De houding van de Belgische pers tegenover het plan voor Europese eenmaking van Briand 1925-1932. (Andreas Provo)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

Belgie is altijd al een van de grootste voorstanders geweest van de Europese Unie, en elke stap in de verdere ontwikkeling ervan werd in de meeste Belgische kranten op applaus onthaald.

Voor de Tweede Wereldoorlog was er ook al een poging om de Europese landen de weg naar een economische en eventueel zelfs politieke unie te wijzen. De situatie was echter helemaal anders. De Europese mogendheden mochten dan al een vredesverdrag hebben getekend, de oorlog duurde eigenlijk gewoon voort, een these die de meeste hedendaagse historici, zoals o.a. E. Hobsbawm verdedigen. Europa was nog duidelijk verdeeld in winnaars en verliezers, de enen onder de vlag van Frankrijk, de andere onder de vlag van Duitsland. Enkel het Verdrag van Locarno betekende een lichte breuk in de oorlogslogica. Een van de ontwerpers van dat akkoord, de Franse minister van buitenlandse zaken, Briand, lanceerde in de jaren van relatieve windstilte die op Locarno volgden het idee van een Europese Unie, vooral gebaseerd op het model van de Paneuropese Liga van graaf Coudenhove-Kalergi, die een Europese Unie naar het model van de Verenigde Staten van Europa ambieerde. Het onderzoek van de thesis spitst zich toe op wat deze idee teweeg bracht in de Belgische pers.

 

 

1 Methodologie en toelichting

 

We zijn op zoek gegaan naar drie Nederlandstalige kranten en drie Franstalige kranten aan de hand van enkele criteria. Het eerste criterium was de oplage, het is duidelijk dat de dagbladen een groot deel van krantenlezend Belgie moesten bereiken om relevant te zijn. Het tweede criterium was een ideologische spreiding: elke grote ideologische strekking, de socialistische, de christen-democratische en de liberale moest in twee van de zes kranten vertegenwoordigd zijn. Het derde en laatste criterium betrof de aard van de krant. Om echt bruikbaar te zijn, moest de krant opinierend zijn. De zes kranten die uiteindelijk zijn geselecteerd, zijn De Standaard, Het Laatste Nieuws en Vooruit, en La Libre Belgique, La Gazette en Le Peuple. Oorspronkelijk was als Franstalige krant La Dernière Heure gepland, maar vermits die krant geen opinierende krant is, werd ze vervangen door La Gazette.

Deze zes kranten heb ik niet gedurende de hele periode onderzocht, maar tijdens negen periodes waarin de Europese eenmaking op een of andere manier in het nieuws kwam. Soms lag daarbij de nadruk op het kwantitatieve, zoals de periode rond het congres van de Pan-Europese Liga in Wenen, maar grotendeels gaat het om periodes waarin de opinierende artikels de Europese problematiek als onderwerp hebben, zoals de periodes rond de vele conferenties die in de periode plaats hebben, of rond de samenkomsten van de Volkenbondsraad. Bij elke periode wordt in een paragraaf uitleg gegeven over de redenen voor de selectie ervan. De essentie van de thesis vormen dus vooral de kwalitatieve analyses van de commentaarstukken, het kwantitatieve komt maar mondjesmaat aan bod.

Ik heb bewust geen onderscheid gemaakt tussen de opiniërende artikels en de redactionele, omdat in de onderzochte periode geen sprake was van de vrije tribune zoals we die nu kennen. De auteurs van artikels die niet van een lid van de redactie uitgingen, waren bijna altijd te liëren aan de krant zelf, zoals Louis De Brouckère voor Le Peuple. De enige artikels waar dit niet voor geldt, zijn de oproepen van Coudenhove-Kalergi die in de meeste kranten verschijnen. De redactionele en opiniërende artikels worden dus op dezelfde manier behandeld onder de gemeenschappelijke noemer van opiniestukken.

De nadruk ligt dus duidelijk op een inhoudelijke analyse. Voor elke periode werden vooral die artikels gezocht waarin werkelijk kant gekozen wordt, waar duidelijk een mening in naar voren komt.

 

Er is betrekkelijk veel literatuur te vinden over het interbellum, maar over het plan-Briand is er betrekkelijk weinig literatuur te vinden. Het belangrijkste werk is ‘Le Plan Briand d’Union fédérale européenne’ samengesteld door Antoine Fleury, naar aanleiding van een colloquium over het plan-Briand in september 1991. In het werk worden de houdingen van de verschillende Europese regeringen ten opzichte van het plan verduidelijkt in bijdragen door auteurs uit de landen zelf afkomstig. Voorts het werk van Michel Dumoulin, ‘L’idée européenne dans l’entre-deux-guerres’ dat goed de Belgische positie uit de doeken doet. Voorts heb ik ook belangwekkende boeken gevonden in het Studie-en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) en natuurlijk in de UG.

 

De thesis is ingedeeld drie grote delen : literatuur, onderzoek en besluit. Het hoofdstuk over de literatuur is drieledig: eerst wordt de Europese context geschetst tussen 1919 en 1932, vervolgens worden al de aspecten van de Europese bewegingen en het plan-Briand geanalyseerd en tenslotte is er een bondig hoofdstukje dat de bestudeerde kranten van naderbij bekijkt. Het onderzoek is chronologisch opgedeeld in negen periodes, waarbij aan het begin van elke periode wordt uitgelegd waarom de periode van naderbij is bekeken. Aan het eind van het onderzoek volgt een samenvatting waarbij van elke krant de belangrijkste accenten worden onthouden. Het besluit volgt op het eind.

 

 

2 Probleemstelling

 

In 1929 stelde Aristide Briand in een indrukwekkende speech voor de Volkenbondsraad een Europese eenmaking in het vooruitzicht, een idee die hem reeds sinds 1925, ten tijde van Locarno, had beziggehouden. Nadat al de Europese regeringen gematigd positief hadden gereageerd, werd in het daaropvolgende jaar een studiecommissie in het leven geroepen om de mogelijkheid van een Europese eenmaking der douanetarieven te bestuderen, en verdere economische samenwerking te onderzoeken. De commissie kwam voor de laatste keer samen eind 1932 en werd dan vergeten. Het is de bedoeling van deze thesis te weten te komen hoe de Belgische pers tegenover dit voorstel stond.

Daartoe werden zes kranten onderzocht gedurende negen periodes waarin de Europese eenmaking, economisch of politiek, op de agenda stond. De zes kranten vertegenwoordigen een zo wijd mogelijk politiek spectrum, van sterk conservatief (La Gazette) tot uitgesproken links (Vooruit – Le Peuple). Deze kranten moeten een duidelijk overzicht bieden van het perslandschap van het interbellum.

De hoofdbetrachting van de thesis is nagaan of er een eenvormig beeld van de Europese eenmaking bestond in de Belgische pers. Besteedt ze er veel aandacht aan en plaatst ze het nieuws dus op de voorpagina of beschouwt ze het bij voorbaat reeds als een verloren gevecht? Worden er aan de problematiek veel opiniërende artikels gewijd? Komen buitenlandse commentatoren aan het woord?

Vervolgens zijn er veel bijkomende vragen die kunnen gesteld worden met betrekking tot de context waarin de Europese integratie wordt gezien. Zo zag graaf Coudenhove-Kalergi, de stichter van de Pan-Europese Liga de noodzaak van een verenigd Europa ook in het licht van de overheersing van de Verenigde Staten van de wereldscène. Wordt een versterking van de Europese solidariteit in de kranten eveneens beschouwd als een wapen tegen het economisch overmachtige Amerikaanse blok? Wordt het doen vervagen van de grenzen van Europa vooral gehuldigd als een oplossing voor de economische problemen of is het erop gericht de vrede in Europa bewerkstelligen? Of zijn er nog andere strategische redenen waarom een blad het Europese project wel of niet genegen zou zijn? Zijn er specifieke punten in het voorstel van de Franse minister van buitenlandse zaken die op tegenstand stuiten? Reiken de kranten eventueel alternatieven aan die beter op de Europese realiteit inspelen?

Als zou blijken dat de kranten van mening verschillen, waar liggen dan de voornaamste breuklijnen? Vallen de kranten te groeperen naargelang hun standpunt over het plan-Briand? Volgen de breuklijnen de ideologische strekkingen liberaal, socialistisch of christen-democratisch?  Ook de communautaire kwestie mag in een onderzoek over de Belgische pers niet ontbreken. Is er een duidelijk verschil tussen de Franstalige en Nederlandstalige kranten? Leggen de twee taalgroepen andere klemtonen?

Tenslotte is het ook de bedoeling de literatuur die na afloop is verschenen te vergelijken met wat in de kranten is verschenen. Legt de literatuur dezelfde klemtonen? Hebben de kranten oog voor andere aspecten van het plan dan de literatuur?

In het besluit hopen we een antwoord te kunnen bieden op al deze vragen.
 

 

I. Literatuur

 

1: De internationale scène van 1919 tot 1932

 

Op de Eerste Wereldoorlog volgde een periode van economische ontwrichting in heel Europa. De Angelsaksische wereld, de neutralen, en Japan probeerden met een deflatiepolitiek hun economieën weer stabiel te krijgen. Dat lukte min of meer, maar de landen die de oorlog verloren hadden konden in deze trend niet meegaan. De monetaire stelsels van Duitsland en Oostenrijk, en ook van Rusland, stortten volledig in. Het bedrijfskapitaal was zo goed als nihil en de Duitse economie was daardoor erg afhankelijk van buitenlands, voornamelijk Amerikaans, kapitaal. Toen de inflatie onder controle was, kon men eindelijk weer op een economische groei rekenen. Deze groei was echter relatief, want de werkloosheid bleef hoog, vooral in West-Europa. Enkel in de Verenigde Staten draaide de industriële productie op volle toeren. Deze economie voedde dan ook de hele industriële wereld met kapitaal, in de eerste plaats de oorlogvoerende landen, en dit maakte die landen zeer kwetsbaar voor crisissen, toen de Amerikanen hun geld terugtrokken na de ineenstorting van Wall Street eind 1929.  Niemand wist echt goed een antwoord te bieden op de crisis, en daardoor grepen de meeste landen terug naar protectionistische maatregelen in de hoop zo het eigen territorium te beschermen tegen de malaise, zelfs de universele baken van de vrijhandel, het Verenigd Koninkrijk. [1] De maatregelen bleven niet beperkt tot het verhogen van douanetarieven: vele van deze regeringen gingen ook over tot het subsidiëren en via regelingen bevoordelen van de eigen landbouw. Het maakte van de periode van 1919-1932 een bijzonder woelige tijd, politiek en sociaal.

 

1.1 De periode na het Verdrag van Versailles

 

a) Spanningen tussen de Europese grootmachten

 

Toen generaal Clemenceau na het ondertekenen van de wapenstilstand in 1918 zei dat het misschien moeilijker was de vrede te bewerkstelligen dan de oorlog te winnen, bedoelde hij dat ook werkelijk zo. Zelfs na de ondertekening van Versailles lag het moeilijkste nog voor de boeg: het behoud van een duurzame vrede. Frankrijk zag dan ook met lede ogen aan hoe de bondgenoten uit de oorlog zich één voor één terugtrokken van het Europese toneel. De oude Franse bondgenoot Rusland had af te rekenen met een burgeroorlog en moest zich daardoor afzijdig houden, en het zag er niet naar uit dat dit na de oorlog zou veranderen, zeker nu Rusland niet meer rechtstreeks aan Duitsland grensde. Er viel van deze kant geen medewerking te verwachten voor het tegenhouden van een Duitse expansie. Het Verenigd Koninkrijk kwam terug op zijn beslissing om na de oorlog een garantieverdrag te sluiten met de Fransen en de Belgen, dat bij een aanval van een van de naties aan de Rijn een oorlogsverklaring aan de aanvaller zou betekenen. De Verenigde Staten sloten zich helemaal op en participeerden zelfs niet meer in de door president Wilson in het leven geroepen Volkenbond. Frankrijk reageerde hierop door de hardste lijn aan te houden in het afhandelen van de vredesvoorwaarden, en zich met de nieuwe Oost-Europese landen te verbinden door bilaterale verdragen te sluiten.

Voor Groot-Brittannië was de situatie anders. De hegemonie over de wereldzeeën was bedreigd, en de Britten wilden dan ook eerst hun positie op dit vlak veilig stellen vooraleer zich opnieuw in de Europese machtsstrijd te werpen. Ze redeneerden dat een pakt veel te veel van hun manschappen in beslag zou nemen voor de bezetting en voor de controle van de voorwaarden, en daardoor hun positie buiten Europa verder zou verzwakken. Voor Engeland was het dan ook zaak zo snel mogelijk een terugkeer naar de vooroorlogse stabiliteit te bewerkstelligen, om de economische trein weer op gang te trekken en de militaire uitgaven te beperken tot het minimum. Het ging er dus voor de Engelsen niet om de Duitsers écht alle verplichtingen van het vredesverdrag strikt te doen naleven, maar eerder om de Duitsers hun verlies te doen aanvaarden, waarop er weer over de voorwaarden zou kunnen onderhandeld worden. Ze trachtten de Fransen van deze standpunten te overtuigen, maar vingen bot. De Fransen waren immers niet op uit om politieke stabiliteit te bewerkstelligen, maar om de natie die in 50 jaar tijd twee keer haar territorium was binnengevallen zoveel mogelijk en zo lang mogelijk te verzwakken.

Britain and France were thus in total disagreement on the means through which lasting peace in Europe could be achieved, and on their policies towards Germany. The result was a series of conflicts between the two powers in their policies towards eastern and south-eastern Europe, over the key issues of reparations, disarmament and security, and over the role and activities of the League of Nations.” [2]

De Duitsers kregen niet alleen te maken met de zware economische problemen die de naoorlogse regelingen met zich meebrachten: zij kregen ook niet verteerd dat ze als enige schuldigen van de oorlog waren aangewezen. Ze trachtten op alle manieren de voorwaarden van het Verdrag van Versailles versoepeld te krijgen.

 

b) De Volkenbond en de herstelbetalingskwestie

 

De Volkenbond werd in 1919 opgenomen in het Verdrag van Versailles en trad in werking op 10 januari 1920. Zijn doel was tweeledig: eerst en vooral gaat het om een organisatie die via internationale coöperatie de vrede en veiligheid wil bevorderen, maar de Volkenbond wil ook de materiële en intellectuele samenwerking tussen de verschillende volkeren in de hand werken. Het is een bond van onafhankelijke staten, zonder supranationale macht. De band met de Volkenbond is geregeld door een verdrag, dat elk land in zijn vrijheid van handelen beperkt en duidelijke richtlijnen aan de ondertekenaars oplegt. Indien tussen twee leden van de Volkenbond een geschil ontstaat, dan kan er een beroep worden gedaan op de Volkenbond. Het oordeel dat deze velde, kon echter door de Volkenbond zelf als instelling, niet afgedwongen worden met militaire middelen, enkel met financiële sancties.

Reeds eind 1920 werd de Volkenbond met de eerste problemen geconfronteerd. De door het Verdrag van Sèvres opgerichte staat Armenië werd door zowel Rusland als Turkije in zijn bestaan bedreigd. De Volkenbond kon echter niet ingrijpen doordat hem geen middelen werden verschaft door de leden van de Opperste Raad van de geallieerden, die nog dateerde uit de oorlog, en Armenië werd in december bij de Sovjet-Unie gevoegd. Het was een teken aan de wand voor de problemen die nog zouden komen. De verdragen van de Parijse voorsteden werden overal met allerhande problemen geconfronteerd waar het de uitvoering van de besluiten betrof: er was het conflict tussen Duitsland en Polen omtrent Opper-Silezië, de oorlog tussen Griekenland en Turkije, en tal van andere grensconflicten in het hertekende Europa. Vooral de Griekse kwestie baarde de Europese grootmachten heel wat kopzorgen. Turkije verkreeg uiteindelijk een wapenstilstand, die eigenlijk een herziening van het Verdrag van Sèvres, waarin Griekenland delen van de kusten van Klein-Azië had toegezegd gekregen inhield, en dus een overwinning voor de Turken. Het was een typisch voorbeeld van de werking van de Volkenbond, die ondanks het mandaat dat de organisatie had gekregen om de verschillende geschillen op te lossen, nauwelijks in staat was met enig gezag op te treden. In 1923 dan kwamen de grootmachten zelf in het stuk voor, omtrent de herstelbetalingskwestie.

In deze kwestie kwam de Volkenbond helemaal buitenspel te staan doordat de geallieerden, die zeker in de beginjaren het beleid van de Volkenbond domineerden, het onderling oneens waren (cf. supra). Frankrijk trok reeds in 1920 de Ruhr binnen, omdat Duitsland tegen de afspraken van het Verdrag van Versailles in, een politiemacht had ontplooid om de communistische opstand in het Ruhrgebied de kop in te drukken, en bleef de regio bezetten tot alle Duitse troepen het gebied hadden verlaten. Ook België, dat door een geheim militair akkoord was gebonden aan Frankrijk (cf. infra), nam deel aan de bezetting. Enkele jaren later was het hek opnieuw van de dam. Duitsland was in de besprekingen met betrekking tot de boete die het moest betalen aan de geallieerden, niet geneigd tot een compromis. Het liet in augustus 1922 dan ook weten dat het de herstelbetalingen niet meer kon opbrengen en vroeg uitstel voor zes maanden. De Fransen weigerden echter van hun harde lijn tegenover Duitsland af te wijken en bezetten in januari samen met België opnieuw de Ruhr, om beslag te leggen op de hout-en steenkool productie, en zo een onderpand te hebben om Duitsland tot zijn verplichtingen te dwingen.[3] De actie werd internationaal op grote verontwaardiging onthaald. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië protesteerden met klem, en Frankrijk en België beseften dat ze de kwestie uiteindelijk niet in hun eentje konden oplossen. Duitsland rekende immers op de steun van de twee Angelsaksische grootmachten om zijn standpunt niet af te zwakken en niet te zwichten voor de druk. Bovendien waren de Amerikanen de voornaamste kredietverleners van de Duitsers, en waren de Fransen (samen met alle andere Europese oorlogvoerende landen) dus onrechtstreeks afhankelijk van het Amerikaanse geld. Het precaire evenwicht waarop de Duitse Staat balanceerde (mislukte putch van Hitler in München, ineenstorting van de mark, communistische regering in Saksen) deed de Fransen uiteindelijk toch besluiten aan de onderhandelingstafel te gaan zitten.[4] Deze en andere ontwikkelingen hadden mede als gevolg dat meer linkse regeringen aan de macht kwamen in de periode van 1925-1926.

 

c) De Belgische positie-inname

 

Het Belgische beleid werd na de oorlog vooral afgestemd op dat van Groot-Brittannië. Globaal werd er gestreefd naar een garantieverdrag dat zowel de Britten als de Fransen zou verbinden tot een militair ingrijpen bij Duitse dreiging. Toen duidelijk werd dat dit er niet zou komen wegens de stugge houding van Groot-Brittannië, werd gekozen voor een zij-aan-zij standpunt met Frankrijk. Het vooroorlogse neutraliteitsstatuut werd opgegeven en in het begin van 1920 werd begonnen met de voorbereiding van een Frans-Belgisch militair akkoord. Die onderhandelingen verliepen moeizaam, maar een uitkomst werd gevonden dankzij de Belgische deelname aan de Ruhrbezetting van april 1920. Deze deelname bemoeilijkte echter nog de relatie met de Britten, die vreesden door België meegesleurd te worden in een harde politiek tegen Duitsland. [5] Er zat voor België dus niets anders op dan zich te richten op Frankrijk, hoewel dit voor de publieke opinie nooit volledig onderkend werd, en er volgehouden werd dat er nog steeds werd gestreefd naar een garantie van Engeland. Het geheim militair akkoord werd ondertekend op 29 juli 1920 en na een rel rond de doortocht van Frans-Poolse wapens door België werd het akkoord door het parlement geloodst. België richtte zich dus nu in de buitenlandse politiek op Frankrijk. De conservatieve regering Hymans realiseerde zich bovendien dat niet enkel het akkoord met de Fransen een harde lijn tegenover Duitsland impliceerde, maar dat die harde lijn ook nodig was om het budgettaire plaatje rond te krijgen. Die harde lijn mondde in 1922 uit in de tweede Ruhrbezetting samen met Frankrijk. Deze actie was niet alleen tegen Duitsland gericht, maar ook tegen de Fransen, die als ze als enig land de Ruhr zouden bezetten, de controle zouden verwerven over de grondstoffenhandel via Antwerpen.[6] Het internationale imago van België had echter sterk te lijden onder de bezetting, die voor de internationale gemeenschap het ultieme bewijs vormde van het vazalschap van België ten opzichte van Frankrijk. Er gingen tijdens de bezetting stemmen op, vooral vanwege Franse zijde, om het Rijnland richting onafhankelijkheid te bewegen. Het Rijnlandse separatisme was echter voor de Belgen een stap te ver: het was te duur en het zou de Duitse herstelbetalingen nog meer in gevaar brengen. De financiële situatie was in de jaren 1922-1923 bovendien zo precair geworden, dat er voor België niets anders meer opzat dan zich financieel te gaan richten op de Angelsaksische landen. Intussen waren door de Ruhrbezetting op binnenlands vlak de spanningen tussen socialisten en conservatieven ernstig opgelaaid, zowel in Frankrijk als in België, waardoor in 1924 andere regeringen, met andere visies over de Europese harmonie, aan het bewind kwamen.

 

1.2 Locarno en internationale ontspanning

 

a) Het Verdrag van Locarno

 

Tegen eind 1924 was de infrastructuur in Europa grotendeels hersteld, en die ontwikkeling had tot gevolg dat de Europese economische wereld er weer behoefte aan had commerciële betrekkingen met Duitsland aan te knopen, ondanks het feit dat Versailles stipuleerde dat aan de commerciële discriminatie van Duitsland maar een einde zou komen tien jaar na de oorlog, dus in ’28. Bovendien betekende het aantreden van het kabinet van Herriot in Frankrijk een radicale ommezwaai voor de Franse buitenlandse politiek. Het Dawes-plan, dat in de zomer van 1924 werd ondertekend, was een eerste stap in de ommekeer. Het doel van de Fransen was enerzijds een versterking van de Volkenbond te bewerkstelligen, en anderzijds de Franse veiligheid te garanderen door de banden met Engeland te versterken, waar net zoals in Frankrijk een linkse regering, onder Ramsay MacDonald, aan de macht was gekomen. Die Engelse Labourregering zong het niet lang uit, maar Chamberlain, de minister van buitenlandse zaken van de conservatieve regering, bracht de toenaderingspolitiek van de Fransen niet in gevaar. [7]

De toenaderingspolitiek van Frankrijk resulteerde in het Verdrag van Locarno. Dat verdrag was gebaseerd op een voorstel van de Duitsers van 1922, dat door de conservatieve regering Poincaré was afgewezen en dat een niet-aanvalspact tussen Frankrijk, Duitsland, Engeland en België inhield. Het uiteindelijke Verdrag viel uiteen in twee delen, omdat Frankrijk de veiligheid van de landen aan de Oostgrens, zijn bondgenoten Polen en Tsjecho-Slowakije, wou betrekken in het pakt, maar Duitsland daar weigerachtig tegenover stond. Voor Polen en Tsjecho-Slowakije werd dus een andere oplossing gezocht: Frankrijk herhaalde eenzijdig zijn garanties tegenover de twee landen en er werd beslist dat geschillen tussen de landen zouden beslecht worden door middel van arbitrage. De onderhandelingen daarover aan de oevers van het meer van Locarno verliepen voorspoedig en op 15 oktober werd het verdrag ondertekend. Aan het verdrag werd een belangrijke conditie toegevoegd: de toetreding van Duitsland tot de Volkenbond. 

De toetreding van Duitsland had echter heel wat voeten in de aarde. Stresemann eiste dat Duitsland meteen een permanente zetel zou krijgen, maar weigerde anderzijds enkele van de afspraken die gemaakt waren in de Volkenbond te onderschrijven.  Zo was het onder meer afgesproken dat er repressieve maatregelen zouden komen bij een agressie tegen een van de leden van de Volkenbond en dat aan de troepen die zouden ingezet worden tegen de agressor, door alle leden vrije doortocht zou worden gegarandeerd. Stresemann had echter reeds een Russische aanval tegen Polen in gedachten, waarbij Franse troepen over het Duitse grondgebied zouden trekken tegen Rusland, met wie Duitsland na het Verdrag van Rapallo op zeer goede voet stond. Uiteindelijk trad Duitsland toch toe in september 1926. [8]

Het Verdrag van Locarno, samen met het Dawes-plan voor de herstelbetalingen en de toetreding van Duitsland tot de permanente raad van de Statenbond, zorgde voor een gevoelige ontspanning van de internationale betrekkingen.

 

b) Terugtrekking uit het Rijnland, ontwapening en het Kellogg-Briand Pakt

 

Briand en Stresemann, die voor het akkoord te Locarno de Nobelprijs ontvingen, trachtten de ingeslagen weg de volgende jaren te volgen. Samen met Chamberlain slaagden ze erin enkele hete hangijzers onder handen te nemen, te beginnen bij de ontruiming van het Rijnland. De eerste stappen die werden gezet waren de gesprekken tussen Briand en Stresemann te Thoiry, waar werd afgesproken dat in ruil voor de stabilisatie van de franc met de steun van Duitsland, Frankrijk het Rijnland meteen zou evacueren en het Saarland zou teruggeven op middellange termijn. [9] De evacuatie van het Rijnland vond uiteindelijk plaats tijdens de maand maart van het jaar 1927.

Direct na Locarno was reeds een conferentie voor ontwapening gepland. Daartoe werd een voorbereidende commissie in de Volkenbond ingericht. Daarin zetelden niet enkel Europese landen: ook de Verenigde Staten en de USSR maakten er deel van uit. Deze voorbereidende commissie werd het toneel van voortdurende twisten en de sessies ervan kregen bijna meer aandacht dan de zittingen van de voltallige raad. De commissie begon haar werkzaamheden in mei 1926 met het oog op het houden van een conferentie over het onderwerp in de zomer van 1927.[10] De conferentie werd door de voortdurende Frans- Britse tegenstellingen telkens weer uitgesteld, en de voorbereidende commissie kwam niet verder, dan het voorstellen van enkele ontwapeningsprocedures, terwijl het de bedoeling was dat ze kwantitatieve voorstellen zou doen met betrekking tot de grootte van de legers. Om de malaise enigszins te verdoezelen, werd een vlootconferentie in Londen gehouden. Aanvankelijk werd er van uitgegaan dat alle grote vlootmogendheden, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Japan, Frankrijk en Italië zouden deelnemen, maar de laatste twee deden uiteindelijk niet mee. En aangezien GB en de VS maar zeer moeizaam tot overeenstemming kwamen, kon de vlootconferentie de problemen van de voorbereidende commissie voor ontwapening niet verhelen. Integendeel, ze werden er nog extra door in de verf gezet. [11] De conferentie zou uiteindelijk pas in 1932 worden georganiseerd.

Ondanks deze mislukkingen waren de meeste Europese regeringen een zeer pacifistische politiek toegedaan, en aangezien de Volkenbond op dat vlak geen voldoening kon bieden, werd er naar een andere manier gezocht om een duurzame vrede een stap dichterbij te brengen. Briand nodigde daarom de Amerikanen uit om een pact te ontwerpen dat de oorlog buiten de wet zou stellen en waarbij beide landen zich engageerden om elkaar niet aan te vallen.[12] Dat was eigenlijk ietwat absurd, want de Fransen en de Amerikanen hadden hoegenaamd geen enkele reden om elkaar aan te vallen, en de kans dat het tussen de twee landen tot een oorlog zou komen was zo goed als nihil, maar het psychologisch effect van het Pact was zeer groot, vooral in de VS. Het pact kwam er en iedereen werd ertoe uitgenodigd zich bij het Kellogg-Briand Pact aan te sluiten. De aansluiting van de andere grote mogendheden holde het pact echter enkel nog uit. Niemand van de Europese diplomaten was er van overtuigd dat het Pact een oorlog zou kunnen voorkomen.

 

c) Economische voorspoed

 

Tegen 1925 had de Europese economie zich grotendeels hersteld tot op het niveau van voor de oorlog. Het Dawesplan, waarin Frankrijk aan een deel van de herstelbetalingen verzaakte, bracht de economie van Duitsland weer op gang, door middel van omvangrijke leningen, waarvan de terugbetaling over heel lange termijn zou geschieden (tot 1988). Na 1925 namen de Europese mogendheden talrijke initiatieven om de economische doorbraak meer kracht te geven. Zo sloten staalproducenten uit Frankrijk, België, Luxemburg en Duitsland in 1926 een staalkartel, waarbij in 1927 ook Tsjechoslowaakse en Oostenrijkse staalfabrikanten aansloten. Ook in andere sectoren, b.v. de chemische sector en de oliesector, werden kartels gevormd. Er waren echter nog talrijke hindernissen te overwinnen om de Europese economie beter te organiseren. De opsplitsing van het Oostenrijks-Hongaarse rijk had het transport in Europa aanzienlijk bemoeilijkt en de naties konden het niet laten toch het protectionisme in stand te houden, waarvan de drijfveren veeleer in de politieke dan in de economische sfeer te vinden waren. In 1927 werd een economische conferentie samengeroepen met de bedoeling de situatie te ontzenuwen, maar ze bereikte geen enkel noemenswaardig resultaat. Toch waren er talrijke politici die in de Volkenbond voor een matiging van de tolbarrières pleitten, zoals de Belgische minister Hymans, wiens rede in de Volkenbond enigszins in de schaduw kwam te staan van de toespraak van Briand (waarover later meer). [13] Ondanks de problemen die er waren, was iedereen het er toch over eens dat de voorspoed in Europa was teruggekeerd.

 

1.3 De crisis en haar repercussies 1930-1932

 

a) Economische ineenstorting en politieke radicalisering

 

De euforie over de economische heropleving en de nieuwe productiemethodes in de industrie, maar vooral in de landbouwsector, had ertoe geleid dat de productie tegen 1929 een eigen leven was beginnen te leiden en geen rekening meer hield met de vraagvariabele. Van zodra die stokte, kon een crisis niet lang uitblijven. Eind september 1929 maakte paniek zich meester van de New Yorkse beurs en vanaf dan begint een neerwaartse spiraal die zich maar enigszins herstelt vanaf 1932. De reactie op de crisis is in de meeste Europese mogendheden ongeveer dezelfde: de diverse regeringen, van welke politieke kleur ze ook zijn, zien als enige oplossing het verscherpen van de protectionistische maatregelen. De vrees voor een ontwaarding van de munt en van hogere sociale lasten jagen de tolmuren recordhoogtes in. Zelfs het oude bastion van de vrijhandel, Groot-Brittannië, neemt er zijn toevlucht toe. Doordat de Aziatische en andere buiten-Europese mogendheden op dezelfde manier reageerden, verviel een grote afzetmarkt voor de Europese bedrijven. Deze evolutie was al voor 1929 begonnen, daarna gingen de regeringen nog verder: het streefdoel was volledige autarkie. De Amerikanen, die heel de wederopbouw van Europa met leningen hadden gefinancierd, wilden opeens al hun geld terug, hetgeen vooral de Duitsers zuur opbrak. De hele Europese economie stortte tijdens het jaar 1930 geheel in.[14] De prijs van de goederen daalde van 1930 tot 1932 met een derde, en die van de grondstoffen met de helft.[15]

Als gevolg daarvan trad een algemene radicalisering van de politieke krachten in, in zowat alle Europese naties, maar eerst en vooral in Duitsland, waar de crisis het hardst voelbaar was. In 1930 waren er 12000 faillissementen en de werkloosheid trof 3 miljoen werknemers. De misnoegdheid bij het Duitse volk over het gevoerde beleid was dan ook groot, en in september behaalde de NSDAP van Adolf Hitler 107 zetels in de Duitse Rijksdag, tegenover 12 twee jaar voordien. Ook de communisten boekten uitzonderlijke vooruitgang. Kanselier Bruning begon met de socialisten bij decreet te regeren en zag zich genoodzaakt het parlement naar huis te sturen. Het politieke gevecht verplaatste zich naar de straten, waar voortduren gebikkeld werd tussen het Rood Front van de communisten en de SA, de militie van de nationaal-socialisten. In 1932 werden er vervolgens presidentsverkiezingen gehouden: Hitler behaalde in de tweede ronde 36 procent van de stemmen, tegenover 54 voor Hindenburg.

 

b) Het antwoord van de Volkenbond

 

De Volkenbond had weinig of geen ervaring in economische aangelegenheden. Zo waren de herstelbetalingen en de schulden bewust buiten het bevoegdhedenpakket gehouden dat aan de Volkenbond werd toevertrouwd. Enige uitbreiding van die bevoegdheden was altijd tegengehouden door de grootmachten uit vrees dat iets supranationaal zou kunnen beslist worden of dat hun protectionistische maatregelen zouden ondermijnd worden. De Raad kon dan ook niets anders doen dan lijdzaam toekijken. Nu staat wel vast dat er veel meer mogelijk was geweest als de mogendheden, in plaats van zich in autarkieën op te sluiten, samengewerkt hadden om de crisis te bestrijden. Het tegenovergestelde gebeurde. De weinige invloed die de Volkenbond had in economische aangelegenheden, zoals bij het organiseren van economische conferenties, werd gestaag afgebouwd na 1929.

De twee belangrijkste verwezenlijkingen van de Bond op economisch gebied waren de conventie over de tewerkstelling van buitenlanders, de conventie over het afschaffen van import- en exportrechten en het toltarievenbestand. De conventie over de buitenlanders was een lege doos, maar de andere twee verwezenlijkingen waren wel degelijk van groot belang. Na 1930 werden beide echter opgedoekt; de conventie doordat Polen de gemaakte afspraken niet ratificeerde en de andere mogendheden dat als voorwendsel gebruikten om het af te voeren en het tarievenbestand struikelde over het niet deelnemen van enkele vooraanstaande mogendheden.

De meest vooraanstaande leden van de Volkenbond konden het bovendien veel moeilijker eens geraken over tal van kwesties, onder meer over de ontwapening. De relaties tussen Duitsland en Frankrijk, Frankrijk en Italië en in het algemeen de verliezers en de winnaars van de oorlog verzuurden in snel tempo. Bij de verliezers van de oorlog, of alleszins de mogendheden die zich door het Verdrag van Versailles gefnuikt voelden, gingen de nationalistische tendensen meer en meer de bovenhand voeren. [16]

 

c) België en de crisis

 

Pas in de tweede helft van 1930 sloeg de crisis in België echt toe. De staal- en textielsector kregen ernstige klappen te verduren en de werkloosheid nam gestaag toe. België had vooral te lijden onder de economische maatregelen van de hem omringende naties. De ondergewaardeerde Belgische munt was altijd een troef geweest voor de Belgische economie, maar die troef kon niet meer uitgespeeld worden door de devaluaties van de andere Europese munten. België was ook al steeds een land geweest dat door zijn ligging het meest baat had bij vrijhandel. Ook die troef viel weg toen de meeste economieën in zichzelf keerden, en regeringen de douanetarieven gevoelig verhoogden.

België trachtte daarom regionale initiatieven te ontwikkelen, en dat lukte ook. In 1930 trad België toe tot de Oslo-conventie en in 1932 tot de Ouchy-conventie. Deze conventies hadden de bedoeling de vrijhandel te garanderen, en het mislukte toltarievenbestand nieuw leven in te blazen.[17]

 

 

2. Het Europese Project

 

2.1 De Europeïstische bewegingen

 

De idee van een verenigd Europa leefde reeds bij vele denkers en politici voor de Eerste Wereldoorlog. Voorbeelden zijn Napoleon, Saint-Simon, Victor Hugo, Giuseppe Mazzini en Friedrich Nietzsche. Toch bleef het enkel bij denkbeelden van alleenstaande personen, tot geëngageerde drukkingsgroepen kwam het nooit. De eerste Europese bewegingen kwamen vanaf 1923 tot stand, wanneer bij politici het besef begon door te dringen dat de Volkenbond een inefficiënt instrument was om de vrede te garanderen, en bovendien de spanningen tussen de Europese grootmachten, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland weer hoog begonnen op te lopen. 

 

a)  De politieke bewegingen

 

De belangrijkste was ontegensprekelijk de pan-Europese beweging van graaf Richard Coudenhove-Kalergi. Deze beweging draaide volledig rond zijn stichter. Coudenhove-Kalergi was net zoals zovele Duitssprekende onderdanen van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog een Tsjechisch onderdaan geworden en was door zijn afkomst zelf een symbool voor vereniging van culturen en nationaliteiten (Coudenhove- Kalergi was de zoon van een Japanse vrouw en een Oostenrijks-Hongaarse diplomaat van Grieks-Nederlandse origine). In 1924, een jaar na de publicatie van zijn eerste boek m.b.t. een verenigd Europa, stichtte hij in Wenen de beweging ‘Pan-Europa’. In april verscheen de eerste editie van een nieuw tijdschrift, ook Pan-Europa genoemd, en de beweging richtte brieven aan parlementairen en leiders om hen van het Europese ideaal te overtuigen. Coudenhove- Kalergi schuimde vanaf 1926 ook zelf de Europese hoofdsteden af om daarover gesprekken te voeren en werd quasi overal op instemmende toon onthaald (in het Italië van Mussolini bvb. niet, maar daar rekende Coudenhove- Kalergi op de steun van oppositieleden zoals Benedetto Croce, Gaetano Salvemini en Francesco Nitti[18]. De beweging had een groot succes: belangrijke leden van de pan-Europese Unie waren o.m. Thomas en Heinrich Mann, de Oostenrijkse eerste minister Seipel, Yvon Delbos, een Frans minister, de Duitse kamervoorzitter Loebe, de Tsjechische president Benes en vele anderen[19] en reeds 2 jaar na de stichting werden op het Congres van de beweging in Wenen in 1926 delegaties van 24 landen in Europa ontvangen . Ondanks het feit dat er tijdens de periode tussen de twee wereldoorlogen nog een zeer groot aantal boeken over Europa werden geschreven, bleef het boek ‘Pan-Europa’ hét symbool bij uitstek van het nadenken over Europese integratie. Het staat stil bij alle argumenten voor de eenmaking: het eind van de Europese hegemonie in de wereld, de noodzaak van het opwerpen van een dam tegen het communisme, het gevaar van een nieuwe oorlog, de economische gevolgen van de versnippering van Europa, enz… en geeft een duidelijke geografische definitie van het Europa dat de pan-Europese beweging als doel zou moeten hebben  (Groot-Brittannië bvb. maakt geen aanspraak door zijn gigantische koloniale imperium en Rusland heeft een té zeer van het West-Europese model verschillende staatsinrichting), het institutionele kader krijgt een wat vagere invulling[20]. De bewering dat de Europese eenmaking een utopie was, weerlegde Coudenhove- Kalergi door erop te wijzen dat de eenmaking in het voordeel van een overweldigende meerderheid van de Europese bevolking was, en dat enkel de minderheid die aan de macht was, dat weigerde te erkennen.

Op ongeveer hetzelfde moment van de stichting van Pan-Europa, in 1924, publiceerde de Deen Christian Frederik Heerfordt zijn eerste boek, getiteld ‘Een nieuw Europa’. Heerfordt ziet de Unie anders dan Kalergi: hij ziet namelijk in de Unie niet alleen Europese landen, maar ook bijvoorbeeld de hele Angelsaksische wereld en zelfs Zuid-Amerika. Hiervoor geeft hij drie redenen: een Europese Unie kan niet zonder participatie van Engeland, een participatie van Engeland is niet mogelijk zonder het erbij nemen van zijn koloniale imperium, en uit een participatie van de Engelse kolonies vloeit de participatie van alle Engelssprekende Amerikaanse landen voort. Ongeveer op dezelfde manier als Coudenhove- Kalergi probeert hij zijn publicatie onder de Europese elite te verspreiden, maar het boek oogstte lang niet zoveel succes als ‘Pan-Europa’. De propaganda die Heerfordt op de verschillende regeringen afvuurt is daarom niet minder. Hij stuurt onder meer brieven naar de Franse regering en de Europese ambassades, en bezoekt verscheidene West-Europese landen.

Er waren ook een aantal politici die de Europese eenmaking een warm hart toedroegen. Politici echter verschillen van propagandisten en intellectuelen door het feit dat ze de problemen veel realistischer benaderen. Ze mogen bovendien de publieke opinie niet uit het oog verliezen. Walter Rathenau schrijft reeds tijdens de oorlog dat het nodig is dat de tolbarrières tussen de Europese landen moeten worden neergehaald. Joseph Caillaux bekritiseert in 1920 het Verdrag van Versailles omdat het nalaat de economische harmonie in Europa te bestendigen en in 1921 spreekt hij zich uit voor een economische en monetaire unie. Elmer Hantos, Hongaars staatssecretaris, beroept zich op de idee van de Verenigde Staten van Oostenrijk van voor 1914. Een Oost-Europese Unie tussen Roemenië Oostenrijk, Hongarije, Polen, Joegoslavië en Tsjechoslovakije zou politieke, economische en sociale aangelegenheden gemeenschappelijk kunnen regelen. Zijn ideeën werden op de conferentie voor een economische unie in Centraal-Europa bestudeerd, en worden nog opgerakeld in 1931 en ’32 in het kader van de Europese Federatie van Aristide Briand. Zelfs Trotsky publiceerde in de Pravda een pleidooi voor een Europese Unie (‘De Verenigde Werkliedenstaten van Europa’) gericht tegen Amerika. 

Locarno betekende een ommekeer voor de Europese internationale politiek van het interbellum, en de inspanningen van Locarno voor de vrede mondden zowat bij elke politicus die erbij betrokken was, in de eerste plaats Briand en Stresemann, maar ook bij Herriot, uit in een Europeïstisch standpunt.

 

b)  De economische bewegingen

 

In maart 1925 lanceren verschillende Europese topfiguren onder impuls van Charles Gide, een Frans econoom, een oproep voor de vorming van een ‘Europese douane-unie’ (UDE). Hun doel is ‘de faire de l’Europe, en lui donnant conscience de son unité, un grand marché libre ouvert à la circulation des marchandises, des capitaux et des hommes…’ [21]. De economische verstandhouding tussen de landen onderling is volgens de onderschrijvers een essentiële voorwaarde voor de politieke verstandhouding. Eigenlijk is dit document nog veel meer gericht tegen de op dat moment van kracht zijnde tolbarrières, dan het ingaat op het oprichten van een daadwerkelijke tolunie in Europa. De UDE schrijft naar aanleiding van de internationale economische conferentie van 1927 een memorandum, dat de unie veel minder vaag en veel realistischer omschrijft. Het zou gaan over een reeks van multilaterale verdragen die protectionistische maatregelen moeten verhinderen, een soort economische wapenstilstand. In een eerste stap zouden de naties de douanetarieven kunnen blokkeren, en dan in stappen de tarieven verlagen om zo te komen tot een volledig open markt. Ook in geografisch opzicht zou het in stappen verlopen: eerst de West-Europese naties en vervolgens de Oost-Europese en de zuidelijke naties. In deze zin stelt de UDE ook na de crisis van 1929 een douane-unie tussen Frankrijk, Duitsland en hun buurlanden voor. Dit document heeft een zeer duidelijke invloed op de eindtekst van de conferentie: ze maant de leden van de Volkenbond aan onmiddellijk te beginnen met het nemen van maatregelen om de douanetarieven te drukken.

In de jaren ’20 gaan er ook in industriële kringen stemmen op voor economische samenwerking. Onder impuls van de Pan-Europese Unie worden in verschillende industriële sectoren afspraken gemaakt die de concurrentie tussen landen moeten verminderen.[22]

 

c)  Intellectuele bewegingen

 

De oorlog laat een diepe impressie achter op de intellectuele wereld na de oorlog. Toch leidt dit niet altijd noodzakelijk naar een pro-Europese visie. Bij een aantal intellectuelen was dit wel het geval.

Het bekendste voorbeeld van een dergelijk auteur is José Ortega y Gasset, een Madrileen die had gestudeerd in Duitsland. Hij schrijft dat de Europese eenmaking een historische noodzakelijkheid is en dat ze nodig is om de Europeanen een ‘supplément d’âme’ te geven.

Nog een auteur die het vermelden waard is, is Carlo Sforza, die een diplomatieke en politieke loopbaan combineerde met het schrijven van artikels voor culturele tijdschriften. Zijn visie is gebaseerd op de Frans-Duitse as. «C’est d’eux en réalité que dépendra la paix de l’Europe.»[23] Hij mikt op een federale structuur gebaseerd op economische banden tussen de landen maar is niet optimistisch over de slaagkansen van zo’n unie omwille van de politieke situatie op het eind van de jaren ’20.

Andere namen van Europees geëngageerde auteurs zijn Jules Romains, Benedetto Croce en Hermann von Keyserling.

 

2.2 Het project van een Europese Federatie van Briand

 

a) De Europese idee vóór 1929

 

Na Locarno was er iets veranderd in de visie van de meeste Europese politici. Het Rijnpact en het Dawesplan waren namelijk door zowel de Fransen als de Engelsen als utopisch afgedaan tussen 1919 en 1923, en het gevoel was er dat er nu met een bloeiende vredespolitiek kon begonnen worden. Hierbij was de roep voor een Europese eenmaking nooit veraf. Het is opmerkelijk hoe vaak in de interviews met Briand en Stresemann reeds het woord ‘Europa’ en ‘europees’ in de mond genomen werd. Het doet Jacques Bariéty besluiten dat Briand reeds lang voor zijn toespraak voor de vergadering van de Volkenbond in 1929 dacht aan een toekomstig project voor Europese federatie. [24] In 1926 aanvaardde Briand een erevoorzitterschap van de Paneuropese Liga van Coudenhove-Kalergi, alhoewel hij niet alle punten van het programma van de Liga onderschreef. Het was voor hem eerder een tactische zet in de buitenlandse politiek van Frankrijk, het Europese project zelf was pas voor later. De jaren 1927 en 1928 lijken een stap terug in het Europese denken, maar dat is slechts schijn. De succesvolle opname van Duitsland in de Volkenbond, het internationale staalverdrag tussen Frankrijk, Duitsland, het Saarland (nog bezet gebied op dat moment), België en Luxemburg en het einde van de intergeallieerde bezetting van Duitsland zijn maar enkele van de verwezenlijkingen van die jaren.  On “faisait de l’Europe”, tout naturellement, pas à pas, sans ressentir le besoin de la définir, de le dire et d’employer le mot. [25] Pas aan het einde van 1928 kan men echt spreken van een negatievere atmosfeer tijdens de vele besprekingen in Europa, zoals omtrent de minderhedenkwestie in Polen. Voor Briand was er dan ook nog de persoonlijke teleurstelling over het Kellogg-Briandpact.

“…ce “pacte de renonciation à la guerre” signé à Paris le 27 août 1928 par Briand et le secrétaire d’Etat américain,(…), fut en faite pour lui (Briand) une grave déconvenue. (…), Briand avait en tête la conclusion d’un traité bilatéral franco-américain qui, de quelque manière, ramènerait les Etats-Unis dans les affaires européennes aux côtés de la France,(…). Or Washington refusa d’entrer dans cette voie(…). Il en résulta le pacte de 1928, magnifique proclamation d’intentions pacifiques, mais acte diplomatique sans une valeur réelle: l’avenir devait hélas, le montrer” [26]

Zodoende dacht Briand, ook door de financiële problemen van Frankrijk met de VS, dat het niet alleen in het belang van de vrede, maar ook in het belang van het buitenlands beleid van Frankrijk was om een soort Europees front te vormen.

 

b) Het hoogtepunt van ‘Le Plan Briand’ (sept. 1929-sept. 1930)

 

Drie jaar, van 1929 tot 1932, heeft het Europese federatieproject van Briand in de steigers gestaan, van de charismatische toespraak voor de Algemene vergadering van de Volkenbond in Genève tot de niet-hernieuwing van het mandaat van de studiecommissie voor een Europese Unie in mei 1932.

Reeds in juli 1929 doet het gerucht de ronde dat de regering Poincaré een initiatief ontwikkelt om tot een Europese Unie te komen. In augustus wordt Briand zelf, voordien enkel minister van buitenlandse zaken, tevens eerste minister van de Franse regering. Hij vermeldt dan al in de Kamer van Volksvertegenwoordigers dat het probleem van de Europese organisatie hem bezighoudt. Zijn toespraak van 5 september is op te delen in 5 fasen. Eerst brengt hij de idee naar voren zonder ze letterlijk te vermelden, maar door referentie te maken aan zijn persoonlijk engagement in europeïstische verenigingen, daarna excuseert hij zich als het ware aan het adres van de Volkenbond, en tracht hij zich zoveel mogelijk in te dekken en de afgevaardigden aan de idee te doen wennen. In zijn derde stap formuleert hij de idee openlijk in juridische en vlotte termen en propageert hij zijn eigen denkwijze over hoe de Unie zou moeten worden georganiseerd. Hij benadrukt in zijn vierde stap dat het economische in zijn visie absoluut voorrang moet krijgen op het politieke, en dat in zijn visie de soevereiniteit van de staten zeker niet in gevaar was. Tenslotte suggereert hij het aanstellen van een studiecommissie binnen het kader van de Volkenbond om het idee een meer concrete vorm te geven.

De reacties op het voorstel waren bijna van alle kanten positief te noemen. Spanje verzekerde onmiddellijk dat het geen struikelblok zou zijn bij het vormen van een federaal Europa. Stresemann, de Duitse minister van buitenlandse zaken, vond zelfs dat Briand veel te voorzichtig was en dat het absurd was dat de reis van Duitsland naar Tokio 20 dagen in beslag nam, terwijl een trein door Europa bij elke grens een uur vertraging opliep (deze verklaringen waren wel verschillend in betekenis van wat er binnenskamers werd gezegd). De Italiaanse minister van buitenlandse zaken Scialoja was misschien nog de minst enthousiaste waarnemer, maar ook hij prees de solidariteit en de vredesgedachte waarvan de idee uitging, niet zonder evenwel ook op de moeilijkheden ervan te wijzen. William Graham, de Britse afgevaardigde, wees erop dat de kroon altijd streefde naar vrijhandel, en dat als het project voor Europese Unie die idee huldigde, er van Engelse kant allerminst bezwaren zouden komen. [27]

Deze reacties waren echter enkel reacties voor de pers en de publieke opinie. Binnenskamers was bijna geen enkel land het plan écht genegen. Na de officiële voorstelling van het memorandum van de Franse regering in mei 1930 waren de reacties dan ook al veel koeler. Stresemann was in oktober 1929 gestorven, de beurs van Wall street was de 24ste oktober ingestort, en op de economische conferentie van Genève was het veeleer de nationale politiek, dan de internationale solidariteit die de boventoon voerde. Het memorandum zelf is een korte tekst opgedeeld in 2 delen, een preambule, en de eigenlijke voorstellen. In de preambule geeft Briand alle argumenten voor een Unie en een recapitulatie van de speech van 5 september.  De voorstellen zijn drieledig. Het eerste voorstel (in het memorandum: nécessité) is een pact van algemeen karakter om de morele eenheid van Europa te bevestigen en de solidariteit ook in een document vast te leggen. De tweede ‘noodzaak’ bestaat erin een mechanisme te installeren die de Unie de instrumenten geeft haar taak uit te voeren. Welke instrumenten? Een representatief orgaan, een executief orgaan en een service de secrétariat. Ten derde geeft Briand aan dat in de handelingen van deze organen, het economische ondergeschikt moet zijn aan het politieke, vanwege het feit dat alle vooruitgang in economische kwesties afhangt van de vooruitgang in de Europese veiligheidskwestie. En tenslotte geeft Briand de sectoren aan waarin hij Europese samenwerking nodig acht: algemene economie, transport, communicatie, financiën, arbeid, hygiëne, intellectuele samenwerking, interparlementaire relaties, en administratie. [28]

Alle 26 regeringen aan wie het memorandum was geadresseerd gaven een antwoord. Toch waren al deze antwoorden veeleer ingegeven door een nationaal belang dan door het belang van een federaal Europa. Allen geven ze aan dat er inderdaad een noodzaak bestaat tot Europese samenwerking. Tussen de lijnen echter kan men een zekere terughoudendheid lezen. Van de traditioneel neutrale landen is die terughoudendheid te verklaren vanuit een vrees voor een uitholling van de Volkenbond; andere landen, vooral dan Groot-Brittannië zagen in het voorstel een poging tot politieke hegemonie van Frankrijk. Ook de Duitsers, alhoewel welwillend naar de buitenwereld toe, gaven het memorandum geen kans. Geen enkele regering gaat in haar interesse voor het voorstel verder dan te zeggen dat ze bereid was tot periodieke bijeenkomsten. Bovendien waren alle regeringen, behalve de Spaanse, de Griekse en de Joegoslavische, de mening toegedaan dat in tegenstelling tot wat het memorandum stelt, het economische primeert op het politieke, of er toch minstens evenwaardig aan is. Duitsland en Hongarije namen de gelegenheid van het memorandum te baat om aan te dringen op aanpassingen van het vredesverdrag, en Italië ging nog een stap verder in het destabiliseren van het Franse initiatief door te wijzen op het feit dat ook naties buiten de Volkenbond, zoals Rusland en Turkije, tot de Unie moesten kunnen toetreden. De Franse regering stelde vervolgens een rapport op dat eigenlijk maar weinig aandacht besteedt aan de echte bezwaren van de verschillende Europese regeringen, en vooral alle positieve dingen tracht te onthouden. Op het eind van het rapport wordt een commissie aangesteld die zich met de organisatie van de Unie moet bezighouden.

 

c) Het einde van het plan Briand

 

De installatie van deze commissie liep niet van een leien dakje. Briand moest zich eerst van steun verzekeren bij de Engelse minister van buitenlandse zaken Henderson, en pas dan kon de commissie met een unaniem Europees koor achter zich van start gaan. De unanieme stemmenronde verborg evenwel de diepe kloof die bestond tussen Engeland en bijvoorbeeld Zwitserland, dat wel wat zag in een echte Europese Unie, met alle organen waarvan Briand de Unie had voorzien in zijn memorandum.

De Britten waren intern verdeeld: het idee dat Europa een vrijhandelszone zou worden kende in het traditioneel liberale Engeland een grote aantrekkingskracht. Bovendien stuwden de strenge protectionistische maatregelen van de Amerikaanse regering de Engelse waren meer naar het continent. Toch was de vrees dat een Unie teveel zou gekant zijn tegen de VS, groter dan de wil om een douane-unie aan te vatten. Ramsay MacDonald deed het plan af als een dagdroom van een idealist en vond dat men maar beter overging tot de orde van de dag, waar het verlagen van douanetarieven bovenaan op de lijst stond. [29] De Nederlanders, die samen met enkele Scandinavische landen de laagste douanetarieven hadden van de Europese mogendheden, waren tegen elk plan gekant dat de positie van buiten-Europese markten zou benadelen. De Nederlanders waren wel te vinden voor verlaging van douanetarieven of tenminste een tijdelijke bevriezing ervan, zoals de Belgische eerste minister Hymans op 5 september 1929 had voorgesteld net voor Briand zijn plan voor een Europese Unie had voorgesteld.[30] In Tsjechoslovakije, dat na het verdrag van Versailles de Fransen steeds dankbaar bleef voor hun steun tijdens de onderhandelingen, was president Benes reeds na de toespraak bij voorzichtig optimisme gebleven, hoewel “wait and see” een juistere weergave van zijn houding was. Uit het antwoord op het memorandum van mei 1930 kan men al een iets meer pessimistische houding afleiden. Het voorstel om ook Rusland bij de Unie te betrekken, kan gelden als een sabotagemanoeuvre.[31] Duitsland had na de dood van Stresemann in oktober 1929 een scherpe bocht genomen. Curtius was helemaal niet zo toegevinggezind als zijn voorganger en zeker niet zo gesteld op de Frans-Duitse as. Curtius was er op uit om de machtssfeer in Zuid-Oost-Europa te vergroten en was zeer sceptisch over de efficiëntie van de Volkenbond die hij nog steeds als een machtsinstrument van Frankrijk zag. De conferenties van Den Haag die eindelijk de ontruiming van het Rijnland geregeld hadden gaven de Duitsers ook meer vrijheid en onafhankelijkheid om zich binnen het machtsveld van Europa te bewegen. Mussolini was sowieso al geen voorstander van het afstaan van macht aan een hoger orgaan, en zag in de weerbarstige houdingen van Hongarije en Duitsland, die geen Europese Unie zou aanvaarden tenzij op basis van absolute gelijkheid, en dus niet op basis van de verdragen van Versailles en Trianon., een mogelijkheid om die weerbarstige houding een legitiem karakter te geven. Alleen de Griekse regering-Venizelos aanvaardde zonder enige opmerkingen het plan-Briand. [32]

Hoe werkte nu deze commissie? Ze begon haar werk op 23 september 1930, wanneer de economische omstandigheden onderhand absoluut catastrofale proporties aannamen. Briand, de voorzitter van de commissie, probeerde de weg te wijzen naar concrete intiatieven voor de unie, en zo de commissie die eigenlijk alleen mogelijkheden moest bestuderen, om te vormen tot een orgaan dat in de unie van Briand paste. Briand, die notitie genomen had van de vele opmerkingen die gekomen waren op de stelling dat het politieke voorrang moest krijgen op het economische, vatte aan met het economische hoofdpunt: de tolbarrières tussen de verschillende landen. Enkele cijfers van augustus 1929: in Polen bedroegen de douanetarieven zo’n 30 à 35 procent van de waarde van de ingevoerde producten, in Tsjechië en Hongarije 25 à 30 %, in Frankrijk, Duitsland, Italië en Joegoslavië 20 à 25 %, in België, Oostenrijk en Zweden 10 à 15 %, en Nederland en Groot-Brittannië hebben barrières van minder dan 10% (het gaat hier enkel over fabrieksgoederen)[33]. Na oktober 1929 en het begin van de crisis waren deze tarieven enkel nog verhoogd, ondanks de intentieverklaringen van de verschillende naties op de economische conferenties en in de Volkenbond. De commissie besliste op initiatief van Briand drie zaken, namelijk het inrichten van drie agrarische conferenties, één voor een akkoord over graan tussen Oost- en West-Europese landen, een tweede over de export van overschotten, en een derde over de oprichting van een internationaal kredietorgaan voor landbouw. Deze conferenties hadden echter geen enkel resultaat (behalve een akkoord van Duitsland met zijn buren over graantarieven). Deze mislukking was te wijten aan de Britten die zich categoriek verzetten tegen voorkeursbehandelingen voor Oost-Europese landen vanwege West-Europese landen. Briand voelde nadien dat hij alleen op tegenkanting zou kunnen regelen, niet alleen op het economische vlak, wanneer een subcommissie besliste dat de unie ook toegankelijk moest zijn voor niet-leden van de Volkenbond. Het politieke klimaat bleef door de crisis maar verslechteren en de grootmachten leken minder en minder in de echte macht van de Volkenbond te geloven. De derde samenkomst van de commissie vond plaats net nadat Duitsland zijn intentie had te kennen gegeven een douaneakkoord te sluiten met Oostenrijk. Deze beslissing was een provocatie, vermits het een impliciete poort was naar een Anchluss, die verboden was door het Verdrag van Versailles. Het rapport voor de XIIde bijeenkomst van de Volkenbond was dan ook erg mager: het document geeft goed weer hoe geïsoleerd de commissie wel was van de organen waarop ze een invloed moest uitoefenen.Toch kon Briand het mandaat van de commissie met nog een jaar verlengen. Het tweede jaar werd de commissie maar twee keer samengeroepen, net na de XIIde bijeenkomst van de Volkenbond en net voor de XIIIde. In het midden van het politieke jaar, in maart stierf bovendien Briand. Het was eigenlijk onduidelijk of de commissie reeds vóór hem of na hem, ophield te bestaan. Hoe dan ook was dit het einde van het plan Briand. De volgende pogingen om een Europese integratie te bewerkstelligen, waren eerder gericht op het bouwen van een dam tegen Nazi-Duitsland dan echt op een eenmaking af te stevenen.

 

d) De houding van België tegenover het Plan-Briand

 

België vertegenwoordigt in de discussie omtrent het plan voor een Europese federatie een ambiguë positie: enerzijds is ons land het plan niet ongenegen, en is Frankrijk bovendien al dan niet door een akkoord beklonken, Belgiës voornaamste bondgenoot. Toch prevaleren de twijfels. De passage in het memorandum die het politieke een hogere plaats toekent dan het economische deed vele haren ten berge rijzen. Het economische was voor België van absoluut groter belang. De manier waarop na eerst de Verenigde Staten hun markt afschermden in de late jaren ’20, en zeker na de krach van Wall Street, had de Europese naties en niet het minst België zorgen gebaard. Toen ook de Britse conservatieve partij op de noodzaak van protectionisme begon te hameren, achtte de Belgische minister het nodig van een signaal te geven. In samenspraak met de Engelse leider Mac Donald stelde Hymans op 5 september voor een economische wapenstilstand af te sluiten, waarop de verschillende naties konden beslissen hoe ze konden zorgen dat de toltarieven niet oneindig de hoogte bleven ingaan. België was dus zeker voorstander van economische samenwerking, maar die moest niet beperkt worden tot de Europese naties, maar ook betrekking hebben op de Verenigde Staten en andere naties die niet in de Volkenbond zetelden. [34] Toen de economische crisis in 1930 echt naar Europa was komen overwaaien en de grote agrarische producenten op autarkische maatregelen overschakelden trad België dan ook toe tot het initiatief van Nederland en enkele Scandinavische landen, die een regionale economische unie in het leven had geroepen (Oslo-conventie, december 1930).

Het Plan-Briand was dus gewoon niet opportuun voor België, ook door het feit dat het politieke klimaat doordrongen was van scepticisme tegenover het plan. De eerste reactie van Joseph Mélot, ambtenaar op het bureau voor de Volkenbond van het ministerie van buitenlandse zaken, op Briands toespraak, spreekt boekdelen:

“Briand, d’abord lourd et fatigué, s’est animé ensuite, a repris son ton et son éloquence d’autrefois. Il a presenté et défendu sa fameuse idée de fédération européenne. Trop bon avocat d’une mauvaise cause, il a persuadé une partie de cette assemblée, composée pourtant d’hommes d’expérience, qu’on pouvait songer à établir des liens fédéraux entre toutes les nations d’Europe. Sourions, l’entreprise n’est pas encore réalisée.” [35]

Het enige werkelijke effect dat het Plan-Briand op de Belgische politieke wereld had was dat het de visie op de Europese zaken veranderde.[36]  De Ouchy-conventie tussen België, Nederland en Luxemburg moet ook in die veranderde visie gezien worden: het was in de eerste plaats een poging om Groot-Brittannië en eventueel ook Frankrijk en Duitsland uit hun economisch isolement te trekken. 

 

 

3. De Belgische pers tijdens het interbellum

 

3.1 De Standaard

 

De krant ‘De Standaard’ ontstond in 1914 op initiatief van Frans Van Cauwelaert, dr. Alfons Van de Perre en Arnold Hendrix, om een Vlaams gezinsblad uit te geven. De voorloper, ‘Ons Volk Ontwaakt’ kende onmiddellijk succes en droeg bij tot de oprichting van ‘De Standaard’ maatschappij, die als enige doel het uitgeven van een katholiek , Vlaams dagblad te Brussel had. De lanceringsdatum was vastgesteld op 22 november 1914, maar de oorlog gooide roet in het eten, waardoor enkel een brochure werd uitgegeven met het programma van het toekomstige blad. Het eerste nummer verscheen dan toch op 4 december 1918. In 1925 begon een strijd om de macht in de krant tussen de eerder gematigde flaminganten in de redactie zoals directeur Van Cauwelaert zelf in de eerste plaats en hoofdredacteur Cordemans, en radicalere flaminganten zoals afgevaardigd beheerder Karel De Baerdemaecker en Arnold Hendrix, die eveneens in de raad van bestuur zetelde[37]. Uiteindelijk werd het pleit gewonnen door de radicalere Vlaamsgezinden: in 1929 werd de krant overgenomen door Gustaaf Sap, die de hoofdredacteur Cordemans (gesteund door Van Cauwelaert) verving door Jan Boon.

Dat de Standaard christelijk geïnspireerd is, steekt hij niet onder stoelen of banken, maar de ideologie wordt evenmin breed over de pagina’s uitgesmeerd. De christelijke overtuiging is eerder een achterliggend kenmerk dan een opgedrongen levensvisie. Het is wel steeds een uitgesproken Vlaamsgezinde krant geweest. In het programmanummer kondigde De Standaard aan zich te willen inzetten voor de gelijkheid tussen Vlamingen en Walen. Geen vijandigheid, maar samenwerking was het motto. Op die manier zou men dan kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de hele Belgische staat. Onder impuls van Gustaaf Sap en diens familie evolueerde de krant meer naar de Vlaams-Nationalistische strekking. Gaston Durnez wijst erop dat de binnenlandredactie van de Standaard steeds meer bij rechts aanleunde, terwijl de redactie buitenland meer links geïnspireerd was.

De regering Poullet-Vandervelde, de eerste waarin christen-democraten met socialisten regeerden, werd principieel gesteund door de Standaard, maar hield het niet lang uit, en de monetaire crisis die ze veroorzaakte, werd met zoveel exclusiviteit aangepakt door de tripartite regering Jaspar I, dat er heel wat kritiek uit flamingantistische hoek werd geleverd. Ook deze regering viel snel, en een conservatieve regering o.l.v. Jaspar kwam aan de macht. Deze zorgde voor heel wat verdeeldheid binnen de Standaardredactie. De legerhervorming die zorgde dat de opleiding in de moedertaal werd gegeven, maar die het Frans als commandotaal behield werd door de Standaard aanvaard, maar medewerkers als Gustaaf Sap konden zich er niet in vinden. Deze laatste begon dan ook met een geleidelijke overname van de aandelen van de Standaard, en begon tegelijkertijd de druk op te voeren langs flamingantistische zijde. De verkiezing van Borms in 1929 verscherpte nog de tegenstellingen en op 1 mei 1929 nam Sap volledig de macht over door het ontslag van Cordemans als hoofdredacteur en de aanstelling van Jan Boon. Maar van deze machtswissel was in het dagblad zelf erg weinig te merken[38].  Ze uitte zich wel in een vijandigere houding tegenover de Franstalige katholieke, maar in de eerste plaats belgicistische krant La Libre Belgique.

 

3.2 Het Laatste Nieuws

 

Het Laatste Nieuws werd opgericht in 1888 door Julius Hoste, de Brusselse burgemeester Buls en senator Goblet d’Alviella. Hoste bleef na een korte periode als enige initiatiefnemer over en de krant kende een relatief succes. De familie Hoste bleef vervolgens altijd de macht behouden (tot in 1987, wanneer de familie Van Thillo de touwtjes in handen krijgt).

De krant stelde zich op als liberaal Vlaams, humanistisch en ook antiklerikaal. Deze opvattingen komen echter nooit heel expliciet over, zoals in de socialistische kranten. Ze zijn enkel tussen de lijnen te lezen. De verwezenlijkingen van regeringen waartoe geen liberalen behoren krijgen net zo goed applaus van het Laatste Nieuws, zoals onder meer na het Verdrag van Locarno blijkt. In communautaire kwesties kiest ze altijd de kant van de flaminganten, maar dit op meer gematigde manier dan de Standaard. Het gaat ook nooit uitgesproken polemieken aan met andere kranten. Het buitenlandse nieuws tijdens de behandelde periode wordt verslagen in een aparte rubriek, getiteld ‘Buitenlandsch Overzicht’,  die wordt samengesteld door Hoste jr., die ook grotendeels de opiniestukken over buitenlandse gebeurtenissen op de voorpagina voor zijn rekening neemt. 

 

3.3 Vooruit

 

Vooruit werd gesticht door Edward Anseele te Gent in 1884, het jaar dat de arbeiders voor het eerst mochten stemmen voor de werkrechtersraden. Anseele had de bedoeling een dagblad te maken dat de socialistische gedachte zou verspreiden. Een jaar daarna werd de Belgische werkliedenpartij gesticht waarvan Vooruit van dan af een partijorgaan zou worden.

De krant vertegenwoordigt dus enkel de partijstandpunten. De krant werd in het eerste deel van het interbellum geleid door Pol De Visch, vanaf 1927 door Gust Balthazar die de rol van bestuurder vanaf dan combineerde met die van hoofdredacteur die tot dan Ferdinand Hardijns was.De redactie buitenland werd gevormd door het enige redactielid dat een kennis bezat van het Frans en het Engels, namelijk Jozef De Graeve. Vanaf 1923 kreeg die zelfs een eigen rubriek op de eerste pagina: het Buitenlandsch Overzicht.

In 1925-1926 verslapte de aandacht voor het buitenland, eerst door de verkiezingen, die de krant de facto in een propagandamachine omtoverden, en vervolgens, na de overwinning van socialisten en christen-democraten, door de regering Poullet-Vandervelde, die alle aandacht van het partijblad opslorpte. De enige zaken die dan ook echte aandacht kregen waren de verwezenlijkingen van socialistische ministers zoals de garantie van Engeland verkregen op de conferentie van Locarno in oktober 1925.

Na het aan het bestuur komen van Gust Balthazar, onderging het dagblad enkele ingrijpende veranderingen: zo verdween de dagelijkse rubriek van Jozef De Graeve. Er kwam meer nieuws uit de ontspanningssector, waardoor integrale verslagen van conferenties en vergaderingen op het achterplan geraakten. De Vlaamse kwestie won aan belang in de krant, die ijverde voor amnestie.

 

3.4 La Libre Belgique

 

La Libre Belgique verscheen voor de oorlog als Le Patriote, en was met de bedoeling van een katholiek tegengewicht voor de liberale bladen opgericht door de gebroeders Jourdain. Tijdens de oorlog verscheen het blad clandestien onder de naam La Libre Belgique en na de oorlog bleef die naam behouden.

La Libre Belgique gaat door als een degelijk, conservatief en katholiek blad. Het is gekant tegen alles wat de orde kan verstoren en het beschouwt het koningshuis als de beste garantie voor stabiliteit. Het is in de het entre-deux-guerres ook bijzonder sterk gekant tegen de socialisten.

De krant is ook fervent antiflamingant. Het is op sommige momenten, zeker na de Eerste Wereldoorlog, niet overdreven van een ware mediaoorlog te spreken tussen ‘De Standaard’ en ‘La Libre Belgique, nochtans de twee voornaamste katholiekgezinde bladen van het land. Rond de vernederlandsing van de Gentse Universiteit citeren de kranten elkaar bijzonder vaak in negatieve bewoordingen.

Haar conservatisme uit zich in volle steun voor het Frans-Belgisch militair akkoord van 1920, en in 1923 steunt ze, echter niet letterlijk maar impliciet, de beslissing om de Ruhr te bezetten samen met Frankrijk[39]. In 1925 begroet ze de regering Vandervelde in de volgende bewoordingen: “Plus que jamais il est vrai de dire qu’il n’y a plus en Belgique qu’une solide digue devant le péril rouge: le Parti Catholique” en les socialistes “corrompront nos administrations, notre magistrature en y fourrant leurs créatures et en y faisant régner un esprit nouveau qui ne serait ni favorable à l’intérêt public, ni sympathique aux catholiques”.

In het algemeen wordt hoe dan ook veel minder aandacht besteed aan buitenlandse politiek dan aan binnenlandse aangelegenheden:

“Ce genre de conflit (de strijd tussen de partijen in de regeringen van nationale eenheid na WO I) occupe, dans La Libre Belgique, plus de place que les faits de politique étrangère. Il n’arrive pratiquement jamais que l’on envoie un journaliste à l’étranger.”[40]

 

3.5 La Gazette / La Nouvelle Gazette

 

La Gazette ontstaat in 1878 door de overname en naamverandering van een andere krant: Le Progrès de Charleroi. De krant noemt zichzelf “un organe en quelque sorte officiel du parti libéral, un journal qui sera la chose du parti tout entier sans être à vrai dire la chose de personne...” [41]. De krant richt zich in de eerste plaats tegen het klerikalisme, maar na de oprichting van de socialistische partijen verandert hij het geweer van schouder en wordt hij meer en meer antisocialistisch waarbij hij meer voor de rechten van o.m. zelfstandigen en ondernemers ijvert. Het socialisme en het communisme zijn tijdens het interbellum volgens de krant de gevaarlijkste krachten: in een oproep aan de lezers om vrienden aan te moedigen de krant te kopen, lezen we deze passage:

“Plus il y aura de gens qui liront la Gazette, plus il y aura de gens qui penseront comme elle, plus il y aura donc de gens qui comprendront la nécessité impérieuse pour tous les Belges, soucieux de leurs intérêts comme de ceux du pays, de s’unir et de se grouper, sans distinction d’opinions philosophiques ou religieuses, pour faire face à l’ennemi commun: le socialisme et le communisme, ce qui est la même chose.”[42]

De krant is zeer sober van uitzicht, er staan geen foto’s in, enkel tekst. De auteurs van de artikelen worden niet vermeld, tenzij als het gaat om figuren uit het publieke domein. De eerst pagina van de krant is gewoonlijk gewijd aan opiniestukken, in een willekeurige volgorde wat betreft het onderwerp. De krant beslaat slechts 4 pagina’s, een enkele keer 6.

 

3.6 Le Peuple

 

Een jaar na Vooruit werd Le Peuple gesticht, eveneens als partijorgaan van de pas gestichte BWP/POB. Het ontstond door een samengaan van de weekbladen La République en La Voix de l’Ouvrier. De directeur van het blad tijdens het interbellum was Joseph De Wauters die ook verscheidene keren minister was. Toen die in 1929 overleed werd hij eerst ad interim opgevolgd door een ander zwaargewicht in de BWP, Louis De Brouckère die ook eerder al een rol had in het dagblad, en later door Arthur Wauters, de broer van Joseph.

De krant besteedt relatief veel aandacht aan buitenlandse zaken, maar enkel om het belang van de socialistische verwezenlijkingen te benadrukken, of, als de socialisten er niet in betrokken waren, er de tekortkomingen van aan het licht te brengen. De hoofdredacteur ‘Buitenland’ is Jexas, die steeds een scherpe pen bovenhaalt tijdens de regeringen van Jaspar en niet aarzelt om het socialistische belang boven het nationale belang te plaatsen, zoals onder meer tijdens de onderhandelingen over de herstelbetalingen zal blijken (cfr. Infra). De communautaire kwesties laat de krant voor een groot deel over zijn kant gaan.

 

 

II. De pers

 

1. Eerste periode: het Verdrag van Locarno (10 – 11/1925)

 

De hoeveelheid artikels die over het Verdrag van Locarno verschijnen is voor ons onderzoek nauwelijks van belang. Het gaat ons vooral om de associatie die met Europa wordt gemaakt. Daarom hebben we voor deze periode enkel de opiniërende artikels onder de loep genomen, en onderzocht in welke mate de verschillende kranten in het Verdrag een aanloop zien naar een meer geïntegreerd Europa, en hoe ze deze evolutie inschatten. Zijn ze optimistisch over het bereikte resultaat in Locarno of niet? Zien ze het als een eindpunt of als een beginpunt voor Europese besprekingen?

 

a) De Standaard

 

Voor de Standaard hebben we 2 artikels gevonden die uitgebreid ingaan op de implicaties die het Verdrag heeft voor de nieuwe verhoudingen in Europa. Op 14 oktober, nog tijdens de voorafgaande besprekingen, lezen we op de voorpagina een uitgebreid artikel over wat het Verdrag van Locarno allemaal behelst, en welk belang er mag aan toegekend worden. Het gaat uit van de Engelse correspondent van de Standaard, en het artikel bekijkt dus de Belgische positie vanuit Engelse hoek. Het belicht vooral de mentaliteitswijziging die nodig was om deze doorbraak te bekomen.

«De Conferentie van Locarno, en dat is wellicht haar grootste verdienste, heeft onder de Europeesche grootmachten een gansch nieuwe verhouding in het leven geroepen. Talloze bareelen zijn gevallen en met ongeveinsde oprechtheid heeft men mekaar ter conferentiezaal de hand gedrukt. De oorlogspsychose verzwond om plaats te maken voor die gezonde, reale opvatting der dingen, welke door een beperkte, maar helderziende elite sedert jaren aangepredikt wordt. Het is een merkwaardige verandering, welke voor de komende tijden het beste doet verhopen.»[43]

Het artikel bevat voorts enkele kritische noten met betrekking tot het Frans-Belgische militair akkoord en benadrukt dat het belangrijk is dat in het Verdrag de relatie van Frankrijk met Duitsland en de relatie tussen België en Duitsland in een aparte paragraaf worden behandeld.

Het tweede artikel verscheen op 16 oktober, na de ondertekening van het Verdrag, en bevat concretere bedenkingen over de gevolgen van het verdrag voor de Europese diplomatie, maar men moet het wel situeren in de wat euforische fase meteen na de ondertekening. De toon is uiterst optimistisch.

«Het was een verheugende tijding, de bekroning van veel diplomatisch overleg, van veel toenaderingszin, van veel vredelievendheid. Het is de inzet eener nieuwe vredesperiode in Europa, daar vooreerst het grootsche akkoord bestaat om den oorlog uit te sluiten als middel tot regeling van geschillen in het Westen, terwijl het land dat er zich aan zou vergrijpen een zeedelijke verantwoordelijkheid zou oploopen, welke als een ontzettende last op zijn schouders zou drukken en het tegenover de menschheid als misdadiger zou bestempelen. Meteen kreeg de kwestie der veiligheid voor de landen, die bij het pact betrokken zijn, een nieuw fundament en teekende het uitzicht op de toekomst zich af met hoopvolle kleuren.»(…)

«Locarno is dan de triomf van het gezond verstand geworden in Europa, de triomf van het hersteld vertrouwen, na bitteren strijd, de zegepraal eener gezonde reaalpolitiek.»[44]

Heel het artikel is in deze trant geschreven, het optimisme hoeft men er bij wijze van spreken niet tussen de lijnen te gaan zoeken. Voorts komt het streven naar een Verenigd Europa bij de commentatoren van De Standaard niet voor, behalve in een interview met Emile Vandervelde, die als minister van buitenlandse zaken de Belgische belangen op de conferentie in Zwitserland behartigde. Hij zegt letterlijk: «Het einddoel, dat is het oprichten van de Vereenigde Staten van Europa, wordt erdoor naderbij gebracht, zooals M. Briand in zijne sluitingsrede verklaarde.» De Standaard gaat hier niet verder op in.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

In Het Laatste Nieuws vonden we 4 artikels die de evolutie van de Europese politiek becommentariëren. Op 6 oktober neemt de krant een artikel uit de Manchester Guardian als aanleiding om de toestand van Europa te bekijken en de vele aspecten van de aanstaande conferentie uit de doeken te doen. De journalist legt er de nadruk op dat de leden van de conferentie moeten opletten dat ze niet vallen over kleine twistpunten, zoals het Frans-Belgisch militair akkoord, of de Keulse kwestie, maar ook dat de conferentie zich niet verbrandt aan al te grote ambities en dus niet moet proberen alle kwalen van West-Europa te genezen.[45]

Het tweede artikel is ook een waarschuwing voor de conferentie-afgevaardigden: het mag nooit de bedoeling zijn om de conferentie te gebruiken om andere mogendheden te benadelen of te beschadigen, indien men op vredesgebied iets wil bereiken. Deze twee artikels doen uitschijnen dat men er absoluut niet zeker van was dat de conferentie de goede afloop zou krijgen die ze uiteindelijk had.

Het volgende artikel, dat verschijnt op 15 oktober, als de conferentie naar haar einde toegaat, heeft het over hoe een eventueel verdrag zou kunnen gerijmd worden met de militaire relatie van België met Frankrijk. De krant benadrukt dat het verdrag in de vorm waarin het op dat moment op tafel ligt, een volledig zelfstandig België veronderstelt. De krant is hier ook voorstander van, zolang het België maar niet weer in een neutraliteitsstatuut wringt. België moet trachten aan te leunen bij zowel de overzeese mogendheden als de Fransen.

Het laatste artikel, op 18 oktober, na de ondertekening dus, is gematigd optimistisch over de bereikte resultaten. Het is nog steeds niet uitgesloten dat het tot een treffen komt, maar het verdrag helpt zeker het vertrouwen tussen de naties opnieuw op te bouwen. Het is volgens de commentator ook een goede zaak dat Duitsland tot de Volkenbond zal toetreden.

 

c) Vooruit

 

In de onderzochte periode levert Vooruit 2 zeer uitgebreide opiniestukken over de gebeurtenissen in Locarno. Het eerste verschijnt op 8 oktober en is van de hand van de hoofdredacteur buitenland, Jozef De Graeve. De auteur staat niet alleen stil bij hoe het de conferentie zal vergaan, maar vooral dankzij wie ze tot stand kwam. Daar hoeft geen twijfel over te bestaan:

«De afgesloten periode is deze waarin Clémenceau, Poincaré en anderen door eene ongelukkige, onbehendige politiek Europa aan den rand van den afgrond brachten en ons op den weg naar een nieuwe oorlog leidden.

De nieuwe periode voorbereid door de Engelse arbeidersregering in samenwerking met Herriot, waardoor de konferentie van Londen ontstond met hare oplossing voor de schadevergoedingskwestie, is deze waarin wij, door den drang naar democratie, naar volksverzoening en verstandhouding gaan en dus naar den werkelijken vrede.(…)

De konferentie van Locarno opent dus eene toekomst vol goede verwachtingen. En het is met gewettigde fierheid dat wij socialisten kunnen zeggen, dat zonder versterkten invloed der socialisten in Duitschland, Frankrijk en Groot-Brittannië, zonder het werk van Mac Donald, er nooit van eene konferentie van Locarno spraak zou zijn geweest.»[46]

Het tweede artikel, dat verschijnt na het einde van de conferentie en zowat de hele voorpagina beslaat, onderzoekt welke verwachtingen er nu mogen gesteld worden op de korte termijn en lange termijn. Op korte termijn verwacht Vooruit weinig problemen:

«Alle bladen in alle landen zijn vol van het succes van Locarno. (…)

Wij betwijfelen niet dat de verdragen, welke op de konferentie van Locarno werden gesloten, door de parlementen van de betrokken landen, zullen bekrachtigd worden. Wij betwijfelen ook niet dat Duitschland in december, misschien tijdens eenen buitengewone zittijd, tot de Volkenbond zal toetreden.

Er zal in den Duitschen Rijksdag ongetwijfeld veel strijd rond deze kwestie zijn. Maar als de Duitsche nationalisten zouden willen dat de Duitsche regeering op hare stappen terugkeere, kan daaruit zeker geene crisis voor de verdragen van Locarno voortspruiten, maar wel veeleer eene Duitsche regeeringscrisis, of liever eene crisis der Duitsche nationalistische partij met als gevolg eene democratiseering de Duitsche regeering.

Veel hangt daarvoor af van de verdere houding der geallieerden ten opzichte van Duitschland. Deze houding moet logisch en correct zijn, en dit voornamelijk nopens de ontruiming der Duitsche bezette gebieden.»[47]

Op lange termijn is De Graeve maar gematigd optimistisch. Hij ziet nood aan bevestiging op andere terreinen.

«Locarno bevestigt de invloed van de vredespogingen, principes en pogingen en programma’s van de socialistische werkersinternationale, zooals wij reeds schreven. Dat kan niet genoeg benadrukt worden.

Locarno is het begin van positief vredeswerk, dat uit drie elementen moet bestaan. Het gezamenlijke der verdragen van Locarno is een dezer drie elementen: het politieke.

Wij wachten thans op de twee andere elementen: op de internationale economische conferentie en op de konferentie en de konferentie voor geleidelijke ontwapening.

De geest die te Locarno heerschte laat veel in die richting verhopen.»[48]

De Graeve heeft ook oog voor een andere trend die zich tijdens de conferentie heeft doen opmerken: de veranderende toon in de pers.

«Locarno is nog onder een ander opzicht merkwaardig geweest, namelijk wegens den invloed op het grootste deel van de pers van de wereld.

De chauvinistische toon schijnt gedempt. En wij lezen in sommige burgerbladen dingen, waarvoor de socialistische bladen eenigen tijd geleden nog zouden beschimpt en belasterd zijn geworden.

Er zijn nog uitzonderingen, maar die zijn dan ook beneden alles.»[49]

Het besluit is vol optimisme over de toekomst van de Europese vrede. Het veronderstelt wel de blijvende invloed van de socialisten (die op dat moment in de Belgische regering zitten).

«Locarno is een mijlpaal in de geschiedenis der mensheid. Het is nog niet de veilige haven voor den wereldvrede. Maar het is de haven waar het schip van de vrede en de internationale samenwerking voor zijnen laatste reis is toegerust.

En de arbeiders aller landen zullen, door versteviging hunner eenheid en de versterking hunner macht, zorgen dat de veilige haven, de eindbestemming, bereikt wordt.»[50]

 

Het valt natuurlijk op dat de socialistische component in beide artikels zeer vaak benadrukt wordt. Men mag dan ook niet vergeten dat de krant, een officieel partijorgaan, op het ogenblik van de conferentie al haar wapens in stelling bracht om de socialistische regeringsdeelname te verdedigen (cf. supra).

 

d) La Libre Belgique

 

In de Franstalige krant La Libre Belgique vonden we een drietal interessante artikels tijdens de besprekingen te Locarno. Ze zijn echter geschreven vanuit een objectief standpunt, en zijn dus vooral verslaggevend. Het eerste, op 6 oktober, vat de voorbereidselen van de conferentie samen: het recapituleert welke regeling er getroffen werd met betrekking tot de herstellingskosten (het Dawes-plan van 1924) en welke eisen er van de verschillende partijen mogen verwacht worden. Zo verwacht de krant dat Duitsland onder druk van de nationalisten in de Rijksdag om een opheffing van de Rijnlandbezetting zullen vragen. [51]

Het tweede artikel, op 17 oktober, presenteert het besluit van de conferentie met een optimistisch artikel over de draagwijdte van hetgeen bereikt werd.

«Les conventions conclues à Locarno constituent l’acte internationale le plus important qui soit intervenu depuis le traité de Versailles; elles marquent une évolution profonde dans la politique européenne, un indiscutable progrès dans la voie d’arbitrage et de la solution pacifique des conflits»[52]

De toon is eerder gedempt, het artikel is ook niet zo lang. La Libre Belgique ziet het akkoord duidelijk niet zozeer als een mijlpaal in de geschiedenis, dan wel als een belangrijke stap voorwaarts in de oplossing van de Europese problemen.

Het derde artikel, geblokletterd ‘Le vrai problème de la paix’ op de voorpagina van de krant op 29 oktober 1925, van de hand van L. de Saint-Martin, gaat dieper in op de oorzaken van de problemen die zich in Europa voordoen. Hij denkt dat de problemen niet kunnen worden opgelost door politici, omdat die niet geneigd zijn op lange termijn te denken. Hij is dan ook eerder pessimistisch over de toekomst van Europa. Hij ziet overbevolking als een groot probleem, vooral dan in Duitsland en Italië.

«Ainsi, c’est le problème alimentaire qui commande l’avenir de l’Europe et du monde. La présence de plus de quarante millions d’Européens, qui s’accroissent tous les jours et qui ne trouvent plus comme avant la guerre, sur le sol où ils sont nés, les ressources pour vivre, devrait préoccuper plus que tout le reste, l’attention des dirigeants. Toutes les mesures qui ne visent pas à ramener en Europe un rapport juste, sensé entre sa population et ses ressources sont des expédients presque éphémères. Le problème de la paix mondiale ne pourra être résolu par une émigration organisée, en pleine solidarité entre les peuples, et par la colonisation intensive de territoires extra-européens.»[53]

Het artikel gaat eigenlijk niet over louter Europese problemen maar is wel tekenend voor het scepticisme in verband met duurzame Europese vrede, dat tussen de lijnen te lezen is. Locarno mag dan een goede zaak geweest zijn voor de vrede, ze zal een oorlog niet kunnen voorkomen.

 

e) La Gazette

 

La Gazette publiceert op 8 oktober een artikel dat moet verduidelijken wat er te gebeuren staat op de conferentie in Locarno. Ze geeft aan dat ze niet de eindeloze telegrammenstroom over alle aan-de-gang-zijnde onderhandelingen in haar krant zal reproduceren, maar slechts een ‘vue d’ensemble’ zal weergeven.

«Il s’agit de décider si on abandonnera ou non la rive gauche du Rhin en échange d’un chiffon de papier, si on abandonnera ou non la Pologne à son triste sort, sans garanties sérieuses, et si l’Allemagne entrera dans la S.D.N. avec des droits égaux à ceux des puissances ex-alliées.

C’est tout. Le reste est littérature.»[54]

La Gazette lijkt niet zo optimistisch te zijn over de afloop: eerst vermeldt ze de moeilijkheden van de Duitsers, en dan vooral van de nationalisten in het parlement, om te aanvaarden dat er binnen hun territorium nog zolang een gebied zal bestaan dat niet onder het Duitse bewind staat. De krant doet het ook uitschijnen alsof de Duitsers enkel en alleen uit zijn op het bekomen van concessies in vergelijking met de situatie in het Verdrag van Versailles.

«(…) Il est fort probable que cette Conférence n’ajoutera qu’une unité de plus au nombre énorme de toutes celles qui ont eu lieu, depuis l’armistice, dans les sites les plus divers. Il faudra cependant veiller très attentivement. La manœuvre allemande pourrait bien, si l’on n’y prend garde, parfaitement réussir.»[55]

Vanaf 8 oktober verschijnt er elke dag een opinie-artikel met als titel ‘Les marchandages de Locarno’. Op 10 oktober schrijft de krant expliciet dat de krant enkel in Locarno is om meer toegevingen te verkrijgen. Zo ging het ook wanneer Stresemann in Londen was: hij heeft alles getekend, zolang hij maar de garantie kreeg dat de Ruhr zou worden geëvacueerd. [56]

Op de voorpagina van de editie van 11 oktober heeft de krant het over de positie van de socialisten tegenover de ontwapening. Vandervelde en co willen de universele ontwapening, en zijn niet te beroerd om er zelf als eerste mee te beginnen, zonder zich om de andere landen te bekommeren. Ze zullen, voorspelt de krant, een akkoord te Locarno aanwenden om het zover te laten komen. En als er geen akkoord komt, zullen ze de mislukking van de onderhandelingen aanwenden om te ontwapenen. Wat zal het resultaat voor België zijn? Een land zonder leger, dat na de intrede van Duitsland, aan diens genade zal overgeleverd zijn. De intrede van Duitsland in de Volkenbond is voor de krant eveneens een absurditeit: het is alsof het land de oorlog niet verloren heeft. [57]

Op 17 oktober klaagt de krant de beslissing van Vandervelde om Mussolini’s hand niet te schudden aan. De minister moet leren de Belgische en de socialistische belangen niet met elkaar te verwarren. Het feit dat hij de hand van de Sovjet-afgevaardigde wél heeft geschud, is voor de Italianen des te meer een kaakslag.

De ondertekening van het akkoord zelf brengt in het blad weinig teweeg. Pas op 20 oktober brengt ze er verslag van uit. Het is eigenlijk zelfs geen analyse van het pact zelf, maar een evaluatie van wat België door het pact heeft gewonnen of verloren. De krant neemt als referentiepunt wat minister Vandervelde zelf over het pact had te vertellen. Vandervelde vermeldt vier punten: ten eerste het feit dat Duitsland zijn grenzen aanvaardt en zich engageert om onder geen enkel voorwendsel naar de wapens te grijpen. Ten tweede maakt hij zich sterk dat deze regering, in tegenstelling tot de vorige, de garantie van Engelsen wist te bekomen. Ten derde versterkt dit pact het gezag van de Volkenbond, en ten vierde kan deze ontspanning in de broze relaties met Duitsland er misschien voor zorgen dat België sneller zijn troepen uit het Rijnland kan wegtrekken, en dus zijn leger kan afbouwen. De krant vindt dat het eerste punt niet geldt, want dat Duitsland had zijn grenzen al bij de ondertekening van Versailles aanvaard. Vandervelde krijgt wel applaus van de krant voor de garantie van de Engelsen en voor de versterking van de Volkenbond, hoewel de krant gelooft dat de Volkenbond sowieso geen lang leven beschoren is. De afbouw van het leger zonder dat België er iets voor in ruil krijgt is een dwaasheid. De krant besluit:

« Comme nous les disions avant: Jamais aucune assemblée n’a modifié la mentalité d’une pensée, ni change des loups en moutons.

Nous connaissons les Allemands et nous savons qu’ils ne renonceront jamais à leur rêve d’hégémonie et de domination. »[58]

 

f) Le Peuple

 

In het socialistische partijblad vonden we drie interessante opinie-artikels over de Europese situatie. Louis De Brouckère gaat in het eerste artikel dieper in op de motivaties van de conferentie en op haar slaagkansen. Hij is van oordeel dat niet alle deelnemende landen zich echt ten volle zullen inzetten voor het welslagen van de conferentie, maar dat geen enkele natie het lef zal hebben om de conferentie te doen mislukken. [59]

In de krant van 18 oktober 1925 schrijft Louis De Brouckère een uitgebreid artikel naar aanleiding van de ondertekening van het akkoord. De toon is gematigd optimistisch: men moet niet verwachten dat de oorlogsdreiging nu helemaal geweken is, maar:

«(…) Mais on peut affirmer dés maintenant qu’ils (de akkoorden) représentent l’œuvre diplomatique la plus importante qui ait été tentée depuis la guerre, et qu’il est permis d’espérer qu’ils ouvrent vraiment pour l’Europe l’ère de la paix.»[60]

De garantie van Engeland is volgens Le Peuple een sleutelelement van het Verdrag. Het is wachten op de oplossing van de kwesties die in het Verdrag nog niet helemaal zijn uitgeklaard, zoals de intrede van Duitsland tot de Volkenbond, en de ratificatie van de akkoorden, om te zien of Europa echt een bladzijde heeft omgeslagen.

«Y entrera-t-elle (Duitsland)? C’est ce que nous montrera un avenir prochain. Les accords seront-ils ratifiés cette fois? On peut très légitimement l’espérer, les gouvernements s’étant bien engagés par la signature de leurs ministres. Si ces deux conditions sont remplies – et quelque mois peuvent suffire – on pourra dire qu’une ère nouvelle s’ouvrira pour l’Europe.»[61]

Op 25 oktober laat Jules Destrée zich minder optimistisch uit over de verdragen. Hij vraagt zich af of de werkelijke waarde van de akkoorden niet wordt overschat: het enige land dat echt een inspanning heeft geleverd, is Duitsland, want alles bij mekaar heeft dat het minst baat bij dit Verdrag. Er zijn aan de Duitsers geen concessies van enige waarde gedaan, en toch hebben zij de in Versailles afgesproken territoriale wijzigingen nu aanvaard. Destrée wijst er ook op dat verdragen ook kunnen worden verbroken. Toch sluit hij af met een positieve noot:

«Locarno? C’est bien autre chose que la stabilisation de notre franc, dont on a tant parlé ces jours derniers, c’est le commencement de la stabilisation de l’Europe!»[62]

 

 

2. Tweede periode: Het congres van de pan-Europese beweging te Wenen (10/1926)

 

In de periode rond het congres van de pan-Europese beweging van Coudenhove-Kalergi is het voor deze thesis belangrijk om te zien hoeveel er over deze gebeurtenis in de kranten verschijnt, op welke pagina deze berichtgeving is te lezen, hoe uitgebreid er wordt op ingegaan, en of er aan de gebeurtenissen andere artikels, en dan in het bijzonder opinie-artikels, worden gelieerd.

 

a) De Standaard

 

In De Standaard krijgt het nieuws een prominente plaats op de voorpagina, reeds op 4 oktober. Een klein artikel doet verslag van de openingsrede van Mgr. Seipel, oud-kanselier van Oostenrijk en de redes van Loebe, voorzitter van de Rijksdag en Vanderghinst, de Belgische afgevaardigde.[63]

Ook de volgende dag lezen we op de voorpagina wat er op de conferentie zoal wordt gezegd. Enkele redes worden uitgebreid besproken.[64]

Op 7 oktober, opnieuw op de voorpagina, wordt ons meegedeeld dat de laatste zitting van het ‘Groot-Europeesch Congres te Weenen’een resolutie heeft gestemd die de Europese naties uitnodigt een handelsconferentie te beleggen.

In dezelfde editie, bij de Laatste Berichten, lezen we ook een uittreksel uit hetmanifest van het Paneuropese congres. [65]

Tot opiniestukken over een verenigd Europa geeft het congres geen aanleiding.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

In Het Laatste Nieuws vinden we in de periode rond het Congres geen enkele berichtgeving over het evenement zelf, en ook aan Europa gelieerde artikels zijn er niet te vinden.

 

c) Vooruit

 

De socialistische partijkrant Vooruit besteedt wel aandacht aan het congres: op de derde pagina van de krant van 4 oktober vinden we in een uithoek toch de informatie waar we naar zochten: «Zondag is een Pan-Europeesch Congres te Weenen geopend».

Op 6 oktober lezen we in de Laatste Berichten nog een notitie over het Pan-Europese congres: «Op het Pan-Europeesch Congres heeft een Frans afgevaardigde de weg naar een tolunie uitgestippeld.».

Op 9 oktober vinden we tussen al de verkiezingspropaganda toch ook nog een klein berichtje over het afsluiten van het congres, met de titel «De slotzitting van het Paneuropeesch congres». Op de laatste dag wordt besloten om aan de Volkenbond een uitnodiging te sturen om een handels- en douaneconferentie bijeen te roepen met de bedoeling de uit de hand lopende douanetarieven een halt toe te roepen.

 

d) La Libre Belgique

 

La Libre Belgique publiceert twee dagen voor het begin van de conferentie (of het naar aanleiding is van de conferentie laten we in het midden) een artikel over de uitholling van de akkoorden van Versailles. De auteur heeft begrip voor de economische belangen die deze evolutie in de hand werken, maar waarschuwt toch: hoe ver mogen de toegevingen gaan? Tot een toelating van de Anchluss, een teruggave van de voormalige kolonies?

«Mais quel profit les Alliés tireraient-ils de tout cela? La paix et la sécurité? Ce sont là les conditions indispensables pour le développement de chaque nation, répondent certains. Selon Eux, la France et la Belgique surtout ne seront à l’abri de toute surprise que lorsque leur politique sera associée avec celle de l’Allemagne; une alliance fondée sur le développement de ces accords économiques qui s’ébauchent entre la France et l’Allemagne, et qu’il faut étendre jusqu’à l’Angleterre, paraissent être de plus en plus le signe d’un avenir qui donnera au monde cette paix pour laquelle il a déjà fait tant de sacrifices et qu’il aura assez chèrement payée.»[66]

Het eerste artikel dat echt over de conferentie gaat verschijnt op 4 oktober, tussen de ‘Dernières Nouvelles’ op de voorlaatste pagina. Het doet verslag over de openingsredes van enkele prominente figuren op de conferentie, onder meer de oproep van oud-kanselier van Oostenrijk Seipel om het pessimisme te overwinnen, en de rede van Duits parlementsvoorzitter Loebe, die erop hamert dat het scepticisme niemand vooruit helpt. «Il a rappelé que MM. Briand et Stresemann ont fait récemment une chose qui, il y a quelques années seulement, ils auraient eux-mêmes considéré comme une utopie[67]

Op 5 oktober verschijnt op de eerste pagina een groot artikel onder de titel «Vers la fédération Européenne – Une initiative luxembourgeoise». Het artikel schenkt aandacht aan een initiatief van enkele Luxemburgse zakenlui, die via een Frans-Duitse toenadering hun economische belangen een duwtje in de rug wilden geven. Het artikel gaat in de eerste paragraaf dieper in op de positie van Luxemburg in Europa en legt uit waarom de belangen van Luxemburg samenvallen met die van België. In de 1ste paragraaf legt de Luxemburgse correspondent de nadruk op de noodzaak van een goede Frans-Duitse verstandhouding voor het behoud van de vrede en de veiligheid in Europa.

«Il est curieux d’observer combien, à l’heure présente, l’idée d’un rapprochement de la France et l’Allemagne gagne du terrain en France, et commence à rallier une partie notable de l’opinion publique qui c’était toujours montrée récalcitrante. (…)»[68]

Het artikel geeft voorts een overzicht van commentaren in diverse Europese dagbladen om te illustreren hoe de Europese landen neigen naar een grotere samenwerking. De auteur besluit veelzeggend:

«En effet, quand les systèmes industriels concurrents s’unissent pour des buts communs, il y a une base réelle pour des accords diplomatiques, et, de même, si toute l’Europe n’avait qu’un seul système économique, il y aurait là une base réelle pour une entente politique au sein de la Société des Nations.

Accords de Locarno; travaux du ‘Comité franco-allemand d’information et de documentation ‘; entrée de l’Allemagne au Conseil de la Société des Nations; accord réalisé à Thoiry sur les principes servant de base à l’entente franco-allemande; conclusion d’un cartel sidérurgique continental, voilà autant d’étapes heureuses sur la voie qui semble devoir conduire vers la pacification et la reconstruction de l’Europe et, finalement, vers la fédération européenne.

Acceptons en l’augure pour la paix et la sécurité de la Belgique et de l’Europe!»[69]

Op 7 oktober verschijnt dan nog een middelgroot artikel op pagina 3 over het einde van de conferentie, waarin kort wordt besproken waartoe zij heeft geleid.

Op 10 oktober vinden we nog een artikel op de voorpagina over de Europese stand van zaken. Het gaat concreet over verklaringen van Henry De Jouvenel, de Franse afgevaardigde in de Volkenbond, aan de krant. La Libre Belgique geeft echter geen aanvullend commentaar. De Jouvenel ziet de toekomst van Europa als volgt:

«En face d’une Amérique qui a ‘standardisé’ ses efforts, une Europe accumulant par-dessus ses frontières politiques des frontières de douane et de change est vouée au désastre, tôt ou tard. Nous nous ruinerons séparamment, ou nous nous sauverons ensemble.»[70]

 

e) La Gazette

 

            Op 7 oktober vinden we in La Gazette op de tweede pagina het eerste artikel over het pan-Europese congres in Wenen. Het is een ietwat vreemd artikel, omdat het lijkt voort te borduren op eerdere berichten in het blad, die er echter niet zijn. Het artikel geeft wel de integrale teksten weer die op het congres werden goedgekeurd en die later respectievelijk naar de Volkenbond en de diverse regeringen in Europa zou worden opgestuurd. Meer nog, ook het manifest van de pan-Europese beweging krijgen we te lezen:

«Nous nous sommes réunis pour effacer les frontières européennes, pour faire triompher l’arbitrage ainsi que l’union économique et instaurer l’égalité entre les Etats. Seul un tel programme peut sauver l’Europe de la destruction politique.»[71]

Op 8 oktober staat er op de eerste pagina een opinie-artikel getiteld ‘L’Esprit de Locarno’. Het gaat niet over het congres in Wenen, wel over de Duits-Franse relaties, gezien in het licht van de gebeurtenissen in Germersheim, waar een Frans officier door twee Duitsers werd aangevallen. Het artikel steekt de draak met de geest van Locarno, en tracht aan te tonen hoe die enkel de Duitsers bevoordeelt:

«(…) Car c’est à un massacre général des armées d’occupation que mènent en ligne directe l’esprit de Locarno et le ‘gueuleton’ de Thoiry.

Les Fritz qui semblaient calmés depuis l’échec de la résistance passive et depuis l’exécution de ce pauvre martyr Schlagetter – une belle fripouille sur la tombe duquel, telle reine de Scandinavie s’en fut dévotieusement déposer une palme – se sont secoués.

Locarno, l’admission à la S.D.N., le déjeuner de Thoiry, toutes ces excellentes choses leur ont donné un coup de fouet. Ils ont repris du poil de la bête. Ils se croient – à bon droit – tout permis, depuis que Briand a fait, à Genève, l’apologie de l’armée allemande(…).

(…) Il n’y a plus que Thoiry, Locarno, la S.D.N., et chaque fois qu’on assommera un soldat français, hors d’œuvre au grand chambardement, M. Briand versera un pleur en pensant à son cher ami Stresemann.

Ma reposons cette question:

Qu’eut fait Bismarck si, pendant l’occupation de la France, après 1870, un Français avait poignardé un soldat prussien?»[72]

 

f) Le Peuple

 

In Le Peuple krijgt de bijeenkomst van de Paneuropese stichting uitgebreid aandacht. Op 4 oktober vinden we op de voorpagina een kleine bijdrage over het evenement, met onder meer fragmenten uit de openingsrede van Oostenrijks oud-kanselier Seipel.

Ook de volgende dagen vinden we telkens een klein artikeltje over het verloop van de conferentie: op 6 oktober lezen we op pagina 2 een bijdrage over hoe de Paneuropese leden denken een eengemaakt economisch Europa te bereiken, op 7 oktober laat de krant zijn licht schijnen over het einde van de conferentie.

Het belangrijkste is echter een groot opinie-artikel op de voorpagina van de editie van 10 oktober, met als titel: «Aux Assises paneuropéennes de Vienne», ondertekend door Dr Vanderghinst. Het artikel geeft een veel gedetailleerder beeld van hetgeen zich tijdens de conferentie heeft afgespeeld. De figuur Coudenhove-Kalergi wordt door de auteur uitgebreid gesitueerd:

«A peine âgé trente ans, le comte Coudenhove-Kalergi quitta la campagne où il écrivait des œuvres de philosophie qui méritent de retenir l’attention. Convaincu que l’Europe courait à sa perte dans une crise nationaliste, il entrevit le salut dans l’union des Etats européens.»[73]

Vele redevoeringen van de afgevaardigden worden besproken, zoals die van de Griekse afgevaardigde Politis, de Franse senator Delaisi  en de Hongaarse minister Von Lucas. Extra aandacht krijgt de rede van de Duitse afgevaardigde Loebe, als die zich uitlaat over de noodzaak van een Frans-Duitse verstandhouding. Het artikel gaat duidelijk uit van een journalist die de pan-Europese zaak zeer genegen is.

Op 11 oktober verschijnt nog een artikel, dit keer op de tweede pagina met betrekking tot de conferentie in Wenen, opnieuw van dezelfde auteur, Dr Vanderghinst. Het gaat over de toespraak van de Franse afgevaardigde, die de VS en de Commonwealth als voorbeeld neemt: de tolbarrières moéten neergehaald worden in continentaal Europa om een vrije export te creëren van Danzig tot Gibraltar. De pan-Europese beweging moet in samenwerking met de Volkenbond het proces dat hiertoe zal leiden starten.

 

 

3. Derde periode: De Conferentie voor de beperking van de douanetarieven (10/1927) en de ontwapeningsbesprekingen te Genève (12/1927)

 

Waarschijnlijk is deze periode, van de acht geselecteerde tijdens de periode september 1925-oktober 1932, de meest arbitraire, in die zin dat de gebeurtenissen die aan de basis lagen van haar selectie, niet wereldschokkend waren. Het is dan ook de bedoeling om te weten te komen of de kranten tijdens een periode waarin de Europese eenmaking niet via nieuwsfeiten in de krant kwam, toch artikels publiceerden waarin een eenmaking ter sprake kwam, of anders gezegd, of de journalistieke wereld er, in een periode waarin het onderwerp de politici eerder koud liet, wakker van lag. We zoeken dus net als in de vorige periode, naar artikels over de beide internationale besprekingen, en naar redactionele artikels met betrekking tot Europese integratie.

 

a) De Standaard

 

De Standaard publiceert op 5 oktober een artikel over de economische toestand van Europa,met de veelzeggende titel: ‘Een economisch requiem over Europa’. De aanleiding van het artikel is de publicatie van enkele economische statistieken betreffende de leningen van de Verenigde Staten aan landen in de hele wereld waaruit werkelijk blijkt dat de Europese landen er het slechtst voor staan. Meer conclusies dan deze worden er niet gemaakt. [74]

Op 2 december doet de krant verslag van de voorbereidende commissie waar de Russische afgevaardigde het voorstel doet tot een volledige ontwapening. Op 5 december citeert de krant l’Echo de Paris om de pessimistische Franse houding te illustreren.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

In HLN lezen we in de betreffende periode enkele artikels over de vrijhandelsconferentie. Het zijn echter alle verslaggevende artikels, en meestal bijzonder kort. Op 13 oktober 1927 vernemen we op pagina 2 dat er een conferentie op til is over een eenmaking van de toltarieven tussen Frankrijk, België, Duitsland, Italië en Tsjechoslovakije. Er wordt niets gespecificeerd.[75]

Op zijn voorpagina van 18 oktober vat de krant de bijzonderheden van de conferentie samen, zoals de uitzonderingen die voorzien worden op de te bereiken vrijhandel, en doet hij verslag van de openingsrede van voorzitter Colijn. Deze laatste wijst vooral op het belang van de conferentie voor de 32 aanwezige Europese landen.[76]

Ook de daaropvolgende dag krijgen we verslag van de conferentie: de toespraak van de Belgische afgevaardigde is ditmaal het onderwerp. De heer Brunet geeft aan dat de Belgische regering voor de volle honderd percent achter de vrijhandel staat, zoals eerder ook al Vandervelde had verklaard in de economische commissie van de Volkenbond. De Belgische regering is bereid tot verschillende opofferingen, zolang die maar gedeeld worden door de andere landen. Volgens de Franse vertegenwoordiger is het het gemakkelijkst gewoon naar de situatie van voor 1914 terug te keren, waarbij het enkel toegelaten was beperkingen op te leggen naar aanleiding van nationale veiligheid of bescherming tegen ziekten.

Op 22 oktober krijgen we nog eens een update van de vorderingen op de conferentie. Meer artikels krijgen we echter niet te lezen.

Over de ontwapeningsbesprekingen vinden we geen enkel artikel. Naar aanleiding van het jaareinde vinden we wel enkele opiniestukken over de toekomst van Europa. Zo verschijnt er een uitgebreid artikel over de wenselijkheid van een Frans-Duitse samenwerking in verband met de staalproductie. In deze situatie zou de Belgische positie niet benijdenswaardig zijn, aldus de commentator:

 

«(…) De Belgische industrie moet waken dat zij niet het slachtoffer wordt van een al te innige Frans-Duitsche verhouding. Meer dan ooit komt het er dus op aan, onze bedrijvigheid een nationaal en zelfstandig karakter te verlenen. Dan leven we niet in de schaduw van de eene of de andere partij, maar kunnen wij op zeggenschap aanspraak maken, wat vooral van belang is met het oog op de groeiende beweging voor de vorming van een soort Verenigde Staten van Europa.(…) Meer dan welke naties ook hebben de lage landen aan zee belang bij een gezond en vreedzaam ruilverkeer.»[77]

Het artikel geeft impliciet opnieuw kritiek op het Frans-Belgisch militair akkoord, dat volgens de krant de zelfstandigheid van het land niet ten goede komt. In een opiniestuk van 29 december komt deze kritiek opnieuw voor:

«(…) In die politiek van Belgische onderdanigheid op buitenlandsch gebied, dient de oorzaak gezocht van onze mislukkingen op het ruime veld van het volkenrecht, dat wij nochtans op een zoo voordelige wijze ook ten eigen bate hadden kunnen ploegen. (…) Het moge inderdaad zijn dat men in sommige kringen, waar men het franskiljonisme met het gezond vaderlandsch inzicht verwart, aan België nog slechts een satellietenrol kan toebedelen! Nooit zullen de Vlamingen wat er ook gebeure, zich een dergelijke rol laten welgevallen, want ook op dat gebied komt er aan Vlaamsche zijde een steeds grondiger inzicht van onze werkelijke en duurzame belangen, die door geen enkele raddraaierij kunnen weggedoezeld worden. Behalve enige heethoofden hebben de Vlamingen inderdaad meer dan ooit leeren inzien welke Europese zending ons land te vervullen heeft en niets wat daarmee verband houdt, kan hen onverschillig laten.

Het is dan ook maar jammer, dat zo dikwijls in den vreemde de indruk wordt opgewekt als zouden de Vlamingen, in verband met buitenlandsche aangelegenheden, slechts de dienaars zijn van onverantwoordelijke aanleuningsplannen en bijgevolg een onmondig volk dat zich alles laat welgevallen.»[78]

Dat de Nederlandstalige pers sterk tegen het Frans-Belgisch militair akkoord was gekant, is niets nieuws, maar in beide artikels, vooral in het eerste, plaatst de auteur de Belgische positie tegenover Frankrijk en Duitsland in een Europese context, meer nog, hij verbindt ze met een eventuele toekomst in een Verenigd Europa, hoe ver verwijderd die ook nog mag liggen.

 

c) Vooruit

 

In Vooruit vinden we in de maand oktober geen enkel artikel over de conferentie over de beperking van de douanetarieven. Op 10 november vinden we enkel een artikeltje over de slotzitting van de in- en uitvoerconferentie, die voorts niets opleverde.

Over de ontwapeningsconferentie vinden we al evenmin veel artikels. Op 2 december geeft Vooruit wel een uitgebreide inleiding bij de conferentie, maar daar blijft het zowat bij.

Wel vinden we nog een interessant artikel van de hand van Julien Doms over de toekomst van Europa, op 23 december 1927. De situatie van Europa wordt er vergeleken met die van de Verenigde Staten, en vooral de tweede paragraaf, over Europa, is interessant:

«Europa is sinds den oorlog een tegenovergestelde weg opgegaan. In plaats van op te bouwen, heeft het afgebroken. Misschien zal de geschiedenis eens die laatste tien jaren boeken als de ‘donkere tijden van Europa’s economie’ gekenmerkt door een scherp protectionnisme der eng opgevatte nationale economie, door tarievenoorlogen, enz.

Geen enkel land in Europa heeft ‘Europeesch’ gedacht, noch gehandeld. Deze verkeerde opvatting der naoorlogse economische reorganisatie heeft natuurlijk de economische emancipatie van Noord-Amerika in de hand gewerkt.

 

Evenwel is de kentering niet uitgebleven. Meer en meer wordt Europa’s eenheid – politieke, economische, sociale en kultureele eenheid – als een ideaal voorgesteld. Geen enkel land waar niet een beweging in die richting begonnen is. (…)»[79]

Doms vraagt zich vervolgens af of er voor deze beweging mag gerekend worden op de steun van de kapitalisten. Zijn antwoord is duidelijk nee:

«(…) Op de kapitalisten ‘à l’Européenne’ voorzeker niet. Doch mag nog beweerd worden dat op onze dagen de kapitalisten alleen over de gang der economie beslissen? De massa, vooral de georganiseerde massa, is een macht geworden, en het hangt van de massa zelf alleen af, om die macht nog steviger te maken. En die stijgende macht van de arbeidende klasse is een belangrijke factor in de economie. Misschien is het niet uitgesloten, dat zij alleen kan verwezenlijken de ‘Europeesche ekonomie’, waar de oude opvatting van het kapitalisme onbeholpen staat. Hebben we niet onlangs gelezen dat het socialisme thans nog de eenige, zuiver Europeesche beweging is?»[80]

 

d) La Libre Belgique

 

La Libre Belgique doet geen uitgebreid verslag van de conferentie over de beperking van douanetarieven. In de krant van 31 oktober lezen we toch hoe het de conferentie vergaan is: het artikel is getiteld: «Un pas vers la suppression progressive des restrictions économiques; La conférence pour la suppression des prohibitions et restrictions vient, semble-t-il, de doubler un cap difficile.» De krant beschouwt de conferentie dus als geslaagd, zo blijkt ook uit het besluit van het verslag: “La convention marquerait un progrès décisif vers la liberté du commerce sinon la fin, un moment espéré, de toutes restrictions et prohibitions.”[81]   

 

e) La Gazette

 

Het artikel op 27 oktober 1927 lijkt gebaseerd op het artikel van 8 oktober 1926, waarin La gazette de draak steekt met de vredesinitiatieven van Briand. Het is getiteld ‘Non, l’Allemagne n’est pas coupable’. Ook nu is het onderwerp de toegevingen die gedaan worden aan de Duitsers, of ‘les Boches’ zoals ze in het artikel worden genoemd. De verantwoordelijken worden nu nog harder gekarikaturiseerd:

«La Rhénanie sera évacuée, le traité de Versailles déchiré, les Réparations annulées.

Si vos maisons ont été détruites, votre bien pillé, vous en payerez la valeur au Reich; si vos parents ont étés assassinés, vous les blâmerez pour ce grave péché; si vos enfants sont morts en défendant votre pays, vous en demanderez pardon aux Boches.»[82]

Op 1 december vernemen we van de krant dat de ontwapeningsconferentie begonnen is met een voorstel van de Russen om al de legers af te schaffen. Het voorstel wordt afgedaan als bijzonder hypocriet, en enkel bedoeld als propaganda. Voor het overige worden we door de krant goed op de hoogte gehouden over de vorderingen op de conferentie. Het scepticisme tegenover Locarno en de Volkenbond gaat echter onverminderd door: zo is het volgens de krant evident dat al de besprekingen (les parlottes) te Genève tot weinig of niets hebben geleid of zullen leiden. In de maand december verschijnt ook een reeks van een journalist die met de trein Europa doorkruist en verslag doet van zijn gesprekken (L’Europe Névralgique). Er wordt voortdurend de spot gedreven met de medepassagiers van de auteur die de geest van Locarno bewieroken en het Verdrag van Versailles hekelen.

 

f) Le Peuple

 

In het franstalige socialistische partijblad vinden we het enige artikel over de conferentie op 31 oktober tussen de berichten van ‘La Vie Internationale’ op pagina 3. Le Peuple heeft het over een weinig succesvolle conferentie, vermits Engeland en Duitsland toch wetten blijven stemmen die de import beperken, ondanks de goede voornemens en de formele verklaringen. Het is de bedoeling dat deze uitzonderingen tegen een bepaalde datum worden gesanctioneerd door de andere staten, maar deze datum lijkt nog veraf. Het enige relatieve succes dat werd geboekt is dat iedereen het erover eens wordt dat vrijhandel moet bereikt worden.

Over de ontwapeningsconferentie worden we uitvoerig bericht: op 29/11 krijgen we een zeer uitgebreide uitleg over de aanstaande conferentie. Zo schrijft Le Peuple dat scepticisme over mogelijk succes geen verbazing hoeft te wekken, gezien de houding van enkele van de deelnemende landen. Ook schrijft de krant dat de conferentie van vitaal belang is voor het voortbestaan van de Volkenbond, met name als er sancties tegen overtredende landen moeten genomen worden.[83] Vanaf de eerste dag tot de slotzitting op 4 december, waar tot een nieuwe reünie wordt besloten, krijgen we in de rubriek ‘La Vie Internationale’ steeds een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen te Genève. Speciale eindejaarsartikels zijn er niet.

 

 

4. Vierde periode: het Kellogg-Briand pact (08/1928)

 

Het Kellogg-Briand pact was geen zuiver Europese aangelegenheid, en de artikels erover zijn dus op zich niet zo interessant voor de thesis. Toch had het pact belangrijke repercussies voor het Europese politieke leven. Er was, na een korte periode van duidelijke crisis, toch weer een lichtpuntje, dat de hoop van velen op een langdurige vrede deed opleven. Hoe staan de kranten tegenover dit optimisme? Geloven ze dat dit pact Europa dichter bij de vrede brengt, of zijn ze eerder sceptisch?

 

a) De Standaard

 

De Standaard schrijft op 2 augustus een inleidend artikel over het Kellogg-verdrag. De krant stelt zich ernstige vragen bij de doeltreffendheid van dat pact, en is onzeker of de Amerikaanse Senaat niet zal dwarsliggen. De krant is ook duidelijk bezorgd over het pessimisme dat heerst in Europese rangen. Er zijn evenveel, of zelfs nog meer brandhaarden dan in 1914: Bulgarije lonkt naar Istanbul, Servië eist een weg naar deMiddellandse Zee via Saloniki, Italië wil Dalmatië en tussen Litouwen en Polen zit het er ook bovenarms op. Bovendien worden de plannen van Duitsland en Oostenrijk om tot eenMitteleuropa te komen steeds concreter, en wordt de Franse afwijzing daarvan alsmaar agressiever.  Een nieuwe oorlog lijkt nakend.

«Bestaat er nog een mogelijkheid om dit gevaar af te wenden? Persoonlijk vrees ik, dat die mogelijkheid niet meer bestaat en dat wij in snelle vaart gaan naar een wereld-catastrofe. De eenige, die in staat is om het gevaar te keeren, is de Volkenbond, maar het is juist de Volkenbond, die mij pessimistisch doet zijn. Als men de beslommeringen van het instituut van Genève van nabij heeft leren kennen, dan moet men tot de overtuiging komen, dat hier op al het kleine gelet zordt maar dat men het groote niet zien wil. Soms hoort men het groote voor een oogenblik in ernstige woorden van Chamberlain, maar het is slechts een moment. Een volkomen begrijpen van elkander kan alleen een ramp voorkomen, en het is alsof er niets anders is dan een voortdurend misverstaan van elkander.

Het is alles door een heel zwarten bril gezien. Maar streeft het de werkelijkheid voorbij?»[84]

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Het Laatste Nieuws beschouwt de Europese situatie ondanks de nakende ondertekening van het pact als zeer problematisch. In een artikel van 22/08 schrijft de commentator dat de Europese toestand steeds afhing van de relatie tussen de drie grootmachten Engeland, Frankrijk en Duitsland, en dat dat nog steeds zo is. Welnu, Frankrijk en Duitsland haten elkaar nog steeds, en Engeland kan, nu zijn macht tanende is, geen aanspraak meer maken op de rol van vredesduif. De auteur (het artikel is ondertekend met ‘Rover’) hoopt dat dit van voorbijgaande aard zal zijn, en dat de ondertekening van het pact tegen de oorlog de grootmachten weer dichter bij elkaar zal brengen.[85]

Ook na de ondertekening van het pact blijft de krant argwanend: de Engels-Franse samenwerking lijkt eerder gebaseerd op de toenemende vrees voor een oorlogszuchtige Mussolini, dan op nobele doeleinden voor Europa.

 

c) Vooruit

 

In Vooruit vinden we een interessant opinie-artikel na de ondertekening van het Pact. Commentator van de buitenlandse berichten Jozef De Graeve stelt zich ernstige vragen bij het pact, maar is over het algemeen toch optimistisch over het resultaat dat werd bereikt. In de laatste paragraaf vat hij de belangrijkste lessen die moeten getrokken worden samen:

 

«Langs de andere kant zien wij, zoals blijkt uit het eerste deel van dit overzicht, hoe de volken op alle wijzen hun verzuchtingen naar een bestendige vrede uiten. Al die uitingen dienen saam geordend worden tot een machtig, onweerstaanbaar georganiseerd verzet niet alleen tegen de oorlog, maar tegen het militarisme, voor geleidelijke ontwapening en voor economische samenwerking der naties. In Europa zou het tot een beweging voor een federatie van de verenigde staten van Europa moeten komen.

De socialistische internationale samen met het Internationaal vakverbond zou de leiding daarvan moeten nemen met klare leuzen en voorstellen, vooral voor de drie hoofdkwesties: verzekering der veiligheid tegen oorlog,geleidelijke ontwapening, federeering van alle landen van Europa – leuzen en voorstellen waarvoor in een machtige campagne de gansche volken zouden moeten en kunnen meegesleept worden!»[86]

Het belangrijkste artikel in deze periode verschijnt op 12 september en is getiteld ‘Naar de Vereenigde Staten van Europa – Imperialisme der toekomst’. Het is een lang artikel dat kan opgesplitst worden in twee grote delen. Eerst legt de auteur (het artikel is ondertekend met X.) uit hoe de wereld er voor de oorlog uitzag en hoe de oorlog hem heeft veranderd. Hij doet dat vooral door sommige landen het etiket grootmacht te geven. Zo constateert hij dat van de 8 grootmachten van vóór 1914 er nog maar 4 zijn overgebleven, waarvan er twee duidelijk de andere overschaduwen, nl. Groot-Brittanië en de VS. Deze zijn verschillend op vele vlakken, maar het voornaamste verschil ziet de auteur in de grootte van hun territorium. De oppervlakte van Groot-Brittannië met al haar overzeese eigendommen is vele malen groter dan de oppervlakte van de VS, maar het grondgebied van de VS is compacter, heeft niet af te rekenen met binnenlandse grenzen, en dat is een enorme troef. De enige andere landen die een dergelijke troefkaart in handen hebben, zijn Rusland en China, die volgens de auteur in een niet zo verre toekomst die troeven ook zullen uitspelen. En dat neemt de auteur als aanloop naar het tweede deel:

 

«De gevaren die daaraan verbonden zijn, kunnen als een der meest beteekenisvolle argumenten ten gunste van de vorming van de Vereenigde Staten van Europa beschouwd worden.

Europa is oud. De koortsachtige haast waarmede ons continent alle nationale bronnen van rijkdom heeft uitgebaat en verteerd, maken het minderwaardig tegenover uitgestrekte landen die nog schier onaangetaste reserves bezitten. De toekomst zal Europa verplichten van blok te vormen, van den brui te geven aan kleinzielig en petieterig nationalisme. De herhaling van een catastrophe als die van ’14-’18 zou ons afgeleefd niet meer te boven komen.

Enkele weken geleden sprak Jules Destrée op een banket te Dinant, (…), en eindigde met deze woorden:  ‘Samensluiting of verdwijning! Ziedaar de keus die ons in deze woelig tijden gesteld wordt. Het Europeesch leven dat wij gekend hebben, de kunst die wij bewonderd hebben, de literatuur en de wetenschap die onze zeden en gewoonten gemaakt hebben, kortom onze gansche beschaving lopen gevaar. Wij kunnen slects gered worden door ons de verstaan en ons te vereenigen! Jonge confraters! Ik drink op de Vereenigde Staten van Europa!’» [87]

 

d) La Libre Belgique

 

In de Franstalige krant La Libre Belgique vinden we niets terug dat het Kellogg-Briandpact verbindt met een eengemaakt Europa. Wel vindt de krant dat het pact niet bijster veel om het lijf heeft, en dat niet verwacht moet worden dat de Verenigde Staten vanaf nu een actievere rol zullen spelen in de internationale diplomatie, laat staan een toetreding tot de Volkenbond overwegen.

 

e) La Gazette

 

La Gazette staat zeer sceptisch tegenover het pact: het lijkt haar compleet nutteloos, meer nog:

«(…) A quoi tend le pacte Kellogg? A mettre la guerre ‘hors la loi’.

C’est idiot, car on ne met pas plus la guerre que la gale hors la loi; et la guerre est la maladie séculaire des peuples, séculaire et incurable.»[88]

«A quoi cela peut-il servir alors? Mais à rien du tout, sinon à la la propagande électorale de Pierre ou de Paul et à provoquer l’évacuation anticipée de la Rhénanie et la révision du Plan Dawes.»[89]

En zo gaat de krant nog wel een paar weken door. Het Kellogg-pact (in de krant ook le pacte Quell’loque genoemd) is een instrument van de Amerikanen, en het enige doel ervan, is de Volkenbond, die de Amerikanen nooit een warm hart hebben toegedragen, de genadeslag toe te dienen. Een verband met de plannen van Briand (met wie voortdurend de spot wordt gedreven) voor een Europese eenmaking worden niet gelegd.

 

f) Le Peuple

 

Le Peuple wijdt niet zoveel aandacht aan het pact in het algemeen, maar wijst wel op veranderende verhoudingen in het Europese huishouden. Zo merkt de krant op dat de relaties tussen Groot-Brittannië en Duitsland er duidelijk op achteruitgegaan zijn sinds de Duitse economie weer enigzins op koers vaart. De socialistische krant ziet hier een heropleving van de vooroorlogse kaders in, die tot de oorlog hebben geleid. Tegelijk bewerkstelligt de aanzwellende oorlogsretoriek van Mussolini een toenadering tussen de Fransen en de Britten.

 

 

5. Vijfde periode: De Conferentie van Den Haag over het Young-Plan en de rede van Briand op de  Xde vergadering van de Volkenbond (8/1929-9/1929)

 

De conferentie van Den Haag bracht grote spanningen teweeg in de al zo fragiele Europese diplomatieke betrekkingen. Het blijven hameren van de Engelsen op hun harde standpunt irriteerde de andere Europese mogendheden mateloos, en de krantencommentaren illustreren deze ergernis ook sterk. Deze spanningen werden in de Volkenbond in een klap teniet gedaan door het pleidooi van Aristide Briand in de Volkenbond voor de stichting van een Europese federatie, waarmee de eerste officiële stappen werden gezet in de richting van een Europese eenmaking. De redevoering slaat in als een bom, en de meeste kranten besteden er dan ook veel aandacht aan. Ook de rede van de Belgische minister van buitenlands zaken, voor een economische wapenstilstand, in afwachting van een economische ontwapening en een militaire ontwapening, baart opzien.

 

a) De Standaard

 

De conferentie wordt ingeleid en verslagen, telkens met grote artikels op de voorpagina. Voor de conferentie komen we te weten wie wat zal nastreven, welke de omstandigheden zijn waarin de verscheidene delegatieleiders naar Den Haag komen, en wat verwacht wordt in verband met de resultaten.

Op 8 augustus staat op de voorpagina een artikel van graaf Coudenhove-Kalergi. Het artikel is onderverdeeld in drie paragrafen: één over de gevaren voor Europa als er geen duurzame vrede kan worden bereikt, een tweede over welke stappen reeds gezet zijn in de richting van de Europese Unie, en een derde over hoe Pan-Europa samen met de Angelsaksen aan de overzijde van het Kanaal, en aan de overzijde van de Atlantische Oceaan een sterk bondgenootschap kan vormen dat de wereld voor de oorlog moet behoeden. Coudenhove-Kalergi ziet het Verenigd Koninkrijk duidelijk buiten het kader van zijn Paneuropa: het is te groot, te ingewikkeld ook. [90]

Ook op 10 augustus staat een artikel van de graaf op de voorpagina. Hij stelt dat de Pan-europese vrede zal moeten bereikt worden door macht. De langste periode in de geschiedenis van Europa zonder oorlog was immers het Romeinse keizerrijk. Pan-Europa zal dus samen met de Verenigde Staten, het Britse Rijk en Japan de wereldmacht moeten veroveren om de vrede te bewaren tussen de landen.

«Maar opdat dit vredessysteem mogelijk zij moeten wij niet een Pan-Europa hebben, dat de dwaze vooroordelen der natien opraapt en tot de zijne maakt, maar een Pan-Europa, dat zich in volle gemeenschap met de rest van het meschdom gevoelt, en verantwoordelijk voor den ‘Nieuwen Tijd’, dien het inluidt.»[91]

Op 11 augustus vernemen we de eerste moeilijkheden van de conferentie. De krant stelt vast dat Engeland en Frankrijk lijnrecht tegenover elkaar staan en dat een crisis niet is uitgesloten.[92] De volgende dagen blijft de krant de ontwikkelingen op de voet volgen.

Op 20 augustus beschrijft de krant in een ‘Brief uit Frankrijk’ hoe de conferentie beleefd wordt in Parijs. In Frankrijk is men vooral bezorgd over de ontruiming van het Rijnland, zo schrijft de auteur, en het nieuws dat die zelfs zou doorgaan indien er geen akkoord wordt gevonden doet de schrik om het hart slaan.

« Hoe verlangend Frankrijk ook uitziet een eind te maken aan de naweeen van den wereldoorlog, het stelt zich steeds voor oogen de noodzakelijke voorwaarden om in de toekomst den wereldvrede te verzekeren.  Geen Plan-Young, geen ontruiming van het Rijngebied en allerminst opheffing van de controle-commissie.

Zal Briand deze stelregel volgen? Zijn persoonlijk hooggestemde vredesverlangens, zijn streven de verzoening onder de volkeren te bewerken, zijn wensch eens de Vereenigde Staten van Europa tot stand te zien komen, mogen niet overheerschen waar het geldt de eer en de levensbelangen van Frankrijk. Maar zoo iemand is hij, in staat den weg te vinden die de Haagsche Conferentie tot een goed einde zal voeren. »[93]

Ondanks het feit dat er elke dag een uitgebreid relaas wordt gedaan van de conferentie, is het toch moeilijk te achterhalen wat De Standaard zelf vindt over de houding van Snowden, en hoe de Belgische en Franse delegaties zich tegenover de harde eisen van Engeland moeten gedragen. Na de goede afloop lezen we toch de opinie van de krant over het bereikte akkoord. Snowden krijgt een stevige veeg uit de pan: volgens de krant was zijn stugge houding vooral gericht op het winnen van prestige. De eisen waarvoor hij zo hard heeft geijverd en die hij uiteindelijk ook heeft bereikt, betekenen volgens de krant niet zo bijster veel. Het zijn dan ook de andere schuldeisers, waaronder ook België, die de overwinnaars zijn.

« Wat de vier andere schuldeischers betreft – dezen dachten, dat een offer van eenige miljoenen weinig beteekende in vergelijking met den gunstigen invloed, welken het Young-plan op de algemeene pacificatie zou kunnen uitoefenen. ’t Wil me voorkomen, dat ZIJ de echte overwinnaars zijn. Zij dwongen Snowden 25 t.h. van zijn eischen te laten vallen; zij redden zoo het Young-plan, en hun waardigheid en hun prestige bleven ongerept. Maar Snowden heeft zijn land weer geisoleerd, en het voor langen tijd van nuttige sympathieen beroofd. »[94]

Het is bovendien aan Jaspar, de Belgische conferentieleider, te danken dat er nog een oplossing werd bereikt. België mag dus tevreden zijn.

Van de redevoering van Briand wordt in de krant nauwelijks melding gemaakt, de rede van Hymans wordt wel uitvoerig besproken. Pas op 10 september maakt de krant een eerste melding van Briands voorstel, wanneer Stresemann erop reageert.  Verdere duiding is er niet.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

In het Laatste Nieuws krijgen we vanaf de eerste dag te maken met artikels over de Europese Unie. HLN doet op 1 augustus verslag van de oproep van graaf Coudenhove-Kalergi aan de Europese kranten. Hij wijst op alle voordelen die een Europese federatie zou bieden en weert alle kritieken af.

«Vervolgens wijst Coudenhove-Kalergi op de politieke en economische voordeelen die aan de Paneuropese werking verbonden zijn. Zij waarborgt niet alleen den vrede maar neemt immers ook de nadeelen weg van de thans bestaande tolbareelen. Weliswaar wordt door de tegenstanders opgeworpen, dat de Paneuropese beweging een aanslag beteekent op de nationale kultuuruitingen doch deze beschuldiging gaat niet op daar alle staten op voet van gelijkheid zouden behandeld worden.»[95]

Vanaf 6 augustus staan alle opiniërende artikels in het teken van de conferentie van Den Haag (later de 1ste Haagse conferentie genoemd). De commentator wijst op de gevaren die de conferentie in zich houdt. Enerzijds vindt de auteur dat een al te innige Frans-Duitse verstandhouding veel gevaren inhoudt voor de omringende landen, maar anderzijds is het voor de vrede belangrijk dat de twee grootmachten goed overeenkomen. Het Laatste Nieuws plaatst vanaf deze periode Italië buiten elk Verenigd Europa-discours, door zijn aanslepende vete met Frankrijk over Nice en Corsica en de oorlogsretoriek van Mussolini.

Op 17 augustus dan verschijnt een artikel getiteld ‘Het arme Europa – Een nieuwe kolonie’. Het schetst hoe erg de Europese landen in de schuld staan bij de Verenigde Staten.

«Er wordt gesproken over de Vereenigde Staten van Europa. Dat plan wordt zelfs meer en meer als een redmiddel voorgehouden en werkelijk, indien men al de Europeesche tolmuren kon neerhalen dan ware er een groote stap gedaan in de goede richting. De vraag is echter of die stap niet te laat gebeuren zal, opdat de verwachte uitslag kan bereikt worden. Want indien er nog een grootere tegenstelling met Amerika moest uit ontstaan, dan ware het ergste te vreezen voor gansch de wereldekonomie.»[96]

Toch waarschuwt de auteur, Hoste jr., ervoor dat een vereniging van staten in Europa (nog) niet tegen de VS mag gericht zijn, wegens het feit dat Europa nu nog veel te afhankelijk is van het Amerikaanse geld.

Op 6 september dan krijgen we bericht van Genève, waar de Statenbond vergadert, over de denkbeelden van Aristide Briand met betrekking tot de Verenigde Staten van Europa, we krijgen zijn redevoering letterlijk te lezen.

In de editie van 12 september verandert de krant zijn standpunt over de Frans-Duitse verhoudingen: de auteur van het opiniestuk op de voorpagina vindt dat het bekrompen is om een Frans-Duitse toenadering te willen belemmeren. De Verenigde Staten van Europa kunnen immers nooit tot stand komen als de twee grootmachten elkaar in de haren blijven vliegen. Toch mag die toenadering op geen enkele manier nadelig zijn voor de Belgen, er moet dus goed op toegezien worden dat er niets over de hoofden van de Belgen bekonkeld wordt.

«In een evenwichtig Europa kunnen de Lage Landen aan zee hun zelfstandigheid bewaren, terwijl zij de moreele zowel als de ekonomische voordeelen genieten, die uit hun gunstige aardrijkskundige ligging voortspruiten»[97]

De auteur zegt bovendien dat er voor het realiseren van de Unie niet op de Engelsen moet gerekend worden, aangezien die de handen vol hebben met de Dominions. Over de relatie met Nederland zegt hij dat er door de kleinzieligheid van beide regeringen al vele miljoenen zijn verloren gegaan, en van de verdeeldheid wordt handig gebruik gemaakt door zowel de Fransen als de Duitsers. Op het einde gaat Hoste in op de rol die de Vlamingen in dit proces moeten spelen.

«Voor de Vlamingen kan er geen twijfel bestaan, dat in die richting de waarachtig Europeesche rol ligt, die zij te vervullen hebben; Nederland en België volkomen onafhankelijk; beide landen door hun verstandhouding in staat om weerstand te bieden aan elken onrechtmatigen Fransch-Duitschen druk; beide landen evenzeer verkleefd aan de zegepraal van de Statenbond-politiek, onderling vertrouwen.»[98]

 

c) Vooruit

 

Ook in het Gentse socialistische partijblad vinden we vanaf begin augustus verschillende artikels over de toekomst van Europa. Op 6 augustus staat de krant stil bij de aanstaande conferentie. Volgens Vooruit moet de conferentie een oplossing bieden voor de volgende kwesties: de ontruiming van het Rijnland, waar de Duitsers zo op hameren, en de schadevergoedingskwestie, waarvoor via het Young-plan nu eindelijk een definitieve regeling lijkt te bestaan.  De conferentie is des te belangrijker omdat ze zal gevolgd worden door de zitting van de Volkenbond, die door het verloop van de conferentie ongetwijfeld beïnvloed zal worden. Die zitting moet dan het pad bereiden voor de geleidelijke ontwapening – waarvoor de VS en Engeland reeds het goede voorbeeld gaven – en voor de samenwerking tussen de Europese landen met betrekking tot het wegwerken van de toltarieven.

Op 14 augustus verschijnt een artikel met als titel ‘EUROPEESCHE EENHEID’ op de voorpagina, van de hand van Julien Doms. Hij is zeer realistisch over hoe de Europese Unie tot stand moet komen, en hoeveel tijd dat in beslag zal nemen: «Wij staan nu bij ‘t begin van de periode der verwezenlijking, of beter, wij staan midden in een overgangsperiode, waaruit de theorie niet geheel verbannen is, en waar van eigenlijke realisatie nog geen spraak kan zijn.»[99] Hij denkt dat het wel veilig is om te stellen dat iedereen nu het nut, of zelfs de nood, heeft ingezien om tot een Europese eenheid te streven. Het kan ook niet anders: de vele problemen waarvoor de Europese landen staan, en dan vooral de economische, kunnen enkel in Europese context worden opgelost. «Blijft nu af te wachten welke formuul zal gevonden worden, doch dat is nog voor ’t ogenblik bijzaak; hoofdzaak is, dat het idee ‘Europeesche eenheid in de economie’ als principe algemeen aangenomen wordt. Daar wordt op aangestuurd; de idee vindt ingang; men is den goeden weg op.»[100]

Het blijft alleszins een moeilijke kwestie: « (…) moet de eenheid van Europa dienen om de nog hangende kwesties van politieken of economisch-politieken aard op te lossen, of moeten eerst beide kwesties opgelost worden om de eenheid van Europa te verwezenlijken?»

Doms stelt niet alleen de vraag, maar probeert ook een antwoord te geven:

«Bekijken we de zaak praktisch. Eenieder weet, dat nog talrijke probleemen, uit den oorlog voortspruitende, op onvolkomen wijze opgelost werden, en indien nu al dat werk eerst dient nagezien, uitgepluisd en omgewerkt te worden, dan heeft Europa tijd om te vergaan.

Hoevele conferenties zouden daartoe nog noodig zijn? Kijkt maar even naar Den Haag! Daar is het kruim der Westeuropese staatslieden vergaderd om de toepassingen van aangegane verbintenissen uit te werken en vast te leggen.»[101]

Doms geeft wel toe dat enkele problemen te delicaat zijn en dus onmiddellijk moeten opgelost worden, zoals de ontruiming van het Rijnland. Als die kwestie van de baan is, zal de Europese vrede al een beslissende stap dichterbij gekomen zijn.

De conclusie van het artikel betreft de Volkenbond.

  «Een ander punt is dit, te weten, welke rol de Volkenbond bij de realisatie van de ‘Europeesche Eenheid’ te vervullen heeft. (…)

Onbetwistbaar heeft de Volkenbond de weg vergemakkelijkt. Doch veel valt hier op te merken; en alhoewel vurig partijganger van den Bond, kunnen we het toch niet onder stoelen of banken steken, dat de Volkenbond soms een… desillusie was!»[102]

 

Op 31 augustus lezen we wat Vooruit denkt over de conferentie van Den Haag. Dat de socialist Snowden zijn slag zou thuishalen voor Engeland was voor Vooruit geen verrassing, en de krant is dan ook opgetogen over het bereikte resultaat. Vooral de laatste paragraaf is interessant.

«Dat er te Den Haag een goede oplossing op ‘t laatste oogenblik gevonden werd, laat ons veronderstellen dat in de besprekingen de afgevaardigden der verschillende landen elkander hebben overtuigd van de noodzakelijkheid van internationale overeenkomst om wederzijdschen ondergang te voorkomen.

Zelfs deed een deer afgevaardigden terecht opmerken dat bvb. de ‘algemeene pot’ voor de bezettingskosten de eerste tastbare blijk is van de toekomstige Vereenigde Staten van Europa, al is het voor een onvruchtbaar en verkeerd doel.

En dat sterkt ons vertrouwen in de toekomst.»[103]

Vervolgens schrijft Julien Doms op 5 september opnieuw een artikel over de VSE. Het is getiteld ‘Geen illusies’ en gaat over wat men nu echt moet verstaan onder de benoeming ‘Vereenigde Staten van Europa’. Hij vindt het gevaarlijk om de eenmaking van Europa te vergelijken met het proces dat tot de onafhankelijkheid van de VSA heeft geleid. En wel om 4 redenen: de Verenigde Staten beslaan niet geheel Noord-Amerika, enkel het middelste deel, een echt pan-Amerikaans initiatief heeft nooit bestaan: in de VSA wordt één taal gesproken, in Europa tientallen; de verschillende Amerikaanse staten hebben nauwelijks een geschiedenis of een traditie; en deze twee kenmerken, samen met de geografische kenmerken van het land, zorgen ervoor dat Amerika niet alleen een economisch gesloten geheel vormt, maar ook een politieke eenheid vormen.

«Men begrijpt al dadelijk dat diegenen, welke de VSE willen inrichten naar het voorbeeld van de VSA, op hersenschimmen jagen.

In Europa heeft de benaming ‘Vereenigde Staten’ een beperkte beteekenis.

Er kan hier alleen sprake zijn, buiten de politieke samenhorigheid onder de kontrool van de Volkenbond, van eene economische samenwerking binnen een wel afgeteekend kader, en in allereerste lijn, op gebied van TOL-OVEREENKOMSTEN. Een groot doel zou reeds bereikt zijn, indien de verschillende Europeesche Staten er wilden toe overgaan hunne tolrechten, zoo niet in blok af te schaffen, dan toch geleidelijk te verminderen.

Zooals men ziet, de voorstanders der Europeesche beweging vragen niet veel om te beginnen, ‘t is waar, de eerste stap is de moeilijkste.»[104]

Op 6 september lezen we op de voorpagina een samenvatting van de redes van de excellenties Briand en Hymans. Enkele dagen nadien lezen we ook de rede van Stresemann betreffende de Europese Unie.

Op 11 september lezen we alweer een artikel van Julien Doms op de voorpagina over de toekomst van Europa. Het gaat nu in concreto over het voorstel van Briand.

«(…) Wat hield Briand’s voorstel in?

Niet veel.

Het kwam hierop neer: Briand verklaart zich voorstander der economische ontwapening. Die kan niet verkregen worden door zuivere technische middelen, maar eerder door een soort politieke actie. Langs dezen weg zal Europa kunnen overgaan tot een federalistische organisatie. Tusschen de Europeesche Volken moet er solidariteit bestaan, en tot de verwezenlijking ervan wil de heer Briand ijverig meewerken.

Dat is al.»[105]

De krant vindt dat er nogal druk wordt gedaan over de woorden van Briand, die eigenlijk al in de hoofden van alle staatshoofden in Europa zouden moeten gerijpt zijn. Er mag nu overgegaan worden tot daden. Er is in het algemeen nog te weinig vooruitgang geboekt vindt Doms.

«Het eenige wat nu bereikt is, is dit: het vraagstuk is OFFICIEEL gesteld geworden, en daarop moeten nu officieele antwoorden der betrokken regeeringen volgen. Aan de openbare opinie zich uit te drukken. Aan de pers het denkbeeld uit te diepen, zooals de Heer Briand het zelf aan de journalisten vroeg.»[106]

In het besluit schaart Doms zich helemaal achter Briand, wanneer die zegt dat als men deze kwestie overlaat aan experts en technici, er weinig zou bereikt worden aangezien iedereen dan toch zijn eigen private belangen zou komen verdedigen. Hij waarschuwt wel dat men ook niet in de andere val mag trappen, nl. het probleem enkel en alleen overlaten aan de politici. In de laatste paragraaf doet Doms een directe oproep aan de excellenties te Genève.

«(...)Wij zeggen, en wij willen het zoo scherp moogelijk zeggen: alleen dan kan een oplossing verkregen worden, wanneer de economische vraagstukken zullen geplaatst worden op, en behandeld worden vanuit een COLLECTIEF STANDPUNT, met andere woorden, in de economie de BEHOEFTEN de plaats zullen ingenomen hebben van de WINST.

Doch dat is socialisme. En of de Hooge Heeren te Genève het in dezen zin zullen uitwerken, is eene andere vraag. Daar zouden de georganiseerde arbeiders voor kunnen zorgen.»[107]

En de overvloed aan artikels houdt niet op: in het ‘Buitenlandsch Overzicht’ op de eerste pagina doet De Graeve verslag van de rede van de Engelse afgevaardigde Graham (‘Graham, der arbeidsregeering’). Die stelde voor om, in afwachting van een akkoord over de afschaffing van de tolmuren, akkoord te gaan over het bevriezen van de bestaande toltarieven. 

Op 28 september vervolgens, opnieuw onder de rubriek ‘Buitenlandsch Overzicht’, schrijft De Graeve een harde kritiek op de rede van Briand.

«Men herinnert zich, dat met veel tralala eene sensatie van Briand was aangekondigd. Hij ging nl. te Genève met een plan afkomen voor de vorming der VSE.

Ieders verwachting is daarop gespannen geweest. Wij zelven hebben er ons op verheugd en zagen vol verlangen naar die gewichtige gebeurtenis uit.

Te Genève is Briand echter met niets anders dan met groote woorden en met een louter…idee in plaats van met een plan afgekomen. En hij heeft aan elkeen gevraagd eens goed zijn … idee te overknabbelen.»[108]

Er is volgens De Graeve een duidelijke uitleg mogelijk over deze gang van zaken. Hij denkt dat Briand, eerste minister van een conservatieve regering, het initiatief uit handen wou nemen van de socialistische eerste minister MacDonald, die de laatste maanden bezig was een consensus te bewerkstelligen over de ontwapening en de vrede. Het initiatief draagt de facto weinig of niets bij tot het reeds bestaande denkparcours over de Europese eenmaking, en is dus gewoon bedoeld om Frankrijk en de ‘reactionnairen’ in de regering aan het roer van Europa te houden. Hij prijst zich nog gelukkig dat de Engelse afgevaardigden er in zijn geslaagd om de tijdelijke schorsing van de toltarieven te bekomen, de enige progressie die de Volkenbond, en de Europese vrede, eigenlijk gemaakt hebben in deze zitting.

 

c) La Libre Belgique

 

In La Libre Belgique vinden we het eerste artikel op 2 augustus, en het behandelt de douanetarieven in Europa en daarbuiten. De rubriek van de krant waarin het artikel is te lezen, is ‘Revue de la presse’, en het gaat dan ook om een bespreking van een artikel in een tijdschrift, ‘Revue Belge’. We lezen dat de hoogste douanetarieven momenteel in de Verenigde Staten worden gehanteerd en krijgen vervolgens ook de opdeling te zien in diverse klassen van de Europese landen, naargelang van de hoogte van hun tolmuren. De auteur schrijft dat er maar één reden is waarom de VSA dergelijke tarieven kan hanteren, en dat is omdat er een overweldigende binnenlandse markt is. De oplossing voor het probleem in Europa mag dus duidelijk zijn.

Op de voorpagina van de editie van 5 augustus staat een artikel over de verklaringen van een Deense en een Duitse afgevaardigde over de Verenigde Staten van Europa. De Duitse afgevaardigde stelt dat eerst de problemen van Europa op korte termijn, zoals de herstellingsbetalingen, de ontwapening en de minderhedenkwestie, moeten opgelost worden. Bovendien is het nodig dat het beginpunt van elke bespreking met betrekking tot Europese eenmaking, of die nu politiek of economisch is, de reële gelijkheid van alle naties in Europa moet zijn. Zelfs als deze voorwaarden vervuld zijn, zullen de onderhandelingen aartsmoeilijk zijn, vermits solidariteit met de andere landen en de wil tot vrede niet de gehechtheid van elke afgevaardigde aan zijn land kan doen afnemen.

De Deen heeft het moeilijk met het begrip ‘VSE’.

«La formule ‘Etats Unis d’Europe’, dit-il, fait penser à un système d’Etats fédérés avec un gouvernement et une diète communs. Il est certain qu’une telle organisation rencontrerait de grosses difficultés en raison de différences de structure sociale et politique des peuples européens.»[109]

Het probleem is ook wie er toe zal behoren en wie niet. Rusland? VK? De oplossing hiervoor is eerst een economische eenmaking tot stand brengen vooraleer ooit te denken aan politieke integratie.

Het eerste echte opiniestuk staat op de voorpagina te lezen op 8 augustus, onder de titel ‘Vers une union des peuples d’Europe?’ In vijf paragrafen legt de auteur, Paul Struyve, uit wat het voorstel van Briand zal behelzen. De auteur is helemaal niet pessimistisch over hetgeen reeds is bereikt in het afgelopen decennium. Het pact tegen de oorlog, het Verdrag van Locarno, De Volkenbond, het internationaal Hof in Den Haag, de internationale bescherming van etnische minderheden, het zijn alle verworvenheden die de politici in het algemeen twintig jaar geleden voor utopisch hielden. Vervolgens staat de auteur stil bij het tot stand komen van de Europese idee, met natuurlijk in een hoofdrol Coudenhove-Kalergi. De belangrijkste factor is echter de versnippering van Europa, die na de oorlog nog is verergerd, en de manier waarop die versnippering in contrast staat met de eenheid van de Verenigde Staten aan de overkant van de oceaan.

«Si le déclin de l’Europe est dû à sa division et l’avènement de l’Amérique à son unité, comment ne pas songer à établir, à tout prix, le système fédéral sur notre continent?»[110]

De kritieken op de idee zijn legio. Men mag de kolonisten van het eind van de 18de eeuw absoluut niet vergelijken met de Europeanen van 1930. De kolonisten waren vrij van elke verbintenis, terwijl de Europeanen op honderden manieren verbonden zijn met de verschillende honderden tradities van hun vaderland, en daar rekent de auteur dan nog de verschillende talen niet bij. Bovendien waren de Amerikanen na het winnen van de oorlog absoluut niet tuk op een federale staat, maar deze idee kreeg vaste vorm in het hoofd van één man, Alexander Hamilton. Nu lijkt het er dus op dat Briand Europa’s Hamilton wil zijn. Struyves mening komt pas op het einde aan bod: hij denkt dat het inderdaad nog te vroeg is om echt aan een supranationale staat te beginnen werken, maar het nadenken erover mag een aanvang nemen. En hoewel Briand er in zijn speeches blijft op hameren dat elke Europese eenmaking niet mag gebaseerd worden op de angst voor een al te sterk Amerika, toch is dit zeker voor Struyve een belangrijk argument om er zo snel mogelijk op enkele gebieden mee te beginnen, zeker op het gebied van de tolmuren, die door de Verenigde Staten nota bene zelf huizenhoog werden opgetrokken. De rol van België in dit alles moet zijn de overige Europese naties goed van dit inzicht te overtuigen, de Belgen zijn immers zelf steeds het grootste slachtoffer geweest van het protectionisme.

Over de conferentie van Den Haag zelf wordt ons uitvoerig bericht, zowel voor de aanvang van de conferentie als tijdens de conferentie. De krant stelt zich vragen bij de harde opstelling van Snowden, maar diens positie wordt nader verklaard en gebillijkt in een opiniestuk van de Engelse correspondent Thomas Greenwood in La Libre Belgique van 9 augustus. Die schrijft:

«(…) M. Lloyd George, dénonçant le Plan Young comme inconcevable et humiliant pour l’Angleterre, a invité le chancelier de l’Echiquier à défendre énergiquement les intérêts du pays. A quoi Snowden répondit que ‘le gouvernement anglais n’est en aucune façon engagé à accepter les recommandations du plan Young.’» [111]

Het is dan ook verwonderlijk dat de krant op 16 augustus vlijmscherp uithaalt naar Le Peuple omdat die de harde positie van Snowden verdedigt (cf. infra). Le Peuple durft het aan om te schelden op de conservatieven als waren zij op hun eentje verantwoordelijk waren voor alle oorlogen ter wereld, en nu keuren ze het goed dat Snowden de Europese vrede op het spel zet voor een tiental miljoen goudmarken? Scandaleux!

Na de uiteindelijke goede afloop van de conferentie eind augustus legt Paul Struyve uit wat bereikt is op de conferentie en wat het plan-Young behelst. Het belangrijkste dat werd bereikt, is dat het evenwicht in Europa, en de goede betrekkingen tussen de schuldeisers en de schuldenaars hersteld zijn.

Vervolgens staat alles in het teken van de 10de sessie van de Statenbond. Op 6 september komen we alles te weten over de openingsrede van Briand en alle reacties van zowel de andere afgevaardigden, de buitenlandse pers als politici over heel Europa. Ook het Italiaanse scepticisme over het plan komt uitgebreid in de kolommen voor. De eerste opinies van de krant lezen we echter pas enkele weken later. De krant lijkt meer geïnteresseerd in het voorstel van de Belgische liberaal Hymans voor een economische wapenstilstand. Zo lezen we op 15 september een lang interview met de minister, waarin hij zijn voorstel uitlegt en er zich op verheugt dat de Engelsen en de Fransen zijn voorstel aanhangen. Hij laat zich bovendien pessimistisch uit over de echte kansen van het plan-Briand op korte termijn. Een dergelijk project zal volgens Hymans meer dan enkele decennia in beslag nemen, terwijl de economische integratie op korte termijn kan waargemaakt worden. Ook het voorstel Breitscheid, dat in vier stappen de weg naar een economische unie uitstippelt, wordt uitgebreid besproken.

De discussie die in de krant duidelijk leeft, gaat niet over de keuze tussen een Europese eenmaking of een Europa op gescheiden wegen, maar welke de beste methode is om tot een eenmaking te komen. Het artikel ‘Etats-Unis d’Europe et Union douanière’ handelt daarover. De auteur behandelt al de aspecten ervan: eerst het federale model, zoals dat bestaat in de Verenigde Staten en Brazilië, vervolgens het talenaspect, dat in de meeste andere federale staten niet zo ingewikkeld is als in Europa. Het enige land dat in deze zin wel vergelijkbaar is, is de federatie van kantons in de Alpen, Zwitserland, maar het lijkt toch moeilijk een federatie te creëren naar het voorbeeld van zo’n kleine staat. De hindernissen op de weg naar een politieke unie zijn nog te talrijk, de tijd die ervoor nodig zou zijn om ze te overwinnen te lang.

«C’est donc plutôt vers une union douanière que les efforts doivent d’abord être orientés. Une union de ce genre englobant toute l’Europe avec 500 millions d’habitants ou même seulement 340 millions sans la Grande Bretagne et la Russie d’Europe, pourrait, par la suppression des droits d’entrée ou leur fixation à des taux réduits, procurer des avantages appréciables aux divers pays fédérés, même en procédant par étapes: céréales, vivres et denrées d’abord, matières primaires ensuite et finalement, produits fabriqués.»[112]

Toch moet men zelfs van deze oplossing niet alle heil verwachten. Zelfs indien een dergelijke unie tot stand gebracht zou worden, zouden de Verenigde Staten en Groot-Brittannië haar nog steeds overvleugelen. Ook binnen de unie zouden de gevolgen verregaand zijn, vooral dan op het vlak van de concurrentie. Bovendien heeft Europa geen olie. De auteur komt nog terug op de taal:

«La question des langues, dont nous ne contestons pas l’importance, n’est pas un obstacle au développement du commerce. En effet, la Suisse, où l’on parle trois langues, fait par tête d’habitant un commerce trois fois plus important que les Etats-Unis où une seule langue est employée.»[113]

 

e) La Gazette

 

La Gazette wijdt een van de voorpagina-artikels van de krant van 3 augustus aan de oproep van Coudenhove-Kalergi, die in de editie van 30 juli verscheen. La Gazette merkt fijntjes op dat ze aan die oproep gehoor heeft gegeven reeds twee dagen voor het de bedoeling was dat de brief van Coudenhove-Kalergi zou verschijnen (in andere kranten verschijnt de oproep inderdaad op 1 augustus). Het geeft de krant de kans nu al commentaar te geven op het streven van de graaf. Hij vraagt zich af hoe bevorderend voor de vrede zijn project wel is.

«Le comte Coudenhove-Kalergi se prétend pacifiste. C’est son droit. Mais ce n’est pas moins notre droit d’affirmer que ce bon M. Coudenhove – il n’est d’ailleurs pas le seul – poursuit un œuvre lourde de périls pour la Paix.

M. Coudenhove est partisan: 1° de l’évacuation de la Rhénanie; 2° du rattachement de l’Autriche à l’Allemagne; 3° de la création des Etats-Unis de l’Europe.»[114]

De auteur (het artikel is niet ondertekend) gaat vervolgens in op de gevaren die drie punten voor de vrede inhouden: de evacuatie van het Rijnland leidt ons regelrecht naar de oorlog omdat Duitsland zo vrij spel krijgt op zijn Westelijke grens. De Anchluss, de kwestie waarin de graaf van mening verschilt met die andere ‘Paneuropeaan’ Briand, kan nooit toegestaan worden door Frankrijk en leidt dus ook tot oorlog.

«Reste la question des Etats-Unis d’Europe. Là le comte (à dormir debout) et le premier ministre français tombent d’accord, et nous garderons bien de leur demander comment et pourquoi.

Nous le savons.

Nous savons que ce bon M. Coudenhove est tout ensemble germanophile et Européen. Dans son esprit, ces deux sentiments ne sont pas incompatibles. Et il a la gentillesse de nous apprendre que M. Briand partage ses vues.

Comme cela, au moins, nous sommes prévenus de ce qu’à La Haye «l’honorable représentant de la France» fera une politique allemande.»

In de krant van 5 augustus lezen we een inleidend artikel over de conferentie van Den Haag: wie streeft wat na, en wie zal er zijn zin krijgen. Duitsland zal de evacuatie van het Rijnland eisen en krijgen: Italië zal vechten voor het plan Young, dat zijn economie moet redden, Polen en België eveneens omdat het bondgenoten zijn van Frankrijk. De ‘germanophile’ (sic) Snowden zal Duitsland zijn evacuatie geven en uit haat voor het Italiaans fascisme zal hij het plan Young aangepast willen zien. 

Op 8 augustus nog een artikel waarin de auteur zijn pen in vitriool doopt om de politiek van Briand en Snowden te bekritiseren.

«M. Briand utopiste si l’en est – son utopisme procède d’une certaine sénilité et de la déconvenue de n’avoir rien fait et de n’avoir rien été aux heures les plus tragiques de l’histoire de l’Europe – veut faire la Paix et pour faire la Paix par la réconciliation des peuples, il estime qu’avant tout il faut effacer toutes traces, non pas de la guerre, mais de la victoire. M Snowden est lui un germanophile avéré, total, décidé. M. Stresemann est un Allemand.»

Met die drie mensen aan het roer van een Europese conferentie is het zeker dat tot de evacuatie van het Rijnland zal worden besloten. De auteur besluit sarcastisch:

«Heureusement qu’il y a la S.D.N., Locarno, Thoiry et qu’il va y avoir La Haye! Heureusement que les Allemands sont pacifistes, on les a changés depuis la dernière fois, qu’ils ne parlent plus de revanche, de guerre, qu’ils ne cachent pas d’armes, ni de gaz asphyxiants, qu’il n’y a plus de ‘Casques d’Acier’, ni d’Heimwehr, qu’ils sont tous plus résolument ‘européens’ que M. Briand et qu’ils ont remplacé leur aigle bicéphale par une douce colombe tenant dans son bec une branche d’olivier!»[115]

Op dezelfde pagina staat nog een langer artikel over de conferentie in Den Haag, getiteld ‘La Liquidation de la Victoire’. Het beschrijft een conversatie van ‘l’envoyé special’ met een van de afgevaardigden van een van de deelnemende landen, van wie de identiteit geheim wordt gehouden. Die geeft toe dat het eigenlijk de bedoeling is dat er niet meer van winnaars en verliezers wordt gesproken. Voorts beschrijft de correspondent de atmosfeer in Genève.

De volgende dag krijgen we van dezelfde correspondent opnieuw een zeer lang (vier volledige kolommen op de voorpagina) artikel te lezen. Het is als het ware een dagboek van de conferentie. Het is duidelijk geworden hoe de posities zijn op de conferentie, namelijk net zoals ze werden voorspeld door de krant voor het gebeuren.

Op 10 augustus gaat het belangrijkste nieuws op de voorpagina opnieuw over de conferentie in den Haag: ‘Les Liquidateurs!’ is de titel van het opinieartikel op de voorpagina, gevolgd door het dagboek van de correspondent te Den Haag. Het opinie-artikel is een regelrechte aanklacht tegen de vredesstichters in Den Haag. Het stelt dat al de soldaten in ‘14-’18 gestorven zijn voor niets. De auteur spreekt rechtstreeks tot de afgevaardigden.

«La Paix!

Vous ne savez même pas ce que c’est!

Vous voulez la paix! Vous voulez la paix! Vous voulez tuer la guerre!

Lisez! Voici ce qu’écrivait un soldat, un soldat qui fut antimilitariste, pacifiste, internationaliste, qui admirait les communards, un soldat qui se fit tuer, splendidement: ‘… On s’est imaginé qu’on pouvait tuer la guerre en se couchant devant elle… Nous sommes pour la guerre à la guerre PAR LA VICTOIRE.’

Nous l’avons eu la Victoire! Vous l’avez prise entre vos doigts crochus et qu’en avez-vous fait?(…)

Faites la paix donc! Vieillards impuissants et incapables. Faites la paix! la paix telle que vous la concevez, pleutre, veule et larmoyante, faites la paix en accordant à l’Allemagne tout ce qu’elle demande, tout ce qu’elle exige, tout ce dont elle a besoin pour refaire la Guerre, celle qu’elle prépare et celle qu’elle gagnera!(…)»[116]

Het artikel in dagboekstijl dat op de aanklacht volgt vindt de commissie die zal toezien op het Rijnland een grap, omdat die zal voorgezeten worden door een Duitser.

Op 13 augustus zijn Snowden en het nationalisme van de Engelse socialisten het voorwerp van de spot van de krant. Na de spot komt de krant terzake: de Belgische politiek, en in de eerste plaats de socialisten moeten begrijpen dat de Engelse socialisten in de eerste plaats Engelsen zijn, en dan pas socialist, net zoals de Duitse socialisten in de eerste plaats Duitsers zijn.

In de editie van 18 augustus verschijnt een gelijkaardig artikel, alleen wordt nu nog ongenadiger ingehakt op de persoon Snowden, die als een deserteur (en dus landverrader) en eens te meer als een germanofiel wordt getypeerd, maar die nu de conservatiefste nationalist van Groot-Brittannië is geworden. De krant is er van overtuigd dat hij zijn slag nog zal thuishalen ook.

Op 21 augustus zegt de krant dat ze niet verstaat waarom de Engelsen geld blijven eisen van hun bondgenoten, terwijl het toch logisch zou zijn het aan diegene te vragen die het geld verschuldigd is, namelijk Duitsland.

De krant van 27 augustus beschouwt het plan Young reeds als dood en begraven. De krant schijnt dat niet zo heel erg te betreuren.

Bij het bericht dat de laatste onderhandelingen toch nog tot een akkoord hebben geleid, overheerst bij ‘La Gazette’ bijna een gevoel van teleurstelling.

«La farce est jouée!

Snowden triomphe et Stresemann se frotte les mains.

Il n’y a pas eu de journée décisive, puisque c’est au milieu de la nuit que le diable de Yorkshire a accepté les derniers cadeaux des ex-Alliés et des vaincus, et que sa goinfrerie s’est enfin apaisée.

Mais à quel prix!»[117]

De krant is het er niet mee eens dat men zegt: beter een slecht akkoord dan helemaal geen akkoord. Als er geen akkoord was geweest was alle schuld op Snowden terechtgekomen, was iedereen in alle rust naar huis teruggekeerd, om op een latere datum terug bijeen te komen, en dan zonder Snowden.

De toespraak van Briand maakt op de krant weinig indruk. Zo lezen we in de editie van zaterdag 7 september het volgende in een artikel op de voorpagina over de gebeurtenissen in Genève.

«Quant aux Etats-Unis d’Europe, ils sont encore dans l’œuf. Il faudra que M. Coudenhove-Kalergi en fasse son deuil. Pauvre M. Coudenhove! Il comptait tant sur son grand homme!(…)

Depuis des jours et des jours on s’attendait à un discours-programme. On n’a eu que de la phraséologie creuse, inconsistante, négative.»[118]

 

Over de toespraak, of over de Europese Unie, voorgesteld door Briand, lezen we verder geen opiniestukken meer. De reacties in de Volkenbond krijgen we wel te lezen, alsook het nieuws dat de 27 Europese regeringen het idee zullen voorleggen in hun parlementen.

 

f) Le Peuple

 

Le Peuple wijdt geen aandacht aan de oproep van Coudenhove-Kalergi, maar publiceert wel enkele opzienbarende artikels over de situatie van Europa anno 1929. Het is 15 jaar geleden, zo schrijft Louis De Brouckère op 4 augustus op de voorpagina, dat de oorlog begon en het is nog steeds wachten op echte vrede.

«Car elle n’est pas faite encore, tant s’en faut! Versailles ne nous en a donné que l’apparence grossière. Locarno a fait naître de plus sérieuses espérances. La Haye, dans quelques jours, va-t-elle les confirmer?(…)

Pour vivre en paix, il faut s’entendre, et l’on ne peut s’entendre de façon durable qu’à la condition de collabore à une œuvre commune. Ou l’Europe trouvera quelque grande tâche à accomplir en commun, ou elle en reviendra à ses querelles, à ses tueries, à ses destructions – et alors elle s’en ira vers une irrémédiable décadence.»[119]

Wat De Brouckère dan voorstelt als ‘œuvre commune’, daar hebben we het raden naar, maar het lijkt er toch op dat hij zinspeelt op een Europese eenmaking.

Op 8 augustus, nadat duidelijk is geworden dat de Engelse minister van financiën Snowden het ‘hard’ gaat spelen, krijgt hij de steun van Le Peuple achter zich, wat door de antisocialistische kranten als belachelijk wordt ervaren (cf. supra). De Brouckère schrijft dat de ‘arbeidersregeering’ haar eigen belang verdedigt, maar zeker niet het Europees belang uit het oog verliest. Het is zeker niet zo dat Snowden en MacDonald blind of te allen prijze hun eisen gerealiseerd willen zien: hun eisen zijn beredeneerd en logisch, en de manier waarop Snowden ze beargumenteert, verdient bewondering.

Op 29 augustus, wanneer er een mondeling akkoord is over het plan-Young, heeft de krant, bij monde van Jexas, veel lof over voor Snowden, maar evenveel voor de Belgische afgevaardigde Jaspar, die tijdens de moeilijke momenten van de conferentie steeds de vrede wist te bewaren.

 

Vanaf 6 september lezen we ook artikels die rechtstreeks betrekking hebben op de Europese eenmaking, te beginnen bij het artikel over de rede van Briand bij de opening van de sessie van de Volkenbond. De volgende dag al formuleert de krant haar mening over de rede van Briand. Max Drechsel schrijft het volgende:

«Le discours de M. Briand, une merveille d’éloquence, m’a légèrement déçu sur le fond. Le Premier français a admirablement évoqué le problème du désarmement qui pose le dilemme que l’on connaît: il a indiqué le nécessité d’un ‘bras séculier’ pour rendre concrètes les obligations morales du Pacte de Paris. Mais chaque fois, il s’est borné à conclure en espérant que la Société des Nations triompherait ses difficultés. L’union économique européenne est souhaitable parce que nécessaire, mais comment la réaliser? Certes chaque chose en son temps! mais enfin, à chaque instant, en écoutant M. Briand, l’attention était comme crispée par l’attente d’une solution qui se ne dessinait pas. Sans doute, la multitude des facteurs qui réagissent sur le désarmement politique et économique est-elle à considérer pour apprécier sainement le discours du Premier français. Pour le reste, je le répète, un pure merveille.»[120]

De auteur van het artikel lijkt de volgende dag al minder teleurgesteld over de rede. Op 8 september schat hij de rede anders in; ze lijkt hem bedoeld om de publieke opinie te kunnen inschatten en bovendien de discussie binnen de Volkenbond wat te sturen. De delegaties van de andere landen immers waren naar voren gekomen met concretere voorstellen die los van elkaar stonden, zoals de Engelse poging om de douanetarieven voor steenkool op tafel te leggen, of het voorstel van Duitsland voor de tarifering van graan. Misschien trachtte Briand deze voorstellen, en ook dat van minister Hymans voor ‘economische ontwapening’, in een breder kader te plaatsen.

Na deze twee artikels blijft het in de krant opvallend stil rond de Europese eenheid.

 

 

6. Zesde periode: XIde samenkomst van de Volkenbond (9/1930)

 

Bij de volgende sessie van de Volkenbond was de situatie in Europa zeer grondig gewijzigd: de crisis die eind oktober in Wall Street was begonnen, had de wereldeconomie nu volledig in haar greep, en haar invloed begon zich ook in politieke kringen door te zetten. De NSDAP van Adolf Hitler haalde tijdens de sessie haar eerste grote verkiezingsoverwinning (van 12 naar 107 zetels in de Reichstag), Hitlers schaduw hangt dan ook over de hele bijeenkomst, en zeker over de positie van de Duitse minister van buitenlandse zaken Curtius. Toch zet Briand door, en bekomt dat er een studiecommissie wordt opgericht om het voorstel voor een Europese Unie te bestuderen.

 

a) De Standaard

 

Het eerste artikel over de Volkenbondsvergadering vinden we in de editie van13 september. Het artikel behandelt de redes van Briand en Henderson. In de toespraak van Briand wijdt de krant vooral aandacht aan de passage over de vlootconferentie, waar een akkoord met Italië nakend is. Van het tweede deel van de toespraak onthoudt De Standaard vooral dat Briand de Europese Unie wil realiseren binnen het kader van de Statenbond, en dat het nooit de bedoeling geweest is deze te omzeilen. Bovendien gaat Briand akkoord met de stelling dat de eerste stappen op economisch gebied moeten gezet worden.

Henderson gaat meteen op de rem staan en zegt dat er sowieso geen sprake zal zijn van een Europese Unie, dan wel van een orgaan binnen de Volkenbond dat de Europese economie moet ‘sturen’. Het valt de krant op dat tussen de standpunten van Engeland en Frankrijk over het Europese voorstel nog een diepe kloof bestaat.[121]

Het artikel besteedt uiteindelijk de meeste aandacht aan de tussenkomst van de Belgische afgevaardigde, en minister van buitenlandse zaken, Hymans. Die wordt letterlijk gereproduceerd in het blad.[122]

Een groot voorpagina-artikel van de editie van 20 september legt de buitenlandse politiek van Briand onder de loep. Het Europese voorstel komt echter vreemd genoeg niet ter sprake. [123]

Op zondag 21 september, als de eerste consternatie over het resultaat van de Duitse Rijksdagverkiezingen geluwd is, komt men nog eens terug op de Europese samenwerking. De aandacht gaat naar de rede van de kabinetschef van Hymans, de heer Van Langenhove. In die rede spreekt hij zich uit over de Europese economie. Die staat er slecht voor, mede omdat de regeringen door de crisis onbezonnen maatregelen hebben genomen. Het is nu tijd om ze bij te sturen, zo zegt hij, en hij geeft meteen aan in welke sectoren het snelst vooruitgang kan worden geboekt, waarbij landbouw de belangrijkste is. [124]

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Op 10 september leidt HLN de conferentie in met een groot artikel verspreid over de eerste twee pagina’s. De krant vreest dat de binnenlandse gebeurtenissen van enkele belangrijke deelnemers het verloop van de samenkomst zullen tekenen, met op kop de verkiezingen in Duitsland.

«Dat Briand en degenen die met hem in de bres staan voor samenwerking der Europese staten den moed niet laten vallen. Al te groote belangen staan overigens op het spel en men moet maar nagaan, welke economische ontreddering in Europa gesticht wordt, door de al te talrijke tolbareelen en protektionistische maatregelen, en bedenken, hoe nauw de economische en politieke vraagstukken verbonden zijn, om aan te nemen, dat de welvaart en de veiligheid in Europa afhangen van een beter onderling begrip en een nauwer samengaan der Europese staten, zooals Briand en anderen dit voorstaan.»[125]

We worden voorts regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen te Genève. Briand verklaart op 11 september dat het voorstel voor Europese eenmaking bij alle staten instemming heeft verworven en dat er nu beslist zal worden hoe de zaak verder aanhangig moet gemaakt worden bij de Volkenbond. Op 18 september, na de Duitse verkiezingen, meldt de krant dat de overwinning van Hitler de verschillende partners rond de Europese tafel nog dichter bij elkaar heeft gebracht en hun vastberadenheid er zeker niet heeft op doen verminderen. Op 24 september krijgen we dan het bericht dat een studiecommissie is bijeengeroepen om het voorstel van Briand te onderzoeken, en dat die zal voorgezeten worden door de Franse premier zelf.

 

c) Vooruit

 

Het socialistische blad geeft duidelijke aanwijzingen hoe het Europese plan moet uitgewerkt worden vóór de aanvang van de bijeenkomst. In de editie van 3 september geeft de krant een aantal duidelijke richtlijnen over de toekomst van de Europese Unie. Het ontwerp mag geen verbond in politieke zin voorzien, omdat dat niet werkbaar zou zijn en dus tot conflicten zou leiden. Het mag zich niet beperken tot een periodieke samenkomst van de regeringsleden van de deelnemende landen. En bovenal mogen de Verenigde Staten van Europa niet gericht zijn tegen een andere natie. Het ontwerp moet trachten een zo groot mogelijk aantal Europese staten te omvatten, maar toch duidelijke aardrijkskundige grenzen te trekken. De VSE moeten kunnen functioneren binnen het kader van de Volkenbond en gebaseerd zijn op de grondslag van gelijkheid van alle staten, dus ook de staten die in de oorlog werden verslagen.

Vervolgens worden we bericht over het vredescongres dat plaatsvindt in Oostende. Op het congres worden vele zaken gezegd en besloten met betrekking tot de VSE. Zo wordt onder meer opgemerkt dat een herziening van de verdragen van Parijs nodig zal zijn, en het zelfbeschikkingsrecht der volkeren zoals geformuleerd door Wilson, absoluut moet worden toegepast om een sfeer van vertrouwen te kunnen creëren. Voorts is het congres van mening dat het altijd de economische ongelijkheid is die oorlog veroorzaakt.

In het ‘Socialistisch Evangelie’, zoals de titel van een artikel op de voorpagina van de krant van 9 september luidt, staat een paragraaf over de toekomst van Europa.

«Wat Europa aangaat, zijn serviliteit tegenover de Nieuwe Wereld heeft iets ontroerends en primitiefs; Het vergaapt zich aan een schijn, aan den uiterlijken rijkdom, den ondernemingsgeest van de VS.

De redding? Economische ineensluiting. In plaats daarvan, hebben de Europeanen het tot zevenentwintig tolgebieden gebracht! Van elke hap eten heffen ze rechten.

Roemeense tarwe moet er zijn, Italiaanse maïs, Fransche wijn – waarom geen Europeesche wijn, Europeesche tarwe? Enkel opdat de mensch het op aarde nog een beetje moeilijker hebbe, dan de natuur het beveelt. Een paar winstjagers willen het zoo, en het volk gelooft aan eeuwige wetten. Zo zijn we van het allereerste begin van het gezond verstand, nog ver verwijderd, want elke strijd voor verbetering is een strijd tegen opgezette begrippen, die door de menschen vereerd worden.»[126]

Naast de dagelijkse verslagen vanuit Genève lezen we op 20 september ook een commentaarstuk van de hoofdredacteur buitenland van de krant. Hij denkt dat er van deze sessie niet veel meer hoeft te worden verwacht. De sessie van 1931 echter moet op vele vlakken een doorbraak betekenen.

«Als men bedenkt dat in 1931 het verslag voor den Volkenbond te verwachten is over de Verenigde Staten van Europa en dat dan een bepaald besluit zal genomen moeten worden; dat een ontwapenings- en een algemeene internationale economische conferentie moeten plaatshebben, dan mag wel verondersteld worden dat 1931 een sensationeel jaar wordt.»[127]

 

d) La Libre Belgique

 

Tot 14 september lezen we om de twee dagen een verslag over de werkzaamheden in de Volkenbond, telkens in een kort artikeltje. Vanaf 14 september krijgen we dan te lezen wat de krant zelf verwacht van de vergadering en hoe hij de toekomst inschat. In een groot artikel op 14 september stelt de krant zich uitgebreid vragen over hoe het nu verder moet met het plan van Briand.

Het artikel beschrijft stap voor stap de evolutie die de idee van Briand heeft gemaakt. Wie is het idee genegen, wie heeft er de hardste kritiek op? Na een voorbereidende vergadering achter gesloten deuren was Briand zeker van de slaagkansen van zijn voorstel. Hoe dan ook: de idee mocht dan al niet door iedereen op dezelfde manier geïnterpreteerd worden, de interesse om erover te debatteren was er duidelijk wel. Toch kon Briands redevoering voor de vergadering de auteur van het artikel, Paul Struyve, maar weinig overtuigen.

«Son discours fut habile, et comme toujours il excella à arrondir les angles, à glisser sur les difficultés, à enfler les demi-succès obtenus. Mais à l’entendre développer et défendre l’idée qui lui est si chère, on sentait, semble-t-il, malgré ses efforts pour le dissimuler passer comme un sentiment de lassitude et de découragement. Les vingt-sept Etats d’Europe consultés sont unanimes, déclare-t-il, à reconnaître la nécessité d’une collaboration plus étroite. Sans doute. Mais sous cette formule générale, aussi imprécise qu’elle peut être, voit-on se dessiner, même vaguement, une réalisation quelconque? Il faut bien avouer que personne n’a pu la découvrir.(…)

Inutile de le voiler: ce discours qui devait être sensationnel, fut une source de déception à peu près générale.»[128]

Het grootste verzet komt van de Engelsen, nooit de grootste aanhangers van initiatieven die hun band met de ‘Dominions’ onder druk zetten. Het is dus afwachten wat de Engelse afgevaardigde Henderson zal zeggen.

De volgende dag krijgen we dan ook de reactie van Struyve op de toespraken van onder andere Henderson en Hymans. Eerstgenoemde rept met geen woord over de Europese federatie en bevestigt daarmee de houding van Engeland als ‘eurosceptisch’. Hymans daarentegen is de enige die echt dieper ingaat op het plan van Briand.

«(…) Il expose avec une parfaite netteté, le point de vue belge: favorable à une union à base conventionnelle, la Belgique la conçoit qu’intégrée dans la S.D.N. Elle verra avec faveur un système de réunions régulières, établissant un contact plus intime entre les Etats d’Europe. Mais elle ne voit pas la nécessité d’un mécanisme compliqué, calqué sur la S.D.N. et chevauchant sur elle au risque de heurts et de contradictions. La formule doit être cherchée dans l’élargissement et la spécialisation de certains organes existants.»[129]

Struyve sluit zich volledig aan bij het discours van de Belgische minister.

De volgende dag publiceert La Libre Belgique nog een artikel van Struyve, met als titel ‘Les Etats européens devant les Etats-Unis d’Europe.’ Het behandelt de rede van de Zwitserse afgevaardigde Motta, die liever geen nieuwe instituties in het leven geroepen ziet. Hij krijgt daaromtrent veel bijval van de andere afgevaardigden: er mogen geen nieuwe instellingen komen die eventueel de Volkenbond, of de autoriteit van de Volkenbond, zouden kunnen verzwakken. Struyve denkt dat vele staten dit argument gebruiken om hun echte bezwaren tegen de federatie uit te spreken.

«Sans doute, on peut supposer que certains Etats masquent, sous de réserves d’ordre général, une opposition fondée surtout sur des préoccupations purement personnelles, des considérations de prestige ou une incurable défiance à l’endroit de la France, auteur du projet. Mais la majorité des opposants font valoir des motifs qui sont à tout le moins très respectables et dont il est difficile de nier la valeur.»[130]

Struyve analyseert, ondanks zijn bedenking dat het een beetje om een schijnargument gaat, de tegenwerping van Motta. Diens stelling, schrijft hij, is juist: de autoriteit van de Volkenbond zou bijna zeker worden verzwakt. Maar op welke manier? Is het niet zo dat de Volkenbond enkel maar problemen ondervindt wanneer hij moet bemiddelen in buiten-Europese conflicten? Misschien zou het dus, voor de snelle en efficiënte werking van de Bond wel eens een goede zaak kunnen zijn, dat conflicten buiten Europa door een andere instelling zouden worden behandeld, of andersom, de Europese conflicten door een aparte instelling? De moeilijkheden die de Volkenbond ondervindt in Azië en Amerika verzwakken immers evenzeer zijn gezag. Het voorstel van Briand is dus niet zomaar te verwerpen. Struyve ziet in de samenwerking van de ‘Petite Entente’ in Oost-Europa een voorbeeld van hoe een soort Europees orgaan zou kunnen werken in de toekomst. En het kan niet genoeg benadrukt worden dat de economische realiteit vraagt om een inniger samenwerking, zoals Hymans en ook Oostenrijks kanselier Schöber ze in gedachten hebben.

«Le débat va se prolonger quelques jours encore à Genève, mais les convictions sont acquises et les jeux sont faits. Du projet des Etats-Unis d’Europe il ne reste, pour le moment, pas grand-chose. Belle et grande idée sans doute, mais prématurée et inopportune.

L’Assemblée de la Société des Nations la renverra ‘pour étude’ à un comité qu’elle désignera à cet effet ou à sa sixième commission, qui s’occupe des questions politiques.

Au sein de ce comité ou de cette commission, les représentants des gouvernements ne pourront guère que répéter et confronter les points de vue qu’ils ont déjà fait connaître par leur réponse au questionnaire et par leur intervention à la présente assemblée. On ne peut donc compter, dans un avenir prochain, sur des réalisations pratiques, sauf peut-être, et encore est-ce douteux, la convocation périodique, sous les auspices de la Société des Nations, de conférences strictements européennes.

Avant de produire d’autres fruits, l’idée doit mûrir dans les esprits.

Mais, maintenant que les hommes d’Etat intéressés ont fait entendre solennellement leur voix à Genève, il paraît certain que M. Briand ne sera décidément pas un second Hamilton qui, comme le premier, le fit jadis pour l’Amérique, réussisse contre vents et marées, à unifier les peuples de tout un continent!»[131]

De conclusie van het artikel spreekt boekdelen: Struyve acht het niet ondenkbaar dat het Europese project vanaf nu op de achtergrond geraakt. Die vrees spreekt hij opnieuw uit op 19 september.

«En ce qui concerne ce qu’on pourrait familièrement appeler le “morceau de résistance” du débat, le projet de Fédération européenne, l’impression qui se dégageait déjà des premières séances et que j’ai fait connaître, au fur et à mesure de la discussion, aux lecteurs de la Libre Belgique, s’est entièrement confirmée.

   D’une part, on peut dire que le projet de constitution d’un lien fédéral est provisoirement enterré.

   D’autre part, en obtenant – faute de mieux – la création d’une commission d’études, composée de tous les membres européens de la SDN, la délégation française a réussi à sauver ce qui pouvait être sauvé, à réserver l’avenir et à maintenir le contact.»[132]

 

e) La Gazette

 

‘Complications paneuropéennes’, zo luidt de titel van het eerste artikel op 11 september over de zitting van de Volkenbond. De Franse minister Briand is bezig zijn beste vrienden in Europa tegen zich in het harnas te jagen, schrijft de krant. Vooral de Engelsen zijn niet erg opgezet met het plan voor Europese Unie. En hoewel het erop lijkt alsof Briand een overwinning heeft behaald op de eurosceptici, staat het buiten kijf dat Henderson, gesteund door de Italianen, de Duitsers en de andere leden van ‘le syndicat des mécontents’, zijn revanche zal krijgen. Voor de krant maakt het hoe dan ook weinig uit.

«Peu importe, après tout, que l’enterrement de la F.E. soit effectué par telle Commission ou par telle autre. L’essentiel est qu’on l’enterre promptement, avec ou sans fleurs, avec ou sans couronnes.» [133]

De krant reproduceert in zijn editie van 12 september het discours van Briand en de reactie van Henderson, maar toont voorts weinig interesse voor de gebeurtenissen in Genève. Des te meer echter voor de Duitse verkiezingen. Het is dan ook in deze context dat de Europese Federatie door de krant wordt beoordeeld. Duitsland toont zijn ware gelaat: de revanchisten en militaristen winnen de verkiezingen. Het is een duidelijk signaal dat de Duitsers oorlog willen. En temidden van dat alles, na deze bijna-oorlogsverklaring aan de geallieerden van het Duitse volk, discussieert men in Genève over een Europese formule! Absurd. [134]

De volgende dagen gaat de krant door met het neersabelen van de pacifistische politiek van Briand. Had hij een kwart van zijn inspanningen voor betere relaties met Duitsland in betere betrekkingen met Italië geïnvesteerd, dan stond hij nu niet zo geïsoleerd in Europa. De Engelsen houden zich afzijdig, en de Italianen dromen van een Duits-Italiaanse fascistische alliantie. [135]

De krant begint na de verkiezingen een reeks, onder de titel: ‘Sommes-nous défendus?’ alsof de oorlog op uitbreken staat. Over de zitting van de Volkenbond vernemen we niets meer.

 

f) Le Peuple

 

In Le Peuple vinden we verbazend weinig opiniestukken over de bijeenkomst van de Volkenbond te Genève, zeker in de beginfase. De krant publiceert een kort artikeltje over het Vredescongres in Oostende, en een kort verslagje van het congres over de etnische minderheden, maar zonder commentaar. De berichtgeving over de XIde sessie van de Volkenbond op 9 september is bijzonder bondig. Een schamele halve kolom, waarvan één enkel paragraafje over het voorstel van M. Briand. Op 10 september net hetzelfde. De commentaarstukken, vooral van Jexas, behandelen alle de verkiezingen in Duitsland. Op 11 september lezen we het eerste uitgebreide artikel over de conferentie. Het gaat om een integrale weergave van de rede van de Franse staatsman. Enige bedenkingen of opmerkingen bij de tekst zijn er niet. De dag erna, na de toespraak van Henderson, krijgen we opnieuw de indruk dat de informatie die we te lezen krijgen rechtstreeks van het persbureau afkomstig is, en het gaat zo door tot eind september. Meer nog: de artikels over de vergadering in Genève worden beduidend korter na 16 september, wanneer duidelijk is geworden dat de NSDAP de verkiezingen glansrijk heeft gewonnen. Enkel na de oprichting van de commissie voor het bestuderen van de realisatie van een Europese Unie, op 18 september, neemt de verslaggeving vanuit Genève nog meer dan één kolom (van de 7) in beslag.

Enkel op 23 september verschijnt op de voorpagina een opiniestuk van Louis De Brouckère, geblokletterd ‘Démocratie européenne ou tyrannie fasciste’, waarvan het vormen van een Europese unie het onderwerp vormt. Het gaat echter zeker niet om commentaar op de gebeurtenissen in Genève; het is veeleer een van de vele reacties in de krant op de overwinning van extreem rechts in Duitsland. Van enig pessimisme of teleurstelling over de gebeurtenissen te Genève is geen sprake. 

«Tandis que dans le monde entier on discutait passionnément des élections allemandes, se fondait à Genève l’Union européenne. Car elle est née en fait, elle existe concrètement puisque déjà sa constituante a ouvert sa session.Elle est née, donc, et cela même constitue un évènement majeur. (…)

(…) L’Europe nouvelle unité politique vivra d’une vie toujours plus intense si nous avons du bon sens, nous les Européens, si une raison élémentaire fait taire en nous nos instincts les plus brutaux, si nous savons discerner nos intérêts les plus évidents et ne point nous laisser mener aux plus inqualifiables sottises par la propagande habile de quelques groupes, peu nombreux mais puissants, d’hommes d’affaires sans scrupules et d’aventuriers sans honte.»[136]

De Brouckère gaat vervolgens in op de gevaren die Europa bedreigen en op al het slechte dat het fascisme in zich draagt. Op het einde van de tweede paragraaf legt hij ons uit wat het artikel poogt te verduidelijken.

«Et si j’ai parlé aussi longuement aujourd’hui de l’Europe, à la suite de mon article d’hier sur le fascisme c’est parce que j’ai la conviction que Fascisme et Union Européenne sont les termes de l’alternative qui se présente à nous: pas d’Union européenne possible si le fascisme domine; écrasement des fascismes nationaux d’aujourd’hui dominants, dans un délai plus ou moins court, si l’Union européenne devient une organisation puissante, agissante, en constants progrès.»[137]

 

 

7. Zevende periode: De eerste sessie van de studiecommissie voor een Europese federatie (1/1931)

 

De berichtgeving in het begin van 1931 is bijzonder leerrijk. De crisis had de hele samenleving in haar greep, en de internationale betrekkingen leden hier sterk onder. 1930 had alle initiatieven die de Europese landen dichter bij elkaar hadden gebracht, ter discussie gesteld. Niets was nu nog zeker, zelfs de akkoorden van Locarno stonden onder zware druk, en niemand wist of ze nu al dan niet zouden standhouden. De doorbraak van het fascisme in Duitsland, en de steeds agressievere houding van Mussolini tegen vooral Frankrijk, maar ook zijn groeiende interesse in de Balkan, baarde het geallieerde kamp zorgen.

 

a) De Standaard

 

Het nieuwe jaar wordt in De Standaard ingeluid met een interessant artikel over een eventuele Noord-Europese Unie. De krant stelt dat de belangrijkste argumenten voor en tegen de Unie nu wel gekend zijn. De mening van De Standaard over de kwestie is ook reeds lang duidelijk.

«Wij zijn natuurlijk de gedachte genegen dat een Federale Unie van Europa het onzalig ‘égoïsme sacré’ der landen en het noodlottig ultra-nationalisme zou doen verminderen in groote maat, zoodat men gemakkelijker tot de toepassing zou kunnen komen van het art. 19 van het Volkenbondsverdrag, dat de herziening van zeker verdragen toelaat, wanneer deze verdragen den Vrede in het gedrang kunnen brengen. Maar de toepassing van art. 19 eischt de algemeenheid der stemmen, zoodat dit artikel in de gegevene omstandigheden van de Europeesche politiek weinig kans heeft te spelen.

Wat moet België dan doen?

De vraag stellen is ze beantwoorden. We moeten ons zorgvuldig, even gelijk Engeland, buiten den twist van de twee tegenovergestelde groepen houden. Daarom moeten wij ons dadelijk ontdoen van ons eenzijdig militair verdrag met Frankrijk.» [138]

Maar dat is niet alles. Dr. C Sevens, de auteur van het artikel, denkt dat er nu een opportuniteit is om met die landen die zich afzijdig houden van de Europese twisten tussen winnaars en verliezers van 1918, een hechtere band na te streven. En wel op dezelfde manier als die waarop Briand trachtte de landen van Europa dichter bijeen te krijgen, namelijk met een federale unie. De auteur legt uit hoe hij die unie zou invullen, zowel economisch als politiek, en benadrukt welk effect zo’n Unie op de rest van Europa zou hebben.

«Dergelijke Unie neemt niets weg van de binnen- en buitenlandsche politieke souvereiniteit van gelijk welken staat. In den schoot van dergelijke Unie worden geen persoonlijke noch collectieve militaire verdragen geduld. Deze Unie onderwerpt zich in alles aan de voorschriften van den Volkenbond zoowel in tijd van oorlog als in tijd van vrede.

Moest het evenwel spijtig genoeg gebeuren, dat de Volkenbond machteloos staat tegenover de kwade inzichten van zekere landen, die toch tot oorlog willen overgaan, dan verklaart deze Federale Unie zich neutraal tegenover iedereen, en elke aanval tegen gelijk welk Lid van de Unie zou aanzien worden als een oorlogsdaad tegen al de Leden van deze Unie.»[139]

Vervolgens verschijnen vanaf 14 januari dagelijks artikels over het werk van de commissie, meestal korte, maar bij ophefmakende redevoeringen, zoals die van Colijn (wordt bijna integraal gereproduceerd) ook paginagrote. Ook de uitnodiging gericht aan Turkije en Rusland om aan de besprekingen deel te nemen en het manifest van de ministers van buitenlandse zaken krijgen veel aandacht in krant.

Het enige opinie-artikel dat zijn licht laat schijnen over de discussies, staat op de voorpagina van de krant van 23 januari. De krant gaat niet akkoord met diegenen die meewarig doen over de resultaten van de commissie.

«De sceptici, de zwartkijkers, zullen van dezen uitslag der ‘Europeesche Studiën’ zeggen, dat hij ‘althans niets bederft’. Maar bij dit negatieve oordeel zullen wij ons voorlopig liever niet aansluiten. Overdreven, hardnekkig pessimisme moet nadeelig werken; beroeps-scepticisme is heel zeker uit den booze… Wie de bereikte uitslagen ‘zuiver-academisch’ noemt, overdrijft.»[140]

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Het Laatste Nieuws vat, zoals de meeste kranten, het jaar 1930 voor ons samen op 1 januari en geeft bespiegelingen over het komende jaar bij monde van hoofdredacteur buitenland M. Stijns. Het plan-Briand vormt voor hem het kleine lichtpuntje in een regelrecht crisisjaar. Stijns heeft het natuurlijk ook over de overwinning van Hitler en de zijnen in Duitsland, en trekt uit 1930 de conclusie dat er koste wat kost moet samengewerkt worden in Europa.

«De internationale overeenkomsten, voor zover zij tot concrete regelingen leiden, die den vrede kunnen waarborgen, dreigen hun beteekenis te verliezen, wanneer de partijen, die ze onderteekend hebben, in hun eigen land ondermijnd worden door ontbindende elementen. De strubbelingen tegen het gezag vallen trouwens uit ten nadeele van de democratie en doen in Europa een warboel heerschen, die de Amerikaanse afzonderingspolitiek aanmoedigt en stilaan ook Engeland tot afzijdigheid noopt. Dit laatste vooral kan ons land niet onverschillig laten, te meer daar algemeene verstandhouding en samenwerking noodzakelijk zijn voor de onafhankelijkheid van België die ook aan de Vlamingen moet toelaten hun eigen kultuur tot ontplooiing te brengen.»[141]

 

Stijns verbindt dus net zoals voordien reeds het geval was, de Vlaamse kwestie met de Europese veiligheid.

De vergaderingen over de Europese unie nemen een start vanaf 16 januari, en dat wordt ons ook aangekondigd door de krant. Tijdens de bijeenkomst worden we voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen: de  tussenkomsten van de verscheidene afgevaardigden worden meestal uitvoerig besproken, zoals die van Nederlands afgevaardigde Colijn, die het conferentiebeleid van de Europese politiek onder vuur neemt: veel gesprekken, weinig resultaten, de tolbarrières blijven omhoog gaan. Vervolgens de bom onder de commissie van de Italianen, die het absoluut noodzakelijk vinden dat de Russen ook in de commissie worden uitgenodigd.

Op 22 januari vestigt de krant al zijn aandacht op het Europese debat, met een zeer groot artikel op de voorpagina getiteld ‘De Nood aan Europa’. Alle argumenten van de vooraanstaande voorstanders van een Europese federatie, vooral Coudenhove-Kalergi, worden nog eens gerecapituleerd en met statistieken gestaafd (b.v. de handelsbalans van Europa t.o.v. andere buiten-Europese naties). Het belangrijkste onderdeel van het artikel betreft de concrete invulling van de Europese federatie door de excellenties te Genève.

«Graaf Coudenhove-Kalergi deed in zijn boek ‘Pan-Europa’ uitkomen hoe Europa zich enkel door nauwe samenwerking redden kan. De Fransche staatsman Briand zag dit nog beter in en besefte, dat de economische ontreddering en het toenemende protectionisme het bolsjevistische gevaar vergrootten. Vooral met het inzicht maatschappelijke onheilen af te wenden en de kiemen van de oorlog te dooden, stuurde hij aan de Europeesche regeeringen zijn memorandum, waarin hij het ideaal van de Europeesche Tolunie laat doorschemeren. Daarover wordt thans te Genève weer gesproken. Op het terrein der praktijk werd echter in de Statenbondsstad met betrekking tot de Europeesche economische verstandhouding nog slechts weinig bereikt zoals de Nederlandse afgevaardigde Colijn vaststelde. (…)

Vooralsnog kan men niet voorspellen, of de huidige beraadslagingen te Genève de gewenschten uitslag zullen opleveren. De nood aan Europa is nochtans dwingend genoeg, opdat het onmogelijke zou gebeuren voor een betere verstandhouding in economisch opzicht.»[142]

De zitting wordt uiteindelijk gesloten op 23 januari. Nadien verklaart minister Hymans zich optimistisch over het geleverde werk. De economische crisis, zo stelt hij, heeft velen de nood aan een nauwere samenwerking doen inzien.

De editie van 28 januari verschijnt met een groot opinie-artikel van M. Stijns op de voorpagina. Hij meent een betere stemming te ontwaren op de bijeenkomsten van de Volkenbond. De verantwoordelijke hiervoor is andermaal Briand, die in zijn slotrede in Genève zijn persoonlijke garantie meegaf voor een vredig Europa.

«De uitkomsten zelf van de besprekingen van deze kommissie zijn niet zoo schitterend. Amper heeft men iets kunnen afspreken wat de kwestie van de graanvoorraden in de Europese Oostelijke landen betreft, terwijl inzake de tolpolitiek der mogendheden weinig werd bereikt.

Maar bij de slotzitting bracht minister Briand als verrassing de plechtige verklaring van de ministers van buitenlandse zaken van Duitsland, Italië, Engeland en Frankrijk, waarin de verzekering werd gegeven dat hun wederzijdse regeeringen meer dan ooit besloten zijn niet tot de oorlog te besluiten en steeds hun geschillen aan de bemiddeling van den Statenbond zullen onderwerpen.»[143]

 

c) Vooruit

 

Het eindejaarsoverzicht van het socialistische partijblad behandelt enkel binnenlands nieuws. De berichtgeving uit Genève neemt een aanvang op 11 januari, de berichten zijn eerder kort van stof. Wel maakt de krant van de berichtgeving uit Genève sprongen naar andere onderwerpen die met de problematiek van een verenigd Europa verbonden zijn, zoals de moeilijkheden in de steenkoolnijverheid.

De krant meent ook een duidelijk verbond te ontwaren tussen Duitsland, Italië en Rusland. De eerste twee landen nodigen het derde tot de besprekingen uit. Dit kan enkel gezien worden als een sabotagemanœuvre, zo schrijft de krant. Voorts vindt de krant de rede van Colijn voor de commissie bijzonder moedig, en hoopt dat er op gereageerd zal worden.

Het eerste opiniestuk verschijnt op de tweede pagina van Vooruit op 20 januari. Het relaas van de correspondent van Vooruit te Genève is bijzonder pessimistisch. «De hemel is somber te Genève. Het is alsof hier nooit zon scheen. De atmosfeer in volkenbondskringen is niet in tegenstrijd met deze weersgesteltenis.» Over de gemoedstoestand in Genève gaat de correspondent nog even in dezelfde trant door. Dan komt hij aan bij de gebeurtenissen in de commissie voor bestudering van een Europese federatie.

«(…) Achter zekere kleine incidenten, voorstellen, enz. schuilen niets anders dan intriges.

Wanneer Mussolini Rusland en Turkije te pas bracht bij de Europeesche kwesties dacht hij allerminst aan Stalin of Kemal. Hem is het eigenlijk ook weinig of niet te doen de belangen der Europeesche Unie te bevorderen. Hij wil alleen Frankrijk pesten.

Curtius, van Duitsland, is wel van goeden wil, maar hij zoekt kleine successen te halen met dewelke hij niet onaangenaam zou zijn aan de nazi’s en hij wil aan Rusland doen gevoelen dat Duitschland Rusland niet loslaat.

De positie der groote moogendheden is deze: bij Italië zitten intriges, bij Duitschland is er onstandvastigheid, bij Frankrijk wantrouwen en vrees en Engeland, dat eigenlijk het dichtst bij Frankrijk staat, wil iedereen zowat tevreeden stellen.» [144]

 

In de laatste paragraaf stelt De Graeve vast wat nu de toekomstperspectieven zijn.

«De alarmkreet van M. Colijn heeft diepen indruk gemaakt.

Op 25 januari staan de Europeesche landen inderdaad op het keerpunt der wegen. Komt er niets in huis van de handelsconventie, dan gaat men regelrecht naar verscherpt protektionisme en naar toltarievenoorlog. Kan de conventie in voege gaan, dan kan zulks den weg openen voor een toltarievenverlaging.»[145]

Op 23 januari lezen we op de voorpagina integraal de slottoespraak van Briand, en op 24 januari schrijft De Graeve een afsluitend artikel, verspreid over de twee eerste pagina’s, met de titel ‘Rondom Ons’. Wat zijn nu werkelijk de uitslagen van de zoveelste besprekingen? «Wij willen deze uitslagen niet als zwartzieners beoordelen, maar wij houden er toch aan de dingen te zeggen zoals ze zijn,» is de veelbetekenende openingszin. Eerst krijgen we een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen, van de discussie over de graanvoorraden in Oost-Europa en de sterke tussenkomst van Colijn, tot de uitnodiging van Rusland en Turkije om aan de gesprekken deel te nemen.

«Het is wel niet veel, maar het is iets. Men mag zeggen dat men schoorvoetend de weg op is naar de VSE. Het gaat traag. De burgerdiplomaten moeten als het ware voortgestampt worden. (…)»[146]

De Graeve zingt in de rest van het artikel de lof van ‘gezel’ Henderson, die de mogendheden aanmaande om niet door te gaan met het sluiten van afzonderlijke militaire verdragen. Diens kritiek was vooral op Frankrijk gericht, en op Italië, dat zo nadrukkelijk naar de steun van Rusland en Duitsland hengelt. Of zijn waarschuwing, samen met de oproep van Colijn, enig effect zal hebben, moet de toekomst uitwijzen.

 

d) La Libre Belgique

 

Vanaf 4 januari kondigt de krant het werk van de commissie aan. We krijgen zowat om de 3 dagen een klein artikeltje, of een klein paragraafje van een groter artikel te lezen, met de belangrijkste gebeurtenissen in de commissie. Vooral aan de redes van Curtius en Grandi wordt extra aandacht geschonken. Vanaf 17 januari verschijnen er langere artikels, al dan niet met commentaar. De krant heeft een correspondent te Genève en op 20 januari geeft die zijn eigen mening over de ontwikkelingen in de commissie, in een paragraaf van een artikel over de commissie. De titel behoeft geen uitleg: ‘Va-t-on vers un fiasco?’.

«(…) l’assistance murmure et ne cache pas ses reproches à l’égard de ceux qui ont joué, depuis quatre jours, dans cette affaire, le rôle d’obstructionnaires. Ce sont les Italiens. Nul n’ignore que M. Grandi s’oppose à un compromis. Il veut une formule d’admission immédiate de la Russie soviétique sans conditions.»[147]

De Italianen zijn kop van jut voor de krant. Niemand twijfelt eraan dat het manœuvre enkel dient om de Fransen te provoceren en het Europese project ten gronde te richten. De commentator tracht toch optimistisch te blijven, maar verder dan hopen dat er toch een Europese unie gesticht zal worden, komt hij niet.

Op 22 januari drukt de krant het manifest af dat uitgaat van de ministers van buitenlandse zaken van Duitsland, Frankrijk, GB en Italië en dat Briand als het ware als een troef achter de hand hield om al te negatieve en pessimistische commentaren de kop in te drukken.

 

e) La Gazette

 

Het nieuwe jaar wordt in La Gazette ingeluid met alweer een klaagzang over de toegevingen die aan Duitsland worden gedaan, in het artikel ‘Beaux Débuts’. De Duitsers, zo schrijft de krant, hebben nog maar net via het Plan-Young, de evacuatie van het Rijnland gedaan gekregen, en nu stellen ze het Plan-Young alweer in vraag. In de verkiezingscampagne kozen alle partijen immers voor een standpunt tegen het plan.[148]

Op 6 januari verschijnt een artikel over de Europese commissie. Het handelt over de toespraak van de Tsjechoslovaakse eerste minister, E. Bénes, die van mening is dat het Europese project van Briand gedoemd is om te mislukken. Het is namelijk duidelijk dat de verdere ontwikkeling van het plan nieuwe toegevingen van de overwinnaars aan de verliezers van de oorlog zal leiden, en die is Tsjechoslovakije niet bereid te doen. Ook spreekt het artikel over het memorandum van de Engelse afgevaardigde E. Drummond, over de eventuele zaken die de commissie zou kunnen behandelen, waaronder internationaal goederenverkeer en hygiëneproblemen.

«Ce n’est certes pas nous qui reprocherons aux augures genevois d’avoir attaqué une grande question par ses petits côtés. Que l’on fasse une Paneurope transitaire et hygiénique, nous n’y contredirons jamais. Que la bonne volonté commune de TOUS les gouvernements européens permette de réaliser une Union économique, nous y applaudirons des deux mains. Mais nous ne croyons pas à cette heureuse éventualité. Nous n’y croyons pas parce que nous pensons avec M. Ed. Bénès que si, théoriquement, les difficultés d’ordre économique font apparaître à tout le monde les avantages d’une action solidaire, pratiquement, ces difficultés ne font que développer les rivalités et les luttes.»[149]

Kortom, La Gazette vindt dat voor de eerste keer in de commissie het gezond verstand heeft gezegevierd, bij monde van Bénes. De krant laat er in de laatste zinnen geen misverstand over bestaan wat ze van de Europese eenmaking vindt:

«Bornons-nous à formuler un vœu: Vivement l’enterrement complet et définitif de la Paneurope, prometteuse de nouveaux conflits internationaux. Et pas de fleurs pas de couronnes. Les discours suffiront»[150]

Vanaf 17 januari verschijnen er artikels over de zitting van de studiecommissie. La Gazette doet verslag van de openingsrede van Briand, de rede van Colijn en de uitnodiging aan Rusland en Turkije. Voorts wordt ook de zitting van de Volkenbond op de voet gevolgd. 

Op 23 januari plaatst de krant Paneuropa in een ander perspectief. In ‘Paneurope et les Soviets’ spot La Gazette met de toelating van de Soviet-Unie tot de debatten in de studiecommissie: M. Briand ondertekent zowaar zelf het doodsvonnis van zijn eigen Paneuropa! Was het immers niet zo dat de graaf Coudenhove-Kalergi net in het bolsjevisme een van de gevaren zag waartegen Paneuropa front moest vormen? De Paneuropese droom zal zo ten onder gaan door de drie fenomenen waartegen ze een blok moest vormen: de oorlog, de miserie en het communisme.[151]

 

f) Le Peuple

 

Le Peuple begint de internationale berichtgeving van het nieuwe jaar op 6 januari met een voorbeschouwing over het nieuwe jaar van hoofdredacteur buitenland Jexas, ‘Le Nouvel An International’. De ondertitel geeft goed de geest van het artikel weer: ‘Sombres perspectives’. Het hele artikel staat in het teken van het motto: geen woorden maar daden. Jexas is van mening dat de opdeling die nog vaak gemaakt wordt wanneer er wordt gesproken over internationale kwesties, niet meer kan gelden. We wonen niet meer in een Europa dat bestaat uit winnaars, verliezers en neutralen. Nu het leven in Europa bepaald wordt door angst, economische crisis, fascisme enzovoort is het duidelijk geworden dat in de oorlog iedereen heeft verloren. De oplossing bestaat er dan ook niet in, elkaar te proberen vliegen af te vangen, maar de handen in elkaar te slaan. 1931 wordt een zeer belangrijk jaar. Nu zal duidelijk worden hoe de Volkenbond zal omgaan met de talrijke spanningen en de vele uitdagingen, waaronder het vormen van een Europese federatie, die hem te wachten staan.

Op 11 januari verschijnt dan een artikel dat enkel het Europese project behandelt. De commissie begint haar werkzaamheden dus zoals eerder vermeld op 16 januari, in een bijzonder moeilijk klimaat.

«On ne saurait pas affirmer que ce travail débute sous de brillants auspices! L’écho que le questionnaire du ministre des affaires étrangères a rencontré dans les autres pays n’a pas été particulièrement encourageant. Il n’y en a qu’un tout petit nombre qui y aient répondu officiellement, et même ceux-là, en général, l’ont fait en des termes assez vagues.»[152]

Jexas citeert vervolgens de Franse nationalistische pers, die het hele project maar niets vindt en er al enkele maanden de mislukking van voorspelt. Het is niet ondenkbaar dat het hele project op een sisser afloopt, of concreet met enkele bijsturingen van de communicatie tussen de landen en misschien enkele afspraken voor economische samenwerking.

«Le but réel qu’on s’était posé en lançant l’idée d’une fédération européenne est relégué à un avenir incertain et lointain.

C’est un état d’esprit volontairement défaitiste contre lequel il importe de réagir immédiatement et avec énergie.

Aujourd’hui, il ne s’agit plus de dresser des beaux projets d’avenir, mais de procéder sans délai à la réalisation de grandes réformes internationales qui seules permettront à l’Europe d’échapper à la ruine économique et au chaos politique qui la menacent.»[153]

Jexas vraagt zich in de resterende paragrafen af wat het alternatief is voor de Europese federatie. Antwoord: er is geen alternatief. Hoe wil men anders de internationale crisis, die Europa in een neerwaartse spiraal heeft gebracht waarvan het einde nog niet in zicht is, opvangen? Hoe wil men anders de onvoorspelbare chaos in Europa, die elk moment kan uitmonden in een nieuwe oorlog, oplossen, dan door de grenzen minder duidelijk te maken en de Verdragen van 1919 te herzien?

Op 17 januari rapporteert Jexas vanuit Genève de eis van Italië om de Russen en Turken bij de besprekingen te betrekken, echter niet zonder tussen de lijnen duidelijk te laten blijken hoezeer hijzelf die eis afkeurt.

In een artikel op de voorpagina van de editie van 18 januari evalueert Jexas het werk van de Statenbond in economische materies, en is daarbij niet mals: de S.D.N. stapelt mislukking na mislukking op, waarvan het belangrijkste bewijs de Europese Unie is. Het belangrijkste argument tegen een verenigde markt, dat ze de concurrentie teveel op de spits zou drijven, is vals, want dat is net een positief effect, aangezien concurrentie prijsverlagend werkt.

«Il n’est pas mauvais que la session actuelle de Genève reçoive, dés le premier jour, cet avertissement solennel et autorisé, car aujourd’hui l’entrée de la Société des Nations devrait porter cette inscription: ‘Agissez aujourd’hui, car demain ce sera peut-être trop tard’.»[154]

In de krant van 27 januari, enkele dagen na afloop van de bijeenkomst van de commissie, maakt Jexas de balans op van het geleverde werk in Genève, in een bijzonder lang artikel. Jexas schetst eerst de omstandigheden waarin de Volkenbond bijeenkwam: verslechtering van de economische situatie, verscherping van de nationale spanningen en een groeiend wantrouwen in de werking van de Volkenbond, die de vrede in Europa moet waarborgen.

«Tous ceux qui ont à cœur la paix et la stabilité de l’Europe ne pouvaient pas ne pas se rendre compte de l’impérieuse nécessité de réagir, dans las mesure du possible, contre ce courant économique, politique et psychologique.»[155]

Nu is de vraag of de leiders van de verschillende deelnemende landen de moed hebben gehad om tegen de stroming in te varen, en nu eindelijk de Europese burgers met daden in plaats van woorden gerust te stellen. Aan het eind van de sessie vallen toch wel enkele goede resultaten op: tegen de verwachtingen in is het de vergadering gelukt de sfeer te verbeteren. De verwachtingen waren buitengewoon slecht: niemand zou verbaasd zijn geweest als na deze zitting het hele plan overboord zou zijn geworpen.

«Ce fut la première session de la Commission. Elle s’était réunie sous des auspices franchement mauvais. Pas mal de gens avisés pouvaient se demander avec angoisse si elle n’en serait pas aussi la dernière. Pas de programme politique. Un ordre du jour économique dont la modestie proclamait l’embarras des organisateurs. La crainte, qu’on ne peut pas traiter d’imaginaire, que certains pays, et non pas des moindres, ne soient venus à Genève dans l’intention de faire échouer toute initiative.

C’est à la lumière de ces inquiétudes qu’il faut juger le résultat auquel on a abouti. La Commission reste debout. Ce n’aura pas été sa dernière session, mais la première d’une série infinie où devra accomplir, sous des formes d’adaptant aux besoins des temps, l’œuvre infinie de l’organisation pacifique de l’Europe.»[156]

Wat was de inhoud van de debatten? Aangezien Duitsland noch Italië het  wilden hebben over een politieke unie, werd getracht doorbraken te forceren op het economische niveau. Vooral Duitsland hoopte op dit terrein wijzigingen aan het Verdrag van Versailles te kunnen afdwingen. Toch kon men zelfs op het economische terrein geen vorderingen maken, ondanks de alarmkreet van M. Colijn. Het probleem dat uiteindelijk aan de orde kwam was er maar een van zeer gering belang: de agrarische crisis. De agrarische crisis bestond er vooral in, een oplossing te vinden voor de graanoverschotten van Oost-Europa, dat politiek sterk met Frankrijk was gelieerd. De Fransen waren er niet in geïnteresseerd en de Italianen ook niet, maar de Duitsers wel. En dit is volgens Jexas belangrijk. Deze interesse wordt niet meer in het licht gezien van een ‘Drang nach Osten’, alhoewel er natuurlijk steeds een zeker wantrouwen blijft, maar wel degelijk in een context van Frans-Duitse samenwerking.

 

«On voit donc: si modestes que soient les débuts de la Commission pour l’Union européenne, ses premières initiatives ouvrent déjà de vastes possibilités et se rattachent étroitement au problème européen dans son ensemble. Preuve nouvelle de l’unité et de la solidarité de notre continent.»[157]

 

 

8. Achtste periode: de Duits-Oostenrijkse Tolunie (3-4/1931)

 

Het oprichten van de Duits-Oostenrijkse tolunie eind maart 1931 lokte bijzonder tegenstrijdige reacties uit: aan de ene kant waren er de optimisten die in de tolunie een goed begin zagen van de Europese eenmaking waar ze al zo lang op wachtten, en die hoopten dat er nu snel ook andere landen in zouden opgenomen worden. Anderzijds waren er de sceptici en de pessimisten die in de tolunie een voorbode zagen van ofwel een Anchluss, ofwel het definitieve einde van de Europese samenwerking. Eind maart komt bovendien nog eens de studiecommissie voor de Europese Unie samen. Die verkiest het onderwerp echter dood te zwijgen, om grotere onenigheid uit te weg te gaan.

 

a) De Standaard

 

Op 23 maart verschijnt een paginagroot artikel over de gesloten tolunie: ‘Eene belangrijke internationale gebeurtenis – Tusschen Duitsland en Oostenrijk werd een tolunie gesloten’. Het akkoord wordt uitgelegd en beschreven, en aansluitend krijgen we ook enkele reacties te lezen uit de rest van Europa. De eerste reactie vanuit Frankrijk is dat de Tolunie in absolute tegenspraak is met de grondbeginselen van het plan-Briand. Ook in Tsjecho-Slowakije wordt ongerust gereageerd.

Ook in de kranten van 24 en 25 januari is de tolunie voorpaginanieuws: dinsdag lezen we de commentaren in de Praagse en Parijse dagbladen over het onderwerp en woensdag lezen we de richtlijnen van het verdrag en de reacties uit o.a. de Verenigde Staten en Groot- Brittannië. De reacties weerspiegelen perfect de verwarring die het verdrag heeft gecreëerd. Zowel vanuit conservatieve als vanuit progressieve hoek veroordeelt en prijst men het Duits-Oostenrijkse initiatief. Het is zowel een gevaar voor de plannen voor een Europese Unie, als een begin van de Europese Unie.

Ook de volgende dagen blijft De Standaard, echter niet langer op de voorpagina, de krantencommentaren uit het buitenland citeren, zonder evenwel zelf een mening over het Verdrag te uiten. Ook het officiële debat wordt uitgebreid gevolgd. Vanaf 1 april bekoelt de berichtgeving. De krant schrijft zelf ook dat de zenuwachtigheid in het debat vanaf dan is geweken. De debatten blijven wel nieuws, maar de grote krantenkoppen verdwijnen. Vanaf 10 april verplaatst de aandacht zich naar Spanje, waar de republiek wordt uitgeroepen, en wordt het stil rond de Unie. 

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Het nieuws over het tolverbond van Oostenrijk en Duitsland, op dat moment nog geen voldongen feit, brengt de krant op 21 maart, maar hij besteedt er nog geen aandacht aan. Het nieuws staat in een zeer klein artikeltje tussen de buitenlandse berichten. Het volgende artikel, in de editie van 23 maart, staat wel groot op de voorpagina. Het betreft een kleine inleiding bij het nieuws en vervolgens een verzameling van de reacties uit Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Tsjecho-Slowakije. De daaropvolgende dag is het nieuws weer verschoven naar de tweede pagina, op één kolom: de uitleg van Curtius, minister van buitenlandse zaken van het Reich, en aansluitend nog enkele perscommentaren. De dag daarop, 25 maart, alweer een grote kop op de voorpagina. De krant rapporteert wat het verdrag behelst en hoe de diplomatieke kringen op het verdrag reageren. De Engelse afzijdigheid in dit alles valt op. Ook op 25 maart lezen we een zeer klein artikel over de vergadering van de studiecommissie, waar het vreemdelingenprobleem, het vervoer van elektriciteit, en opnieuw de toltarieven op de agenda staan. Het Laatste Nieuws vermeldt erbij dat al deze problemen door de Belgische afvaardiging op de agenda zijn gezet.

Op 26 maart lezen we wat de krant zelf denkt over de eventuele invloed die het tolverbond zal uitoefenen in Europa, in een artikel van J. Hoste Jr. onder de titel ‘De groote Mogendheden – Het Europeesche vraagteken’. Het artikel klaagt de houding van de grote Europese mogendheden aan. Het lijkt er op dat die absoluut niet het Europese ideaal huldigen maar integendeel steeds het nationale belang dienen. Frankrijk houdt zich afzijdig, en toont daarmee aan dat het protectionisme nog steeds hoog in het vaandel voert, Engeland houdt zich afzijdig om andere redenen, en nu heeft Duitsland dus een tolverbond gesloten met Oostenrijk. De krant ‘Le Petit Parisien’ verwoordt goed wat ook Hoste van de zaak denkt.

 

«Thans kan men het als bedenkelijk voor de toenadering in Europa en de politieke zelfstandigheid van de kleine landen beschouwen, wanneer zij zich, op ekonomisch gebied, in de schaduw stellen van een groote mogendheid.

Zoo schrijft de ‘Petit Parisien’ over het tolverdrag tusschen Duitschland en Oostenrijk: ‘Wegens de onevenredigheid, tusschen de twee staten, zoowel wat hun uitgestrektheid als den graad van hun ekonomische inrichting betreft, valt het te vreezen, dat het hier geen akkoord betreft op een voet van gelijkheid, zooals Oostenrijk er een had kunnen aangaan met zijn buren van den Donau, maar wel een schrede naar de ekonomische opslorping  van Oostenrijk door Duitschland die de voorbode zou zijn van zijn politieke opslorping.’

De opvattingen, die het Fransche blad verdedigt in verband met Duitschland en Oostenrijk, werden in ons land ook ontwikkeld in zake een Fransch-Belgisch tolverbond, waarvan de gedachte destijds door sommigen werd vooruitgezet. (…)»[158]

‘De eenige uitweg’, zoals de laatste paragraaf is getiteld, is trachten het tolverbond te instrumentaliseren om sneller tot een economische unie van Europa te komen. Het is daarom goed dat net op dit moment de studiecommissie voor de Europese Unie vergadert in Genève.

Nog in dezelfde editie, op pagina 2, schrijft ook de correspondent in Genève een artikel over de gebeurtenissen in de studiecommissie, waar de afgevaardigden van de kleine landen, België, Nederland en Denemarken er niet in slaagden de verbintenis om de toltarieven niet meer te laten stijgen, die in 1930 werd aangegaan, met een jaar te verlengen.

«Intusschen heeft de voorgenomen aansluiting van Duitschland en Oostenrijk op tolgebied een algemeene beroering verwekt, waaruit men opmaken kan, hoe de ekonomische vraagstukken in Europa ook hun politieke weerslag hebben, al is het wellicht nog wat voorbarig om de werkelijke beteekenis van de nieuwe verhoudingen in Midden-Europa te bepalen. Geldt het hier een grootscheepsche politiek van Duitsche zijde in de richting van imperialistische belangen, of kan een algemeene Europeesche toenadering ten slotte door de veelbesproken overeenkomst gediend worden? Daarop zal wel spoedig een antwoord komen, maar ook aan de zijde van de kleine landen zal de gepaste waakzaamheid niet uitblijven in verband met den gang van zaken. Meer dan ooit zal wellicht de noodzakelijkheid blijken, nu Genève voorlopig is gestrand en Berlijn bijzonder ondernemend wordt, de samenwerking in de geest van Oslo, zooveel moogelijk uit te werken.»[159]

De berichtgeving over de ‘Middeleuropeesche Tolunie’ gaat de volgende dagen door in kleine artikels.

Op 31 maart verschijnt opnieuw een opinie-artikel, dit keer van de hand van M. Stijns, dat de Tolunie situeert in het licht van een algemene Europese vertrouwenscrisis. De tolunie is enerzijds een gevolg daarvan, maar ze geeft zelf ook aanleiding tot alweer vele moeilijkheden op het vlak van de herstelbetalingen. Duitsland dringt immers aan op de bevoorrechting van de Duitse export om de herstelbetalingen te verzekeren. De toon van het artikel is gelaten, alle hoop is opnieuw gericht op de eerstvolgende Volkenbondszitting.

De tolunie is ook het onderwerp van het grootste artikel van 1 april. Henderson neemt akte van het verzet van grote delen van Europa tegen het akkoord, maar tracht de gemoederen te bedaren. Oostenrijk zou zich niet verzetten tegen een toetsing van het akkoord aan het protocol van 1922. Die toetsing kan plaatshebben op de volgende vergadering van de Volkenbond.

De correspondent in Genève schrijft op 4 april nog een artikel over de atmosfeer in Europa. De commissie ter bestudering van een Europese unie heeft over de tolunie met geen woord gerept, schrijft hij, om de sereniteit van de debatten te kunnen bewaren. De krantencommentaren toonden aan dat indien er wel zou over gesproken zijn, het vast en zeker tot harde confrontaties zou zijn gekomen. Die sereniteit was bijzonder belangrijk om de continuïteit van de vergaderingen te kunnen waarborgen, waardoor we nu de zekerheid hebben dat de Europese regeringen in de toekomst op geregelde tijden zullen blijven vergaderen om de Europese belangen te behartigen. Nu de commissie vorm heeft gekregen is het duidelijk geworden dat het Engelse model van de ‘Europese Commissie’ het heeft gehaald van het Franse modelvan de ‘Europese Unie’: de werking geschiedt geheel en al binnen het kader van de Volkenbond, en zal zo eenvoudig mogelijk blijven.

«Door de te Parijs verkregen overeenstemming wordt aan de Europeesche regeeringen een nieuwe gelegenheid geboden tot samenwerking in het gemeenschappelijk belang. Zullen zij die gelegenheid gebruiken? Zullen hun bijeenkomsten, die nu vaker zullen gehouden worden, inderdaad leiden tot de vorming van die Europeesche gezindheid, die den voorstanders van de schepping van een Europeesche Unie steeds het doel is geweest?»[160]

 

c) Vooruit

 

Het socialistische partijblad publiceert op zijn voorpagina van 23 maart het nieuws over de tolunie en stelt meteen vast dat het nieuws deining veroorzaakt over de hele wereld. Vanaf die datum verschijnen er dagelijks nieuwtjes over het akkoord en worden we bericht over de reacties uit de omringende landen die op 25 maart bijna een halve voorpagina in beslag nemen. De berichtgeving over de Europese commissie wordt niet uit het oog verloren, zo komen we te weten dat de vergadering te Parijs niets sensationeels heeft opgeleverd.

In Vooruit van 28 maart geeft de krant zijn oordeel over de unie in een artikel met de titel ‘Economische beroering’. De Graeve schaart zich achter de Duitsers in deze materie: hij beschrijft een cartoon in het Duitse socialistische blad Vorwärts waarop kleine mannetjes op een Europese kaart waarop alle tolmuren staan getekend, de muur tussen Duitsland en Oostenrijk afbreken.

«Wanneer men de kwestie aldus beziet, vraagt men zich met een gewoon gezond verstand af waarom daarover zooveel lawaai gemaakt wordt en waarom vooral de Fransche réactie moord en brand schreeuwt.

Er is terecht opgemerkt dat tusschen België en Luxemburg sedert jaren toch hetzelfde is gebeurd zonder protest uit te lokken. En wat meer is, de burgerdiplomaten maken ons toch wel sedert maanden wijs dat het hun doel is om tusschen al de Europeesche landen geleidelijk de hooge tolmuren af te breken, die handel en nijverheid hinderen en Europa ruïneren. Ja maar, zal die burgerdiplomatie antwoorden, dat doel is slechts voor binnen een nog niet afzienbare toekomst.»[161]

Duitsland en Oostenrijk hebben dus maar de eerste stap gezet, omdat ze niet meer wilden wachten op de andere landen. Dat de Franse reactie het meest kritiek bevat, hoeft niet te verwonderen: zij waren het immers die de afschaffing van het protectionisme hebben tegengehouden. Toch is het protest van Frankrijk niet louter vanuit economisch oogpunt te verklaren, want Frankrijk beseft waarschijnlijk zelf dat als zowel Oostenrijk als Duitsland het in hun eigen voordeel beschouwen om de tolmuren naar beneden te halen, er niemand is om hun dat te beletten. Het protest is vooral politiek, het ziet in het tolverbond de voorbode van een politieke eenmaking, en De Graeve vindt dat die kritiek niet ongegrond is - meer nog: alles wijst in die richting. Toch ziet hij zelf, zelfs in de politieke eenmaking van de twee landen, geen gevaar voor de vrede, want als die eenmaking tot betere economische perspectieven leidt, kan dat indirect tot verzwakking leiden van het fascisme en versterking van het republicanisme. De Graeve vindt het enkel jammer dat de kwestie in het geheim heeft plaatsgevonden.

Na 28 maart komt er wat kalmte in het debat. De artikels over het akkoord worden kleiner en verschijnen niet meer dagelijks. Opiniestukken verschijnen er niet meer; wél wordt in enkele artikels terugverwezen naar het artikel van 28 maart, waarin de mening van Vooruit duidelijk naar voren komt.

 

d) La Libre Belgique

 

La Libre Belgique anticipeert het nieuws net zoals de andere kranten reeds op 22 maart. Wanneer het nieuws officieel is komt het in La Libre toch maar op de tweede pagina in een klein artikel. Pas op 24 maart wordt het bericht voorpaginanieuws, als Curtius ‘zijn’ tolunie uit de doeken doet. Ook op 25 maart lezen we, eveneens op de voorpagina, de Oostenrijkse visie op het akkoord, en wat de krant er zelf van denkt na de twee kanten gehoord te hebben.

«... L’initiative de l’accord vient du Reich. Ce n’est pas un hasard que l’aboutissement de ces négociations coïncide avec l’échec des différentes conférences internationales dans lesquelles on a essayé, au cours des derniers mois, d’apporter un remède sensible et pratique à la crise mondiale pour préluder à l’Union Européenne prônée par M. Briand.»[162]

Verder verschijnen er krantencommentaren van andere Europese kranten, in de eerste plaats de Franse. Het eerste commentaarstuk verschijnt op 31 maart, op de voorpagina. Paul Struyve gaat na wat de drijfveren zijn van de tolunie en besluit dat de ex-geallieerden het enkel aan zichzelf te wijten hebben.

«Les ex-Alliés qui s’indignent si bruyamment aujourd’hui feraient d’ailleurs, bien de commencer par ce taper la poitrine.

Pourquoi se sont-ils acharnés à dépecer l’Autriche et à la réduire au rang d’un Etat de troisième zône?»[163]

Het is bovendien allemaal zeer contradictorisch wat Briand uitkraamt: hij voert een kruistocht tegen de douanemuren tussen de Europese staten en als er dan twee staten zijn die ze effectief neerhalen, worden ze als verraders van de Europese orde bestempeld.

«Est-ce à dire qu’il faille applaudir à l’initiative de MM. Curtius et Schober ou s’incliner devant leur manifestation?

En aucune manière.

L’Allemagne et l’Autriche ont commis une lourde faute en recourant aux anciennes méthodes de la diplomatie secrète et en paraissant vouloir mettre l’Europe devant le fait accompli.

Cette union douanière, elles ne l’ont manifestement pas envisagée dans un esprit international.

Leurs journaux, malgré certaines précautions oratoires, l’enregistrent en général comme une victoire allemande plutôt comme un succès européen.»[164]

Wat moet nu de Belgische houding zijn tegenover dit akkoord? Paul Struyve denkt dat men er het best aan doet ze af te stemmen op de houding van Engeland. De Engelsen hebben niet hysterisch gereageerd zoals de Fransen en de Tsjechen, maar hebben rustig de zaken bekeken, en dan besloten dat het akkoord zou moeten worden voorgelegd aan de Raad van de Volkenbond. De kwestie is voor de Engelsen immers niet enkel een Duits-Oostenrijkse aangelegenheid maar een bij uitstek Europese. Het tolunie-akkoord moet getoetst worden aan de voorwaarden die de vrede in Europa vereist, en de enige instantie die hiertoe in staat is, is de Volkenbond.

«Si l’Europe, et avant tout l’Empire britannique, qui, à travers les fluctuations de sa politique intérieure et les cahots de ses difficultés économiques, demeure le grand régulateur européen, maintient inflexiblement le droit qu’a la Société des Nations de prescrire à ses membres les mesures ou les abstentions qu’impose l’intérêt supérieur de la paix, on peut avoir confiance que le problème qui assombrit aujourd’hui l’horizon pourra trouver une solution satisfaisante.»[165]

Op 3 april verschijnt nog een opiniestuk, ondertekend met ‘Observator’. Het artikel analyseert de redevoering van Curtius voor de Rijksdag die een antwoord was op de toespraak van Briand voor de Franse senaat. Curtius wil drie zaken uitleggen aan zijn publiek: dat het akkoord om economische redenen noodzakelijk is voor beide landen, dat het niet in tegenspraak is met hun internationale verplichtingen, en dat er geen ongebruikelijke diplomatieke methoden zijn gebruikt om tot het akkoord te komen. De auteur evenwel constateert dat er eigenlijk in het discours van Curtius geen elementen te vinden zijn die de these tegenspreken, dat de tolunie een stap is in de verwezenlijking van de Anchluss. Om te bewijzen dat Curtius wel degelijk een Anchluss in gedachten heeft, verwijst de auteur naar een artikel uit ‘la Gazette de Cologne’ die tot dezelfde partij behoort als Curtius en schrijft: ‘Nous n’avons à contester ou à dissimuler en aucune façon que dans tous les cas, l’union douanière constitue une étape de l’Anchluss.’

 

e) La Gazette

 

Op 23 maart titelt La Gazette bovenaan een artikel op de voorpagina: ‘L’Anchluss est fait’. Het is geen opiniestuk, het geeft enkel de reacties van de Duitse, Oostenrijkse en Franse pers.

Het eerste commentaarstuk op 25 maart ziet in de douane-unie nu al een voorbode van de annexatie van Eupen-Malmédy. De Duitse diplomatie lijkt immers overal in te slagen: de evacuatie van het Rijnland, reductie van de oorlogsschulden, de intrede in de Volkenbond zijn allemaal punten van haar programma die ze mag doorstrepen, de volgende punten zijn, op korte termijn: het kwijtschelden van de resterende oorlogsschulden, de Anchluss, en het terug aanhechten van Eupen-Malmédy en op lange termijn: de teruggave van de Elzas, Danzig, en de kolonies. De Anchluss is dus nu zo goed als gerealiseerd, en de Duitsers hebben zelfs nog het lef om haar te presenteren als een stap in de realisatie van een Europese douane-unie. [166]

La Gazette verbindt op geen enkele manier de douane-unie met de Europese zaak. Ze kadert enkel en alleen in de almaar voortdurende toegevingen aan het Reich, die vroeg of laat de geallieerden, en vooral Aristide Briand (die het meest van al wordt afgeschilderd als een slappeling), in de keel zullen schieten. Dat lezen we zowel in de krant van 26 maart [167], 28 maart [168] als op 1 april [169]. Vooral in dat laatste artikel gaat de krant fel tekeer tegen de Engelsen en de Fransen. Henderson wordt geportretteerd als een germanomane invétéré, en met Briand wordt de spot gedreven, omdat Curtius diens eigen project voor Europese Unie gebruikt als voorwendsel voor de douane-unie. De krant meent trouwens dat dit het einde van Briand zal betekenen. Hij kon in de Franse senaat nu niemand meer overtuigen van de goede bedoelingen van de Duitsers. Het ziet er naar uit dat het parlement bij een volgende misstap Briands ontslag zal eisen.[170]

 

f) Le Peuple

 

Het eerste artikel dat we in de krant over de tolunie te lezen krijgen staat tussen de buitenlandse berichten op 22 maart 1931. Het betreft een klein artikeltje dat het over geruchten heeft als zou een tolunie tussen Duitsland en Oostenrijk gesloten zijn. Op 23 maart staat al het buitenlands nieuws in het teken van de tolunie. Over het eigenlijke akkoord vernemen we weinig, maar over de reacties erop vanuit Europa des te meer. De socialistische kranten van Duitsland en Oostenrijk worden geciteerd, en ook de Franse kranten die heftig tekeergaan, komen aan bod.

Reeds de volgende dag formuleert hoofdredacteur buitenland Jexas zijn mening over het gesloten akkoord. De eerste paragraaf is eigenlijk een samenvatting van het hele artikel (dat twee pagina’s beslaat).

 

«Toutes les chancelleries sont en émoi. Il s’est passé cette semaine quelque chose qui dépasse singulièrement tout ce que le trantran journalier de la vie internationale nous a apporté ces dernières années. A la place des innombrables conférences, réunions et commissions aboutissant à rien ou à peu près, au lieu d’interminables palabres et d’éternels ajournements, on nous présente enfin un acte, quelque chose de précis, d’immédiat susceptible de modifier de façon tangible la situation économique européenne.» [171]

Jexas gaat in het artikel dieper in op de economische toestand van Europa. Hij begint met het analyseren van de mislukkingen van de economische conferenties en de magere resultaten van de studiecommissie voor de Europese Unie. Wie heeft hier schuld aan? Het antwoord ligt voor de hand: iedereen. Het is nodig dat de Europese landen er zich rekenschap van geven dat er op de ontwapeningsconferentie wél resultaten zullen moeten komen, want als het in economische kwesties nog niet werken is met het mes op de keel, dan is dat voor de ontwapeningsconferentie wél het geval. Dan terug naar de tolunie. Jexas denkt dat er juridisch weinig tegen het verdrag zal te beginnen zijn. Dat het tolunie-akkoord de onafhankelijkheid van Oostenrijk in gevaar brengt is moeilijk vol te houden door het precedent van België en Luxemburg. Er is wel het protocol, gegarandeerd door Tsjechië en Frankrijk, om inflatie tegen te gaan in Oostenrijk, dat expliciet een tolunie verbiedt, maar dat hebben de onderhandelaars voorzien: het gaat officieel niet om een tolunie, maar om het op elkaar afstemmen van de douaneregelingen. Bovendien verraadt het feit dat Frankrijk het protocol, dat werd gepresenteerd als enkel van humanitair belang, zou willen aanwenden om een tolunie te beletten, de echte drijfveren ervan, namelijk Oostenrijk aan de leiband houden. Het akkoord moet, ook door de Fransen, maar eens op zijn echte waarde beoordeeld worden. In het akkoord staat expliciet dat andere landen welkom zijn om te onderhandelen over een aansluiting bij de unie.

 

«Voilà qui est capital. Rien n’empêche la France de répondre à cette invitation et d’aider ainsi à réaliser le rêve d’une union européenne, non pas dans dix ans ou dans vingt ans, mais aujourd’hui.

Mais une attitude purement négative, voire d’opposition ou d’obstruction à l’égard du projet austro-allemand, nous parait non seulement impossible, mais néfaste et de nature à soulever la conscience mondiale.

Le temps de l’inaction, des ajournements, des atermoiements est passé. Si certains des pays vainqueurs pensent encore que rien ne presse, qu’ils peuvent toujours se reposer sur leurs lauriers, ils ont grand tort d’oublier que d’autres pays ne peuvent pas attendre et  qu’en faite ils n’attendent pas. Ils ont tort d’ignorer les avertissements et les signes qui s’accumulent (…) et qui indiquent que le monde est dés à présent en mouvement. Gare à ceux – et soient-ils les plus riches et les plus sûrs d’eux-mêmes – qui resteront en arrière.»[172]

De volgende dag staat in de krant het integrale tekst van het akkoord tussen de buitenlandse berichten. In die buitenlandse berichten staat ook nieuws te lezen over de studiecommissie voor de EU. De voorstellen die er gedaan worden door België worden besproken. De volgende dagen blijft de tolunie het buitenlands nieuws domineren. De discussie of het akkoord al dan niet in Genève moet beoordeeld worden wordt uitgebreid verslagen. Uit de commissie ter bestudering van een unie vernemen we dat de Franse delegatie in een communiqué laat weten dat Frankrijk liever hetgeen beslist is op de economische conferentie van 1927, namelijk het geleidelijk, gezamenlijk laten zakken van de douanetarieven, verkiest boven het sluiten van bilaterale verdragen.

Op 31 maart lezen we een tweede opinie-artikel over de kwestie. Jexas vat nog eens de discussie van de afgelopen dagen samen, en concludeert dat het een geluk is, dat Briand, en niet Poincaré of Tardieu, de touwtjes in handen heeft in Frankrijk, omdat de situatie er anders helemaal verschillend zou uitzien. Briand is vóór alles een diplomaat, en als hij in de Franse Senaat belooft dat hij zal trachten om het akkoord tegen te houden, mogen we toch aannemen dat hij dat binnen de grenzen van het redelijke zal doen. Jexas vraagt zich vervolgens af in welke richting het akkoord zal uitgaan, naar een Europese unie of niet.

«(…)Et nous sommes bien obligés de reconnaître qu’à ce point de vue l’écho soulevé par l’initiative austro-allemande n’est pas, jusqu’à présent, particulièrement encourageant.

En ce qui concerne les ministres responsables, on n’a, à cet égard, entendu rien de bien utile du côté allemand, français ou anglais. Avec beaucoup de bonne volonté on peut, par contre, discerner, dans les discours des ministres tchécoslovaques et autrichiens, quelques allusions susceptibles de conduire à une discussion plus large, plus généreuse et plus utile.»[173]

Voor wat de perscommentaren betreft kan men wel van bemoedigende perspectieven gewagen. Het is bovendien bijzonder verheugend dat al de socialistische bladen in Europa dezelfde mening zijn toegedaan. Jexas citeert vervolgens een artikel uit de Franse ‘Le Peuple’ van een professor aan de universiteit van Dijon. Die ziet in een douane-unie die zich van Oost- naar West-Europa uitstrekt, zodat het agrarische Oosten verenigd wordt met het industriële Westen, de redding. Het is nu kiezen tussen enerzijds het irrationele, de angst, het wantrouwen en anderzijds het gezond verstand.

In de krant van de volgende dag wordt de beslissing van Curtius om toe te laten dat de tolunie wordt besproken in de Volkenbond als een halve triomf gepresenteerd. Het artikel bevat gehele passages van de toespraak van Curtius voor de Reichstag en duwt alle andere buitenlandse berichten naar de achtergrond. De volgende dag lezen we dan weer de reacties op de toespraak, uit de Franse pers en diplomatieke kringen. Onderaan lezen we ook dat Hongarije reeds beslist om niet bij het verdrag aan te sluiten. Vanaf 3 april lezen we nauwelijks nog iets over de tolunie (enerzijds door het congres van de BWP/POB anderzijds door de Spaanse revolutie).

 

 

9. Negende periode: de laatste bijeenkomst van de commissie ter bestudering van de Europese Unie (10/1932)

 

In alle stilte werd in Genève, op de zitting van de Volkenbond, het Europese project zoals Briand, die in mei 1932 was overleden, het had vorm gegeven, begraven. Dat die zitting de laatste was, was eerst en vooral te wijten aan het feit dat de commissie sinds haar oprichting in 1930 geen enkel noemenswaardig resultaat had bereikt, ten tweede aan het feit dat de situatie in Duitsland, maar ook in andere landen, ernstig veranderd was door de overweldigende verkiezingsoverwinningen van de nazi’s en andere fascistoïde partijen, ten derde aan de dood van haar voornaamste pleitbezorger, Aristide Briand, in mei 1932, en tenslotte door het mislukken van de ontwapeningsconferentie eind september 1932, net vóór de zitting, waarmee duidelijk was geworden dat een verenigd Europa nog nauwelijks een plaats in de hoofden van de Europese diplomatieke elite had.

 

a) De Standaard

 

De vergadering van de bond wordt niet vooraf besproken, vermits de berichtgeving voordien nog is toegespitst op de ontwikkelingen op de ontwapeningsconferentie. Pas op 4 oktober lezen we de eerste berichten in verband met de Volkenbond: de nieuwe leden worden voorgesteld (o.a. Irak) en enkele diplomaten geven hun mening over de Volkenbond. Ook wordt het Lytton-verslag besproken, dat moet bemiddelen tussen China en Japan omtrent Mantsjoerije. Voorts weinig over de Volkenbond: even een vergrootglas op nieuw lid Irak, een kort bericht over de reorganisatie van het secretariaat, maar over de inhoud van de debatten weinig of niets. Door de gemeenteraadsverkiezingen op 9 oktober krijgt het buitenlands nieuws nog minder plaats in de krant. In het buitenlands nieuws blijft de ontwapeningsconferentie de berichten domineren. Er wordt een vierlanden-conferentie georganiseerd met Duitsland, Frankrijk, Engeland en Italië, maar Duitsland aanvaardt de uitnodiging niet, omdat het niet aan tafel wil gaan zitten als niet aan de rechtsgelijkheid is voldaan.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Het Laatste Nieuws opent het nieuws over de Volkenbondszitting met enerzijds een portret van de Roemeense afgevaardigde Titulesco, en anderzijds met het rapport-Lytton. Op 4 oktober staat op de voorpagina een artikel over economische samenwerking tussen Engeland, België, Nederland en Skandinavië. Ook worden we bericht over het verslag van de commissie voor de Europese Unie, op 5 oktober.

«De Zwitsersche bondspresident Motta heeft in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Europeesche studiekommissie, verslag uitgebracht over de werkzaamheden van dit jaar, waarvan de uitslagen weinig belangrijk mogen genoemd worden, met uitzondering van een paar vraagstukken op landbouwgebied.»[174]

Op 6 oktober trekt Hoste Jr. nog eens van leer tegen het protectionisme in Europa, maar het stichten van een Europese Unie behoort niet meer tot de door hem voorgestelde alternatieven. Op 12 oktober presenteert Motta hetzelfde verslag als dat van 5 oktober aan de algemene vergadering van de Volkenbond. Verdere berichten over de studiecommissie of over de zitting van de Statenbond verschijnen er niet.

 

c) Vooruit

 

De Gentse socialistische krant publiceert reeds op 2 oktober een lang artikel over de studiecommissie: het doet verslag van de openingstoespraak van Motta, die Aristide Briand herdenkt en Herriot promoveert tot nieuwe voorzitter. Het grootste deel van de agenda van de commissie is bepaald door de conferentie van Stresa een maand voordien. Die ging over een fonds dat de handel in landbouwproducten moet vergemakkelijken. De commissie moet nu beslissen hoe het fonds zal gefinancierd worden, wie het zal beheren en of het zal opgedeeld worden in verschillende secties. Op 4 oktober opnieuw een artikel over de werkzaamheden in de commissie. Een resolutie over diezelfde conferentie werd aangenomen, maar een groot aantal staten waaronder België, Engeland en Nederland, hebben nog reserves. De Europese commissie wordt vervolgens verdaagd tot in december. In de krant staat ook nog een artikeltje over het Pan-Europese congres in Basel, dat in de editie van de volgende dag nog uitgebreider wordt verslagen, met onder meer samenvattingen van de redes van enkele afgevaardigden. Het congres wordt verder op de voet gevolgd in de krant.

 

d) La Libre Belgique

 

La Libre Belgique begint de verslaggeving over de zitting van de Volkenbond op 3 oktober. Ze bericht dat de commissie haar werkzaamheden opnieuw heeft opgevat met optimisme, wat enige verbazing opwekt. Het verslag van Motta voor de plenaire vergadering is er toch een dat zich uitdrukt in teleurstelling: Motta kan niet verhullen dat de werkzaamheden van de commissie weinig resultaten hebben opgeleverd, maar daarom hoeft men nog niet in pessimisme te vervallen.  De commissie moet de ruimte gegeven worden om verder te groeien.

Er zijn geen opiniestukken over wat de commissie heeft voortgebracht. Ook over het congres van de Paneuropese Liga in Basel vernemen we niets. Op 18 oktober eindigt de zitting.

 

e) La Gazette

 

La Gazette publiceert nauwelijks artikels over de Volkenbond, of over de ontwapeningsconferentie (in de krant spottend ‘La conférence du réarmement’ genoemd).

Op 7 oktober beschrijft de krant de sfeer te Genève:

«La XIIIe Assemblée de la S.d.N. s’est ouverte dans une atmosphère de noir pessimisme, sous le signe du chiffre treize, de la carence, du découragement..»[175]

 

De krant schrijft ook dat de redevoeringen beduidend korter zijn geworden en dat de diners, die gewoonlijk achteraf door de regeringsleiders worden georganiseerd, dit jaar niet doorgaan. Over de inhoud der debatten niets.

Wel gaat de krant over het congres van de paneuropeïsten te Basel. In ‘Les deux boutiques’, op de voorpagina van de editie van 9 oktober, beschrijft de krant de gebeurtenissen aldaar. Daar heerst helemaal geen pessimisme, integendeel. De voorzitter, Coudenhove-Kalergi, blaakt van vertrouwen. In zijn redevoeringen beschuldigt hij de regeringen en spreekt zichzelf van alle schuld vrij. La Gazette vraagt zich af waar ze het optimisme blijven vinden. Zowaar spreken de heerschappen over de stappen die moeten worden gezet om tot een monetaire unie te komen.  Het congres eist dat er een Europese grondwet komt. De commentaar bij het artikel blijft beperkt. [176]

Verder niets meer over de Volkenbond, de gemeenteraadsverkiezingen nemen alle plaats in.

 

f) Le Peuple

 

Le Peuple geeft op 1 oktober een voorbeschouwing over de aanstaande zitting van de Volkenbond. Het gaat niet zozeer specifiek over de studiecommissie voor een Europese Federatie, maar geeft wel goed weer hoe Le Peuple de sfeer in Genève inschat.

«De l’avis général, jamais le découragement a été à Genève aussi grand et aussi profond qu’à l’heure actuelle. La vie de l’Assemblée ne tient qu’à un fil qui menace à chaque instant de se rompre. Les représentants des cinquante et  quelques Etats réunis à Genève ne savent comment remplir leur temps. En désespoir de cause, on fait appel à M. Herriot pour prononcer un grand discours, pour encourager les autres à faire autant. M. Herriot s’est exécuté; il a été suivi de Lord Cecil et du premier délégué italien. Ils ont, l’un et l’autre, dit des banalités sans aucune valeur ou signification pratique. Cela n’empêche pas la presse officieuse française de consacrer de nombreuses colonnes et d’énormes titres à célébrer l’exercice oratoire gêné de M. Herriot comme un grand acte politique.»[177]

De volgende dagen worden we op de hoogte gehouden van de toespraken in de plenaire vergadering, waaronder ook die van Motta. Op 3 oktober staat er in de krant ook een klein artikeltje over het congres in Basel. Op 5 oktober verschijnt nog een commentaarstuk over de zitting, waarin wel aandacht wordt geschonken aan de Europese problematiek. Het gaat in essentie over hoe de Statenbond moet functioneren. Het artikel twijfelt eraan of er ooit echt een Europese Unie kan komen.

«Les problèmes des Européens sont et seront toujours des problèmes à solutions contingentes et provisoires, à peu près établis par nécessité ou par prudence. Trop de races, trop de civilisations, trop de traditions se heurtent et se contrarient pour que l’on puisse penser à des dénouements rectilignes et uniformes. Mais les problèmes de ce continent sont devenus les problèmes du monde entier. La doctrine de Monroe voudrait en séparer l’Amérique, mais le jour où les Etats-Unis se sont mêlés à une guerre européenne et où les Etats de l’Amérique du Sud – pour se défendre contre la doctrine de Monroe, qui étend sur eux le protectorat non désiré des Etats-Unis – ont adhéré à la S.D.N., cette restriction est tombée d’elle-même.»[178]

 

 

10. Samenvatting

 

a) De Standaard

 

De Standaard besteedt eigenlijk zeer weinig aandacht aan het Europese project van Briand. Het gebeurt maar zelden dat de krant er een standpunt aan wijdt. Er is altijd wel een Vlaamse kwestie die de voorkeur geniet. Als er dan een uitgebreid artikel over verschijnt, zoals het artikel van Dr. Sevens op 2 januari 1931, dan ziet de Standaard de vorming van een Europees, en casu quo een Noord-Europees blok, als een reden te meer om van het Frans-Belgische militaire akkoord af te geraken. De Vlaamse kwestie primeert in alle geledingen van het nieuws van de Standaard.

Er zijn bijzonder weinig artikels waaruit is af te leiden hoe genegen De Standaard het Europese plan van Briand is. Het enige artikel dat het uitsluitend over het plan-Briand heeft, is eerder optimistisch over het project, en laat zich laatdunkend uit over diegenen die het al bij voorbaat afschrijven.

 

b) Het Laatste Nieuws

 

Het Laatste Nieuws volgt bijzonder aandachtig al de gebeurtenissen in Genève, en komt naar voren met een zeer duidelijk standpunt. De krant is een uitgesproken voorstander van Europese integratie, maar legt toch de nadruk op het economische aspect ervan. De krant benadrukt dat Europa zich door zijn tolmuren zelf nadeel berokkent tegenover grote aaneengesloten blokken met een grote binnenlandse markt, in de eerste plaats natuurlijk de Verenigde Staten, maar zeker ook het Britse Rijk. De enige uitweg voor Europa ligt in het realiseren van een betere samenwerking. Een sterk Europa kan bovendien een dam opwerpen tegen het Russische communisme, dat aan de Oostgrens dreigt. Ook voor Vlaanderen, een zaak waar Het Laatste Nieuws zich ook sterk om bekommert, is een dieper doorgedreven integratie een ideale manier om meer onafhankelijkheid te bereiken. Briand en de andere bezielers van het Europese ideaal moeten dus doorzetten en zich niet laten ontmoedigen door de vele tegenslagen die ze na 1929 te verwerken krijgen, en de Belgische regering moet hen onvoorwaardelijk steunen.

De krant ziet echter vanaf 1930 de bui al hangen. In de regeringen van de Europese landen zitten teveel elementen die de ontbinding van de vredespolitiek voorstaan.  In het tolverbond tussen Duitsland en Oostenrijk ziet de krant niet echt een goede zaak voor de Europese vrede, integendeel. De enige manier om ervoor te zorgen dat Duitsland niet gewoonweg Oostenrijk aanhecht, is de twee landen te dwingen het tolverbond open te stellen voor andere mogendheden.

 

c) Vooruit

 

Zonder twijfel is Vooruit, samen met zijn Franstalige tegenhanger Le Peuple, de grootste voorstander van Europese eenmaking. Dat blijkt enerzijds uit de kwantiteit van opinie-artikels die aan de problematiek worden gewijd, anderzijds uit de sterk geëngageerde toon, eigen aan het discours van de socialistische partij.

De krant maakt tijdens de 7 jaren een duidelijke evolutie door. Dat heeft zeker te maken met de positie van de partij in het parlement en de positie van de socialistische partijen in andere aangelegenheden. Bij aanvang van de periode is de partij onderdeel van de progressieve regering Poullet-Vandervelde, en tracht de krant zoveel mogelijk de regeringspolitiek te ondersteunen, en niet enkel de buitenlandse politiek.[179] Die progressieve regering wordt echter door de economische wereld geblokkeerd (cf. Supra) en nadien is de krant weer veroordeeld tot het voeren van oppositie. Die overgang uit zich sterk in de beoordeling door de krant van het optreden van Briand zelf. Ten tijde van Locarno is hij mee de realisator van wat de socialistische werkersinternationale heeft gerealiseerd en wordt hij in één zin vernoemd met de socialistische boegbeelden MacDonald en Vandervelde. In 1929 beoordeelt Jozef De Graeve van Vooruit de rede van Briand voor het stichten van een Europese federatie als een poging van de Franse premier om het conservatieve Frankrijk aan het roer te houden en het socialistische Engeland het initiatief te ontnemen. In 1931, wanneer het begint te dagen dat de Europese commissie op niets zal uitdraaien, is Briand een exponent van het conservatieve stugge Frankrijk en als dusdanig iemand die de toegevingen voor de vrede geen steun verschaft.

De krant is dus een grote voorstander van een verenigd Europa, maar dan veel liever onder de vleugels van Engeland dan onder leiding van Frankrijk of Duitsland, of een alliantie van die twee. Dat Engeland eigenlijk helemaal niet achter een politieke integratie van Europa staat, hetgeen blijkt uit de verklaringen en redevoeringen voor de Volkenbond van Henderson, doet er weinig toe. In die zin is het standpunt van de krant wel contradictorisch. Ook in andere kwesties, zoals op de (eerste) conferentie van Den Haag, primeert het feit dat er een socialistische regering aan de macht is in Engeland op het feit dat Engeland niet altijd de meest meewerkende factor is in Europese aangelegenheden.

 

d) La Libre Belgique

 

La Libre Belgique volgt de ontwikkelingen in de Volkenbond met veel aandacht, en er komt een duidelijke mening naar voren: de krant is absoluut voorstander van het Europese plan van Briand, maar vindt dat Briand soms te veel gewicht lijkt te geven aan zijn eigen woorden en zijn eigen voorstel, dat volgens de krant toch niet zoveel behelst. Het voorstel van Hymans lijkt de krant veel realistischer en een veel efficiëntere stap naar Europese coöperatie. Het is dus niet over de wenselijkheid van een Europese eenmaking dat de krant argumenteert, maar over de methode om tot de Europese eenmaking te komen. Briands plan gaat op verschillende manieren de verkeerde richting uit: door een politieke eenmaking als einddoel te stellen verliest Briand al bij voorbaat de steun van de Engelsen, en door geen duidelijke begrenzing te (durven) kiezen geeft hij europsceptici, de Italianen en de Duitsers na de dood van Stresemann, de kans om het project te saboteren reeds voor het goed en wel is gelanceerd. De tolunie is een moeilijke kwestie: Struyve, de commentator van de krant, raadt België dus aan niet hysterisch te reageren zoals de Fransen, maar zijn houding af te stemmen op die van de Engelsen. De tolunie moet aangewend worden in een poging om de vrede te behouden. Het is bovendien de schuld van de Fransen zelf, dat het zo ver is gekomen: de tolunie is het gevolg van de degradering van Oostenrijk tot een tweederangsstaat.

 

e) La Gazette

 

La Gazette heeft geen enkel goed woord over voor de toekomst van Europa die Briand in gedachten heeft. Integendeel, de krant maakt er als het ware een sport van om Briand zwart te maken bij zijn lezers. De krant beschouwt het plan dat de Franse minister op 5 september in de volkenbondsraad voorstelt, als de zoveelste onnodige toegeving aan de Duitsers, die ertoe zal leiden dat Duitsland op een bepaald de Fransen zal bedanken voor hun hulp om ze vervolgens het mes in de rug te planten. De commentaren van de krant zijn als het ware doordrenkt van het sarcasme. Al de hoofdpersonen op het Europese theater worden gebrandmerkt als germanofiel en worden zo goed als allemaal met een bijnaam bedacht, die weinig aan de fantasie overlaat. Het is absurd dat ook na de radicalisering van Duitsland, zowel in de regering als in het parlement, Briand blijft geloven in zijn Europese unie. Het is een regelrechte belediging aan het adres van al diegenen die hun bloed hebben vergoten om Duitsland te verslaan. Zij hebben de vrede bewerkstelligd, de vrede door de overwinning, en die vrede heeft Briand stap voor stap onder druk gezet met zijn slap beleid en zijn toegevingen aan ‘les Boches’. La Gazette schrijft dat het zelf het liefst zou zien dat alle Europese landen eensgezind naar een eenmaking zou toeleven, maar helaas, zo is de realiteit niet. De Europese eenmaking krijgt dus een zeer grote aandacht van het blad, echter niet om te worden toegejuicht, maar om te worden weggehoond.

 

f) Le Peuple

 

Het verschil tussen Vooruit en Le Peuple is zo gering, dat het eigenlijk volstaat naar Vooruit te verwijzen om achter de standpunten van Le Peuple over de Europese integratie te komen. Toch zijn sommige zaken minder geaccentueeerd in Le Peuple dan in Vooruit en omgekeerd. Zo bijvoorbeeld de houding ten aanzien van Philip Snowden tijdens de Eerste Conferentie van Den Haag, die in Le Peuple toch harder applaus krijgt dan in Vooruit. Ook raakt Vooruit soms vluchtig de Vlaamse kwestie aan, ook al is die dan ondergeschikt aan het socialisme.

 

 

III. Besluit

 

Wat bracht het vertoog van Aristide Briand teweeg in de Belgische pers? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven, en dat om vele redenen.

De aandacht van de verschillende onderzochte dagbladen voor de Europese kwestie zoals die op 5 september 1929 in de Volkenbondsraad werd opgeworpen is bijzonder groot. Dat blijkt enerzijds uit het feit dat de kranten zo goed als altijd plaats op de voorpagina vrijmaken om over de Europese kwestie te berichten. Anderzijds is het ook zo dat bijna alle kranten het probleem al aangekaart hadden vóór Briand het aan de top van de agenda van de Volkenbond plaatste. Dat gebeurde veelal in opiniërende artikels of commentaarstukken van de redactie zelf, en dan tellen we de oproep van de stichter van de pan-Europese Liga niet eens mee. Het Verdrag van Locarno wordt in minstens de helft van de kranten gezien als een stap in de verwezenlijking van de Europese Unie, al is dit misschien omdat minister van buitenlandse zaken en deelnemer aan de conferentie van Locarno Emile Vandervelde dat zelf in interviews benadrukt. Zelfs in de periode waarin het Europees vraagstuk niet op de politieke of economische agenda stond, bespreken sommige commentatoren de opportuniteit van een Europese eenmaking.

Op al deze vaststellingen is wel telkens één uitzondering. De Standaard besteedt bijzonder weinig aandacht aan de berichtgeving over de Europese Unie, zowel wat de opiniërende als de verslaggevende artikels betreft. Enige toespeling op de wenselijkheid van een Europese eenmaking vóórdat Briand het probleem op de tafel legt, is niet te vinden.

 

De Belgische kranten zijn, op La Gazette na, een Europese eenmaking genegen, echter niet allemaal in de vorm waarin ze wordt voorgesteld door de Franse staatsman. De staatsman mag dan een groot redenaar zijn, hetgeen hij voorstelt is zeer vaag, en dat wordt door alle voorstanders opgemerkt. Briand had reeds voor zijn spraakmakende redevoering laten uitschijnen dat hij een voorstel zou doen met betrekking tot een Europese eenmaking, en dus waren de verwachtingen hooggestemd. Misschien te hoog. Zowel de socialistische kranten als La Libre Belgique zijn niet laaiend enthousiast over de toespraak. Concrete voorstellen bevatte ze niet. De krant die niet achter het voorstel staat, La Gazette, grijpt de vaagheid van de redevoering aan om ze nog meer in een negatief daglicht te stellen. Ook het jaar nadien voltrekt zich hetzelfde scenario: Briands toespraak is opnieuw een teleurstelling voor de voorstanders van de unie (hoewel Louis De Brouckère in Le Peuple alvast de geboorte van de Europese Unie uitroept [180]), terwijl de tegenstanders hun scepticisme gerechtvaardigd zien. Naarmate de tijd voorbijgaat en duidelijk wordt dat een Europese economische samenwerking, laat staan een economische unie, nog weinig kans op slagen heeft, zwakken de Europeesgezinde kranten hun harde oordeel over Briands europeïsme af. Vooral de socialistische bladen maken op dat vlak een duidelijke evolutie door.

De opiniërende artikels van de voorstanders van een eenmaking hebben het veelvuldig over de methode om tot de eenmaking te komen. Het is een moeilijke afweging, zo schrijven de kranten ook zelf, omdat het politiek klimaat niet gunstig lijkt te zijn om tot economische doorbraken te kunnen komen, zoals overvloedig blijkt uit de verschillende pogingen die daartoe werden ondernomen, maar anderzijds lijkt een politieke eenmaking of een politieke samenwerking die gebaseerd is op het model van de Volkenbond te ver te gaan om de Europese landen te kunnen overtuigen. Zeker als men in acht neemt dat Engeland tot de Europese zone wordt gerekend, was een Europese organisatie met een eigen uitvoerend orgaan en een secretariaat een brug te ver. Bovendien waren de meeste voorstanders, zeker de socialistische bladen, er als de dood voor dat de Volkenbond, die nog zo wankel op zijn benen stond, de wind uit de zeilen zou worden genomen. Het was dan ook pas nadat Briand verzekerde dat het Europese voorstel enkel zou kunnen gedijen binnen het kader van de Volkenbond, dat Le Peuple en Vooruit hun volle steun aan het voorstel verleenden. De kranten lijken toch de economische weg te verkiezen boven de politieke weg. Ze volgen daarmee de Belgische minister Hymans, wiens redevoering voor de Volkenbondsraad die richting uit gaat.

 

Vervolgens vroegen we ons af in welke context de Europese Unie zou geplaatst worden. In de interpretatie van graaf Coudenhove-Kalergi was de einddoelstelling de Verenigde Staten van Europa, parallel aan de Verenigde Staten van Amerika. Weinig commentatoren delen deze visie. De verschillen tussen de Verenigde Staten en Europa zijn te groot. Europa is oud, de Verenigde Staten bestaan nauwelijks 150 jaar. In de Verenigde Staten wordt er één taal gesproken, in Europa wordt er in elke staat een andere taal gesproken. Wél zijn zo goed als alle kranten het erover eens dat het feit dat het grote territorium van de Verenigde Staten niet is onderverdeeld in verschillende economische zones hun grootste troef is en de dat de afwezigheid van een grote binnenlandse markt de reden is waarom Europa zo achterop hinkt.

De schaduw van de Amerikanen hangt eigenlijk over de hele periode. Elke krant vindt dat Europa veel te veel in de greep van de Amerikanen zit, door de hoge schuldenberg die de oorlogvoerende landen tegenover de overzeese grootmacht hebben. Het feit dat Amerika zich op geen enkele manier engageert in internationale instellingen en conferenties, kan ook op weinig begrip rekenen. La Gazette gaat nog een stap verder: de krant ziet in al de toegevingen die aan Duitsland worden gedaan de hand van de Verenigde Staten, die zo een nieuwe oorlog willen ontketenen en zo opnieuw langs de kassa willen passeren. Het is maar een van de vele insinuaties van de krant.

 

De opdeling van de kranten in de strekkingen liberaal, christelijk en socialistisch is niet zo bruikbaar bij de behandeling van het nieuws rond het plan-Briand. Zowel Het Laatste Nieuws en La Gazette, de twee liberale dagbladen, als La Libre Belgique en De Standaard, de twee christelijke bladen, houden er verschillende meningen en prioriteiten op na. Meer nog, de twee christelijke bladen staan met getrokken messen tegenover elkaar door de Vlaamse kwestie, die in deze periode hoog in de actualiteit staat. Dat brengt met zich mee dat De Standaard al haar redactionele energie in het verdedigen van de Vlaamse kwestie investeert, ten koste van o.a. het buitenlands nieuws. Dat kan van La Libre Belgique niet gezegd worden: de krant volgt met grote interesse en veel engagement van haar journalisten het gebeuren in Genève.

La Gazette en Het Laatste Nieuws staan zo mogelijk nog verder uit elkaar. La Gazette geeft zichzelf de stempel liberaal, net zoals Het Laatste Nieuws, maar de ene krant is radicaal tegen de Europese eenmaking, bij de andere valt er geen kwaad woord over te horen. La Gazette lijkt dan ook dichter tegen de Franse rechtse bladen aan te leunen, terwijl Het Laatste Nieuws daar absoluut niet mee wil geassocieerd worden. Integendeel, ook de Vlaamse kwestie laat de krant niet koud en haar redacteurs laten geen kans voorbijgaan om het Frans-Belgisch militair akkoord onder vuur te nemen, o.a. het Verdrag van Locarno en later het voorstel voor een Europese Unie worden in deze optiek becommentarieerd.

De socialistische bladen staan wel heel erg dicht bij elkaar in al de standpunten over de Europese eenmaking. Dat is natuurlijk te verklaren doordat de kranten beide deel uit maken van het propaganda-apparaat van de socialistische partij. De kranten volgen dezelfde evolutie: van gematigd enthousiast over het voorstel van Briand wanneer die het bespreekt in de Volkenbondsraad tot het krampachtig blijven verdedigen ervan wanneer blijkt dat er geen alternatief is.

 

De Vlaamse kwestie is voor de Het Laatste Nieuws en De Standaard een zeer belangrijke aangelegenheid, en beide kranten gebruiken de nieuwsfeiten uit Genève om hun gelijk meer kracht bij te zetten: de Europese eenmaking zoals Briand ze voorstelt moet ons land helpen bij het loskomen van het militaire bondgenootschap met Frankrijk, waarvan België te veel nadeel ondervindt in zijn relaties met de andere Europese mogendheden. De Europese eenmaking is een stap in de onafhankelijkheid van Vlaanderen.

 

Er zijn natuurlijk evidente verschillen in hetgeen we uit de kranten te weten komen en wat we in de werken lezen die nadien over het plan-Briand werden gepubliceerd. De nadruk komt in de literatuur veel meer te liggen op wat op de verschillende kabinetten werd gezegd, dan wat er verklaard werd in Genève. Zo komen we te weten dat zelfs in België, dat uit de kranten bij monde van de socialistische minister Vandervelde en de liberale minister Hymans naar voren treedt als de grootste voorstander van het plan, er eerder sceptisch werd gereageerd.  Maar er zijn ook gelijkenissen. Zo wordt ook in de literatuur de nadruk gelegd op de vrees die sommige landen hadden dat de Europese eenmaking de Volkenbond zou uithollen, en op de vraag of ze in verschillende stappen moest worden gerealiseerd, dan wel meteen gecreëerd met een secretariaat en uitvoerend orgaan. Het einde van het plan Briand heeft in de literatuur ook meer weerklank gekregen dan in de pers. Dat is te verklaren omdat het einde van het plan en de studiecommissie voor de Europese unie nooit officieel is afgekondigd: de studiecommissie kwam vanaf oktober niet meer samen, maar al daarvoor was ze in een heel jaar maar 2 keer samengekomen. Het echte eindpunt is voor de tijdgenoten dan ook niet duidelijk, zoals goed uit de laatste onderzochte periode blijkt. Geen enkele krant is er zich eigenlijk van bewust dat die samenkomst in oktober 1932 de laatste zal zijn. Uit alles wat er over wordt geschreven wordt echter wel duidelijk dat ook de pers niet meer gelooft dat de studiecommissie ooit nog aanleiding zal geven tot een eenmaking.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Eric HOBSBAWM, Age Of Extremes, vertaald door André Habeling en Martha Reesen, Amsterdam, Het Spectrum, 1995, p. 117

[2] Ruth HENIG, Versailles and After 1919-1933, 1984, London, Routledge, p.?

[3] Rik COOLSAET, België en zijn buitenlandse politiek 1830-1990, Leuven, Van Halewyck, 1998, p. 241

[4] Giorgio CANDELORO, Storia dell’Italia moderna, Il fascismo e le sue guerre 1922-1939, Milaan, Feltrinelli, 1981, p. 14

[5] Rik COOLSAET, op. cit., p. 225

[6] Rik COOLSAET, op. cit., p. 241

[7] Maxime MOURIN, Histoire des Nations européennes – I. De la première à la deuxième guerre mondiale (1918-1939), Paris, Payot, 1962, p. 61

[8] Bertrand DE JOUVENEL, D’une guerre à l’autre – La décomposition de l’Europe libérale, Paris, Librairie Plon, 1945, p. 69

[9] idem, p. 84

[10] F.P. WALTERS, A history of the league of nations, Londen, Oxford University Press, 1952, p. 365

[11] idem, p. 369

[12] Bertrand DE JOUVENEL, op. cit., p. 215

[13] Jacques PIRENNE, Geschiedenis van Europa, Brussel, La Renaissance du Livre, 1963, p. 102

[14] Maxime MOURIN, op.cit., p. 69-72

[15] Jacques PIRENNE, op. cit., p.137

[16] F.P WALTERS, op. cit., p. 429

[17] Rik COOLSAET, op. cit., p. 261

[18] Jean-Luc CHABOT, L’idée d’Europe Unie de 1919 à 1939, Grenoble, Université de Grenoble, 1978, p. 73

[19] Bernard BRUNETEAU, Histoire de l’unification européenne, Paris, Armand Colin/Masson, 1996, p. 14

[20] Yannick MUET, Le débat européen dans l’entre deux-guerres, Parijs, Ed. Economica, 1997, p. 16-19

[21] Henri TRUCHY, L’Union douanière européenne, Parijs, Académie de droit international, 1934, p. 586-587

[22] Elisabeth DU REAU, L’idée d’Europe au XXe siècle, Parijs, Ed. Complexe, 1996, p. 90

[23] Revue de l’université de Bruxelles, december 1929, januari 1930. Artikel van Carlo Sforza, «Les Etats-Unis d’Europe» in Michel DUMOULIN, L’idée européenne dans l’entre-deux-guerres, Louvain-La-Neuve, Academia, 1992, p. 99

[24] Jacques BARIETY, “Aristide Briand: les raisons d’un oubli”, in: Antoine FLEURY, Le Plan Briand d’Union fédérale européenne, Paris, Lang, 1998, p. 8

[25] Ibid., p.9

[26] Jacques BARIETY, op. cit. p.10

[27] Jean-Luc CHABOT, op. cit., p. 291

[28] Aristide BRIAND, “Memorandum sur l’organisation d’un régime d’union fédérale européenne présenté le 17 mai 1930 par le gouvernement français” in: Michel DUMOULIN, op. cit., p. 110-121

[29] Robert BOYCE, “The Briand Plan and the Crisis of British Liberalism”, in: Antoine FLEURY, Le Plan Briand d’Union fédérale européenne, Paris, Lang, 1998, p. 130-137

[30] Hein KLEMANN, “The Dutch reaction to the Briand Plan”, in: Antoine FLEURY, op. cit., p. 159

[31] Bohumila FERENCUHOVA, “L’accueil du Plan Briand dans les milieux politiques tchèques et slovaques”, in: Antoine FLEURY, op. cit., p. 199-200

[32] Constantin SVOLOPOULOS, “Vénizélos et l’idée d’union européenne”, in Antoine FLEURY, op. cit., p. 227

[33] Yves LE TROCQUER, “La necessité d’un front économique européen en face de l’union américaine”, in: Michel DUMOULIN, op. cit., p. 89

[34] Rik COOLSAET, op. cit., p. 257

[35] Joseph MELOT, geciteerd in Michel DUMOULIN, La Belgique: l’annonce de réformes de structures au plan européen, in Antoine FLEURY, op. cit., p. 94

[36] Michel DUMOULIN, La Belgique: l’annonce de réformes de structures au plan européen, in: in Antoine FLEURY, op. cit., p. 99

[37] G. DURNEZ, De Standaard: Het leven van een Vlaamse Krant 1914-1948, Lannoo, Tielt, 1985, p.163

[38] idem, p.257

[39] P. STEPHANY, La Libre Belgique: Histoire d’un journal libre 1884-1996, Duculot, Louvain-La-Neuve, 1996, p. 136

[40] idem, p.135

[41] R. CAMPE, M. DUMON, J.-J. JESPERS, Radioscopie de la presse belge, Marabout, Verviers, 1975, p. 431

[42] LA GAZETTE, s.t., 8/11/1927, p. 1

[43] DE STANDAARD, Een Engelsche stem – De helm van Frankrijk, 14/10/1925, p.1

[44] DE STANDAARD, Een akkoord werd bereikt te Locarno, 16/10/1925, p.1

[45] HET LAATSTE NIEUWS, Voor den vrede in Europa, 06/10/1925, p.1

[46] VOORUIT, Buitenlandsch Overzicht, 08/10/1925, p.1

[47] VOORUIT, Locarno, 19-20/10/1925, p.1

[48] idem

[49] idem

[50] idem

[51] LA LIBRE BELGIQUE, La conférence de Locarno s’est ouverte lundi, 06/10/1925, p.1

[52] LA LIBRE BELGIQUE, Un grand pas vers la paix, 17/10/1925, p.1

[53] LA LIBRE BELGIQUE, Le vrai problème de la paix, 29/10/1925, p.1

[54] LA GAZETTE, L’Etranger – La Conférence de Locarno, 08/10/1925, p.1

[55] idem

[56] LA GAZETTE, Les marchandages de Locarno, 10/10/1925, p.25

[57] LA GAZETTE, Les résultats de Locarno, 11/10/1925, p.1

[58] LA GAZETTE, Le Pacte de Locarno, 20/10/1925, p.1

[59] LE PEUPLE, La conférence de Locarno, 06/10/1925, p.1

[60] LE PEUPLE, Les Accords de Locarno, 18/10/1925, p.1

[61] idem

[62] LE PEUPLE, Locarno, 25/10/1925, p.1

[63] DE STANDAARD, Het Pan-Europeesch Congres te Weenen, 04/10/1926, p.1

[64] DE STANDAARD, Het Groot-Europeesch Congres, 05/10/1926, p.1

[65] DE STANDAARD, Laatste zitting Pan-Europeesch Congres, 07/10/1926, p.1

[66] LA LIBRE BELGIQUE, L’assemblée de Genève et l’Avenir, 02/10/1926, p.1

[67] LA LIBRE BELGIQUE, Un congrès pan-européen, 4/10/1926, p.3

[68] LA LIBRE BELGIQUE, Vers la fédération Européenne – Une initiative luxembourgeoise, 05/10/1926, p.1

[69] idem

[70] LA LIBRE BELGIQUE, Pour la réconciliation franco-allemande et le salut de l’Europe, 10/10/1926, p.1

[71] LA GAZETTE, Le congrès paneuropéen à Vienne, 07/10/1926, p.1

[72] LA GAZETTE, L’Esprit de Locarno, 08/10/1926, p.1

[73] LE PEUPLE, Aux Assises paneuropéennes de Vienne, 10/10/1926, p.1

[74] DE STANDAARD, Een economisch requiem over Europa, 05/10/1927, p.1

[75] HET LAATSTE NIEUWS, s.t., 13/10/1927, p.2

[76] HET LAATSTE NIEUWS, s.t., 18/10/1927, p.1

[77] HET LAATSTE NIEUWS, Economische samenwerking – De Frans-Duitse kartels, 23/12/1927, p.1

[78] HET LAATSTE NIEUWS, Waarom het nieuwe paleis van de Statenbond niet in Brussel?, 29/12/1927, p.1

[79] VOORUIT, De toekomst van Europa, 23/12/1927, p.1

[80] idem

[81] LA LIBRE BELGIQUE, Un pas vers la suppression progressive des restrictions économiques, 31/10/1927, p. 2

[82] LA GAZETTE, Non, l’Allemagne n’est pas coupable, 1 oktober 1927, p.1

[83] LE PEUPLE, Chronique Etrangère – A la veille de la réunion de Genève, 29/11/1927, p.1

[84] DE STANDAARD, Veel haarden van onrust in Europa, 02/08/1928, p.1

[85] HET LAATSTE NIEUWS, De internationale toestand op een keerpunt, 22/08/1928, p.1

[86] VOORUIT, Buitenlandsch Overzicht – Kellogg-verdrag, 01/09/1928, p.1

[87] VOORUIT, Naar de Vereenigde Staten van Europa – Imperialisme der toekomst, 12/09/1928, p.1

[88] LA GAZETTE, Les socialistes et le désarmement, 17/081928, p.1

[89] LA GAZETTE, Le pacte Kellogg, 22/08/1928, p.1

[90] DE STANDAARD, Pan-Europa en de Vrede, 08/08/1929, p. 1

[91] DE STANDAARD, Pan-Europa en de Vrede, 10/08/1929, p. 1

[92] DE STANDAARD, De conferentie ondervindt moeilijkheden, 11/08/1929, p. 1

[93] DE STANDAARD, De Haagsche Wereldconferentie van uit Frankrijk gezien, 20/08/1929, p. 1

[94] DE STANDAARD, Belgie mag tevreden zijn – Het Young-plan gered, 02/09/1929, p. 3

[95] HET LAATSTE NIEUWS,De Vereenigde Staten van Europa, 01/08/1929, p. 1

[96] HET LAATSTE NIEUWS, Het arme Europa – Een nieuwe kolonie, 17/08/1929, p.1

[97] HET LAATSTE NIEUWS,Standpunt, 12/09/1929, p.1

[98] idem

[99] VOORUIT, Europeesche Eenheid, 14/08/1929, p.1

[100] idem

[101] idem

[102] idem

[103] VOORUIT,Buitenlandsch Overzicht, 31/08/1929, p.1

[104] VOORUIT, Geen Illusies, 05/09/1929, p.1

[105] VOORUIT,Europeanisme – Briand en zijn voorstel, 11/09/1929, p.1

[106] idem

[107] idem

[108] VOORUIT, Buitenlandsch Overzicht, 28/09/1929, p.1

[109] LA LIBRE BELGIQUE, Autour des Etats Unis d’Europe, 05/08/1929, p.1

[110] LA LIBRE BELGIQUE, Vers une union des peuples d’Europe?, 08/08/1929, p.1

[111] LA LIBRE BELGIQUE,La conférence de La Haye vue de Londres, 09/08/1929, p.1

[112] LA LIBRE BELGIQUE, Etats-Unis d’Europe et Union douanière,06/10/1929, p.1

[113] idem

[114] LA GAZETTE, Ce bon Monsieur Coudenhove-Kalergi, 3 augustus 1929, p.1

[115] LA GAZETTE, L’Evacuation de la Rhénanie, 8/8/1929, p.1

[116] LA GAZETTE, Les Liquidateurs, 10/8/1929, p.1

[117] LA GAZETTE, La Victoire est liquidée, 29/8/1929, p.1

[118] LA GAZETTE, Une Chaude Journée, 7/9/1929, p.1

[119] LE PEUPLE,Voici quinze ans que vint la Guerre – Organiserons-nous enfin la Paix?, 04/08/1929, p.1

[120] LE PEUPLE,Le discours de M. Briand, 07/09/1929, p.1

[121] DE STANDAARD, De Volkenbondsvergadering te Genève, 13/09/1930, p.1

[122] id, p.2

[123] DE STANDAARD, Briand’s buitenlandsch beleid, 20/09/1930, p.1

[124] DE STANDAARD, De Europeesche samenwerking op economisch gebied, 21/09/1930, p. 2

[125] HET LAATSTE NIEUWS, De Statenbondsraad – Het plan van Briand, 10/09/1930, p.1

[126] VOORUIT, Socialistisch Evangelie, 09/09/1930, p.1

[127] VOORUIT,De atmosfeer te Genève – Wordt 1931 een sensationeel jaar?, 20/09/1930, p.1

[128] LA LIBRE BELGIQUE,M. Briand et les Etats-Unis d’Europe, 14/09/1930, p.1

[129] LA LIBRE BELGIQUE,A Genève, 15/09/1930, p.3

[130] LA LIBRE BELGIQUE, Les Etats européens devant les Etats-Unis d’Europe, 16/09/1930, p. 3

[131] idem

[132] LA LIBRE BELGIQUE,A Genève - Le projet de fédération européenne à demi enterré, 19/09/1930

[133] LA GAZETTE, Complications paneuropéennes, 11/09/1930, p.1

[134] LA GAZETTE, Fini de rire, 17/09/1930, p.1

[135] LA GAZETTE, Autres considérations sur les élections allemandes, 18/09/1930, p.1

[136] LE PEUPLE, Démocratie européenne ou tyrannie fasciste, 23/09/1930, p.1

[137] idem

[138] DE STANDAARD,De Noord-Europese douane-unie,02/01/1931,p.1

[139] idem

[140] DE STANDAARD,Opinie, 23/01/1931, p.1

[141] HET LAATSTE NIEUWS,Wat 1930 ons bracht, 01/01/1931, p.1

[142] HET LAATSTE NIEUWS, De nood aan Europa, 22/01/1931, p.1

[143] HET LAATSTE NIEUWS,De Europeesche Toestand: Betere stemming ingetreden, 28/01/1931, p.1

[144] VOORUIT,Internationale Politiek – Rond de besprekingen van Genève, 20/1/1931, p.2

[145] idem

[146] VOORUIT, Rondom Ons, 24/01/1931, p.1

[147] LA LIBRE BELGIQUE, Va-t-on vers un fiasco?, 20/01/1931, p.1

[148] LA GAZETTE, Beaux Débuts!, 02-03/01/1931, p.1

[149] LA GAZETTE, La Fédération Européenne et la Revision des Traités, 06/01/1931, p.1

[150] idem

[151] LA GAZETTE, Paneurope et les Soviets, 23/01/1931, p.1

[152] LE PEUPLE,Pour l’Union européenne, 11/01/1931, p.1

[153] idem

[154] LE PEUPLE,Un terrible réquisitoire de la carence de la SDN en matière économique, 18/01/1931, p.1

[155] LE PEUPLE,Le bilan de Genève – Où en est l’Union européenne?, 27/01/1931, p.1

[156] idem

[157] idem, p.3

[158] HET LAATSTE NIEUWS, De groote moogendheden – Het Europeese vraagteken, 26/03/1931, p.1

[159] HET LAATSTE NIEUWS,s.t., 26/03/1931, p.3

[160] HET LAATSTE NIEUWS,Statenbond en Europeesche Vraagstukken, 04/04/1931, p.1

[161] VOORUIT, Economische beroering, 28/3/1931, P.1 P3

[162] LA LIBRE BELGIQUE,L’Accord austro-allemand jugé de Vienne, 25/03/1931, p.1

[163] LA LIBRE BELGIQUE,L’Anchluss et la SDN, 31/03/1931, p.1

[164] idem

[165] idem

[166] LA GAZETTE, Eupen-Malmédy l’Anchluss, 25/03/1931, p.1

[167] LA GAZETTE, M. Briand applaudi par Karl Marx, 26/03/1931, p.1

[168] LA GAZETTE, La Sincérité des Pacifistes, 28/03/1931, p.1

[169] LA GAZETTE, L’Anchluss, 01/04/1931, p.1

[170] LA GAZETTE, La Fin d’une Politique, 04/04/1931, p. 1

[171] LE PEUPLE, Chronique étrangère - Le projet d’union douanière austro-allemand, 24/03/1931, p.1

[172] idem, p.3

[173] LE PEUPLE, Le projet austro-allemand et les puissances, 31 maart 1931, p. 3

[174] HET LAATSTE NIEUWS, Laatste berichten, 05/10/1931, p. 13

[175] LA GAZETTE, La conférence du réarmement, 07/10/1932, p.1

[176] LA GAZETTE, Les deux boutiques, 09/10/1932, p.1

[177] LE PEUPLE, La crise de la S.D.N., 01/10/1932, p.1

[178] LE PEUPLE, La S.D.N. et l’opinion publique, 05/10/1932, p.1

[179] DIETVORST J., De socialistische partijkrant Vooruit tijdens het interbellum, Gent, 1990

[180] Dit kunnen we verklaren: aangezien De Brouckère zelf mee aan de tafel zat waar het memorandum van Briand werd beoordeeld kon hij niet zomaar afvallen wat hij enkele dagen voordien zelf in Genève had verdedigd.