clubliefde en niet omwille van de eer. Ondertussen had ook voorzitter Demeulemeester bewezen dat hij wel degelijk in staat was om de vereniging te leiden: hij was na een aarzelende beginperiode uit de schaduw van Achille Grant Dalton getreden en zat de Club voor met brio. Grant Dalton bleef de functie van ondervoorzitter uitoefenen. Emile Van Haerdenbergh was nog steeds schatbewaarder. Ook de functie van materiaalmeester werd nu al enkele seizoenen door Léonard Guilini uitgeoefend. Oscar Ledène, de secretaris, deed zijn taak ook nog steeds uitstekend: zijn nota’s waren veruit de beste uit de hele periode, het gros van de briefwisseling die bewaard is gebleven stamde uit zijn periode. Hij werd in de zomer van 1905 vervangen door Fernand Hanssens. Een belangrijke rol werd gespeeld door Louis Van Belle, cafébaas uit Sint-Andries. Zijn vader was timmerman geweest en zijn broer zette de zaak verder. Hij was zowat het manusje-van-alles van het bestuur: infrastructurele werken werden meestal onder zijn leiding uitgevoerd en hij was altijd bereid om de zware klussen op zich te nemen.

 

In het begin van 1905 werd er beslist om de reglementen van Club op papier te zetten en te laten drukken. Het was de bedoeling om een grotere transparantie naar de leden toe mogelijk te maken. Vaak waren leden niet goed op de hoogte van de reglementen, wat soms leidde tot betwistingen en conflicten tussen het bestuur en leden. Ondervoorzitter Achille Grant Dalton werd aangezocht om de reglementen te codificeren. Dat men uitgerekend hem daarvoor vroeg is niet zo verwonderlijk. Grant Dalton was één van de eerste leden geweest en was ook al lang een figuur van belang in het bestuur. Daarnaast was hij een persoon van principiële aard die altijd zeer goed op de hoogte was van de reglementen van Club. Zijn ontwerp werd op 16 april aan de algemene vergadering voorgelegd en goedgekeurd. Het reglement werd in oplage gedrukt van 500 exemplaren, aan 28 frank per stuk.[123]

 

Op financieel vlak ging het Club voor de wind: het seizoen werd afgesloten met een winst van 53 frank. Met dank aan de nieuwe inkomensposten als het verhuur van het veld als weide en de verkoop van oude ballen: samen waren deze handeltjes goed voor 140,15 frank extra inkomsten. De lidgelden bleven de grootste inkomstenbron, goed voor 821,20 frank, op de tweede plek kwamen de recettes van de matchen: 672,55 frank. De grootste hap uit het budget waren de verplaatsingskosten van de spelers: 675,95 frank. Op de tweede plaats kwamen leveringen van allerlei aard: bier voor de muziekanten van de fanfare die de paasmatchen kwamen opluisteren, citroenen voor tijdens de rust, hout om de omheining te herstellen, kalk om de lijnen uit te zetten en sportief materiaal. Een hele waslijst aan zaken die onder deze noemer werden geplaatst. De aankoop van ballen kostte de FC Brugeois 128 frank, de drukkerskosten bedroegen 88 frank, secretariaatskosten 82 frank. De huur van het veld bedroeg 250 frank, de conciërge kostte Club 50 frank per jaar. De arbitragekosten liepen op tot 70 frank.[124]

 

 

Hoofdstuk 8: FC Brugeois sprokkelt prijzen maar mist de oppergaai (1905-1911)

 

Eerste maal vice-kampioen

 

Tijdens de zomer van 1905 waren er enkele veranderingen op til, vooral op bestuurlijk vlak. Oscar Ledène nam ontslag als secretaris, hij kon de functie niet meer uitoefenen omdat hij verhuisde naar Brussel. Hij werd vervangen door Fernand Hanssens. Charles Cambier werd door de algemene vergadering verkozen tot lid van het comité. Eddy Lebret werd oefenmeester, zijn functie hield in dat hij moest toezien op de trainingsarbeid van de spelers en het bestuur - die in die periode nog de ploegsamenstelling bepaalde - inlichten over hun vormpeil. Van Belle verving Léonard Guilini als materiaalmeester, een functie die hij eigenlijk al ten dele uitoefende, het enige wat er nu bij kwam, was het verzorgen van het sportieve materiaal. Van Belle schoot onmiddellijk in actie: hij klaagde bij het bestuur de slechte staat van de doelen aan en hij pleitte voor het aanleggen van een balustrade rond het hoofdveld. Van Belle zou het hout: 222 meter palen, leveren tegen inkoopprijs en hij stelde voor om zelf de doelen en de balustrade te maken, te schaven en te schilderen. Het werk zou het bestuur 80 frank kosten. De nieuwe doelen kostten 25 frank om te laten maken. De palen waren 10 centimeter dik, 3,5 meter hoog en werden dus één meter diep in de grond geboord. De deklat was 10 op 7 centimeter en 7,5 meter lang. Omdat het doel nog echt van hout was, ging het na enige jaren wat vervormen, vooral het doorhangen van de deklat was een veelvoorkomend probleem. De nieuwe netten werden geleverd door de Eddy Lebret, het touw kostte 18 frank en gemaakt kostten de netten 23,4 frank.[125]

 

Ondertussen was het atletiekseizoen volop aan de gang, atletiek werd deze zomer iets drukker beoefend dan andere jaren, een aantal leden namen deel aan atletiekmeetings die meetelden voor het Belgisch kampioenschap en voor het kampioenschap van Vlaanderen en Antwerpen. De eerste zondag van september werden opnieuw de Clubkampioenschappen georganiseerd. Naast een aantal loopnummers die voordien werden bevochten, werd ook het polsstokspringen ingevoerd. Vooral Edward Lebret ontpopte zich als een gedreven atleet, hij nam deel aan verschillende meetings en werd 3de op de Belgische kampioenschappen atletiek. Hij kaapte dan ook het gros van de prijzen weg op de Clubkampioenschappen.

 

Veel aandacht besteedde het bestuur echter niet aan het atletiekactiviteiten, men was volop bezig met de voorbereiding van het nieuwe voetbalseizoen. Aanvankelijk besliste men om weer in de drie divisies met een ploeg uit te komen. Eind augustus kwam men op deze beslissing terug en werd net als de vorige twee seizoenen in eerste - , derde - en scholierendivisie ingeschreven. De eerste ploeg werd steeds belangrijker voor Club, daar kwamen de mensen naar kijken, daar haalde FC Brugeois zijn faam vandaan. De ploeg in derde divisie was eerder een recreatieve uitlaatklep voor de oudere leden of minder getalenteerde enthousiastelingen. De scholieren daarentegen werden met veel aandacht gevolgd, het was voor Club maar al te duidelijk dat daar de toekomst lag. Club aarzelde ook niet om de oudere en sterkste scholieren ook al eens te laten proeven van de eerste ploeg. Om die doorstroming beter te laten verlopen zou men vanaf het volgende seizoen ook weer in tweede divisie gaan spelen, om de pas overgekomen scholieren beter te laten aanpassen.[126]

 

Het grootste probleem voor de voorbereiding was dat het veld niet beschikbaar was tot 1 oktober: tot dan werd er nog volop gegraasd op het Rattenplein en lagen de doelpalen en hoekschopvlaggen nog opeen gestapeld. Het veld werd in de zomer dan ook enkel door de atletiekliefhebbers en tennissers gebruikt, maar die laatsten hadden niet veel plaats nodig en de eersten hadden een baan afgespannen met touw en paaltjes. Club speelde dan maar wat oefenpartijtjes op het veld van andere ploegen: op zaterdag 9 september ging FCB een oefenmatch spelen tegen US Tourqennoise, daardoor moest het jaarlijkse souper, dat op die dag werd gehouden, met anderhalf uur verlaat worden. Op zondag 24 september werd er een oefenpot afgewerkt op het veld van Cercle. De beide verenigingen deelden de inkomsten en de leden van zowel Club als Cercle mochten gratis binnen. Na de wedstrijd zou Cercle de financiële afhandeling doen, uiteindelijk bleek dat de wedstrijd na aftrek van de drukkerskosten amper winst opgebracht had. Club vertrouwde het zaakje niet en besliste om niet meer op zo’n manier met Cercle te werken.[127]

 

Op 1 oktober ging de competitie 1905-1906 van start, dit ging gepaard met een innovatie van formaat: voor het eerst zou de ploeg die op het einde van de competitie de laatste plaats bezette, degraderen naar de tweede divisie en vervangen worden door de kampioen van die reeks. Eerste divisie telde ook maar tien ploegen meer door het uitvallen van A&RC Brussel. Club mocht al meteen op bezoek bij de toekomstige degradant: Beerschot. Club telde nogal wat afwezigen, waaronder Charles Cambier en keeper Victor Cremers. Die eerste werd vervangen door Charles Grimshaw, die in april teruggekeerd was naar zijn eerste liefde. Bij Club was men de poppenkast na de wedstrijd tegen Racing Brussel blijkbaar snel vergeten. Keeper Cremers werd vervangen door Joseph Cambier, een verdediger die allerminst ervaring had onder de lat. Het verklaart misschien de uitslag van de wedstrijd: 3-5. Niettemin liet het bestuur Joseph Cambier onder de lat staan, ook al omdat Cremers wegens legerdienst het hele seizoen niet speelde. Naar het einde van het seizoen zou hij worden vervangen door Prosper D’Hoore, die een aantal jaar de vast man onder lat zou worden. De derde van de Cambierbroertjes leerde snel. In de volgende wedstrijd op 8 oktober thuis tegen Antwerp moest hij zich maar één keer meer omdraaien, zijn collega aan de overkant kon vier keer de bal uit zijn net vissen. Joseph Cambier was hetzelfde lot beschoren in de thuismatch tegen Léopold Club de week erop, gelukkig voor hem maakten zijn maats er ook vier en eindigde de match dus op 4-4. Club zou door zijn keepersprobleem overigens maar twee keer de nul houden, twee keer tegen Racing Brussel. [128]

 

Op 29 oktober 1905 stond de topper tegen Union op het programma. Het werd een incidentrijke namiddag. Union startte furieus en scoorde 3 doelpunten in het eerste half uur, terwijl Club vooral een gebrek aan besluitvaardigheid ten toon spreidde en tiental mooie kansen de nek om wrong. Na de rust kon Club milderen tot 1-3, dankzij een penalty. Club vatte moed uit dit doelpunt en trok ten aanval maar zoals eerder al gesteld, waren de spitsen van Club niet in hun dagje. Daarna maakte Union, op een handvol minuten drie doelpunten. Even later maakte Paul Grumeau, de center-half van Union, een zware overtreding op Reuse. Nadat de vrije trap was gegeven, revancheerde die laatste zich op Grumeau en werd hij door scheidsrechter Seeldrayers met rood van het veld gestuurd. Daarop stapten een aantal spelers van FC Brugeois van het veld. Ze waren niet akkoord met de scheidsrechter: Grumeau werd niet bestraft en Reuse vloog van het veld na een gelijkaardige fout. Het was het teken voor de supporters om het veld te bestormen en de spelers mochten lopen om een pak slaag te vermijden. Seeldrayers stapte ook op, de huid vol gescholden door het ‘chique’ volk op de tribune. De verontwaardiging bij het bestuur was groot: ze beslisten om voortaan de wedstrijden stil te leggen als ze een te vijandig karakter zouden aannemen. Deze beslissing werd bij de ingangen aangeplakt. Al bij al was de bond mild voor Club: de wedstrijd zou worden herspeeld op neutraal terrein, daarbij moest Club de thuiswedstrijd tegen Racing Brussel ook op een neutraal veld spelen en bij de thuismatch van 3 december zouden enkel de leden van de Club binnen mogen. Dat betekende dat Club twee recettes zou missen. Dankzij een interventie van Grant Dalton, die zijn connecties bij het centrale comité aansprak, werd de straf verzacht. Club kreeg een blaam en een boete van 100 frank. De wedstrijd tegen Union zou worden opnieuw gespeeld op 31 december op het veld van Léopold CB.[129]

 

De week na de incidenten moest FC Liégeois, met de daver op het lijf, naar Brugge komen. Hun schrik was gerechtvaardigd, zei het dat ze geen slaag kregen van de toeschouwers maar wel een sportieve vernedering moesten ondergaan: 8-1. Op 12 november werd SC Vervétois met een bezoekje vereerd, Club liet er in alle beleefdheid een punt liggen op het modderige veld: uitslag 2-2. De week erop deed FCB net hetzelfde, niet van harte deze keer, want de tegenstander was Cercle. Club had twee keer een voorsprong uit handen gegeven. Op 26 november gaf FCB Racing Brussel partij op eigen veld. Club won de wedstrijd tegen de tweede grootste club uit Brussel met 1-0.[130]

 

December werd een drukke maand voor Club Brugge: er stonden 3 wedstrijden op het programma en de inhaalmatch tegen Union moest op de laatste dag van het jaar worden afgewerkt. Achtereenvolgens werden Beerschot (4-1), Antwerp (1-2) en Léopold Club (1-5) verslagen. Club stoomde zich in Nederland klaar voor de inhaalmatch tegen de grote rivaal in blauw en geel: het ging op kerstavond een match spelen tegen Haagsche Voetbal Vereniging,  één van de toonaangevende clubs boven de Moerdijk en waarmee FCB goeie relaties onderhield. Club won de wedstrijd overigens met 1-0. De dag erop reisde Club door naar Amsterdam om er tegen een selectie van de beste lokale voetballers te spelen, ook deze wedstrijd werd door Club gewonnen, met 2-0 deze keer. Omdat Club niet volledig was werden twee spelers van Cercle gevraagd om de ploeg te vervolledigen: Jan en Carlos Strubbe, geen onbekenden voor Club overigens, ze speelden als scholier allebei voor FC Brugeois.[131]

 

Club moest dus op 31 december Union bekampen op het veld van Léopold CB voor een massa van meer dan 500 mensen. Club domineerde de wedstrijd maar kende wederom pech in de afwerking en tegen de logica in ging USG met een 1-2 voorsprong de rust in. Club kon gelijkstellen na de pauze en kreeg nog een penalty wegens handspel: de kans voor Club om eindelijk eens te kunnen winnen van Union. De Veen, nochtans een begenadigd schutter, trapte de bal keihard tegen de lat. Zo bleef FCB steken op een, gezien de gang van het spel, teleurstellende 2-2. De wedstrijd was naast een half succes op sportief vlak, ook financieel een schot in de roos: de recette werd verdeeld onder Union, FC Brugeois en Léopold Club en bracht voor FC Brugeois 87,50 frank op.[132]

 

Twee weken later speelden beide ploegen weer tegenover elkaar, ditmaal op Union zelf. Ditmaal viel er voor FCB minder lof te oogsten, de verzwakte verdediging werd na de rust driemaal afgestraft en Club was zijn ongeslagen status kwijt. Op 21 januari moest Club naar het verre Luik om tegen de lokale Football Club te gaan spelen. De gedachten waren in Brugge gebleven want daar ontmoette stadsgenoot Cercle Union. De vele Clubaanhangers die het Cercle-publiek vervoegden, zagen Union overwinnen met 1-4, onder andere dankzij een helpende scheidsrechtershand. Ook nu hadden de Union spelers alle moeite van de wereld om het station zonder kleerscheuren te bereiken. Club zelf had trouwens niet veel moeite met FC Liégeois, het won er met dezelfde cijfers. Club speelde hierna een maand geen wedstrijden op niveau: door overvloedige regenval waren veel terreinen niet geschikt bevonden om op te spelen, ook het Rattenplein was één modderpoel: de spelers konden 5 weken niet trainen. De spelers werden in conditie gehouden door oefenpartijtjes op verplaatsing zoals tegen Léopold Ostendais.[133]

 

De eerstvolgende wedstrijd was de uitmatch op Daring, op 25 februari. Club won er, niet zonder moeite, met 1-2. Twee weken later stond de derby tegen Cercle op het programma. Omdat het veld van Club nog altijd niet helemaal in orde was, werd uitzonderlijk op het veld van Cercle gespeeld maar Club nam wel de boekhouding in handen. Het onverwachte thuisvoordeel voor Cercle mocht niet baten: Club overwon met 4-1. Op 18 maart moest Club weer naar Brussel om tegen Racing Club te spelen. Club kwam niet tot scoren, ondanks de aanhoudende druk, de match eindigde zoals hij begonnen was. De week erop verspeelde Club zijn laatste kans op de titel door thuis op 4-4 te blijven steken tegen het ook al Brusselse Daring. Voor de laatste thuiswedstrijd van het seizoen op 1 april gaf Verviers, al of niet voor de grap, forfait. Voor Club was het seizoen 1905-1906 een succes, het werd voor het eerst vice-kampioen en niet voor het laatst.[134]

 

Zoals eerder gezegd werd er door FC Brugeois met Kerstmis geen internationale match georganiseerd. Club ging voor het eerst op tournee in Nederland, waar ze ontvangen werden door Haagsche VV en door een Amsterdamse selectie. De tournee in Holland, was naast een sportief succes ook een financiële voltreffer: Club maakte maar liefst 338,44 frank winst. De Nederlanders waren, in weerwil tot hun reputatie uiterst gul, voor de match in de Hofstad kreeg Club 175 gulden, de Amsterdammers boden maar liefst 200 gulden. Na aftrek van de treinreis en de verblijfskosten, bleef er nog ruimschoots geld over om te clubkas te spijzen. Daarmee was het deficit van 45 frank dat FC Brugeois had opgelopen naar aanleiding van het bezoek van HVV het jaar ervoor, ruimschoots gecompenseerd.[135]

 

Na nieuwjaar werd er dan ook veel energie gestoken in de organisatie van de internationale paaswedstrijden, die stilaan de vorm begonnen aan te nemen van een echt toernooi. Onderhandelingen werden gevoerd met Rochester Argyle, Maidstone, US Tourquennoise, Racing Club de Roubaix, Union Sportive Parisienne, Achilles en HVV. Tegelijk onderhandelde Club ook met andere Belgische clubs, opdat zij ook tegen Rochester zouden spelen. Uiteindelijk werden er drie matchen gespeeld: op de zaterdag 13 april werd er een oefenpartij gespeeld tegen de ploeg van Pennbroke College, op zondag 14 april speelde FCB tegen Rochester Argyle en op paasmaandag tegen Achilles. Op paasmaandag werd het publiek naast een wedstrijd ook op een concert van de fanfare van Delhaize getrakteerd. De prijzen werden vastgelegd op 1 frank voor een dagkaart en 2 frank voor een abonnement. De leden kregen 50% reductie. Er werden 400 abonnementen, 500 dagkaarten, 30 affiches en 1000 strooibriefjes gedrukt. De ‘populaires’ mochten binnen tegen 30 centiem per dag. Naast de publicitaire voorbereidingen werden er ook her en der aanpassingen aan het terrein gedaan. Er werden 75 struiken aangekocht via Robert De Veen. Deze struiken hadden meerdere functies: ten eerste moesten ze het zicht ontnemen op plaatsen waar de omheining niet volledig was. Men besloot namelijk om de omheining aan de kant van Sint-Andries af te breken en de planken te gebruiken langs de kanten waar er meer volk passeerde. Ten tweede hadden ze ook een drainagefunctie: het water dat deze haag opzoog kon niet meer blijven staan op het veld. Daarnaast was het esthetische ook een argument waarmee het bestuur zijn aankoop verdedigde. Overigens kostten de struiken Club niet zo veel geld: 10 frank en 50 centiem. Club zette daarnaast nog eens 5 frank aan de kant om tijdens het paastoernooi eventuele herstellingen te kunnen uitvoeren. Op donderdag 12 april werd het veld nog een laatste maal effen gemaakt, dit keer met een zware rol getrokken door twee paarden. De paasmatchen werden wederom een succes zowel op sportief als financieel vlak. Een onvolledig Club verloor op zaterdag 13 april wel van Pennbroke College met 2-5 maar het won de dag erop met 4-0 van Rochester en op maandag werd Achilles ingemaakt met 5-2. De paasmatchen brachten een massa volk op de been en Club kon een dikke recette opstrijken: 605, 89 frank.[136]

 

Na de paasmatchen zat het voetbalseizoen er voor FC Brugeois nog niet op, Club had zich namelijk ingeschreven voor een voetbaltoernooi georganiseerd door AA La Gantoise. De inzet van het toernooi was een prachtige trofee ter waarde van 300 frank, bedoeld als wisselbeker. De ploeg die hem drie keer na elkaar kon winnen werd definitief eigenaar ervan. Het eerste jaar, 1905, had FCB niet deelgenomen omdat het bestuur de zaak niet helemaal vertrouwde: La Gantoise was een nieuwkomer op voetbalgebied. Tijdens de tweede editie, dong Club wel mee naar de overwinning. Op 25 maart schakelde Club SC Courtrai uit, op 1 april won Club van de winnaar van het jaar voordien: US Tourquennoise. Op 27 mei, een maand later dan voorzien speelde FC Brugeois de finale tegen de kampioen: Union. Een uitgelezen kans om wraak te nemen voor het verloren kampioenschap. De treinrit Brugge-Gent was niet zo lang en niet zo duur, Club had op deze mooie zomerdag dan ook veel volk bij. In welke mate zij een rol gespeeld hebben in het verloop van de wedstrijd is niet duidelijk maar Club won wel de wedstrijd en mocht zo de trofee een jaar lang in zijn lokaal ten toon stellen. Daarnaast was Club ook meteen geplaatst voor de halve finale van het jaar erop.[137]

 

Het was ook op financieel vlak een uitermate succesvol seizoen geweest. Club sloot af met 482 frank winst. Niet alleen de lucratieve tournee in Nederland en de succesvolle paasmatchen lagen daarvan aan de basis, ook de ledenaantallen waren gestegen: Club telde nu reeds 200 leden. Opmerkelijk is dat voor het eerst het aantal ereleden hoger was dan het aantal actieve leden. Club telde nu 102 ereleden, 73 actieve leden en 25 scholieren. Het is een indicatie van het begin van een evolutie van Club en van voetbalclubs in het algemeen. Van een vereniging waar je lid van werd om zelf te sporten, over een vereniging waar je lid van werd om te gaan kijken en mee te beslissen tot een Club die met een beperkt aantal leden voor de omkadering van de voetbalploeg  zou zorgen.[138]

 

In de zomer van 1906 werd er weer aan atletiek gedaan maar dit feit kwam weer volledig in de schaduw te staan van de voorbereiding van het nieuwe voetbalseizoen. Blijkbaar wilde het bestuur zich de moeite niet meer getroosten om telkenmale hun spelers aan te sporen en om wedstrijden te organiseren. De atletiekactiviteiten bleven beperkt tot de trainingsarbeid en deelname aan wedstrijden van die enkelingen. Naast de voorbereiding van het nieuwe voetbalseizoen was er ook een verandering in het bestuur die de atletiekberichten naar de achtergrond verdrongen: Achille Grant Dalton nam ontslag als ondervoorzitter en als bestuurslid. Een reden voor zijn ontslag gaf hij niet op, hij benadrukte dat het met spijt in het hart was dat hij afscheid nam. Omwille van zijn jarenlange inzet voor FC Brugeois werd hem een souvenir aangeboden: 2 ingekaderde foto’s van de eerste twee ploegen. De foto’s kostten 45,50 frank en werden mede bekostigd door de spelers. Zijn afscheid zou echter niet definitief zijn. Tegelijk met Grant Dalton nam ook erevoorzitter M. Soleil ontslag uit die functie, hij bleef wel lid van de vereniging. Het bestuur poogde nog om hem op andere gedachten te brengen maar Soleil hield voet bij stuk.[139]

 

“The best of the rest” Club werd drie maal derde.

 

Begin augustus werd er beslist om weer met een ploeg in de drie hoogste afdelingen te spelen, er waren namelijk nogal wat scholieren die de overstap maakten naar het statuut van volwassen speler en er was weer ruimte om met drie ploegen te spelen. Door die overgang van een groot contingent spelers, zat Club ver door zijn voorraad scholieren. De leden werden dan ook opgeroepen om zoveel mogelijk nieuwe jonge spelers te ronselen. In een tijdperk waarin transfers nog een zeldzaam fenomeen waren, betekende de opleiding van jeugdspelers de overleving van de vereniging. Daarom was Club ook in onderhandeling met Red Star FC, een kleine club uit Brugge. Zij wilden samenwerken met FC Brugeois: ze vroegen geld aan Club om een atletiekmeeting te organiseren. In ruil daarvoor zouden zij nieuwe leden aanbrengen.[140]

 

Het begin van een nieuw seizoen betekende nieuwe investeringen: 12 nieuwe ballen, keeperhandschoenen, voetbalschoenen en verse kalk werden aangekocht. De bestelling kostte Club 170,50 frank. Het terrein werd in orde gebracht en reparaties aan de afsluiting werden uitgevoerd. Dat laatste was noodzakelijk omdat tijdens de zomer een groot aantal planken ontvreemd waren. De diefstallen liepen zodanig de spuigaten uit dat Club klacht indiende bij het parket. Waarschijnlijk werd de zaak geseponeerd aangezien er verder niet meer over werd gediscussieerd. Club liet ook mappen maken om de reglementen en de matchdata in te klasseren. De tweehonderd mappen zouden dan worden aangeboden aan de leden. Dit cadeau kostte het bestuur 37 frank. Ook werden de grachten langs de Torhoutsesteenweg en tussen het Rattenplein en de weide achter café Petit Paris uitgekuist door M. Deloof, de eigenaar van het café, Robert De Veen en Léonard Guilini. Deze werkzaamheden hadden tot doel de afwatering van het terrein te verbeteren. Ook werden de kapotte ruiten van de chalet vervangen door Wardenier en werd er beslist om de chalet, de doelen en de balustrade te laten schilderen. Van Belle zou daarvoor offertes vragen van verschillende schilders uit Sint-Andries en Brugge. Uiteindelijk werd het werk toegewezen aan Léon Catry, hij zou het werk uitvoeren tegen 90 frank. Er werd ook prikkeldraad gekocht om de kant van Sint-Andries mee af te zetten. Eind vorig seizoen had men daar de afsluiting van planken afgebroken en vervangen door stuiken, de prikkeldraad moest verhinderen dat zwartkijkers door de struiken heen konden kruipen. [141]

 

Om de materiële vernieuwing volledig te maken liet het bestuur een vlag maken van FC Brugeois: De vlag een vierkant van drie meter op drie, was in het midden verdeeld in twee vlakken. Opmerkelijk is dat er beslist werd dat de kleuren lichtblauw en zwart zouden zijn. Officieel waren de clubkleuren nog altijd licht – en donkerblauw, op geen enkele algemene vergadering was beslist geweest om de kleuren te veranderen. Bij het brede publiek en bij de pers echter stond Club reeds lang als blauwzwart geboekstaafd. Om de organisatie van de matchen en de controle op de toeschouwers te verbeteren, werden een aantal veranderingen doorgevoerd: FCB liet tickets drukken in 3 verschillende kleuren voor de drie ingangen en iedere ingang zou per wedstrijd zijn recette in een apart schriftje moeten inschrijven. Het was de bedoeling meer overzicht te krijgen over inkomsten uit de bezoekers. Er werd ook weer een protocol opgesteld om de organisatie van de thuismatchen beter te laten verlopen.[142]

Op de algemene vergadering van 17 september werd er een aanpassing gedaan aan artikel 13 van het reglement van de Club. Het artikel waarvan sprake stelde dat de familie van een lid eveneens zonder betaling de matchen mochten bijwonen. Het woord ‘familie’ gaf duidelijk aanleiding tot conflicten en misbruiken. Er werd beslist dat het woord ‘familie’ vervangen zou worden door het zinsdeel ‘vader, moeder, broers en zussen onder hetzelfde dak wonende’. Op dezelfde vergadering werd er beslist om twee nieuwe oefenmeesters aan te stellen, met als doel de trainingen serieuzer te laten verlopen. Men besefte blijkbaar dat, als men daadwerkelijk de landstitel wilde binnenhalen, men harder zou moeten beginnen te werken. De nieuwe trainers waren De Veen en Emile Van Haerdenbergh. In de aanloop naar het nieuwe seizoen moesten een aantal oefenmatchen geregeld worden. Men kwam tot een overeenkomst met Cercle: op 2 september werd er een oefenpot op het veld van de groenzwarte buur afgewerkt en op 23 september zou blauwzwart de gastheer zijn. De relaties tussen beide Brugse ploegen waren, gezien de vijandelijkheid tussen de aanhang, vrij goed te noemen op dat moment. Nochtans waren twee Cercle spelers overgelopen naar Club tijdens de zomer, het ging om Jean Strubbe en Raphaël Vyncke. Club nam ook deel aan een toernooi in Tourcoing, georganiseerd door het plaatselijke Union Sportive, een bevriende club. Er werden matchen afgewerkt op 9, 16 en 30 september. Club kreeg 50 frank per verplaatsing. Club speelde in elk geval de finale van dat toernooi, of ze het daadwerkelijk wonnen, werd niet vermeld in het verslag. Het feit dat ze het niet vermeldden moeten we niet noodzakelijk interpreteren als een indicatie dat FC Brugeois het toernooi verloren hadden. Er werd gewoon weinig aandacht aan het hele concours besteed. We weten enkel dat ze de finale speelden omdat het bestuur een regeling probeerde te treffen met Cercle om samen in groep te reizen, Cercle speelde die dag namelijk tegen een ploeg uit Rijsel.[143]

 

Club kon het opgedane matchritme goed gebruiken, voor de eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen op 7 oktober moest FCB al direct op bezoek bij het grote Union Saint-Gilloise. Het werd een ware afstraffing voor Club: 7-0. De titeldroom van FC Brugeois werd meteen aan diggelen geslagen. De week erop konden ze weer naar Brussel afreizen, dit maal om het jonge Daring te bekampen. Club won met veel moeite: 0-1. Pas op 21 oktober kon Club voor het eerst zijn eigen wei in, tegen Cercle dan nog wel. Eindelijk een overtuigende prestatie van blauwzwart, de buren werden met 5-0 ingemaakt. Op 28 oktober moest FCB weer naar Brussel voor de ontmoetingen met Racing Brussel, Club verloor er met 4-0 maar er was een reukje aan. Club vermoedde dat Pierre Destrebecq, die tijdens de zomer van Union was overgekomen niet de verplichte 28 dagen wachttijd had in acht genomen. Waarschijnlijk was dat ook zo maar Mühlinghaus, degene die verantwoordelijk was voor de aansluitingen, was corrupt. Hij stuurde elke dag blanco aansluitingskaarten naar zichzelf wat hem toeliet in dit soort gevallen iets te regelen: hij kon aansluitingskaarten invullen die drie maanden eerder waren afgestempeld. Dus werd de aanklacht van Club niet ontvankelijk verklaard. Een aantal leden van het bestuur van FC Brugeois voelden zich trouwens ongemakkelijk bij deze wat ‘onsportieve’ manier om de twee punten binnen te halen en stelden voor om de wedstrijd te laten herspelen. Uiteindelijk vond men dat het niet sportief was van Racing om Destrebecq op te stellen en was het toch gerechtvaardigd om de 2 punten te eisen.[144]

 

Na de twee wedstrijden op het veld van de grootste concurrenten was Club al meteen teruggeslagen in de strijd om de landstitel. De volgende matchen waren tegen eerder bescheiden tegenstanders: op 4 november won Club thuis van Antwerp met 2-0, de week erop werd Léopold Club met 4-0 verslagen. Op 18 november moest FCB in de provincie Luik tegen CS Verviétois spelen, na 90 minuten stond het er 1-4. De laatste zondag van november moest Club Brugge op bezoek bij de neo-eersteklasser SC Courtraisien, Club won er met 1-3. Op de laatste speeldag van de eerste ronde kreeg Club bezoek van FC Liégeois, niet bepaald de sterkst denkbare tegenstander. Club kwam eerst op een 2-0 voorsprong maar FC Luik werd gered door een begenadigd moment van Sauveur. Na de rust gebeurde het ondenkbare: de kleine honderd betalende toeschouwers zagen de bezoekers op voorsprong komen nadat de Brugse keeper Dhoore tweemaal uitgleed. De rest van de wedstrijd speelde zich af op de Luikse helft, Club reeg de hoekschoppen, vrije trappen en zelfs een penalty aan elkaar. Scoren zelf lukte slechts 1 keer, de van Cercle overgekomen Vyncke was de enige die de weg naar de netten vond. Na de wedstrijd braken er onlusten uit: supporters van Club begonnen de spelers van FC Liégeois te bekogelen met stenen. Toen ze in de paardentram zaten, kwam er iemand van hen op het idee om wat centen naar buiten te gooien. De kinderen die tussen de menigte liepen begonnen om het geld te vechten en vormden zo een barrière tussen de tram en woedende massa. De incidenten waren het bestuur van FC Brugeois niet ontgaan, er waren ook leden bij betrokken geweest, Ernest Lagast kreeg van een schorsing van 15 dagen. Na bemiddeling van de kapitein werd de schorsing omgezet naar een blaam en 5 frank boete. Buiten het terrein werden affiches aangeplakt in het Frans en in het Nederlands om de toeschouwers op te roepen zich niet aan baldadigheden te bezondigen.[145]

 

De onlusten deden de bestuurders het ergste vermoeden voor de wedstrijd van een week later: het bezoek van Union Saint-Gilloise. Voor de zekerheid werd de rijkswacht nog eens gevraagd voor de ordehandhaving, plantrekkers die niet wilden betalen werden geweerd door een verse laag teer op de bovenste planken van de afsluiting te smeren. Die voorbereiding was nodig zo bleek, de topper tegen Union trok maar liefst 775 betalende toeschouwers, daarbij een dikke 200 leden en wat genodigden en de kaap van de duizend supporters werd gerond. Zij zagen een goeie wedstrijd van een thuisploeg die zich kranig weerde tegen de ketten die hen twee maand eerder een zware 7-0 aan de broek smeerden. Union kwam op voorsprong tot 2-0, een kwartier voor affluiten werd Vyncke van het veld gestuurd na een zware overtreding. In de slotfase kreeg ook een speler van Union een rood kartonnetje onder de neus geduwd na een vuistslag in de maagstreek van Robert De Veen. De penalty werd door Charles Cambier omgezet en zo kon Club milderen tot 1-2. Dit bedaarde de gemoederen en de Clubaanhang kon terugkijken op al bij al een goede prestatie van hun helden. Na de wedstrijd vielen er dan ook geen incidenten te melden. Een week later werd er tegen Daring met 2-1 gewonnen voor de ogen van een dikke 400 aanwezigen. Meteen de laatste wedstrijd voor de winterstop.[146]

 

Tijdens de winterstop werden twee matchen gespeeld: op 21 december 1906 speelde Club een galamatch tegen Racing Club de France. Die club had een gage van 200 frank geëist en Club was er, zei het met tegenzin, op ingegaan. De prijzen voor de wedstrijd werden vastgelegd op 1 frank en 30 centimes. Er kwamen een kleine 350 mensen op af, wat een recette van 165 frank opbracht. Dat betekende dat Club meer dan 35 frank verlies maakte. Het resultaat van de wedstrijd werd nergens vermeld. Een tweede wedstrijd werd afgewerkt op Kerstdag, de tegenstander heette US Tourquennoise. Deze match met 355 toeschouwers aan normale prijs, leverde 109 frank op: de winst bedroeg 59 frank. Dus uiteindelijk was de balans van de internationale wedstrijden een positieve, wat het financiële betreft. Over de sportieve kant van de zaak werd jammer genoeg geen informatie gevonden.[147]

 

De eerste wedstrijd van 1907 ging meteen verloren voor FC Brugeois. Op het veld van Antwerp, dat in die periode een beetje de reputatie van ‘giantkiller’ had, eindigde de match op 1-0. Achteraf klaagde FC Brugeois bij de bond over de arbitrage en de baldadigheden die zich voordeden na de wedstrijd. Tot overmaat van ramp geraakte FCB de week erop niet verder dan een scoreloos gelijkspel tegen Léopold Club. Op 20 januari kwam Verviers op bezoek en kon Club nog eens winnen op overtuigende manier: 5-0. Daarna bleef Club twee weekends zonder wedstrijd, de wintertoestand had de velden onbespeelbaar gemaakt. Op 10 februari 1907 vond dan de tweede Brugse derby van het seizoen plaats. Club maakte deze keer geen goede beurt en kon weer niet scoren, gelukkig voor Club kon Cercle dat evenmin. Twee weken later kreeg FCB het nummer twee van de competitie op bezoek: Racing Brussel. Een menigte van 400 mensen zag een uitstekend Club de tegenstand verpulveren met 4-0. Het toonde aan dat Club zeker de evenknie was van Racing Brussel dat de competitie afsloot met 1 puntje meer. De kloof met Union daarentegen bedroeg 10 punten, dat was ook op het veld zichtbaar geworden. Na deze match restte Club enkel nog de confrontatie met gouwgenoot SC Courtraisien (1-0) en de verplaatsing naar FC Liégeois (0-1). Club sloot dus het seizoen af op de derde plaats, zei het met 1 puntje minder dan het nummer 2 maar het overschot tegenover het nummer vier: Daring, was maar even groot. Club had wel een paar keer dom puntenverlies geleden tegen ploegen die zeker niet van hetzelfde niveau waren.[148]

 

Op 17 maart kwam er een mooi voorstel van Racing Mechelen: zij wilden een demonstratiewedstrijd op hun veld organiseren tussen FC Brugeois en Union Saint-Gilloise. De netto-opbrengst van de wedstrijd zou worden verdeeld onder de drie clubs en Club en Union kregen een gegarandeerde som van 80 frank in geval het slecht weer zou zijn. Racing Mechelen had bij de organisatie af te rekenen met sabotageacties van hun stadsgenoot en rivaal FC Malinois. Die laatste club hadden in lokale kranten laten verschijnen dat de galawedstrijd zou doorgaan op hun veld. Racing vermoedde ook dat hun rivalen een telegram naar FC Brugeois zouden sturen met de melding dat de wedstrijd afgelast was vanwege een onbespeelbaar veld. Daarom stuurde Racing een brief met de melding dat indien de wedstrijd niet kon doorgaan, een uur voor het vertrek van FCB een telegram zou worden gestuurd ondertekend door het pseudoniem ‘Barnum’. Uiteindelijk ging de wedstrijd gewoon door op zondag 24 maart. Ondanks de sabotage trok de wedstrijd redelijk wat volk: het deel van de netto-recette dat Club kreeg, bedroeg 82,63 frank. Een goeie zaak voor Club dat na aftrek van de 60,30 frank verplaatsingskosten een mooie 22,33 frank winst maakte.[149]

 

Dat de competitie al op 17 maart afgelopen was, gaf FC Brugeois de mogelijkheid om naar believen matchen te organiseren. Zoals ieder jaar werden er rond Pasen weer een paar internationale wedstrijden georganiseerd. Club wilde dit jaar een Engelse tegenstander van groter formaat treffen en schreef daarom brieven naar kranten in Newcastle, Manchester, Leeds, Hull en Londen. Er kwam reactie van een paar clubs, hun eisen waren echter financieel niet haalbaar voor Club. Begrijpelijk: in het noorden van Engeland kende het voetbal al zo’n grote populariteit dat daar wedstrijden werden gespeeld voor duizenden mensen, Everton bijvoorbeeld speelde zelfs in 1892 al matchen voor 10 000 mensen. De inkomsten van die clubs waren zo groot dat zij niet de minste interesse hadden om voor 200 frank een wedstrijd in Brugge te gaan spelen. Club moest zich dus tevreden stellen met amateurclubs of ploegen uit lagere reeksen.

 

Uiteindelijk werd een akkoord gemaakt met Upton Park FC, een amateurclub uit Londen, voor een wedstrijd op paasmaandag. Club betaalde een gage van 200 frank en zorgde ervoor dat de Engelsen nog een wedstrijd konden spelen tegen Racing Mechelen.. Voor de zondag poogde Club een Nederlandse tegenstander te strikken, dat lukte echter niet: de gecontacteerde clubs hadden ofwel reeds afspraken of waren niet tevreden met het aanbod van Club. Club had met US Tourquennoise een reservetegenstander achter de hand, met die Club was al in januari overeen gekomen dat ze tegen Club zouden spelen met Pasen, eerst stonden ze geprogrammeerd op zaterdag maar werden nu gewoon een dag later geplaatst. Daardoor werd er op zaterdag geen wedstrijd gespeeld. De prijzen tegen Upton Park waren 1 frank voor de gewone plaatsen en 30 centimes voor de ‘populaires’, de leden mochten binnen tegen de helft van de prijs. Enkel de spelers, beschermende leden en de fanfare mocht binnen zonder te betalen. Zoals steeds werd weer de fanfare van Delhaize gevraagd om de matchen muzikaal te omkaderen. Voor de wedstrijd tegen Tourcoing werden de gewone tarieven gevraagd. De wedstrijd van de zondag bracht 65,75 frank op, wat neer komt op een dikke 200 toeschouwers. De wedstrijd van paasmaandag bracht meer dan 800 mensen op de been en resulteerde in een recette van 341,40 frank.[150]

Na de paaswedstrijden was het voetbalseizoen nog niet afgelopen: er was nog de Coupe Ganda waarvoor nog diende gespeeld te worden. Club was als winnaar van de vorige editie reeds geplaatst voor de halve finales. Die wedstrijd vond plaats op 12 mei, de finale stond op 26 mei geprogrammeerd. Welke tegenstander Club trof in die halve finale werd niet vermeld, in de finale trof Club Olympique Lillois, die tegenstander werd zonder al te veel problemen opzij gezet en Club won de trofee voor de tweede maal op rij zodat die mocht blijven staan in La Civière d’Or, het lokaal van Club. [151]

 

Naar het einde van het voetbalseizoen deden er zich een aantal veranderingen voor in het bestuur: Achille Grant Dalton, die bij aanvang van het seizoen nog zijn afscheid had aangekondigd bleef gewoon op post. In november nam secretaris Hanssens ontslag: hij vond dat hij te veel werk had en dat zijn normale werkzaamheden leden onder zijn taak als secretaris. Het comité stuurde bij en stelde Arthur Aertssen aan als adjunct-secretaris. Daarop trok Hanssens zijn formele ontslag terug in. Begin december 1906 gaf Léonard Guilini zijn ontslag als materiaalmeester, hij stelde zelf zijn broer Oscar voor als zijn opvolger. Hij werd op 17 december voorlopig aanvaard door het centrale comité. In dezelfde vergadering werden commissieleden De Veen en Vander Ghote de opdracht gegeven om driemaandelijks de boekhouding te controleren en om daarvan verslag uit te brengen bij het bestuur. Die laatste werd trouwens de functie van adjunct-penningmeester toegewezen in februari 1907. Zijn voornaamste functie was het assisteren bij de opmaak van de jaarbalans. Uiteindelijk was er nu voor ieder lid van het bestuur een specifieke functie omschreven. Alphons Demeulemeester was voorzitter met Achille Grant Dalton als vice-voorzitter. De secretaris Fernand Hanssens werd bijgestaan door zijn adjunct Arthur Aertssen, Oscar Guilini kreeg hulp van Louis Van Belle en Emile Van Haerdenbergh, de schatbewaarder, had Vander Ghote als assistent. Victor De Veen, de vader van speler Robert De Veen werd ook als oefenmeester benoemd en werd daarin bijgestaan Van Haerdenbergh.[152]

 

In de loop van het seizoen zette Club ook een samenwerking op met de FC van het vierde lijnregiment en de voetbalploeg van de derde lanciers, de legereenheden die te Brugge gelegerd waren. Die militairen mochten het terrein van FCB gebruiken om te trainen en om wedstrijden te spelen. Club kreeg de helft van de recette door de legerploegen gemaakt en een aantal soldaten werden ook lid van FC Brugeois. De binding met de militairen zou op lange termijn ervoor zorgen dat FC Brugeois een aanhang verkreeg buiten Brugge: soldaten uit de hele provincie waren immers te Brugge gelegerd.[153]

 

In de zomer werd FC Brugeois ook verrijkt met twee wielrenners: M. Kogge, die in 1907 een podiumplaats behaalde in het Belgisch kampioenschap en met M. Vogelaere. Deze toetreding betekende niet dat er een wielerafdeling werd opgericht, Club organiseerde ook geen wedstrijden. Deze coureurs reden voortaan gewoon onder de naam van FC Brugeois, zonder zich verder iets van Club aan te trekken. Ze vroegen ook helemaal niets aan Club, voor Club was het gewoon een prestigezaak om ook wielrenners op hun ledenlijst te hebben staan. Omdat ze Club niets kostten, betaalden ze waarschijnlijk ook geen lidgeld.[154]

 

Voor het eerst sinds een aantal jaar kende FC Brugeois geen activiteit tijdens de zomer: het veld werd afgesloten en verhuurd als weide aan Léon Demeulemeester, de vader van de voorzitter. De balustrades en de goals werden afgebroken en aan de kant gelegd. In principe was het terrein niet toegankelijk voor de leden tijdens de zomer. Ook het bestuur had gedurende een kleine twee maand geen activiteit.[155]

 

Begin augustus hernam Club zijn activiteiten: de voorbereiding op het nieuwe seizoen. Club schreef weer vier ploegen in: scholieren en in de drie hoogste afdelingen. Het terrein werd opnieuw speelklaar gemaakt: de doelen en balustrades werden heropgebouwd, het veld werd gerold, het gras werd gemaaid en her en der werden herstellingen uitgevoerd aan de afsluiting. Van Belle kreeg de opdracht om 12 m2 planken aan te kopen om een nieuwe vloer in de chalet te leggen. Om het zicht van de toeschouwers te verbeteren werden er met aarde en planken verhogingen met twee treden aangelegd rondom het speelveld. Vooral aan de kant van de ‘populaires’ was dat noodzakelijk: bij topwedstrijden stonden vaak meer dan 500 mensen opeengepakt achter het doel. Een scorebord werd ook voor het eerst in gebruik genomen naar aanleiding van de thuismatch tegen Cercle. Club liet ook driehonderd boekjes drukken met de Clubstatuten en kalender in. Het drukwerk werd uitgevoerd door oud lid Herreboudt tegen 42 frank, enkele weken nadat hij de opdracht toegewezen kreeg werd hij terug erelid van Club. Veertig nieuwe schriftjes werden aangekocht om de recettes van iedere ingang bij te houden. Vlaggen werden aangekocht om te plaatsen aan de hoeken, ter hoogte van de middenlijn en om de lijnrechters te laten gebruiken.

 

Er werd ook beslist om nieuwe shirts te laten maken, men informeerde daarvoor bij mevrouw Berietfirick te Londen. Zij stelde 3 ontwerpen voor die respectievelijk 45, 60 of 71 frank voor 12 truitjes kostten. Het ontwerp van 45 frank was het eenvoudigste: lichtblauw borstvlak, zwarte mouwen en zwarte col. In het tweede ontwerp was het borstvlak in twee gedeeld met een linkervlak in lichtblauw en een rechter in het zwart, de mouwen hadden het tegenovergestelde kleur als het aanpalende borstgedeelte. Het derde en duurste ontwerp was een verticaal gestreept ontwerp. Club koos voor het ontwerp van 60 frank, wat neer kwam op 5 frank per truitje. De reden voor die keuze was niet louter financieel: er liepen in België op dat moment heel wat ploegen rond met een gestreept shirt, waaronder Cercle, Racing Brussel en Léopold Club. Het ontwerp van 60 frank was dus niet alleen wat goedkoper maar ook stukken origineler. Omdat de spelers hun shirt zelf moesten betalen deed Achille Grant Dalton een mooie geste: hij zou voor 50 centiem per shirt tussenkomen in de kostprijs. [156]

 

Naast de materiële voorbereidingen moesten er ook een paar oefenwedstrijden worden gespeeld: op zondag 15 september werd er geoefend tegen AA La Gantoise in Brugge. Op 29 september, een week voor de competitiestart, speelde Club een vriendschappelijke match op hoog niveau. Tegenstander was de verliezende finalist van de Coupe Ganda van vorig seizoen: Olympique Lillois. Club kreeg 100 frank vergoeding van Lille, gezien de verplaatsingskosten van 83,30 frank maakte Club een kleine winst.[157]

 

De competitie 1907-1908 ging van start op 6 oktober. Club kreeg een ideale tegenstander voor een openingsmatch, Cercle. Ruim 500 toeschouwers zagen Club met 4-0 winnen van de toekomstige rode lantaarn. De week erop kreeg Club meteen de grote boeman op bezoek: Union Saint-Gilloise. Indien Club kampioen wou worden moest het winnen van Union, dat was blauwzwart trouwens nog maar één keer gelukt, in de finale van de Coupe Ganda in 1906. Union was ook de grootste publiekstrekker voor Club: meer dan 800 mensen verdrongen zich om het veld. Zij zagen een spannende partij: Union bereikte met krappe 1-2 voorsprong de rust, Club had alle hoop erop dat ze konden terugkomen en zetten na de rust Union zwaar onder druk. Dat resulteerde in een reeks kansen en een strafschop. Charles Cambier, de vaste strafschopnemer, trapte de gelegenheid om de score in evenwicht te brengen buiten het doelkader. De uittrap die erop volgde, ging richting een Unionspeler die onbewaakt aan de middenlijn stond, die gaf Club de genadeslag en bracht de score op 1-3. Door een wanhoopsoffensief van Club kon Union, dat gretig gebruik maakte van de ruimte, de score nog uitdiepen. Vlak voor affluiten legde De Veen de eindstand vast op 2-4.[158]

 

Op 20 oktober speelde Club zijn eerste uitwedstrijd op het veld van provinciegenoot SC Courtraisien, het werd een gemakkelijke overwinning voor FCB, uitslag 1-6. Een week later stond er weer een topper op het programma voor Club: Racing Brussel. Ongeveer 750 betalende toeschouwers gingen voor deze wedstrijd door de poorten van het Rattenplein. In tegenstelling tot de wedstrijd van twee weken ervoor, was er dit keer weinig spektakel te beleven, de match eindigde op een brilscore. Op 3 november mocht FC Brugeois, Léopold Club met een bezoekje vereren. Voor Club een wandeling in het Léopoldpark, het won er met 0-3. Een week later kreeg FCB in Brugge de derde Brusselse tegenstander in een maand tijd voorgeschoteld, eindelijk nog eens een gewonnen thuismatch voor Club dat Daring versloeg met 2-1. Ook bij deze wedstrijd weer een massa volk aanwezig: een kleine 800 mensen betaalden om binnen te mogen. De week erop moest Club voor het eerst dat seizoen naar Antwerpen om tegen Beerschot te spelen, Club won er op overtuigende manier: 1-4.[159]

 

Op 24 november mochten de blauwzwarten opnieuw afreizen naar de Scheldestad om tegen Antwerp te spelen. Er was echter geen scheidsrechter aanwezig en dus mocht Club de scheidsrechter aanduiden, secretaris Hanssens nam het fluitje ter hand. Hanssens floot een faire partij maar Club speelde slecht en stond 10 minuten voor tijd nog 1-0 achter. Arthur Cambier stapte op zijn secretaris af en dreigde die laatste een pak rammel te verkopen als hij niet in het voordeel van Club zou fluiten. De scheidsrechter hielp FCB in de slotminuten nog aan een punt op een dubieuze manier. Na de wedstrijd werden de Clubspelers en Hanssens aangevallen door woedende Antwerpsupporters. Een verhaal dat nog een staartje zou krijgen. Club was ook niet tevreden met dat ene puntje en had vermoedens dat een aantal Antwerpspelers niet speelgerechtigd waren. Op 1 december kreeg blauwzwart FC Liégeois op bezoek. Zeshonderd toeschouwers zagen Club de spectaculaire wedstrijd met 5-2 winnen. Meteen de laatste wedstrijd van de eerste ronde die Club afsloot op de derde stek.[160]

 

De eerste wedstrijd van de terugronde was weer de derby, die vond plaats op 8 december. Veel volk op de been en Club liet zich niet verrassen, na 4 minuten kwam het op voorsprong via De Veen en drukte zo elke groenzwarte hoop op een stunt de kop in. Cercledoelwachter Deloof deed zijn uiterste best maar hij kon niet verhinderen dat Club verder uitliep tot 0-2. In de slotfase maakte Louis Saeys nog het eerreddende doelpunt. Het weekend erop moest Club naar Union, alweer kreeg Club voetballes van de Brusselaars. Het keerde van kale reis terug met korf vol tegendoelpunten, 5 om precies te zijn. Enig lichtpunt was de eerredder van De Veen gescoord in de slotfase, de afwezigheid van Arthur Cambier kan nauwelijks een excuus zijn voor het zware verlies. FC Brugeois spoelde een week later de kater door met een doelpuntenkermis tegen SC Courtraisien: 5-0. Ook bij deze wedstrijd waren er om en bij de 500 toeschouwers.[161]

 

De competitie herbegon na enkele weken rust op 19 januari 2008 met de thuiswedstrijd tegen Léopold Club Brussel. Club had de periode van inactiviteit beter verteerd dan de heren van Léopold, die werden in de pan gehakt door FCB: 10-1. Twee weken later moest Beerschot een gelijkaardig lot ondergaan: 8-1. Ook hun buren kregen de week erop slaag maar dan letterlijk. Hoewel de wedstrijd door Club werd gewonnen met 2-1 en tijdens de wedstrijd er niets bijzonders was gebeurd, gingen de Clubaanhangers na de wedstrijd de voetballers van Antwerp te lijf. Die werden bekogeld met alles dat los lag op straat, de meeste Antwerpenaars konden zich van de woedende massa redden door in de auto te springen van FC Brugeois voorzitter Demeulemeester. Maar een drietal Antwerpspelers geraakten afgezonderd en kregen rake klappen. Eén van hen werd na de rellen bewusteloos in een gracht teruggevonden, het duurde nog een uur voor hij weer bij zijn positieven kwam. Het bleef onrustig in de stad en de Antwerpenaars durfden niet naar het station te gaan. Daarom werden ze met de automobiel van Demeulemeester naar een station tussen Brugge en Gent gebracht en daar op de trein gezet. De chauffeur van Demeulemeester werd met 5 frank extra drinkgeld door Club bedankt voor het wegbrengen van de Antwerpspelers.

 

Het gedrag van de Clubsupporters was een wraakactie op Antwerp omdat de spelers van FC Brugeois daar eerder op het seizoen ook klop hadden gekregen. In ieder geval kwam Club er niet goedkoop van af: de twee punten gingen naar Antwerp en Club werd een 0-5 forfaitnederlaag aan de broek gesmeerd. De bond besliste ook dat er gedurende twee maanden geen wedstrijden meer mochten worden gespeeld in Brugge.  De ironie van het lot wil nu net dat Club geen thuiswedstrijden meer op het hoogste niveau moest spelen: Antwerp was de laatste thuismatch. Enkel de tweede en derde divisiematchen moesten ergens anders worden gespeeld. Voor Cercle was het erger, zij moesten uitwijken naar het veld van Gantoise. FC Brugeois was uiteraard niet gediend met de situatie en diende klacht in bij het parket tegen onbekenden en vroeg aan Antwerp om hetzelfde te doen. Daardoor kregen de gebeurtenissen een staartje: de politie ondervroeg verschillende bestuursleden en spelers. Club nam een advocaat onder de arm om de leden te verdedigen tegen eventuele klachten.

 

De week na de rellen moest Club naar Luik, waar de lokale Football Club werd verslagen met 1-2. Drie weken erna werd Daring een bezoek gebracht , FCB won er met 2-3 en op 22 maart, de laatste speeldag, mocht Club een prestigewedstrijd spelen tegen de kersverse kampioen Racing CB. Het verschil in klasse werd door de uitslag extra in de verf gezet: 5-0. Club was weer derde geworden en was een beetje ‘the best of the rest’. Club moest tegen de toptwee telkens de duimen leggen, het niveauverschil werd vooral duidelijk gemaakt in de uitwedstrijden. [162] 

 

Tijdens de kerstperiode ging Club nog eens op tournee in Nederland, matchen tegen Houdt Braef Stand uit Den Haag en Haarlemsche FC werden geregeld. Beide ploegen ontvingen Club voor 125 fr., FC Brugeois had liever meer gekregen maar de Nederlanders hielden het been stijf. De vraag naar meer geld was gerechtvaardigd, Club deed aan de tournee een verlies van 27,80 frank. Een ramp was het niet, gezien het feit dat Club er financieel vrij goed voor stond.[163]

 

Voor de paaswedstrijden was FC Brugeois in onderhandeling met verschillende Nederlandse en Engelse clubs: Haarlemsche FC, HVV, Sphinx FC Brighton, Hull City en Upton Park. Uiteindelijk werd enkel met Upton Park een akkoord bereikt, blijkbaar was hun bezoek aan Brugge het jaar voordien hen goed bevallen, de relaties tussen FCB en de Engelse club waren op vriendschappelijk niveau. Met Hull City werd geen akkoord bereikt omdat Club geen andere clubs vond die op paaszondag tegen hen wilden spelen: Club onderhandelde daarvoor met een aantal clubs uit Noord Frankrijk en met de bevriende clubs uit Nederland. Club was echter aan de late kant om die onderhandelingen te voeren, de meeste ploegen hadden al verplichtingen in die periode. Uiteindelijk had Club dus maar 1 galamatch: op paasmaandag tegen Upton Park FC. Voor de zondag werden de 3de lansiers en het 4de lijnregiment gevraagd om een match tegen elkaar te spelen. Op maandag oefende de ploeg van het 3de lijnregiment tegen de tweede ploeg van FCB, dat om 10u. in de voormiddag. In de namiddag was er dan de grote match van de eerste ploeg tegen de Upton Park. Er werden 25 affiches en 1000 strooibriefjes gedrukt met de aankondiging van de drie matchen. Ditmaal werden de normale prijzen gehanteerd. Op zondag kwam er voor de twee matchen amper 200 man opdagen. Maar de maandag bleek wel een schot in de roos te zijn: ongeveer 1300 mensen stroomden toe voor de twee wedstrijden. Na aftrek van de kosten bleek het hele paastoernooi 148,45 frank te hebben opgebracht.[164]

 

Op 10 mei had Club nog een internationale wedstrijd gepland tegen Olympique Lillois. De affiches waren gedrukt en alles was in gereedheid gebracht om de wedstrijd te spelen tot de Fransen op de dag zelf forfait gaven. FC Brugeois was kwaad: het had namelijk kosten gedaan en door het forfait leed Club verlies. FCB diende klacht in tegen Olympique Lillois bij de voetbalbond en eiste schadevergoeding.[165]

 

In mei dat jaar zou Club deelgenomen hebben aan de Coupe Ganda, ware het niet dat AA La Gantoise om onduidelijke redenen het toernooi annuleerde. Het werd nadien niet meer opnieuw georganiseerd en daardoor kwam Club in het bezit van de trofee zonder hem drie maal op rij te winnen. Hij bleef gewoon staan in het lokaal van FC Brugeois en is nu tentoongesteld in de museumkasten in de perszaal van Club Brugge. Het was meteen de eerste echte trofee die Club aan zijn leden kon tonen.

 

In de maand juni kwam de vraag van de gemeente Heyst om opnieuw een voetbaltoernooi te organiseren zoals 10 jaar eerder het Championnat des Flandres. Club nodigde verschillende clubs uit: Racing Brussel, Racing Club de Roubaix en Union Sportive Tourquennoise. Racing Roubaix kon echter niet en dus werd SC Courtraisien gevraagd om deel te nemen. Club speelde de eerste wedstrijd tegen de Kortrijkzanen en speelde dan op 23 augustus de finale van het toernooi tegen Racing Brussel. Wie uiteindelijk het toernooi won werd niet vermeld in het verslag, naar alle waarschijnlijkheid trokken de Brusselaars aan het langste eind.[166]

 

Op het einde van het seizoen kwam er een discussie over de huur van het veld: FC Brugeois besliste om het veld niet meer het hele jaar door te huren: de inkomsten uit de verhuur als weide tijdens de zomer lagen namelijk lager dan de huurprijs. Voortaan zou het veld enkel van 15 augustus tot 31 mei ter beschikking zijn voor de leden. Deze beslissing hield in dat de atletiekafdeling en de tennisafdeling in de kou bleven staan en dat die mensen hun activiteiten noodgedwongen moesten stilleggen voor een twee en een halve maand. Het bestuur zag duidelijk in dat het sop de kolen niet waard was, gezien de al bij al geringe aandacht voor die sporten van het Brugse publiek. Club amputeerde dus eigenlijk die twee afdelingen, maar afsterven deden ze echter niet, uiteindelijk hadden die sporten het veld niet echt nodig. Toen Club naar het nieuwe veld bij café De Klokke verhuisde, werden deze afdelingen weer in de armen gesloten en na de Eerste Wereldoorlog zou vooral de atletiekafdeling een grote bloei kennen.[167]

 

Op financieel vlak was het een echt successeizoen geweest: de matchen trokken steeds meer volk en Club kreeg nu eindelijk meer overzicht over de recettes door de betere administratie. Club sloot het seizoen af met een winst van 1036 frank. Er was overigens een forse stijging van het aantal leden gekomen in september en oktober waardoor uiteraard een stevige groei van de inkomsten werd genoteerd. Door de toename kwam het ledenaantal rond de 300 te liggen. Naast de ledenstijging was de verkoop van ballen een winstgevend handeltje geworden voor Club, niet alleen oude exemplaren werden verkocht maar ook nieuwe. Het liet Club toe om telkens met relatief nieuwe wedstrijdballen te spelen. FC Brugeois kocht nieuwe ballen aan, speelde er een paar wedstrijden mee en verkocht ze dan door aan particulieren. Omdat ze amper gebruikt waren kon Club er ook meer geld voor vragen en ze maakten zelfs winst op: de verkoopprijs was hoger dan de prijs waaraan Club ze had gekocht. Aanvankelijk was de verkoop van oude ballen goed voor de recuperatie van een deel van de som die Club eerder had betaald om ze aan te kopen. Het is illustratief voor de steeds commerciëlere denkwijze van Club. De gestegen inkomsten gaven Club de mogelijkheid om bij het begin van het volgende seizoen aan zijn infrastructuur te werken en om ook de verplaatsingskosten van de tweede en derde ploeg ten dele te dekken.[168]

 

Eind augustus werd weer een drukke periode voor Van Belle, die feitelijk de taak van terreinverantwoordelijke had. Om herstellingen aan de omheining uit te voeren werden voor 80 m² planken ter waarde van 50 frank, balken ter waarde van 30 frank en 2 nieuwe poorten aangekocht. Club plaatste meteen een grote bestelling bij het General Sports Depot in Gent: 24 ballen van twee verschillende merken. Verse kalk werd aangekocht en het administratief materiaal werd aangevuld. Club bestelde in Engeland 500 ‘blanco’ affiches in de Clubkleuren om dan later in Brugge te laten bedrukken. Club kocht ook 400 meter prikkeldraad aan om een tweede omheining te plaatsen langs de kant van de ‘populaires’, de bedoeling was om het veld en de andere toeschouwers af te schermen van deze minder gegoede en vaak onstuimige supporters. Deze extra omheining stond op 4 meter van de krijtlijnen. De balustrade stond op 2 meter van het speelveld. De investeringen aan de infrastructuur werden trouwens niet van harte gedaan: FC Brugeois begon uit te kijken naar een nieuw terrein en de loop van het seizoen zouden dan ook verschillende voorstellen komen, geen enkel werd echter geschikt bevonden. Het beste voorstel kwam van een terrein in Sint-Michiel waarrond ook een wielerbaan en paardenrenbaan lag en het was reeds voorzien van tribunes. De huurprijs voor de installatie bedroeg 2500 frank per jaar. Uiteindelijk werd dat van de hand gewezen omdat het te duur was en te ver lag van het huidige terrein en van de lokale supporters. Een groot deel van de Club aanhang woonde immers in Sint-Andries.

 

Club investeerde duidelijk in veiligheid: de veldwachter van Sint-Andries kreeg per match dat hij de orde hielp handhaven anderhalve frank. Een aantal leden werden opgetrommeld om de ingangen te bewaken: 5 man bij de ‘populaires’, voor de ledeningang en de gewone toeschouwers telkens 2 mensen. De bewakers kregen elk een armband in de clubkleuren  Club gaf veel geld uit omdat het voor handen was, het bestuur vond het lang niet zo veilig meer dat er telkens zoveel geld in kas was. Daarom besloot men om een bankrekening te openen bij de Bank van West Vlaanderen. Om geld af te halen van die rekening waren drie handtekeningen nodig: die van de voorzitter, de ondervoorzitter en de schatbewaarder. Er werd meteen 2000 frank op gestort, na deze storting had Club nog altijd 297 frank werkingsmiddelen.[169]

De sportieve voorbereiding op het seizoen begon vroeg: op 6 september speelde Club een oefenwedstrijd tegen Racing Gent, op 13 september werd er tegen Union een oefenmatch gespeeld, op 20 september speelde Club tegen SC Courtraisien en een week later werd er tegen AA la Gantoise geoefend. Zo werden de spelers klaargestoomd voor de nieuwe competitie. Er werd ook een nieuwe sportieve commissie aangesteld en in de loop van het seizoen werd een echte, betaalde trainer aangesteld: M. Dafnet, hij kreeg 3 frank per training en 3 frank per wedstrijd. Hij voerde onmiddellijk een nieuwigheid in: de eerste en tweede ploeg kregen Zweeds turnen.[170]

 

De competitie werd uitgebreid met twee ploegen wat het totaal aantal Clubs op 12 bracht. De uitbreiding was vooral voor Cercle een zegen: het jaar voordien waren ze immers laatste geëindigd en hadden ze moeten degraderen. De twee nieuwkomers luisterden naar de naam: Excelsior Sporting Club (uit Brussel) en Racing Club de Gand. De eerste wedstrijd van het seizoen 1908-1909 was de verplaatsing naar Léopold Club. Meteen deed er zich een incident voor, niet op het veld maar ’s morgens voor de afreis naar Brussel. Aanvankelijk kwamen maar 8 spelers opdagen en net voor het vertrek kwam Edgard Van Boxtaele nog aangelopen. Hij vertelde wat er gebeurd was. Toen hij thuis vertrok, stond er een auto voor zijn deur die hem aanbood naar het station te brengen. Van Boxtaele dacht dat het een geste van het bestuur was en reed met de man mee. Het bleek echter om een Cerclesupporter te gaan, die begon de hele stad rond te rijden opdat de Clubspeler zijn trein zou missen en zou hem dan later bij Cercle afleveren. Van Boxtaele kon echter ontsnappen en geraakte nog op tijd aan het station. Twee andere spelers: Albéric Roose en Emile Reuse konden niet ontsnappen en begonnen dus aan het seizoen als Cerclespelers. Club dus met 9 man naar Brussel, alwaar ze nog een tiende man vonden: Arthur Pollet, die in Brussel op internaat zat, was pas bij Club aangesloten maar wel speelgerechtigd. Hij had de jaren ervoor bij Cercle gespeeld en was nu dus overgelopen naar Club. Eerder was ook Raoul Daufresne de la Chevalrie, ex-Cerclevoorzitter nota bene, van groenzwart overgekomen. Club won de wedstrijd ondanks zijn man minder met 1-3.[171]

 

Op 11 oktober speelde Club zijn eerste thuismatch tegen nieuwkomer Excelsior, blauwzwart won de wedstrijd met 4-0. Een week later werd de eerste Derby afgewerkt: Club won op het veld van Cercle met 2-4. Op 25 oktober won Club thuis met 2-1 van Beerschot en op Allerheiligen gaf FC Luik forfait, FC Brugeois liet dan maar de twee eerste ploegen een oefenmatch tegen elkaar spelen.[172]

 

Op 8 november stond de eerste grote test op het programma voor Club: Daring. Een dikke 800 toeschouwers zagen spannende match die eindigde op 2-2. Een week later mocht Club al meteen de kortste verplaatsing van het seizoen maken. Te Gent werd van het plaatselijke Racing gewonnen met 0-2. Op 22 november mocht Club weer eens afreizen naar Brussel om het op te nemen tegen de regerende kampioen: Racing Club de Bruxelles. Het bestuur van FC Brugeois stelde een mooi gebaar en regelde een diner na de wedstrijd: iedere speler zou een biefstuk krijgen. Het inspireerde de blauwzwarte spelers blijkbaar want Racing werd met 0-4 verslagen. Een ideale generale repetitie voor de clash met Union die er op 29 november zat aan te komen. Club was op zijn hoede, er werd immers veel volk verwacht. Bordjes werden opgehangen om het publiek tot kalmte aan te manen en affiches die toeschouwers opriepen de spelers en scheidsrechter met rust te laten, werden aangeplakt. Club paste zijn prijzen aan voor deze wedstrijd: gewone toeschouwers moesten 1 frank betalen en de ‘populaires’ 40 centimes. In ieder geval werd er voor deze wedstrijd veel publiciteit gemaakt en niet alleen door FC Brugeois: verschillende sportkranten lieten extra nummers drukken voor deze wedstrijd. Op de laatste zondag van november heerste er een gespannen sfeer in Brugge, voetballiefhebbers van over heel Vlaanderen waren naar de ‘Die Scone’ afgezakt en ook een 500 Unionsupporters waren van de partij. Uiteindelijk verdrongen zo’n 3000 voetballiefhebbers zich rond het terrein en kon de schatbewaarder een vette recette optekenen: ongeveer 1500 frank. Na 45 zenuwachtige minuten voetballen stond het nog 0-0. In de tweede helft domineerde de thuisploeg maar kwam eerst op achterstand. Club ging met nog meer verbetenheid aanvallen en Union had veel fouten nodig om blauwzwart af te stoppen. Een kwartier voor tijd zette ‘Torten’ Goetinck, die kickte op dit soort wedstrijden met veel volk langs de kant, een paar man in de wind langs zijn linkerflank en centerde perfect en ‘Bokken’ Van Boxtaele scoorde de gelijkmaker. Nadien bleef de stand ongewijzigd en wat misschien voor het Clubbestuur het belangrijkste was: er vielen geen incidenten te melden. Na die wedstrijd kreeg FC Brugeois felicitaties uit alle hoeken van het land, niet alleen omwille van de uitslag maar ook voor het feit dat het de massa zo goed onder controle had gehouden. Al had de arbitrage en het wedstrijdverloop daar minstens evenveel verdienste aan.[173]

 

Op het feest van Sint-Nikolaas, moest Club naar Kortrijk en deed dat niet om geschenken uit te delen, Sporting Club Courtraisien deed dat evenmin, maar moest toch het hoofd buigen voor blauwzwart. Normaal gezien moest Antwerp op bezoek komen maar zij waren, de gebeurtenissen van het jaar voordien indachtig, niet erg happig om te komen. Club stelde voor om twee keer op neutraal terrein te spelen: in Gent i.p.v. Brugge en in Mechelen i.p.v. Antwerpen. Dat voorstel werd door de sinjoren verworpen en zij gaven forfait. FC Brugeois zou later op het seizoen wel het risico nemen om naar Antwerpen af te zakken. Opnieuw om en bij de 800 toeschouwers op het Rattenplein voor de laatste wedstrijd voor de winterstop. De tegenstander heette Léopold FC en de score was 3-0. Tijdens de kerstperiode ging Club alweer op tournee naar Nederland met matchen tegen HFC, HBS en Wilhelmina Enschede.[174]

 

Midden januari stond de tweede Brugse derby op het menu, Club was weer veel volk verwachtende en besloot munt te slaan uit de hoge interesse voor deze wedstrijd. Dezelfde ingangsprijzen werden gevraagd als tegen Union. De hoge prijzen moeten een deel van het publiek afgeschrokken hebben, slechts 700 betalende toeschouwers voor deze wedstrijd. Zij kregen wel waar voor hun geld, zeker als ze Clubsympathisant waren: blauwzwart won met 3-0. Een week later ging Club punten verliezen op Beerschot: 2-2. Veertien dagen nadien, op 7 februari, verloor Club kansloos op Daring Brussel: 3-0. Daarmee verloor Club alle kansen op de landstitel. Op Sint Valentijn ontving FCB 600 toeschouwers en de stroppendragers van Racing Gent, een liefdesverklaring werd het niet, 4-0 was de eindstand. Een week later kon Club oude rivaal Racing Club de Bruxelles verslaan met 2-1 met 1100 betalende kijkers. Kortrijk Sport was meteen de laatste tegenstander die FC Brugeois mocht ontvangen, het was de gelegenheid waarbij Club de hoogste score en de laagste recette boekte: 11-0 en slecht 400 aanwezigen.[175]

 

Op 23 maart nam FCB toch het risico om naar Antwerp af te zakken. Club verloor er met 2-1, dus hadden de Antwerpsupporters geen reden tot kwaadheid. De week erop moest Club op bezoek bij Excelsior, dat verslagen werd met 0-2. Een maand later moest Club gaan spelen in Luik. Door een fout gemaakt door het Clubbestuur die dachten een overstap te kunnen maken in Leuven maar zich op de datum verkeken hadden, miste Club zijn trein naar Luik en moest het forfait geven voor die wedstrijd. Op 16 mei stond de topper op Union op het programma, Union kon die dag kampioen worden en greep de kans om dat tegen een concurrent te doen. Ze profiteerden van de afwezigheid van twee basisspelers van Club en boekten een mooie 5-0 overwinning om de titel meer glans te geven.[176] Zo eindigde FC Brugeois weer derde na kampioen Union en runner-up Daring. De kloof met de tweede bedroeg dit keer maar 1 puntje.

 

Zoals hoger gezegd speelde Club met Kerst in Nederland. Op Kerstdag werd er tegen Haarlemsche FC gevoetbald, de dag erop tegen Houdt Braef Stand Den Haag en op 27 december tegen Prinses Wilhelmina FC uit Enschede. Van elk van die clubs kreeg FCB 125 gulden. FC Brugeois hield aan zijn tournee 60 frank over. Op Pasen werden twee wedstrijden tegen Engelse tegenstanders gespeeld: Maidstone United FC werd geconfronteerd op paaszondag en Bishop Auckland op paasmaandag. Daarnaast was Club nog in onderhandeling met Everton FC, maar die onderhandelingen mislukten vanwege de te hoge eisen van de Toffees. De prijzen voor het paastoernooi werden vastgelegd op 2 frank voor zij die in de tribune wilden plaats nemen, 1 frank rondom het veld en een halve frank voor de ‘populaires’. De fanfare van Delhaize was een graag geziene gast op het jaarlijkse toernooi, ook dit jaar weer waren ze van de partij. Ze werden flink in de watten gelegd: ze kregen 100 flessen bier op het veld, 100 kroezen bier in Café des Sports, 70 in Café Festival en 30 in Café Football.[177]

 

In 1909 werd voor het eerst de Coupe La Dernière Heure georganiseerd. Het was een beker betwist door de 4 ploegen met het beste doelgemiddelde uit de competitie. De Coupe La Dernière Heure wordt algemeen beschouwd als de voorloper van de Beker van België. Club eindigde derde en had ook het derde beste doelsaldo, schreef zich uiteraard in en had geluk met de loting: het mocht voor zijn halve finale Racing Brussel bekampen op eigen veld. De ingangsprijzen werden vastgelegd op 60 centimes voor de gewone plaatsen en 30 voor de ‘populaires’. Voor deze wedstrijd op 6 juni kwamen een goeie 500 mensen opdagen en de recette bedroeg 165, 60 frank. 20% van deze som werd ingeschreven onder recette van een wedstrijd voor tweede divisie die eerder in de voormiddag werd gespeeld. Dus moest Club 123 frank delen met Racing in plaats van 165. Club won overigens de match met 3-2. De finale werd gespeeld op 13 juni tegen Union op het veld van Daring. De strijd in deze wedstrijd was zeer gelijk opgaand: Union was twee maal op voorsprong gekomen maar 4 minuten voor affluiten stond het nog 2-2. Dan achtte Bokken Van Boxstaele zijn moment gekomen. Hij maakte het winnende doelpunt en zo veroverde Club zijn tweede trofee. De bekerwinst werd gevierd met een receptie en een banket door Club betaald. De totale kostprijs was 175 frank. Club sloot het seizoen af met een winst van 543,64 frank.[178]

 

Op bestuurlijk vlak deden zich een aantal wijzigingen voor: Aertssen werd nu de officiële secretaris, de contactpersoon van de voetbalbond en Hanssens werd de adjunct. Het bleef wel Hanssens die de notulen nam. Graaf José de ’t Serclaes de Wommerson werd lid van het comité evenals Richard Van Der Hofstad, die Oscar Ledène verving. De tennisafdeling kreeg een eigen bestuur en een eigen kas, los van de centrale kas van de Club. Aan het einde van het seizoen werd de winst dan uitgekeerd aan de hoofdkas.[179]

 

“Close but no cigar”, FC Brugeois verliest tweemaal nipt het kampioenschap

 

Half augustus herbegon Club met zijn activiteiten. Het veld weer in gereedheid gebracht en open gesteld voor de spelers. Het terrein werd gerold en het gras gemaaid. Grote kosten als het jaar voordien bleven dit jaar evenwel uit. Een aantal nieuwe richtlijnen betreffende het bijwonen van de matchen door de familie van de leden, werden naar buiten gebracht. Voor ereleden en beschermende leden gold dat alle inwonende familie gratis binnen mocht op matchen. Van gewone leden mochten enkel de ouders, de echtgenote en zussen zonder betalen de wedstrijden bijwonen en van de scholieren mochten enkel hun ouders en zussen  kosteloos de prestaties van Club volgen. Met deze nieuwe maatregel probeerde Club de broers van spelers en andere leden ook lidgeld te doen betalen. Om de controle op de toegang van zussen en echtgenotes te vergemakkelijken liet Club een duizendtal dameskaarten drukken, die werden dan aan de leden ter beschikking gesteld voor hun moeder, eventuele zussen en echtgenote. Het drukwerk kostte Club 10 frank. Er werden ook weer kalenders gedrukt en verdeeld onder de leden. FC Brugeois werd uitgebreid met een veteranenafdeling, die autonoom optrad en op termijn ook een eigen kas zou krijgen. In het centraal comité deed er zich bij het begin van het nieuwe seizoen ook een wijziging voor: Van Der Ghote, die het jaar voordien de plaats van Ledène had ingenomen, nam ontslag en werd vervangen door Raoul Daufresne de la Chevalrie. Om een beter zicht te krijgen op de financiën werd een dubbele boekhouding ingevoerd en om te zorgen dat er geen misbruiken zouden komen in verband met de reiskosten, werden die voortaan bijgehouden door de kapiteins van de ploegen. Er werd ook een nieuwe trainer voor het Zweeds turnen aangesteld: M. Moulaert. Om de veiligheid van de spelers van de bezoekende ploeg te vergroten zouden die voortaan niet meer in hetzelfde café worden ondergebracht als de spelers van FCB om zich om te kleden. Voortaan zouden zij zich omkleden in Café Festival. Voorts werden de kosten voor de veiligheid bij de wedstrijden opgedreven: de veldwachter zou nu 2 frank per wedstrijd krijgen en de controleur Biltiau anderhalve frank.[180]

 

Er werden ook een aantal vestimentaire richtlijnen aan de spelers opgelegd. Voortaan moesten de spelers zeker met een zwarte broek spelen. Club liet ook schildjes met de initialen FCB erin maken. De bedoeling was waarschijnlijk niet dat de spelers met dat schildje op hun shirt zouden spelen. Het werd mogelijk alleen opgespeld bij officiële foto’s die niet naar aanleiding van wedstrijden werden genomen. De enige, ons bekende, bekende foto met een dergelijk schildje is één van Charles Cambier.[181]

 

Het voetbalseizoen 1909-1910 begon al op 26 september. Veel tijd om oefenmatchen te spelen had men dus niet, enkel op 12 september speelde Club een vriendschappelijke wedstrijd tegen Daring en op 19 september werd er geoefend tegen Racing Gent. Club begon dus op 26 september aan de competitie met een thuiswedstrijd tegen Beerschot AC. Zevenhonderd betalende toeschouwers zagen Club met de vingers in de neus winnen met 4-1. De week erop moest Club naar Brussel om er tegen Excelsior in het strijdperk te treden. De wedstrijd werd door blauwzwart gewonnen met 2-5. Op de derde speeldag stond de derby tegen Cercle op het programma. De toegangsprijzen waren voor deze wedstrijd verhoogd: de ‘populaires’ betaalden voor deze match 0,30fr. en de gewone toeschouwers 1fr.. Dat leverde met meer dan 1000 betalende toeschouwers meteen een dikke recette op 477 frank. Club kwam vrij makkelijk op een 4-0 voorsprong omdat Cercle te kwistig met de kansen omsprong. Eenmaal de buit binnen was voor Club, kon Cercle nog tot 4-2 terugkomen. Op 17 oktober moest Club voor het eerst Standard CL bekampen. Het bestuur van Club had, omwille van de lange treinreis, haar spelers een diner aangeboden te Luik. Club won er niet zonder moeite met het kleinste verschil: het had last van het kleine veld en sterke wind waardoor blauwzwart haar vleugelspel niet kon ontplooien. Voorzetten van op de flanken was Clubs beste wapen in die dagen. Het had er ook de spelers voor; buitenspelers Paternoster en Goetinck waren de beste van België. Club had met Van Boxtael, Cambier en Daufresne de la Chevalrie ook de nodige kopkracht, aangevuld met de traptechniek en speldoorzicht van De Veen. Het was trouwens die laatste die op Standard voor de beslissing had gezorgd.[182]

 

Een week later leed FC Brugeois zijn eerste puntenverlies op Daring. Club nam een verschroeiende start en zette de Brusselaars meteen onder druk met behulp van de wind. Dat resulteerde slechts in 1 doelpunt van De Veen. In de tweede helft kon Daring tegen scoren dankzij een afstandschot gedragen door de wind. Op de laatste dag van oktober moest Club naar Kortrijk voor zijn derde uitmatch op rij. Tegen Kortrijk Sport behaalde Club een 1-4 overwinning. Op 7 november mocht FC Brugeois nog eens de gastheer zijn voor Léopold Club. Amper 500 toeschouwers waren getuige van de vreemde wedstrijd: aan de rust stond het nog 1-1. Na de rust nam De Veen zijn plaats als midvoor terug in en ontbond zijn duivels. Hij scoorde vier doelpunten, Paternoster en Pollet elk twee: meteen het hoogst aantal doelpunten door blauwzwart dat seizoen: 9-1. Een week later werd er weer doelpuntenkermis gehouden tegen Racing Brussel: 7-1. Deze keer zagen meer dan 1000 mensen de wat afgegleden topclub in het stof bijten. Doordat Union onverwacht met 2-0 verloor tegen nieuwkomer Standard, kwam Club aan de leiding met 1 punt meer dan de Brusselaars. Op 21 november ging Club nog met 1-3 winnen op Antwerp maar op dat moment waren alle gedachten al bij de topper tegen Union.[183]

 

De topper tegen Union vond plaats op 28 november. Dit was de match van het jaar: er werd dubbel zoveel reclame gemaakt en er werd dubbel zoveel geld uitgegeven aan de ordehandhaving op het veld. De burgemeesters van Sint-Andries en Brugge, de gouverneur van West Vlaanderen, baron de Ruzette, konden de wedstrijd volgen vanuit de tribune. Een aantal officieren uit de lokale garnizoenen waaronder één generaal en twee kolonels en de voorzitter en secretaris van Union werden ook uitgenodigd door Club om de wedstrijd bij te wonen. De prijzen werden weer verhoogd naar 1 frank en 30 centimes voor de ‘populaires’. Club was veel volk verwachtende en terecht zo bleek: er werd vanuit Brussel zelfs een extra trein ingelegd speciaal voor deze wedstrijd. Uiteindelijk streek Club een recordrecette op van 1893 frank, wat neer kwam op een goeie 5000 toeschouwers. Union startte het best aan de wedstrijd en trok reeds vroeg in de aanval met een 0-2 voorsprong tot gevolg. Ze werden bij de twee doelpunten wel een handje geholpen door Clubkeeper Dhoore die tweemaal zwak ontzette in de voeten van een Unionspeler. In de tweede helft zette FCB alles op alles maar geraakte niet meer aan een doelpunt. Eerste nederlaag voor Club dat zijn leiderspositie weer kwijt was. De week erop zakte Club zelfs naar de derde plaats: het veld van FC Luik was onbespeelbaar en de wedstrijd werd uitgesteld. Daarmee stond Club dus derde na de eerste ronde, met een wedstrijd minder gespeeld weliswaar.[184]

 

Nog in december werd de terugronde aangevat en Club moest naar Antwerpen voor de wedstrijd tegen Beerschot. Club versloeg de ratten van het kiel met 2-5. De wedstrijd van 19 december tegen Excelsior werd ook uitgesteld, deze maal was de afgelasting algemeen. Dus op 9 januari stond dan opnieuw de Brugse derby op het programma. Club kwam al snel op achterstand na slap verdedigen en zag twee grote kansen door het doelhout gekeerd. Cercle was te sterk die dag en Club leed zijn zwaarste derbynederlaag in jaren: 4-0 voor groenzwart. De week erop won Club moeizaam van Standard met 2-1. Daarna lag de competitie weer een paar weken stil. Op 13 februari kende Club ook geen geluksdag: op het modderveld van Racing Brussel kwam Club niet verder dan een 3-3 gelijkspel. De week erop kon Club wel winnen van Antwerp met 6-1. Voor deze wedstrijd kwam amper 400 man opdagen met een lage recette van 111 frank tot gevolg. Op 27 februari moest Club normaal gezien naar Union, maar door de slechte staat van het terrein werd ook deze wedstrijd uitgesteld. Daarna werden er weer gedurende een paar weken geen wedstrijden gespeeld. Op 20 maart speelde Club tegen rode lantaarn FC Liégeois en won met 8-0. De volgende wedstrijd werd gespeeld op 24 april thuis tegen Daring: FCB won met 2-1.

 

Een week later stond de uitgestelde topper tegen Union op het programma. Union had genoeg aan één punt om de mathematische zekerheid te verkrijgen over de titel. Geen van beide ploegen waren op volle sterkte: bij Union ontbrak met Piérard een goeie verdediger. Bij Club waren de vleugels gekortwiekt: Goetinck en Paternoster waren afwezig. Het was 1-1 aan de rust en Club ging er volledig voor in de tweede helft. Eerst werden nog twee doelpunten afgekeurd maar uiteindelijk trokken de Bruggelingen aan het langste eind: De Veen, alweer hij, scoorde het winnende doelpunt na wat geharrewar voor het Uniondoel. Club kon dus een testwedstrijd afdwingen maar daarvoor moest het wel nog drie inhaalmatchen winnen. Voor twee van die wedstrijden gaf de tegenstander forfait: FC Liégeois voor hun thuismatch tegen FCB en SC Courtraisien voor hun bezoek aan het Rattenplein. Dus op 29 mei was de opdracht voor blauwzwart simpel: winnen van Excelsior, Club deed wat het moest doen en won de wedstrijd met 2-0.[185]

 

De testwedstrijd werd gepland op 12 juni 1910 en werd gespeeld op het veld van AA La Gantoise. Club trommelde al zijn aanhangers op om naar Gent af te zakken, op zich dure verplaatsing. Lijsten werden uitgehangen in cafés en aankondigingen werden in kranten geplaatst om te zorgen dat zoveel mogelijk mensen mee konden met groepstickets. De opbrengst van de wedstrijd werd verdeeld onder de drie clubs. De circa 4000 toeschouwers zorgden voor een totale recette van 1218 frank. Ook nu waren beide ploegen onvolledig bij Club ontbrak ‘spil’ Charles Cambier en bij Union zijn tegenhanger, Van Den Eynde. Het was een wedstrijd met grote inzet en de ploegen speelden erg zenuwachtig. Union kwam op voorsprong eind tweede helft na een inworp, de jonge onervaren Pettens had Hebdin ongedekt laten staan en die kopte de 1-0 binnen. Na de rust ontketende blauwzwart een ware stormloop op het Brusselse doel maar kon niet scoren, onder andere De Veen en Delafontaine verprutsten enkele kansen. Na de wedstrijd braken rellen uit in het publiek en even dreigde een bestorming van de eretribune, daardoor moest de uitreiking van de trofee naar de tennisvelden worden verplaatst. Dus was Union opnieuw kampioen maar deze keer was FC Brugeois er heel dicht bij geweest. Het was - zoals het Engelse spreekwoord luidt - ‘close but no cigar’. De voorbije seizoenen was Union of Racing telkens te sterk gebleken voor Club maar dit keer was Union te kloppen geweest en waren het details als de blessure van Charles Cambier of het modderige veld van Racing die over euforie of ontgoocheling beslist hadden.[186]

 

Eén van de redenen waarom de testmatch zo laat werd gespeeld, was dat veel clubs in de maand april veel andere verplichtingen hadden. Het was in die periode namelijk de gewoonte dat een club rond Pasen galawedstrijden organiseerde of op tournee ging in het buitenland. FC Brugeois organiseerde zijn internationale wedstrijden dat jaar met Kerstmis: op Kertsdag werd er tegen Haarlemsche FC gespeeld en op 26 december tegen Association Sportive Alfortvilloise, een Franse onbekende club. De belangstelling voor deze wedstrijden viel ferm tegen: voor de match tegen HFC, toch een gereputeerde club bij onze noorderburen kwam amper 400 man opdagen en voor de wedstrijd van de dag erna was de opkomst pas echt triest: 270 toeschouwers. De tweedaagse leverde een gezamenlijke recette op van 207, 50 frank, terwijl de kosten opliepen 491,05 frank. Club was een beetje te gul geweest met haar gages: 250 frank voor HFC en 200 voor een onbekende tegenstander als AS Alfortvilloise was veel te veel.[187]

 

In 1910 organiseerde Club geen paastoernooi, het ging zelf op tournee in Duitsland. Het kwam in contact met Victoria Club Hamburg, dat bereid was om in te gaan op de vereisten van Club: 1200 mark voor de trip naar Duitsland. Club speelde er twee wedstrijden tegen Victoria Hamburg en een ploeg uit Bremen. Op paasdag speelde Club tegen Bremen en paasmaandag tegen Hamburg. Na die wedstrijd nam Club de nachttrein terug naar België. Omdat er dus geen internationale wedstrijden werden georganiseerd door Club in de paasperiode, organiseerden de veteranen van FC Brugeois een toernooi. Een zilveren beker, geschonken door beschermend lid Edgard de Thibault de Boesinghe, diende als trofee voor de winnaar van het toernooi. De veteranensectie mocht het materiaal en het veld van Club gebruiken voor de organisatie. De beker werd door de veteranen van Club gewonnen. Details als wie voor Club speelde, wie de tegenstanders waren en de uitslagen werden in het verslag niet teruggevonden.[188]

 

In 1910 vond er in Brussel een wereldtentoonstelling plaats. Om de tentoonstelling wat extra glans te geven werd een Tournoi International de l’Exposition georganiseerd. Naast de vier koplopers uit de Belgische competitie werden er ook vertegenwoordigers uit Duitsland, Nederland, Oostenrijk-Hongarije en het Britse rijk uitgenodigd. De deelnemende clubs: Union SG, Daring CB, FC Brugeois, CS Brugeois, Haagsche VV, Duisburger SV, DFC Praag en Northern Nomads. Op 5 en 6 mei werden de kwartfinales afgewerkt: Club moest tegen Deutsche Fußball Club Praag, de vertegenwoordiger van de Donaumonarchie. Club won de wedstrijd niet zonder moeite met 2-3. De wedstrijd vond plaats op het concessiegebied van de tentoonstelling. Op 7 mei ontmoette Club Union in de halve finale: een week nadat Club op Union was gaan winnen in de competitie. Die van Union waren duidelijk op wraak belust en namen ‘doping’: een dosis cafeïne. Dat was althans wat een zekere Albert Decloedt beweerde: hij was daarvan getuige geweest. Misschien zit er wel een grond van waarheid in want na een kwartier maakte Guillaume ‘Lomme’ Van Den Eynde, die doorgaans al heel agressief speelde, een zware overtreding op Charles Cambier: met twee voeten vooruit tackelde hij Cambier zo hard dat die laatste er open beenbreuk aan overhield. Daarna kon Lomme zijn ‘doping’ maar al te goed gebruiken want hij kreeg meteen de drie andere Cambiers achter zich aan. De wedstrijd werd wegens die incidenten gestaakt, vreemd genoeg was het dan toch Union dat naar de finale mocht. FC Brugeois diende klacht in bij de bond en Van Den Eynde kreeg een zware sanctie. Het dopingverhaal werd waarschijnlijk niet geloofwaardig bevonden. Door die incidenten wilde Club eerst niet meer spelen tegen Union in die testmatch maar omdat Union zo de titel cadeau zou krijgen, kwamen ze bij Club op die beslissing terug en wilden ze sportieve revanche nemen. Voor Charles Cambier was de blessure een ramp, hij moest anderhalve maand in het ziekenhuis blijven, hij kon meer dan een jaar niet meer spelen en veel erger was dat hij de helft van salaris verloor. Cambier was op dat moment in het leger en het Clubbestuur wendde al haar invloed aan om ervoor te zorgen dat de financiële gevolgen voor Cambier beperkt bleven.[189]

 

In de maand juni werd ook nog de Coupe La Dernière Heure gespeeld. Dit jaar waren de 4 deelnemers kampioen Union, de twee Brugse ploegen en Standard. Die laatste was 5de geëindigd maar had en beter doelsaldo dan het nummer vier Daring. De twee halve finales werden gespeeld op 5 juni op het veld van Daring. Cercle versloeg Standard met 0-2 en Club won met 0-7 van Union. Union speelde zonder zijn internationals omdat die in februari geweigerd hadden te spelen voor de nationale ploeg. Daarom werden deze spelers geschorst voor alle wedstrijden behalve voor de wedstrijden van de competitie. Waarom ze dan wel mochten meespelen in het Tournoi de l’ Exposition is een raadsel. Club dus naar de finale van de Coupe la Derniére Heure. Indien Club de finale won, zou het definitief beslag leggen op de mooie trofee: een grote koperen bal gedragen door drie voetballers op een marmeren voet. De finale werd gespeeld op het veld van Daring Club de Bruxelles op 26 juni. Het zag er aanvankelijk niet goed uit voor blauwzwart dat Charles Cambier (beenbreuk) en Robert De Veen moest missen en tot overmaat van ramp al in de 1ste minuut tot tien man werd herleid. Desondanks won Club de partij met 2-0 en mocht FC Brugeois de trofee definitief in haar lokaal, La Civière d’Or, mocht plaatsen. De spelers van FC Brugeois werden als helden opgewacht aan het station door 2000 supporters en naar het lokaal gebracht alwaar een feestvergadering werd gehouden ter afsluiting van het seizoen.[190]

 

Op sportief vlak was het seizoen 1909-1910 een topseizoen, met een kleine terugval na nieuwjaar, waardoor Club naast de titel greep. Op financieel vlak was de situatie wat minder rooskleurig dan de jaren voordien, ondanks de stijging van het aantal leden en de dikke recettes die geboekt werden. De kosten waren immers even hard gestegen: de creatie van een reserve afdeling die dezelfde verplaatsingen moest doen als de 1ste ploeg maar amper volk trokken. Ook de kosten voor de arbitrage waren gestegen en Club betaalde sinds dit seizoen ook de verplaatsingen van de 2de en 3de ploeg grotendeels terug. De goeie financiële situatie van de vorige jaren hadden ook gezorgd dat FC Brugeois een beetje kwistig begon om te springen met haar fondsen: getuige daarvan het grote verlies dat geboekt werd naar aanleiding van de matchen met Kerstmis. Gelukkig voor FC Brugeois werden een aantal dikke recettes geboekt en had er zich ook een stijging van het aantal leden voorgedaan waardoor de begroting wel in evenwicht bleef. Ook de tournee in Duitsland had de nodige centen opgebracht. Toch was het niet zo’n goede situatie dat Club van enkele toprecettes afhankelijk was om hun begroting in evenwicht te houden.

 

Club klaagde er al enkele seizoenen over dat het moeilijk was om scholieren aan te werven, voordien kwamen jonge voetballers meestal spontaan naar FC Brugeois, maar nu moest Club de spelers echt gaan ronselen. Dat terwijl Cercle hoge ogen gooide met haar scholieren. In november 1909 was Club er achter gekomen wat de precieze reden was voor dat fenomeen: de broeders van het Xaveriusinstituut en van het Sint Lodewijkscollege zetten hun leerlingen onder druk om niet voor blauwzwart te gaan spelen. Club stuurde graaf de ’t Serclaes en Daufresne de la Chevalrie naar de scholen om te gaan praten met de directies.[191]

 

De zomerstop van 1910 werd een heel korte, niet alleen door La Coupe Dernière Heure en de lange competitie maar ook omdat voor aanvang van de nieuwe competitie een tweede editie van het Tournoi de l’Exposition werd georganiseerd. Dit keer was de toegang tot het toernooi voorbehouden aan de Belgische Clubs. Op 21 augustus moest Club zijn achtste finale spelen tegen Excelsior SC. Maar de spelers van FC Brugeois hadden geluk: de tegenstander gaf forfait en dus konden zij nog een week langer rusten. Op 28 augustus won Club zijn kwartfinale tegen Léopold CB met 0-4 en een week later werd Club uitgeschakeld in de halve finale door Union met 1-3.[192]

 

Ondertussen werden de jaarlijkse onderhoudswerken aan de infrastructuur uitgevoerd:  het terrein werd speelklaar gemaakt, maar ook minder voor de hand liggende zaken als het schilderen van de banken in de tribune werden uitgevoerd. Er werden ook 12 nieuwe truitjes besteld voor de reserven. Voortaan zouden op 20 plaatsen in de stad affiches worden aangeplakt in plaats van 15. Een vast aantal kranten en sportbladen kregen een perskaart, opvallend is dat de grote katholieke krant uit Brugge, La Patrie, geen perskaart kreeg toegewezen. Van de Brugse kranten kregen enkel Journal de Bruges en het Handelsblad een kaart. Om de begeleiding van de spelers te verbeteren werd dr. Moulaert, de man die Charles Cambier de eerste zorgen had toegediend bij zijn open beenbreuk, aangesteld als vaste verzorger voor Club. Charles Cambier zelf, die door zijn blessure voor lange tijd was uitgeschakeld, kreeg van het bestuur de functie van ‘trainer’. Club ontsloeg Désiré Pollet als ‘bewakende conciërge’ en bood de betrekking aan bij Charles Perquy. Om aan de hogere kosten tegemoet te komen werd de prijs voor het bijwonen van de matchen verhoogd naar 1 frank, voetbal kende nu genoeg belangstellenden om die prijs te rechtvaardigen.[193]

 

De competitie begon dit seizoen op 18 september, weer een week vroeger dus. Door de degradatie van FC Liégeois viel er voor Club weer een verre verplaatsing weg. Hun plaats in de hoogste klasse werd ingenomen door Racing Club de Malines. Op de eerste speeldag kreeg FC Brugeois Léopold Club op bezoek. Blauwzwart nam een vliegende start en stuurde de kiekenfretters terug naar Brussel met een 6-1 aan de broek. Op 25 september moest Club naar Standard waar het moeizaam won met dezelfde cijfers als het jaar voordien: 0-1. Op 2 oktober stond meteen de clash tussen de kampioen en de vice-kampioen op het programma. Club ontving dus Union en alle maatregelen werden genomen om incidenten te voorkomen: 14 controleurs werden aangesteld, 4 rijkswachters en ook de commissaris van Sint-Andries was aanwezig. Er werden extra affiches gedrukt en de wedstrijd werd nog eens speciaal aangekondigd in de kranten. Een paardentram werd besteld om de spelers van Union na de wedstrijd van het veld naar het station te brengen. Union was sterk verzwakt door het vertrek van Piérard en Vanhege, allebei naar Milan FBC en de schorsing van Lomme Van Den Eynde. Het was niet zo goed begonnen aan de competitie, met nipte winst bij Kortrijk Sport en een beschamende nederlaag tegen Antwerp. Union kwam dan ook met een ei in de broek naar Brugge afgezakt. Ze deden hun uiterste best om de scheidsrechter te overhalen om het veld te laten afkeuren. Dat lukte hen niet en de wedstrijd ging toch door. Club kwam eerst op voorsprong via Goetinck, waarna Union nog kon terugkomen maar uiteindelijk bezegelde Joseph Cambier het lot van Union door de 2-1 aan te tekenen.[194]

 

Een week na de winst tegen Union - de eerste keer in de competitie voor eigen publiek - ging Club met 4-3 verliezen bij Beerschot. De reden voor het verlies kan gezocht worden in het feit dat keeper Dhoore van Club al na drie minuten buiten westen lag nadat hij een keiharde volley van Kevorkian in het gezicht had gekregen. Dhoore was met bal en al in het doel gevallen en moest zo een doelpunt toestaan. Daarna incasseerde FC Brugeois nog drie treffers. Aan de rust stond het 4-1, Club stelde alles in het werk om terug te komen maar strandde op 4-3. Op 16 oktober vond de derby op Cercle plaats: de oudste van de twee verenigingen behaalde een eclatante overwinning: 0-3. De twee volgende wedstrijden won Club op eigen veld: op 23 oktober tegen nieuwkomer Racing Mechelen (6-1) en de laatste zondag van de maand tegen concurrent Daring (1-0). Op 6 november ging Club winnen op SC Courtraisien, op 13 november werd er thuis van Antwerp gewonnen en twee weken later werd Racing ingemaakt met 3-1.[195]

 

Club vatte de terugronde aan op 4 december met de uitwedstrijd op Léopold CB. Club geraakte er niet verder dan een 1-1 gelijkspel en daarmee was de zegereeks van Club gestopt. De week erna nam Club revanche door voor de ogen van een 600 supporters met 4-0 te winnen van degradatiekandidaat Standard. Een mooi resultaat met de verplaatsing naar Union in het vooruitzicht. Club kwam in Brussel al na een kwartier op een 0-2 voorsprong. Het startsein voor Union om een boksmatch te houden. Ze begonnen als vanouds heel agressief te spelen en werkten meerdere Brugse spelers tegen de vlakte. Paternoster werd onschadelijk gemaakt met een slag in de borststreek en Joseph Cambier verzwikte zijn enkel na een vuile tackel. Het gevolg was dat Union terugkeerde en de wedstrijd won met 4-2. Op 8 januari speelde Club zijn thuismatch tegen Beerschot, blauwzwart won de aantrekkelijke pot voetbal, bijgewoond door een kleine 800 toeschouwers, met 3-2.

 

Normaal gezien moest op 15 januari de match tegen Cercle plaats vinden maar door de slechte staat van het terrein werd die uitgesteld. Dus na een weekje gedwongen rust ging Club met 0-1 winnen op Racing Club de Malines en de week later won FCB op Daring met 2-3. Op 5 februari 1911 kwam SC Courtraisien op bezoek. Voor de ogen van een 700 toeschouwers won Club ook deze wedstrijd met 6-2. De week erna verging het FCB minder goed: nadat het nochtans op voorsprong was gekomen op Antwerp kreeg het daarna 3 doelpunten op rij binnen. De hele tweede helft zwoegde Club maar uiteindelijk kon het maar 1 keer meer scoren via Goetinck. Op diezelfde dag won Cercle wel met 7-0 van Racing Mechelen en kwam zo op kop te staan. Club verpletterde een week later Excelsior met 11-0. Meteen goed voor de ruimste overwinning van dat seizoen. Op 26 februari moest Club bij Racing Club de Bruxelles op bezoek. Aan de rust stond het nog gelijk maar toen de spelers van Club geïnformeerd werden over het feit dat Cercle thuis 0-2 achter stond tegen Beerschot, begon blauwzwart aan te vallen als bezeten. Club won de wedstrijd uiteindelijk met 2-5, wat maakte dat Club weer over Cercle naar de eerste plaats wipte. Twee weken later volgde dan de uitwedstrijd bij Excelsior, een makkie – werd gedacht - gezien de monsterscore bij de thuiswedstrijd. Blijkbaar was er een zekere gemakzucht in de instelling van Club geslopen want Club acteerde slap en verloor de wedstrijd met 2-1. Cercle liet die dag zelf geen steekjes vallen en wipte weer over Club naar de leidersplaats. Gevolg: Club moest winnen in de derby om kampioen te worden.[196]

 

De Brugse derby zou beslissen wie de eerste Brugse kampioen zou worden. Twee weken leefde Brugge in spanning naar de wedstrijd toe. FC Brugeois besliste om gedurende twee weken geen wedstrijden van militaire ploegen te laten doorgaan, kwestie van het veld in een zo goed mogelijke staat te houden. Er werden 30 affiches gedrukt en aankondigingen gedaan in belangrijkste Brugse kranten en ook in La Dernière Heure. Voor de ordehandhaving werden, naast de rijkswacht en de lokale politie van Sint-Andries, ook 10 mannen van de brandweer gevraagd. Zij kregen elk 1 frank voor de bewaking. De prijzen voor de wedstrijd werden vastgelegd op 2 frank voor in de tribune, 1 frank voor rondom het veld en 50 centiem voor de ‘populaires’. Om de volkstoeloop aan te kunnen werden extra ingangen en loketten gemaakt. Het terrein zou worden geopend om 1 uur. Ondanks het barslechte weer verzamelden zich op die bewuste zondag 26 maart meer dan 4000 mensen rondom het veld van FC Brugeois. Het veld lag er modderig en glad bij, een slechte zaak voor Club dat moest aanvallen, scoren en winnen om kampioen te zijn. Met een uur vertraging begon de wedstrijd, niet omwille van incidenten of het weer, maar omdat de scheidsrechter te laat was wegens vertraging van de trein. Cercle startte zeer verdedigend en zou op de counter spelen. Bij één van die counters hadden de groenzwarten een corner afgedwongen en op die corner gebeurde het volgende. Keeper Dhoore sloeg de bal weg in de hals van Lantsoght die , bibberend van de kou, ineengedoken tegen de paal stond. Via die laatste belandde de bal in het doel en stond Club 0-1 achter. Nu moest Club al twee keer scoren om kampioen te worden. Club speelde slecht, verkrampt door de zenuwen. Enkel drie minuten voor affluiten kon Delafontaine gelijk maken. Het wanhoopsoffensief dat Club nog ontketende mocht niet meer baten. De wedstrijd eindigde op 1-1 en Cercle was de eerste Brugse kampioen uit de geschiedenis.[197]

 

Club was weer tweede en dit keer was het nog pijnlijker dan de vorige keer, omdat Cercle, de grote rivaal nu met de prijs was gaan lopen en dat in het eerste seizoen dat ze meestreden voor de titel. Club speelde al enkele jaren in de top van het Belgische voetbal en greep telkens naast de prijzen. Het was des te frusterender om te zien dat de groenzwarten, die net kwamen piepen aan de top, al meteen de oppergaai meegraaiden.

 

Gelukkig voor Club was de competitie al bij al vroeg afgelopen en konden ze zich concentreren op de organisatie van hun paastoernooi. Aangezien er dit jaar geen internationale wedstrijden met Kerstmis waren georganiseerd werden alle inspanningen op het paastoernooi gezet. FC Brugeois stuurde uitnodigingen naar ploegen uit Nederland, Duistland en Engeland. Na een eerste rondvraag bleven er vier clubs over waarmee FCB in onderhandeling was: Upton Park FC, Hull City, Leyton Manor FC en Forrest Gate FC. Uiteindelijk werden Upton Park FC op zondag en Leyton Manor FC op paasmaandag gevraagd. Leyton Manor FC bedroog echter FC Brugeois en kwam niet opdagen. Club diende klacht in bij de Fédération International, die konden echter weinig doen daar Leyton niet aangesloten was bij de FA. Het paastoernooi was geen al te groot succes. Dit kon niet gezegd worden van het veteranentoernooi ‘Thibault de Boesinghe’, dat doorging op 23 en 30 april. Het centrale comité nam de organisatie van deze beker over van de veteranensectie en betaalde het ook. Aan de twee ploegen die op 30 april de finale speelden werden 22 insignes gegeven. Ook deze keer werden de deelnemende ploegen niet vermeld.[198] Club was ook weer geplaatst voor de Coupe La Dernière Heure. In de halve finale ontmoette Club, al onmiddellijk kersvers kampioen Cercle. Bij FC Brugeois voelden ze niet al te veel voor deelname aan het toernooi waarvan ze toch al de trofee definitief in bezit hadden. Daarom stelde Club niet haar beste ploeg op, ze liet een lijst rondgaan om te vragen welke spelers zin hadden om de beker te betwisten. De spelers van de eerste ploeg werden niet verplicht om deel te nemen. Uiteindelijk stond een veredelde tweede ploeg aan de aftrap van de halve finale tegen Cercle. Groenzwart won trouwens de wedstrijd niet zonder moeite: 2-1. Cercle zou in de finale van dat jaar de overwinning behalen op Union.[199]

 

Op naar De Klokke

 

Op extrasportief vlak werd er dat seizoen een heel belangrijke knoop doorgehakt: die van het terrein. Zoals hoger gesteld was Club al meer dan een jaar op zoek naar een nieuw terrein. Eind september 1910 kwam er schot in de zaak: voorzitter Demeulemeester stelde het terrein bij café La Cloche voor. Het terrein lag wat verderop langs de Torhoutsesteenweg, ook in Sint-Andries. Een eerste prijsvraag leverde het volgende op: Club kon het terrein telkens huren voor 6 jaar. Tijdens een eerste termijn zou de huurprijs 600 frank per jaar bedragen, bij elke nieuwe termijn van 6 jaar zou de jaarlijkse huurprijs met 100 frank opslaan. Het terrein was groot genoeg om een speelveld van 100 op 60 meter aan te leggen met daar rond een strook van 25 meter breed, het hele terrein had een oppervlakte van 1,68 ha. Het voorstel leek interessant en Club stuurde er een delegatie op af om het veld te inspecteren. Die eerste inspectie viel tegen: het veld lag er zeer onregelmatig bij en om het veld te effenen zouden er grote hoeveelheden aarde[200] moeten worden aangevoerd. Victor De Veen, vader van de speler, die het veld had onderzocht, kende nog een ander terrein wat verderop in Sint-Andries: het was een vrij effen terrein met een droge en zanderige grond, met een grootte van twee hectaren. Hij ging met de eigenares van het terrein, José de ter Beerts, spreken over de prijs. Dus plots waren er twee gronden in de running om de nieuwe thuisbasis van FC Brugeois te worden: het terrein dat naar het aanpalende café ‘De Klokke’ zou worden genoemd en het terrein van mevrouw de ter Beerst.[201]

 

Demeulemeester vertrouwde de analyse van Victor De Veen niet helemaal en liet een onafhankelijke expert het terrein bij De Klokke onderzoeken, om te weten hoeveel het zou kosten om het terrein te effenen en te draineren. Ondertussen werden er onderhandelingen gevoerd met Prosper De Cloedt, de zoon van de eigenaar van dat terrein. Aanvankelijk leek het terrein van de adellijke dame meer kans te maken dan het terrein bij De Klokke: Emmanuel De Cloedt wou eerst zijn terrein enkel verkopen tegen een dikke 40 000 frank, terwijl het andere terrein kon gehuurd worden tegen 800 frank per jaar. Demeulemeester gaf echter De Klokke niet op en ging verder onderhandelen met Prosper De Cloedt. Hij zocht ook hulp in de onderhandelingen van Albert Dyserinck, een kapitaalkrachtig erelid en later voorzitter van FC Brugeois. Naarmate de onderhandelingen vorderden evolueerden beide prijzen naar elkaar toe: De Cloedt liet zijn prijs zakken naar 1, 10 frank per vierkante meter, terwijl Madame de ter Beerst haar huurprijs optrok met 1000 frank toen ze te weten kwam waarvoor haar terrein zou worden gebruikt.[202] Ondertussen werd er ook over de financiering van het nieuwe terrein gesproken. Club zou twee leningen aangaan: één bij een groep van geldschieters en één bij haar leden. De eerste lening zou dienen om een terrein aan te kopen, dus werd er geen som vastgelegd. De intrest die de geldschieters zouden ontvangen zou 3 à 4% bedragen. Een tweede lening zou Club afsluiten bij zijn leden: het zou een conscriptielijst laten rondgaan waarop de kapitaalkrachtigere aanhangers van Club konden intekenen voor een bedrag ter waarde van 25 frank. De bedoeling was een totaal bedrag van 5000 frank te verzamelen voor de oprichting van de nodige installaties op het terrein, in hoofdzaak een tribune.[203]

 

In de lente van 1911 diende de knoop doorgehakt te worden: de voordelen en de nadelen van beide terreinen werden tegen elkaar afgewogen. Het veld van mevrouw de ter Beerst was goedkoper: huurprijs van 1000 frank per jaar en het terrein had een droge grond. Het veld van De Klokke was duurder: de huurprijs werd op 1500 frank per jaar vastgelegd. Het grote voordeel van dat laatste terrein - dat was ook de reden waarom het uiteindelijk verkozen werd boven het terrein van de ter Beerst - was dat het land van De Cloedt veel dichter bij het station en de stad lag, daardoor kon dat veld ook meer inkomsten genereren. Op de algemene vergadering van 11 mei 1911 werd het nieuwe terrein en de overeenkomst met Prosper De Cloedt voorgesteld: Club zou een jaarlijkse huursom van 1500 frank betalen en een koopoptie hebben na 12 jaar. Het terrein zou worden uitgerust met een tribune, een ‘buvette’ en rondom het veld zouden aarden terpen komen waarop de toeschouwers konden plaatsnemen voor een beter zicht. Een muur met drie poorten daarin zou gemetst worden langsheen de Torhoutsesteenweg om het veld aan het zicht te onttrekken.[204]

 

De huurprijs van het veld lag vrij hoog, maar was niet onoverkomelijk. Om financiële problemen te vermijden ging Club over tot een verhoging van de lidgelden. Die van de spelers zowel scholieren als volwassenen bleven gelijk: respectievelijk 4 en 8 frank. Het lidgeld van de ereleden werd opgetrokken van 12 naar 14 frank per jaar en de dameskaarten (ter beschikking van de echtgenotes van ere- of beschermende leden) werden ook in prijs verdubbeld en kostten nu 2 frank. Het lidgeld van de beschermende leden bleef 20 frank minimum. Er werden ook voor het eerst familiekaarten voor de leden uitgegeven, die kaart kostte 15 frank en was geldig voor maximaal 5 leden van 1 gezin die onder hetzelfde dak woonden. Op dezelfde algemene vergadering werd er ook een voorstel gelanceerd om met een systeem van abonnementen te beginnen maar dat werd weer ingetrokken.[205]

 

Toen Club eenmaal zeker was van het terrein ging het over tot de regeling voor de bouw van de hoofdtribune. Club schreef verschillende aannemers aan om een offerte op te maken. De tribune moest een metaalconstructie zijn en de kostprijs die FC Brugeois in gedachten had bedroeg 5000 frank. Er kwamen verschillende offertes binnen van een drietal aannemers maar hun prijzen lagen te hoog. Door het bekijken van die offertes had FC Brugeois wel min of meer een idee over wat ze konden verwachten voor 5000 frank. Dus lieten ze een plan en een bestek maken door een onafhankelijke architect en schreven vervolgens een aantal aannemers aan om een offerte te maken op basis daarvan. Uiteindelijk werden de werken uitgevoerd door meneer Fonteyne, een aannemer die voordien al een offerte had uitgebracht en wiens ontwerp werd gebruikt als basis voor het plan opgemaakt door de architect. Hij bood aan de werken uit te voeren tegen 8300 frank en bood daarmee de laagste prijs. Omdat deze prijs nog altijd veel meer was dan FC Brugeois voor ogen had, besloot Demeulemeester een mooi gebaar te stellen door de tribune met 800 frank te sponsoren. Met de bouw van de tribune werd onmiddellijk begonnen maar raakte niet tijdig af, ook de andere werken aan het nieuwe terrein zoals de drainage en de constructie van de muur aan de Torhoutsesteenweg kenden veel vertraging. Hierdoor moest Club zijn verhuis naar De Klokke uitstellen. In die periode verkeerde Club in een grote rechtsonzekerheid: de huur van het oude terrein was officieel niet verlengd en het contract met Prosper De Cloedt was nog niet getekend. Pas begin november 1911 toen de competitie al ruim een maand bezig was, werd voor alle zekerheid het contract met de eigenaars van het Rattenplein nog met een jaar verlengd. Niettemin gingen de werken aan het nieuwe terrein onverminderd door: er werden nieuwe doelen geplaatst, er werden lampen en glazen aangekocht voor de chalet, er werden voor het eerst een WC aangelegd op het nieuwe veld. De tribune werd geschilderd toen ze eenmaal af was. Na het seizoen, zou het veld in gebruik genomen worden met het jaarlijkse paastoernooi. Er werd ook een verzekering afgesloten voor de pas gebouwde installaties. Er werd beslist dat de omheining, de chalet en de tribune van het oude terrein zouden worden afgebroken en worden heropgebouwd op het nieuwe terrein. Zo zou de poort in de hoofdingang op het oude terrein worden gebruikt in de ingang voor de ‘populaires’. De houten omheining van op het Rattenplein - of wat er van overbleef  - zou gebruikt worden om de zuidkant van het veld af te schermen, langs deze kant was er niet zoveel beweging en was een stenen muur niet noodzakelijk. [206]

 

 

Hoofdstuk 9: Sportieve terugval en financiële moeilijkheden

 

De komst van een mecenas?

 

Eind september 1911 stond FC Brugeois in rep en roer: het gerucht ging dat Georges Marquet, een steenrijke Bruggeling en liberaal politicus, erevoorzitter wilde worden van FC Brugeois. In ruil voor dat voorzitterschap zou hij 5000 frank per jaar aan Club schenken over periode van 5 jaar. Het gigantische bod werd evenwel niet op unaniem applaus onthaald. Er ontstond een heftige discussie binnen het bestuur. Een deel vreesde dat Marquet FCB wou overnemen op deze manier om dan de spelers te verkopen. Marquet was namelijk een rentenier, hij bezat veel vastgoed in Brugge en leefde van de verhuur van zijn eigendommen. Ze vreesden dat Marquet FC Brugeois zag als een investering waarop hij winst kon maken. Anderen wilden niet dat Marquet erevoorzitter zou worden omdat dit de politieke neutraliteit van FC Brugeois zou verbreken en ze vreesden voor een leegloop van leden uit protest tegen de politieke stellingname. Anderen verzachtten deze kritiek en zeiden dat Marquet enkel zijn naambekendheid wou vergroten met zijn erevoorzitterschap en dat hij nooit rechtstreeks zijn partij aan FC Brugeois zou verbinden. Ook een reden voor protest was de vrees dat het erevoorzitterschap van Marquet de overeenkomst met Emmanuel De Cloedt, ook een liberaal politicus en eigenaar van het veld, op de helling zou zetten. Zij wilden de boot afhouden om De Cloedt niet te bruuskeren. Anderen waren wel voorstander en zeiden dat ze, gezien de financiële noden waar FCB voor stond, een dergelijk bod niet konden weigeren. Uiteindelijk werd Marquet als erevoorzitter aanvaard op voorwaarde dat hij garanties zou stellen: hij mocht zijn voorzitterschap niet politiek uitbuiten, indien Club door zijn erevoorzitterschap het terrein van de Klokke verloor moest hij voor een nieuw terrein zorgen en hij mocht zich ook niet bemoeien met het beleid van Club.

 

Achteraf bleek de hele rel niet nodig te zijn geweest: Marquet verklaarde dat er een misverstand was opgetreden en dat hij nooit de ambitie zou hebben gehad om erevoorzitter te worden. Hij zei dat hij FC Brugeois wilde versterken en niet verzwakken door een leegloop van leden te veroorzaken. Uiteindelijk werd Marquet ingeschreven als beschermend lid van FCB, tegen betaling van 5000 frank per jaar. Er werden ook een paar veranderingen doorgevoerd in het bestuur: Fernand Hanssens werd vervangen als secretaris door Ernest Beuninck en Vander Ghote werd vervangen door Carlos Vanden Haute.[207]

Door de vele gebeurtenissen op extrasportief vlak werd de voorbereiding op het nieuwe seizoen een beetje naar het achterplan verwezen. Enkel op 17 september werd een oefenmatch gespeeld tegen de vrienden van Haagsche VV en werd door FC Brugeois gewonnen. Door dit tripje naar Holland begon Club niet op tijd aan de competitie, die voor de andere clubs op diezelfde 17de september begon. Club stak dan maar van wal met de verplaatsing naar Excelsior FC in Brussel. Het werd het wederoptreden van Charles Cambier, die na een beenbreuk in mei 1910 meer dan jaar out was geweest. Club was overigens met maar 10 Brussel afgezakt omdat Jean Strubbe zijn trein had gemist. Club geraakte er door de man minder situatie niet verder dan een 1-1 gelijkspel. De week erop maakte Charles Cambier zijn wederoptreden voor het Brugse publiek in de wedstrijd tegen Beerschot, dat met 4-0 werd afgetroefd. Op 8 oktober stond de Brugse derby weer op het programma. Gezien het feit dat Cercle het jaar voordien Club de landstitel had afgesnoept, werd een uiterst gespannen wedstrijd verwacht. De hele wedstrijd lang werden de Cerclespelers uitgejouwd door het blauwzwarte publiek maar na de wedstrijd vielen er geen incidenten te merken. De wedstrijd bleef zonder doelpunten en dat was vooral de verdienste van de groenzwarte doelman: Omer Baes. Hij pakt alles wat zijn richting uitkwam, inclusief een penalty.[208]

 

Op 15 oktober speelde Club 1-1 gelijk op Racing Mechelen en de week erop ging Club op Union Sint Gilles verliezen met 3-1. Het dient gezegd dat Club het tijdens die laatste wedstrijd het zonder Charles Cambier moest rooien, die had afgezegd voor deze wedstrijd omwille van de eerdere aanvaringen met Lomme Van Den Eynde. Op de laatste zondag van oktober ging Club winnen op het veld van Racing Club de Gand met 0-1. Ondertussen deden zich grote rellen voor in Brugge waar Cercle thuis speelde tegen het gehate Union. Club supporters waren nog altijd niet vergeten wat, de weer bij Union spelende, Van Den Eynde had gedaan met Charles Cambier. Club supporters zaagden tijdens de wedstrijd de dissel van de huifkar, waarmee de Unionisten na de wedstrijd naar het station zouden worden gebracht, half door. Toen die na de match in allerijl wilden vertrekken brak de dissel en hotsten de Unionspelers stuurloos over straat. De huifkar was een makkelijk doelwit voor de Brugse heethoofden. Ook de koets waarin de bondsofficials zaten, werd bekogeld. De incidenten zorgden ervoor dat voortaan de wedstrijden in Brugge moesten worden bewaakt door versterkte politie en dat de spelers van de tegenstander moesten worden vervoerd in gesloten rijtuigen waarin ook de bestuurders van de thuisclub moesten plaats nemen. Op 5 november verloor Club thuis van Daring, blauwzwart moest het stellen zonder Raphael Vyncke en vermocht niets tegen de competitieleider: 0-3. In tegenstelling tot het vorige weekend bleef Brugge van incidenten gespaard en werden de scorende Daringspelers zelfs toegejuigd door het thuispubliek, onverklaarbaar! Op 12 november ontving FC Brugeois die andere Brusselse rivaal van het eerste uur: Racing Club. De nieuwe club van voormalige FCB sterkhouder Désiré Paternoster werd met 2-1 verslagen en Paternoster wenste waarschijnlijk dat hij de overstap niet had gemaakt.[209]

 

Op 19 november werd Charles Cambier gehuldigd in Antwerpen naar aanleiding van zijn eerste wedstrijd op een Antwerps speelveld sinds zijn blessure. Hij werd bloemen overhandigd door een journalist van Sport Echo. Of de bloemen de anders zo stevige Cambier weekhartig gemaakt hadden is niet duidelijk, het feit is wel dat Club de wedstrijd tegen Antwerp met 3-2 verloor. De week erop verloor Club een punt tegen het met degradatie bedreigde Léopold Club: 1-1. Een uitslag die Club wel meer zou laten optekenen dit seizoen: maar liefst 6 keer was dat de eindstand. Dat is ook de reden waarom Club zo’n slechte doelpuntenbalans had dit seizoen. Daarom mocht het nummer 5, Cercle en niet Club deelnemen aan de Coupe La Dernière Heure. Ook de twee volgende wedstrijden zou Club zich tevreden moeten stellen met een 1-1 gelijkspel: op 3 december op Standard CL en de week erna op het veld van Beerschot. Op 17 december kon Club nog eens winnen: 3-0 thuis tegen Excelsior FC. De week erna werd er door Club thuis geoefend tegen ’t Zesde uit Breda. Naar aanleiding van die wedstrijd werd een maar magere recette geboekt: amper 150 frank.

De eerste wedstrijd van het jaar 1912 was meteen de derby op het veld van Cercle. Was de heenmatch nog getekend geweest door een afwezigheid van doelpunten, dan was deze editie van de klassieker een ware doelpuntenkermis. Club won de wedstrijd met 2-5. Het nieuwe elan van het nieuwe jaar werd voortgezet in een nieuwe overwinning tegen het op het hoogste niveau al even nieuwe Racing Mechelen: 3-1.

 

Op 21 januari stond de thuiswedstrijd tegen Union op het programma, ware het niet dat de bond besliste uit veiligheidsoverwegingen de wedstrijd te laten doorgaan op een neutraal terrein: dat van Racing Brussel. Een massa volk kwam opdagen en Club boekte te Brussel en recette van 1807,65 frank. De wedstrijd zelf werd een blamage voor de geelblauwe Brusselaars: nadat ze eerst een penalty tot twee maal toe hadden gemist kwamen ze op achterstand toen De Veen dat even later niet deed. FC Brugeois, met De Veen op kop, was in goede doen die dag en de Uniondoelwachter kreeg 4 doelpunten in zijn mand, alle vier getekend, Robert De Veen. Union kon nog tegen scoren na een derde penalty wat het eindtotaal op 4-1 bracht voor de ‘thuis’ploeg. Ook Racing CB kon twee weken later de zegetocht van FCB niet stuiten, het ging op eigen veld met 1-3 onderuit. Op 18 februari was Antwerp het slachtoffer van dienst: 3-0. Na een weekend vrijaf te hebben gekregen boekte FC Brugeois zijn grootste overwinning van het seizoen: 8-0 tegen Standard. De blauwzwarte opmars werd gestopt door een 1-1 gelijkspel thuis tegen Racing Club de Gand op 17 maart. Een week later moest Club op bezoek bij Daring dat mits winst kampioen kon spelen. FCB legde de gelijkgestemde zielen van Daring geen strobreed in de weg: Daring won met 3-0 en Club kon meegenieten van het feest. Club besloot dat ze liever Daring kampioen zagen worden dan het gehate Union. Hoe groot de haat voor de geelblauwen was wordt geïllustreerd in de reactie van het bestuur op het gerucht dat Lomme Van Den Eynde lid zou worden van FC Brugeois. Het centraal comité antwoordde de briefschrijver dat bovengenoemd persoon nooit lid zou worden van FCB en dat hij het niet waard was om toe te treden tot de blauwzwarte vereniging. Club had dus een sterke terugronde gekend en was alsnog op de 4de plaats geëindigd en had een gelijk aantal punten als de derde maar had te veel punten verloren tegen kleine ploegen en zo de aansluiting met de top gemist. [210]

 

In 1912 werd voor het eerst een beker van België georganiseerd, naar het voorbeeld van de Engelse FA-cup. Een maatregel die door FC Brugeois reeds vier jaar voordien werd voorgesteld, werd pas nu goedgekeurd. De beker heette Coupe Du Roi en was de vorige jaren een competitie tussen de verschillende provinciën geweest. Voor deze eerste editie mochten enkel de 12 eersteklasseclubs deelnemen en de vier eerste uit bevordering, de toenmalige tweede afdeling. De deelnemers uit bevordering waren: FC Luik, CS Verviers, Kortrijk Sport en FC Malinois. De bekercompetitie ging van start na afloop van de reguliere competitie: Club speelde zijn achtste finale op 12 mei en won de wedstrijd tegen Racing Club Malinois met 5-0. Die wedstrijd vond plaats op het veld van FC Brugeois, de prijzen werden vastgelegd op 75 centiem voor de tribune, 50 centiem langs het veld en 25 centiem voor de ‘populaires’. De kwartfinale van Club vond plaats op 16 mei en Club hield RC Gent op een 0-0 gelijkspel, deze stand bleef ook ongewijzigd na de verlengingen dus werd de wedstrijd herspeeld op 19 mei op het veld van FCB. Vreemd genoeg slaagde Club er niet in het thuisvoordeel uit te buiten en verloor de re-match. Uiteindelijk speelde RC Gand nog de finale tegen Racing Brussel, het was die laatste die de eerste Belgische beker in de wacht zou slepen.[211]

 

Naast de officiële competitie speelde Club ook nog zijn jaarlijks Paastoernooi. Deze editie was wel een mijlpaal in de Geschiedenis van Club Brugge: deze wedstrijden waren de eerste die gespeeld werden op De Klokke. Het was ook voor het eerst een echte competitie met een trofee als inzet. Georges Marquet, de nieuwe geldschieter van FC Brugeois, schonk de trofee ter waarde van 1500 frank aan Club en daarbij nog eens 2000 frank voor de organisatie van het toernooi. Deze financiële ruimte bood Club de mogelijkheid om te onderhandelen met grote clubs uit Engeland. In de maand december kreeg Club reacties van grote namen uit het Engelse voetbal als: Liverpool FC, Everton, Aston Villa, Newcastle United en West Ham United. Daarnaast reageerden ook enkele gerenommeerde amateurclubs als London Caledonians en Corinthians FC. Uiteindelijk werd van een confrontatie met dergelijke kleppers afgezien, om de simpele reden dat indien zo’n ploeg zou deelnemen, ze met 90% zekerheid de trofee mee naar huis zouden nemen. Club wilde liefst een toernooi opzetten met ploegen uit verschillende landen. Uiteindelijk werd een overeenkomst gesloten met Northern Nomads, een club met een zekere faam in het amateur circuit en met naambekendheid in België omwille van deelnames aan andere Belgische toernooien. De vertegenwoordiger van onze noorderburen was Dordrecht FC en uit Frankrijk werd Club Athlétique Vitry afgevaardigd. Beide ook vrij grote namen uit die periode, ze hadden allen internationals in hun rangen.

 

De toegangsprijzen werden onderverdeeld in 4 categorieën: gereserveerde (centrale deel) tribune: 3 frank voor één dag en 5 voor de twee dagen, de rest van de tribune kostte respectievelijk 2 en 3 frank. Voor zijkant van het veld en de ‘populaires’ konden enkel dagtickets worden gekocht, daar waren de prijzen het dubbel als tijdens de competitie: 1 frank en een halve frank. Voor de tribune paste men een systeem toe van genummerde plaatsen: 100 abonnementen en 100 dagkaarten voor de gereserveerde tribune (dat maakt een contingent van 150 plaatsen) en 400 abonnementskaarten en 200 dagkaarten voor de gewone tribune. Een snelle rekensom leert dat de nieuwe tribune een capaciteit had van 650 man. De journalisten die over een perskaart beschikten kregen ook specifieke een plaats in de tribune. De voorbereidingen werden getroffen: de hotels voor de buitenlandse ploegen werden geregeld, versieringen werden aangemaakt: waaronder twee banieren in de Clubkleuren die opgehangen werden aan de ingang. Vier flessen champagne werden besteld om gekraakt te worden met de winnende ploeg. De taakverdeling werd opgemaakt: een aantal bestuurslui moesten de buitenlandse spelers een rondleiding geven in de stad. Voor de beveiliging van de wedstrijden stonden 4 rijkswachters in. Er werden om en bij de 30 affiches opgehangen en reclame werd in kranten geplaatst samen met de foto’s van de deelnemende ploegen. Het paasweekend werd 1 groot voetbalfeest: op zaterdag werd een wedstrijd gespeeld tussen een Brugse selectie en een Engelse selectie, op zondag werden de twee halve finales gespeeld en op paasmaandag werd de finale gespeeld. Welke de precieze wedstrijden waren is niet geweten maar vermoedelijk waren het de Engelse amateurs, Northern Nomads, die de trofee in de wacht sleepten.[212]

 

Op vlak van organisatie waren er weer een paar stappen vooruit gezet het voorbije seizoen. Naast de ingebruikname van de nieuwe infrastructuur werden ook nog een aantal andere veranderingen doorgevoerd. Aan het begin van het nieuwe seizoen begon het bestuur een commerciële boekhouding te voeren. Met de grote investeringen in het vooruitzicht nam de algemene vergadering een aantal beslissingen om Club te beschermen tegen winstbejag: er werd in de statuten opgenomen dat enkel leden met een lidmaatschap dat langer is dan 10 jaar ‘aandeelhouder’ konden worden. Er werd ook beslist dat de spelers voortaan ook verzekerd moesten worden, om hen te vergoeden bij ernstige blessures als die van Charles Cambier. Het bestuur stuurde offertes naar verschillende verzekeringsmaatschappijen. Om de controle op militairen te vergroten werd de mogelijkheid onderzocht om die mannen een persoonlijke kortingskaart te geven. Militairen in uniform kregen reeds 50% korting maar er werd ook wat gefraudeerd met die uniformen: sommigen geraakten goedkoper binnen door het uniform van hun broer aan te trekken. Er werden vier ‘machines’ aangekocht om tickets te verdelen. Twee voor 1 rol ticketjes en twee met 3 rollen. Om de beveiliging te verbeteren besliste FC Brugeois de rijkswachters te betalen: 1 frank per man. Ook op gebied van de veiligheid van de bezoekende ploeg werden veranderingen doorgevoerd: voortaan zouden zij zich moeten omkleden in een hotel in de stad en dan zouden ze met gesloten rijtuigen naar het veld worden gebracht. Er werd ook een inwonende conciërge aangesteld: die zou instaan voor de dagelijkse bewaking en zou het veld open stellen voor de spelers op de trainingsdagen en op matchdagen. Vanaf 1912 werden de spelers van de eerste ploeg beloond met twee gevulde pistolets na elke wedstrijd. De taak van de secretaris werd ook vergemakkelijkt door de aankoop van een stencilapparaat, ook een middel om de drukkerskosten te beperken. Aan het einde van het seizoen 1911-1912 werd er beslist door een statutaire algemene vergadering dat indien een speler FC Brugeois wou verlaten voor een andere Belgische club, die speler die beslissing moest meedelen aan het centrale comité voor 1 mei. Indien de speler daarna ontslag nam moest hij een boete betalen van 500 frank. Een maatregel om het hoofd te bieden aan het toenemend aantal broodspelers.[213]

 

Tijdens de zomer werden er nog werken uitgevoerd aan het terrein: de poort aan de hoofdingang die er al stond was maar een voorlopig bouwsel en werd vervangen door een constructie met bestendig karakter. De oude tribune en de chalet die naar het nieuwe veld was mee verhuisd, moesten worden herschilderd. De drainage van het veld moest ook nog voltooid worden en het gras en onkruid moest ook worden gemaaid. Om dat laatste beter te kunnen uitvoeren kocht FC Brugeois een grasmaaier aan. Er werden nieuwe netten besteld voor de doelen. Het gebied van de ‘populaires’ werd uitgebreid en de omheining die hen scheidde van de andere toeschouwers werd verplaatst. Er werden ook nieuwe hokjes gemaakt voor de controleurs van de ticketjes. Club liet ook insignes maken die dan tegen anderhalve frank aan de spelers zouden worden verkocht. Dat jaar zouden ook affiches worden gedrukt die zouden worden opgehangen in verschillende cafés met daarop de kalender met alle competitiewedstrijden. Daarnaast werden 275 voorgedrukte affiches voor de competitie en 75 affiches voor de beker van België besteld. Speciaal aan deze affiches was dat ze rond waren en balmotief hadden, zoals het toenmalige Clublogo. Deze ingreep liet Club toe om haar drukkerskosten te verminderen: 275 en 75 affiches kostten minder dan telkens 25 nieuwe ontwerpen. Waarschijnlijk moesten dan enkel nog de naam van de tegenstander en de datum erop worden gestencild. Om wat schot in de zaak van de verzekering van de spelers te brengen, werd de vraag aan de verzekeringsmaatschappijen duidelijker geformuleerd. Club wilde een verzekering die in geval van ongeval het volgende dekte: 5000 frank bij het verlies van het zicht, 2500 bij het verlies van 1 oog en 1 frank per dag dat de speler in kwestie werkonbekwaam was.[214]

 

Tijdens de zomer lag FC Brugeois ook niet stil op sportief vlak: Club deed dat jaar mee aan het jaarlijkse toernooi van Blankenbergse VV: La Coupe du Littoral. Welke resultaten Club daarin haalde, is niet teruggevonden. Waarschijnlijk lag blauwzwart uit het toernooi na de eerste ronde, waarin ze Cercle ontmoetten. In ieder geval was er maar weinig aandacht van het bestuur voor deze zaak. Daarna werd de aandacht gericht op de voorbereiding van het voetbalseizoen 1912-1913. Club schreef zijn 5 ploegen in: 1ste divisie, reserven, 2de, 3de en scholieren. Om de selectie van de spelers te verbeteren werd een ‘comité de football’ opgericht: daarin zetelden de kapiteins van alle ploegen, de ploegafgevaardigden, de oefenmeester en de adjunct secretaris, die laatste moest de nota’s nemen van die vergaderingen. De prijzen voor het komende voetbalseizoen werden verhoogd: anderhalve frank voor de tribune, 1 frank langs het veld en 50 centimes voor de ‘populaires’.

 

De grootste vernieuwing op sportief vlak was misschien wel de invoering van het MW systeem. Voordien speelde FC Brugeois in een driehoek: 1 keeper, 2 backs, 3 halfbacks en 5 aanvallers op 1 lijn. Het MW systeem bestond erin dat er tussen de lijn van de halfbacks en de echte spitsen een nieuwe lijn van drie spelers kwam te liggen. Eigenlijk was het een voltooiing van een evolutie waarbij de links – en de rechtsbuiten al eerder naar achter waren getrokken. Het achteruit halen van een derde aanvaller vulde zo het gat op dat zo centraal op het middenveld was ontstaan. Het gevolg was dat men nu naast twee echte verdedigers en twee echte aanvallers nu plots een middenveld van 6 man had, met daarin drie aanvallend ingestelde spelers en drie verdedigend ingestelde spelers. Het verschil was subtiel omdat voordien de aanvallers ook al meer van achteruit voetbalden, maar omdat de ploegopstelling vanaf de zomer van 1912 expliciet in MW vorm werd opgeschreven, betekend dat de sportieve basen er bij Club er wel degelijk over hadden nagedacht.[215]

 

FCB crasht na een vliegende start

 

De nieuwe competitie vatte dat seizoen weer een week vroeger aan, op 8 september om precies te zijn. De vroege start betekende dat er geen ruimte was voor oefenwedstrijden. Voor Club was het blijkbaar geen probleem want het startte verbluffend sterk en trok zo de lijn door van het seizoenseinde van het jaar ervoor. Op de openingsspeeldag stond Club al meteen tegenover aartsvijand Cercle, de wilskracht en fysieke kracht van blauwzwart haalde het boven het technisch verfijndere voetbal van groenzwart: 2-1 voor FCB. De week erop nam Club wraak op RC Gand voor de vroegtijdige uitschakeling in de beker van België: 1-0. Op 22 september werd een kleine maar verdiende overwinning geboekt bij het verre Verviers. FC Brugeois was opgewarmd voor de clash tegen de vijand uit de hoofdstad: Union. De gebruikelijke veiligheidsmaatregelen werden getroffen: 8 rijkswachters werden opgetrommeld om de orde te handhaven. Ook de poort van de ‘populaires’ diende verstevigd te worden. De verwachtingen voor deze wedstrijd waren hooggespannen: zowel Club als Union waren nog ongeslagen en de reputatie van het Brugse publiek indachtig werd een geladen wedstrijd verwacht. Tegen alle verwachtingen echter bleef de wedstrijd gespaard van grove fouten en deden er zich na afloop ook geen incidenten voor. De scheidsrechter Barette, die beschouwd werd als de primus van België, had de wedstrijd goed in de hand. Club kwam na goed 20 minuten op voorsprong via Leroy, Club bleef baas en Union kon niets terug doen. Gelukkig voor de geelblauwen was hun keeper wel in vorm, hij behoede zijn ploeg voor een grotere nederlaag. Achteraf rezen er vragen bij de neutraliteit van Barette, een aantal mensen vond blijkbaar dat hij in het voordeel van FC Brugeois gefloten had. Het gerucht ging ook dat een zekere Cornelis, een lid van FC Brugeois, gepoogd had om de Barette om te kopen. Club reageerde door de persoon in kwestie uit de vereniging te zetten en door te verklaren dat hij op eigen houtje handelde. Achteraf bleek dat er van het gerucht niets waar was en werd Cornelis in ere hersteld.[216]

 

Op 6 oktober leed Club zijn eerste nederlaag op het veld van Racing CB: 3-1. Club was weer leider af  en Union wipte weer over blauwzwart naar de eerste plaats. Het volgende weekend was FC Brugeois bye vanwege de voorronde van de Beker van België, waarin Club, net zoals de andere eersteklassers overigens, niet in actie kwam. Daarom werd er een oefenmatchen tussen de eerste ploeg en reserven ingelast. Op 20 oktober had Club bezoek van Excelsior FC, die werden niet zonder moeite opzij gezet: 3-2. Twee weken later moest Club op bezoek bij Daring Brussel, een makkie voor de regerende kampioen zo leek wel: Club zakte als een pudding in elkaar en incasseerde 5 doelpunten zonder er zelf ook maar één te scoren. Opnieuw werd het speelschema met een weekend onderbroken en op 17 november deelde Club op haar beurt een pak slaag uit aan de uitdagers van Antwerp FC: 6-0. Een week later verloor FCB nipt van Beerschot AC met 3-2. Club herpakte zich echter de volgende zondag tegen FC Liégeois: 7-0. De week erop speelde Club in de eerste ronde van de Beker van België: FC Bressoux werd met ruime 6-0 cijfers verslagen. Op 15 december werd er echter weer verloren: met 2-0 op het veld van Standard Luik. Daardoor eindigde Club slechts als 5de de eerste ronde die voor Club zo goed begonnen was.[217]

 

Op 22 december verloor Club de wedstrijd op Cercle met dezelfde cijfers als tegen Standard en ook op RC Gand kon FCB geen punten halen: 3-1. In de kerstperiode ging FC Brugeois op tournée in Nederland: op 24 december speelde Club tegen Haagsche VV, op Kerstdag tegen FC Dordrecht en de dag erna tegen ’t Zesde uit Breda. De resultaten van die wedstrijden werden nergens terug gevonden. In de competitie ging het van kwaad naar erger: op 5 januari werd er thuis verloren van CS Verviers en twee weken later kreeg Club een pak slaag van Union: 6-2. De kelk werd tot op de bodem gelicht met een pijnlijk 2-4 verlies op eigen veld tegen Racing Brussel. De reactie van het bestuur op de rampzalige wintermaanden? Geen enkele: het centrale comité was bezig met de organisatie van het paastoernooi en de regeling van het huurcontract. De enige maatregel die het centrale comité trof was de benoeming van Dyserinck in de sportieve commissie.

 

Op 9 februari werd Club uitgeschakeld in de beker door Léopold Club de Bruxelles, een tweedeklasser godbetert. Na deze wedstrijd werden de spelers van FC Brugeois een pauze gegund en konden ze even hun gedachten verzetten door een wedstrijd te spelen met de provinciale selectie. Blijkbaar had het de spelers deugd gedaan want op 23 februari 1913 speelde Club op eigen veld 3-3 gelijk tegen de regerende kampioen. Op zich een opmerkelijke uitslag aangezien Daring het hele seizoen tot dan toe amper 5 tegengoals had geslikt. Het dient gezegd dat Club profiteerde van de afwezigheid van de Jef Robyn, de aanvoerder van de roodzwarten uit Molenbeek. De kleine glansprestatie wed weer ongedaan gemaakt door het verlies op Antwerp een week later: 1-0 voor de oudste club van het land. Ook tegen die andere Antwerpse ploeg moest Club de duimen leggen: Beerschot kwam met 0-3 winnen in Brugge op 16 maart. Het duurde tot 30 maart vooraleer Club nog eens kon winnen: een moeizame 1-2 op het veld van FC Liégeois. Het was van 8 december geleden dat de eerste ploeg van Club nog eens een wedstrijd had gewonnen. Op 6 april echter kreeg Club weer een nederlaag aan de broek gesmeerd, op eigen veld werd met 1-3 verloren van Standard. Club kon gelukkig nog de laatste wedstrijd winnen op het veld van het al veroordeelde Excelsior SC met 0-3. Club finishte op een 7de stek met 19 punten, evenveel overigens als de nummers 8 en 9. Gelukkig dat Club zo een verbluffende start had gekend anders was de eerste degradatie uit de Clubgeschiedenis een feit geweest maar de terugval die FCB gekend had was ongezien.[218]

 

Zoals hoger vermeld was het centrale comité de tweede seizoenshelft vooral bezig met de organisatie van de tweede editie van de Coupe Marquet. De deelnemers dat jaar waren grotendeels dezelfde: FC Brugeois uiteraard, Northern Nomads, Dordrechtsche FC en de Duitse club Ruhrort SV. FC Brugeois was als organisator natuurlijk ingeschreven en de Northern Nomads waren de titelverdedigers. Club had als Nederlandse vertegenwoordiger eigenlijk Haarlemsche FC verkozen, maar die wezen de uitnodiging af. Ook Ruhrort was tweede keus, zij kwamen in de plaats van FC Duisburg. Op zondag werden zoals het jaar voordien de halve finales gespeelde en op maandag de finale. Dit keer werd de loting wel vermeld: de halve finales waren Ruhrort – Dordrechtsche FC om twee uur in de namiddag en Northern Nomads – FC Brugeois om vier uur. De prijzen werden als volgt vastgelegd: op de eretribune betaalde men 5 fr. voor twee dagen en 3 fr. voor 1 dag, op de gewone tribune respectievelijk 4 fr. en 2,50 fr., de toeschouwers die langs het veld en in de ‘populaires’ stonden, konden weer enkel dagtickets kopen, die kostten anderhalve of een halve frank. De leden kregen 50% korting op de toegangsprijzen, zowel voor de abonnementen als voor de dagtickets, met uitzondering van de ‘populaires’. Voor dit toernooi werden ongeveer honderd uitnodigingen verstuurd naar de prominenten, vertegenwoordigers van FCB in de bond en een aantal vooraanstaande leden. Voor de bekendmaking van het toernooi deed Club aankondigingen in zowel lokale als nationale kranten en werden maar liefst 150 affiches gedrukt die werden verspreid over heel de provincie en in de grote steden buiten West Vlaanderen. Geen wonder dat deze wedstrijden zoveel volk op de been brachten, de recettes waren dan ook navenant: op zaterdag ontving de penningmeester 1050,50 frank en de dag erop 743,50 frank. De verkoop van programmaboekjes was goed voor 8,10 frank. Wat de opbrengst van het toernooi op 1802,10 bracht. Uiteindelijk was dit pure winst aangezien alle onkosten gedekt waren door de 2000 frank die meneer Marquet betaald had. Over de precieze gebeurtenissen op sportief vlak hebben we niets terug gevonden maar waarschijnlijk won Northern Nomads voor de tweede keer op rij de Coupe Marquet en sleepte hem aldus definitief in de wacht. Dit leiden we af uit het feit dat het jaar erop een nieuwe trofee werd geschonken door de nieuwe erevoorzitter.[219]

Op sportief vlak was het seizoen 1912-1913 een klein rampjaar, maar op organisatorisch en materieel vlak timmerde FC Brugeois verder aan de weg. Een van de eerste verwezenlijkingen van het nieuw opgerichte sportieve comité was de aankoop van een apparaat om studs vast te maken aan schoenen en een hamer en tang om mee te nemen op verplaatsing. Op die manier werd ervoor gezorgd dat de spelers met beter schoeisel speelden. Om de controle op de leden te vergroten werden de lidkaarten voor het eerst uitgerust met een pasfoto, dat betekende dat een lidkaart definitief een persoonlijk instrument werd. De verzekering voor de spelers en de infrastructuur, zijnde de chalet en de tribune, werden definitief geregeld. Club sloot een polis af bij General Fire and Life Cie.

 

Op 31 december 1912 werd definitief de huurovereenkomst met de eigenaar van het terrein vastgelegd, Club betaalde voor het terrein van 1,68 hectare een jaarlijkse huurprijs van 1760 frank, wat neer kwam op een 4% van de totale waarde van het terrein. Deze som moest telkens betaald worden op 15 september en de eerste betaling moest betaald zijn op de 15 september van het jaar 1912, die achterstallige huur werd onmiddellijk overgemaakt door Alphonse Demeulemeester. Bij het terrein hoorde ook een conciërgewoning. De conciërge had de taak het terrein open te stellen voor de spelers en bestuursleden op de trainings- en matchdagen. Voortaan was hij ook verantwoordelijk voor alle herstellingen aan de infrastructuur en het onderhoud van het terrein. De conciërge mocht gratis inwonen in het huis, enkel het gasverbruik moest door de man zelf betaald worden. Daarenboven kreeg hij nog eens een nieuwjaarspremie van 10 frank. Op 6 november werd Jules Boterman als conciërge en officiële bewaker van het terrein aangenomen en ingezworen.[220]

 

Einde van de vette jaren, Club spant de broeksriem aan

 

Tijdens de zomer lag FC Brugeois alles behalve stil. Nu Club weer het hele jaar door het veld moest huren moesten ze proberen het ook in de zomer te laten opbrengen. Op 20 april werden er op het veld van FCB wedstrijden gespeeld tussen het Atheneum en AS Oostende, tussen turnclubs Rust Roest en La Brugeoise en tussen de reserven van Club en VV Blankenberge. Op die manier werd tegemoet gekomen aan de voetbalhonger van het publiek en de geldhonger van de Clubkas. De week erop werd het veld van FC Brugeois verhuurd aan de Brugse afdeling van de BWP voor een voetbalmatch van hun leden. Club kreeg de opbrengst van het veld, de toegangsprijzen werden op 25 en 10 centiem vast gelegd. Het bestuur besliste wel om geen reclame te maken voor die match en verbood ook alle politieke uitlatingen. Wederom een illustratie van de politieke neutraliteit die Club wou bewaren. Op dezelfde datum speelde Club een vriendschappelijke wedstrijd tegen Olympique Lillois. FCB kreeg daar 200 frank voor. Dat was hen blijkbaar goed bevallen en er werd meteen een terugwedstrijd afgesproken te spelen in Brugge voor de aanvang van het nieuwe seizoen. Die wedstrijd werd geplaatst op 24 augustus, Club bood Rijsel natuurlijk een zelfde som van 200 frank. Tegelijk werd ook een wedstrijd tegen RC de Roubaix geregeld, die werden 150 frank aangeboden.

 

Er werd tijdens de zomer opnieuw een inkomstenbron aangeboord die in de voorbije vette jaren op het Rattenplein een beetje in de vergetelheid was geraakt: het verhuren van het veld als weide. Vanaf 21 mei konden de herders uit de buurt hun dieren laten grazen op De Klokke tegen 1 frank per dier per dag. Ook investeerde het centrale comité opnieuw tijd in de ondersteuning van de atletiekafdeling en in de organisatie van wedstrijden. Op 6 juli werden de Clubkampioenschappen atletiek georganiseerd, er waren zes wedstrijden: twee  cathegoriën, senioren en debutanten, streden om de overwinning op de 100, 400 en 1600 meter. Per wedstrijd werden twee prijzen aangeboden. Merk op dat er geen elitereeks was. Dat wijst erop dat de atletiekafdeling een tijd lang geen vers bloed meer gekregen had en dat enkel een paar oude rotten als de gebroeders Aertssen en Eddy Lebret aan atletiek deden binnen FC Brugeois. De wedstrijden hadden naast het onderhouden van de conditie van de eerste ploeg ook nog het ronselen van nieuwe liefhebbers voor de atletieksport tot doel.[221]

 

Op bestuurlijk vlak was het ook al bij al een woelige periode met een aantal verschuivingen binnen het Centraal Comité. Eén van de belangrijkste veranderingen was de toetreding van Albert Dyserinck tot het comité. Oscar Guilini nam ontslag als materiaalmeester, hij werd bedankt door de voorzitter voor zijn jaren van trouwe dienst en de nauwgezetheid waarmee hij zijn functie altijd had uitgeoefend. Als blijk van waardering kreeg hij van het bestuur een gouden insigne van FC Brugeois. Guilini werd in die functie vervangen door Hubrecht. Beuninck liet zijn taak van algemeen secretaris over aan kersvers commissielid Senauld, verkozen op de AV van 9 augustus. Die laatste wenste echter niet de officiële secretaris, de contactpersoon bij de bond, te zijn. Die functie werd dan door De Jonghe overgenomen. Emile Van Haerdenbergh werd als schatbewaarder voortaan geassisteerd door Emile De Clerck en Moulaert. De sportieve commissie die het jaar voordien voor het eerst was gevormd, werd veranderd van structuur. Nu werd ze samengesteld uit 6 leden: 2 afkomstig uit het centrale bestuur, 1 trainer en 3 leden die door de AV werden aangeduid. De kapiteins maakten niet langer deel uit van de commissie, maar moesten wel elke week de vergaderingen bijwonen en verslag uitbrengen van de geleverde prestaties. De leden die door de AV werden verkozen waren Hoste, Ledène en Spaustra. De afgevaardigden van de centrale commissie in de sportieve commissie waren Grant Dalton en De Jonghe. Enkel de identiteit van de trainer werd niet bekend gemaakt. Opmerkelijk is ook dat FC Brugeois voor het eerst sinds het ontslag van M. Soleil opnieuw een erevoorzitter had: senator Emmanuel De Cloedt, de vader van Prosper De Cloedt en de eigenlijke eigenaar van het veld. De nieuwe erevoorzitter richtte op zaterdag 8 november een banket in om FC Brugeois te bedanken.[222]

 

Ondertussen kondigde een nieuw seizoen aan en FC Brugeois was vast van plan om een rampscenario als het vorige seizoen te vermijden. Eind mei was een Engelse trainer aangesteld een zekere Tripp, die bracht twee ervaren Engelse spelers, Ashworth en Shaw, mee. Oefenwedstrijden werden gespeeld tegen Olympique Lillois en Racing Club de Roubaix. Op materieel vlak werden er ook paar verbeteringen gedaan aan de infrastructuur: het veld werd voor een stuk heringezaaid, de houten poort aan de kant van ‘populaires’ werd door een bakstenen bouwsel vervangen en de oude tribune, die mee van het Rattenplein was overgekomen, werd opnieuw vernist.[223]

 

De competitie ging van start voor FCB op 7 september met het bezoek aan Union. Club verloor nipt bij de kampioen door twee doelpunten waarbij ‘dame fortuna’ geel en blauw gunstig gezind was: het eerste was er gekomen nadat Mush op de Brugse doelman was gevallen en de bal in het lege doel rolde en het tweede was een afgeweken bal op Charles Cambier. Een week later ontving Club thuis Standard Luik. Omdat het centrale comité moeilijkheden verwachtte werd het volgende afgesproken: 10 minuten voor het einde van de wedstrijd moesten alle bestuursleden, te herkennen aan een witte armband, zich naar het vak van de ‘populaires’ begeven en zich opstellen tussen dat vak en het speelveld om een invasie van het veld te vermijden. Waarschijnlijk was hun actie niet nodig want Club won de wedstrijd en achteraf werd er geen melding gemaakt van incidenten. Op 21 september mocht Club de honneurs waarnemen om mede de nieuwe installaties van Beerschot AC in te huldigen. Club verloor de wedstrijd met 2-1 en een aantal spelers waren niet akkoord met de manier waarop het winnende doelpunt tot stand was gekomen. Niettemin mochten ze na de wedstrijd toch genieten van de festiviteiten naar aanleiding van de opening van de nieuwe tribune. Die liepen een beetje uit de hand waardoor een aantal FCB spelers de nacht in Antwerpen moesten doorbrengen. De kosten van de logies, die tot 24 frank opliepen werden door Beerschot betaald. De week erna kon Club weer naar Antwerpen afzakken, deze keer lieten ze zich niet verrassen en wonnen van Antwerp met 1-3.  Op 5 oktober won Club zuinig van Léopold Club met 1-0 en een week later verloor Club met 2-1 op het veld van Racing Club de Bruxelles. Op 19 oktober versloeg Club met overtuigende 3-0 cijfers AA La Gantoise - de nieuwkomer in de eerste afdeling - maar ging een week later de boot in bij CS Verviers met 3-1. Op 9 november stond de eerste derby tegen Cercle op het programma, Club won de wedstrijd met 1-0. Een week later hield Club Daring in bedwang: 1-1. Op de laatste dag van november werd er 3-0 gewonnen van RC Gand.[224]

 

Op 7 december stond FC Brugeois – Union Saint-Gilloise op het programma. Club kwam op een 2-0 achterstand en toen de scheidsrechter de aansluitingstreffer van Ashworth afkeurde werd er zo veel lawaai gemaakt door de Brugse aanhang dat de scheidsrechter de partij stillegde. Na lang aandringen van de Brugse kapitein, Hector Goetinck en de voorzitter van Union, werd de partij toch hervat. De bestuurders van Club waren er echter niet gerust in en leidden het scheidsrechterlijke trio weg via een achterpoortje, doorheen weiden en velden naar Sint-Michiels, waar ze bij Oscar Ledène van een avondmaal konden genieten. Daarna werden de heren arbiters op de trein gezet: eerst naar Brugge om vandaar naar Brussel te reizen. Het hele gedoe bleef natuurlijk niet zonder gevolgen: Club kreeg een boete opgelegd van 300 frank en moest zijn wedstrijden tegen Beerschot en Antwerp met gesloten loketten spelen. Club stuurde maar liefst 5 afgevaardigden naar de vergadering van de algemene raad en kon de straf milderen tot de geldboete en een verbod om in de toekomst nog met open loketten te spelen tegen Union. Die laatste straf leek wel erg zwaar, aangezien de wedstrijden tegen Union het meeste geld in het laatje brachten. Een Servische nationalist en een spel van internationale allianties zou een paar maanden later ervoor zorgen dat deze strafmaatregel in de vergetelheid raakte.[225]

Op 14 december moest Club spelen tegen Standard in Luik, Club won van de ‘rouches’ met de dezelfde cijfers als drie maand eerder: 0-2. Het weekend erop werd Beerschot bedankt voor de logies die ze de Clubspelers hadden betaald: een 5-1 pandoering was wat ze ervoor terugkregen. Dan deden hun buren van Antwerp het een week later al heel wat beter op De Klokke maar moesten de twee punten ze niettemin achterlaten in Brugge: 1-0. Verrassend was dan ook dat blauwzwart op 4 januari forfait gaf bij Léopold CB. Door dit forfait, duurde het bijna een maand eer FCB nog eens een wedstrijd moest spelen voor de competitie. Voor de wedstrijd van 1 februari tegen CS Verviétois werden nieuwe prijzen bekendgemaakt: Op de tribune kostte een wedstrijd voortaan 1,50 frank, langs het veld 1fr. en de ‘populaires’ kostten 50 centiem. Er werd ook een nieuwigheid toegevoegd: tegenover het vak van de ‘populaires’ was een aarden verhoging, een terp, aangelegd, die de toeschouwers een drastische zichtverbetering gaven. Voor die plaatsen vroeg Club 75 centimes. Of de hoge prijzen de volkstoeloop naar de matchen van FCB nekten is niet helemaal duidelijk: de nieuwe secretaris schreef geen of weinig financiële informatie niet meer op. In ieder geval won Club de wedstrijd met een fraaie 4-0 score.

 

Een week later stond de derby tegen de groenzwarte erfvijand op het programma. Cercle dat de week ervoor nog met zware 0-4 cijfers was gaan winnen op Union, kon nu ook thuis niet winnen van blauwzwart, dat nochtans lager geklasseerd stond, integendeel: het was Club dat aan het langste eind trok: 1-2. Op 15 februari was er geen competitie vanwege het bekervoetbal, waarvoor de eersteklassers overigens niet moesten aantreden. Een week later kreeg FCB een pak slaag van de toekomstige kampioen, Daring: 7-1. Omdat Club zwak gepresteerd had tegen Daring en de week erna ook wel erg makkelijk de zege liet aan het nochtans lager ingeschatte RC Gand werd er her en der beweerd dat FC Brugeois de competitie vervalste. Daarom haalde Club als vanouds nog eens uit bij Gantoise: 0-3. Club sloot dat seizoen af op 22 maart met de thuiswedstrijd tegen Racing Club de Bruxelles, blauwzwart verwende zijn supporters nog eens met een vette 5-1 winst tegen één van de voormalige grootheden uit het Belgische voetbal. Club eindigde op 5de plaats dat jaar maar had evenveel punten als de 4de: datzelfde Racing Club de Bruxelles. In die periode gaf het aantal verloren wedstrijden nog de doorslag in geval van gelijke punten, Club had nochtans een wedstrijd meer gewonnen maar ook één meer verloren. Veel maakte het uiteindelijk toch niet uit, want echt meegedaan voor de prijzen had blauwzwart toch niet. In het laatste seizoen voor de grote wereldbrand was Club een typische middenmoter geworden die vooral thuis de punten pakte en af en toe voor een uitschieter zorgde. Middenmoters presteren vaak beter in bekervoetbal, dan kunnen ze zich net iets meer opladen en zijn ze tot net iets meer in staat. In 1914 was dat niet anders, FC Brugeois breidde toen aan zijn degelijke seizoen een mooie apotheose via de Coupe du Roi.[226]

 

Op 5 april kwam Club in de eerste ronde van de beker uit tegen Amical Sports Club uit Merxem. Club maakte er korte metten mee en won de match met 5-1. Op 19 april ging Club winnen op het veld van FC Fleuron dat in deze 8ste finale was geraakt omwille van het forfait van Léopold Club Brussel. De wedstrijd eindigde op 1-3. Op 3 mei schakelde FCB AA La Gantoise uit in de kwartfinales. Club won op De Klokke met 1-0. De halve finales gingen door op 10 mei en werden op neutraal terrein gespeeld, naar het voorbeeld van de FA cup. Club ging de confrontatie aan met Daring op het veld van Gantoise. Gesteund door een grote schare supporters versloeg blauwzwart de kersverse kampioen met 0-3. De finale werd gespeeld op 17 mei tegen Union op het veld van Racing Brussel, Club verloor weliswaar zijn eerste bekerfinale met 4-1.[227]

 

Naast de officiële matchen speelde Club ook nog een paar vriendschappelijke wedstrijden. Op Kerstdag werden meteen twee confrontaties gehouden. In de voormiddag speelde de tweede ploeg tegen SV Roeselare en in de namiddag ontmoette de eerste ploeg van FC Brugeois ’t Zesde uit Breda. De spelers van Roeselare werden geen vergoeding gegeven maar mochten in ruil de wedstrijd tussen FCB en Breda bijwonen. Op Pasen werd er weer een internationaal toernooi georganiseerd. Deze maal werd de trofee geschonken door de nieuwe erevoorzitter senator Emmanuel De Cloedt. De reglementen van het nieuwe toernooi waren heel wat strenger dan bij de Coupe Marquet, deze keer moest een ploeg 5 maal het toernooi winnen om aanspraak te maken op het kleinood. De deelnemers aan de competitie waren FC Brugeois uiteraard, Club Lillois, Rhenaman Köln en Orrell FC. Die laatste was een amateurploeg uit Liverpool, gesticht door John Orrell, een brouwer die een rol heeft gespeeld in de stichting van Liverpool FC en de oorspronkelijke eigenaar van het beroemde Anfield.[228] Zoals het jaar voordien werden op zondag 12 april, de halve finales afgewerkt, daarin kwam Club uit tegen de ploeg uit Rijsel, die match werd gespeeld om 14u30. De andere halve finale was Rhenaman Köln tegen Orrell FC, die vond plaats om 16u. Op paasmaandag 13 april werden dan eerst de verliezers van beide partijen tegen elkaar uitgespeeld in de kleine finale om 14u30 en de echte finale werd gespeeld. De prijzen voor het toernooi waren iets lager dan het jaar ervoor: voor twee dagen in de eretribune betaalde je nu 4 frank en 2,50fr. voor één dag. Voor de gewone tribune werd 3fr. voor twee dagen en 2fr. voor één dag. Voor de andere plaatsen waren enkel dagkaarten te verkrijgen en werden dezelfde prijzen aangerekend als voor de Belgische Ligawedstrijden. De leden kregen zoals steeds 50% korting op de kaartjes voor de tribune en langs het veld, niet voor de ‘populaires’ en de aarden verhoging. Uiteraard werden de erevoorzitter en zijn familie uitgenodigd om het toernooi gratis bij te wonen. Wie de finale speelde en wie het toernooi won, werd niet in de verslagen terug gevonden, maar waarschijnlijk speelde Club de finale tegen Orrell FC, die ze gezien de superioriteit van het Engelse voetbal waarschijnlijk verloren. Hoe het verder gelopen is met dit toernooi hebben we niet onderzocht. Waarschijnlijk werd het na de Eerste Wereldoorlog nog geörganiseerd omdat op de bewuste beker, die tegenwoordig in de museumkasten in de perzaal van Club Brugge ten toon gesteld wordt, het jaartal 1924 ingekerfd staat. Dat zou betekenen dat Club de beker definitief in zijn bezit kreeg na 5 opeenvolgde overwinningen: 1920, 1921, 1922, 1923 &1924. Een andere mogelijkheid is dat Club haar eigen toernooi won in 1924 er dan de brui aan gaf en dat de beker daarom in de trofeekast van FC Brugeois is beland. Hier is bijkomend onderzoek nodig.[229]

 

Op organisationeel vlak waren er gedurende het seizoen 1913-1914 ook wat veranderingen. Op financieel vlak kreeg Club het voor het eerst sinds lang weer moeilijk: Club had nu veel hogere uitgaven, door de hoge huurprijs van het veld en kon dit seizoen al niet meer rekenen op de mecenas van de voorbije seizoenen, Georges Marquet. Waarom die laatste zijn sponsoring had stopgezet, werd niet vermeld. Naast de gestegen huurkosten waren ook de drukkerskosten gestegen en kreeg Club te maken met tal van onvoorzien uitgaven. Veel ervan waren noodzakelijk voor de afwerking van het terrein en ook het administratieve gedeelte van Club had zijn behoeftes: nieuwe visitekaartjes, erelidkaarten en briefpapier dienden gedrukt te worden. De verkoop van oude ballen was stilgevallen, blijkbaar was markt verzadigd. Daarenboven was het ledenaantal gedaald waardoor Club langs die kant heel wat inkomsten moest derven. Gelukkig kwamen de toeschouwers nog even massaal naar de thuiswedstrijden van Club kijken, er was zelfs sprake van een nog verdere stijging van het toeschouwersaantal waardoor het verlies aan leden enigszins werd gecompenseerd. Om die toeschouwers beter te kunnen exploiteren werden er voor het eerst abonnementen voor de competitie ingevoerd. Aanvankelijk werden die enkel tegen 5 frank verkocht aan militairen maar toen begin oktober 1913 de eerste supportersclub voor Club Brugge werd opgericht door Louis Van Belle, wilden die ook de mogelijkheid hebben om een abonnement aan te kopen. De supportersclub kreeg zijn zin en de toeschouwers die bijna op vaste basis de wedstrijden bijwoonden konden nu een abonnement kopen voor de ‘populaires’ tegen 4 frank, daarin waren alle wedstrijden van de eerste ploeg voor de Belgische competitie en de reserven inbegrepen. Dat betekende voor de supporters een winst van anderhalve frank. De wedstrijden van de reserven waren een gratis toemaatje want die werden toch nooit druk bijgewoond. Op die manier was Club van een grote aanwezigheid bij iedere wedstrijd verzekerd. De bekerwedstrijden werden evenwel niet in het abonnement inbegrepen ondanks het feit dat de supportersclub daar om gevraagd had.

 

Niettemin was de financiële situatie slecht en dus moest Club de broeksriem aanhalen: het bestuur besliste om niet langer de controle aan de ingang te laten doen door betaalde medewerkers maar door toegewijde leden. Er werden dat seizoen amper nieuwe ballen aangekocht, de spelers werden minder verwend en er werd bespaard op drukwerk. Club probeerde ook de scheidsrechterscommissie ertoe te brengen om zoveel mogelijk scheidsrechters uit Gent aan te duiden voor de wedstrijden van FCB. Uiteindelijk waren deze kleine besparingen allemaal peanuts in vergelijking met de hoge huurkosten waar ze voor stonden. Eind juni 1914 werd er in de Algemene Vergadering opgeroepen bij de leden om te helpen zoeken naar nieuwe inkomstenbronnen en om te proberen meer nieuwe leden te ronselen. Daarnaast werd er beslist om de lidgelden en de prijzen van de abonnementen te verhogen. Ook het onderscheid tussen eretribune en gewone tribune werd doorgetrokken naar de competitiewedstrijden. Club was ook van plan om de reclame op het terrein uit te besteden aan een reclamebureau ten einde alle beschikbare ruimte voor reclamepanelen optimaal te benutten. Club ging ook zijn terrein uitlenen aan een organisator van hondenraces, in ruil voor de helft van de opbrengst. De financiële situatie bleef precair en Club zou dit nooit volgehouden hebben als er niet zoiets als een Eerste Wereldoorlog was geweest. Tot een zekere hoogte is dat internationaal conflict de redding geweest van FC Brugeois[230]

 

De Eerste Wereldoorlog

 

Tijdens de oorlog lag FC Brugeois zo goed als stil op gebied van voetbalverrichtingen. De meeste spelers zaten achter het front en enkel de hele jonge voetballers en hier en daar wat oudere mannen kwamen in actie voor blauwzwart. Brugge was trouwens een gebied dat door de Duitsers werd gebruikt om operaties voor te bereiden en dat betekende dat de bewegingsvrijheid van de burgers er beperkt was. Daarbij komt nog eens dat het veld van FC Brugeois door de Duitsers was opgevorderd, het werd gebruikt om zwaar materieel als kanonnen te stationeren. Ook paarden en wagens werden er geparkeerd. Het zware materieel had het veld vernield en de drainage kapot gemaakt. Het veld verkeerde in een erbarmelijke staat na afloop van de oorlog. Waarschijnlijk waren ook de installaties van Cercle opgevorderd geweest en waren ze in een even slechte staat achtergelaten.[231]

 

Dat Club gedurende die periode geen activiteit kende, betekende niet dat spelers op inactief bleven, een aantal spelers als Charles Cambier, Felix Balju en Hector Goetinck maakten namelijk deel uit van de ‘Front Wanderers’ een ploeg van Belgische militairen die een zekere naam hadden op voetbalgebied. Die ploeg ging overal in Frankrijk, Engeland, Schotland en zelfs Italië exhibitiematchen spelen tegen eenheden van de geallieerde legers. De ervaring die ze daar opdeden zou na de oorlog een cruciale rol spelen in het behalen van de eerste landstitel. De andere spelers van FC Brugeois die niet in die ploeg zaten deden achter het front ook niet anders dan voetballen, in hun vrije tijd ten minste. Naast de kwartieren waar de soldaten, die zich niet in de loopgraven ophielden, gelegerd waren, had het leger een aantal voetbalvelden laten aanleggen. Op die manier konden die soldaten hun conditie onderhouden en zich amuseren. Op deze manier kwamen heel wat Vlaamse jongens voor het eerst in hun leven met voetbal in contact. Het staat als een paal boven water dat op deze manier de oorlog een belangrijke rol heeft gespeeld in de verspreiding van het voetbal in Vlaanderen. De oorlog heeft ook een belangrijke rol gespeeld in het dichten van de kloof tussen het Engelse voetbal en dat op het vaste land. Naast de wedstrijden die tussen de officiële legerploegen werden gespeeld, gebeurde het regelmatig dat Belgische jongens met Britse leeftijdsgenoten een balletje trapten in hun vrije tijd. Gezien deze omstandigheden is het niet verwonderlijk dat de ploeg van FC Brugeois kampioen speelde in de eerste naoorlogse competitie. Negen van de elf basisspelers van blauwzwart hadden namelijk de oorlog doorgebracht aan het front en waren dus gehard door de ontbering. Even belangrijk was echter de ervaring die zij mee brachten van daar. De spelers van de Brusselse, Antwerpse en Waalse ploegen hadden veel minder die ervaring in huis. Een groot aantal van hen had trouwens de oorlog doorgebracht in bezet België. Club kon na de oorlog dan ook nog meer uitpakken met snel en hard voetbal, iets wat ze eigenlijk altijd al hadden gedaan. [232]

 

Club had dus al bij al geluk gehad dat er maar weinig spelers gesneuveld waren. In de eerste naoorlogse vergadering speechte Grant Dalton en hij sprak zijn lof uit over de degenen die meevochten en betuigde zijn spijtover zij die sneuvelden. Onder de gesneuvelden noemde hij enkel Louis Van Belle, die omgekomen was in een luchtbombardement.[233]

 

 

Besluit

 

Met deze verhandeling hebben we gepoogd om zo compleet mogelijk de prilste geschiedenis van Club Brugge (1891-1919) te reconstrueren. Het bronnenonderzoek leverde vrij veel informatie op en de combinatie met de voorhanden zijnde literatuur maakte dat we vrij goed geslaagd zijn in deze opdracht. Vooral vanaf de eeuwwisseling hadden we vrij veel documentatie en konden we vrij een gedetailleerd beeld schetsen van de gebeurtenissen binnen en rondom Club.

 

Ruwweg kunnen we de geschiedenis van Club Brugge in deze periode opsplitsen in drie  perioden: 1891-1897, 1897-1903 en 1903-1919. In deze periode waren Brugsche FC en FC Brugeois verenigingen waar mannen die de schoolbanken waren ontgroeid, verder hun favoriete sport konden beoefenen. De mensen die in het bestuur zetelden, waren dezelfde als diegene die op het veld stonden. De voetbalclub diende in deze periode als een omkadering voor de voetballers en moest ervoor zorgen dat de voetballers op tijd en stond een match konden spelen. Daarom waren in deze periode de materiële omstandigheden minder van belang. Omwille van deze instelling kon Brugsche FC jarenlang voetballen zonder eigen terrein, zonder truitjes, zonder voetbalbond. De club was dus gelijk aan de mensen die haar bevolkten. Daardoor waren er in deze periode ook zoveel clubs: de kleinste ruzie kon een aanleiding tot afscheuring zijn. Daarom werd Brugsche FC in deze periode opgesplitst omwille van sociale en politieke tegenstellingen tussen de leden. Eerst scheurde een deel zich af en stichtte FC Brugeois en daarna kreeg oervereniging af te rekenen met de afscheuring van Vlaamsche FC. De belangrijkste figuren in deze periode waren bij Brugsche FC Philippe Delescluze, Albrecht Seligman, Léon Claeys, Auguste Van Neste en de broers Jules en Emile Van Haerdenbergh. Bij FC Brugeois waren de belangrijkste mensen Gaston De Craecke, Edouard en Charles Lescrauwaet, Achille Grant Dalton, Fernand Goethals en William Greenhill.

 

De volgende periode 1897-1903 was een periode van institutionalisering. FC Brugeois was de eerste vereniging die daarmee te maken kreeg. Door hun engagement in de UBSSA (Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques) waren zij de eersten in Brugge die een eigen veld hadden en die truitjes lieten maken. FC Brugeois botste echter op haar eigen limieten en geraakte in moeilijkheden. Brugsche FC was voorzichtiger geweest maar voelde plots ook de noodzaak om vaste grond onder de voeten te krijgen. Door de omstandigheden werden de bestuurslui van beide verenigingen gedwongen om hun verschillen opzij te zetten opdat de voetbalclub zou blijven bestaan. Om te kunnen voldoen aan de hogere eisen van het echte competitievoetbal moest er groter gedacht worden en moest het separatisme overboord worden gegooid. Brugsche FC en FC Brugeois waren de eersten die stap zetten. Twee jaar later zouden de voetballers van Vlaamsche FC en Rapid Football Club hetzelfde doen en met steun van de broeders-xaverianen Cercle Sportif Brugeois opzetten. Vlaamsche FC werd daarna heropgericht door het deel van hun leden dat niet akkoord was met de katholieke invulling van Cercle. Nieuw Vlaamsche FC zou het ook maar twee jaar meer uitzingen om dan aansluiting te vinden bij de Football Club van Brugge. In deze periode van institutionalisering veranderde het bestuur geleidelijk aan, de spelers van de eerste generatie gaven steeds meer de brui aan het voetbal zelf en gingen zich nog louter met de omkadering bezighouden. De mensen waren nog altijd dezelfde: het waren nog steeds Delescluze, Seligman, Van Neste en de broers Van Haerdenbergh die dienst uitmaakten in het centrale comité. Zij werden in de loop van de periode versterkt met mensen die van FC Brugeois kwamen, Achille Grant Dalton op kop. Doordat de eisen voor Club hoger kwamen te liggen, kwamen ook de eisen voor de bestuurslui hoger te liggen. Een bestuurslid moest over de juiste kwalificaties beschikken om zijn job goed te doen. Het grote nadeel was dat bestuursleden meestal verkozen werden door de algemene vergadering met als gevolg dat niet altijd de juiste man op de juiste plaats zat. Daarom was het centrale comité in deze periode zo een duiventil: populair zijn betekende niet noodzakelijk dat je een goed bestuurder was. In de volgende periode zou het centrale comité daar een mouw aan passen: het zocht de juiste mensen aan en legde die dan ter verkiezing voor aan de algemene vergadering.

 

De derde periode (1903-1919) die wij onderscheidden begint niet voor niets met de aanstelling van Louis Van Belle als bestuurslid. Van Belle, schoonbroer van Charles Cambier, cafébaas en zoon/broer van een timmerman, was één van de eerste bestuurslui die door het bestuur gekozen was omwille van zijn kwaliteiten. Hij was een persoon met een tomeloze inzet en was als zoon van een timmerman: ideaal gekwalificeerd om de infrastructuur van Club te onderhouden. Als schoonbroer van Cambier was hij betrokken bij het voetbal en door zijn beroep had hij de nodige vrije tijd om Club mee te helpen leiden. Hij was het die Alphons Demeulemeester voorstelde als voorzitter. Van Belle kende de man – een brouwer – beroepshalve. Demeulemeester zou 14 jaar voorzitter zijn en had met Van Belle, Grant Dalton, Emile Van Haerdenbergh, Léonard Guilini en later Oscar Guilini een goeie ploeg mensen rond zich. Zij waren de stabiele factoren in die hele lange periode van 1903 tot 1919 en bezetten de belangrijkste functies. De enige functie die problematisch bleef was die van secretaris, ook daar werden stuk voor stuk mensen aangezocht die elk op hun manier die taak met brio uitvoerden. Achtereenvolgens waren Oscar Ledène, Fernand Hanssens, Athur Aertssen en Julien Senauld toegewijde secretarissen, die na het uitoefenen van die functie Club trouw bleven. Die stabiliteit in de bestuurskamer maakte een verdere maar geleidelijkere institutionalisering, betere prestaties op het veld en vooral een uitbouw van de infrastructuur mogelijk.

 

Die andere visie op het bestuur was het gevolg van een andere visie op de voetbalclub. Waar aanvankelijk de club ondergeschikt was aan de spelers, was de situatie nu omgekeerd: de continuïteit en het prestige van de club was nu belangrijker dan het plezier van de spelers. Club was een zelfstandige organisatie geworden en leidde spelers op of zocht ze aan omwille van het voortbestaan en succes van FC Brugeois. Met een groeiende supportersschare - die zich steeds meer zouden identificeren met de vereniging - was het bestuur verplicht om telkens weer opnieuw voor de opvolging en verbetering te zorgen. Het succes van de eerste ploeg werd bepalend voor de faam van de vereniging. Nog voor de Eerste Wereldoorlog was de voetbalclub geworden wat ze in feite nog steeds is: een instituut dat voetbal aanbied voor zijn aanhangers die hun identiteit voor een stuk invullen met die voetbalclub.

 

We hebben in deze verhandeling gepoogd om zo volledig mogelijk de geschiedenis van Club Brugge tussen 1891 en 1919 te beschrijven, dat neemt niet weg dat er nog veel hiaten zijn. Ten eerste bestrijkt deze verhandeling slechts 28 van de 114 jaar lange geschiedenis van Club. Daar is in de eerste plaats nog veel ruimte voor geschiedkundig onderzoek. Zeker gezien het historische materiaal dat ter beschikking is: alle vergaderingen van de verschillende comités en raden zijn bewaard gebleven. Door de steeds grotere media-aandacht voor voetbal en voor Club Brugge specifiek, is krantenonderzoek voor deze latere periodes zeker nuttig. We beschouwen deze verhandeling dan ook als eerste in een lange reeks, die uiteindelijk dan zouden kunnen leiden tot een goeie historische synthese.

 

Wat de periode betreft die we hier besproken hebben, zijn er ook nog veel gaten. Wat in deze verhandeling over de stichting van Brugsche FC geschreven is, is grotendeels gebaseerd op een korte brontekst waarvan de betrouwbaarheid in twijfel kan en moet getrokken worden, aangevuld met wat in de literatuur te vinden is. We hebben uit die verschillende, elkaar tegensprekende bronnen gepoogd om een reconstructie te maken die elementen van verschillende teksten incorporeerde. Het blijft echter een reconstructie die voor een groot stuk op veronderstelling is gebaseerd en er zijn dus zeker nog andere verklaringen mogelijk. Indien men het verloren verslagboek van Brugsche FC zou terugvinden, zou er misschien meer zekerheid kunnen worden geschapen wat betreft de stichting. Ook wat de verdere geschiedenis van Brugsche FC betreft zou dat verslagboek een welkome aanvulling kunnen bieden. In de periode waar we wel verslagboeken voor hebben, is het overzicht ook niet compleet of correct. In het lezen en interpreteren van de bronnen kunnen altijd fouten geslopen zijn, maar we maken ons sterk dat die tot een minimum beperkt zijn gebleven. Indien meer bronnenmateriaal zou gevonden worden zouden verdere aanvullingen mogen. Krantenonderzoek zou ook nuttig zijn voor de periode na 1900, het zou ons toelaten om meer informatie te verkrijgen over de sportieve kant van de zaak.

 

Ten derde en dit is misschien het grootste hiaat, dient er nog heel wat biografisch onderzoek te gebeuren. Tot op heden zijn enkel figuren als boegbeeld Hector Goetinck, Albert Dyserinck en in mindere mate Charles Cambier min of meer biografisch gekaderd. Daarnaast zijn vooral de bestuursleden als Achille Grant Dalton, Louis Van Belle, Emile Van Haerdenbergh, Alphons Demeulemeester maar ook een speler als Robert De Veen grotendeels namen die op papier of gezichten op een foto zonder of met weinig achtergrond. Sporadisch leren we iets over die mensen maar verder dan een beroep komen we vaak niet. Het hele sociale netwerk waarin ze functioneerden blijft in de duisternis gehuld. Er is dus zeker nog ruimte om verder en specifieker onderzoek te doen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] MORRIS, D. Spel om de Bal, p.13-14.

MURRAY, B. The World’s Game, p.2.

[2] WALVIN, J. The People’s Game, p. 13, 14, 15, &16.

KEETON, G. W. The Revolution of Football, p. 9.

[3] WALVIN, J. The people’s Game, p. 12, 14, 19 &20.

MURRAY, B. The World’s Game, p. 2.

[4] WALVIN, J. The people’s Game, p. 26-28.

[5] MORRIS, Spel om de Bal, p. 210-218.

[6] WALVIN, J. The people’s Game, p. 21-23.

[7] TAYLOR, R. Football and its Fans, p.  4-5.

[8] WALVIN, J. The people’s Game, p. 40-41.

[9] WALVIN, J. The people’s Game, p. 41-43.

[10] WALVIN, J. The people’s Game, p. 45-47.

[11] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 7-8.

[12] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 9-13.

[13] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 17-23.

[14] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 27&28.

[15] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 33&34.

[16]FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal, 1863-1906, p. 37-40.

[17] VAN BIERVLIET, L. “De Engelse kolonie in Brugge in de 19de eeuw”, p. 150-160.

[18] FRAIPONTS Kroniek van het Belgische Voetbal(1863-1906), p. 25.

[19] Brontekst bijlage 1

[20] Brontekst bijlage 1

NEIRYNCK, De scholen der Jozefieten, Xaverianen en Benediktijnen en de ontwikkeling van de voetbalsport in België, 80-83.

[21] BFC boek 2 CC 07/10/1897.

FRAIPONTS Kroniek van het Belgische Voetbal(1863-1906), p. 25, 35 &36.

Brontekst bijlage 1

[22] DEPS, Club Brugge kampioen, p. 19.

[23] BFC boek 2 CC 21/09/1897,  AV 08/10/1897 & voorblad.

NEIRYNCK, De scholen der Jozefieten, Xaverianen en Benediktijnen en de ontwikkeling van de voetbalsport in België, 33.

[24] Dat de afvalligen Franstalig waren wordt afgeleid uit de benaming van hun nieuwe club en het feit dat hun notulen in het Frans waren. Dat ze afkomstig waren uit de hogere klassen leiden we af uit de brontekst (bijlage 1) waarin de auteur zegt dat FC Brugeois ‘plus aristo’ was.

[25] FCB boek 0 CC 01/11/1894.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgisch Voetbal(1863-1906), p. 25 en 36.

[26] Mariën 100 jaar voetbal en clubleven, p.106.

SYMOENS, 125 jaar Koninklijke Roeivereniging Brugge, p. 69.

Zie ook bijlage 2: ledenlijst.

[27] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch Voetbal(1863-1906), 44. en brontekst bijlage 1

BFC boek 2 AV 08/10/1897.

[28] FCB boek 0 CC 01/11/1894.

[29] SYMOENS, M. 125 jaar koninklijke roeivereniging Brugge, p. 9 & 21.

[30]FCB boek 0 CC 01/11/1894, 14/11/1894, 02/11/1894.

[31]FCB boek 0 CC 15/12/1894, 28/12/1894.

SOETAERT, De Club van Brugge, p. 9-10.

[32] FCB boek 0  CC 28/11/1894, 19/02/1895.

ter vergelijking: in 1894 kostte een wit brood 19 centiemen, een sjouwer verdiende toen 3 frank per dag.

[33]FCB boek 0  CC 17/11/1895, 07/12/1895.

[34]FCB boek 0  CC 07/12/1895.

[35]FCB boek 0  CC 08/01/1896.

[36]FCB boek 0  CC 19/02/1896, 31/07/1896.

[37]FCB boek 0  CC 01/10/1896, 17/10/1896, 21/10/1896.

[38]FCB boek 0  CC 27/11/1896, 23/12/1896, 04/02/1897, 24/02/1897, 30/03/1897.

[39] FCB boek 0 CC 30/03/1897.

BFC boek 2 CC 21/09/1897.

[40] FCB boek 0 CC 30/03/1897, 29/09/1897 en AV 30/09/1897.

[41] BFC boek 2 AV 08/10/1897.

BFC boek 2 CC 02/10/1897, 07/10/1897.

[42] BFC boek 2 CC 07/10/1897.

[43] FCB boek 0 AV 22/10/1897, 23/10/1897.

[44] BFC boek 2 AV 03/10/1897.

[45] FCB boek 0 bijvoorbeeld: CC 01/11/1894, 02/11/1894, 02/11/1895, 19/02/1896, …

BFC boek 2 bijvoorbeeld AV 03/10/1897, 08/10/1897, …

[46] FRAIPONTS, J. Kroniek van het Belgische voetbal deel 1 (1860-1906), p. 38.

[47] SYMOENS, M. 125 jaar koninklijke roeivereniging Brugge, p 22 en p. 68.

[48] Hoewel dat niet geëxpliciteerd werd, kunnen we uit de bronnen afleiden dat FCB telkens de helft van de recette moest afstaan aan de FTC.

[49] FCB boek 0 CC 06/11/1897 & CC met FTC 25/10/1897.

[50] FCB boek 0 CC 28/10/1897, 06/11/1897, 25/11/1897.

[51] FCB boek 0 CC 02/12/1897, 09/12/1897, 06/01/1898 &AV 23/12/1897

Provinciale Almanak en wegwijzer van de stad Brugge 1900-1902-1904

[52] FCB boek 0 CC 18/12/1897, 06/01/1898, 27/01/1898, 12/02/1898, 05/04/1898 & AV 03/02/1898

[53] FCB boek 0 AV 03/02/1898

[54] FCB boek 0 CC 17/02/1898, 03/03/1898, 10/03/1898, 12/03/1898, 17/03/1898, 05/04/1898

[55] FCB boek 0 CC 28/04/1898, 12/05/1898, 03/06/1898, 09/06/1898, 21/06/1898, 26/06/1898, 21/07/1898, 11/08/1898

[56] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 86 & 90.

FCB boek 0 AV 05/11/1898

[57] FCB boek 0 CC 13/10/1898, 22/10/1898, 03/11/1898, 10/11/1898, 22/12/1898, 27/12/1898.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 86.

[58] FCB boek 0 CC 03/11/1898, 05/11/1898, 10/11/1898.

[59] FCB boek 0 CC 01/10/1898, 17/11/1898, AV 08/10/1898

[60] FCB boek 0 CC 08/11/1899, 13/12/1899, 03/01/1900, 17/01/1900, 04/04/1900, 11/04/1900, AV 28 28/01/1900.

[61] Jubileumboek: 100 jaar Cercle 1899-1999. p. 9-10.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 89.

FCB boek 0 CC 08/11/1899, 13/12/1899, 03/01/1900, 10/01/1900.

[62] FCB boek 0 CC 16/11/1899, 07/12/1899, 11/04/1900 & AV 12/05/1900

[63] FCB boek 0 CC 16/11/1899, 22/11/11899, 29/11/1899, 07/12/1899, 21/11/1899, 31/01/1899

[64] FCB boek 0 CC 03/03/1900, 21/03/1900, 28/03/1899, 04/04/1900, 11/04/1900, 16/05/1900

[65] FCB boek 0 CC 08/11/1899, 16/11/1899, 22/11/1899, 29/11/1899, 13/12/1899, 17/01/1900, 24/01/1900, 24/01/1900, 31/01/1900, 07/02/1900, 14/03/1900, 03/03/1900 & AV 03/12/1899

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 105.

[66] FCB boek 0 CC 14/02/1900, 04/04/1900, 17/04/1900, 02/05/1900

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 111.

[67] FCB boek 0 CC 14/03/1900, 04/04/1900, 16/05/1900, 15/08/1900, 22/08/1900, 05/09/1900, 19/09/1900 & 12/05/1900

[68] FCB boek 0 CC 05/09/1900, 10/10/1900, 17/10/1900, 07/11/1900, 23/12/1900

[69] FCB boek 0 CC 19/09/1900, 03/10/1900, 17/10/1900

[70] FCB boek 0 CC 24/10/1900, 31/10/1900, 07/11/1900

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 132.

[71] FCB boek 0 CC 14/11/1900, 21/11/1900, 05/12/1900

jubileumboek 100 jaar Cercle (1899-1999). p. 15.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 132.

[72] FCB boek 0 CC 05/12/1900, 10/01/1901, 16/01/1901, 23/01/1901, 02/02/1901 & AV 23/12/1900

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 132.

[73] FCB boek 0 CC 13/02/1901, 27/02/1901, 13/03/1901 & AV 11/02/1901

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 132.

[74] FCB boek 0 CC 20/03/1901, 27/03/1901

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 132

[75] FCB boek 0 AV 05/05/1901

[76] FCB boek 0 CC 06/03/1901, 13/03/1901, 27/03/1901, 04/04/1901.

[77] FCB boek 0 CC 10/10/1900, 24/10/1900, 07/11/1900, 28/11/1900 & AV 12/05/1900

[78] FCB boek 0 AV 23/12/1900

[79] FCB boek 0 CC 10/01/1901, 13/02/1901 27/02/1901, 07/03/1901 04/05/1901.

[80] FCB boek 0 CC 03/10/1900, 14/11/1900, 28/11/1900, 03/01/1901, 02/02/1901, 13/02/1901 06/03/1901 & AV 11/02/1901

[81] FCB boek 0 CC 26/09/1900, 23/01/1901, 03/04/1901 &AV 11/02/190, 05/05/1901, 08/09/1901

[82] FCB boek 0 CC 03/04/1901, 19/07/1901, 02/08/1901, 09/08/1901, 24/08/1901, 28/08/1901, 11/09/1901, 18/09/1901, 28/09/1901 &AV 08/09/1901

[83] FCB boek 0 CC 28/06/1901, 06/09/1901, 11/09/1901, &AV 0809/1901, 01/11/1901

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 139 & 142

[84] FCB boek 0 CC 06/11/1901, 13/11/1901, 20/11/1901, 04/12/1901, 11/12/1901, 12/03/1902.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 141 & 142.

[85] FCB boek 0 CC 15/01/1902, 12/03/1902, 19/03/1902

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 142 & 148.

[86]FCB boek 0 CC 19/03/1902, 09/04/1902

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 150.

[87] FCB boek 0 CC 12/03/1902, 19/03/1902, 26/03/1902

[88] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 142.

[89] FCB boek 0 CC 30/10/1901, 06/11/1901, 30/04/1902 &AV 08/09/1901, 01/11/1901

[90] FCB boek 0 twee vergaderingen die plaats vonden tussen 30/04/1902 en 04/09/1902, dat zijn we zeker omdat ze in het verslagboek tussen beide data voorkomen. Ze zijn echter niet concreet gedateerd.

[91] FCB boek 0 CC 04/09/1902, 15/10/1902, 12/11/1902, 19/11/1902

[92] FCB boek 0 CC 07/01/1903

[93] FCB boek 0 CC 03/12/1902

[94] FCB boek 0 CC 08/09/1902, 19/11/1902

[95] FCB boek 0 CC zomer 1902 (1), 01/10/1902, 15/10/1902, 22/10/1902, 28/10/1902, 19/11/1902

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 155 &156.

[96] FCB boek 0 CC 03/12/1902, 17/12/1902, 20/12/1902, 24/12/1902, 22/01/1903, 25/03/1903, 29/03/1903, 06/04/1903 &AV 27/12/1902, 03/05/1903

[97] FCB boek 0 CC 15/04/1903, 22/04/1903, 02/05/1903.

[98] FCB boek 0 CC 11/02/1903, 05/03/1903

[99] FCB boek 0 CC 24/09/1903, 02/05/1903,  14/05/1903, 02/06/1903 &AV 03/05/1903, 04/06/1903.

[100] FCB briefwisseling farde 1, rapport van de secretaris eind 1904, farde 3 7/09/1906, boek 0 CC 15/12/1894

[101] FCB boek 0 CC 14/08/1903, 20/08/1903, 27/08/1903 & AV 31/08/1903.

[102] FCB boek 0 CC 30/07/1903, 27/08/1903, 05/09/1903, 17/09/1903, 23/11/1903,  24/02/1904,

[103] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 174.

[104] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 175.

[105] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 175 & 176.

FCB boek 0 CC 10/02/1904.

[106] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 180.

[107] FCB boek 0 CC 10/12/1903, 16/12/1903, 31/12/1903, 22/03/1904, 29/03/1904, briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1903-1904 & eind 1904.

[108] FCB boek 0 CC 02/12/1903, 10/12/1903

[109] FCB boek 0 CC 22/03/1904, 21/07/1904,  AV 28/02/1904, briefwisseling 1: rapport van de secretaris seizoen 1903-1904.

[110] FCB boek 0 CC 07/04/1904, 21/07/1904, briefwisseling 1: rapport van de secretaris eind 1904. briefwisseling 1: rapport van de secretaris seizoen 1903-1904.

[111] FCB boek 0 27/08/1904, briefwisseling 1: rapport van de secretaris eind 1904.

[112] FCB boek 0 CC 15/09/1904, 23/09/1904, 28/09/1904. 05/10/1904

[113] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 193.

FCB boek 0 CC 13/08/1904, 15/09/1904, 26/10/1904

[114] FCB boek 0 CC 13/10/1904, 19/10/1904, 26/10/1904.

[115] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 194.

[116] FCB boek 0 CC 24/11/1904, prijslijst ingeplakt tegen de binnenkant van de achterflap van boek 1.

[117] FCB boek 0 CC 13/12/1904 &17/01/1905

[118] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 196.

[119] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 198.

FCB boek 1CC 16/03/1905, briefwisseling 5: 07/03/1905, 10/03/1905, 14/03/1905.

[120] FCB briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1904-1905.

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 201.

[121] FCB boek 0 CC 13/12/1904, 19/12/1904.

[122] FCB boek 0 CC25/01/1905, 02/02/1905, 23/02/1905, 08/03/1905 boek 1 CC 11/04/1905, 17/04/1905

[123] FCB boek 0 CC 09/01/1905, boek 1 AV 16/04/1905, CC 14/08/1905

[124] FCB briefwisseling 1: boekhouding 1904-1905.

[125] FCB boek 1 CC 08/06/1905, 14/08/1905, 24/08/1905, 29/08/1905, 06/09/1905, AV 17/08/1905.

[126] FCB boek 1 CC 09/08/1905, 29/08/1905, briefwisseling 1: boekhouding 1904-1905.

[127] FCB boek 1 CC 24/08/1905, 06/09/1905, 24/09/1905, 21/09/1905, 04/10/1905.

[128] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 219 &228.

[129] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 220.

FCB briefwisseling 5: Le Sportsman 03/11/1905, briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1905-1906, boek 1 CC 31/10/1905, 08/11/1905

[130] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 221 &228.

FCB briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1905-1906.

[131] FCB briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1905-1906.

[132] FCB boek 1 CC 26/11/1905, 04/12/1905, 13/12/1905, 19/12/1905, 27/12/1905, 03/01/1906

FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 222.

[133] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 222 &228.

FCB boek 1 CC 24/01/1906, 14/02/1906, 01/03/1906.

[134] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische voetbal deel 1, p. 225 &228.

[135] FCB boek 1 CC 24/01/1906, briefwisseling 6.14  &6.17.

[136] FCB boek 1 CC 24/01/1906, 31/01/1906, 14/02/1906, 01/03/1906, 15/03/1906, 21/03/1906, 28/03/1906, 25/04/1906. briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1905-1906.

[137] FCB boek 1 CC 25/05/1906, briefwisseling 6.18

[138] FCB boek 1 AV 28/04/1906, briefwisseling 1: rapport van de secretaris 1905-1906.

[139] FCB boek 1 CC 21/05/1906, 05/06/1906, 19/06/1906, 09/07/1906.

[140] FCB boek 1 CC 21/08/1906.

[141] FCB boek 1 CC 21/08/1906, 06/09/1906, 11/09/1906, 25/09/1906, briefwisseling 1: offerte Catry 25/09/1906

[142] FCB boek 1 CC 02/10/1906, 22/10/1906, briefwisseling 3: 26/09/1906, briefwisseling 5: Le Sportsman 03/11/1905

[143] FCB boek 1 CC 06/08/1906, 21/08/1906, 20/09/1906, 25/09/1906 &AV 17/09/1906.

[144] FCB boek 1 CC 29/10/1906, 07/11/1906.

FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 1, 3, 8.

[145] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 5 &8.

FCB boek 1 CC 4/12/1906, 8/12/1906.

[146] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 4,5 &8.

FCB boek 1 CC 4/12/1906, 12/12/1906, 17/12/1906.

[147] FCB boek 1 CC 28/11/1906, 24/12/1906, 03/01/1907.

[148] FCB boek 1 CC 10/01/1907, 27/02/1907.

FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 8.

[149] FCB boek 1 CC 20/03/1907, 27/03/1907, briefwisseling 6.26.

[150] FCB boek 1 CC 06/02/1907, 13/02/1907, 06/03/1907, 20/03/1907, 27/03/1907, 02/04/1907.

http://www.liverpoolfc.com/lfc_story/1882b.htm

[151] FCB boek 1 CC 02/05/1907, 16/05/1907 &AV 02/09/1907.

[152] FCB boek 1 17/11/1906, 04/12/1906, 17/12/1906, 06/02/1907, 02/04/1907, 05/06/1907

[153] FCB boek 1 CC 28/11/1906, 24/12/1906, 16/01/1907, 06/02/1907, 08/08/1907

[154] FCB boek 1 CC 30/05/1907, 12/06/1907

[155] FCB boek 1 CC 23/04/1907, 04/05/1907

[156] FCB boek 1 CC 09/09/1907, 23/09/1907, 01/10/1907, 08/10/1907, 28/10/1907, 04/11/1907, 18/11/1907, 25/11/1907

[157] FCB boek 1 CC 09/09/1907, 17/09/1907, 01/10/1907

[158] FCB boek 1 CC 16/10/1907

FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 23 &33.

[159] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 33.

FCB boek 1 CC 28/10/1907.

[160] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 24, 28 &33.

FCB boek 1 CC 04/12/1907, 12/12/1907.

[161] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 24 &33.

[162] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 28, 29 &33.

FCB boek 1 CC 10/02/1908, 13/02/1908, 19/03/1908.

[163] FCB boek 1 CC 04/12/1907, 12/12/1907, 18/12/1907, 28/12/1907.

[164] FCB boek 1 CC 09/03/1908, 19/03/1908, 26/03/1908, 07/04/1908, 13/04/1908, 22/04/1908.

[165] FCB boek 1 CC 29/04/1908, 14/05/1908, 21/05/1908.

[166] FCB boek 1 CC 21/05/1908, 05/06/1908, 04/08/1908.

[167] FCB boek 1 CC 14/05/1908, 30/05/1908.

[168] FCB boek 2 AV 14/06/1908.

[169] FCB boek 2 CC 18/08/1908, 25/08/1908, 03/09/1908, 15/09/1908, 01/10/1908, 19/10/1908, 28/10/1908, 24/11/1908, 08/12/1908, 22/12/1908, 19/01/1909, & AV 14/06/1908.

[170] FCB boek 1 CC 04/08/1908, boek 2 CC 11/08/1908, 28/10/1909.

[171] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 49, 57 & 65.

[172] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, 65.

FCB boek 2 CC 28/10/1908.

[173] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 60.

[174] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 61 &65.

FCB boek 2 CC 26/11/1908

[175] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 65.

FCB boek 2 CC 03/02/1909, 25/02/1909, 09/03/1909.

[176]FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 62.

[177] FCB boek 2 CC 26/11/1908, 22/02/1909, 16/03/1909, 23/03/1909, 30/03/1909, 06/04/1909

[178] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 64

FCB boek 2 CC 01/06/1909, 08/06/1909, 18/06/1909, 15/07/1909. &AV 14/07/1909.

[179] FCB boek 2 CC 26/11/1908, 26/01/1909 &AV 13/09/1908.

[180] FCB boek 2 CC 17/08/1909, 01/09/1909, 07/09/1909, 13/09/1909, 21/09/1909, 2809/1909, 12/10/1909. & AV 14/07/1909, 26/09/1909

[181] FCB boek 2 CC 07/09/1909, 28/09/1909.

Voor foto zie FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 89. of SOETAERT De Club van Brugge, p. 13.

[182] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 80-81.

FCB boek 2 CC 28/09/1909, 05/10/1909, 12/10/1909, 20/10/1909.

[183] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 81-82.

FCB boek 2 CC 27/10/1909, 10/11/1909, 17/11/1909.

[184] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 83.

FCB boek 2 CC 17/11/1909, 01/12/1909.

[185] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 84, 85 &86. FCB boek 2 CC 28/02/1910.

[186] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 86 &90.

FCB boek 2 CC 30/05/1910, 06/06/1910, 15/06/1910, 21/06/1910.

[187] FCB boek 2 CC 06/12/1909, 15/12/1909, 19/12/1909, 22/12/1909, 29/12/1909.

[188] FCB boek 2 CC 20/01/1910, 24/01/1910, 28/02/1910, 08/03/1910, 21/03/1910.

We weten dat Club de beker gewonnen heeft omdat het kleinood heden ten dage te bewonderen valt in de vitrinekast die opgesteld staat in de perszaal van het Jan Breydelstadion die tegelijk dienst doet als museum.

[189] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 88.

FCB boek 2 CC 03/05/1910, 15/05/1910, 30/05/1910.

[190] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 88.

FCB boek 2 CC 21/06/1910, 26/06/1910.

De trofee is eveneens te bekijken in de perszaal van Club Brugge.

[191] FCB boek 2 26/11/1909.

[192] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 115.

[193] FCB boek 2 CC 23/08/1910, 26/08/1910, 30/08/1910, 13/09/1910, 24/09/1910

[194] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 116 &124

FCB boek 2 CC 24/09/1910, 27/09/1910

[195] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 116 & 124.

[196] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 117, 121 &124.

FCB boek 2 CC 18/01/1911, 13/12/1910, 07/02/1911

[197] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 121-122.

FCB boek 2 CC 14/03/1911, 17/03/1911, 21/03/1911, 29/03/1911.

[198] FCB boek 2 CC 29/03/1911, 08/04/1911, 11/04/1911, 19/04/1911, 17/05/1911, 30/05/1911

[199] FRAIPONTS Kroniek van het Belgisch voetbal deel 2, p. 123.

FCB boek 2 CC 29/03/1911.

[200] In het verslag staat er 30 karren per dag gedurende 3 jaar, wat men met een kar bedoeld is niet duidelijk.

[201] FCB boek 2 CC 24/09/1910, 28/09/1910

[202] FCB boek 2 CC 29/11/1910, 04/04/1911, 19/04/1911,

[203] FCB boek 2 CC 26/11/1910

[204] FCB boek 2 CC 04/04/1911, 19/04/1911 &AV 11/05/1911.

[205] FCB boek 2 AV 11/05/19011

[206] FCB boek 2 CC 04/08/1911, 10/08/1911, 16/08/1911, 14/08/1911, 17/08/1911,  22/08/1911, 28/09/1911, 30/09/1911, 08/11/1911, 10/01/1912

[207] FCB boek 2 CC 30/09/1911, 04/10/1911, 09/10/1911 boek 3 AV 31/08/1911.

[208] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 144, 145 &154.

[209]  FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 146, 147 &154

[210]  FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p.147, 149, 151 &154.

FCB boek 2 CC 27/12/1911, 11/02/1912.

[211] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 165.

FCB boek 2 CC 07/05/1912.

[212] http://www.fchd.btinternet.co.uk/amcupsummary.htm

FCB boek 2 CC 26/10/1911, 06/12/1911, 13/12/1911, 10/01/1912, 07/02/1912, 11/02/1912, 21/02/1912, 28/02/1912, 06/03/1912, 26/03/1912, 02/04/1912, 17/04/1912, 23/04/1912.

[213] FCB boek 2 CC 28/09/1911, 11/10/1911, 08/11/1911, 30/11/1911, 28/02/1912, 06/03/1912, 07/05/1912, boek 3  AV 31/08/1911, 23/09/1911, 30/04/1912

[214] FCB boek 3 CC 18/06/1912, 02/07/1912, 23/07/1912, 25/07/1912, 26/07/1912, 06/08/1912, 13/08/1912 &AV 29/08/1912.

[215] FCB boek 3 CC 23/07/1912, 26/07/1912, 20/08/1912, 10/09/1912

[216] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 174, 176 &184.

FCB boek 3 CC 17/09/1912, 24/09/1912, 09/10/1912, 06/11/1912.

[217] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 176, 177, 184 &200.

[218] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 178, 179, 184 &200.

FCB boek 3 CC 27/11/1912, 11/12/1912, 22/01/1913.

[219] FCB boek 3 CC 06/11/1913, 12/02/1913, 12/03/1912, 26/03/1912,

[220] FCB boek 3 CC 17/09/1912, 06/11/1912, 13/11/1913, 31/12/1912, 22/01/1913, 27/01/1913, 14/04/1912

[221] FCB boek 3 CC 16/04/1913, 23/04/1913, 25/06/1913, 02/07/1913 &AV 24/05/1913.

[222] FCB boek 3 CC 14/05/1913, 25/06/1913, 09/06/1913, 13/08/1913 AV 24/05/1913, 26/07/1913, 28/07/1913, 09/08/1913, 05/11/1913

[223] FCB boek 3 CC 25/06/1913, 16/07/1913, 13/08/1913, AV 24/05/1913, 09/08/1913.

[224] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 214 &222

FCB boek 3 CC 24/09/1913.

[225] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 216 &222.

FCB boek 3 CC 17/12/1913, 31/12/1913.

[226] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 219 &222.

FCB boek 3 CC 28/01/1914

[227] FRAIPONTS, Kroniek van het Belgische Voetbal deel 2, p. 238.

[228] http://www.liverpoolfc.com/lfc_story/1882.htm

http://www.koptalk.org/history/formation.shtml

[229] FCB boek 3 CC 12/11/1913, 26/11/1913, 28/01/1914, 11/02/1914, 17/03/1914, 07/04/1914.

[230] FCB boek 3 CC 15/10/1913, 20/08/1913, 29/10/1913, 19/11/1913, 14/01/1914, 26/05/1914, 23/06/1914, 30/06/1914 &AV20/06/1914, 11/06/1914

[231] FCB boek 3 AV 27/07/1919.

[232] SOETAERT, De Club van Brugge, p. 18.

SYS, De Goden van Club Brugge, 11-13.

GOETINCK, Voetbalanecdoten, p. 19-22.

[233] FCB boek 3 AV 27/07/1919.