De Britse eilanden in Zuidnederlandse kranten. De Mechelse ‘Courier de l’Escaut’ en het Britse culturele leven, 1790 - 1796. (Dave De Ryck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

Pierre Joseph Hanicq kan zeker gerekend worden tot de kinderen van zijn tijd. Een brede belangstelling voor alles wat maar enigszins neigde naar vooruitgang en een betere wereld voor de mensheid, treffen we bij deze veelzijdige man aan. Als drukker en uitgever zag hij zich geplaatst in de perfecte positie om zijn landgenoten te laten kennisnemen van de wereld waarin zij leefden, en dat was de beste manier om alle vooroordelen uit de weg te ruimen, vooroordelen die elke kans op ontwikkeling en progressie in de weg stonden.[1515]

De verlichte weg die Hanicq koos, was die van een op de rede gebaseerd gecentraliseerd verlicht despotisme, zoals Jozef II dat in praktijk trachtte te brengen. De krant zag Hanicq als een ideaal middel om zijn denkbeelden vorm te geven. De krant dus als verlicht instrument! Alhoewel? Een verlichte filosoof als Denis Diderot zag helemaal geen heil in de periodieke pers, en Voltaire had geen goed woord over voor de journalistiek.[1516] Volgens Voltaire moest de journalist zich goed informeren en zijn nieuws op een correcte, objectieve en waarheidsgetrouwe manier weergeven.[1517] Kortom, volgens de filosoof was een goede journalist zeldzaam.[1518]

Het oordeel van Voltaire was hard, maar het had er alle schijn van dat Hanicq zich als een bekwaam redacteur wilde laten kennen en aan de waarheid zijn hoogste deugd wilde toeschrijven. De mensen waarmee hij zich omringde waren waarschijnlijk dezelfde mening toegedaan. Baret en het Quakerisme impliceerden vooruitgang en waarheid, Huleu stond voor een verlicht katholicisme, Ernest Coloma en de vrijmetselarij boden de nieuwsgierigheid en het tijdsbewustzijn, Linguet gold als het summum van de journalistiek. De stad Mechelen bood voor Hanicq een markt, een Franstalige krant verhoogde de kans op succes. Hiermee werd echter meteen ook de paradox van het verlichtingsdenken aangetoond. De retorici die de mond vol hadden van een betere wereld voor de gehele mensheid, sloten zich op in een eigen leefwereld van intellectuelen, bedienden zich in het Frans, de taal van de elite, en brachten dure kranten uit die alleen de welstellenden konden betalen. Voor Hanicq en zijn entourage was het waarschijnlijk van belang om zijn krant bewust ten dienste te stellen van een gecultiveerd publiek om hen discussiestof aan te bieden, een oefening in opinievorming. De lezer moest de onderwerpen zelf in een context plaatsen, bespreken en conclusies trekken. En hoewel bewijzen niet voorhanden zijn, zal er zeker en vast een uitgebreid lezerspubliek geweest zijn van zeer leeslustige en leergierige elitairen.[1519] Dérival de Gomicourt merkte over de Zuidnederlanders op dat zij ‘grands partisans de nouvelles’ waren.[1520] Er mag ook niet uit het oog verloren worden dat Hanicq een zakenman was. Zijn drukkerij was een broodwinning, het drukken zijn leven. Roekeloze meningen verkondigen in moeilijke tijden waren voor hem dus uit den boze. Linguet navolgen zou de reinste zelfmoord hebben betekend. We kunnen in dit geval de woorden van Roy Porter indachtig houden, ‘instead of hypostatizing the Enlightenment as the destiny of Humanity, we should see it rather as the ideology of particular articulate elites with defined interests’.[1521]

 

De Britse pers liet een heel ander beeld zien. Engeland was niet alleen rijk aan een grote hoeveelheid dagbladen, zij brachten eveneens een zeer gevarieerd aanbod aan onderwerpen. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat Hanicq in zijn berichtgeving over Engeland niet louter de politieke gebeurtenissen moest registreren, zoals hij dat wel deed voor de andere staten. Uit de bronnen die hij ter beschikking had, kon hij zelf kiezen welk item hij wou publiceren, rekening houdend met de interesses van zijn doelgroep, maar uiteraard ook rekening houdend met de censuur. Het is echter moeilijk om uit deze selectie te achterhalen welk beeld Hanicq eigenlijk had over de Britse eilanden, laat staan wat hij letterlijk had overgenomen uit de Britse kranten of welke toevoegingen van zijn eigen hand waren. De doorgedreven objectivering van de nieuwsberichtgeving en de bijna totale afwezigheid van enige opinievorming, maken de zaken er niet gemakkelijker op. Een poging om het cultuurbeeld van het laat-achttiende eeuwse Engeland te ontwaren in de ‘Courier de l’Escaut’ is een al even moeilijke opdracht. De variëteit in de Britse pers liet Hanicq dan wel de vrijheid om regelmatig te berichten over cultuurverschijnselen, maar meestal ontbrak het aan een contextueel kaderwerk. Vaak komt het er voor de onderzoeker op neer om tussen de regeltjes te lezen om te kunnen interpreteren en dikwijls ook te hypothetiseren.

 

Montesquieu had zijn tijdgenoten uit het midden van de achttiende eeuw trachten uit te leggen dat het Engelse staatssysteem werkte op basis van ‘checks and balances’, een scheiding der machten. En hoewel Montesquieu hier vrij positief tegenover stond, had hij wel wat kritiek op de toenmalige Britse maatschappij en de rol die de overheid daar in speelde.[1522] Voor de meesten van zijn lezers moet dit Britse staatsstelsel zijn overgekomen als ‘bedreigend’, ‘gevaarlijk’, ‘verwerpelijk’.[1523] Montesquieu plaatste nogal wat vraagtekens bij het Engelse partijsysteem, waarbij politici overliepen als het hun goed uitkwam en conflicten aan de orde van de dag waren.[1524] Het Engelse volk werd volgens de filosoof in haar handelen en denken geleid door angstgevoelens en een steeds aanwezig gevoel van onveiligheid.[1525] De vrijheid van het Britse volk werd met andere woorden als bedreigend ervaren en werkte verlammend door een latent aanwezige angst.[1526] Voor de Britse regeringselite bood dit enorme voordelen, daar zij bij de minste tekenen van onheil onmiddellijk kon reageren door middel van het invoeren van wetten die de staatsburger moest kalmeren.[1527]

Moest Hanicq deze woorden van Montesquieu gelezen hebben, zou hij zeker parallellen hebben kunnen trekken met de situatie waarin Engeland zich bevond aan het einde van de achttiende eeuw. Bedreigingen in India, slavenopstanden in de Caraïben, oorlogsdreigingen met Spanje en Frankrijk, maar bovenal binnenlandse spanningen met de hervormingsgezinden die lessen wilden trekken uit de Amerikaanse vrijheidsstrijd en daarbij werden geïnspireerd door de revolutie in Frankrijk. De dreigingen, de spanningen en de chaos in de Britse wereld die in de loop van de jaren negentig van de achttiende eeuw steeds uitdrukkelijker naar voren kwamen, werden door Hanicq in ieder geval beklemmend weergegeven.

 

De Britse cultuurelementen die in de ‘Courier de l’Escaut’ aan bod kwamen, moeten tegen de achtergrond van de heersende verlichte opvattingen worden gezien. De idee dat het lot van de mens moest en kon verbeterd worden, leidde rechtstreeks naar die segmenten van de maatschappij die de fundamenten vormden voor het ‘samen leven’. De rechtspraak was een thema dat in gans Europa op hervormingen zat te wachten. Een op de rede gestoelde wetgeving hield heel wat intellectuelen bezig, ook in de Zuidelijke Nederlanden. Het lijkt wel

of Hanicq in zijn berichtgeving over de Britse justitie bewust de aandacht richtte op verbanningspraktijken, de doodstraf en het gevangeniswezen, net op een moment dat de discussies over de humanisering van het strafrecht nog vers in het geheugen lagen. Herkenbare gegevens kwamen ook aan bod in de Engelse disputen over de Franse Revolutie, met voor- en tegenstanders, het planten van vrijheidsbomen en het uitbreken van relletjes. De slavernij, het exotisme en de Oudheid waren eveneens bekende thema’s binnen het verlichtingsdiscours.

Als goede en waarschijnlijk ook wel praktiserende katholiek, werkend in de religieuze hoofdplaats van de Zuidelijke Nederlanden, schonk Hanicq ook aandacht aan de geloofsgenoten in Engeland. De adellijke émigrés uit Frankrijk werden soms slechts met vermelding van hun naam opgenomen in de ‘Courier de l’Escaut’, maar de problemen die het Franse priesterschap ondervond in haar vlucht voor de revolutionairen werden door Hanicq breed uitgesmeerd. Het lot van de Engelse katholieken nam de ‘Courier de l’Escaut’ eveneens ter harte.

Waren de lezers van de ‘Courier de l’Escaut’ op de hoogte van het rijke Britse cultuurleven van het einde van de achttiende eeuw? Een sluitend antwoord is moeilijk te formuleren. Het ontbreken van inleidende beschouwingen in de ‘Courier’ doet vaak de indruk ontstaan als zou het ‘blinde’ artikels betreffen. Het is evenwel goed mogelijk dat wanneer Hanicq melding maakte van de prachtige paarden van de graaf van Pembroke, de lezer wist dat het ging om renpaarden en het bericht kon plaatsten in de context van de populaire paardenwedrennen.

Bij bericht dat de boeken van Thomas Paine werden verboden, wordt niet gezegd wat de inhoud was van die boeken, laat staan wie de persoon van Paine eigenlijk was. Het is echter best mogelijk dat de selecte groep van lezers daar geen verdere uitleg bij behoefden. Maar we hebben ook aangetoond dat Hanicq zijn krant ook aanwendde als een educatief instrument, waarbij de lezer, naast zijn reeds verworven kennis, de mogelijkheid kreeg over bepaalde aspecten meer te weten te komen.

Heel wat elementen van het Britse cultuurleven zaten vervat in de dramatische gebeurtenissen rond de persoon van Joseph Priestley. Wie Priestley was werd niet vermeld, maar zijn wetenschappelijke ontdekkingen zullen zeker bekend geweest zijn. Alleen al het vernoemen van zijn naam wees op het bekende thema van de natuurwetenschappen die een niet te onderschatten rol speelden in het vooruitgangsoptimisme van de achttiende-eeuwse mens. Met Priestley werden nog andere fenomenen aangestipt. De rol van de Dissenters en de impact van de Franse Revolutie bij de Priestley Riots kwamen in de ‘Courier de l’Escaut’ wel aan bod, maar wederom ontbreekt het hier aan een historisch kader. De invloed van het clubisme op het Engelse cultuurleven werd niet uit de doeken gedaan, maar verwijzingen naar het verenigingsleven komen wel voor. Door tussen de regels te lezen, kan heel wat worden opgevangen over het Britse cultuurleven van die tijd. Maar deden de tijdgenoten dat niet evenzeer?

 

Engeland bleef gespaard van een revolutie naar Frans model, hoewel vele tijdgenoten graag geloofden dat de Britse natie op springen stond. Dat Engeland de verlokkingen van de revolutie heeft weten te doorstaan, was voor een groot deel te danken aan de uitzonderlijke culturele verworvenheden. De consumptiecultuur als uitvloeisel van de Industriële Revolutie, deed het materieel welzijn toenemen.[1528] De nuchtere Talleyrand had al in 1792 door dat dit een obstakel vormde voor de revolutionering van het Engelse volk. Het doorgedreven Britse clubisme bezorgde de leden van deze verenigingen een soort van sociale zekerheid, de mogelijkheid tot integratie, morele en soms financiële bijstand.[1529] Heel wat clubs hielden zich bezig met liefdadigheid, zorg voor de armen, opvang van zieken, mogelijkheden tot bijscholing.[1530] De Dissenters legden meer de nadruk op morele vorming en niet op religieus spiritualisme.[1531] Het individu kreeg de mogelijkheid om zich te ontwikkelen, de sociale hiërarchie werkte niet verstikkend en bood mogelijkheden tot sociale mobiliteit, ‘English society was not frozen into immobilized, distended, and archaic forms’.[1532] Het Britse vooruitgangsoptimisme bleek sterker te zijn dan revolutionaire agitaties.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1515] U. IM HOF, Europa en de verlichting, 1994, p. 191-192.

[1516] J.R. CENSER, The French press in the age of Enlightenment, 1994, p. 121.

[1517] J.D. POPKIN, News and politics in the age of revolution. Jean Luzac’s ‘Gazette de Leyde’, 1989, p. 127.

[1518] Ibid.

[1519] J. SMEYERS, Vlaams taal- en volksbewustzijn in het Zuidnederlands geestesleven van de 18de eeuw, 1959, p. 215.

[1520] Ibid.

[1521] R. PORTER, The Enlightenment in England, in: R. PORTER en M. TEICH, ed., The Enlightenment in national context, 1981, p. 7.

[1522] J.R. CENSER, English politics in the ‘Courrier d’Avignon’, in: J.R. CENSER en J.D. POPKIN, ed., Press and politics in pre-revolutionary France, 1987, p. 215.

[1523] Ibid.

[1524] Ibid., p. 216.

[1525] Ibid.

[1526] Ibid.

[1527] Ibid., p. 217.

[1528] I.R. CHRISTIE, Stress and stability in late eighteenth-century Britain. Reflections on the British avoidance of revolution, 1984, p. 93.

[1529] Ibid., p. 216.

[1530] Ibid., p. 123.

[1531] Ibid., p. 217.

[1532] R. PORTER, English society in the eighteenth century, 1982, p. 358-359.