Een geschiedenis met de armsten. Van Aide à Toute Detresse tot de ATD Vierde Wereldbeweging (1957-1998). (Sara Mels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
BESLUIT: ATD Vierde Wereldbeweging
Aan de hand van de vijf stadia die Blumer heeft ontwikkeld voor sociale problemen hebben we de geschiedenis van ATD bestudeerd. De beweging heeft meerdere gedaanten gekend. In oorsprong ontwikkelt Aide à Toute Détresse zich in Frankrijk met priester Joseph Wresinski als een beweging met religieuze inspiratie. Wanneer ATD haar activiteiten voor de kinderen, jongeren en volwassenen ontwikkelt, krijgt ze de uitstraling van een buurt(opbouw)werk. Tenslotte lijkt de ATD Vierde Wereldbeweging in de jaren negentig op een sociale beweging die de integratie van de armen in de samenleving verdedigt op het politieke forum.
a) Is ATD een sociale beweging?
De vraag of de ATD Vierde Wereldbeweging al dan niet een sociale beweging is, is een interessant gegeven, hoewel het antwoord (misschien) voor de hand ligt. Op welgeteld één moment neemt ATD zelf het begrip “sociale beweging” in de mond, namelijk in het actie-onderzoek “Partners in de geschiedenis” van 1987. Het jaar dat de beweging haar dertigste verjaardag viert geeft aanleiding tot een terugblik op de eigen geschiedenis en deze te situeren in de context van de maatschappelijke stromingen van de recente geschiedenis. In Vlaanderen, waar de Vierde Wereldbeweging nog jong is, “is het belangrijk om zich als sociale beweging goed te kunnen situeren in de plaatselijke kultuur…”[430]. We stellen ook vast dat ATD zichzelf met andere sociale bewegingen in verband brengt. Zo toont de beweging interesse voor belangrijke momenten in de geschiedenis, zoals de Franse Revolutie en de “woelige” jaren zestig, waarin vele sociale bewegingen hun oorsprong vinden, zoals de arbeidersbeweging, de emancipatiebeweging, de Derde Wereldbeweging en de vrouwenbeweging. Methodologisch verwijst ATD tenslotte expliciet naar de KAJ/JOC.
Een sociale beweging kan in algemene termen omschreven worden als een heterogene groep van mensen die rond een bepaald thema tot collectieve actie overgaan om zo bepaalde wensen af te dwingen in de maatschappij[431]. Om na te gaan of ATD een sociale beweging is onderzochten we vijf algemene aspecten die Stefaan Walgrave hanteert om meerdere types van sociale bewegingen te onderscheiden, namelijk: de samenstelling, de organisatievorm, de ideologie, de strategie en het doel[432]. Luc Dekeyser vult dit rijtje aan met de externe werking van sociale bewegingen[433].
Reeds bij het eerste aspect kunnen we ons afvragen of ATD wel een sociale beweging is, want een sociale beweging is “een geheel van organisaties en individuen, waaronder domeinspecifieke, autonome organisaties”[434]. Voor E. Abma is dit deel van de definitie van sociale bewegingen fundamenteel. Hij vat sociale bewegingen op als een combinatie van particuliere organisaties. Deze particuliere organisaties kennen een oprichter of een stichter. Bij hun ontstaan kan naar de intenties van de stichter gepeild worden, terwijl dat bij sociale bewegingen onmogelijk is. Daarnaast hebben particuliere organisaties hun middelen nodig om naast de acties ook hun eigen instandhouding te verzekeren, terwijl sociale bewegingen niet noodzakelijk een eigen ruimte hebben of personeel in dienst nemen. Sociale bewegingen krijgen bij Abma zo de vage definitie van ongeorganiseerde collectiviteiten[435]. Aansluitend merkt Walgrave op dat: “het theoretisch evenwel niet onmogelijk is dat één organisatie alle verdere kenmerken van een sociale beweging vertoont”[436]. Deze opmerking gaat echter verloren in de rest van zijn uiteenzetting, waarin sociale bewegingen als een geheel van organisaties wordt omschreven. Ook Marcel van der Linden vindt dat de opvatting dat een georganiseerde groep gelijk kan gesteld worden aan een beweging, onhoudbaar[437].
Rekening houdend met deze opmerking, stellen we vast dat ATD op lokaal, regionaal en internationaal niveau in meerdere geledingen uiteenvalt. In eerste instantie bestaat ATD-België uit meerdere groepen, zoals de studentengroepen in Antwerpen, Leuven en Louvain-la-Neuve, de cellen en de medestandergroepen. Deze zijn echter verbonden met de ideeën van ATD en kunnen niet als afzonderlijke organisaties beschouwd worden[438]. Vervolgens stellen we vast dat ATD-België een Vlaamse en een Waalse tak heeft. Er is een duidelijk onderscheid tussen ATD-Vlaanderen en ATD-Brussel/Wallonië. Terwijl de Vierde Wereldbeweging in Vlaanderen uit meerdere groepen bestaat, zoals het centrum Kauwenberg in Antwerpen en de Beweging voor Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen in Gent, die zich inzetten vanuit een zelfde instelling, is dat in Wallonië minder het geval. Zo heeft de Vierde Wereldbeweging in Vlaanderen geen eenduidig gezicht terwijl ze in Wallonië (en in Frankrijk) dadelijk met ATD wordt verbonden[439]. We zouden kunnen zeggen dat ATD in Vlaanderen één van de particuliere organisaties is van de vierde wereldbeweging, terwijl ATD in Wallonië en Frankrijk ongeveer de enige organisatie/beweging is. Aangezien ATD het begrip “vierde wereld” heeft uitgevonden en de vierde wereldcentra zich niet specialiseren in de politieke actie, neemt ATD een stevige positie bij de overheid in. Tenslotte gaat de Belgische afdeling op in de internationale beweging ATD. Enkel hier draagt ATD de naam van Mouvement ATD Quart Monde, terwijl ATD op nationaal niveau de afdeling Vierde Wereld België is[440]. Misschien kan op internationaal niveau van een vierde wereldbeweging gesproken worden, zoals dat ook in het actie-rapport “Partners in de geschiedenis” gebeurt. Echter de naam zegt het zelf, ATD-België is een afdeling van de internationale beweging en is als dusdanig geen aparte organisatie.
Een sociale beweging bestaat echter niet alleen uit een geheel van organisaties, ze kan ook individuen tellen. We stellen vast dat de mensen die ATD mobiliseert, sterk verbonden zijn met de beweging. Ze worden ingedeeld volgens de graad van hun engagement: permanente werkers, medestanders, militanten, vrienden. Zelf maken we het onderscheid tussen enerzijds de permanente werkers, medestanders en vrienden die zich willen inzetten voor de armoedebestrijding, en anderzijds de militanten die zich willen emanciperen als groep. ATD richt zich evenwel niet tot alle armen. Terwijl de armengroep heterogeen is en bijvoorbeeld opgedeeld kan worden in alleenstaande vrouwen, alleenstaande mannen, bejaarden, jongeren, echtparen en migranten[441], richt ATD zich uitsluitend tot de generatiearmen en meer specifiek tot de gezinnen. Dit is belangrijk voor de manifestatie van ATD als sociale beweging. Indien de Vierde Wereldbeweging haar doelgroep wil mobiliseren, is deze duidelijk te onderscheiden van de rest van de armen en kan binnen de groep gemakkelijk een samenhorigheidsgevoel groeien dat bevorderend is voor de strijd[442]. Het probleem is dat ATD de armoede bij de migranten niet aanklaagt, en daardoor een toekomstig probleem in de hand kan werken. De migranten identificeren zich zelf niet met de vierde wereld en zijn tot vandaag (geestelijk) sterker dan de generatiearmen. Indien de penibele leefomstandigheden van deze groep echter nog enkele generaties aanhouden, zouden ze wellicht (even) hulpeloos worden als de groep van generatiearmen die ATD vandaag viseert[443].
Aan de hand van dit eerste kenmerk is het reeds twijfelachtig of ATD al dan niet een sociale beweging is. Indien we deze vraag echter in het midden laten, zien we dat ATD toch meerdere kenmerken van een sociale beweging overneemt. Op het vlak van de organisatiestructuur sluit ATD zich aan bij de groep die binnen de sociologie als nieuwe sociale bewegingen bekend staat[444]. Zo hecht ATD allereerst weinig belang aan haar formele structuur als VZW of aan een hiërarchische uitbouw. De juridische structuur wil enkel de bewegingsdynamiek ondersteunen en de taak van de voorzitter is voornamelijk administratief van aard[445]. De basis van ATD is daarentegen essentieel vrijwillig. Het gevaar bestaat echter dat de retoriek niet in overeenstemming is met de praktijk en dat de organisatie een louter schijndemocratische vorm krijgt. Dit probleem komt naar voren in de persoon van Joseph Wresinski, die tijdens zijn leven de touwtjes stevig in handen houdt, en in die van de militanten van de beweging, die maar langzaam verantwoordelijkheid krijgen toebedeeld. Een tweede gevaar is dat de permanente werkers en medestanders door hun verschillende taak als belangengroepen uiteen groeien[446]. Daarnaast is de organisatie ATD lokaal ingebed met de celwerking, die de basis vormt voor de animatie in de volksuniversiteit. De organisatie heeft tenslotte een ongebonden karakter, stelt zich pluralistisch en interconfessioneel op, en verbindt haar ideeën niet aan een politieke partij.
Indien de Vierde Wereldbeweging een sociale beweging is, dan zou ATD er het meeste prominente lid van zijn. Het Centrum Kauwenberg spreekt ook over het emancipatieproces van de armsten en de BMLIK uit Gent legt net als ATD de nadruk van de armoedebestrijding op de strijd voor de vrijwaring van alle mensenrechten. Deze ideologische grondslag komt grotendeels van ATD zelf, die ze met de nieuwe sociale bewegingen gemeen heeft. Op formeel vlak verschilt ATD echter wel. Zo is ze niet zuiver seculier: ATD is gesticht door een priester en is zodoende blijvend katholiek geïnspireerd. Ze legt de nadruk op de waardigheid van de armsten, het belang van het gezin, en de gemeenschapsvorming onder de permanente werkers. ATD verklaart de problemen ook niet als een accidentele gebeurtenis, maar sluit zich aan bij de marxistische visie dat de economische onderbouw determinerend is voor de maatschappij. Uit de tekst van de ‘Basisopties’ blijkt nog dat ATD systeemoverschrijdend is: "De beweging A.T.D. Vierde Wereld heeft gekozen voor een beschavingsmodel (en vandaar ook voor een maatschappijproject) waarin onze huidige prioriteiten totaal worden omgekeerd, waarbij al onze middelen worden geheroriënteerd ten gunste van de Vierde Wereld, en meer in het bijzonder van de minstbedeelden onder haar leden". Hieruit komt ook de structurele aard van het probleem naar voren. Het zijn de middelen, zoals de sociale zekerheid, de hulpverlening, de wetgeving en het politieke en economische systeem, die moeten veranderd worden om de problemen op te lossen. Of ATD ideologisch heterogeen is, is tenslotte minder duidelijk. Deze eigenschap is meer van toepassing voor sociale bewegingen die uit verschillende organisaties bestaan[447].
Inhoudelijk en ideologisch hecht ATD weinig belang aan haar autonomie. Ze wil ongebonden blijven van politieke partijen, maar werkt samen met andere organisaties om haar doel te bereiken, zoals bij de opstelling en de opvolging van het AVA is gebleken. ATD neemt ook geen expliciete anti-economische of anti-industriële houding aan. Het is allereerst de bedoeling de armen te integreren in de samenleving. Joseph Wresinski heeft steeds gezegd dat hij Marx volgt in het belang dat deze hecht aan de economische onderbouw in de samenleving, maar ook dat hij niet wil bijdragen tot de omverwerping van die maatschappij. Hij wil de armsten er juist een plaats in geven[448]. Daarnaast verzet ATD zich natuurlijk tegen de mechanismen die de uitsluiting van de armsten veroorzaken. Tenslotte ijvert ATD prioritair voor de economische en sociale gelijkheid van de armsten en hun inspraak in de organisaties en instanties die hen aanbelangen[449].
ATD heeft een duidelijk gedefinieerd doel voor ogen: de integrale deelname van de armsten aan het maatschappelijke leven. Dit doel sluit aan bij dat van sociale bewegingen die tot bindende maatschappelijke veranderingen willen komen.
Vervolgens is er de strategie. De actiemiddelen van de VZW zijn in de statuten vastgelegd: verspreiding van informatie, uitgaven, cursussen, lezingen, evenementen, beurzen, examens, prijzen en beloningen[450]. Van het hele gamma aan actiemiddelen van sociale bewegingen, zoals betogingen, petities, briefschrijfacties, happenings, bezettingen, stakingen, vinden we er enkele terug bij ATD[451]. In 1977 wordt op een grote internationale bijeenkomst van ATD het engagement genomen, dat binnen tien jaar het analfabetisme zou verdwenen zijn. In 1979 organiseert ze voor het Internationaal Jaar van het Kind een petitieactie “Mijn toekomst gaat ook u aan”. In 1982 lanceert ATD de petitie “Oproep aan de verdedigers van de mensenrechten” en organiseert ze de grote internationale bijeenkomst in Vorst (Brussel) voor haar vijfentwintigjarig bestaan. In 1987 wordt de gedenksteen in Parijs onthuld. In 1989 erkent de UNO 17 oktober als de internationale dag van de strijd tegen de armoede. ATD gebruikt dus voldoende instrumenten, die als massaal kunnen geïnterpreteerd worden. Terwijl een sociale beweging echter machtsmiddelen zoals stakingen en bezettingen gebruikt om, indien nodig, zonder de hulp van de samenleving de ideeën door te duwen, hanteert ATD deze feitelijke machtsmiddelen niet en zijn de manifestaties feestmomenten[452]. Daarnaast kunnen de armen zelf medelijden wekken en hebben ze enkele “negatieve” machtsmiddelen. Na de verkiezingen van 1991 start de overheid binnen de ruimere context van het versterken van de democratie met stedelijke programma's, omdat ze denkt dat de armen voor het Vlaams Blok stemmen[453].
Het is echter ook niet de bedoeling van ATD om een massaorganisatie of belangengroep te worden. Ze wil niet dat haar actie beperkt blijft tot de vertegenwoordiging van de armsten bij de overheid, want haar uiteindelijke doel is de armsten zelf in staat te stellen dit te doen. ATD wil een speerpuntbeweging zijn, waarbij ze de katalysator is voor veranderingen[454]. Op die manier ontkracht ATD zelf elke mogelijkheid een sociale beweging te zijn. Indien we binnen de sociale bewegingen twee vormen onderscheiden, dan zien we dat ATD zich niet rond een bepaald onderwerp wil mobiliseren zoals de milieubeweging of de vredesbeweging. ATD is immers geen beweging van armoedebestrijding. Zelf sluit ze zich meer aan bij de tweede groep, namelijk de emancipatiebewegingen, zoals de vrouwenbeweging of de homobeweging. Als armenbeweging, zouden de armen zelf moeten instaan voor de emancipatie. Maar tot op heden hebben de armen hun lot (nog) niet in handen genomen. We vragen ons af of dit wel mogelijk is. Volgens Vranken kan de situatie van de armsten enkele veranderen, indien andere sociale bewegingen, zoals de arbeidersbeweging, zich interesseren voor de armoede of indien de overheid het heft in handen neemt[455].
Tenslotte is er nog de werking van ATD. ATD handelt meestal buiten de geïnstitutionaliseerde politiek, maar vanaf de jaren negentig toch ook in nauwe samenwerking ermee. Om de mensen uit de vierde wereld te vertegenwoordigen en hun rechten verdedigen, moet ze aanwezig zijn op het politieke forum. Indien ATD met haar pilootprojecten ingang wil vinden in het officiële circuit, moet ze wel verregaand samenwerken met de overheid. Enkel op die manier kan ze haar werkmethoden er integreren. ATD wil dus meer nastreven dan politieke doelstellingen. Terwijl nieuwe sociale bewegingen zich louter met activering en educatie bezighouden, is ATD actief in de vier functieblokken die Luc Dekeyser onderscheidt binnen de externe werking van sociale bewegingen: educatie en vorming, activering en belangenbehartiging, animatie en netwerkvorming, en tenslotte dienstverlening (echter enkel in uiterste nood)[456]. We hebben gezien dat ATD zich wat betreft methodiek bij de KAJ/JOC aansluit. Ze wil haar mobilisatie niet beperken tot enkele aspecten van de armoedebestrijding, maar er juist het hele leven van de armsten mee omvatten. Zoals de KAJ/JOC beperkt ze zich dan ook niet tot activering en educatie, die echter hoofddoel blijven, maar houdt ze zich ook bezig met animatie[457]. Deze animatie en educatieve werking van ATD worden verzorgd door de vele sociaal-culturele acties en in de volksuniversiteit.
Zodoende bevindt ATD zich tussen het buurt(opbouw)werk en de sociale bewegingen. Ideologisch sluit ATD aan bij de theoretische kenmerken van het model van de nieuwe sociale bewegingen. Ze draagt haar politieke doelstellingen hoog in het vaandel. Maar ATD sluit ook rechtstreeks aan bij het maatschappelijke veld. Ze geeft soms de indruk een gewoon buurtwerk te zijn en wil naast de band met de politieke wereld ook de band met de andere maatschappelijke actoren verbeteren. De animatie en educatie die ze verzorgt, zijn even belangrijk voor de verwezenlijking van het uiteindelijke doel. In haar geheel wil ATD dus meer zijn dan een sociale beweging. Wanneer enkel haar politieke doelstelling bekeken wordt, is het minder duidelijk. Geen enkele studie over sociale bewegingen verwijst echter naar de vierde wereldbeweging. Naast het beeld dat ATD van zichzelf schept, moet dan ook rekening gehouden worden met het beeld dat de maatschappij van haar heeft. Aangezien de bekendheid van ATD in de maatschappij veeleer beperkt is, kunnen we ons vragen stellen bij een mogelijke plaats als sociale beweging in deze samenleving.
b) ATD in de toekomst?
Nu de vijf stadia van Blumer doorlopen zijn, komt de vraag naar de toekomst van ATD aan bod. ATD heeft haar visie op het armoedeprobleem op het politieke forum kunnen uiteenzetten en heeft als partner van het Algemeen Verslag over de Armoede een wezenlijke bijdrage kunnen leveren en invloed kunnen uitoefenen op het beleid. In een perfecte wereld is het sociale probleem “armoede” opgelost, kan ATD de vruchten van haar strijd plukken en is het beleid een reflectie van de uitgewerkte ideeën, maar zo verlopen de zaken meestal niet. Wanneer de organisatie die vorm geeft aan een sociaal probleem, twijfelt aan de juistheid van de gekozen oplossing, kan eerst een programmaverandering worden doorgevoerd. Indien dit ook geen goede resultaten oplevert, biedt enkel een herdefiniëring de oplossing[458]. Binnen het maatschappelijke leven is dit niet onmogelijk, want er zijn geen directe betrokkenen[459]. Voor een beweging als ATD, die zich vereenzelvigt met de definitie van “vierde wereld”, ligt dit echter moeilijker. Haar bestaansgrond wordt er door in vraag gesteld.
Vanuit sociologische hoek is de ontwikkeling van het sociale probleem nog niet voltooid. Het Algemeen verslag over de armoede heeft een beleidsluik én een (methodologisch) dialoogluik. Voor de uitwerking van de voorstellen van het AVA wordt de Interministeriële Conferentie voor de Maatschappelijk Integratie opgericht. Deze conferentie moet het globale plan inzake armoebestrijding verzekeren. Vranken stelt echter vast dat globale analyses en beleidsprogramma's liefs worden vermeden en dat er een verschuiving van indirecte naar directe armoedebestrijding kan waargenomen worden, een evolutie die het AVA zeker niet beoogt. Het meest karakteristieke van het AVA situeert zich op het methodologische vlak. Met het AVA is er namelijk een dialoog tot stand gekomen tussen de armsten en hun organisaties (waaronder ATD), en mensen uit de politieke wereld, de welzijnssector, het gerechtelijke apparaat, en de wetenschappelijke wereld. De armen worden hiermee erkend als volwaardige partners en als (ervarings)deskundigen inzake armoede en uitsluiting. Na het AVA wordt deze dialoog bestendigd met de inrichting van het Steunpunt Armoedebestrijding en wordt ook op de Interministeriële Conferenties gehanteerd. Hier groeit echter een kloof tussen de beleidssfeer en de leefsfeer van de doelgroep. Enerzijds kunnen de armen (de armenorganisaties) het hoge tempo van de conferenties niet volgen. Anderzijds is het beleid gericht op politiek interessante en snel te realiseren partiële maatregelen, terwijl de verenigingen waar armen het woord nemen algemene, lange termijn maatregelen verkiezen. Vanuit sociologisch standpunt wordt sinds enkele jaren dan ook geopperd om de dialoogvorm te professionaliseren en de niet-arme geledingen van de samenleving erin te betrekken. Daarbij is het de kunst om te vermijden dat participatie een 'onmogelijke droom' blijft[460].
De suggestie van professionalisering van de dialoogvorm apprecieert ATD waarschijnlijk niet. ATD is echter niet de enige actor op het maatschappelijke veld. Zowel professor Jan Vranken als priester Daniël Alliët[461] vinden dat ATD in Vlaanderen slechts een bescheiden plaats inneemt. Wanneer ATD-Vlaanderen in 1981 van de grond komt, is de beschikbare ruimte al voor een groot gedeelte ingenomen door welzijnszorg en de buurt(opbouw)werken. Hoewel ATD een belangrijke invloed heeft uitgeoefend op de armoedebestrijding en tijdens het AVA één van de drie voornaamste partners is, moet ze nu voor haar plaats vechten in de koepels van het Vlaams Forum Armoedebestrijding en het Steunpunt. Door de groeiende interesse van de wetenschappelijke wereld en de overheid zijn initiatieven ontstaan die niet steeds dezelfde houding aannemen als ATD en de professionalisering bijvoorbeeld wel goed gezind zijn. Vandaag wordt het beleid bepaald door de organisaties die de beste mensen op de juiste plaats hebben, en niet meer bij voorbaat door ATD of organisaties die ATD genegen zijn. Echter ook deze laatste, waaronder het centrum Kauwenberg dat het grootste Vierde Wereldcentrum in Vlaanderen is, staan op hun onafhankelijkheid en dragen de term “vierde wereld” niet in hun naam. Daniël Alliët ziet ATD in de toekomst als een soort waakhond, die er op toeziet dat het AVA wordt uitgewerkt en dat het op gang gebrachte denken bewaard blijft, want met ATD heeft het idee van de waardigheid van de armen ingang gevonden. ATD heeft het “zaad gezaaid” en nu pikken anderen het op[462].
Het feit dat met het AVA en de opvolging een bepaalde ontwikkeling ten einde is en dat ATD niet (meer) de belangrijkste positie bij de overheid inneemt, heeft ATD van koers doen wijzingen. Herman van Breen meent dat de interesses van ATD veranderen zoals de slinger van een klok. Sinds het einde van de jaren tachtig is ATD in Frankrijk en België actief op het politieke vlak. Dit heeft de beweging een prijs gekost op het vlak van de solidariteit in de samenleving. Nu keert de beweging terug naar een mobilisering van de samenleving en de mensen rondom het concrete leven zelf, het engagement rond de burgerzin, de mensenrechten, het versterken van de solidariteit bij de armsten zelf[463]. Ook al gebruikt Herman van Breen het beeld van de slinger van een klok, volgens mij trekt ATD zich op die manier grotendeels terug uit het publieke en politieke forum. Het lijkt veeleer een stap terug dan een stap voorwaarts in de richting van de integratie van de armen in de samenleving.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[430] NICAISE, Waar zijn mijn mensen, 1987, 2-3.
[431] DEKEYSER, "Sociale bewegingen", 307.
[432] WALGRAVE, "Nieuwe sociale bewegingen", 85.
[433] DEKEYSER, "Sociale bewegingen", 318.
[434] WALGRAVE, "Nieuwe sociale bewegingen", 81.
[435] ABMA, "Naar een sociologie", 37-37, 47-49.
[436] WALGRAVE, "Nieuwe sociale bewegingen", 78.
[437] VAN DER LINDEN, Het naderende einde, 9.
[438] JV 1998, p.24.
[439] Interview met Ides Nicaise, 20 november 2000.
[440] In het begin heet ATD in België nog Mouvement Aide à toute détresse, "Science et Service". In 1979 krijgt ze haar huidige naam. (Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 4 januari 1979, nr.252.)
[441] LAMPAERT, Voorstellen, 44-49.
[442] Gesprek met Jan Vranken op 12 juni 2001.
[443] Gesprek met Daniël Alliët, op 17 mei 2001.
[444] De theorievorming rond de begrippen “oude” en “nieuwe” sociale bewegingen is niet eenduidig. Zo bestaat er een tegenstelling tussen de houding van historici en sociologen. Vanuit historisch oogpunt is het onderscheid onduidelijk aangezien een “oude” sociale beweging bij haar ontstaan evengoed vernieuwend is. Sociologen bekijken de situatie daarentegen vanuit een hedendaags standpunt, waardoor de ontstaansgeschiedenis en context minder belangrijk worden en de tegenstellingen duidelijker. Volgens Van der Linden kan een toenadering tussen beide disciplines de oplossing bieden. Veel van de kenmerken van de nieuwe sociale bewegingen zouden niet zo uitzonderlijk blijken, maar juist karakteristiek voor iedere golf van nieuw sociaal protest. (HOOGHE, “And never”, 7-18; VAN DER LINDEN, Het naderende einde, 18-19.)
[445] Interview met Pierre Hendrick (voorzitter van 1984 tot 2000), op 9 november 2000.
[446] Cfr, supra, p.98-99.
[447] Zie hoofdstuk 3 voor de ideologie.
[448] WRESINKSI, De armen, 1984, 33-35 en 129-130.
[449] De Vierde Wereld, 1981, 88.
[450] Bijlagen tot het Belgische Staatsblad van 2 september 1971, nr.6295.
[451] WALGRAVE, "Nieuwe sociale bewegingen", 81.
[452] Interview met Ides Nicaise, op 20 november 2000.
[453] Gesprek met Jan Vranken op 12 juni 2001; VRANKEN, “Van ‘moderne’ armoede naar ‘sociale uitsluiting’”, 70.
[454] Interview met Herman van Breen, 17 januari 2001.
[455] Gesprek met Jan Vranken op 12 juni 2001.
[456] DEKEYSER, “Sociale bewegingen”, 312-313.
[457] DEKEYSER, “Sociale bewegingen”, 315-318.
[458] VERHOEVEN, “De wording”, 40-42.
[459] Jan Vranken heeft het achtereenvolgens over “moderne armoede”, “nieuwe armoede”, “kansarmoede” en “sociale uitsluiting”. (VRANKEN, “Van ‘moderne armoede’ naar ‘sociale uitsluiting’”, 63-77.)
[460] Gesprek met Jan Vranken, op 12 juni 2001; VRANKEN, GELDOF en VAN MENXEL, Jaarboek 1997, 181-188; VRANKEN, “Van ‘moderne armoede’ naar ‘sociale uitsluiting’”, 73-75.
[461] Priester Daniël Alliët (°24 maart 1944) is tussen 1972-1981 directeur van Caritas West-Vlaanderen. Vanaf 1981 werkt hij in kansarme wijken in Brussel. Hij werkt daar in concrete projecten met onder andere kansarme bejaarden, migrantenjongeren, vluchtelingen. Vanuit dit basiswerk is hij ook mee actief in reflectie en actie op regionaal en nationaal niveau: hij is onder ander acht jaar voorzitter van Welzijnszorg Brussel en nationaal.
[462] Gesprek met Daniël Alliët, op 17 mei 2001; gesprek met Jan Vranken, op 12 juni 2001.
[463] Interview met Herman van Breen, op 17 januari 2001.