Twee eeuwen boekdrukkunst in Moskovië. Indrukken van de Russische cultuur in de Nieuwe Tijd. (Eva Provoost)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Inleiding

 

In deze scriptie wordt de ontwikkeling geschetst van de boekdrukkunst in het Oude Rusland van de vijftiende tot de achttiende eeuw. Ik ben deze scriptie aanvankelijk begonnen uit een gevoel van onvrede over de manier waarop de Russische boekdrukkunst behandeld wordt in westerse geschiedenisoverzichten van het boek. Daarin beperkt men zich meestal tot de droge opmerking dat de boekdrukkunst met ruim een eeuw vertraging Moskou bereikte, pas in het midden van de zestiende eeuw. Deze chronologie wil ik uiteraard niet tegenspreken. Het heeft inderdaad ruim honderd jaar geduurd vooraleer de Russen de uitvinding overnamen. Waar ik wel iets aan zou willen veranderen is de gewoonte om Russische culturele fenomenen louter af te meten aan westerse normen. Bij zo’n vergelijking kan Rusland er alleen maar uitkomen als het zwakkere broertje, in ieder geval wat betreft de periode die hier in beschouwing genomen wordt. Na deze periode, vanaf de achttiende eeuw, zou Rusland op een steeds actievere manier deelnemen aan de westerse cultuur en beschaving, zodat het vanaf dan ook vanzelfsprekend wordt Rusland te beschouwen als vast onderdeel van de Europese geschiedenis. Voor de periode van vóór Peter de Grote is dit veel minder evident. Deze scriptie wil net een beeld geven van dit uitgesproken niet-westerse Rusland, in de geschiedschrijving bekend onder de naam Moskovië.

 

Het zal de lezer opvallen dat ik zelf niet onschuldig ben aan herhaalde vergelijkingen tussen West-Europa en Rusland. Enerzijds is dit te verklaren door de geschiedenis van het Cyrillische boek zelf, die begonnen is in West-Europese drukkerscentra. Andere parallellen worden getrokken om mezelf en de lezer een houvast te bieden: ten slotte bevinden we ons ook zelf in een westerse context. Om een goed beeld van de andersheid van Moskovië te krijgen, is het soms ook noodzakelijk contrasten aan te duiden. Dit zou ik kunnen doen aan de hand van bijvoorbeeld de oosterse culturen, maar dat zou de overzichtelijkheid van deze scriptie niet ten goede komen.

 

Dit is een historisch overzicht. Details over de technische en formele kant van de boekdrukkunst zullen daarom slechts sporadisch aan bod komen, vooral om evoluties te signaleren. In de eerste plaats is gepoogd een omvattende reconstructie te geven van twee eeuwen Russische boekdrukkunst. Hierbij begin ik op het einde van de vijftiende eeuw, een tijd waarin het Europese drukkersenthousiasme zich ook begon te uiten in het drukken van Cyrillische boeken. Verder zal ik nagaan of dit enthousiasme zich heeft kunnen verplaatsen naar Moskovië en op welke manier de boekdrukkunst al dan niet vaste voet heeft gekregen in de Moskovische samenleving. De verhandeling eindigt bij de regering van Peter de Grote. De grote veranderingen die de boekdrukkunst onder zijn leiding heeft ondergaan, betekenen een nieuwe fase in het Russische drukkerswezen, en om die reden heb ik besloten deze periode als eindpunt te kiezen. De politieke en sociaal-economische geschiedenis van Rusland wordt heel summier aangebracht in het verloop van de uiteenzetting. Er zal vooral stilgestaan worden bij momenten waarop de politieke geschiedenis invloed heeft gehad op de culturele ontwikkeling van Moskovië en op de boekdrukkunst in het bijzonder.[1]

 

In een eerste hoofdstuk zal kort worden ingegaan op de uitvinding van de boekdrukkunst in West-Europa. Een uitgebreid overzicht van deze problematiek wordt hier niet weergegeven. Slechts een aantal factoren die traditioneel worden aangehaald als determinerend voor het ontstaan van de boekdrukkunst zullen beschreven worden. In de onmiddellijk daarop volgende paragraaf wordt nagegaan of deze factoren in het vijftiende-eeuwse Moskovië aanwezig waren en of ze een beslissende rol hebben gespeeld in het voorlopige uitblijven van de Russische boekdrukkunst.

 

In een tweede hoofdstuk wordt chronologisch bekeken waar en door wie de eerste Russische gedrukte boeken tot stand gekomen zijn. Deze uiteenzetting is een reconstructie van het schaarse feitenmateriaal dat ons is overgeleverd in verband met de beginjaren van de Moskovische boekdrukkunst. Naast een gedetailleerde weergave van deze feiten is ook gepoogd bepaalde gebeurtenissen in een bredere context te plaatsen en meningen van verschillende onderzoekers met elkaar te confronteren. Dit hoofdstuk is vrijwel uitsluitend gebaseerd op studies uit de Sovjet-periode.

 

Een derde hoofdstuk behandelt de lange integratieperiode van de boekdrukkunst in het Russische maatschappelijk-culturele leven. Hierin wordt duidelijk dat enkel de officiële cultuur zich voorlopig zal bedienen van de uitvinding en dat de thematiek uiterst beperkt zou blijven. Het hoofdstuk wordt afgesloten door enkele bedenkingen over de niet-officiële cultuur en hoe deze zich manifesteerde naast de boekdrukkunst.

 

In een vierde en laatste hoofdstuk ten slotte worden vooruitzichten en nieuwe perspectieven geschetst die de boekdrukkunst op het einde van de zeventiende en aan het begin van de achttiende eeuw te wachten stonden.

 

 

Noot in verband met de bronnen

 

Als bronnenmateriaal voor deze verhandeling werden hoofdzakelijk Russische monografieën gebruikt, studies zowel van voor de Oktoberrevolutie als uit de Sovjet-tijd. Vooral historici uit de Sovjet-Unie hebben zich bijzonder verdienstelijk gemaakt in het ontsluiten van gegevens omtrent de eerste stadia van de boekdrukkunst.[2] Inventarissen werden opgemaakt van alle bestaande Cyrillische uitgaven, voorzien van uitgebreide formele beschrijvingen. Bij de analyse van deze werken was het echter opvallend dat vele Sovjet-historici de neiging vertonen zich te beperken tot een dergelijke feitelijke benadering en bij het schetsen van een interpretatief kader snel blijven hangen bij een aantal ideologisch bepaalde schema’s en begrippen.[3] De zeldzame westerse monografieën over dit onderwerp stellen dit probleem uitvoerig aan de kaak, maar jammer genoeg voor deze verhandeling ligt de nadruk in deze westerse studies hoofdzakelijk op latere periodes in de Russische boekdrukkunst, periodes waarin de Russische cultuur zich meer zou gaan aansluiten bij de westerse cultuur.

 

Een van de meest storende elementen bij het analyseren van Sovjet-studies zijn de aanhoudende pogingen om te bewijzen dat het belangrijkste kenmerk van de zeventiende-eeuwse boekdrukkunst een secularisatie in de thematiek was.[4] Deze kwestie is zeer gegeerd bij Sovjet-historici wanneer ze willen aantonen dat de Russische Kerk haar greep op de cultuur en op het hele maatschappelijke leven sinds de zeventiende eeuw aan het verliezen was. Inderdaad is in de tweede helft van de zeventiende eeuw een aantal boeken verschenen waarvan de inhoud louter profaan was. Dergelijke boeken zijn echter zo uitzonderlijk dat ze moeilijk kunnen dienen als bewijs van secularisatie van de zeventiende-eeuwse cultuur. Bovendien waren de uitgaven in kwestie enkel van betekenis voor een kleine groep ambtenaren en regeringsmedewerkers. Toch valt niet te ontkennen dat dergelijke boeken van zuiver profane aard, hoe klein ook in aantal, wel degelijk gedrukt werden in het zeventiende-eeuwse Moskou. Tot zover kan ik volledig akkoord gaan met de meeste Sovjet-historici. Ietwat problematischer wordt het wanneer beweerd wordt dat ook abc-boekjes en grammatica’s behoren tot de categorie ‘profane literatuur’. Bij een nadere inhoudelijke analyse wordt het immers duidelijk dat deze boeken niet veel minder verwijzingen naar en fragmenten uit kerkelijke teksten bevatten dan zuiver liturgische werken, en dat de auteurs van deze boeken voortdurend bekommerd zijn om het zielenheil van hun lezers. De eerste doelstelling van abc-boekjes was bovendien de bevolking op een individuele basis kennis te laten maken met liturgische teksten. Hoewel dergelijke boeken dus op het eerste zicht een profaan karakter lijken te hebben, liggen ze in feite in het verlengde van de religieuze literatuur en kunnen ze zeker niet dienen als bewijs om een verminderende invloed van de Kerk op de cultuur aan te tonen. Enkele onderzoekers gaan zelfs zo ver dat ze een stijging van het aantal Psalmuitgaven gaan beschouwen als een blijk van secularisering. De redenering hierachter is dat de Psalmen in het Oude Rusland de voornaamste basis vormden om te leren lezen. Wanneer het aantal uitgaven wordt opgetrokken, zo redeneert men, toont dit aan dat steeds meer mensen zichzelf wilden ontplooien, en dit staat in de Sovjet-ideologie synoniem voor zich bevrijden uit de greep van de Kerk. Ook kronieken worden steevast profaan genoemd, hoewel hun auteurs meestal monniken waren en de gewoonte hadden hun jaaroverzichten in te kaderen in de christelijke heilsgeschiedenis. Op die manier worden cijfers betreffende de zestiende- en zeventiende-eeuwse boekdrukkunst zonder veel omhaal gemanipuleerd en verschillen ze in vrijwel iedere Sovjet-studie.

 

De schaarse westerse studies over het Russische boekwezen klagen deze praktijken uitvoerig aan. Zo noemt Max J. Okenfuss de groei van profane uitgaven in zeventiende-eeuws Rusland “a carefully nurtured Soviet myth”.[5] Hij benadrukt dat het drukkerswezen in Moskou tot in de achttiende eeuw volledig onder de controle van de Kerk bleef. Wanneer we de lijst met titels uit deze honderd vijftig jaar boekdrukkunst bekijken, kunnen we het daar alleen maar mee eens zijn. Het nadeel van westerse studies is evenwel de neiging om Moskovië te vergelijken met West-Europa in de Nieuwe Tijd. Hoewel een dergelijke vergelijking zeer interessante resultaten kan opleveren en zelfs vanzelfsprekend lijkt vanuit de actuele situatie waarin Rusland zonder meer deel uitmaakt van de Europese geschiedenis, kan ze met betrekking tot de Nieuwe Tijd hinderend zijn.[6]

 

 

Transcriptie van Cyrillische termen en namen

 

Doorheen heel deze scriptie is de internationale, wetenschappelijke transcriptie gebruikt voor Cyrillische woorden. Deze transcriptie verschilt enigszins van de transcriptie die gewoonlijk in Nederlandstalige teksten gehanteerd wordt. Om onduidelijkheden te voorkomen volgt hieronder een volledig overzicht, aangevuld met en aantal uitspraaktips:

 

а

a

р

r

б

b

с

s

в

v

т

t

г

g

у

u (spreek uit als oe)

д

d

ф

f

е

e (spreek uit als je)

х

ch

ё

ë (spreek uit als jo)

ц

c (spreek uit als ts)

ж

ž (spreek uit als zj)

ч

č (spreek uit als tsj)

з

z

ш

š (spreek uit als sj)

и

i

щ

šč (spreek uit als sjtsj)

й

j

ъ

’’ (hard teken)

к

k

ы

y

л

l

ь

’ (zacht teken)

м

m

э

ė (spreek uit als e)

н

n

ю

ju (spreek uit als joe)

о

o

я

ja

п

p

 

 

 

 

Hoofdstuk I: De eeuw van de boekdrukkunst

 

1. Het ontstaan van de boekdrukkunst in West-Europa

 

Rond het midden van de vijftiende eeuw onderging de westerse boekcultuur de meest ingrijpende verandering in haar geschiedenis: in Mainz ontwikkelde Johann Gutenberg een systeem om boeken te drukken met losse metalen letters. Nergens in Europa was er voor 1450 een drukkersatelier te vinden, maar de uitvinding zou zich zo snel verspreiden dat tegen het jaar 1500 alle belangrijke stedelijke centra beschikten over een eigen drukkerij. Een verklaring voor het succes van de boekdrukkunst wordt gewoonlijk gezocht in de veranderende mentaliteit die zich in de vijftiende eeuw voltrok in West-Europa, gevat onder de noemer ‘Renaissance’. Europa bruiste van een hernieuwde intellectuele activiteit, en ook in de religieuze sfeer was er een tijd van herbronning aangebroken. Boeken waren in deze omstandigheden meer dan welkom, wat onder meer blijkt uit de verhoogde boekproductie die door vele boekhistorici werd geconstateerd in vijftiende-eeuwse scriptoria. Er ontstond een dringende behoefte aan een grote hoeveelheid leerboeken, gebedsboeken en allerlei soorten handboeken. Aan deze stijgende vraag naar boeken probeerden kopiisten te beantwoorden, en toen de boekdrukkunst een massale productie van identieke exemplaren mogelijk maakte, werd deze innovatie overal gretig overgenomen.

 

Toch lijkt een verklaring die louter steunt op het gegeven van een intellectuele herbronning niet voldoende. Ook in voorafgaande eeuwen hadden dergelijke ‘renaissances’ en intellectuele bloeiperiodes plaatsgevonden, bijvoorbeeld bij de opgang van de universiteiten in de dertiende eeuw. Om een of andere reden werd toen niet overgegaan tot het drukken van boeken met losse metalen letters. Als idee is deze techniek nochtans niet zo moeilijk te concipiëren, en bovendien was men in China al eeuwen vertrouwd met de uitvinding, en waren de Europeanen hiervan op de hoogte. Er lijkt dus meer nodig dan alleen een idee.

 

Een essentieel element bij het drukken van boeken is de vaardigheid om letters in metaal te gieten. Het staat vast dat goudsmeden en muntslagers reeds in de veertiende eeuw gelijkaardige procedures toepasten. De eerste drukkers kwamen dan ook vaak uit deze beroepsklassen (vb. Gutenberg). Opvallend is ook dat de boekdrukkunst ontstaan is in een bloeiperiode van de papiernijverheid. Sinds de tweede helft van de dertiende eeuw werden overal in Europa papiermolens ingericht. Als materiaal om op te schrijven bleek papier uitermate geschikt: de vette inkt werd gemakkelijk opgeslorpt door de papiervezels. Misschien heeft de beschikbaarheid van een grote hoeveelheid papier wel de ultieme stimulans gegeven om de idee te doen uitgroeien tot een concrete uitvinding. Het vervaardigen van perkament was immers een arbeidsintensieve bezigheid en in ieder geval kon perkament nooit op een vergelijkbare schaal als papier geproduceerd worden. Drukpersen verslonden in een mum van tijd bergen papier, en het lijkt dan ook niet toevallig dat de uitvinding ontstond op een moment dat er voor het eerst een relatief goedkope en uitermate geschikte tekstdrager massaal voorhanden was. In ieder geval zijn er verschillende drukkersateliers opgericht op plaatsen waar papiermolens gevestigd waren.

 

Een uitvinding moet echter ook aanslaan vooraleer ze kan uitgroeien tot de proporties die de boekdrukkunst op de korte tijd van vijftig jaar tijd zou aannemen. Technische verworvenheden alleen zijn niet genoeg om te verklaren waarom de boekdrukkunst een centrale plaats heeft gekregen in het Europese culturele leven. Eerst moet er een reële maatschappelijke behoefte bestaan waaraan de nieuwe uitvinding kan beantwoorden. Hierin ligt precies de onmisbare rol van de Renaissance en de intellectuele veranderingen die deze teweeg bracht. Bij steeds meer mensen ontstond immers de behoefte om boeken te bezitten, gaande van wetenschappelijke uitgaven voor humanistische geleerden tot eenvoudige leesboekjes voor het volk, dat steeds meer gestimuleerd werd om zichzelf te ontwikkelen. Dat het voldoen aan technische voorwaarden alleen niet volstaat om deze uitvinding te doen aanslaan, zal overigens duidelijk aangetoond worden aan de hand van de geschiedenis van de Russische boekdrukkunst.

 

Opvallend in de West-Europese boekdrukkunst is een grote diversiteit in het aanbod van gedrukte boeken. Afzonderlijke staten legden de drukkers en uitgevers binnen hun landsgrenzen soms beperkingen en censuurmaatregelen op, maar het algemene beeld blijft er een van een relatief vrije pers, waarin ruimte bestond voor privé-initiatieven. In de eerste plaats waren de drukkers bekommerd om de lucrativiteit van hun arbeid. Daarom gingen ze gegarandeerde verkoopssuccessen zoals religieuze teksten uitgeven. Het Russische drukkerswezen zou geheel andere vormen aannemen. Ook hier namen religieuze teksten het hoofdaandeel van de publicaties in beslag, maar dit had weinig met lucrativiteit te maken. De Moskovische boekdrukkunst was immers volledig gericht op ‘bestellingen’ van Kerk en Staat. De drukwerken waren ook niet bestemd voor particuliere lezers, maar dienden als hulpmiddel in de liturgie en in die zin werden ze aan de hele kerkgemeenschap aangeboden. Hoewel vele westerse drukkers zich toespitsten op het uitgeven van kerkelijke boeken, schrokken ze er niet voor terug om in dezelfde drukkerij ook occasioneel profane teksten te drukken. Bovendien konden ook teksten in volkstalen gedrukt worden. Beide fenomenen zouden gedurende enkele eeuwen vrijwel onmogelijk blijven in Moskou.

 

 

2. Moskovië in de eeuw van de incunabels

 

2.1. Voorwaarden voor de ontwikkeling van de boekdrukkunst

 

In de geschiedenis van de Russische boekdrukkunst is er alvast één zaak duidelijk: ruim een eeuw ging voorbij zonder dat de uitvinding van Gutenberg werd overgenomen in Moskou. De Amerikaanse historicus Gary Marker zegt hierover dat alleen al de chronologische gegevens betreffende de boekdrukkunst aantonen dat in de westerse cultuur en maatschappij iets bestond dat Rusland niet kende, en dat bepalend was voor de ontwikkeling van de boekdrukkunst.[7]

 

Verklaringen voor het tijdstip van de uitvinding in West-Europa werden aangereikt in de vorige paragraaf en zullen nu herbekeken worden in de Russische context. In de eerste plaats moeten er een aantal technische voorwaarden vervuld zijn om het drukken praktisch te kunnen uitvoeren. De Russen beschikten zowel over papier als over goede inkt en de know-how om metaal te bewerken.[8] En in ieder geval konden deze zaken zonder veel moeite verkregen worden via de bestaande handelscontacten met de West- en Zuid-Slavische gebieden, en met de Duitse Hanzesteden. In de vorige paragraaf werd echter ook gesteld dat een ingrijpende uitvinding als de boekdrukkunst enkel kan aanslaan indien er een reële sociale behoefte voor bestaat, in concreto de noodzaak om op korte tijd een groot aantal boeken te produceren. Dit veronderstelt een zekere graad van geletterdheid bij een relatief groot aandeel van de bevolking. Ook een verhoogde interesse van het publiek in boeken, onderwijs en zelfontplooiing is hierbij essentieel. We zien immers dat de West-Europese drukkers een afzetmarkt vonden voor hun uitgaven, zelfs dat ze van bij het begin boeken gaan drukken in functie van de vraag van het publiek. In Rusland zullen er pas aan het einde van de achttiende eeuw uitgevers verschijnen die zich laten leiden door commerciële belangen. De maatschappelijke en culturele organisatie in Rusland week dan ook sterk af van die in West-Europa. Een reële behoefte aan gedrukte werken zou pas rond het midden van de zestiende eeuw ontstaan, en dan nog in heel andere omstandigheden dan in West-Europa.

 

2.2. Culturele en historische achtergrond

 

In de eeuw waarin de boekdrukkunst werd geďntroduceerd in West-Europa was Rusland net begonnen aan de opbouw van een gecentraliseerde staat. De Mongolen hadden sinds het einde van de veertiende eeuw hun macht beetje bij beetje moeten prijs geven ten voordele van het groeiende vorstendom Moskou. Omdat dit vorstendom de machtskern vormde van een steeds groter wordend rijk, zou men vanaf de vijftiende eeuw spreken van de staat Moskovië. Naast deze benaming begon men de Russische gebieden aan het einde van de eeuw ook aan te duiden met de term ‘Rossija’. Deze naam moest de bevolking eraan herinneren dat het rijk rechtstreeks afstamde van het ooit zo grootse Kiev-Rus’.

 

Gedurende eeuwen hebben de Russische gebieden een eigen koers gevaren, grotendeels geďsoleerd van de West-Europese culturele ontwikkelingen. Enerzijds is dit te verklaren door de religieuze en daaruit voortkomende culturele band tussen het Russische en Byzantijnse Rijk. Kiev-Rus’ sloot zich aan bij het Oosterse Christendom op een moment dat er tussen Byzantium en Rome een steeds grotere kloof ontstond en beide reeds een eigen cultuur en eigen tradities hadden ontwikkeld. De keuze van Vladimir de Heilige voor de ene leek meteen ook elke vorm van samenwerking met de andere uit te sluiten. Maar ook toen het Byzantijnse Rijk ten prooi viel aan de Ottomanen kwam er geen toenadering tot het Westen en bleven de Russische Grootvorsten vasthouden aan hun eigen tradities.[9] Volgens anderen liggen de wortels van de vervreemding tussen Rusland en het Westen in de Antieke cultuur, waar de Russische gebieden nooit deel van hebben uitgemaakt. Een derde factor die het isolement van de Russische cultuur beďnvloed heeft, is de vermelde Mongoolse bezetting of ‘het Tataarse juk’, zoals het in de Russische geschiedschrijving zo poëtisch verwoord wordt. Tot op vandaag plegen de Russen er graag op te wijzen dat West-Europa haar bloeiende cultuur vanaf de Late Middeleeuwen voor een groot deel aan hen te danken heeft, omdat dankzij het Russische volk de Mongolen tweehonderd jaar lang werden tegengehouden. Of de Mongoolse chans zonder de tegenstand van de Russen ook daadwerkelijk doorgedrongen zouden zijn tot in het hart van Europa valt te betwijfelen, maar de lange periode die deze krijgers uit het Verre Oosten hebben doorgebracht op Russisch grondgebied heeft er stellig voor gezorgd dat de meeste Russische vorstendommen politiek, economisch en cultureel op zichzelf aangewezen waren en geen deel gehad hebben in de bloeiende Laat-Middeleeuwse Europese beschaving. De enige contacten met het buitenland liepen via de traditionele wegen: via het Byzantijnse Rijk en de Zuid-Slavische gebieden op de Balkan. Toen ook daar bezetters voor lange tijd het roer in handen namen, werd het voor Rusland uiterst moeilijk om te kunnen aansluiten bij het West-Europese culturele leven.

 

Toch zijn er ook intensieve contacten geweest tussen de Russen en het Westen. Vooral Grootvorst Ivan III (1462-1505) heeft hier flink toe bijgedragen door in 1472 in de echt te treden met Sophia Paleologus, het nichtje van de laatste Byzantijnse keizer. Sophia was na de val van Konstantinopel opgevoed in Rome, en toen ze naar Moskou kwam, bracht ze in haar gevolg talrijke Venetiaanse en Florentijnse ambachtslui mee. Deze Italiaanse artiesten hebben vooral op het vlak van de architectuur hun sporen achtergelaten in Rusland.[10] Er zijn echter geen aanwijzingen dat ze ook de boekdrukkunst hebben meegebracht uit hun thuisland. In elk geval stond ook daar de nieuwe uitvinding in de jaren 1470 nog in zijn kinderschoenen.[11] Wel raakte de revolutionaire techniek waarschijnlijk via deze weg bekend in het Moskovische Rijk. Opvallend is immers dat de belangrijkste Russische terminologie in verband met de boekdrukkunst Italiaanse wortels heeft.[12] Als idee heeft de boekdrukkunst dan ook vrijwel op hetzelfde moment als in het Westen ingang gevonden bij de Moskovische elites. Voorlopig gebeurde er echter niets met de verder uitwerking van deze idee. Enkel op een missie in de jaren 1490 zou de Grootvorst nog zijn interesse voor de uitvinding laten blijken.[13] Voor een echte uitbouw van een eigen drukkerswezen bestonden blijkbaar nog niet de noodzakelijke voorwaarden.

 

2.3. Een kerkelijke cultuur

 

Het belangrijkste en meest in het oog springende kenmerk van de Russische culturele eigenheid is het volledig samenvallen van Kerk en Staat. De grootvorsten, en later ook de tsaren, bestuurden hun rijk steeds in samenspraak met de kerkelijke leiders. Een spanning tussen beide machten, die zo kenmerkend is voor de West- en Centraal-Europese samenlevingen, was nauwelijks voelbaar in Rusland. In 1449, enkele jaren vóór de val van Konstantinopel, besloten de Russische bisschoppen voortaan zelf hun metropoliet aan te duiden in overleg met de grootvorst,[14] waarna de titel ‘metropoliet van geheel Rusland’ ook werd aangenomen: dit kan beschouwd worden als een symbolische daad die de Russische Kerk in feite autocephaal maakte.[15] De metropoliet en de grootvorsten van Moskou zouden de komende decennia steeds nauw samenwerken bij de organisatie van de jonge staat. Alle nieuwe wetten werden zowel door de Staat als door de Kerk ondertekend. Beslissingen inzake culturele aangelegenheden lieten de grootvorsten gewoonlijk over aan de clerus, aangezien de Kerk sinds eeuwen het fundament was van het culturele leven.

 

De Moskovische cultuur was met andere woorden een kerkelijke cultuur, en de Kerk was zowat de enige toonaangevende cultuurdrager die het Oude Rusland kende. Alle invloeden en ontwikkelingen op het vlak van de literatuur, architectuur, beeldende kunst, taal, enz. gingen uit van invloedrijke clerici. De geestelijkheid was ook nagenoeg de enige stand die geletterde mensen in zijn rangen telde, en zelfs de clerici die konden lezen en schrijven bereikten hierin zelden meer dan een basisniveau. Onderwijs ontbrak totaal in het Oude Rusland. De weinige geschoolde Russen hadden hun opleiding elders dan in eigen land genoten.[16] Op literair vlak viel er bitter weinig te beleven in het vijftiende- en zestiende-eeuwse Rusland, zeker als je de vergelijking maakt met West-Europa in de Late Middeleeuwen en Vroege Nieuwe Tijd. Het enige goed verspreide boek, dat telkens weer gekopieerd en naverteld werd, was de Heilige Schrift. De canonieke boeken, de Psalmen in het bijzonder, zouden eeuwenlang dienen als voornaamste model voor de literatuur. Gedurende verscheidene eeuwen werd het Russisch slechts gebruikt voor alledaagse en praktische zaken, terwijl voor verheven en esthetische zaken, moraal en wetenschap het Kerk-Slavisch voorbehouden werd.[17]

 

2.4. De plaats van de boekdrukkunst binnen deze context

 

Het gevolg van deze culturele situatie is dat het ook de Kerk was die de noodzakelijke voorwaarden creëerde om de boekdrukkunst in te richten in het Moskovische Rijk. Van in het begin werd de techniek geheel ter beschikking gesteld van Kerk en Staat, in scherp contrast met West-Europa, waar iedereen die het wenste toegang had tot de uitvinding. In Moskovië werd er nooit een expliciet verbod gelegd op de boekdrukkunst als zodanig, maar de toepassing ervan werd volledig gemonopoliseerd en onderworpen aan allerlei voorwaarden die in feite gelijk stonden met een verbod. In geen enkel ander land waar de boekdrukkunst bestond, heeft er zich een dergelijk scenario afgespeeld. Zelfs in Polen of Oekraďne is de ontwikkeling van de boekdrukkunst compleet anders verlopen. In het volgende hoofdstuk zal deze problematiek uitvoerig besproken worden, maar eerst wordt er ingegaan op enkele voorbereidende fases in de Russische boekdrukkunst.

 

 

Hoofdstuk II: Cyrillische drukkerijen

 

1. Inleiding

 

1.1. Russische handschriften

 

De eerste Russische boeken stammen uit de negende eeuw en werden geschreven op perkament dat vanuit Byzantium ingevoerd werd. Papier deed zijn intrede in de Russische gebieden vanaf de veertiende eeuw, ongeveer op hetzelfde moment als in Europa. Papier was echter zeer duur en de oprichting van een eigen papiernijverheid bleef zonder succes, zodat men andere materialen prefereerde om op te schrijven. Een geschikt en typisch Russisch alternatief, dat sinds eeuwen gebruikt werd, was berkebast: de dunne oppervlaktelaag van berkeschors werd uitgespannen, glad gemaakt en op maat gesneden, met als eindresultaat een vellum dat de eigenschappen van papier sterk benaderde. Ook de schors van de linde bleek hiervoor zeer geschikt.[18] Oorspronkelijk schreven de Russen in sterk gespreide lettertekens, zonder ligaturen. Deze schriftsoort omschrijft men met de term ustav, een letter die uitsluitend bestaat uit majuskels en te vergelijken is met de westerse unciaal.[19] Op het einde van de veertiende eeuw werd dit schrift enigszins vereenvoudigd en verkleind tot de zogenaamde poluustav of half-unciaal. Vooral in vijftiende-eeuwse oorkonden werd dit schrift toegepast. Nog later werd een skoropis’ of cursief schrift ontwikkeld (letterlijk ‘snelschrift’), hoofdzakelijk gebruikt in de zestiende-eeuwse kanselarijen. Meer bedoeld als ornament dan als schrift is de zogenaamde vjaz’ of ligatuurschrift, dat vooral gebruikt werd voor titels en initialen. Deze titels kregen ook meestal een rode kleur (kinovar’).

 

Russische historici gaan ervan uit dat de eerste kopiisten in de Russische contreien van Bulgaarse afkomst waren. Zij brachten een schrift mee dat in de negende eeuw in hun thuisland ontwikkeld werd, het zogenaamde Cyrillisch (kirillica)[20]. Naast dit Cyrillische schrift bestond in de Zuid-Slavische gebieden ook het Glagolitische schrift.[21] Dit complexere en moeilijker te noteren schrift werd niet overgenomen door de Oost-Slaven en is ondertussen ook volledig verdwenen.

 

1.2. ‘Russische’ boeken

 

De taal die we we vandaag omschrijven als het Russisch werd in geschreven vorm pas gefixeerd in de achttiende en negentiende eeuw. Voordien spraken de inwoners van de Oost-Slavische gebieden (i.e. het huidige Rusland, Wit-Rusland en Oekraďne) hun eigen ‘dialect’, het Russisch, maar deelden ze een gemeenschappelijke geschreven taal met de hele Orthodoxe Slavische wereld, het zogenaamde Kerk-Slavisch. Deze Slavische ‘eenheidstaal’, genoteerd in Cyrillische tekens, was verspreid in alle Slavische gebieden die het Oosterse Christendom aanhingen (i.e. de huidige landen Rusland, Oekraďne, Wit-Rusland, Bulgarije, Joegoslavië en Moldavië, alsook het zuiden van Roemenië) en wordt tot op vandaag gebruikt in de Russisch-Orthodoxe liturgie.[22] Het Kerk-Slavisch was tot ver in de zeventiende eeuw de enige taal waarin Slavische teksten gedrukt werden.[23] Afhankelijk van de streek waarin een tekst werd opgesteld, komen soms regionale varianten voor in het Kerk-Slavisch, maar de basis bleef steeds dezelfde, zodat elke geletterde mens in de Slavisch-Orthodoxe wereld begreep wat in deze teksten stond geschreven. Omwille van deze specifieke situatie is het problematisch om vast te stellen wanneer precies het eerste ‘Russische’ boek gedrukt werd. Alles hangt af van de criteria die gehanteerd worden. In een ruime interpretatie kan elk boek dat in het Kerk-Slavisch geschreven is een Russisch boek genoemd worden, maar net zo goed een Bulgaars of een Oekraďens boek. In deze uiteenzetting wordt een overzicht gegeven van boeken die in het Cyrillisch gedrukt werden. Aanvankelijk gaat het hier over Kerk-Slavische teksten die gedrukt werden in stedelijke centra buiten het huidige Russische grondgebied. Van zodra de boekdrukkunst zijn intrede doet in Moskou gaan we enkel voort op deze piste, hoewel op dat moment ook buiten Moskovië boeken in het Kerk-Slavisch zullen blijven verschijnen. Pas vanaf de achttiende eeuw zal er in de Russische volkstaal gedrukt worden en kunnen we in zuivere zin spreken van Russische gedrukte boeken. Deze eeuw ligt echter buiten het bereik van deze verhandeling.[24]

 

 

2. Initiatieven in westers georiënteerde steden en regio’s

 

Alle drukkerijen die Slavische boeken produceerden, gaven in eerste instantie kerkelijke teksten uit. Dit hangt ongetwijfeld samen met hun universele karakter en met het feit dat ze in grote getale nodig waren voor het vieren van de liturgie. Maar een tweede, zeker niet te verwaarlozen reden, is de bijkomende functie van kerkelijke teksten als studieboeken. Vooral psalteria en getijdenboeken waren populair om te leren lezen en schrijven.

 

2.1. Kraków

 

De eerste twee boeken die in het Cyrillische schrift (kirilličeskij šrift of kirillica) gedrukt werden, zijn een Osmoglasnik[25] en een Časoslov (Getijdenboek). Ze werden gedrukt in de Poolse stad Kraków door meester Schwaipolt Feol:

 

Dit boek werd voltooid in de grote stad Kraków onder de heerschappij van de Poolse koning Kazimir en het werd voltooid door de Krakause burger Švaipolt Feol’, een Duitser van Duitse afkomst, een Frank, en het werd beëindigd in het 1491ste jaar na de goddelijke geboorte.[26]

 

Schwaipolt Feol[27] was afkomstig uit Neustadt an der Aisch, een kleine stad in Frankenland. Hij vestigde zich in 1479 in Kraków en specialiseerde er zich in het verfraaien van stoffen met goud- en zilverborduursel. In die functie behoorde hij tot de gilde van de goudsmeden. Verder construeerde hij ook machines om water uit mijnschachten te pompen. Om een vooralsnog onbekende reden besloot Feol zich te gaan wijden aan de boekdrukkunst en in het jaar 1483 beschikte hij over het belangrijkste materiaal voor de inrichting van een drukkerij. In februari 1491 sloot Feol ten slotte een overeenkomst met een student van de Krakause universiteit, een zekere Rudolf Borsdorff uit de Duitse stad Braunschweig, om een russkij šrift, een Russisch schrift, voor hem te vervaardigen. Met deze letters drukte Feol hetzelfde jaar nog de eerste Slavisch-Cyrillische boeken: een Osmoglasnik en een getijdenboek. Deze werden gevolgd door twee Triodi[28], waarvan geen precieze dateringsgegevens teruggevonden zijn. Al deze uitgaven zijn op stilistisch vlak eerder sober uitgevoerd, met weinig afbeeldingen. De schaarse houtsneden geven het wapen van de stad Kraków weer.

 

Kort na zijn drukkersexperimenten werd Schwaipolt Feol gedagvaard op verdenking van Hussitische ketterij, waarna hij verhuisde naar Hongarije en zich voortaan nog uitsluitend bezig hield met de mijnbouw. Op het einde van zijn leven keerde hij terug naar Kraków en stierf er in 1525.

 

De vraag rijst waarom een burger van een op politiek, religieus en cultureel vlak westers georiënteerde stad als Kraków heeft beslist om boeken over de Orthodoxe liturgie in het Cyrillisch te gaan drukken. Deed hij dit op eigen initiatief of handelde hij in opdracht van een derde persoon? Deze tweede mogelijkheid geniet de voorkeur bij de Russische boekhistorici, aangezien in het vijftiende-eeuwse Polen vele Russische kunstenaars werkzaam waren. Zij werden aangetrokken om fresco’s in de stijl van de Novgorodse school aan te brengen in nieuwe Poolse kerken. Ook verbleven er vele zogenaamde ‘Slavische Benedictijnen’ in Polen, geestelijken die ijverden voor een vereniging van de Roomse en Orthodoxe Kerk. Een meer voor de hand liggende, maar weinig aangehaalde reden, is de talrijke aanwezigheid van Oekraďense, Wit-Russische en zelfs Russische studenten aan de Jagiellonen-universiteit in Kraków.[29] Zelfs Ruslands eerste drukker, Ivan Fëdorov, had in Kraków gestudeerd. Wellicht kwam Feol tegemoet aan de behoeften van al deze bevolkingsgroepen. Een andere mogelijkheid is dat Feol de boeken produceerde uit zuiver lucratieve overwegingen, met het oog op export. Deze hypothese wordt versterkt doordat de meeste van zijn edities vandaag niet in Pools bezit zijn.

 

2.2. Balkan

 

Een tweede belangrijk centrum voor het drukken van Slavische boeken was de Balkan, meer bepaald de huidige landen Joegoslavië en Roemenië. De Balkangebieden hebben steeds in nauw contact gestaan met Venetië en profiteerden mee van het bloeiende economische en culturele leven in deze naburige stadsstaat. Venetië trok vele Slavische intellectuelen aan, die moeilijk aan hun trekken kwamen in hun roerige geboortestreek. De stad lag op een boogscheut van het Balkanschiereiland, bood de nodige internationale gastvrijheid en telde zelfs een ‘Slavische kade’ in haar stratenplan. Het nieuws over de uitvinding van de boekdrukkunst had de Slavische buurlanden dan ook snel bereikt en de techniek werd er spoedig nagevolgd.

 

Een eerste drukkerij was te vinden in de stad Cetinje in de regio van Crnogorija (letterlijk: Zwarte Berg, het huidige Montenegro). Prins Durad Crnojevič bestuurde deze regio samen met zijn Venetiaanse echtgenote, en zijn vader Ivan nam in de jaren 1490 het initiatief om een drukkerij op te starten. In deze Montenegrijnse drukkerij werkten acht arbeiders. Ze ontwikkelden er twee schriften om Slavische boeken mee te drukken: een Glagolitisch en een Cyrillisch. Voor ons verhaal over de Russische boekdrukkunst zijn enkel de Cyrillische uitgaven uit dit atelier van belang (cf. supra). Op 4 januari 1494 verscheen een Cyrillische Osmoglasnik/Oktoich met Venetiaanse stilistische en decoratieve invloeden, aangevuld met een voor- en nawoord waarin een zekere monnik Makarij vermeld wordt als meesterdrukker.

 

Deze mysterieuze figuur vormt de link met een tweede Slavische drukkerij op de Balkan, in Zuid-Walachije. Daar werd in 1508 in de stad Tergovišče een Služebnik[30] gedrukt waarin ‘een zekere monnik-priester Makarij’ opnieuw vermeld wordt. Op het einde van de vijftiende eeuw werd de regio van Crnogorija bezet door de Turken, waarna de werkzaamheden van de Montenegrijnse drukkerij gestaakt werden. De monnik Makarij kan bijgevolg de beslissing genomen hebben zijn geboortestreek te verlaten en naar het noorden te trekken om er zijn diensten aan te bieden in een nieuwe drukkerij. Het kan hier echter ook om een toevallig samenvallen van namen gaan.

 

Een andere drukker uit de Balkan, Božidar Vukovič, richtte een drukkerij op in Venetië zelf. Božidar Vukovič was bestuurder (vojvoda) van het Servische Podgorica. Aan het begin van de zestiende eeuw trok hij naar het intellectuele paradijs Venetië en begon er in 1519 Orthodoxe liturgische boeken te drukken die voor zijn geboortestreek bestemd waren. Zijn zoon Vincenzo zette deze werkzaamheden voort, maar aanvaardde daarnaast ook opdrachten van het Vaticaan.

 

Op de Balkan zelf zijn nog vijftiende-eeuwse drukkerscentra bekend in Bosnië-Hercegovina en Servië. Aangezien deze regio’s in de zestiende eeuw onder bezetting van de Ottomanen kwamen, werd het drukken van boeken er allerminst vanzelfsprekend. Met de steun van plaatselijke prinsen en bestuurders werden hier en daar drukkerijen opgericht in Orthodoxe kloosters, waar monniken zich specialiseerden in het vak.

 

2.3. Praag

 

In de geschiedenis van de Slavische en Russische boekdrukkunst vormt de figuur van Francisk Skorina een absolute mijlpaal. De drukkerijen die in de vorige paragrafen werden behandeld,  waren begaan met het drukken van Cyrillische boeken in de algemene Kerk-Slavische taal. Skorina drukte echter het eerste boek in de Oost-Slavische, ‘Russische’ variant van het Slavisch.[31] Paradoxaal genoeg ontstond deze uitgave in de ‘westerse’ stad Praag, hoofdstad van Bohemen en op dat moment in de geschiedenis onderdeel van het Habsburgse Rijk.

 

Francisk Skorina werd geboren in het Wit-Russische Polock, vermoedelijk in 1480. Hij groeide er op in het koopmansmilieu, als zoon van een handelaar met de naam Luka, maar besloot een ander levenspad te kiezen en trok in 1504 naar het dichtstbijzijnde intellectuele centrum, de Zuid-Poolse stad Kraków. Daar schreef hij zich in aan de Artes-faculteit en behaalde er in 1506 zijn baccalaureaat. De graad van Doctor in de Medicijnen en Filosofie werd hem in 1512 toegekend in het Italiaanse Padua. In die tijd was Padua politiek afhankelijk van Venetië, en wellicht raakte Skorina tijdens zijn studies vertrouwd met het rijke culturele leven van deze grootstad. Op die manier kwam hij in aanraking met het heersende humanistische gedachtengoed, waarvan hij het onderwijs- en opvoedingsideaal in de praktijk wenste om te zetten. Lucien Febvre en Henri-Jean Martin hebben de mogelijkheid geopperd dat Skorina in Venetië contact gehad heeft met de Servische drukker Božidar Vukovič.[32] Bewijzen voor een dergelijke ontmoeting zijn er echter niet. In 1517 trok Skorina naar Praag en zette er, al dan niet rechtstreeks geďnspireerd door het bloeiende Venetiaanse boekwezen, een drukkerij op touw, gefinancierd door Wit-Russische kooplieden.

 

Skorina’s primaire doel was het uitgeven van gewijde teksten in een taal die begrijpelijk was voor zijn eigen volk, de Wit-Russen. Zijn eerste uitgave was dan ook een Psalterium in Cyrillisch schrift, verschenen op 6 augustus 1517. De taal waarin hij vertaalde en drukte wordt  door de ene onderzoeker omschreven als Wit-Russisch met een Kerk-Slavisch en Tsjechisch tintje, door de andere als Kerk-Slavisch met een overvloed aan Wit-Russische elementen. Zelf verwoordt Skorina het als volgt:

 

Ik František zoon van Skorina uit Polock, dokter in de medische wetenschappen, heb de instructie gegeven een Psalterium te drukken met Russische letters, en in de Slavische taal. [33]

 

Het staat in ieder geval vast dat Skorina een pioniersrol vervulde door volkstalen te introduceren in religieuze teksten. Op die manier maakte hij de Heilige Schrift toegankelijk voor een veel breder publiek dan ooit voordien het geval was geweest in de Slavische wereld. Het Cyrillische schrift in zijn uitgaven is zeer helder en leesbaar, niet gebaseerd op het schrift uit manuscripten (het poluustav), en ligt aan de basis van het Cyrillische schrift waar vandaag mee gedrukt wordt.[34] Skorina rustte zijn uitgaven ook uit met een titelblad, en is daarmee de eerste in de Slavische wereld. Zijn vertalingen zijn bovendien uitgegeven in klein, gebruiksvriendelijk formaat en zijn uitgerust met talrijke glossen en commentaren. Dit alles kadert in zijn humanistische project om een zo groot mogelijk aantal mensen kennis te laten maken met de Heilige Schrift. Anders dan de uitgaven uit Kraków zijn de Praagse uitgaven ook rijk geďllustreerd met expressieve houtsnedes, die als primair doel hebben de tekst aanschouwelijker te maken. De symbolen van de zon en de maan, refererend naar Skorina’s rol als verlichter, komen talrijk voor in deze illustraties. Ook zijn eigen portret werd opgenomen in een aantal uitgaven. In zijn Psalterium van 1517 prijst Skorina het belang van de artes liberales, “voor kleine kinderen de kiem van elke goede kennis”.[35] Een kernachtige samenvatting van zijn motivatie om boeken te drukken wordt weergegeven in het voorwoord van het Psalterium:

 

Dit [psalmenboek] is een verrijking voor elk mens, de wijze en de dwaze, de rijke en de arme, de jonge en de oude, die immers het liefst goede gewoontes willen bezitten en wijsheid en wetenschap willen leren kennen.[36]

 

Tussen 1517 en 1519 gaf Skorina drieëntwintig titels uit, een gigantische prestatie in vergelijking met de voorgaande Cyrillische experimenten. Aan het einde van zijn Praagse periode had Skorina het Oude Testament vrijwel volledig vertaald naar de Russisch-Slavische taal. In 1519 besloot Skorina om onbekende redenen[37] reden zich dichter bij zijn thuisland te vestigen en richtte in 1523 een drukkerij op te Vilnius, in het huis van burgemeester Iakub Babič. In 1522 verscheen daar een gebedenboekje voor leken, getiteld Klein reisboekje (Malaja podorožnaja knižica), en in 1525 de Handelingen van de Apostelen. Gedurende de volgende jaren leidde Skorina een rondtrekkend leven waarbij hij onder meer aan de hoven van Prins Albrecht van Pruisen in Königsberg, en van Koning Ferdinand I in het Praagse Hradčany-paleis belandde. Na het jaar 1535 zijn er geen gegevens meer over hem bekend. Skorina’s uitgaven, waarvan in totaal 388 exemplaren bewaard zijn gebleven,[38] werden over de hele Oost-Slavische wereld verspreid.[39]

 

2.4. Besluit

 

Het bestaan van deze Slavische uitgaven was bekend in Rusland. Via reizende kooplieden kwamen ze terecht in belangrijke stedelijke centra als Novgorod en Moskou, samen met Latijnse en Griekse uitgaven. Hoewel blijkbaar nog geen enkele Rus zelf het initiatief had genomen om een drukkerij op te richten en boeken uit te geven, waren de Russen wel vertrouwd met het bestaan van deze nieuwe techniek. De traditionele voorstelling dat de Russen ruim een eeuw vertraging opliepen om zich aan te sluiten bij de boekdrukkunst wordt hierdoor niet weerlegd, maar valt in dit licht wel enigszins te relativeren.

 

 

3. Een drukkerij in Moskou : Ivan Fëdorov

 

Het ontstaan van de Russische boekdrukkunst wordt bij alle geraadpleegde boekhistorici opgehangen aan twee belangrijke gebeurtenissen: het Stoglav-concilie van 1551 en de verovering van Kazan’ in 1552. Beide zouden de noodzakelijke voorwaarden scheppen voor de inrichting van een eigen Moskovische drukpers.

 

3.1. Politiek klimaat rond 1550

 

De eerste experimenten met de boekdrukkunst vonden in Rusland plaats rond het midden van de zestiende eeuw. Dit moment lijkt niet toevallig: onder het bewind van Ivan IV de Verschrikkelijke (1533–1584) werd de Moskovische staat grondig hervormd. De tsaar streefde naar een verregaande rationalisering en uniformisering van het politieke en maatschappelijke leven, een streven waartoe de invoering van de boekdrukkunst sterk kon bijdragen.

 

In 1547 nam Ivan IV definitief de titel van tsaar aan en startte hij een politiek van hervormingen ter versterking van de autocratie. Zo probeerde hij onder meer de macht van de oude bojarenfamilies in te perken door meer te gaan samenwerken met de kleinere land- en dienstadel (dvorjanstvo). Een ander voorbeeld van zijn hervormingsdrang is de Sudebnik van 1550, waarin de regels van het bestuur en het recht werden gefixeerd. Verder schafte Ivan IV de kormlenie[40] af, richtte hij een eliteleger op dat fungeerde als zijn persoonlijke lijfwacht (de strel’cy), en creëerde een netwerk van landelijke bestuurlijke instellingen (zemskie sobory). Al deze veranderingen hadden als ultieme doel het centrale gezag te verstevigen, het bestuur te rationaliseren en het gestaag groeiende Moskovische Rijk een zekere eenvormigheid te bieden. De oprichting van een staatsdrukkerij paste perfect in deze politiek.

 

3.2. De Kerk rond 1550

 

Niet enkel de bestuurlijke macht toonde interesse voor de boekdrukkunst: ook de Kerk gaf blijk van enige belangstelling. In de kerkelijke sfeer klonken immers steeds vaker protestgeluiden tegen de vele corrupte teksten die circuleerden in het Rijk, en de boekdrukkunst kon hierbij mogelijk een oplossing bieden.

 

In het jaar 1551 vond een concilie plaats dat de naam Stoglav (letterlijk: ‘honderd hoofdstukken’) meekreeg, naar de honderd artikelen die werden opgenomen in de slottekst. Het opzet van het concilie liep parallel met de bestuurlijke hervormingen van de tsaar: ook de kerkelijke autoriteit wenste een sterkere centralisering en achtte het noodzakelijk orde op zaken te stellen in kerkelijke kwesties. Zo werden de Russische heiligen officieel gecanoniseerd en werden hun levens kort nadien gebundeld[41]. Een andere hekele kwestie die aan bod kwam op het concilie was de wildgroei van corrupte liturgische teksten, als volgt beschreven door de boekhistoricus Librovič:

 

Deels door haast, deels door onwetendheid, maar ook niet zelden als gevolg van bijgeloof, maakten ze [de kopiisten] bij het kopiëren van liturgische teksten vele fouten, ze vervormden en wijzigden de tekst etc., en zulke vervormde boeken kwamen steeds vaker voor.[42]

 

In de slottekst van het concilie weerklonk dan ook grote misnoegdheid ten aanzien van de vele kopiisten die corrupte teksten reproduceerden:

 

<…> de boeken Gods kopiëren de kopiisten aan de hand van onjuiste vertalingen, en wanneer ze neergeschreven zijn, kijken ze ze niet meer na, de ene schrijffout wordt toegevoegd aan de andere, evenals weglatingen en onjuiste punctuatie. En volgens die boeken leest men in de kerken Gods, en zingt en onderricht men, en schrijft men commentaren <…>[43]

 

Het concilie bepaalde dat er moest gekopieerd worden aan de hand van ‘goede’, correcte teksten. Meteen stelde zich het probleem welke teksten als correct beschouwd konden worden. Men zag het niet als de bevoegdheid van de kopiisten om hierover te oordelen. De enige oplossing was de invoering van de boekdrukkunst om op die manier grote hoeveelheden, door de kerkelijke autoriteiten gecontroleerde liturgische teksten te verspreiden. Dit was ook de enige bestaansreden van de Moskovische drukkerij, door de historicus Kiselev als volgt verwoord:

 

De Moskovische drukkerij hield zich niet bezig met het uitgeven van boeken, maar met het vermenigvuldigen van teksten over kerkelijke rituelen met behulp van een drukpers.[44]

 

3.3. Een drukkerij in Moskou

 

De naam die de geschiedenis is ingegaan als die van de eerste Russische drukker (pervopečatnik in het Russisch, letterlijk ‘eerstdrukker’) is Ivan Fëdorov.[45] Deze drukkerspionier werd geboren rond 1510, waarschijnlijk in Moskou zelf. In 1532 behaalde hij een baccalaureaat aan de Krakause universiteit,[46] waarna hij naar Moskou trok en er diaken werd in de kerk van Nikolaj Gostunskij in het Kremlin.[47] Als allereerste waagde hij zich binnen het Moskovische Rijk aan het uitgeven van gedrukte boeken.

 

Allerlei speculaties zijn de afgelopen eeuwen geformuleerd over een mogelijke leermeester van deze Moskoviet. De meeste daarvan werden ondertussen afgedaan als mythes, evenwel met een kern van waarheid. Zo bestaat er het verhaal van de Duitse drukker Bartholomäus Ghotan. In het jaar 1492 stuurde Grootvorst Ivan III een gezantschap naar keizer Maximiliaan, met de bedoeling diplomatieke banden aan te knopen met het Habsburgse Rijk. Tijdens hun reis kwamen de gezanten onder meer langs het Noord-Duitse Lübeck en ze brachten er een bezoek aan de plaatselijke drukker Ghotan, van wie ze wisten dat hij Russisch kende.[48] Ze verzochten hem naar Moskou te verhuizen en daar een drukkersbedrijf op te richten. Verdere documentatie is ons niet overgeleverd, maar men veronderstelt dat Ghotan inderdaad in Moskou geweest is en daar demonstraties heeft gegeven aan het hof van Ivan III. Om een of andere reden is het evenwel nooit tot de uitbouw van een echt drukkersatelier gekomen.

 

De missie van een andere Duitser, de Saks Schlitt, heeft ook aanleiding gegeven tot verwarring. Schlitt verbleef aan het hof van Ivan IV en in 1547 zou de tsaar hem verzocht hebben naar zijn thuisland te reizen en een aantal specialisten, waaronder enkele drukkers, te overhalen naar Moskou te komen. Naar verluidt zou Schlitt meer dan honderd twintig specialisten verzameld hebben in de havenstad Lübeck, van waar hij via Litouwen naar Moskovië zou afreizen. De groep is echter nooit vertrokken: de senatoren van de stad Lübeck sloten Schlitt om onduidelijke redenen op in de gevangenis, waarna ieder weer zijns weegs ging. De boekhistoricus Librovič meent dat de Duitse autoriteiten terugdeinsden voor een eventuele intellectuele bloei in Moskovië, omdat die de snel groeiende staat op korte tijd zeer machtig zou kunnen maken en op die manier een gevaar zou kunnen betekenen voor de omringende landen.[49]

 

Een derde geschiedenis betreft een zekere Hans Missenheim Bogbinder, afkomstig uit Kopenhagen. Naar verluidt zou deze naar Moskou gereisd zijn om de Russen de kunst van het drukken bij te brengen. In mei 1552 had de Deense koning Christiaan III inderdaad een brief gestuurd aan tsaar Ivan IV met het voorstel een drukkerij op te richten in Moskou. Dit was een poging van de Deense koning, die in 1536 met succes het protestantisme ingevoerd had in eigen land, om de lutherse leer ook in Moskovië te verspreiden. Als extra overtuigingsmiddel stuurde hij een protestantse Bijbel en enkele andere religieuze werken naar Moskou, begeleid door de diplomaat annex drukker Hans Missenheim. Mocht de tsaar het heil van de protestantse leer inzien, dan zou Missenheim terstond enkele duizenden exemplaren van de lutherse Bijbel kunnen drukken. Hoe deze missie verder is afgelopen, is onbekend, maar er zijn geen concrete aanwijzingen dat Missenheim effectief aan de basis zou hebben gestaan van de eerste Moskovische drukkerij.

 

Een laatste verhaal betreft Maksim de Griek († 1556) , een monnik van de berg Athos, die in 1515 samen met andere monniken naar Rusland gekomen was om er de bibliotheek van Grootvorst Vasilij Ivanovič op orde te brengen. Maksim was goed op de hoogte van het humanistische en Renaissancistische gedachtengoed. Zo was hij bijvoorbeeld sinds zijn jeugd bevriend met de Venetiaanse drukker Aldus Manutius en bracht hij ook enkele boeken mee uit Zuid-Europa. In Moskovië hield hij zich jarenlang bezig met het vertalen van Griekse teksten naar het Latijn, die dan op hun beurt naar het Slavisch werden vertaald. Tijdens dit werk stelde hij vele onregelmatigheden vast in de praktijken van de Russische geestelijkheid, wat heeft geleid tot een gespannen relatie tussen de monnik en de kerkelijke overheid. [50] De laatste jaren van zijn verblijf in Rusland bracht Maksim de Griek dan ook verplicht door in de gesloten gemeenschap van het klooster van de Heilige Drievuldigheid van Sergej (Troice-Sergievskij monastyr’). In 1553, vlak voor de oprichting van de eerste Moskovische drukkerij, had hij er een ontmoeting met tsaar Ivan IV. Mogelijk heeft de monnik toen invloed uitgeoefend op de tsaar bij diens beslissing om een drukkerij op te starten, maar hem persoonlijk verantwoordelijk stellen voor de ontwikkeling van de Moskovische boekdrukkunst en eventueel voor de opleiding van Ivan Fëdorov gaat, gezien de omstandigheden waarin Maksim toen leefde, wat te ver.

 

Iets concretere informatie over een mogelijke voorganger van Ivan Fëdorov is teruggevonden in de correspondentie van de tsaar. Over deze drukker, genaamd Maruša Nefed’ev, zal ik het later in dit hoofdstuk hebben (p.39 e.v.).

 

In de vorige paragrafen werd reeds gewezen op de aanwezigheid van buitenlandse gedrukte boeken in Rusland, zowel Slavische als Latijnse en Griekse. Het huidige onderzoek naar de eerste jaren van de Russische boekdrukkunst gaat uit van de hypothese dat Ivan Fëdorov zich aan de hand van dergelijke Europese modellen, op autodidactische manier, de boekdrukkunst eigen heeft gemaakt.[51] Het eerste Russische gedrukte boek bevat een tekst uit de Bijbel: de Handelingen van de Apostelen (vanaf hier Apostol genoemd, naar de Russische benaming). De Apostol verscheen op 1 maart 1564 en werd al snel gevolgd door twee andere uitgaven: een getijdenboek in twee delen uit 1565. Net als in Europa probeerde men in de eerste gedrukte uitgaven de stijl van de handschriften zo goed mogelijk te benaderen. Zo gebruikte Ivan Fëdorov twee kleuren (zwart en rood) om titels en initialen van de rest van de tekst te onderscheiden, en vervaardigde hij een letter die een grote gelijkenis vertoonde met de gebruikelijke poluustav-letter uit handschriften.

 

3.4. Het Drukkershuis

 

Onze kennis over de oprichting van de eerste Moskovische drukkerij, die de naam Pečatnyj Dvor of ‘Drukkershuis’ kreeg, is afkomstig uit verschillende soorten bronnen: rechtstreekse getuigenissen van de drukkers zelf, nagelaten in de voor- en nawoorden bij hun uitgaven; officiële documenten en correspondentie van tsaar Ivan IV; indirecte getuigenissen van buitenlandse reizigers, meestal jaren na de feiten waargenomen en opgetekend; en literaire legenden (skazanija) die een gepoëtiseerd beeld geven van het ontstaan van de boekdrukkunst.[52]

 

De meest gedetailleerde informatie is ons overgeleverd in het nawoord dat Ivan Fëdorov persoonlijk toevoegde aan zijn Apostol. Daarin vertelt hij het volgende:

 

En aldus, volgens het bevel van de vrome tsaar en grootvorst Ivan Vasil’evič van heel Rusland en met de zegen van de eerwaarde[53] Makarij metropoliet begon men met het zoeken van meesterschap in het drukken van boeken in het 61ste jaar van het achtste millennium in het 30ste jaar van zijn regering beval de rechtgelovige[54] tsaar een huis te bouwen met middelen uit de keizerlijke schatkist [een huis] waar het drukkerswezen ingericht zou worden.[55]

 

Ondanks de enigszins stroeve constructie bevat deze lange volzin een schat aan informatie over de eerste jaren van de Russische boekdrukkunst. Fëdorovs chronologische gegevens hebben generaties van onderzoekers echter kopzorgen bezorgd. Enerzijds vermeldt hij het eenenzestigste jaar van het achtste millennium in zijn uiteenzetting. Dit jaartal duidt op het jaar 7061 in de Byzantijnse tijdrekening, en omgerekend is dit het jaar 1553 na de geboorte van Christus. De tweede temporele verwijzing in het nawoord refereert echter naar het dertigste jaar van de regering van tsaar Ivan IV, meer bepaald het jaar 1563. Tussen beide data zit een leemte van tien jaar. Heeft Fëdorov een fout gemaakt bij het opstellen van zijn tekst? Of zijn de data correct en duiden ze op verschillende gebeurtenissen? In het laatste geval kan het aanbrengen van een moderne punctuatie (een komma tussen beide temporele aanduidingen) voor opheldering zorgen: ‘… begon men met het zoeken … in het 61ste jaar van het achtste millennium, in het 30ste jaar van zijn regering beval de tsaar …’. Dit zou erop wijzen dat men begon te zoeken naar expertise inzake boekdrukkunst in het jaar 1553, en dat tien jaar later, in het jaar 1563, de tijd rijp was om een atelier in te richten. Dit is zonder twijfel de meest ‘elegante’ manier om de verwarrende tekst van Fëdorov te interpreteren, maar ze wordt mee ondersteund door tekst-externe feiten.

 

In de voorbije honderd jaar hebben verschillende onderzoekers in totaal zeven Russische gedrukte boeken ontdekt, die naar alle waarschijnlijkheid dateren van vóór de uitgave van de Apostol in 1564. In de wetenschappelijke literatuur worden ze omschreven met de term bezvychodnye izdanija, letterlijk ‘uitgaven zonder uitgangsgegevens’, i.e. zonder vermelding van drukker, plaats of tijd van publicatie. Aanvankelijk werden deze uitgaven toegeschreven aan zuidelijke drukkerscentra in Moldavië, Servië of Venetië, maar aan de hand van een vergelijking met Moskovische handschriften en latere Moskovische gedrukte werken is men tot de conclusie gekomen dat deze uitgaven in Moskou tot stand zijn gekomen, in eenzelfde atelier en in een periode die voorafgaat aan het verschijnen van de Apostol.[56] Het gaat om drie evangelies, twee psalteria en twee triodions. Ze hebben hetzelfde formaat als de Apostol en vertonen ook andere technische overeenkomsten, zij het telkens in iets ‘primitievere’ vorm.[57] Aan de hand van een nauwgezette formele analyse heeft men een chronologische volgorde aangebracht in deze ‘anonieme uitgaven’, waarbij een evolutie waar te nemen valt van een smal lettertype naar een middelgroot en een breed lettertype. Dit brede schriftbeeld is ook terug te vinden in de Apostol van 1564. Om al deze redenen wordt er van uitgegaan dat de ‘anonieme uitgaven’ een soort voorgeschiedenis vormen op de publicatie van het ‘eerste Russische gedrukte boek’. In combinatie met de gegevens uit het nawoord kunnen we met grote waarschijnlijkheid stellen dat gedurende de tien jaren die het verschijnen van Ivan Fëdorovs Apostol voorafgingen geëxperimenteerd werd met de drukpers om een expertise op te bouwen. Fëdorov was mogelijk zelf betrokken bij deze eerste pogingen, maar de leidende drukker in het proces is hij waarschijnlijk niet geweest: in het nawoord van zijn Apostol zegt hij expliciet dat dit zijn eerste uitgave is. Wie dan wel de eindverantwoordelijkheid droeg bij het drukken van deze werken is niet geweten. Wel is het zeker dat in het Moskou van halfweg de zestiende eeuw nog een drukker woonde, een zekere Maruša Nefed’ev. Hij wordt vermeld in een brief uit 1556 van tsaar Ivan IV aan twee Novgorodse diakens, Fëdor Eremeevič Borisov en Kazarin Dubrovskij:

 

Wij hebben de meester in het drukken van boeken Maruša Nefed’ev naar Novgorod gestuurd, en wij hebben hem bevolen stenen te inspecteren … En Maruša vertelde ons dat er in Novgorod een zekere Nikiforov genaamd Vasjuk woont, die alle soort graveerwerk kent; gelieve deze Vasjuk naar ons te sturen, naar Moskou, samen met Maruša.[58]

 

In Moskou woonde dus een drukker, genaamd Maruša Nefed’ev. De brief dateert van 1556, het derde jaar waarin er volgens de aanwijzingen in Fëdorovs nawoord geëxperimenteerd werd met het drukken van boeken in Moskou. Maruša werd naar Novgorod gestuurd om stenen te selecteren, uit de verdere context van de brief blijkbaar bedoeld voor de bouw van een podium in een plaatselijke kerk. Mogelijk bezat Maruša als drukker ook de vakkennis om figuren en decoratieve elementen in steen te graveren. De graveur Vasjuk Nikiforov, waarvan sprake in de brief, kende daarentegen ‘alle soort graveerwerk’, waarmee mogelijk bedoeld wordt dat hij naast steen ook hout en metaal kon bewerken, een vaardigheid die in een drukkerij zeker van pas zou komen. Tsaar Ivan IV laat in de brief duidelijk merken dat hij Maruša spoedig terug verwacht in Moskou en maakt bovendien gebruik van Maruša’s dienstreis om de gespecialiseerde arbeider Nikiforov naar Moskou te halen.

 

Dit zijn de weinige gegevens die we hebben: in 1556, een tijd waarin de eerste experimenten met de boekdrukkunst plaats vonden,  telde Moskou een drukker onder haar inwoners (expliciet zo genoemd), een drukker die gekend was door de tsaar en door hem aanbevolen werd. Deze drukker bracht van zijn reis naar Novgorod een ambachtsman mee die enkele kwalificaties bezat die essentieel zijn in een drukkersatelier. Uit diezelfde jaren zijn ons een aantal anonieme uitgaven overgeleverd, met zekerheid in Moskou tot stand gekomen, en vermoedelijk niet onder de leiding van Ivan Fëdorov. Al deze argumenten, plus de afwezigheid van een beter alternatief, bieden een geldige grond om Maruša Nefed’ev als de drukker van deze uitgaven te beschouwen, en misschien is hij dus de man die de geschiedenis had moeten ingaan als eerste Russische drukker.

 

Een bijkomend extern argument om het jaar 1553 als aanvangsjaar van de Russische boekdrukkunst te beschouwen werd teruggevonden in een kroniek uit de stad Tot’ma die gebeurtenissen verhaalt van Rjurik tot 1668. Het manuscript in kwestie werd ontdekt in 1847 en bevat waarschijnlijk teksten van verschillende kroniekschrijvers. Onder het jaartal 1553 kan men de volgende vermelding lezen:

 

1553. Het drukken van boeken wordt aangevangen in de stad Moskou, onder Makarij, metropoliet van Moskou [59]

 

Laten we terugkeren naar het nawoord in de Apostol. Daarin vermeldt Ivan Fëdorov onder meer ook de motivatie van tsaar Ivan IV om te investeren in een staatsdrukkerij. In 1552 werd het district Kazan’ door de troepen van de tsaar veroverd op de Mongoolse Gouden Horde. Hierdoor werd Moskovië uitgebreid met een groot stuk ongekerstend gebied. Uit de dateringen in het nawoord weten we al dat de zoektocht naar meesters begon in 1553. Volgens Ivan Fëdorovs aanwijzingen is deze zoektocht niet toevallig een jaar na de annexering gestart: Ivan IV was van plan nieuwe kerken te bouwen en die uit te rusten met uniforme liturgische boeken:

 

Met de instemming van de Vader en met de hulp van de Zoon en met de voltooiing van de Heilige Geest, op bevel van de vrome tsaar en grootvorst Ivan Vasil’evič alleenheerser van heel groot Rusland en met de zegen van de eerwaarde Makarij metropoliet van heel Rusland werden vele kerken opgericht in de heersende stad Moskou en in de omringende gebieden en in alle steden van zijn keizerrijk, in het bijzonder in het pas gekerstende gebied, in de stad Kazan’ en in haar omgeving.[60]

 

De bestaande handschriften met gewijde teksten voldeden niet aan de eisen van de tsaar. Zoals eerder al werd gehekeld in het Stoglav-concilie van 1551 bleken kopiisten niet in staat Bijbelse teksten precies en onveranderlijk te verspreiden:

 

<…> Ivan Vasil’evič van heel Rusland beval heilige boeken te kopen op de markt en ze in de heilige kerken te leggen – psalteria, evangelies, handelingen van de apostelen en andere heilige boeken. Maar weinige van hen bleken geschikt, alle overige waren immers gecorrumpeerd door onwetende en onverstandige kopiisten <…>[61]

 

Enkel de techniek van de boekdrukkunst zou op korte tijd kunnen zorgen voor een grote hoeveelheid betrouwbare teksten, en door de verovering van een groot ongekerstend gebied als Kazan’ was dit een hoogst dringende zaak geworden. Tsaar Ivan IV startte meteen na de annexatie met een tactiek van verstikking van de plaatselijke feodale klasse. Hij verplichtte hen onder meer tot een gedwongen christianisatie van de Tataarse bevolking op hun landgoederen. Moskeeën werden vernield en wie zich niet wilde bekeren werd ondergebracht in een afgezonderde Tataarse wijk (tatarskaja sloboda) buiten de stadswallen. Zij die zich wel bekeerden werden daarentegen beloond met een feestmaal, aangeboden door de kersverse bisschop Gurij, en als de neofieten in hun vorige leven misdaden zouden hebben begaan, werd hen dit graag vergeven en werd de straf kwijtgescholden. Als kers op de taart liet de tsaar in Kazan’ en omgeving prachtige kerken bouwen[62], uitgerust met ‘correcte’ liturgische teksten.

 

Hiermee belanden we bij een nieuw probleem: wie bepaalde welke teksten correct waren? Enkel een bundeling van de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten kon hierover beslissen: “op bevel van de tsaar en met de zegening van de metropoliet”, zoals het klinkt in Fëdorovs nawoord en in nagenoeg alle voor- en nawoorden die in de daarop volgende publicaties werden opgenomen. Een ‘foute’ tekst was immers een ketterse tekst. Net in die periode had de metropoliet van Moskou Makarij bovendien af te rekenen met verschillende vormen van ketterij. Zo was er de grondbezitter Matvej Baškin, die al zijn slaven vrijliet en beweerde zich hierbij te baseren op de Handelingen van de Apostelen. Of een zekere Feodosij Kosoj, die in dezelfde geest als Baškin sprak over de gelijkheid tussen alle mensen. Beiden hadden ideeën die aanleunden bij het protestantisme. Mogelijk had de Deense koning Christiaan IV lucht gekregen van het bestaan van dergelijke aanhangers van de Reformatie in Rusland, en heeft hij daarom in mei 1552 besloten om zijn kans te wagen bij de tsaar (cf. supra). De veroordeling van Baškin in 1553 was in dat opzicht misschien een rechtstreeks gevolg van de Deense missie, een manier om een voorbeeld te stellen ten aanzien van de bevolking.

 

Hoe het ook zij, dergelijke vormen van vrije tekstinterpretatie kwamen steeds vaker voor en waren hoofdzakelijk te wijten aan het circuleren en reproduceren van corrupte teksten. In een kroniek uit de stad L’vov wordt het verhaal van de ketterij van Baškin gevolgd door een tekstje over een wonder dat plaats zou hebben gevonden in de kerk van Nikolaj Gostunskij in het Kremlin. Volgens Tichomirov kan er een verband gelegd worden tussen deze episode en de keuze van Ivan Fëdorov als drukkerspionier. In Fëdorovs nawoord in de Apostol  lezen we immers het volgende:

 

En, zonder spijt, gaf hij [de tsaar] uit zijn keizerlijke schatkist aan de uitvoerders, aan de deken van de kerk van Nikola de wonderdoener Gostunskij Ivan Fëdorov en aan Pëtr Timofeev Mstislavec voor de inrichting van een drukkersatelier <…>[63]

 

Ivan Fëdorov was deken in de genoemde Nikolaaskerk in het Kremlin. Het wonder dat vermeld wordt in de kroniek heeft mogelijk betrekking op de overwinning op de ketterij van Baškin. Misschien gaf deze zege aanleiding tot de oprichting van een commissie ter controle van gewijde teksten, aldus Tichomirov. Als dit het geval was, kan Ivan Fëdorov daar deel van uitgemaakt hebben en in een ideale positie verkeerd hebben om door de tsaar aangeduid te worden om een drukkersatelier op poten te zetten. Deze eerste experimentele fase van het drukkerswezen heeft dan wellicht plaats gevonden in de onmiddellijke omgeving van de Nikolaaskerk in het Kremlin. Een mooi scenario dat geloofwaardig overkomt. Tichomirov ondersteunt het echter niet met bijkomende feiten, zodat het hoofdzakelijk bij giswerk blijft.

 

Bij deze is ook de figuur van Pëtr Timofeev Mstislavec geďntroduceerd, een Wit-Rus uit de stad Mstislavl’ in het district Mogilëv.[64] Hij wordt steevast vermeld als de compaan van Ivan Fëdorov bij zijn drukkersactiviteiten.[65] De Wit-Russische afkomst van Pëtr Mstislavec heeft in het verleden reeds vermoedens doen rijzen dat hij de werkelijke leermeester was van Ivan Fëdorov. In Wit-Rusland[66] zou Pëtr Mstislavec in aanraking gekomen kunnen zijn met Francisk Skorina. Concrete aanwijzingen voor een dergelijke ontmoeting zijn er evenwel niet. Wel klinkt het aannemelijk dat Pëtr Mstislavec in zijn thuisland reeds vertrouwd was geraakt met de boekdrukkunst,[67] wat meteen een plausibele verklaring geeft voor de aanstelling van een Wit-Rus als rechterhand van de meesterdrukker van de Moskovische staat. Bovendien komt de bewering van vele Russische onderzoekers dat Ivan Fëdorov volledig zelfstandig zijn expertise heeft opgebouwd door simpelweg bestaande gedrukte boeken te bestuderen vandaag ietwat idealistisch en naďef over. Het klinkt geloofwaardiger dat hij bijgestaan werd door een specialist ter zake, en Pëtr Mstislavec is hiervoor een geschikte kandidaat. Uit patriottische[68] en/of  religieuze overwegingen[69] werd Ivan Fëdorov dan naar voor geschoven als werkelijke pionier. Een andere mogelijkheid is dat Ivan Fëdorov zelf tijdens zijn studentenjaren in Kraków wat heeft opgestoken van de technische kant van het drukproces.

 

De Apostol werd gedrukt op Hollands papier, op klein formaat en in twee kleuren (zwart en rood). In het hele werk is consequent het poluustav schrift gebruikt, steeds met dezelfde afmetingen, waardoor het boek een sterke gelijkenis vertoont met de zestiende-eeuwse handschriften. Net als de kopiisten brachten de drukkers bovendien figuren en decoratieve elementen aan in de hoofdingen, titels en initialen. Aan het begin van het boek is een gravure van de evangelist Lucas opgenomen. Deze afbeelding is de allereerste houtsnede die in Rusland vervaardigd werd, vermoedelijk door Ivan Fëdorov zelf.[70] Naast illustrator was de drukker ook redacteur: hij zuiverde de tekst van vreemde, verouderde en te moeilijke woorden en hoopte ze op die manier aantrekkelijker te maken voor de weinig geletterde Rus. Ook andere specialisaties uit het drukkersvak nam Ivan Fëdorov voor eigen rekening. Zo vervaardigde hij de bronzen matrijzen voor de letters, waaruit later loden letters gegoten werden. Hij zette ook zelf alle letters en corrigeerde persoonlijk de hele tekst op fouten. Al deze specialiteiten verenigde Ivan Fëdorov in één persoon. Al was hij wellicht niet de allereerste Russische drukker, toch is hij van onschatbare waarde geweest voor de goede werking van de eerste drukkerij in Moskou.

 

Kortom: in 1563, ruim honderd jaar na de uitvinding van de boekdrukkunst in Mainz, bezat ook het Moskovische Rijk een goed draaiende drukkerij. Zo klinkt het onder meer  in een getuigenis uit 1565 van de Italiaanse reiziger Rafaello Barberini [71] :

 

In het vorige jaar hebben ze het drukken ingevoerd … en ik heb zelf gezien met wat voor handigheid men reeds boeken drukt in Moskou.[72]

 

Net als in Europa heeft het eeuwenlang geduurd vooraleer men de relatief eenvoudige methode van het drukken met losse metalen letters begon toe te passen, maar waar in Europa de invoering van deze techniek voor een explosie aan nieuwe mogelijkheden gezorgd heeft, kende de Russische boekdrukkunst een eerder aarzelende aanvangsperiode.

 

3.5. Einde van de eerste Moskovische drukkerij

 

Drie uitgaven zagen het daglicht, daarna viel er een doek over het Drukkershuis. Ivan Fëdorov en Pëtr Mstislavec verlieten de stad Moskou en namen het belangrijkste materiaal met zich mee. Over de precieze gebeurtenissen doen verschillende verhalen de ronde. Wat hier volgt, is een reconstructie van deze verhalen.

 

Als bron voor de bestudering van het ontstaan van de Russische boekdrukkunst werden eerder al buitenlandse reisverslagen vermeld. Deze teksten bieden in vele gevallen boeiende informatie, maar weerspiegelen meestal een zeer subjectieve en bevooroordeelde houding, zodat ze vooral dienen als aanvulling op elders vastgestelde feiten. Een voorbeeld van zo’n Ruslandreiziger is de Engelse geleerde Giles Fletcher, aanvoerder van een gezantschap dat door koningin Elisabeth in 1588 naar Rusland was gestuurd ter verdediging van de Engelse handelsbelangen. Zijn werderwaardigheden aan het hof van tsaar Fëdor (1584-1598) heeft Fletcher neergeschreven in een rapport met de titel Of the Russe Common Wealth or Maner of Gouernment by the Russe Emperour, (commonly called the Emperour of Moskouia) with the manners, and fashions of the people of that Countrey.[73] Hierin zegt hij het volgende over het ontstaan van de Russische boekdrukkunst:

 

Some yeres past in the other Emperors time, there came a Presse and Letters out of Polonia, to the citie of Mosko, where a printing house was set vp, with great liking and allowance of the Emperour himselfe. But not long after, the house was set on fire in the night time, and the presse and letters quite burnt vp, as was thought by the procurement of the Cleargy men.[74]

 

Fletcher zegt hier dat de boekdrukkunst de Russen heeft bereikt vanuit Polen. Dit kan erop wijzen dat hij Pëtr Mstislavec beschouwt als leermeester van Ivan Fëdorov, aangezien de stad Mstislavl’ in die tijd tot het Pools-Litouwse Rijk behoorde.  Belangrijker is echter zijn beschrijving van het einde van de drukkerij: een verwoestende brand zou al het materiaal in rook hebben doen opgaan. Alhoewel grote branden schering en inslag waren in grootsteden als Moskou, vindt Fletcher het bovendien nodig om een zeer specifieke oorzaak van de brand aan te duiden. Blijkbaar ging in de jaren 1588-1589 het gerucht dat de clerus verantwoordelijk was voor de vernieling van het Drukkershuis. De geciteerde passage is afkomstig uit een paragraaf die gewijd is aan The learning and exercise of the Russe Clergie. Daarin beweert Fletcher dat de Russische geestelijkheid terugdeinsde voor alles wat het volk kennis zou kunnen bijbrengen, uit angst dat hun eigen onwetendheid aan het licht zou komen. De brandstichting in de drukkerij is in dit opzicht een poging om de verspreiding van kennis tegen te houden.

 

Generaties lang hebben Russische boekhistorici deze passage aangegrepen om het plotse vertrek van Ivan Fëdorov uit Moskou te verklaren. Of dit een juiste weergave van de feiten is, kunnen we niet meer achterhalen, maar enige bedenkingen zijn hier wel op hun plaats. We weten met zekerheid dat Ivan Fëdorov en Pëtr Mstislavec hun laatste Moskovische uitgave, een getijdenboek, gedrukt hebben in het jaar 1565. Daarna valt er een stilte over hun werkzaamheden, tot het jaar 1568, wanneer Ivan Fëdorov zijn meesterschap ten dienste stelt van de Litouwse magnaat Grigorij Chodkevič. Wat er tussen deze twee tijdstippen gebeurd is, blijft relatief onduidelijk. Een van de mogelijkheden is inderdaad dat de drukkers vertrokken zijn na een felle brand, maar Fletcher vermeldt jammer genoeg geen precieze jaartallen in zijn relaas. De brandstichting op aanstoken van de clerus die hij beschrijft, kan dus even goed jaren na de vlucht van de drukkers plaatsgevonden hebben. Zijn enige tijdsaanduiding is “not long after”, d.i. niet lang na de invoering van de boekdrukkunst. In het jaar 1571 was er inderdaad een grote brand in Moskou, veroorzaakt door een inval van de Krimtataren, en kort nadien werd een nieuwe drukkerij opgericht in het buitenverblijf van tsaar Ivan IV, Aleksandrova Sloboda. Dit kan erop wijzen dat de drukkerij in Moskou onbruikbaar geworden was als gevolg van de brand in 1571. Indien Fletcher inderdaad deze brand voor ogen had, heeft de vlucht van de drukkers helemaal niets met deze zaak te maken.

 

Een ander scenario werd aan het begin van de vorige eeuw geschetst door de boekhistoricus Librovič. Hij was van mening dat kopiisten, zowel geestelijke als seculiere, de oorzaak waren van het vertrek van Ivan Fëdorov en Pëtr Mstislavec. Ze zouden de drukkers als mogelijke rivalen beschouwd hebben voor hun arbeid, en daarom de bevolking tegen hen opgezet hebben door hen van ketterij te beschuldigen. Een opgehitste volksmassa zou dan de oorzaak geweest zijn van de plundering van het Drukkershuis en de daarop volgende brandstichting.[75] Deze visie wordt gedeeld door de schrijver Nikolaj Karamzin in zijn beroemde Geschiedenis van de Russische Staat (Istorija gosudarstva rossijskogo), gepubliceerd tussen 1816 en 1825. Ondertussen is men volledig afgestapt van deze mogelijkheid, daar het vaststaat dat het drukken van boeken in die jaren veel duurder was dan het produceren van handschriften. Kopiisten hadden bijgevolg geen enkele gegronde reden om hun broodwinning als bedreigd te beschouwen.

 

M.N. Tichomirov formuleert nog een derde hypothese, waarin de clerus opnieuw een hoofdrol speelt. In de uitgave van de Apostol had Ivan Fëdorov zich de vrijheid toegeëigend om enkele wijzigingen aan te brengen in de Bijbeltekst. Het gaat hier om de vervanging van moeilijke, verouderde of buitenlandse woorden door alternatieve formuleringen die de laag geschoolde Russen beter in de oren zouden klinken. Volgens Tichomirov is het mogelijk dat de clerus ontevreden was met deze correcties[76] en dat ze daarom beide drukkers het leven zuur maakte. Dit scenario past inderdaad goed bij de woorden van Ivan Fëdorov in een herdruk van zijn Apostol die hij in 1574 in L’vov tot stand bracht:

 

Dit ben ik u immers niet voor niets beginnen vertellen, maar omwille van de bovenmatig bittere reacties die ons vaak te beurt vielen, niet van de heerser zelf, maar van de vele functionarissen, en kerkelijke functionarissen, en onderwijzers, die ons uit jaloezie vele vormen van ketterij toedichtten.[77]

 

In Moskou was er duidelijk een sfeer ontstaan waarin de drukker niet meer wenste te werken.[78] Van een gedwongen vertrek kan, door de steun van de tsaar, niet gesproken worden. Eerder lijkt het erop dat Ivan Fëdorov in overeenstemming met de tsaar vertrokken is om elders zijn expertise aan te bieden. Alleen al het feit dat Fëdorov zijn drukpers meenam naar Litouwen wijst erop dat zijn beslissing om te vertrekken niet over een nacht ijs gegaan is. Het vergt immers heel wat organisatie om een dergelijk toestel reisvaardig te maken. Ivan Fëdorovs nieuwe Litouwse beschermheer, de hetman Grigorij Aleksandrovič Chodkevič, was bovendien een machtige Orthodox-gezinde magnaat, die zich verzette tegen de nakende unie tussen Litouwen en het katholieke Polen. Door onderdak te bieden aan een Moskovische drukker op zijn landgoed Zabłudowo stelde Chodkevič een uitgesproken politieke daad. Hiermee wordt ook meteen het motief duidelijk van tsaar Ivan IV om zijn meesterdrukker naar Litouwen te sturen. Na de voltooiing van de Unie van Lublin in 1569 werd de drukkerij in Zabłudowo overigens opgedoekt.

 

Dit avontuur in Litouwen deelde Ivan Fëdorov nog met Pëtr Mstislavec, maar na de sluiting van de drukkerij in Zabłudowo scheidden hun wegen. Pëtr Mstislavec trok naar de stad Vilnius en werd er geëngageerd door twee kooplieden, de gebroeders Kuz’ma en Luka Mamonič. Pëtr Mstislavec drukte er enkele boeken en bouwde een goed draaiend drukkersatelier uit. Na verloop van tijd zwichtten de kooplieden echter voor de verleiding van het grote geld: ze verjaagden de drukker en begonnen het atelier op commerciële leest te schoeien. Eigenlijk is het Pëtr Mstislavec op het einde van zijn leven net zo vergaan als Johann Gutenberg een eeuw voordien.

 

Ivan Fëdorov trok na afloop van het project in Zabłudowo rond doorheen Litouwen. Waar hij precies geweest is in die eerste jaren is niet geweten. Gegevens over Fëdorov duiken pas weer op in 1573, in L’vov, een stad met een belangrijke Orthodoxe minderheid. Daar slaagde hij erin om een nieuwe drukkerij op te richten, met de financiële hulp van enkele sympathisanten. Meteen begon hij met de voorbereidingen voor een herdruk van de Apostol uit de Moskovische drukkerij, in dezelfde letter en met dezelfde illustraties. Ook creëerde hij er het eerste Russische gedrukte leerboek, een Bukvar’ (abc-boekje), dat nog tweehonderd jaar lang zou gebruikt worden in Moskovië voor onderricht. Na deze publicaties droeg Ivan Fëdorov de drukkerij over in handen van zijn oudste zoon[79] en zocht zelf andere oorden op. Een nieuwe standplaats vond hij in Ostrog in Volhynië, bij de Orthodox-gezinde vorst Konstantin van Ostrog. In opdracht van deze vorst drukte hij onder meer een Russische Bijbel,[80] de eerste volledige Bijbeluitgave in de Slavisch-Russische taal.[81] Met dit meesterwerk sloot Ivan Fëdorov zijn carričre af. In heel deze periode van omzwervingen bleef hij zijn uitgaven ondertekenen met “Ivan Fëdorov - drukker uit Moskou”.[82] Heel zijn leven heeft Ivan Fëdorov ten dienste willen stellen van de verlichting van zijn ongeletterde volksgenoten. Toen hetman Chodkevič hem een dorp wilde schenken als dank voor bewezen diensten, reageerde  Ivan Fëdorov als volgt:

 

Het betaamt mij niet de tijd van mijn leven te verkorten met ploegen en het zaaien van zaad, want in plaats van een ploeg beheers ik de kunst van het drukwerk, en in plaats van graan moet ik geestelijk zaad zaaien in het Universum en eenieder naar behoefte bedelen met dit geestelijk voedsel.[83]

 

Op zijn oude dag keerde Ivan Fëdorov nog terug naar L’vov, maar daar werd hij opgejaagd door talloze schuldeisers en was zo genoodzaakt het einde van zijn leven in armoede door te brengen. Hij stierf op 5 (14) december 1583. Zijn grafopschrift luidde: “Drukker van boeken voordien ongezien”.[84]

 

 

Hoofdstuk III: Een moeizame integratie

 

1. De zestiende eeuw

 

1.1. Nieuwe drukkerijen

 

Na het vertrek van Ivan Fëdorov en Pëtr Mstislavec besloot tsaar Ivan IV meteen nieuwe drukkers aan te stellen in het heringerichte Drukkershuis: Nikiforov Tarasiev en Neveža Timofeev. Van beiden wordt aangenomen dat ze opgeleid werden in het atelier van Ivan Fëdorov, omdat ze al heel snel, in het jaar 1568, hun eerste boek uitgaven, een Psalterium in klein formaat en in dezelfde letter als Fëdorovs uitgaven.

 

In de eerste helft van de jaren 1570 werd ook een tweede drukkerij opgericht, deze keer niet in Moskou, maar in het buitenverblijf van de tsaar, Aleksandrova Sloboda, zo’n honderd kilometer van Moskou verwijderd.[85] Dit initiatief werd genomen op het moment dat er in Moskou een hevige brand grote delen van de stad, en mogelijk ook het Drukkershuis, verwoest had.[86] In ieder geval is er uit de twintig jaar die volgen op de uitgave van Nikiforov Tarasiev en Neveža Timofeev geen enkele uitgave meer overgeleverd. In Aleksandrova was er daarentegen veel activiteit. De Italiaanse jezuďet Antonius Possevinus, die als diplomaat naar Moskou gekomen was in 1581, maakte in zijn verslag de volgende opmerking:

 

De Russen kopiëren al hun boeken, en drukken ze niet, slechts het een en ander wordt aan de drukpers toevertrouwd voor de heerser zelf in Aleksandrovskaja sloboda, waar hij zijn eigen drukkerij heeft.[87]

 

De drukkerij stond hier onder leiding van de drukker Andronik Timofeev Neveža. Afgaande op zijn naam was hij ofwel de zoon van Neveža Timofeev, ofwel dezelfde persoon. Deze laatste mogelijkheid geniet gewoonlijk de voorkeur. Neveža gaf er in 1577 een Psalterium uit. In Aleksandrova werden bovendien ook politieke tractaten gedrukt, maar veel van dit werk is verloren gegaan. De opmerking van Possevinus en het soort werken dat gedrukt werd, doen vermoeden dat de tsaar via deze drukkerij een poging waagde om de kerkelijke autoriteiten te omzeilen en meer op eigen initiatief te gaan drukken. Ivan IV was immers gekend om zijn liefde voor het geschreven woord. Hij bezat een uitgebreide handschriftenbibliotheek en verstuurde massa’s brieven om zijn politieke daden te becommentariëren en te verdedigen. Beroemd is onder meer zijn correspondentie met de ‘dissidente’ prins Andrej Kurbskij. Het is moeilijk te geloven dat een monarch met dergelijke interesses niet zou hebben ingezien dat de boekdrukkunst ook voor andere toepassingen ingezet zou kunnen worden, met name voor politieke doeleinden. Het lijkt erop dat hij in zijn buitenverblijf een dergelijke operatie op poten wilde zetten.

 

In 1584 wordt Ivan IV opgevolgd door zijn zoon Fëdor Ivanovič, maar al van bij het begin trok diens beter geschoolde zwager Boris Godunov een deel van de macht naar zich toe. In 1586 trad er bovendien een nieuwe metropoliet aan, Iov, een vriend en medestander van Boris Godunov. Iov liet meteen na zijn aantreden de drukkerij in Moskou opnieuw opbouwen en Andronik Timofeev Neveža verlegde zijn werkzaamheden weer naar de hoofdstad. Patriarch Iov[88] betekende een grote stimulans voor het slagen van de heropgestarte drukkerij door een grote bestelling kerkelijk-liturgische boeken te plaatsen. Gedurende het gehele verdere verloop van zijn mandaat werden er onophoudelijk boeken gedrukt in Moskou. Ook na 1598, toen tsaar Fëdor overleed en nu ook daadwerkelijk opgevolgd werd door Boris Godunov, bleven er regelmatig gedrukte boeken verschijnen.

 

1.2. Kopers en lezers

 

Boeken werden in het zestiende-eeuwse Moskou verkocht op markten, o.m. in fruitkraampjes, samen met exotische vruchten. Ook in marktkraampjes waar kerkelijke benodigdheden aangeboden werden, konden boeken gevonden worden. Maar dit was enkel het geval voor handgeschreven boeken. Gedrukte boeken werden pas helemaal aan het einde van de zestiende eeuw aangeboden als koopwaar. Voordien konden ze enkel in het Drukkershuis verkregen worden. Gespecialiseerde boekhandelaars bestonden in de zestiende eeuw nog niet.

 

Leken kochten drukwerken vooral met het doel ze aan kerken of kloosters te schenken. Zelf waren ze immers meestal ongeletterd. Gegevens over de reden van aankoop kunnen teruggevonden worden op de binnenkant van de boekband, waar kopers vaak noteerden waarom ze het boek aangekocht hadden en aan wie ze het wilden schenken. Een voorbeeld van zo’n annotatie luidt als volgt:

 

Dit boek genaamd Evangelie kocht Gods dienaar Prokopij bijgenaamd Kajtjuga samen met zijn vrouw genaamd Agafija en schonk het aan de kerk van de Zalige Paraskevnja.[89]

 

Soms wordt expliciet gezegd dat het boek gekocht werd om absolutie te krijgen voor begane zonden. Gegevens over de prijs van boeken werden niet teruggevonden op de band. Men gaat ervan uit dat de prijs van gedrukte boeken veel hoger lag dan die van handschriften, o.m. door de trage ontwikkeling van het drukkerswezen, waardoor een drukwerk gedurende vele decennia een schaars goed bleef, en door het ontbreken van een Russische papiernijverheid, waardoor papier steeds moest ingevoerd worden.

 

 

2. De zeventiende eeuw

 

2.1. Eerste helft van de zeventiende eeuw

 

2.1.1. Inleiding

 

De conrete voorwaarden voor de oprichting van een drukkerij in Moskou werden in het voorgaande hoofdstuk uitgebreid toegelicht: ten eerste was er een dringende behoefte aan uniforme kerkelijke teksten; ten tweede was door de recente veroveringen van de tsaar de behoefte aan een grote hoeveelheid liturgische boeken ontstaan voor de uitrusting van nieuwe kerken. De zestiende-eeuwse drukkers wijdden hun expertise ten volle aan deze opdracht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de volledige lijst van gedrukte boeken uit deze eeuw uitsluitend bestaat uit teksten van religieuze aard. Het wordt echter al moeilijker om te begrijpen waarom er in de zeventiende eeuw, nadat aan beide genoemde voorwaarden voldaan was en na enkele decennia ervaring met de drukpers, geen greintje evolutie waar te nemen valt in de ontwikkeling van de Russische boekdrukkunst.Waar je zou verwachten dat een initiële impuls aanleiding zou geven tot een bloeiende ontwikkeling, is er in Moskovië slechts een verstarring van deze initiële voorwaarden te zien. Dit zou zo nog een hele eeuw blijven voortduren.

 

Op formeel vlak veranderen er wel enkele dingen, vooral vanaf de tweede helft van de eeuw: boeken kregen steeds meer verscheidenheid en variatie in hun uitwerking. Continuďteit met de zestiende-eeuwse uitgaven is vooral te vinden in het gebruik van het Kerk-Slavische Cyrillische schrift en de gewoonte om in twee kleuren te drukken. Men bleef dus in de eerste plaats boeken drukken die sterk op handschriften leken, maar toch is er een evolutie merkbaar in de zeventiende eeuw, zodat een boek uit het begin van de eeuw slechts weinig gemeenschappelijks heeft met een boek uit het einde van de eeuw. Illustraties gingen bijvoorbeeld steeds meer geďndividualiseerd worden voor elk boek, terwijl in de zestiende eeuw dezelfde gravures nog verschillende keren herbruikt werden. Vanaf de jaren 1660 werden de auteurs en vertalers van een boek met naam en toenaam vermeld, waar in de decennia voordien enkel namen van Kerkvaders het vermelden waard geacht werden. Ook titelbladen kregen een prominentere rol en werden rijk versierd. Vóór het jaar 1641 was er trouwens nog geen enkel gedrukt boek met titelblad verschenen. Gegevens over de uitgave werden toen nog in colophons op het einde van het boek geplaatst, net als bij de West-Europese incunabels. Ook het gebruik van een frontispice kwam sterker opzetten, maar hiervoor werd wel nog steeds een beroep gedaan op een vaste set afbeeldingen.[90] Ook met de lay-out en de bladspiegel werd geëxperimenteerd. Het slot van een boek ging bijvoorbeeld gedrukt worden in een uitlopende punt, in de vorm van een omgekeerde driehoek. De nawoorden, die de zestiende-eeuwse uitgaven zo veel originaliteit en historische waarde bezorgden, werden in de zeventiende eeuw echter steeds stereotieper: waar de zestiende-eeuwse meesters met trots de totstandkoming van hun uitgaven becommentarieerden, lijken de zeventiende-eeuwse drukkers zich te willen verbergen achter sjabloonachtige formuleringen. Op dit aspect na is er echter een constante vooruitgang te zien in de formele kwaliteit van gedrukte boeken.

 

2.1.2. Het Drukkershuis tijdens de Tijd der Troebelen

 

Ondanks deze formele innovaties zien we in de eerste decennia van de zeventiende eeuw hoofdzakelijk een voortzetting van de activiteiten uit de vorige eeuw. Het Moskovische Drukkershuis, dat in deze jaren waarschijnlijk in het Kremlin gehuisvest was, kende een uitbreiding en telde nu drie actieve ateliers (izby). In één ervan werkte de drukker Ivan Andronikov Nevežin, zoon van de zestiende-eeuwse drukker Andronik Timofeev Neveža. Tussen 1601 en 1611 drukte zijn atelier tien titels, allemaal boeken van kerkelijke aard. In een tweede atelier van het Drukkershuis werkte meester Anisim Michajlov Radiševskij, afkomstig uit Volhynië. In het jaar 1586 werd hij al gesignaleerd in het Drukkershuis, toen nog als boekbinder. Vanaf 1605 ging Radiševskij een eigen atelier leiden. Hij drukte onder meer een volledig Evangelie en een kerkelijke wettekst (Ustav cerkovnoj služby). Deze laatste tekst werd gedrukt in 1610 en werd geruime tijd later, in 1633, uit roulatie genomen en verbrand omdat de samensteller van de tekst, een zekere monnik Login, een dief en dronkaard zou geweest zijn. Dit maakt van Radiševkij’s uitgave het eerste gecensureerde boek in Rusland.[91] Het laatste atelier in het Drukkershuis werd aangevoerd door Nikita Fëdorov Fofanov, geboortig uit Pskov. Hij drukte in 1609 een verzameling gecanoniseerde heiligenlevens.

 

Hoewel in Moskovië aan het begin van de zeventiende eeuw een roerige tijd was aangebroken, vandaag bekend onder de naam Smuta of Tijd der Troebelen, werd het drukken van boeken aanvankelijk niet gehinderd of onderbroken. De Moskovische drukkers stelden zich soepel op en vermeldden in hun uitgaven doodgewoon de naam van de heerser die op dat moment erkend werd.[92] Vanaf 1611 begon de politieke toestand in Moskovië echter snel aan stabiliteit te verliezen als gevolg van grootscheepse Poolse en Zweedse invallen. Het Drukkershuis werd geplunderd en ging andermaal in vlammen op. Nikita Fofanov besloot daarop naar Nižnij Novgorod te verhuizen, waar hij een nieuwe drukkerij opstartte. Geen enkele van zijn Novgorodse uitgaven is echter bewaard. In 1614 was de rust teruggekeerd in Moskou, nadat Michail Romanov in februari van het jaar voordien de troon had bestegen, en Fofanov besloot zich weer in de hoofdstad te vestigen, al dan niet op rechtstreeks verzoek van de nieuwe tsaar. Vanaf dan wordt er gewerkt aan de uitbouw van een gecentraliseerde staat en is er ononderbroken een drukkerij werkzaam in Moskou.

 

2.1.3. Een permanente drukkerij in Moskou

 

De aantrede van Michail Romanov als heerser van het Moskovische Rijk (1613-1645) betekende een nieuwe fase in de Russische geschiedenis. Om explosieve situaties voortaan te vermijden begon de tsaar met de uitbouw en versteviging van Moskovië als staat. Ook de boekdrukkunst werd steeds strakker georganiseerd en gestructureerd. In 1614 voerde Fofanov zijn werkzaamheden nog uit in een speciaal ingerichte kamer van het keizerlijke paleis in het Kremlin, maar in tussentijd werd een groot stenen gebouw van twee verdiepingen opgetrokken in de Nikol’skaja ulica, de Nikol’skaja straat, en in 1620 vestigde de staatsdrukkerij zich hier definitief. Tegen het jaar 1622 waren er reeds vier ateliers actief. De drukkers waren Kondrat Ivanov, Osip Kirillov, Nikita Fofanov en Nikon Dmitriev. De twee eersten beschikten elk over twee drukpersen, de laatste twee elk over één drukpers. In 1624 waren in het Drukkershuis reeds acht persen aanwezig, in 1629 negen, en in 1633 al veertien persen.[93] Het Drukkershuis werd georganiseerd als een manufactuur waar verschillende arbeiders hun eigen specialiteit ontwikkelden. Elke meesterdrukker werd bijgestaan door een lettergieter, een illustrator, een graveur, een schrijnwerker en een smid. Later kwamen daar nog andere specialisaties bij.[94] Op de boekbanden werd nu systematisch het wapen van het Drukkershuis afgebeeld: een zegel waarop een leeuw en een eenhoorn al vechtend staan uitgebeeld. Na een nieuwe brand in 1626, veroorzaakt door de houten dakconstructie, werd het Drukkershuis meteen weer opgebouwd, nu volledig in steen.

 

Vanaf het begin van de jaren 1630 deed een drukker-ondernemer zijn intrede in het Drukkershuis: Vasilij Fëdorov Burcov-Protopopov. Hij werkte met twee drukpersen en had vijfentwintig arbeiders in dienst. Hij bewoog de staat ertoe hem leningen toe te kennen, die hij na het verschijnen van een uitgave zou terugbetalen. Zijn arbeiders werden ingehuurd en de uitrusting van zijn atelier stond onder een soort van pachtsysteem. Burcov liet zichzelf graag ‘ambtenaar van alfabetzaken’ noemen (pod’jačij azbučnogo dela). In de geschiedenis van de Russische boekdrukkunst vervult hij een pioniersrol door als eerste een illustratie met wereldlijke inhoud in een van zijn uitgaven te plaatsen. De afbeelding in kwestie werd opgenomen in de tweede uitgave van zijn abc-boek (1649)[95] en geeft een schooltafereel weer: een jongen krijgt in de klas een lesje met een roede. Burcov heeft ook als eerste een heiligenkalender gedrukt (Svjatcy).

 

Dit bloeiende zeventiende-eeuwse Drukkershuis boekte ook vooruitgang op technisch en artistiek vlak. Zo werd er een aantal nieuwe schriften ontwikkeld die de naam van hun scheppers meekregen: het nikitinskaja azbuka, ontworpen door Nikita Fofanov, en het osipovskaja azbuka, gecreëerd door Osip Kirillov. Nieuw in de staatsdrukkerij was ook de inrichting van een pravil’naja palata of correctiekamer, waar de gedrukte uitgaven nauwkeurig nagekeken en verbeterd werden. Ook oude handschriften aan de hand waarvan nieuwe uitgaven werden gedrukt, kregen een grondig nazicht in deze afdeling van de drukkerij. In feite werd al het voorbereidende en redactionele werk toevertrouwd aan deze correctiekamer. Omwille van de vele fouten die de correctoren (spravščiki) lieten staan of zelf bijcreëerden, werd de afdeling vanaf 1616 onder toezicht van twee geestelijken geplaatst, de monnik Arsenij Gluchoj en de priester Ivan Klement’ev Nasedka. De uiteindelijke verantwoordelijkheid lag bij archimandriet Dionisij van het Drievuldigheidsklooster van Sergej. De Russische geestelijkheid was ondertussen echter zo gewend geraakt aan de corrupte teksten, die zeer moeilijk uit te roeien bleken, dat de verbeterde versies onthaald werden als ketterij. Na herhaaldelijke onlusten werden Dionisij, Arsenij en Ivan Nesedka door de kerkelijke overheid in beschuldiging gesteld, opgesloten en gemarteld. Pas nadat Filaret, de vader van de tsaar die een aantal maanden in Pools krijgsgevangenschap doorgebracht had, de functie van patriarch kreeg in 1618, werden de getormenteerde correctoren in hun gelijk gesteld en publiek gerehabiliteerd. Deze episode, die nog dikwijls navolging zou krijgen in het verdere verloop van de eeuw, zorgde ervoor dat het beroep van corrector niet ongevaarlijk was en in ieder geval een enorme verantwoordelijkheid inhield.[96] Patriarch Filaret bleef, met de goedkeuring van zijn zoon tsaar Michail, gedurende het verdere verloop van zijn bewind actieve steun bieden aan het drukkerswezen, zodat in deze periode tot 180 titels konden verschijnen. Hoewel gedrukte boeken in de eerste helft van de zeventiende eeuw nog steeds bijzonder duur waren, kwam de prijs geleidelijk aan steeds dichter bij die van handschriften te liggen.[97]

 

2.1.4. Evolutie in de thematiek ?

 

Voorlopig hield het Drukkershuis zich nog steeds uitsluitend bezig met de uitgave van religieuze boeken. Teksten met een seculiere inhoud, zoals wiskundige tractaten of kosmografieën, werden enkel met de hand geschreven of als blokboeken verspreid. In de eerste helft van de zeventiende eeuw groeide echter het aantal vertalers in Moskou en andere stedelijke centra. Deze vertalers gingen zich voornamelijk concentreren op Europese wetenschappelijke literatuur. Anisim Michajlov Radiševskij, een van de drukkers uit het Drukkershuis, zette zich bijvoorbeeld aan een vertaling uit het Latijn en Duits van een werk over kanonnen en ander oorlogstuig. Dergelijke vertalingen maakten voorlopig echter geen kans om in druk te verschijnen. Uit de regeerperiode van Michail Romanov zijn ons ook primitieve kranten overgeleverd: handgeschreven vertalingen van nieuwsberichten en het verloop van militaire acties in Europa, genoteerd in kolommen.[98] Het oudste bewaarde exemplaar van deze kuranty stamt uit het jaar 1621.

 

2.2. Tweede helft van de zeventiende eeuw

 

2.2.1. Inleiding

 

In 1645 betrad tsaar Aleksej Michajlovič de troon (1645-1676). Van bij zijn aantreden, nauwelijks zestien jaar oud, toonde hij een bijzondere belangstelling voor de boekdrukkunst. Onder zijn bewind werd het trouwens voor de eerste maal mogelijk om ook boeken met een andere dan kerkelijke inhoud te drukken. Vooral de verspreiding van leerboeken en alfabetboeken kreeg een verhoogde aandacht.[99] De azbuka (1637) van de eerder vermelde drukker Burcov bijvoorbeeld werd in 1649 herdrukt in zesduizend exemplaren en was in drie maanden uitverkocht. Gedurende de rest van de eeuw werd deze bestseller dan ook herhaaldelijk heruitgegegeven.[100] Ook de beroemde grammatica van Meletij Smotrickij werd in 1648 in hoge oplage uitgegeven.[101] Wetenschappelijke tractaten, in de stijl van Studie en kunst van de oorlogsopstelling van het voetvolk[102] uit 1649, konden nu ook in gedrukte vorm verschijnen. Voor het aangehaalde tractaat, een vertaling van een Duits origineel geschreven door de militair Walhausen, werden trouwens kopergravures aangevoerd uit de Republiek der Verenigde Provinciën.[103] Hollandse illustraties waren bijzonder populair in Moskou, en ze werden dan ook in grote hoeveelheden ingevoerd door Hollandse kooplieden. In hetzelfde jaar 1649 liet de tsaar een Uloženie of Codex uitgeven. Deze weinige profane uitgaven vormden echter een uitzondering, want de overgrote meerderheid van de gedrukte boeken was nog steeds van religieuze aard. Tijdens de regeerperiode van tsaar Aleksej gaf het Drukkershuis gemiddeld zes titels per jaar uit.

 

2.2.2. Het Schisma

 

Gedurende de bijna honderd jaar waarin de boekdrukkunst nu al bestond in Moskovië is er één motivatie steeds een constante gebleven: het terugdringen van de massa corrupte religieuze teksten. Van bij het prille begin van het Drukkershuis werd de verspreiding van correcte liturgische teksten als prioriteit gesteld. In de zeventiende eeuw ging men correctoren en drukkers zelfs in hetzelfde huis onderbrengen om eventuele vergissingen tot een absoluut minimum te kunnen beperken. Toch bleken deze maatregelen keer op keer ontoereikend, en in de tweede helft van de zeventiende eeuw kwam deze kwestie tot een uitbarsting.

 

Aan het begin van Aleksejs bewind bracht Paisij, de patriarch van Jeruzalem, een bezoek aan Moskou, vergezeld door de Griekse geleerde Arsenij. Beiden waren ontstemd door de vele fouten die in de Russische Heilige teksten voorkwamen. De Griekse originelen beschouwden ze als de enige echte modellen voor de verspreiding van de Christelijk-Orthodoxe leer. Patriarch Paisij achtte de schade zo groot dat alle kerkelijke teksten maar meteen volledig vervangen moesten worden. Eenzelfde mening waren enkele ingeweken geleerden uit Kiev toegedaan, met name Epifanij Slavineckij, Arsenij Satanovskij en Feodosij Safonovič. Beide partijen, de Griekse en Kievse, wisten druk uit te oefenen op de overheid, die besloot een gezant, Arsenij Suchanov, naar Griekenland te sturen voor de studie van Griekse teksten. Een bezoek van metropoliet Gavriil van Nazareth en patriarch Afanasij van Konstantinopel naar Moskou in 1651 resulteerde in dezelfde verwijten aan het adres van de Russische geestelijkheid, zodat regering en patriarchaat niet anders konden dan een snelle oplossing in het vooruitzicht te stellen. De definitieve ommekeer kwam er bij het aantreden van patriarch Nikon in 1652. Deze riep een concilie samen dat zich moest uitspreken over de nood aan verandering. Met een grote meerderheid werd bepaald dat alle teksten moesten vergeleken worden met Griekse originelen en oude Slavische handschriften. Nikon liet talrijke Griekse boeken verzamelen[104] en stelde een commissie van geleerden samen, met o.m. Epifanij Slavineckij en de Griek Arsenij, voor de correctie van de Russische teksten. Opvallend was dat deze commissie uitsluitend uit buitenlanders bestond, wat alleen maar olie op het vuur betekende voor een grote groep conservatieve krachten binnen de Russische geestelijkheid. Deze groep had steeds haar stem laten horen bij elke poging van de overheid om wijzigingen aan te brengen in de kerkelijke teksten. Nu het ernaar uitzag dat een groots opgezette ‘zuivering’ van de Russisch-Orthodoxe liturgie onafwendbaar zou worden, zetten de aanhangers van de traditionele Russische Kerk een gepassioneerde protestbeweging op touw. Belangrijke figuren in het kamp van deze godsdienstijveraars waren onder meer Ivan Neronov en aartspriester Avvakum. Tussen deze laatste figuur en patriarch Nikon kwam het tot een harde persoonlijke confrontatie. Beiden zijn na verloop van jaren dé symbolen geworden voor de twee kampen in het Russisch-Orthodoxe Schisma.

 

In heel deze historie heeft de boekdrukkunst een belangrijke rol gespeeld. Eerst en vooral is de boekdrukkunst door de Moskovische overheid steeds naar buiten toe verantwoord geweest als doeltreffend middel tegen de verspreiding van corrupte teksten. Automatisch verbond hierdoor een aanzienlijk deel van de Russische bevolking, dat weigerachtig stond tegenover elke zweem van verandering in de traditionele liturgie, de nieuwe uitvinding met negatieve gevoelens, zelfs met de invloed van duivelse krachten. De boekdrukkunst was ook steeds gemonopoliseerd geweest door Staat en Kerk. Toen diezelfde overheden drastische veranderingen wensten door te voeren in religieuze aangelegenheden, maakten ze gretig gebruik van het medium. De gecorrigeerde teksten werden onmiddellijk in grote oplagen gedrukt en verspreid, maar ook polemische tractaten ter verdediging van de hervormingen werden op die manier de wereld ingestuurd.[105] Patriarch Nikon liet ook voor deze zelfde doeleinden de drukpers van het Kuteinskij klooster[106] samen met zijn drukker Spiridon Sobol’ overbrengen naar het naderbij gelegen Iverskij klooster in het district Novgorod.

 

Het tegenkamp van de Oudgelovigen, waarvan de aanhangers per definitie niet tot de overheid behoorden,[107] hadden geen toegang tot de drukpers. Zij verspreidden hun ideeën in handgeschreven teksten en gingen deze vorm van communicatie zelfs cultiveren als specifiek kenmerk van hun beweging.[108] Door de harde repressie van de overheid werden de Oudgelovigen verplicht zich te gaan isoleren van de stedelijke samenleving, en trokken ze zich in grote groepen terug in veraf gelegen en moeilijk toegankelijke gebieden. Wanneer zo’n nederzetting werd opgespoord door de overheid, verkozen de bewoners meermaals een collectieve zelfverbranding boven een onderwerping aan de officiële Kerk. De meeste gemeenschappen van Oudgelovigen konden echter overleven en vormen tot op vandaag een aanzienlijke minderheid binnen de Russisch-Orthodoxe Kerk.[109]

 

2.2.3. Aankondiging van een nieuw tijdperk in de boekdrukkunst

 

In het jaar 1676 kwam Fëdor Alekseevič (1676-1682) aan de macht als Russische tsaar. Hij was slechts veertien jaar oud en leed onder een zwakke gezondheid, waardoor hij amper zes jaar zou regeren. Hij zette in die korte tijdsspanne de politiek van zijn vader voort, zodat ook het drukken van gecorrigeerde kerkelijke teksten onverminderd voort kon gaan. Maar liefst 105 titels verschenen in deze periode, allemaal boeken van religieuze aard. In het Moskou van tsaar Fëdor was Simeon Polockij een zeer belangrijke figuur. Deze humanistisch opgeleide Wit-Rus[110] was de opvoeder geweest van de jonge tsaar en groeide uit tot een van de grootste intellectuelen die het Oude Rusland gekend heeft. Naast zijn onderwijstaak hield Polockij zich onder meer ook bezig met het schrijven van poëzie en het opstellen van scherp polemische teksten, gericht tegen de schismatici. De tsaar steunde hem hierin volledig en richtte voor hem in 1679 zelfs een aparte drukkerij op in het Kremlin, de zogenaamde Verchnjaja tipografija, letterlijk ‘Opperdrukkerij’, maar misschien beter vertaald als ‘Hofdrukkerij’. Daar hield Simeon Polockij zich persoonlijk bezig met het hele drukproces van zijn oeuvre, waarbij hij meer dan eens blijk geeft van artistiek talent en esthetisch inzicht. De titelbladen van zijn werken bijvoorbeeld voert Simeon Polockij op een zeer aantrekkelijke manier uit. Zo is het titelblad van zijn toneelstuk Geschiedenis of lotgevallen van de verloren zoon gekaderd in een toneelscčne met gordijnen en een publiek onderaan.

 

Het lijkt vreemd dat een ‘westers’ georiënteerd denker als Simeon Polockij zo’n vooraanstaande plaats kreeg toegewezen in de Russische maatschappij. Zijn religieuze uiteenzettingen vertoonden immers vaak toenaderingspogingen tot de Roomse Kerk, en zijn globale levensopvattingen sloten in ieder geval nauw aan bij het ‘Latijnse’ humanistische gedachtengoed. Blijkbaar was een geleerd en talentvol man als Simeon Polockij zodanig zeldzaam in Moskovië, dat deze voor de rest zo conservatieve en anti-Latijnse staat hem zonder de minste gewetensproblemen allerlei belangrijke verantwoordelijkheden toevertrouwde. Dit alles had Simeon Polockij uitsluitend te danken aan zijn innige reatie met tsaar Fëdor, want de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders stonden heel wat kritischer tegenover deze ‘westerling’. Dit blijkt onder meer uit het bizarre feit dat een invloedrijk man als Polockij zijn werken niet gepubliceerd kreeg in het Drukkershuis. De onvoorwaardelijke trouw van de tsaar aan zijn oud-leermeester wordt dan weer bewezen door de oprichting van een nieuwe drukkerij, speciaal voor het werk van Simeon Polockij en volledig onafhankelijk van het patriarchaat. Na het overlijden van Polockij in 1680 en van de tsaar in 1682, en na vier jaren van intense arbeid, stierf deze Hofdrukkerij echter een stille dood (1683).

 

In de periode van 1682 tot 1687 werd Rusland bestuurd door twee tsaren: de broers Ivan en Peter Alekseevič. Het regentschap werd waargenomen door hun zuster Sof’ja, nadat ze met de steun van de strel’cy de macht had gegrepen. Het Drukkershuis behield in deze jaren als voornaamste taak het verspreiden van liturgische teksten, maar drukte in 1682 ook een praktisch handboekje over commerciële wiskunde dat uitsluitend bestond uit rekentabellen. Simeon Polockij was in 1682 overleden, maar gaf de fakkel door aan zijn leerling en goede vriend Sil’vestr Medvedev. Opgevoed in teken van dezelfde westers-humanistische waarden als Polockij zette hij diens gedachtengoed verder in het ingedommelde Moskou. Reeds in 1677 was Medvedev aangesteld als corrector en bibliothecaris in het Drukkershuis.[111] Een van zijn collega-correctoren, Karion Istomin, verdient nog vermelding in dit verhaal over de boekdrukkunst. De pedagoog Karion Istomin had zijn opleiding gekregen van de Griekse gebroeders Lichud, die in Moskou onderwijs verzorgden in Grieks-Orthodoxe geest. Anders dan Simeon Polockij en Sil’vestr Medvedev was hij rotsvast overtuigd van de waarden van de Byzantijnse traditie en cultuur.[112] In 1692 gaf Karion Istomin in het Drukkershuis een Bukvar’ uit, een volledig geďllustreerd abc-boek in verzen, bedoeld voor kroonprins Aleksej Petrovič (1680-1737), zoon van Peter de Grote. Het boekje verscheen in een oplage van amper twintig exemplaren en was uitsluitend voor intern gebruik aan het hof bedoeld. Istomins goede verstandhouding met de patriarch maakte het mogelijk dat een dergelijke private uitgave kon gedrukt worden in het Drukkershuis, iets wat Simeon Polockij eerder niet gelukt was. Elke bladzijde van het abc-boek is gewijd aan een letter uit het alfabet en is geďllustreerd met voorwerpen die beginnen met de letter in kwestie. Deze illustraties zijn van de hand van meester Leontij Bunin.[113] Elke Cyrillische letter staat geschreven als hoofdletter en als cursief, en bovendien worden ook de Griekse en Latijnse equivalenten voor de klank vermeld. Dergelijke ‘albums’ waar afbeeldingen een gelijkwaardige rol vervullen met de tekst, worden aan het einde van de zeventiende eeuw en de aanvang van de achttiende eeuw steeds talrijker.[114]

 

2.2.4. Kopers en lezers

 

In verband met de zeventiende eeuw is er vrij uitgebreid onderzoek verricht naar boekbezit.[115] De meeste informatie over de kopers en lezers van de zeventiende-eeuwse gedrukte boeken kon opgemaakt worden uit notities in boekbanden en uit de inkomstenboeken van het Drukkershuis. In deze inkomstenboeken werd genoteerd wie een bepaald boek op welke dag aangekocht had. Van een aantal onder hen werd ook de sociale afkomst of het beroep genoteerd. In ‘dalende’ volgorde levert dit de volgende bevolkingsgroepen op: de tsaar en zijn entourage, edellieden, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, leden van de witte en zwarte geestelijkheid,[116] ambachtslui (bijvoorbeeld de werknemers van het Drukkershuis zelf), ambtenaren en militairen, stedelingen en kooplieden. Kortom, in vrijwel het gehele sociale spectrum van de zeventiende-eeuwse Russische maatschappij kwamen er mensen voor die boeken bezaten.[117] Een notering in het inkomstenboek zag er als volgt uit: “Aan de strjapčij[118] Nikita zoon van Grigorij Bestužev werd het boek Codex van rechtszaken verkocht, prijs één roebel” of “Aan de inwoner van Novgorod Semën zoon van Grigorij Selivačev werd het boek Codex van rechtszaken verkocht, prijs één roebel”. Naast een beroep werd dus ook soms de plaats van afkomst vermeld, wat soms verrassende resultaten oplevert:  volgens de cijfers van Luppov is tot 45% van de Codex verkocht aan niet-Moskovieten (i.e. inwoners van andere grote steden, maar ook kloosterlingen en dorpsbewoners). Ook bij andere uitgaven van het Drukkershuis worden vele ‘buitenstaanders’ genoteerd als koper. Bij de inwoners van Moskou zelf werd af en toe vermelding gemaakt van de wijk waaruit ze afkomstig waren. Ook vrouwen, meestal adellijke weduwen, komen voor in de lijst. De boeken die het best verkochten in de tweede helft van de zeventiende eeuw zijn abc-boekjes[119] en psalteria, de Bijbel[120] en de Codex van tsaar Aleksej. De Grammatica van Smotrickij werd in relatief grote oplage gedrukt, maar kende niet het verhoopte succes: slechts 49 van de 441 exemplaren vonden een koper. In de verkoopscijfers van het Drukkershuis merken we goed dat sommige boeken in grote aantallen werden opgekocht door handelaars, die ze nadien doorverkochten buiten Moskou. Dit was onder meer het geval bij abc-boekjes en vrome lectuur als heiligenlevens, geschriften van kerkvaders en moralistische verhalen. Op die manier werd het gebrek aan drukkerscentra buiten Moskou enigszins opgevangen, zij het op minimale wijze.

 

 

3. De parallelle circuits van handschriften en blokboeken

 

In West-Europa heeft de komst van de boekdrukkunst ertoe geleid dat het handmatig kopiëren van handschriften geleidelijk uitdoofde en na verloop van tijd zelfs verdween. In Moskovië zou het compleet anders verlopen: het handmatig verspreiden van teksten bleef er steeds een belangrijke functie vervullen naast de boekdrukkunst en zou tot ver in de achttiende eeuw cruciaal blijven voor het in stand houden van een bloeiend cultureel leven. Zoals reeds meermaals vermeld werd in de vorige paragrafen werden in de officiële drukkerij vrijwel uitsluitend kerkelijke teksten gedrukt. Ook de weinige drukkerijen die in de loop van de zeventiende eeuw elders dan in de hoofdstad waren opgericht, hoofdzakelijk in kloosters, waren gebonden aan opdrachten van Staat en Kerk en hielden zich ver van profane werken. Het beeld van de Russische cultuur dat uit de voorgaande hoofdstukken naar voren treedt, doet uitschijnen dat er in Rusland geen literatuur of wetenschap bestond. Toch circuleerden er in Moskovië vele profane teksten, gaande van volkse verhalen, fabels, liederen, satiren en reisverslagen tot meer wetenschappelijk werk over geschiedenis, geografie of geneeskunde. Dergelijke teksten werden in handschriften verspreid en circuleerden in talrijke exemplaren. De kopiisten waren hoofdzakelijk ambtenaren en leden van de lagere clerus, vertegenwoordigers van de weinige klassen die geletterden in hun rangen telden. Ook in de Orthodoxe kloosters ging de kopieerarbeid onverminderd verder na het invoeren van de boekdrukkunst. Hier werden vooral gebedenboeken en heiligenlevens geschreven, maar ook iets aardsere werken als kronieken, moraliserende verhalen en educatieve werken werden door de monniken verspreid. Met de productie van luxe-handschriften, zoals die werden vervaardigd in een aantal toonaangevende westerse scriptoria, hebben Russische monniken zich nooit bezig gehouden. Hun uitgaven zijn traditioneel eerder sober uitgevoerd.

 

In West-Europa werd de uitvinding van de boekdrukkunst voorafgegaan door het gebruik van xylografische technieken voor het verspreiden van identieke teksten en afbeeldingen. In Moskovië werd waarschijnlijk pas veel later geëxperimenteerd met deze techniek. Eerder werd al vermeld dat Ivan Fëdorov in zijn Apostol een afbeelding van de evangelist Lucas opnam en dat deze houtsnede de oudste is die ons werd overgeleverd uit Rusland. Of er eventueel al eerder gebruik gemaakt werd van xylografische technieken kan door gebrek aan overgeleverd materiaal vooralsnog niet aangetoond worden. In ieder geval zou de techniek pas in de zeventiende eeuw wijd verspreid geraken, en dan vooral in de niet-officiële culturele sfeer, waar de xylografie toegepast zou worden voor het vervaardigen van volkse prenten en teksten. Door de lage prijs kon ook de gewone Rus zich deze eenbladige drukwerkjes aanschaffen en aan zijn muur hangen, zodat ze na verloop van tijd op massale schaal geproduceerd werden.  Het meest populair waren afbeeldingen van heiligen en bijbeltaferelen, maar ook sprookjes, fabels en andere vermakelijke genres werden op deze manier onder het volk verspreid. Geleidelijk aan zou deze vorm van prentkunst uitgroeien tot een zelfstandig genre, dat in de wetenschappelijke literatuur de naam lubok of lubočnye kartinki (lubok-prentjes) heeft meegekregen.[121] Hoewel de afbeelding het voornaamste bestanddeel is van deze prenten, komen er ook dikwijls teksten op voor. Tegen het einde van de zeventiende eeuw gingen deze prenten steeds vaker een uitgesproken satirisch karakter krijgen en werd de houtsnede geleidelijk aan afgelost door de kopergravure.[122]

 

Deze lubok-prenten bestonden zelden uit meer dan een paar bladzijden. Daarnaast werden ook omvangrijkere uitgaven op gelijkaardige manier vervaardigd. Een voorbeeld hiervan is het genre van de Sinodik of Gedenkboek. Naast namenlijsten van overledenen en verdienstelijke gelovigen bevatten deze boeken vanaf de zeventiende eeuw ook moraliserende prenten en verhalen, alle in teken van reflectie over de dood en het hiernamaals. Dit soort van boeken werd vervaardigd door clerici in kloosters en kerken, en was zeer sterk verspreid onder het gewone volk. Bij de aanvang van de achttiende eeuw zouden er ook af en toe Sinodiki gedrukt worden op de officiële drukpersen (cf. voetnoot p.70), maar hun aantal blijft eerder beperkt in vergelijking met de handgeschreven en de op xylografische manier vervaardigde exemplaren.[123] Andere boeken die op gelijkaardige manier verspreid werden en deel uitmaakten van de volkse cultuur zijn bijvoorbeeld Prologi (Heiligenkalenders), Lečebniki (kruidenboekjes met medische tips), verhalenbundels en dergelijke. Binnen het geheel van de Moskovische cultuur moeten deze vormen van boekproductie in ieder geval een veel grotere rol gespeeld hebben dan de boekdrukkunst.

 

 

Hoofdstuk IV: Vooruitzichten

 

1. De boekdrukkunst onder Peter de Grote

 

1.1. De Grote Hervormingen

 

Bij het aantreden van Peter de Grote op de Russische troon brak voor Rusland een volkomen nieuw tijdperk aan. De ‘Grote Hervormer’ had sinds zijn jeugd zijn blik op het westen gericht en besloot alle aspecten uit het westerse leven die zijn thuisland naar een hoger niveau zouden kunnen tillen, over te nemen en toe te passen op de Russische maatschappij. De historicus Librovič noemt tsaar Peter I ‘de eeuwige leerling’, ‘de eeuwige werker’ en ‘de eeuwige leraar’,[124] waarmee hij de aandacht wil vestigen op Peters honger om de meest verscheiden vaardigheden aan te leren, op zijn vastbeslotenheid om concrete zaken te verwezenlijken en op zijn wens om deze mentale ingesteldheid door te geven aan zijn landgenoten. Als dragers van kennis speelden boeken in dit project een cruciale rol. Allereerst moesten boeken bijdragen tot de vorming en scholing van de Russen. Waar voordien vrijwel uitsluitend het zielenheil van de lezer beoogd werd, wil Peter de Grote nu ook boeken zien die de lezer een verbreding van zijn kennis zouden kunnen bieden. Zeker niet minder belangrijk was de functie van het boek als middel om de publieke opinie te beďnvloeden en bij te sturen. Via de publicatie van verschillende tractaten probeerde de tsaar zijn volk voor te bereiden op de drastische politieke, economische, maatschappelijke en culturele hervormingen die hij voor ogen had.

 

Het tijdperk van Peter de Grote wordt in literatuuroverzichten steevast het minst literaire tijdperk uit de geschiedenis van Rusland genoemd, omdat in deze jaren nauwelijks bellettrie verscheen.[125] Toch betekent dit niet dat er helemaal geen boeken werden uitgegeven in het Petrinische Rusland. Er was integendeel een zeer grote activiteit in het drukkerswezen, die uiteraard alles te maken had met de verregaande hervormingsbeweging die Peter op gang had gebracht. Onder zijn bewind bleven er boeken verschijnen in het Kerk-Slavische Cyrillische schrift. Net als in de zeventiende eeuw waren dit hoofdzakelijk kerkelijk-liturgische boeken, maar, zoals vermeld werd in het vorige hoofdstuk, begonnen ook boeken met een meer seculiere inhoud door te sijpelen in de Russische drukkerijen. In de achttiende eeuw zouden deze seculiere werken steeds meer voorrang krijgen op kerkelijke teksten. De tsaar wilde in het boekwezen het zwaartepunt verleggen van de liturgie naar de ‘kunsten’, waaronder hij in de eerste plaats wetenschapstakken als mathematica, geneeskunde en krijgskunde rekende, en daarnaast ook geschiedenis, geografie en een aantal toegepaste wetenschappen. Peter de Grote wist zelf ook heel goed welke westerse tractaten belangrijk waren in de verschillende domeinen van de wetenschap en gaf de opdracht ze naar het Russisch te vertalen.[126] Deze persoonlijke interesse van de tsaar ging zeer ver. Zo bezat Peter een eigen drukpers waarmee hij eigenhandig boeken drukte, en zijn er verschillende ‘drukproeven’ overgeleverd waarop correcties staan aangeduid in het handschrift van de tsaar. Ook tijdens zijn buitenlandse reizen had hij steeds een grote belangstelling getoond voor het drukkerswezen. In Amsterdam had hij de regent Jan van Thessing zelfs om een privilege verzocht om ter plaatse een Russische drukkerij op te richten. Hij voorzag immers moeilijkheden om boeken met een profaan-wetenschappelijke en praktische inhoud gedrukt te krijgen in het Moskovische Drukkershuis, in die tijd nog volledig gecontroleerd door de patriarch. Vanaf 1699 begon Jan van Thessing, bijgestaan door een vertaler van Poolse afkomst, met het uitgeven van Russisch drukwerk: geografische kaarten, schetsen, portretten, boeken over wiskunde, architectuur, krijgskunst, e.d. Hij kreeg de toestemming deze drukwerken naar Archangelsk te verschepen, opdat ze in Rusland verkocht zouden kunnen worden. Toch kon ook het Drukkershuis niet ontkomen aan Peters vastberadenheid: de tsaar stelde een directeur aan, Fëdor Polikarpov, een man die Grieks en Latijn kende en veel vertaald had uit deze twee talen. Polikarpov is onder meer de auteur van een drietalig Slavisch-Grieks-Latijns lexicon. Onder zijn leiding werd het steeds vanzelfsprekender dat ook profane werken gedrukt konden worden in het Drukkershuis. Zo kon in het jaar 1703 het allereerste Russische gedrukte wiskundeboek verschijnen,[127] samengesteld door Leontij Filippovič Magnickij, onderwijzer in de pas opgerichte zeevaartschool.[128] Het genre van de emblematiek, dat in West-Europa, Holland in het bijzonder, zeer populair was, vond ook zijn ingang in Rusland: in 1705 gaf het Drukkershuis een boek uit met de titel Simvoly i ėmblemy (‘Symbolen en emblemen’). Voortaan hield het Drukkershuis, dat ondertussen omgedoopt was tot ‘Moskovische drukkerij’ (Moskovskaja tipografija), zich ook bezig met het drukken van een krant, die de indrukwekkende titel ‘Tijdingen over militaire en andere zaken, het weten en het herinneren waard, gebeurd in de Moskovische staat en in andere omringende landen’ meekreeg.[129] De eerste pagina van deze krant verscheen op 2 januari 1703 in duizend exemplaren. De nieuwsberichten waren hoofdzakelijk overgenomen uit Hollandse kranten.[130]

 

Een ingrijpende verandering in het drukkerswezen voerde Peter de Grote in 1708 door, toen hij het zogenaamde burgerlijke schrift (graždanskij šrift)  introduceerde. Vanaf dan ontstond er ook een uiterlijk verschil tussen profane en kerkelijke boeken, aangezien de eerste vanaf dan in de nieuwe, vereenvoudigde Cyrillische tekens werden gedrukt[131] en de laatste in het Kerk-Slavische schrift bleven verschijnen. Het burgerlijke schrift werd gegoten in Amsterdam, waar de drukkerij van Jan van Thessing enkele jaren eerder al had geëxperimenteerd met een vereenvoudigd Cyrillisch schrift. In 1707 kwam een delegatie van Hollandse meesters aan in Moskou om de letter aan de tsaar voor te stellen.[132] Op diens bevel begonnen ze op 1 januari 1708 aan de uitgave van een boek over geometrie in het nieuwe schrift, kort nadien gevolgd door een etiquetteboek.[133] Alle boeken die in het burgerlijk schrift verschenen, werden vanaf 1710 systematisch opgenomen in een inventaris. In datzelfde jaar besloot de tsaar nog enkele wijzigingen aan te brengen in het nieuwe schrift, omdat er naar zijn mening nog steeds te veel letters onveranderd waren gebleven. Drie letters heeft de tsaar volledig geschrapt uit het Russische alfabet. In dit persoonlijk door Peter herziene schrift zouden na 1710 alle profane boeken gedrukt worden. Naast het Drukkershuis was er ondertussen in Moskou ook een ‘burgerlijke drukkerij’ opgericht, onder toezicht van generaal Jakov Vilimovič Brjus, een jeugdvriend en vertrouweling van de tsaar.

 

In 1703 was er in het noorden van het land een nieuwe stad verrezen. Van bij de aanvang van de bouwwerken was het duidelijk dat Peter de Grote van Petersburg de nieuwe hoofdstad wilde maken, een stad waarin hij van nul kon beginnen en geen rekening hoefde te houden met een legertje aan traditie verknochte bojaren. Naargelang de stad groeide, begon de tsaar in Petersburg dezelfde instellingen op te richten als in Moskou. Daartoe behoorde ook een drukkerij, en reeds in 1710 liet hij materialen, toestellen en arbeiders overbrengen uit Moskou. In 1711 werd de nieuwe drukkerij geopend. Dit Petersburgse atelier drukte aanvankelijk uitsluitend decreten, journaals en kalenders. Later werden er allerlei profane werken uitgegeven. Na 1721 kwam de drukkerij, net als alle andere bestaande Russische drukkerijen,[134] onder voogdij van de Heilige Synode te staan.

 

1.2. Balans

 

Het gehele boekwezen werd onder Peter de Grote grondig uitgebouwd en veranderde sterk van uitzicht. Niet alleen ontstond er meer ruimte voor boeken met een andere dan religieuze inhoud, ook een nauwere samenwerking met westerse uitgeverscentra kwam tot stand, wat vooral de artistieke kant van het drukproces ten goede kwam: het Russische boek ging er steeds aantrekkelijker uitzien. De tsaar vond bovendien dat het volk een gemakkelijkere toegang moest krijgen tot het gedrukte boek. Om dit te verwezenlijken werden enerzijds de oplagen verhoogd en kwamen er anderzijds speciale boekenwinkels, onder meer een grote boekenhal in de stad Petersburg. Toch bleef het grootste gedeelte van de gedrukte boeken onverkocht in de winkels en drukkerijen liggen. De graad van geletterdheid in de Russische steden was, ondanks de enorme groei ten opzichte van de vorig eeuw, nog steeds van een erbarmelijk laag niveau. De uitbouw van een degelijk onderwijssysteem stond nog in zijn kinderschoenen, zodat de hervormingsplannen van de tsaar in dit geval weinig maatschappelijke aansluiting vonden. Uitgevers van profane boeken kregen het dikwijls financieel heel zwaar te verduren, terwijl drukkers van religieuze teksten konden rekenen op een gegarandeerde afzetmarkt.[135] De bloei van de handschriften- en lubok-productie doen ook uitschijnen dat het publiek in de gedrukte uitgaven haar gading niet vond. Bovendien was er nog steeds geen ruimte gekomen voor privé-initiatieven. De tsaar verleende aan een zeer beperkte groep toegang tot de drukpers en alle uitgaven kwamen er uitsluitend op bestelling van de regering.

 

Een tweede bedenking moet gemaakt worden bij de persoonlijkheid van Peter de Grote. Hoewel de tsaar als individu een enorme impuls heeft gegeven aan de Russische boekdrukkunst, moet deze persoonlijke invloed ook niet overdreven worden. Vele veranderingen die onder zijn bewind met harde hand zijn ingevoerd kenden immers al een lange voorbereidingsperiode onder zijn voorgangers Aleksej en Fëdor. Peters grootste verdienste is het aanbrengen van een structuur waarin hervormingen duurzaam zouden kunnen ontwikkelen. Een aantal van die hervormingen waren al sporadisch aanwezig in het Moskovië van zijn voorgangers, maar waren op dat moment nog te nieuw en onstabiel om wortel te kunnen schieten.

 

Een van die nieuwigheden in de Russische cultuur was het aanleggen van bibliotheken. In de zeventiende eeuw waren de verschillende staatskanselarijen (prikazy) reeds begonnen met het systematisch verzamelen van boeken. Ook waren er enkele belangrijke kerkelijke- en staatsfunctionarissen die over een uitgebreide privé-bibliotheek beschikten, en uiteraard waren er ook in de Russische kloosters grote verzamelingen handschriften aanwezig. Deze trend zet zich voort onder het bewind van Peter de Grote, maar daarnaast liet hij ook systematisch buitenlandse boeken verzamelen en naar Rusland verschepen, met de bedoeling een zo volledig mogelijke boekenverzameling op te bouwen. Deze collectie zou ondergebracht worden in de Academie der Wetenschappen, die in 1725, kort na Peters dood, was geopend.[136] In 1728 kreeg de Academie een eigen drukkerij, die tot op vandaag de belangrijkste wetenschappelijke uitgaven in Rusland voor haar rekening neemt.

 

 

2. Peters opvolgers

 

De opeenvolgende monarchen Catharina I (1725-1717), Peter II (1727-1730), Anna Ioannovna (1730-1740), Ivan VI (1740-1741), Elisabeth (1741-1761), Peter III (1761-1762), en Catharina II (1762-1796) zouden niet allemaal even veel belang besteden aan de verdere uitbouw van de boekdrukkunst, maar uit statistische gegevens blijkt dat de boekproductie gedurende de hele achttiende eeuw zou blijven stijgen, met de regering van Catharina II als culminatiepunt.[137] Deze tsarina besliste in 1783 zelfs om vrije, private drukkerijen toe te laten, mits voorlegging van de uitgaven aan een censuurcommissie. Op dit besluit kwam ze in 1796 echter al terug, hoofdzakelijk uit angst voor het overwaaien van de Franse Revolutie naar Rusland. Een nadere analyse van deze veelbelovende eeuw ligt echter buiten het opzet van deze scriptie.

 

 

Besluit

 

In deze verhandeling werd een periode van ruim twee eeuwen boekdrukkunst beschreven, beginnende vanaf het einde van de vijftiende eeuw, toen de eerste Cyrillische boeken gedrukt werden in westerse steden, en eindigend in de eerste decennia van de achttiende eeuw, een tijd waarin de hele Russische cultuur, ook de boekdrukkunst, op de drempel van grote veranderingen kwam te staan. Deze tijdsspanne omvat ruim tweehonderd jaar, maar in de geschiedenis van de Russische boekdrukkunst betekent ze een relatief monolithisch en weinig gediversifieerd geheel. In deze twee eeuwen werden immers enkel de meest essentiële fundamenten van de boekdrukkunst gelegd, en daarin ligt het belang van deze periode. Honderd vijftig jaar lang zouden de Russische drukkerijen volledig georganiseerd en gecontroleerd worden door de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Het repertoire veranderde amper in deze periode, en ook het meest dynamische aspect van het boek, het uitzicht, was van een bedroevend laag niveau vergeleken met westerse creaties uit die tijd. Bovendien vond enkel de officiële kerkelijke cultuur zijn weerklank in drukwerk, terwijl de alledaagse, levende culturele activiteit zich slechts kon uiten in handschriften en blokboeken. Pas tijdens de regering van Peter de Grote kwam er ruimte voor verandering, maar zelfs dan zou het nog vele jaren duren vooraleer het drukkerswezen zou uitgroeien tot een volwassen, zelfstandig en bloeiend medium. Eens deze fase bereikt werd, bleken Russische drukkers in staat werk van hoogstaande kwaliteit af te leveren en groeide het Russische lezerspubliek uit tot een van de meest enthousiaste ter wereld. Dit stadium zou echter pas in de negentiende, en vooral in de twintigste eeuw bereikt worden.

 

Over de prille jaren van de Russische boekdrukkunst is zeer weinig concrete informatie overgeleverd, wat heeft geleid tot vele speculaties over het ontstaan ervan. We weten in ieder geval met zekerheid dat het eerste volledig gedocumenteerde Russische gedrukte boek in het jaar 1564 werd uitgegeven door Ivan Fëdorov en Pëtr Mstislavec. Jarenlang onderzoek naar de precieze omstandigheden waarin deze eerste gedrukte uitgave tot stand is gekomen, heeft echter aan het licht gebracht dat deze twee drukkers niet de eersten waren die zich met de boekdrukkunst bezighielden in Rusland. Vóór hen waren reeds andere drukkers aan het experimenteren geweest. Hieraan twijfelt vandaag geen enkele onderzoeker meer. Toch is er ook geen enkele studie over de Russische boekdrukkunst die zal tegenspreken dat Ivan Fëdorov de Russische pervopečatnik of ‘eerstdrukker’ is. Men zal hoogstens erkennen dat er aanwijzingen zijn om aan te nemen dat zijn prestatie niet zomaar uit de lucht is komen vallen, maar integendeel een lange voorbereiding heeft gekend: enerzijds via westerse gedrukte uitgaven die in Rusland circuleerden; anderzijds via een reeks van historische figuren die iets van drukken afwisten en toevallig of niet in Moskovië geweest zijn (Ghotan, Missenheim, Maksim de Griek, Maruša Nefed’ev). Of deze mensen daadwerkelijk iets verwezenlijkt hebben, is jammer genoeg niet bekend. Hoogstens kunnen we zeggen dat de aanwezigheid van hun namen in de Russische geschiedenis aantoont dat de boekdrukkunst wel degelijk belangstelling genoot bij de Moskovische elites, de monarchen in het bijzonder. Door de grote onduidelijkheid die heerst over het exacte begin van de Russische boekdrukkunst, en de daarmee contrasterende overvloed aan informatie die Ivan Fëdorov in het nawoord van zijn Apostol naliet, is het mijns inziens volkomen gerechtvaardigd om Ivan Fëdorov ook in de toekomst te blijven aanduiden als de eerste Russische drukker. De drukkerij waarin hij werkzaam was, is de eerste die vaste voet zou krijgen in de Russische samenleving en zou de basis gaan vormen voor de hele verdere ontwikkeling van het Russische drukkerswezen.

 

Deze ontwikkeling is allerminst stormachtig te noemen. Anders dan in West-Europa zou het Drukkershuis in Moskou niet spontaan en massaal nagevolgd worden in andere stedelijke centra. In de Russische vorstendommen bestonden er ook geen steden als in het Westen, met een gediversifieerde sociale geleding en een eigen specifieke cultuur. Ook een minimum aan onderwijsvoorzieningen ontbrak in Moskovië. De voornaamste culturele drager in Rusland, zowel op het platteland als in de steden, was de Kerk: het Russisch-Orthodoxe geloof, symbolisch vertegenwoordigd door de metropoliet en de monarch, was het enige wat het losse conglomeraat van vorstendommen onderling samenhield en de jonge staat een identiteit kon geven. De Kerk werd bij het vormen van de staat dan ook een zeer prominente rol toebedeeld. Door deze omstandigheden verschilde de Moskovische samenleving in de Nieuwe Tijd sterk van die in de West- en Centraal-Europese gebieden. Om die reden ook zou het duren tot de Kerk, samen met de monarch, een initiatief nam, vooraleer de boekdrukkunst zich kon manifesteren in Moskou.

 

In tegenstelling tot de eerste jaren van de Russische boekdrukkunst is het zeventiende-eeuwse drukkerswezen redelijk goed gedocumenteerd. Zowel over de organisatie als over het repertoire van het drukkerswezen is vrij gedetailleerde informatie overgeleverd. Spectaculaire vaststellingen kunnen er echter niet uit gedistilleerd worden. De zeventiende-eeuwse Russische boekdrukkunst toont aan dat de Russen voorlopig nog niet stonden te drummen om een gedrukt boek in hun bezit te krijgen. Blijkbaar voldeed de handschriftenproductie nog ruimschoots aan de behoeften. Pas toen Peter de Grote een samenleving begon te organiseren die gebaseerd was op kennisoverdracht en toen hij begonnen was met de uitbouw van een onderwijssysteem, leek die behoefte geleidelijk aan vorm te krijgen. Maar zelfs dan zou het nog tientallen jaren duren vooraleer de nood aan een grote hoeveelheid boeken echt voelbaar werd.

 

Moeten we na het lezen van deze scriptie dan toch besluiten dat de westerse historiografie de ontwikkeling van de Russische boekdrukkunst met recht omschrijft als een poging van een verachterde samenleving om een meer hoogstaande cultuur bij te benen? Wijst de minimale dynamiek binnen het drukkerswezen erop dat de Moskovische samenleving onderontwikkeld was en er op cultureel gebied bitter weinig evolueerde in het land? Dit zijn inderdaad conclusies die zouden kunnen getrokken worden wanneer Rusland in heel zijn historische ontwikkeling beschouwd wordt als een West-Europese staat. Mijns inziens is dit echter niet het geval. Moskovië kan in het midden van de vijftiende eeuw zelfs nog geen echte staat genoemd worden. Het vorstendom Moskou was sinds enkele decennia bezig de omringende regio’s binnen zijn invloedssfeer te trekken, maar rond 1450 was dit vormingsproces zeker nog niet beëindigd. In een dergelijk proces, waarbij relatief heterogene gebieden aaneengesmeed worden en een gemeenschappelijke gezicht aangemeten krijgen, staat een ‘secundair’ cultureel fenomeen als de boekdrukkunst niet als prioritair aangeschreven. Wanneer een land niet beschikt over een coherente samenleving en nog volop bezig is te vechten voor zijn grenzen, identiteit en bestaansrecht, zijn enkel de meest fundamentele culturele bouwstenen van tel. De instituten van de Kerk en de monarchie voorzagen in deze culturele fundamenten. Toen de boekdrukkunst dan toch werd uitgebouwd in Moskovië, kreeg ze een zeer specifieke opdracht mee die volledig in teken stond van de versterking van deze gemeenschappelijke cultuur. Pas nadat de staat zijn definitieve vormen leek aangenomen te hebben en in een periode van continuďteit terecht kwam bij de stichting van de Romanov-dynastie, zien we dat ook de Moskovische cultuur gevarieerder werd. In plaats van zich enkel nog met zijn eigen identiteit te moeten bezig houden, kon het land nu ook meer openstaan voor invloeden van buitenaf. In de evolutie van de Russische boekdrukkunst is duidelijk te zien hoe Moskovië steeds beter georganiseerd raakte als staat en geleidelijk aan externe invloeden begon te assimileren.

 

De initiële doelstelling van deze eindverhandeling was aan te tonen dat de westerse geschiedschrijving zich ten onrechte laatdunkend uitlaat over de boekdrukkunst in Rusland. Mijn voornaamste uitgangspunt hierbij was de erkenning van het vijftiende-, zestiende- en zeventiende-eeuwse Rusland als een samenleving die sterk verschilt van de West-Europese. Hoewel een aantal fenomenen, zoals de boekdrukkunst, is overgenomen uit West-Europa, kon de evolutie ervan zelden op een vergelijkbare manier plaatsvinden, precies door het afwijkende karakter van de Russische staat en cultuur in de Nieuwe Tijd. De integratie van westerse ‘ontleningen’ in de Russische maatschappij zal dan ook steeds volgens een eigen ritme en een eigen logica verlopen. De ontwikkeling van de Russische boekdrukkunst is daarom een mooi voorbeeld van de manier waarop eenzelfde cultureel fenomeen in verschillende landen tot zeer uiteenlopende resultaten kan leiden. Aan het slot van mijn onderzoek over dit onderwerp moet ik dus enerzijds toegeven dat de westerse visie op de Russische boekdrukkunst op het eerste zicht gerechtvaardigd is: de uitvinding is bijzonder laat overgenomen en op een zeer moeizame manier verder uitgebouwd. Anderzijds is in de loop van deze verhandeling ook een belangrijke nuancering op deze visie aan het licht gekomen: de trage ontwikkeling van de boekdrukkunst in de Russische samenleving loopt volledig parallel met de ontwikkeling van de staat in zijn geheel, en anders dan in het Westen diende de boekdrukkunst in Moskovië slechts voor het verspreiden van de kerkelijke cultuur. Als drager van een gelaagd en levend gedachtengoed moest het drukkerswezen nog geboren worden, en deze fase werd aan het begin van de achttiende eeuw ingezet. Vanaf dan zou het epitheton stormachtig wel gelden voor de ontwikkeling van de Russische boekdrukkunst, en met deze positieve noot zou ik mijn scriptie dan ook willen afsluiten.

 

 

Bibliografie

 

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] Een omvattend overzicht van de Russische geschiedenis wordt gegeven in Bezemer. Een geschiedenis van Rusland. Van Rurik tot Gorbatsjov. Amsterdam, 1994 [1988]. Een overzicht dat meer op de culturele aspecten van de Russische geschiedenis gericht is, kan gevonden worden in James Billington. The Icon and the Axe. An Interpretive History of Russian Culture. New York, 1970 [1966].

[2] Volgens Kiselev omdat dankzij de nationalisatie van de kerkelijke bezittingen voor het eerst alle materialen bijeengebracht konden worden (Kiselev. O moskovskom knigopečatanii XVII veka. p.124). Het belangrijkste werk werd verricht door A.S. Zërnova in Knigi kirilličeskoj pečati, izdannye v Moskve v XVI-XVII vv. Moskva, 1958. In dit werk geeft Zërnova een overzicht van alle Cyrillische boeken die in het zestiende- en zeventiende-eeuwse Moskou werden gedrukt.

[3] Steeds terugkerende sleutelwoorden hierbij zijn ‘vooruitgang’, ‘secularisatie’, ‘de onderdrukking van het volk door de feodale klasse’ en allerlei patriottische klemtonen. Rond deze thema’s worden hele analyses opgebouwd.

[4] Frappante voorbeelden zijn A.I. Rogov. Knigopečatanie. In: “Očerki russkoj kul’tury XVII veka”, Moskva, 1979 en Luppov, S. P. Kniga v Rossii v XVII veke. Leningrad, 1970. Een zeer welgekomen uitzondering vond ik in de historicus N.P.Kiselev, die in een artikel uit 1960 uitgebreid kritiek levert op de werkwijze van een aantal van zijn collega’s (Kiselev. O moskovskom knigopečatanii XVII veka. p.135 e.v.).

[5] Max J. Okenfuss. The Rise and Fall of Latin Humanism in Early-Modern Russia. Leiden, 1995, p.36.

[6] Alleen al de historische afbakening ‘Nieuwe Tijd’ past niet in de geschiedenis van Moskovië. De Nieuwe Tijd (Novoe vremja) wordt in de Russische historiografie gesitueerd vanaf de regering van Peter de Grote, op het einde van de zeventiende eeuw dus. De zestiende eeuw behoort nog ten volle tot de Russische Middeleeuwen (Srednevekov’e) en voor de zeventiende eeuw heeft men de term ‘Overgangsperiode’ bedacht (Perechodnyj period).

[7] “This chronology alone indicates that something existed in western culture and society to push printing forward that was not present in Russia.” (Marker. Publishing, Printing, and the Origins of Intellectual Life in Russia, 1700-1800. p.8)

[8] Over de aanwezigheid van metaalbewerkers en andere ambachten in 14de- en 15de-eeuws Moskovië, zie M.N. Tichomirov. Srednevekovaja Rossija na meždunarodnych putjach (XIV-XV vv.). Nauka, Moskva, 1966, pp.61-77.

[9] Een uitzondering hierop vormen de Noordelijke vorstendommen Novgorod en Pskov, die nauwe relaties onderhielden met westerse handelssteden. Het kerngebied van de Moskovische staat heeft echter nooit deelgenomen aan deze betrekkingen.

[10] Ze brachten onder meer versterkingen aan in het Kremlin en verrijkten het complex met enkele nieuwe kerken. Ook in het Heilige Drievuldigheidsklooster van Sergej, het belangrijkste monastieke centrum van het rijk, lieten ze een aantal nieuwe bouwwerken verrijzen.

[11] De eerste Italiaanse drukkerijen ontstonden in 1465 in Subiaco en Rome.

[12] Bijvoorbeeld het Oud-Russische woord voor drukpers, štanba, dat afkomstig is van het Italiaanse stampa, of het Russische punson van het Italiaanse punzone. Voor andere voorbeelden, zie o.m. Appel. Die Anfänge des Buchdrucks im Moskauer Russland. p.1383.

[13] Hier wordt later nog op ingegaan (zie p.33-34).

[14] Voordien werden de Russische metropolieten benoemd door de patriarch van Konstantinopel. Vaak waren dit Grieken of Bulgaren, stromannen van Byzantium.

[15] Toch zou pas in 1589 een apart Russisch patriarchaat ingericht worden.

[16] Hoofdzakelijk in Kiev, soms ook in Poolse of Litouwse steden. Slechts een enkeling waagde zich dieper in Europa en ging bijvoorbeeld in Duitsland of Italië studeren.

[17] Meer over de dualiteit tussen het Russisch en het Kerk-Slavisch op p.20-21.

[18] De Russische benaming voor schors is lub, diminutief lubok. Vanaf de zeventiende eeuw staat de term lubok synoniem voor een specifieke vorm van populaire prentkunst (zie ook p.73-74).

[19] De aanduidingen van de verschillende hoofdstukken in deze scriptie staan in een lettertype dat gebaseerd is op de ustav-letter. In de eerste Russische gedrukte boeken werd evenwel niet dit schrift, maar de poluustav geďmiteerd.

[20] Het Cyrillische schrift werd ontworpen door twee gebroeders uit Thessalonica, Cyrillus en Methodius. In de negende eeuw trokken deze ‘Slavische apostelen’ naar enkele Slavische gebieden (o.m. Moravië) om er de bevolking te christianiseren. Met dit doel voor ogen vertaalden Cyrillus en Methodius de Bijbel in het Oud-Slavisch, en ze ontworpen hiervoor een nieuw alfabet dat tegemoet kwam aan de Slavische klanken. Alles over het ontstaan en de verdere ontwikkeling van het Cyrillische schrift wordt uitvoerig uiteengezet in: Marijke Delmaere et al. (red.). Cyrillische Letterkunde. Bijdragen over geschiedenis, uiterlijk en bruikbaarheid van het Russische alfabet. Postscriptum, Rotterdam, 1993.

[21] Deze benaming is afgeleid van het Slavische woord glagol, dat ‘woord’ betekent.

[22] In die zin heeft het Kerk-Slavisch dezelfde functie als vroeger het Latijn, dat eeuwenlang als eenheidstaal van het Westerse Christendom gediend heeft.

[23] Naast het officiële circuit van gedrukte boeken, bestond er ook een minder gecontroleerd circuit van handschriften. Hierin komt het gebruik van de volkstalen wel voor.

[24] Een goed en duidelijk overzicht van de verhouding tussen beide talen geeft Boris A. Uspensky in zijn artikel The Language Situation and Linguistic Consciousness in Muscovite Rus’: The Perception of Church Slavic and Russian. In: Henrik Birnbaum, Michael S. Flier (ed.). Medieval Russian Culture. University of California Press, 1984, pp. 365-385.

[25] Een Osmoglasnik of Oktoich (Grieks: oκτώηχος) is een van de belangrijkste Orthodoxe liturgische boeken. De Roomse eredienst kent geen equivalent voor dit boek. Een Osmoglasnik (letterlijk: boek van acht tonen) bevat acht series van zeven officies (één officie per dag van de week), waarbij elke serie beantwoordt aan een van de acht kerkelijke tonen (Roty. Dictionnaire Russe-Français des termes en usage dans l’ Eglise Russe. pp. 72-73).

[26]Докончана бы[ст] сия книга оу великомъ град? оу краков? при держав? великаго короля полскаго казимира и докончана бы[ст] м?щаниномъ краковскымъ шваиполтомъ ф?оль, из н?мецъ немецкого родоу, франкъ, и скончашася по божиемъ нарожениемъ дi сътъ девятъдесятий а л?то”. Uit het nawoord van het Getijdenboek van Feol.

[27] Zijn naam wordt ook soms als Światopolk Fiol gespeld, op de Poolse wijze.

[28] De Triod’ (Grieks : τριώδιον) is een liturgisch boek uit de Orthodoxe eredienst. Er zijn twee soorten: de Triod’ postnaja (van de Vasten) en cvetnaja (van Pasen). Tussen beide data bevinden zich de verschillende mobiele feesten van de Paascyclus. Op die feestdagen bestaan de canons in de eredienst meestal uit drie oden: vandaar de naam triodion. (Roty. Dictionnaire Russe-Français des termes en usage dans l’ Eglise Russe. pp.123-124).

[29] Deze mogelijkheid heb ik enkel ontmoet bij Nemirovskij. Načalo slavjanskogo knigopečatanija. p.35.

[30] Liturgisch boek waarin de volgorde van de belangrijkste officies wordt weergegeven. Bestemd voor de clerus. (Roty. Dictionnaire Russe-Français des termes en usage dans l’ Eglise Russe. p.112).

[31] ‘Russisch’ werd hier tussen aanhalingstekens geplaatst omdat er op dat moment nog geen sprake is van de actuele Russische taal. Het ‘Russisch’ waarvan hier sprake omvat de huidige, ondertussen gedifferentieerde talen Russisch, Wit-Russisch en Oekraďens.

[32] Febvre & Martin. L’apparition du livre. p.288.

[33] “Я Франтишек Скоринин сын с Полоцка, в лекарских науках доктор, повелел есми Псалтырю тиснути русскими словами, а словенским языком”. Geciteerd uit Kukuškina. Kniga v Rossii v XVI veke. p.152.

[34] Hij verwijderde onder meer een aantal Griekse tekens uit het Cyrillisch (ω, ξ en ψ). Een gelijkaardige hervorming voerde Peter de Grote zo’n tweehonderd jaar later in Rusland door, maar dan op grote schaal (cf. infra).

[35] “Детям малым початок всякое доброе науки”. Geciteerd uit Sidorov. Russkoe knigopečatanie do 1917 goda: 1564-1917. p.18. De notie van de artes liberales was voordien weinig of niet bekend in de Slavische wereld.

[36] “Она [псалтырь] пожиточный сутъ всякому человеку, мудрому и безумному, богатому и убогому, младому и старому, наиболее тым они же хотят имети добрые обычаи и познати мудрость и науку”. Geciteerd uit Sidorov. Russkoe knigopečatanie do 1917 goda: 1564-1917. p.18.

[37] Een mogelijke verklaring vormt een pestepidemie die rond die tijd in Praag uitgebroken was.

[38] Kukuškina. Kniga v Rossii v XVI veke. p.152.

[39] Er werden bijvoorbeeld exemplaren teruggevonden in de bibliotheek van het afgelegen Soloveckij-klooster, dat op een archipel in de Witte Zee gebouwd werd.

[40] Letterlijk ‘voeding’. Kormlenie was een feodaal beloningssysteem voor de centrale en landelijke dienstadel, ingevoerd in de 14de eeuw.

[41] In de zogenaamde Čet’i Minei van 1552, persoonlijk opgesteld door Makarij, metropoliet van Moskou.

[42] “Частью по причине поспешности, частью по невежеству, но нередко и вследствие суеверия, они делали при переписке богослужебных книг многие ошибки, искажали и переиначивали текст и пр., и такие искаженные книги встречались все чаще и чаще”. Geciteerd uit Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.22.

[43] “ <…> божественные книги писцы пишут с неправильных переводов, а написав не правят же, опись к описи прибывает и недописи и точки непрямые. И по тем книгам в церквах Божих чтут, и поют и учатся, и пишут о них <…>”. Geciteerd uit Kukuškina. Kniga v Rossii v XVI veke. p.160.

[44] “Московская типография занималась не изданием книг, а размножением текстов церковных ритуалов при помощи типографского станка..”. Kiselev. O moskovskom knigopečatanii XVII veka. p.127.

[45] Spreek uit: Fjodorov.

[46] Hij staat er geregistreerd als “Ivan zoon van Fëdor de Moskoviet”, zie Kukuškina. Kniga v Rossii v XVI veke. p.162. Zie ook E.L. Nemirovskij. Ivan Fëdorov okolo 1510-1583. p.19-22. Het is mogelijk dat Ivan Fëdorov in zijn studententijd al kennis had gemaakt met de boekdrukkunst.

[47] Deze kerk werd in 1506 gebouwd en in 1816 weer afgebroken.

[48] In 1484 had Ghotan een Russische vertaling gemaakt van een Neder-Duitse tekst over een twistgesprek tussen het leven en de dood (Prenie života so smert’ju).

[49] Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.33.

[50] Die gespannen relatie had ook te maken met een ander conflict waarin Maksim verwikkeld was geraakt, met name de discussie of de clerus bezittingen mocht hebben of niet. Maksim vond van niet.

[51] Het gebrek aan informatie past heel goed in het kraam van een aantal Sovjet-historici, die hun kans grijpen om te benadrukken dat de Russen de techniek van de boekdrukkunst volledig zelfstandig hebben geleerd (bijvoorbeeld in 400 let russkogo knigopečatanija, p.20).

[52] Deze legenden zijn uiteraard het minst betrouwbaar als bron. Om de zaken niet nodeloos te compliceren heb ik besloten ze niet in deze tekst op te nemen. De twee legenden in kwestie werden gepubliceerd in Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija. Moskva, 1959.

[53] Het Russische epitheton preosvjaščennyj wordt gebruikt bij de rangen van aartsbisschop en hoger. Als equivalent in het Nederlands heb ik voor ‘eerwaarde’ geopteerd, hoewel het Russische woord letterlijk ‘de zeer heilige’ betekent.

[54] Het epitheton ‘rechtgelovig’ (blagovernyj) wordt traditioneel toegekend aan alle leden van de keizerlijke familie, terwijl het epitheton blagočestivyj (hier vertaald als ‘vroom’, in de eerste regel van het geciteerde fragment) gereserveerd werd voor het heersende lid van de keizerlijke familie.

[55] “И так, по повелению благочестивого царя и великого князя Ивана Васильевича всея Русии и по благословению преосвященного Макария митрополита начали изыскивать мастерство печатных книг в год 61-й восьмой тысячи в 30-й же год царствования его благоверный царь повелел устроить на средтсва своей царской казны дом где производить печатное дело”. Geciteerd uit Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija. p.216.

[56] Op enkele van deze uitgaven zijn data teruggevonden, maar op zich vormen deze geen garantie voor een precieze datering.

[57] Voor een gedetailleerde weergave van de formele kenmerken van deze uitgaves, zie Sidorov. Russkoe knigopečatanie do 1917 goda: 1564-1917. p.36-38 en Sidorov. Istorija oformlenija russkoj knigi. p.46-53.

[58] “Послали есмя в Новгород мастера печатных книг Марушу Нефедьева, а велели есмя ему досмотрети камени… Да Маруша нам сказывал, что есть в Новегороде Васюком зовут Никифоров, умеет резати резь всякую; и вы б того Васюка прислали к нам, на Москву, с Марушею же вместе”. Geciteerd uit Sidorov. Istorija oformlenija russkoj knigi, p.42.

[59] “1553. Начатся печатание книг в Москве, при митрополите московском Макарии”. Geciteerd uit Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija. p.15.

[60] “Изволением отца и помощью сына и свершением святого духа, по повелению благочестивого царя и великого князя Ивана Васильевича всея великия России самодержца и по благословению преосвященного Макария митрополита всея Русии многие церкви воздвигались в царствующим граде Москве и по окрестным местам и по всем городам царства его, особенно же в новокрещенном месте, в городе Казани и в пределах ее”. Geciteerd uit Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija, p.216.

[61] Ook dit citaat komt uit het nawoord van Ivan Fëdorov. “<…> Иван Васильевич всея Русии повелел покупать святые книги на торгу и полагать их во святых церквах – псалтыри, евангелия, апостолы и прочие святые книги. Но их мало оказалось годных, остальные же все искаженны несведущими и неразумными переписчиками <…>”, ibidem, p.216.

[62] Ook het ‘handelsmerk’ van de stad Moskou, de bont gekleurde kerk van Vasilij de Zalige op het Rode Plein, werd gebouwd na de inname van Kazan’, als herinnering aan de overwinning.

[63] “И, не жалея, давал от своих царских сокровищ делателям, диакону церкви Николы чудотворца Гостунского Ивану Федорову да Петру Тимофееву Мстиславцу на устройство печатного дела <…>”. Geciteerd uit Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija. p.220.

[64] Vandaar zijn bijnaam ‘Mstislavec’, wat ‘inwoner van Mstislavl’’ betekent.

[65] Naast de twee gekende namen moeten er ongetwijfeld nog andere medewerkers geweest zijn in het atelier, maar concrete namen zijn niet bekend.

[66] Dat op dit moment deel uitmaakte van het Groothertogdom Litouwen.

[67] In het Groothertogdom Litouwen werden in ieder geval al sinds 1525 Cyrillische boeken gedrukt.

[68] De grenzen tussen Moskovië en Polen-Litouwen (waartoe ook Wit-Rusland toen behoorde) werden voortdurend betwist.

[69] Als leek kwam Pëtr Mstislavec weinig betrouwbaar over voor het drukken van kerkelijke teksten.

[70] Dezelfde gravure gebruikte Ivan Fëdorov ook in het Evangelie dat hij in 1569 in Zabłudowo drukte.

[71] Barberini was een gezant van de Engelse koningin Elisabeth I. Hij stelde een reisverslag op met de titel (Russische vertaling) Putešestvie v Moskoviju v 1565 godu of ‘Reis naar Moskovië in het jaar 1565’.

[72] “В прошлом году ввели они у себя печатание … и я сам видел, с какою ловкостью уже печатались книги в Москве”. Geciteerd uit Kukuškina. Kniga v Rossii v XVI veke. p.164-165. De originele tekst is mij niet bekend.

[73] In 1591 gepubliceerd in London.

[74] Geciteerd uit Berry. The English Works of Giles Fletcher, the Elder. p.269.

[75] Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.42.

[76] Zelfs correcties die door de metropoliet waren goedgekeurd werden dikwijls niet aanvaard.

[77] “Сия же убо не туне начах поведати вам, но презелнаго ради обозления часто случающегося нам, не от самого того государя, но от многих начальник, и священноначальник, и учитель, которые на нас зависти ради многия ереси умышляли”. Geciteerd uit Tichomirov. U istokov russkogo knigopečatanija. p.35.

[78] Opvallend is dat in Ivan Fëdorovs versie van de feiten met geen woord gerept wordt van een brand ten tijde van zijn vertrek uit Moskou. Daarom is het mij een raadsel waarom dat verhaal zo dikwijls wordt aangevoerd als verklaring voor zijn vertrek.

[79] Als lid van de zogenaamde ‘witte clerus’ mocht Ivan Fëdorov trouwen en een gezin stichten.

[80] De beroemde Ostrožskaja Biblija.

[81] De creaties van Francisk Skorina vormden samen net niet de volledige Bijbel.

[82] “Иван Федоров - друкарь з Москвы”.

[83] “Не пристало мне ни пахотою, ни сеянием семян сокращать время моей жизни, потому что вместо плуга я владею искусством орудий ручного дела, а вместо хлеба должен рассевать семена духовные во Вселенной и всем по чину раздавать духовную эту пищу”. Geciteerd uit Radčenko. Pervopečatnik Ivan Fëdorov. p.1.

[84] “Друкарь книгъ пред тымъ невиданыхъ”.

[85] De tsaar trok zich hier terug vanaf 1564. Vandaag vind je er de stad Aleksandrov.

[86] Met name de eerder vermelde grote brand van 1571.

[87] “Русские все свои книги переписывают, а не печатают, только кое-что предается тиснению для самого государя в Александровской слободе, где имеет свою типографию”. Geciteerd uit Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.58. De originele tekst is mij niet bekend.

[88] Iov zou in 1589 de allereerste onafhankelijke patriarch van Moskou en heel Rusland worden.

[89] “Сию книгу рекомую Евангелие купил раб Божий Прокопий по прозвиске Кайтюга и з женою имя Агафия и дал ей до церкви Преподобной Параскевни”. Geciteerd uit Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.65.

[90] In Psalteria werd koning David geplaatst, in Evangelies gewoonlijk de evangelist Matheus en in de Handelingen van de Apostelen stond meestal de apostel Lucas afgebeeld.

[91] Sidorov. Istorija knigi v Rossii. p.88.

[92] Dit zijn afwisselend de Valse Dmitrij (1605-1606; door de drukkers uiteraard niet ‘Vals’ genoemd), Vladimir Šujskij (1606-1610),  en Vladislav Sigismundovič (1610; zoon van de Poolse koning).

[93] Informatie over de uitrusting van het zeventiende-eeuwse Drukkershuis kan teruggevonden worden in inventarissen die op regelmatige tijdstippen aan de duma van de bojaren gepresenteerd werden.

[94] Elke meesterdrukker kreeg toen nog twee naborščiki (zetters), 4 teredorščiki (drukkers) en 5 batyjščiki (die de inkt aanbrachten) onder zijn hoede. Andere specialisaties zijn nog bijvoorbeeld de razborščiki, die het zetsel na gebruik weer uit mekaar moesten halen, en de pereplëtčiki of boekbinders.

[95] De eerste editie was in 1637 verschenen. Eerder, in 1634, had Burcov ook al een abc-boek uitgegeven.

[96] N.P. Kiselev beschrijft nog een aantal gelijkaardige voorvallen in zijn artikel O moskovskom knigopečatanija XVII veka, pp.137-145.

[97] Ongeveer 40 altyn per exemplaar (1 altyn = 3 kopeken). In zijn monografie uit het jaar 1914 stelt Librovič dit bedrag gelijk met 16 roebel 80 kopeken. De gemiddelde prijs van een boek, gedrukt of handgeschreven, schat hij voor deze periode tussen de 10 en 20 roebel (Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.83). Een recentere prijsvergelijking heb ik niet teruggevonden.

[98] D.i. in ellenlange lijsten die aan elkaar gekleefd werden.

[99] Het tekstmateriaal in deze boeken stamt gewoonlijk uit de religieuze sfeer. De vernieuwing in de thematiek ligt dan ook eerder bij het opzet van deze boekjes, i.e. de individuele ontwikkeling van de lezer, dan bij de concrete tekstinhoud.

[100] Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw zal de boekenwinkel van het Drukkershuis een inkomstenboek bijhouden, zodat we over een uitgebreide, zij het niet geheel accurate lijst van uitgaven en verkoopscijfers beschikken i.v.m. deze periode. Publicatie en interpretatie van deze gegevens is te vinden in Luppov. Čitateli izdanij moskovskoj tipografii v seredine XVII veka. 1983.

[101] Meletij Smotrickij (1577-1633) was een Zuid-Russische geleerde monnik die zijn opleiding genoot in Litouwen en in 1619 de eerste wetenschappelijke grammatica van het Kerk-Slavisch publiceerde (met onderdelen over orthografie, ethymologie, syntaxis en prosodie). In de Moskovische uitgave van dit werk werd een tractaat over het nut van de grammatica van de hand van Maksim de Griek toegevoegd.

[102] Учение и хитрость ратного строения пехотных людей.

[103] Deze gravures waren van de hand van meester Tomas Swaan (transcriptie uit het Russisch).

[104] Deze boeken kwamen terecht in zijn persoonlijke bibliotheek. Naast een duizendtal religieuze werken bevatte deze bibliotheek ook werken van een aantal heidense Griekse auteurs (geen Latijnse!).

[105] Vb. ‘Sermoen van Nikon over de waarschuwing tegen de plaag’ (Поучение Никона о предостережении от язвы). De belangrijkste polemische geschriften kwamen echter van de Wit-Russische intellectueel Simeon Polockij (zie p.67 e.v.).

[106] Bij de huidige Wit-Russische stad Orša.

[107] Of niet meer wensten te behoren, want ook leden uit de heersende klassen waren het soms oneens met de hervormingen. Het beroemdste voorbeeld is de bojarynja Feodos’ja Morozova, die bereid was haar leermeester Avvakum te volgen in de dood.

[108] Er bestonden wel drukkerijen van Oudgelovigen, maar die waren zeer zeldzaam.

[109] In 1971 werd hun excommunicatie uiteindelijk opgeheven. Er zouden vandaag nog zo’n drie miljoen Oudgelovigen bestaan. (zie “Raskolniki” in Grote Winkler Prins. Elsevier Amsterdam, 1990-1993, p.368.)

[110] Simeon Polockij genoot zijn opleiding in de Kievse Mogila-akademie, bekend om haar westerse onderwijsmethoden en humanistische oriëntatie (Oekraďne was ruim drie eeuwen lang een onderdeel van het Pools-Litouwse Rijk en zou steeds binnen de invloedssfeer van deze staat blijven).

[111] Hij stelde in deze functie o.m. een lijst op van de boeken die het Drukkershuis bezat, waardoor hij de eerste Russische wetenschappelijke bibliograaf genoemd kan worden.

[112] Wat Karion Istomin echter een groot geleerde maakt, is zijn bereidheid en toewijding om ook Latijnse auteurs als Augustinus en humanisten als Comenius te vertalen.

[113] Deze illustrator heeft bijzonder veel werk verzet in deze overgangsperiode tussen de zeventiende en achttiende eeuw. Zo zijn ook vele afbeeldingen in handschriften en blokboeken van zijn hand.

[114] Voorbeelden zijn de Licevaja Biblija (‘Geďllustreerde Bijbel’) uit 1696, die illustraties biedt bij de boeken Genesis en Apocalyps, en de Sinodik uit 1702, een album met moraliserende prenten en heiligenafbeeldingen (over dit genre meer op p.74).

[115] De gegevens die hierna volgen zijn gepubliceerd in Katalog kirilličeskoj pečati XV-XVII vv. 1980, en in Luppov. Čitateli izdanij moskovskoj tipografii v seredine XVII veka. 1983.

[116] Onder ‘witte geestelijkheid’ worden popes en dorpspastoors begrepen. De ‘zwarte geestelijken’ zijn monniken.

[117] Wanneer echter in beschouwing wordt genomen dat de boerenklasse meer dan 90% uitmaakte van de toenmalige Moskovische maatschappij, wordt duidelijk hoe miniem de sociale spreiding van het gedrukte boek was.

[118] Dit is een hoge functie in het huishouden van de tsaar.

[119] Deze abc-boekjes kostten slechts één kopeke. Ter vergelijking: een psalterium kostte in die jaren 70 kopeken, de Codex één roebel, de Bijbeluitgave van 1663 vijf roebel. Volgens berekeningen van Luppov kostte een boek (handgeschreven of gedrukt) in de zeventiende eeuw gemiddeld 76 kopeken. Een jonge stier kon toen voor 54 kopeken aangekocht worden (Luppov. Kniga v Rossii v XVII veke. p.60).

[120] Vreemd genoeg werd in 1663 voor het eerst een volledige Bijbel gedrukt in Moskou. Hoewel de prioriteit van de drukkerij lag in het uitgeven van kerkelijk-liturgische teksten, had de kerkelijke overheid nooit de opdracht gegeven een Bijbel te drukken, compleet met Oud en Nieuw Testament. Russische Bijbels bestonden echter wel in gedrukte vorm: een uit 1517 van de Wit-Rus Francisk Skorina (cf. supra; deze Bijbel was niet helemaal volledig) en een uit 1580-81 van de Moskoviet Ivan Fëdorov, gedrukt in het Oekraďense Ostrog na zijn vertrek uit Moskou. Afzonderlijke delen van de Bijbel, zoals de Evangelies en de Handelingen, werden wel uitgegeven door het Drukkershuis, maar waren uitsluitend bestemd voor liturgisch gebruik. Door hun grote formaat waren ze ook enkel geschikt om op een lessenaar gelegd te worden, en moedigden ze inviduele lectuur allerminst aan.

[121] Een mooie verzameling van deze volkse prenten is afgebeeld in deze catalogus: Alla Sytova, Alex Miller. The Lubok: Russian Folk Pictures 17th to 19th Century. Aurora Art Publishing, Leningrad, 1984.

[122] Een omvattende studie over dit onderwerp is samengesteld door Dmitrij Rovinskij. Russkija narodnyja kartinki. Sankt Peterburg, 1881.

[123] Uitgebreide informatie over deze specifieke categorie van boeken is terug te vinden in E.V.Petuchov. Očerki iz’’ literaturnoj istorii sinodika. 1895.

[124] Librovič. Istorija knigi v Rossii. p.123.

[125] Gary Marker telt in de periode 1700-1725 slechts drie werken op een totaal van 1312 uitgaven die in de categorie van de bellettrie passen (Marker. Publishing, Printing, and the Origins of Intellectual Life in Russia, 1700-1800. p.25). Deze cijfers zijn echter enkel gebaseerd op gedrukte uitgaven. In handschriften circuleerde er wel meer bellettrie.

[126] Reeds op twaalfjarige leeftijd liet hij een werk over artillerie vertalen.

[127] Eerder werd al een praktisch handboek met rekentabellen gedrukt (cf. supra), maar Magnickij’s werk is het eerste wetenschappelijk-theoretische boek over wiskunde.

[128] In tegenstelling tot de zeventiende-eeuwse handgeschreven wiskundige tractaten, waarin getallen werden weergegeven door Slavische letters, werd in Magnickij’s werk voor de eerste maal gebruik gemaakt van Arabische cijfers. Ook dit is een duidelijk teken van toenadering tot de westerse gebruiken.

[129] Ведомости о военных и иных делах, достойных знания и памяти, случившихся в Московском государстве и во иных окрестных странах. De krant werd meestal verkort  “Tijdingen” genoemd.

[130] Vanaf 1728 werd de productie van de krant verlegd naar Petersburg, waarna het dagblad werd omgedoopt tot “Sint-Petersburgse Tijdingen” (Sanktpeterburgskie Vedomosti).

[131] Het was Peters eerste bedoeling om het Cyrillisch meer op het Latijnse schrift te doen lijken.

[132] De namen van deze meesters zijn bekend: Johan Voskuyl en Antoon Demey.

[133] Dit boek bevat honderd dertig ‘complimenten’ die in verschillende situaties horen te worden gebruikt en vormt een mooi voorbeeld van de directe en onverholen wijze waarop Peter de Grote zijn onderdanen de westerse gewoontes wilde aanbevelen.

[134] In 1719 had ook de Senaat een eigen drukkerij gekregen waar vooral leerboeken met technische en natuurwetenschappelijke inhoud gedrukt werden, vaak in vreemde talen.

[135] Religieuze boeken maakten in de periode tussen 1700 en 1725 nog steeds bijna Ľ uit van de totale productie, en in absolute aantallen werden er per jaar zelfs meer kerkelijke teksten op de markt gebracht dan in de zeventiende eeuw (Marker. Publishing, Printing, and the Origins of Intellectual Life in Russia, 1700-1800. p.25 en 31).

[136] Het initiatief voor de oprichting van de Academie lag wel nog bij Peter de Grote.

[137] Tussen 1725 en 1740 werden er 616 boeken gedrukt; in het jaar 1762 alleen al verschenen er 159 titels, in 1785 al 269, in 1786 – 326 en in 1787 – 435 titels (Appel. Die Anfänge des Buchdrucks in Russland in der literaturfähigen Nationalsprache. p.98).