Het UDPS: Een toekomst voor de Democratische Republiek Congo? (Maarten Loncin)

 

home lijst scripties inhoud  

 

"Among the numerous advantages promised by a well-constructed Union, none deserves to be more accurately developed than its tendency to break and control the violence of the faction. The friend of popular governments never finds himself so much alarmed for their character and fate as when he contemplates their propensity to this dangerous vice"
JAMES MADISON in
The Federalist Papers

 

"We have done all we could for him -- haven't we? But there is no disguising the fact, Mr Kurtz has done more harm than good to the Company. He did not see the time was not ripe for vigorous action. Cautiously, cautiously -- that's my principle. We must be cautious yet. The district is closed to us for a time. Deplorable! Upon the whole, the trade will suffer. I don't deny there is a remarkable quantity of ivory -- mostly fossil. We must save it, at all events -- but look how precarious the position is -- and why? Because the method is unsound." "Do you", said I, looking at the shore, "call it 'unsound method'?" "Without doubt," he exclaimed, hotly. "Don't you?"…
"No method at all," I murmured after a while.
Joseph Condrad, Heart of Darkness
 

(bron: Le Palmares)

 

INLEIDING

 

Mijn thesis gaat over de Union Démocratique Pour le Progrès Social (UDPS), één van de grootste oppositiepartijen uit de recente politieke geschiedenis in Congo. Een partij met een rijk verleden. Als men zich mij verdiept in het verleden van deze partij, dan kan men veel opsteken over de recente politieke evolutie in Congo.

Wegens omstandigheden ben ik niet naar Congo kunnen reizen om daar de mensen van het UDPS in levende lijve te ontmoeten. Wel heb ik verschillende mensen uit de partij in België kunnen ontmoeten en interviewen. Muamba Mumbunda bijvoorbeeld interviewde ik in het Afrika Instituut in Tervuren. Hij is lid van de partij en lid van het Nationale Comité van het UDPS. Hij vertelde me meer over wat voor mensen de partijmilitanten van het UDPS zijn. Ik heb ook Paul Kapita Shabangi kunnen interviewen, sinds een aantal jaar geen lid meer van de partij, maar wel één van de oude stichters van de partij. Paul Kapita Shabangi was ook driemaal minister in een regering onder leiding van het UDPS. Hij was op de hoogte van veel beslissingen die genomen werden tijdens de transitieperiode. Deze mensen hebben me belangrijke inside informatie kunnen geven.

Ik sprak ook met Jean Omasombo en Erik Kennes van het Afrika Instituut van Tervuren. Ik dank hen voor hun samenwerking. Ik sprak ook met Jozef Smets van de Belgische diplomatie over de visie van het Belgische departement Buitenlandse Zaken omtrent het UDPS. Last but not least had ik een gesprek met de buitenlandse vertegenwoordiger van het UDPS in België: Mpuila Tshipamba. Aldus kan ik een vrij realistisch, genuanceerd en ook diepmenselijk beeld van de partij schetsen.

Deze mensen hebben mij wat inside informatie kunnen geven. Maar de meeste informatie heb ik gehaald uit partijdocumenten en –manifesten en uit Belgische en Congolese kranten. En natuurlijk uit de vele wetenschappelijke essays en boeken die over Congo verschenen zijn. Afrikaanse politiek is voor een groot deel ook informeel. Congolese politici zetten niet alles op papier. Een stuk van deze informele informatie gaat aan mij voorbij. Maar dankzij de combinatie van documenten en persoonlijke getuigenissen, denk ik dat ik een waarheidsgetrouw beeld van de partij heb kunnen weergeven.

Gauthier de Villers (1997) schrijft het volgende over deze problematiek:

 

"N'ayant pu avoir recours à des formes systématiques d'enquête directe (interviews, observations), faisant largement appel à une presse zaïroise qui n'est que fort peu une presse d'investigation, nous appréhendons surtout le processus politique à partir de sa face émergée, visible (discours, textes, actions publiques et de ses aspects 'formels'. Mais cet angle de vue n'est pas un angle mort. Le système sociopolitique zaïrois fonctionne 'à l'informel', mais cela que ce qui est public, formel, officiel serait purement de l'ordre du décor, du masque, de l'apparence." (Gauthier de Villers, LaTransition Manquée, 1997, p. 15)

Ik heb getracht om mij niet te beperken tot een formele, Westerse visie op politiek. Partijstatuten, constitutionele verdragen, ideologische manifesten zijn niet geheel zonder waarde. Maar dat soort teksten spelen in de Afrikaanse politiek niet zo’n belangrijke rol. We moeten trachten een meer instrumentele benadering te vinden. We moeten er rekening mee houden dat veel Congolezen onder de armoedegrens leven. Dus ook veel politici. Is het dan verwonderlijk dat in een dergelijke omgeving ideologie niet zo'n belangrijke rol speelt?

De studie van een politiek fenomeen kan op twee verschillende manieren gebeuren. Een diachrone methode bestudeert de evolutie doorheen de tijd. Een synchrone methode kijkt enkel naar wat er in het heden gebeurt. Een diachrone studie heeft een aantal nadelen. Als men een fenomeen doorheen de tijd bekijkt, lijkt het alsof de huidige stand van zaken het eindproduct is in een evolutie. Dit is een teleologische houding. Zo’n benadering moet dus vermeden worden. Ondanks de methodologische bezwaren zal ik in het begin van mijn thesis deze werkwijze hanteren. De uiteindelijke bedoeling is het UDPS van vandaag begrijpen. Maar eerst zal ik de oorsprong van het UDPS proberen bloot te leggen. (Helmut Gaus, Staatstheorie, p. 3)

Voor ik begin met de geschiedenis van het UDPS, zal ik eerst een theoretisch kader geven. Alleen zo kunnen we de termen, die ik later zal gebruiken, beter begrijpen. Deze fase is die van de conceptualisering. De bedoeling is uiteindelijk niet alleen om de geschiedenis van een Congolese politieke partij te kennen. We moeten trachten te begrijpen hoe deze partij zich kan handhaven in het Afrikaanse politieke systeem. Heeft het Afrikaanse politieke systeem bepaalde specifieke kenmerken? In hoeverre is het Afrikaanse Politieke systeem verschillend van ons Belgische/West Europese politieke systeem. Hoe past het UDPS zich hieraan aan?

Verschillende politologen hebben reeds een theoretisch kader opgebouwd om Afrikaanse en Congolese politiek te begrijpen. Ik zal daarom in mijn thesis de analyses gebruiken van o.a. Crawford Young, Chris Allen, Theobald, Koen Vlassenroot…

Dit academiejaar studeerde ik het tweede semester aan de Universiteit van Leeds (Engeland). Ik volgde drie cursussen in Leeds. Eén daarvan heeft mij en de opbouw van deze thesis sterk beïnvloed. Het gaat om de cursus Political Corruption, gegeven door professor Morris Szeftel. Dat vak ging over het voorkomen van corruptie in Westerse landen en in Ontwikkelingslanden. We bestudeerden wat voor invloed corruptie had en heeft op de politieke systemen in kwestie. Cliëntelisme is een centraal concept in de studie van politieke corruptie. Dit vak heeft me ook geleerd dat cliëntelisme een centraal concept is in Afrikaanse Politiek. Daarom heeft cliëntelisme zo'n centrale plaats ingenomen in mijn thesis. Veel politieke problemen in Afrika in het algemeen en in Congo in het bijzonder, hebben iets te maken met dat cliëntelisme.

Het UDPS is altijd al een buitenbeentje geweest in de Congolese politiek. De ongewapende strijd die het nu al bijna 25 jaar voert, geeft het UDPS een gezaghebbende stem in de Congolese politiek. We zullen zien hoe het UDPS deze strijd gevoerd heeft. Eerst tegen de dictator Mobutu en dan tegen Kabila I en II. Maar meer dan een strijd tegen de dictatuur in Congo, moest het UDPS opboksen tegen een politiek systeem. Een politiek systeem gekenmerkt door patrimonialisme, corruptie en geweld.
Het is een politiek systeem waarin de wapens spreken. Voor een pacifistische partij als het UDPS was er geen plaats. Toch bleef het UDPS koppig verder strijden, om een plaatsje te vinden in dit politieke systeem.

De huidige verkiezingen, die een eind moeten maken aan jaren van conflict, worden geboycot door het UDPS. Ondanks alle buitenlandse en binnenlandse druk, weigert het UDPS mee te stappen in een oplossing opgedrongen door de internationale gemeenschap. Toch is het UDPS vandaag een belangrijke actor gebleven in de Congolese politiek. Voordat iedereen moord en brand begint te roepen over dit boycot, verdient het misschien de moeite om de argumenten van het UDPS onder de loep te nemen. Want als we een Afrikaanse oplossing willen nastreven in Congo, zal het UDPS zeker een deel van die oplossing uitmaken.

 

 

HOOFDSTUK 1: Het UDPS binnen het Afrikaans politiek systeem

 

De moderne Congolese politiek werd veel te vroeg geboren in 1960. De dekolonisatie gebeurde gewelddadig en werd slecht voorbereid door de Belgische overheid en de Belgische Koloniale Administratie. Hierdoor verkeerden de Congolese politieke partijen in een premature toestand op het moment dat het bestuur van het land aan hen werd overgedragen. Ook het UDPS werd door deze achtergrond gekenmerkt. In dit hoofdstuk willen we het UDPS eerst kaderen in een bredere Afrikaanse context.
 


CRAWFORD YOUNG: GELIJKENISSEN MET 1960

 

De bekende Amerikaanse Congospecialist Crawford Young (1963) somde in 1963 een aantal kenmerken van de Congolese politiek op. Sommige van die kenmerken zijn tragisch en bevreemdend genoeg, meer dan veertig later, nog altijd actueel.

  1. De Congolese politieke partijen worden net voor en na de onafhankelijkheid gekenmerkt door het ontbreken van politieke ervaring. Ze hebben geen politieke voorgeschiedenis. De politici in Congo werd geen leerproces gegund. Ze zijn op een onvolwassen manier beginnen aan politiek doen. De ontnuchtering over wat haalbaar was, is snel gekomen. Dat heeft de bevolking heel wantrouwig gemaakt tegenover politici. Het startsignaal van de moderne partij politiek weerklonk in december 1957. Toen werden lokale verkiezingen georganiseerd in de toenmalige hoofdstad Leopoldstad, nu Kinshasa. De volledige onafhankelijkheid kwam amper enkele jaren later. Westerse politieke partijen hebben een rijker verleden, en eigenlijk 200 jaar meer ervaring.

  2. De politieke partijen waren in de jaren ’50 en ’60 eigenlijk etnische organisaties. Dat vloeide voort uit het koloniale verleden. Politiek beoefenen werd door de koloniale overheid niet aangemoedigd tenzij het etnisch georganiseerd was. België gebruikte zoals andere koloniale mogendheden de verdeel-en-heersstrategie. De Congolese bevolking werd zo al van in het koloniale tijdperk langs etnische breuklijnen verdeeld. We zullen zien dat het UDPS daarentegen spreekt als een nationale partij en precies zal trachten die etnische breuklijnen te overbruggen. Vandaag speelt etniciteit opnieuw een belangrijke rol in de Congolese politiek.

  3. Er waren heel veel politieke bewegingen, partijen, groeperingen actief in Congo. Hierdoor zal geen enkele partij er in slagen een belangrijk deel van de Congolese bevolking te mobiliseren. Ook dat is vandaag een veelgenoemd probleem. Deze politiek versplintering leidt ook onvermijdelijk tot grote coalitieregeringen. Die hebben klassieke nadelen: moeilijk regeren en een zwakker bestuur. Met zovele politieke partijen is de competiviteit tussen de verschillende partijen moordend.

  4. Het vierde kenmerk is ook schrijnend actueel. Na het openen van de administraties en de verschillende regionale besturen voor Congolezen kwamen er 10 000 vacatures vrij. Iedereen die ook maar enigszins geschoold was, kreeg een postje. In de politieke partijen kon iedereen tevreden gesteld worden. Dit leidde tot immobilisme. Niemand was geneigd om over te gaan tot verkiezingen. Er valt immers alleen maar te verliezen. Ook vandaag zitten we in zo’n situatie. In de huidige transitieregering is bijna elke gewapende actor tevreden gesteld. Men is niet geneigd over te gaan tot verkiezingen omdat men alleen maar zijn privileges kan verliezen. (Crawford Young, Congo Political Parties Revisited, p. 77 - 80)

 

 

CHRIS ALLEN: EEN HISTORISCHE VERKLARING

Een actuele analyse van de Afrikaanse politiek geeft Chris Allen (1995) in zijn essay “Understanding African Politics”. In dit artikel ontwerpt Allen zijn “methodiek van de Afrikaanse politieke wetenschappen”. Volgens hem kan er wel degelijk gesproken worden van één Afrikaanse politiek systeem. Als maar op de juiste manier veralgemeend wordt. Afrika verdelen in verschillende categorieën of verschillende politieke systemen is, volgens hem, niet zo belangrijk.
Er kan veralgemeend worden als we de politieke geschiedenis van het Afrikaanse continent bestuderen. Ook dat kan ons helpen om het UDPS te situeren in zijn politieke context.

I shall try to overcome the weakness of Chazan's attempt to identify 'many Africas' by basing my categories on a comparison not of events within individual state histories nor of the political forms that feature in them, but of the sequences of events and forms that make them up. I argue that there are a necessarily limited number of different sequences, which are linked together to form a small number of basic histories, all of which stern from one of two starting points, and into which (almost) all of the actual histories of individual state will fall.”
(Chris Allen, Understanding African Politics, p. 303)

Allens artikel is inderdaad een reactie op Chazans interpretatie van politiek in Afrika. Chazan behoort tot een groep politologen die de Afrikaanse politieke systemen als te verschillend beschouwen om zomaar een algemene analyse van dé Afrikaanse politiek te kunnen maken. Afrika is, volgens Chazan, zo’n uitgestrekt en gevarieerd continent dat veralgemenen een zinloze ondermening is. Wat is dan de taak van een politieke wetenschapper in Afrika? Moet hij zich beperken tot de studie van afzonderlijke statensystemen en politieke culturen? Een politoloog die een breder beeld wil scheppen van Afrika moet zich, volgens deze benadering, inderdaad beperken tot het onderverdelen van landen (of in het beste geval regio’s) in verschillende categorieën.

Een ander uiterste in de benadering is Afrika bekijken als een universeel en inheems politiek systeem. Afrika kan ook begrepen worden als "een systeem van éénmansbestuur" (Jackson & Rosberg, 1982; Sandbrook, 1985), "een vroeg-modern politiek systeem" (Callaghy, 1984), "politiek vanuit de buik" (Bayart, 1989), "een systeem van etniciteit" (Ingram, 1990) of "een systeem van chaos" (Kaplan). (Chris Allen, Understanding African Politics, 1995, p. 302)


Deze theorieën sluiten aan bij de modernisatietheorie. Deze stelt dat de sleutel tot de ontwikkeling ligt in het moderniseren van sociaal-economische en politieke structuren. Het ideaal is de “legaal rationele staat” naar Westers model, zoals geformuleerd door Weber. De Afrikaanse staten zijn met andere woorden gewoon een vroege fase in de ontwikkeling naar Webers “legal rational state”. Allen zet zich af tegen deze benadering. Omdat deze theorieën volgens hem de toetsing met de realiteit niet doorstaan. En omdat de overgang van een premodern naar modern systeem meestal niet zo soepel verliep.
Congo is een voorbeeld van zo'n geweldadige overgangfase.

"What each of these authors does, is to identify structures and processes common to many – but not all African states, and then to write as if that exhausted all possibilities. Thus Senegal, Zaire, Cameroon or Somalia become exemplars of African politics and African political systems in general."
(Chris Allen, Understanding African Politics, p. 302)

Allens analyse is relevant. Dankzij Chris Allen kunnen we de Congolese politiek in zijn Afrikaanse context plaatsen. Congo maakt inderdaad deel uit van de Afrikaanse geschiedenis. Een opvolging van gebeurtenissen die elk Afrikaans land heeft meegemaakt en beïnvloed. De vraag is nu in welke mate dit echter de Congolese politiek heeft beïnvloed.

Volgens Allen hebben Afrikaanse staten één ding gemeenschappelijk en dat is hun voorgeschiedenis. Sommige gebeurtenissen hebben alle Afrikaanse landen beïnvloed, zij het niet op dezelfde manier. Eén van die gebeurtenissen is de kolonisatie. Volgens Allen is de kolonisatieperiode hét uitgangspunt om het ontstaan van een politiek systeem in Afrika te verklaren. Wat Afrikaanse landen nog gemeenschappelijk hebben is de dékolonisatie. Allen komt tot een soortgelijke conclusie als Crawford Young (1985). Ook Allen ziet de dekolonisering als een periode van fundamenteel belang in de ontwikkeling van politieke systemen in Afrika.
(Crawford Young, Thomas Turner, The rise and decline of the Zairian state, p. 25-27)

De manier waarop de dekolonisering georganiseerd werd, heeft de toekomst van veel Afrikaanse landen gehypothekeerd. Aanvankelijk wilde België bijvoorbeeld een langzaam stappenplan volgen naar de onafhankelijkheid van Congo. Geleidelijk zou in Congo een Afrikaanse elite opgeleid worden. In 1950 had de Belgische Koloniale administratie eindelijk de fatale fout begrepen die ze gemaakt had in de voorgaande jaren. Congolezen waren tot dan uit het hoger onderwijs geweerd, zodat er rond 1950 zo goed als geen hoger opgeleide Congolezen waren, in staat om een land te besturen. Om de fout goed te maken, waren de tien jaren tot 1960 te kort.

Vanaf de jaren veertig kenden alle Afrikaanse staten ook de opgang van populair nationalistische bewegingen. Die nationalistische beweging zou de Belgen van strategie doen veranderen.

"While the different territories varied greatly in level of urbanisation, the extent of labour migration, the size of the educated elite or of wage employment, etc, the basic constituents of their social structures were similar, as were the political histories that began in the 1940s with the development of mass nationalism, especially in areas with relatively large towns and an organised workforce." (Chris Allen; Understanding African politics, p. 303)

Door de opkomst van de nationalistische bewegingen, moest de dekolonisering plots veel sneller gaan. Er was geen sprake meer van geleidelijke dekolonisering of een stappenplan naar onafhankelijkheid. De dekolonisatie gebeurde opzettelijk te snel om het radicale nationalistische partijen moeilijk te maken. Groeperingen die de Westerse kolonisatoren vriendelijker gezind waren, hadden het na de dekolonisatie gemakkelijker. De radicale nationalistische groeperingen die hiermee geconfronteerd werden, vielen terug op minder eerbare methoden. Zij begonnen met het c
liëntelisme en het steunen van lokale politici en/of stamhoofden.

"Faced, however with the activity of the radical nationalists in West Africa in the late 1940 (and later most of East-Central Africa), they [Britain, France, Belgium] responded by suppressing the radicals, though not always their leaders, and offering rapid decolonisation to the conservative wing. Decolonisation was now to occur in a matter of years not decades, and to be achieved through a series of elections with mass, but not at first universal, suffrage, allowing African governments to be formed with successively more extensive powers. The elections were introduced with little notice, sometimes only a few months, requiring nationalist organisations to mobilize huge new electorates in a very short time. Those that succeeded had combined two strategies for party building and creation of electoral support: a reliance on individuals who already had considerable local followings, and the use of clientelist (‘patronage’) politics to bind local notables to the party and local voters to the candidates"(Chris Allen; Understanding African politics, p. 304)

 

 

De opgang van het cliëntelisme in de Afrikaanse politiek

De gehanteerde methoden van de nationalistische bewegingen waren cliëntelistisch. Omdat die zo succesvol en lucratief waren. Christopher Clapham (1982) definieert cliëntelisme als een “interactie tussen ongelijken”. Iedereen kent zijn plaats in een cliëntelistisch netwerk. Het is een hiërarchisch georganiseerde structuur waarin iedereen zijn eisen heeft maar ook zijn bijdrage moet leveren. Maar allerbelangrijkst is: een cliëntelistisch netwerk biedt zijn leden mogelijkheden die de staat niet meer kan bieden. (Christopher Clapham, Private Patronage and Public Power, p. 4-5) De kiezers wordt collectieve rijkdom beloofd (scholen, wegen, hospitalen enz.); de plaatselijke kandidaten persoonlijke rijkdom (cash, land, opleiding voor de kinderen enz.) (Chris Allen, Understanding African Politics, p. 304).

Elke politicus bouwt in de jaren na de dekolonisering een cliëntelistisch netwerk onder zich. De mensen zijn afhankelijk van hem, de politicus heeft hun stemmen nodig. De middelen om te verdelen onder de cliënten, worden gehaald uit de staatskas. Een hele generatie cliëntelistische politici is geboren.

"Thus the introduction of clientelist politics in the early 1950s as a device for dealing effectively with the imposed decolonisation strategies of Britain, France and Belgium lead over the next decade and half to the phenomenon known at the time as "political decay
": the rapid growth of politicised communalism, political conflict and violence, abuse of political and human rights, and corruption. More importantly it created its own political crisis, "a crisis of clientelism"."(Chris Allen, Understanding African politics,; p. 305)

Cliëntelisme is sinds de dekolonisering een belangrijk concept in politiek Afrika.
Cliëntelisme leidt tot zogeheten bad governance. Enkel een aantal geprivilegieerden is beter af. Doordat publieke middelen worden voorbehouden voor het cliëntelistisch netwerk, wordt met het algemeen welzijn geen rekening gehouden. Politici zijn bezeten om aan de macht te komen en zichzelf te verrijken. Begrijpelijk als controle over de staatskas de enige mogelijkheid is om aan middelen te komen.

Opnieuw is de kolonisatie de oorzaak van dat cliëntelisme. De meeste Afrikaanse landen kwamen onderontwikkeld uit de kolonisatieperiode. De Afrikaanse economie was enkel gericht op grondstoffenvoorziening voor de kolonisator. Volgens Theobald (1990) is onderontwikkeling een belangrijke verklaring voor de ontwikkeling van cliëntelisme. Economische onderontwikkeling stond economische vooruitgang en welvaart in de weg. Is het verwonderlijk dat de politici de staat zien als een gigantische vetpot, en enige kans op een betere toekomst?

Er was geen vermogende ondernemersklasse bij de onafhankelijkheid van vele Afrikaanse staten. In Europa was het deze klasse die een belangrijke rol speelde in de strijd tegen de staat en voor meer vrijheden. In Afrika ontstaat er een bureaucratische bourgeoisie die afhankelijk is van de staat om in haar welvaart te voorzien. (Theobald, Corruption, Development and Underdevelopment, p.95) Een verpauperde bevolking zal in een verpauperde staat eerst en vooral de "eigen" politicus aanspreken. Als de staat niet kan voorzien in een aantal basisvoorzieningen keert zijn bevolking de staat de rug toe. Het cliëntelistisch netwerk vult dit vacuüm op.

 

 

Cliëntelisme oorzaak van chaos en geweld

De staat is de enige bron van middelen. Daarom zijn politici zo wanhopig naar macht over die staat. Zo wanhopig dat sommige politici bereid zijn om etnische verschillen uit te buiten om de macht terug te grijpen. Cliëntelisme is een vruchtbare voedingsbodem voor corruptie, etnische conflicten, politiek beslecht door geweld en schending van de mensenrechten. Afrika zal er nooit helemaal van verlost geraken, en clientelisme vormt spijtig genoeg de rode draad doorheen zijn geschiedenis.

"Those who failed to gain power at national or local level tried to avoid permanent exclusion by exploiting communal divisions. Ruling parties and successful MP’s did (and would) not attempt to recruit the support of all their constituents or every area of the country, and opposition groupings thus turned to the excluded or disfavoured candidates, families, ethnic groups, churches or Islamic organisations, areas, etc. Long-standing local (and subsequently national) divisions became politicised, while party conflicts became redrawn and reconstructed as communal conflicts." (Chris Allen; Understanding African politics, p. 304)

Na de dekolonisatie komen ook in Congo de etnische breuklijnen naar boven. Tshombe richtte de CONAKAT (Confédération des Associations Tribales du Katanga) op. Hij had de steun van de Bayeke en de Balunda. De Baluba richtten hun partij op, BALUBAKAT. (Zinzen Walter, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p 11-12) Op 11 juli 1960 riep Tshombe de onafhankelijkheid van Katanga uit. Ook Congo was het toneel van etnische conflicten en zelfs afscheiding geworden.

 

 

Reactie op de 'clientelist crisis'

 

Dat is wat er gebeurde na de dekolonisatie. Afrika werd geteisterd door geweld en chaos. Allen (1995) noemt dit de "Clientelist Crisis". Er volgt een reactie. In de vorm van een regimewisseling door militair ingrijpen. In sommige landen gebeurt de regimewisseling vreedzaam. De bedoeling is hetzelfde: een stabiel, autoritair systeem creëren. Dit systeem moet de etnische conflicten en chaos die volgde uit de clientelistische crisis, het hoofd bieden. Zo ook in Congo. Jarenlang legitimeerde Mobutu zijn regime als de enige manier om een einde te maken aan etnische stammentwisten, chaos en geweld. Want een krachtdadig regime was het wel. Mobutu troepen traden ongemeen hard op in de eerste en tweede Shaba oorlog (weliswaar met hulp van buitenaf), tegen de studentenprotesten in 69. Op dat moment zat er de schrik voor het leger goed in bij de Zaïrezen. Die demonstratie van geweld verklaart waarschijnlijk de terughoudendheid bij veel groepen om het regime op een gewelddadige manier uit te dagen, zelfs in de neergaande periode. (Crawford Young, Reflections on the state decline and societal change in Zaire, p. 2) Misschien is het daarom dat Mobutu pas 32 jaar later wordt omvergeworpen.

Allen somt op wat die autoritaire regimes typeert.
1) Aan de cliëntelistische netwerken wordt niet geraakt. De hele partijstructuur hangt er immers van af. Men wil enkel iets doen aan de controle van dit cliëntelisme.

2) Een sterk centraal gezag, dat gestalte wordt gegeven door een president met uitgebreide bevoegdheden. Van deze president wordt verwacht dat hij als het ware boven de partijpolitiek staat. Met genoeg middelen om het cliëntelistische spelletje te kunnen meespelen en te manipuleren.

3) De creatie van een éénpartijstaat met de partij als belangrijkste cliëntelistische verdeler van goederen. In Congo werd dat de MPR van Mobutu.

4) Deze regimes betekenden het einde van andere institutionele organen, politieke partijen, parlementen, vakbonden, verkiezingen.

Deze hervormingen waren doeltreffend in die zin dat ze zorgden voor een zekere mate van stabiliteit tot in de jaren 80. Democratie werd echter voor enkele decennia in de koelkast gelegd. (Chris Allen, Understanding African Politics, p. 305-307)
 

 

Spoils politics of “Plunderpolitiek”

Allen (1995) maakt echter gewag van een enkele uitzondering, Zaïre. In Zaïre heeft Mobutu immers het pad van hervormingen al in 1974 verlaten. Politiek wordt vanaf dan gekenmerkt door wat Allen 'spoils politics’ (of plunderpolitiek) noemt. Tot grote verrassing van iedereen boerde het Mobutu-regime helemaal niet slecht in haar aanvangsjaren. Maar het Mobutu-tijdperk bestaat uit twee luiken: de opgang en de neergang. Crawford Young (1985) erkent dat het "nieuwe regime" van Mobutu succesvol was in de periode 1966-1974. Crawford Young typeert dit regime als een autoritaire gecentraliseerde staat naar koloniaal model. (Crawford Young, Reflections On The State Decline and Societal Change in Zaire, p. 2) Zolang de inkomsten uit koper binnenkwamen was er niks aan de hand. Mobutu kon de dure cliëntelistische verdeel-en-heerspolitiek gemakkelijk meespelen. In het midden van de jaren zeventig vielen die inkomsten echter weg, en stak de "clientelist crisis" weer de kop op. Mobutu was niet meer bij machte om de "clientelist crisis" te beheren.

 

"For what in retrospect proved but a fleeting moment (roughly, 1966-74), this project appeared to succeed. But a tidal wave of misfortune in the middle of the 1970s overwhelmed the regime: the copper price break, the rapid accumulation of a crushing debt burden for an ill-considered array of grandiose projecst, the fiasco of the zairianization, the costly gambit of losing involvement in the Angolan struggle in an unseemly alliance with South Africa and the United States. Since that time, time decline has been the predominant pattern." (Crawford Young, Reflections on The State Decline and Societal Change in Zaire, 1985, p2)

 

Allen heeft dit ook opgemerkt. De onopgeloste "clientelist crisis" is de aanleiding voor een nieuw politiek systeem. Cliëntelisme wordt nu tot in het uiterste doorgedreven. Het wordt een systeem van zelfvernietiging: "spoils politics" of plunderpolitiek. Allen somt daarvan opnieuw een aantal kenmerken op. (Chris Allen; Understanding African politic, p. 304)

1) ‘Winner takes all’: politieke strijd is ongemeen bitsig. Het is niet de bedoeling de bronnen van de macht op een evenwichtige manier te verdelen. De winnaar eigent zich alles toe en deelt geen cadeaus uit. De andere partij weet dit. De macht verliezen is dus een dubbel zo harde nederlaag. Theobald (1990) noemt dit politiek als een 'zero-sum game'. De verschillen tussen de verschillende etnieën, tussen rijk en arm zijn zo groot dat er geen consensus mogelijk is. Politiek wordt keihard gespeeld. Men streeft niet alleen naar de macht maar ook naar de vernietiging van tegenstanders.

"An atmosphere of acute distrust prevails; politics becomes a ruthless zero sum contest in which contending parties strive not simply to stay on top but to eliminate their opponents altogether. The political style is therefore, conspirational: characterised by constant manoeuvring, the making and breaking of alliances, carpet crossing, character assassination and sometimes physical assassination." (Theobald, Corruption, Development and Underdevelopment, p.93)

Dit lijkt een waarheidsgetrouwe beschrijving van het "hof" van Mobutu, van wie geweten is dat hij over lijken ging. Het zou ons te ver leiden om alle complotten door en tegen Mobutu nu uit de doeken te doen. De bekendste afrekeningen die Mobutu heeft laten uitvoeren zijn ongetwijfeld de moorden op Lumumba en Moïse Tshombe.

Dat ‘winner takes all’ principe leidt ook tot een groeiend factionalisme binnen partijen, iedereen wil immers een deel van de koek. Dat gegeven is interessanter voor ons onderwerp, want we zien dat ook het UDPS geteisterd wordt door factionalisme.

2) ‘Corruption/Looting of the economy’:
Het gebruiken van publieke middelen voor eigen gebruik is een bekend verschijnsel in de Afrikaanse politiek. Theobald (1990) noemt dit patrimonealisme. Hij probeert te verklaren waarom patrimonealisme meer voorkomt in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden kennen een overontwikkeld (wat niet wil zeggen goed een georganiseerd) staatsapparaat. En in landen met een overheid met veel middelen is er nu eenmaal meer kans op patrimonealisme, aldus Theobald.

Maar dit is niet de enige factor die bepalend is, het Afrikaanse politieke landschap speelt ook een
rol. Theobald heeft het over drie eigenschappen van de Afrikaanse politiek die patrimonealisme mogelijk maken. Ten eerste, de aard van politiek bedrijven, politiek als zero sum game (eerder vermeld). In zo'n onveilige omgeving heeft een politicus een netwerk nodig om op terug te vallen. En het netwerk heeft hem nodig, maar verwacht tegelijkertijd wederdiensten. Ten tweede de afwezigheid van een bemiddelde ondernemersklasse. De zwakke economieën in de onderontwikkelde staten reproduceerden geen onafhankelijke economische elite. In plaats daarvan probeert men geld uit de staat te halen. Er ontstaat een niet-ondernemende bureaucratische klasse. De derde reden die Theobald aanhaalt, is een vingerwijzing naar Westerse bedrijven die de middelen ter beschikking stelden van corrupte regimes. En zo hun levensduur verlengden. (Robin Theobald, Corruption, Development and Underdevelopment, p. 93-94)

3) 'Economische crisis':
Crawford Young (1995) formuleert drie factoren die de Zaïrese economie ondermijnd hebben. Eerst en vooral, de koper productie die volledig is teruggevallen. Gécamines, het grootste Zaïrese mijnbedrijf, was decennialang de motor van de economie. Maar door wanbeheer is het bedrijf nu nog maar een schim van wat het ooit geweest is. In 1985 produceerde het 471 000 ton koper in 1995 nog maar 35 000 ton. Een tweede factor die de ontwikkeling van de economie bijna onmogelijk maakte, was de stijgende staatsschuld. Van 3 miljard dollar in 1975, tot 12.3 miljard dollar in 1995. Een derde factor was de zwakke munteenheid, en een inflatie die steeg tot bijna belachelijke hoogte. Dit is zeer slecht voor een goed ondernemersklimaat. (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change in Zaire, 1995) Vandaag is de economische impasse in Congo compleet.

4) 'Lack of Political Mediation':
Allen bedoelt dat er een gebrek aan overleg is tussen de staat en bepaalde groepen ontevredenen in de samenleving. Dit is eigen aan een ondemocratisch staatsbestel. Ook Mobutus regime liet geen overleg toe. Toch kon hij op één of andere manier bepaalde signalen uit de samenleving opvangen. Soms reageerde hij daar op, wat misschien mede de lange levensduur van zijn regime verklaart.

De geschiedenis van de Nationale Soevereine Conferentie van 1991 bewijst hoe ver de consensus te zoeken is in de Congolese politiek. Zelfs terwijl rond hen het land instort kunnen de politici in deze conferentie niet tot een akkoord bewogen worden. Dit gebrek aan overleg zorgde voor een politieke impasse. Die politieke impasse verklaarde op zijn beurt het onstabiele klimaat dat heerste in Zaïre tijdens de transitieperiode.

5) 'Repression and Violence':
Repressie is één van de belangrijkste kenmerken van Mobutu's regime. De vervolging van de UDPS militanten in de jaren 80 getuigt hiervan. (zie infra) Mobutu had een goed uitgebouwd repressie apparaat te zijner beschikking. Het UDPS had, zeker in haar beginjaren, steeds af te rekenen met dit repressieapparaat. De geheime politie was overal, klaar om in te grijpen.

6) 'Communalism':
Etniciteit is het middel van mobilisatie bij uitstek geworden. Etniciteit wordt hoe langer hoe belangrijker in de Congolese politiek. Men moet etniciteit hier opvatten als een modern gegeven, niet als een primitief overblijfsel uit het prekoloniale verleden van Congo. Etniciteit is immers een antwoord op moderne ontwikkelingen. Etniciteit hangt duidelijk samen met cliëntelisme, ons centrale concept. Mensen trachten de mislukte staat waarin ze leven, te vervangen door iets anders. Ze grijpen terug naar hun etnie, want die kan hen de veiligheid en de middelen bieden die de staat hen niet meer kan geven. (Bruce Berman, Dickson Eyoh & Will Kymlicka, Etnicity & democracy in historical & comparative perspective, p. 3-10)

Er zijn veel theorieën geschreven over etniciteit. De Congolezen beseffen dat dit niet de manier is om tot een betere ontwikkeling te komen. De belangrijkste politieke partijen van de huidige overgangsperiode zoals de MLC van vice-president Jean-Pierre Bemba en de RCD vallen terug op hun lokale uitvalsbasis, respectievelijk in de Evenaarsprovincie en de Kivu. Hoewel het UDPS steeds geageerd heeft tegen wat ze zelf noemde 'tribalisme', valt ook die partij nu terug op de lokale uitvalsbasis in de Kasaï. Hoewel de uitvalsbasis van het UDPS in Kasaï ligt, heeft het UDPS steeds getracht dit te overstijgen, door bijvoorbeeld mensen uit andere provincies in het bestuur te betrekken.

7) 'Endemic instability & erosion of authority':
Congo is al lange tijd een onrustig land. Zelfs Mobutu's regime was ondanks zijn uitgebreid repressieapparaat in se een instabiel regime. De muiterij en plundering van Kinshasa en andere steden in september 1991 illustreren dit. Maandenlang was het land onbestuurbaar. Axel Buyse (1994) schrijft dat de Congolese bevolking in een soort shocktoestand was op dat moment. De uitzichtloze armoede dreef een kampement soldaten in Ndjili tot de plundering van Kinshasa. Deze chaos sloeg over naar andere militaire kampen overal in het land. De chaos stak zelfs de bevolking aan, die ook begon te plunderen. De gebeurtenissen van september 1991 lieten een verwoest land achter. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 27-28)

Deze jarenlange instabiliteit zorgde ervoor dat de Democratische Republiek Congo vandaag tweede staat in de Global Index of Failed States. De index, opgesteld door het Amerikaanse tijdschrift Foreign Policy, heeft voor het opstellen van deze index verschillende variabelen uitgewerkt. Demografische druk, vluchtelingenproblematiek, menselijk leed, economische crisis, legitimiteit van de staat, mensenrechten, veiligheid, factionalisme en buitenlandse interventie zijn de concepten die onderzocht werden. Op elk concept scoort Congo zeer slecht (dus zeer hoog). Het tijdschrift besluit dat Congo een mislukte staat is geworden. Congo is als mislukte staat een gevaar voor andere landen en zijn eigen bevolking geworden. Congo is een onbestuurbaar land geworden.
(gelezen op http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=3100 op 2 juli 2006)

Crawford Young (1995) koppelt een aantal gevolgen aan deze corruptie op grote schaal. Het is niet alleen een belangrijke verklarende factor in de economische crisis die Congo zal treffen vanaf het midden van de jaren 70. Het leidt ook tot ‘the decay of the public realm’. De staat baadt in een sfeer van corruptie. Dat tast de competentie, de geloofwaardigheid van al haar ambtenaren aan. De staat heeft het moeilijker en moeilijker om middelen te mobiliseren voor noodzakelijke infrastructuurwerken en voor andere overheidsaangelegenheden. (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change in Zaire, p.2)

 

 

Waarom het aanslepen van spoils politics?

 

Allen zit duidelijk verveeld met iets. Want hoe kan een politiek systeem als spoils politics tegelijk zo destructief zijn én het zo lang uithouden?

"Regime survival is potentially embarrassing for my model,..." (Chris Allen, Understanding African politics,p. 309)

Met andere woorden, waarom bleef Mobutu, ondanks alle negatieve kenmerken zopas opgesomd, 32 jaar aan de macht? Is dit eigen aan het systeem van “plunderpolitiek”? Wat was de reactie vanuit de samenleving? Waarom schoten de groepen die hierop wilden reageren tekort?
Allen formuleerde een aantal redenen die maakten dat Mobutu en andere spoils politics systemen het zo lang uit hielden.

1) "Leadership skills":
Mobutu was volgens velen een charismatisch man, creatief en dynamisch. De manier waarop hij beslissingen nam was direct en efficiënt. Hij was bij elke beslissing betrokken. (Walter Zinzen, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p. 67) Hij werd gesteund door een gigantische propagandamachine. Hij was een genie in het verzinnen van mobiliserende termen, zoals zaïrizering, "retroussons les manches", "servir oui, se servir non", "le mal zaïrois",... Deze kwaliteiten als leider hebben zeker mee bepaald waarom hij het zo lang heeft uitgezongen.

2) "Windfall gains"(meevallende winsten):
Het belangrijkste wapen in de handen van Mobutu was zijn gigantische fortuin. Op die manier kon hij bepaalde elites aan zich binden en de oppositie verdelen. Zijn geld werd gebruikt om zijn cliëntelistische netwerk te onderhouden. Zo kon hij de Nationale Soevereine Conferentie in zijn macht houden door 'partis alimentaires' in het leven te roepen. Deze partijen zaten in de oppositie maar steunden eigenlijk Mobutu. Voor het saboteren van de parlementaire dialoog werden ze rijkelijk beloond.

3) "External support":
De Belgische regering was lange tijd vrij onvoorwaardelijk in haar steun aan Mobutu. Vooral de Belgische premier Wilfried Martens en zijn Buitenlandminister Leo Tindemans steunden hem door dik en dun. In de jaren 90 werd Mobutu echter een 'persona non grata' voor de Belgische diplomatie. Vandaag steunt België vrij actief het transitieregime. De Belgische diplomatie hoopt dat president Kabila de verkiezingen zal winnen. (gesprek met Jozef Smets, Belgische diplomatie, 5 juli 2006)

4) "Technical sophistication in repression":
Walter Zinzen (1995) laat zijn licht schijnen op de veiligheidsdienst van Mobutu. Of beter gezegd, veiligheidsdiensten. De veiligheidsdiensten van het leger zijn FIS (Force d'Intervention Spéciale) en FAS (Force d'action Spéciale). Het verschil tussen de twee lijkt onduidelijk. De burgerlijk veiligheidsdiensten zijn SNIP (Service Nationale d'Intelligence et de Protection) en ANIP (Agence Nationale d'Intelligence Spéciale). Voor de ordehandhaving is er de Gendarmerie, met verkeersafdeling en de Garde Civile, zonder verkeersafdeling. En dan is er nog de DSP (Division Spéciale Présidentielle), de persoonlijke lijfwacht van de president. De DSP telde naar schatting zeven à vijftienduizend goed getrainde Mobutu getrouwen. En dan is er ook nog de SARM (Service d'Action et de Renseignerments Militaire), een soort Politieke Politie naar Roemeens model. (Walter Zinzen, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p. 90-91)

Het valt op dat bijna elke veiligheidsdienst (behalve het DSP) een dubbelganger heeft. Volgens Walter Zinzen wil Mobutu de veiligheidsdiensten op die manier hopeloos verdelen zodat ze geen gevaar worden voor hem. Elke veiligheidsdienst bespioneert de andere en Mobutu is de enige die op de hoogte is van alle intriges. Een andere verklaring kan Theobalds (1990) verklaring van de overontwikkelde staat in ontwikkelingslanden zijn. Zaïre had dus een uit de kluiten gewassen veiligheidsdienst, en die heeft Mobutu mede zo lang aan de macht gehouden.

 

 

Het einde van de ,,plunderpolitiek’’ of spoils politics

We mogen ons niet schuldig maken aan determinisme. Het is niet alleen door die vier variabelen dat spoils politics in het algemeen en Mobutu in het bijzonder zo lang stand hielden. Spoils politics is geen absoluut concept. Ook spoils politics is onderhevig geweest aan veranderingen en hervormingen. Allen verdeelt die hervormingen of reacties onder in drie categorieën. Er waren de populistische revolte, de gecentraliseerde bureaucratische hervorming en hervormingen die aan de gecentraliseerde bureaucratische hervorming verwant waren.

Vooral die eerste twee zijn relevant voor het onderwerp van deze thesis. Populistische revoltes ontstonden vanuit groeperingen die bestonden uit een verarmde stedelijke onderklasse, radicale studenten, en georganiseerde arbeiders, soms ook radicale ambtenaren. Ze reageerden op de zelfdestructieve plunderpolitiek. Hoewel spoils politics een vrij lang leven beschoren was, vervreemden hoe langer hoe meer mensen van het regime.
Op de lange duur ook mensen uit de elite. Chris Allen beschrijft dit als volgt:

"Part of the reason is that spoils politics necessarily excludes not only mass participation but also increasingly large sections of the elite, and some of the elite -- notably the professions -- may come to share in popular judgements of the need for politicql transformation."
(Chris Allen, Understanding African Politics, p.310)

Hier ligt de oorsprong van het UDPS. De meeste van de dertien stichtende leden hadden in de voorgaande jaren actief samengewerkt met het regime. Eén van de Founding Fathers van de UDPS, Etienne Tshisekedi bijvoorbeeld, heeft vanaf 1961 tot eind van de jaren zeventig steeds leidende functies bekleed. Eerst in Lumumba's regering daarna in die van Mobutu. Op een gegeven moment begint hij zich echter te roeren en valt hij uit de gratie van de president.

Deze populistische beweging onderscheidde zich van andere groepen in die zin dat ze een fundamentele verandering nastreefden van het politieke systeem. In plaats daarvan plaatsten ze een andere, populistische manier van politiek bedrijven. Ze zochten naar een authentieke, Afrikaanse oplossing. (Chris Allen, Understanding African Politics, p311-312) Die gedachte was ook in het UDPS aanwezig. Dikonda, de buitenlandse vertegenwoordiger van het UDPS in België, was een socioloog. Hij had het vaak over 'traditioneel pluralisme'. In de Morgen van vrijdag 28 juni 1985 omschrijft Dikonda dat als volgt:

 

"Wij hebben een project voor een nieuwe samenleving, en daarin is politiek pluralisme onmisbaar. Vooreerst is dat een traditionele wijze van regeren in de oude Afrikaanse samenlevingen. Altijd waren er op zijn minst twee groepen, twee wegen. De groep die regeert en de groep die hem verwacht op te volgen -- en die groepen surveilleren elkaar onderling." (De Morgen, 28 juni 1985)

Het UDPS meent dus legitimiteit te vinden in een zogezegd authentieke Afrikaanse oplossing. Al heeft de partij later haar opvattingen over democratie aangepast en verbeterd.

Deze populistische revoltes leidden tot oprichting van een aantal populistische regimes. Die populistische regimes transformeerden zichzelf al na korte tijd in gecentraliseerde bureaucratische regimes (zoals in het geval van Ghana en Uganda), of in factionalistische systemen (Burkina Faso) of in sommige gevallen keerde de oude spoils politics terug (Liberia).
(Chris Allen; Understanding African politics, p. 310)

Hoewel de oorsprong van beiden dezelfde is, verschilt het UDPS duidelijk van deze populistische revoltes. Het UDPS heeft steeds geweldloos verzet gepredikt. Het eerste manifest "La Nouvelle Société" is van de hand van Dikonda. De ondertoon is enthousiast en onverzettelijk. Maar dit document blinkt vooral uit in gematigdheid. De kernwoorden van het manifest zijn: geweldloosheid, tolerantie, pragmatisme en democratie. Pragmatisme wordt als volgt omschreven:

"L'UDPS, s'oppose au dogmatisme et par conséquent, à la politique de "tout ou rien". Elle entend concilier les principes qui sont les siens avec les données politiques objectives."
(La Nouvelle Société, UDPS, 1984)

 

Zoveel is duidelijk, hier zijn geen “echte” populisten aan het woord. En omdat ze nooit de macht gegrepen hebben, heeft Allen hen waarschijnlijk over het hoofd gezien.

 

 

Spoils politics voorbij: "mediated statehood"

 

Congo lijkt sinds 1990 in een voortdurende transitieperiode te zijn terechtgekomen. Eerst was er de transitie onder 'de hoede' van president Mobutu. Daarna die onder de hoede van de internationale gemeenschap. De eerste transitie werd gegijzeld door president Mobutu. Gauthier de Villers vatte deze transitie al samen als een volledige mislukking. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 20-21) Ik kan me niet aan de indruk ontdoen dat de eindeloze transitieperiode niet meer is dan een nieuwe fase van spoils politics.

Tijdens Mobutu's regime konden we reeds zien dat de grenzen van het plunder politiek bereikt waren. Crawford Young stelde reeds in 1995 een 'decay van public realm' vast, vandaag kunnen we de ondergang van de Congolese staat aankondigen (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change, p. 2-3). Hoewel Congo niet te vergelijken is met de Somalische situatie, hebben de Congolese spoilers een andere manier gevonden om de Congolese staat te bypassen.

Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers (2006) beschrijven nauwgezet de overgang van 'spoils politics' naar 'mediated statehood':

 

"While state power initially was a vehicle to manipulate access to the distribution of resources, the destruction of the formal economy provoked a shift towards a decentralised patronage network and towards control over clandestine trade networks." (Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers, Nor Mobutu nor chaos why Congo's elections will not lead to democracy, p.2)

 

De staat is niet meer de vetpot die het vroeger was, dus moeten 'spoilers' het geweer van schouder veranderen. Lokale actoren beginnen de staat te beconcurreren. Dat de overheid niet meer in staat is om zijn wil overal op te dringen, laat staan de veiligheid te waarborgen, opent perspectieven voor de lokale machtshebbers. Lokale clandestiene netwerken worden actief in het smokkelen van natuurlijke rijkdommen en het heffen van tol. Zo ontstaat er meer en meer een parallelle machtstructuur. De macht van de staat wordt uitgehold. De Congolese staat, nochtans berucht om haar hardhandige optreden moet vandaag meerdere clandestiene netwerken dulden, die de controle over grote delen van het grondgebied overnemen.

Conflict zit in dit systeem ingebakken. Politieke veranderingen komen enkel door de loop van een geweer. Dit is volgens Koen Vlassenroot en Timothy Raeymaekers (2006) het grootste gevaar van 'mediated statehood'. Conflict is een bron van inkomen voor de meeste milities. Deze milities hebben dan ook alle belang bij dat Congo een conflictrijke omgeving blijft. Zolang er oorlog in Congo is, blijven deze milities de sluiswachters en tolheffers. Het gevaar is dat de Congolese politiek in een permanente staat van 'wartime politics' zou terechtkomen.
(Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers, Nor Mobutu nor chaos why Congo's elections will not lead to democracy, p.3-4-5)

Het democratisch deficit van 'mediated statehood' is navenant.
Niet de representativiteit maar wel het aantal strijders die een militie kan op de been kan roepen, is van belang. Voor een ongewapende politieke partij als het UDPS is het moeilijk om hier tegen op te tornen. Het UDPS is nochtans niet helemaal ongewapend. Ook het UDPS kan soms gewelddadig uit de hoek komen. Dat lijkt de taak voor de jonge partij leden, de zogenaamde 'parlementaires debout', soms ook wel politieke hooligans genoemd. De toekomst moet uitmaken of ook het UDPS zich aangepast heeft aan dit nieuwe politieke systeem.

Deze omgeving is een antidemocratische omgeving. Verkiezingen organiseren in een land waar gewapende groepen de plak zwaaien is een hachelijke onderneming. De Verenigde Naties helpen dan ook mee de rust te bewaren in Congo. De rebellen werden in een transitieregering betrokken in de hoop dat ze de wapens zouden neerleggen en zich zouden omvormen tot volwaardige politieke bewegingen.

 

Evolueert de Congolese politiek naar “machine politics”?

Dat deze redenering een te naïeve redenering is, leert ons James C Scott. Congo lijkt nu in het beste geval af te stevenen op 'machine politics'. Machine politics verwijst naar de maffia-achtige netwerken die ontstonden in stedelijk Amerika, op het einde van de negentiende eeuw. In die chaotische stedelijke omgeving vielen de inwijkelingen terug op hun vertrouwde netwerken. Scott (1989) omschrijft deze machines als:

 

"Rather, it is a nonideological organization interested less in political principle than in securing and holding office for its leaders and distributing income to those who run it and work for it." (J C Scott, Corruption, Machine Politics and Political Change, p. 276)

Scott omschrijft in wat voor omstandigheden die politieke “machines” de kop op steken. Vooral als (1) de politieke leiders door verkiezingen aangewezen worden, (2) er een systeem van algemeen enkelvoudig kiesrecht bestaat, en er (3) uitermate hoge concurrentie tussen de verschillende partijen bestaat, vinden deze politieke machines opgang. Ontwikkelingslanden zoals Congo bieden een sociale context aan die een vruchtbare voedingsbodem is voor machine politics. Vooral woelige periodes, zoals tijden van verkiezingen zijn het gevaarlijkst.

 

"When the social disorganization accompanying urbanization and economic change is particularly severe and of long duration, when it is compounded by deep cultural differences, and when competitive elections with a universal suffrage are introduced early, the pressures toward machine politics will be vastly greater than when demographic change is gradual and less severe…" (JS Scott, Corruption, Machine and Political Change, p. 279)

 

Als deze woorden bewaarheid worden, staat Congo nog moeilijke tijden te wachten. De verkiezingen kunnen een nieuw begin inluiden. Wil Congo evolueren naar een echt democratisch regime dan zal met de concepten die ik hier heb uiteengezet rekening moeten gehouden worden. Hopelijk kunnen de fouten die in het verleden gemaakt werden, vermeden worden.
Het UDPS verwijt de internationale gemeenschap precies dit: dat ze geen allesomvattende analyse heeft gemaakt van het democratiseringsproces in Congo. En dat ze geen oog heeft voor de gevoeligheden van de Congolese politiek.

 

 

Hoofdstuk twee: de geschiedenis van het UDPS

 

DEEL I: De clandestiene geschiedenis van de partij (1982-1990)

 

INLEIDING

1977: Joseph-Désiré Mobutu Sese Seko is al twaalf jaar aan de macht en hij zal nog twintig jaar aan de macht blijven. We kunnen niet rond de figuur van Mobutu. Hij heeft ondanks zichzelf een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de oppositiepartij UDPS, de Unie voor Democratie en Sociale Vooruitgang.

Mobutu kwam via een coup aan de macht in 1965 en zou de 32 daaropvolgende jaren Congo in een ijzeren greep houden. De Mobutu-era is uiteraard een belangrijke periode in de recente geschiedenis van Congo. De invloed daarvan is nog niet voorbij. Tot op vandaag hypothekeert Mobutu de kansen van Congo om zich te ontwikkelen. Zaïre was 32 jaar een dictatuur. Toch was de Mobutu-era geen monolithische periode. Op sommige momenten moest of wilde Mobutu zijn greep op Congo verslappen. Dikwijls waren het schijnbewegingen, maar periodes van ontdooiing zijn er wel degelijk geweest.

Jean-Claude Willame (1987) schreef de geschiedenis van het UDPS van 1978 tot 1987. Hij situeert de oorsprong van het UDPS in de schoot van het Mobutu-regime zelf. De founding fathers waren inderdaad politiek actief in dat regime. Met name in de eenheidspartij van toen: het MPR, Mouvement Populaire pour la Révolution, van Mobutu. De eenheidspartij waar elke Zaïrese burger automatisch lid van werd.

1978 is één van die zeldzame periodes van ontdooiing geweest. Mobutu is degene die alles in gang gezet heeft. Jarenlang had hij Congo in een ijzeren greep. Maar hij beseft dat hjij de greep op het gebeuren verliest. Het economische mirakel uit het begin van zijn regime is immers voorbij. Er moet iets gebeuren. Op 25 november 1977 geeft Mobutu een eigenaardige speech die de geschiedenis zal ingaan als zijn "Discours sur le Mal Zairois", oftewel zijn visie op wat hijzelf de Zaïrese ziekte noemt. In die speech hekelt hij de corruptie in zijn land, zonder daarbij de verantwoordelijkheid van zijn eenheidspartij MPR uit de weg te gaan. Hij gaat nog verder. Als één van de oorzaken van de corruptie in zijn land, geeft hij ook het democratisch deficit aan.

Mobutu begint met die speech een Zaïrese “glasnost”. Nog voor die in de Sovjetunie moest uitgevonden worden. Maar ze zal in Congo van korte duur zijn. Toch is het hek van de dam. Er komt een golf van kritiek op het regime. Mobutu’s speech van 25 november 1977 is heel belangrijk voor de ontstaansgeschiedenis van het UDPS. Mobutu zal hierna de kritiek nooit helemaal onder controle krijgen. Tijdens deze “glasnost” van Mobutu stelt hij drie politieke remedies voor. Mobutu pleit voor een operatie schone handen in de administratie en de justitie. Hij pleit ook voor een liberalisering en voor meer vrijheid van meningsuiting.

Maar het blijft niet bij woorden. Mobutu’s discours heeft belangrijke consequenties. Het parlement wordt door een wet van 4 juni 1978 in ere hersteld. Dat parlement bestaat, naar goede gewoonte in een éénpartijstaat, alleen uit leden van het MPR van Mobutu. Er ontstaat echter een dynamiek in het parlement. De parlementsleden beginnen de parlementaire controle serieus te nemen. Controle op de uitvoerende macht, op de rechterlijke macht, en ook op de openbare instellingen. De parlementairen maken gretig gebruik van de hefbomen die hen geboden worden: interpellaties, schriftelijke vragen, mondelinge vragen, en zelfs onderzoekscommissies.

Het Congolese parlement begint zowaar op een Westers, democratisch werkend parlement te lijken. Wat het parlement niet kan, is het de uitvoerende macht naar huis sturen. Dat is net het tere punt in de zogezegde emancipatie van het parlement. Een motie van wantrouwen is de machtigste die een parlement bezit, maar dat kan nu net niet. Algauw maken de parlementairen kennis met de grenzen van de bewegingsruimte die hun door Mobutu was gegeven. Mobutu weet door een paar handige verschuivingen in de regering en door het opnemen van een aantal oppositie figuren in zijn regering de rust in het parlement te herstellen. Toch is deze kortstondige “Zaïrese glasnost” een belangrijke periode geweest. De kiem van het latere UDPS ligt in dat parlement. Sommige parlementairen kunnen nu niet meer zwijgen. Tshisekedi is één van hen. Tshisekedi zal in deze periode een eerste maal in conflict komen met Mobutu.


BLOEDBAD OP DIAMANTDELVERS IN KASAI

In juli 1979 komt er de eerste serieuze aanvaring tussen Tshisekedi en Mobutu. In Katekelay in Oost-Kasaï schieten soldaten op artisanale diamantdelvers. Tshisekedi is van de streek. Hij schrijft op 23 juli 1979 samen met vier andere parlementairen die ook afkomstig zijn uit Kasaï, een brief naar president. De brief is rechtstreeks gericht aan de president, de toon is kritisch tot beschuldigend. Tshisekedi klaagt de moordpartij aan, maar ook andere wantoestanden. Het is misschien wel de eerste keer dat iemand zo formeel tegen Mobutu durft ingaan.

Tshisekedi en de andere parlementairen worden door Mobutu op de beruchte legerkazerne Camp Tschatshi in de hoofdstad Kinshasa ontboden. Mobutu is razend. De president bedreigt de vier en dwingt hen een officieel bericht te ondertekenen, waarin gewag wordt gemaakt van maar drie doden in plaats van 200. Dat incident wordt het eerste grote openlijke conflict tussen Tshisekedi en Mobutu. De vier parlementairen worden er nog maar eens aan herinnerd hoe gevaarlijk het is oppositie te voeren in het Zaïre van Mobutu. Nochtans blijft ondertussen de kritiek op het regime doorgaan in het weliswaar verzwakt parlement.

Mobutu grijpt in. Hij schroeft de macht van het parlement volledig terug. In februari 1980 is het parlementaire sprookje uit. Mobutu kondigt twee besluiten af die hem opnieuw alle touwtjes in handen geven. Het eerste besluit gaat erover dat Mobutu opnieuw zelf het politiek bureau van het MPR zal samenstellen. Vele opstandige parlementairen maakten deel uit van dat politiek bureau en hadden net een zekere autonomie weten te verwerven.

Mobutu’s tweede maatregel stelt zelfs een einde aan het recht op interpellatie van het parlement. Voortaan moeten interpellaties in het parlement eerst goedgekeurd worden door de Chef, de Stichter en de President van de staat. De macht wordt opnieuw volledig geconcentreerd in de persoon van Mobutu. Op de parlementaire zitting van 4 februari 1980 verklaart Mobutu het volgende.
 

"Sans chercher à établir des responsabilités, si nous réfléchissons bien, nous avons été nous même pris au piège du système institué pour la composition des membres du Bureau Politique. C’est à dire l’élection, dans une élection, tout le monde peut passer. C’est l’électorat, maître de jeu, qui apprécie le candidat en fonction de toutes sortes de critères qui lui sont propres. Dès lors, il s’est créé une situation anachronique qui fait que le President de la République que je suis a parfois eu le sentiment d’être plus un President-Délégué Général qu’un Chef d’Etat lors de certaines réunions du Bureau Politique. Ce n‘est pas normal. (…)" (Jean-Claude Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987), p. 14-15)

Opvallend genoeg komt het meeste protest van de parlementairen er naar aanleiding van Mobutu’s eerste maatregel en niet de tweede maatregel. Namelijk over het naar zich toetrekken van de macht in het Politiek Bureau van het MPR.
 

 

UDPS EN DEMOCRATIE

Volgens Prof. Dr. Omasongo van het Afrika Instituut in Tervuren zal Tshisekedi later steeds een aanhanger van sterk bestuur blijven. Aanvankelijk wilden de kritische parlementairen het MPR gebruiken voor hun hervormingen. Het MPR kan voor een sterk bestuur zorgen, als zij aan het roer staan. Dit komt nu in gevaar, door Mobutu’s maatregelen.

Mobutu gebruikt steeds de klassieke argumenten om zich tegen democratie te blijven kanten. William Tordoff (2002) heeft het er in "Government and Politics in Africa" over: de meeste politieke dictaturen in Afrika zijn uiterst terughoudend om democratiserende maatregelen te nemen. Ze gebruiken daarvoor steeds dezelfde argumenten: namelijk dat een multipartijenstelsel steeds etnische verschillen zal aanwakkeren. Ook zou multipartisme sociale herverdeling in de weg staan, politieke onlusten aanwakkeren, en tenslotte de ontwikkeling van het land belemmeren. Later zal dit streven voor een multipartijenstelsel voor het UDPS een cruciale eis in haar discours zijn. (William Tordoff, Government and politics in Africa)

In 1980 zal de eis voor een multipartijenstelsel allesbehalve een belangrijk strijdpunt zijn voor het UDPS. Volgens Omasongo zijn de parlementairen van 1979 aanvankelijk helemaal niet revolutionair gezind. Ze sparen Mobutu niet in hun kritiek. Maar ze koppelen hier aanvankelijk geen democratisch gedachtegoed aan vast. Hun hervormingen beperkten zich tot de eenheidspartij MPR waar ze allemaal lid van waren. Die ambigue houding in haar standpunt over democratische vernieuwing blijft een teer punt voor het UDPS in haar discours die eerste jaren.

Eén van leiders van de partij, professor Dikonda, had zo zijn eigen visie over de Afrikaanse democratisering. Dikonda was in 1982 naar Brussel gevlucht om daar het verzet verder te zetten. Hij zal jarenlang de woordvoerder van het UDPS zijn. In De Morgen van 28 juni 1985 vergelijkt hij de Afrikaanse democratie met "traditioneel pluralisme". Hiermee gaat hij in tegen de zogezegde "Bantoedemocratie", waarop Mobutu een beroep deed om zijn ondemocratische regime te legitimeren. Dikonda omschreef de bestuursvorm in veel stammen, zoals de Bacongo en de Baluba als traditioneel pluralisme.

"Bij deBakongo heb je de opvolgers van de koning, zijn zonen waaruit de opvolger wordt gekozen. Binnen dat kiescollege wordt campagne gevoerd. Bij de Baloeba in Kasai heb je aan de ene kant de regeerders en aan de andere kant deoppositie – degenen die aanspraak maken op de opvolgers diehet beleid kontroleren, die de zwakheden van regeerders opsporen, enz. (...) Het feit dat wij vinden dat er minstens twee partijen moeten zijn, speelt niet alleen op het niveau van ideologische meningsverschillen- het gaat om de mogelijkheid tot kontrole op het beleid." (De Morgen, 28 juni 1985)

Dikonda kijkt anders aan tegen democratie. Zijn visie verschilt van een Westerse analyse van democratie. Westerse analisten zullen bijvoorbeeld meer de persoonlijke vrijheden die democratie met zich meebrengt, beklemtonen. Voor Dikonda is het vooral van belang dat democratie een betere bestuursvorm oplevert.
 

 

1980: BEGIN VAN EEN ZAÏRESE PERESTROJKA?

Achteraf is het moeilijk te zeggen waarom Mobutu aan zijn discours over Le Mal Zairois begonnen is. Het zag er in ieder geval veelbelovend uit. Er was een grote wil tot hervormen. Hij kon een Zaïrese Perestroika inluiden. De vraag is of de antidemocratische Mobutu van februari 1980 een andere Mobutu is dan deze die op 25 november 1977 aanzette tot meer democratie. Mobutu was niet veranderd. De omstandigheden waren dit wel.

Het leidt ons te ver om in te gaan op de slabakkende economische situatie van 1977. Hoe dan ook had de Zaïrisering een verwoestend effect op de economie. Dat kwam bovenop de instorting van de koperprijs. Maar in 1977 breekt ook de eerste Shaba-oorlog uit. De kwetsbaarheid van het regime wordt ineens heel duidelijk. Het mirakel van Mobutu uit de jaren 60 is omgeslagen in een malaise, zoals Walter Zinzen dit zo mooi verwoordde in zijn boek "Mobutu Van Mirakel tot Malaise." Mobutu’s regime stond zwak. Daar moet de oorzaak voor de plotselinge hunkering naar hervorming te zoeken zijn. Zijn regime had een “legitimeringsboost” nodig.

Vandaag weten we dat echte democratisering het laatste was wat Mobutu in gedachten had. Crawford Young (1987) analyseert deze periode van ontdooiing. Volgens Young was democratie gewoon een middel voor Mobutu om zijn tanende legitimiteit terug op te krikken. Zelfs de meest autoritaire regimes hebben een zekere mate van legitimiteit nodig. Mobutu's regime rustte niet alleen op repressie. In periodes van tanende populariteit waren - goed geënsceneerde - verkiezingen dé manier om zijn regime opnieuw leven in te blazen. Het stimuleren van een oppositiebeweging had Mobutu helemaal niet in gedachten.

 

"But these elements were deemed insufficient: "democracy" too, required incorporation into state doctrine--particularly at a moment when the regime was badly shaken by an invasion by a ragtag band of Shaba insurgents from Angola (repulsed by Maroccan troops with Western logistical support), and when it desperately needed respectability abroad to avert foreclosure by its private and public creditors." (Crawford Young, Election in Zaïre, p. 189)

T
och zullen Tshisekedi en andere later vooraanstaande leiders van het UDPS, zoals Makanda en Ngalula zich, ondanks de intimidaties, opwerpen als de voortrekkers van een parlementair front.

De volgende mijlpaal is de brief van de dertien parlementairen. Deze brief van eind 1980 is belangrijk voor de politiek in Congo en voor de ontwikkeling van de partij UDPS. Het was moedige daad, Mobutu had kort tevoren alle oppositie formeel verboden. De brief is een eis tot ontvoogding. Vandaag is de brief, 25 jaar na publicatie, nog steeds mijlpaal in de geschiedenis van de partij. Op www.udps.net (de website voor uitgeweken partijleden) wordt de brief opgenomen in de openingspagina. Ter ere van de 25ste verjaardag van de brief. Dit gemeenschappelijke document is voor het politiek bewustzijn van de UDPS militanten van onschatbare waarde. Het wordt door hen aangevoeld als de stichtende tekst van de partij. Hoewel er nog 2 jaar zouden verlopen voor de partij effectief gesticht zou worden. In memoranda van de partij wordt dikwijls gewag gemaakt van de brief.
Dit toont de grote legitimerende kracht van de brief aan.

"Pourtant, cette Lettre ouverte fait littéralement de la République démocratique du Congo un État indépendant et souverain, lequel dispose réellement de son destin politique. Cette dernière fait véritablement du Congolais un Citoyen, c’est-à-dire un être humain disposant des droits et des libertés. Donc, cela signifie que les Congolais cessent définitivement d’être un ramassis de populations indigènes ou autochtones. De plus, ce fameux Mémorandum de 52 pages invente, à n’en pas douter, une nouvelle Nation [essentiellement composée de Citoyens libres]. Aussi façonne-t-il un nouveau Peuple [véritable détenteur de la Souveraineté politique] au cœur du vaste continent africain.

Par conséquent, ce 25e anniversaire est naturellement l’occasion pour chaque Congolaise et chaque Congolais de s’imprégner du message profond véhiculé par ce document fondateur d’une nouvelle société. C’est l’occasion de s’imbiber de ce texte inédit qui balise l’avenir d’un Peuple nouveau. Aussi est-il le moment de poser la question de savoir ce qui reste pratiquement du Mémorandum de 52 pages. Ainsi, dans le contexte de fin de la Transition politique échue le jeudi 30 juin 2005 à minuit, quelle place occupe-t-elle encore la fameuse Lettre ouverte du 1er novembre 1980 au Maréchal-dictateur Mobutu Sese Seko du Zaïre dans le combat du Peuple congolais en faveur de la démocratisation institutionnelle et de la libéralisation politique ? Face à la cabale internationale contre le Congo, à la menace permanente de balkanisation du territoire national, à la confiscation du pouvoir d’État par le régime des mercenaires et imposteurs locaux ou étrangers depuis le jeudi 30 juin 2005, aux effets dévastateurs du néo-esclavagisme, que représente-t-il exactement ce document inspirateur de la résistance politique et stimulateur de la lutte démocratique ?" (http://www.udps.net/congo.php?articleId=95 gelezen op dinsdag 20 december 2005)

Hierna gaat het heel snel voor de dertien parlementairen. De reactie van Mobutu laat niet op zich wachten. De gebeurtenissen volgen zich snel op. 31 december 1980: arrestatie van Ngalula. 1 januari 1981: arrestatie van 5 andere parlementairen (Tshisekedi, Lusanga, Makanda, Kapita, Kanana). 2 januari: de immuniteit van de parlementairen wordt opgeheven. 12 januari: het parlementair mandaat van de dertien wordt hen afgenomen. Sommigen wordt zelfs de uitoefening van hun politieke en burgerlijke rechten afgenomen. Het verlies van je burgerlijke rechten hield op dat moment in Zaïre de verbanning naar je geboortestreek in.
13 januari: verschijning voor het centraal comité van het MPR. 20 januari: verbanning naar geboortestreek in Kasai en Shaba, waar ze in feitelijke gevangenschap leven. (Amnesty International International Secretariat, Zaïre the case of a veteran Zaïrian politician: Ngalula Mpandanjila, p. 2-3)

Opeens lijkt het regime van Mobutu een heel dynamische en geoliede repressiemachine te zijn. Het parlement werkt tijdens deze periode enkel als een stemmachine van Mobutu’s macht. Zo hoort het volgens Mobutu ook te zijn. Toch is tijdens hun verbanning de bewegingsruimte van de zes parlementairen blijkbaar niet helemaal beperkt. Want ze slagen erin de internationale gemeenschap om hulp te roepen. De verontwaardiging in de internationale gemeenschap is groot, en er wordt uiteindelijk druk uitgeoefend op het Mobutu regime om de zes vrij te laten. Wat uiteindelijk discreet gebeurt in oktober 1981.

De volgende confrontatie zal uiteindelijk tot een definitieve breuk leiden. Voor de goede orde: de partij UDPS bestond toen eigenlijk nog niet. De afvallige parlementairen waren er aanvankelijk niet op uit om een nieuwe partij te stichten. Ze wilden hun kritiek ventileren binnen de structuren van de MPR. De houding van de Mobutu-administratie bleef echter steeds vijandig. De dertien werden als stichters van een revolutionaire partij behandeld, hoewel ze dit aanvankelijk niet waren. Op de duur zat er echter niets anders op dan zich als een revolutionaire actor te gedragen. Het is een vorm van self fulfilling prophecy geweest.

Er komen onderhandelingen tussen de regering en de partij. De bedoeling van die onderhandelingen was voor het UDPS de vorming van een politieke partij zonder de wet te overtreden. Een tweede partij was immers formeel verboden volgens de Zaïrese grondwet. Die onderhandelingen slaan al na één maand af. De standpunten van de twee partijen verschillen gewoon teveel als het gaat over het hervormen van partijstelsel.

Het is maart 1982 en we staan op een tweesprong in de geschiedenis van de partij. Nu moet men kiezen: uit het MPR stappen of in het MPR blijven. De 13 opereerden tot dan binnen het MPR. Voor Tshisekedi was dit een belangrijk punt. “De kritiek die we geven, geven we als lid van het MPR”, zo klonk het nog in de brief van de dertien. Van 1977 tot 1982 zijn de dertien een strekking, een groepering binnen de MPR partij. In maart 1982 zullen de wegen scheiden.

Nu de onderhandelingen met de autoriteiten zijn afgeslagen, zijn de 13 parlementairen meer dan ooit loslopend wild geworden. Kibassa, Lumbu, Lusanga, Kyungu, Tshisekedi, Makanda, Ngalula, Kapita, Kanana, Ngalula, Dia, Biringanine, allemaal worden ze in de loop van de maand maart opgepakt. Ze worden ondervraagd door een veiligheidscommissie. Dit blijken later de voorbereidingen van een politiek proces te zijn. De beschuldiging: schending van de Zaïrese grondwet, die meer dan één politieke partij verbiedt. Het proces duurt slechts 2 dagen en resulteert in een verwachte uitslag: 15 jaar gevangenschap.

Mobutu blijft erbij. Hij aanvaardt slechts 1 partij, de zijne. De dertien parlementairen hebben geprobeerd een alternatieve partij aanvaardbaar te maken voor het regime. Ze merken nu dat er geen bewegingsruimte is voor een oppositiepartij in Zaïre. De partij moet zich nu verder ontwikkelen op een clandestiene manier. De terughoudendheid van in het begin is echter verdwenen. Voor het eerst beschouwen ze zichzelf als een echte partij. Er is geen reden meer voor een diplomatieke opstelling. Waarom nog op eieren lopen, vragen de dissidenten zich af.

 

1980-1987: DE REPRESSIE

Als we de persberichten van toen doornemen, zien we dat in de periode die volgt, veel kopstukken vooral bezig zijn zichzelf in leven te houden. Berichtgeving is problematisch in dergelijke conflictsituaties. Een overzicht van de Belgische krantencommentaren van toen, laat ons wel toe om een indruk krijgen van het gewelddadige politieke klimaat van toen.
Ik zou hieronder een beeld willen scheppen van de terreur die het Mobutu regime pleegde tegen de dertien stichters van de partij, en tegen gewone partij militanten in de periode 82-87. De documenten die Amnesty International rond die tijd vrij gaf, zijn vernietigend voor Mobutu’s regime. Amnesty International kan beschouwd worden als een onpartijdige neutrale actor en is gerenommeerd als het gaat om het documenteren van schendingen van de mensenrechten.

Op 23 september 82 in La Libre Belgique: "Zaïre: Ngalula dans le coma" ..."Le Député Ngalula, l’un des treize parlementaire parlementaires zairois condamnés pour avoir voulu fonder un parti politique, se trouve hospitalisé dans un état grave après avoir été mordu par un serpent venimeux dans sa cellule dans le haut Zaïre..."

Op 9 november 82 in De Morgen: "Toestand Zairese parlementsleden onrustwekkend". "...De parlementairen worden volgens de UDPS nauwelijks gevoed en krijgen nauwelijks medische hulp. Bovendien wordt hen het bezoek ontzegd van de naaste familieleden. Het UDPS heeft bij monde van Dikonda een oproep gericht tot het Rode Kruis om de gevangen genomen parlementsleden ter hulp te snellen..."

Op 17 april 83 in de Morgen: "Nieuwe arrestaties in Zaïre". Kibassa, Maliba, Ngalula,Mpandajila,Tschikedi wa Mulumba, Mpinga en Lusanga Ngiele werden zondagochtend 4 uur samen met familieleden en vrienden, waaronder ook enkele kinderen, door groene baretten van het Zaïrese leger opgepakt en met onbekende bestemming weggevoerd."...

Op 15 juni 83 in Le Soir: "Rencontre avec un des treize parlementaires libérés par la récente amnistie de Mobutu"... "Dia Onken-A-Mbel (gevangen van juli 82 tot mei 83): Non , je n’ai jamais été torturé mais la souffrance morale était grande . J’ai souffert le plus de la solitude et de la promiscuité. Je me trouvais avec cinq cent cinquante détenus de droit commun qui…"…Le 19 mai grâce à un petit poste de radio que j’ai entendu le discours du president Mobutu annonçant l’amnistie . Mais il me fallut attendre cinq jours interminables pour apprendre de la bouche même du procureur général de Lumumbashi que j’étais libéré…"

Op 24 augustus 83 in de Morgen: " Nieuwe Moboetoe-Repressie": "Tijdens het bezoek van Amerikaanse parlementsleden aan Kinsjasa, medio augustus jl. is het in de Zaïrese hoofdstad tot fikse rellen gekomen. De 13 Zaïrese parlementsleden, die onlangs na een jarenlange gevangenschap zijn vrijgelaten, werden door Moboetoe’s militaire politie afgetroefd en een tijdlang gevangen gehouden. Hetzelfde overkwam tientallen van hun medestanders. Voor het leven van tenminste één onder hen wordt gevreesd."... "Toen barstte de hel los. Militaire politie in burgerkleren sloot de parking van het hotel af. Auto’s, waarmee de UDPS-militanten naar Kinsjasa waren gekomen werden vernield. De dertien werden publiekelijk geschopt en geslagen met koppelriemen. Nadien zijn ze meegevoerd naar de kelders van het Kamp Tchatsi, een militair complex in de buurt van de Zaïrese hoofdstad. Hetzelfde lot overkwam tenminste 50 andere manifestanten... "'s Avonds zijn dan de meeste arrestanten vrijgelaten, zij het dat velen onder hen zonder kleren of bezittingen op straat zijn gegooid"..."Intussen is er nog geen spoor van de gearresteerde Bossassi, een vroegere medewerker van Moboetoe, thans lid van de UDPS."... "De Zaïrese president ontkende dat de brutaliteiten gepleegd waren door militairen. Hij noemde de herrieschoppers "onverantwoordelijken van de MPR-jongeren". (De MPR is MoBoetoe’s eenheidspartij). Dat wordt door getuigen tegengesproken."...

Op 18 oktober 83 in La Libre Belgique: "Les opposants Zaïrois retournent en prison". "Les cinq principaux membres du "groupe des treize" ont été arrêtés après l’ échec de la reconcialiation."...

Rapport van Amnesty International (december 1983): List of eight zaïrians reportedly to their villages of origin. Amnesty geeft hier een lijst van 19 opgepakte personen.

Op 11 maart 85 in Le Soir: "Incidents au Kasaï Oriental:" "Des incidents armés ont opposé le 5 mars à Mupompa, petite bourgade de deux cent cinquante habitants de la province diamantifère du Kasaï Oriental, des opposants au regime du president Mobutu aux forces de l’ordre zaïroise, a annoncé vendredi le porte-parole du government."…

Op 14 oktober 85 in De Morgen: "Moboetoe laat leider van de 13 aanhouden:" "De Zaïrese overheid heeft een voorman van de Union pour la Démocratie et le Progrès Social, Tshisekedi Wa Mulumba gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van een aanslag op de staatsveiligheid, een klacht waarvoor…"

Op 13 mei 86 in Le Soir:
"L’O.N.U. accuse Kinshasa d’avoir violé les droits des treize parlementaires." Le comité des droits de l’homme des Nations Unies a rendu publiques des considérations très sévères pour le Zaïre à la date du 26 mars à la suite d’une action introduite par les advocates belges Mes Eric Vergauwen et Robert Cherles Goffin, des treize parlementaires (qui ne sont plus que sept aujourd’hui, les autres sont rentré dans les rangs) qui depuis 1981 ont été arêtés, condamnés, placés en residence surveillée en raison de la publiqucation d’une lettre ouverte au president du Zaïre critiquant le regime.

Rapport van Amnesty International (in oktober 1986): "Zaïre-the case of a veteran zaïrian politician: Ngalula Mpandanjila".
"Ngalula Mpandanjila is a veteran politician from Zaire's Kasai Oriental region who has spent much of the past six years in prison or banished to remote towns and villages because of his criticisms of government policies and his support for a campaign to establish a second political party in Zaire, which is a one-party state."
Dit rapport bevestigt ook het bericht uit la Libre Belgique van 23 september over Ngalula’s slangenbeet in de gevangenis van Osio, 25 km van Kisangani.

Jean-Claude Willame (1987) omschrijft deze periode als een periode waarin de UDPS militanten vogelvrij verklaard zijn door het regime. Zonder dat hen één of andere vorm van formele beschuldiging wordt voorgelegd, wisselen zich periodes van internering, vrijlating, verbanning elkaar af.
(Jean-CLaudeWillame, Chronique d'une opposition politique: l'UDPS (1978-1987, p. 72)

Soms zijn er toch nog periodes van détente.
De periode rond de 25ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Zaïre was zo’n periode. Met de ogen van de wereld op Zaïre gericht, wil Mobutu in 1985 bewijzen dat zijn regime een respectabel regime is. Die periodes van détente worden echter steevast gevolgd door periodes van hardnekkiger repressie. Oktober-november 1985 zijn ongemeen hard voor de partijmilitanten. Enkel politiek strategische redenen in hoofde van Mobutu kunnen deze fluctuaties verklaren.

Na verloop van tijd begint zich een werkwijze in de repressie af te tekenen. De tactiek is in oktober en november 1985 dubbel: ten eerste keihard de gewone partijleden raken. De cijfers zijn hallucinant voor oktober en november 1985. Er zijn 66 operaties tegen gewone partijmilitanten. 24 overvallen door milities. 27 gevallen van agressie, verbanning, arrestatie. 26 huizen zijn verwoest of in brand gestoken. 4 à 6 mensen zouden vermoord zijn. De 13 stichters van het UDPS daarentegen worden vanaf eind 1985 doelbewust minder hard geraakt. Het gaat van huisarrest tot verbanning naar de geboortestreek. Dit zijn methoden waarvoor de internationale gemeenschap minder gevoelig was. Al is verbanning naar de geboortestreek in een land zoals Congo te vergelijken met een middeleeuwse vergeetput. (Jean Claude Willame, Chronique d'une opposition Politique, p. 91)

De berichtgeving over folteringen en vervolgingen is eindeloos. De repressie door het regime was keihard. Dat heeft de verdere vorming van een politieke partij in de jaren 80 onmogelijk gemaakt. De partij was verboden vanaf haar ontstaan tot in 1990. Dat heeft belangrijke consequenties voor de werking van een partij. De repressie heeft de geschiedenis van de partij bepaald.


DE AKKOORDEN VAN GBADOLITE.

Er komt toenadering tussen de overheid en het UDPS vanaf eind 1986. Die toenadering leiden uiteindelijk tot de akkoorden van Gbadolite in juni 1987. Waarom nu wel die toenadering? Volgens Willame zijn er aantal redenen.

1) Ten eerste is er geen vertegenwoordiging van het UDPS in het buitenland meer. Eén van de manieren waarop het UDPS oppositie voerde, was vanuit het buitenland. Dat valt nu weg. Dikonda is uit de partij gegooid na een aantal onverkwikkelijke affaires die Dikonda’s positie onmogelijk hebben gemaakt.

2) De tweede reden is het stilzwijgen van de buitenlandse overheden. Voor de Verenigde Staten en België, de twee meest betrokken staten in Zaïre zijn de mensenrechten in de periode 1985-1987 geen reden meer om de relaties met Zaïre op de helling te zetten. De voorgaande jaren hadden nochtans bewezen dat Mobutu wel degelijk vatbaar was voor diplomatieke druk. Maar een veranderende publieke opinie en een heropflakkering van de Koude Oorlog maakt dat buitenlandse mogendheden veel geduldiger zijn met Mobutu’s regime. Hierdoor staat het UDPS er meer dan ooit helemaal alleen voor.

Colette Braeckman neemt in le Soir van 9 oktober 1988 de Belgische regering zwaar onder vuur.
Ze beschuldigt de Belgische diplomatie bijna van lafheid.

"Lorsque les dirigeants américaines, se rendaient à Moscou, ils n'hésitaient pas à rendre visite à Andrei Sakharov, ou à s'informer de son sort lorsqu'il était relégué. A Kinshasa, ministres et diplomates belges n'ont pas de telles audaces: ils préfèrent s'en remettre aux journalistes pour avoir des nouvelles du célèbre opposant qui habite à quelques minutes de l'ambassade."
(Le Soir, 9 oktober 88)

Met die 'célèbre opposant' bedoelt Braeckman Etienne Tshisekedi. Met het gebrek aan lef vanwege de Belgische diplomatie, alludeert ze misschien aan het feit dat het tijdens Tshisekedi laatste verbanning doodstil in Belgische diplomatieke kringen.

3) De derde reden is een aantal hervormingen in de schoot van de overheid die zorgde voor een soort openheid die onderhandelingen mogelijk maakten. Het ontslag van eerste minister Kengo Wa Dondo wordt door het UDPS als een vertrouwenswekkende maatregel beschouwd. Het UDPS had immers geen vertrouwen in deze eerste minister.

4) De laatste factor die leidt tot toenadering is de repressie van de voorgaande jaren. Het heeft de leiders van de partij uitgeput. En hen tot onderhandelingen gedwongen. Uiteindelijk blijven de UDPS-militanten mensen met gezinnen die onderhouden moeten worden. Muamba Mumbunda spreekt hierover in het interview dat ik met hem had (zie infra). De repressie betekent voor veel mensen in de eerste plaats werkloosheid. In een land zonder sociaal vangnet, zoals Congo, is dat een fatale gebeurtenis. Sommigen zijn dan ook gemakkelijker vatbaar voor incorporatie in het systeem. Tshisekedi en Kanana, een andere stichter van de partij, zijn bemiddelde mensen. Kanana was een diamantair, voor hij in de politiek ging. Tshisekedi was lange tijd actief in Mobutu’s regime. Beiden hebben geen financiële problemen. Voor hen is het dan ook gemakkelijker om de ‘strijd’ voort te zetten. Kibassa daarentegen was blut en een betaalde job in Mobutu’s regime zou voor hem veel problemen oplossen.

5) Tschilombo Munyengayi van de universiteit van Kinshasa heeft het ook nog over iets anders dat kan meegespeelt hebben. Namelijk de ziekte van Makanda. Hij was één van de stichters van de partij. Door de voortdurende verbanningen en gevangenschap was hij volkomen uitgeput en zwaar ziek. Tshisekedi en Kibassa zouden onderhandelingen gestart hebben om Makanda te redden. Door een verzoening met Mobutu zou Makanda dan misschien toch een uitreisvisum krijgen om zich te laten verzorgen in een buitenlands ziekenhuis. (Tschilombo Munyengayi, Dossier sur l'Enrégistrement de l'UDPS, 2005, p. 2)

De onderhandelingen leiden in 1988 tot de zogeheten akkoorden van Gbadolite. Dat akkoord is na de open brief van de dertien aan de president de tweede mijlpaal in de geschiedenis van de partij.

Er wordt onderhandeld over twee zaken. Ten eerste over een grondwetwijziging. Meer bepaald artikel 33 van de grondwet wil het UDPS veranderd zien. Dat artikel zegt dat Zaïre en de eenheidspartij MPR één zijn. Het MPR regelt alles in Zaïre: de politiek, de cultuur en de samenleving. Elke Zaïrees is lid van de partij. Het UDPS wil een recht tot vorming van politieke strekkingen binnen het MPR mogelijk maken. Dat is duidelijk een afgezwakking tegenover de oorspronkelijke eis tot een meerpartijensysteem.

Ten tweede onderhandelt men ook over het opnemen van de leiding van het UDPS in het Comité Central van het MPR. En over het aanstellen van een aantal andere partij prominenten aan hoofd van een aantal nationale ondernemingen.

Pas in januari 1988 verspreidt de Zaïrese ambassade in Brussel hierover een persbericht. Het is een document, ondertekend door Ngalula, Mpindu, Kibassa en Tshisekedi:

 

"Le document déclare que le groupe a adhéré aux principes suivants: l'oubli du passé, l'affirmation et le respect de la diversité d'opinions de même que la nécessité de la mise en oeuvre de l'exercice de cette liberté et de sa libre expression, mais au sein du MPR, et enfin le respect de son chef et de l'unité nationale. Le groupe accepte aussi l'article 33 de la constitution qui prévoit que le MPR est la nation zaïroise organisée politiquement, que sa doctrine est le mobutisme et que tout zairois est membre d'office du MPR.." (Jean-Claude Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987), p. 101)

 

De beweging lijkt vakkundig geïncorporeerd in het regime. Het document dat Jean-Claude Willame heeft geschreven over het UDPS, "Chronique d'une opposition politique: L'UDPS (1978-1987)", eindigt hier. Willame ziet dit akkoord dan ook als een eindpunt voor het UDPS. Het regime heeft toegevingen gedaan. Belangrijke UDPS kopstukken krijgen medezeggenschap. Willame besluit dan ook als volgt:

 

"Une chose est certaine: le "ralliement" de l'UDPS ne pouvait ëtre considéré comme une reddition sans conditions. Le fait qu'en octobre 1987 deux du groupe des treize, Ngalula et Kibassa, firent leur entrée au Comité Central et plus précisément dans la Commission Constitutionelle de ce Comité donnait une indication plus claire sur le portée des concessions: desormais, deux personnalités importantes de lUDPS, qui recouvraient leur droit politique, étaient "autorisés" à négocier avec leurs pairs du Comité Central les modifications à apporter à la constitution Zaïroise." (Jean-Claude Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987), p. 107)
 

 

DE PARTIJ VALT UITEEN IN TWEE VLEUGELS

De akkoorden van Gbadolite worden de aanleiding tot een bitter conflict binnen de partij. Het begint al bij de interpretatie van het akkoord. Tshisekedi - jurist van opleiding - interpreteert zoals altijd het akkoord naar de letter. De term politieke partij is uit de grondwet verdwenen. Het monopolie van het MPR is, volgens hem, dus opgeheven. Hij concludeert dat Zaïre geen éénpartijstaat meer is. En dat het UDPS het nu eindelijk tegen het MPR kan opnemen in verkiezingen. Hij verkondigt deze interpretatie op een politieke tournee in het buitenland. Dat zal hem opnieuw in de gevangenis brengen bij zijn terugkomst. Daarover later meer.

Ngalula en Kibassa, de twee kopstukken, die opgenomen worden in het Comité Central interpreteren dit akkoord anders. Ze willen werken binnen het kader van de éénpartijstaat die Zaïre is. Ze denken voor veranderingen te kunnen zorgen en wel als een groep of strekking binnen het MPR.

Veel partijmilitanten aanvaarden de akkoorden van Gbadolite niet. Velen hebben het over het “Verraad van Gbadolite”. Dat zal de aanleiding zijn voor een scheuring in de partij. De verschillende interpretaties verraden een diepe tweespalt in de partij tussen een gematigde en een extremistische vleugel. Deze twee vleugels zullen tot op vandaag de dag de twee belangrijkste tegenwerkende krachten binnen de partij blijven. Ook Muamba Mumbunda praat hierover (zie interview Muamba Mumbunda).

De extremistische vleugel bestaat uit studenten en jongeren. De meeste van hen hebben geen werk. Ze komen uit alle provincies van het land. Ze ontmoeten elkaar aan dagbladhandelaars om te discussiëren over politiek, de hele dag lang. Men noemt dit "les parlementaires debout". Dit zijn heetgebakerde kerels die soms erg gewelddadig kunnen reageren. Muamba Mumbunda noemt ze "politieke hooligans". Maar het is de trouwste achterban van Tshisekedi. Belangrijk is dat hun loyaliteit niet voortvloeit uit een etnische achtergrond. Volgens Muamba Mumbunda, zelf lid van het nationale comité van de partij, maakt deze groep ongeveer 40 procent uit van de partij. Deze groep moet het hebben van hun ideeën.

De andere vleugel is de gematigde vleugel. Dat is de elite van de partij. Deze groep bestaat uit bemiddelde mensen. Ze komen uit dezelfde provincie als Tshisekedi. Belangrijke figuren zijn bijvoorbeeld Mukendi en Mutanda. Zij zijn twee zakenmensen. Mutanda is de uitgever van de krant La Tempête de Tropique. Tshisekedi rekent op hen om de partijkas te spekken. Maar deze groep doet meer. Ze zorgt ook voor nuttige contacten. Deze zakenelite is immers actief in een aantal organisaties in het middenveld. Sommigen van hen zijn zelfs actief in diplomatieke kringen. Men maakt gebruik van deze contacten om zo het UDPS te introduceren in deze kringen.

Deze tweespalt in de partij wordt ook een confrontatie tussen Tshisekedi en Kibassa. Kibassa was meer een gematigde politicus, bereid tot samenwerking met het dictatoriale regime. Tshisekedi was meer van de harde lijn.

Men mag de tweespalt in de partij niet opvatten als een definitieve breuk binnen de partij. Tshisekedi blijft nog steeds in contact met Kibassa. De twee tendenzen bestaan in de partij en voeren een echte strijd om de macht, aldus Muamba Mumbunda. Muamba Mumbunda werkt als onderzoeker aan de universiteit van Kinshasa. Hij zit in het kamp van de gematigden. Hij kan zich maar moeilijk identificeren met de radicale vleugel. De belangen verschillen teveel tussen deze twee vleugels. Muamba Mumbunda is niet de eerste de beste. Hij kan een curriculum voorleggen. De meeste radicalen of extremisten niet. Zij hebben daarom niks te verliezen, aldus Mumbunda. Voor de partijmilitanten is de dynamiek tussen deze twee vleugels hoe dan ook positief voor de democratische werking van de partij. Ze verwijzen daarbij dikwijls naar de Franse socialistische partij, die ook verschillende strekkingen heeft.
 

 

TSHISEKEDI AANVAARDT DE AKKOORDEN VAN GBADOLITE NIET

Tshisekedi en andere kopstukken vertrekken na de akkoorden van Gbadolite naar Europa om hun wonden van de repressie te laten helen in Europese ziekenhuizen. Tshisekedi profiteert van de gelegenheid om een aantal persconferenties te geven. Hij roept de internationale gemeenschap op tot waakzaamheid. Hij blijft ook op Mobutu's schenen stampen. Bovendien plant Tshisekedi een manifestatie bij zijn thuiskomst. Maar de veiligheidsdienst is ook op het appel. De betoging loopt uit op gevechten. Tshisekedi raakt gewond. De maand daarop nodigt hij de internationale pers uit in het huis van Kibassa.

Nu is Mobutu’s "geduld" echt op. Opnieuw wordt Tshisekedi verbannen. Mobutu raakt Tshisekedi echt hard nu. Hij wordt opgepakt na de fameuze manifestatie op 17 januari 1988. Hij wordt onder psychologische begeleiding geplaatst. Alleen hebben Mobutu’s beulen van psychologie niet veel kaas gegeten. Deze keer zal Tshisekedi verschillende maanden vastzitten in soms erbarmelijke omstandigheden.

Tshisekedi zal verschillende keren naar een andere uithoek van het land overgebracht worden. Van april tot juli zit hij vast in het dorp Dungu, daarna in Doruma. Deze twee plaatsten liggen pal op de Soedanese grens. Gevreesd wordt dat Mobutu wil afrekenen met Tshisekedi omdat de Soedanese grensstreek onveilig werd gemaakt door Soedanese rebellen. Die zouden voor een afrekening kunnen zorgen zonder zijn handen vuil te hoeven maken. (De Morgen, 11 mei 1988) Nadien wordt Tshisekedi overgebracht naar een dorp aan grens met de Centraal-Afrikaanse Republiek. Vervolgens wordt hij naar het militaire kamp van Kota-Koli overgebracht. (De Standaard, 17 juli 1988) Bij zijn uiteindelijke vrijlating in september 1988 is Tshisekedi mentaal en fysiek totaal uitgeput. Hij is ook ontgoocheld in zijn partij. Die heeft volgens hem niet genoeg gedaan om hem vrij te krijgen. Hij heeft zijn vrijlating uiteindelijk te danken aan de Rainbow Lobby. Deze Amerikaanse Lobby organisatie had in 1988 nauwe banden met het UDPS en heeft steeds de Amerikaanse en Zaïrese regering onder druk gezet.

Tot consternatie van iedereen verklaart Tshisekedi bij zijn vrijlating tegenover een journalist van de Times dat hij stopt met politiek. Gebroken door de maandenlange gevangenschap zegt hij zich nu enkel te zullen bezighouden met vee kweken. (The Times, 21 september 1988; De Morgen 22 september 1988) De journalist van de Times voelt echter aan dat we nog niet alles gezien hebben van Etienne Tshisekedi. Hij eindigt zijn artikel zo:

"But after a few moments some of the old fire came back. Raising his voice so the security agents could hear, he declared: "Ask my friends in the United States to keep pressuring the American Government to make President Mobutu respect human rights in Zaire."'
(James Brooke, The Times, 21 september 1988)

 

De partij stuurt verwarrende signalen uit na de akkoorden van Gbadolite. Het officiële Zaïrese persagentschap Azap (een alles behalve objectieve bron van informatie) meldt op 17 september 1988 dat Tshisekedi opnieuw lid wordt van de MPR, en wel 'op basis van de akkoorden van Gbadolite van 17 juni 1988'. (De Standaard 19 september 1988) Azap, eigenlijk de propaganda machine van het regime, reageerde echter voorbarig. Want de vos verliest misschien zijn pluimen, maar niet zijn streken.

De radicale vleugel van de partij aanvaardt Gbadolite niet en gooit Kibassa, de voorzitter nota bene, uit de partij. De nieuwe voorzitter wordt Marcel Lihau. (De Standaard, 30 november 1988)

Er heerst verwarring in de partij en bij de militanten. Een aantal jonge Turken staat nu op die de partij nieuw leven zullen inblazen. Ze richten een soort beweging op, la Direction Politique Renové. De beweging bestaat uit jonge radicale intellectuelen. Zij vinden dat de partijleiders de basis hebben verraden door de akkoorden van Gbadolite te ondertekenen. We kunnen deze beweging opvatten best als een nieuwe tendens in de partij. Tshisekedi steunt ze en maakt zo, een paar maanden na zijn beslissing om te kappen met politiek, zijn comeback. Deze groep vertegenwoordigt vanaf nu de radicale strekking in de partij. Kapita Shabangi feliciteert deze beweging voor het feit dat ze de partij uit het slop heeft willen halen na de chaos van Gbadolite. (zie interview infra)
 

 

TSHISEKEDI KOMT TERUG

Tshisekedi neemt de zaken weer in handen in 1989. Hij formuleert een brief aan de militanten in verband met een reorganisatie van de partij. Hij wil weer orde op zaken stellen, zoveel is duidelijk.
Hij begint de rondzendbrief aan de militanten op de volgende manier:

Chers militants,

Après un sérieux examen, nous avons constaté que les différents conflits découlant des mises en place des cadres dirigeants des divers organes de notre Parti proviennent des mauvaises habitudes que nous avons héritées de notre ancien parti, le M.P.R. de triste mémoire, et qui consistent à nommer les cadres à partir du sommet.

Pour mettre fin à cette confusion et répondre à la vocation démocratique de notre organisations, le collège des Fondateurs a pris les décisions suivantes que nous vous demandons d'appliquer scrupuleusement et dès réception de la présente circulaire. (Document opgemaakt door het nationaal secretariaat op 25 mei 1989 ondertekend door Etienne Tshisekedi wa Mulumba)

Het is moeilijk op te maken wie de beslissing voor deze rondzendbrief heeft genomen. Was het voorzitter Lihau? De groep van stichtende leden? Of was het Tshisekedi die deze beslissing op zijn eentje heeft genomen, als nationaal secretaris bevoegd voor de organisatie van de partij? Het is ook niet erg duidelijk in hoe verre de orders van Tshisekedi zijn opgevolgd door de militanten. We leren uit deze rondzendbrief in elk geval dat Tshisekedi weer aan de slag is als leider van het UDPS. En dat hij tracht een partij met duidelijke structuren te creëren. Door de repressie van Mobutu moest alles nogal informeel gebeuren, Tshisekedi wil daar een einde aan maken.

Het gevolg van het heropnemen van zijn politieke activiteiten is een nieuwe golf van repressie voor Tshisekedi. Op één maart wordt Tshisekedi opnieuw bij het nekvel gegrepen. Hij wordt snel vrijgelaten maar zal verschillende maanden onder huisarrest staan. (Het Belang van Limburg, 5 maart 1989) Kanana Tshiongo, een andere partijleider, wordt op 5 maart door de SARM (de Zaïrese geheime politie) meegenomen en zwaar mishandeld. (Het Belang van Limburg, 7 maart 1989)

 

 

MOBUTU DEMOCRATISEERT

Op 24 april 1990 geeft Mobtutu een toespraak aan de leden en de kaders van zijn eenheidspartij, de MPR. Tot hun verbijstering schaft hij de eenpartijstaat af en zegt hij te willen democratiseren.

Wat is de situatie voor het UDPS aan de vooravond van die fameuze toespraak? Een deel van de partij is geïncorporeerd in het Mobuturegime. Tshisekedi en Lihau en anderen zetten de strijd voort als vertegenwoordigers van de radicale vleugel. Het zal echter niet tot een definitieve breuk komen. Hoe dan ook, hier eindigt de clandestiene geschiedenis van het UDPS. Tot 1990 waren alle politieke activiteiten buiten het kader van de MPR verboden. Willen we het gedrag van de militanten en het partijkader beter begrijpen, dan moeten we steeds rekening houden met het illegaal karakter van hun acties.

Ik breng hier even hoofdstuk één in herinnering. Meer bepaald de bespreking van Chris Allens essay “Understanding African Politics'. Op een gegeven moment in dit essay heeft Allen het over 'Spoils Politics' of plunderpoltiek. We weten dat veel autoritaire regimes in Afrika aan de macht kwamen als reactie op de cliëntelistische crisis. Zo kwam Mobutu aan de macht. Allen heeft ook beschreven hoe Mobutu sinds 1974 de gevolgen van de cliëntelistische crisis niet meer kon inperken. Omdat dit een centrale legitimatie was voor Mobutu, moest hij reageren. De oplossing voor Mobutu was toen 'Spoils Politics'.

Mobutu schakelt na zijn zogezegde “democratisering” over naar een hogere versnelling, een extreme vorm van de cliëntelistische crisis. De gevolgen voor Zaïre en Zaïrese politiek zijn navenant. Allen somt op wat 'spoils politics' kenmerkt. Het politieke landschap wordt radicaler en gevaarlijker. Etniciteit en tribalisme sluipen de politiek binnen. Het vormen van een consensus tussen verschillende politieke actoren wordt onmogelijk. Enkele jaren eerder sloten Tshisekedi en Mobutu nog de akkoorden van Gbaolite af. Hoe onvolkomen die ook waren, dergelijke akkoorden worden voortaan moeilijker en moeilijker om af te sluiten.

Spoils Politics of plunderpolitiek moet ook steeds meer letterlijk genomen worden. Ze leidt ook tot de vernieling van het economisch weefsel en een onvoorstelbaar diepe economische crisis. Kortom: dergelijke regimes worden gekenmerkt door repressie en geweld maar tegelijkertijd ook door instabiliteit en een erosie van gezag voor de autoriteitvoeders. (Chris Allen, Understanding African Politics, p. 308-309)

Deze analyse van Allen is volgens mij relevant voor onze studie. En bruikbaar om Mobutu's overlevingsdrang in de jaren ‘90 te kunnen begrijpen. Mobutu moet aangevoeld hebben dat zijn gezag hoe langer hoe meer werd aangetast. Axel Buyse geeft dit ook aan in zijn boek 'Democratie voor Zaïre'. Er zat sleet op Mobutu's regime. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, 1994, p. 14)

Maar er zat al sinds 1974 sleet op Mobutu's regime. Hoe komt het dat Mobutu het zo lang kon volhouden? Ook Allen worstelt met deze vraag. (zie hoofdstuk 1) Hij formuleert vier variabelen die kunnen verklaren waarom Mobutu zo'n lange tijd aan de macht bleef. En waarom hij in 1990 niet meer bij machte is de absolute alleenheerser van Zaïre te blijven.
De vier variabelen die Allen hier voor verantwoordelijk waren zijn: (zie hoofdstuk 1)

 

1) Zijn kwaliteiten als leider.
Of zijn kwaliteiten als leider erop achteruit gegaan zijn over de jaren is moeilijk uit te maken. Ik denk van niet. Mobutu is dezelfde gebleven al die jaren. Alleen zijn de omstandigheden veranderd.

2) Meevallende inkomsten uit grondstoffen.
De koperprijzen bijvoorbeeld zijn veranderd. Mobutu's regime steunde jarenlang op de inkomsten uit koper. In 1974-1975 storten de internationale koperprijzen in. De oliefactuur wordt veel duurder als gevolg van de oliecrisis van het midden van de jaren zeventig. Bovendien zakt de koperproductie door wanbeheer en corruptie helemaal in. De geldstroom waarop Mobutu rekent om al zijn cliënten tevreden te stellen, droogt op. Axel Buyse (1994) stelt dan ook dat er sleet op het regime zit.

"Het typische 'Afrikaanse' herverdelingsysteem, waarbij de president onbeperkt uit de schatkist van de staat kon putten om een deel van die inkomsten weer à la tête du client te verdelen, stokte." (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 14-15)

3) Buitenlandse steun.
Het einde van de Koude Oorlog in 1990 verandert de machtsverhoudingen in Afrika. Mobutu's regime had jarenlang een sleutelrol in de Koude-Oorlogsstrategie van de Verenigde Staten. Mobutu garandeerde een sterke anticommunistische stem in Centraal Afrika. Volgens Axel Buyse (1994) verklaart de strategische positie die Zaïre bekleedde tijdens de Koude Oorlog waarom Zaïre, ondanks alles, zo veel buitenlandse steun bleef genieten.

 

"Voor de strategen in Washington, Brussel en Parijs, die Centraal Afrika door de gefilterde bril van Oost-West betrekkingen bekeken, was Zaïre midden de jaren zeventig een 'rots in de branding'. Het land werd omringd door 'Marxistische staten' waar Moskou een vinger in de pap had -- Congo-Brazaville en Angola -- en een reeks andere staten die een 'ongebonden' koers voerden, zoals Zambia en Tanzania. Het regime in Kinshasa wist perfect hoe het zich moest gedragen om zijn krediet, vooral in Washington dan, te behouden en te versterken." (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 15)

 

Sinds het einde van de Koude Oorlog waren de Verenigde Staten en de Sovjetunie veel kritischer geworden voor hun voormalige bondgenoten. Zaïre bekleedde geen belangrijke geostrategische positie meer. De internationale druk op Mobutu nam toe. We gaven eerder al aan dat Mobutu gevoelig was voor diplomatische druk.

Ook Frankrijk spant de duimschroeven aan voor Mobutu. In mei 1989 slagen UDPS-lobbyisten in Frankrijk erin foto's van een mishandelde en gefolterde Tshiongo Kanana, één van de leiders van het UDPS, (zie infra) op het bureau van president François Mitterrand te doen belanden. Er volgt een 'geanimeerd' gesprek met president Mobutu. Die belooft daarop al de UDPS-militanten vrij te laten. (Het Belang van Limburg 30 mei 1989) Axel Buyse (1994) omschrijft de nieuwe Franse marsrichting als de “paristrojka”. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 16-17) Na het bloedig neerslaan van de studentenbetogingen in Lumumbashi, verkoelen ook de relaties met België.

4) Een technisch gesofisticeerd repressieapparaat.
De terreur tegen de radicale vleugel van het UDPS bewijst dat Mobutu's repressieapparaat niet gauw van plan is de teugels te laten vieren. Uit niets blijkt dat de Zaïrese veiligheidsdiensten niet meer in staat zijn om elke vorm van politieke oppositie neer te drukken. Alhoewel ze soms ook steken laat vallen. Zo kon Tshiskedi op 8 juli 1989 aan zijn huisarrest ontsnappen door gewoon in een voorrijdende taxi te stappen. De agenten van de geheime politie, die al een paar maanden een cordon rond zijn huis hadden gelegd, hadden op dat moment gewoonweg geen jeep ter beschikking om de achtervolging in te zetten. (Het Belang van Limburg, dinsdag 11 juli 1989)

Maar op een gegeven moment wordt elke nieuwe repressiegolf contraproductief. De kruik gaat zo lang te water tot ze barst, beseft ook Mobutu. Mobutu's regime heeft zichzelf vervreemd van het Zaïrese volk. De Villers en Omasombo Tshonda (2002) beschrijven de vervreemding die heerste aan de vooravond van de democratisering. De samenleving was helemaal niet meer vertegenwoordigd in de politieke instituties van toen. De gewone Zaïrezen waren ontevreden over hun dalende levensstandaard en de stijgende onveiligheid. Het regime was door despotisme haar legitimiteit bij de mensen volledig verloren. Mobutu werd met de neus op de feiten gedrukt tijdens zijn campagne doorheen Zaïre. Mobutu had immers in opvolging van zijn toespraak van 24 april 1990 besloten het Zaïrese volk te consulteren over wat misging in Zaïre. Hij moedigde de mensen aan om klachten en vragen bij hem in te dienen. Meer dan 6000 klachten werden ingediend. (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, An Intransitive Transition, p. 400)

Ook de Zaïrese elite was ontevreden met het regime. De politieke elite eiste verandering: een betere vertegenwoordiging in het regime en een betere behartiging van bepaalde persoonlijke en regionale belangen. (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, An Intransitive Transition, p. 400-401)

"Voor de Zaïrese president springen alle lichten op rood"
. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, 1994, p. 17)

Zo beschrijft Axel Buyse de situatie waarin Mobutu verkeerde. Deze beschrijving is correct. De vier variabelen die Allen heeft gegeven om te verklaren hoe Spoils Politics erin slaagt stand te houden, zijn geneutraliseerd tegen 1990.

Een belangrijke vraag voor ons is de volgende. Heeft het UDPS de democratisering bespoedigd? De partijmilitanten zijn hier heel duidelijk in. Het is dankzij onze oppositie dat Mobutu verplicht werd om te democratiseren. Tshisekedi beschrijft het belang van de speech van Mobutu op de 24ste april in een interview met het Congolese tijdschrift La Référence. Hij heeft het ook over de manier waarop het UDPS heeft bijgedragen tot die speech.

"La Référence:
Que représente pour vous la date du 24 avril 1990?
Etienne Tshisekedi:
Cette date est pour nous historique tout simplement parce qu'elle constitue l'aboutissement de notre lutte: la proclamation du multipartisme par celui-là même qui avait l'habitude de déclarer que de son vivant, il n'y aurait pas le multipartisme au Zaïre. Aussi exprimons-nous notre gratitude envers notre peuple avec lequel nous avons lutté pour aboutir à ce résultat." (La Référence van 15 juni 1990)

 

Tshisekedi beschouwt de democratisering gestart door Mobutu als het eindresultaat van zijn opstand voor meer democratie.

Laat ons een neutralere stem aan het woord laten: Jean-Claude Willame in zijn uitmuntende "Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987)". Volgens Willame is dé verdienste van het UDPS de moed die ze getoond heeft door in Zaïre te blijven. Anders dan de zovele politieke oppositiebewegingen opgezet door uitwijkelingen bleven de UDPS-stichters in Zaïre. Er waren en zijn vele buitenlandse oppositiebewegingen in het buitenland. Het was echter nooit duidelijk in welke mate deze oppositiebewegingen een wezenlijk deel van de Zaïrese bevolking vertegenwoordigde.

Het UDPS zond een belangrijk signaal uit door de oppositie in Zaïre zelf te blijven voeren: "We are here and we are here to stay". De kritiek die het UDPS gaf op het regime was in vele opzichten correct. Het is daarom dat het UDPS een groot deel van de Zaïrese bevolking kon overtuigen. Ondanks het feit dat het UDPS vooral militanten uit Oost-Kasai en Shaba rekruteerde. (Jean-Claude Willame: Chronique d'une Opposition Politique (1978-1987), 1987, p 110-112)

Het UDPS alleen heeft Mobutu niet verplicht om te democratiseren. Dat hebben allerlei factoren gedaan: externe buitenlandse diplomatieke druk bijvoorbeeld. Ook het feit dat zijn regime financieel bijna volledig aan de grond zit, moet meegespeeld hebben. Maar het UDPS zorgde voor de interne factor: een krachtige binnenlandse stem. Het feit dat het UDPS hoe langer hoe meer mensen kon mobiliseren, was voor Mobutu de druppel die de emmer deed overlopen.

Volgens Willame was het UDPS een synoniem voor verandering en hoop. Willame zegt ook dat het UDPS een politiek institutioneel kader biedt. Een partijkader met plaatselijke afdelingen en militanten die klaar staan om politiek te voeren zodra de democratie geïnstalleerd wordt. Dat het niet simpel bleek te zijn, zal later volgen. Willame plaatst de volgende kanttekening:

"Ceci dit, et au delà de la qualité "prophétique" de la opposition intérieure et de la justesse de certaines de ces analyses, il manqua fondamentalement au groupe des treize une capacité à instrumentaliser son action qui resta pour l'essentiel au niveau de l'expression politique." (Jean-Claude Willame: Chronique d'une opposition politique (1978-1987) p 111)

Nu zullen we de transitieperiode analyseren. Het UDPS is niet meer verboden. Voor het eerst kan het UDPS handelen als een volwaardige partij. Hier eindigt de clandestiene geschiedenis van de partij en start hun zogegezegde 'geschreven' geschiedenis.

 

 

DEEL II: Het UDPS wordt erkend

 

DE EERSTE TRANSITIE PERIODE.

Op 24 april 1990 kondigt Mobutu het einde van 'zijn' Tweede Republiek aan. Hij verklaart dat er vanaf nu democratie zal heersen in Zaïre. Er komen verkiezingen na een overgangsfase die zal duren tot 30 april 1991. Eerst moet een overgangsregering zorgen voor een nieuwe grondwet. Deze regering moet ook het politieke partijenstelsel regelen. Mobutu vermeldt expliciet dat dit partijenstelsel een driepartijenstelsel moet zijn. Waarschijnlijk was dit een manoeuvre van Mobutu, maar de gevolgen van deze speech zijn hoe dan ook groot. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 17-18)

Op 24 april 1990 begint de transitieperiode in Congo. Ze zal duren tot 1997. Het had de overgang naar een nieuw regime moeten inluiden. De overgang naar een nieuwe Congolese republiek. De balans is echter negatief. De transitie loopt uit op niets. De transitie is een ongelooflijk ingewikkelde periode. Verschillende auteurs hebben moedige pogingen gedaan om deze periode te beschrijven. De kronieken van Gauthier de Villers (1997) en Axel Buyse (1994) over de transitieperiode zijn een opeenvolging van politieke intriges en politieke spelletjes. Een politieke kaste van transitiepolitici is geboren. Hun gedrag is soms moeilijk te begrijpen. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre: de bittere nasmaak van een troebel experiment; Gauthier de Villers, La Transition Manquée: 1990-1997)

Een kroniek van deze periode geeft ons echter geen beter inzicht in de Congolese politiek. Daarom zal ik niet proberen alle politieke gebeurtenissen van deze periode op te sommen. Dat zou ons te ver leiden. En daar zijn ook al andere werken over geschreven. Tenzij natuurlijk die gebeurtenissen waarin het UDPS in betrokken is. En dat zijn er nogal wat.

De politieke partijen schieten na Mobutu's speech als paddenstoelen uit de grond. De gevolgen voor het UDPS zijn groot. De partij kan nu dankzij deze liberalisering een aantal institutionele hervormingen doorvoeren. Het UDPS moet een transformatie doormaken: van een clandestiene partij naar een partijapparaat in staat om verkiezingen te winnen.

In januari 1991 is het zover. De raad van stichters beslist om zich te laten inschrijven als officiële politieke partij bij het Zaïrese Hooggerechtshof. Tshisekedi is nochtans tegenstander van de inschrijving. Het wantrouwen in Mobutu's regime is diepgeworteld.
(Tshilombo Munyengayi, Dossier sur l'Enregistrement de l'UDPS, Le Potentiel van 25 september 2005, p. 4)

De raad van stichters beslist ook dat Tshisekedi de officiële kandidaat is van het UDPS. Al hun acties zullen gericht zijn op het vormen van een UDPS-regering met Tshisekedi als premier. (Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregsitrement de l'UDPS, Le Potentiel van 25 september 2005, p. 4-5) Deze strategie heeft dus een totale omverwerping van het huidige systeem voor ogen. Muamba Mumbunda had kritiek op deze strategie. Volgens hem was het onrealistisch te verwachten dat het UDPS in één klap de macht zou verwerven in Congo. Het UDPS weigerde stap voor stap aan de macht deel te nemen. Het partijbestuur wou alles in eens en dat ergert Mundunda. (zie interview met Muamba Mundunda)

Op 30 juni 1990 wordt er een nieuw leiderschap geïnstalleerd. Niet meer in de hoedanigheid van één voorzitter maar wel van een nationaal directorium. Het leiderschap wordt verdeeld onder vier stichters: Tshisekedi, Kibassa, Lihau, Mbwakiem. Deze vier vertegenwoordigen de verschillende taalgemeenschappen van Zaïre. Tshisekedi vertegenwoordigt de Tshiluba-taligen uit de beide Kasaï-provincies, Kibassa de Swahili-sprekers uit Katanga en Zuid-Kivu, Lihau de Lingala-sprekers uit de Evenaarsprovincie, en Mbawakiem de Kicongo-sprekers uit Kinshasa, Laag-Congo en Bandundu. (Tshilombo Munyengayi, Dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, p. 4)

Dit leiderschap had een soort taakverdeling afgesproken. Die taakverdeling werd gebruikt tijdens de transitieperiode. Tshisekedi was de politieke leider. Kibassa was degene die het dagelijks bestuur van de partij regelde. Lihau was dan weer de onderhandelaar, die het UDPS in alle politieke onderhandelingen vertegenwoordigde. Mbwakiem werd als oudgediende in het directorium opgenomen als symbool van de strijd tegen de dictatuur. (interview met Muamba Mumbunda op 14 april)

24 april 1990 is een historische datum. Maar algauw blijkt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze opgediend wordt. De maatregelen die Mobutu later neemt en die de democratie moeten implementeren, blijken een afkooksel van wat de oppositie in gedachten had. Er komt geen multipartisme maar een driepartijenstelsel. Op 3 mei wordt betogen verboden. De overgangsregering onder leiding van professor Lunda Bululu, is niet echt revolutionair te noemen. De herziene grondwet van juli 1990 blijft de president veel volmachten geven. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 19)

Daarom is het UDPS allesbehalve enthousiast over Mobutu's hervormingen. In tegendeel, Mobutu's verklaringen zijn voor Tshisekedi een teken dat de oppositie vruchten begint af te werpen. En een startsein voor nog hardere oppositie. Het UDPS reageert heel heftig tegen Mobutu's voornemen om maar drie partijen toe te laten. Het UDPS verwerpt de herziene grondwet en de overgangsregering van Bululu. En stelt de legitimiteit van Mobutu in vraag. Tshisekedi verklaart deze politiek in een interview met La Référence.

 

"Etienne Tshisekedi: L'UDPS considère que depuis le 24 avril, le M.P.R. Parti-Etat ses organes comme ses réprésentants, ayant été désavoués unanimement par notre peuple, n'ont plus aucune légitimité ni de légiférer ni d'engager notre peuple. Tout ce que les intéressés font et disent après le 24 avril est donc pour l'UDPS nul et non avenu. Comme nous l'avons dis dans notre prise de position rendue publique le 28 avril dernier, seul un gouvernement de transition composé des representants de toutes les sensibilités politiquesest capable de diriger le pays pendant cette période transitoire, et améner le peuple, par des élections libres et démocratiques, à se choisir ses nouveaux représentants." (La Référence, 15 juni 1990)

 

In een perscommuniqué van 8 januari roept Tshisekedi de militanten op tot burgerlijke ongehoorzaamheid, manifestaties en andere vreedzame acties. Tshisekedi lijkt alles op alles te willen zetten om Mobutu definitief van de macht te verjagen. Alleen dan heeft volgens Tshisekedi het democratische project in Zaïre kans op slagen. De partijleider verwerpt in dit communiqué ook onderhandelingen met Mobutu. (Communiqué de Presse van het Nationale Secretariaat van het UDPS van 8 januari 1991, getekend: Etienne Tshisekedi wa Mulumba)

Dit laatste roept wel een aantal vragen op. Want sommige mensen in het UDPS zijn op dat moment zelf aan het onderhandelen met Mobutu. Tshisekedi is echter populair op dat moment en wordt in verscheidene kranten opgevoerd. Maar het is de vraag, in hoeverre Tshisekedi met deze radicale standpunten de rest van de partij vertegenwoordigt.

In augustus 1990 gaat een delegatie van het UDPS onderhandelen met Mobutu. De delegatie bestaat uit drie leden van het directorium: Lihau, Kibassa en Mbwakiem. Vooral Lihau is voorstander van een akkoord met Mobutu. Hij verklaart dat de basis het met hem eens is. De plaatselijke comités hebben beraadslaagd in Kinshasa en Mbanza Ngungu. Ze hebben zich uitgesproken voor onderhandelingen. Lihau reageert dan ook verbolgen op Tshisekedi's uitval naar diegenen die willen onderhandelen. Tshisekedi jaagt niet alleen Lihau tegen zich in het harnas. Tshisekedi begint ook hardere eisen te stellen: het ontslag van Mobutu en een democratisch verkozen constituante. Verkiezingen die gehouden worden na een overgangsperiode en met de UDPS als overgangsregering. (Le Soft de Finance; 6 mei 1991 door Kin-Kiey Mulumba) Tshisekedi's populariteit kan er alleen maar wel bij varen.

Het directorium dat de partij leidt, is een orgaan dat op een collegiale wijze de partij moet leiden. Maar het is duidelijk wie de touwtjes in handen heeft. Tshisekedi is heel populair op dat moment. Dat maakt dat zijn woorden veel zwaarder wegen dan die van zijn collega's van het partijbestuur. Dus gaat het UDPS weer actie voeren. Op 17 juni 1991 bijvoorbeeld.
Het UDPS organiseert deze manifestatie samen met het UFERI (Union des Fédéralistes et des Républicains Indépendants). De manifestatie is gericht tegen Mobutu en voor het samenroepen van een nationale conferentie. Men vertrouwt Mobutu's overgangsregering niet. Tweehonderd militanten raken gewond na gevechten met de ordediensten. (La Libre Belgique, 20 juni 1991, door Natacha David)

Het is deze radicalisering van Tshisekedi die waarschijnlijk verklaart waarom het UDPS niet deelneemt aan de gesprekken die Mobutu op dat moment voert met een aantal politieke partijen. De belangrijkste partijen boycotten deze gesprekken echter want ook UFERI en PDSC (Parti Democrat et Social-Chrétien) doen niet mee. De andere partijen –maar liefst 144 stuks - vormen een "Groupe du Consensus". Zij realiseren zoals de naam doet vermoeden, een akkoord met Mobutu. Ze willen zelf een overgangsregering creëren en een Constitutionele Conferentie in het daglicht roepen. Er ontstaat een impasse, want het UDPS verwerpt deze Constitutionele Conferentie en wil een Nationale Soevereine Conferentie, onafhankelijk van Mobutu. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 23)

Voor de eerste keer staan de oppositie en het kamp van de president lijnrecht tegenover elkaar. Het zal zeker niet de laatste keer zijn. Mobutu probeert alles om de impasse te doorbreken. Ten eerste een nieuwe regering met een nieuwe premier: Mulumba Lukoji. Ten tweede geeft hij de opdracht aan Mulumba Lukoji om een nationale conferentie op te starten. Alles tevergeefs. Tenslotte probeert hij onderhandelingen op te starten met Tshisekedi. Tshisekedi slaat dit aanbod af. Op 7 augustus 1991 wordt de Nationale Soevereine Conferentie dan eindelijk officieel geopend. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 23-25)
 

 

DE NATIONALE SOEVEREINE CONFERENTIE

 

De installatie van de Nationale Soevereine Conferentie lijkt een overwinning voor het UDPS. Maar ondertussen is de situatie veranderd. Mobutu is niet bij de pakken blijven zitten en het UDPS wordt in het defensief gedwongen. In het eerste hoofdstuk heb ik reeds aangegeven dat het Zaïrese politieke landschap na de dekolonisatie gekenmerkt wordt door het grote aantal partijen. Mobutu zal dit nog verergeren door een aantal satellietpartijen te installeren. Deze partijen werken voor Mobutu's rekening. De Zaïrezen verzinnen al gauw een bijnaam voor dit soort partijen, des 'partis alimentaires'. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, 24-26)

Het UDPS wordt plots geconfronteerd met de opkomst van een christendemocratische partij (PDSC), een federalistische partij (UFERI), en een Lumumbistische partij (Palu). Daarnaast komen nog de vele kleinere partijtjes gesteund door Mobutu. Het UDPS realiseert dat het niet meer de sterkste politieke formatie is.
Colette Braeckman schrijft hierover op 27 augustus 1991:

 

"Autrement dit, l'UDPS même si elle participait à la conférence, ne disposerait pas d'une représentation proportionelle à son ancienneté, à sa notoriété, au nombre de ses adherents."


(Le Soir, 27 augustus 1991, door Colette Braeckman)

 

Het UDPS mag zichzelf voor de kop slaan. Want het was het UDPS die een lans brak voor multipartisme. Tshisekedi verklaarde die tactiek een jaar eerder in een interview met La Référence:

"L'UDPS se rejouit de l'éclosion des partis politiques. Nous avons lutté pour un multipartisme intégral. C'est pour nous un motif de fierté parce que l'UDPS est à la base de cette éclosion démocratique." (La Référence, 15 juni 1990)

Deze tactiek komt Tshiskedi en het UDPS nu duur te staan. Was hij overmoedig op dat moment? Of moet hij zijn meerdere erkennen in een andere meester-tacticus: Mobutu? Het is in dit licht dat men de aansluiting van het UDPS bij de zogeheten Union Sacrée de l’Opposition moet zien op 18 juli. Het kamp van de president had zich eerder al (in februari) gegroepeerd. Als het UDPS voor een tegengewicht wilde zorgen, moest het wel een alliantie aangaan met het PDSC en UFERI. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 25)

De Nationale Soevereine Conferentie ontaardt een eerste keer in een gepalaver van jewelste. De aanwezigen kunnen het niet eens worden over een aantal essentiële dingen. De vertegenwoordiging geeft al een eerste probleem. Wie zal het middenveld vertegenwoordigen in de vergadering? Wat te doen met de 'partis alimentaires', partijen waarvan vermoedt wordt dat ze Mobutu steunen en aanwezig zijn om het democratisch proces te saboteren? Men geraakt er niet uit en de nationale conferentie ontaardt in chaos. Het experiment wordt voorlopig stopgezet in september 1991. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p.22)

Aanvankelijk waren er 3450 kandidaten om in de Nationale Conferentie te zetelen. Dit aantal is later uitgefilterd tot 2796. Het is duidelijk hoe het komt dat zo veel mensen per se willen zetelen in deze conferentie. Rond deze periode gaat de sociaal-economische toestand van het land er in rasse schreden op achteruit. De staat is nu meer dan ooit het instrument van verrijking en overleving geworden voor veel mensen. Daarom lopen de gesprekken ook zo moeilijk. Veel mensen zijn wanhopig voor een postje in die conferentie. Als je niks te verliezen hebt, ben je niet zo gemakkelijk vatbaar voor compromissen. (zie eerste hoofdstuk: Theobald: politiek als zero sum game)

De impasse blijft en Zaïre gaat door een heel onrustige periode. Het is niet duidelijk wie er eigenlijk de macht heeft en dat zorgt voor een heel onstabiel politiek klimaat. In september 1991 is de chaos compleet. Zaïre wordt geteisterd door muiterij en plundering. Zelfs daardoor kan de impasse niet doorbroken worden. Gauthier de Villers schrijft hierover het volgende:

 

"Il peut sembler que l'heure n'est plus aux manoeuvres politiciennes, que le temps de trancher est venu, le temps de choisir entre un affrontement décisif ou une négociation débouchant sur le compromis et le partage de pouvoir. Mais tel choix ne sera pas fait." (Gauthier de Villers, La transition Manquée, p. 29)

 

Het is zeer moeilijk om dit zelfdestructieve gedrag te verklaren. De passiviteit van president Mobutu spreekt boekdelen. Er gingen zelfs geruchten dat Mobutu een hand had in de muiterij, iets wat nooit bewezen is. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 29) De chaos komt Mobutu trouwens niet slecht uit. Het is niet dit soort geweld die zijn presidentsschap doet wankelen. Crawford Young heeft over de kannibalisatie van de Congolese instellingen. Na jaren van spoils politics is dit zelfdestructieve gedrag doorgedrongen tot alle delen van de samenleving. (Crawford Young, Reflections on state decline, p. 3)

 

De eerste regering Tshisekedi (29 september 1991 - 21 oktober 1991).

 

Uiteindelijk probeert Mobutu de impasse te doorbreken. Hij benoemt Tshisekedi als eerste minister, na buitenlandse druk van Frankrijk en de Verenigde Staten. Ook de binnenlandse oppositie was bepalend. Er komen onderhandelingen tussen de Union Sacrée de l'Opposition (USO) en de Forces Démocratiques Unies (FDU), dit is de nieuwe groepering van Mobutugezinden. Er komt een akkoord: 'Les Accords du Palais Marbre'. Tshisekedi wordt eerste minister op 30 september 1991. Het loopt al mis vanaf de ondertekening van de regeringsverklaring. Tshiskedi doorstreept enkele passages tijdens de ondertekeningsceremonie. Het gaat om bepaalde passages die buiten de onderhandelingen om in de tekst geslopen zijn. Tshisekedi weigert die passages te aanvaarden die de Mobutu als staatshoofd bevestigen.

Deze regering wordt een grote mislukking. Tshisekedi gedraagt zich zeer dubbelzinnig. Nadat hij is geïnstalleerd als eerste minister lijkt hij er vooral op uit te zijn het akkoord op te blazen. De president heeft volgens hem politiek en juridisch afgedaan. In een interview met Colette Braeckman noem hij Mobutu op een gegeven moment een 'menselijk monster'. Niet echt het gedrag van iemand die lange tijd aan de macht wil blijven.

Volgens Gauthier de Villers kunnen we over deze regering trouwens kort zijn: ze was al gevallen voor ze goed en wel gestart was. Verder valt het vooral op dat hij onervaren mensen gekozen heeft voor zijn kabinet. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 39-42)
Tshisekedi's motieven om in deze regering te stappen, zijn onduidelijk. Waarschijnlijk was het zijn manier om zich te ontdoen van Mobutu. Want over de jaren is er een bittere vete ontstaan tussen die twee. Ook dit is Afrikaanse politiek: soms lijkt het op een clash tussen persoonlijkheden.

Paul Kapita Shabinga was minister van handel in deze regering. Ook hij is kort over deze regering. Ze heeft volgens hem slechts drie dagen gefunctioneerd. De ondertekening van de regeringsverklaring was door Tshisekedi's 'aanpassingen' eigenlijk ongeldig geworden.
 


Nieuwe overgangsregeringen

 

Tshisekedi wordt op 21 oktober de laan uitgestuurd. Twee overgangsregeringen volgen elkaar nu op. Die van Mungul Diaka (van 23 oktober tot 25 november) en die van Nguz Karl I Bond (van 25 november 1991 tot 19 augustus 1992). Deze regeringen zijn van weinig belang. Tenzij het feit dat Mobutu is er in geslaagd wig te drijven in de Union Sacrée de l'Opposition. Mungul Diaka was voorzitter van de Rassemblement Démocratique Républicain, Nguz Karl I Bond was voorzitter van UFERI, beide partijen waren lid van de alliantie Union Sacrée de l'opposition. Ze breken het blok van de Union Sacrée door in een regering te stappen zonder dat de Union Sacrée daarover een akkoord heeft getekend. Waarschijnlijk werden ze beiden aangelokt door het fortuin dat gemaakt kan worden als eerste minister van Zaïre. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 50-56)

Op 4 december loopt er ondertussen een belangrijke termijn af. Mobutu's zevenjarige mandaat als president loopt af. Maar hij kan zonder veel moeite aan blijven als president. Mobutu's verdeel-en-heerspolitiek heeft weer eens resultaten opgeleverd. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 31-32)

Op 1 december probeert de Nationale Conferentie zichzelf opnieuw op te starten. Opnieuw verloopt de samenstelling zeer moeizaam. Het grootste struikelblok is nog steeds niet opgeruimd. Het statuut van de Nationale Conferentie is nog steeds niet opgehelderd. De Conferentie is nog steeds niet onafhankelijk. De hiërarchie tussen de conferentie, de president en de eerste minister is nog steeds onduidelijk. De eerste minister en de president weigeren nog steeds de Conferentie als een Soevereine vergadering te erkennen. Deze onzekerheid zorgt voor onrust overal in het land. In januari 1992 zijn er etnische gevechten in Katanga en op 22 januari is er zelfs sprake van een militaire staatsgreep. De chaos is compleet. Maar dan gebeurt er iets onverwachts.
 


De Mars van de Hoop (februari 1992).

Monseigneur Monsengwo, verkozen tot voorzitter van de Nationale Conferentie, wil uit de impasse geraken en organiseert een Mars van de Hoop. Het doel is eindelijk de Conferentie te doen aanvaarden bij Mobutu en zijn eerste minister Nguz Karl I Bond. De kerk schaart zich achter de Nationale Conferentie. De Zaïrese bisschoppenconferentie verspreidt een document, waarin ze het belang van de Nationale Conferentie nogmaals onderstreept:

 

"5° Importance vitale de la CNS

11. Les enjeux de la CNS sont d'une importance vitale pour notre pays. Aussi tous les fils et filles de ce pays doivent-ils tout mettre en oeuvre pour contribuer à sa réalisation et à son issue heureuse.
12. Nous constatons avec joie que le peuple veut la CNS de tout son coeur et qu'il est prêt à en payer le prix. Il perçoit en effet que par cette voie il peut accéder à la démocratisatie réelle, dans la paix et la reconcialiation nationales." (Déclarations des evêques du Zaïre aux chrétiens catholiques et aux hommse de bonne volonté, 27 februari, Zaïre-Afrique, nr. 262, februari 1992, p. 77-82)

Er komen honderdduizenden mensen af op die Mars van de Hoop, die 16de februari 1992.
En hoewel de overheid zeer gewelddadig reageert op de betoging en er verscheidene doden vallen tijdens de demonstraties, wordt de Mars van de Hoop een gigantisch succes. Dit doet uiteindelijk het tij keren. Mobutu, onder druk gezet in binnen en buitenland, moet nu wel de Nationale Conferentie aanvaarden. Het is duidelijk dat Mobutu nu enkel nog in het zadel kan blijven zitten door de steun van het leger. De positie van premier Nguz Karl I Bond, nog steeds een tegenstander van zo'n soevereine conferentie, wordt marginaal. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 35-36)

Op vijf mei verklaart de Nationale Conferentie zichzelf soeverein en het hoogste wetgevende orgaan van het land. De Verenigde Staten, België en Frankrijk scharen zich achter de Nationale Soevereine Conferentie. De Soevereine Conferentie wil eerst en vooral het proces van Mobutu's dictatuur maken, naar het voorbeeld van de onderzoekscommissies in Zuid-Afrika. Maar de Soevereine Conferentie wil zichzelf ook grondwettelijke rechten toe-eigenen.
Aan het hoofd van twee commissie vinden we trouwens twee UDPS-kopstukken terug. Lihau is voorzitter van de Commission Constitutionnelle, Kibassa Maliba voorzitter van de Commission Politique. (Gauthier de Villers, La transition manquée, p. 85)

Tshisekedi is aanvankelijk niet erg enthousiast over de Nationale Soevereine Conferentie. Hij vindt het ontslag van Mobutu nog steeds zijn eerste prioriteit. Hij is van mening dat Mobutu het democratisch proces alleen moeilijker zal maken. In dit klimaat kan je niet aan politiek doen. Want in een dictatuur is de enige politicus de dictator zelf. (interview met Paul Kapita, 10 juli 2006) Inderdaad, Mobutu controleerde deze conferentie door het oprichten van zijn eigen “partis alimentaires”. Hij slaagde er zelfs in de positie van het UDPS te verzwakken, door verscheidene kopstukken aan te trekken. Birindwa, een UDPS-kopstuk, loopt over naar het presidentiële kamp. Kibassa sticht in 1994 een eigen partij. Ook Lihau zal overlopen.
Als jurist zag Tshisekedi natuurlijk ook dat de Nationale Soevereine Conferentie in een juridisch vacuüm werkte. Maar de Mars van de Hoop had bewezen dat de conferentie slagkracht kan hebben en bovendien ruime steun geniet bij de bevolking.
 


De tweede regering Tshisekedi (15 augustus 1992- 1 december 1993).

De Nationale Soevereine Conferentie eigent zichzelf meer en meer bevoegdheden toe. Dat is niet naar de zin van president Mobutu. Mobutu voelt zich voorbijgestoken en gaat opnieuw de confrontatie aan met de Nationale Soevereine Conferentie. Hij komt tot een compromis met de conferentie: het 'compromis politique global sur la transtion de N'Sele'. Mobutu lijkt opnieuw in te binden. Hij erkent dat de Nationale Soevereine Conferentie een premier mag aanduiden. Dit is een overwinning voor de Conferentie, die hierop een stemming organiseert voor de verkiezing van een premier. Er zijn 19 kandidaten, Tshisekedi haalt het met 70,8 percent van de stemmen. In Kinshasa en op verschillende plaatsen in het land breekt een volksfeest los. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 42-43)

Maar Tshisekedi's regering is opnieuw geen succes. Gauthier de Villers (1997) is kritisch over Tshisekedi's regering om drie redenen. Eerst en vooral blijkt Tshisekedi's regering niet voor die openheid te zorgen om uit de impasse te geraken. Er zijn geen compromisfiguren opgenomen in zijn regering. Het kamp van Mobutu krijgt geen enkele portefeuille. Ten tweede zijn er ook niet echt grote politieke figuren opgenomen in zijn regering. De keuze van Tshisekedi om een aantal portefeuilles aan mensen te geven die er niet de ervaring toe hebben, is op zijn minst eigenaardig te noemen. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 108)

Het politieke klimaat wordt volledig in beslag genomen door de confrontatie van premier Tshisekedi met president Mobutu. Mobutu probeert het Tshisekedi verscheidene malen moeilijk te maken. Tshisekedi's prioriteit is het installeren van een rechtstaat. De Nationale Bank moet weer onder de controle van de regering komen, in plaats van een persoonlijke kassa voor de Mobutu-entourage. Tshisekedi ontslaat in oktober de gouverneur van de Nationale Bank, in een poging om de monetaire chaos van dat moment onder controle te houden. Het WTO had hier al herhaaldelijk om verzocht. Mobutu zorgt ervoor dat 'zijn' gouverneur onverstoord kan verder werken, indien nodig zelfs onder militaire begeleiding. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 46) Het conflict loopt helemaal vast en op 30 november 1992 ontslaat Mobutu Tshisekedi. De volgende dag duidt hij Tshisekedi aan als formateur. Tshisekedi legt beide presidentiële decreten naast zich neer.

Op 5 december ontbindt Mobutu de Nationale Soevereine Conferentie. Constitutioneel is het onduidelijk wie eigenlijk macht had tijdens deze transitieperiode. De transitieperiode is daarom dan ook gewoon uitgelopen op een machtspel op een zeer hoog niveau. De voorzitter Monsengwo bindt in, maar slaagt er nog net in om een Hoge Raad van de Republiek te laten verkiezen, bestaande uit vertegenwoordigers van de Nationale Conferentie. Dit, in een poging om toch nog een representatief orgaan aan te duiden.
(Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 186)
 


De derde regering Tshisekedi (26 maart 1993).

 

Op 22 maart 1993 stelt Tshisekedi een overgangsregering voor, die wordt afgewezen door Mobutu. De politieke onzekerheid blijft verder duren en dit vertaalt zich in meer chaos, plundering en etnisch geweld. Mobutu past de tactiek van de verschroeide aarde toe. Hij lijkt moedwillig de sociale, economische en etnische chaos aan te wakkeren. Eerst en vooral is er het nieuwe bankbiljet van 5 miljoen dat Mobutu wil laten introduceren. Het is een doorzichtige poging van de Mobutu-entourage om zijn greep op de Nationale Bank te versterken. Maar de motieven zijn in eerste instantie politiek: het gezag van de regering Tshisekedi ondermijnen.

"Mais l'affrontement autour du controle de la Banque du Zaïre est aussi lié à la lutte pour le pouvoir. La seconde lecture dont nous parlions est une lecture politique." (Gauthier De Villers, p. 128)

Tshisekedi reageert en roept de Zaïrezen op de bankjes van vijf miljoen niet te aanvaarden. Op 2 februari neemt de Belgische overheid trouwens een vliegtuiglading van deze briefjes in beslag op de luchthaven van Oostende. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 49) Het is duidelijk dat de Belgische overheid in het conflict tussen Mobutu en Tshisekedi de kant van Tshisekedi kiest. Minister van kleine en middelgrote ondernemingen, Paul Kapita Shabangi, reist naar Katanga om de mensen op te roepen de briefjes niet te aanvaarden. (Interview met Paul Kapita Shabangi op 10 jul. 06) De uitgave van de biljetten leidt tot een torenhoge inflatie en een monetaire chaos die uiteindelijk uitloopt op de tweede plundering van Kinshasa (28 januari 1993).

De dertigste januari wordt het huis van Kibassa, mede-voorzitter van het UDPS, door de veiligheidsdiensten vernield. Leden van de presidentiële beweging wakkeren ondertussen de etnische tegenstellingen aan. Mungul Diaka, ondertussen gouverneur van Kishasa geworden, roept de mensen van Bandundu en Bas-Zaïre op een front te vormen tegen de Luba-overheersing. Een duidelijke aanval op het UDPS, wiens uitvalsbasis de Kasaï provincie is, waar vooral Luba's wonen. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 52)

Monsengwo organiseert in maart een ultieme verzoeningspoging tussen Mobutu en Tshisekedi: het Conclaaf. De bedoeling is om toenadering te creëren en de verschillende transitiedocumenten te harmoniseren. Maar de Mobutu-entourage trekt het initiatief naar zich toe. In een zoveelste poging om het gezag van de Hoge Raad van de Republiek én de regering Tshisekedi te ondermijnen, 'beslist' het conclaaf om het oude (door de Mobutu entourage gedomineerde) parlement samen te roepen. Deze Assemblée National zal een week later onder bescherming van het leger voor een eerste keer samenkomen en een eigen regering aanstellen. De regering Faustin Birindwa, een ex-UDPS lid nota bene. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 53) Dit is een nieuw dieptepunt in de transitieperiode: de volledige verdubbeling van de transitieinstellingen.

De voorzitter van de Hoge Raad van de Republiek, monseigneur Monsengwo veroordeelt Mobutu's beslissing:

"Nous stigmatisons , d'une part, la convocation de l'ancienne Assemblée Nationale , laquelle constitue une violation flagrante du Compromis et d'autre part, cette nomination irrégulière et anarchique d'un premier ministre qui ne peut former qu'un Gouvernement illégal dans les circonstances actuelles… (…)" (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p.158)

Maar in dezelfde verklaring weigert Monsengwo ook partij te kiezen voor Tshisekedi:

 

"La situation actuelle qui met en présence des institutions dédoublées ne peut qu'exacerber la crise. En effet, ni le gouvernement de Monsieur Tshisekedi ni celui de Monsieur Birindwa ne pourait rassembler toutes les plates-formes et tendances politiques en présence dans le pays…" (Gauthier de Villers, La transition manquée, p. 158-159)

Tshisekedi stelt toch nog een regering samen, parallel met die van Birindwa. Internationaal geniet de regering Tshisekedi het meeste steun. Maar in Zaïre zelf heeft Tshisekedi geen macht. Tshisekedi krijgt geen toegang tot de ministeries, heeft geen macht meer in de Nationale Bank en heeft feitelijk geen uitvoerende macht. Hoewel volgens de transitie akkoorden Tshisekedi de enige legitieme premier is. (Gauthier de Villers, La transition manquée, p. 167) Kapita, opnieuw minister van kleine en middelgrote bedrijven in deze regering, vertelde mij dat Tshisekedi regeren wou bemoeilijken voor die andere premier Birindwa. Zo tracht hij het Mobutu regime onder druk te zetten. (interview met Kapita, 10 jul. 06)
 


De regering Kengo wa Dondo (6 juli 1994 - maart 1997)

 

Op 14 januari 1994 wordt Birindwa aan de kant gezet. O 6 juli wordt er echter een nieuwe regering geïnstalleerd, die van Kengo wa Dondo. Kengo wa Dondo zal tot maart 19 aan de macht blijven. Het UDPS is in de opnieuw in de oppositie terechtgekomen. Volgens Gauthier de Villers (1998) is de aanstelling van Kengo wa Dondo een nederlaag voor de oppositie. De aanstelling is mogelijk geweest dankzij de manoeuvres van het presidentiële kamp, en op initiatief van monseigneur Monsengwo, die in deze aanstelling een vertaling van zijn 'derde weg' zag. Maar het was vooral de verdeeldheid van de oppositie die een rol gespeeld heeft. (Gauthier de Villers, Dernier Acte au Zaïre de Mobutu: le phénix et le sphinx, p.20)


NIEUW CONFLICT BINNEN DE PARTIJ

De transitieperiode die we zopas besproken hebben, was een uitermate chaotische periode. De politieke onzekerheid gaf aanleiding tot geweld en etnische conflicten. Ook het UDPS zelf is hier niet van gespaard gebleven. De twee vleugels in de partij zullen zich nog verder van elkaar verwijderen.

De eerste aanleiding van het conflict is een statutaire aangelegenheid. In 1993 wordt beslist dat het UDPS gaat zetelen in de koepel van socialistische partijen, de socialistische internationale. Hiervoor moet de partij echter aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder ook een aantal statutaire voorwaarden. De internationale koepel wil dat hun leden een partijvoorzitter verkiezen. De complexe directoriumstructuur -- met vier vice-voorzitters -- van het UDPS voldoet niet aan die voorwaarde. Kibassa wil de statuten aanpassen. Tshisekedi wil de directoriumstructuur, waarin hij het overwicht heeft, behouden. Tshisekedi was trouwens geen voorstander van deze internationale socialistische koepel. Hij wou liever in een christen-democratische koepel stappen. (Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, p. 5)

De tweede aanleiding is Etienne Tshisekedi zelf. Etienne Tshisekedi's dominante gedrag ergert meer en meer mensen. Bij zijn bondgenoten in de alliantie van oppositiepartijen USOR en bij zijn partijgenoten. Velen verwijten Tshisekedi's radicale houding. De koppige manier waarop Tshisekedi vasthoudt aan zijn laatste regering tegen de regering Birindwa brengt voor zijn bondgenoten en sommige partijgenoten een gegeerd postje in een transitie institutie in gevaar. Op 3 mei lucht Kibassa Maliba, vice-voorzitter van het UDPS, zijn hart over Tshisekedi:

 

"Le 3 mai, en présence d'un aréopage plus restreint, Fréderic Kibassa Maliba a alors vidé l'abcès, faisant état de l' "incapacité politique, physique et mentale d'Etienne Tshisekedi dont le discours est sclérosé, invariable, stéréotypé et sans aucun rapport avec les réalités concrètes et sociopolitiques du pays." " (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 197)

François Lusanga Ngiele, één van 13 stichters van de partij, vermeldt dit conflict in zijn memoires. Het is een goede illustratie van hoe bitter dit conflict moet geweest zijn:

 

"Malheureusement, notre collègue Fondateur Etienne Tshisekedi wa Mulumba fut enivré par son élection au poste de premier ministre du gouvernement de transition issu de la CNS [Conférence Nationale Souveraine] Il crut qu'il était au dessus des textes régissant le parti et les règles de jeu au niveau de l'Union Sacrée de l'Opposition. (…)
Mon collègue et frère Tshisekedi crurent que la position de premier ministre élu à la CNS lui conférait le pouvoir de faire et défaire les destinées de ses collègues du parti et de l'opposition."
(François Lusanga Ngiele, Vérité UDPS, p. 6, 2004)

 

Vroegere kompanen keren zich tegen elkaar. Er tekenen zich duidelijk verschillende kampen af binnen de partij. In een korte tijd zullen er nu verschillende breuken plaatsvinden. Tshisekedi omringt zich steeds meer met radicale jongeren. Er komen nieuwe radicale bewegingen: Cerepro, Rapide, G8, Cocosoet. Deze bewegingen steunen Tshisekedi, maar vergemakkelijken niet echt de dialoog in de schoot van de partij. De radicale vleugel wordt vertegenwoordigd door Tshisekedi; de gematigde vleugel, die opnieuw wil onderhandelen met het regime, door Kibassa.

Het conflict zal verder rotten tot januari 1996, tot de beide mannen elkaar uit de partij zetten.
(Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, 2005, p. 6)
Dit is de situatie aan de vooravond van de inval van Kabila.

 

 

CONCLUSIE EERSTE TRANSITIE PERIODE

 

Wat zijn nu de conclusies van deze zeven jaar democratiseringsproces onder Mobutu, de koning van de chaos? Eerst en vooral: dit democratiseringsproces was schijn. De speech van Mobutu op 24 april 1990 was slechts een strategie om langer aan de macht te blijven. (Gauthier de Villers, an Intransitive Transition, p. 400) Een twistappel van Mobutu aan de Congolese politiek. Hij zette een beweging in gang. Het was echter een eerder een vicieuze cirkelbeweging dan een continue progressieve beweging.

Naarmate de malaise blijft doorduren, neemt ook de politieke chaos en geweld toe. We krijgen een politieke kaste aan de macht die steeds verder vervreemd van haar bevolking. Het is een ideale periode om op een ondemocratische manier ergens een functie te verkrijgen. Volgens Gauthier de Villers en Jean Omasomba Tshonda (2002) is dit een klassiek verschijnsel:

"When societies go through rapid social change, the gap between political behaviour and social aspirations widens. The process of political restructuring transformed discourses on democracy, legality and human rights into theatrical rhetoric." (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, an intransitive transition, p.403)

Ook het UDPS -- meerbepaald Etienne Tshisekedi -- is hieraan ten prooi gevallen. Het is in deze periode dat Tshisekedi zijn bijnaam 'de sfinx' krijgt. Niemand weet wat er in hem omgaat. Zijn strategie lijkt er één te zijn van afwachten. Gauthier de Villers (1998) vraagt zich luidop af of deze tactiek niet gewoon een spelletje armworstelen was en een ordinair gevecht voor de macht. (Gauthier de Villers, Dernier Acte au Zaïre le Phénix et le Sphinx, p. 27) Tot hij bijna onontbeerlijk is geworden. Deze tactiek heeft duidelijk gefaald. De Villers en Omasomba hebben het over de oorspong van Tshisekedi's bijnaam:

"His [Tshisekedi's, nvda] objective was not to overthrow Mobutu (although between 1990 and 1992 he could have rallied enough popular support to do so) but to wait patiently and let the political situation deteriorate to the point where he would emerge as the only viable leader (de Villers, 1998:29) Mobutu's position strengthened, however, due largely to the repercussions of the Rwanda genocide." (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, An Intransitive Transition, p. 403)

De impasse was structureel geworden aan de vooravond van Kabila's inval. Zonder zijn inval was de impasse waarschijnlijk blijven voortduren tot de volledige instorting van de staat. In hoeverre deze al niet ingestort was.

 

 

DEEL III De val van Mobutu & Kabila's greep naar de macht

 

Laurent-Désiré Kabila rolt in een aantal maanden het Mobutu regime op en rukt op naar de hoofdstad Kinshasa. Zijn Alliantie, het AFDL (Alliance des Forces Démocratique pour la Libération du Congo-Zaïre), is een samenraapsel van rebellenbewegingen en buitenlandse troepen. Ze beginnen hun offensief in oktober 1996, in mei 1997 trekt Kabila de hoofdstad Kishasa binnen.

Deze opvallend 'vlotte' machtsovername bewijst nog maar eens aan hoe uitgehold het regime was geworden. Kabila was, voor hij zichzelf tot president van Congo uitriep, een vergeten guerrillaleider over een klein maquis in het oosten van het land. Dit gebied was trouwens nooit onder de controle van Mobutu’s troepen gekomen. Kabila was eigenlijk sinds de jaren zestig al een guerrilla aan het voeren, tot zover zonder resultaat. In 1997 is het verrotte Mobutu-regime niet meer instaat om zijn losse samenwerkingsverband AFDL tegen te houden. (Erik Kennes, Laurent Désiré Kabila, of de schaduwzijde van de Congolese geschiedenis, p. 57-59)

Professor Filip Reyntjens (2000) geeft twee verklaringen voor de vlotte opmars van Kabila's AFDL. Eerste verklaring is de extreme zwakte van het Zaïrese leger, de Forces Armées Zaïroise. De plunderingen van de voorgaande jaren lieten echter al zien in wat voor een lamentabele staat het leger verkeerde. De tweede verklaring is te zoeken in de internationale steun die Kabila heeft ontvangen. (Filip Reyntjens, Congo in het Oog van een Regionale Storm, p. 12)

Maar deze machtsovername door Kabila is niet het onderwerp van deze thesis. De vraag die relevant is voor onze thesis is: hoe heeft het UDPS op deze machtsovername gereageerd.

Het AFDL van Kabila start in oktober 1996 zijn offensief. Op 25 oktober verklaart de Alliantie dat ze Mobutu wil omverwerpen. Het zal verscheidene maanden duren voordat de troepen van het AFDL, met veel kindsoldaten in hun rangen, Kinshasa zullen binnentrekken. Al die maanden is het hinken op twee gedachten. De Mobutu-entourage heeft nog steeds de macht en de controle over haar instituties. Maar het wordt duidelijk dat haar macht zienderogen aan het afkalven is. En dat de werkelijke machtshebbers de rebellen van Kabila zijn, die gestaag en zonder veel tegenstand te ondervinden optrekken richting Kinshasa. (Sofie Nolet, Chronologie. 103-104)

Ook het UDPS is verzwakt. Er heeft een uittocht van kopstukken plaatsgevonden. Kibassa Maliba, die jarenlang het dagelijks bestuur van de partij georganiseerd heeft, is Tshisekedi's grootste tegenstander geworden. Kibassa wil niets meer met Tshisekedi te maken hebben en probeert de partijorganen naar zijn hand te zetten. Kibassa blijkt geen individueel geval te zijn, hij heeft namelijk een meerderheid van de oude partijstichters achter zich.

Le Soft, een Zaïrese krant, beschrijft de strijd, die woedt in de partij. Ik geef hier de inleidende alinea:

 

"Arbre qui pote ombrage finit par être abattu afin d'assainir le milieu…
Tshisekedi règne sur une organisation désertée
L'un après l'autre, le "gouvernement légal" s'est vidé…
Les compagnons d'hier quittent le parti: l'UDPS-Tshisekedin'a plus personne sinon les seuls "parlementaires-debout…"
(Le Soft 11 maart 1996, door Mukebayi Nkoso)

 

Dat er een regimewissel nakende is, lijkt Tshisekedi niet begrepen te hebben. In november 1996 gaat Tshisekedi Mobutu opzoeken in een Frans ziekenhuis waar hij behandeld wordt voor prostaatkanker. Tshisekedi komt triomfantelijk terug van zijn bezoek aan Mobutu, opgewacht door 1,5 miljoen UDPS-sympathisanten. (bron: La Référence Plus, 28 november 1996)
Mobutu heeft met zijn rug tegen de muur Tshisekedi opnieuw benoemd als premier. Tshisekedi is nu premier van een land dat voor een groot deel onder de controle van rebellen ligt.
Tshisekedi kiest dus de kant van het wegkwijnende Mobutu regime. Colette Braeckman (1998) noemde deze tactiek een 'redeneringfout'.

Er zijn nochtans contacten tussen het UDPS en de rebellen. De rebellen proberen een bestuur op te zetten in de gebieden die ze bezetten. Er worden verkiezingen georganiseerd om gouverneurs aan te duiden in de bezette gebieden. Welnu, op een aantal plaatsen worden plaatselijke UDPS- mandatarissen gekozen. Hieruit blijkt nog eens de representativiteit van het UDPS op dat moment. (Colette Braeckman, le campagne victorieuse de l'AFDL, p. 80)

Tshisekedi laat op de manifestatie de 27ste november jubelend zijn 'historische' hand zien die hij met Mobutu geschud heeft. Is dit dezelfde Tshisekedi die een aantal jaar geleden liever alle verwijzingen naar Mobutu in de regeringsverklaring schrapte dan premier te worden? Later zal duidelijk worden waarom Tshisekedi zich nu wel met Mobutu verzoende. Waarschijnlijk wou Tshisekedi zich op deze manier opdringen aan de nieuwe machtshebbers. Dat ligt in de lijn van zijn strategie om steeds als een 'sfinx' af te wachten. Het is ook zijn tactiek geweest om af te wachten en de situatie zo te laten verslechteren tot het punt waarop hij zou naar voren geschoven worden als de enige mogelijke machtsalternatief. (Gauthier de Villers, Jean Omasombo Tshonda, an Intransitive transition, p. 403)

De verzoening met Mobutu gebeurt volgens de tradities en gewoonten die 'transitiepolitici' onder elkaar hebben tot stand gebracht. Transitiepolitici hebben een eigen werkmethode uitgewerkt. Een werkmethode die niets aan het toeval overlaat. Zo heeft Tshisekedi nooit opgeroepen tot massale mobilisatie om het regime omver te werpen. Tshisekedi was één van die transitiepolitici en die regelen dat soort dingen liefst binnenskamers. Het conflict mag gevoerd worden, maar weg van de straat. De politici helpen elkaar hiermee, want ze hebben er allemaal iets bij te winnen dat de transitie zo lang mogelijk duurt. (Gauthier de Villers, Dernier Acte au Zaïre de Mobutu: le Phénix et le Sphinx, p. 29)
 


Tshisekedi opnieuw eerste minister van een parallelle regering

Tshisekedi wordt op 2 april 1997 benoemd tot eerste minister, één maand voordat Kabila Kinshasa zal binnentrekken. Waarschijnlijk had Tshisekedi dit ook voorzien. Deze benoeming was een manier om zich aan de nieuwe machtshebbers op te dringen. Tshisekedi beschouwt zich immers nog steeds als eerste minister, aangeduid door de Nationale Soevereine Conferentie. Hij beschouwt zijn regering als de enige legitieme regering van het land. Hij is dus opnieuw eerste minister van een parallelle regering. Zo probeert hij het nieuwe regime onder druk te zetten. Tshisekedi wordt 'incontournable' of onvermijdbaar. (La Référence Plus. 10 juli 1997) Men moet er ook rekening mee houden dat de oppositie de verdienste claimt mee te hebben geholpen aan de val van Mobutu. De overwinning van Kabila is voor veel militanten ook een overwinning voor het UDPS. Het UDPS heeft mede gezorgd voor de val van Mobutu en daarom vinden veel militanten dat het UDPS recht heeft op erkenning door het nieuwe regime.

Colette Braeckman (1998) beschrijft de moeilijke relatie die er van in het begin was tussen de veroveraar Kabila en Tshisekedi, de sterke man in Kinshasa. Tshisekedi wou Kabila al van in het begin ontmoeten maar Kabila wil zich niet door Tshisekedi laten domineren. De ontmoeting komt er uiteindelijk niet. De entourage van Kabila was gekant tegen zo'n ontmoeting. (Colette Braeckman, La Campagne Victorieuse de l'AFDL, p. 83)

Tshisekedi erkent het nieuwe regime van Kabila niet. Het antwoord laat niet lang op zich wachten. In juli 1997 wordt Tshisekedi door de veiligheidsdiensten meegenomen en een nachtje vastgehouden. (Frédéric Francois, Le Congo de Kabila: premières impressions (juillet 97), p. 112) Tshisekedi blijft met zijn schaduwregering Kabila onder druk zetten. De 9de oktober hekelt Tshisekedi op een persconferentie de aanwezigheid van buitenlandse troepen in Congo. Hij roept Kabila op om zich als een nationalist te gedragen. (La Référence Plus, 10 oktober 1997)

Toch gaat het UDPS onderhandelen. Paul Kapita gaat onderhandelen met AFDL in naam van het UDPS. Zijn rapport over deze onderhandelingen is positief. Net zoals Muamba Mumbunda zegt Kapita dat het beter is dat Tshisekedi meedraait in het systeem om zijn invloed te vergroten. (zie interview Muamba Mumbunda) Tshisekedi weigert echter mee te werken. Als Kapita in een regering van Kabila stapt, wordt hij uit de partij gezet. Ook andere UDPS kopstukken, Justine Kasa-Vubu, Mulumba Katchy en Kibassa stappen in Kabila's regering, zichzelf zo uitsluitend uit de partij. Vele opposanten willen meewerken met het nieuwe regime. Nu Mobutu eindelijk verdwenen is, willen veel intellectuelen het land opnieuw opbouwen. Er keren ook veel opposanten uit ballingschap terug in de hoop een postje te kunnen bemachtigen in de nieuwe instituties.

Maar het enthousiasme is van korte duur. Kabila kiest voornamelijk voor buitenlandse mensen. En vele mensen zijn bang dat het AFDL de nieuwe eenheidspartij wordt. Dus gaat het UDPS opnieuw oppositie voeren. Of beter UDPS-vleugel van Tshisekedi. Kibassa heeft immers de partij naar zijn hand gezet. Op zijn initiatief worden in mei 2000 de statuten aangepast. UDPS-vleugel Kibassa zal nauwer samenwerken met Kabila, UDPS-vleugel Tshisekedi blijft oppositie voeren. (Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, 2005, p. 6) Tshisekedi blijft vasthouden aan de Nationale Soevereine Conferentie, eist meer democratisering, de vrijlating van politieke gevangenen en hekelt de plundering van de Congolese grondstoffen. (Le Potentiel 2 november 1998, verklaring van het Nationale Comité van het UDPS, getekend Etienne Tshisekedi)
 


EEN TWEEDE OPSTAND

Kabila beseft stilaan dat hij zich moet ontdoen van zijn Rwandese en Oegandese broodheren. Kabila's grote troef is inderdaad tegelijkertijd ook zijn grootste nadeel. Kabila is aan de macht gekomen dankzij buitenlandse troepen. Hoewel Kabila aanvankelijk als een bevrijder werd onthaald, ergeren meer en meer Congolezen zich aan de aanwezigheid van buitenlandse troepen in het land. De legitimiteit van Kabila’s regime leidt hier onder.

In die context is de ontmoeting tussen Kabila en Tshisekedi mogelijk geworden. Ze ontmoeten elkaar voor het eerst op 30 mei in het militaire kamp van Kimbembe, op 10 kilometer van Lubumbashi. (La Référence Plus, 2 juni 1998) Tshisekedi is de man die Kabila nodig heeft om zijn populariteit op te krikken. Tshisekedi is bereid om mee te werken met zijn 'broers en zussen van het AFDL'. (La Référence Plus, 8 juli 1998)

Maar er komt opnieuw een opstand. Ditmaal komen Kabila’s vroegere kompanen in opstand. De rebellen, gegroepeerd onder de naam Rassemblement Congolais pour la Démocratie veroveren opnieuw een groot gebied, maar deze keer mislukt de opstand. Elk kamp heeft een aantal bondgenoten. Kabila werd gesteund door Zimbabwe, Angola en Namibië. Het RCD kreeg steun van Oeganda, Rwanda en Burundi. Het conflict escaleert tot een Afrikaanse Wereldoorlog, die uitgevochten wordt op Congolees grondgebied. Het zou me echter te ver leiden om hier een overzicht van de vijandelijkheden te geven. (Filip Reyntjens, Congo in het Oog van een Regionale Storm, p. 14)

Op 31 augustus 1999 komen alle strijdende partijen tot een akkoord: de akkoorden van Lusaka. Het akkoord heeft een militair en een politiek luik. Wij zijn vooral geïnteresseerd in het politieke luik. De strijdende partijen worden opgenomen in de regering. Ook de oppositie neemt deel aan de gesprekken.

Het vijfde hoofdstuk in de akkoorden van Lusaka heeft als titel: de inter-Congolese dialoog. Deze inter-Congolese dialoog moet een nieuwe politieke orde inluiden en verkiezingen voorbereiden. Zo willen de ondertekenaars van Lusaka een klimaat van nationale eenheid creëren. De drie belangrijkste actoren zijn de Congolese regering en de twee rebellen bewegingen: het RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie), en het MLC (Mouvement de Libération du Congo). In 2002 komen ze tot een akkoord: een reglement dat een nieuwe transitieperiode in goede banen moet leiden. Ondertussen is Laurent-Désiré Kabila vermoord door een lijfwacht en werd hij opgevolgd door zijn zoon Joseph.

 

 

DE AKKOORDEN VAN SUN CITY

 

Op 19 april 2002 komt er een akkoord uit de bus in het Zuid-Afrikaanse Sun City. Na maanden van moeizame onderhandelingen zijn de Congolese regering en het MLC van Jean-Pierre Bemba het eindelijk eens geworden. Bemba legt de wapens neer en krijgt uitzicht op een eerste ministerpost. Sun City legt de krijtlijnen vast van een nieuwe transitieperiode. Deze transitieperiode zou een einde moeten maken aan het geweld dat Congo nu al jaren in de greep houdt.

De internationale gemeenschap reageert opgetogen over het bereikte akkoord. Zowel België, Groot-Brittannië als Frankrijk noemen dit akkoord een belangrijke stap naar vrede in Congo.
Het UDPS is alles behalve opgetogen over het bereikte akkoord. Het UDPS, meer bepaald: de Tshisekedi vleugel. Tshisekedi heeft de controle over de partij overgenomen. Vele partijfiguren hebben de partij verlaten. Kibassa, de grootste bedreiging voor Tshisekedi, heeft een nieuwe beweging gestart. Zijn rol loopt trouwens bijna ten einde: Kibassa Maliba zal sterven de 4de april 2003.

Het UDPS verwerpt de akkoorden volledig. In een eerste verklaring zegt het UDPS 'geschokt te zijn door de reactie van België, Frankrijk en Groot-Brittannië'. Volgens het UDPS is dit akkoord strijdig met de akkoorden van Lusaka. Er is niets om enthousiast over te zijn aldus het UDPS. Dit akkoord geeft Joseph Kabila en Jean-Pierre Bemba de functies van respectievelijk president en vice-president. Zo wordt een dictatuur op legale manier tot stand gebracht aldus nog het UDPS.

"Dans l'accord vanté par la Belgique, la France et la Grande Bretagne, Joseph Kanamba [Joseph Kabila, nvda] et Jean-Pierre Bemba se sont autoproclamés ex cathedra, et l'on ne sait sur base de quels mérites particuliers, le premier en tant que Président de la République et le 2ème en tant que Premierministre. Et le contenu de leurs prérogatives respectives fait d'eux deux dictateurs, chacun dans son rayon d'action." (La position de l'UDPS sur la déclaration commune faite le mardi 23 2002 par la Belgique, la France et la Grande Bretagne sur le Congo/Kinshasa: www.udps.org /textes-europes/belux-250402.html op 20 juli 2006)

 

Het UDPS verklaart dat, wat de Westerse mogendheden ook mogen beweren, dit akkoord een obstakel zal vormen voor het democratische proces in Congo. De partij richt zijn pijlen op verschillende actoren in het transitieproces. In een document van 23 mei 2003 legt Etienne Tshisekedi zijn kritiek haarfijn uit.

1) Kritiek op Laurent-Désiré Kabila.
Tshisekedi vergelijkt Kabila met Mobutu. Vooral de manier waarop Kabila infiltreerde in de oppositiebeweging door het creëren van een aantal 'partis alimentaires' doet denken aan Mobutu. Kabila moet qua corruptiegehalte, repressie en overtreding van de mensenrechten niet onderdoen voor Mobutu. Tshisekedi beschuldigt Kabila ervan de inter-Congolese dialoog geboycot te hebben. Hij wilde geen einde maken aan het conflict. In tegendeel, door dit conflict zag hij zijn legitimiteit hersteld.

"L'inoculation de la haine ethnique et l'intoxication du peuple contre un groupe ethnique, pour justifier les pratiques de chasse à l'homme, de violation des droits humains, ainsi que le renforcement d'un regime dictatorial." (declaration de l'UDPS face à la cabale montée au seinde la commission de Suivi de l'accord, op www.udps.org/textes-afrique/tshisekedi-230503.html)

 

2) Kritiek op Joseph Kabila.
De kritiek op de jonge Kabila is tweevoudig. Ten eerste beschuldigt Tshisekedi Joseph Kabila van het onnodig rekken van de debatten en het gebruiken van alle mogelijke vertragingsmechanismen om het transitieproces te rekken. Om zo een voor hem positieve regeling uit de brand te slepen. Ten tweede verwijt Tshisekedi Kabila dat hij door zijn eis om president te worden de onderhandelingen bemoeilijkt heeft. Het is een eis die volgens hem geen grond heeft. Kabila heeft volgens Tshisekedi immers niet de ervaring, competentie en de populaire steun om dergelijke eisen te stellen.

 

3) Kritiek op de transitie-instellingen.
Het UDPS had drie klachten over de transitie-instellingen. Eerst en vooral had het UDPS problemen met de Commissie over de Naleving van het Akkoord.
In de akkoorden is er een taakomschrijving van deze commissie opgenomen:

"concilier les points de vue et aider à resoudre les désaccords pouvant surgir entre les signataires". (Accord Global Inclusif sur la Transition en République Démocratique du Congo, annex iii, punt 4 c)

Welnu, volgens Tshisekedi is deze commissie schromelijk tekort geschoten in deze taak.
Ze heeft geen conflicten opgelost. Tshisekedi beschuldigt deze commissie ook van partijdigheid. De zitjes die voorbehouden waren aan de oppositie (en dus het UDPS) werden ingenomen door partijen die pro Kabila waren.
Vervolgens heeft het UDPS kritiek op de Onafhankelijke Kies Commissie. De kritiek op deze kiescommissie is erg gedetaileerd. Het gaat over de verkiezingskits bijvoorbeeld, die niet op tijd beschikbaar zouden gesteld zijn. Er zijn ook klachten over de firma, die deze kits ter beschikking moest stellen. Het gaat ook over de recrutering van de waarnemers die op clientelistische basis zou gebeurd zijn. Alles samen komt het hierop neer: De Kies Commissie heeft gefaald in haar taak door institutionele conflicten in de schoot van dit orgaan. Hierdoor zou kostbare tijd verloren zijn gegaan. (point de presse tenu par le secretairee géneral de l’UDPS, Remu Masamba, 20 juni 2005)
Een derde instelling waar het UDPS kritiek op had, was het Internationale Comité voor de Begeleiding van de Transitie. Volgens Remy Massamba, leider van de gematigde vleugel, is dit Internationaal orgaan medeplichtig aan de onregelmatigheden die gebeurd zijn.
Hij is in het persbericht van 18 juni 2006 zeer vernietigend voor dit orgaan:

”A cet effet, le (CIAT) [le Comité International d’accompagnement de la Transition nvda] a épinglé le manque de volonté politique, l’absence d’un leadership, les querelles intestines au sein de l’espace présidentiel, le noyautage de la CEI [Commission Electorale Indépendante nvda] qui a mis en cause son indépendance et sa crédibilité, le détournement des salaires des fonctionnaires et des militaires, l ’enrichissement sans cause de dirigeants, la violation massive des droits humains” (Point de Presse tenu par le Secretaire General de l’UDPS: Remy Masamba, 18 juni 2005)

 

Toch blijft de partij met het regime praten. Het UDPS probeert nog mee te werken met de transitieorganen en in het begin van 2006 ziet het er naar uit dat de partij dan misschien toch zal deelnemen aan de verkiezingen. Maar de kritiek die ze eerder heeft geformuleerd is te fundamenteel en het UDPS ziet zijn eisen niet ingewilligd. De boycot wordt dus onvermijdelijk.

 

 

HET UDPS TIJDENS DE TRANSITIE

De bedoeling is om de tactiek van het UDPS te verklaren. Daarom is het interessant om de beide transitieperiodes, die tijdens Mobutu (1990-1997) en tijdens Kabila I & II (2002-2006) te vergelijken. Wat zijn de verschillen tussen de beide transitieperiodes? En heeft het UDPS zich anders gedragen tijdens deze twee periodes?

 

1. Het eerste verschil is dat Mobutu in tegenstelling tot Kabila in staat was de gebeurtenissen te domineren. Hij stond als het ware boven het partijgewoel. Liet zich soms maandenlang niet zien. Maar eigenlijk had hij de touwtjes stevig in handen. Een goed voorbeeld hiervan was het aanstellen en het ontslaan een aantal weken later van Tshisekedi in diens eerste regering. Dit kwam gedeeltelijk omdat men eigenlijk in een juridisch vacuüm functioneerde.
De tweede transitieperiode had een veel duidelijker kader: het 'accord global et inclusif sur la transition en République Démocratique du Congo'. Deze keer slaagt de president er niet in boven het partijgewoel uit te stijgen. Laurent-Désiré Kabila en Joseph Kabila waren immers beiden spelers tijdens de onderhandelingen en later tijdens het transitieproces.

2. Het tweede verschil is dat in tegenstelling tot de eerste transitieperiode, de tweede transitieperiode de zegen kreeg van de internationale gemeenschap. Tijdens de eerste transitieperiode was België niet meer “on speaking terms” met Mobutu. In tegendeel, op dat moment voerde België gesprekken met Tshisekedi. België zag Tshisekedi als het alternatief en een bondgenoot van België. Het steunde Tshisekedi in zijn oppositie.

Het akkoord van Lusaka werd goedgekeurd onder begeleiding van onder meer België. En dus moest dit akkoord koste wat het kost stand houden. Daarom is Tshisekedi nu door zijn oppositie tegen dit akkoord uit de gratie van de Belgische diplomatie gevallen. (interview met J. Smets, Belgische diplomatie)

De tweede transitieperiode heeft de zegen van de internationale gemeenschap gekregen. Ook België steunt deze transitieregering volledig. Zo pas heeft Human Right Watch echter een rapport uitgebracht over de Congolese crisis. Vooral de recente moordpartijen in Katanga, herdoopt tot de 'driehoek van de dood', plaatsen het 'succes' van het transitieregime in een ander daglicht. Human Right Watch kon zelf de mensenrechtenschendingen gaan vaststellen en rekende uit dat er nog steeds dagelijks 1200 mensen sterven in het naoorlogse Congo. (Gelezen op www.hrw.org/camapaigns/drc/2006/katanga/slideshow.htm op 20 juli 2006)
 

Het politieke landschap is, over de twee transitie periodes bekeken, hetzelfde gebleven. De Congolese politiek bleef heel erg gefragmenteerd en etnisch georganiseerd. Erg gewelddadig ook, dat heeft de jongste verkiezingscampagne bewezen. De Congolese politiek wordt ook nog steeds bevolkt door wat Gauthier de Villers 'transitiepolitici' noemt. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 23-25) Het is een omgeving waarin ideologie geen belangrijke rol speelt. Politiek wordt veel instumenteler bekeken, als een manier om aan een inkomen te komen.

Het UDPS was de constante in de beide transitieperiodes. Het UDPS is niet echt op een andere manier politiek gaan voeren. De strategie van het UDPS is misschien wel geëvolueerd over de twee transitieperiodes bekeken. Maar de gehanteerde drukkingmiddelen waren dezelfde:

Het UDPS heeft zoals gezegd een actieve achterban. De partij heeft geregeld gebruik gemaakt van betogingen om druk op de ketel te zetten. Meestal werden die betogingen hard neergeslagen, met dodelijke slachtoffers als gevolg. Ook recent nog. (De Standaard, 27 juli 2006) Maar het UDPS heeft ook op verschillende momenten in de transitieperiodes onderhandeld met de regimes. Soms was de toon van het UDPS opvallend mild voor de machthebbers, een aantal maanden later echter weer vernietigend.

Een ander drukkingmiddel die het UDPS in beide transitieperiodes hanteerde was alliantievorming met andere partijen. Tijdens de eerste transitieperiode was er de 'Union Sacrée' en 'USOR'.
Tijdens de tweede transitieperiode was er de 'Alliance pour la Sauvegarde du Dialogue Inter-Congolais'. Tshisekedi was voorzitter van deze alliantie.

De partij lijkt dus niet verandert. Waarom is de partij dan vandaag zo geïsoleerd geworden?

 

 

WAT NA DE BOYCOT?

Het UDPS is altijd een buitenbeentje geweest in het Congolese politieke partijensysteem. De verkiezingen van 30 juli 2006 zijn voor de meeste politici een gouden kans en een uitgelezen mogelijkheid om een gooi te doen naar een zetel in het parlement. Na meer dan veertig jaar kunnen de Congolezen eindelijk stemmen. Het enthousiasme is groot bij de bevolking. En ook bij de politici, er komen 9700 kandidaten en 269 partijen op.

Het UDPS heeft bijna 25 jaar voor democratie en verkiezingen gestreden. In die strijd zijn vele militanten en partijleiders omgekomen. En toch beslist het UDPS om de verkiezingen toch te boycotten. Het heeft bijna iets ironisch. De boycot is een heel omstreden beslissing geweest. Het was de reden voor de Belgische diplomatie om de banden met Tshisekedi te verbreken. (interview Jozef Smets) Ook vele partijleden zijn ontevreden over dit boycot (zie interview Muamba Mumbunda Philemon). Het was hoe dan ook een cruciale beslissing, en het zal waarschijnlijk de toekomst van de partij in de periode na de verkiezingen bepalen.

Om de boycot te kunnen begrijpen zal ik eerst iets zeggen over verkiezingen in een land als Congo. Democratisering is de enige manier om uit de impasse te geraken in Congo. Congo heeft na al die jaren van dictatuur immers eindelijk een legitiem, transparant bestuur nodig.
Maar de staat is een fase van zogeheten “mediated statehood” verzeild geraakt (zie eerste hoofdstuk). Dit systeem van mediated statehood staat democratisering in de weg.

Waar draait het uiteindelijk om als we denken aan democratie? Hiervoor moeten we een universele definitie proberen uit te werken. Held (1999) somt vier centrale kenmerken van zo'n universele definitie op:


1. Eerst en vooral zorgt democratie voor de beste omstandigheden, zodat mensen zich volledig kunnen ontplooien.
2. Democratie beschermt mensen tegen het arbitraire gebruik van macht door de politieke autoriteiten.
3. Democratie zorgt voor betrokkenheid van mensen in de manier waarop ze hun bestaan opbouwen.
4. Zorgt ervoor dat mensen hun economische situatie kunnen verbeteren.

 

Held vat dit alles samen als 'autonomie'. Dit is het centrale concept van democratie. Met autonomie bedoelen we dat mensen op een zelfbewuste onafhankelijke manier kunnen handelen en keuzes kunnen maken. Democratie zorgt ervoor dat mensen vrij kunnen zijn. (Held, Models of Democratie, p. 299-301) Mediated statehood doorkruist dit autonomieconcept. De zwakke staat kan niet zorgen voor de beste omstandigheden waarin de mensen zich kunnen ontplooien. De Monuc, de internationale VN operatie in Congo, is er maar gedeeltelijk in geslaagd om de Congolezen te beschermen tegen het willekeurig geweld uitgeoefend door de vele gewapende groepen in Congo. We moeten de vraag durven stellen: zijn verkiezingen wel mogelijk in een dergelijke omgeving?

Het UDPS heeft een hele lijst met bezwaren opgesteld. Door deze opstapeling van gebreken kan er, volgens de UDPS, geen sprake zijn van eerlijke verkiezingen. De beslissing van het UDPS heeft grote consequenties. De verkiezingen worden nu gehouden zonder één van de grootste en best georganiseerde partijen uit de Congolese geschiedenis. Dat heeft de legitimiteit van deze langverwachte verkiezingen uitgehold. Maar deze boycot maakt de toekomst van het UDPS zelf ook onzeker. Het UDPS moet nu blijven oppositie voeren zonder ook maar één vertegenwoordiger in het parlement. De partij moet nu hopen dat de nieuwe regering snel valt. Het UDPS speculeert op een nieuwe inter-Congolese dialoog. Het is maar de vraag wie er zich geroepen zal voelen om een nieuw transitieproces op te starten. De beslissing om de verkiezingen te boycotten is niet bij iedereen binnen de partij op gejuich onthaald. Zal factionalisme niet opnieuw de kop opsteken?

 

 

ALGEMEEN BESLUIT

 

In het eerste hoofdstuk heb ik een theoretisch kader trachten te scheppen van waaruit we de Congolese oppositiepartij Union pour la Démocratie et le Progres Social (UDPS) wetenschappelijk proberen te benoemen. De rode draad daarbij was de analyse van Chris Allen (1995) maar ik heb die nog aangevuld met andere analyses van Crawford Young, Koen Vlassenroot, Scott en anderen. Allen geeft ons een chronologie van opeenvolgende politieke systemen in Afrika. Vanuit die historische benadering kan hij de Afrikaanse politiek begrijpen en vele politieke problemen van vandaag verklaren. Cliëntelisme is het centraal concept waar hij in zijn onderzoek telkens weer op terugkomt.

In het tweede hoofdstuk gebruikten we de uiteengezette concepten om het UDPS in zijn Afrikaanse en Congolese context te plaatsen. Daaruit blijkt dat in sommige opzichten is het UDPS een typische Afrikaanse partij is. Het UDPS ontstond in een systeem van spoils politics of plunderpolitiek, een begrip dat geïntroduceerd werd door Allen. We kregen bijvoorbeeld een antwoord op de vraag: waarom hield Mobutu het zolang vol, ondanks de oppositie van het UDPS? Het antwoord op deze vraag vinden bij Allens variabelen, die de lange levensduur van spoils politics trachten te verklaren.

In andere opzichten is het UDPS dan weer geen typische Afrikaanse partij. Het UDPS komt als één van de enige partijen zonder een cliëntelistisch netwerk op in een cliëntelistisch systeem. In een politiek systeem gekenmerkt door etnische conflicten en geweld is het UDPS één van de weinige pacifistische actoren. En dat is ze nu nog altijd.

Het concept 'mediated statehood', geïntroduceerd door Vlassenroot & Raeymaekers, verklaart waarom het UDPS problemen ondervindt om een plaats te vinden in de huidige transitieperiode. Als een pacifistische partij kan het UDPS moeilijk optornen tegen bijvoorbeeld de rebellenleider Jean-Pierre Bemba, die op een heel andere manier politiek voert.

Jaren van plunderpolitiek hebben de Congolese staat volledig uitgehold. Dat leerde Crawford Young (1995) ons in zijn essay: ‘Reflections on State Decline and Societal Change in Zaire, maar ook in andere werken van de hand van deze auteur. De toekomst voor het UDPS is dus vrij somber. Als het UDPS ooit aan de macht zou komen, zal het een vleugellamme Congolese staat aantreffen. De communicatie tussen de centrale staat en lokale instituten is heel moeilijk geworden. Congo heeft steeds minder middelen om een goed beleid op poten te zetten. Een goede illustratie hiervan was de dakloze Congolese ambassadeur die in de metro van Poolse hoofdstad Warschau werd aangetroffen in november 1994. (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change in Zaïre, p. 3) Een toekomstige generatie goedmenende politici zal het steeds moeilijker hebben om een beleid door te voeren.

De verkiezingen van 30 juli 2006 waren het sluitstuk op een transitieproces dat eigenlijk al duurt sinds 1990. Maar deze verkiezingen maken van de Democratische Republiek Congo niet plotsklaps een democratisch regime. De Congolezen verdienen een meer dan deze minimalistische definitie van democratie. Democratie gaat over meer dan dat.
Marti Waals (2005) schreef hierover dit:

”De organisatie van vrije verkiezingen is de sluitsteen van een totaalpakket van politiek bewustzijn. Je kunt daarin niet zomaar een aantal stappen overslaan, zoals in de vredesakkoorden van Sun City gebeurt.” (Marti Waals, De Standaard, 29 juni 2005)

Marti Waals hekelt in dit opiniestuk in De Standaard ook het gebrek aan verantwoordelijkheidszin in de politieke oppositie. Die oppositie gedraagt zich, volgens Waals onverantwoordelijk door zijn oproep tot boycot en schuift de verantwoordelijkheid voor eventuele incidenten af op de internationale gemeenschap. (Marti Waals, In Congo Heerst de Wet van de Lege Maag, de Standaard, 29 juni 2005)

Het UDPS is vandaag gefrustreerd over de houding van de Internationale Gemeenschap tijdens deze transitieperiode. Hoewel ze steeds goede banden met het buitenland hadden. Maar vanuit de achtergrond van het UDPS en onze vaststellingen in het eerste en tweede hoofdstuk is deze frustratie best begrijpelijk.

De huidige wereldorde onder leiding van de Amerikaanse president George W. Bush en de Britse eerste minister Tony Blair is wanhopig op zoek naar een universeel, mobiliserend masterplan. Blair en Bush lijken bijna een goddelijke missie te hebben. Die missie gaf ons enkel de oorlog in Irak, een nieuwe brandhaard in het Midden-Oosten. Het Iraakse moeras lijkt ver weg van de Congolese brousse. Toch is de Irak oorlog, volgens Rita Abrahamsen en Ray Bush (2003) ook een slechte zaak voor Afrika. De Verenigde Staten spenderen maandelijks 12.5 biljoen dollar aan de oorlog in Irak en 65 miljoen aan humanitaire hulp. De Verenigde Naties krijgen steeds minder van het hen beloofde geld gestort. De VN-operaties in de Democratische Republiek Congo kreeg amper 6 procent van de hen beloofde hulp. De Zuid-Afrikaanse President Thambo Mbeki noemde deze oorlog dan ook recentelijk ‘not in the best interests of the peoples of Africa’. (Rita Abrahamsen & Ray Bush, War & the forgotten continent, p.1-2)

Het UDPS maakt duidelijk dat als de internationale gemeenschap wil dat de Congolezen zich niet tegen hen zal keren, de internationale gemeenschap met meer op de proppen zal moeten komen dan dit. Democratie verspreiden over de wereld kàn dit mobiliserend en legitimerend masterplan zijn. Maar democratie is meer dan verkiezingen houden. Democratie betekent dat Congolezen ook recht hebben op een sociale zekerheid, en onderwijs en veiligheid en werk. Al die dingen die wij nu vanzelfsprekend vinden. En dat mensenrechtenschenders een straf krijgen en geen benoeming tot kolonel of minister.

Als de internationale gemeenschap erin slaagt echte democratie in Congo te realiseren, kan dit mensen wereldwijd meer betrokken maken in de wereldorde. En de wereld veiliger maken. We mogen ons echter niet schuldig maken aan neokolonialisme. We moeten de Congolezen natuurlijk hierin betrekken. De echte Congospecialisten zijn immers de Congolezen zelf. Ook het UDPS heeft een paar hooggeschoolde en idealistische mensen in hun rangen. Het UDPS vanaf nu als radicalen afschilderen en in het verdomhoekje plaatsen zou een verkeerde houding zijn. Dat zou betekenen dat er opnieuw veel talent in Congo verspild wordt. En dat er opnieuw kansen gemist worden in Congo.
 

 

BIBLIOGRAFIE.

 

1) CHRIS ALLEN, UNDERSTANDING AFRICAN POLITICS, Review of African Political Economy, nr. 65:301-320, ROAPE Publications Ltd., 1995, 20 p.
2) ROBIN THEOBALD, CORRUPTION, DEVELOPMENT AND UNDERDEVELOPMENT, Durham NC, Duke University Press, 1990, p. 191.

3) CRAWFORD YOUNG, T. TURNER, REFLECTIONS ON STATE DECLINE AND SOCIETAL CHANGE IN ZAIRE, The University of Wisconsin Press, 1996, p. 6.

4) BRUCE BERMAN, DICKSON EYOH & WILL KYMLICKA; ETHNICITY AND DEMCORACY IN HISTORICAL & COMPARATIVE PERSPECTIVE; Ohio University Press, Oxford, 2004, p.336.

5) DE MORGEN, 28 juni 1985.

6) GAUTHIER DE VILLERS, LA TRANSITION MANQEE 1990-1997, Afrika studies, Zaïre jaren 90 volume 7 nr. 27-28-29, L'Harmattan, Paris, 1997, 302p.

7) WALTER ZINZEN, MOBUTU VAN MIRAKEL TOT MALAISE, Uitgeverij Hadewijch, Antwerpen, 1995, p. 203.

8) CHRISTOPHER CLAPHAM, PRIVATE PATRONAGE AND PUBLIC POWER: POLITICAL CLIENTELISM IN THE MODERN STATE, Frances Pinter, London, 1982, p. 222.

9) LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel, 2000, p. 137.

10) AXEL BUYSE, DEMOCRATIE VOOR ZAIRE DE BITTERE NASMAAK VAN EEN TROEBEL EXPERIMENT, Scoop, Groot Bijgaarden, 1995, p. 118.

11) COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.

12) JEAN-CLAUDE WILLAME, CHRONIQUE D'UNE OPPOSITION POLITIQUE: L'UDPS (1978-1987), ASDOC studies, nr. 7-8 reeks 2, 1987, p. 118.

13) AMNESTY INTERNATIONAL INTERNATIONAL SECRETARIAT, ZAÏRE THE CASE OF A VETERAN ZAÏRIAN POLITICIAN: NGALULA MPANDANJILA, oktober 1986, London, p. 5

14) HELMUT GAUS, STAATSTHEORIE, Universiteit Gent, Gent, 2004, p. 154

15) CRAWFORD YOUNG, ELECTIONS IN ZAÏRE: THE SHADOWS OF DEMOCRACY, uit: Elections in Independent Africa, ed. by Fred Hayward, West View Special Studies on Africa, West View Press, 1987.

16) CRAWFORD YOUNG, CONGO POLITICAL PARTIES REVISITED, uit: Footnotes of the Congo story, an African Report Anthology ed. by Helen Kitchen, Walker and Company, New York, 1967, p. 175 p. 77 – 80

17) CRAWFORD YOUNG, THOMAS TURNER, THE RISE AND DECLINE OF THE ZAIRIAN STATE, University of Wisconsin Press, Madison, 1985, p. 500

18) THE FAILED STATES INDEX RANKINGS gelezen op http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=3100 op 2 juli 2006

19) UDPS, LA NOUVELLE SOCIÉTÉ DOOR DIKONDA WA LUMANYISHA, 1984, p. 103

20) KOEN VLASSENROOT & TIMOTHY RAEYMAEKERS, NOR MOBUTU NOR CHAOS WHY CONGO'S ELECTIONS WILL NOT LEAD TO DEMOCRACY, Conflict Research Group, Ghent University, Gent, 2006, p. 9

21) JC SCOTT, CORRUPTION, MACHINE POLITICS AND POLITICAL CHANGE, uit: AJ HEIDENHEIMER, M JOHNSTON, VT LEVINE, POLITICAL CORRUPTION: A HANDBOOK, Transaction Publishers, London, 1989, p. 1015.

22) WILLIAM TORDOFF, GOVERNMENT AND POLITICS IN AFRICA, Palgrave, Basingstoke, 2002. p. 326

23) Mémorandum de 52 pages op http://www.udps.net/congo.php?articleId=95 gelezen op dinsdag 20 december 2005

24) Zaïre: Ngalula dans le coma, 23 september 82, La Libre Belgique

25) Toestand Zairese parlementsleden onrustwekkend, 9 november 82, De Morgen

26) Nieuwe arrestaties in Zaïre, 17 april 83, de Morgen:

27) Rencontre avec un des treize parlementaires libérés par la récente amnistie de Mobutu, 15 juni 83, Le Soir

28) Nieuwe Moboetoe-Repressie, 24 augustus 83, de Morgen

29) Les opposants Zaïrois retournent en prison, 18 oktober 83, La Libre Belgique:

30) Rapport van Amnesty International (december 1983): List of eight zaïrians reportedly to their villages of origin

31) Incidents au Kasaï Oriental, 11 maart 85, Le Soir

32) Moboetoe laat leider van de 13 aanhouden, 14 oktober 85, De Morgen

33) L’O.N.U. accuse Kinshasa d’avoir violé les droits des treize parlementaires, 13 mei 86, in Le Soir

34) COLETTE BRAECKMAN, Le Soir, 9 oktober 88

35) JAMES BROOKE, The Times, 21 september 1988

36) De Morgen, 22 september 1988

37) De Standaard, 19 september 1988

38) De Standaard, 30 november 1988

39) Document opgemaakt door het nationaal secretariaat UDPS, 25 mei 1989, Etienne Tshisekedi wa Mulumba

40) Het Belang van Limburg, 5 maart 1989

41) Het Belang van Limburg, 7 maart 1989

42) Belang van Limburg, dinsdag 11 juli 1989

43) La Référence van 15 juni 1990

44) TSHILOMBO MUNYENGAYI, DOSSIER SUR L'ENREGISTREMENT DE L'UDPS, Le Potentiel, 25 september 2005, p. 10

45) Communiqué de Presse van het Nationale Secretariaat van het UDPS, van 8 januari
1991, Etienne Tshisekedi wa Mulumba

46) KIN-KIEY MULUMBA, Le Soft de Finance, 6 mei 1991

47) NATACHA DAVID, La Libre Belgique, 20 juni 1991

48) COLETTE BRAECKMAN, Le Soir, 27 augustus 1991

49) Déclarations des evêques du Zaïre aux chrétiens catholiques et aux hommse de bonne volonté, 27 februari, Zaïre-Afrique, nr. 262, februari 1992

50) FRANÇOIS LUSANGA NGIELE, Vérité UDPS, 2004, p. 10
51) ERIK KENNES, Laurent Désiré Kabila, of de schaduwzijde van de Congolese geschiedenis uit: LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel, 2000, p. 137

52) FILIP REYNTJENS, Congo in het Oog van een Regionale Storm uit: LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel, 2000, p. 137

53) SOFIE NOLET, Chronologie, uit: COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.

54) MUKEBAYI NKOSO, Le Soft, 11 maart 1996

55) La Référence Plus, 28 november 1996

56) COLETTE BRAECKMAN, le campagne victorieuse de l'AFDL, uit: COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.

57) La Référence Plus. 10 juli 1997

58) La Référence Plus. 10 oktober 1997

59) verklaring van het Nationale Comité van het UDPS, ETIENNE TSHISEKEDI,
Le Potentiel, 2 november 1998

60) La Référence Plus, 2 juni 1998

61) La Référence Plus, 8 juli 1998

62) La position de l'UDPS sur la déclaration commune faite le mardi 23, 2002 par la Belgique, la France et la Grande Bretagne sur le Congo/Kinshasa: www.udps.org /textes-europes/belux-250402.html op 20 juli 2006

63) Déclaration de l'UDPS face à la cabale montée au sein de la commission de Suivi de l'accord, op www.udps.org/textes-afrique/tshisekedi-230503.html

64) Accord Global Inclusif sur la Transition en République Démocratique du Congo

65) www.hrw.org/camapaigns/drc/2006/katanga/slideshow.htm, 20 juli 2006

66) De Standaard, 27 juli 2006

67) HELD, MODELS OF DEMOCRATIE (second edition), Polity Press, Cambridge, 1999, p.392

68) MARTI WAALS, IN CONGO HEERST DE WET VAN DE LEGE MAAG, De Standaard, 29 juni 2005.

69) RITA ABRAHAMSEN & RAY BUSH, WAR & THE FORGOTTEN CONTINENT, Review of African Political Economy, Nr. 96:181-186, ROAPE Publications Ltd., 2003

 

 

BIJLAGE: INTERVIEW MUAMBA MUMBUNDA PHILEMON

 

Departement politieke wetenschappen
Faculteit sociale studies
Onderzoeker aan Centrum van Politieke Studies
Lid van het Nationale Comité van het UDPS
(Universiteit van Kinshasa)

vrijdag 14 april 2006
 

Eerst kunnen we misschien best praten over actuele gebeurtenissen binnen de partij?

MUAMBA MUMBUNDA PHILEMON: "Mubake is de president van het Nationale Comité van de partij geworden. Hij vertegenwoordigt de harde vleugel binnen de partij. Het is hij die vond dat Tshisekedi niet mocht meewerken aan de transitieperiode. Mubake was ook sceptisch over de verkiezingen. Hij denkt dat die nooit eerlijk zullen verlopen.
Aan de andere kant hebben we ook een Remy Massamba. Hij is nationale secretaris van de partij. Hij bestuurt de partij. Hij denkt dat het UDPS moet onderhandelen om bepaalde voorwaarden. En integreren in het regime. Zelfs als Tshisekedi geen vice-minister kan worden. Zelfs als het UDPS geen andere ministerposten kan krijgen. Men kan bijvoorbeeld in de onafhankelijke verkiezingscommissie gaan zetelen. Op die manier kan het UDPS de stemprocedures beïnvloeden, en de urnes controleren. En waarom niet in de organisatie die zich bezighoudt met massamedia. Deze organisatie is opgericht tijdens de transitie. Zo kan men de officiële media proberen te controleren.
Het UDPS moet zijn kandidaten in de verschillende structuren krijgen, op het niveau van de provincies, en het Assemblée Nationale.”

Wat denkt U?

Ik ben van Massamba’s strekking. Men doet immers niet aan politiek om buiten het systeem te blijven. Men doet, volgens mij, aan politiek om eerst deel te nemen aan het debat, om toe te treden tot de macht, om je sociaal project te materialiseren. Men kan geen oppositie voeren en uit het systeem blijven.

Waarom is Mubake zo sceptisch over de transitie en de verkiezingen?

(zucht) Ik kan me vergissen. Hij het voor het zeggen in de partij. Maar als er verkiezingen komen, is het niet zeker dat hij verkozen raakt in zijn streek. Hij komt van Noord Kivu en daar is het UDPS niet sterk ingeplant. Mubake zal het moeilijk hebben tegenover andere partijen zeker tegenover rebellenpartijen.
Deze personen, die nu menen dat we beter in de oppositie blijven, doen dit uit eigenbelang. Want zo blijven ze bevestigd als politieke leiders van de partij, hoewel ze geen mandaat hebben gekregen van het volk. Ze proberen deze situatie te bevriezen. Want na de verkiezingen zullen we ze vervangen door personen die wel verkozen worden. Hoe kan je nu een leidinggevende functie in de partij bekleden als je geen parlementaire mandaat hebt?

Toch is er besloten om niet te participeren aan de verkiezingen?

Toch is dit besloten. Ik geloof dat dit een enorme blunder is van de partij. Nu zullen er geen UDPS kandidaten aantreden. Dit is des te spijtig in de beide Kasai provincies waar het UDPS normaal gezien kan steunen op een overtuigende meerderheid. En nu zullen daar mensen verkozen worden die onbekend zijn en geen echte uitdagers zullen gehad hebben.
Daarbij komt dat de legislatuur van dit parlement vijf jaar is. Dat is veel voor sommige van onze partijleiders. Velen van hen zijn meer dan vijfenzestig, zeventig jaar. Ook Tshisekedi. Zal hij binnen vijf jaar fysiek nog in staat zijn om nog een campagne te voeren?
Er staat veel op het spel. De internationale gemeenschap heeft veel middelen vrij gemaakt voor deze verkiezingen. De internationale gemeenschap heeft Tshisekedi als communistisch bestempeld. Wat nog zo geen gekke gedachte is. Men denkt dat hij niet de man van de compromissen is tijdens onderhandelingen. Zeker België denkt dit. Tshisekedi ontvangt weinig Belgische politici. Hij discussieert niet graag met hen.
Tshisekedi zelf begrijpt en gebruikt de tactiek niet, die anderen voeren om hem bij de dialoog te betrekken. Ik kon bijvoorbeeld geen zin gehad hebben om met jou vandaag te praten. Dan had ik gezegd: "ik ben alleen op dat bepaalde tijdstip beschikbaar." Als je me echt had willen ontmoeten dan had je gezegd: "OK, dat is goed". Ondanks andere afspraken die je had die dag. Zo ben ik verplicht je te spreken ondanks mijn eerdere bezwaren.
Dit kan Tshisekedi niet. Hij begrijpt niet dat anderen helemaal niet willen dat Tshisekedi toetreedt tot het Democratische proces. Dit beschouw ik als zijn grootste probleem. Als hij een goede tacticus was, dan zou hij zich in de verkiezingsstrijd werpen. Dan zou hij in de kiescommissie zitten. Maar hij blijft thuis zitten. En nu is er geen tegenkandidaat om Kabila in de problemen te brengen.

Staat Tshisekedi boven die verschillende facties?

Hij steunt Mubake, zonder het te zeggen. Officieel wil hij niks van Mubake weten. Als je weet wie het voor het zeggen heeft binnen de partij zie je dit. Officieel steunt hij Massamba. Eigenlijk steunt hij Mubake. Dit laat hem toe te schipperen tussen de twee en hen te kunnen controleren. Ze denken beiden dat ze zijn vertrouwen hebben. Want men doet niets binnen de partij zonder eerst Tshisekedi te raadplegen.

Hoe is de partij georganiseerd? Wat zijn de structuren binnen de partij?

Aan het hoofd staat de president, Tshisekedi.
Dan komt het Nationaal Comité Dit orgaan stippelt de te volgen strategie uit. Het is een parlementair orgaan, met 600 leden. Hoe werkt dit orgaan? De zitting duurt van oktober tot november. Het werkt zoals elk parlement. Gedurende twee maanden zijn er discussies over de objectieven van de partij. Er worden vragen ingediend. Mensen moeten hun naam opgegeven als ze over een bepaalde vraag willen interpelleren.
Vervolgens is er een Nationaal Secretariaat. Dit is het bestuur van de partij. De nationale secretaris is Massamba. Hij heeft ministers rond hem. 27 secretarissen en 8 ondersecretarissen. Zij nemen beslissingen over de werking van de partij. Bijvoorbeeld over de prijs van de lidkaarten. Ze moeten echter steeds hun beslissingen voorleggen aan de president.
Er is ook nog het Congres van de partij. Dit orgaan bevat de centrale institutionele organen plus de lokale mandatarissen. Want op provinciaal niveau zijn er ook structuren en presidenten. Maar dit congres is nog nooit georganiseerd. De structuren van de partij zijn dus gebaseerd op de structuren van het land.

Wat was de strategie van het UDPS tijdens de transitie?

Tijdens Mobutu was het belangrijkste objectief: Mobutu verjagen van de macht. Dit was een negatieve doelstelling. Onmogelijk te realiseren ook. Als je objectieven opstelt moet je steeds voor ogen hebben of ze realiseerbaar zijn. Heb je de middelen om deze doelstellingen te realiseren? We hadden de bevolking aan onze zijde. Maar die bevolking was ongewapend. Hoe kan je een gewapend iemand van de macht verdrijven zonder wapens? Toen de Verenigde Staten Tshisekedi voorstelden Mobutu te vermoorden, en het UDPS te installeren aan de macht, heeft Tshisekedi dit geweigerd. Hoe verwacht je dan Mobutu van de macht te verdrijven.
Daar is de oorzaak van de mislukking van het UDPS tijdens de transitie te zoeken. Volgens mij heeft het UDPS gefaald. Tijdens de transitie is het UDPS er niet in geslaagd het land te besturen. Tshisekedi is eerste minister geweest, maar enkel voor een paar maanden. Voor grote partij als het UDPS is drie maanden regeren gedurende een transitie van zeven jaar, tijdens Mobutu, een mislukking.

Wat zou uw strategie geweest zijn?

Volgens mij had het UDPS zich moeten integreren in het systeem. Na verloop van tijd kan je zo een deel van de macht te controleren. Als je geen eerste minister kan zijn, stel je dan tevreden met andere functies binnen het bestuur. Mensen hebben geregeerd en gestolen met Mobutu. Tshisekedi heeft hen nooit geaccepteerd. Tijdens de transitie zijn er veel opposanten in het kamp van Mobutu terechtgekomen. Mobutu heeft al die opposanten kunnen inlijven omdat Tshisekedi hen geen vertrouwen inboezemde. Hij zei tegen die opposanten: "sluit je aan bij mij want in het andere kamp zal je nooit aanvaard worden".
Ze sloten zich ook aan bij Mobutu omdat ze zo lang mogelijk aan de macht wilden blijven. Op deze manier kan je de macht verwerven. Je mag gouverneurs, burgemeesters, generaals benoemen. Tot je op een gegeven moment Mobutu voor een voldongen feit staat: hij heeft niet alle macht alleen meer in handen. Je kan de macht niet verwerven op één dag. Ook Mitterand deed dit. In minder dan zes maanden had hij meer dan 200 directeur generaals benoemd. Het is voor Mitterand opvolger, Chirac zeer moeilijk om al deze mensen van hun posten te krijgen. Daardoor is de PS in Frankrijk onvermijdelijk geworden in Franse politieke landschap.
Tshisekedi heeft dit nooit willen doen. Hij wou de macht verwerven op één dag. Dat is onmogelijk! Je kan niet tabula rasa maken in politiek op één dag. Kabila heeft dit geprobeerd, en heeft gefaald.
Hij had moeten in de transitie stappen. Mobutu was toch uitgeteld. Politiek en fysiek kon Mobutu niet meer. Tshisekedi had het systeem kunnen controleren. Zo hadden we ook informatie kunnen opvangen uit het schoot van het systeem. Maar nee, hij wou het radicaal
veranderen op één dag, dat is onmogelijk. Ik heb dit altijd een enorme fout van hem gevonden.

Is de strategie van het UDPS veranderd toen Kabila de macht nam in Congo?

Toen Kabila aan de macht kwam bleef men dezelfde strategie gebruiken. Een strategie die niets oplevert. Tshisekedi heeft wel een geprobeerd om te onderhandelen met Kabila, maar de mensen rond Kabila wilden niet met Tshisekedi praten. Ze hebben onderhandelingen abrupt afgebroken. Kabila is teruggekomen om te onderhandelen en toen heeft Tshisekedi dit geweigerd.

Wat is er gebeurd met partij na Gbadolite?

Tshisekedi had een andere mening dan Kibassa. Ik denk wel dat Tshisekedi Kibassa, die in financiële moeilijkheden zat, begreep. Meer nog, Kibassa heeft steeds bruikbare informatie aan Tshisekedi doorgespeeld. Dankzij Kibassa bleef Tshisekedi op de hoogte van wat er gebeurde in het Comité Central. Waarom heeft hij deze tacktiek niet gebruikt later?
De partij blijft echter clandestien tot wanneer Mobutu hervormingen aankondigt in 90. Niet veel mensen weten wat er gebeurd is in de partij tot 1990. Het is pas dan dat je naar het bureau van het UDPS kon gaan en je weet wie er in de partijorganen zitten.

Wat verwachten de congolezen van Tshisekedi?

Zij die hem steunen willen dat Tshisekedi het land weer op de rails zet. Hij is geen dief. Ze geloven dat hij werkt voor het land en niet om zijn zakken te vullen. Tshiskedi weet wat de verwachtingen zijn. Toen hij als eerste minister werd aangeduid door de Nationale Conferentie, was het eerste wat hij deed de salarissen van de ministers verkleinen. Dit soort beslissingen vallen in goede aarde bij de bevolking. Dat Tshisekedi een goed bestuurder is, is in het geheugen blijven hangen van de mensen. Dat maakt hem tot op de dag van vandaag nog steeds populair.

Wat gaat Tshisekedi in de toekomst doen?

Dat weet ik niet. Hij maakt geen deel uit van de transitieorganen. Hoe gaat hij zich opstellen tegenover deze organen? Hij zal ze niet erkennen. Hij zal niet in dit transitieregime stappen. Wat er daarna zal gebeuren weet ik niet. Ik weet ook niet of hij nog steeds fysiek in staat is om nog lang verder te doen.

Staat er een nieuwe garde klaar?

Mubake is de opvolger. Maar hij wordt niet aanvaard. De elite van de partij vindt niet dat Mubake de juiste man is. De gematigde vleugel, zij die over kapitaal beschikken. Zij die belangrijke posten bekleden in grote bedrijven. De academici van de partij. De crème de la crème van de partij denken dat Mubake niet kan besturen. Dat is de grote strijd binnen de partij. Tussen Mubake en Massamba. Massamba is gematigd, een onderhandelaar met wie men eerst praat over objectieve doelstellingen. Mubake is een fanatiek politicus.
 

Wat voor iemand is de doorsnee UDPS militant?

Een intellectueel. Een student, die werkt. De studenten die deel uit maken van de 'parlementaires de bout' werken niet. De gematigde vleugel die Massamba steunt, dat zijn mensen die werken. Dat vertaalt zich op politiek vlak. Deze gematigde vleugel is meer geneigd verantwoordelijkheid op zich te nemen. Ik werk als wetenschapper aan de universiteit van Kinshasa. Ik zie niet wat ik gemeen zou hebben met de parlementaires de bout. We hebben niet dezelfde doelstellingen, ambities.

Wat is de macht van de parlementaires de bout?

In het Nationale Comité vertegenwoordigen ze 40 procent van de stemmen. De gematigden zijn daar in de meerderheid. Daarom kan Mubake moeilijk sommige beslissingen doorvoeren. Dit laat ook een democratisch debat toe in de schoot van de partij.

Dan nu een retorische vraag voor u: Het UDPS: EEN TOEKOMST VOOR CONGO?

Ja en nee. Ja omdat we een ideaal hebben: het land goed leiden. Dat is al een belangrijk verschil met de andere politieke partijen. Daarom hebben we niet willen meedoen met die transitiebestuur. We willen niet met dit slechte bestuur in verband gebracht worden.
Maar ook nee want het UDPS wil vandaag alles in eens. We participeren niet omdat we alle macht willen in eens. Daarom kunnen we de toekomst van de partij niet zijn.
En na de dood van Tshisekedi? Zal de partij niet versplinteren in verschillende clans? Zullen we nog met één stem kunnen spreken? Mubake zijn vleugel. Massamba zijn vleugel, na de dood van Tshisekedi is het helemaal niet zeker dat het UDPS zal overleven. En dan is er geen hoop meer voor Congo.
Want het UDPS drijft nog altijd op de populariteit en het charisma van Tshisekedi. Als hij voor je staat is het moeilijk het oneens met hem te zijn. Hij antwoordt op alles. Hij neemt tijd voor je en laat je rustig uitpraten. En dan luistert hij, met gekruiste armen. EN dan vraagt hij: "heb je nog iets te zeggen?' En dan neemt hij al de tijd om zijn discours uiteen te zetten. Dat is fascinerend om te zien. En vergeet niet dat hij meegewerkt heeft met Mobutu, hij heeft dus een enorme dossier kennis. En een grote kennis over het land. En daarom is het zo moeilijk om het met hem oneens te zijn.
Dank u voor dit gesprek.

 

home lijst scripties inhoud