| Uitgebeeld verleden. Geschiedenis op de Vlaamse televisie (1953-1974) (Dries Theuwissen) | 
| home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende | 
De verschijningsvormen van geschiedenis op 
televisie in de jaren 1950 en 1960 zijn divers. Dame Clio bewoog zich lang niet 
alleen in het discours van de documentaires, die de meer traditionele 
historische onderwerpen brachten. Zij dook ook op op plaatsen waar zij op het 
eerste zicht niet thuishoort, waardoor we terecht kunnen spreken van 
zwerfgeschiedenis. Haar zwerfgedrag is logisch te verklaren wanneer we drie 
krachtlijnen voor ogen houden die verband houden met geschiedenis op de Vlaamse 
televisie en zonder dewelke de gemediëerde boodschap slechts gedeeltelijk kan 
begrepen worden.[467] 
Het gaat hier om het moderniteitsthema, het identiteitsthema en het 
continuďteitsthema. De omroep wilde enerzijds het cultureel niveau van de 
kijkers opkrikken en anderzijds het publiek omvormen tot zelfbewuste burgers van 
de natie. Geschiedenis was een belangrijk onderdeel in deze twee thema’s, omdat 
zij als onderdeel van de standaardcultuur verplichte kost was voor de cultureel 
opgevoede mens die de omroep voor ogen had en omdat geschiedenis gezien werd als 
een identiteitsvormende factor in het nationalistische discours. De Vlaamse 
omroep hechtte als verspreider en vormer van de Vlaamse cultuur dus veel belang 
aan geschiedenis op het scherm. Het was geschiedenis van een nationalistisch 
signatuur: het moest het gemeenschapsgevoel onder de Vlamingen versterken. 
Hoewel het nationalisme van de omroep geen militant nationalisme is, laat het 
getoonde verleden soms weinig subtiel de onderliggende imperatieven naar voor 
komen. Dat zij zo vaak terugkomt, wordt mogelijk door een derde krachtlijn: de 
fundamentele houding tegenover het verloop van de geschiedenis was er één van 
lineaire continuďteit. Dit impliceerde dat heden en verleden verwisselbaar zijn, 
er geen fundamenteel verschil tussen tijdsperiodes is en het verleden dus naar 
believen in het heden geplaatst kon worden.
Een natie heeft een verleden nodig om op terug te vallen, om zich te 
legitimeren. We zien dat de Vlaamse televisie zich op een drievoudig verleden 
terugplooit, dat bovendien genre- en themagebonden is. Wanneer men de 
Middeleeuwen in beeld brengt, dan valt men automatisch terug op het glorierijke 
verleden van Vlaanderen. Het is ook daar dat de oorsprong van de natie wordt 
gelegd. Om de band met dit verleden te versterken, wordt op een anachronistische 
manier een directe link gelegd tussen het Middeleeuwse en het hedendaagse 
Vlaanderen. De grootheid van Vlaanderen vond men in de kunsten en de nationale 
eenheid ‘avant la lettre’ onder de 
Bourgondische hertogen, zodat we rond middeleeuwse thema’s vooral 
cultuurhistorische programma’s en grootse reconstructies zien verschijnen op het 
scherm. 
Tijdens de Nieuwe Tijd moest Vlaanderen het hoofd bieden aan wat (achteraf) gezien werd als buitenlandse bezetters. Vlaanderen gleed in deze optiek af naar een underdog-positie en moest weerstand bieden aan de opeenvolgende dominantie van Spanjaarden, Oostenrijkers en Fransen. Op televisie werd deze periode op een specifieke manier in beeld gebracht. De historische jeugdreeksen waren bijna uitsluitend voor dit tijdvak gereserveerd. De fictieve hoofdfiguren werden afgebeeld als vrijheidsstrijders die zich tegen de overheersing verzetten. Zij deden dit met verve, hoewel zij nooit fundamenteel een einde konden maken aan de overheersing waartegen zij weerstand boden.
De historische fictiereeksen, die zich tot een meer volwassen publiek richtten, waren zonder uitzondering voorbehouden voor de 19e en het begin van de 20e eeuw. Op deze episode in de Vlaamse geschiedenis wordt eenzijdig teruggekeken als een periode van armoede en sociale strubbelingen van de ‘kleine’ Vlaming. Het is een tijd zonder helden. Met een nostalgische blik wordt een Vlaanderen getoond dat zich rond de preekstoel schaart, dat volks, kleinschalig, eenvoudig en onbedorven is, maar dat ook armoedig, vuil en sociaal achtergesteld is.
De Vlaamse televisie in de periode 1953-1973 presenteerde zijn kijkers een Vlaams verleden met verschillende gezichten. Het was een historisch drieluik van glorie, verzet en armoede dat gekoppeld werd aan Middeleeuwen, Nieuwe en Nieuwste Tijd. De omroep zag zijn zelfverklaarde rol als uitdrager van de Vlaamse en culturele identiteit onlosmakelijk verbonden met het opbouwen van een historische identiteit. De getoonde historische triptiek moest de Vlaming binden aan dit verleden en hem vanuit dit historisch besef bewust maken van het aloude gevecht dat men in de jaren 1950 en 1960 nog lang niet beslecht zag: dat van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
| home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende | 
[467] Naar Bourdieu: “Deze structuren zijn een beetje zoals de zwaartekracht. Het zijn dingen die niemand ziet, maar die je wel aanwezig moet veronderstellen om te begrijpen wat er gebeurt.” (Bourdieu, P. Over televisie, Boom-Amsterdam, p.63).