Clinge/De Klinge: dorp(en) aan de grens (1815-1919). (Kenneth Colleman) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
A Inleiding
Op een luchtfoto van de Belgisch-Nederlandse grensstreek, kan men ergens tussen Sint-Niklaas en Hulst een groep huizen zien liggen, waarvan iedere buitenstaander zou zweren dat ze één dorp vormen.[1] Toch weet iedereen die een beetje thuis is in de streek dat het hier in feite om twee dorpen gaat die door de staatsgrens van elkaar gescheiden worden: aan de zuidkant vindt men het Belgische De Klinge en aan de noordkant het Nederlandse dorp Clinge.
Nu heeft deze eigenaardige toestand niet altijd bestaan. Zo voegden de Fransen in 1794 het gehucht De Klinge dat tot dan bij Sint-Gillis-Waas hoorde en Clinge samen tot de commune ‘La Clinge’. Koning Willem I maakte dit in 1815 echter weer ongedaan toen hij voor een grens tussen de provincies Zeeland en Oost-Vlaanderen teruggreep naar de oude, door de posities van de strijdende partijen in de Tachtigjarige Oorlog bepaalde, grens. Van dan af werden De Klinge en Clinge twee onafhankelijke gemeenten en toen het in 1830 tot een breuk kwam tussen het latere België en Nederland ontstond de toestand zoals ik die hierboven beschreven heb.
Ik wil nu een tweeledige vraag stellen. In de eerste plaats wil ik onderzoeken hoe de twee dorpsgemeenschappen zich na deze scheiding tot elkaar verhouden hebben; in hoeverre er nog sprake was van interactie tussen beide gemeenschappen. Is er hier eventueel een evolutie waar te nemen en waarom zijn de twee gemeenschappen al dan niet uit elkaar gegroeid? Ten tweede wil ik bekijken of en waarom hun ligging aan de grens het leven in, en de ontwikkeling van, de beide dorpen beïnvloed heeft.
Om deze twee centrale vragen te kunnen beantwoorden wil ik de economische, de sociale, de politieke en de culturele aspecten van de geschiedenis van de dorpen apart onder de loep nemen en telkens een aantal onderzoeksvragen formuleren.
Op economisch vlak wil ik vooral de vraag stellen hoe de beide dorpen zich in de loop van de negentiende eeuw ontwikkeld hebben. Bleven het louter agrarische gemeenschappen? Of kwam er enige vorm van industrie tot stand? Welke invloed had de grens op de plaatselijke economie? Werd de ontwikkeling van industriële bedrijvigheid misschien geremd door de marginale ligging van de dorpen? Verder wil ik binnen dit economische aspect ook de handelsstromen onderzoeken. Ging men aan weerskanten van de grens inkopen doen? Of vormde deze grens een economische barrière? En waar gingen de dorpelingen hun landbouwproducten of hun eventuele industriële producten aan de man brengen? Bij onderzoek naar economie in de grensstreek mag natuurlijk de illegale handel niet vergeten worden. Werd er veel gesmokkeld? En zo ja, welke producten werden er dan zoal de grens over gesmokkeld?
Voor wat het sociale aspect betreft zal de meeste aandacht uitgaan naar de armoede binnen de dorpen. Kende men een groot aantal behoeftigen? Is er een evolutie waar te nemen in de graad van armoede? Waren er crisisperiodes? En zo ja, waardoor werden deze crisissen dan veroorzaakt? Was het aantal armen binnen beide dorpen van dezelfde orde van grootte? Zou de graad van armoede eventueel verband kunnen houden met de ligging aan de grens? En wat deden de respectievelijke gemeentebesturen om in de behoeften van hun armen te voorzien? Verder wil ik binnen dit sociale luik aandacht besteden aan ziektes en criminaliteit. Welke ziektes teisterden de gemeenten? En heersten deze ziektes tegelijkertijd aan beide zijden van de grens? Of hadden de gemeenschappen zo weinig contact dat de besmettelijke ziekten niet van de ene gemeenschap op de andere overgezet werden? Was er veel criminaliteit binnen de gemeenten? Had de grens een invloed op de criminaliteit? Gingen Clingenaren en De Klingenaren misdrijven plegen aan de andere kant van de grens?
Binnen het politiek vlak onderscheid ik een lokaal en een internationaal aspect. Voor wat het lokale betreft wil ik bekijken hoe de relaties waren tussen de respectievelijke bestuurders. Is er op dit vlak een evolutie te bemerken? Werkten beide gemeentebesturen samen om problemen aan te pakken? Met welke problemen werden ze zoal geconfronteerd? Voerde men langs beide zijden van de grens een vergelijkbare politiek?
Het internationaal aspect beslaat twee belangrijke fasen waarin de grens tussen Nederland en België een belangrijke rol heeft gespeeld: de revolutie van 1830 en de Eerste Wereldoorlog. Welke impact had de revolutie van 1830 en de daaropvolgende vijandschap tussen de jonge Belgische staat en Nederland op het leven in de streek? Hoe stonden de Clingenaren ten opzichte van de Belgische zaak? Hadden ze liever ook deel uitgemaakt van de nieuwe staat? En hoe was de situatie gedurende de Eerste Wereldoorlog? België was immers wel betrokken in deze oorlog en Nederland niet. Hoe zag de grens er in deze periode uit? En konden de De Klingenaren tijdens de oorlog rekenen op de steun van de Clingenaren of juist niet? Kreeg de grensgemeente Clinge in deze periode Belgische vluchtelingen op zijn grondgebied? En zo ja, hoe ging men er dan mee om? Tenslotte wil ik hier ook nog de vraag stellen hoe de Clingse dorpsgemeenschap in 1919 aankeek tegen de annexatieplannen van België. Waren ze eventueel bereid om tot België te gaan behoren of stonden ze hier weigerachtig tegenover?
Binnen het culturele vlak tenslotte wil ik drie aspecten bekijken: de uitbouw van het onderwijs, de kerkelijke geschiedenis en de frequentie van huwelijken tussen inwoners van de beide gemeenschappen.
Inzake onderwijs wil ik onderzoeken wanneer er scholen werden opgericht. Vormde het onderwijs een grote kost voor de gemeenten? Gingen er soms Belgische kinderen naar Nederlandse scholen of omgekeerd?
Bij het kerkelijke aspect wil ik de rol van de parochie onderzoeken. Wanneer De Klinge en Clinge in 1815 bestuurlijk gescheiden werden, bleven ze samen een parochie vormen. Welke invloed had dit op de interactie tussen de gemeenschappen? Waren de inwoners van Clinge tevreden met deze situatie? Wanneer kwam er verandering in deze parochiale eenheid en wat was daarvan de oorzaak?
Het laatste aspect onderzoekt de frequentie van huwelijken tussen de inwoners van beide gemeenschappen. Kwam een dergelijk huwelijk vaak voor? Wat zegt dit over de relaties tussen de dorpsgemeenschappen? Valt er een evolutie te bemerken in het aantal onderlinge huwelijken?
Aan de hand van het onderzoek naar deze deelaspecten en het beantwoorden van de gestelde onderzoeksvragen, wil ik een antwoord formuleren op mijn twee hoofdvragen: ervoer men de staatsgrens als een werkelijke barrière en onderhielden de twee gemeenschappen niet of nauwelijks contact met elkaar of beschouwden zij deze staatsgrens als niets meer dan een papieren grens en voelden de inwoners zich eigenlijk nog steeds verbonden? En welke invloed heeft de grens uitgeoefend op de ontwikkeling van, en op het leven in, deze beide dorpen? Ik zal ook trachten de voornaamste redenen op te sporen waarom de twee gemeenschappen al dan niet nog sterk gebonden waren en waarom de grens een grote of een minieme invloed heeft gehad op het leven in de dorpen.
Ik heb ervoor gekozen om dit onderzoek te laten lopen van 1815 tot 1919. Deze data zijn natuurlijk niet lukraak gekozen. 1815 is zoals reeds gezegd het jaar waarin ‘la Clinge’ opgesplitst werd in het latere De Klinge en Clinge en is daardoor dus bijna vanzelfsprekend het startpunt van dit onderzoek. Ook het eindpunt lijkt mij relevant want in 1919 is er voor de laatste keer sprake van om Zeeuws-Vlaanderen bij België te voegen. Het mislukken van deze Belgische betrachting betekent de definitieve aansluiting van Zeeuws-Vlaanderen bij Nederland en dus meteen ook de definitieve scheiding tussen het Belgische en het Nederlandse dorp.
De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek zijn de gemeentearchieven van beide dorpen. Deze archieven blijken, ondanks het grensoverschrijdend aspect, grotendeels op dezelfde manier samengesteld te zijn.
Ik heb mij in de eerste plaats gericht op de gemeenteraadsverslagen, de jaarverslagen, de verslagen van het schepencollege en de briefwisseling. Vooral de gemeenteraadsverslagen en de jaarverslagen zijn van grote waarde gebleken. De jaarverslagen vormden echter geen consistente bron. In Clinge werden er pas vanaf 1851 jaarverslagen opgemaakt. In De Klinge leverde men reeds vanaf 1836 een jaarlijks rapport af, maar helaas bleken de jaarverslagen van na 1870 onvindbaar. Een ander probleem was dat er voor de gemeente De Klinge geen verslagen van het schepencollege te vinden waren, zodat deze bron enkel voor Clinge kon gebruikt worden.
Naast deze vier hoofdbronnen heb ik ook meer specifieke bronnen uit het gemeentearchief geraadpleegd. Fondsen die bij mijn onderzoeksvragen leken aan te sluiten, zoals bijvoorbeeld de verslagen van het nijverheidscomité, vergunningsaanvragen, verslagen van de bijeenkomsten van de kerkfabriek, … werden hiervoor geselecteerd. Helaas hadden deze bronnen meestal minder te bieden dan hun naam deed veronderstellen. Zo was het fonds proces-verbalen erg inconsistent. Ook de verslagen van de kerkfabriek bleken nauwelijks informatie te bevatten.
De akten van de burgerlijke stand vormden wel een belangrijke bron. Ik heb deze akten systematisch doorgenomen om na te gaan of er veel gemengde huwelijken, hieronder begrijp ik huwelijken tussen een inwoner uit De Klinge en een inwoner uit Clinge, plaatsvonden.
Ook het provinciearchief bevatte enkele nuttige bescheiden. Zo vond ik er ondermeer stukken omtrent moeilijkheden die Belgische boeren ondervonden om hun gronden op Nederlands grondgebied te bewerken en briefwisseling over een klacht van een inwoner uit De Klinge die het niet nam dat de Nederlandse burgemeester een ereplaats kreeg in de kerk van De Klinge.
Verder heb ik nog enkele gepubliceerde bronnen gebruikt. Zo vormt het gepubliceerde verslag van het provinciaal comité tot hulpverlening aan vluchtelingen in Zeeland een belangrijke bron. In dit verslag wordt uitgebreid aandacht besteed aan de hulpverlening die gedurende de Eerste Wereldoorlog in de gemeente Clinge plaatsvond. De provinciale bladen van Zeeland vermelden de bevolkingscijfers van Clinge. Verder leverden de gepubliceerde bevolkings- landbouw- en nijverheidstellingen concrete informatie op over de gemeente De Klinge.
Tenslotte maak ik ook gebruik van enkele kaarten van de streek, die ik gevonden heb in de fondsen ‘kaarten en plans’ en ' kaarten en plattegronden van Beveren' van het rijksarchief Beveren.
In onderstaande bronnenlijst heb ik de bronnen gerangschikt volgens hun vindplaats:
Bronnenlijst:
1. In het gemeentehuis van Sint-Gillis-Waas:
* Gemeentearchief De Klinge
- verslagen van de gemeenteraad De Klinge
- jaarverslagen De Klinge 1836 - 1859
- akten burgerlijke stand, huwelijken De Klinge
2. In het rijksarchief Beveren:
* A Gemeentelijk modern archief van De Klinge
- 2-27 inkomende briefwisseling De Klinge
- 28 Uitgaande briefwisseling losse stukken
- 30 inkomende briefwisseling afkomstig van provincie Oost-Vlaanderen
- 31 briefwisseling burgemeester De Klinge 1831-1839
- 32-40 registers uitgaande briefwisseling
- 41
provinciale enquête gericht aan de gemeentelijke overheid aangaande de algemene
toestand van
de gemeente, 27.03.1824
- 48 besluiten van de gemeenteraad 1821-1823
- 52 Jaarverslagen 1860 - 1869, 1885
- 58
verzoekschrift van de inwoners van De Klinge, Vrasene en Kieldrecht aan leden
Nationaal Congres
in verband met vrij overschrijden Nederlandse grens 1835-1836
- 162 processen-verbaal: ontduiking van douane en accijnsrechten, 1841 en 1900-1919
- 192-207 briefwisseling armenzorg / bureau van weldadigheid
- 406 processen-verbaal
- 407 gerechtelijke veroordelingen
- 408 diverse stukken in verband met veroordelingen
- 413 staten van manschappen in De Klinge gelegerd
- 445 processen-verbaal van de bijeenkomsten van de kerkfabriek
- 466 briefwisseling i.v.m. handel, nijverheid en landbouw
- 467 nijverheidscomité: register van verslagen en briefwisseling + losse stukken 1845-1849
- 475 briefwisseling openbare gezondheid
- 479 briefwisseling sociale zaken
- 488 briefwisseling betrekkingen met de Duitse overheid
* B Kaarten en Plans provincie Oost-Vlaanderen
- 1663 kaart van De Klinge
* C Kaarten en Plattegronden van Beveren
- 10 -17 Evacuation des eaux des Flandres
3. In het gemeentehuis van Hulst:
* Gemeentearchief Clinge
- notulen van het plaatselijke bestuur ( tot 1851 ), gemeentebestuur ( vanaf 1851 )
- ingekomen stukken met bijlagen 1790, 1809, 1813-1919
- notulen van vergaderingen van burgemeester en assessoren
- registers van ingekomen en verzonden stukken
- register der notulen van de gemeenteraad van Clinge met gesloten deuren
1853 - 1919
- beredeneerde gemeenteraadsverslagen 1851-1917 ( = jaarverslagen )
- aanvragen voor vergunningen voor bouwwerken of werkplaatsen binnen de gemeente 1837-1871
- akten burgerlijke stand huwelijken
4. In het rijksarchief Gent:
* A Hollands Fonds
- 361 ( 930/13 ) stukken en briefwisseling betreffende fusies over De Klinge en Sint-Gillis-Waas
* B Provinciearchief 1830-1850
- 10 ( 1/20 ) stukken en correspondentie betreffende moeilijkheden die Belgische boeren ondervinden om hun gronden gelegen op Nederlands grondgebied te bewerken
- 16 ( 2/18 ) stuk betreffende een plaatselijk akkoord dat aan Belgische en Nederlandse landbouwers toelaat hun gronden op vijandelijk grondgebied te bewerken
- 230 ( 361B/16 ) Klachten tegen burgemeesters en schepenen, De Klinge en Lochristi
5. Gepubliceerde bronnen:
- verslag van het provinciaal comité tot hulpverlening aan vluchtelingen in Zeeland; Aug. 1914 - Juli 1915, gemeente Clinge pp. 193-205.
- provinciale bladen van Zeeland 1825-1850
- volkstellingen: 1846, 1856, 1866, 1876, 1880, 1890, 1900, 1910 + aanvullingen op deze volkstellingen: Population, Relevé décennal 1831-1840; Population. Mouvement de l'état civile 1841-1850 en Annuaire statistique de la Belgique.
(1869 -1919 )
- landbouwtellingen: kadastrale telling van 1834 en de landbouwtellingen van 1846, 1856, 1866, 1880, 1895, 1910
- nijverheidstellingen: 1846, 1880, 1896, 1910
Tijdens mijn betoog zal ik natuurlijk vaak moeten verwijzen naar deze bronnen. Om deze bronverwijzingen niet nodeloos lang te maken, heb ik een aantal afkortingen gehanteerd. Hieronder geef ik een overzicht van de gebruikte afkortingen met hun betekenis.
Afkortingen:
JV = jaarverslagen
GR = gemeenteraadsverslagen
BW = briefwisseling
GA = gemeentearchief
GMA = gemeentelijk modern archief
RAB = rijksarchief Beveren
RAG = rijksarchief Gent
SAH = stadsarchief Hulst
GHSGW = gemeentehuis Sint-Gillis-Waas
De literatuurlijst bevat zowel lokale werken over De Klinge en Clinge als werken die een specifiek aspect van mijn casus behandelen. Zo zijn er onder andere titels opgenomen in verband met de Belgische Revolutie, De Eerste Wereldoorlog, de spoorweg Mechelen-Terneuzen, smokkel, en de annexatiebeweging. Verder heb ik gebruik gemaakt van een aantal algemene werken over de geschiedenis van Nederland en België. Tenslotte bevat de bibliografie ook een aantal naslagwerken gaande van geografische woordenboeken over methodische werken in verband met bronnen tot bibliografieën.
Het blijkt dat er over de grensproblematiek in het algemeen erg weinig is geschreven. Over de grensstreek tussen Oost-Zeeuws-Vlaanderen en het Waasland is voor wat de negentiende eeuw betreft eigenlijk nog niets noemenswaardig gepubliceerd. Het is dus moeilijk om een werk aan te duiden waar mijn thesis rechtstreeks bij aansluit.
Er zijn natuurlijk reeds een aantal lokale werken gepubliceerd over De Klinge en Clinge. Deze lokale werken bevatten echter weinig concrete informatie over mijn onderzoeksperiode. Over de geschiedenis van De Klinge bestaat een overzichtswerk, namelijk: De Klinge: een smalle strook zand. De auteurs wijden echter slechts enkele pagina’s aan de negentiende eeuw en over de grens wordt er nauwelijks gerept. Voor wat Clinge betreft is er nog minder informatie te vinden. Een overzichtswerk over de geschiedenis van dit dorp bestaat er niet en het is dan ook behelpen met enkele fotoboeken, een artikeltje over het ontstaan van de parochie en een werk over honderdvijftig jaar onderwijs binnen de gemeente.
Dit onderzoek behandelt dus een domein dat nog grotendeels braak ligt en is dan ook hoofdzakelijk gebaseerd op concreet bronnenmateriaal. De literatuur wordt vooral gebruikt om een aantal zaken in een bredere context te plaatsen. Het eerste hoofdstuk vormt echter een uitzondering op deze regel. In dat hoofdstuk tracht ik op basis van wat ik in de literatuur teruggevonden heb, een overzicht te geven van de voorgeschiedenis van beide gemeenten.
ART ( Jan ). Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?, deel I : Nieuwste Tijden - 19de en 20ste eeuw. Gent, Centrum voor Geschiedenis Universiteit Gent, 1993, 320p.
AUDOORE ( Bart ). De houding van de Zeeuws-Vlaamse bevolking ten opzichte van België en Nederland (1830-1919). Gent, RUG ( onuitgegeven licenciaatsverhandeling ), 1999, 162p.
BINNEVELD ( Hans ), KRAAIJESTEIN ( Martin ), ROHOLL ( Marja ), e.a. Leven naast de catastrofe: Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hilversum, Verloren, 2001, 180p.
BRAND ( P.J.). De geschiedenis van Hulst. Hulst, stadsbestuur, 1972, 496p.
‘Clinge’. Encyclopedie van Zeeland. Middelburg, Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, Middelburg, 1982, Deel I, pp. 287-288.
'Clingepolder'. Encyclopedie van Zeeland. Middelburg, Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, Middelburg, 1982, Deel I, p. 288.
COOLSAET ( Rik ). België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000. Leuven, Van Halewijck, 1998, 725p.
COUVREUR ( W. ) ‘De werkwoordspelling volgens Jan des Roches en Pieter Behaegel’. in: Album Willem Pée. Tongeren, Michiels, 1973, pp. 57-65.
DE BOOR ( J. ). Nieuw-Namen en onze lieve vrouw van Hulsterloo: legende en historie. s.l., s.n., 1995, 25p.
DE GROOF ( J. ) ‘Protestantse klinkers, patriottische medeklinkers en staatsvijandige accenten. Motivatie tijdens de Belgische spellingstrijd’. Taal en Tongval, CIV, 2003, pp. 95-120.
De Klinge: een smalle strook zand, De Klinge, folkloregroep De Klomp, 1981, 79p.
De Klinge, verhaal van een kerkgebouw, De Klinge, Davidsfondsafdeling van De Klinge, 1998, 95p.
DE POTTER ( F. ). ‘De Klinge’ in: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks 3, deel 2, Gent, 1878, 21p.
DE WAELE ( M. ). 'Grote ambities, eerzuchtige plannen; de Belgische belangstelling voor Zeeuwsch-Vlaanderen tijdens en na de Eerste Wereldoorlog’ in: Over den Vier ambachten. 750 jaar Keure. 500 jaar Graaf. Jansdijk. Kloosterzande, Duerinck bv, 1993, pp. 837-844.
FRANCOIS ( L. ). De vele gezichten van de Nieuwste Geschiedenis. Gent, Academia Press, 1992, 543p.
FRANCOIS ( Luc ), VANHAUTE ( Eric ) en VRIELINCK ( Sven ). De vele gezichten van de nieuwste geschiedenis. Deel 2. Gent, Academia Press, 1994, 325p.
FRANCOIS ( Luc ). Een eeuw Gentse Historische school 1891-1992. Gent,OSGG,1993,191p.
GLERUM ( K. ) en KIPPERS ( M. ). "Doch hier is alles rustig”: Zeeuws-Vlaanderen en de Belgische opstand, 1830-1831, Amsterdam, V.L.V.U., 1980, 100p. ( onuitgegeven licenciaatsverhandeling )
GOOSENS ( Sandra ) en SPONSELEE ( George ). Kieldrecht en Nieuw-Namen toen en nu.. Hulst, Van Geyt Productions, 1993, 96p.
HASQUIN ( Herve ). ‘De Klinge’ in: Gemeenten van België: geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, gemeentekrediet van België, deel 1, 1980, pp. 170-171.
HESSELINCK ( H.G. ). Gent-Terneuzen en Mechelen-Terneuzen: geschiedenis der spoorwegen 1865-1968. Kloosterzande, Duerick-Krachten, 1982, 240p.
HOUBAERT ( Archangelus ). ‘Minderbroederskloosters in de Zuidelijke Nederlanden; 39 De Klinge’. Franciscana, Sint-Truiden, XLI, 1986, 1, pp. 11-23.
JANSEN ( J.C.G.M. ). Economische betrekkingen in grensregio’s in een industrieel tijdperk 1750-1965. Leeuwarden, Eisma, 1996, 273p.
KEERSMAKER ( Marcel de ). De geschiedenis van de spoorwegen in het Soete Land van Waas, Elversele, in eigen beheer, 1983, 17p.
KOOIJ ( P. ). Stadsgeschiedenis. Cahiers voor lokale en regionale geschiedenis, deel 4. Zuthpen, s.n., 1989, s.p.
KOSSMANN ( Ernst Heinrich ). De lage landen 1780-1980: Twee eeuwen Nederland en België. Amsterdam, Elsevier, 1984, twee delen.
KUYPER ( J. ) Gemeente-atlas van Nederland: vijfde deel Zeeland, Leeuwarden, Hugo Suzingar, 1971.
LANSU ( Karel ) en PEETERS ( Cyril ). 150 jaar onderwijs in Clinge 1849-1999, Kloosterzande, drukkerij Duerinck, 2000, 157p.
Licentiaatsverhandelingen in de Geschiedenis. Gent, Studia Historica Gandensia en OSSG. Van academiejaar 1991-1992 tot 1998-1999
MAES ( Wilfried ). ‘De Vlaams-nationalisten in De Klinge tussen 1918-1940’. Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, XCVIII, 1995, pp. 393-414.
MAES ( Wilfried ). ‘De Klinge: van abdijbezit en missiestatie tot parochie’. Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, CI, 1998, 1, pp. 205-231.
PRIESTER ( Peter ). Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw 1600-1910, landbouwuniversiteit Wageningen, Stichting Historisch Onderzoek Zeeland ( Middelburg ) en HES uitgevers, 1998, 875p.
Samenvattingen van Licentiaatsverhandelingen en Proefschriften, Leuven. Van academiejaar 1991-1992 tot 1998-1999.
SMITS ( A. ). ‘Oost-Zeeuws-Vlaanderen in 1830’ in: Over den Vier ambachten. 750 jaar Keure. 500 jaar Graaf. Jansdijk. Kloosterzande, Duerinck bv, 1993, pp. 819-836.
SMITS ( A. ). ‘Zeeuws-Vlaanderen en de woelingen van 1830, Zeeland in revolutionaire dagen I’. Zeeuws Tijdschrift, X, 1960, 5, pp. 117-133.
SMITS ( A. ). ‘Zeeuws-Vlaanderen en de woelingen van 1830, Zeeland in revolutionaire dagen, II en slot’. Zeeuws Tijdschrift, X, 1960, 6, pp. 152-180.
STROEVE ( J. ). Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, 75 jaar later. Lingedijk, s.n., 1989, 47p.
STROEVE ( J. ). ‘De vier ambachten in de Eerste Wereldoorlog’ in: Over den Vier ambachten. 750 jaar Keure. 500 jaar Graaf. Jansdijk. Kloosterzande, Duerinck bv, 1993, pp. 845-852.
VAN CAMPENHOUT ( Nico ). ‘Een ommetje via De Klinge’. Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, XCIV, 1991, 1, pp. 261-264.
VANDERGUCHT ( Katrien ). ‘Wase Biografie’. jaarlijks in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Waasland, vanaf 1985.
VAN WAESBERGHE ( Steven ). Smokkel in het land van Waas tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gent, RUG ( onuitgegeven licentiaatsverhandeling ), 2001, 135p.
VAN WINKELEN ( C. ) Clinge in oude ansichten. Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1977, s.p.
VERBUNT ( Chris ). Een gouden jubileum van de parochie van de H. Henricus. Clinge, s.n., s.d., 20p.
VRIELINCK ( S. ). De territoriale indeling van België 1795-1963. Bestuursgeografisch en statistisch repertorium van de gemeenten en de supracommunale eenheden ( administratief en gerechtelijk ) Met de officiële uitslagen van de volkstellingen. Leuven, Universitaire Pers, 2000, 3 delen.
WEBSITE GEMEENTE HULST : www.gemeentehulst.nl/histclinge.htm
WITTE ( Els ), CRAYBECKX ( Jan ) en MEYNEN ( Alain ). Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1997, 478p.
ZUURDEEG ( J.P.B.). ‘Stads-en dorpsarchieven’ in: gids voor historisch onderzoek in Zeeland. Amsterdam, Schiphouwer en Brinkman, 1991, pp.115-124.
Ik heb ervoor gekozen om het leven in de grensdorpen uit te splitsen in vier grote thema’s. Dit lijkt mij overzichtelijker te zijn, dan indien ik gewoon een chronologisch verhaal zou vertellen. Ik zal achtereenvolgens de economische, sociale, politieke en culturele aspecten van de geschiedenis van beide dorpen bespreken. Deze vier facetten zullen in afzonderlijke hoofdstukken besproken worden. Alle hoofdstukken zijn ook nog eens onderverdeeld in een aantal paragrafen die elk een deelaspect van het thema behandelen.
Het eerste hoofdstuk van dit werk is als een soort inleiding bedoeld. In dit hoofdstuk worden de twee gemeenten aan de lezer voorgesteld. Ik zal hier aandacht besteden aan de voorgeschiedenis, de geografie en de bevolkingsevolutie van Clinge en De Klinge.
In het tweede hoofdstuk wordt de economie van de twee grensdorpen besproken. Speciale aandacht gaat uit naar de landbouw, de industrie en de handel in de twee gemeenten.
Het derde hoofdstuk behandelt het sociale aspect. In drie paragrafen bespreek ik hier de armoede, de criminaliteit en de ziektes waar de inwoners van Clinge en De Klinge mee geconfronteerd werden.
Het politieke facet wordt in een vierde hoofdstuk uiteengezet. De lokale politiek, de Belgische Revolutie en de Eerste Wereldoorlog zijn de belangrijkste elementen.
In het laatste hoofdstuk tracht ik het culturele leven uit te werken. Het onderwijs, de parochiegeschiedenis en de gemengde huwelijken vormen de deelaspecten van dit culturele thema.
Per thema tracht ik niet alleen een antwoord te bieden op de vele onderzoeksvragen die ik in de probleemstelling naar voor heb gebracht, maar wil ik eveneens proberen om een totaalbeeld te schetsen van het leven in de streek. Om de transparantie te verhogen, herhaal ik op het einde van elke paragraaf even kort de belangrijkste vaststellingen die in de paragraaf zijn gemaakt. Op het einde van elk hoofdstuk volgt een ruimer besluit, waarin ik de diverse paragrafen aan elkaar koppel en antwoorden formuleer op de onderzoeksvragen die betrekking hebben op het thema. Dit dubbel besluit heeft als onvermijdelijk gevolg dat er een aantal zaken herhaald worden. Ik denk echter dat dit nadeel niet opweegt tegen de bijdrage die deze besluiten leveren aan de overzichtelijkheid van het betoog.
In de eindconclusie zal ik de diverse thema’s in elkaar schuiven. De samenhang tussen de economische, sociale, politieke en culturele feiten moet mij in staat stellen om een antwoord te formuleren op mijn twee centrale vragen.
In de loop van mijn betoog zal ik geregeld bronnen citeren. Op deze manier wil ik de lezer de gevoelens van de gemeentebesturen meegeven. Uit bepaalde citaten blijkt immers zeer duidelijk de wanhoop, woede of eerbied van de bestuurders. Deze citaten bevatten meer dan eens fouten tegen de dt-regel. Ik vond het niet nodig om deze fouten telkens aan te duiden. Vóór 1844 was het immers een anachronisme om voor Vlaanderen van een dt-regel te spreken. Pas toen werd met de invoering van de “Spelling-Willems” deze regel van kracht. En ook daarna zal het nog wel een hele tijd geduurd hebben voor die “nieuwe spelwijze” overal was doorgebroken.[2]
Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de twee dorpen zal ik de Belgische gemeente steeds benoemen als De Klinge en de benaming Clinge reserveren voor de Nederlandse gemeente. In de negentiende eeuw werd dit onderscheid niet altijd even duidelijk gemaakt. Ook de Belgische gemeente werd in die tijd als Clinge of in het beste geval als de Clinge benoemd. Meestal werd er wel een voor - of achtervoegsel toegevoegd waardoor het duidelijk werd om welke gemeente het ging. Zo sprak men over de Nederlandsche en de Belgische Clinge en over Clinge Zeeland, Clinge België en Clinge Oost-Vlaanderen. Wanneer de gemeentebesturen het gewoon over hun eigen gemeente hadden, lieten ze deze voor - en achtervoegsels echter achterwege en spraken ze gewoon over Clinge. Dit is belangrijk om voor ogen te houden wanneer ik een citaat opneem van het gemeentebestuur van De Klinge.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Zie bijlage 1, kaart van De Klinge en Clinge.
[2] Vóór 1844 was de situatie in Vlaanderen erg onduidelijk. Particularisten hanteerden een systeem waarin men gewoon 'hij word' schreef, terwijl andere taalkundigen ervoor pleitten om het Nederlandse systeem over te nemen en de dt - regel in te voeren. Uiteindelijk wonnen deze laatsten de strijd met de invoering van de 'spelling Willems' in 1844. Bronnen: COUVREUR ( W. ) ‘De werkwoordspelling volgens Jan des Roches en Pieter Behaegel’. Album Willem Pée. Tongeren, Michiels, 1973, pp. 57-65 en DE GROOF ( J. ) ‘Protestantse klinkers, patriottische medeklinkers en staatsvijandige accenten. Motivatie tijdens de Belgische spellingstrijd’ Taal en Tongval, 54, 2003, pp. 95-120.