Abu Mina: de opkomst en de ondergang van een koptisch bedevaartsoord. (Inne Hermans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

problemen met de Koptische tekst?

 

4 Apa Menas

 

4.1 Inleiding

 

Apa Menas is één van de belangrijkste heilige martelaars uit het Oosten en werd zowat de patroonheilige van het christelijke Egypte. Hij wordt door de Koptische kerk herdacht op 15 Hathor, i.e. 11 november. Over de cultus van Apa Menas is veel geweten, maar over de heilige zelf weten we bijna niets. In dit hoofdstuk worden eerst de verschillende bronnen met informatie over Apa Menas beknopt besproken. De informatie die deze bronnen ons verschaffen, wordt vervolgens uiteengezet en geïnterpreteerd. In de zoektocht naar de echte Apa Menas worden verschillende hypotheses onder de loep genomen en getest op hun historische waarde.

 

 

4.2 Bronnen

 

De geschreven legende van de martelaar is opgesteld toen het heiligdom van Apa Menas al een tijd bestond[257]. Misschien werd verondersteld dat ze door iedereen was gekend, maar het is waarschijnlijker dat er in het licht onderontwikkelde Koptisch milieu geen geestelijke was die een hagiografisch stuk kon opstellen volgens de regels van het genre, zodat men het kon laten lezen aan bezoekers.

Over zijn persoon, leven en martelaarschap zijn er uitgebreide bronnen in het Grieks, Koptisch, Arabisch, Oud-Nubisch, Ethiopisch, Latijn, Syrisch en Armeens[258]. Veel van deze teksten zijn nog niet gepubliceerd. De bronnen kunnen onderverdeeld worden in verschillende categorieën en hun beweringen zijn soms tegenstrijdig. De belangrijkste bron is het Koptische manuscript Cod. M. 590, meer bepaald het Martyrium en het Encomium, waarvan hierboven een vertaling werd gegeven.

Er zijn vijf categorieën Griekse teksten over het leven van Apa Menas met onderling veel verschillen[259]. Ook binnen de categorieën zijn er vaak verscheidene versies die onderling nogal kunnen variëren. Ook van zijn mirakels bestaan een aantal Griekse verhalen, die soms door een levensbeschrijving zijn voorafgegaan en die onderling verschillen in aantal en inhoud van de wonderen[260].

In het Latijn zijn er vier categorieën levensverhalen van Apa Menas, ook weer met hun varianten[261]. In het Koptisch zijn er een aantal Menashymnes, maar van het Martyrium, de mirakels en het Encomium, uitgegeven door J. Drescher, is slechts één Koptisch manuscript bekend.

Er zijn ook talrijke Arabische teksten en enkele Syrische codices over het leven van Apa Menas[262]. De Arabische verhalen zijn te dateren van de 13de tot de 18de eeuw[263]. Enkele Arabische teksten zijn afgeleid van het Koptisch Encomium. Naast een Arabisch Synaxarium is er ook een Ethiopisch Synaxarium[264]. Van de Ethiopische teksten vormt het Synaxarium de oudste groep en dit loopt ongeveer parallel met het Griekse Martyrium en het Arabisch Synaxarium, met uitzondering van het einde. De andere groep Ethiopische teksten is relatief jong, want de oudste tekst dateert uit de 15de eeuw. De Ethiopische verhalen zijn waarschijnlijk ook afgeleid van het Koptisch Encomium, hoewel er enkele wijzigingen zijn aangebracht. Verder is er nog een Oud-Nubische tekst over Apa Menas gevonden in de buurt van Edfoe, maar die is onvertaalbaar[265].

De voornaamste bron voor de mirakels is een Grieks manuscript van de gewezen synodale bibliotheek van Moskou, dat gepubliceerd is door J. Pomjalovskij[266]. De opstellers van de tekst hebben ze, zonder duidelijke reden, onder de partriarch Timotheus geplaatst. Ze hebben ofwel Timotheus I op het oog gehad ofwel, meer waarschijnlijk, de bekende monofysitische patriarch Timotheus II Aelurus.

Het manuscript is zeker opgesteld na het einde van de vijfde eeuw, want meer dan één passage is ontleend aan de mirakels van de heiligen Cosmas en Damianus en bovendien bevatten ze verscheidene verhalen die de Syrische biografie van Simeon de stiliet imiteren. Er zijn ook gelijkenissen tussen de mirakels van Apa Menas en die van de heiligen Cyrus en Johannes van Menouthis[267]. Een algemene classificatie van alle teksten met de mirakels van Apa Menas kan pas meer licht werpen op deze kwestie. Als slechts een deel onderzocht wordt, zijn de bevindingen onvolledig en dus zeer bedriegelijk.

Zo is er een Ethiopische bron die een paar passages bevat die in de Griekse uitgave ontbreken, enkele verhalen die zich niet meer bij het manuscript bevinden buiten beschouwing gelaten. De onmiddellijke bron van de Ethiopische mirakels kan niets anders zijn dan een oude Arabische versie die verloren is gegaan. Het Arabisch verhaal dat nu in omloop is, dateert uit de 17de-18de eeuw en gaat terug op een Griekse bron.

De Koptische mirakels vermelden dat ze opgesteld zijn door patriarch Theophilus. Toch dateren ze waarschijnlijk van later, want ze vermelden regelmatig Philoxenité als aanlegplaats voor pelgrims na hun tocht over het Mareotismeer[268]. Het Encomium vermeldt dat deze plaats zijn naam slechts ontving onder keizer Anastasius. Ze zou genoemd zijn naar haar stichter, de bevelhebber Philoxenus. Als dit waar is, kunnen de mirakels niet geschreven zijn door Theophilus, noch door Timotheus. Er is in het vorige hoofdstuk gebleken dat het Encomium niet zo historisch is als aanvankelijk gedacht werd. Toch is het onwaarschijnlijk dat Philoxenité was gesticht vóór de grote uitbreiding van het schrijn in de tweede helft van de vijfde eeuw.

Er is ook een Nubisch mirakel van Apa Menas bekend[269]. Waarschijnlijk heeft het de Koptische of de Arabische versie als bron en niet de Griekse zoals meestal wordt beweerd. De Griekse mirakels zijn op schrift gesteld toen het Nubisch mirakel al bestond.

 

 

4.3 De gegevens uit de bronnen

 

4.3.1 Zijn leven van geboorte tot martelaarschap

 

Apa Menas is geboren in de tweede helft van de derde eeuw n.C[270]. Volgens het Martyrium was Apa Menas een Egyptenaar van goede afkomst, die geboren is in de Mareotis, maar volgens het Encomium was hij afkomstig van Nikiou in Klein-Azië. In de Arabische versie wordt vermeld dat dit de stad Ibschadi is[271]. Ibschadi ligt dichtbij Kafr az-Zayat, in de provincie van Gharbieh[272]. Toch ligt Nikiou in werkelijkheid niet bij Ibschadi, maar 25km meer zuidelijk. Het Encomium weerlegt dat hij van Nepaeiat of het zuiden van de Mareotis kwam en dat hij een kameelhoeder is geweest. Het Ethiopisch Synaxarium heeft als geboorteplaats van Apa Menas de stad Quetwa in Egypte, maar geen enkele plaats in Egypte kan hiermee gelijk gesteld worden[273]. Waarschijnlijk werd Cotyaeum in Phrygië bedoeld.

Hij was de zoon van Euphemia en Eudoxius, de militaire bevelhebber in Phrygië[274]. Na de dood van zijn vader werd Apa Menas soldaat in Phrygië. Tijdens de regering van Diocletianus werden volgens een edict keizerlijke offers voor de goden gevraagd en om die reden verliet Menas het leger[275].

Hij trok zich terug in de woestijn om steun te vinden in het gebed[276]. Daar had hij volgens het Koptisch Encomium en het Arabisch Synaxarium een visioen dat hem deed beslissen om martelaar te worden. Volgens de Ethiopische versie vluchtte hij ook in de woestijn, maar werkte hij daar als landbouwer[277]. In deze versie had hij na enige tijd een visioen en een stem riep hem op om martelaar te worden. Dit deed hem beslissen terug te keren naar de stad en zichzelf openlijk voor de bevelhebber te presenteren in het theater op een feestelijke gelegenheid om een belijdenis te maken van het christelijk geloof[278]. De gouverneur Pyrrhus probeerde hem te doen terugkomen op zijn beslissing door hem de keuze te geven tussen keizerlijke offers aan de goden of martelingen, maar dit was tevergeefs.

Hij werd op 15 Hathor terechtgesteld en onthoofd in Cotyaeum in Phrygië. De Arabische benamingen van Phrygië en Ifrīqiya lijken op elkaar en hierdoor is later verwarring ontstaan, daarom vermelden sommige Arabische bronnen Ifrīqiya als plaats van zijn dood. De plaats van terechtstelling is een onzeker element in de legende, want hij is naar alle waarschijnlijkheid in Alexandrië gedood.

 

4.3.2 Zijn begrafenis

 

Er zijn verschillende versies van de begrafenis van de heilige en zijn uiteindelijke herontdekking. De Koptische en andere schrijvers wisten blijkbaar niet hoe zijn schrijn is ontstaan[279]. Ze verkozen bovendien hun eigen meer spectaculaire verhalen boven de eenvoudige waarheid. De werkelijkheid was soms gewoon dat een schrijn werd gebouwd ter ere van een martelaar die voortleefde in de lokale traditie als de gelegenheid daartoe gunstig was.

Hoewel zijn lichaam normaliter in Phrygië moest gecremeerd worden, werd het volgens het Encomium en het Ethiopisch en Arabisch Synaxarium meegenomen door zijn vroegere legerkameraden[280]. Die werden op dat moment overgeplaatst naar Egypte om barbaarse aanvallen af te weren in de Mareotis. Hij zorgde voor een rustige overtocht en verdreef zeemonsters met lange nekken en gezichten als kamelen door vuur in hun gezichten te spuwen[281]. Toen de tocht naar Mareotis ten einde was en de invasie van de barbaren verijdeld, werd zijn lichaam op een kameel gelegd om de martelaar mee terug te nemen naar Phrygië. Wanneer de kameel en ook alle andere kamelen waarop het lichaam was gelegd, weigerden op te staan, werd dit geïnterpreteerd als de wens van de martelaar om in de Mareotis begraven te worden, wat dan ook gebeurde.

Andere verhalen, o.a. het Latijns martyrium, vermelden dat zijn lichaam op een kameel werd gelegd[282]. Die droeg hem tot aan een zekere plaats en weigerde dan om verder te gaan, zodat het lichaam daar werd begraven. Deze tekst poogt wellicht te verklaren hoe een bepaalde kerk in het bezit is gekomen van het heilige lichaam[283].

De overlevering die het best bij de waarheid aansluit, is het anonieme Martyrium van Apa Menas, want het stemt overeen met de archeologische bevindingen[284]. Het is overgeleverd in het Grieks en in het Koptisch en vertelt dat na het martelaarschap van de heilige zijn overblijfselen werden verzameld door zijn zus, die ze naar Alexandrië bracht. Omdat zijn zus zijn lichaam naar Egypte bracht, zou zij ook zijn begrafenis georganiseerd hebben. Zijn zus was normaal gezien op de hoogte van de plaats van een graf in familiebezit. Dit zou gelegen zijn bij hun geboorteplaats en hier werd hij dan ook begraven. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat het graf waar zijn overblijfselen uiteindelijk zijn gevonden, dit familiegraf is.

 

4.3.3 De herontdekking van het graf

 

Na deze tweede begraving werd het graf vergeten tot zijn herontdekking ten tijde van keizer Constantijn. Hiermee begon de geschiedenis van het pelgrimsoord van Abū Mīnā[285]. Er zijn verschillende versies over het begin van de cultus van Apa Menas[286]. Volgens het Encomium en een Ethiopische tekst was zijn eerste wonder de genezing van een kreupele jongeling van een naburig dorp, die bij het graf van Apa Menas sliep. Apa Menas zorgde ervoor dat hij weer kon lopen.

Volgens het Ethiopisch en Arabisch Synaxarium werd het graf herontdekt door een schapenhoeder die opmerkte dat een schurftig schaap zich op een bepaalde plaats rolde waar vocht uit de grond kwam en er genezen werd. Toen de herder dit wonder zag, was hij verbaasd. Hij maakte een mengeling van aarde en water, besmeerde daarmee alle schurftige schapen en allen genazen onmiddellijk. Daarna pas gebeurden genezingen van mensen. Dit was het begin van veel genezingsmirakels voor zieken die massaal daarnaartoe kwamen[287]. De dochter van keizer Constantijn werd zo van lepra genezen en Apa Menas openbaarde haar de plaats van zijn lichaam[288]. Volgens de legende richtte Constantijn als dankbetuiging boven zijn graf een kerk op gewijd aan de heilige. Die kerk werd in de vijfde eeuw vervangen door een grotere en mooiere en er ontstond een nederzetting die zich langzaam begon uit te breiden.

 

4.3.4 Een ongewone legende

 

Het Arabisch manuscript Hs. T wijkt volledig af van deze legende[289]. In dit levensverhaal ondergaat Apa Menas het martelaarschap samen met zijn moeder. Het gaat om dezelfde Menas want de data van hun martelaarschap zijn hetzelfde. Uitzonderlijk is het feit dat dit plaatsheeft in Alexandrië, terwijl Apa Menas nog maar acht jaar oud is. Ook de namen van zijn ouders zijn anders: Urania en Tawris. Het zou kunnen dat Urania gelijk te stellen is met de heilige Thecla. Tussen Thecla en Apa Menas bestond een speciale relatie die in het volgende hoofdstuk wordt verduidelijkt[290].

Dit martelaarschap plaatst zijn sterfplaats in Egypte en dus niet in Phrygië of Ifrīqiya. De opsteller van dit manuscript was echter wel op de hoogte van de traditionele legendes, want hij verwerkte ook de overplaatsing van de vader van Apa Menas naar Ifrīqiya. Hij miskende echter de andere banden met Ifrīqiya of Phrygië. De nadruk werd daarentegen gelegd op zijn Egyptische afkomst en zijn martelaarschap werd in Egypte, in Alexandrië, geplaatst. Dit martyrium sprak de Kopten waarschijnlijk het meest aan, maar het kan niet de oorspronkelijke versie zijn. Deze legende heeft bepaalde elementen overgenomen van de andere versies en is dus zeker later te dateren.

 

4.3.5 De mirakels

 

Het relaas van de mirakels van Apa Menas heeft zich verspreid doorheen de christelijke wereld, in alle talen en dialecten van het gebied[291]. Volgens de Griekse tekst verrichtte Apa Menas 13 mirakels, maar het aantal stijgt tot 19 in de Ethiopische versie[292].

1) De woordbreuk van de eigenaar van een onvruchtbare kameel en zijn straf.

2) De bestraffing van een man die een varken van Apa Menas had gestolen.

3) Het wonder van de merrie die geboorte gaf aan een veulen met slechts drie benen.

4) Het varken dat gedood werd door de duivel en uit de dood opgewekt werd door Apa Menas.

5) De bestraffing van een christen die een valse eed aflegde tegen een jood.

6) Genezing van een lamme en een oude dove vrouw.

7) De pelgrim die in stukken gesneden was en uit de dood opgewekt werd door Apa Menas.

8) De bestraffing van een man die een zilveren bord achterhield dat aan Apa Menas toekwam en de redding van zijn slaaf die zich in de zee geworpen had.

9) De soldaat die verscheurd was door een krokodil en herleefde door Apa Menas.

10) De bestraffing van een soldaat die hout gestolen had dat geofferd was aan Apa Menas.

11) De bestraffing van een soldaat die een varken van Apa Menas doodde.

12) Het varken dat geofferd was aan Apa Menas en veranderde in steen op het moment dat het gedood werd.

13) De beloning die Apa Menas gaf aan een man die hem elk jaar een paard gaf.

14) Apa Menas beschermde een weduwe die hem haar goederen kwam schenken.

15) De bestraffing van een rijke eigenaar die het schaap van een weduwe had gestolen.

16) De genezing van een Alexandrijn bezeten door de duivel.

17) Apa Menas redde de handen van een ontuchtige Samaritaanse die op pelgrimstocht kwam naar zijn heiligdom.

18) De bestraffing van een soldaat die een bedevaartster van Apa Menas had willen aanranden.

19) Apa Menas kwam de pelgrims te hulp die op het punt stonden te sterven van dorst.

Behalve enkele vage biografische toespelingen die toevallig in deze postume mirakels zijn gegleden, leren ze ons niets over het leven en het martelaarschap van Apa Menas[293]. Hierin wordt vooral de geneeskracht van zijn overblijfselen geprezen.

Er zijn ook moderne mirakels van hem bekend[294]. Apa Menas bleef mirakels uitvoeren via de tussenkomst van patriarch Cyrillus VI, die zijn klooster in de Mareotis stichtte in 1959, en via de bisschop Mina Ava-Mina, die het hoofd was van het klooster van 1972 tot zijn dood in 1996.

 

4.3.6 Historische waarde

 

De grote martelaarsheiligdommen in Egypte zijn meestal geen echte martelaarsgraven[295]. Het zijn voornamelijk gedenkplaatsen van martelaars uit de tijd van de vervolging. Deze graven werden niet geregistreerd op het tijdstip van het martelaarschap en werden slechts later door een droomopenbaring of door een wonder in de buurt van het graf herontdekt. Dit laatste is nog overtuigender voor de betrokkenen en het is volgens de legende van Apa Menas ook gebeurd bij zijn graf. Een dergelijke ontdekking van het graf bewees dat de overblijfselen van Apa Menas, maar ook de aarde in de omgeving van zijn graf, in staat waren wonderbaarlijke genezingen te verrichten.

Weliswaar gaat het hier om een nadien geformuleerde legendarische opsmukking van de eigenlijke toestand. Omdat de beenderen van Apa Menas bij de archeologische vondst in een intact, reeds bestaand en zelfs nog in gebruik zijnd hypogaeum waren bijgezet, is het onwaarschijnlijk dat de plaats van het graf in de Oudheid in vergetelheid is geraakt. De identificering van zijn beenderen als die van een heilige die tot genezingswonderen in staat is, kan pas later gebeurd zijn. Hierover zijn slechts legendarische berichten overgeleverd. De ontwikkeling tot een aantrekkingspunt voor pelgrims kan dus zeer geleidelijk tot stand gekomen zijn. Aanvankelijk zal het geweest zijn zoals bij gewone gestorvenen, waarbij zich rond het graf slechts familieleden en persoonlijke vrienden verzamelden om gedenkvieringen te houden, zoals ze op de dies natalis van de dode en andere jaarlijks terugkerende dagen in alle provincies van het Romeinse rijk reeds in heidense tijd werden uitgeoefend. Deze bijeenkomsten zullen weliswaar ook nog sub divo plaatsgevonden hebben. Later is hier dan een gebouw over geplaatst.

 

 

4.4 Het ontstaan van een tweede Apa Menas

 

De cultus van Apa Menas verspreidde zich en al snel werd de heilige heel populair in Constantinopel[296]. Hier werd een kerk opgericht ter ere van hem met een schrijn dat zijn lichamelijke resten bevatte. Omdat men wist dat zijn overblijfselen in de kerk in de Mareotis lagen, gaf dit tweede schrijn aanleiding tot het ontstaan van een tweede Menas, die herdacht werd op 10 december. De legende zegt dat hij een Athener van geboorte was, maar dit kan ook een verkeerde interpretatie van de tekst zijn[297]. Deze afgeleide cultus werd doorgegeven aan Egypte waar enkele lokaal getinte details werden toegevoegd[298]. Het Egyptische martelaarschap van deze tweede Menas werd erkend. Hij stierf in Alexandrië, maar was geen Egyptenaar van geboorte. De legende zegt dat hij een getalenteerd spreker was die door Maximilianus was uitgezonden om de orde in Alexandrië te herstellen waar de vervolging van de christenen tot groot ongenoegen had geleid. Menas zelf wordt aanvankelijk voorgesteld als een geheime christen, maar verderop in de legende wijdt hij een gevangene. Dit impliceert dat hij een bisschop was en zijn hoedanigheid als spreker in staatsdienst wordt vergeten. In het Griekse verhaal wordt hij beschreven als de bisschop van Athene en het is mogelijk dat de Koptische legende de Griekse versie foutief heeft aangepast om te beweren dat deze Menas zeker en vast in Egypte heeft geleefd.

In Alexandrië, zo gaat het Koptische verhaal verder, toonde hij openlijk zijn sympathieën, terwijl hij gevangenen bezocht en hen verzorgde. Toen de keizer dit nieuws vernam, was hij zeer verbolgen en stuurde hij een andere redenaar, Hermogenes genaamd. Deze ging in het theater een publieke redetwist aan met Menas en ondernam later ook acties tegen hem als christen[299]. Op het proces maakte de houding van Menas echter zo’n diepe indruk op Hermogenes dat deze zich bekeerde en door Menas gedoopt werd.

Het martelaarschap van Menas, Hermogenes en een vriend Eugraphus wordt herdacht op 10 december, dezelfde dag als de herdenking van Menas, de bisschop van Athene in de Griekse kalender. Men vraagt zich af waar de auteur de personages van Hermogenes en Eugraphus vandaan haalde[300]. Het is mogelijk dat men de lichamen van een zekere Hermogenes en een zekere Eugraphus vond samen met dat van Menas bij de overbrenging naar Constantinopel. Deze overbrenging vond plaats in de negende eeuw. De Koptische legende vertelt dat het lichaam van Menas na zijn dood in een ijzeren kist werd gelegd en in zee geworpen[301]. Hij werd op de golven gedragen tot in Chalcedon, vanwaar hij werd overgebracht naar Constantinopel. Tijdens de regering van keizer Basilius verscheen op een nacht een engel aan Philommates, een soldaat in Constantinopel, en hij onthulde de aanwezigheid van Menas’ overblijfselen. Deze werden toen weggenomen en in een schrijn geplaatst.

 

 

4.5 Onderzoek naar de historiciteit van Apa Menas

 

Er zijn vragen gerezen omtrent de historische Apa Menas door tegenstrijdigheden over zijn persoon[302]. Deze tegenstijdigheden zijn de volgende: zijn verblijf en dood in Phrygië en zijn begrafenis in Egypte; het feit dat er verschillende martelaars waren met de naam Menas buiten Egypte, maar dat er geen Egyptische martelaar met de naam Menas is teruggevonden uit de tijd van Diocletianus; en de overeenkomsten tussen het martelaarschap van Apa Menas en de lofrede van Basilius de Grote op Sint Gordius.

Eerst moet de tijd waarin het martelaarschap volgens verschillende versies heeft plaatsgevonden, onderzocht worden[303]. Zijn martelaarschap wordt over het algemeen geplaatst in het begin van de regering van Diocletianus, tussen de jaren 284 en 296. In die periode werden er al maatregelen tegen christenen in de legers ondernomen, ofschoon Diocletianus pas in 298 een bevel uitvaardigde dat de christelijke officieren en soldaten voor de keuze plaatste te offeren of uit dienst te treden. Eusebius spreekt reeds van het martelen van soldaten vóór de aanvang van de grote vervolgingen van Diocletianus, hoewel hij Apa Menas helemaal niet vermeldt[304].

De verhalen over het leven van Apa Menas zijn niet historisch, maar dat wil daarom niet zeggen dat hij niet heeft bestaan. De meeste teksten zeggen dat zijn martelaarschap plaatsvond in het tweede jaar van de regering van Diocletianus, dus in 286, want Diocletianus kwam in 284 aan de macht. Een andere tekst plaatst zijn dood in het negende jaar van de regering van Diocletianus en de Alexandrijnse kroniek vermeldt het jaar 295[305]. De laatste datum is gecanoniseerd en treft men in alle latere synaxaria en martyria aan. Hoe vroeger de datering, hoe onwaarschijnlijker. Precies daarom heeft men voor de jongste datum gekozen.

Toch is ook de datering in het jaar 295 of 296 onwaarschijnlijk. De verhalen over het leven van Menas vermelden dat de vervolging gebeurde onder een keizerlijk edict en er is geen dergelijk edict bekend vóór het jaar 303[306]. In de jaren 295 en 296 valt bovendien de veldtocht van Diocletianus naar Egypte om er een opstand te onderdrukken[307]. Hij nam Alexandrië in na een belegering van acht maanden. Deze veldtocht en de aanwezigheid van Diocletianus in Egypte worden niet vermeld in de verhalen van Apa Menas. In deze tijd van oorlog zou Diocletianus bovendien geen bevelen gegeven hebben waardoor hij een gedeelte van zijn officieren en manschappen zou verliezen of tegen zich opzetten. De plaatsing in de tijd lijkt dus ontstaan uit de fantasie van de hagiografen. Eusebius, die leefde van ong. 260 tot ong. 337, vermeldt Apa Menas niet in zijn opsomming van martelaren[308]. Waarschijnlijk zal het martelaarschap van Apa Menas dus later hebben plaatsgevonden dan algemeen werd aangenomen. Als hij in het jaar 295 of 296 gestorven was, dan zou Eusebius hem zeker in zijn werk hebben opgenomen.

De geboorteverhalen, zijn verblijf in de woestijn en de mirakels zijn legenden en de levensgeschiedenis van Apa Menas is plagiaat[309]. Bij gebrek aan historische gegevens over het leven van Apa Menas is de vraag naar Apa Menas als historische figuur dus gerechtvaardigd. Vier hypotheses over zijn persoon kunnen vooruitgeschoven worden[310]: (1) Apa Menas was een Egyptische martelaar die leefde en stierf in Egypte; (2) Apa Menas was een Phrygische martelaar; (3) Er waren twee martelaars met de naam Menas, één in Egypte en één in Phrygië, en de twee werden met elkaar verward door de hagiografen; (4) Menas is helemaal geen historische figuur, maar vervangt een heidense god.

 

4.5.1 Eerste hypothese

 

H. Delehaye kiest voor de eerste hypothese. Egypte was het centrum van de cultus van Apa Menas en van hieruit verspreidde het zich snel. Hij veronderstelt dat de cultus ook Cotyaeum in Phrygië bereikte en daar ontstond het verlangen om de heilige te linken aan de plaats. Dit resulteerde in een compilatie van het Griekse Martyrium dat stelt dat hij daar werd gemarteld. Egypte had nog geen officiële legende voor Apa Menas en aanvaardde deze versie, mits de Egyptische afkomst en de Egyptische aanspraak op de overblijfselen werden gerespecteerd. De Egyptische Menas die vereerd werd in Cotyaeum werd zo de Egyptische Menas die gemarteld werd in Cotyaeum.

Ook A. Wiedemann is ervan overtuigd dat er maar één heilige met deze naam heeft bestaan[311]. Menas was ook voor hem een Egyptenaar die in Egypte werd gemarteld. De Lacy O’Leary sluit zich aan bij de hypothese van Delehaye en veronderstelt dat de drie heiligen met de naam Menas één persoon zijn[312]. De derde Menas, die niet wordt vermeld in het Synaxarium, was een Egyptische soldaat die martelaar werd in Cotyaeum in Phrygië, waar zijn overblijfselen werden bewaard en vereerd. De originele Menas is dan een Egyptische martelaar die gemarteld werd in Alexandrië, maar zijn cultus verspreidde zich en hij werd geassocieerd met de schrijnen in Constantinopel en Cotyaeum. Om de drie begraafplaatsen te verantwoorden, moest de originele Menas in drie gedeeld worden, maar door dit te doen bleef de verwarring bestaan. Van de echte Menas, die soms correct beschreven werd als een martelaar van Alexandrië, werd soms gezegd dat hij zijn martelaarschap vervulde in Cotyaeum door verwarring met de derde Menas[313].

 

4.5.2 Tweede hypothese

 

Deze mogelijkheid wordt steeds vermeld, maar eigenlijk door niemand gevolgd. Apa Menas zou dan uit Phrygië afkomstig zijn, leefde er en werd er gemarteld[314]. Ofwel zijn de overblijfselen van de heilige dan naar Egypte gebracht omdat hij het wilde, ofwel omdat ze meegenomen werden als bovennatuurlijke bescherming.

Het grootste bezwaar tegen deze theorie is dat het centrum van de cultus van Apa Menas, voor zover bekend, steeds in Egypte heeft gelegen[315]. Er is geen bewijs dat zijn cultus sterker was in Klein-Azië dan in andere plaatsen aan de rand van Egypte, noch bezat Klein-Azië een belangrijk heiligdom van Apa Menas. Het zou vreemd zijn dat een cultus van een heilige uit Klein-Azië werd opgericht in Egypte en dan nog internationale faam verkreeg.

 

4.5.3 Derde hypothese

 

Dit is de opvatting van J. Drescher. Deze hypothese werd reeds geopperd door P. Garrucci[316]. Hij erkende dat er twee martelaars waren, Menas van Alexandrië en Menas van Cotyaeum. Deze twee zijn dan in de literatuur samengesmolten in één martelaar. H. Delehaye vermelde ook deze mogelijkheid, maar hij koos uiteindelijk voor de eerste optie, omdat een cultus van Menas van Cotyaeum nergens is geattesteerd en de naam van de heilige eerder Egyptisch dan Grieks of Aziatisch zou zijn[317].

Toch zijn deze bezwaren volgens Drescher ten onrechte, want er is wel bewijs voor een Menas van Phrygië, die niet perse van Cotyaeum hoeft te zijn[318]. Bovendien onthullen nieuw ontdekte inscripties soms nog heiligen die tot nu toe onbekend zijn. Het tweede bezwaar houdt helemaal geen steek, want namen zoals Menas, Mennas, Menneas, Menes, Menis, enz. zijn heel gebruikelijk in Phrygië. Ze zijn immers afgeleid van de cultus van de god Men, die in het land van oorsprong sterker is dan waar ook.

Deze Menas van Egypte is dan verward met zijn naamgenoot van Cotyaeum[319]. In Cotyaeum was er een lokale martelaar met de naam Menas, waarvan de inwoners de overblijfselen hadden, maar de geschiedenis niet kenden. Een plaatselijke hagiograaf haalde zijn levensverhaal uit dat van Sint Gordius, zonder de nadruk te leggen op de oorsprong en het graf van de martelaar. Omdat de geschiedenis van Apa Menas van Egypte ook gebaseerd was op die van Sint Gordius, werd verwarring bijna onvermijdelijk. Men schreef aan de Egyptische Menas eerst het levensverhaal van de martelaar van Cotyaeum toe, maar om bepaalde moeilijkheden te overkomen, beklemtoonde men zijn Egyptische afkomst en het bestaan van het heiligdom in de Abū Mīnā werd verklaard door de overbrenging van zijn overblijfselen.

M.A. Murray was er ook van overtuigt dat er twee martelaars waren met de naam Menas, maar haar mening verschilt toch wat van de voorgaande[320]. Volgens haar was er een Apa Menas van Alexandrië en een bisschop Menas van Athene. De eerste was een soldaat die gemarteld en begraven is in Alexandrië. De bisschop van Athene zou gedood zijn in Cotyaeum in Phrygië en zijn overblijfselen zouden later naar Constantinopel gebracht zijn. Menas van Alexandrië werd in de Griekse kerk herdacht op 11 november en Menas van Athene op 10 december. Zij haalt dus alles door elkaar.

 

4.5.4 Vierde hypothese

 

W.M. Ramsay ziet in Apa Menas een gechristianiseerde vorm van de Griekse god Men, die ontstaan is uit de oud-Anatolische god Manes[321]. De god Men werd vooral vereerd in Phrygië, maar ook in o.a. Cappadocië, Oost-Anatolië en Pisidië. Volgens hem heeft Apa Menas nooit echt bestaan, maar is hij slechts een uitvinding van de vierde of vijfde eeuw[322]. Voor deze gechristianiseerde heidense cultus, die een sterke aanhang had in het volksgeloof, vindt hij bevestiging doordat Menas niet vermeld wordt in de vroege martelaarsboeken.

De meest verkondigde stelling is dat Menas voortkomt uit Horus-Harpocrates. De eerste die deze hypothese verdedigde was H.S. Birch in 1852. H. Delehaye erkende ook de overeenkomst tussen de voorstellingen van Horus-Harpocrates en Apa Menas, maar hij ging niet zo ver om ze met elkaar te verenigen[323]. A. Wiedemann heeft deze gedachtengang verder ontwikkeld[324]. Hij wees op de gelijkaardige positie van Menas tussen kamelen en Harpocrates tussen krokodillen[325]. C.M. Kaufmann volgde hem hierin en wees erop dat er nog meer parallellen waren tussen Horus-Harpocrates en Menas. Beiden komen voor als krijger met beide armen in de lucht[326]. Menas wordt soms ook afgebeeld terwijl hij krokodillen doodt[327]. Kaufmann vond in Abū Mīnā twee stèles van Harpocrates en hij sluit niet uit dat op de plaats van het graf van Apa Menas eens een heidens heiligdom van Harpocrates heeft gestaan. De huidige opgravingen tonen echter aan dat er geen heidense tempel in dit gebied aanwezig is geweest.

Ook R. Miedema probeerde Apa Menas met deze Egyptische god te vergelijken. Harpocrates of Horus het kind wordt naakt voorgesteld, staande op twee krokodillen met in zijn hand de bondgenoten van Seth, nl. slangen, schorpioenen, een leeuw en een gehoornd dier. Op de Menas-ampullen is de overeenkomst in houding van beide figuren opmerkelijk[328]. Ze strekken allebei hun armen zijwaarts uit en ook de dieren staan hetzelfde. Het hoofd van de dieren hangt naar beneden en hun staart reikt tot aan de handen van de hoofdfiguur. Op de ampullen komen echter geen slangen en schorpioenen voor. Miedema verklaart dit door aan te nemen dat de maker van de ampullen de voorstelling van de krokodillen onder de voeten van Harpocrates verenigde met die van de dieren in zijn hand. Apa Menas had dan de staart van de dieren, die hier duidelijk geen kamelen zijn, in zijn hand. Miedema trekt de vergelijking zelfs door tot Anubis als vorm van Horus[329]. Hij wijst op overeenkomsten tussen de populaire voorstelling van Apa Menas en die van Horus, Osiris, Anubis, Harpocrates, Min en Amon, die hij allemaal met elkaar verbindt om zijn doel te bereiken[330]. In hoofdzaak ziet hij de cultus van Apa Menas als een voortzetting van de verering van Harpocrates[331]. De naam van Apa Menas verklaart hij dan weer op een andere manier[332]. Zijn betoog is echter niet overtuigend.

Deze positie is bovendien onhoudbaar. M.A. Murray geeft redenen waarom het onwaarschijnlijk is dat de afbeelding van Apa Menas gebaseerd is op die van Harpocrates[333]. Voor de overgang van Harpocrates naar Apa Menas is de verwijdering van het hoofd van Bes, de verandering van diersoorten, de introductie van Romeinse kledij, het verdwijnen van hiërogliefen, enz. noodzakelijk. Bovendien was de maker door de ronde, beperkte ruimte op de ampullen verplicht om de kamelen in deze neerwaartse positie te zetten i.p.v. knielend met hun hoofd opgeheven. Op een cilindervormige pyxis uit de zesde eeuw is immers te zien dat de kamelen gewoon naast hem geplaatst worden met hun hoofd opgeheven ter verering. Apa Menas staat evenmin tussen gevaarlijke dieren, die hij onschadelijk maakt, maar hij staat wel degelijk tussen kamelen, die een rol spelen in zijn legende[334].

Verdedigers van de vierde hypothese moeten aannemen dat er een gechristianiseerde heidense cultus was, die men tot nu toe niet archeologisch heeft kunnen aantonen. Bovendien besteden ze ook weinig aandacht aan het proces van transformatie van een heidense god naar een christelijke heilige[335]. Het is moeilijk voor te stellen hoe zo’n proces in z’n werk ging. De omvorming van een heidense god in de christelijke Apa Menas in zulk een korte tijdspanne dat niemand zich realiseerde wat er aan’t gebeuren was, is onwaarschijnlijk. Men kan ook niet aannemen dat de kerkelijke autoriteiten hiertoe zouden aanzetten of dit door de vingers zouden zien. De hele vroege kerk had immers een sterke afkeer van de heidense goden en nam bovendien de cultus van de martelaren heel ernstig[336]. Evenmin hebben de heidense verdedigers ooit zo’n beschuldiging opgenomen in hun aanvallen op de cultus van de martelaars.

 

4.5.5 Redenen die aanleiding gaven tot de vorming van de vierde hypothese

 

Drie redenen liggen aan de basis van deze speculaties. Het gebrek aan betrouwbare informatie over de heilige, de ongewone populariteit van zijn cultus en de overeenkomsten tussen de populaire voorstelling van een heilige aan de ene kant en van een heidense god aan de andere kant. De omvorming van een heidense god in een heilige is echter niet nodig om deze moeilijkheden te overkomen.

Het gebrek aan betrouwbare informatie komt voor bij vele martelaars van de vroege kerk. Het kan verklaard worden door de omstandigheden van de tijd en het feit dat de legendes gebaseerd zijn op mondelinge overlevering. Het geheugen van de mensen is onbetrouwbaar en onthoudt voornamelijk eenvoudige dingen. Het is dus gemakkelijk te verstaan dat in veel gevallen alleen de naam van de held, zijn titel van martelaar, de naam van de stad waar hij geleden heeft en die waar zijn overblijfselen liggen, bewaard bleven in de historische traditie. Soms is de heilige zelfs geen martelaar, maar alleen een asceet die een martelaar werd in de populaire traditie. Op het moment dat de heilige tevoorschijn komt uit het proces van orale en hagiografische traditie, kan hij vrijwel onherkenbaar zijn.

Het tweede punt was de ongewone populariteit van de cultus van een zekere heilige. De speciale populariteit van zekere heiligen is niet te wijten aan de omstandigheden van hun martelaarschap of andere gekende feiten uit hun leven[337]. Voor deze populariteit zijn twee redenen: ten eerste een reputatie als bewerkstelliger van mirakels en ten tweede kan hij op een zekere plaats een heidense god met populaire cultus vervangen hebben. Het is echter niet noodzakelijk dat de heilige een omzetting was van de heidense god. De eerste verklaring is zeker van toepassing op Apa Menas, die bekend stond om zijn mirakels.

Het derde punt waren de overeenkomsten in de populaire voorstelling van de heilige en een god, in zijn cultus en die van de god. Dit hoeft niet meer te betekenen dan dat het christendom niet meteen alle gewoonten van het volk veranderde.

 

 

4.6 Verklaring voor het verschijnen van Menas in Phrygië

 

Deze verklaring wordt gegeven door de aanhangers van de eerste en de vierde hypothese. De eerste die hiervoor een aannemelijke verklaring gaf was R. Miedema[338]. Hij begint door de teksten in verband met Apa Menas onder te brengen in twee tekstgroepen. Er is een Latijns-Oosterse en een Griekse groep. De oudste groep is de Latijns-Oosterse en waarschijnlijk zijn de kortste teksten hierin de oudste. In de kortste Latijnse teksten wordt Scithia of Cychia vermeld als de plaats waar Apa Menas gemarteld is. Miedema denkt dat hiermee Sketis bedoeld is, het deel van de woestijn waarin het heiligdom van Apa Menas lag. Latere copiïsten zouden Scithia niet hebben kunnen thuisbrengen en zo zou verwarring ontstaan zijn. Men schreef dan Cychia, Consia, Cotyalon en Cotia. Men weet niet waar Cotia ligt. De een schrijft ver en de volgende niet ver van de metropolis van Phrygië. Een derde schrijft Cotia, de metropolis van Phrygië.

De plotselinge verschijning van Phrygië is te verklaren doordat bij de naam Scithia de gedachte aan Azië reeds wordt opgewekt. In Arabische en Ethiopische teksten lijken de namen Phrygië en Afrika op elkaar en door het nauw verband tussen deze Oosterse teksten en de Latijnse kon die verwarring gemakkelijk ontstaan[339]. Bovendien had men geen kennis van een plaats Scithia of Cotia die in Afrika lag en dit leidde tot een vereenzelviging van Cotia met Cotyaeum in Phrygië. De Griekse tekstgroep is onafhankelijk van de vorige groep ontstaan[340]. Het grote succes van de zijn cultus in Cotyaeum is te verklaren door het feit dat Cotyaeum reeds door de Latijns-Oosterse tekstgroep met Menas in verband was gebracht.

De Lacy O’Leary beweert dat Menas van Phrygië afgeleid is van Menas van Alexandrië. Zijn verklaring is al uiteengezet in de eerste hypothese.

P. Peeters geeft een andere verklaring voor het verschijnen van Apa Menas in Phrygië[341]. De spilfiguur die hij hiervoor gebruikt is de dichter Cyrus. Deze is geboren en bracht een groot deel van zijn leven door in Panopolis, het huidige Achmim, wat één van de eerste cultuscentra van Apa Menas in Egypte was. In de necropool van Achmim zijn veel Menas-ampullen teruggevonden, die duiden op een verering van Apa Menas. Panopolis was altijd één van de haarden van het Egyptisch Hellenisme. Cyrus was hieruit vertrokken naar Constantinopel en daar onderscheidde hij zich tijdens de regering van Theodosius II in het leger en aan het hof en hij bereikte de hoogste rangen van de administratie. Na de terugtrekking van zijn beschermster, de keizerin Eudoxia, viel hij in ongunst.

Cyrus, die gedurende vier jaar gouverneur van Constantinopel was, deed zich opmerken door een intelligente zorg voor de opsmukking en de veiligheid van de stad[342]. Zodanig zelfs dat op een dag de menigte hem in de hippodroom begroette met de toejuiching: “Constantijn heeft de stad gebouwd. Cyrus heeft haar gerestaureerd.” De menigte vergat de aanwezige keizer, Theodosius, bij die aangelegenheid te vermelden. Hij nam deze verstrooidheid slecht op. Hierdoor werd Cyrus uit zijn ambten ontheven, zijn goederen geconfisceerd en hijzelf gedwongen om bisschop te worden. In die hoedanigheid werd hij naar Cotyaeum in Phrygië gestuurd. De mensen van Cotyaeum hadden namelijk al vier keer hun bisschop gedood en de keizer hoopte dat ze dat deze keer opnieuw zouden doen. Maar de keizer werd teleurgesteld. Cyrus was een man die overal wat op wist en hij slaagde erin om met de mensen van zijn bisschoppelijke stad in een goede verstandhouding te leven.

Tussen deze feiten kan een verband gevonden worden. Apa Menas was populair in Panopolis, de geboortestad van de dichter Cyrus. Dezelfde dichter Cyrus van Panopolis werd bisschop in Cotyaeum in Phrygië in nogal speciale omstandigheden, die hem uitnodigden om creatief te zijn. Hij vormde Apa Menas om tot martelaar van Cotyaeum, waar hij tot dan helemaal onbekend was. De mirakels van Apa Menas kunnen hier een bevestiging van zijn.

 

 

4.7 Het ontstaan van de naam Menas

 

De originele bronnen geven een andere verklaring voor zijn naam dan de aanhangers van de vierde hypothese. Volgens de Arabische, Ethiopische en Koptische teksten is zijn naam ontstaan uit het woord ‘amen’[343]. De moeder van Menas bad voor een kind op het feest van Maria in de kerk en ze hoorde een stem die ‘amen’ zei. Toen kreeg zij een kind en noemde hem ‘Mena’, samengesteld uit de letters van ‘amen’. De Arabische teksten vermelden de bijnaam Amin voor Apa Menas, die in deze teksten Abu Mina wordt genoemd.

De aanhangers van de vierde hypothese zien zijn naam als een afleiding van die van een heidense god zoals Men of Min. Miedema verklaart de naam Menas door de omzetting van een Egyptische godennaam in een Grieks klinkende naam. Dit is een veelvoorkomend proces, dat o.a. werd gebruikt in heidense tempels die in christelijke zijn veranderd. Miedema gaat ervan uit dat Mena teruggaat op Amon, die soms geïdentificeerd werd met Min onder de naam Min-Amon. Zijn redenering is echter te simplistisch. Anderen, zoals W.M. Ramsay, suggereren dat de naam Menas afgeleid is van die van de Phrygische god Men[344].

F. Jaritz denkt dat de naam Menas afgeleid is van een oude Egyptische naam[345]. Die van de mythische eerste farao van de eerste dynastie, Menes of in het Egyptisch Mn. C. Cannuyer sluit zich hier blijkbaar bij aan[346].

 

 

4.8 De overbrenging van de overblijfselen van Apa Menas naar zijn kerk te Cairo

 

De verschillende opgravingen hebben tot nu toe nog niet met zekerheid de vraag kunnen oplossen van de overbrenging van de overblijfselen van Apa Menas van zijn kerk in Abū Mīnā naar de kerk uit de vijfde eeuw in Fom el-Khalig, ten zuiden van Cairo[347]. Er zijn ook geen doorslaggevende documenten.

Is het lichaam van Apa Menas overgebracht nadat de bouw van de kerk in Cairo voltooid was, dus in de vijfde eeuw of is het langer onder de ruïnes in Abū Mīnā gebleven?

Abû ‘l-Makarim spreekt ten gunste van de tweede hypothese, want hij garandeert dat het lichaam in het begin van de 13de eeuw nog in Abū Mīnā was. Uit de tekst van mirakels 14 en 15 in het Arabisch boek, Kitab tarikh hayat al-shahid al-‘azim mar Mina al-adjayibi (Boek over het leven van de grote martelaar Apa Menas, de wonderdoener), blijkt dat pogingen tot diefstal van het lichaam van Apa Menas uit zijn kerk in Cairo dateren uit de tijd van de patriarchen Petrus en Marcus. Volgens G. Philothaos, de auteur van dat boek, waren dit de patriarchen Petrus V en Marcus IV[348].

Volgens het Arabisch manuscript MS. Hist. 60 van de bibliotheek van het Koptisch Orthodox patriarchaat, werd het lichaam van Apa Menas herontdekt in Abū Mīnā en werd het, na veel verwikkelingen, naar Cairo getransporteerd ten tijde van patriarch Benjamin. Dit is waarschijnlijk patriarch Benjamin II. Hieronder volgt een samenvatting van een uittreksel van het manuscript over de overbrenging van het lichaam van de martelaar Apa Menas naar de kerk in Oud-Cairo[349].

Deze overbrenging vond plaats tijdens de regering van koning al-Mu’izz (1250-1257). Hij zond een prins en zijn christelijke schrijver naar Pentapolis, om de plunderingen van de Franken en de barbaren in de regio’s in het westen van Egypte te verhinderen. Hij verliet Oud-Cairo en verbleef een tijdje in een stad van de Mareotis. Tijdens zijn verblijf daar ging een groep Arabieren van het gebied naar een kôm om er blokken te delven. Daar vonden ze een verzegelde, gesloten kist en ze dachten dat hij zilver zou bevatten. Ze kregen onderling ruzie om het bezit van de kist en er ontstonden twee groepen. De verliezende partij deed zijn beklag bij de prins. Hij zorgde dat de bij hem gebrachte kist werd geopend. Erin bevond zich het lichaam van Apa Menas in een houten cilinder. Zij wisten echter niet van wie het lichaam was.

De prins beval om de beenderen in de oven te verbranden. Men deed dit, maar toch bleven de overblijfselen intact. De kok zag ‘s nachts uit de beenderen een groot licht opstijgen en vertelde de christelijke schrijver wat er gebeurd was. Deze wist dat dit de resten van een martelaar moesten zijn. Hij verzamelde de beenderen in een zijden doek en deed ze in een rieten bundel en bewaarde de bundel op een afgelegen plaats in zijn huis met een kaars ervoor.

Daarna verhuisde de christelijke schrijver naar Benha al-‘Assal. Hij nam de kist met heilige resten mee. Op een nacht verscheen Menas aan zijn schoonbroer, een monnik, en hij onthulde hem zijn naam. Menas droeg hem op om de dag vóór zijn martelaarschap, één van de priesters mee te nemen om de wierook te offeren. De christelijke schrijver had zijn maagdelijke dochter gewijd aan de heilige Apa Menas en haar opgedragen om zijn lichaam te dienen gedurende heel haar leven. Apa Menas praatte met haar vanuit het binnenste van de kist zonder te verschijnen, totdat God wou dat hij zijn lichaam zou tonen aan haar om getransporteerd te worden naar de heilige kerk in Oud-Cairo. Apa Menas verscheen toen aan de dienares om te vertellen dat hij hen voor altijd wilde verlaten om naar de plaats te gaan die God voor hem had voorbereid.

Na de dood van de priester die in de nacht van zijn martelaarschap de wierook offerde, kozen ze een nieuwe priester voor deze taak, met name de kommos Michael. Hij deed dit verschillende jaren, terwijl hij een van zijn kinderen, Ibrahim, opleerde als dienaar. Ibrahim werd ook op de hoogte gesteld van het goed bewaarde geheim dat dit het lichaam van Apa Menas was. Toen de kommos Michael stierf, wijdde men één van de ouders van de christelijke schrijver tot priester om wierook te branden voor Apa Menas. Op een dag wou de dienaar Ibrahim gezegend worden door de resten van Apa Menas. De bewoners hielden hem echter tegen. Ibrahim werd woedend en vertrok daarna naar de kommos Johannes, de dienaar van de kerk van de grote martelaar Apa Menas in Oud-Cairo, om aan hem de geschiedenis van de resten van Apa Menas te vertellen. De kommos begaf zich onmiddellijk naar de regio van Benha al-‘Assal. Hij vroeg de dochter van de christelijke schrijver om de overblijfselen van Apa Menas mee te geven, zodat ze in zijn kerk in Oud-Cairo konden geplaatst worden en hij zou haar daar aanstellen als dienares van Apa Menas.

Ze begaven zich met het lichaam richting Cairo, maar Ibrahim en een groep inwoners van de stad namen het heilige lichaam af. Ibrahim en zijn gevolg informeerden de bisschop van de regio erover en vroegen hem de toestemming om het mee te mogen nemen naar de kerk van Benha al-‘Assal. De priester Johannes ging echter samen met de gouverneur van Cairo naar patriarch Anba Benjamin en brachten hem op de hoogte van de situatie. Hij zorgde ervoor dat de priester Johannes het lichaam kon meenemen naar Oud-Cairo, waar het geplaatst werd in zijn heilige kerk.

Zo gaat het legendarische verhaal van de overbrenging van het lichaam van Apa Menas naar zijn kerk in Oud-Cairo.

 

 

4.9 Synthese

 

Apa Menas was een bekende martelaar, zowel in Egypte als daarbuiten, waardoor over hem literaire bronnen in meerdere talen zijn overgeleverd. De belangrijkste zijn levensbeschrijvingen, mirakels en een geschiedenis van zijn heiligdom. Spijtig genoeg is weinig of geen informatie historisch. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de legende laat na zijn dood is opgesteld. Het enige dat met zekerheid geweten is, is zijn naam en de datum van zijn martelaarschap.

De legendes beschrijven zijn leven vanaf zijn geboorte tot aan zijn marteldood op 15 Hathor, die meestal geplaatst wordt in Phrygië. Dan gaan ze verder met de overbrenging van zijn lichaam naar Egypte en met de herontdekking van het graf, nadat het in vergetelheid zou zijn geraakt. Er is echter ook een Arabisch manuscript dat zijn martelaarschap in Alexandrië plaatst. Hoewel deze bron van een latere datum is, sluit ze beter aan bij de historische werkelijkheid.

Vroeger beweerden sommigen dat Apa Menas geen historische figuur was. Ze voerden zijn persoon terug op heidense goden, voornamelijk op de Egyptische god Horus. Tegenwoordig wordt echter algemeen aangenomen dat Apa Menas een Egyptenaar was die gemarteld werd in Alexandrië. Verschillende theorieën proberen de plaatsing van zijn martelaarschap in Phrygië te verantwoorden. H. Delehaye e.a. dachten dat zijn cultus ook Phrygië bereikte. Hier werd een legende voor hem opgesteld die later terug overwaaide naar Egypte en daar aanvaard werd als officiële versie. Sinds J. Drescher zijn boek over Apa Menas schreef, wordt algemeen aangenomen dat er twee martelaars waren met dezelfde naam, één van Egypte en één van Phrygië. Omdat beide legendes gebaseerd waren op die van Sint Gordius, zouden ze samengesmolten zijn in de hagiografische traditie.

Apa Menas is ook bekend geworden in Constantinopel. De kerk en het schrijn beweerden in het bezit te zijn van zijn overblijfselen. Omdat zijn resten in zijn heiligdom in Abū Mīnā lagen, gaf dit aanleiding tot het ontstaan van een tweede Apa Menas. Deze werd herdacht op 10 december en onderging zijn martelaarschap samen met Eugraphus en Hermogenes. De overblijfselen van Apa Menas zijn steeds in Egypte gebleven, maar niet altijd in de Mareotis, want in de loop van de 13-14e eeuw werden ze overgebracht naar zijn kerk in Oud-Cairo.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

problemen met de Koptische tekst?

 

[257] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 35.

[258] Cannuyer, Saint Mina aux Chameaux, p. 139.

[259] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 18.

[260] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 23.

[261] Ibidem, p. 24.

[262] Ibidem, p. 29.

[263] Jaritz, arabischen Quellen, p. 62.

[264] Budge W. (ed.), Texts Relating to Saint Mêna of Egypt and Canons of Nicaea in a Nubian Dialect, Londen 1909, p. 27.

[265] Kaufmann, Ikonographie, p. 16.

[266] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 36.

[267] Ibidem, p. 37.

[268] Drescher J., St. Menas’ Camels Once More, in: BSAC 7 (1941), p. 24.

[269] Peeters P., op. cit., p. 38.

[270] Jaritz, arabischen Quellen, p. 49.

[271] Ibidem, p. 88.

[272] Cannuyer, Saint Mina aux Chameaux, p. 139.

[273] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 199.

[274] Davis, Cult of Saint Thecla, p. 309.

[275] Grossmann, Pilgrimage Center of Abū Mīnā, p. 281.

[276] De Lacy O’Leary D.D., op. cit., p. 195.

[277] Kaufmann, Ikonographie, p. 18-19.

[278] De Lacy O’Leary D.D., op. cit., p. 195.

[279] Drescher, Apa Mena, p. XVI-XVII.

[280] Grossmann, Pilgrimage Center of Abū Mīnā, p. 281.

[281] Davis, Cult of Saint Thecla, p. 310.

[282] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 195.

[283] Delehaye H., L’Invention des Reliques de Saint Ménas à Constantinople, in: Analecta Bollandiana 29 (1910), p. 123.

[284] Grossmann, Pilgrimage Center of Abū Mīnā, p. 281.

[285] Jaritz, arabischen Quellen, p. 23.

[286] Kaufmann, Ikonographie, p. 23.

[287] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 195.

[288] Khater A., La Translation des Reliques de Saint Ménas à son Église au Caire, in: BSAC 16 (1961), p. 161.

[289] Jaritz, arabischen Quellen, p. 132-133.

[290] Zie blz. 165-168 van dit werk.

[291] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 36.

[292] Kaufmann, Ikonographie, p. 48-49.

[293] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 38.

[294] “The Late Bishop Mina Ava-Mina”

http://www.stmina-monastery.org/ abbaminaavamina.htm

[295] Grossmann, Christliche Architektur, p. 210-211.

[296] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 197.

[297] Delehaye H., L’Invention des Reliques de Saint Ménas à Constantinople, in: AnBoll 29 (1910), p. 136.

[298] De Lacy O’Leary D.D., op. cit., p. 197.

[299] Ibidem, p. 198.

[300] Delehaye H., L’Invention des Reliques de Saint Ménas à Constantinople, in: AnBoll 29 (1910), p. 144.

[301] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 198.

[302] Ibidem, p. 199.

[303] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 73.

[304] Ibidem, p. 74.

[305] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 75.

[306] Grossmann, Pilgrimage Center of Abū Mīnā, p. 281.

[307] Miedema R., op. cit., p. 75.

[308] Ibidem, p. 5.

[309] Ibidem, p. 76-77.

[310] Drescher, Apa Mena, p. II.

[311] Wiedemann A., Die Menas-Legenden. Ihre volkskundliche und literarische Bedeutung, in: ZVrwV 24 (1927), p. 110.

[312] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 198.

[313] Ibidem, p. 199.

[314] DACL 11, deel 1, p. 341.

[315] Drescher, Apa Mena, p. III.

[316] Delehaye H., L’Invention des Reliques de Saint Ménas à Constantinople, in: AnBoll 29 (1910), p. 137.

[317] Drescher, Apa Mena, p. III.

[318] Ibidem, p. IV.

[319] Delehaye H.,op. cit., p. 126.

[320] Murray M.A., St. Menas of Alexandria, in: PSBA 29 (1907), p. 25.

[321] Ramsay W.M., The Utilisation of Old Epigraphic Copies, in: JHS 38 (1918), p. 151-152.

[322] Ibidem, p. 166.

[323] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 78.

[324] Kaufmann C.M., Menas und Horus-Harpokrates im Lichte der Ausgrabungen in der Menasstadt, in: OrChr N.S. I (1911), p. 88.

[325] Ibidem, p. 91.

[326] Ibidem, p. 94.

[327] Ibidem, p. 98.

[328] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 79.

[329] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 82.

[330] Drescher, Apa Mena, p. V.

[331] Miedema R., op. cit., p. 85.

[332] Zie blz. 140 van dit werk.

[333] Murray M.A., St. Menas of Alexandria, in: PSBA 29 (1907), p. 30.

[334] Wiedemann A., Die Menas-Legenden. Ihre volkskundliche und literarische Bedeutung, in: ZVrwV 24 (1927), p. 110.

[335] Drescher, Apa Mena, p. V.

[336] Drescher, Apa Mena, p. VI.

[337] Ibidem, p. VII.

[338] Miedema R., Menas en Men, in: Theologisch Tijdschrift 48 (1914), p. 396.

[339] Ibidem, p. 397.

[340] Ibidem, p. 398.

[341] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 39.

[342] Peeters P., Les Tréfonds Oriental de l’Hagiographie Byzantine (Subsidia Hagiographica 26), Brussel 1950, p. 40.

[343] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 88.

[344] Ramsay W.M., The Utilisation of Old Epigraphic Copies, in: JHS 38 (1918), p. 151.

[345] Jaritz, arabischen Quellen, p. 84.

[346] Cannuyer, Saint Mina aux Chameaux, p. 139.

[347] Khater A., La Translation des Reliques de Saint Ménas à son Église au Caire, in: BSAC 16 (1961), p. 162.

[348] Ibidem, p. 163.

[349] Ibidem, p. 173-181.

 

Problemen met de weergave van de Koptische tekst?

 

Op sommige pagina's komen delen voor in Grieks tekstschrift. Indien u deze tekst niet kan lezen maak dan gebruik van volgende mogelijkheden:

 

De getoonde foto's en afbeeldingen in deze scriptie dienen als illustratie in een wetenschappelijk werk. Indien de maker en/of rechthebbende hier bezwaar tegen heeft, dan kan deze dat kenbaar maken en zullen wij de desbetreffende foto verwijderen.

The pictures shown in this essay are an illustration in a scientific work. If the author and/or claimant has objections, he can notify us and the pictures concerned will be removed.