De terroristische aanslagen van 11 september. Analyse van mogelijke verklaringen. (Jan Carmans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Waarom? Die vraag wordt zelden serieus gesteld. Wie weigert deze vraag onder ogen te zien, kiest er bewust voor dat de kans op nog meer van dit soort misdaden aanzienlijk toeneemt.[1]
Noam Chomsky
Elf september liet weinigen onberoerd. Alhoewel deze terroristische aanslagen veelal tot emoties van verachting en woede aanzetten, dient men deze aanslagen rationeel te benaderen. De ‘waarom’- vraag dient nader onderzocht te worden, opdat de motieven en de drijfveren van de islamitische terroristen van elf september beter begrepen zouden kunnen worden. Meer bepaald dient men op zoek te gaan naar de voedingsbodems en de grondoorzaken van het fenomeen van het islamitische terrorisme, waarvan Al-Qaeda het prototype is. Het belang van deze zoektocht mag niet onderschat worden. Enkel en alleen wanneer men begrijpt waarom de kapers van elf september in die mate door gevoelens van woede en haat gekenmerkt werden, kan men dergelijke terroristische acties in de toekomst trachten te vermijden. Deze verhandeling zal zich dan ook toespitsen op de vraag welke de mogelijke verklaringen zijn voor de terroristische aanslagen van elf september 2001. Op deze vraag zal door middel van een grondige analyse van de desbetreffende, relevante literatuur een rationeel antwoord gezocht worden.
De algemene structuur van deze verhandeling ziet er als volgt uit: elk hoofdstuk, het laatste uitgezonderd, zal voorzien worden van een nauwkeurige uiteenzetting omtrent de desbetreffende theorie ter verklaring van de aanslagen van elf september, gevolgd door een kritische bespreking en een besluit. Het uiteindelijke doel dat door middel van deze structurele opzet beoogd wordt, is een consequent beeld trachten te verschaffen van zowel de meest als minst plausibele theorieën ter verklaring van de gruwelijke aanslagen van elf september.
Het inleidende hoofdstuk zal handelen over het fenomeen Al-Qaeda. Er zal diep ingegaan worden op de karakteristieken en de doelstellingen van het islamitische terrorisme, waar Al-Qaeda het uithangbord bij uitstek van is. Al-Qaeda als groepering zal eveneens kort geanalyseerd worden.
Het volgende hoofdstuk zal zich verdiepen in de literatuur omtrent de samenzweringstheorieën betreffende de terroristische aanslagen van elf september. In dergelijke theorieën is de joods-christelijke alliantie tegen de islam een centraal gegeven.
Het derde hoofdstuk zal handelen over het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van het Midden-Oosten als verklarende variabele voor elf september.
Het vierde hoofdstuk zal zich verdiepen in de ‘clash of civilizations’ these. Deze these gaat ervan uit dat culturele verschillen tussen de islamwereld en het westen de basis hebben gevormd voor de frustraties die geleid hebben tot elf september.
Het voorlaatste hoofdstuk zal handelen over de rol die socio-economische armoede heeft gespeeld ter rechtvaardiging van de aanslagen.
Het zesde en laatste hoofdstuk tenslotte zal zich toespitsen op het maken van een voorspelling. Deze voorspelling zal trachten een antwoord te bieden op de vraag of er een grote kans is dat er in de toekomst nog aanslagen als die van elf september zullen gepleegd worden door Al-Qaeda. Wanneer men de oorzaken kent, kan men namelijk trachten te voorspellen of het al dan niet waarschijnlijk is of er in de toekomst nog door Al-Qaeda aanslagen plaats zullen vinden. Bovendien zal de persoonlijke mening van de auteur in dit hoofdstuk tot uiting komen.
Tenslotte zal deze eindverhandeling afgerond worden door middel van een algemeen besluit.
1. Islamitisch terrorisme, Al-Qaeda en elf September
The rage we feel at terrorist attacks must not remove our ability to reason. If we are to defeat terrorism, it is our duty, and indeed our interest, to try to understand this deadly phenomenon, and carefully examine what works, and what does not, in fighting it (…) To fight terrorism, we must not only fight terrorists. We have to win hearts and minds.[2]
Dit citaat, afkomstig van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, legt de nadruk op het kernelement inzake het omgaan met het hedendaagse fenomeen van het islamitisch terrorisme, namelijk op het trachten te begrijpen waarom terreurdaden als deze van elf september gepleegd worden. De waaromvraag vormt, zoals reeds uit de inleiding bleek, het centrale onderwerp van deze verhandeling. Enkel zo kan het islamitische terrorisme op grondige wijze aangepakt worden en kunnen de voedingsbodems van deze islamitische terreurvorm ten gronde weggenomen worden. Dit eerste hoofdstuk zal trachten enkele kenmerken en karakteristieken van terroristische groeperingen van islamitische grondslag, waarvan Al-Qaeda[3] het uithangbord vormt, nader te omschrijven.
Het is niet de bedoeling van deze thesis aan conceptuele verduidelijking bij te dragen. Toch zal het begrip ‘terrorisme’ nader omschreven worden, omdat het nuttig is een algemeen en goed begrip te hebben van wat men eigenlijk onder ‘terroristische’ activiteiten verstaat. Lee Griffith, een politiek activist, heeft het begrip ‘terrorisme’ als volgt kernachtig omschreven: “Terrorism is the intentional effort to generate fear through violence or the threat of violence and the further effort to harness these fears in pursuit of some goal.”[4]
Jacques Haers beaamt dat individuele psychologische karaktertrekken van de islamitische kapers van elf september ongetwijfeld een rol gespeeld hebben. Toch zou de analyse van de aanslagen van elf september te éénzijdig zijn indien men de kapers zou definiëren als gestoorde personen. Een dergelijke analyse zou te gemakkelijk en bovendien onjuist en onvolledig zijn. Het zou een grondiger onderzoek naar de aard en de motieven van de kapers van elf september in de weg staan.[5]
Aan de basis van elf september is een conflict met het westen gelegen. Woede en frustraties onder de Arabische bevolking ten aanzien van de Verenigde Staten vormen, volgens auteur Haers, de basisingrediënten en voedingsbodem voor het plegen van de desbetreffende aanslagen: “Vele conflictspecialisten hebben erop gewezen dat de gebeurtenissen van 11 september als het ware etterbuilen zijn die openspatten, een soort ‘gevolg’ van een aantal bestaande conflicten die als de kroniek van een aangekondigde dood naar voren treden. (…) situaties en gebeurtenissen die aanleiding gegeven hebben tot gefrustreerde medemensen, die zich in het nauw gedreven voelen. Want aan frustratie en woede is er geen gebrek in deze wereld.”[6] Vele andere auteurs hebben in verschillende bewoordingen op het belang van frustraties en gevoelens van onrechtvaardigheid, woede en haat gewezen betreffende het plegen van terroristische acties door islamitische terreurgroeperingen. De bedoeling van deze alinea is aan te geven dat deze auteurs als gemeenschappelijke noemer verwijzen naar het feit dat Al-Qaeda woedend en gefrustreerd is ten aanzien van het westen, op de eerste plaats ten aanzien van de Verenigde Staten. Deze groepering wordt gekarakteriseerd door een wrang gevoelen van onrechtvaardigheid. Tom Sauer, docent internationale politiek aan de universiteit van Leuven, heeft in een artikel gewezen op de beweegredenen van radicale, islamitische groeperingen. Hij schrijft dat er in de eerste plaats een enorm gevoelen van frustratie heerst bij haar leden. Deze frustraties groeien uiteindelijk uit tot gevoelens van haat. Dergelijke gevoelens kunnen tot daden als deze van elf september aanleiding geven. In het geval van Al-Qaeda gaat het om een fundamenteel onrechtvaardigheidgevoelen ten aanzien van het westen, maar vooral ten aanzien van de Verenigde Staten.[7] Rik Coolsaet, docent aan het departement politieke wetenschappen van de universiteit van Gent, heeft erop gewezen dat het internationale terrorisme een symptoom van een zieke samenleving is. Golven van internationaal terrorisme[8] duiken op in een specifiek tijdsgewricht, wanneer een te snel wijzigende wereld grote groepen mensen, volken of landen het gevoel geeft, objectief of subjectief, gemarginaliseerd te zijn. Een wereldorde waarin te veel dimensies te snel lijken te evolueren en daarbij aan grote groepen mensen de indruk geeft dat zij te lang aan de zijlijn zijn blijven staan, zonder erbij te horen, zonder dat met hen rekening wordt gehouden, vormt, volgens Coolsaet, de kweekgrond waarop terroristische groeperingen, als een zelfuitgeroepen voorhoede, inspelen om hun terreurdaden te rechtvaardigen, zichzelf een aureool van strijders tegen onrecht te verschaffen en daardoor legitimiteit te verwerven.[9] Al-Qaeda is het uithangbord van het islamitische terrorisme, de derde terrorismegolf van het hedendaagse internationaal terrorisme. Deze terroristische groepering is een radicale, islamitische, militante beweging die zich opstelt als voorhoede om de geproclameerde vijand van de Arabische wereld, zijnde de Verenigde Staten, op gewelddadige wijze[10] tot toegevingen te dwingen. Op die manier tracht Al-Qaeda een voor de Arabische wereld meer rechtvaardige wereldorde te verkrijgen. Men tracht op gewelddadige wijze de verdrukking door het westen een halt toe te roepen. Arabist Emilio Platti beweert eveneens dat de woede die Al-Qaeda beheerst, gefundeerd is in een voor hen illegitieme wereldorde.[11] John Dick, docent aan de faculteit godgeleerdheid van de Leuvense universiteit, sluit zich bij deze visie aan. Deze auteur claimt dat radicale, islamitische groeperingen ontstaan wanneer de samenleving waarin deze personen leven op een brutale wijze geconfronteerd wordt met andere, voor hen onaanvaardbare waardepatronen. Dit leidt immers tot betekenisverlies van het eigen culturele zingevingkader, met sociale en persoonlijke ontreddering tot gevolg.[12] Vanbeselaere en Boen, eveneens docenten van de universiteit van Leuven, spreken dan weer in termen van een combinatie van factoren die bijgedragen hebben tot het plegen van elf september. Enerzijds zou een belangenconflict tussen Al-Qaeda en de Verenigde Staten aanleiding gegeven hebben tot het stellen van dergelijke terreurdaden. De kapers zouden de overtuiging gedeeld hebben dat de moslimwereld door het westen onderdrukt wordt. Zij waren ervan overtuigd dat het westen de belangen van de Arabische wereld niet in overweging neemt. Anderzijds zouden de kapers het gevoelen delen dat het psychologische en cultureel-maatschappelijke voortbestaan van de eigen, in wezen islamitische groep bedreigd wordt.[13] Islamspecialist Urbain Vermeulen neemt eveneens het woord ‘frustratie’ in de mond wanneer hij de, volgens hem, echte oorzaak van het islamitisch terrorisme en de afkeer van het westen moet duiden. In wezen zou het gaan om een al eeuwen durende frustratie over de ondergeschiktheid van de islamwereld aan het westen.[14] Islamkenner Stefan van Wersch deelt deze mening wanneer hij stelt dat de christelijke en joodse wereld met ongekend succes de hedendaagse wereld overheersen op alle gebieden. Dit terwijl de Koran zegt dat de toekomst aan de islam moet zijn.[15] De frustraties onder de moslimbevolking in het Midden-Oosten komen, volgens beide auteurs, voort uit deze discrepantie die er bestaat tussen de harde realiteit en de profetische voorspellingen van de islamitische godsdienst.
Aan de hand van de vermelde voorbeelden is aangetoond dat de kapers van elf september wel degelijk woedend en gefrustreerd door het leven gingen en dit omwille van de dominantie van het westen over de wereld op allerlei vlakken. Men voelt zich bedreigd door het decadente westen in deze, voor hen, illegitieme en onrechtvaardige wereldorde, hetgeen aanleiding gegeven heeft tot het plegen van elf september. Erik Faucompret van de universiteit van Antwerpen heeft het bij het rechte eind wanneer hij het volgende schrijft: “Bij de mensen in de moslimlanden leeft diep ongenoegen en wrok. Dat is de voedingsbodem voor zelfmoordenaars.”[16] Dit alles wordt bevestigd door een onderzoek dat uitgevoerd werd door het gerespecteerde Amerikaanse onderzoekscentrum, ‘the Pew Research Center’: “True dislike, if not hatred, of America is concentrated in the Muslim nations of the Middle East and in Central Asia, today’s areas of greatest conflict.”[17] Dergelijke haatgevoelens vormen de perfecte voedingsbodem voor radicale, islamitische groeperingen als Al-Qaeda.
1.2. Profiel Al-Qaeda: Geschoolden uit de Arabische middenklasse
Rik Coolsaet wijst erop dat Al-Qaeda eerder rekruteert in bemiddelde klassen, die vertrouwd zijn met de westerse cultuur, maar die zich uitgesloten en slecht voelen.[18] Jan Wouters, professor internationaal recht aan de universiteit van Leuven, zegt eveneens dat het vaak om personen gaat die in het westen gestudeerd hebben of er geboren zijn.[19] Men kan stellen dat deze moslims de bestaande culturele, politieke en economische kloof tussen het westen en de Arabische wereld aan den lijve ervaren hebben. Urbain Vermeulen op zijn beurt steunt deze visie volledig. Hij denkt eveneens dat radicale, islamitische militanten veelal afkomstig zijn uit de gefrustreerde Arabische middenklasse. Potentiële radicale militanten vindt men bij de ambitieuzen. Hij spreekt van kapitaalbezitters en rijke industriëlen die een groter deel van de koek voor zich willen. Dezen delen de mening dat ze recht hebben op meer. Ze zijn ervan overtuigd dat dit ‘meer’ er pas zal komen als de maatschappelijke regels van de islam strikt worden toegepast. Vermeulen besluit dan ook dat radicale, islamitische militanten eerder begaan zijn met persoonlijke ambitie. Religie heeft daar, volgens Vermeulen, weinig mee te maken.[20] Erik Faucompret wijst op het feit dat islamitische terroristen meestal ongehuwd zijn. Ze zijn vaak afkomstig van welgestelde families en hebben meestal een hogere opleiding genoten. Een groot deel van hen zou, ondanks het behaalde diploma, geen betrekking vinden. Het gevolg is emigratie naar het westen of naar andere moslimlanden op zoek naar een betere toekomst. In het westen worden deze personen van Arabische afkomst, volgens Faucompret, echter vaak geconfronteerd met een racistische omgeving, hetgeen voor verbittering zorgt onder hen. Deze verbitterde personen zouden een gemakkelijk doelwit vormen voor radicale, islamitische groeperingen.[21] John Dick is van mening dat radicale, islamitische groeperingen hun aanhangers vooral uit de meest kwetsbare groepen van de samenleving rekruteren. Vooral jongeren die geen toekomstperspectief hebben zouden voor dergelijke groeperingen een makkelijke prooi vormen.[22]
Alan B. Krueger en Jitka Maleckova, beiden wetenschappers aan de universiteit van het Princeton, hebben een grondige wetenschappelijke studie gedaan.[23] Zij hebben onderzocht of er wel degelijk een correlatie bestaat tussen armoede en scholingsgraad aan de ene kant en deelname aan terroristische activiteiten aan de andere kant. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het merendeel van de terroristen niet enkel een levensstandaard boven de armoedegrens geniet, maar tevens geschoold is. De auteurs concluderen dat “Any connection between poverty, education and terrorism is indirect, complicated and probably quite weak. Instead of viewing terrorism as a direct response to low market opportunities or ignorance, we suggest it is more accurately viewed as a response to political conditions and long-standing feelings (either perceived or real) of indignity and frustration that have little to do with economics.”[24] De studie geeft inderdaad weer dat werkloze, laaggeschoolde Palestijnen in de minderheid zijn wat betreft deelname aan terroristische activiteiten tegen Israëlische militairen en burgers. Maleckova en Krueger hebben het eveneens over gefrustreerde mensen, hetgeen volledig past in het eerder betoog.
Het is mogelijk dat terroristische groeperingen geschoolde vrijwilligers verkiezen boven ongeschoolden, omdat men van mening is dat aanslagen, door dergelijke personen gepleegd, meer kans op slagen hebben. De onderzoekers wijzen erop dat “Terrorist organizations may prefer highly educated individuals over less educated ones, even for homicide suicide bomb attacks. In addition, educated, middle or upper class individuals are better suited to carry out acts of international terrorism than are impoverished illiterates because the terrorists must fit into a foreign environment to be successful.”[25]
Krueger en Maleckova claimen dat de resultaten overeenstemmen met de vaststelling dat mensen meestal gepolitiseerd worden door middel van scholing. Scholing laat mensen toe hun grieven te verwoorden naar de politieke arena toe: “More educated people from privileged backgrounds are more likely to participate in politics, probably in part because political involvement requires some minimum level of interest, expertise, commitment to issues and effort, all of which are more likely if people are educated and wealthy enough to concern themselves with more than mere economic subsistence.”[26] Zij die daarentegen in armoede leven en ongeschoold zijn, houden zich niet bezig met politieke vraagstukken. Zij moeten dagelijks zien te overleven. Politieke vraagstukken zijn niet aan deze mensen besteed.
Hoewel de resultaten van het onderzoek van Krueger en Maleckova enkel betrekking hebben op het Palestijns-Israëlisch conflict in het Midden-Oosten, blijken deze bevindingen toch consistent te zijn met de vergaarde informatie betreffende het Al-Qaedanetwerk, inclusief het punt met betrekking tot de succesvolle aanpassing aan buitenlandse omgevingen. Zo hebben de leden van Al-Qaeda die de aanslagen van elf september gepleegd hebben geen problemen ondervonden met het vinden van werk, met het huren van appartementen, noch met het nemen van vlieglessen in de Verenigde Staten. Dit alles zou echter veel moeilijker geweest zijn, indien de terroristen ongeschoold waren geweest.[27]
Claude Berrebi, onderzoeker aan de universiteit van Princeton, heeft eveneens onderzocht of er een empirische link bestaat tussen deelname aan terroristische activiteiten enerzijds en socio-economische armoede anderzijds.[28] De resultaten van dit onderzoek bevestigen deze van Krueger en Maleckova. Zo gaan ook deze in tegen het intuïtieve gevoelen dat arme individuen die niets te verliezen hebben eerder geneigd zijn aan zelfdestructieve terroristische activiteiten deel te nemen dan geschoolde personen uit de Arabische middenklasse. Het onderzoek bevestigt integendeel dat individuen met een hogere scholingsgraad en hogere levensstandaarden meer geneigd zijn te participeren in terroristische activiteiten. Berrebi schrijft hierover het volgende: “If there is a link between income level, education, and participation in terrorist activities, it is either very weak or in the opposite direction of what one intuitively might have expected.”[29] Deze onderzoeker meent dan ook dat motieven van politieke aard, gecombineerd met een subjectief gevoelen van onrechtvaardigheid, eerder dan puur economische factoren, in het spel betrokken zijn.[30]
Jodi Wilgoren heeft in de New York Times een artikel geschreven dat handelt over het socio-economische profiel van de kapers van elf september. Hij rapporteert het volgende daarover: “They were adults with education and skill (...) spent years studying and training in the United States, collecting valuable commercial skills and facing many opportunities to change their minds. (…) They were not reckless young men facing dire economic conditions and dim prospects but men as old as 41 enjoying middle-class lives.”[31] Het profiel van de kapers van elf september stemt aldus volledig overeen met de bevindingen van de wetenschappelijke studies die eerder aangehaald werden.
Karin von Hippel, wetenschappelijk onderzoekster aan de universiteit van Londen, bevestigt dat er waarschijnlijk geen significante correlatie is tussen armoede en deelname aan terroristische activiteiten. Zij voegt echter een nuttig argument aan dit betoog toe. Zij claimt immers dat, indien armoede de grondoorzaak van het hedendaagse terrorisme of, meer specifiek, van elf september zou zijn, zouden er meer terroristen afkomstig moeten zijn van de armste delen van deze wereld, in casu van het Afrikaanse continent, hetgeen tot vandaag de dag niet door de feiten wordt bevestigd.[32] Tom Sauer bevestigt deze stelling wanneer hij schrijft dat de armste delen van de wereld zich niet bevinden in het olierijke Midden-Oosten, maar in Sub-Sahara Afrika.[33]
1.3. Doelstelling Al-Qaeda: De creatie van een islamitische maatschappijordening
Eenvoudig geformuleerd kan men op basis van de reeds vermelde gegevens besluiten dat Al-Qaeda en de kapers van elf september een wereldorde trachten te bestrijden die de militaire, politieke, economische en culturele suprematie van het westen bevestigt. In die zin werden de doelwitten van elf september uitstekend gekozen: het World Trade Center als symbool van het kapitalisme en consumentisme, het Pentagon als symbool van het militair-industrieel complex (en mogelijk het Witte Huis, als symbool van de politieke wereldmacht).[34] Geert Schreeder schrijft dat men vecht tegen de huidige moderne wereldorde, hetgeen een door het westen gedomineerde wereldorde is en als een bedreiging voor de islamitische identiteit ervaren wordt.[35] De kloof tussen de ideaaltypische maatschappij, zoals beschreven in de Koran, en de alledaagse realiteit is te groot.[36] Arabist Emilio Platti claimt dat de islamitische radicalen, gezien de dominantie van het westen op alle vlakken en de onderworpen positie van de islamitische landen, de oplossing voor alle Arabische problemen zien in een terugkeer naar de wortels van de islam en in de strikte naleving van oude gedragspatronen, zoals ze worden voorgeschreven door de Koran.[37] Radicale, islamitische bewegingen beschouwen een terugkeer naar een volledige en alomvattende islamitische maatschappijordening als de enige uitweg uit de impasse waarin de Arabische wereld momenteel verkeert.[38] Men wil ‘meer’ en ‘beter’. Bijgevolg tracht men de bedreigde islamitische maatschappijordening te bewerkstelligen die de plaats dient in te nemen van een door het westen gedomineerde moderniteit. Emilio Platti beweert daarenboven dat radicale, islamitische bewegingen een afkeer hebben van westerse waarden en dat zij de volledige islamisering van politiek en samenleving, door een terugkeer naar de bronnen van de islam, op het oog hebben.[39] Islamkenner John L. Esposito geeft dit alles kernachtig weer in het volgende citaat: “…islamic activists believe that the restoration of Muslim power and prosperity requires a return to Islam, a political or social revolution to create more Islamically oriented states or societies.”[40] Radicale, islamitische bewegingen als Al-Qaeda kampen aldus met belangrijke levensvragen. Specifiek aan deze groeperingen is dat zij het antwoord op deze vragen denken te vinden in heilige boeken, in casu de Koran. Op basis van godsdienstige argumenten pleiten zij voor een autoritaire, reactionaire en een op het verleden gerichte politiek.[41] In deze zin kan men Al-Qaeda als een reactionaire beweging definiëren: een beweging die reageert contra hedendaagse condities die de maatschappij en wereldordening bepalen.[42] Olivier Roy claimt - en over dit gegeven zijn vele experts het met mekaar eens[43] - dat de ideale staat die Al-Qaeda voor ogen heeft niet gelijk gesteld kan worden met de natiestaat zoals men die nu kent. De ideale staat die Al-Qaeda voor ogen heeft is een panislamitische staat, een superstaat die de gehele gemeenschap van moslimgelovigen, de umma[44], omvat.[45] Rik Coolsaet schrijft eveneens dat het ultieme doel van Osama Bin Laden een panislamitisch wereldrijk is, van het Filippijnse eiland Mindanao tot Marokko, gebaseerd op de sharia, waarin alle moslims verenigd zijn onder één kalief[46].[47] Khalid Kawaja, Al-Qaedalid en vriend van Bin Ladin, zegt het volgende over de doelstellingen van Al-Qaeda: “Wij willen het kalifaat herstellen, alle moslims moeten in één rijk wonen, net als vroeger.”[48] Robert Marquand van de ‘Christian Science Monitor’-organisatie situeert, net als Coolsaet trouwens[49], de heropleving van deze panislamitische idealen, samen met het Jihad-denken, ten tijde van de Russisch-Afghaanse oorlog.[50]
Wat Osama Bin Ladin persoonlijk betreft, kan men stellen dat Saoedi-Arabië, het land van de twee heilige steden Mekka en Medina en tevens zijn geboorteland, een zeer prominente en belangrijke plaats in zijn leven inneemt.[51] Sadik Al-Azm, een Syrische filosoof, is van mening dat de leider van Al-Qaeda de enorme tegenstellingen in Saoedi-Arabië hekelt tussen de ideologie van zuiverheid en morele hoogstand enerzijds en het werkelijke leven van de Saoedische prinsen anderzijds.[52] Deze laatsten leven, volgens Osama Bin Ladin, immers in strijd met de Koran, aangezien zij met de Verenigde Staten samenspannen. Bin Ladin is van mening dat de Saoedische koninklijke familie daardoor behoort tot de groep van de ongelovigen. De creatie van een volledig op de Sharia gebaseerde samenleving in de Arabische Peninsula is één van zijn voornaamste dromen en eisen: ”We are confident, with the permission of God, Praise and Glory be to Him, that Muslims will be victorious in the Arabian peninsula and that God's religion, praise and glory be to Him, will prevail in this peninsula. It is a great pride and a big hope that the revelation unto Muhammad, Peace be upon him, will be resorted to for ruling. When we used to follow Muhammad's revelation, Peace be upon him, we were in great happiness and in great dignity, to God belong credit and praise.”[53] Volgens sommigen had hij zich voorgenomen het leven van Mohammed te herhalen: triomfantelijk (vanuit Afghanistan) naar Saoedi-Arabië terug keren. Andere waarnemers menen dat hij zich eerder voor een moderne versie van Saladin nam, die ditmaal niet de kruisvaarders, maar de Verenigde Staten uit Saoedi-Arabië – dat met Mekka en Medina de heilige plaatsen van de islam verbergt - zou verjagen.[54] Het citaat van Bin Ladin bevestigt wat eerder vermeld werd. Daaruit blijkt namelijk dat de spirituele leider van Al-Qaeda de islamitische maatschappijordening als de enig mogelijke oplossing beschouwt om de deficiënties in de moslimwereld het hoofd te kunnen bieden. Ook hij gelooft dat een islamitische maatschappijordening recht geeft op ‘meer’ en ‘beter’. Kern van de zaak is dus dat de huidige samenleving waarin zij leven niet overeenstemt met de religieuze ideaalstaat die zij voor ogen hebben en dat men juist dit als oorzaak van alle ellende in moslimwereld aanziet. John Dick spreekt van een creatie van een mythe: “Tenslotte creëren alle fundamentalistische bewegingen een mythe waar een geïdealiseerde ‘gouden eeuw’ uit het verleden verbonden wordt met een utopische toekomst.”[55]
1.4. Kenmerken van een islamitische maatschappijordening
Bernard Lewis beweert dat radicale, islamitische bewegingen als Al-Qaeda tot doel hebben de seculariserende hervormingen van de afgelopen eeuw in de Arabische wereld terug te draaien. Wetten van menselijke oorsprong en de sociale gebruiken die ermee samenhangen, moeten eraan geloven.[56] Het morele leiderschap van de seculiere staat wordt door Al-Qaeda gecontesteerd.[57] Al-Qaeda pleit eenvoudigweg voor een terugkeer naar de Heilige Wet van de islam en naar een islamitische politieke orde. Urbain Vermeulen zegt dat de islam namelijk leert dat het woord van de Koran rechtstreeks van God komt. Het werd door de engel Gabriël aan de profeet Mohammed gedicteerd. Gods’ woord wordt onfeilbaar en onveranderlijk geacht. Bijgevolg is twijfelen aan Gods’ woord Godslastering, hetgeen verklaart waarom Al-Qaeda van mening is dat de wetten van de Koran primeren op wetten van seculiere aard.[58] Olivier Roy verwijst naar het feit dat radicale, islamitische en militante bewegingen willen terugkeren naar de strikte toepassing van de Koran in het maatschappelijke en politieke leven, zoals ten tijde van Mohammed en zijn vier rechtmatige opvolgers:[59] “But one need only skim the literature of the ulamas or the islamists, or listen to the sermons in the mosques, to admit that there is an Islamic political imagination dominated by a single paradigm: that of the first community of believers at the time of the Prophet and of the first four caliphs (successors).”[60] Platti beaamt dit alles. Al-Qaeda heeft tot doel de islam terug de universele dimensie te geven die haar eigen was en die ze eigenlijk nooit had mogen verliezen.[61] John Dick wijst eveneens op het feit dat radicale, militante, islamitische bewegingen tot doel hebben bepaalde aspecten uit het verleden, die door de moderne samenleving in verdrukking zijn geraakt, opnieuw een prominente rol in het maatschappelijk leven te laten spelen.[62] Wat Al-Qaeda dus resoluut afwijst, is een geseculariseerde maatschappijvorm, hetgeen volgens hen op wetmatige wijze moet leiden naar een goddeloze en godsdienstloze gemeenschap, zoals deze van het westen.[63]
Eigenlijk wil men een sprong naar het verleden maken en het secularisme, dat het resultaat van een eeuwenlange revolutie is, achter zich laten. Deze theologie van de islamitische militanten is gebaseerd op het begrip van Gods’ heerschappij en Gods’ soevereiniteit. Het erkennen van Gods’ soevereiniteit krijgt dan de heel concrete betekenis van ‘zich onderwerpen aan de islamitische wet’, de Sharia.[64] Faucompret voegt hieraan toe dat de profeet Mohammed zich inderdaad openlijk kantte tegen de scheiding van Kerk en staat.[65] Radicale, islamitische bewegingen leiden daaruit af dat enkel een maatschappijordening die volledig steunt op Gods’ wet legitiem is. Enkel een islamitisch georganiseerde staat wordt legitiem geacht.[66] Op basis van deze inzichten kan men besluiten dat het de overtuiging van radicale, islamitische bewegingen is dat echte godsdienst enkel en alleen beleeft kan worden in een theocratie, georganiseerd volgens de goddelijke wet van Allah.[67] Een maatschappij bestaande uit moslims is voor groeperingen als Al-Qaeda niet voldoende. Zij moet op islamitische basisfundamenten gestoeld zijn.[68]
1.5. Al-Qaeda: Jihad tegen de Verenigde Staten en haar bondgenoten
Emilio Platti wijst erop dat islamologen sinds lang beschreven hebben hoe diverse codes van het islamitische recht door westers geïnspireerde bepalingen vervangen werden en ten slotte helemaal ten onder zijn gegaan door de hervormingen van Ataturk.[69] Het merendeel van de moslims woont niet meer in het ‘Huis van de islam’. Slechts flarden van het oude recht zijn blijven voortbestaan, zelfs al bepalen heel wat grondwetten van hedendaagse moslimstaten nu nog dat de sharia aan de basis van de wetgeving ligt. Het overgrote deel van de islamwereld is een cultureel gebroken wereld geworden.[70]
Erik Faucompret schrijft dat Osama Bin Ladin en zijn volgelingen deze moderniteit, die door hen als bedreigend voor de instandhouding van de islamitische traditie wordt ervaren, met geweld trachten te bestrijden.[71] Rik Coolsaet beaamt dit alles wanneer hij zegt dat Al-Qaeda als kleine voorhoede door middel van spectaculaire acties de massa’s in beweging hoopt te brengen. Elf september was daar een uiting van.[72] Om deze islamitische revolutie te bewerkstelligen, heeft Bin Ladin de islamitische verplichting tot het voeren van een jihad, die van origine collectief van aard is, geïndividualiseerd.[73] Hij roept alle moslims op hun individuele, godsdienstige plicht te vervullen en deel te nemen aan de jihad tegen de Verenigde Staten en haar bondgenoten: “The ruling to kill the Americans and their allies--civilians and military--is an individual duty for every Muslim who can do it in any country in which it is possible to do it, in order to liberate the al-Aqsa Mosque and the holy mosque from their grip, and in order for their armies to move out of all the lands of Islam, defeated and unable to threaten any Muslim. This is in accordance with the words of Almighty God, "and fight the pagans all together as they fight you all together," and " fight them until there is no more tumult or oppression, and there prevail justice and faith in God.”[74] Dit is een schoolvoorbeeld van een islamitische leider die met charisma, overtuiging, maar vooral gezag de heilige teksten interpreteert.[75] Olivier Roy bevestigt dat Osama Bin Ladin erin geslaagd is het traditionele anti-imperialistische discours te islamiseren.[76] Gilles Kepel wijst op het feit dat de leider van Al-Qaeda alle gelovige moslims oproept tot de creatie van een unie van gelovigen die alle onderlinge betwistingen overstijgt. Enkel door middel van een sterk islamitisch blok kunnen de Verenigde Staten verdreven worden uit de Arabische wereld, zo kan men op maken uit het citaat.[77] De Marokkaans-Franse schrijver Tahar Ben Jelloun stelt echter vast dat de eenheid van de Arabische wereld een mythe is. Hij besluit vervolgens dat religie, omgezet in politieke ideologie, vandaag de enige band tussen de Arabische volkeren is. De gevaren daarvan voor de westerse wereld mogen, volgens hem, niet onderschat worden.[78] Erik Faucompret stelt vast dat de leider van Al-Qaeda de vijand gevonden heeft die, volgens hem, verantwoordelijk is voor al de ellende in de moslimwereld, zijnde de Verenigde Staten. Volgens Bin Ladin heeft Washington met haar wangedrag de oorlog verklaard aan Allah, aan de profeet en aan alle moslims. Hij acht de Amerikanen schuldig voor het feit dat de Arabische volkeren niet worden geregeerd volgens de wetten van Allah.[79] Faucompret wijst er voorts op dat Al-Qaeda alle moslimgelovigen gebiedt de strijd tegen het ongelovige westen en het ongelovige politieke Arabische establishment op alle fronten voort te zetten. Omar Abdel, Bin Ladins adjudant, meent dat “de jihad moet worden gevoerd met het zwaard, met het kanon, met granaten, met nucleaire wapens, met alle mogelijke wapens die nodig zijn om de moraal van de vijanden van Allah te vernietigen.”[80] Robert Marquand schrijft dat religie inderdaad gehanteerd wordt ter legitimatie van geweld gericht tegen ‘religieloze’ staten.[81] Het begrip jihad wordt in deze context voortdurend gebruikt ter rechtvaardiging van een agressieve oorlog tegen het decadente en ongelovige westen, zoals de woorden van Osama Bin Ladin getuigen. Deze laatste maakt dus, net zoals de Koran dat doet, het onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen. De Koran zegt namelijk dat zij die niet geloven, of niet geloven in een God met dezelfde attributen, ongelovigen zijn. Emanuel Platti wijst er dan ook op dat een dergelijk denkpatroon kan leiden tot een conflictsituatie tussen beide religieuze groeperingen.[82] Zo een conflict, eentje waarin de islamitische wereld het op zou nemen tegen de niet-islamitische wereld onder leiding van de Verenigde Staten, heeft Al-Qaeda voor ogen. In deze zin kan men, volgens Faucompret, spreken van een kosmische oorlog tussen het goede en het kwade, waarvan de Verenigde Staten de incarnatie zouden zijn.[83] Stefan van Wersch schrijft hierover het volgende: “Fundamentalistische stromingen voeren de waarheidsaanspraken echter op tot grote hoogten, leggen scherpe lijnen tussen gelovigen en ongelovigen, en weten doorgaans niet alleen precies wat Goed en Kwaad is, maar nog beter wie de goeden en wie de kwaden zijn.”[84] Het is zelfs zo dat vandaag de dag het begrip ‘jihadisme’ meer en meer gehanteerd wordt om te verwijzen naar gewelddadige, islamitische groeperingen als Al-Qaeda die de jihadcultuur ten stelligste promoten en vertegenwoordigen.[85]
In de Koran wordt verschillende malen verwezen naar de jihad. John L. Esposito stelt vast dat het begrip jihad oorspronkelijk vele betekenissen dekte. Deze auteur heeft in algemene bewoordingen omschreven waar dit begrip van origine voor staat: “In its most general meaning, jihad refers to the obligation incumbent on all Muslims to follow and realize God’s will: to lead a virtuous life and to extend the Islamic community through preaching, education, example, writing, etc. Jihad also includes the right, indeed the obligation, to defend the Islam and the community from aggression.”[86] Islamspecialist Urbain Vermeulen stelt echter vast dat de oorspronkelijke betekenis van het begrip jihad grondig veranderd is. Van ‘inspanning voor het goede’ werd het begrip uiteindelijk in haar betekenis gereduceerd tot ‘heilige oorlog’.[87] De betekenis van het begrip werd aldus sterk verengd en herleid tot die ene betekenis van heilige oorlog. Dat het begrip onder invloed van Bin Ladin een individuele schakering heeft gekregen, werd reeds eerder vermeld.
1.6. Al-Qaeda en het martelaarschap
Raphael Israeli hanteert de term ‘islamikaze’ om radicale en militante islamieten aan te duiden zoals zij die de ramp van elf september veroorzaakt hebben. De ultieme doelstelling van dergelijke zelfmoordacties is het doden van een zo groot mogelijk aantal burgers die tot de vijandige strekking behoren. De auteur schrijft er het volgende over: “(…) in the case of the islamikaze, it is the determination to kill the enemy which is the driving force; the plan relates to killing others (…)”[88]
Raphael Israeli tracht eveneens enkele belangrijke kenmerken van dergelijke kamikazes te omschrijven. Een eerste eigenschap die door hem onderscheiden wordt is het feit dat een islamikaze op grote publieke steun zou kunnen rekenen vanwege de islamitische gemeenschap. De islamikaze valt immers de publieke vijand nummer één aan, hetgeen op populaire bijval kan rekenen.[89] Rik Coolsaet beaamt dit. Hij schrijft dat de steun en sympathie waarop de terroristische acties van Al-Qaeda kunnen rekenen bij een deel van de publieke opinie in de moslimwereld niets te maken hebben met religie of religiositeit, of omdat hij een ware strijder van de islam zou zijn, maar omdat hij de enige is die effectief opstaat tegen de Verenigde Staten.[90] Recente opiniepeilingen, uitgevoerd door het gezaghebbende Amerikaanse onderzoekscentrum Pew in verschillende moslimstaten, bevestigt de stelling dat Al-Qaeda, en dan meer specifiek haar spirituele leider en boegbeeld Bin Ladin, op massale steun kan genieten. Uit deze peilingen blijkt immers dat een groot deel van de Arabische bevolking een gunstig oordeel heeft over Al-Qaedaleider Osama Bin Ladin.[91] Erik Faucompret gaat dieper in op het populariteitsvraagstuk met betrekking tot Al-Qaeda. Hij vult deze bewering mondig aan door aan te geven dat Al-Qaeda publieke steun geniet in de moslimstaten, omdat zij een sociale functie vervult in die samenlevingen, waarin de staat niet voorziet. Men biedt de mensen geborgenheid en dienstverlening via goed georganiseerde welzijnsorganisaties, scholen en ziekenhuizen. Kortom, ze helpen waar de corrupte overheid tekortschiet, hetgeen veel sympathie teweegbrengt onder de Arabische bevolking voor deze groeperingen.[92]
Een tweede, door Raphael Israeli aangehaald kenmerk betreft het feit dat zij behoren “to radical, battle-hardened and highly indoctrinated groups which vowed to serve the cause with unlimited devotion… For the Muslims, jihad is the rallying point and the chosen path, and death in it promises in itself martyrdom and access to Paradise.”[93] Het hiernamaals speelt aldus een grote rol bij islamitische zelfmoordacties. Op dit punt wordt later dieper ingegaan.
Een derde en laatste eigenschap die door Isreali vermeld wordt heeft betrekking op het feit dat deze personen in alle eenzaamheid zouden trainen om hun missie te voltooien. Zij zouden zichzelf voorbereiden in een vorm van zelfisolatie. Op deze wijze zou men het punt van ultieme toewijding, bewustwording en trouw bereiken, noodzakelijk om hun vooropgestelde doelstellingen te kunnen verwezenlijken.[94] Men kan echter grote vraagtekens plaatsen bij dit laatste kenmerk, aangezien Ulrich Kirsten, directeur van de Bundeskriminalamt[95], in een interview met de New York Times het vermoeden bevestigt dat de kapers van Al-Qaeda, net zoals vele andere van haar leden, een terroristische groepsopleiding te Afghanistan hebben genoten.[96] De Amerikaanse minister van justitie, John Ashcroft, heeft dit bevestigd: “The indictment specifies that Moussaoui[97], like the 19 hijackers who killed themselves in the name of terror on September the 11th, trained at an al Qaeda-affiliated camp in Afghanistan.”[98]
De factor religie speelt bij dergelijke ‘suicide-bombers’ een doorslaggevende rol. Het martelaarschap en de marteldood staan, evenals de jihad, in het ideologische centrum van radicale, islamitische groeperingen. John Esposito omschrijft het begrip ‘martelaarschap’ als volgt: “(…) martyrdom – a willingness to die for one’s faith or in order to protect the religious community (…)”[99] Martelaars die hun leven opofferen voor het islamitische doel nemen als het ware een belangrijke plaats in de islamtraditie in. Je leven willen opgeven in naam van Allah of in naam van de jihad is de hoogste vorm van geloven. De Koran verwijst meermaals naar het martelaarschap. Een belangrijke passage uit de Koran luidt als volgt: “Never think that those who are killed in the way of God are dead. They are alive with their lord, well provided for.” De moslimtraditie leert gelovigen dat zij die sterven in naam van Allah na hun dood beloond zullen worden. Zo haalt Esposito aan dat moslims aangeleerd wordt dat zij die hun leven voor Allah gegeven hebben, hun tijd in het hiernamaals mogen doorbrengen op één van de hoogst gelegen locaties in de hemel, dicht bij de troon van God.[100] Bovendien worden de daden van islamikazes als heldhaftig aanzien, hetgeen de persoon in kwestie een glorierijk leven aanmeet.[101] Religieuze inzichten vormen aldus een zeer belangrijke inspiratiebron voor de islamikazes van elf september.
Osama Bin Ladin kent de status die aan het martelaarschap gegeven wordt in de heilige teksten van de Koran en speelt daarop in. Volgens Bin Ladin wacht de jihad-strijder een mooie toekomst in het paradijs: “A martyr's privileges are guaranteed by Allah; forgiveness with the first gush of his blood, he will be shown his seat in paradise, he will be decorated with the jewels of belief (Imaan), married off to the beautiful ones, protected from the test in the grave, assured security in the day of judgement, crowned with the crown of dignity, a ruby of which is better than this whole world (Dunya) and its entire content, wedded to seventy-two of the pure Houries (beautiful ones of Paradise) and his intercession on the behalf of seventy of his relatives will be accepted. Those youths know that the reward in fighting you, the USA, is double than the reward in fighting someone not from the People of the Book.”[102] Kalid Khawaja, Al-Qaedalid, formuleert het als volgt: “Het leven is niet bedoeld om te leven, maar dient als test voor het hiernamaals. Nu goed doen leidt tot het paradijs. Wij leven voor het hiernamaals.”[103] Het is niet onwaarschijnlijk dat de kapers van elf september door middel van de gepleegde terroristische aanslagen hun ultieme toewijding aan Allah wilden betonen om zo beloond te worden voor hun daden in het hiernamaals.
1.7. Al-Qaeda: Radicale, islamitische stromingen als bron van onverdraagzaamheid
De bron van onverdraagzaamheid, eigen aan het Jihadisme van Al-Qaeda en Osama Bin Ladin, moet volgens verschillende auteurs gezocht worden in het intolerante karakter van wijdverspreide, islamitische ideologieën als het Salafisme of het Wahabisme. De beginselen van het Salafisme, die op haar beurt als basis hebben gediend voor het Wahabisme, de Saoedische staatsgodsdienst, zijn de spirituele inspiratiebronnen van Osama Bin Ladin.[104] De Syrische filosoof Sadik-Al-Azm is van mening dat de kern van het moslimextremisme inderdaad in het Wahabisme verscholen zit. Dit is een radicaal-islamitische stroming die al jaren de staatsgodsdienst in Saoedi-Arabië is. Deze strekking wordt gekenmerkt door een grote mate van onverdraagzaamheid. Voorts benadrukt het Wahabisme de eigen rechtvaardigheid door de anderen af te schilderen als ongelovigen.[105] Omdat de Wahabieten van tegenwoordig enkel lippendienst bewijzen aan het ideaal van de umma zijn ontevreden radicale islamieten er in de laatste decennia toe overgegaan meer en meer radicale en militante groeperingen te stichten. Zo zou Al-Qaeda, samen met nog vele andere radicale en militante moslimgroeperingen, het daglicht gezien hebben.[106]
1.8. Al-Qaeda en het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex
Stefan van Wersch schrijft dat de Arabische wereld aan het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex lijdt. Dit verschijnsel is een intra-islamitisch fenomeen dat haar oorsprong vindt in de islam als religie. De islam is, zoals eerder reeds werd aangehaald, een vergelijkende religie. Aangezien de Koran een gouden toekomst voor de islam voorspelt, vergelijkt en weerspiegelt zij zich voortdurend met het christendom en het jodendom. Probleem is echter dat het werelddeel dat christelijk en joods is de wereld regeert met ongekend succes op allerlei gebied. De islamitische wereld heeft een grote achterstand opgelopen ten opzichte van het westen. Je zou kunnen zeggen dat de islam, een religie met hoge pretenties, het constant moet afleggen tegen haar meest onwaarschijnlijke rivalen. De realiteit stemt aldus niet overeen met de profetische voorspellingen van de Koran. De kloof die er bestaat tussen voorspelde wereld en de reële omstandigheden is veroorzaakt het westen, met op kop de Verenigde Staten. Aan de basis van dit Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex ligt met andere woorden een geef-de-ander-de-schuld mentaliteit, een bevestiging van de eigen positie als ‘onschuldig’ slachtoffer.[107] De denkwijze die eigen is aan dit Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex, wordt mooi weergegeven door de volgende zinsnede: “Our enemy, they argue, cannot come from our own ranks but must be something and someone external. The cause of our problems and suffering is not in any way due to our own actions or to our own decisions but purely to the meddling of evil foreigners and their local agents.”[108] Een dergelijk complex registreert enkel wat het complex bevestigt. Blijkt dus dat moslims en Arabieren zich graag gedragen als slachtoffers. Het is uit dit onrechtvaardigheidgevoelen dat Al-Qaeda de rechtvaardiging van haar verzet put.[109]
1.9. Al-Qaeda en de rol van de media
Wanneer men de terroristische aanslagen van elf september tracht te begrijpen, is het noodzakelijk de rol van de media toe te lichten. Erwin R. Muller beklemtoont dat terroristen de media nodig hebben. Massamedia vormen immers het podium via dewelke eisen op ruim verspreide manier wereldkundig gemaakt worden. Via deze media trachten groeperingen als Al-Qaeda de overheden onder grote druk te plaatsen. Indien aanslagen, zoals deze van elf september, live op televisie uitgezonden worden, brengt dit immers een diep effect op de samenleving teweeg. De auteur schrijft dat men eigenlijk niet kan spreken van een terreurdaad wanneer de aanslagen niet rechtstreeks uitgezonden worden, aangezien het hoofddoel dan niet bereikt is, namelijk het beïnvloeden van de publieke opinie teneinde hun eisen te realiseren. Deze kwestie ligt echter moeilijk met betrekking tot Al-Qaeda, omdat de eisen van deze groepering diffuus van aard zijn.[110] Het stijgende belang van de media-aandacht betreffende terreurdaden heeft een geleidt tot een trend naar terroristische schaalvergroting, waarvan elf september een duidelijke uiting was. Het doel van terroristische acties is dan om zoveel mogelijk slachtoffers te maken die willekeurig gekozen zijn. Op deze manier tracht men inderdaad zoveel mogelijk media-aandacht te verkrijgen en een zo groot mogelijk schokeffect in de samenleving te bereiken. Kleinschalig terrorisme wordt geweerd, omdat dit niet voldoende media-aandacht oplevert. Al-Qaeda wordt de grootste architect en rolmodel van deze trend geacht.[111]
1.10. Al-Qaeda: een versnipperde organisatie
Wanneer men in deze verhandeling spreekt over ‘de’ leden of ‘de’ ideologie van Al-Qaeda, moet men altijd voor ogen houden dat dit een vereenvoudiging van de realiteit inhoudt. Rik Coolsaet schrijft dat de oorspronkelijke harde kern van Al-Qaeda wel degelijk was opgebouwd volgens een strakke, verticale hiërarchie, bestaande uit honderden ingezworen leden van het eerste uur. Naarmate de kern echter breder werd, werd een dergelijke organisatievorm onmogelijk gemaakt. Nu kan men spreken van tientallen geaffilieerde terreurgroeperingen en talloze cellen, verspreid over vijftig à zestig landen in de wereld als stoottroepen van een gevreesde ideologie. Effectieve controle van bovenaf is niet meer mogelijk. Het gaat eigenlijk om een panislamitisch terreurnetwerk van militante moslimextremisten die allen onder de vlag van Al-Qaeda opereren, hetgeen men het best kan vergelijken met een multinationale onderneming: verschillende deelentiteiten die, ondanks het feit dat ze met elkaar geaffilieerd zijn, autonoom opereren.[112] Het spreekt vanzelf dat het zeer onjuist is om een groepering zoals Al-Qaeda als volstrekt homogeen te aanschouwen.
John L. Esposito neemt Al-Qaeda zwaar op de korrel. De Koran is zeer nauwkeurig in het voorschrijven van richtlijnen en reguleringen betreffende het voeren van oorlog.[113] De stelling die deze auteur in zijn werk verdedigt, is dat de islamitische wet, afstammend van de Koran, klare richtlijnen voorschrijft aan elke moslim om op een correct-islamitische wijze oorlog te voeren. Natuurlijk zijn er bepaalde verzen die naar oorlogsvoering en agressief gedrag verwijzen, maar men deze verzen in de juiste context plaatsen. De wereld in dewelke de islamitische gemeenschap haar oorsprong heeft gevonden, was een taaie en harde wereld. Er heerste veel geweld en wanorde. Een juiste lezing van de Koran zou weergeven dat terroristische daden als die van elf september niet door het heilig islamitisch boek toegelaten zijn.[114]
Vooreerst wijst hij op het feit dat het begrip ‘jihad’ enkel en alleen verwijst naar de mogelijkheid voor moslimgelovigen om een defensieve oorlog te beginnen, indien de omstandigheden dat zouden vereisen. De volgende Koranvers geeft het defensieve karakter van de jihad duidelijk weer: “And fight in the way of God with those who fight you, but aggress not: God loves not the aggressors.”[115] Bovendien houdt het begrip ‘jihad’ eveneens een notie van proportionaliteit in. Het antwoord op gewelddadig gedrag vanwege anderen moet met andere woorden evenredig zijn. Het mag niet excessief zijn. De Koran geeft deze zienswijze éénduidig weer: “Whoever transgresses against you, respond in kind.”[116] Ondanks het feit dat de Koran dus stelt dat een heilige oorlog enkel defensief van aard en proportioneel kan zijn, stelt Esposito vast dat de ‘jihad’ vaak misbruikt wordt, niet in de geringste mate door de leden van Al-Qaeda. Islamkenner Khalida Adeeb beaamt al hetgeen Esposito schrijft. Deze auteur benadrukt echter ook dat zij die menen dat het door de Koran toegelaten is een islamitische revolutie te voeren om een islamitische maatschappijordening te stichten, fout zijn. De jihad waartoe Osama Bin Ladin elke moslim oproept is, volgens Adeeb, niet godsdienstig gerechtvaardigd. Het zou enkel en alleen om zijn individuele en persoonlijke invulling van het begrip ‘jihad’ gaan, hetgeen geen theologische betekenis van belang heeft.[117] Emilio Platti schrijft hetzelfde wanneer hij benadrukt dat de heilige strijd die Bin Ladin uitgeroepen heeft juridisch gezien niet legitiem is. Bin Ladin is immers geen schriftgeleerde en er zijn geen vooraanstaande juristen in de islamwereld die nu een jihad zullen uitroepen. Platti benadrukt dat de oproepen natuurlijk wel een emotionele impact op de moslimbevolking kunnen hebben.[118] Koraanse verzen stellen eveneens dat niet de oorlogstoestand, noch geweld, maar vrede de norm is. Een echte moslim mag enkel tot gewelddadig gedrag overgaan, indien men de agressieve tegenstander op geen enkele wijze kan bewegen tot het bereiken van een vreedzame oplossing: “If your enemy inclines toward peace, then you too should seek peace and put your trust in God.” [119] Bovendien, zo schrijft Esposito, is het in de islamtraditie niet toegelaten niet-strijders intentioneel te doden, net zoals het niet toegelaten is vrouwen, kinderen of personen die tot de geestelijke stand behoren en immuniteit genieten te doden.[120] Ook in dit geval treedt Al-Qaeda de voorschriften van het heilig boek, de Koran, met de voeten. Bovendien is het traditioneel gezien zo dat het aan moslims verboden wordt zelfmoord te plegen. Enkel God mag oordelen over leven en dood. Enkel hij mag je van je leven verlossen. Ook nu weer verwijst Esposito naar een relevante Koranvers: “O you who believe! Do not consume your wealth in the wrong way – rather only through trade mutually agreed to, and do not kill yourselves. Surely God is merciful toward you.”[121] De islamitische traditie voorziet daarenboven in een straf voor die gelovigen die, ondanks het verbod op zelfdoding, zelfmoordacties ondernemen. Esposito schrijft dat deze straf bestaat uit de onherroepelijke en voortdurende herhaling van de desbetreffende daad door dewelke de zelfmoord werd gepleegd.[122] De dag van vandaag heerst er echter een grote theologische discussie omtrent de vraag of zelfdoding al dan niet toegestaan is door de Koran. Het veelvuldige gebruik of misbruik van begrippen als ‘jihad’ en ‘martelaarschap’ zijn daar niet vreemd aan.[123] Esposito besluit dat het terroristisch optreden van Al-Qaeda in haar totaliteit niet strookt met de vaststelling dat de God van de Koran een God van vergeving, medelijden en rechtvaardigheid is.[124] John Dick steunt Esposito wanneer hij schrijft dat radicale, islamitische groeperingen een dergelijk groot belang aan doctrinaire conformiteit hechten, zo groot zelfs dat ze ingaan tegen de basiswaarden van de grote religieuze tradities: liefde, mededogen, vergeving en verdraagzaamheid.[125] Feit is dat vele verzen uit de Koran intentioneel door radicale, islamitische groeperingen uit hun context getrokken worden. Religie wordt in deze zin misbruikt om terroristische daden te rechtvaardigen. Esposito bekritiseert de handelswijze van Al-Qaeda sterk en schrijft hierover het volgende: “Terrorists like Osama Bin Ladin and others go beyond classical islam’s criteria for a just jihad and recognize no limits but their own, employing any weapons or means. They reject Islamic law’s regulations regarding the goals and legitimate means for a valid jihad: that violence must be proportional and that only the necessary amount of force should be used to repel the enemy, that innocent civilians should not be targeted, and that jihad must be declared by the ruler or the head of state. Today, individuals and groups, religious and lay, seize the right to declare and legitimate unholy wars of terrorism in the name of Islam.”[126]
Islamspecialist Urbain Vermeulen staat niet enkel kritisch ten aanzien van Al-Qaeda, maar eveneens ten aanzien van de islam in haar geheel. Hij stelt dat de islam, zoals men die nu kent, gewoon niet modern kan zijn. Aangezien een goede moslim aan het woord van God niet mag twijfelen, is er geen ruimte voor interpretatie ten gronde van de Koran.[127] De bestaande kloof tussen het westen en de Arabische wereld zal hierdoor niet makkelijk verdwijnen en misschien nog groter worden, tenzij de islam zichzelf moderniseert. Emilio Platti noemt dit de tragedie van het islamitisch revolutionair militantisme. Voor hem is het duidelijk dat een gemeenschap die volledig gebaseerd is op de Sharia nooit de voorwaarden kan scheppen om tot een effectieve renaissance te komen.[128] Het model dat door deze radicalen vooropgesteld wordt, moet, volgens hem, leiden tot een middeleeuwse, theocratische staat die enkel en alleen op autoritaire en intolerante manier opgelegd kan worden.[129] De Marokkaans-Franse schrijver Tahar Ben Jelloun steunt het standpunt van Emilio Platti volledig. Hij stelt dat de islam neigt naar het totalitaire. De moslimwereld kan zich echter enkel volledig ontwikkelen wanneer dit totalitaire concept van de islam wordt verlaten. De islam, niet enkel als spirituele religie, maar ook als politieke religie, acht hij een gevaarlijk iets voor de verdere ontwikkeling van de Arabische wereld.[130]
Stefan van Wersch benadrukt de negatieve gevolgen die verbonden zijn aan het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex. Een dergelijk complex leidt vooreerst tot een vermijden van de verantwoordelijkheid voor de eigen daden. De instandhouding van dit complex leidt bovendien tot een gevoel van machteloosheid tegen zoveel kwaad, tot woede en haat en tot een ingrijpende deformatie van de perceptie van de realiteit en de eigen rol daarin.[131] Urbain Vermeulen vraagt zich af wanneer de islamgemeenschap eens op zal houden de schuld aan anderen te geven en aan zelfkritiek zal doen.[132] Zelfkritiek is immers de basis voor vooruitgang. Rik Coolsaet beweert echter dat er positieve tekens zijn dat elf september in de islamwereld geleid heeft tot introspectie naar eigen verantwoordelijkheden. Zo hebben meer dan honderdzestig Saoedische religieuze wetenschappers en academici in de lente van 2002 in Riyad een manifest gepubliceerd waarin zij een groter dialoog met het westen bepleitten. Het manifest werd toen op een stortvloed aan kritiek onthaald in de Arabische wereld, maar toonde niettemin een voorzichtige invraagstelling van het intolerante karakter van de Saoedische maatschappij en onderwijs. Een ander positief teken dat door de auteur in kwestie aangehaald wordt, betreft de publicatie van het Arab Human Development Report 2002, opgesteld op initiatief van een reeks Arabische intellectuelen. Ook dit rapport klaagt het gebrek aan politieke vrijheid, de onderdrukking van de vrouw en het isolement van de rest van de wereld inzake ideeën aan als belangrijkste oorzaak van het achterop hinken van de Arabische wereld.[133] Ondertussen is er ook al een vervolg, het Arab Human Development Report 2003, uitgebracht.[134]
De terroristische aanslagen van elf september werden gepleegd door Al-Qaeda, een radicale, militante, islamitische groepering. Dit islamitisch terrorisme vindt haar oorsprong in een geheel van frustraties, woede en gevoelens van onrechtvaardigheid jegens de Verenigde Staten en haar bondgenoten. De internationale invloed van het westen wordt door hen als bedreigend ervaren.
Verschillende wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat deze frustraties niet altijd worden omgezet in politieke actie. Het is vooral de geschoolde middenklasse van de Arabische bevolking die lid is van radicale, militante, islamitische groeperingen als Al-Qaeda. Uit gegevens blijkt dat de kapers van elf september inderdaad geschoold waren. Zij stamden eveneens af van de Arabische middenklasse.
Groeperingen als Al-Qaeda trachten een islamitische revolutie te bewerkstelligen in de Arabische wereld. De stichting van een volledig op de Sharia gefundeerde maatschappelijke orde is, volgens hen, een noodzakelijke vereiste om de Arabische wereld uit het dal te helpen waarin het vandaag de dag verkeert. Het terugschroeven van de doorgevoerde seculariserende hervormingen in Saoedi-Arabië, het geboorteland van Osama Bin Ladin en tevens het land van de twee heilige islamitische plaatsen, is één van de hoofdprioriteiten van Al-Qaeda. Verschillende specialisten ter zake menen zelfs dat de creatie van een panislamitisch wereldrijk onder één kalief de ultieme droom van Bin Ladin is.
Al-Qaeda doet beroep op de Koran om gewelddadige acties die gericht zijn tegen de vijand, in casu de Verenigde Staten en haar bondgenoten, te rechtvaardigen. Deelnemen aan de jihad wordt als een individuele verplichting van elke goede moslim gepropageerd. Het martelaarschap wordt geprezen. Martelaars worden niet enkel als held aanzien in dit leven, zij zouden daarbovenop een geprivilegieerde positie innemen in het hiernamaals. Verschillende auteurs wijzen er echter op dat de religieuze, islamitische inzichten misbruikt worden. Verzen uit de koran worden bewust uit hun context getrokken, hetgeen leidt tot manipulatie van de islamgemeenschap in de hoop op die wijze hun gewelddadig gedrag te legitimeren en bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Verscheidene auteurs hebben er echter op gewezen dat een juiste lezing van de Koran terroristische daden niet dekt.
Bovendien lijdt de Arabische wereld aan het slachtoffercomplex. Dit complex is een intra-islamitisch fenomeen dat getuigt van een geef–de–ander–de –schuld mentaliteit. Problematisch echter is dat een dergelijk complex leidt tot een gebrek aan introspectie, hetgeen op haar beurt maatschappelijke en economische vooruitgang belemmert. Er wordt echter opgemerkt dat er positieve ontwikkelingen in werking getreden zijn die getuigen van de creatie van een kritisch Arabisch bewustzijn.
De rol van de media mag niet onderschat worden. Het islamitische terrorisme tracht zoveel mogelijk media-aandacht te trekken. Daarom is er een trend tot schaalvergroting waar te nemen inzake terroristische aanslagen van islamitische inslag. Elf september was daar een duidelijke uiting van. Al-Qaeda tracht zoveel mogelijk slachtoffers te maken onder de burgerbevolking van haar geproclameerde vijand, omdat zij de mening toegedaan is dat op die wijze de vervulling van haar eisen het meest kans op slagen hebben.
Het is deze explosieve mix - een mix die hoofdzakelijk bestaat uit religie en haatgevoelens jegens het westen, en dan meer specifiek jegens de leider ervan, de Verenigde Staten - die tot de aanslagen van elf september geleid hebben. Een bedreiging van de sociale identiteit in combinatie met gevoelens van onrechtvaardigheid zorgt voor een explosieve mix die een ideale voedingsbodem vormen waaruit radicale, islamitische groeperingen kunnen putten om uitvoerders van terreurdaden te rekruteren. Natuurlijk speelt het slachtoffercomplex ook een rol daarin. De kapers waren door dit alles besmet, hetgeen hen aangezet heeft tot agressief gedrag tegen de veruitwendiging van de Satan, zijnde de Verenigde Staten. Belangrijk te achterhalen is echter welke frustraties of grieven aanleiding gegeven hebben tot het plegen van elf september. John L. Esposito geeft kernachtig weer welke grieven radicale, islamitische groeperingen vertegenwoordigen: “Failed economies, high unemployment, shortages of housing, a growing gap between rich and poor, and widespread corruption exacerbate the situation, contributing to the growth of radicalism and extremist opposition. The extent to which outside powers, including America and Europe, are seen as supporting oppressive regimes or “colonizing” and exploiting Muslim societies contributes to the appeal of violence and terrorism. These conditions and grievances create a seedbed from which the Saddam Husseins ans Osama Bin Ladens of the world find ready recruits in their unholy wars.”[135] De volgende hoofdstukken zullen over deze grieven en frustraties van Al-Qaeda, de groepering die verantwoordelijk voor de aanslagen van elf september wordt geacht, handelen. Het eerstvolgend hoofdstuk zal echter gewijd worden aan de Arabisch-islamitische samenzweringstheorieën met betrekking tot de aanslagen van elf september.
2. Theorie 1: De samenzweringstheorie
We must speak the truth about terror. Let us never tolerate outrageous conspiracy theories concerning the attacks of September the 11th; malicious lies that attempt to shift the blame away from the terrorists, themselves, away from the guilty.[136]
Zoals uit het voorgaande citaat blijkt, is de samenzweringstheorie erg omstreden. Het is een theorie die vooral aanhang geniet in de islamwereld.[137] Antioosterse samenzweringen vormen er het kerenelement van. Imperialisten, zionisten en kruisvaarders zouden in een voortdurend wereldcomplot tegen de islam verwikkeld zijn en geen enkel middel schuwen om hun doel te bereiken.
Natuurlijk konden de terroristische aanslagen van elf september niet onbesproken blijven onder de aanhangers van de samenzweringstheorie. Men kan verscheidene voorbeelden in boeken en op het internet vinden, maar slechts enkelen daarvan zijn nauwkeurig uitgewerkt.[138] Zij vertonen trouwens, ondanks kleine onderlinge verschillen, veelal grote gelijkenissen met mekaar. Alle kleine variaties bespreken is nutteloos, aangezien het vooral de bedoeling is een globaal beeld van dergelijke theorieën te verschaffen.
Thierry Meyssan heeft op grondige en uitvoerige wijze zijn samenzweringstheorie betreffende de terroristische aanslagen van elf september neergeschreven in de bestseller ‘9/11: The big lie’.[139] De hoofdlijnen ervan zullen hieronder bondig uiteengezet worden. Vervolgens zal deze uiteenzetting kritisch benaderd worden. Deze kritische analyse is grotendeels gebaseerd op het boek “L’effroyable mensonge”, een werk dat zich rechtstreeks richt tot het werk van Meyssan.
2.1. Thierry Meyssan: ‘The big lie’
Volgens Meyssan dienen de officiële verklaringen van Amerikaanse regeringsvertegenwoordigers met betrekking tot de aanslagen van elf september niet au sérieux genomen te worden. Het zou allemaal één grote leugen zijn om de massa te manipuleren. De waarheid moet dus elders gelegen zijn. Meyssan meent die waarheid gevonden te hebben.
2.1.1. AMG-raket doorboort Pentagon
Meyssan meent dat het Pentagon nooit verwoest is geweest door een reusachtig passagiersvliegtuig, een Boeiing 757. De wereldbevolking werd, volgens de auteur, om de tuin geleid door de officiële instanties. Het Pentagongebouw werd wel degelijk door een voorwerp geraakt en vernield, maar niet door vlucht A77. Het zou integendeel om een computergestuurde militaire AMG-raket gaan die door insiders op het Pentagon werd afgevuurd. Meyssan schrijft dat dit type van raket de vorm van een vliegtuig heeft. Vandaar de verwarring van sommige ooggetuigen die een neerstortend vliegtuig dachten gezien te hebben, zo stelt Meyssan. Ter verdediging van zijn pleidooi verwijst Meyssan naar het feit dat een Boeiing 757 niet erg wendbaar en bovendien te log is om de accurate manoeuvres, die het zogezegde neerstorten van vlucht A77 vooraf gingen, nauwkeurig uit te voeren. De aanslag kan dus volgens hem nooit door een dergelijk type van vliegtuig gepleegd zijn.[140] Kortom, de officiële instanties hebben niet de waarheid gesproken. Uit genomen sattelietfoto’s van het ineengestorte Pentagongebouw blijkt daarenboven dat het gat dat door de botsing ontstaan is slechts 19 meter lang meet. Een Boeiing 757 is echter 38 meter lang. Meyssan’s redenering is dan ook dat indien het Pentagon inderdaad door een vliegtuig van dat type geraakt zou geweest zijn, een niet onaanzienlijk deel van het desbetreffende vliegtuig zelfs na de crash duidelijk zichtbaar zou moeten zijn. Het gat is immers te klein om het gehele vliegtuig te verbergen. Meyssan meent dat normaliter de vleugels en het achtersteven ervan zichtbaar moeten zijn, hetgeen duidelijk niet het geval is.[141] Voor Meyssan is het een uitgemaakte zaak. Het Pentagon werd niet doorboord door een reusachtig vliegtuig, maar door een gesofisticeerde raket.
2.1.2. GPS-bestuurde Boeiings verwoesten WTC-torens
Meyssan claimt dat de Boeiings, die het WTC-gebouw vernield hebben, computergestuurd waren. Het Global Hawk-systeem zou de verantwoordelijke voor dit alles zijn. Dit is een modern GPS-systeem dat ontworpen werd door het Amerikaanse ministerie van defensie. Specifieke hightech signalen zorgen ervoor dat het voorwerp automatisch en zeer nauwkeurig naar haar doel geleid wordt. Een piloot wordt op deze wijze overbodig gemaakt. Eens ingeschakeld neemt het systeem de controle immers van het vliegtuig over. De redenering van Meyssan is de volgende: in de WTC- gebouwen zouden speciale radio’s geplaatst zijn die rechtstreeks signalen zouden hebben verzonden naar de desbetreffende Boeiings. Op deze wijze is het mogelijk geweest alle technisch moeilijke manoeuvres tot in de perfectie uit te voeren om de terroristische acties te doen slagen. De auteur beweert dat duizenden mensen zo de dood hebben gevonden op zwarte dinsdag.[142]
2.1.3. Theorie van de gepleegde staatsgreep
De Amerikaanse inlichtingendiensten zijn met hun jaarlijks miljardenbudget (uitgedrukt in dollars) één van de besten ter wereld wat betreft het verzamelen en analyseren van vitale en geheime informatie. Hoe is het dan mogelijk dat de CIA en de FBI, gebruik makend van de meest gesofisticeerde en duurste apparatuur ter wereld, de terroristische aanslagen van elf september niet hebben kunnen voorkomen? Het is deze vraag die de aanhangers van de samenzweringstheorie intrigeert. Het antwoord op deze vraag ligt volledig in de lijn van de complotfilosofie: de Amerikaanse inlichtingendienst heeft de desbetreffende aanslagen niet willen voorkomen.[143] Zij was medeplichtig aan de samenzwering. Deze conclusie vereist enige staving.
Vooreerst beweert Meyssan dat de gruwelijke aanslagen van elf september op de WTC torens en het Pentagon niet gepleegd zijn door één of andere terroristische beweging. De terroristische groepering Al-Qaeda beschikte, volgens hem, niet over de nodige competenties om zulke moeilijke acties tot een goed einde te brengen. Er moeten dus andere actoren betrokken zijn in het gebeuren die wel over de juiste mogelijkheden kunnen beschikken om aanslagen zoals deze van het kaliber van elf september 2001 te plegen. De auteur doelt op niet nader genoemde personen die een centrale positie in nemen in het Amerikaans bestuurlijk paraat.[144] Zij hebben het beleid aan de president gedicteerd. Ter staving van deze visie verwijst Meyssan onder andere dat de zogezegde ‘terroristen’ over verschillende geheime codes beschikten. Zij zouden eveneens de geheime vliegroute van het presidentieel vliegtuig, Air Force One, gekend hebben. Dit zijn allemaal dingen die slechts door enkele hooggeplaatsten uit het Amerikaanse politieke systeem gekend zijn, hetgeen erop wijst dat één of meerdere van deze hooggeplaatsten het systeem bedrogen hebben. Kortom, op basis van deze uiteenzetting lijkt een georchestreerde aanslag van binnenuit het meest plausibel. [145]
2.1.4. Methodologische fouten in het gerechtelijk onderzoek
Meyssan beweert dat de gerechtelijke onderzoekers manifeste methodologische beginselen geschonden hebben, zoals het niet onderzoeken van mogelijke, alternatieve hypothesen. Meyssan vindt het vreemd dat de Amerikaanse onderzoeksteams de piste van Osama Bin Laden nooit verlaten hebben. Zij zijn er volgens hem a priori vanuit gegaan dat de aanslagen door externen zouden gepleegd zijn.[146] Mogelijke banden tussen de terroristische aanslagen van elf september en extreemrechtse groeperingen van Amerikaanse origine, zoals de Edwin A. Walker Society[147], zouden niet nagetrokken zijn. Uit het gevoerde onderzoek bleek dan ook snel dat Osama Bin Laden en zijn terreurnetwerk Al Qaeda achter de terreuraanslagen verscholen zaten[148]. De Amerikaanse samenzweerders hadden hun zondebok dus gevonden: het islamfundamentalisme, waarvan Osama Bin Laden de verpersoonlijking is. De oorlog tegen het terrorisme zou enkel als dekmantel dienst doen om de massa te misleiden. Voor de auteur is het duidelijk dat hoge functionarissen van het Amerikaanse bestuurlijk apparaat het onderzoek in een gewenste richting geduwd hebben. Een samenzwering lijkt de enige mogelijke verklaring voor dit alles. De conclusie die Meyssan hieraan verbindt is dat het onderzoek geïntendeerd foutief verlopen is.
2.1.5. De winnaars van 11 september
Zij die gewonnen hebben bij de terroristische aanslagen van elf september kunnen onderverdeeld worden in twee belangrijke industrieën, zo schrijft Meyssan: de olie-industrie en het militair-industrieel establishment.[149]
De bevolking werd door de bloedige aanslagen angst ingeboezemd, hetgeen publieke steun voor een immense verhoging van het Amerikaanse defensiebudget garandeerde en legitimeerde[150]. Wat kan een onmenselijke verhoging van het defensiebudget beter legitimeren dan terroristische aanslagen uitgevoerd door islamitische fundamentalisten op Amerikaans grondgebied? Of zoals Franssen het kort en krachtig geformuleerd heeft: “11 september veroorzaakte de psychologische schok waarmee de Amerikaanse publieke opinie gewonnen werd voor de grote oorlog.”[151]
Een verhoging van het defensiebudget was absoluut noodzakelijk om de kosten van de voorziene militaire acties overal ter wereld te dekken.[152] Deze acties manu militari zouden de facto dienen ter versteviging van de Amerikaanse hegemonie en ter verdediging van de Amerikaanse geostrategische belangen.[153] Het Amerikaanse wereldrijk zou met hoogstaande militaire middelen moeten gevestigd en gehandhaafd worden. Of zoals de auteur van ‘the big lie’ het zelf verwoord heeft: “The attacks of September 11 allowed what was nothing more than a classical colonial expedition to be disguised as a legitimate operation.”[154] Tegen de zogezegde terroristen werd de oorlog verklaard, te beginnen in Afghanistan.[155]
De interesse van de Verenigde Staten in het Afghaanse vasteland is vooral van strategische aard, zo beweert Meyssan. Er zou in Afghanistan namelijk een belangrijke pijpleiding geïnstalleerd moeten worden door de Amerikaanse oliemaatschappij “Unocal”.[156] Dit alles kadert, volgens Meyssan, natuurlijk in het plan van het Amerikaans imperialisme.[157] De Amerikanen willen namelijk dat de olie makkelijk transporteerbaar zou zijn, hetgeen hun greep op de olievoorraden in die regio zou vergroten. De terroristische aanslagen van elf september zouden op hun beurt een oorlog tegen de Taliban rechtvaardigen. Deze oorlog zou de verdrijving van de Taliban tot doel hebben om vervolgens een Amerikaanse puppetregering te installeren in Afghanistan. Daarmee is het plaatje rond.
Belangrijk te vermelden in deze context is het feit dat de Bush-familie en andere leden van de regering Bush hun persoonlijk fortuin hebben verworven in de olie-industrie, hetgeen wel eens zou kunnen wijzen op belangenvermenging. Was de oorlog in Afghanistan dan in naam van de vrijheid of in de naam van het “zwarte goud”?[158]
2.2. Een variant: Israël verantwoordelijk voor de aanslagen
Bepaalde aanhangers van de samenzweringstheorie leggen dan weer de nadruk op het feit dat niet de Verenigde Staten, maar Israël, de natuurlijke bondgenoot van de Verenigde Staten, primair verantwoordelijk is voor de aanslagen. Zo zouden alle joden die werkzaam waren in het WTC-gebouw op voorhand ingelicht zijn over de nakende aanslagen. Zij zouden dan ook niet in de WTC-gebouwen geweest zijn de dag van de terreurdaad en zouden zo van de aanslagen gespaard gebleven zijn. De Mossad, de Israëlische geheime dienst, zou de aanslagen opgezet hebben om de moslimlanden in een kwaad daglicht te plaatsen t.a.v. de Verenigde Staten en het westen. Israël heeft natuurlijk, als trouwe westerse bondgenoot, baat bij een dergelijk doemscenario. Het logische gevolg van de gepleegde aanslagen is immers dat de houding van het westen t.a.v. de islamlanden verhardt. Dit brengt westerse goedkeuring voor hardere militaire acties vanwege Israël tegen islamitische terroristen met zich mee, aangezien de verbitterde westerse wereld zich omwille van de aanslagen resoluut tegen de islamitische wereld zou keren[159]. De Israëlische havikken zijn dus, volgens deze theorie, de absolute winnaars zijn van de aanslagen van elf september.
Volgens Dasquié en Guisnel, critici van de samenzweringstheorie van Thierry Meyssan, heeft deze laatste grote fouten in zijn analyse gemaakt.[160] Zij claimen dat Meyssanr in feite een verhaal op losse fundamenten heeft geconstrueerd. Deze manier van werken zou echter geen uitzondering op de regel betreffen, voor zover men het heeft over samenzweringstheoretici. De puzzelstukjes worden door deze laatsten zorgvuldig en selectief uitgekozen om het verhaal in overeenstemming te laten komen met de persoonlijke gedachteconstructie. Of de theorie beantwoordt aan de realiteit is voor vele samenzweringstheoretici niet van belang. Men verwart realiteit met fantasie. Fantasie wordt werkelijkheid. Het inbeelden en het uitvinden van dingen vormen, volgens deze critici, de drie hoofdbezigheden van samenzweringstheoretici. Professionele standaarden of expertise zou men schuwen. Feit is dat een dergelijke onwetenschappelijke denk- en werkwijze grote gevolgen kan hebben, zeker en vast wanneer dergelijke verhalen dan ook nog eens gepubliceerd worden en een succes blijken te zijn. De media draagt bij deze een grote verantwoordelijkheid.[161] Hieronder worden enkele methodologische en inhoudelijke fouten aangestipt die door de critici van de samenzweringstheorie vermeld worden. Zij zijn van mening dat er voldoende, valabele argumenten aangehaald worden, die het mogelijk maken de theorie van Meyssan als een ongeloofwaardige theorie te classificeren ter verklaring van de aanslagen van elf september.
Dasquié en Guisnel zijn van mening dat Amerikaanse politici deze aanslagen niet georchestreerd hebben. Dit is volgens hen je reinste onzin. Zo hebben de FBI en de Amerikaanse pers wel degelijk aandacht besteed aan de mogelijke betrokkenheid van Amerikaanse burgers aan de terroristische aanslagen van elf september. Dit onderzoek heeft echter uitgewezen dat de aanslag niet door Amerikaanse extreemrechtse groeperingen of hooggeplaatste functionarissen werd gepleegd, noch gepland.[162] De critici hameren erop dat men telkens weer stuit op het onprofessionalisme en het willekeurige karakter dat zo kenmerkend is voor samenzweringstheorieën.
Dasquié en Guisnel zijn ook van mening dat de bewering dat het Pentagon vernield werd door een raket niet overeenstemt met de realiteit. Zij stellen dat het Pentagon wel degelijk getroffen werd door vlucht 77 van American Airlines. Meyssan’s beweringen steunen enkel en alleen op interpretaties en foto’s, hetgeen laks bewijsmateriaal is. Geschreven documenten, verklaringen van experts, ooggetuigen en andere documenten die een mening ten gronde kunnen staven, werden door deze laatste resoluut overboord gegooid.[163] Zo verklaarden verschillende experts dat de 19 meter lange breuk in het Pentagon wetenschappelijk te verklaren valt. Omwille van de hoge snelheid van het vliegtuig is het niet meer dan normaal dat de vleugels ervan, door de crash tegen het Pentagongebouw, naar binnen toe klappen. Uiteindelijk gaat het passagiersvliegtuig door de extreme hitte die de botsing teweegbrengt in as op.[164] Quasi geheel het vliegtuig gaat aldus in rook op, hetgeen verklaart waarom er op de foto’s niets te zien valt van de vleugels, noch van de romp van de Boeiing.[165]
Dasquié en Guisnel boeken hieromtrent nog twee belangrijke resultaten. Vooreerst hebben zij niemand, zelfs niet bij garantie van unanimiteit, kunnen vinden die beweerde een raket of enig ander explosief te hebben zien vliegen, zoals Meyssan beweert. Het tweede resultaat betrof een lange lijst van ooggetuigen die met zekerheid konden beamen dat er wel degelijk een Boeiing tegen de voorkant van het Pentagon was neergestort in de ochtend van elf september.[166]
Vandaag de dag is het technisch mogelijk om eender welk vliegtuig via telecommunicatieve technieken te besturen. Theoretisch bekeken zou het dus mogelijk zijn om een commercieel lijnvliegtuig zonder piloot van de ene naar de andere bestemming te zenden. Maar volgens Dasquié en Guisnel is het quasi onmogelijk om deze techniek in realiteit om te zetten. Dat zou immers een te complexe en te dure aangelegenheid zijn.[167] De hypothese inzake het gebruik van een GPS-systeem om de Boeiings naar de plaatsen van de aanslagen te leiden, lijkt dus, volgens de critici, niet echt plausibel te zijn.
Albert en Shalom wijzen algemene deficiënties aan die eigen zijn aan samenzweringstheorieën. Zij gaan op een hoger niveau van abstractheid te werk. Zij claimen dat complottheoretici historische processen, trends en gebeurtenissen bijna exclusief interpreteren als zijnde het resultaat van acties en ideeën van individuele personen. Deze simplistische en reductionistische analysemethode negeert de bredere context. Het laat bovendien uitschijnen dat problemen opgelost kunnen worden door de personen die verantwoordelijk zijn voor die problemen uit te schakelen, terwijl dit in realiteit niet zo is.[168] Om problemen werkelijk op te kunnen lossen, dient men een grondig inzicht te verwerven in de oorzaken ervan.
Een laatste interessante kritiek die door Albert en Shalom aangehaald wordt, is dat samenzweringstheorieën niet wetenschappelijk van aard zijn, aangezien ze niet falsifieerbaar zijn. Dergelijke theorieën worden immers continu herzien en bijgeschaafd. Daarvoor wordt continu beroep gedaan op een ingewikkeld web van subtheorieën die de validiteit van de oorspronkelijke theorie dienen te ondersteunen. Zo wordt het onmogelijk om deze theorieën te falsifiëren, aangezien deze subtheorieën de tekortkomingen van de oorspronkelijke theorie trachten te dekken. Voortdurend worden er nieuwe assumpties aangekaart om hun ‘gelijk’ te staven. Zo zou elk tegenbewijs van de kaart geveegd worden.[169]
Er is echter ook een positief element aanwezig in de samenzweringstheorieën omtrent de aanslagen van elf september. Zij werpen immers licht op het verschijnsel van belangenvermenging. Deze term verwijst naar de vermenging van de politieke en de economische belangen in het staatsdomein. Ook Meyssan besteedt grote aandacht aan dit fenomeen, zoals reeds kort aangegeven werd.[170] Men kan zich de vraag stellen wat de gevolgen daarvan zijn voor de maatschappij in haar geheel. Michael Moore, een bekend links intellectueel van Amerikaanse origine, zet vraagtekens bij het feit dat Osama Bin Laden’s familie en de Saoedi’s nauwe banden onderhouden met de economische elite van de Verenigde Staten. Washington bevindt zich, volgens hem, zelfs in een economische afhankelijkheidsrelatie ten aanzien van de Saoedi’s, die meerdere triljarden dollars in de Amerikaanse economie geïnvesteerd hebben. Indien een dergelijk grote som geld plots teruggetrokken zou worden, zou de Amerikaanse economie in een grote crisis terechtkomen. De Saoedi’s hebben zodus op een indirecte wijze controle over het welzijn van de Amerikaanse economie. Moore stelt zich hierbij de vraag of deze verstrengeling van economie en politiek de nationale veiligheid van de Amerikaanse bevolking wel ten goede komt.[171]
De samenzweringstheorie met betrekking tot de terroristische aanslagen van elf september 2001 kent veel aanhang in de Arabische landen. De theorie gaat ervan uit dat de desbetreffende terroristische aanslagen door een intern complot van officiële, Amerikaanse instanties werden uitgevoerd. Deze zouden bedoeld zijn om de islam in een slecht daglicht te plaatsen. De islam zou op deze wijze de nieuwe publieksvijand nummer één worden van de westerse beschaving. De veroorzaakte angst bij de westerse burgers legitimeert een verhoging van het defensiebudget, hetgeen koloniale expansie vanwege het westen naar het olierijke Midden-Oosten en Centraal-Azië mogelijk zou maken.
Volgens critici wordt de samenzweringstheorie gekarakteriseerd door vele methodologische fouten. Daardoor is zij moeilijk falsifieerbaar, hetgeen haar wetenschappelijke waarde niet ten goede komt. Anderzijds is het een verdienste van dergelijke theorieën dat zij pertinente vragen stellen bij de vermenging van economische en politieke belangen, hetgeen nefaste maatschappelijke gevolgen kan teweeg brengen.
Ondanks het feit dat de samenzweringstheorie belangrijke inzichten verschaft wat betreft de problematiek inzake de belangenvermenging, kan men op basis van deze analyse stellen dat deze theorie niet beschouwd kan worden als een plausibele verklaring voor de aanslagen van elf september 2001 op het Pentagon en de WTC-torens.
3. Theorie 2: Het Amerikaanse buitenlands beleid ten aanzien van het Midden-Oosten
Er bestaat een historisch verband tussen het terrorisme en de rol van Amerika in het Midden-Oosten..[172]
Dit citaat van Zbigniew Brzezinski, veiligheidsadviseur van voormalig VS-president Jimmy Carter, verwijst in negatieve zin naar het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten van Amerika. De theorie die in dit hoofdstuk weergegeven zal worden, beweert dat de aanslagen van elf september 2001 het onvermijdelijke gevolg geweest zijn van het door de Amerikanen gevoerde Midden-Oostenbeleid. Dat beleid wordt als onrechtvaardig ervaren door de Arabische bevolking, hetgeen de perfecte voedingsbodem is voor radicale islamitische groeperingen als Al-Qaeda. Het beleid geeft aanleiding tot grote woede en vele frustraties in de Arabische wereld. De Verenigde Staten, of althans het beleid ervan, wordt gehaat en veracht. Deze haatgevoelens zijn wijd verspreid onder de Arabische bevolking. Deze stelling wordt bevestigd door een onderzoek dat door het gerespecteerde Amerikaanse Pew onderzoekscentrum uitgevoerd werd. In dat onderzoek werd de evolutie betreffende de houding van de Arabische bevolking ten aanzien van de Verenigde Staten gemeten. Het volgende wordt daarin geconcludeerd: “Despite an initial outpouring of public sympathy for America following the September 11, 2001 terrorist attacks, discontent with the United States has grown around the world over the past two years. People around the world (…) decry U.S. influence on their societies. While attitudes toward the United States are most negative in the Middle East/Conflict Area (…)”[173] Uit dit citaat blijkt duidelijk dat de Arabische bevolking ontevreden is over het unilaterale beleid dat Washington voert. Deze afkeurende houding ten opzichte van het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid is zelfs sterker geworden na de terroristische aanslagen van elf september. Belangrijk te vermelden is dat Al-Qaeda zichzelf uitgeroepen heeft tot de voorhoede die een einde wil maken aan dit onrechtvaardig beleid door middel van terroristische acties. Er zal in dit hoofdstuk dieper ingegaan worden op de grieven van Al-Qaeda met betrekking tot dat beleid.
3.1. Het Midden-Oosten: geostrategisch en economisch belangrijk
Het economische belang van de regio betreft de aanwezigheid van grote hoeveelheden olie in deze Arabische staten. Een daling van de olietoevoer uit deze regio’s zou grote nefaste effecten teweeg brengen voor de westerse economieën. Omdat de oliemarkt immers een wereldmarkt is, stijgen de prijzen voor alle verbruikers bij een onderbreking van de toevoer, onafhankelijk van de bron waaruit de verschillende landen op dat ogenblik importeren. Omdat de economie erg gevoelig is voor een plotse stijging van de prijs van een belangrijke input zoals olie, geeft deze aanleiding tot economische problemen zoals inflatie, werkloosheid en recessie. Zowel de economie van de Verenigde Staten als die van haar westerse bondgenoten zijn daardoor kwetsbaar, omdat ze als industrielanden grote hoeveelheden olie importeren.
De Verenigde Staten hebben nu reeds een halve eeuw in ruime mate aandacht besteedt aan het Midden-Oosten en haar olierijkdommen. Dit is zo omdat zij controle over olievoorraden noodzakelijk achten om het nationale belang optimaal te kunnen dienen. Er zit echter meer achter het verhaal dan het verzekeren van de continuïteit van oliestromen naar het westen tegen een aanvaardbare economische en politieke prijs. Gaandeweg hebben de Amerikanen namelijk geprobeerd te voorkomen dat vijandige naties controle zouden verwerven over het Midden-Oosten. Dit zou immers kunnen leiden tot een verminderde toegang tot olievoorraden, hetgeen op haar beurt vertaald zou worden in een vermindering van politieke macht in de internationale betrekkingen.[174] Robert Dreyfuss, correspondent voor ‘the American Prospect’, bevestigt dat controle over de Golfregio vertaald wordt in controle over Japan, Europa en China. Olie staat in de internationale betrekkingen gelijk aan politieke macht.[175] De Carterdoctrine, daterend van 23 januari 1980, vormt de basis van dit Midden-Oostenbeleid. Deze doctrine claimt het volgende: “An attempt by any outside force to gain control of the Persian Gulf region will be regarded as an assault on the vital interests of the United States of America (and) will be repelled by any means necessary, including military force.”[176]
Een ander aspect van dit Midden-Oostenbeleid wordt gevormd door de alom bekende ‘verdeel-en-heers’ politiek. De achterliggende redenering van deze Machiavellistische politiek is de volgende: het is beter voor de Verenigde Staten geconfronteerd te worden met een verbrokkelde en daardoor internationaal-politiek zwakke Arabische wereld, dan geconfronteerd te worden met een verenigde en bijgevolg internationaal-politiek sterke Arabische wereld. De dominantie van het westen over de Arabische wereld wordt vergemakkelijkt door deze strategie.
3.2. Het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid: discrepantie tussen retoriek en realiteit
Een belangrijke pijler inzake het Amerikaans buitenlands beleid betreft het promoten van democratische waarden. Waarden zoals vrijheid, gelijkheid en verdraagzaamheid vormen de officiële basisfundamenten van de politieke lijn die men volgt in het buitenlandse beleid. De officiële Amerikaanse instanties beklemtonen dikwijls het belang van de verspreiding van deze waarden. Zij zijn immers universeel van aard.
Critici stellen echter vast dat de Amerikaanse retoriek niet overeenstemt met de realiteit. Zo klaagt Bin Ladin het crimineel en tyranniek karakter van het Amerikaanse beleid in één van zijn interviews aan.[177] Noam Chomsky heeft het Amerikaanse buitenlandse beleid als volgt geformuleerd: “The central-and not very surprising-conclusion that emerges from the documentary and historical record is that the U.S. international and security policy, rooted in the structure of power in the domestic society, has as its primary goal the preservation of what we might call the 'Fifth Freedom', understood crudely but with a fair degree of accuracy as the freedom to rob, to exploit and dominate, to undertake any course of action to ensure that existing privilege is protected and advanced. This guiding principle was overlooked when Franklin Delano Roosevelt announced the Four Freedoms that the U.S. and its allies would uphold: freedom of speech, freedom of worship, freedom from want, and freedom from fear.”[178] Nafeez Mossadeq Ahmed, vooraanstaand lid van het Engelse ‘Institute For Policy Research and Development’, zit op dezelfde golflengte als Chomsky. Hij meent dat de Arabische klachten met betrekking tot het Amerikaanse buitenlandse beleid vooral betrekking hebben op de kloof die zou bestaan tussen het zelfbeeld van de Verenigde Staten als promotor van vrijheid, democratie, internationaal recht en vrede enerzijds en het beleid van verdrukking dat door hen in realiteit gevoerd wordt.[179] Daoud Kuttab, directeur van ‘the institute of modern media’ aan de Al-Quds universiteit in Palestina, klaagt eveneens deze dupliciteit van het beleid aan.[180] Altruïstische en idealistische elementen in het buitenlandse beleid zijn met andere woorden soms, ondanks de veelvuldige retoriek, ver zoek.
Het volgende citaat van Kennan[181] geeft een duidelijk en realistisch beeld weer van waar het volgens de elite in het Amerikaanse buitenlandse beleid werkelijk om gaat: “We have about 50 percent of the world's wealth, but only about 6.3 percent of its population. This disparity is particularly great as between ourselves and the peoples of Asia. In this situation, we cannot fail to be the object of envy and resentment. Our real task in the coming period is to devise a pattern of relationships which will permit us to maintain this position of disparity without positive detriment to our national security. To do so we will have to dispense with all sentimentality and day-dreaming; and our attention will have to be concentrated everywhere on our immediate national objectives. We need not deceive ourselves that we can afford the luxury of altruism and world benefaction. We should cease to talk about vague and (…) unreal objectives such as human rights, the raising of the living standards and democratization. The day is not far off when we are going to have to deal in straight power concepts. The less we are then hampered by idealistic slogans, the better.”[182] George Kennan laat duidelijk blijken dat idealistische principes nooit als het basisfundament mogen dienen van het Amerikaanse buitenlandse beleid, willen de Verenigde Staten hun nationale belangen zo goed mogelijk verdedigen naar buiten toe. Uit het citaat blijkt dat het realistische uitgangspunt de voorkeur geniet, dit ten koste van het idealisme. In het realisme draait het enkel om macht. Macht moet de nationale belangen dienen en veilig stellen.[183] Kortom, veiligheids- en economische belangen moeten altijd op de eerste plaats komen, ook al zal dit in vele gevallen ten koste van de verspreiding en de promotie van het liberale en democratische gedachtegoed gaan. Thomas Carothers, expert inzake het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten, spreekt zelfs van de instrumentalisering van een pro-democratisch beleid door de Verenigde Staten. De promotie van democratische waarden in het buitenland zou dan herleid worden tot een instrumentele strategie om bepaalde favorabele politieke uitkomsten te bewerkstelligen die de belangen van de Amerikaanse staat zouden dienen. Hierdoor gaat, volgens Carothers, de intrinsieke waarde en de legitimiteit van het concept ‘democratie’ verloren. De term wordt dan immers misbruikt in functie van welbegrepen eigenbelang.[184] Het olierijke en strategisch belangrijke Midden-Oostengebied kon natuurlijk onmogelijk aan dit alles ontsnappen.
De uiteindelijke conclusie van deze critici is dat Amerikaanse beleidsmakers dubbele maatstaven hanteren wat betreft de vorming en uitvoering van het buitenlandse beleid. Daardoor voelt de Arabische bevolking zich onrechtvaardig behandeld door de Amerikanen. Dit hypocriete beleid van de Verenigde Staten heeft geleidt tot het ontstaan en de verspreiding van anti-Amerikaanse gevoelens. Deze frustraties onder de Arabische bevolking vormen de perfecte voedingsbodem voor extremistische moslimgroeperingen, waartoe Al-Qaeda behoort. Bin Ladin heeft dan ook om deze reden de jihad aan de Verenigde Staten, zijnde de ‘kruisvaarders’, en haar bondgenoten verklaard. Zo worden de Verenigde Staten en haar bondgenoten beschuldigd daden van agressie en onrechtvaardigheid tegen de moslimbevolking te hebben gepleegd.[185]
3.3. De grieven van Al-Qaeda met betrekking tot het Midden-Oostenbeleid van de Verenigde Staten
Anti-Amerikaanse gevoelens, veroorzaakt door het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten, hebben de fundamenten gevormd hebben voor het ontstaan van extremistische moslimgroeperingen zoals Al-Qaeda. De grieven met betrekking tot beleid van de Verenigde Staten werden door Osama Bin Laden, de bezieler van Al-Qaeda, verwoord:
Amerikaanse steun aan illegitieme regimes in het Midden-Oosten[186]
De militaire aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het Midden-Oosten, hoofdzakelijk Saoedi-Arabië[187]
De humanitaire gevolgen voor de Iraakse bevolking van de door de Verenigde Staten gesteunde VN-sancties[188]
Amerikaanse politieke, militaire en economische steun aan de Israëlische regering[189]
Het plunderen van de Arabische olierijkdommen[190]
Zoals blijkt eisen Osama Bin Laden en zijn aanhangers een grondige aanpassing van het ‘hypocriete’Amerikaanse beleid. Opdat terreuracties in de toekomst vermeden zouden worden, dienen de Verenigde Staten zich volledig terug te trekken uit de moslimlanden en de interventionistische politiek aldaar te stoppen.[191] Indien de Verenigde Staten deze eisen niet inwilligen, zouden er wraakacties tegen haar volgen.[192] Elf September was een duidelijk signaal aan de Amerikanen dat zelfs de grootste macht ter wereld niet aan extremistische wraakacties kan ontsnappen.
Uit het feit dat de grieven enkel een afkeuring inhouden van acties ondernomen of gesteund door de Amerikaanse overheid, mag men niet afleiden dat de Amerikaanse burgers niet verantwoordelijk geacht worden voor de daden die hun verkozen regering gesteld heeft. Door het feit dat Amerikaanse burgers effectief deelnemen aan het politieke proces, worden zij wel degelijk medeverantwoordelijk geacht voor het Midden-Oostenbeleid dat hun moederland voert. Het zijn immers de burgers die de regering gekozen hebben, ondanks hun kennis in verband met de Palestijnse zaak, Irak en nog vele andere gruwelijkheden tegen de Arabische bevolking. Osama Bin Laden heeft niet nagelaten naar deze realiteit te verwijzen: “The ruling to kill the Americans and their allies – civilians and military – is an individual duty for every Muslim(…)”.[193] De duizenden burgerdoden die slachtoffer waren van de aanslagen van elf september passen volledig in dit kader. De bondgenoten van de Verenigde Staten blijven ook niet buiten schot.
3.3.1. Amerikaanse steun aan illegitieme regimes in het Midden-Oosten
Ten aanzien van de Arabische wereld voert Washington, volgens Bin Ladin, een crimineel en tyranniek beleid, zoals eerder aangehaald werd. [194] Amerikaanse steun aan Arabische regimes vormt de uiting van het hanteren van een dubbele standaard. Steun aan illegitieme regimes in het Midden-Oosten is één van de hoofdoorzaken van het anti-Amerikanisme van Al-Qaeda. Bin Ladin klaagt over het feit dat het Amerikaanse buitenlandse beleid nefast is voor de belangen van de Arabische wereld. Autocraten worden door middel van Amerikaanse hulp aan de macht gehouden, wat verklaart waarom Al-Qaeda zo gekant is tegen het Midden-Oostenbeleid van de Verenigde Staten. Al-Qaeda is tevens van mening dat deze Arabische bondgenoten Allah bedriegen, aangezien zij met de Satan, zijnde de Verenigde Staten, samenwerken.
Stephen Zunes, een bekend links politiek activist, is het met deze stelling van de dubbele standaard eens. Hij verwijst in dit verband naar een belangrijk aspect waardoor dat Midden-Oostenbeleid volgens hem gekenmerkt wordt. De Verenigde Staten verantwoorden hun economische en militaire steun aan de Israëlische regering dikwijls door te verwijzen naar het feit dat Israël het enige democratische land in het Midden-Oosten is. Om die democratie te vrijwaren van fatale dreigingen dient Israël de nodige bescherming en steun te krijgen om haar voortbestaan te garanderen. Men claimt dus impliciet dat steun afhankelijk zou zijn van de aard van het regime en van de waarden waarop dat regime gefundeerd is. Dit stemt echter niet overeen met de realiteit. In realiteit steunen de Verenigde Staten Arabische regimes van repressieve aard om democratische evolutie onmogelijk te maken.[195] Wat de Amerikaanse leiders eigenlijk lijken te beweren, is het volgende: “Democracy for the Jews, but not for the Arabs.”[196] Het doorvoeren van liberale hervormingen in dergelijke regimes zou volgens de Amerikaanse politici niet in het nationale belang van de Verenigde Staten zijn. Deze zouden immers tot gevolg kunnen hebben dat er niet-westersgezinde regeringen aan de macht komen. Dit zou de macht van de Verenigde Staten aanzienlijk beperken in het Midden-Oosten, hetgeen op haar beurt gevolgen zou hebben voor haar hegemoniale positie. Het is zelfs zo dat de Amerikaanse regering haar steun vermindert ten aanzien van regimes uit het Midden-Oosten die een substantieel liberaliseringproces hebben ondergaan. Een voorbeeld dat door Zunes aangehaald wordt, betreft Jordanië, een land dat in de jaren zeventig en tachtig militair en economisch gesteund werd door de Verenigde Staten. Nadat het echter in de jaren negentig één van de meest democratische landen van het Midden-Oosten was geworden - het land heeft een relatief vrije pers, telt verschillende concurrerende politieke partijen en heeft een politiek machtig parlement - hebben de Verenigde Staten de voorziene buitenlandse hulp aan Jordanië opgeheven.[197]
Wat de Amerikaanse elite echter niet beseft, is het feit dat een dergelijk beleid op lange termijn nefast is voor de Amerikaanse nationale veiligheidsbelangen, zo beweert Zunes.[198] Een gebrek aan politieke participatie zal onderdrukte groeperingen immers brengen tot de oprichting van ondergrondse en veelal gewelddadige oppositiebewegingen. In islamitische landen gaat het dan om extremistische groeperingen zoals Al-Qaeda. Daarenboven zullen vele moslims, die niet geloven in een door de staat gecontroleerde pers, op zoek gaan naar alternatieve informatiebronnen, waardoor er een grotere kans is dat zij in aanraking zullen komen met extremistische propaganda.[199]
Het Amerikaanse interventionisme dat aangeklaagd wordt door Al-Qaeda komt in de volgende voorbeelden sterk tot uiting. Egypte en Saoedi-Arabië zijn de Arabische landen die achtereenvolgens zullen behandeld worden.
3.3.1.1. Saoedi-Arabië
De alliantie tussen het repressieve Saoedi-regime en het democratische Verenigde Staten dateert van het einde van de Tweede Wereldoorlog. De toenmalige Amerikaanse president, Franklin Delano Roosevelt en de stichter van het Saoedi-regime, koning Abdel Aziz ibn Saud, ontmoetten mekaar in 1945 en smeedden de nog steeds bestaande alliantie. De afspraak die gemaakt werd, hield het volgende in: in ruil voor ongelimiteerde toegang tot Saoedische olie aan een aanvaardbare politieke en economische prijs, dienen de Verenigde Staten de Saoedische koninklijke familie beschermen tegen zowel interne als externe dreigingen. De alliantie is duidelijk gebaseerd op het principe van wederzijds eigenbelang. Men kan eigenlijk stellen dat het om een verstandshuwelijk gaat.[200] De militaire paraatheid in de Golfregio van de Verenigde Staten is bedoeld om externe dreigingen ten aanzien van het Saoedi-regime een antwoord te kunnen bieden. Om de Saoedi’s tegen interne dreigingen te beschermen beschikt men over de SANG, de Saudi National Guard, die bijna volledig door de Amerikaanse autoriteiten getraind en bewapend wordt. Op deze wijze wordt stabiliteit van het regime verzekerd.[201] De keuze van het koninkrijk voor de Verenigde Staten was logisch, niet enkel omdat zij toen al het machtigste westers land waren, maar ook omdat het verafgelegen was en de Verenigde Staten nooit enige imperiale ambitie of ideologische agenda hadden gehad in het Midden-Oosten.[202]
Vele critici van het Amerikaanse buitenlandse beleid stellen vast dat het toch wel ironisch is dat een land als de Verenigde Staten, waar één van de eerste republikeinse revoluties plaats gevonden heeft, als het ware één van de meest absolute regimes in stand houdt door middel van economische en militaire steun. Saoedi-Arabië is een autocratisch en totalitair regime dat geen enkele vorm van pluralisme toelaat. Er is geen grondwet, geen vrijheid van de pers of van vergadering, geen parlement.[203] De steun loopt nochtans op tot in de miljarden dollars per jaar. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat al deze dollars de heersende politieke autocratie aan de macht hebben gehouden en een meer natuurlijke evolutie tot sociale verandering hebben tegengehouden. Een duidelijk voorbeeld die deze stelling lijkt te bevestigen, betreft de anti-royale opstand uit 1981 die door de SANG bloedig werd neergeslagen. Wat de toenmalige Amerikaanse president daarover zei is dan ook typerend: “I will not permit (Saudi Arabia) to be an Iran”, verwijzend naar de succesvolle islamitische revolutie van 1979 die de westersgezinde Shah van de troon heeft gestoten.
Eric Rouleau, ambassadeur van Frankrijk, is van mening dat de Saoedische bevolking lijdt onder het door de Amerikanen gesteunde ondemocratische bewind. Zij voelen zich vernederd, aangezien zij menen dat hun land niet zou mogen steunen op buitenlandse protectie. Velen onder hen zouden, volgens Rouleau, liever een zelfstandig Saoedi-Arabië willen dat niet optreedt als een vazalstaat in het Midden-Oosten van de Verenigde Staten.[204] Deze opgekropte frustraties monden soms uit in bruut geweld. Denk bijvoorbeeld aan de terroristische aanslag op de SANG-hoofdkwartieren in Riyad waardoor vijf Amerikanen werden gedood of die van 1996 op de Khobar torens in Dhahran, die het leven heeft gekost aan negentien militairen van Amerikaanse origine.[205] Al-Qaeda wordt verantwoordelijk geacht voor deze terreurdaden. Het heeft daarmee duidelijk willen maken dat er grenzen zijn aan het Amerikaanse imperialisme in het Midden-Oosten. De ellende die de bevolking van Saoedi-Arabië moet ondergaan en volgens Al-Qaeda grotendeels toe te schrijven is aan de Verenigde Staten, heeft er zelfs toe geleidt dat de aanslagen van elf september 2001 door velen toegejuicht werden.
Sinds de aanslagen van elf september is de relatie echter onder grote druk komen te staan. Sommige auteurs zijn nochtans van mening dat, gegeven de Amerikaanse belangen in het Midden-Oosten, het weinig waarschijnlijk lijkt dat de Verenigde Staten zullen bezwijken onder de Arabische druk. Zij claimen dat de Verenigde Staten in alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst militaire bases in het Midden-Oosten zullen trachten te vrijwaren. Opdat de Amerikanen er een vooraanstaande rol zouden kunnen blijven spelen, moet de relatie met de Saoedische koninklijke familie ten allen prijze in ere worden gehouden. Deze auteurs achten, elf september indachtig, een rehabilitatie van de onderlinge relatie noodzakelijk. Militaire aanwezigheid van de Amerikanen in Saoedi-Arabië, strategisch gezien één van de belangrijkste Golfstaten, moet namelijk de goedkeuring wegdragen van de Saoedi’s.[206] Het spreekt voor zich dat de oorzaken van het anti-Amerikanisme, dat juist een gevolg zou zijn van het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid, niet zal verdwijnen in de nabije toekomst.
Critici van de Saoedisch-Amerikaanse alliantie wijzen juist op het feit dat het in het Amerikaanse nationale belang zou zijn om de afhankelijkheid van de Amerikaanse economie van Saoedische olie te beperken. Christopher Layne, expert in het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten, claimt namelijk dat Saoedi-Arabië een instabiele en onbetrouwbare partner geworden is.[207] De Cock wijst erop dat er discriminatie en jeugdwerkloosheid heerst. Bovendien is er een sterke bevolkingsaangroei die de rijkdom en de stabiliteit van het land onder druk zetten. Het extremistische gedachtegoed is er wijd verspreid.[208] De combinatie van deze factoren vormt de perfecte voedingsbodem voor extremistische groeperingen. Michael Donovan legt er de nadruk op dat de meerderheid van de terroristen die betrokken waren met de aanslagen van elf september de Saoedische nationaliteit droegen.[209] Doug Bandow, behorende tot het CATO-instituut, wijst er tevens op dat de overleving van het Saoedische regime niet van vitaal belang is voor de Verenigde Staten.[210] Susan Lee, een Amerikaanse politicus, beaamt dit. Zij zegt het volgende hierover onder de hypothese dat Riyad de oliekraan zou dichtdraaien: “the US would find itself plenty of new best friends.”.[211] Deze auteurs ijveren dan ook voor het aanknopen van relaties met andere olierijke landen die gekenmerkt worden door een grotere binnenlandse stabiliteit. Dit zou juist één van de redenen geweest zijn waarom de tweede Golfoorlog plaats gevonden heeft. Men tracht immers controle te verwerven over alternatieve oliebronnen in het Midden-Oosten opdat haar afhankelijkheid ten aanzien van de Saoedi’s zou verminderen.[212]
Ook in Egypte hebben de Verenigde Staten zich schuldig gemaakt aan het steunen van, volgens Al-Qaeda, illegitieme regimes. Na de dood van de antiwesterse Gamal Abdul Nasser in 1970, kwamen er westersgezinde presidenten aan het hoofd van Egypte te staan. Sinds 1978, het jaar waarin Egypte met Israël het Camp David vredesakkoord ondertekend heeft, ontvangt Egypte op jaarlijkse basis meer dan twee miljard dollar aan economische en militaire steun van de Verenigde Staten. Dit betekent dat Egypte na Israël de grootste beneficiant is wat Amerikaanse economische en militaire hulp betreft. Sommige auteurs menen dat de Verenigde Staten hierdoor het repressieve regime van Moebarak in stand gehouden hebben, hetgeen volgens hen voor een groot deel aanleiding zou hebben gegeven tot anti-Amerikaanse gevoelens. Men veracht dit contradictorische beleid van de Verenigde Staten. Zij stellen zich de vraag waarom de Verenigde Staten hun woorden niet willen omzetten in pro-democratische daden.[213] Zij houden van Amerika, maar verachten het beleid dat het voert.[214] De mislukte aanslag van moslimextremisten op president Moebarak tijdens de Addis Abeba top van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid in 1995, is een uiting van deze ontevredenheid over het westers imperialisme.[215] Ook in dit geval voelt Al-Qaeda zich geroepen om het op te nemen voor de grieven van haar islamitische medeburgers.
3.3.2. Aanwezigheid van Amerikaanse militairen in het Midden-Oosten
Robert Dreyfuss beweert dat de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het Midden-Oosten in de zeventiger jaren niet noemenswaardig was. Controle over verafgelegen oliebronnen was in die periode nog een dagdroom van de Amerikaanse politici. Langzamerhand hebben de realisten echter het voortouw genomen in de Amerikaanse politiek, hetgeen in de tachtiger jaren zou uitmonden in een voorzichtige strategie die controle over de Golfregio tot doel had. De eerder vermelde Carterdoctrine zou het startpunt zijn voor de Amerikaanse militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten. Men kan drie verschillende fasen onderscheiden:
Onmiddellijk na de bekendmaking van de Carterdoctrine werd de ‘Rapid Deployment Force’ geïnstalleerd. Dit was een militaire eenheid die over de middelen beschikte om meerdere duizenden Amerikaanse troepen zeer snel naar de Golf te kunnen transporteren in geval van een crisis in het Midden-Oosten.[216]
In de jaren tachtig, onder president Reagan, begonnen de Verenigde Staten de Arabische landen onder druk te zetten om toegang te krijgen tot bases en steunfaciliteiten. Het ‘Rapid Deployment Force’ werd in 1983 veranderd in het “Central Command”, een nieuwe militaire autoriteit met verantwoordelijkheid voor de Golf en de omliggende regio van Oost-Afrika tot Afghanistan. In 1987 zou de ‘Joint task Force Middle East’ opgericht worden om de olietankers te beschermen die het water van de Golf bevoeren. Op deze wijze werd de maritieme aanwezigheid van de Verenigde Staten er sterk vergroot.[217]
Tot 1991 waren de Verenigde Staten niet in staat om de Arabische Golfstaten te overtuigen om hun toestemming te geven voor een permanente Amerikaanse aanwezigheid op hun grondgebied. Dit veranderde allemaal tijdens de Golfoorlog. Saoedi-Arabië en enkele andere Golfstaten waren omwille van veiligheidsredenen niet langer meer gekant tegen een directe, Amerikaanse, militaire aanwezigheid. Amerikaanse troepen stroomden dan ook het Midden-Oosten binnen. Vòòr operatie Desert Storm genoten de Amerikaanse militairen alleen maar het recht om een voorraad militaire goederen aan te leggen in de Golfstaat Oman aan de Indische Oceaan. Na de oorlog gedroegen vele Golfstaten zich echter gastvrij ten aanzien van de Verenigde Staten waardoor de militaire aanwezigheid van deze laatsten drastisch toenam in het Midden-Oosten. Een andere stimulans die deze toegenomen aanwezigheid mogelijk gemaakt heeft, waren de opgelegde no-fly zones aan Irak. Zo werd er in functie daarvan een miljard dollar kostende high-tech commandocentrale gebouwd in Riyad, de hoofdstad van Saoedi-Arabië. Ook elders in Saoedi-Arabië, in Qatar, hebben de Verenigde Staten met het oog op controle over de Perzische Golf een belangrijk militair centrum gebouwd.[218] Begin 2003 waren er ongeveer een vijfentwintigduizend Amerikaanse troepen gestationeerd in het Midden-Oosten. De Arabische publieke opinie was gekant tegen deze verhoogde militaire aanwezigheid van de Amerikanen in de Golfregio. Deze aanwezigheid werd immers als westers neokolonialisme beschouwd. Het westen onderhoudt repressieve, illegitieme regimes, waardoor zij haar belangen laat primeren op die van de Arabische bevolking. Met de Arabische publieke opinie werd weinig rekening gehouden[219].
De Amerikaanse bezetting van Saoedi-Arabië zit Osama Bin Laden het meeste dwars. Het is namelijk een land dat een zeer speciale functie vervult binnen de islamitische godsdienst. Het land heeft een sterke symbolische waarde voor moslims, aangezien het land is waar zich de heilige bedevaartplaatsen, Mecca en Medina, bevinden. Saoedi-Arabië wordt dan ook vaak het land van de ‘Twee Heilige Plaatsen’ genoemd. De aanwezigheid van naar schatting vijfduizend niet-islamitische troepen op Saoedische bodem wordt door sommige moslims daarom als een groot probleem ervaren.[220] Velen onder hen twijfelen er dan ook niet aan dat de Verenigde Staten Operatie Desert Storm niet in naam van het internationaal recht, het zelfbeschikkingsrecht en de mensenrechten gelanceerd hebben. Integendeel, zij zijn van mening dat strategische belangen van doorslaggevend belang zijn geweest en menen dat het van in het begin de bedoeling van de Verenigde Staten geweest is Saoedi-Arabië te bezetten.[221] In het geval van Osama Bin Laden speelt ook een gevoel van verraad en wantrouwen mee. Hij was een tegenstander van de Iraakse invasie in Koeweit en daarom aanvankelijk gewonnen voor een Amerikaanse actie. Bin Laden dacht dat de inspanningen van de Verenigde Staten alleen maar bedoeld waren om de bedreigingen tegen de islamitische wereld weg te nemen en dat de Verenigde Staten dan zouden vertrekken. Maar de Amerikaanse troepen bleven en hij beschouwde dit als verraad.[222]
Deze ontevredenheid heeft uiteindelijk geleid tot verschillende terroristische aanslagen op Amerikaanse doelwitten, waarvan deze van elf september het meest grootschalig waren. Denk bijvoorbeeld aan de eerder vermelde terroristische aanslagen in Riyad en Dhahran, die het leven hebben gekost aan verscheidene Amerikanen.[223] Een ander voorbeeld betreft de terroristische aanslag van 12 oktober 2000 op de U.S.S. Cole, een Amerikaans legervaartuig. Deze werd in een haven van Jemen aangereden door een klein, met explosieven geladen schipje waardoor het tot ontploffing werd gebracht. Zeventien Amerikaanse doden werden er geteld. Het terreurnetwerk Al-Qaeda wordt van al deze aanslagen verdacht.[224] Op 12 mei en 8 november 2003 hebben er eveneens terroristische aanslagen plaats gevonden, opnieuw te Riyad. Het waren zelfmoordaanslagen met bomauto’s aan wooncomplexen voor buitenlanders. Drieënvijftig doden waren het gevolg ervan, waarvan het overgrote deel van een westers paspoort hadden.[225]
Amerikaanse troepen hebben het Heilige land in 2003 verlaten. Het was de Amerikaanse minister van defensie, Donald Rumsfeld, die aankondigde dat zo goed als alle militaire eenheden uit Saoedi-Arabië teruggetrokken zouden worden. De regio is, volgens de Amerikaanse minister van defensie, met de val van Saddam Hoessein veiliger geworden, hetgeen de stationering van Amerikaanse troepen op Saoedische bodem overbodig zou maken.[226] Anderen interpreteren deze terugtrekking als een teken van Amerikaanse zwakheid. Deze handeling wordt immers als een overwinning gevierd onder de moslimextremisten, hetgeen de gemoederen van deze laatsten enkel nog verder zou ophitsen.[227]
Bin Ladin wil echter de gehele Arabische regio vrij maken van westerse invloed. De Verenigde Staten dienen zich niet enkel terug te trekken uit Saoedi-Arabië, maar uit het Midden-Oosten als geheel. De interventionistische politiek dient volledig uitgehold worden: “So, The driving-away jihad against the US does not stop with its withdrawal from the Arabian peninsula, but rather it must desist from aggressive intervention against Muslims in the whole world.”[228] Enkel zo kan er, volgens hem, een einde komen aan de frustraties van de Arabische bevolking. De terroristische aanslagen te Madrid van elf maart 2004 passen volledig in dit plaatje. Deze hebben immers plaats gevonden om de Spaanse regering te overtuigen haar troepen uit Irak terug te trekken om zo de westerse, volgens Al-Qaeda, onrechtmatige bezetting van Irak stop te zetten.[229] Uiteindelijk heeft de Spaanse regering besloten om haar troepen terug te trekken uit Irak.[230]
Hoewel Irak in de tachtiger jaren gekenmerkt werd door een uitermate repressief regime, was het toch één van de meest welvarende landen uit de regio. Sadam Hoessein was erin geslaagd Irak uit te bouwen tot een alomvattende welvaartstaat. Aan de gezondheids- en voedselbehoeften van de Iraakse bevolking werd meestal voldaan. De Iraakse bevolking genoot bovendien van de hoogste per capita calorie-inname in het Midden-Oosten. Het overgrote deel van de populatie had directe toegang tot proper water en moderne sanitaire basisvoorzieningen. Er was een goed functionerend medisch netwerk. De Iraakse economie was vrij sterk en bood nog steeds perspectieven op verdere groei. Irak werd beschouwd als een land met een gemiddeld inkomen.[231] Op economisch vlak en op het vlak van menselijke basisbehoeften had de Iraakse bevolking dus weinig te klagen.
Nadat Sadam Hoessein Koeweit binnengevallen was op 2 augustus 1990, moest de internationale gemeenschap iets ondernemen. De Iraakse invasie in Koeweit is immers in strijd met het internationaal recht dat zegt dat elk land over het zelfbeschikkingsrecht beschikt. Het centrale orgaan van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, besliste om onmiddellijk in te grijpen en nam resolutie 689 aan. Irak werd vergaande economische en militaire sancties opgelegd. Economische en diplomatieke relaties met de Iraakse regering werden opgeheven.[232]
Deze VN-sancties hadden een politiek doel voor ogen: regimeverandering. De redenering was dat de Iraakse bevolking, die onder de opgelegde sancties leed, in opstand zou komen tegen hun tirannieke leider, Sadam Hoessein. De Iraakse inwoners zouden deze laatste als de verantwoordelijke van al het lijden aanwijzen en zouden zijn regime daarom omverwerpen. Deze theorie werd echter nooit in realiteit omgezet. Stephen Zunes is van mening dat de VN-sancties politiek niet werkbaar waren. De Verenigde Staten stonden er namelijk op dat deze sancties in werking zouden blijven, zelfs nadat Irak de Koeweitse bezetting stop zou hebben gezet.[233]
De VN-sancties bereikten hun politiek doel nooit en brachten zware humanitaire catastrofen teweeg. Naarmate de humanitaire gevolgen in de loop van de jaren sterker tot uiting kwamen, sprak de internationale gemeenschap zich steeds meer uit tegen de maatregelen. Rapporten van VN-agentschappen, mensenrechtenorganisaties en hulporganisaties stellen stelden allemaal dezelfde conclusie: de VN-sancties zijn vernietigend en dienen opgeheven te worden.[234] UNICEF heeft laten onderzoeken welke gevolgen de opgelegde sancties teweeg hebben gebracht voor de Iraakse bevolking. Inflatie, stijgende werkloosheid, toenemende armoede, meer sociale ongelijkheid, duurdere basisproducten zijn enkele van de negatieve effecten die het sanctieregime teweeg hebben gebracht.[235] Vooral Iraakse kinderen zouden tot de slachtoffers behoren.[236] Zo werd er een zeer hoog sterftecijfer bij pasgeborenen vastgesteld. De International Law Association heeft zelfs in 2000 een rapport gepubliceerd waarin zij claimt dat de opgelegde VN-sancties in strijd zouden zijn met het internationaal recht. Het protocol van Genève laat immers niet toe dat onschuldige burgers betrokken worden in de oorlogvoering. Daarenboven is de tactiek van verhongering ten strengste door het internationaal recht verboden. Ook Osama Bin Laden klaagt de Iraakse humanitaire catastrofe aan die miljoenen Irakezen de dood in zou jagen. Hij acht, net zoals vele anderen dat trouwens doen, de Verenigde Staten verantwoordelijk voor deze ‘genocide’.[237] Zij beschikken immers over een beslissend vetorecht in de VN-veiligheidsraad en hebben bijgevolg de macht om de sancties stop te zetten.
De officiële instanties van de Verenigde Staten hamerden er echter op dat de sancties bedoeld waren om te voorkomen dat het Iraakse regime die middelen zou kunnen vergaren die noodzakelijk zijn voor de constructie van massavernietigingswapens. De sancties waren zeker en vast niet tegen de Iraakse bevolking gerich, hetgeen volgens hen bewezen wordt door het feit dat medicijnen en voedsel niet in het sanctieregime opgenomen waren. Niet de Verenigde Staten, maar Sadam Hoessein wordt verantwoordelijk geacht voor het lijden van zijn volk. Indien de dictator immers zou voldoen aan alle VN-verplichtingen, zou het sanctieregime onmiddellijk kunnen opgeheven worden, zo redeneert men in Washington[238].
De voortdurende aanpassingen aan het oorspronkelijke sanctieregime bleken een maat voor niets. Velen bleven kritisch ten aanzien van de sancties en vroegen dan ook voor de opheffing ervan en een verandering van het Amerikaanse beleid ten aanzien van Irak. De “American Muslim Council” verwoordde deze grieven in een brief aan de Amerikaanse president als volgt: “Our current policy of economic strangulation in Iraq has seriously damaged the U.S. image across the Arab and Muslim world. The economic sanctions have had a devastating impact upon innocent civilians, children in particular, whose only fault is that they are ruled by a dictator. According to UN sources, more then 1.3 million Iraqi children suffer from chronic malnutrition. It is time for a new U. S. policy in Iraq, which meets the U.S. security objectives without punishing the Iraqi people by economic sanctions.”[239] Men wijst er dus op dat het Amerikaanse beleid ten aanzien van Irak gefaald heeft. Verandering wordt aanbevolen, opdat de slechte reputatie die de Verenigde Staten elders in de wereld opgebouwd hebben in de toekomst zou verdwijnen. Ondanks al de kritiek hielden de Verenigde Staten tot aan de regimewisseling in Irak voet bij stuk. De visie van de Amerikaanse beleidsmakers wordt perfect weergegeven door de volgende uitspraak van de vroegere minister van buitenlandse zaken Madeleine Allbright: “I think this is a very hard choice, but the price- we think is worth it.”[240]
In mei 2003 werden de VN-sancties uiteindelijk opgeheven. De Veiligheidsraad van de VN had een resolutie goedgekeurd die een einde maakt aan 13 jaar VN-sancties. Daarmee ligt de weg open voor de hervatting van de export van de Iraakse olie. Het geld dat daarmee verdiend zal worden komt in een Ontwikkelingsfonds waarmee de heropbouw van het land gefinancierd zal worden.[241]
3.3.4. Amerikaanse politieke, militaire en economische steun aan Israël
De kiem van de Amerikaanse steun aan Israël situeert zich in het begin van de twintigste eeuw. In september 1922 bekrachtigde het toenmalige Amerikaanse Congres de Balfour Declaration[242] die als volgt luidt: "His Majesty's Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country."[243]
Door deze verklaring te steunen, erkennen de Verenigde Staten dat de joodse gemeenschap het recht heeft een joodse staat te stichten op Palestijns grondgebied, op voorwaarde dat de rechten van de reeds bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina niet geschonden worden. De geschiedenis heeft echter aangetoond dat deze voorwaarde niet vervuld zou worden.
Na de Tweede Wereldoorlog bouwden de Verenigde Staten en Israël stapsgewijs een geprivilegieerde relatie met mekaar uit. Israël kan tot op de dag van vandaag rekenen op quasi onconditionele steun van de Verenigde Staten. Het is vooral deze onconditionele aard van de relatie dat de Arabische landen dwars zit.
De pro-Israëlische lobbygroep, de American Israel Public Affairs Committee, heeft een zeer grote, zoniet beslissende invloed op het Amerikaanse beleid ten aanzien van Israël. AIPAC wordt aanzien als de machtigste ‘foreign policy’ lobbygroep van Amerika. Zij telt om en bij de zestigduizend leden die de kas van de lobbygroep met vele miljoenen dollars vullen. Het zijn deze dollars die het stemgedrag van de desbetreffende congresleden in de gewenste richting beïnvloeden. Men zou dus kunnen stellen dat het niet toevallig is dat een meerderheid van de congresleden haar steun uitspreekt voor Israël.[244]
Michael Massing, een Amerikaanse journalist, beweert dat welbegrepen Amerikaans eigenbelang eveneens aan de basis van dit pro-Israëlisch beleid ligt. Het partnerschap tussen beide landen levert de Verenigde Staten immers vele strategische voordelen in het Midden-Oosten op. Israël kan de Amerikaanse belangen in het Midden-Oosten rechtstreeks vertegenwoordigen en verdedigen. Zo heeft het radicale, nationalistische bewegingen, die een bedreiging vormden voor Amerikaanse invloed in het Midden-Oosten, bestreden. De samenwerking met Israël komt eveneens de Amerikaanse wapenexport ten goede.[245]
Washington voorziet in steun aan Israël om de Israëlische militaire superioriteit ten aanzien van de Arabische buurlanden in stand te houden.[246] Hierdoor beschikt Israël over de mogelijkheid om de Amerikaanse belangen in het Midden-Oosten op een doeltreffende wijze te dienen. Deze steun bedraagt nu ongeveer drie miljard dollar per jaar, waarvan het grootste gedeelte voor militaire doeleinden wordt gehanteerd.[247] De onvoorwaardelijke steun aan Israël manifesteert zich ook in de VN-Veiligheidsraad. De Verenigde Staten maken daarin gebruik van hun vetorecht om de Israëlische schendingen van het internationaal recht ongestraft te laten. Zo hebben zij in de periode 1972-2001 meer dan negenendertig maal hun vetorecht gehanteerd in de Veiligheidsraad om resoluties te blokkeren die betrekking hadden op het Israëlisch beleid ten aanzien van de bezette gebieden.[248]
Dit beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van Israël heeft geleidt tot anti-Amerikaanse sentimenten in de Arabische wereld. Al-Qaeda treedt ook nu weer als zelfuitgeroepen voorhoede op. Georgia Martjan schrijft dat dit aan Israël gelinkte anti-Amerikanisme gevoed wordt door twee verschillende dimensies. Enerzijds heb je de ‘realiteit’. Deze term verwijst naar het Arabische anti-Amerikanisme dat haar oorsprong vindt in woede en ontgoocheling ten gevolge van politieke en economische acties die de Verenigde Staten hebben of juist niet hebben ondernomen. Anderzijds wijst de auteur op het feit dat de ‘symboliek’ die Israël vertegenwoordigt ook een invloed heeft op Arabische anti-Amerikaanse gevoelens.[249]
Wat de acties van de Verenigde Staten ten aanzien van Israël betreffen, meent Martjan dat de Arabische landen op de eerste plaats de onvoorwaardelijke steun aan Israël ongeoorloofd vinden. Deze steun wordt ten zeerste afgekeurd door de Arabische landen. In Arabische ogen is Israël immers niet een normale, alledaagse staat: “…[Israel is] a terrorist, gangster state which has usurped Palestinian land and water, demolished Palestinian homes, and stopped at nothing in pursuit of its interests and enemies, including torture and murder and pioneering the use of the car bomb in the region.”[250] Israël is inderdaad verantwoordelijk voor de illegale bezetting van Palestijnse gebieden gedurende vele decennia. Het Palestijnse volk wordt onrechtvaardig en ongelijk behandeld door de Israëli’s. Deze illegale bezetting, die onrechtstreeks door de Amerikaanse regering wordt gesteund via onder meer de VN-veiligheidsraad, wordt door de Arabische landen gecontesteerd. Deze laatsten voelen zich betrokken bij de Palestijnse kwestie omwille van het feit dat vele Palestijnse vluchtelingen zich in één van deze landen bevinden. Daarenboven deelt men een gemeenschappelijke cultuur, taal, geschiedenis en religie. De Amerikanen kunnen in deze kwestie niet vrijuit gaan.[251]
Financiële Amerikaanse steun aan de Israëli’s brengt grote woede teweeg in de Arabische landen en dit omwille van twee redenen. Israël zou dit geld hanteren om de verdere aanleg van illegale nederzettingen in Palestijns gebied te financieren en om Amerikaanse wapens aan te kopen ter onderdrukking van de Palestijnse bevolking. Anderzijds wordt de nadruk gelegd op het feit dat de Amerikaanse financiële hulpverlening bijdraagt tot een vergroting van de reeds bestaande ongelijkheid tussen het relatief rijke Israël en haar relatief arme Arabische buurlanden. Israël, dat slechts 0.10 procent van de wereldbevolking omvat, ontvangt ongeveer een kwart van het geld dat Washington jaarlijks aan buitenlandse hulp spendeert. Dit terwijl het Bruto Nationaal Product van Israël hoger is dan de som van de Bruto Nationale Producten van de omringende Arabische buurlanden.[252]
De hypocrisie van het Amerikaanse beleid is een andere factor die tot Arabische frustraties leidt. De Verenigde Staten claimen dat zij haar macht zal gebruiken om democratie te promoten. De Arabische staten kunnen echter alleen maar vaststellen dat Amerikaanse politici meer dan eens de kant gekozen hebben van ondemocratische regimes in het Midden-Oosten. Het negatief beeld dat de Arabische wereld van de Verenigde Staten heeft naar aanleiding van de Palestijnse kwestie, wordt mooi weergegeven in het volgende citaat: “America is a hypocritical nation when it comes tot the question of Palestine: for it gives solid support and lethal weapons to the Israelis, but gives the Arabs and the Palestinians (only) words.”[253]
De symboliek die van Israël uitgaat, brengt zoals gezegd eveneens sterke anti-Amerikaanse gevoelens teweeg onder de Arabische bevolking. Martjan schrijft dat Israël wordt beschouwd als het symbool van het westers imperialisme, van de Arabische zwakheid en van de Amerikaanse macht. Israël is het zelf het symbool van Amerika geworden. De Verenigde Staten heeft het Palestijnse gebied weliswaar niet gekoloniseerd in haar letterlijke betekenis, maar eens het westen de Israëli’s Palestijns gebied toegezegd hadden, wierpen zij zich op als verdediger van de Israëlische belangen. Het Amerikaanse beleid zou de bezetting mogelijk gemaakt hebben. Daarenboven was de timing van de kolonisatie vernederend voor de Arabische bevolking. De kolonisatie vond namelijk plaats in een periode van mondiale dekolonisatie. Hierdoor werd het beeld van het imperiale Amerika in het Arabische gedachtegoed gecementeerd. De Arabische zwakheid komt tot uiting in het feit dat drieëntwintig Arabische landen er niet in geslaagd zijn de Palestijnse kwestie op te lossen. Israël daarentegen triomfeert, geruggensteund door de Amerikaanse macht.
3.3.5. Het plunderen van de Arabische olierijkdommen
Bin Ladin klaagt aan dat de Verenigde Staten de Arabische olierijkdommen plunderen aan onredelijke prijzen. Bovendien worden de inkomsten die door deze handel gegenereerd worden niet ten dienste van de Arabische bevolking gesteld. De politieke elite geeft niets om de armoede die er heerst onder haar burgerbevolking. Bin Ladin veracht dan ook deze elite die samenwerkt met het koloniale Washington en haar bondgenoten, op de eerste plaats die van Saoedi-Arabië. Deze theorie wordt verder uitgewerkt in het hoofdstuk betreffende de socio-economische armoede als verklarende variabele voor de aanslagen van elf september.
De kritische analyse van de hierboven behandelde theorie is gebaseerd op een artikel van Barry Rubin.[254] Hij is van mening dat de anti-Amerikaanse moslimhaat niet het resultaat is van het beleid dat de Verenigde Staten in het Midden-Oosten hebben gevoerd. Dit beleid zou immers pro-Arabisch en pro-moslim geweest zijn. De auteur merkt op dat het nastreven van Amerikaanse belangen in vele gevallen een overlapping inhield met de belangen van de Arabische wereld. Dit zou dus betekenen dat het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten, al dan niet gewild, de Arabische regio tot nu toe ten goede gekomen is. Al-Qaeda heeft dus geen reden tot klagen, zo stelt Rubin. De Verenigde Staten zouden de rol van een “goedaardige hegemonie” vervullen. Enkele historische voorbeelden moeten deze stelling bevestigen.
Washington behield haar pro-Arabische koers tijdens de Koude Oorlog om te vermijden dat Arabische regimes voor het communisme zouden kiezen. De Amerikanen zouden zich neutraal opgesteld hebben in de veelvuldige strijd tussen de gematigde en radicale moslimleiders. Het voorbeeld dat aangehaald wordt is Iran. Alhoewel Washington voorstander was van het behoud van een niet-islamitisch regime in Iran, heeft het geen harde acties ondernomen om de Shah terug op zijn troon te plaatsen. Nadien heeft president Carter zelfs goede contacten met het islamitisch regime proberen aan te leggen, om te vermijden dat het land zou gaan samenwerken met Moskou. Kortom, men was voorstander van een détente met Iran. In feite, zo stelt Rubin, is Amerika maar éénmaal militair tussenbeide gekomen in een conflict en daarin steunde het dan ook nog de anti-Russische, islamitische rebellen. Dit conflict speelde zich natuurlijk in Afghanistan af. Een ander voorbeeld betreft de zo goed als onvoorwaardelijke Amerikaanse steun aan de Palestine Liberation Organization. Dit ondanks het feit dat deze organisatie een anti-Amerikaanse stempel draagt en ten tijde van de Koude Oorlog aan de kant van de Sovjet-Unie stond. Een laatste wapenfeit dat door de auteur aangekaart wordt betreft de stationering van westerse troepen in het Midden-Oosten. Decennialang hebben de Verenigde Staten geweigerd Amerikaanse troepen in deze regio te plaatsen om de Arabische bevolking niet te beledigen. De stationering van Amerikaanse troepen in de Golfregio zou slechts plaatsgevonden hebben op expliciete vraag van de Arabische landen. Het Amerikaanse leger heeft dit verzoek dan ook ingewilligd. Het heeft Koeweit bevrijd en de Arabische olietankers tegen Iran beschermd.
In totaal zouden de Verenigde Staten in elf van de twaalf conflicten tussen moslims en niet-moslims, tussen moslims en seculaire krachten of tussen Arabische volkeren en niet-Arabische volkeren, de kant van de eersten kiezen. De steun aan Israël vormt daar de enige uitzondering op.
Een verandering van het Amerikaanse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten zal bijgevolg in de visie van Rubin niet leiden tot een vermindering van anti-Amerikaanse gevoelens in de Arabische wereld. Het beleid an sich zou immers niet verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van dergelijke sentimenten. Rubin zoekt de oorzaak van deze Arabische anti-Amerikaanse sentimenten eerder in het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex.[255]
Deze theorie claimt dat de Arabische frustraties ten aanzien van de Verenigde Staten het logische gevolg zijn van het buitenlandse beleid dat door deze laatste gevoerd wordt. Aanhangers van deze theorie claimen dat dit beleid te weinig rekening houdt met de wensen en belangen van de Arabische wereld. Men is van mening dat de Verenigde Staten zich hypocriet gedraagt. Men voelt zich vernederd, onrechtvaardig en disrespectvol behandeld door Washington. Anti-Amerikaanse gevoelens hebben daardoor de kop opgestoken onder de moslimbevolking, hetgeen de perfecte voedingsbodem vormt voor groeperingen als Al-Qaeda. Een verandering van het Amerikaanse buitenlandse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten wordt als enige mogelijke oplossing naar voren geschoven om terroristische aanslagen van het kaliber van elf september in de toekomst te vermijden.
Osama Bin Laden heeft vijf grieven verwoord waarin de Verenigde Staten met de vinger gewezen worden. Eerst en vooral wordt de Amerikaanse steun aan illegitieme regimes in het Midden-Oosten aangeklaagd. Hij klaagt het kolonialisme en het hypocriete beleid van de Verenigde Staten aan. Een tweede grief is de militaire aanwezigheid van Amerikaanse troepen in de Golfregio. Deze aanwezigheid wordt geïnterpreteerd als westers kolonialisme. Voorts klaagt Bin Laden over het feit dat de nu opgeheven VN-sancties ten aanzien van Irak verschrikkelijk humanitaire gevolgen teweeg hebben gebracht. De Verenigde Staten worden in dit dossier met de vinger gewezen, omdat zij, ondanks internationale druk om het regime te beëindigen, hevige voorstanders bleven van het in stand houden van een dergelijk destructief VN-regime. Washington wordt verantwoordelijk geacht voor de vele Iraakse burgers die onder dit regime stierven. Een voorlaatste grief betreft de quasi onvoorwaardelijke steun aan Israël. Israël wordt een anti-Arabisch land genoemd. De anti-Arabische handelingen die dit land stelt, worden echter impliciet gesteund door de regeringsverantwoordelijken in Washington. Amerikaanse financiële en politieke steun zouden Anti-Arabische handelingen immers mogelijk maken. Tenslotte wordt de ‘onrechtvaardige’ olietrafiek naar het westen aangeklaagd.
Barry Rubin beweert dat het Amerikaanse beleid niet verantwoordelijk zou zijn voor Arabische anti-Amerikaanse gevoelens. In realiteit zouden Arabische belangen veelal door Amerikaanse belangen overlapt worden. Een verandering van het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van het Midden-Oosten zou bijgevolg geen oplossing bieden voor de problemen.
Op basis van deze analyse kan men concluderen dat de in dit hoofdstuk besproken theorie interessante inzichten biedt met betrekking tot de vraag naar de mogelijke verklaringen voor de terroristische aanslagen van elf september 2001. Het Amerikaanse beleid brengt inderdaad Arabische frustraties teweeg. Al-Qaeda treedt als zelfuitgeroepen voorhoede op. Zij meent dat haar optreden gelegitimeerd is, aangezien zij van mening is dat de Arabische bevolking onrecht aangedaan wordt.
4. Theorie 3: Botsing van beschavingen
What bears no doubt in this fierce Judao - Christian campaign against the Muslim world, the likes of which has never been seen before, is that the Muslims must prepare all the possible might to repel the enemy on the military, economic, missionary, and all other areas. It is crucial for us to be patient and to cooperate in righteousness and piety and to raise awareness to the fact that the highest priority, after faith, is to repel the incursive enemy which corrupts the religion and the world, and nothing deserves a higher priority after faith, as the scholars have declared, for this cause, it is crucial to overlook many of the issues of bickering in order to unite our ranks so that we can repel the greater Kufr.[256]
Dit hoofdstuk zal zich toeleggen op de theorie die claimt dat de mondiale verspreiding van de westerse cultuur en de waarden die daarin vervat zitten frustraties en woede teweeg brengen bij niet-westerse bevolkingsgroeperingen, in casu de islamitische bevolking. De islamitische bevolking zou zich als het ware bedreigd voelen door een op het westers waardesysteem gebaseerde globalisering. Dit gevoelen van culturele dreiging, en de frustraties die daardoor ontstaan, zouden aanleiding hebben gegeven tot het plegen van de terroristische daden van elf september. Uit het hierboven vermelde citaat laat de spirituele leider van Al-Qaeda, Osama Bin Ladin, inderdaad blijken dat de islamitische jihad gericht is tegen het bondgenootschap tussen de joodse en de christelijke beschaving. Daaruit zou men kunnen afleiden dat Bin Ladin de mening toegedaan is dat de aanslagen van elf september een gewelddadige uiting zijn van een botsing van beschavingen tussen de westerse, in essentie joods-christelijke beschaving enerzijds en de islamitische beschaving anderzijds. Over de aanslagen heeft Bin Ladin inderdaad het volgende gezegd: “Deze gebeurtenissen hebben de wereld verdeeld in twee kampen, die van de gelovigen en die van de ongelovigen, moge God u bij hen weghouden. Iedere moslim moet zich haasten om bij de overwinning van zijn religie te helpen. De wind van verandering is gekomen die de onderdrukkers zal vernietigen op het eiland van de profeet Mohammed(Saoedi-arabië), vrede zij met Hem.”[257] Na de aanslagen van elf september werd er door vele analisten en commentatoren beweerd dat de voorspelde botsing tussen het westen en de islam werkelijkheid geworden was. Het is dan ook nuttig na te gaan in welke mate deze theorie van de botsing der beschavingen een realistische voorspellende waarde heeft en daadwerkelijk toepasbaar geacht kan worden op de aanslagen van elf september. De meest bekende auteurs die een botsing van beschavingen voorspeld hebben, zijn Samuel P. Huntington[258] en Bernard Lewis[259]. Deze beide auteurs kan men de founding fathers van deze theorie noemen. De krachtlijnen van beide theorieën zullen kort besproken worden, omdat dit noodzakelijk is om de theorie in het licht van de aanslagen van elf september te begrijpen. Ook zullen enkele andere aanhangers van deze theorie besproken worden. Vervolgens zullen deze theorieën kritisch benaderd
4.1. Clash of civilizations’ these
De these van Bernard Lewis inzake de botsing der beschavingen begint met de stelling dat de islam in een fase van haat en geweld verkeert, dewelke tegen het westen gericht is. Hij zegt daar het volgende over: “At times this hatred goes beyond hostility to specific interests or actions or policies or even countries and becomes a rejection of Western civilization as such, not only what it does but what it is, and the principles and values that it practices and professes. These are indeed seen as innately evil, and those who promote or accept them as the enemies of God.”[260] Deze basisstelling wordt vervolgens door de auteur in het desbetreffende artikel verdedigd.
De islam is een religie die de wereld in bipolaire termen begrijpt. Enerzijds heeft men het Huis van de islam, waar de islamitische wet en het islamitisch geloof de enige rechtmatige normen zijn. Anderzijds onderscheidt men ‘de rest van de wereld’, hetgeen gedefinieerd wordt als het Huis van Ongeloof, waartoe alle moslimgelovigen de religieuze verplichting hebben dit Huis te islamiseren. Dit werd reeds eerder in het inleidende hoofdstuk aangehaald. Feit is echter dat een meerderheid van de wereldbevolking niet tot de islam behoort. Bovendien is het zelfs zo dat het islamitisch geloof en de sharia in de moslimlanden voortdurend ondermijnd wordt door seculariserende hervormingen. Deze ontwikkelingen zorgen, volgens Lewis, voor frustraties onder de gelovige moslimbevolking.[261]
Een bijkomend belangrijk element om de these te staven, en dat ook reeds in het inleidend hoofdstuk vermeld werd, betreft het feit dat de islam van nature een religie is die zich voortdurend meet met andere beschavingen, in casu de christelijke en de joodse beschaving, die zij als haar mondiale, inferieure tegenstrevers aanschouwt. Bernard Lewis beweert dat deze strijd sinds het ontstaan van de islam in zevende eeuw na Christus gevoerd wordt. Frustrerend voor de islamitische bevolking is echter dat, na tien eeuwen van overheersing, een periode van ondergeschiktheid en onderwerping plaats gevonden heeft, een situatie die tot op de dag van vandaag voortduurt. De moslimbevolking heeft drie zware nederlagen te verduren gekregen van haar directe concurrenten, waarvan de gevolgen nog duidelijk zicht - en voelbaar zijn. Deze nederlagen dragen eveneens bij tot de hedendaagse woede ten aanzien van de westerse beschaving. De eerste nederlaag betreft de teloorgang van de hegemonie van de islamitische beschaving over de wereld ten voordele van de joods-christelijke beschaving. De tweede nederlaag was de ondermijning van de islamitische autoriteit in het eigen land. Westerse gewoonten en ideeën werden immers stapsgewijs door vele, zoniet alle, islamitische landen overgenomen en geïncorporeerd. De derde en laatste islamitische nederlaag handelt over de opkomst van geëmancipeerde vrouwen en rebelse kinderen in het vaderlijk huis. Kenmerkend aan deze nederlagen is dat zij een bewijs zijn van de toenemende westerse invloed in moslimlanden en elders ter wereld en dit ten koste van de verspreiding van de islamitische beschavingsidealen. Dit terwijl men van mening is dat de westerse beschaving tegenovergestelde en inferieure waarden en normen belichaamt dan deze die in de islam als aanvaardbaar worden geacht.[262]
Bernard Lewis benadrukt de woede die deze opeenvolgende nederlagen hebben teweeggebracht onder de moslimgemeenschap en het verlangen van deze gemeenschap om haar waarden opnieuw te doen gelden in de wereld. Men verlangt met andere woorden naar een nieuwe periode van islamitische grootheid en overheersing om een einde te maken aan de vernederingen. Radicale moslimleiders zijn dan op zoek gegaan naar de oorzaak van de teloorgang van de islamitische waarden in de wereld. Uiteindelijk hebben zij de Verenigde Staten verheven tot vijand van Allah. Lewis schrijft hierover het volgende: “America had become the archenemy, the incarnation of evil, the diabolic opponent of all that is good, and specifically, for Muslims, of Islam.”[263] Dat de woede en frustraties van de islamgemeenschap tegen de Verenigde Staten gericht worden, vindt de auteur niet meer dan normaal, aangezien zij de rechtmatige erfgenaam en tevens onbetwiste leider zijn van de westerse beschaving.[264]
Uiteindelijk wordt de strijd door de islamitische radicalen op twee verschillende fronten gevoerd. Vooreerst verwerpt men het secularisme. De scheiding tussen religie en staat wordt resoluut verworpen. Anderzijds wordt de strijd tegen de moderniteit in haar geheel gevoerd. Men wil moderne hervormingen van de laatste eeuw, die de politieke, economische, sociale en culturele structuren van de maatschappijen veranderd hebben terugschroeven en een terugkeer naar de traditionele, islamitische gemeenschap bewerkstelligen. Men verwerpt aldus die verworvenheden die van westerse afkomst zijn. Lewis is van mening dat vele hedendaagse moslims het standpunt van deze islamitische radicalen delen. Zij nemen namelijk een negatieve houding aan ten aanzien van op westerse waarden gebaseerde instellingen. De reden die Bernard Lewis daarvoor aangeeft betreft het feit dat het overgrote deel van de moslimbevolking slechte ervaringen heeft met instellingen of methoden die op westerse waarden gefundeerd zijn.[265] Een terugkeer naar de oude islamitische maatschappelijke orde van weleer, datgene waarvoor de radicalen pleiten, lijkt in deze omstandigheden een goed alternatief voor een groot deel van de moslimbevolking. Kortom, “This is no less than a clash of civilizations – the perhaps irrational but surely historic reaction of an ancient rival against our Judeo-Christian heritage, our secular present, and the worldwide expansion of both.”[266] De aanslagen van elf september zouden een uitspatting zijn van deze opgekropte frustraties en woede onder de islambevolking.
Bernard Lewis heeft naar aanleiding van de aanslagen van elf september een artikel geschreven waarin hij claimt dat elf september een bevestiging van zijn voorspelling van een botsing tussen het westen en de islam is. Opnieuw verwijst hij naar de gewelddadige aard van de islam en haar jaloezie ten aanzien van de joods-christelijke werelddominantie om zijn voorspelling te staven. De islam als religie is dus de oorzaak van de gepleegde terroristische acties, zo stelt Lewis. [267]
Samuel P. Huntingtons’ these ligt in het verlengde van die Bernard Lewis en stemt er grotendeels mee overeen, maar is omvattender. Hij voorspelde in zijn befaamd en veelbesproken artikel en boek “The clash of civilizations” eveneens een botsing van beschavingen: “It is my hypothesis that the fundamental source of conflict in this new world will not be primarily ideological or primarily economic. The great divisions among humankind and the dominating source of conflict will be cultural. Nation states will remain the most powerful actors in world affairs, but the principal conflicts of global politics will occur between nations and groups of different civilizations. The clash of civilizations will dominate global politics. The fault lines between civilizations will be the battle lines of the future.”[268] Huntington schrijft dus dat het tijdperk na het einde van de Koude Oorlog, hetgeen een ideologisch tijdperk was, gekenmerkt zal worden door oorlogen tussen beschavingen. De val van de Berlijnse muur was het begin van een cultureel-religieus tijdperk, zo voorspelde Huntington. Aangezien beschavingen een centrale rol spelen in zijn theorie, is het noodzakelijk daarvan een goed begrip te hebben. Huntington omschrijft een beschaving als volgt: “A civilization is thus the highest cultural grouping of people and the broadest level of cultural identity people have short of that which distinguishes humans from other species. It is defined both by common objective elements, such as language, history, religion, customs, institutions, and by the subjective self-identification of people.”[269]Op de vraag of beschavingen zullen botsen, moet er determinerend geantwoord worden: beschavingen zullen met mekaar in conflict geraken. Huntington geeft enkele ontwikkelingen en feiten aan die deze stelling staven. Vooreerst wijst hij op het feit dat de onderlinge verschillen tussen beschavingen inzake taal traditie, geschiedenis, cultuur en vooral religie fundamenteel zijn. De geschiedenis heeft bewezen dat deze onderlinge verschillen aanleiding kunnen geven tot de meest gewelddadige en meest langdurige conflicten. Een ander aspect dat de auteur aanhaalt betreft de globaliseringtendens. Deze tendens zou ervoor zorgen dat de identiteit van de desbetreffende beschavingen sterk benadrukt en als tegenhanger van uitheemse invloeden ervaren wordt. Zo ontstaat er een ‘us-versus-them’ dichotomie, hetgeen de relaties tussen de beschavingen niet ten goede komt. Ten derde zouden deze globale sociaal-economische veranderingen een dalende identificatie met de natiestaat bewerkstelligen. Religie zou uiteindelijk het identificatiemiddel bij uitstek vormen van volkeren. De sterke benadrukking van de eigen identiteit van de verschillende beschavingen wordt in de hand gewerkt door de rol die het westen in de wereld vervult. Het machtige westen, dat de piek van haar macht bereikt heeft, tracht, de volgens haar, superieure waarden te exporteren. Dit terwijl de niet-westerse beschavingen willen terugkeren naar de wortels van hun identiteit. Als vijfde argument haalt Huntington aan dat betwistingen die de identiteit van beschavingen treffen niet onderhandelbaar zijn. Compromissen sluiten is in dergelijke gevallen zeer moeilijk, zoniet onmogelijk. Een laatste argument betreft het feit dat regionale economische integratie, globaal bekeken, sterk aan het toenemen is.[270]In Huntingtons’ these is het conflict tussen de islamitische en de westerse beschaving een centraal gegeven. Hij wijst er net zoals Bernard Lewis op dat het conflict tussen deze beschavingen reeds meer dan dertienhonderd jaren duurt en dat de gelovige moslims zich door de voortdurende nederlagen van de laatste eeuwen vernederd voelen. De islam zou een religie van geweld zijn, die niet van plan is zich te laten verdrukken door diegenen die zij als inferieuren beschouwt.[271] De voortdurende verspreiding van westerse waarden, en vooral deze die in relatie staan tot de representatieve democratie, zou aanleiding geven tot het ontstaan van antiwesterse politieke krachten in de moslimwereld.[272] Het westen exporteert haar cultuur, omdat zij van mening is dat de waarden die deze cultuur incorporeert universele waarden zijn. Huntington claimt dat dit proces van verspreiding juist aanleiding zal geven tot een botsing tussen de islam en het westen, omdat westerse waarden zoals individualisme en representatieve democratie wel degelijk uniek zijn, maar totaal niet universeel van aard zijn. Moslimlanden zullen protesteren tegen dezer westoxification van hun gemeenschappen, hetgeen op een bloedige strijd zou kunnen uitlopen. Huntington verwoordt het al volgt: “The West -- and especially the United States, which has always been a missionary nation -- believes that the non-Western peoples should commit themselves to the Western values of democracy, free markets, limited government, separation of church and state, human rights, individualism, and the rule of law, and should embody these values in their institutions. Minorities in other civilizations embrace and promote these values, but the dominant attitudes toward them in non-Western cultures range from skepticism to intense opposition. What is universalism to the West is imperialism to the rest.”[273]
Een belangrijk element van zijn theorie, in het licht van de aanslagen van elf september, betreft de voorspelling dat indien een land aangevallen wordt door personen die tot een andere beschaving behoren, dit land steun zal verkrijgen van die landen die dezelfde cultuur vertegenwoordigen. Huntington noemt dit het ‘kin-country syndrome’ dat zal plaats vinden wanneer beschavingen met mekaar in conflict geraken.[274]
Natuurlijk heeft Huntington, net zoals Bernard Lewis, in het kader van zijn theorie gereageerd op de aanslagen van elf september. Ook hij heeft in een artikel gewezen op de consistentie tussen de realiteit van elf september enerzijds en zijn theorie anderzijds. Hij stelt dat er na de aanslagen geen sprake is van een botsing tussen het westen en de islam, alhoewel Bin Ladin deze botsing heeft trachten te bewerkstelligen door deze aanslagen. Er is echter een zeer groot gevaar dat het vooralsnog tot een conflict tussen beide beschavingen komt. De reacties op de aanslagen van elf september en het Amerikaanse antwoord daarop zijn, volgens Huntington, alleszins volledig op zijn these toepasbaar. Zo stelt hij dat de overheden en de bevolkingen van westerse afkomst voluit hun medeleven geuit hebben aan de Amerikaanse bevolking en dat zij zelfs steun toegezegd hebben in de strijd tegen het terrorisme. Dit geldt zeker voor landen die de Anglo-Saksische cultuur delen met de Verenigde Staten. Huntington stelt weliswaar vast dat bijna alle moslimregeringen de terreurdaden veroordeeld hebben, maar dat de motivatie daartoe niet van gevoelsmatige aard, maar van politieke aard was. De veroordeling was vooral een uiting van hun standvastigheid in de strijd tegen radicale islamitische terreurgroeperingen die een onmiddellijke bedreiging vormen voor deze pro-westerse regimes. Voorts merkt Huntington op dat een groot deel van de burgers uit de Arabische landen de aanslagen veroordeeld hebben, dat slechts een klein aantal de aanslagen goedkeurde, maar dat immens vele moslims de Amerikaanse actie in Afghanistan hekelen. Zijn conclusie luidt dat naarmate de Verenigde Staten en haar westerse bondgenoten militair geweld blijven gebruiken tegen haar radicale, islamitische tegenstanders, de reactie van de moslimgemeenschap des te heftiger zal zijn. Elf september bracht eenheid in het westers kamp; een langdurige gewelddadige reactie op elf september zou wel eens een ééngemaakte moslimgemeenschap teweeg kunnen brengen.[275]
Salman Rushdie, een bekend schrijver, is een aanhanger van de ‘clash of civilizations’ theorie van Huntington. Hij stelt eveneens dat de islam een gevaar vormt voor de westerse maatschappij. Hij stelt immers vast dat de radicale versie van de islam, die de moderniteit verwerpt, steeds meer en meer aanhangers geniet onder de moslimbevolking. Het is de snelst groeiende vorm van islam in de moslimwereld. De islam is intolerant en gevaarlijk. Zijn betoog verschilt echter een beetje van dat van Huntington. Rushdie schrijft namelijk dat de radicale, islamitische groeperingen niet enkel gericht zijn op het westen. Zij verzetten zich eveneens tegen medemoslimgelovigen. Hij wijst onder andere op de vijandigheid die er heerst tussen de Iraanse regering en de gewezen Talibanregering. Niettemin zou het absurd zijn de aantrekkingkracht van de radicale, islamitische ideologie voor vele moslimgelovigen en de gevaren die daaraan verbonden zijn te ontkennen.[276]
Andrew Sullivan spreekt van een botsing tussen het moslimfundamentalisme met alle andere beschavingen die gekenmerkt worden door een geloof dat in vrede leeft met waarden als vrijheid en deze van de moderniteit. Voor Sullivan staat de strijd tussen het islamfundamentalisme en de Verenigde Staten, de bakermat van de moderne tijd, centraal. De Verenigde Staten hebben een islamitisch probleem. Hij verwijst naar Bin Ladin die in verschillende teksten de Amerikaanse kruistocht tegen de islam benadrukt. Het citaat in het begin van dit hoofdstuk is daar een duidelijk voorbeeld van. Sullivan wijst eveneens op het feit dat de radicale islam een zeer extreme vorm van religie is dat het geweld niet schuwt. Zo verwijst hij, net zoals Rushdie dat gedaan heeft, naar het feit dat radicale, islamitische terreurgroeperingen vele regimes in het Midden-Oosten hebben aangevallen op basis van religieuze motieven en dat deze strijd zich, zeker sinds elf september, naar het westen is verlegd. Hij schrijft eveneens over het gevaar van verdere verspreiding van de radicale islam, aangezien het reeds miljoenen moslims onder haar vaandel heeft. De radicale islam, die een letterlijke interpretatie van de Koran voorstaat, geeft vele mensen een gevoelen van zekerheid en geeft richting aan het handelen van mensen die in een gedesoriënteerde wereld leven. Dit verklaart volgens Sullivan het overdonderende succes van de radicale versie van de islam. Het ontstaan van deze intolerante versie van de islam situeert de auteur in het verleden. Zo heeft de globale verdrukking van de islamitische cultuur door de westerse cultuur daartoe bijgedragen. Hij vergelijkt de strijd tegen de islamitische fundamentalisten met deze tegen de nazi’s en tegen het Stalinregime. Deze strijd, de islamitische beschaving tegen de westerse beschaving, is minstens zo belangrijk als de twee laatste grote conflicten. Nu opnieuw is er sprake van een strijd tegen een religie die door middel van geweld wil regeren over andere religies. Het grote verschil tussen het nazisme en het stalinisme aan de ene kant en het radicale islamisme aan de andere kant is echter dat deze laatste niet berust op zwakke intellectuele constructies zoals de creatie van een hoofdras of het bewerkstelligen van een communistische revolutie, hetgeen het nog gevaarlijker maakt. De conclusie van Sullivan is dan ook éénduidig: “But Islamic fundamentalism is based on a glorious civilization and a great faith. It can harness and co-opt and corrupt true and good believers if it has a propitious and toxic enough environment. It has a more powerful logic than either Stalin's or Hitler's Godless ideology, and it can serve as a focal point for all the other societies in the world, whose resentment of Western success and civilization comes more easily than the arduous task of accommodation to modernity. We have to somehow defeat this without defeating or even opposing a great religion that is nonetheless extremely inexperienced in the toleration of other ascendant and more powerful faiths. It is hard to underestimate the extreme delicacy and difficulty of this task.”[277]
De founding fathers van de ‘clash of civilizations’ these, Bernard Lewis en Samuel P. Huntington, zijn, ondanks het feit dat zij aanhangers zijn van dezelfde theorie, tot twee totaal verschillende conclusies gekomen met betrekking tot de vraag of de aanslagen van elf september al dan niet de uiting zijn van een cultureel gekleurd conflict tussen de islam en het Westen. Bernard Lewis stelt, zoals eerder vermeld, vast dat er voldoende bewijzen zijn die op een dergelijke botsing wijzen. Feit is echter dat hij enkel in vage termen verwijst naar het ‘bewijsmateriaal’, maar dat hij geen concreet bewijs geeft dat zijn these kan staven. Huntington daarentegen beweert dat het nog niet tot een botsing tussen beide beschavingen is gekomen, maar dat de organisatie en de opbouw van de coalities volledig in het kader van zijn geproclameerde ‘kin-country syndrome’ past. Wat echter belangrijker is, is dat beide theoretici uiteindelijk claimen dat hun theorie empirisch geverifieerd werd door de feiten. Men kan dus nagaan of de these van beide theoretici wel degelijk overeenstemt met de realiteit, zoals de auteurs beweren.
Indien de ‘clash of civilizations’ these empirisch juist is en een juiste voorspellende waarde heeft, zou men verwachten dat de westerse landen onderling samenspannen, terwijl men dit ook mag verwachten van de islamitische landen. Engin I. Erdem, lid van het politiek departement aan de universiteit van Virginia, beweert dat de wereld na elf september niet in het plaatje van de ‘clash of civilizations’ theorie past.[278] Ten eerste wijst deze auteur op het feit dat de antiterreurcampagne van de Verenigde Staten in Afghanistan wel degelijk op significante steun kon rekenen vanwege de moslimlanden. Zelfs Iran heeft zijn steun uitgesproken, terwijl Turkije een actieve rol heeft gespeeld in de campagne. Men zou kunnen spreken van een globale coalitie tegen het terrorisme, een coalitie die landen uit verschillende beschavingen omvat. Een tweede argument dat aangehaald wordt betreft het feit dat de toename van anti-Amerikaanse sentimenten niet enkel beperkt blijven tot de moslimbevolking, maar dat deze toename ook waar te nemen is in West-Europa. Blijkt dat de hegemonie van de Verenigde Staten en het unilateraal gedrag van deze laatsten de hoofdoorzaken zijn van het groeiende anti-Amerikanisme in de wereld. Westerse waarden zouden niet aan de basis van het heersende anti-Amerikanisme liggen. Een opinieonderzoek, uitgevoerd door het Pew Research Center in 44 verschillende landen overal ter wereld, bevestigd deze stelling van Engin I. Erdem: “While attitudes toward the United States are most negative in the Middle East/Conflict Area, ironically, criticisms of U.S. policies and ideals such as American-style democracy and business practices are also highly prevalent among the publics of traditional allies.”[279]
Erdem geeft eveneens kritiek op het eerder vermelde artikel van Huntington ‘The age of Muslim wars’, dat als antwoord op de aanslagen van elf september geschreven werd. Hij beweert dat dit artikel niet overeenstemt met Huntingtons’ these. Een eerste belangrijke kritiek betreft het feit dat Huntington afwijkt van zijn eerder gemaakt stelling dat een botsing van beschavingen onvermijdelijk is. Hij komt daar nu op terug. In dit artikel beweert hij namelijk dat een dergelijke botsing mogelijk, maar niet onvermijdelijk is. Een belangrijker punt van kritiek op Huntington’s these is de verwijzing van deze laatste naar het belang van andere, niet noodzakelijk louter culturele factoren als oorzaak van antiwesterse gevoelens in het Midden-Oosten. Huntington lijkt te beweren dat niet enkel culturele, maar eveneens verschillen in politieke visie verantwoordelijk zouden zijn voor de frustraties en de haatgevoelens die aan de basis van terroristische aanslagen als die van elf september zitten. De conclusie van Erdem is dan ook dat Huntingon de ‘clash of civilizations’ these zelf ondergraven heeft.
De ‘clash of civilizations’ these vertoont nog andere empirische tekortkomingen. Dit wordt bevestigd door verscheidene onderzoeken. Deze geven weer dat de theoretische premissen van de theorie niet overeenstemmen met de realiteit, hetgeen natuurlijk desastreuze gevolgen heeft wat betreft de voorspellende waarde ervan met betrekking tot de aanslagen van elf september. Pippa Norris en Ronald Inglehart, professoren aan de universiteiten van Harvard en Michigan, schrijven dat Huntington beweert dat waarden van politiek-democratische aard, zoals de representatieve democratie en de scheiding van kerk en staat, waarden zijn die typisch westers, niet universeel van aard zijn.[280] Wat ook reeds aangehaald werd, betreft de stelling dat vooral de verspreiding van waarden die in relatie staan tot de representatieve democratie voor conflicten met de islam zouden zorgen. De hypothese luidt dan als volgt: indien deze stelling empirisch juist is, kan men verwachten dat de sterkste culturele botsing tussen de westerse en de islamitische wereld zich situeert op het vlak van de politieke waardenhiërarchie. Beide wetenschappers besluiten echter het volgende: “A comparison of the beliefs and values of islamic and non-Islamic publics in 75 societies around the globe, confirms the first claim in Huntington’s thesis: culture does matter…But Huntington is mistaken in assuming that the core clash between the West and Islamic worlds concerns democracy. The evidence suggests striking similarities in the political values held in these societies. It is true that Islamic publics differ from Western publics concerning the role of religious leadership in society, but this is not a simple dichotomous clash -many non-Islamic societies side with the Islamic ones on this issue. Moreover, the Huntington thesis fails to identify the most basic cultural fault line between the West and Islam, which concerns the issues of gender equality and sexual liberalization.”[281] Femke van Esch heeft onderzocht of de stelling dat het ideologisch tijdperk van de Koude Oorlog wel degelijk vervangen is geworden door een cultureel-religieus tijdperk waarin botsingen tussen beschavingen onvermijdelijk zijn. De vraagstelling luidt als volgt: komen er significant meer clashes of civilizations voor in de periode sinds het einde van de Koude Oorlog dan in de perioden voor het einde van de Koude Oorlog?[282] De uiteindelijke, empirische conclusie is echter dat er niet in de periode na de Koude Oorlog de meeste clashes plaatsgevonden hebben, maar, in tegenstelling tot wat Huntington beweert, voor het einde van de Koude Oorlog.[283] Haar conclusie is dan ook éénduidig en hard: ”Ondanks deze aanmerkingen moet de vraag of the clash of civilizations empirische waarde heeft, naar mijn mening, ontkennend beantwoord worden. De resultaten van het onderzoek zijn ondanks de gemaakte kanttekeningen immers een zeer overtuigende ontkrachting van Huntingtons ideeën.”[284]
Een belangrijke kritiek aan het adres van zij die denken in termen van beschavingen en religies wordt geformuleerd door Edward W. Said. Hij hekelt in zijn artikel het simplisme dat de clash of civilizations these kenmerkt. Zo levert hij zware kritiek wanneer hij zegt dat de pluraliteit van enorme entiteiten als culturele beschavingen niet kan gevat worden door algemene, op zich betekenisloze termen als ‘het westen’ en ‘de islam’. Dit is een foute manier van denken, aangezien de gediversifieerde wereld waarin wij leven zich niet zo gemakkelijk met algemene begrippen laat vatten.[285] David E. Forte haalt in een kritisch artikel dezelfde kritiek aan. Hij schrijft dat er vele stemmen in de islam zijn die niet allen gelijkgesteld kunnen worden aan het radicalisme dat Al-Qaeda kenmerkt. Zo stelt hij dat de islamversie van Osama Bin Ladin verschillend is van andere vormen van islamradicalisme, laat staan van de traditionele islam. De Islam moet gerespecteerd worden in al haar variëteit, hetgeen auteurs als Sullivan niet hebben gedaan. Hij schrijft daarover het volgende: “The legalistic element of Islam spans wide variations. Not all wish to impose the Sharia in all its archaic details. Many call for a new ijtihad, or redevelopment of the law from its sources to meet modern conditions. Nor is legalism the sole voice of Islam: From the beginning, rationalist, theological, and mystical traditions have vied with it. I believe that, like Christians and Jews, most Muslims crave a moral space in which to worship God and obtain forgiveness and salvation. The imposition of all the elements of a 1,000-year-old code of law would close up that space.” Forte voegt eraan toe dat men, door de islam al een religie van terreur te behandelen, Osama Bin Ladin bevoordeelt, aangezien het juist zijn persoonlijke doelstelling is een clash te verwezenlijken.[286] Graham E. Fuller heeft het dan ook bij het rechte eind wanneer deze beweert dat het islamitisch fenomeen niet uniform is. Er zijn verscheidene vormen van de islam verspreid die niet onder één en dezelfde noemer kunnen gebracht worden. Hij stelt dat de hedendaagse islam een dynamisch fenomeen is dat veel meer omvat dan groeperingen als Al-Qaeda.[287] Hij is van mening dat er werkelijk vele moderne, liberale islamitische grass-rootskrachten in werking zijn die wel degelijk ijveren voor meer democratie en voor bescherming van de mensenrechten. Volgens Fuller laten de teksten van de Koran een dergelijke, liberaal geïnspireerde interpretatie toe.[288] Het is deze democratische interpretatie van de islam en de bewegingen die op basis daarvan ontstaan als tegenpool tegen de radicale, islamitische krachten die door velen genegeerd of als quasi onbestaande ervaren worden. De aanhangers van de ‘clash of civilizations’ these gaan niet vrijuit in deze zaak. Het komt erop aan deze democratische krachten te steunen om op die wijze het ontstaan van een democratisch Midden-Oosten te bewerkstelligen en dit op niet-geïmporteerde wijze, met het behoud van hun eigen identiteit.[289] Erdem concludeert dat een oriëntalistische interpretatie van de islam, hetgeen inhoudt dat men de diversiteit, het pluralisme en de interne dynamiek van de islam negeert, leidt tot een ‘clash of misunderstandings’. Men heeft een verkeerd begrip van de islam. Bovendien wordt de onderlinge dialoog bemoeilijkt door een dergelijke visie erop. Kortom, de ‘clash of civilizations’ these en het discours daaromtrent creëren obstakels tot onderlinge toenadering tussen de islamitische en de westerse beschaving.[290]
Op basis van deze kritieken kan men besluiten dat het niet zozeer de islamitische cultuur is die botst met het westen en de waarden die het verspreidt. Wanneer men rekening houdt met de pluraliteit en de dynamiek waardoor de islamcultuur gekenmerkt wordt, kan men niet anders dan stellen dat er vele moslimgelovigen zijn die wel degelijk geen hekel aan liberaal-democratische waarden hebben. Een onderzoek van het Pew Research Center bevestigt dit: “People around the world embrace things American and, at the same time, decry U.S. influence on their societies.”[291] Men kan met andere woorden claimen dat die islamieten die in onenigheid leven met de mondiale verspreiding van deze westerse waarden slechts een gedeelte uitmaken van de gehele gelovige islambevolking van het Midden-Oosten. Het zijn de radicale, militante, islamgroeperingen die de huidige globalisering verwerpen, omdat deze geëxporteerde westerse waardehiërarchie niet overeenstemt met de hunne, die in wezen antiliberaal en antidemocratisch is, zoals reeds in het eerste hoofdstuk werd aangehaald. Islamitische terroristen verwerpen de verworvenheden van de moderniteit en willen terugkeren naar een volledig op de Sharia gebaseerde maatschappijvorm. De Amerikaanse president, George W. Bush, heeft trouwens in verschillende speeches duidelijk benadrukt dat de oorlog tegen het terrorisme geen oorlog tegen de islam als religie is: “I have assured His Majesty that our war is against evil, not against Islam. There are thousands of Muslims who proudly call themselves Americans, and they know what I know -- that the Muslim faith is based upon peace and love and compassion. The exact opposite of the teachings of the al Qaeda organization, which is based upon evil and hate and destruction.”[292]
Mia Doornaert is één van de velen die na de aanslagen van elf september sprak van een daadwerkelijke botsing van waarden tussen islamitische terroristen en het westen. Zij slaat de nagel op de kop wanneer zij beweert dat islamitische terroristen haatgevoelens jegens de Verenigde Staten hebben, niet zozeer om wat zij doen of laten, maar om datgene wat zij karakteriseren. De Amerikaanse ‘way of life’, hét culturele exportproduct van het westen, is een machtig breekijzer tegen andere, minder tolerante en minder moderne tradities. Dat is een gruwel voor wie de zo ongebreideld mogelijke persoonlijke vrijheid haat. De wereldwijde verspreiding van Amerikaanse waarden, die als decadent en als een ondermijning van de traditionele orde ervaren wordt, zou aldus de voedingsbodem gevormd hebben voor de frustraties van de islamitische terroristen die het WTC-gebouw en het Pentagon doorboord hebben. Zo is het, volgens deze auteur, niet toevallig dat New York als doelwit gekozen werd: New York is immers niet enkel het politieke en financiële centrum van de Verenigde Staten, maar ook de culturele hoofdstad ervan.[293] Voor Washington DC geldt natuurlijk hetzelfde. Neoconservatief Richard Perle claimt eveneens dat de terroristen van Al-Qaeda westerse waarden als democratie en vrijheid verafschuwen. [294] Wouter Vandersypen beaamt dat islamitische terroristen een grondige afkeer hebben van de westerse levenswijze: “Bin Ladin en zin geestesgenoten bevechten niet alleen Israël en Amerika. Het internationale moslimterrorisme vecht tegen het Westen, tegen het ‘modernisme’, tegen onze levenswijze. Wie daar nu nog aan twijfelt, steekt zijn hoofd in het zand.”[295]
Murat Belge heeft een interessant artikel geschreven dat handelt over de terroristische aanslagen in Turkije.[296] Op 15 november 2003 werden twee verschillende synagogen tot explosie gebracht in Istanbul door groeperingen gelinkt aan Al-Qaeda. Vijf dagen later waren het Britse consulaat en de HSBC Bank, beiden eveneens in Turkije gelegen, het doelwit van terroristische aanslagen. Doelwit bij deze laatste aanslag waren Britse en Israëlische burgers. Murat geeft aan dat één van de hoofdoorzaken van deze terroristische daden is dat Turkije een islamitisch land is dat seculier van aard is. De huidige regeringspartij in Turkije is een zeer gematigde islamitische partij die radicale tendensen resoluut verwerpt. Zij is dus de antipode van Al-Qaeda. Erdogans AK-partij wil democratie en islam verzoenen. Daardoor is Turkije een uitzondering op de regel. De auteur schrijft eigenlijk dat de aanslagen anti-westers en anti-modern waren. In een ander artikel, geschreven door Mia Doornaert, wordt er eveneens verwezen naar het feit dat Turkije een aangewezen doelwit is voor extremistische groeperingen als Al-Qaeda. [297] Ook in dit artikel wordt ernaar verwezen dat Turkije het enig islamitisch land is dat de scheiding van Kerk en staat officieel erkend heeft, hetgeen een doorn in het oog is voor Al-Qaeda.[298]
Francis Fukuyama sluit zich volledig bij de visie van Doornaert aan. Hij schrijft het volgende daarover: “The September 11 attacks represent a desperate backlash against the modern world, which appears to be a speeding train to those unwilling to get on board.”[299] De basispremisse van Fukuyama’s theorie ‘het einde van de geschiedenis’ is dat de liberaal-democratische waarden, die in het westen ontstaan zijn, universele toepasbaarheid genieten omwille van hun superioriteit ten aanzien van andere waarden. Hij claimt dat er culturele convergentie zal optreden overal ter wereld. Oorzaak daarvan is de mondiale verspreiding van de door het westen geïnspireerde moderniteit.[300] Kernelement van deze moderniteit is de effectieve scheiding tussen Kerk en staat, tussen politiek en religie. Dit is volgens Fukuyama noodzakelijk om gemeenschappelijke vrede te kunnen garanderen.[301] Hij stelt echter vast dat de islamwereld het daar heel moeilijk mee heeft, aangezien religie daar vooralsnog een zeer belangrijke plaats inneemt in het politiek-maatschappelijke leven.[302] De verspreiding van deze moderne tendensen heeft in de islamwereld aanleiding gegeven tot het ontstaan van radicale groeperingen als Al-Qaeda. Dergelijke groeperingen achten de westerse maatschappij volledig corrupt en een bewijs van de westerse decadentie. Men is van mening dat hun religieuze identiteit bedreigd wordt.[303] Fukuyama noemt dit verzet het ‘islamo-fascisme’. Hij schrijft daarover de volgende kernzinnen: “This new form of radical Islam is immensely appealing because it purports to explain the loss of values and cultural disorientation that the modernization process itself has engendered. It may therefore clarify things to say that the present conflict is not simply a fight against terrorism, nor against Islam as a religion or civilization, but rather with Islamo-fascism- that is, that radically intolerant and anti-modern doctrine that has recently arisen in many parts of the Muslim world.”[304] Voor Fukuyama is er dus geen sprake van een botsing van beschavingen, noch van religies. Elf september is eerder een ‘clash with modernity’: Al-Qaeda verwerpt het secularisme, het westers maatschappijmodel volledig.
Een andere befaamde theoreticus die claimt dat elf september geen botsing tussen beschavingen, maar de veruitwendiging van een botsing binnen één en dezelfde beschaving is, heet Benjamin R. Barber. Zijn theorie verschilt echter van die van Fukuyama, aangezien hij spreekt van twee tegengestelde tendensen die in werking zijn in de hedendaagse wereld: Jihad versus Mcworld. Jihad staat voor het reactionair fundamentalisme, terwijl Mcworld staat voor de krachten van integratieve modernisering en agressieve economische en culturele homogenisatie.[305] Barber hamert er, net zoals Fukuyama op dat de onderlinge strijd tussen deze twee tendensen geen clash of civilizations inhoudt. Het gaat eerder om een dialectische relatie tussen beiden, ingebouwd in één wereldbeschaving.[306] In het kader van dit hoofdstuk is het belangrijk te benadrukken dat de aanslagen van elf september een reactionaire reactie waren tegen de verspreiding van de westerse cultuur, zijnde Mcworld. Islamitische terroristen willen niet dat de imperatieven van de markt de maatschappij regeren. De islamitische radicalen die de aanslagen van elf september gepleegd hebben vielen het systeem aan, omdat ze de huidige globalisering een bedreiging voor hun cultuur en religie vinden.[307] Men wil dus verhinderen dat de westerse maatschappijvorm met al haar seculiere en goddeloze karakteristieken de traditionele maatschappijvorm vernietigt. Islamitische radicalen willen dat religie ook in de toekomst een centrale plaats in het leven blijft behouden.
Michael Mousseau op zijn beurt, professor internationale relaties aan de universiteit van Istanbul, beweert dat de economische structuur van een land, niet de religieuze factor, de bepalende factor is voor het afbakenen van beschavingen.[308] Zo zouden de economische karakteristieken van een land bepalend zijn voor de waarden die men er belangrijk vind. Mousseau onderscheidt twee verschillende ideaaltypes van beschavingen. Enerzijds heeft men de cliëntelistische beschavingen. Dergelijke systemen zijn gebaseerd op wederzijdse, eerder informele en impliciete relaties van vertrouwen. Men zou de vergelijking kunnen maken met de feodale maatschappijvorm van de Middeleeuwen. In dergelijke maatschappijvormen staan waarden als particularisme en het groepsbewustzijn centraal, waaruit volgt dat zij eerder ‘inward looking’ zijn in termen van hun identiteit, waarden en geloofsovertuigingen. De andere beschavingsvorm omvat de markteconomie. Deze vorm wordt op haar beurt gekenmerkt door expliciete omgangsvormen, bemiddeld door contracten. Waarden als universalisme, tolerantie, individualisme en rule of law zijn primair. Mousseau maakt de terechte bemerking dat men vandaag de dag enkel gemengde vormen van beide systemen observeert. Zo beschouwt hij ontwikkelingslanden als gemengde economieën met een overwegend cliëntelistisch karakter. Belangrijk in het kader van deze verhandeling is echter het volgende: “The chain of causation is well established: The evidence linking economic development with liberal values is so overwhelming that the proposition has no serious detractors, nor does the stabilizing impact of development on democracy. Indeed virtually every economically developed democracy in history has been a market democracy.”[309] Wat de auteur beweert is dat personen afkomstig uit welvarende landen dezelfde liberale waarden delen. De economische structuur is determinerend voor deze waardehiërarchie. Deze zou echter sterk verschillen van de waardehiërarchie van personen uit minder welvarende landen, omdat deze in een gemixte maatschappijvorm leven. In deze gemixte maatschappijvorm leidt de clash tussen de cliëntelistische en de marktcultuur echter tot anti-Amerikaanse gevoelens. Cliëntelistische personen beschouwen personen van de marktcultuur als leden van de ‘out-group’. Deze zijn echter enkel geïnteresseerd in hun eigenbelang en materieel gewin, hetgeen voor hen egoïstische, onaanvaardbare eigenschappen zijn. Men kan dus zeggen dat cliëntelistische maatschappijen de marktcultuur verwerpen. Mousseau schrijft het volgende: “For many individuals living in this rough-and-tumble Hobbesian world, the new zero-sum culture has a thoroughly Western or American character, as seen on television, in movies, and in other forms of popular culture exported from Europe and the United States. Lacking market values and beliefs, millions of people in developing countries believe that the breakdown of traditional clientalist relationships and the emergence of zero-sum anarchy are results of a growing Westernization or Americanization of their societies, and they deeply resent it. Moreover, a society with clientalist values and beliefs but with fading protections from in-groups is extremely vulnerable to any in-group system that promises to put an end to its deep sense of insecurity. This explains the allure of alternative value systems in developing countries that support ethnic sectarianism, extreme nationalism, or various types of religious fundamentalism.” [310] De aanslagen van elf september moeten dan ook, volgens deze auteur, vanuit deze invalshoek bekeken worden: het exportproduct van de Verenigde Staten bij uitstek, de vrijemarkteconomie, brengt grote frustraties teweeg onder de moslimbevolking, omdat deze laatste de waarden die deze vrijemarkteconomie omhelzen afkeuren. Dit gevoelen van culturele verdrukking heeft, volgens Mousseau, tot de desbetreffende aanslagen geleid.
Uit interviews van Bin Ladin blijkt duidelijk dat deze laatste een botsing van beschavingen tracht te bewerkstelligen. Hij heeft meermaals opgeroepen tot een islamitische jihad tegen het westen en haar bondgenoten.
Bernard Lewis en Samuel P. Huntington worden de founding fathers van de ‘clash of civilizations’ theorie genoemd. Deze heren voorspelden reeds in het begin van de jaren negentig dat het tijdperk na de Koude Oorlog gekenmerkt zou worden door cultureel-religieuze breuklijnen. Een botsing, in de nabije toekomst, tussen de christelijk-joodse beschaving enerzijds en de islamitische beschaving anderzijds beschouwden zij als onvermijdelijk. Na de terroristische aanslagen van elf september werd hun theorie door vele analisten en commentatoren aangehaald als mogelijke verklaring voor deze aanslagen. De islam, rekening houdend met haar bloedige geschiedenis en haar karakteristieken, werd met de vinger gewezen.
Verscheidene auteurs hebben echter aangetoond dat de voorspellende waarde van de ‘clash of civilizations’ theorie quasi nihil is. Erdem toont aan dat landen, afkomstig van verschillende beschavingen, samenspannen in de strijd tegen het terrorisme. Morris en Inglehart enerzijds en van Esch anderzijds hebben door middel van systematisch wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat zelfs de basispremissen van de theorie niet standhouden wanneer deze theoretische constructies geconfronteerd worden met de realiteit. Bovendien blijkt de hier besproken theorie te simplistisch om te gaan met de islam, waardoor men er een vertekend en éénzijdig beeld van krijgt. Op basis van deze bevindingen kan men stellen dat de ‘clash of civilizations’ these moeilijk kan gehanteerd worden ter verklaring van de aanslagen van elf september.
Wanneer men rekening houdt met de pluriformiteit die de islam kenmerkt, komt men tot de vaststelling dat de radicale islamitische groepering, Al-Qaeda, een grondige afkeer heeft van de door het westen geïnspireerde liberaal-democratische waarden die in deze geglobaliseerde wereld verspreid worden. In die zin was elf september een aanval op de westerse waardehiërarchie. Dit geldt echter niet voor alle islamitische groeperingen, waartoe liberaal gezinde groeperingen behoren. Fukuyama en Barber hebben elkeen een theorie ontwikkeld, die weliswaar grondig van mekaar verschillen inzake inhoud, maar waarvan de basispremissen met mekaar overeenstemmen: elf september was het gevolg van een ‘clash of values’ tussen het westen en Al-Qaeda.
Michael Mousseau vormt een theoretisch buitenbeentje in dit geheel. De kapers van elf september zouden gereageerd hebben tegen de verspreiding van de markteconomie, omdat een dergelijke maatschappijordening westerse waarden omvat die tegengesteld zijn aan die waarden die Al-Qaeda als belangrijk omschrijft. Al-Qaeda wil bovendien de centrale rol van religie in het politiek-maatschappelijk leven niet opgeven. Dit verklaart het verzet van radicale groeperingen tegen tendensen tot globalisering.
Men kan op basis van deze gegevens concluderen dat islamitische, radicale groeperingen als Al-Qaeda antiwesters zijn in die zin dat zij een totaal andere waardehiërarchie belichamen dan het westen. Globalisering, een tendens tot verspreiding van westerse waarden overal ter wereld, zorgt voor botsingen tussen beide waardehiërarchieën. Men voelt zich cultureel onderdrukt door het westen. Deze culturele verdrukking wordt als een vorm van westers imperialisme aanzien. Dit brengt frustraties teweeg, hetgeen uiteindelijk tot de terroristische aanslagen van elf september heeft geleid.
5. Theorie 4: Socio-economische armoede
5.1. Variant 1: Armoede op individueel niveau
We fight against poverty because hope is an answer to terror.(…)We will challenge the poverty and hopelessness and lack of education and failed governments that too often allow conditions that terrorists can seize and try to turn to their advantage.[311]
Deze woorden werden in 2002 tijdens de ‘financing for development’ conferentie van de Verenigde Naties te Monterrey in Mexico uitgesproken door de huidige president van de Verenigde Staten, George W. Bush. De president lijkt te beweren dat personen die in armoedige omstandigheden leven een grotere kans hebben om in een terroristisch netwerk verzeild geraken. Hij geeft uiting aan een overtuiging die intuïtief de juiste lijkt te zijn, namelijk dat individuen die niets te verliezen hebben eerder geneigd zijn deel te nemen aan zelfdestructieve activiteiten. De stelling dat er een significante correlatie is tussen socio-economische armoede aan de ene kant en deelname aan terroristische activiteiten aan de andere kant lijkt inderdaad tegemoet te komen aan de eisen van gezond verstand. De Amerikaanse president George W. Bush is zeker en vast niet de enige vooraanstaande persoon die deze veronderstelde link bevestigd heeft en deze als bewezen waarheid aanschouwt. Sinds de aanslagen van elf september 2001 hebben verschillende andere Amerikaanse prominenten gewezen op het nut van armoedebestrijding en van een groter onderwijsaanbod in arme landen om op die manier de grondoorzaken van het fenomeen van het terrorisme te bestrijden. Enkele citaten zullen deze stelling bekrachtigen:
First Lady Laura Bush in een toespraak tot de Organization for Economic Cooperation and Development te Parijs op 15 mei 2002: “A lasting victory in the war against terror depends on educating the world's children because educated children are much more likely to embrace the values that defeat terror.”[312]
Colin L. Powell, de huidige minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten, zei op 14 febrauri 2002 te Washington DC het volgende: “I fully believe that the root cause of terrorism does come from situations where there is poverty, where there is ignorance, where people see no hope in their lives.”[313]
Al Gore, vice-president onder de Clinton-administratie vertelde op 12 februari 2002 tegen de Council on Foreign Relations te New York dat een ‘evil axis’ op de eerste plaats wordt gevormd door armoede en onwetendheid, twee variabelen die velen aanzetten tot deelname aan terroristische activiteiten.[314]
Kenneth Dam, ambtenaar bij het Amerikaanse ministerie van financiën, beweerde het volgende op het CBS-nieuws in Islamabad te Pakistan op 5 februari 2002: “Fighting the root causes of terrorism, poverty, and hopelessness is as important as fighting terrorism itself.”[315]
George Mcgovern, voormalig senator van Zuid-Dakota, gelooft eveneens dat armoede tot daden van terreur leidt: “Half of the world's inhabitants are in poverty — millions without jobs, without adequate food or clean water, without decent homes, without much if any education, without health or dental care, without a political voice and without hope for the future. None of this can ever justify the mass killing of innocent people. But the stubborn realities of global hunger and poverty that help fuel hatred exist.”[316]
Alhoewel sommigen misschien van mening zijn dat de correlatie tussen socio-economische armoede en terrorisme slechts prevalent geworden is na de aanslagen van elf september 2001, blijken verschillende Amerikaanse prominenten reeds voor elf september op deze vermeende correlatie gewezen te hebben:
William J. Clinton, de vorige president van de Verenigde Staten, heeft het volgende gezegd in een speech aan het Jordaanse parlement in oktober 1994: “On one side stand the forces of terror and extremism, who cloak themselves in the rhetoric of religion and nationalism. These forces of reaction feed on disillusionment, poverty and despair.”[317]
Edward Djerejian, topdiplomaat van de Verenigde Staten beweerde reeds het volgende in 1993: “Experience suggests to us that political movements are to an important degree rooted in worsening socio-economic conditions in individual countries.”[318]
Niet enkel in de Verenigde Staten denkt men er zo over. Ook elders ter wereld wordt de intuïtieve link tussen socio-economische armoede en terrorisme gelegd:
Shimon Peres, voormalig Israëlisch eerste minister, zei het volgende op 30 mei 1995 in een briefing naar de ambassadeurs van de Verenigde Naties: “ We have to address ourselves to the young generation and to education, so that neither poverty nor ignorance will continue to feed fundamentalism, poverty, disillusion and hatred.”[319]
Ali Abdul Ragheb, de eerste minister van Jordanië, verklaarde in september 2001 het volgende aan de ‘Jordan Times’: “Elaborating on the causes of terrorism, the prime minister cited political, economic and social conditions, including poverty, ignorance and frustration.”[320]
Niet enkel vooraanstaande politici, maar ook vele anderen delen dit geloof:
Voormalig nobelprijswinnaar Elie Wiesel wees in 2001 op de negatieve correlatie tussen scholingsgraad en terrorisme: “ Education is the way to eliminate terrorism.”[321]
Jessica Stern, specialiste inzake terrorisme aan Harvard University, schreef het volgende in haar artikel “Being feared is not enough to keep us safe” van september 2001: “We have a stake in the welfare of other peoples and need to devote a much higher priority to health, education, and economic development, or new Osamas will continue to arise.”[322]
James Wolfensohn, president van de Wereldbank, gelooft eveneens in de link tussen socio-economische armoede en terrorisme: “that rich countries must build on the global war against terrorism by launching a new war on poverty.”[323]
Velen die in de link tussen armoede en terrorisme geloven, hebben daarom het belang van ontwikkelingshulp benadrukt hebben ter bestrijding van het terroristisch fenomeen. Met behulp van het geld dat van de arme naar de rijke landen getransfereerd wordt, kan men sleutelen aan het onderwijs en de algemene economische toestand van die landen. Het verstrekken van ontwikkelingshulp wordt op die manier gelinkt aan de strijd tegen het terrorisme. James Wolfensohn claimt dat het noodzakelijk is dat landen die in sociaal-economische problemen verkeren nood hebben aan beter beleid en een gunstiger ondernemingsklimaat. Structurele hervormingen zijn er nodig. Een tweede imperatief dat Wolfensohn aanhaalt betreft het wegnemen van handelsbelemmeringen. Rijke landen dienen hun handelsbarrières weg te nemen of alleszins te verminderen zodat armere landen meer kunnen exporteren. Dit zou tegen 2015 meer dan 300.000.000 mensen uit de armoede helpen. Het derde en laatste, maar daarom niet minst belangrijke element dat Wolfensohn ter bestrijding van het armoedeprobleem aangeeft, betreft een sterke toename in Official Development Aid. Het huidig niveau daarvan bedraagt slechts 0.22 percent van het Bruto Nationaal Product van de OECD-landen, hetgeen ver verwijderd is van 0.7 percent, zoals internationaal overeengekomen werd.[324] Er zijn slechts vijf landen die het officiële VN-streefpercentage van 0.70 procent halen. Anderzijds is het zo dat de ontwikkelingshulp in 2004 haar recordpeil bereikt heeft.[325] De totale hoeveelheid ODA moet ongeveer 100 miljard bedragen om de Millennium Development Goals[326] te halen, hetgeen een substantiële verhoging ervan noodzakelijk maakt. Deze strategieën moeten volgens de president van de Wereldbank gevolgd worden om terrorisme op een effectieve manier te bestrijden.[327] Laura D’andrea Tyson, decaan van het departement ‘handel’ aan de universiteit van Berkeley, gelooft eveneens in de link tussen socio-economische armoede en terrorisme. Ook zij is van mening dat een verhoging van het ODA-budget zal leiden tot een afname van terroristische daden. Schuldaflossing en het systeem van de Special Drawing Rights van het IMF beschouwt zij als mogelijke oplossingen om de armoede te bestrijden. Ook zij benadrukt het belang van de liberalisering van de wereldhandel. Om het educatief systeem in minder ontwikkelde landen te verbeteren, stelt zij voor dat donorlanden bepaalde programma’s moeten ontwikkelen die hulp linken aan meetbare indicatoren, zoals het aantal inschrijvingen in school en het aantal ongeletterden.[328] Sokolsky en Mcmillan beamen dit alles wanneer zij schrijven dat er een Marshall Plan nodig is om het Midden-Oosten herop te bouwen en op die manier het terrorisme uit te roeien: “Although the specific circumstances and challenges are quite different, the security of the United States now depends on achieving throughout the Arab ans Islamic world what the Marshall Plan achieved in Europe.”[329] De Europese Unie en de Verenigde Staten hebben inderdaad een aanzienlijke verhoging van het budget voorzien voor ODA doorgevoerd. Zo heeft Washington op de Monterrey- conferentie te Mexico een verhoging van vijf miljard dollar aangekondigd over een periode van drie jaar. De Europese Unie van haar kant heeft aangekondigd dat het EU-gemiddelde aan ODA omhoog getrokken zal worden van 0.33 tot 0.39 percent.[330] Doel van deze verhogingen is om op deze wijze een antwoord te bieden op de woede en frustraties van ongeschoolde mensen die in armoede leven, opdat dezen niet in terroristische netwerken verzeild zouden geraken. Aangezien velen van mening zijn dat terroristen geleid worden door frustraties die afkomstig zijn van de slechte sociaal-economische situatie waarin ze verkeren, is het nuttig na te gaan of de Arabische wereld wel degelijk door zware socio-economische problemen gekenmerkt wordt. Het Arab Human Development Report bevestigt dit. Een eerste belangrijke maatstaf voor de sociaal-economische ontwikkeling van landen betreft de variabele onderwijs. Eerst en vooral wijst het rapport erop dat de studiemogelijkheden in het basisonderwijs kwantitatief gezien sterk toegenomen zijn in de laatste decennia, hetgeen in zekere zin een positieve ontwikkeling is. Deze toename blijkt echter nog steeds niet voldoende. Het Midden-Oostengebied wordt nog steeds gekenmerkt door hoge graden van ongeletterdheid, vooral onder vrouwen. Bovendien is het basisonderwijs in handen van de overheid. Op zich is dit geen probleem, maar het rapport stelt vast dat er de laatste decennia sterk gesnoeid werd in de overheidsuitgaven die initieel voorzien waren ter besteding aan educatieve doeleinden. Het grootste probleem betreft echter de achteruitgang van de kwaliteit van het Arabisch basisonderwijs, waardoor kwalitatieve levensverbetering en verrijking van de maatschappij op de helling komen te staan. Reden voor deze kwalitatieve verslechtering is niet enkel het verkleinde overheidsbudget voor onderwijs, maar ook slecht onderwijsbeleid. Het onderwijssysteem spoort niet aan tot creativiteit, hetgeen de basis vormt van een gezonde economie. Er is meer individuele vrijheid nodig om deze creativiteit aan te moedigen. Een dergelijk onderwijssysteem kan niet bijdragen tot de ontwikkeling van een creatief en innovatief bewustzijn van de Arabische jeugd, hetgeen natuurlijk een grote hypotheek legt op de economische groeiperspectieven van de landen in kwestie.[331] Het hoger onderwijs wordt grotendeels geteisterd door dezelfde problemen zoals het gebrek aan een heldere politieke visie met betrekking tot het te voeren beleid en het snoeien in de overheidsuitgaven. Een problematiek eveneens verbonden aan het slecht functioneren van het hoger onderwijs betreft het grote gebrek aan autonomie ten aanzien van de politieke overheid, hetgeen de intellectuele vrijheid niet ten goede komt.[332] De erosie van de kwaliteit van het basiselement ‘onderwijs’ van het economisch systeem leidt tot lage productiviteitsquota, hetgeen de economische groei en de concurrentiele positie van een land niet ten goede komt. Slechte groeiperspectieven, gecombineerd met een lage output leiden op hun beurt tot “under-investment” in het kennissysteem, aangezien de betrokken overheden hun overheidsbudget omwille van economische imperatieven zien slinken. Erosie van het economisch systeem leidt tot werkloosheid en gevoelens van wanhoop. Zelfs de Arabische middenklasse wordt economisch bedreigd en dreigt te vervallen naar de onderste sociale regionen van de maatschappij.[333] Men kan concluderen dat de Arabische landen als het ware in een vicieuze cirkel terechtgekomen zijn: de voortdurende verzwakking van het Arabisch onderwijssysteem heeft geleidt tot een vertraging van de economische groei van deze landen en vice versa. De socio-economische kloof vis-à-vis het westen is daardoor steeds groter geworden.
5.2. Variant 2: Armoede op nationaal niveau
Krueger en Maleckova schrijven het volgende: “ While economic deprivation may not be associated with participation in terrorism and politically motivated violence at the individual level, it may nonetheless matter at the national level. For example, if a country is impoverished, a minority of the relatively well off in that country may turn to terrorism to seek to improve conditions of their countrymen.”[334] Deze stelling stemt volledig overeen met eerder vermelde resultaten van het onderzoek. Claude Berrebi benadrukt dat politici hun beleid niet moeten afstemmen op een verhoging van het aanbod aan studiemogelijkheden, maar op de inhoud van datgene wat aangeleerd wordt. Doel van een dergelijk beleidsinitiatief is de creatie van positieve stimulansen naar onder andere democratie en gematigde houdingen toe. Op dergelijke wijze moet voorkomen worden dat schoolgaande personen blootgesteld worden aan teksten die bijdragen tot de vorming van toekomstige terroristen.[335] Niet alle vormen van onderwijs zijn immers gelijk aan mekaar, zoals Martin Luther King ooit benadrukte: “education which stops with efficiency may prove the greatest menace to society. The most dangerous criminal may be that man gifted with reason but with no morals.”[336] Men moet trachten te voorkomen dat het onderwijssysteem misbruikt wordt ten voordele van het terroristisch gedachtegoed, zoals dat het geval is in de ‘madrases’. Madrases vormen het stereotype bij uitstek van een scholingsysteem dat bijdraagt tot de vorming van terroristen. Dergelijke scholingssystemen zijn schering en inslag in de Arabische wereld. Jessica Stern schrijft er het volgende over: “Without state supervision, these madrasahs are free to preach a narrow and violent vision of Islam.”[337] Zij claimt dat dergelijke, meestal door rijke privé-personen gesponsorde scholen jongeren klaarstomen voor deel te nemen aan de jihad, maar dat zij hen niet voorbereiden op het echte werkleven.[338] Men leert de jongeren niet de juiste vaardigheden aan, waardoor zij moeilijk aan werk geraken, met alle gevolgen vandien. Het kwaliteitsvraagstuk blijft inderdaad een pijnpunt in de Arabische wereld, het probleem dat reeds aangehaald werd door het Arab Human Development Report. Karin von Hippel bemerkt dat er ook auteurs zijn die na elf september wijzen op het feit dat staten die in armoede leven en bijgevolg weinig tot geen middelen hebben om overheidsstructuren in stand te houden broeihaarden van terrorisme zijn. Dergelijke staten worden geïmplodeerde staten genoemd. Landen als Somalië en Afghanistan behoren tot die groep landen. In deze landen was Al-Qaeda actief. Aanhangers van deze theorie beweren dus dat elf september mogelijk is geworden omwille van het feit dat de leden van Al-Qaeda ongestoord hun opleiding hebben genoten in deze ‘arme’ staten.[339]
In het eerste hoofdstuk hebben verschillende critici er echter op gewezen dat er een heel zwakke tot geen correlatie bestaat tussen de desbetreffende variabelen, socio-economische armoede en terrorisme: Het overgrote deel van de leden van terroristische groeperingen blijkt afkomstig te zijn van de middenklasse en geschoold te zijn. Voorts werd er in dat hoofdstuk door Karin von Hippel op gewezen dat, indien er enig verband zou bestaan tussen socio-economische armoede en het stellen van daden van terreur, een groot deel van de terroristen afkomstig zouden moeten zijn van de armste delen van de wereld, hetgeen tot op heden niet het geval is.[340] Jodi Wilgoren beweert tenslotte dat het profiel van de islamitische terroristen van elf september helemaal niet overeenstemt met dat van een sociaal-economisch arme persoon.[341] Argumenten in overvloed die de intuïtieve link weerleggen en de eerder genoemde prominenten in het ongelijke stellen. Het eerste hoofdstuk van deze verhandeling voorziet in een meer uitgebreide uiteenzetting hiervan.
Wat echter nog niet vermeld werd, is dat het leggen van de desbetreffende link zeer gevaarlijk kan zijn, indien een dergelijke connectie niet gerechtvaardigd is. Krueger en Maleckova benadrukken dat het linken van ontwikkelingshulp aan terrorisme gevaarlijk kan zijn, aangezien de internationale gemeenschap haar interesse kan verliezen om ontwikkelingslanden financieel te blijven steunen wanneer de onmiddellijke terroristische dreiging verdwijnt. Zo zou men dan geneigd zijn het budget aan ontwikkelingshulp te verlagen bij een afname aan terroristische dreiging. Deze landen hebben echter blijvend hulp nodig van rijke landen, onafhankelijk van het feit of het land een broeihaard van terrorisme is. Bovendien is er een groot risico dat men, door het leggen van die intuïtieve connectie, de inwoners van ontwikkelingslanden beledigt, dewelke impliciet wordt gezegd dat zij enkel en alleen hulp ontvangen om te voorkomen dat zij terroristische daden zouden stellen. Tenslotte bestaat het risico dat er perverse incentieven ontstaan. Zo zou het mogelijk zijn dat bepaalde groeperingen geneigd zullen zijn zich toe te leggen op het plegen van terroristische daden om op die manier de kans te verhogen om buitenlandse hulp te ontvangen.[342]
Mathew Ingram schrijft dat armoede op nationaal niveau aanleiding geeft tot frustraties bij extremistische groeperingen als Al-Qaeda.[343] Osama Bin Ladin heeft reeds in verschillende interviews erop gewezen dat de verkrachting en de plundering van de rijkdommen van het Midden-Oosten door de Verenigde Staten vroeg of laat bestraft zou worden: “ …(Arabian Peninsula) eating its riches and wiping out its plantations…plundering its riches…these (Iraq, Israël-Palestinian) wars are religious and economic…to kill the Americans and their allies…”[344] Wat de spirituele leider van Al-Qaeda in essentie aanklaagt is de controle over de Arabische olierijkdommen door het westen. Hij is van mening dat de marktprijs van olie niet marktconform is. De olie zou aan een te lage prijs verkocht worden, hetgeen de grootste afnemers ervan, de Verenigde Staten en haar bondgenoten, ten goede komt, en dit ten nadele van de Arabische bevolking. Natuurlijk acht men de Arabische elite, die nauw samenwerkt met de Verenigde Staten, eveneens verantwoordelijk. Bin Ladin zegt daarover het volgende wanneer hem gevraagd wordt wat de gevolgen zouden zijn voor het olieregime, indien Al-Qaeda aan de macht zou komen in Saoedi-Arabië: “As for oil, it is a commodity that will be subject to the price of the market according to supply and demand. We believe that the current prices are not realistic due to the Saudi regime playing the role of the US agent and the pressures exercised by the US on the Saudi regime to increase production and flooding the market that caused a sharp decrease in oil prices.”[345] Alhoewel de vraagstelling specifiek handelt over de situatie in Saoedi-Arabië, kan men stellen dat uit het antwoord blijkt dat Bin Ladin van mening is dat niet enkel de Saoedische olie, maar tevens olie afkomstig van andere Arabische landen aan een te lage prijs verkocht wordt. Het westen wordt rijker, terwijl de Arabische bevolking niet ten volle kan genieten van de opbrengst van haar natuurlijke rijkdommen. Zo begrepen waren de aanslagen van elf september een uiting van deze gevoelens van woede en vernedering ten aanzien van de Verenigde Staten die als de hoofdverantwoordelijke aanzien wordt voor de armoedige omstandigheden waarin vele moslims dagelijks dienen te leven.[346]
Deze uiteenzetting stemt volledig overeen met de bevindingen van Krueger en Maleckova. Zij hebben er immers op gewezen dat armoede op nationaal niveau gemeten wel degelijk aanleiding kan geven tot het stellen van terreurdaden.
Wat de inhoud van de scholing betreft, bestaat er volgens Karin von Hippel geen twijfel over het feit dat deze factor eveneens een grote bijdrage geleverd heeft tot de vorming van islamitische terroristen zoals dezen van elf september, hetgeen, volgens haar, om verder onderzoek vraagt: “While many members of the Taliban were educated in the madrasas, others who were involved in the 11 September attacks were not, and it is important to seek a better understanding of the types of education they did have, in order to develop appropiate interventions for those populations.”[347] Alle kapers zijn afkomstig uit het Midden-Oosten, waar, zoals het Arab Human Development Report stelt, de kwaliteit van het scholingssysteem laag is. Het overgrote deel van de kapers van elf september was van Saoedische afkomst. Het hedendaagse Saoedische onderwijssyteem is gebaseerd op het gedachtegoed van Muhammed Ibn Abd-Al Wahhab. Deze islamitische stroming, het Wahhabisme genaamd, houdt een terugkeer in naar de fundamenten van het islamitisch geloof. Dit wil zeggen dat schoolgaande jongeren de letterlijke versie van de Koran, zoals gepreekt werd door de profeet Muhammed, aangeleerd wordt. Deze intolerante vorm van de islam, het Wahhabisme, wordt op deze manier ruim verspreidt onder de jonge Arabische bevolking, zeker wanneer men in rekening brengt dat de Saoedische koninklijke familie buitenlandse projecten sponsort ter verspreiding van de ideologie van het Wahhabisme.[348] Men kan dus stellen dat de inhoud van de scholing een factor van groot belang kan zijn in de strijd tegen het islamitisch terrorisme. De verspreiding van intolerante vormen van islam in de Arabische wereld moet vermeden worden.
Karin von Hippel is zeer kritisch ten aanzien van zij die menen dat terroristische aanslagen als die van elf september plaats kunnen vinden, omdat arme landen broeihaarden van terrorisme zouden zijn. Terroristische groeperingen als Al-Qaeda hebben de mogelijkheid zich te ontwikkelen en zich centralistisch te organiseren in dergelijke landen, hetgeen de opleiding en coördinatie en het plegen van terroristische dergelijke acties vergemakkelijkt. De kapers van elf september waren daar het levend bewijs van: “The indictment specifies that Moussaoui[349], like the 19 hijackers who killed themselves in the name of terror on September the 11th, trained at an al Qaeda-affiliated camp in Afghanistan.”[350] Von Hippel merkt echter op dat, indien het zo is dat geïmplodeerde staten per se broeihaarden van terrorisme zijn, verschillende Afrikaanse landen tot deze groep moeten behoren die er feitelijk niet tot behoren, zoals Congo. De enige Afrikaanse landen die enig verband met Al-Qaeda houden, zijn Soedan en Somalië. Deze landen zijn inderdaad ‘safe havens’ voor deze terroristische groeperingen. Sierra Leone en Angola hebben eveneens banden met Al-Qaeda, maar dat beperkt zich tot de diamanthandel. Toch vormen geïmplodeerde staten een factor van belang in de strijd tegen het islamitisch terrorisme, aangezien de het onveiligheidgevoelen dat in dergelijke landen onder de bevolking leeft uitgebuit kan worden door de daar aanwezige radicale, islamitische groeperingen. Omdat religie één maakt, voorziet het vaak in een gemeenschaps - en veiligheidsgevoelen, waar dat ontbreekt. De inwoners van dergelijke landen verkiezen dan te leven volgens de strikte interpretatie van Koran, omdat dit hun een gevoelen van zekerheid en veiligheid verschaft. Deze tendens was duidelijk zichtbaar in Somalië en Afghanistan, waar de opkomst van de radicale Taliban, die nauwe banden met Al-Qaeda heeft, samenviel met een sterk toenemend onveiligheidgevoelen.[351] Buitenlandse hulp kan ook hier een oplossing bieden, zo stelt von Hippel.
Vele prominenten zijn van mening dat de intuïtieve correlatie tussen socio-economische armoede en terrorisme significant is. Velen onder hen menen dan ook dat een sterke toename van het internationaal budget noodzakelijk is om de grondoorzaak, socio-economische armoede, van het terrorisme weg te nemen. Het Arab Human Development Report bevestigt dat het Midden-Oosten gekenmerkt wordt door grote problemen van armoede en scholing.
Andere auteurs en onderzoeken hebben echter uitgewezen dat er de veronderstelde link tussen scholing en armoede enerzijds en terrorisme anderzijds niet zo duidelijk is. De correlatie is zelfs eerder positief dan negatief, hetgeen haaks staat op wat intuïtief gedacht wordt. Men heeft erop gewezen dat het leggen van deze onbestaande link tussen deze variabelen gevaarlijk kan zijn.
Desondanks lijkt socio-economische armoede een factor van belang in de strijd tegen het terrorisme. Er wordt gewezen op het feit dat armoede, op nationaal niveau bekeken, wel degelijk aanleiding geven kan tot frustraties die kunnen leiden tot het stellen van terreurdaden. De educatieve vorming, en dan meer bepaald de inhoud ervan, speelt ook een voorname rol in het vraagstuk omtrent de mogelijke oorzaken van elf september. Tenslotte bieden geïmplodeerde staten onderdak aan terroristische organisaties als Al-Qaeda, hetgeen opleiding en coördinatie vergemakkelijkt. Dit maakt de kans op aanslagen en het succes daarvan meer waarschijnlijk.
Uit interviews blijkt dat Bin Ladin de Verenigde Staten en haar bondgenoten inderdaad verantwoordelijk acht voor de armoedige situatie waarin de Arabische naties verkeren. Voorts is het zo dat de kapers van elf september allen afkomstig waren van het Midden-Oosten, waar de kwaliteit van het educatief systeem niet goed is. Zij werden als het ware op radicale wijze geïndoctrineerd van jongs af aan. De inhoud van datgene wat onderwezen wordt is dus van fundamenteel belang om nieuwe aanslagen als die van elf september te voorkomen. Er zijn verschillende voorbeelden van geïmplodeerde staten die het forum bij uitstek vormen voor Al-Qaeda. Denk bijvoorbeeld aan de trainingskampen te Afghanistan, waar vele leden van Al-Qaeda hun opleiding genoten hebben. Er werd echter op gewezen dat geïmplodeerde staten niet noodzakelijk broeihaarden van terroristen zijn. Dergelijke staten vormen wel een makkelijke prooi voor radicale, islamitische groeperingen, omdat een letterlijke interpretatie van de Koran een gemeenschaps- en veiligheidsgevoelen teweegbrengt onder de inwoners van dat land. Staten die aldus niet meer over de mogelijkheden beschikken om gezag uit te oefenen over hun grondgebied dienen financieel geholpen te worden om de orde en de veiligheid aldaar te herstellen. Op die wijze kunnen staten die functioneren als broeihaarden van het terrorisme voorkomen worden.
6. Voorspelling: Probabiliteit van toekomstige terroristische aanslagen gepleegd door Al-Qaeda
Men kan op basis van deze verhandeling concluderen dat de aanslagen van elf september het gevolg geweest zijn van meerder oorzaken. Niet enkel het buitenlands beleid van de Verenigde Staten heeft bijgedragen tot frustraties bij de leden van Al-Qaeda. De andere variabelen, socio-economische armoede en een verschillend waardepatroon, dragen ook bij tot een gevoelens van woede ten aanzien van het westen, en dan vooral ten aanzien van de Verenigde Staten. Natuurlijk speelt het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex eveneens een grote rol in dit alles. Men kan op basis van de bestaande literatuur stellen dat de combinatie van deze vier factoren zeker bijgedragen hebben tot elf september. Dit kan men tevens afleiden uit de teksten van Bin Ladin.
De vraag of Al-Qaeda in de toekomst nog aanslagen zal plegen om het westen en haar Arabische bondgenoten te kwetsen, moet positief beantwoord worden:
Het buitenlands beleid van de Verenigde Staten en haar bondgenoten botst nog steeds met de eisen die Al-Qaeda stelt. Washington heeft weliswaar haar troepen uit Saoedi-Arabië teruggetrokken[352] en heeft de VN-sancties ten aanzien van Irak opgeheven[353], maar de tweede Golfoorlog is niet met blijdschap onthaald door de islamitische terroristen van Al-Qaeda. Elf maart was een duidelijke uiting van die ontevredenheid. Bovendien wordt het ‘plan-Sharon’[354], dat de volle steun geniet van de Amerikaanse en de Britse regering[355], als een joods-christelijke samenzwering gezien ter vernietiging van het Palestijnse volk. De verdrukking van het Palestijnse volk, waar Bin Ladin het zo vaak over heeft, wordt, door de onvoorwaardelijke, Amerikaanse steun aan Sharon, gewoon voortgezet. De, volgens Al-Qaeda, ‘illegitieme’ Arabische regeringen van Saoedi-Arabië, Egypte, Jordanië en Turkije, zij die op westerse steun kunnen rekenen, zijn nog steeds niet omver geworpen. Integendeel, zij hebben de strijd tegen het terrorisme opgevoerd en hun greep op het binnenland versterkt om aanslagen te voorkomen en om hun politieke positie te versterken.[356] Kortom, aan het interventionistische beleid van het westen ten aanzien van het Midden-Oosten is geen eind gekomen en het ziet ernaar uit dat het westen, met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op kop, niet bereid zijn om toegevingen te doen aan terroristische organisaties als Al-Qaeda.
Men kan dus concluderen dat het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten en haar bondgenoten ten aanzien van het Midden-Oosten zeker en vast nog tot woede en frustraties zal leiden bij de leden van Al-Qaeda, te meer omdat deze groepering het westen verantwoordelijk acht voor het lijden van de Arabische bevolking.
Al-Qaeda acht tevens het westen verantwoordelijk voor de armoedige toestand waarin de Arabische bevolking leeft. Vooral de ‘oneerlijke’ oliehandel wordt door deze groepering aangeklaagd. Deze houding is natuurlijk een duidelijke exponent van het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex. Feit is echter dat het westen nog steeds beroep doet op de natuurlijke rijkdommen van het Midden-Oosten. Op basis van vroegere teksten van Bin Ladin kan men stellen dat hij de invasie in Irak aanziet als een oorlog ter controle van de olierijkdommen om zo oneerlijke, voor het westen voordelige olieprijzen te verkrijgen.[357] Het wordt aanzien als een koloniale oorlog, maar met een economisch belang. De Arabische wereld wordt, volgens Al-Qaeda, economisch uitgebuit. De bezetting van Irak verschilt niet van die van Saoedi-Arabië.
Ten derde heeft Al-Qaeda een geheel verschillend waardepatroon dan dat van het westen. Dit verschil vormt het grootste probleem. Bin Ladin en zijn volgelingen beschouwen de Verenigde Staten en haar westerse bondgenoten als dienaars van de satan die vernietigd moeten worden. De strijd tussen Goed en Kwaad, waarheid en leugen staat bij dit denken centraal.[358] Dit denken kan men niet stoppen door middel van een stopzetting van de interventionistische politiek ten aanzien van het Midden-Oosten. Al-Qaeda zal enkel stoppen met het plegen van terroristische aanslagen op westerse doelwitten indien men zich overgeven heeft aan de wil van Allah. De belofte van Bin Ladin om geen aanslagen in Europa meer te plegen, indien de Europese lidstaten binnen de drie maanden hun troepen terugtrekken uit het Middden-Oosten,[359] is waarschijnlijk een loze belofte. Indien de Europese regeringen dus op de eis van Bin Ladin in zouden gaan, is het bijlange niet zeker of er geen aanslagen meer zullen volgen in Europa. Bovendien is Al-Qaeda een versnipperde organisatie, waarover de leiding zeker en vast niet alle controle over heeft.[360]
Positief is echter dat het huidige Al-Qaeda waarschijnlijk niet meer in staat is om aanslagen van het kaliber als die van elf september te plegen, zo stelt Heraldo Munoz, Chileens ambassadeur bij de VN en hoofd van het VN-team van deskundigen betreffende Al-Qaeda.[361] De internationale strijd tegen het terrorisme is een groot succes tot op vandaag de dag. Internationale privé-banken, de NAVO, de VN, de EU en vele moslimstaten nemen deel aan ‘the global war on terrorism’. Nooit eerder was het aantal staten dat het terrorisme steunt zo gering. Internationale terroristen kunnen enkel op eigen krachten rekenen. De internationale gemeenschap is erin geslaagd de communicatie, de bewegingsvrijheid en ook de geldstromen aan banden te leggen, waardoor een nieuwe elf september waarschijnlijk niet meer tot de mogelijkheden behoort.[362]
De doelstelling van deze verhandeling was te achterhalen waarom Al-Qaeda de terroristische aanslagen van elf september gepleegd heeft.
Eerst en vooral werd er dieper ingegaan op het fenomeen van het islamitisch terrorisme. In deze analyse waren de kenmerken en de doelstellingen van Al-Qaeda een centraal gegeven. Kenmerkend voor dit terroristisch fenomeen is dat radicale, islamitische groeperingen als Al-Qaeda gefrustreerd zijn. De huidige wereldorde, hetgeen een door het westen gedomineerde orde is, wordt als illegitiem en onrechtvaardig ervaren. De ellende waardoor de Arabische wereld gekenmerkt wordt, wordt volledig toegeschreven aan het beleid van de Verenigde Staten en haar bondgenoten, hetgeen een uiting is van het Arabisch-islamitisch slachtoffercomplex. De ultieme doelstelling van dergelijke groeperingen is dan ook de realisatie van een legitieme maatschappijordening die een oplossing kan bieden aan de deficiënties waardoor de Arabische wereld getypeerd wordt. Een dergelijke maatschappijordening moet volledig congruent met de wetten van Allah georganiseerd zijn. Het seculiere westen wordt beschouwd als bezeten door de duivel. De doelstelling van Al-Qaeda is dan ook de creatie van een panislamitisch wereldrijk onder één kalief. Het seculiere element in de maatschappijordening moet vervangen worden door het islamitische element. De islamitische jihad heeft dan ook tot doel het goddeloze westen te vernietigen om op die manier de seculiere dreiging en overheersing teniet te doen.
Uit de woorden van Bin Ladin kan men afleiden dat het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van het Midden-Oosten bijgedragen heeft tot het plegen van elf september. De leider van Al-Qaeda veracht het neo-koloniale beleid van Washington, omdat dit beleid, volgens hem, de verdrukking van de Arabische wereld inhoudt. Het Israëlisch-Palestijns conflict, de VN-sancties tegen Irak, de aanwezigheid van westerse troepen in het Midden-Oosten, Amerikaanse steun aan illegitieme, Arabische regimes, het plunderen van de olierijkdommen: het zijn allemaal factoren die één voor één geleidt hebben tot opgekropte frustraties, woede en haat bij de leden van Al-Qaeda ten aanzien van de Verenbigde Staten en haar bondgenoten.
Een andere factor die tot haatgevoelens jegens de Verenigde Staten geleidt heeft, betreft het feit dat zij de incarnatie van het seculiere westen is. Het seculiere element staat immers haaks op het gedachtegoed van Al-Qaeda, zoals in de eerste alinea reeds werd uitgelegd. De verspreiding van seculiere elementen vanuit het westen dient stopgezet te worden, wil men de creatie van een panislamitisch wereldrijk niet in gevaar brengen.
Een laatste voedingsbodem die geleidt heeft tot elf september betreft de socio-economische armoede waardoor de Arabische wereld gekenmerkt wordt. Uit de teksten van Bin Ladin blijkt duidelijk dat hij de Verenigde Staten en haar bondgenoten verantwoordelijk acht voor de malaise waarin de Arabische staten verkeren. Het, volgens hem, oneerlijk oliebeleid vormt de hoeksteen van deze grief.
Men mag concluderen dat een combinatie van al deze factoren bijgedragen heeft tot haatgevoelens jegens het westen, en dan vooral jegens de Verenigde Staten. Rekening houdend met de huidige stand van zaken in het internationale politieke domein en deze voedingsbodems van het islamitische terrorisme kan men voorspellen dat er naar alle waarschijnlijkheid nog antiwesterse terroristische aanslagen zullen volgen, al is de kans groot dat die niet van die omvang zullen zijn als deze van elf september.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] A. Le Roy, Motieven voor elf september: Onderzoek naar de perceptie van oorzaken en motieven voor de aanslagen van elf september in de Amerikaanse samenleving, Antwerpen, Universiteit Antwerpen, 2002 (Diss. Lic.), p. 5.
[2] United Nations, Ability to reason vital in fighting terrorism, secretary-general tells conference, United Nations, 02.09.2003, http://www.un.org/News/Press/docs/2003/sgsm8885.doc.htm (WWW).
[3] De historiek van Al-Qaeda kan men vinden op de volgende internetsite: http://www.state.gov/www/global/terrorism/1999report (WWW).
[4] L. Griffith, The war on terrorism and the terror of God, Michigan, William. B. Eerdmans Publishing Co., 1989, p. 6.
[5] J. Haers, “terrorisme en geweldloosheid” in B. Pattyn en J. Wouters (ed.), Schokgolven: terrorisme en fundamentalisme, Leuven, Davidsfonds, p. 254.
[6] Ibid., p. 254.
[7] T. Sauer, “Oorlog tegen terrorisme is niet te winnen” in De Tijd, 18.03.2004, p. 2.
[8] Rik Coolsaet onderscheidt in totaal drie golven in het hedendaagse internationaal terrorisme: het anarchistisch terrorisme van de negentiende eeuw, het extreemrechtse terrorisme tijdens het interbellum en tenslotte het islamitische of jihadistische terrorisme van Al-Qaeda.
[9] R. Coolsaet, Terrorisme, symptoom van een zieke wereldorde, Koninklijk Instituut Internationale betrekkingen, 20.11.2003, http://www.irri-kiib.be/speechnotes/terrorism/201103coolsaet.pdf (WWW).
[10] John Dick wijst erop dat radicale, islamitische groeperingen tot gewelddadige acties overgaan omdat hun doeleinden gedwarsboomd worden door wijzigingen in het politieke en sociale klimaat binnen de bredere maatschappij: zie J. Dick, “Religieus fundamentalisme”in B. Pattyn en J. Wouters (ed.), o.c., p. 210.
[11] E. Platti, “ De eerste oorlog van de eeuw: West versus islam?” in B. Pattyn en J. Wouters (ed.),o.c., p. 199.
[12] J. Dick, l.c., p. 209.
[13] N. Vanbeselaere en F. Boen, “De rol van sociale identiteitsprocessen in de relatie tussen de moslimwereld en het Westen” in B. Pattyn en J. Wouters (ed.), o.c., p. 221.
[14] B. Claerhout, “ Islamkenner Urbain Vermeulen: Islam is wars van zelfkritiek” in Tertio, 2, (2001), 90, p.1.
[15] S. van Wersch, “Islamitische terrorisme” in Internationale Spectator, 56, (2002), 2, p.70.
[16] E. Faucompret, “Het islamitische terrorisme” in Streven, 69, (2002), 7, p. 707.
[17] Pew Research Center, What the world thinks in 2002, Pew Research Center, 04.12.2002, http://people-press.org/reports/display.php3?ReportID=165 (WWW).
[18] R. Coolsaet, De wereld na 11september, Gent, Academia Press, 2002, p. 55.
[19] H. van Humbeeck, “Iraks duivelspact tegen Amerika” in Knack, 33, (2003), 26, p. 97.
[20] B. Claerhout, l.c., p. 4.
[21] E. Faucompret, l.c., p. 700.
[22] J. Dick, l.c., p. 208.
[23] A. B. Krueger en J. Maleckova, Education, poverty, political violence and terrorism: Is there causal connection?, National Bureau of Economic Research, Juli 2002, http://www.wcfia.harvard.edu/seminars/pegroup/kruegermaleckova.pdf (WWW).
[24] Ibid.
[25] Ibid.
[26] Ibid.
[27] C. Berrebi, Evidence about the link between education, poverty and terrorism among palestinians, Princeton University, September 2003, http://www.princeton.edu/~cberrebi/edu-pov-terror.pdf. (WWW).
[28] Ibid.
[29] C. Berrebi, o.c.
[30] C. Berrebi, o.c.
[31] J. Wilgoren, After the attacks: The Hijackers; A terrorist profile emerges that confounds the experts, New York Times, 15.09.2001, http://query.nytimes.com/gst/abstract.html?res=F30710F7345C0C768DDDA00894D9404482 (WWW).
[32] K. von Hippel, The roots of terrorism: Probing the myths, blackwell Publishing, n.d., http://www.blackwell-synergy.com/links/doi/10.1111/1467-8314.00089/abs/ (WWW).
[33] T. Sauer, “ De logica achter 11 september” in Pax Christi Vlaanderen (ed.), Aangeslagen!, Antwerpen, Pax Christi Vlaanderen, 2002, p. 21.
[34] E. Faucompret, l.c., p. 706.
[35] G. Schreeder, islamfundamentalisme en de staat: een problematische verhouding? Een casestudy van de situatie in Egypte, Antwerpen, Internationale Vredesinformatiedienst vzw, 2000, p. 11.
[36] E. Faucompret, l.c., p. 700. Deze auteur gelooft dat juist deze kloof, de kloof tussen het hedendaagse en het ideaaltypisch-islamitisch maatschappijbeeld, samen met het wapenfeit dat er geen hiërarchie is in de islamtraditie inzake het interpreteren van de Koran verantwoordelijk is voor de gevoeligheid van de islamitische wereld voor dit soort van (islamitisch) terrorisme.
[37]
M. Tassier,
INTERVIEW.
Arabist Emilio Platti wil
emotionele reacties moslimwereld niet onderschatten,
De Standaard, 09.10.2001,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST09102001_029&
trefwoord=emilio+platti§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=1&
Fulltref=0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[38] Volgens Judit Neurink wordt de islamitische staat door de islamitische radicalen aanzien als een valabel alternatief voor het gefaalde Arabisch nationalisme. De benadrukking van de islamitische identiteit zou dan als dam moeten dienen tegen de Amerikaanse, in essentie niet-islamitische, overheersing over de Arabische wereld. Ze zijn volgens deze auteur er echter nooit in geslaagd een geloofwaardig model te ontwikkelen. Zie volgende bron: J. Neurink, ‘Paus’ Fahd bezit sleutel tot Al-Kaida, 08.07.2003 (Email).
[39] M. Tassier, l.c.
[40] J. L. Esposito, What everyone needs to know about Islam, Oxford, Oxford University Press, 2002, p.118.
[41] Ibid., p. 699.
[42] C. H. Partridge, Fundamentalisms, Carlisle, Paternoster Press, 2001, p. 254.
[43] Zie onder meer ook het volgende werk: G. Kepel, La revanche de Dieu: chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde, Parijs, Seuil, 1991, 282 p.
[44] Een Umma is een gemeenschap van moslimgelovigen. Idealiter bevat deze gemeenschap alle moslimgelovigen en is zij aldus grensoverstijgend.
[45] O. Roy, The failure of political Islam, Londen, I.B.Tauris Publishers, 1999, p.13.
[46] De Kalief staat aan het hoofd van een kalifaat. Het kalifaat is de vereniging van alle moslimlanden in een staat onder goddelijke wetten van Spanje tot en met Indonesië.
[47] R. Coolsaet, De wereld na 11september, o.c., p. 15.
[48] H. Doornbos, “De Islam geeft ook jullie recht op bevrijding” in Knack, 34, (2004), 15, p. 18.
[49] Ibid., p.15.
[50] R. Marquand, The tenets of terror, The Christian Science Monitor, 18.10.2001, http://www.csmonitor.com/2001/1018/p1s2-wogi.html (WWW).
[51] B. Orbach, Usama Bin Ladin and Al-Qa’ida: origins and doctrines, Middle East Reviews of International Affairs, 04.12.2001, http://meria.idc.ac.il/journal/2001/issue4/jv5n4a3.htm (WWW).
[52] J. Neurink, o.c.
[53] P. Arnett, Transcript of Osama Bin Ladin interview by Peter Arnett, x., Maart 1997, http://www.ishipress.com/osamaint.htm (WWW).
[54] R. Coolsaet, De wereld na 11 september, o.c., p. 15.
[55] Ibid., p.211.
[56] B. Lewis, Wat is er misgegaan?, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2002, p. 117.
[57] M. Juergensmeyer, Terror in the name of God: the global rise of religious violence, Californië, University of California Press, 2000, p. 225.
[58] B. Claerhout, l.c., p. 3.
[59] De profeet Mohammed, stichter van de islam, stierf in het jaar 632 van onze jaartelling. Dit creëerde onduidelijkheid over zijn opvolging. Uiteindelijk werd Abu Bakr als eerste Kalief verkozen. Er volgden er nog drie: Umar, Uthman b. Afan en Ali b. Abi Talib. Zij worden aanschouwd als de vier enige Kaliefen die de traditie van Mohammed in ere hebben gehouden. Dit idee wordt versterkt door het feit dat elk van hen een familiale band had met de profeet Mohammed. Voor meer informatie hierover: http://www.princeton.edu/~batke/itl/denise/right.htm (WWW)
[60] O. Roy, o.c., p.12.
[61] E. Platti, “Islamitisch fundamentalisme” in Onze Alma Mater, 50, (2003), 3, p. 314.
[62] J. Dick, l.c., p.209.
[63] E. Platti, “Islamitisch fundamentalisme”, l.c., p. 311.
[64] Ibid., p. 316.
[65] E. Faucompret, l.c., p. 700.
[66] J. Dick, l.c, p. 316.
[67] In drie landen zijn deze bewegingen aan de macht gekomen: Soedan, Afghanistan en Iran. Dit zijn landen waarin de volledige maatschappijordening gebaseerd was/is op de Sharia.
[68] A. Roy, o.c., p. 36.
[69] Mustafa Kemal Ataturk was de stichter van de republiek Turkije in 1923. Hij voerde vele op basis van het Westen geïnspireerde hervormingen door in de islamitische wereld. Één van zijn grote verwezenlijkingen was het doorvoeren van seculariserende hervormingen op islamitische bodem. Turkije is dan ook de enige moslimstaat waar de sharia als basisfundament voor wetgeving afgeschaft is. Meer informatie over deze leider kan men vinden op de volgende site: http://www.gazi.edu.tr/ataturk.html (WWW).
[70] E. Platti, “De eerste oorlog van de eeuw: West versus islam?”,o.c., p. 203.
[71] E. Faucompret, l.c., p. 699.
[72] R. Coolsaet, De wereld na 11 september, o.c., p.15.
[73] R. Israeli, “Islamikaze and their significance” in Terrorism and political violence, 9, (1997), 3, pp. 109-110.
[74] International Policy Institute for Counter-Terrorism, Text of Fatwah Urging Jihad against Americans, International Policy Institute for Counter-Terrorism, 23.02.1998, http://www.ict.org.il/articles/fatwah.htm (WWW).
[75] E. Faucompret, l.c., p. 700.
[76] R. Coolsaet, De wereld na 11 september, o.c., p.16.
[77] G. Kepel, Jihad: expansion et déclin de l’ islamisme, Parijs, Callimard, 2000, p. 314.
[78] X, “Het fundamentalisme heeft een lange bloeitijd voor zich” in Knack, 33, (2003), 19, p. 135.
[79] E. Faucompret, l.c., p. 702.
[80] S. Simon en D. Benjamin, America and the new terrorism, The International Institute for Strategic Studies, Herfst 2000, http://www.iiss.org/eusec/su0001te.pdf (WWW).
[81] R. Marquand, o.c.
[82] E. Platti, Islamitisch fundamentalisme, o.c., p. 311.
[83] E. Faucompret, l.c., p. 699.
[84] S. van Wersch, l.c., p.72.
[85] M. Kramer, Coming to terms: fundamentalists or islamists?, The Middle East Forum, Herfst 2003, http://www.meforum.org/article/541 (WWW).
[86] J. L. Esposito, o.c., p.118.
[87] B. Claerhout, l.c., p. 4.
[88] R. Israeli, l. c., p. 104.
[89] Ibid., p. 105.
[90] R. Coolsaet, De wereld na 11 september,o.c., p. 16.
[91] Pew Research Center, A year after Iraq war, Pew Research Center, 16.03.2004, http://people-press.org/reports/display.php3?ReportID=206 (WWW).
[92] E. Faucompret, l.c., p. 704.
[93] R. Israeli, l.c., p. 111.
[94] Ibid., pp. 111-112.
[95] Dit is de inlichtingendienst van de Duitse, federale politie. Het staat onder andere in voor het verzamelen van informatie over personen die zich op Duitse bodem bevinden.
[96]
X, “Terroristen
11 september kregen opleiding in Afghanistan”,
24.08.2002,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=
DMF24082002_012&trefwoord=trainingskampen+Al%2DQaeda§ion=&subsection=&
datum1=&datum2=&wat=1&Fulltref=0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[97] Zacarias Moussaoui werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de aanslagen van 11 september 2001.
[98] J. Ashcroft, Attorney General Transcript: News Conference regarding Zacarias Moussaoui, United States Department of Justice, 11.12.2001, http://www.usdoj.gov/ag/speeches/2001/agcrisisremarks12_11.htm (WWW).
[99] J. L. Esposito, o.c., p. 132.
[100] Ibid., p. 133.
[101] Ibid., p. 126.
[102] U. bin Muhammed bin Ladin, Declaration of war against the Americans occupying the land of the two holy places, Middle East Research Institute of Japan, 23.08.1996, http://www.meij.or.jp/new/Osama%20bin%20Laden/jihad1.htm (WWW).
[103] H. Doornbos, l.c.
[104] Volgens Bernard Haykel zou het grote verschil tussen het radicale Salafisme zoals dat van Al-Qaeda en het meer gematigde Salafisme, het Wahabisme, zich op twee domeinen situeren: enerzijds laat het Wahabisme een oorlog tegen een islamitische heerser niet toe, anderzijds kan je volgens deze strekking andere moslims niet als ongelovigen beschouwen. Voor meer informatie hierover: B. Haykel, Radical Salafism: Osama’s ideology, The Canadian Society of muslims, n.d., http://www.muslim-canada.org/binladendawn.html#copyrightauthor (WWW).
[105] J. Neurink, o.c.
[106] E. Faucompret, l.c., p.701.
[107] S. van Wersch, l.c., pp. 69-70.
[108] B. Rubin, The truth about U.S. Middle East foreign policy, Middle East Review of International Affairs, December 2001, http://meria.idc.ac.il/journal/2001/issue 4/jv5n4a1.htm (WWW).
[109] X, “Het fundamentalisme heeft een lange bloeitijd voor zich”, l.c., p. 136.
[110] E. R. Muller, “Terrorisme en terreurbestrijding voor en na 11 september” in B. Pattyn en J. Wouters (ed.), o.c., p. 31.
[111]
X, Rolmodel
Al-Qaeda, De
Standaard, 13.03.2004,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=GD54JDMQ&
trefwoord=rolmodel+Al%2DQaeda§ion=&subsection=&datum1=9%2F3%2F2004&datum2=
16%2F3%2F2004&wat=1&Fulltref=0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2
(WWW).
[112] R. Coolsaet, De mythe Al-Qaeda: Terrorisme als symptoom van een zieke samenleving, Leuven, Van Halewyck, 2004, p. 70; Ibid., p. 82.
[113] J. L. Esposito, o.c., p. 123.
[114] Ibid., p. 122.
[115] Ibid., p. 120.
[116] Ibid., p. 120.
[117] K. Adeeb, The command of war in Islam, Jammu and Kashmir Insights, 04.08.2000, http://www.jammu-kashmir.com/insights/insight20000804a.html (WWW).
[118] M. Tassier, l.c.
[119] J. L. Esposito, o.c., p. 120.
[120] Ibid., pp.120-121.
[121] Ibid., p. 125.
[122] Ibid., p. 125.
[123] Ibid., p. 126.
[124] Ibid., p. 119.
[125] J. Dick, l.c., p. 210.
[126] J. L. Esposito, o.c., p. 122.
[127] B. Claerhout, l.c., p. 3.
[128] E. Platti, “ De eerste oorlog van de eeuw: West versus islam?”, o.c., p. 205.
[129] E. Platti, “islamitisch fundamentalisme”, l.c., p. 317.
[130] X, “ Het fundamentalisme heeft een lange bloeitijd voor zich”, l.c., p.136.
[131] S. van Wersch, l.c., p. 69.
[132] B. Claerhout, l.c., p. 1.
[133] R. Coolsaet, De wereld na 11 september, o.c., p. 55.
[134] United Nations Development Programme, Arab Human development Report 2003, New York, United Nations Publications, 2003, 217 p.
[135] J. L. Esposito, o.c., p. 128.
[136] X, President Bush speaks to the United Nations, White House, 10/11/2001, http://www.whitehouse.gov/news/releases/2001/11/20011110-3.html, (WWW).
[137] T. Sauer, “ De logica achter 11 september”, l.c., p. 22.
[138] P. Franssen, 11 september: Waarom de kapers vrij spel kregen, Epo, 2002, 183 p.
[139] T. Meyssan, The big lie, Londen, Carnot Publishing Ltd, 2002, 236 p.
[140] Ibid., pp. 27-28.
[141] Ibid., p. 22.
[142] Ibid., p.35.
[143] Ibid., pp. 147-150.
[144] Ibid., p.48.
[145] Ibid., pp.43-44.
[146] Ibid., p.50.
[147] Dit is een extreem-rechtse groepering van Amerikaanse origine, waartoe Timothy McVeigh behoorde. Deze laatste werd schuldig bevonden voor de terroristische aanslag op een federaal administratiegebouw in Oklahoma City, waarbij 168 doden vielen. Deze aanslag dateert van 19 april 1995.
[148] T. Meyssan, o.c., p. 97.
[149] Ibid, pp. 153-154.
[150] Ibid., pp.70-72.
[151] P. Franssen, o.c., p.124.
[152] Na de aanslagen van 11 september kondigde Bush onmiddellijk een enorme stijging van het defensiebudget aan, de grootste sinds begin de jaren ’80, de jaren waarin het militair budget onder Reagan haar hoogtepunt bereikte.
[153] T. Meyssan, o.c., p.122.
[154] Ibid., p. 122.
[155] Ibid., pp.122-124.
[156] Ibid., p.119.
[157] Ibid., p. 121-122.
[158] Ibid., p. 110.
[159] E. Vermaat, ‘Het is allemaal de schuld van…Joden en Amerikanen!’, Soesterberg, Aspekt, 2003, p.53.
[160] G. Dasquié, J. Guisnel, L’effroyable mensonge: Thèse et foutaises sur les attentats du 11 septembre, Parijs, Editions La Découverte, 2002, p. 9.
[161] Ibid., pp.111-112; Ibid., p. 117.
[162] Ibid., pp. 94-95.
[163] Ibid., pp.21-22.
[164] Ibid., p.43.
[165] Ibid., p. 45.
[166] Ibid., p. 26.
[167] Ibid., pp. 77-78.
[168] Center for Cooperative Research, Criticisms of conspiracy theories, Center for Cooperative Research, n.d. http://www.cooperativeresearch.org/wot/sept11/criticismsofconspiracytheories.html (WWW).
[169] Ibid.
[170] T. Meyssan, o.c., p. 110; Ibid., pp. 109-113.
[171] M. Rabaey, “Waarom zitten handen Bin Ladens zo diep in onze broek?” in De Morgen, 07.10.2003, p.12.
[172] X, “We kunnen niet leiden als we zelf misleiden” in Knack, 34, (2004), 16, p. 82.
[173] Pew Research Center, What the world thinks in 2002, Pew Research Center, 04.12.2002, http://people-press.org/reports/pdf/165.pdf (WWW).
[174] S. Telhami en F. Hill, Does Saudi Arabia still matter? Differing perspectives on the kingdom and its oil, Foreign Affairs, 2002, http://www.foreignaffairs.org/20021101faresponse10002/shibley-telhami-fiona-hill/does-saudi-arabia-still-matter-differing-perspectives-on-the-kingdom-and-its-oil.html (WWW).
[175] R. Dreyfuss, Een al dertig jaar durende jeuk, Socialistische Partij Nederland, 01.03.2003, http://www.sp.nl/service/dossiers/paxamericana/jeuk.stm (WWW).
[176] M. Klare, Asking “why”, Foreign Policy In Focus, September 2001, http://www.fpif.org/commentary/0109why_body.html (WWW).
[177] P. Arnett, Transcript of Osama Bin Ladin interview by Peter Arnett, x, Maart 1997, http://www.anusha.com/osamaint.htm (WWW).
[178] X, The fifth freedom, Journalscape, 08.07.2003, http://www.journalscape.com/doug/2003-07-08-22:36, (WWW).
[179] N. M. Ahmed, America in terror: Causes and context: The foundational principles of Western foreign policy and the structure of world order , Media Monitors, http://www.mediamonitors.net/mosaddeq12.html (WWW).
[180] D. Kuttab, Why anti-Americanism?, AlterNet, 14.09.2001, http://www.alternet.org/story.html?StoryID=11512 (WWW).
[181] George Kennan was een invloedrijk adviseur en diplomaat in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Hij behoorde tot het Amerikaanse State Department.
[182] B. Keeler, War in a time of ignorance, Stony Brook, 07.01.2002, http://www.inthefray.com/200201/interact/war10/war10.html (WWW).
[183] N. M. Ahmed, o.c.
[184] T. Carothers, “Promoting democracy and fighting terror” in Foreign Affairs, 82, (2003), 1, p. 94.
[185] P. Arnett, Transcript of Osama Bin Ladin interview by Peter Arnett, x, Maart 1997, http://www.anusha.com/osamaint.htm (WWW).
[186] Ibid.
[187] Ibid.
[188] Ibid.
[189] Ibid.
[190] X, Jihad against Jews and Crusaders: World Islamic Front Statement, o.c.
[191] G. Gedda, Washington interventionism breeds terrorism, Americans against World Empire, 23.12.1999, http://www.iraqwar.org/theirsours.htm (WWW).
[192] P. Arnett, o.c.
[193] X, Jihad against Jews and Crusaders: World Islamic Front Statement, o.c.
[194] P. Arnett, o.c.
[195] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, Maine, Common Courage Press, 2003, pp. 8-9.
[196] K. Vick, Political repression spawns extremism in Arab world: activists find only outlet in religion, San Fransisco Chronicle, 30.10.2001, http://www.commondreams.org/headlines01/1030-03.htm (WWW).
[197] S. Zunes, o.c., pp. 13-14.
[198] Ibid., p. 6.
[199] Ibid., p. 15.
[200] R. G. Kaiser en D. Ottaway, Oil for security fuelled close ties, Washington post, 11.02.2002, http://www.washingtonpost.com/ac2/wp-dyn/A55265-2002Feb10? (WWW).
[201] M. Klare, o.c.
[202] C.W.Freeman Jr., Saudi Arabia’s foreign and domestic dilemmas, Middle East Policy Council, September 2002, http://www.mepc.org/public_asp/whats/sacomments.asp (WWW).
[203] M. Klare, The geopolitics of war, The Nation, 05.11.2001, http://www.thenation.com/doc.mhtml%3Fi=20011105&s=klare (WWW).
[204] E. Rouleau, “Trouble in the kingdom” in Foreign Affairs, 81, (2002), 4, p. 77.
[205] M. Klare, Asking “why”, o.c.
[206] S. Telhami en F. Hill, o.c.
[207] C. Layne, The Cost of Empire, The American Conservative, 06.10.2003, http://www.amconmag.com/10_06_03/print/coverprint.html (WWW).
[208] J. De Cock, ANALYSE. Waarom Saudi-Arabië een kruidvat blijft: bomaanslag voor alle werk, De Standaard, 14.05.2003, http://www.standaard.be/Misc/print.asp?articleID=DST14052003_039 (WWW).
[209] M. Donovan, The Saudi threat?, Center for Defensive Information, 01.08.2003, http://www.cdi.org/friendlyversion/printversion.cfm?documentID=1566 (WWW).
[210] D. Bandow, Befriending Saudi princes: A high price for a dubious alliance, Cato Institute, 20.03.2002, http://www.cato.org/pubs/pas/pa428.pdf (WWW).
[211] S. Lee, We can live without Saudi oil, Firebird Management LLC, 13.11.2001, http://www.fbird.com/assets/Saudi_Oil__715200319919.pdf (WWW).
[212] C. Layne, o.c.
[213] S. Zunes, End U.S. support for Egyptian repression, Foreign Policy In Focus, Mei 2001, http://www.fpif.org/pdf/gac/0105egypt.pdf (WWW).
[214] S. Waxman, Egypte houdt van Amerika, niet van Amerika’s politiek, De Standaard, 24.12.2001, http://www.standaard.be/Misc/print.asp?articleID=DST24122001_041 (WWW).
[215] X, Farao Mubarak regeert maar door, Algemeen Nederlands Persbureau, 23.09.1999, http://www.martinstolk.nl/nederlands/anp/farao_mubarak_regeert_maar_door.htm (WWW).
[216] R. Dreyfuss, o.c.; Global Security, U.S. Central Command (USCENTCOM), Global Security Organization, 14.07.2003, http://www.globalsecurity.org/military/agency/dod/centcom.htm (WWW).
[217] Ibid.
[218] R. Dreyfuss, o.c.
[219] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, o.c., p.65.
[220] Ibid, p. 64; P. Arnett, o.c.
[221] S. Zunes, 10 things to know about U.S. policy in the Middle East, Alternet, 26.09.2001, http://www.alternet.org/story.html?StoryID=11592 (WWW).
[222] M. Tassier, Interview. Pakistaanse onderzoeker Masud over Bin Laden en Islam, De Standaard, 16.10.2001, http://www.standaard.be/Misc/print.asp?articleID=DST16102001_036 (WWW).
[223] M. Klare, Asking “why”, o.c.
[224] R. Perl en R. O’Rourke, Terrorist attack on USS Col: Background and issues for Congress, CRS Report, 30.01.2001, http://news.findlaw.com/cnn/docs/crs/coleterrattck13001.pdf (WWW).
[225] I. Van Daele en M. Verleyen, “Europa na 11 maart” in Knack, 34, (2004), 12, p.23.
[226] E. Schmitt, U.S. to pull troops from Saudi Arabia, The International Herald Tribune, 30.04.2003, http://www.iht.com/articles/94887.html (WWW).
[227] B. Rubin, “The real roots of Arab anti-Americanism” in Foreign affairs, 81, (2002), 6, p. 85.
[228] P. Arnett, o.c.
[229]
I. Van Dorsselaer,
Reportage.
Madrid na de
bommen,
De Standaard,
20.03.2004,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST20032004_013&
trefwoord=aanslagen+Madrid+Al%2DQaeda§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=1&
Fulltref=0&page=2&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[230]
X,
Zapatero gelooft niet in Amerikaans Irak-beleid,
De Standaard, 24.04.2004,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=GC05HFVQ&trefwoord=
zapatero+terugtrekking+troepen+irak§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=1&Fulltref=
0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[231] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, o.c., p. 90.
[232] C. Harleman, The sanctions against Iraq and the consequences of the” oil-for-food” programme, Transnational, 23.08.2002, http:// www.transnational.org/pressinf/2002/pf154_IraqSanctions.html (WWW).
[233] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, o.c., p. 79.
[234] C. Harleman, o.c.
[235] E. Hoskins, The human rights impact of sanctions in Iraq, Campaign Against Sanctions On Iraq, 05.09.2000, www.casi.org.uk/info/undocs/sanct31.pdf (WWW).
[236] Fourth Freedom Forum, Morbidity and mortality among Iraqi children from 1990 through 1998, FFF, Maart 1999, http://www.fourthfreedom.org/php/t-si-index.php?hinc=garf-index.hinc (WWW).
[237] P. Arnett, o.c.
[238] U.S. Department of State, Impact of sanctions, U.S. Department of State, 13.09.1999, http://usinfo.state.gov/regional/nea/iraq/iraq99a.htm (WWW).
[239] Center for the Study of Islam and Democracy, Honorable George Bush, CSID, 09.02.2001, http://www.islam-democracy.org/documents/pdf/LetterToPresident-Whole.pdf (WWW).
[240] Y. Alibhai-Brown, Ten years of sanctions have failed to oust Saddam. But they’re killing Iraq, CASI, 31.07.2000, http://www.casi.org.uk/discuss/2000/msg00859.html (WWW); A. Roy, “On the algebra of justice” in The Independent, 27.09.2001, http://www.guardian.co.uk/Archive/Article/0,4273,4266289,00.html (WWW).
[241] X, VN maken einde aan dertien jaar Irak-sancties: politieke overwinning voor Washington, De Standaard, 23.05.2003, http://www.standaard.be/Misc/print.asp?articleID=DST23052003_046 (WWW).
[242] Arthur James Lord Balfour was een Brits kabinetslid. Hij heeft Lord Rothschild per brief ingelicht over de genomen kabinetsbeslissing met betrekking tot de Britse steun aan de oprichting van een Joodse staat. Het is deze brief die bekend staat als de “Balfour Declaration”. Deze brief dateert van 2 november 1917.
[243] Israël Ministry of Foreign Affairs, The Balfour Declaration, Israël Ministry of Foreign Affairs, n.d., http://www.mfa.gov.il/mfa/go.asp?MFAH00pp0 (WWW).
[244] M. Massing, The Israel lobby, The Nation, 23.05.2003, http://www.thenation.com/doc.mhtml?i=20020610&s=massing (WWW).
[245] S. Zunes, “U.S. aid to Israël: Interpreting the ‘strategic relationship’”, Washington Report on Middle East Affairs, n.d., http://www.wrmea.com/html/us_aid_to_israel.htm#Israel (WWW).
[246] De militaire superioriteit van Israël in de regio kwam duidelijk tot uiting in de Zesdaagse Oorlog van 1967. Israël versloeg daarin haar Arabische buurlanden Egypte en Syrië in enkele dagen tijd.
[247] C.R. Mark, Israel: U.S. foreign assistance, Council of Residential Specialists, 03.10.2003, http://www.fas.org/man/crs/IB85066.pdf (WWW).
[248] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, o.c., pp. 115-116.
[249] G. Mjartan, Arab anti-Americanism and the U.S. Israel connection: reality and symbolism, x, n.d., http://www.colinthain.co.uk/ggexample.pdf (WWW).
[250] J. Muir, Explaining Arab anger, BBC Online Network, 19.09.2001, http://www.geocities.com/azidan_1999/islam_files/the_anger/ (WWW).
[251] S. Zunes, Tinderbox: U.S. foreign policy and the roots of terrorism, o.c., p. 110.
[252]Ibid., p.110.
[253] U. Makdisi, “Anti-Americanism” in the Arab world: An interpretation of a brief history” in The Journal of American history, 89, (2002), 2, p. 549.
[254] B. Rubin, The truth about U.S. Middle East Policy, Middle East Review of International Affairs; December 2001, http://meria.idc.ac.il/journal/2001/issue4/jv5n4a1.htm (WWW).
[255] B. Rubin, The truth about U.S. Middle East foreign policy, o.c.
[256] X, Mujahid Usamah Bin Ladin Talks Exclusively to "NIDA'UL ISLAM" About The New Powder Keg in The Middle East, Nida’ul Islam, Oktober/November 1996, http://www.islam.org.au/articles/15/LADIN.HTM (WWW).
[257] H. Doornbos, l.c., p.22.
[258] S. P. Huntington, “The clash of civilizations” in Foreign Affairs, 72, (1993), 3, p. 22.
[258] H. Doornbos, l.c., p. 24.
[259] B. Lewis, The roots of Muslim rage: Why so many Muslims so deeply resent the West, and why their bitterness will not easily be mollified, The Atlantic Monthly, 1990, http://www.theatlantic.com/issues/90sep/rage.htm (WWW); B. Lewis, The roots of Muslim rage: Why so many Muslims so deeply resent the West, and why their bitterness will not easily be mollified, Centre for Independent Studies, n.d., http://www.cis.org.au/Policy/summer01-02/polsumm01-3.pdf (WWW).
[260] Ibid.
[261] Ibid.
[262] Ibid.
[263] Ibid.
[264] Ibid.
[265] Bernard Lewis schrijft over hierover het volgende in zijn artikel: B. Lewis, ‘The roots of Muslim rage: Why so many Muslims so deeply resent the West, and why their bitterness will not easily be mollified’, o.c.: “For vast numbers of Middle Easterners, Western-style economic methods brought poverty, Western-style political institutions brought tyranny, even Western-style warfare brought defeat. It is hardly surprising that so many were willing to listen to voices telling them that the old Islamic ways were best and that their only salvation was to throw aside the pagan innovations of the reformers and return to the True Path that God had prescribed for his people.”
[266] B. Lewis, o.c.
[267] B. Lewis, I’m right, you’re wrong, go to hell, The Atlantic Monthly, Mei 2003, http://www.theatlantic.com/issues/2003/05/lewis.htm (WWW).
[268] S. P. Huntington, “The clash of civilizations” in Foreign Affairs, 72, (1993), 3, p. 22.
[269] Ibid., p. 24.
[270] Ibid., pp. 25-29.
[271] Ibid., pp. 31-32.
[272] Ibid., p. 32.
[273] S. P. Huntington, “The West: Unique, but not universal” in Foreign Affairs, 75, (2002), 6, p. 40.
[274] S. P.Huntington, “ The clash of civilizations” l.c., p. 35.
[275] S. P. Huntington, The age of Muslim wars, West Suburban Friends of Israel, 17.12.2001, http://www.wsfi.net/Documents/THE%20AGE%20OF%20MUSLIM%20WARS.HTM (WWW).
[276] S. Rushdie, Yes, this is about Islam, Faith Freedom Organization, 02.11.2001, http://www.faithfreedom.org/Articles/rushdie/yes_its_about_islam.htm (WWW).
[277] A. Sullivan, This is a religious war, Bergen County Technical Schools and Special Services, 07.10.2001, http://www.bergen.org/Update/religiouswar.pdf (WWW).
[278] E. I. Erdem, The ‘clash of civilizations’: Revisited after September 11, Turkish Journal of International Relations, Zomer 2002, http://www.alternativesjournal.net/volume1/number2/ERDEM-1.pdf (WWW).
[279] Pew Research Center, What the world thinks in 2002, Pew Research Center, 04.12.2002, http://people-press.org/reports/display.php3?ReportID=165 (WWW).
[280] P. Norris en R. Inglehart, Islam & the West: Testing the’clash of civilizations’ thesis, Harvard University, 05.06.2002, http://ksghome.harvard.edu/~.pnorris.shorenstein.ksg/Acrobat/Clash%20of%20Civilization.pdf (WWW).
[281] Ibid.
[282] F. van Esch, “Clash met de werkelijkheid” in Transaktie, 27, (1998), 2001, p.37.
[283] Ibid., p. 38.
[284] Ibid., p. 48.
[285] E. W. Said, The clash of ignorance, The Nation, 22.10.2001, http://www.thenation.com/doc.mhtml?i=20011022&s=said (WWW).
[286] D. E. Forte, Religion is not the enemy, The National Review, 19.10.2001, http://www.nationalreview.com/comment/comment-forte101901.shtml (WWW).
[287] G. E. Fuller, “The future of political Islam” in Foreign Affairs, 81, (2002), 2, p. 49.
[288] Ibid., pp. 50-51.
[289] Ibid., p. 50.
[290] E. I. Erdem, o.c.
[291] Pew Research Center, What the world thinks in 2002, o.c.
[292] The White House, Backgrounder: The president’s quotes on Islam, The White House, 28.09.2001, http://www.whitehouse.gov/infocus/ramadan/islam.html (WWW).
[293]
M. Doornaert,
Aanval op onze waarden,
De Standaard, 14.09.2001,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DSS14092001_001&
trefwoord=aanval+op+onze+waarden§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=3&
Fulltref=0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[294]J.
Stevens,
INTERVIEW. The Prince of Darkness, Richard Perle, over de oorlog tegen het
terrorisme, De
Standaard, 17.05.2003,
http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST17052003_050&
trefwoord=waarden+11+september§ion=&subsection=2&datum1=&datum2=&wat=1&Fulltref=0&
page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[295] W. Vandersypen, De VS zijn de vijand niet, De Standaard, 13.04.2004, http://www.standaard.be/standpunt/opinie/index.asp?articleID=GLE5963E (WWW).
[296] M. Belge, Bombs on Istanbul, Open Democracy, 27.11.2003, http://www.opendemocracy.net/debates/article-2-95-1605.jsp# (WWW).
[297]
M. Doornaert,
Analyse. Al-Qaeda verlegt strijd naar moslimwereld,
De Standaard, 21.11.2003,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST21112003_028&
trefwoord=istanbul+al%2Dqaeda§ion=&subsection=&datum1=7%2F10%2F2003&datum2=
7%2F12%2F2003&wat=1&Fulltref=0&page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[298] In dit artikel wordt erop gewezen dat lokale en regionale groeperingen van Al-Qaeda de zaken in eigen handen nemen en dat ze in de moslimwereld pro-westerse regeringen en zachte westerse doelwitten aanvallen, in Tunesië en Turkije onder andere. Men kan echter een verandering van tactiek vaststellen. Opvallend is immers dat het gebied van de operaties zich verlegt naar de moslimwereld zelf, hetgeen weliswaar het politiek krediet van Al-Qaeda kan aantasten.
[299] F. Fukuyama, “History and September 11” in K. Booth en T. Dunne (ed.), Worlds in collision, Hampshire, Palgrave Macmillan, 2002, p. 28.
[300] Ibid., p. 29.
[301] Ibid., p. 30.
[302] Ibid., p.31.
[303] Ibid., p. 31.
[304] Ibid., p. 32.
[305] B. R. Barber, Jihad vs Mcworld, The Atlantic Monthly, Maart 1992, http://www.theatlantic.com/politics/foreign/barjiha.htm (WWW).
[306] B. R. Barber, “Democracy and terror in the era of Jihad vs Mcworld” in K. Booth en T. Dunne, o.c.,p. 249.
[307]
G. Roox,
INTERVIEW.
Benjamin Barber over
terrorisme en globalisering,
De Standaard, 23.05.2002,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DSL23052002_015
&trefwoord=barber+benjamin§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=1&Fulltref=0&
page=1&trefwoord2=&oldtrefwoord2=
(WWW).
[308] M. Mousseau, Market civilization and its clash with terror, Harvard University, 2002, http://bcsia.ksg.harvard.edu/BCSIA_content/documents/88503_mousseau.pdf (WWW).
[309] Ibid.
[310] Ibid.
[311] The White House, President outlines U.S. plan to help the world’s poor, The White House, 22.03.2002, http://www.whitehouse.gov/news/releases/2002/03/print/20020322-1.html (WWW).
[312] The Jewish News Weekly of Northern California, First Lady assails child suicide bombers, The Jewish News Weekly of Northern California, n.d., http://www.jewishsf.com/bk020517/iworld.shtml (WWW).
[313] U.S. Departement of State, Be heard: an MTV global discussion with Colin Powell, U.S. Departement of State, 14.02.2002, http://www.state.gov/secretary/rm/2002/8038.htm (WWW).
[314] A. Gore, A commentary on the war on terror: Our larger tasks, Al-Gore-2004-Organization, 12.02.2002, http://www.al-gore-2004.org/gorespeeches/02122002.htm (WWW).
[315] X , Blocking terror’s funds, CBSNews, 05.02.2002, http://www.cbsnews.com/stories/2002/02/05/attack/main328279.shtml (WWW).
[316] G. McGovern, The healing in helping the world’s poor, Common Dreams News Center, 01.01.2002, http://www.commondreams.org/views02/0101-06.htm (WWW).
[317] B. Rubin, The United States and the Middle East 1994, Middle East Review of International Affairs, n.d., http://meria.idc.ac.il/us-policy/data1994.html (WWW).
[318] B. Gordon, Islam-Washington’s new dilemma, The Middle East Quarterly, n.d., http://www.meforum.org/article/289 (WWW).
[319] Israel Ministry of Foreign Affairs, Excerpts from statement by foreign minister Shimon Peres at a briefing to UN ambassadors and senior UN officials, 30.05.1995, http://www.israel-mfa.gov.il/mfa/go.asp?MFAH0chz0 (WWW).
[320] Embassy of the Hashemite Kingdom of Jordan, PM addresses the Senate; focuses on the state of the nation, Embassy of the Hashemite Kingdom of Jordan, 21-22.09.2002, http://www.jordanembassyus.org/09212001003.htm (WWW).
[321] J. J. Jai, Getting at the roots of terrorism, The Christian Science Monitor, 10.12.2001, http://www.csmonitor.com/2001/1210/p7s1-wogi.htm (WWW).
[322] J. Stern, Being feared is not enough to keep us safe, Harvard University, 15.09.2001, http://bcsia.ksg.harvard.edu/publication.cfm?program=ISP&ctype=article&item_id=270 (WWW).
[323] X, World Bank’s war on poverty, BBC News, 06.03.2002, http://news.bbc.co.uk/1/hi/business/1857642.stm (WWW).
[324] J. D. Wolfensohn, “Making the world a better and safer place: The time for action now” in Politics, 22, (2002), 2, p. 120-121; J. D. Wolfensohn, Fight terrorism and poverty, New Perspective Quarterly, 10.04.2001, http://www.digitalnpq.org/global_services/global%20viewpoint/10-04-01.html (WWW).
[325] J. Bohets, Ontwikkelingshulp op recordpeil, De Standaard, 19.04.2004, http://www.standaard.be/nieuws/economie/index.asp?articleID=GE95CSS8 (WWW).
[326] De Millennium Development Goals hebben tot doelstelling de wereldarmoede tegen 2015 met de helft te verminderen.
[327] J. D. Wolfensohn, l.c., p. 121-122.
[328] L. D. Tyson, It’s time to step up the global war against poverty, Businessweek Online, 03.12.2001, http://www.businessweek.com/magazine/content/01_49/b3760022.htm (WWW).
[329] R. Sokolsky en J. Mcmillan, Foreign aid in our defence, U. S. Department of State, 12.02.2002, http://usinfo.state.gov/topical/pol/terror/02021202.htm (WWW).
[330] X, The Monterrey “consensus-plus”: The Financing for Development Conference’s promissory note to the developing countries, Europese Unie, n.d., http://europa.eu.int/comm/development/body/publications/courier/courier192/en/en_012.pdf (WWW).
[331] United Nations Development Programme, o.c., p. 52.
[332] Ibid., p. 56.
[333] UNDP, o.c., pp. 137-140.
[334] A. B. Krueger en J. Maleckova, o.c.
[335] C. Berrebi, o.c.
[336] X, The purpose of education, Stanford University, n.d., http://www.stanford.edu/group/King/publications/papers/vol1/470200-The_Purpose_of_Education.htm (WWW).
[337] J. Stern, Pakistan’s jihad culture, Harvard University, n.d., http://ksghome.harvard.edu/~.jstern.CSIA.KSG/pakistan.htm (WWW).
[338] Ibid.
[339] K. von Hippel, o.c.
[340] K. von Hippel, o.c.
[341] J. Wilgoren, l.c.
[342] A. B. Krueger en J. Maleckova, o.c.
[343] M. Ingram, Hatred of United States is rooted in oil, Health and Energy, 14.09.2001, http://healthandenergy.com/hatred_of_u_s_rooted_in_oil.htm (WWW).
[344] X, Jihad against Jews and Crusaders: World Islamic Front Statement, Federation of American Scientists Organization, 23.02.1998, http://www.fas.org/irp/world/para/docs/980223-fatwa.htm (WWW).
[345] P. Arnett, o.c.
[346] Deze houding is een manifestatie van het Arabisch-Islamitisch slachtoffercomplex. Hoofdstuk 1 van deze verhandeling handelt daar gedeeltelijk over.
[347] K. von Hippel, o.c.
[348] S. Stalinsky, Saudi Arabia’s education system, Frontpage Magazine, 30.12.2002, http://www.frontpagemag.com/Articles/ReadArticle.asp?ID=5243 (WWW).
[349] Zacarias Moussaoui wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de aanslagen van 11 september 2001.
[350] J. Ashcroft, Attorney General Transcript: News Conference regarding Zacarias Moussaoui,United States Department of Justice, 11.12.2001, http://www.usdoj.gov/ag/speeches/2001/agcrisisremarks12_11.htm (WWW).
[351] K. von Hippel, o.c.
[352] E. Schmitt, o.c.
[353] X, VN maken einde aan dertien jaar Irak-sancties: politieke overwinning voor Washington, l.c.
[354] De Israëlische eerste minister, Ariël Sharon, heeft een ‘vredesplan’ (2004) opgesteld. Het centrale element in dat plan is dat illegale Joodse nederzettingen op Palestijns grondgebied nooit opgegeven zullen worden. Zij worden als het ware definitief ingelijfd door het Israëlische leger. Van terugtrekking kan geen sprake meer zijn, volgens Sharon. Dit is nochtans volledig in tegenspraak met het internationaal recht. De Palestijnse bevolking voelt zich onrechtvaardig behandeld. Het is op dergelijke onrechtvaardigheidgevoelens dat groeperingen als Al-Qaeda inspelen.
[355]
X, Bush
steunt plan-Sharon,
De Standaard,
15.04.2004,
http://www.standaard.be/Archief/Zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=GP05AT6Q&trefwoord=
plan+Sharon§ion=&subsection=&datum1=&datum2=&wat=1&Fulltref=0&page=1&trefwoord2=
&oldtrefwoord2=
(WWW).
[356] R. Coolsaet, De mythe Al-Qaeda, o.c.
[357] X., Jihad against Jews and Crusaders: World Islamic Front Statement, o.c.; P. Arnett, o.c.
[358] H. Doornbos, l.c.
[359] X, Bin Ladin offers Europe truce, CNN.com, 15.04.2004, http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/3627775.stm (WWW).
[360] R. Coolsaet, DE mythe Al-Qaeda, o.c., p. 70; Ibid., p. 80.
[361] V. Foley, U.N. details Al-Qaeda threat, CNN.com, 20.11.2003, http://www.cnn.com/2003/US/11/20/un.alqaeda/ (WWW).
[362] R. Coolsaet, De mythe Al-Qaeda, o.c., pp. 81-85.