De Gentse brandweer 1809-1950. Van gewapend pompier tot brandweerman in burger. (Malik Weyns)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

UITLOOP: DE VOORBIJE 50 JAAR IN VOGELVLUCHT

 

         Ook de voorbije halve eeuw heeft het Gentse brandweerkorps een grondige metamorfose ondergaan, net zoals zowat alle beroepsgroepen. Het brandweermaterieel is met reuzensprongen vooruit gegaan, de dienstregeling is veel verbeterd, wat dan weer een belangrijke oorzaak was voor de verdere uitbreiding van de getalsterkte, gepaard gaande met een toenemende specialisatie binnen het korps ([341]).

Zoals eerder reeds aangehaald zal ik in dit hoofdstuk niet zozeer iets trachten te bewijzen, maar enkel algemene evoluties aanstippen. De belangrijkste bronnen hiervoor zijn de mondelinge getuigenissen van enkele brandweermannen ([342]), die ik dan tracht te kaderen a.h.v. een paar studies uit het zeer rijke aanbod aan vakliteratuur omtrent dit onderwerp.

 

TAKEN EN AKTIVITEITEN VAN DE GENTSE BRANDWEER

 

         Gedurende de laatste 50 jaar heeft de centrale overheid heel wat wetten uitgevaardigd m.b.t. het brandweerwezen, waardoor het Gentse brandweerkorps werd opgenomen in een nationale veiligheidsstructuur (de 'Civiele Bescherming' die werd ingericht door de wet van 31/12/1963 ([343])), met uniforme regels voor alle Belgische korpsen. De verschillende provincies van het land werden onderverdeeld in gewestelijke groepen. Met de algemene reorganisatie van de brandweer door het Koninklijk Besluit van 8 november 1967 werden de diverse korpsen naargelang hun grootte en aard (en deze van de gemeente) ondergebracht in 4 verschillende categorieën (X, Y, Z en C), waarvan de eerste 3 als centrum golden van een gewestelijke groep en dan ook konden worden opgeroepen om bijstand te verlenen aan naburige korpsen van een lagere categorie.

 

         Naast deze door de centrale overheid opgelegde structuur, zijn er mettertijd ook nog andere overeenkomsten gesloten op initiatief van de lokale overheden, waarbij geregeld ook provincie-, gewest- en landsgrenzen werden overschreden. Met als doel de samenwerking tussen de verschillende korpsen te optimaliseren, groeide de laatste jaren het begrip 'zonevorming' (cf. congres Belgische Brandweerfederatie in 1993), wat in de toekomst zou kunnen leiden tot bovengemeentelijke brandweerkorpsen ([344]).

 

         Met de regelgeving van de jaren '60 verdween de ordehandhaving definitief uit het takenpakket van het Gentse brandweerkorps. De hoofdtaak in de brandbestrijding, werd opgesplitst in een repressief en preventief luik, waarbij de paradox opvalt dat ondanks het groeiend aantal preventieve maatregelen de kans op een ramp van grote omvang eerder toeneemt dan afneemt, dit door de steeds grotere concentratie van mensen en gebouwen, en het gebruik van nieuwe en potentieel zeer schadelijke materialen in de industrie ([345]). Daarnaast kreeg het korps heel wat extra taken toevertrouwd die onder de algemene noemer 'hulpverlening' zijn onder te brengen. De wet van 8 juli 1964 bepaalde het dringend vervoer van gekwetsten en zieken door de brandweer (oprichting dienst 900, nu 100).

 

         De ministeriële omzendbrief van 29 november 1967 gaf een lijst met 21 (later 22) bijzondere interventies op waarvoor de brandweer kon worden opgeroepen voor ([346]):

* het bevrijden van personen zoals een rioolwerker,

    of iemand in een geblokkeerde lift,

    of op een dak gevlucht,

    of onder puin bedolven,

    of geëlektrokuteerd,

    of onder een voertuig geklemd,

    of een persoon die met één van zijn ledematen in een

    machine gekneld zit,

* het ophalen van een persoon uit een kanaal e.d.,

* het verlenen van hulp aan een verstikte of een drenkeling,

* het zorgen voor dringend vervoer voor zieken en gewonden,

* het opruimen van een belemmering op de rijweg,

* het interveniëren in een gebouw bij lekkage van schadelijke

  gassen,

    of bij ontsnapping van stoom,

    of bij een oververhitte verwarmingsketel,

* het verversen van de lucht in lokalen waar rook e.a. is

  binnengedrongen,

* het neutraliseren van een laag koolwaterstoffen of zuur,

* het opsporen van een voor de bevolking gevaarlijke radio-

  actieve bron,

* het verlenen van hulp bij een ontploffing,

    of een vliegtuig dat in moeilijkheden verkeert,

    of een overstroming of ramp,

* het leegpompen van een kelder na overstroming of lekkage,

* het verdelgen van wespennesten en verwijderen van bijenzwer-

  men.

 

         Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat in bepaalde gemeenten soms toch nog een beroep wordt gedaan op de brandweermannen voor het uitvoeren van bepaalde politietaken. Het betreft dan bijvoorbeeld het regelen van het verkeer bij allerhande wedstrijden, en dus geen echte ordehandhavingsopdrachten ([347]).

 

         De brandweer heeft zich steeds ook nog met andere aktiviteiten beziggehouden dan louter met het pakket van beroepstaken. Zo worden er reeds sinds de vorige eeuw heel wat contacten onderhouden met andere brandweerkorpsen in binnen- en buitenland, en dit zowel via congressen (voor de officieren) als via allerhande sportcompetities. Er waren echter ook contacten met de bevolking buiten de eigenlijke interventies om. Reeds in de briefwisseling van commandant Welsch (rond de eeuwwisseling) vindt men aanvragen terug van scholen of bedrijven die met een groep de kazerne wilden komen bezoeken ([348]). Maar vrij recent is men vanuit de brandweer een aktievere toenadering gaan zoeken met de bevolking. Dit zowel via brandweerkampioenschappen, waarop de burgers het vermogen van de brandweerhelden kunnen komen bewonderen ([349]), als met de oprichting van jeugdbrandweerkorpsen.

 

         De voorbije jaren zijn de jeugdbrandweerkorpsen in heel Vlaanderen als paddestoelen uit de grond geschoten (ook in het buitenland is dit het geval), zodat er tegenwoordig zo'n 25 van bestaan. Ook het Gentse brandweerkorps beschikt sinds eind vorig jaar over een eigen jeugdafdeling, die 25 tieners telt. De belangrijkste doelstelling van een jeugdbrandweerkorps is de brandpreventie: men wil de jongeren (en via hen ook de kennissenkring) de basisbegrippen van het brandweerwezen bijbrengen. Daarnaast heeft het ook promotionele voordelen voor het brandweerkorps. Voor veel vrijwilligerskorpsen is het bovendien een nuttige kweekschool voor latere brandweermannen en -vrouwen ([350]).

 

BURGERLIJKE DISCIPLINE ([351])

 

         We zagen reeds dat de discipline in de bestudeerde periode grondig was gewijzigd en geëvolueerd van een streng militaire tucht naar een meer burgerlijk karakter. Deze trend heeft zich de voorbije 50 jaar doorgezet.

 

         Zoals voorheen al het geval was geweest, was een nieuwe mijlpaal op dit vlak de overschakeling van de 24-urendienst naar de 12-urendienst in 1965, waardoor men moest overstappen van een 2- naar een 4-ploegenstelsel. Dit hield dan ook een verdubbeling van de getalsterkte in, wat echter niet meteen werd gerealiseerd. Budgettaire overwegingen lagen daaraan ten grondslag, de aanwerving vormde al lang geen probleem meer.

Deze hervorming van de dienstregeling had gevolgen voor zowel de discipline als de sfeer in het korps.

 

         De discipline onder commandant P.De Reuck (1958-1978 ([352])) was nog vrij strict, wat blijkt uit diverse kleine zaken waar men streng op toekeek: kledij perfect in orde, groeten van de officieren bij elke ontmoeting, enz. De ondergeschikte moest niet enkel respect tonen voor de officier, maar de discipline werd in die mate 'gekweekt' dat er een angstrelatie ontstond. Dit kwam natuurlijk de snelheid en stiptheid waarmee een bevel werd uitgevoerd ten goede, want elk bevel werd onmiddellijk en zonder nadenken uitgevoerd, maar daarom niet noodzakelijk ook met toewijding en motivatie.

 

         In de loop van de voorbije decennia is de discipline dan sterk afgezwakt ([353]), in die mate dat zelfs bij het lager personeel kritische opmerkingen vallen over het gebrek aan discipline ([354]). Dit vooral onder druk van de vakbonden die met de wilde stakingen in de jaren '70 hun hoogdagen beleefden ([355]). Daarnaast zijn ook de individuele brandweermannen mondiger en weerbaarder geworden, wat o.a. een gevolg is van het feit dat de gemiddelde scholingsgraad van het personeel is gestegen. Voorheen plukte men bij wijze van spreken de mensen van de straat. Nu worden meer eisen gesteld aan de kandidaat-brandweerman (via allerhande examens), vanwege de technologische evolutie van het materieel. Als men tegenwoordig een brandweerman straft, wat nochtans veel minder snel gebeurt dan vroeger, loopt men het risico dat deze hiertegen in beroep gaat bij het gerecht. Iets wat vroeger ondenkbaar was. De militaire discipline van weleer is al lang vergeten.

 

         Tenslotte is ook de sfeer in het korps gewijzigd, wat voornamelijk te wijten is aan de nieuwe dienstregeling. Voordien brachten de brandweerlui immers veel meer tijd samen door, in de brandweerkazerne. Met 12-urendienst heeft elkeen meer zijn eigen leefwereld thuis. Bovendien zijn de mannen ondergebracht in verschillende afzonderlijke locaties (kazerne en 4 posten met een vaste bezetting), waardoor de gemeenschappelijke groepsgeest is verdwenen. De algemene kameraadschap is voor een stuk verdwenen, en daardoor bij sommigen ook de motivatie.

 

         Ondanks de kritische geluiden en gevoelens van heimwee zijn de meeste brandweerlui wel tevreden met hun keuze voor het beroep. Het is nochtans een zeer veeleisende job, zowel op psychisch als op fysisch vlak, door de permanente paraatheid die men moet bieden, en de wisselvalligheid en onvoorspelbaarheid van de interventies, die dan zeer arbeidsintensief zijn ([356]). Maar "wat loont meer de moeite dan te weten dat men optreedt om mens en dier te helpen in nood?" (om één van de geďnterviewde brandweermannen te citeren)

 

         Laat ons hopen dat de nakomelingen van Prometheus er zoveel mogelijk in slagen om de doos van Pandora weer te sluiten en ons zoveel mogelijk verlossen van alle kwalen en ellende die Zeus op ons losliet...

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[341]:  F.VAN TYGHEM [red.], J.VANNIEUWENHUYSE, L.FRANCOIS, e.a., De Gentse Brandweer,

     100 jaar in de Academiestraat, Gent, Snoeck-Decaju & Zoon, 1993, p.29 & 35.

[342]:  De selectieve transcripties van de verschillende interviews zijn terug te vinden bij de bijlagen

     achterin (PAMW, Interviews).

[343]: In Nederland vinden we een gelijkaardige evolutie terug: na de Tweede Wereldoorlog werd op nationaal vlak de 'Bescherming Bevolking' opgericht. In de jaren '80 heeft men deze vervangen door de rampen­bestrijdingsorganisatie, waarin de brandweer een hoofdrol speelt en bij gebeurlijke rampen de coördinatie moet geven over politie, geneeskundige dienst en leger. W.BURGGRAAF, Hulpverlener en brandweerman: gesprekken met de brandweer, Alkmaar, Burggraaf, 1989, pp.17-18, 32-33.

[344]:  * H.BALTHAZAR, De zonen en dochters van Prometheus: over de brandweer in Oost-Vlaanderen,

     [Gent], Provincie Oost-Vlaanderen, 1996, pp.6-9.

     * GENTSE BRANDWEER, 175 jaar Gentse Brandweer (1805-1980), Gent, Stad Gent, [1980],

     pp.57-58.

[345]:  R.MASSCHELEIN, A.LEPLAT en E.PHILIPS, Arbeidsbelasting en het gebruik van individuele

     beschermingsmiddelen bij de brandweer, Leuven, KUL, 1982, pp.2-3.

[346]:  * GENTSE BRANDWEER, op.cit., pp.58-59.

     * MINISTERE DE L'INTERIEUR, SERVICE D'INCENDIE, Recueil de dispositions légales et

     réglementaires et de circulaires ministérielles concernant la prévention des incendies et de la

     panique, s.l., s.n., 1968, dl.1, pp.19-22.

[347]: Als voorbeeld geef ik hierbij de gemeente Assenede, waar in het jaarverslag van 1994 drie politiediensten werden opgegeven, op een totaal van 126 niet-brandinterventies (GBA, Jaarverslag 1994, p.10). Dit spruit voort uit het tekort aan manschappen bij de politie voor bepaalde massamanifestaties. Maar het is duidelijk dat de brandweer geen vragende partij is om met dergelijke opdrachten te worden belast (PAMW, Interviews, INT 1995 E002 en R.VAN MELE [red.], e.a., Van water en vuur, 100 jaar wel en wee van de brandweer Assenede, Assenede, GBA, 1991, p.122).

[348]: AGB, Briefwisseling, 1893-1950.

[349]: Een voorbeeld hiervan is het eerste Belgische Brandweer Survival Kampioenschap dat in 1996 te Gent werd georganiseerd (cf. videocassette Gentse Brandweer: Belgian Firefighters Survival Championship '96, 1996, 15').

[350]:  * PAMW, Interviews, INT 1997 E004 (A & B).

[351]: Voor deze paragraaf heb ik mij voornamelijk gebaseerd op de gesprekken met kpl. M.Polfliet (PAMW, Interviews, INT 1997 E004 (A)), kp.-cdt.G.Biebuyck (PAMW, Interviews, INT 1997 E007) en Anonymus B (PAMW, Interviews).

[352]: GENTSE BRANDWEER, op.cit., p.55.

[353]:  Ook bij de Amsterdamse Brandweer heeft zich eenzelfde evolutie voorgedaan.

     W.BURGGRAAF, op.cit., pp.72-73.

[354]: Gelijkaardige geluiden hoort men in het buitenland: "Als we sporten, zie je de helft niet verschijnen. (...) Het hoogste kader moet hiertegen durven optreden en karakter tonen. Ze moeten zich niet laten leiden door ambtenarij, maar binnen deze organisatie duidelijk een vuist durven maken." aldus Rob van Ginkel, brandwacht bij de Amsterdamse Brandweer (W.BURGGRAAF, op.cit., p.75).

[355]: Zie in dit verband ook: AGB, Diversen, Doos nr.42; of voor een gelijkaardige 'stakingswoede' in Amsterdam in 1986: W.BURGGRAAF, op.cit., pp.31-32, 73-74. Uit beide bronnen blijkt ook hoe dergelijke stakingsakties de interne relaties in een korps kunnen verzieken, m.n. tussen de stakers en niet-stakers (tot vele jaren erna).

[356]: R.MASSCHELEN, A.LEPLAT en E.PHILIPS, op.cit., pp.2, 16-17, passim.