Het UDPS: Een toekomst voor de Democratische Republiek Congo? (Maarten Loncin) |
home | lijst scripties | inhoud |
"Among the numerous advantages
promised by a well-constructed Union, none deserves to be more accurately
developed than its tendency to break and control the violence of the faction.
The friend of popular governments never finds himself so much alarmed for their
character and fate as when he contemplates their propensity to this dangerous
vice"
JAMES MADISON in The Federalist Papers
"We have done all we could for him -- haven't we? But there is no disguising the
fact, Mr Kurtz has done more harm than good to the Company. He did not see the
time was not ripe for vigorous action. Cautiously, cautiously -- that's my
principle. We must be cautious yet. The district is closed to us for a time.
Deplorable! Upon the whole, the trade will suffer. I don't deny there is a
remarkable quantity of ivory -- mostly fossil. We must save it, at all events --
but look how precarious the position is -- and why? Because the method is
unsound." "Do you", said I, looking at the shore, "call it 'unsound method'?"
"Without doubt," he exclaimed, hotly. "Don't you?"…
"No method at all," I murmured after a while.
Joseph Condrad, Heart of Darkness
(bron: Le Palmares)
Mijn thesis gaat over de
Union Démocratique Pour le Progrès Social
(UDPS), één van de grootste oppositiepartijen uit de recente politieke
geschiedenis in Congo. Een partij met een rijk verleden. Als men zich mij
verdiept in het verleden van deze partij, dan kan men veel opsteken over de
recente politieke evolutie in Congo.
Wegens omstandigheden ben ik niet naar Congo kunnen reizen om daar de mensen van
het UDPS in levende lijve te ontmoeten. Wel heb ik verschillende mensen uit de
partij in België kunnen ontmoeten en interviewen.
Muamba Mumbunda bijvoorbeeld interviewde ik in het Afrika Instituut
in Tervuren. Hij is lid van de partij en lid van het Nationale Comité van het
UDPS. Hij vertelde me meer over wat voor mensen de partijmilitanten van het UDPS
zijn. Ik heb ook Paul Kapita Shabangi kunnen interviewen, sinds een aantal jaar geen lid meer van de partij, maar wel
één van de oude stichters van de partij. Paul Kapita Shabangi was ook driemaal
minister in een regering onder leiding van het UDPS. Hij was op de hoogte van
veel beslissingen die genomen werden tijdens de transitieperiode. Deze mensen
hebben me belangrijke inside informatie kunnen geven.
Ik sprak ook met Jean Omasombo en Erik Kennes
van het Afrika Instituut van Tervuren. Ik dank hen voor hun
samenwerking. Ik sprak ook met Jozef Smets
van de Belgische diplomatie over de visie van het Belgische departement
Buitenlandse Zaken omtrent het UDPS. Last but not least had ik een gesprek met
de buitenlandse vertegenwoordiger van het UDPS in België:
Mpuila Tshipamba. Aldus kan ik een vrij
realistisch, genuanceerd en ook diepmenselijk beeld van de partij schetsen.
Deze mensen hebben mij wat inside informatie kunnen geven. Maar de meeste
informatie heb ik gehaald uit partijdocumenten en –manifesten en uit Belgische
en Congolese kranten. En natuurlijk uit de vele wetenschappelijke essays en
boeken die over Congo verschenen zijn. Afrikaanse politiek is voor een groot
deel ook informeel. Congolese politici zetten niet alles op papier. Een stuk van
deze informele informatie gaat aan mij voorbij. Maar dankzij de combinatie van
documenten en persoonlijke getuigenissen, denk ik dat ik een waarheidsgetrouw
beeld van de partij heb kunnen weergeven.
Gauthier de Villers (1997) schrijft het volgende over deze problematiek:
"N'ayant pu avoir recours à des formes systématiques d'enquête directe
(interviews, observations), faisant largement appel à une presse zaïroise qui
n'est que fort peu une presse d'investigation, nous appréhendons surtout le
processus politique à partir de sa face émergée, visible (discours, textes,
actions publiques et de ses aspects 'formels'. Mais cet angle de vue n'est
pas un angle mort.
Le système sociopolitique zaïrois fonctionne 'à l'informel', mais cela que ce
qui est public, formel, officiel serait purement de l'ordre du décor, du masque,
de l'apparence."
(Gauthier de Villers,
LaTransition Manquée, 1997, p. 15)
Ik heb getracht om mij niet te beperken tot een formele, Westerse visie
op politiek. Partijstatuten, constitutionele verdragen, ideologische manifesten
zijn niet geheel zonder waarde. Maar dat soort teksten spelen in de Afrikaanse
politiek niet zo’n belangrijke rol. We moeten trachten een meer instrumentele
benadering te vinden. We moeten er rekening mee houden dat veel Congolezen onder
de armoedegrens leven. Dus ook veel politici. Is het dan verwonderlijk dat in
een dergelijke omgeving ideologie niet zo'n belangrijke rol speelt?
De studie van een politiek fenomeen kan op twee verschillende
manieren gebeuren. Een diachrone methode
bestudeert de evolutie doorheen de tijd. Een
synchrone methode kijkt enkel naar wat er in het heden gebeurt. Een
diachrone studie heeft een aantal nadelen. Als men een fenomeen doorheen de tijd
bekijkt, lijkt het alsof de huidige stand van zaken het eindproduct is in een
evolutie. Dit is een teleologische houding. Zo’n benadering moet dus vermeden
worden. Ondanks de methodologische bezwaren zal ik in het begin van mijn thesis
deze werkwijze hanteren. De uiteindelijke bedoeling is het UDPS van vandaag
begrijpen. Maar eerst zal ik de oorsprong van het UDPS proberen bloot te leggen.
(Helmut Gaus, Staatstheorie, p. 3)
Voor ik begin met de geschiedenis van het UDPS, zal ik eerst een theoretisch
kader geven. Alleen zo kunnen we de termen, die ik later zal gebruiken, beter
begrijpen. Deze fase is die van de conceptualisering. De bedoeling is
uiteindelijk niet alleen om de geschiedenis van een Congolese politieke partij
te kennen. We moeten trachten te begrijpen hoe deze partij zich kan handhaven in
het Afrikaanse politieke systeem. Heeft het Afrikaanse politieke systeem
bepaalde specifieke kenmerken? In hoeverre is het Afrikaanse Politieke systeem
verschillend van ons Belgische/West Europese politieke systeem. Hoe past het
UDPS zich hieraan aan?
Verschillende politologen hebben reeds een theoretisch kader
opgebouwd om Afrikaanse en Congolese politiek te begrijpen. Ik zal daarom in
mijn thesis de analyses gebruiken van o.a. Crawford Young, Chris Allen,
Theobald, Koen Vlassenroot…
Dit academiejaar studeerde ik het tweede semester aan de Universiteit van Leeds
(Engeland). Ik volgde drie cursussen in Leeds. Eén daarvan heeft mij en de
opbouw van deze thesis sterk beïnvloed. Het gaat om de cursus Political
Corruption, gegeven door professor Morris Szeftel. Dat vak ging over het
voorkomen van corruptie in Westerse landen en in Ontwikkelingslanden. We
bestudeerden wat voor invloed corruptie had en heeft op de politieke systemen in
kwestie. Cliëntelisme is een centraal concept in de studie van politieke
corruptie. Dit vak heeft me ook geleerd dat cliëntelisme een centraal concept is
in Afrikaanse Politiek. Daarom heeft cliëntelisme zo'n centrale plaats ingenomen
in mijn thesis. Veel politieke problemen in Afrika in het algemeen en in Congo
in het bijzonder, hebben iets te maken met dat cliëntelisme.
Het UDPS is altijd al een
buitenbeentje geweest in de Congolese politiek. De ongewapende strijd die het nu
al bijna 25 jaar voert, geeft het UDPS een gezaghebbende stem in de Congolese
politiek. We zullen zien hoe het UDPS deze strijd gevoerd heeft. Eerst tegen de
dictator Mobutu en dan tegen Kabila I en II. Maar meer dan een strijd tegen de
dictatuur in Congo, moest het UDPS opboksen tegen een politiek systeem. Een
politiek systeem gekenmerkt door patrimonialisme, corruptie en geweld.
Het is een politiek systeem waarin de wapens spreken. Voor een pacifistische
partij als het UDPS was er geen plaats. Toch bleef het UDPS koppig verder
strijden, om een plaatsje te vinden in dit politieke systeem.
De huidige verkiezingen, die een eind moeten maken aan jaren van conflict,
worden geboycot door het UDPS. Ondanks alle buitenlandse en binnenlandse druk,
weigert het UDPS mee te stappen in een oplossing opgedrongen door de
internationale gemeenschap. Toch is het UDPS vandaag een belangrijke actor
gebleven in de Congolese politiek. Voordat iedereen moord en brand begint te
roepen over dit boycot, verdient het misschien de moeite om de argumenten van
het UDPS onder de loep te nemen. Want als we een Afrikaanse oplossing willen
nastreven in Congo, zal het UDPS zeker een deel van die oplossing uitmaken.
HOOFDSTUK 1: Het UDPS binnen het Afrikaans politiek systeem
De moderne Congolese politiek werd
veel te vroeg geboren in 1960. De dekolonisatie gebeurde gewelddadig en werd
slecht voorbereid door de Belgische overheid en de Belgische Koloniale
Administratie. Hierdoor verkeerden de Congolese politieke partijen in een
premature toestand op het moment dat het bestuur van het land aan hen werd
overgedragen. Ook het UDPS werd door deze achtergrond gekenmerkt. In dit
hoofdstuk willen we het UDPS eerst kaderen in een bredere Afrikaanse context.
CRAWFORD YOUNG: GELIJKENISSEN MET 1960
De bekende Amerikaanse Congospecialist Crawford Young (1963) somde in 1963 een aantal kenmerken van de Congolese politiek op. Sommige van die kenmerken zijn tragisch en bevreemdend genoeg, meer dan veertig later, nog altijd actueel.
De Congolese politieke partijen worden net voor en na de onafhankelijkheid gekenmerkt door het ontbreken van politieke ervaring. Ze hebben geen politieke voorgeschiedenis. De politici in Congo werd geen leerproces gegund. Ze zijn op een onvolwassen manier beginnen aan politiek doen. De ontnuchtering over wat haalbaar was, is snel gekomen. Dat heeft de bevolking heel wantrouwig gemaakt tegenover politici. Het startsignaal van de moderne partij politiek weerklonk in december 1957. Toen werden lokale verkiezingen georganiseerd in de toenmalige hoofdstad Leopoldstad, nu Kinshasa. De volledige onafhankelijkheid kwam amper enkele jaren later. Westerse politieke partijen hebben een rijker verleden, en eigenlijk 200 jaar meer ervaring.
De politieke partijen waren in de jaren ’50 en ’60 eigenlijk etnische organisaties. Dat vloeide voort uit het koloniale verleden. Politiek beoefenen werd door de koloniale overheid niet aangemoedigd tenzij het etnisch georganiseerd was. België gebruikte zoals andere koloniale mogendheden de verdeel-en-heersstrategie. De Congolese bevolking werd zo al van in het koloniale tijdperk langs etnische breuklijnen verdeeld. We zullen zien dat het UDPS daarentegen spreekt als een nationale partij en precies zal trachten die etnische breuklijnen te overbruggen. Vandaag speelt etniciteit opnieuw een belangrijke rol in de Congolese politiek.
Er waren heel veel politieke bewegingen, partijen, groeperingen actief in Congo. Hierdoor zal geen enkele partij er in slagen een belangrijk deel van de Congolese bevolking te mobiliseren. Ook dat is vandaag een veelgenoemd probleem. Deze politiek versplintering leidt ook onvermijdelijk tot grote coalitieregeringen. Die hebben klassieke nadelen: moeilijk regeren en een zwakker bestuur. Met zovele politieke partijen is de competiviteit tussen de verschillende partijen moordend.
Het vierde kenmerk is ook schrijnend actueel. Na het openen van de administraties en de verschillende regionale besturen voor Congolezen kwamen er 10 000 vacatures vrij. Iedereen die ook maar enigszins geschoold was, kreeg een postje. In de politieke partijen kon iedereen tevreden gesteld worden. Dit leidde tot immobilisme. Niemand was geneigd om over te gaan tot verkiezingen. Er valt immers alleen maar te verliezen. Ook vandaag zitten we in zo’n situatie. In de huidige transitieregering is bijna elke gewapende actor tevreden gesteld. Men is niet geneigd over te gaan tot verkiezingen omdat men alleen maar zijn privileges kan verliezen. (Crawford Young, Congo Political Parties Revisited, p. 77 - 80)
CHRIS ALLEN: EEN HISTORISCHE VERKLARING
Een actuele analyse van de Afrikaanse politiek geeft Chris Allen (1995) in zijn
essay “Understanding African Politics”. In dit artikel ontwerpt Allen zijn
“methodiek van de Afrikaanse politieke wetenschappen”. Volgens hem kan er wel
degelijk gesproken worden van één Afrikaanse politiek systeem. Als maar op de
juiste manier veralgemeend wordt. Afrika verdelen in verschillende categorieën
of verschillende politieke systemen is, volgens hem, niet zo belangrijk.
Er kan
veralgemeend worden als we de politieke geschiedenis van het Afrikaanse
continent bestuderen.
Ook dat kan ons helpen om het UDPS te situeren in zijn politieke context.
”I shall try to overcome the weakness of Chazan's
attempt to identify 'many Africas' by basing my categories on a comparison not
of events within individual state histories nor of the political forms that
feature in them, but of the sequences of events and forms that make them up. I
argue that there are a necessarily limited number of different sequences, which
are linked together to form a small number of basic histories, all of which
stern from one of two starting points, and into which (almost) all of the actual
histories of individual state will fall.”
(Chris Allen, Understanding African Politics, p. 303)
Allens artikel is inderdaad een reactie op Chazans interpretatie van
politiek in Afrika. Chazan behoort tot een groep politologen die de Afrikaanse
politieke systemen als te verschillend beschouwen om zomaar een algemene analyse
van dé Afrikaanse politiek te kunnen maken. Afrika is, volgens Chazan, zo’n
uitgestrekt en gevarieerd continent dat veralgemenen een zinloze ondermening is.
Wat is dan de taak van een politieke wetenschapper in Afrika? Moet hij zich
beperken tot de studie van afzonderlijke statensystemen en politieke culturen?
Een politoloog die een breder beeld wil scheppen van Afrika moet zich, volgens
deze benadering, inderdaad beperken tot het onderverdelen van landen (of in het
beste geval regio’s) in verschillende categorieën.
Een ander uiterste in de benadering is Afrika bekijken als een universeel en
inheems politiek systeem. Afrika kan ook begrepen worden als "een systeem van
éénmansbestuur" (Jackson & Rosberg, 1982; Sandbrook, 1985), "een vroeg-modern
politiek systeem" (Callaghy, 1984), "politiek vanuit de buik" (Bayart, 1989),
"een systeem van etniciteit" (Ingram, 1990) of "een systeem van chaos" (Kaplan).
(Chris Allen, Understanding African Politics, 1995, p. 302)
Deze theorieën sluiten aan bij de modernisatietheorie. Deze stelt dat de sleutel
tot de ontwikkeling ligt in het moderniseren van sociaal-economische en
politieke structuren. Het ideaal is de “legaal rationele staat” naar Westers
model, zoals geformuleerd door Weber. De Afrikaanse staten zijn met andere
woorden gewoon een vroege fase in de ontwikkeling naar Webers “legal rational
state”. Allen zet zich af tegen deze benadering. Omdat deze theorieën volgens
hem de toetsing met de realiteit niet doorstaan. En omdat de overgang van een premodern naar modern systeem meestal niet zo soepel verliep.
Congo is een voorbeeld van zo'n geweldadige overgangfase.
"What each of these authors does, is to identify
structures and processes common to many – but not all African states, and then
to write as if that exhausted all possibilities. Thus Senegal, Zaire, Cameroon
or Somalia become exemplars of African politics and African political systems in
general."
(Chris Allen, Understanding
African Politics, p. 302)
Allens analyse is relevant. Dankzij Chris Allen kunnen we de Congolese
politiek in zijn Afrikaanse context plaatsen. Congo maakt inderdaad deel uit van
de Afrikaanse geschiedenis. Een opvolging van gebeurtenissen die elk Afrikaans
land heeft meegemaakt en beïnvloed. De vraag is nu in welke mate dit echter de
Congolese politiek heeft beïnvloed.
Volgens Allen hebben Afrikaanse staten één ding gemeenschappelijk en dat is hun
voorgeschiedenis. Sommige gebeurtenissen hebben alle Afrikaanse landen
beïnvloed, zij het niet op dezelfde manier. Eén van die gebeurtenissen is de
kolonisatie. Volgens Allen is de kolonisatieperiode hét uitgangspunt om het
ontstaan van een politiek systeem in Afrika te verklaren. Wat Afrikaanse landen
nog gemeenschappelijk hebben is de dékolonisatie. Allen komt tot een
soortgelijke conclusie als Crawford Young (1985). Ook Allen ziet de
dekolonisering als een periode van fundamenteel belang in de ontwikkeling van
politieke systemen in Afrika.
(Crawford Young, Thomas Turner, The rise and decline of the Zairian state, p.
25-27)
De manier waarop de dekolonisering
georganiseerd werd, heeft de toekomst van veel Afrikaanse landen gehypothekeerd.
Aanvankelijk wilde België bijvoorbeeld een langzaam stappenplan volgen naar de
onafhankelijkheid van Congo. Geleidelijk zou in Congo een Afrikaanse elite
opgeleid worden. In 1950 had de Belgische Koloniale administratie eindelijk de
fatale fout begrepen die ze gemaakt had in de voorgaande jaren. Congolezen
waren tot dan uit het hoger onderwijs geweerd, zodat er rond 1950 zo goed als
geen hoger opgeleide Congolezen waren, in staat om een land te besturen. Om de
fout goed te maken, waren de tien jaren tot 1960 te kort.
Vanaf de jaren veertig kenden alle Afrikaanse staten ook de opgang van populair
nationalistische bewegingen. Die nationalistische beweging zou de Belgen van
strategie doen veranderen.
"While the different territories varied greatly in level of urbanisation, the
extent of labour migration, the size of the educated elite or of wage
employment, etc, the basic constituents of their social structures were similar,
as were the political histories that began in the 1940s with the development of
mass nationalism, especially in areas with relatively large towns and an
organised workforce."
(Chris Allen; Understanding
African politics, p. 303)
Door de opkomst van de nationalistische bewegingen, moest de dekolonisering
plots veel sneller gaan. Er was geen sprake meer van geleidelijke dekolonisering
of een stappenplan naar onafhankelijkheid. De dekolonisatie gebeurde opzettelijk
te snel om het radicale nationalistische partijen moeilijk te maken.
Groeperingen die de Westerse kolonisatoren vriendelijker gezind waren, hadden
het na de dekolonisatie gemakkelijker. De radicale nationalistische groeperingen
die hiermee geconfronteerd werden, vielen terug op minder eerbare methoden. Zij
begonnen met het cliëntelisme
en het steunen van lokale politici en/of stamhoofden.
"Faced, however with the activity of the radical
nationalists in West Africa in the late 1940 (and later most of East-Central
Africa), they [Britain, France, Belgium] responded by suppressing the radicals,
though not always their leaders, and offering rapid decolonisation to the
conservative wing. Decolonisation was now to occur in a matter of years not
decades, and to be achieved through a series of elections with mass, but not at
first universal, suffrage, allowing African governments to be formed with
successively more extensive powers. The elections were introduced with little
notice, sometimes only a few months, requiring nationalist organisations to
mobilize huge new electorates in a very short time. Those that succeeded had
combined two strategies for party building and creation of electoral support: a
reliance on individuals who already had considerable local followings, and the
use of clientelist (‘patronage’) politics to bind local notables to the party
and local voters to the candidates"(Chris Allen; Understanding African politics,
p. 304)
De opgang van het cliëntelisme in de Afrikaanse politiek
De
gehanteerde methoden van de nationalistische bewegingen waren cliëntelistisch.
Omdat die zo succesvol en lucratief waren.
Christopher Clapham (1982) definieert cliëntelisme als een “interactie tussen
ongelijken”. Iedereen kent zijn plaats in een cliëntelistisch netwerk. Het is
een hiërarchisch georganiseerde structuur waarin iedereen zijn eisen heeft maar
ook zijn bijdrage moet leveren. Maar allerbelangrijkst is: een cliëntelistisch
netwerk biedt zijn leden mogelijkheden die de staat niet meer kan bieden.
(Christopher Clapham, Private Patronage and Public Power, p. 4-5) De kiezers
wordt collectieve rijkdom beloofd (scholen, wegen, hospitalen enz.); de
plaatselijke kandidaten persoonlijke rijkdom (cash, land, opleiding voor de
kinderen enz.) (Chris Allen, Understanding African Politics, p. 304).
Elke politicus bouwt in de jaren na
de dekolonisering een cliëntelistisch netwerk onder zich. De mensen zijn
afhankelijk van hem, de politicus heeft hun stemmen nodig. De middelen om te
verdelen onder de cliënten, worden gehaald uit de staatskas.
Een hele generatie cliëntelistische politici is geboren.
"Thus the introduction of clientelist politics in the early 1950s as a device
for dealing effectively with the imposed decolonisation strategies of Britain,
France and Belgium lead over the next decade and half to the phenomenon known at
the time as "political
decay":
the rapid growth of politicised communalism, political conflict and violence,
abuse of political and human rights, and corruption. More importantly it created
its own political crisis, "a crisis of clientelism"."(Chris
Allen, Understanding African politics,; p. 305)
Cliëntelisme is sinds de dekolonisering een belangrijk concept in politiek
Afrika.
Cliëntelisme leidt tot zogeheten bad governance. Enkel een
aantal geprivilegieerden is beter af. Doordat publieke middelen worden
voorbehouden voor het cliëntelistisch netwerk, wordt met het algemeen welzijn
geen rekening gehouden. Politici zijn bezeten om aan de macht te komen en
zichzelf te verrijken. Begrijpelijk als controle over de staatskas de enige
mogelijkheid is om aan middelen te komen.
Opnieuw is de kolonisatie de oorzaak van dat cliëntelisme. De meeste Afrikaanse
landen kwamen onderontwikkeld uit de kolonisatieperiode. De Afrikaanse economie
was enkel gericht op grondstoffenvoorziening voor de kolonisator. Volgens
Theobald (1990) is onderontwikkeling een
belangrijke verklaring voor de ontwikkeling van cliëntelisme. Economische
onderontwikkeling stond economische vooruitgang en welvaart in de weg. Is het
verwonderlijk dat de politici de staat zien als een gigantische vetpot, en enige
kans op een betere toekomst?
Er was geen vermogende ondernemersklasse bij de onafhankelijkheid van vele Afrikaanse staten. In Europa was het deze klasse die een belangrijke rol speelde in de strijd tegen de staat en voor meer vrijheden. In Afrika ontstaat er een bureaucratische bourgeoisie die afhankelijk is van de staat om in haar welvaart te voorzien. (Theobald, Corruption, Development and Underdevelopment, p.95) Een verpauperde bevolking zal in een verpauperde staat eerst en vooral de "eigen" politicus aanspreken. Als de staat niet kan voorzien in een aantal basisvoorzieningen keert zijn bevolking de staat de rug toe. Het cliëntelistisch netwerk vult dit vacuüm op.
Cliëntelisme oorzaak van chaos en geweld
De staat is de enige bron van middelen. Daarom zijn politici zo
wanhopig naar macht over die staat. Zo wanhopig dat sommige politici bereid zijn
om etnische verschillen uit te buiten om de macht terug te grijpen. Cliëntelisme
is een vruchtbare voedingsbodem voor corruptie, etnische conflicten, politiek
beslecht door geweld en schending van de mensenrechten. Afrika zal er nooit
helemaal van verlost geraken, en clientelisme vormt spijtig genoeg de rode draad
doorheen zijn geschiedenis.
"Those who failed to gain power at national or local level tried to avoid
permanent exclusion by exploiting communal divisions. Ruling parties and
successful MP’s did (and would) not attempt to recruit the support of all their
constituents or every area of the country, and opposition groupings thus turned
to the excluded or disfavoured candidates, families, ethnic groups, churches or
Islamic organisations, areas, etc. Long-standing local (and subsequently
national) divisions became politicised, while party conflicts became redrawn and
reconstructed as communal conflicts."
(Chris Allen; Understanding African politics, p. 304)
Na de dekolonisatie komen ook in Congo de etnische breuklijnen naar
boven.
Tshombe richtte de CONAKAT (Confédération des Associations Tribales du Katanga)
op.
Hij had de steun van de Bayeke en de Balunda. De Baluba richtten hun partij op,
BALUBAKAT. (Zinzen Walter, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p 11-12) Op 11 juli
1960 riep Tshombe de onafhankelijkheid van Katanga uit. Ook Congo was het toneel
van etnische conflicten en zelfs afscheiding geworden.
Reactie op de 'clientelist crisis'
Dat is wat er gebeurde na de
dekolonisatie. Afrika werd geteisterd door geweld en chaos. Allen (1995) noemt
dit de "Clientelist Crisis". Er volgt een reactie. In de vorm van een
regimewisseling door militair ingrijpen. In sommige landen gebeurt de
regimewisseling vreedzaam. De bedoeling is hetzelfde: een stabiel, autoritair
systeem creëren. Dit systeem moet de etnische conflicten en chaos die volgde uit
de clientelistische crisis, het hoofd bieden. Zo ook in Congo. Jarenlang
legitimeerde Mobutu zijn regime als de enige manier om een einde te maken aan
etnische stammentwisten, chaos en geweld. Want een krachtdadig regime was het
wel. Mobutu troepen traden ongemeen hard op in de eerste en tweede Shaba oorlog
(weliswaar met hulp van buitenaf), tegen de studentenprotesten in 69. Op dat
moment zat er de schrik voor het leger goed in bij de Zaïrezen. Die demonstratie
van geweld verklaart waarschijnlijk de terughoudendheid bij veel groepen om het
regime op een gewelddadige manier uit te dagen, zelfs in de neergaande periode.
(Crawford Young, Reflections on the state decline and societal change in Zaire,
p. 2) Misschien is het daarom dat Mobutu pas 32 jaar later wordt omvergeworpen.
Allen somt op wat die autoritaire regimes typeert.
1) Aan de cliëntelistische netwerken wordt niet geraakt. De hele partijstructuur
hangt er immers van af. Men wil enkel iets doen aan de controle van dit
cliëntelisme.
2) Een sterk centraal gezag, dat gestalte wordt gegeven door een president met
uitgebreide bevoegdheden. Van deze president wordt verwacht dat hij als het ware
boven de partijpolitiek staat. Met genoeg middelen om het cliëntelistische
spelletje te kunnen meespelen en te manipuleren.
3) De creatie van een éénpartijstaat met de partij als belangrijkste
cliëntelistische verdeler van goederen. In Congo werd dat de MPR van Mobutu.
4) Deze regimes betekenden het einde van andere institutionele organen,
politieke partijen, parlementen, vakbonden, verkiezingen.
Deze hervormingen waren doeltreffend in die zin dat ze zorgden voor een zekere
mate van stabiliteit tot in de jaren 80. Democratie werd echter voor enkele
decennia in de koelkast gelegd. (Chris Allen, Understanding African Politics, p.
305-307)
Spoils politics of “Plunderpolitiek”
Allen (1995) maakt echter gewag van een enkele uitzondering, Zaïre. In Zaïre
heeft Mobutu immers het pad van hervormingen al in 1974 verlaten. Politiek wordt
vanaf dan gekenmerkt door wat Allen 'spoils politics’ (of plunderpolitiek)
noemt. Tot grote verrassing van iedereen boerde het Mobutu-regime helemaal niet
slecht in haar aanvangsjaren. Maar het Mobutu-tijdperk bestaat uit twee luiken:
de opgang en de neergang. Crawford Young (1985) erkent dat het "nieuwe regime"
van Mobutu succesvol was in de periode 1966-1974. Crawford Young typeert dit
regime als een autoritaire gecentraliseerde staat naar koloniaal model.
(Crawford Young, Reflections On The State Decline and Societal Change in Zaire, p. 2) Zolang de inkomsten uit koper binnenkwamen was er niks aan de hand. Mobutu
kon de dure cliëntelistische verdeel-en-heerspolitiek gemakkelijk meespelen. In
het midden van de jaren zeventig vielen die inkomsten echter weg, en stak de
"clientelist crisis" weer de kop op. Mobutu was niet meer bij machte om de
"clientelist crisis" te beheren.
"For what in retrospect proved but a fleeting moment (roughly, 1966-74), this project appeared to succeed. But a tidal wave of misfortune in the middle of the 1970s overwhelmed the regime: the copper price break, the rapid accumulation of a crushing debt burden for an ill-considered array of grandiose projecst, the fiasco of the zairianization, the costly gambit of losing involvement in the Angolan struggle in an unseemly alliance with South Africa and the United States. Since that time, time decline has been the predominant pattern." (Crawford Young, Reflections on The State Decline and Societal Change in Zaire, 1985, p2)
Allen heeft dit ook opgemerkt. De
onopgeloste "clientelist crisis" is de aanleiding voor een nieuw politiek
systeem. Cliëntelisme wordt nu tot in het uiterste doorgedreven. Het wordt een
systeem van zelfvernietiging: "spoils politics" of plunderpolitiek. Allen somt
daarvan opnieuw een aantal kenmerken op. (Chris
Allen; Understanding African politic, p. 304)
1) ‘Winner takes all’:
politieke strijd is ongemeen bitsig. Het is niet de bedoeling de bronnen van de
macht op een evenwichtige manier te verdelen. De winnaar eigent zich alles toe
en deelt geen cadeaus uit. De andere partij weet dit. De macht verliezen is dus
een dubbel zo harde nederlaag. Theobald (1990) noemt dit politiek als een
'zero-sum game'. De verschillen tussen de verschillende etnieën, tussen rijk en
arm zijn zo groot dat er geen consensus mogelijk is. Politiek wordt keihard
gespeeld. Men streeft niet alleen naar de macht maar ook naar de vernietiging
van tegenstanders.
"An atmosphere of acute distrust prevails; politics becomes a ruthless zero sum
contest in which contending parties strive not simply to stay on top but to
eliminate their opponents altogether. The political style is therefore,
conspirational: characterised by constant manoeuvring, the making and breaking
of alliances, carpet crossing, character assassination and sometimes physical
assassination."
(Theobald, Corruption, Development and
Underdevelopment, p.93)
Dit lijkt een waarheidsgetrouwe beschrijving van het "hof" van Mobutu, van wie
geweten is dat hij over lijken ging. Het zou ons te ver leiden om alle
complotten door en tegen Mobutu nu uit de doeken te doen. De bekendste
afrekeningen die Mobutu heeft laten uitvoeren zijn ongetwijfeld de moorden op
Lumumba en Moïse Tshombe.
Dat ‘winner takes all’ principe leidt ook tot een groeiend factionalisme binnen
partijen, iedereen wil immers een deel van de koek. Dat gegeven is interessanter
voor ons onderwerp, want we zien dat ook het UDPS geteisterd wordt door
factionalisme.
2) ‘Corruption/Looting of the economy’:
Het gebruiken van publieke middelen voor eigen gebruik is een bekend
verschijnsel in de Afrikaanse politiek. Theobald (1990) noemt dit
patrimonealisme. Hij probeert te verklaren waarom patrimonealisme meer voorkomt
in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden kennen een overontwikkeld (wat niet
wil zeggen goed een georganiseerd) staatsapparaat. En in landen met een overheid
met veel middelen is er nu eenmaal meer kans op patrimonealisme, aldus Theobald.
Maar dit is niet de enige factor die bepalend is, het Afrikaanse politieke
landschap speelt ook een
rol. Theobald heeft het over drie eigenschappen van de Afrikaanse politiek die
patrimonealisme mogelijk maken. Ten eerste, de aard van politiek bedrijven,
politiek als zero sum game (eerder vermeld). In zo'n onveilige omgeving heeft
een politicus een netwerk nodig om op terug te vallen. En het netwerk heeft hem
nodig, maar verwacht tegelijkertijd wederdiensten. Ten tweede de afwezigheid van
een bemiddelde ondernemersklasse. De zwakke economieën in de onderontwikkelde
staten reproduceerden geen onafhankelijke economische elite. In plaats daarvan
probeert men geld uit de staat te halen. Er ontstaat een niet-ondernemende
bureaucratische klasse. De derde reden die Theobald aanhaalt,
is een vingerwijzing naar Westerse bedrijven die de middelen ter beschikking
stelden van corrupte regimes. En zo hun levensduur verlengden. (Robin Theobald,
Corruption, Development and Underdevelopment, p. 93-94)
3) 'Economische crisis':
Crawford Young (1995) formuleert drie factoren die de Zaïrese economie
ondermijnd hebben. Eerst en vooral, de koper productie die volledig is
teruggevallen. Gécamines, het grootste Zaïrese mijnbedrijf, was decennialang de
motor van de economie. Maar door wanbeheer is het bedrijf nu nog maar een schim
van wat het ooit geweest is. In 1985 produceerde het 471 000 ton koper in 1995
nog maar 35 000 ton. Een tweede factor die de ontwikkeling van de economie bijna
onmogelijk maakte, was de stijgende staatsschuld. Van 3 miljard dollar in 1975,
tot 12.3 miljard dollar in 1995. Een derde factor was de zwakke munteenheid, en
een inflatie die steeg tot bijna belachelijke hoogte. Dit is zeer slecht voor
een goed ondernemersklimaat. (Crawford Young, Reflections on State Decline and
Societal Change in Zaire, 1995) Vandaag is de economische impasse in Congo
compleet.
4) 'Lack of Political Mediation':
Allen bedoelt dat er een gebrek aan overleg is tussen de staat en bepaalde
groepen ontevredenen in de samenleving. Dit is eigen aan een ondemocratisch
staatsbestel. Ook Mobutus regime liet geen overleg toe. Toch kon hij op één of
andere manier bepaalde signalen uit de samenleving opvangen. Soms reageerde hij
daar op, wat misschien mede de lange levensduur van zijn regime verklaart.
De geschiedenis van de Nationale Soevereine Conferentie van 1991 bewijst hoe ver
de consensus te zoeken is in de Congolese politiek. Zelfs terwijl rond hen het
land instort kunnen de politici in deze conferentie niet tot een akkoord bewogen
worden. Dit gebrek aan overleg zorgde voor een politieke impasse. Die politieke
impasse verklaarde op zijn beurt het onstabiele klimaat dat heerste in Zaïre
tijdens de transitieperiode.
5) 'Repression and Violence':
Repressie is één van de belangrijkste kenmerken van Mobutu's regime. De
vervolging van de UDPS militanten in de jaren 80 getuigt hiervan. (zie infra)
Mobutu had een goed uitgebouwd repressie apparaat te zijner beschikking. Het
UDPS had, zeker in haar beginjaren, steeds af te rekenen met dit
repressieapparaat. De geheime politie was overal, klaar om in te grijpen.
6) 'Communalism':
Etniciteit is het middel van mobilisatie bij uitstek geworden. Etniciteit wordt
hoe langer hoe belangrijker in de Congolese politiek. Men moet etniciteit hier
opvatten als een modern gegeven, niet als een primitief overblijfsel uit het
prekoloniale verleden van Congo. Etniciteit is immers een antwoord op moderne
ontwikkelingen. Etniciteit hangt duidelijk samen met cliëntelisme, ons centrale
concept. Mensen trachten de mislukte staat waarin ze leven, te vervangen door
iets anders. Ze grijpen terug naar hun etnie, want die kan hen de veiligheid en
de middelen bieden die de staat hen niet meer kan geven. (Bruce Berman, Dickson
Eyoh & Will Kymlicka, Etnicity & democracy in historical & comparative
perspective, p. 3-10)
Er zijn veel theorieën geschreven over etniciteit. De Congolezen beseffen dat
dit niet de manier is om tot een betere ontwikkeling te komen. De belangrijkste
politieke partijen van de huidige overgangsperiode zoals de MLC van
vice-president Jean-Pierre Bemba en de RCD vallen terug op hun lokale
uitvalsbasis, respectievelijk in de Evenaarsprovincie en de Kivu. Hoewel het
UDPS steeds geageerd heeft tegen wat ze zelf noemde 'tribalisme', valt ook die
partij nu terug op de lokale uitvalsbasis in de Kasaï. Hoewel de uitvalsbasis
van het UDPS in Kasaï ligt, heeft het UDPS steeds getracht dit te overstijgen,
door bijvoorbeeld mensen uit andere provincies in het bestuur te betrekken.
7)
'Endemic instability & erosion of authority':
Congo is al lange tijd een onrustig land. Zelfs Mobutu's regime was ondanks zijn
uitgebreid repressieapparaat in se een instabiel regime. De muiterij en
plundering van Kinshasa en andere steden in september 1991 illustreren dit.
Maandenlang was het land onbestuurbaar. Axel Buyse (1994) schrijft dat de
Congolese bevolking in een soort shocktoestand was op dat moment. De
uitzichtloze armoede dreef een kampement soldaten in Ndjili tot de plundering
van Kinshasa. Deze chaos sloeg over naar andere militaire kampen overal in het
land. De chaos stak zelfs de bevolking aan, die ook begon te plunderen. De
gebeurtenissen van september 1991 lieten een verwoest land achter. (Axel Buyse,
Democratie voor Zaïre, p. 27-28)
Deze jarenlange instabiliteit zorgde ervoor dat de Democratische Republiek Congo
vandaag tweede staat in de Global Index of Failed
States. De index, opgesteld door het Amerikaanse tijdschrift
Foreign Policy, heeft voor het opstellen van
deze index verschillende variabelen uitgewerkt. Demografische druk,
vluchtelingenproblematiek, menselijk leed, economische crisis, legitimiteit van
de staat, mensenrechten, veiligheid, factionalisme en buitenlandse interventie
zijn de concepten die onderzocht werden. Op elk concept scoort Congo zeer slecht
(dus zeer hoog). Het tijdschrift besluit dat Congo een mislukte staat is
geworden. Congo is als mislukte staat een gevaar voor andere landen en zijn
eigen bevolking geworden. Congo is een onbestuurbaar land geworden.
(gelezen op
http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=3100 op 2 juli
2006)
Crawford Young (1995) koppelt een aantal gevolgen aan deze corruptie op grote schaal. Het is niet alleen een belangrijke verklarende factor in de economische crisis die Congo zal treffen vanaf het midden van de jaren 70. Het leidt ook tot ‘the decay of the public realm’. De staat baadt in een sfeer van corruptie. Dat tast de competentie, de geloofwaardigheid van al haar ambtenaren aan. De staat heeft het moeilijker en moeilijker om middelen te mobiliseren voor noodzakelijke infrastructuurwerken en voor andere overheidsaangelegenheden. (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change in Zaire, p.2)
Waarom het aanslepen van spoils politics?
Allen zit duidelijk verveeld met iets. Want hoe kan een politiek systeem als spoils politics tegelijk zo destructief zijn én het zo lang uithouden?
"Regime survival is potentially embarrassing for my model,..."
(Chris Allen, Understanding African politics,p. 309)
Met andere woorden, waarom bleef Mobutu, ondanks alle negatieve
kenmerken zopas opgesomd, 32 jaar aan de macht? Is dit eigen aan het systeem van
“plunderpolitiek”? Wat was de reactie vanuit de samenleving? Waarom schoten de
groepen die hierop wilden reageren tekort?
Allen formuleerde een aantal redenen die maakten dat Mobutu en andere spoils
politics systemen het zo lang uit hielden.
1) "Leadership skills":
Mobutu was volgens velen een charismatisch man, creatief en dynamisch. De manier
waarop hij beslissingen nam was direct en efficiënt. Hij was bij elke beslissing
betrokken. (Walter Zinzen, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p. 67) Hij werd
gesteund door een gigantische propagandamachine. Hij was een genie in het
verzinnen van mobiliserende termen, zoals zaïrizering, "retroussons les
manches", "servir oui, se servir non", "le mal zaïrois",... Deze kwaliteiten als
leider hebben zeker mee bepaald waarom hij het zo lang heeft uitgezongen.
2) "Windfall gains"(meevallende
winsten):
Het belangrijkste wapen in de handen van Mobutu was zijn gigantische fortuin. Op
die manier kon hij bepaalde elites aan zich binden en de oppositie verdelen.
Zijn geld werd gebruikt om zijn cliëntelistische netwerk te onderhouden. Zo kon
hij de Nationale Soevereine Conferentie in zijn macht houden door 'partis
alimentaires' in het leven te roepen. Deze partijen zaten in de oppositie maar
steunden eigenlijk Mobutu. Voor het saboteren van de parlementaire dialoog werden ze rijkelijk beloond.
3) "External support":
De Belgische regering was lange tijd vrij onvoorwaardelijk in haar steun aan
Mobutu. Vooral de Belgische premier Wilfried Martens en zijn Buitenlandminister
Leo Tindemans steunden hem door dik en dun. In de jaren 90 werd Mobutu echter
een 'persona non grata' voor de Belgische diplomatie. Vandaag steunt België vrij
actief het transitieregime. De Belgische diplomatie hoopt dat president Kabila
de verkiezingen zal winnen. (gesprek met Jozef Smets, Belgische diplomatie, 5
juli 2006)
4) "Technical sophistication in repression":
Walter Zinzen (1995) laat zijn licht schijnen op de veiligheidsdienst van
Mobutu. Of beter gezegd, veiligheidsdiensten.
De veiligheidsdiensten van het leger zijn FIS
(Force d'Intervention Spéciale) en FAS (Force d'action Spéciale). Het verschil tussen de twee lijkt onduidelijk. De
burgerlijk veiligheidsdiensten zijn SNIP
(Service Nationale d'Intelligence et de Protection) en
ANIP (Agence Nationale d'Intelligence
Spéciale). Voor de ordehandhaving is er de
Gendarmerie, met verkeersafdeling en de
Garde Civile, zonder verkeersafdeling. En dan is er nog de
DSP (Division Spéciale Présidentielle), de
persoonlijke lijfwacht van de president. De DSP telde naar schatting zeven à
vijftienduizend goed getrainde Mobutu getrouwen. En dan is er ook nog de
SARM (Service d'Action et de
Renseignerments Militaire), een soort Politieke Politie naar Roemeens model.
(Walter Zinzen, Mobutu van Mirakel tot Malaise, p. 90-91)
Het valt op dat bijna elke veiligheidsdienst (behalve het DSP) een dubbelganger
heeft. Volgens Walter Zinzen wil Mobutu de veiligheidsdiensten op die manier
hopeloos verdelen zodat ze geen gevaar worden voor hem. Elke veiligheidsdienst
bespioneert de andere en Mobutu is de enige die op de hoogte is van alle
intriges. Een andere verklaring kan Theobalds (1990) verklaring van de
overontwikkelde staat in ontwikkelingslanden zijn. Zaïre had dus een uit de
kluiten gewassen veiligheidsdienst, en die heeft Mobutu mede zo lang aan de
macht gehouden.
Het einde van de ,,plunderpolitiek’’ of spoils politics
We mogen ons niet schuldig maken aan determinisme. Het is niet alleen door die
vier variabelen dat spoils politics in het algemeen en Mobutu in het bijzonder
zo lang stand hielden. Spoils politics is geen absoluut concept. Ook spoils
politics is onderhevig geweest aan veranderingen en hervormingen. Allen verdeelt
die hervormingen of reacties onder in drie categorieën. Er waren de
populistische revolte, de gecentraliseerde bureaucratische hervorming en
hervormingen die aan de gecentraliseerde bureaucratische hervorming verwant
waren.
Vooral die eerste twee zijn relevant voor het onderwerp van deze thesis.
Populistische revoltes ontstonden vanuit groeperingen die bestonden uit een
verarmde stedelijke onderklasse, radicale studenten, en georganiseerde
arbeiders, soms ook radicale ambtenaren. Ze reageerden op de zelfdestructieve
plunderpolitiek. Hoewel spoils politics een vrij lang leven beschoren was,
vervreemden hoe langer hoe meer mensen van het regime.
Op de lange duur ook mensen uit de elite. Chris Allen beschrijft dit als volgt:
"Part of the reason is that spoils politics
necessarily excludes not only mass participation but also increasingly large
sections of the elite, and some of the elite -- notably the professions -- may
come to share in popular judgements of the need for politicql transformation."
(Chris Allen, Understanding African Politics, p.310)
Hier ligt de oorsprong van het UDPS. De meeste van de dertien
stichtende leden hadden in de voorgaande jaren actief samengewerkt met het
regime. Eén van de Founding Fathers van de UDPS, Etienne Tshisekedi
bijvoorbeeld, heeft vanaf 1961 tot eind van de jaren zeventig steeds leidende
functies bekleed. Eerst in Lumumba's regering daarna in die van Mobutu. Op een
gegeven moment begint hij zich echter te roeren en valt hij uit de gratie van de
president.
Deze populistische beweging onderscheidde zich van andere groepen in die zin dat
ze een fundamentele verandering nastreefden van het politieke systeem. In plaats
daarvan plaatsten ze een andere, populistische manier van politiek bedrijven. Ze
zochten naar een authentieke, Afrikaanse oplossing. (Chris Allen, Understanding
African Politics, p311-312) Die gedachte was ook in het UDPS aanwezig. Dikonda,
de buitenlandse vertegenwoordiger van het UDPS in België, was een socioloog. Hij
had het vaak over 'traditioneel pluralisme'. In de Morgen van vrijdag 28 juni
1985 omschrijft Dikonda dat als volgt:
"Wij hebben een project voor een nieuwe samenleving, en daarin is
politiek pluralisme onmisbaar. Vooreerst is dat een traditionele wijze van
regeren in de oude Afrikaanse samenlevingen. Altijd waren er op zijn minst twee
groepen, twee wegen. De groep die regeert en de groep die hem verwacht op te
volgen -- en die groepen surveilleren elkaar onderling." (De Morgen, 28 juni
1985)
Het UDPS meent dus legitimiteit te vinden in een zogezegd authentieke Afrikaanse
oplossing. Al heeft de partij later haar opvattingen over democratie aangepast
en verbeterd.
Deze populistische revoltes leidden tot oprichting van een aantal populistische
regimes. Die populistische regimes transformeerden zichzelf al na korte tijd in
gecentraliseerde bureaucratische regimes (zoals in het geval van Ghana en
Uganda), of in factionalistische systemen (Burkina Faso) of in sommige gevallen
keerde de oude spoils politics terug (Liberia).
(Chris Allen; Understanding African politics, p. 310)
Hoewel de oorsprong van beiden
dezelfde is, verschilt het UDPS duidelijk van deze populistische revoltes. Het
UDPS heeft steeds geweldloos verzet gepredikt. Het eerste manifest "La Nouvelle
Société" is van de hand van Dikonda. De ondertoon is enthousiast en
onverzettelijk. Maar dit document blinkt vooral uit in gematigdheid. De
kernwoorden van het manifest zijn: geweldloosheid, tolerantie, pragmatisme en
democratie.
Pragmatisme wordt als volgt omschreven:
"L'UDPS, s'oppose au dogmatisme et par conséquent, à
la politique de "tout ou rien". Elle entend concilier les principes qui sont les
siens avec les données politiques objectives."
(La Nouvelle Société, UDPS, 1984)
Zoveel is duidelijk, hier zijn geen “echte” populisten aan het woord. En omdat ze nooit de macht gegrepen hebben, heeft Allen hen waarschijnlijk over het hoofd gezien.
Spoils politics voorbij: "mediated statehood"
Congo lijkt sinds 1990 in een
voortdurende transitieperiode te zijn terechtgekomen. Eerst was er de transitie
onder 'de hoede' van president Mobutu. Daarna die onder de hoede van de
internationale gemeenschap. De eerste transitie werd gegijzeld door president
Mobutu. Gauthier de Villers vatte deze transitie al samen als een volledige
mislukking. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 20-21) Ik kan me
niet aan de indruk ontdoen dat de eindeloze transitieperiode niet meer is dan
een nieuwe fase van spoils politics.
Tijdens Mobutu's regime konden we reeds zien dat de grenzen van het plunder
politiek bereikt waren. Crawford Young stelde reeds in 1995 een 'decay van
public realm' vast, vandaag kunnen we de ondergang van de Congolese staat
aankondigen (Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change,
p. 2-3). Hoewel Congo niet te vergelijken is met de Somalische situatie, hebben
de Congolese spoilers een andere manier gevonden om de Congolese staat te
bypassen.
Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers (2006) beschrijven nauwgezet de overgang
van 'spoils politics' naar 'mediated statehood':
"While state power initially was a vehicle to manipulate access to the distribution of resources, the destruction of the formal economy provoked a shift towards a decentralised patronage network and towards control over clandestine trade networks." (Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers, Nor Mobutu nor chaos why Congo's elections will not lead to democracy, p.2)
De staat is niet meer de vetpot die
het vroeger was, dus moeten 'spoilers' het geweer van schouder veranderen.
Lokale actoren beginnen de staat te beconcurreren. Dat de overheid niet meer in
staat is om zijn wil overal op te dringen, laat staan de veiligheid te
waarborgen, opent perspectieven voor de lokale machtshebbers. Lokale
clandestiene netwerken worden actief in het smokkelen van natuurlijke rijkdommen
en het heffen van tol. Zo ontstaat er meer en meer een parallelle
machtstructuur. De macht van de staat wordt uitgehold. De Congolese staat,
nochtans berucht om haar hardhandige optreden moet vandaag meerdere clandestiene
netwerken dulden, die de controle over grote delen van het grondgebied
overnemen.
Conflict zit in dit systeem ingebakken. Politieke veranderingen komen enkel door
de loop van een geweer. Dit is volgens Koen Vlassenroot en Timothy Raeymaekers
(2006) het grootste gevaar van 'mediated statehood'. Conflict is een bron van
inkomen voor de meeste milities. Deze milities hebben dan ook alle belang bij
dat Congo een conflictrijke omgeving blijft. Zolang er oorlog in Congo is,
blijven deze milities de sluiswachters en tolheffers. Het gevaar is dat de
Congolese politiek in een permanente staat van 'wartime politics' zou
terechtkomen.
(Koen Vlassenroot & Timothy Raeymaekers, Nor Mobutu nor chaos why Congo's
elections will not lead to democracy, p.3-4-5)
Het democratisch deficit van 'mediated statehood' is navenant.
Niet de representativiteit maar wel het aantal strijders die een militie kan op
de been kan roepen, is van belang. Voor een ongewapende politieke partij als het
UDPS is het moeilijk om hier tegen op te tornen. Het UDPS is nochtans niet
helemaal ongewapend. Ook het UDPS kan soms gewelddadig uit de hoek komen. Dat
lijkt de taak voor de jonge partij leden, de zogenaamde 'parlementaires debout',
soms ook wel politieke hooligans genoemd. De toekomst moet uitmaken of ook het
UDPS zich aangepast heeft aan dit nieuwe politieke systeem.
Deze omgeving is een
antidemocratische omgeving. Verkiezingen organiseren in een land waar gewapende
groepen de plak zwaaien is een hachelijke onderneming. De Verenigde Naties
helpen dan ook mee de rust te bewaren in Congo. De rebellen werden in een
transitieregering betrokken in de hoop dat ze de wapens zouden neerleggen en
zich zouden omvormen tot volwaardige politieke bewegingen.
Evolueert de Congolese politiek naar “machine politics”?
Dat deze redenering een te naïeve redenering is, leert ons James C
Scott. Congo lijkt nu in het beste geval af te stevenen op 'machine politics'.
Machine politics verwijst naar de maffia-achtige netwerken die ontstonden in
stedelijk Amerika, op het einde van de negentiende eeuw. In die chaotische
stedelijke omgeving vielen de inwijkelingen terug op hun vertrouwde netwerken.
Scott (1989) omschrijft deze machines als:
"Rather, it is a nonideological organization interested less in political
principle than in securing and holding office for its leaders and distributing
income to those who run it and work for it."
(J C Scott, Corruption, Machine Politics and Political Change, p.
276)
Scott omschrijft in wat voor omstandigheden die politieke “machines” de
kop op steken. Vooral als (1) de politieke leiders door verkiezingen aangewezen
worden, (2) er een systeem van algemeen enkelvoudig kiesrecht bestaat, en er (3)
uitermate hoge concurrentie tussen de verschillende partijen bestaat, vinden
deze politieke machines opgang. Ontwikkelingslanden zoals Congo bieden een
sociale context aan die een vruchtbare voedingsbodem is voor machine politics.
Vooral woelige periodes, zoals tijden van verkiezingen zijn het gevaarlijkst.
"When the social disorganization accompanying urbanization and economic change is particularly severe and of long duration, when it is compounded by deep cultural differences, and when competitive elections with a universal suffrage are introduced early, the pressures toward machine politics will be vastly greater than when demographic change is gradual and less severe…" (JS Scott, Corruption, Machine and Political Change, p. 279)
Als deze woorden bewaarheid worden,
staat Congo nog moeilijke tijden te wachten. De verkiezingen kunnen een nieuw
begin inluiden. Wil Congo evolueren naar een echt democratisch regime dan zal
met de concepten die ik hier heb uiteengezet rekening moeten gehouden worden.
Hopelijk kunnen de fouten die in het verleden gemaakt werden, vermeden worden.
Het UDPS verwijt de internationale gemeenschap precies dit: dat ze geen
allesomvattende analyse heeft gemaakt van het democratiseringsproces in Congo.
En dat ze geen oog heeft voor de gevoeligheden van de Congolese politiek.
Hoofdstuk twee: de geschiedenis van het UDPS
DEEL I: De clandestiene geschiedenis van de partij (1982-1990)
INLEIDING
1977: Joseph-Désiré Mobutu Sese Seko is al twaalf jaar aan de macht en
hij zal nog twintig jaar aan de macht blijven. We kunnen niet rond de figuur van
Mobutu. Hij heeft ondanks zichzelf een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan
van de oppositiepartij UDPS, de Unie voor Democratie en Sociale Vooruitgang.
Mobutu kwam via een coup aan de macht in 1965 en zou de 32 daaropvolgende jaren
Congo in een ijzeren greep houden. De Mobutu-era is uiteraard een belangrijke
periode in de recente geschiedenis van Congo. De invloed daarvan is nog niet
voorbij. Tot op vandaag hypothekeert Mobutu de kansen van Congo om zich te
ontwikkelen. Zaïre was 32 jaar een dictatuur. Toch was de Mobutu-era geen
monolithische periode. Op sommige momenten moest of wilde Mobutu zijn greep op
Congo verslappen. Dikwijls waren het schijnbewegingen, maar periodes van
ontdooiing zijn er wel degelijk geweest.
Jean-Claude Willame (1987) schreef de geschiedenis van het UDPS van 1978 tot
1987. Hij situeert de oorsprong van het UDPS in de schoot van het Mobutu-regime
zelf. De founding fathers waren inderdaad politiek actief in dat regime. Met
name in de eenheidspartij van toen: het MPR, Mouvement Populaire pour la
Révolution, van Mobutu. De eenheidspartij waar elke Zaïrese burger automatisch
lid van werd.
1978 is één van die zeldzame periodes van ontdooiing geweest. Mobutu is degene
die alles in gang gezet heeft. Jarenlang had hij Congo in een ijzeren greep.
Maar hij beseft dat hjij de greep op het gebeuren verliest. Het economische
mirakel uit het begin van zijn regime is immers voorbij. Er moet iets gebeuren.
Op 25 november 1977 geeft Mobutu een eigenaardige speech die de geschiedenis zal
ingaan als zijn "Discours sur le Mal Zairois",
oftewel zijn visie op wat hijzelf de Zaïrese ziekte noemt. In die speech hekelt
hij de corruptie in zijn land, zonder daarbij de verantwoordelijkheid van zijn
eenheidspartij MPR uit de weg te gaan. Hij gaat nog verder. Als één van de
oorzaken van de corruptie in zijn land, geeft hij ook het democratisch deficit
aan.
Mobutu begint met die speech een
Zaïrese “glasnost”. Nog voor die in de Sovjetunie moest uitgevonden worden. Maar
ze zal in Congo van korte duur zijn. Toch is het hek van de dam. Er komt een
golf van kritiek op het regime. Mobutu’s speech van 25 november 1977 is heel
belangrijk voor de ontstaansgeschiedenis van het UDPS. Mobutu zal hierna de
kritiek nooit helemaal onder controle krijgen. Tijdens deze “glasnost” van
Mobutu stelt hij drie politieke remedies voor. Mobutu pleit voor een operatie
schone handen in de administratie en de justitie. Hij pleit ook voor een
liberalisering en voor meer vrijheid van meningsuiting.
Maar het blijft niet bij woorden. Mobutu’s discours heeft belangrijke
consequenties. Het parlement wordt door een wet van
4 juni 1978 in ere hersteld. Dat parlement bestaat, naar goede
gewoonte in een éénpartijstaat, alleen uit leden van het MPR van Mobutu. Er
ontstaat echter een dynamiek in het parlement. De parlementsleden beginnen de
parlementaire controle serieus te nemen. Controle op de uitvoerende macht, op de
rechterlijke macht, en ook op de openbare instellingen. De parlementairen maken
gretig gebruik van de hefbomen die hen geboden worden: interpellaties,
schriftelijke vragen, mondelinge vragen, en zelfs onderzoekscommissies.
Het Congolese parlement begint zowaar op een Westers, democratisch werkend
parlement te lijken. Wat het parlement niet kan, is het de uitvoerende macht
naar huis sturen. Dat is net het tere punt in de zogezegde emancipatie van het
parlement. Een motie van wantrouwen is de machtigste die een parlement bezit,
maar dat kan nu net niet. Algauw maken de parlementairen kennis met de grenzen
van de bewegingsruimte die hun door Mobutu was gegeven. Mobutu weet door een
paar handige verschuivingen in de regering en door het opnemen van een aantal
oppositie figuren in zijn regering de rust in het parlement te herstellen. Toch
is deze kortstondige “Zaïrese glasnost” een belangrijke periode geweest. De kiem
van het latere UDPS ligt in dat parlement. Sommige parlementairen kunnen nu niet
meer zwijgen. Tshisekedi is één van hen. Tshisekedi zal in deze periode een
eerste maal in conflict komen met Mobutu.
BLOEDBAD OP DIAMANTDELVERS IN KASAI
In juli 1979 komt er de eerste serieuze aanvaring tussen Tshisekedi en Mobutu.
In Katekelay in Oost-Kasaï schieten soldaten op artisanale diamantdelvers.
Tshisekedi is van de streek. Hij schrijft op 23 juli 1979 samen met vier andere
parlementairen die ook afkomstig zijn uit Kasaï, een brief naar president. De
brief is rechtstreeks gericht aan de president, de toon is kritisch tot
beschuldigend. Tshisekedi klaagt de moordpartij aan, maar ook andere
wantoestanden. Het is misschien wel de eerste keer dat iemand zo formeel tegen
Mobutu durft ingaan.
Tshisekedi en de andere parlementairen worden door Mobutu op de beruchte
legerkazerne Camp Tschatshi in de hoofdstad Kinshasa ontboden. Mobutu is razend.
De president bedreigt de vier en dwingt hen een officieel bericht te
ondertekenen, waarin gewag wordt gemaakt van maar drie doden in plaats van 200.
Dat incident wordt het eerste grote openlijke conflict tussen Tshisekedi en
Mobutu. De vier parlementairen worden er nog maar eens aan herinnerd hoe
gevaarlijk het is oppositie te voeren in het Zaïre van Mobutu. Nochtans blijft
ondertussen de kritiek op het regime doorgaan in het weliswaar verzwakt
parlement.
Mobutu grijpt in. Hij schroeft de macht van het parlement volledig terug. In
februari 1980 is het parlementaire sprookje uit. Mobutu kondigt twee besluiten
af die hem opnieuw alle touwtjes in handen geven. Het eerste besluit gaat erover
dat Mobutu opnieuw zelf het politiek bureau van het MPR zal samenstellen. Vele
opstandige parlementairen maakten deel uit van dat politiek bureau en hadden net
een zekere autonomie weten te verwerven.
Mobutu’s tweede maatregel stelt
zelfs een einde aan het recht op interpellatie van het parlement. Voortaan
moeten interpellaties in het parlement eerst goedgekeurd worden door de Chef, de
Stichter en de President van de staat. De macht wordt opnieuw volledig
geconcentreerd in de persoon van Mobutu.
Op de
parlementaire zitting van 4 februari 1980 verklaart Mobutu het volgende.
"Sans chercher à établir des responsabilités, si nous réfléchissons bien, nous
avons été nous même pris au piège du système institué pour la composition des
membres du Bureau Politique. C’est à dire l’élection, dans une élection, tout le
monde peut passer. C’est l’électorat, maître de jeu, qui apprécie le candidat en
fonction de toutes sortes de critères qui lui sont propres. Dès lors, il s’est
créé une situation anachronique qui fait que le President de la République que
je suis a parfois eu le sentiment d’être plus un President-Délégué Général qu’un
Chef d’Etat lors de certaines réunions du Bureau Politique.
Ce n‘est pas normal. (…)" (Jean-Claude
Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987), p. 14-15)
Opvallend genoeg komt het meeste protest van de parlementairen er naar
aanleiding van Mobutu’s eerste maatregel en niet de tweede maatregel. Namelijk
over het naar zich toetrekken van de macht in het Politiek Bureau van het MPR.
UDPS EN DEMOCRATIE
Volgens Prof. Dr. Omasongo van het Afrika Instituut in Tervuren zal Tshisekedi
later steeds een aanhanger van sterk bestuur blijven. Aanvankelijk wilden de
kritische parlementairen het MPR gebruiken voor hun hervormingen. Het MPR kan
voor een sterk bestuur zorgen, als zij aan het roer staan. Dit komt nu in
gevaar, door Mobutu’s maatregelen.
Mobutu gebruikt steeds de klassieke argumenten om zich tegen democratie te
blijven kanten. William Tordoff (2002) heeft het er in "Government and Politics
in Africa" over: de meeste politieke dictaturen in Afrika zijn uiterst
terughoudend om democratiserende maatregelen te nemen. Ze gebruiken daarvoor
steeds dezelfde argumenten: namelijk dat een multipartijenstelsel steeds
etnische verschillen zal aanwakkeren. Ook zou multipartisme sociale herverdeling
in de weg staan, politieke onlusten aanwakkeren, en tenslotte de ontwikkeling
van het land belemmeren. Later zal dit streven voor een multipartijenstelsel
voor het UDPS een cruciale eis in haar discours zijn. (William Tordoff,
Government and politics in Africa)
In 1980 zal de eis voor een multipartijenstelsel allesbehalve een belangrijk
strijdpunt zijn voor het UDPS. Volgens Omasongo zijn de parlementairen van 1979
aanvankelijk helemaal niet revolutionair gezind. Ze sparen Mobutu niet in hun
kritiek. Maar ze koppelen hier aanvankelijk geen democratisch gedachtegoed aan
vast. Hun hervormingen beperkten zich tot de eenheidspartij MPR waar ze allemaal
lid van waren. Die ambigue houding in haar standpunt over democratische
vernieuwing blijft een teer punt voor het UDPS in haar discours die eerste
jaren.
Eén van leiders van de partij, professor Dikonda, had zo zijn eigen visie over
de Afrikaanse democratisering. Dikonda was in 1982 naar Brussel gevlucht om daar
het verzet verder te zetten. Hij zal jarenlang de woordvoerder van het UDPS
zijn. In De Morgen van 28 juni 1985 vergelijkt hij de Afrikaanse democratie met
"traditioneel pluralisme". Hiermee gaat hij in tegen de zogezegde
"Bantoedemocratie", waarop Mobutu een beroep deed om zijn ondemocratische regime
te legitimeren. Dikonda omschreef de bestuursvorm in veel stammen, zoals de
Bacongo en de Baluba als traditioneel pluralisme.
"Bij deBakongo heb je de opvolgers van de koning,
zijn zonen waaruit de opvolger wordt gekozen. Binnen dat kiescollege wordt
campagne gevoerd. Bij de Baloeba in Kasai heb je aan de ene kant de regeerders
en aan de andere kant deoppositie – degenen die aanspraak maken op de opvolgers
diehet beleid kontroleren, die de zwakheden van regeerders opsporen, enz. (...)
Het feit dat wij vinden dat er minstens twee partijen moeten zijn, speelt niet
alleen op het niveau van ideologische meningsverschillen- het gaat om de
mogelijkheid tot kontrole op het beleid." (De Morgen, 28 juni 1985)
Dikonda kijkt anders aan tegen democratie. Zijn visie verschilt van
een Westerse analyse van democratie. Westerse analisten zullen bijvoorbeeld meer
de persoonlijke vrijheden die democratie met zich meebrengt, beklemtonen. Voor
Dikonda is het vooral van belang dat democratie een betere bestuursvorm
oplevert.
1980: BEGIN VAN EEN ZAÏRESE PERESTROJKA?
Achteraf is het moeilijk te zeggen waarom Mobutu aan zijn discours over Le Mal
Zairois begonnen is. Het zag er in ieder geval veelbelovend uit. Er was een
grote wil tot hervormen. Hij kon een Zaïrese Perestroika inluiden. De vraag is
of de antidemocratische Mobutu van februari 1980 een andere Mobutu is dan deze
die op 25 november 1977 aanzette tot meer democratie. Mobutu was niet veranderd.
De omstandigheden waren dit wel.
Het leidt ons te ver om in te gaan op de slabakkende economische situatie van
1977. Hoe dan ook had de Zaïrisering een verwoestend effect op de economie. Dat
kwam bovenop de instorting van de koperprijs. Maar in 1977 breekt ook de eerste
Shaba-oorlog uit. De kwetsbaarheid van het regime wordt ineens heel duidelijk.
Het mirakel van Mobutu uit de jaren 60 is omgeslagen in een malaise, zoals
Walter Zinzen dit zo mooi verwoordde in zijn boek "Mobutu Van Mirakel tot
Malaise." Mobutu’s regime stond zwak. Daar moet de oorzaak voor de plotselinge
hunkering naar hervorming te zoeken zijn. Zijn regime had een
“legitimeringsboost” nodig.
Vandaag weten we dat echte democratisering het laatste was wat Mobutu in gedachten had. Crawford Young (1987) analyseert deze periode van ontdooiing. Volgens Young was democratie gewoon een middel voor Mobutu om zijn tanende legitimiteit terug op te krikken. Zelfs de meest autoritaire regimes hebben een zekere mate van legitimiteit nodig. Mobutu's regime rustte niet alleen op repressie. In periodes van tanende populariteit waren - goed geënsceneerde - verkiezingen dé manier om zijn regime opnieuw leven in te blazen. Het stimuleren van een oppositiebeweging had Mobutu helemaal niet in gedachten.
"But these elements were deemed insufficient: "democracy" too, required
incorporation into state doctrine--particularly at a moment when the regime was
badly shaken by an invasion by a ragtag band of Shaba insurgents from Angola
(repulsed by Maroccan troops with Western logistical support), and when it
desperately needed respectability abroad to avert foreclosure by its private and
public creditors."
(Crawford Young, Election in Zaïre, p. 189)
Toch zullen Tshisekedi en andere later vooraanstaande leiders van het
UDPS, zoals Makanda en Ngalula zich, ondanks de intimidaties, opwerpen als de
voortrekkers van een parlementair front.
De volgende mijlpaal is de brief van de dertien
parlementairen. Deze brief van eind 1980 is belangrijk voor de
politiek in Congo en voor de ontwikkeling van de partij UDPS. Het was moedige
daad, Mobutu had kort tevoren alle oppositie formeel verboden. De brief is een
eis tot ontvoogding. Vandaag is de brief, 25 jaar na publicatie, nog steeds
mijlpaal in de geschiedenis van de partij. Op www.udps.net (de website voor
uitgeweken partijleden) wordt de brief opgenomen in de openingspagina. Ter ere
van de 25ste verjaardag van de brief. Dit gemeenschappelijke document
is voor het politiek bewustzijn van de UDPS militanten van onschatbare waarde.
Het wordt door hen aangevoeld als de stichtende tekst van de partij. Hoewel er
nog 2 jaar zouden verlopen voor de partij effectief gesticht zou worden. In
memoranda van de partij wordt dikwijls gewag gemaakt van de brief.
Dit
toont de grote legitimerende kracht van de brief aan.
"Pourtant,
cette Lettre ouverte fait littéralement de la République démocratique du Congo
un État indépendant et souverain, lequel dispose réellement de son destin
politique. Cette dernière fait véritablement du Congolais un Citoyen,
c’est-à-dire un être humain disposant des droits et des libertés. Donc, cela
signifie que les Congolais cessent définitivement d’être un ramassis de
populations indigènes ou autochtones. De plus, ce fameux Mémorandum de 52 pages
invente, à n’en pas douter, une nouvelle Nation [essentiellement composée de
Citoyens libres]. Aussi façonne-t-il un nouveau Peuple [véritable détenteur de
la Souveraineté politique] au cœur du vaste continent africain.
Par conséquent, ce 25e anniversaire est naturellement l’occasion pour
chaque Congolaise et chaque Congolais de s’imprégner du message profond véhiculé
par ce document fondateur d’une nouvelle société. C’est l’occasion de s’imbiber
de ce texte inédit qui balise l’avenir d’un Peuple nouveau. Aussi est-il le
moment de poser la question de savoir ce qui reste pratiquement du Mémorandum de
52 pages. Ainsi, dans le contexte de fin de la Transition politique échue le
jeudi 30 juin 2005 à minuit, quelle place occupe-t-elle encore la fameuse Lettre
ouverte du 1er novembre 1980 au Maréchal-dictateur Mobutu Sese Seko
du Zaïre dans le combat du Peuple congolais en faveur de la démocratisation
institutionnelle et de la libéralisation politique ? Face à la cabale
internationale contre le Congo, à la menace permanente de balkanisation du
territoire national, à la confiscation du pouvoir d’État par le régime des
mercenaires et imposteurs locaux ou étrangers depuis le jeudi 30 juin 2005, aux
effets dévastateurs du néo-esclavagisme, que représente-t-il exactement ce
document inspirateur de la résistance politique et stimulateur de la lutte
démocratique ?"
(http://www.udps.net/congo.php?articleId=95
gelezen op dinsdag 20 december 2005)
Hierna gaat het heel snel voor de dertien parlementairen. De reactie
van Mobutu laat niet op zich wachten. De gebeurtenissen volgen zich snel op. 31
december 1980: arrestatie van Ngalula. 1 januari 1981: arrestatie van 5 andere
parlementairen (Tshisekedi, Lusanga, Makanda, Kapita, Kanana). 2 januari: de
immuniteit van de parlementairen wordt opgeheven. 12 januari: het parlementair
mandaat van de dertien wordt hen afgenomen. Sommigen wordt zelfs de uitoefening
van hun politieke en burgerlijke rechten afgenomen. Het verlies van je
burgerlijke rechten hield op dat moment in Zaïre de verbanning naar je
geboortestreek in.
13 januari: verschijning voor het centraal comité van het MPR. 20 januari:
verbanning naar geboortestreek in Kasai en Shaba, waar ze in feitelijke
gevangenschap leven. (Amnesty International International Secretariat, Zaïre the
case of a veteran Zaïrian politician: Ngalula Mpandanjila, p. 2-3)
Opeens lijkt het regime van Mobutu een heel dynamische en geoliede
repressiemachine te zijn. Het parlement werkt tijdens deze periode enkel als een
stemmachine van Mobutu’s macht. Zo hoort het volgens Mobutu ook te zijn. Toch is
tijdens hun verbanning de bewegingsruimte van de zes parlementairen blijkbaar
niet helemaal beperkt. Want ze slagen erin de internationale gemeenschap om hulp
te roepen. De verontwaardiging in de internationale gemeenschap is groot, en er
wordt uiteindelijk druk uitgeoefend op het Mobutu regime om de zes vrij te
laten. Wat uiteindelijk discreet gebeurt in oktober 1981.
De volgende confrontatie zal uiteindelijk tot een definitieve breuk leiden. Voor
de goede orde: de partij UDPS bestond toen eigenlijk nog niet. De afvallige
parlementairen waren er aanvankelijk niet op uit om een nieuwe partij te
stichten. Ze wilden hun kritiek ventileren binnen de structuren van de MPR. De
houding van de Mobutu-administratie bleef echter steeds vijandig. De dertien
werden als stichters van een revolutionaire partij behandeld, hoewel ze dit
aanvankelijk niet waren. Op de duur zat er echter niets anders op dan zich als
een revolutionaire actor te gedragen. Het is een vorm van self fulfilling
prophecy geweest.
Er komen onderhandelingen tussen de regering en de partij. De bedoeling van die
onderhandelingen was voor het UDPS de vorming van een politieke partij zonder de
wet te overtreden. Een tweede partij was immers formeel verboden volgens de
Zaïrese grondwet. Die onderhandelingen slaan al na één maand af. De standpunten
van de twee partijen verschillen gewoon teveel als het gaat over het hervormen
van partijstelsel.
Het is maart 1982 en we staan op een tweesprong in de geschiedenis van de
partij. Nu moet men kiezen: uit het MPR stappen of in het MPR blijven. De 13
opereerden tot dan binnen het MPR. Voor Tshisekedi was dit een belangrijk punt.
“De kritiek die we geven, geven we als lid van het MPR”, zo klonk het nog in de
brief van de dertien. Van 1977 tot 1982 zijn de dertien een strekking, een
groepering binnen de MPR partij. In maart 1982 zullen de wegen scheiden.
Nu de onderhandelingen met de autoriteiten zijn afgeslagen, zijn de 13
parlementairen meer dan ooit loslopend wild geworden. Kibassa, Lumbu, Lusanga,
Kyungu, Tshisekedi, Makanda, Ngalula, Kapita, Kanana, Ngalula, Dia, Biringanine,
allemaal worden ze in de loop van de maand maart opgepakt. Ze worden ondervraagd
door een veiligheidscommissie. Dit blijken later de voorbereidingen van een
politiek proces te zijn. De beschuldiging: schending van de Zaïrese grondwet,
die meer dan één politieke partij verbiedt. Het proces duurt slechts 2 dagen en
resulteert in een verwachte uitslag: 15 jaar gevangenschap.
Mobutu blijft erbij. Hij aanvaardt slechts 1 partij, de zijne. De dertien
parlementairen hebben geprobeerd een alternatieve partij aanvaardbaar te maken
voor het regime. Ze merken nu dat er geen bewegingsruimte is voor een
oppositiepartij in Zaïre. De partij moet zich nu verder ontwikkelen op een
clandestiene manier. De terughoudendheid van in het begin is echter verdwenen.
Voor het eerst beschouwen ze zichzelf als een echte partij. Er is geen reden
meer voor een diplomatieke opstelling. Waarom nog op eieren lopen, vragen de
dissidenten zich af.
1980-1987: DE REPRESSIE
Als we de persberichten van toen doornemen, zien we dat in de periode die volgt,
veel kopstukken vooral bezig zijn zichzelf in leven te houden. Berichtgeving is
problematisch in dergelijke conflictsituaties. Een overzicht van de Belgische
krantencommentaren van toen, laat ons wel toe om een indruk krijgen van het
gewelddadige politieke klimaat van toen.
Ik zou hieronder een beeld willen scheppen van de terreur die het Mobutu regime
pleegde tegen de dertien stichters van de partij, en tegen gewone partij
militanten in de periode 82-87. De documenten die Amnesty International rond die
tijd vrij gaf, zijn vernietigend voor Mobutu’s regime. Amnesty International kan
beschouwd worden als een onpartijdige neutrale actor en is gerenommeerd als het
gaat om het documenteren van schendingen van de mensenrechten.
Op 23 september 82 in La Libre Belgique:
"Zaïre: Ngalula dans le coma" ..."Le Député Ngalula, l’un des treize
parlementaire parlementaires zairois condamnés pour avoir voulu fonder un parti
politique, se trouve hospitalisé dans un état grave après avoir été mordu par un
serpent venimeux dans sa cellule dans le haut Zaïre..."
Op 9 november 82 in De
Morgen: "Toestand Zairese parlementsleden onrustwekkend".
"...De parlementairen worden volgens de UDPS nauwelijks gevoed en krijgen
nauwelijks medische hulp. Bovendien wordt hen het bezoek ontzegd van de naaste
familieleden. Het UDPS heeft bij monde van Dikonda een oproep gericht tot het
Rode Kruis om de gevangen genomen parlementsleden ter hulp te snellen..."
Op 17 april 83 in de Morgen: "Nieuwe
arrestaties in Zaïre". Kibassa, Maliba, Ngalula,Mpandajila,Tschikedi wa
Mulumba, Mpinga en Lusanga Ngiele werden zondagochtend 4 uur samen met
familieleden en vrienden, waaronder ook enkele kinderen, door groene baretten
van het Zaïrese leger opgepakt en met onbekende bestemming weggevoerd."...
Op 15 juni 83 in Le Soir:
"Rencontre avec un des treize parlementaires libérés par la récente amnistie
de Mobutu"... "Dia Onken-A-Mbel (gevangen van juli 82 tot mei 83): Non , je
n’ai jamais été torturé mais la souffrance morale était grande . J’ai souffert
le plus de la solitude et de la promiscuité. Je me trouvais avec cinq cent
cinquante détenus de droit commun qui…"…Le 19 mai grâce à un petit poste de
radio que j’ai entendu le discours du president Mobutu annonçant l’amnistie .
Mais il me fallut attendre cinq jours interminables pour apprendre de la bouche
même du procureur général de Lumumbashi que j’étais libéré…"
Op 24 augustus 83 in de Morgen:
" Nieuwe Moboetoe-Repressie": "Tijdens het bezoek van Amerikaanse
parlementsleden aan Kinsjasa, medio augustus jl. is het in de Zaïrese hoofdstad
tot fikse rellen gekomen. De 13 Zaïrese parlementsleden, die onlangs na een
jarenlange gevangenschap zijn vrijgelaten, werden door Moboetoe’s militaire
politie afgetroefd en een tijdlang gevangen gehouden. Hetzelfde overkwam
tientallen van hun medestanders. Voor het leven van tenminste één onder hen
wordt gevreesd."... "Toen barstte de hel los. Militaire politie in burgerkleren
sloot de parking van het hotel af. Auto’s, waarmee de UDPS-militanten naar
Kinsjasa waren gekomen werden vernield. De dertien werden publiekelijk geschopt
en geslagen met koppelriemen. Nadien zijn ze meegevoerd naar de kelders van het
Kamp Tchatsi, een militair complex in de buurt van de Zaïrese hoofdstad.
Hetzelfde lot overkwam tenminste 50 andere manifestanten... "'s Avonds zijn dan
de meeste arrestanten vrijgelaten, zij het dat velen onder hen zonder kleren of
bezittingen op straat zijn gegooid"..."Intussen is er nog geen spoor van de
gearresteerde Bossassi, een vroegere medewerker van Moboetoe, thans lid van de
UDPS."... "De Zaïrese president ontkende dat de brutaliteiten gepleegd waren
door militairen. Hij noemde de herrieschoppers "onverantwoordelijken van de
MPR-jongeren". (De MPR is MoBoetoe’s eenheidspartij).
Dat wordt door getuigen tegengesproken."...
Op 18 oktober 83 in La Libre Belgique:
"Les opposants Zaïrois retournent en prison". "Les cinq principaux
membres du "groupe des treize" ont été arrêtés après l’ échec de la
reconcialiation."...
Rapport van Amnesty International (december 1983):
List of eight zaïrians reportedly to their villages of origin.
Amnesty geeft hier een lijst van 19 opgepakte personen.
Op 11 maart 85 in Le Soir: "Incidents
au Kasaï Oriental:" "Des incidents armés ont opposé le 5 mars à Mupompa,
petite bourgade de deux cent cinquante habitants de la province diamantifère du
Kasaï Oriental, des opposants au regime du president Mobutu aux forces de
l’ordre zaïroise, a annoncé vendredi le porte-parole du government."…
Op 14 oktober 85 in De
Morgen: "Moboetoe laat leider van de 13 aanhouden:" "De
Zaïrese overheid heeft een voorman van de Union pour la Démocratie et le Progrès
Social, Tshisekedi Wa Mulumba gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van een
aanslag op de staatsveiligheid, een klacht waarvoor…"
Op 13 mei 86 in Le Soir:
"L’O.N.U. accuse Kinshasa d’avoir violé les droits des treize
parlementaires." Le comité des droits de l’homme des Nations Unies a rendu
publiques des considérations très sévères pour le Zaïre à la date du 26 mars à
la suite d’une action introduite par les advocates belges Mes Eric Vergauwen et
Robert Cherles Goffin, des treize parlementaires (qui ne sont plus que sept
aujourd’hui, les autres sont rentré dans les rangs) qui depuis 1981 ont été
arêtés, condamnés, placés en residence surveillée en raison de la publiqucation
d’une lettre ouverte au president du Zaïre critiquant le regime.
Rapport van Amnesty International (in oktober 1986):
"Zaïre-the case of a veteran zaïrian politician: Ngalula Mpandanjila".
"Ngalula Mpandanjila is a veteran politician from Zaire's Kasai Oriental region
who has spent much of the past six years in prison or banished to remote towns
and villages because of his criticisms of government policies and his support
for a campaign to establish a second political party in Zaire, which is a
one-party state."
Dit rapport bevestigt ook het bericht uit la Libre Belgique van 23 september
over Ngalula’s slangenbeet in de gevangenis van Osio, 25 km van Kisangani.
Jean-Claude Willame (1987) omschrijft deze periode als een periode waarin de
UDPS militanten vogelvrij verklaard zijn door het regime. Zonder dat hen één of
andere vorm van formele beschuldiging wordt voorgelegd, wisselen zich periodes
van internering, vrijlating, verbanning elkaar af.
(Jean-CLaudeWillame, Chronique d'une opposition politique: l'UDPS (1978-1987, p.
72)
Soms zijn er toch nog periodes van détente.
De
periode rond de 25ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Zaïre
was zo’n periode. Met de ogen van de wereld op Zaïre gericht, wil Mobutu in 1985
bewijzen dat zijn regime een respectabel regime is. Die periodes van détente
worden echter steevast gevolgd door periodes van hardnekkiger repressie.
Oktober-november 1985 zijn ongemeen hard voor de partijmilitanten. Enkel
politiek strategische redenen in hoofde van Mobutu kunnen deze fluctuaties
verklaren.
Na verloop van tijd begint zich een werkwijze in de repressie af te tekenen. De
tactiek is in oktober en november 1985 dubbel: ten eerste keihard de gewone
partijleden raken. De cijfers zijn hallucinant voor oktober en november 1985. Er
zijn 66 operaties tegen gewone partijmilitanten. 24 overvallen door milities. 27
gevallen van agressie, verbanning, arrestatie. 26 huizen zijn verwoest of in
brand gestoken. 4 à 6 mensen zouden vermoord zijn. De 13 stichters van het UDPS
daarentegen worden vanaf eind 1985 doelbewust minder hard geraakt. Het gaat van
huisarrest tot verbanning naar de geboortestreek. Dit zijn methoden waarvoor de
internationale gemeenschap minder gevoelig was. Al is verbanning naar de
geboortestreek in een land zoals Congo te vergelijken met een middeleeuwse
vergeetput. (Jean Claude Willame, Chronique d'une opposition Politique, p. 91)
De berichtgeving over folteringen en vervolgingen is eindeloos. De repressie
door het regime was keihard. Dat heeft de verdere vorming van een politieke
partij in de jaren 80 onmogelijk gemaakt. De partij was verboden vanaf haar
ontstaan tot in 1990. Dat heeft belangrijke consequenties voor de werking van
een partij. De repressie heeft de geschiedenis van de partij bepaald.
DE AKKOORDEN VAN GBADOLITE.
Er komt toenadering tussen de overheid en het UDPS vanaf eind 1986. Die
toenadering leiden uiteindelijk tot de akkoorden van Gbadolite in juni 1987.
Waarom nu wel die toenadering? Volgens Willame zijn er aantal redenen.
1) Ten eerste is er geen vertegenwoordiging van het UDPS in het buitenland meer.
Eén van de manieren waarop het UDPS oppositie voerde, was vanuit het buitenland.
Dat valt nu weg. Dikonda is uit de partij gegooid na een aantal onverkwikkelijke
affaires die Dikonda’s positie onmogelijk hebben gemaakt.
2) De tweede reden is het stilzwijgen van de buitenlandse overheden. Voor de
Verenigde Staten en België, de twee meest betrokken staten in Zaïre zijn de
mensenrechten in de periode 1985-1987 geen reden meer om de relaties met Zaïre
op de helling te zetten. De voorgaande jaren hadden nochtans bewezen dat Mobutu
wel degelijk vatbaar was voor diplomatieke druk. Maar een veranderende publieke
opinie en een heropflakkering van de Koude Oorlog maakt dat buitenlandse
mogendheden veel geduldiger zijn met Mobutu’s regime. Hierdoor staat het UDPS er
meer dan ooit helemaal alleen voor.
Colette Braeckman neemt in le Soir van 9 oktober 1988 de Belgische regering
zwaar onder vuur.
Ze beschuldigt de Belgische diplomatie bijna van lafheid.
"Lorsque les dirigeants américaines, se rendaient à
Moscou, ils n'hésitaient pas à rendre visite à Andrei Sakharov, ou à s'informer
de son sort lorsqu'il était relégué. A Kinshasa, ministres et diplomates belges
n'ont pas de telles audaces: ils préfèrent s'en remettre aux journalistes pour
avoir des nouvelles du célèbre opposant qui habite à quelques minutes de
l'ambassade."
(Le Soir, 9 oktober 88)
Met die 'célèbre opposant' bedoelt Braeckman Etienne Tshisekedi. Met het gebrek
aan lef vanwege de Belgische diplomatie, alludeert ze misschien aan het feit dat
het tijdens Tshisekedi laatste verbanning doodstil in Belgische diplomatieke
kringen.
3) De derde reden is een aantal hervormingen in de schoot van de overheid die
zorgde voor een soort openheid die onderhandelingen mogelijk maakten. Het
ontslag van eerste minister Kengo Wa Dondo wordt door het UDPS als een
vertrouwenswekkende maatregel beschouwd. Het UDPS had immers geen vertrouwen in
deze eerste minister.
4) De laatste factor die leidt tot toenadering is de repressie van de voorgaande
jaren. Het heeft de leiders van de partij uitgeput. En hen tot onderhandelingen
gedwongen. Uiteindelijk blijven de UDPS-militanten mensen met gezinnen die
onderhouden moeten worden. Muamba Mumbunda spreekt hierover in het interview dat
ik met hem had (zie infra). De repressie betekent voor veel mensen in de eerste
plaats werkloosheid. In een land zonder sociaal vangnet, zoals Congo, is dat een
fatale gebeurtenis. Sommigen zijn dan ook gemakkelijker vatbaar voor
incorporatie in het systeem. Tshisekedi en Kanana, een andere stichter van de
partij, zijn bemiddelde mensen. Kanana was een diamantair, voor hij in de
politiek ging. Tshisekedi was lange tijd actief in Mobutu’s regime. Beiden
hebben geen financiële problemen. Voor hen is het dan ook gemakkelijker om de
‘strijd’ voort te zetten. Kibassa daarentegen was blut en een betaalde job in
Mobutu’s regime zou voor hem veel problemen oplossen.
5) Tschilombo Munyengayi van de universiteit van Kinshasa heeft het ook nog over
iets anders dat kan meegespeelt hebben. Namelijk de ziekte van Makanda. Hij was
één van de stichters van de partij. Door de voortdurende verbanningen en
gevangenschap was hij volkomen uitgeput en zwaar ziek. Tshisekedi en Kibassa
zouden onderhandelingen gestart hebben om Makanda te redden. Door een verzoening
met Mobutu zou Makanda dan misschien toch een uitreisvisum krijgen om zich te
laten verzorgen in een buitenlands ziekenhuis. (Tschilombo Munyengayi, Dossier
sur l'Enrégistrement de l'UDPS, 2005, p. 2)
De onderhandelingen leiden in 1988 tot de zogeheten akkoorden van Gbadolite. Dat akkoord is na de open brief van de dertien aan de president de tweede mijlpaal in de geschiedenis van de partij.
Er wordt onderhandeld over twee zaken. Ten eerste over een grondwetwijziging. Meer bepaald artikel 33 van de grondwet wil het UDPS veranderd zien. Dat artikel zegt dat Zaïre en de eenheidspartij MPR één zijn. Het MPR regelt alles in Zaïre: de politiek, de cultuur en de samenleving. Elke Zaïrees is lid van de partij. Het UDPS wil een recht tot vorming van politieke strekkingen binnen het MPR mogelijk maken. Dat is duidelijk een afgezwakking tegenover de oorspronkelijke eis tot een meerpartijensysteem.
Ten tweede onderhandelt men ook over het opnemen van de leiding van het UDPS in het Comité Central van het MPR. En over het aanstellen van een aantal andere partij prominenten aan hoofd van een aantal nationale ondernemingen.
Pas in januari 1988 verspreidt de Zaïrese ambassade in Brussel hierover een persbericht. Het is een document, ondertekend door Ngalula, Mpindu, Kibassa en Tshisekedi:
"Le document déclare que le groupe a adhéré aux principes suivants: l'oubli du passé, l'affirmation et le respect de la diversité d'opinions de même que la nécessité de la mise en oeuvre de l'exercice de cette liberté et de sa libre expression, mais au sein du MPR, et enfin le respect de son chef et de l'unité nationale. Le groupe accepte aussi l'article 33 de la constitution qui prévoit que le MPR est la nation zaïroise organisée politiquement, que sa doctrine est le mobutisme et que tout zairois est membre d'office du MPR.." (Jean-Claude Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987), p. 101)
De beweging lijkt vakkundig geïncorporeerd in het regime. Het document dat Jean-Claude Willame heeft geschreven over het UDPS, "Chronique d'une opposition politique: L'UDPS (1978-1987)", eindigt hier. Willame ziet dit akkoord dan ook als een eindpunt voor het UDPS. Het regime heeft toegevingen gedaan. Belangrijke UDPS kopstukken krijgen medezeggenschap. Willame besluit dan ook als volgt:
"Une chose est certaine: le "ralliement" de l'UDPS ne pouvait ëtre considéré
comme une reddition sans conditions. Le fait qu'en octobre 1987 deux du groupe
des treize, Ngalula et Kibassa, firent leur entrée au Comité Central et plus
précisément dans la Commission Constitutionelle de ce Comité donnait une
indication plus claire sur le portée des concessions: desormais, deux
personnalités importantes de lUDPS, qui recouvraient leur droit politique,
étaient "autorisés" à négocier avec leurs pairs du Comité Central les
modifications à apporter à la constitution Zaïroise."
(Jean-Claude Willame, Chronique d'une Opposition Politique: l'UDPS (1978-1987),
p. 107)
DE PARTIJ VALT UITEEN IN TWEE VLEUGELS
De akkoorden van Gbadolite worden de aanleiding tot een bitter conflict
binnen de partij. Het begint al bij de interpretatie van het akkoord.
Tshisekedi - jurist van opleiding - interpreteert zoals altijd het akkoord naar
de letter. De term politieke partij is uit de grondwet verdwenen. Het monopolie
van het MPR is, volgens hem, dus opgeheven. Hij concludeert dat Zaïre geen
éénpartijstaat meer is. En dat het UDPS het nu eindelijk tegen het MPR kan
opnemen in verkiezingen. Hij verkondigt deze interpretatie op een politieke
tournee in het buitenland. Dat zal hem opnieuw in de gevangenis brengen bij zijn
terugkomst. Daarover later meer.
Ngalula en Kibassa, de twee kopstukken, die opgenomen worden in het Comité
Central interpreteren dit akkoord anders. Ze willen werken binnen het kader van
de éénpartijstaat die Zaïre is. Ze denken voor veranderingen te kunnen zorgen en
wel als een groep of strekking binnen het MPR.
Veel partijmilitanten aanvaarden de akkoorden van Gbadolite niet. Velen hebben
het over het “Verraad van Gbadolite”. Dat zal de aanleiding zijn voor een
scheuring in de partij. De verschillende interpretaties verraden een diepe
tweespalt in de partij tussen een gematigde en een extremistische vleugel. Deze
twee vleugels zullen tot op vandaag de dag de twee belangrijkste tegenwerkende
krachten binnen de partij blijven. Ook Muamba Mumbunda praat hierover (zie
interview Muamba Mumbunda).
De extremistische vleugel bestaat uit studenten en jongeren. De meeste van hen
hebben geen werk. Ze komen uit alle provincies van het land. Ze ontmoeten elkaar
aan dagbladhandelaars om te discussiëren over politiek, de hele dag lang. Men
noemt dit "les parlementaires debout". Dit zijn heetgebakerde kerels die soms
erg gewelddadig kunnen reageren. Muamba Mumbunda noemt ze "politieke hooligans".
Maar het is de trouwste achterban van Tshisekedi. Belangrijk is dat hun
loyaliteit niet voortvloeit uit een etnische achtergrond. Volgens Muamba
Mumbunda, zelf lid van het nationale comité van de partij, maakt deze groep
ongeveer 40 procent uit van de partij. Deze groep moet het hebben van hun
ideeën.
De andere vleugel is de gematigde vleugel. Dat is de elite van de partij. Deze
groep bestaat uit bemiddelde mensen. Ze komen uit dezelfde provincie als
Tshisekedi. Belangrijke figuren zijn bijvoorbeeld Mukendi en Mutanda. Zij zijn
twee zakenmensen. Mutanda is de uitgever van de krant La Tempête de Tropique.
Tshisekedi rekent op hen om de partijkas te spekken. Maar deze groep doet meer.
Ze zorgt ook voor nuttige contacten. Deze zakenelite is immers actief in een
aantal organisaties in het middenveld. Sommigen van hen zijn zelfs actief in
diplomatieke kringen. Men maakt gebruik van deze contacten om zo het UDPS te
introduceren in deze kringen.
Deze tweespalt in de partij wordt ook een confrontatie tussen Tshisekedi en
Kibassa. Kibassa was meer een gematigde politicus, bereid tot samenwerking met
het dictatoriale regime. Tshisekedi was meer van de harde lijn.
Men mag de tweespalt in de partij niet opvatten als een definitieve breuk binnen
de partij. Tshisekedi blijft nog steeds in contact met Kibassa. De twee
tendenzen bestaan in de partij en voeren een echte strijd om de macht, aldus
Muamba Mumbunda. Muamba Mumbunda werkt als onderzoeker aan de universiteit van
Kinshasa. Hij zit in het kamp van de gematigden. Hij kan zich maar moeilijk
identificeren met de radicale vleugel. De belangen verschillen teveel tussen
deze twee vleugels. Muamba Mumbunda is niet de eerste de beste. Hij kan een
curriculum voorleggen. De meeste radicalen of extremisten niet. Zij hebben
daarom niks te verliezen, aldus Mumbunda. Voor de partijmilitanten is de
dynamiek tussen deze twee vleugels hoe dan ook positief voor de democratische
werking van de partij. Ze verwijzen daarbij dikwijls naar de Franse
socialistische partij, die ook verschillende strekkingen heeft.
TSHISEKEDI AANVAARDT DE AKKOORDEN VAN GBADOLITE
NIET
Tshisekedi en andere kopstukken vertrekken na de akkoorden van Gbadolite naar
Europa om hun wonden van de repressie te laten helen in Europese ziekenhuizen.
Tshisekedi profiteert van de gelegenheid om een aantal persconferenties te
geven. Hij roept de internationale gemeenschap op tot waakzaamheid. Hij blijft
ook op Mobutu's schenen stampen. Bovendien plant Tshisekedi een manifestatie bij
zijn thuiskomst. Maar de veiligheidsdienst is ook op het appel. De betoging
loopt uit op gevechten. Tshisekedi raakt gewond. De maand daarop nodigt hij de
internationale pers uit in het huis van Kibassa.
Nu is Mobutu’s "geduld" echt op. Opnieuw wordt Tshisekedi verbannen. Mobutu
raakt Tshisekedi echt hard nu. Hij wordt opgepakt na de fameuze manifestatie op
17 januari 1988. Hij wordt onder psychologische begeleiding geplaatst. Alleen
hebben Mobutu’s beulen van psychologie niet veel kaas gegeten. Deze keer zal
Tshisekedi verschillende maanden vastzitten in soms erbarmelijke omstandigheden.
Tshisekedi zal verschillende keren naar een andere uithoek van het land
overgebracht worden. Van april tot juli zit hij vast in het dorp Dungu, daarna
in Doruma. Deze twee plaatsten liggen pal op de Soedanese grens. Gevreesd wordt
dat Mobutu wil afrekenen met Tshisekedi omdat de Soedanese grensstreek onveilig
werd gemaakt door Soedanese rebellen. Die zouden voor een afrekening kunnen
zorgen zonder zijn handen vuil te hoeven maken. (De Morgen, 11 mei 1988) Nadien
wordt Tshisekedi overgebracht naar een dorp aan grens met de Centraal-Afrikaanse
Republiek. Vervolgens wordt hij naar het militaire kamp van Kota-Koli
overgebracht. (De Standaard, 17 juli 1988) Bij zijn uiteindelijke vrijlating in
september 1988 is Tshisekedi mentaal en fysiek totaal uitgeput. Hij is ook
ontgoocheld in zijn partij. Die heeft volgens hem niet genoeg gedaan om hem vrij
te krijgen. Hij heeft zijn vrijlating uiteindelijk te danken aan de Rainbow
Lobby. Deze Amerikaanse Lobby organisatie had in 1988 nauwe banden met het UDPS
en heeft steeds de Amerikaanse en Zaïrese regering onder druk gezet.
Tot consternatie van iedereen
verklaart Tshisekedi bij zijn vrijlating tegenover een journalist van de Times
dat hij stopt met politiek. Gebroken door de maandenlange gevangenschap zegt hij
zich nu enkel te zullen bezighouden met vee kweken. (The Times, 21 september
1988; De Morgen 22 september 1988) De journalist van de Times voelt echter aan
dat we nog niet alles gezien hebben van Etienne Tshisekedi.
Hij eindigt zijn artikel zo:
"But after a few moments some of the old fire came
back. Raising his voice so the security agents could hear, he declared: "Ask my
friends in the United States to keep pressuring the American Government to make
President Mobutu respect human rights in Zaire."'
(James Brooke, The Times, 21 september
1988)
De partij stuurt verwarrende
signalen uit na de akkoorden van Gbadolite. Het officiële Zaïrese persagentschap
Azap (een alles behalve objectieve bron van informatie) meldt op 17 september
1988 dat Tshisekedi opnieuw lid wordt van de MPR, en wel 'op basis van de
akkoorden van Gbadolite van 17 juni 1988'. (De Standaard 19 september 1988)
Azap, eigenlijk de propaganda machine van het regime, reageerde echter
voorbarig. Want de vos verliest misschien zijn pluimen, maar niet zijn streken.
De radicale vleugel van de partij aanvaardt Gbadolite niet en gooit Kibassa, de
voorzitter nota bene, uit de partij. De nieuwe voorzitter wordt Marcel Lihau.
(De Standaard, 30 november 1988)
Er heerst verwarring in de partij
en bij de militanten. Een aantal jonge Turken staat nu op die de partij nieuw
leven zullen inblazen. Ze richten een soort beweging op, la Direction Politique
Renové. De beweging bestaat uit jonge radicale intellectuelen. Zij vinden dat de
partijleiders de basis hebben verraden door de akkoorden van Gbadolite te
ondertekenen. We kunnen deze beweging opvatten best als een nieuwe tendens in de
partij. Tshisekedi steunt ze en maakt zo, een paar maanden na zijn beslissing om
te kappen met politiek, zijn comeback. Deze groep vertegenwoordigt vanaf nu de
radicale strekking in de partij. Kapita Shabangi feliciteert deze beweging voor
het feit dat ze de partij uit het slop heeft willen halen na de chaos van
Gbadolite. (zie interview infra)
TSHISEKEDI KOMT TERUG
Tshisekedi neemt de zaken weer in handen in 1989. Hij formuleert een brief aan
de militanten in verband met een reorganisatie van de partij. Hij wil weer orde
op zaken stellen, zoveel is duidelijk.
Hij begint de rondzendbrief aan de militanten op de volgende manier:
Chers militants,
Après un sérieux examen, nous avons constaté que les différents conflits
découlant des mises en place des cadres dirigeants des divers organes de notre
Parti proviennent des mauvaises habitudes que nous avons héritées de notre
ancien parti, le M.P.R. de triste mémoire, et qui consistent à nommer les cadres
à partir du sommet.
Pour mettre fin à cette confusion et répondre à la vocation démocratique de
notre organisations, le collège des Fondateurs a pris les décisions suivantes
que nous vous demandons d'appliquer scrupuleusement et dès réception de la
présente circulaire.
(Document opgemaakt door het
nationaal secretariaat op 25 mei 1989 ondertekend door Etienne Tshisekedi wa
Mulumba)
Het is moeilijk op te maken wie de beslissing voor deze rondzendbrief
heeft genomen. Was het voorzitter Lihau? De groep van stichtende leden? Of was
het Tshisekedi die deze beslissing op zijn eentje heeft genomen, als nationaal
secretaris bevoegd voor de organisatie van de partij? Het is ook niet erg
duidelijk in hoe verre de orders van Tshisekedi zijn opgevolgd door de
militanten. We leren uit deze rondzendbrief in elk geval dat Tshisekedi weer aan
de slag is als leider van het UDPS. En dat hij tracht een partij met duidelijke
structuren te creëren. Door de repressie van Mobutu moest alles nogal informeel
gebeuren, Tshisekedi wil daar een einde aan maken.
Het gevolg van het heropnemen van zijn politieke activiteiten is een nieuwe golf van repressie voor Tshisekedi. Op één maart wordt Tshisekedi opnieuw bij het nekvel gegrepen. Hij wordt snel vrijgelaten maar zal verschillende maanden onder huisarrest staan. (Het Belang van Limburg, 5 maart 1989) Kanana Tshiongo, een andere partijleider, wordt op 5 maart door de SARM (de Zaïrese geheime politie) meegenomen en zwaar mishandeld. (Het Belang van Limburg, 7 maart 1989)
MOBUTU DEMOCRATISEERT
Op 24 april 1990 geeft Mobtutu een toespraak aan de leden en de kaders van zijn
eenheidspartij, de MPR. Tot hun verbijstering schaft hij de eenpartijstaat af en
zegt hij te willen democratiseren.
Wat is de situatie voor het UDPS aan de vooravond van die fameuze toespraak? Een
deel van de partij is geïncorporeerd in het Mobuturegime. Tshisekedi en Lihau en
anderen zetten de strijd voort als vertegenwoordigers van de radicale vleugel.
Het zal echter niet tot een definitieve breuk komen. Hoe dan ook, hier eindigt
de clandestiene geschiedenis van het UDPS. Tot 1990 waren alle politieke
activiteiten buiten het kader van de MPR verboden. Willen we het gedrag van de
militanten en het partijkader beter begrijpen, dan moeten we steeds rekening
houden met het illegaal karakter van hun acties.
Ik breng hier even hoofdstuk één in herinnering. Meer bepaald de bespreking van
Chris Allens essay “Understanding African Politics'. Op een gegeven moment in
dit essay heeft Allen het over 'Spoils Politics' of plunderpoltiek. We weten dat
veel autoritaire regimes in Afrika aan de macht kwamen als reactie op de
cliëntelistische crisis. Zo kwam Mobutu aan de macht. Allen heeft ook beschreven
hoe Mobutu sinds 1974 de gevolgen van de cliëntelistische crisis niet meer kon
inperken. Omdat dit een centrale legitimatie was voor Mobutu, moest hij
reageren. De oplossing voor Mobutu was toen 'Spoils Politics'.
Mobutu schakelt na zijn zogezegde
“democratisering” over naar een hogere versnelling, een extreme vorm van de
cliëntelistische crisis. De gevolgen voor Zaïre en Zaïrese politiek zijn
navenant. Allen somt op wat 'spoils politics' kenmerkt. Het politieke landschap
wordt radicaler en gevaarlijker. Etniciteit en tribalisme sluipen de politiek
binnen. Het vormen van een consensus tussen verschillende politieke actoren
wordt onmogelijk. Enkele jaren eerder sloten Tshisekedi en Mobutu nog de
akkoorden van Gbaolite af. Hoe onvolkomen die ook waren, dergelijke akkoorden
worden voortaan moeilijker en moeilijker om af te sluiten.
Spoils Politics of plunderpolitiek moet ook steeds meer letterlijk genomen
worden. Ze leidt ook tot de vernieling van het economisch weefsel en een
onvoorstelbaar diepe economische crisis. Kortom: dergelijke regimes worden
gekenmerkt door repressie en geweld maar tegelijkertijd ook door instabiliteit
en een erosie van gezag voor de autoriteitvoeders. (Chris Allen, Understanding
African Politics, p. 308-309)
Deze analyse van Allen is volgens
mij relevant voor onze studie. En bruikbaar om Mobutu's overlevingsdrang in de
jaren ‘90 te kunnen begrijpen. Mobutu moet aangevoeld hebben dat zijn gezag hoe
langer hoe meer werd aangetast. Axel Buyse geeft dit ook aan in zijn boek
'Democratie voor Zaïre'. Er zat sleet op Mobutu's regime. (Axel Buyse,
Democratie voor Zaïre, 1994, p. 14)
Maar er zat al sinds 1974 sleet op Mobutu's regime. Hoe komt het dat Mobutu het
zo lang kon volhouden? Ook Allen worstelt met deze vraag. (zie hoofdstuk 1) Hij
formuleert vier variabelen die kunnen verklaren waarom Mobutu zo'n lange tijd
aan de macht bleef. En waarom hij in 1990 niet meer bij machte is de absolute
alleenheerser van Zaïre te blijven.
De vier variabelen die Allen hier voor verantwoordelijk waren zijn: (zie
hoofdstuk 1)
1) Zijn kwaliteiten als leider.
Of zijn kwaliteiten als leider erop achteruit gegaan zijn over de jaren is
moeilijk uit te maken. Ik denk van niet. Mobutu is dezelfde gebleven al die
jaren. Alleen zijn de omstandigheden veranderd.
2) Meevallende inkomsten uit grondstoffen.
De koperprijzen bijvoorbeeld zijn veranderd. Mobutu's regime steunde jarenlang
op de inkomsten uit koper. In 1974-1975 storten de internationale koperprijzen
in. De oliefactuur wordt veel duurder als gevolg van de oliecrisis van het
midden van de jaren zeventig. Bovendien zakt de koperproductie door wanbeheer en
corruptie helemaal in. De geldstroom waarop Mobutu rekent om al zijn cliënten
tevreden te stellen, droogt op. Axel Buyse (1994) stelt dan ook dat er sleet op
het regime zit.
"Het typische 'Afrikaanse' herverdelingsysteem,
waarbij de president onbeperkt uit de schatkist van de staat kon putten om een
deel van die inkomsten weer à la tête du client te verdelen, stokte." (Axel
Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 14-15)
3) Buitenlandse steun.
Het einde van de Koude Oorlog in 1990 verandert de machtsverhoudingen in Afrika.
Mobutu's regime had jarenlang een sleutelrol in de Koude-Oorlogsstrategie van de
Verenigde Staten. Mobutu garandeerde een sterke anticommunistische stem in
Centraal Afrika. Volgens Axel Buyse (1994) verklaart de strategische positie die
Zaïre bekleedde tijdens de Koude Oorlog waarom Zaïre, ondanks alles, zo veel
buitenlandse steun bleef genieten.
"Voor de strategen in Washington, Brussel en Parijs, die Centraal Afrika door de gefilterde bril van Oost-West betrekkingen bekeken, was Zaïre midden de jaren zeventig een 'rots in de branding'. Het land werd omringd door 'Marxistische staten' waar Moskou een vinger in de pap had -- Congo-Brazaville en Angola -- en een reeks andere staten die een 'ongebonden' koers voerden, zoals Zambia en Tanzania. Het regime in Kinshasa wist perfect hoe het zich moest gedragen om zijn krediet, vooral in Washington dan, te behouden en te versterken." (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 15)
Sinds het einde van de Koude Oorlog
waren de Verenigde Staten en de Sovjetunie veel kritischer geworden voor hun
voormalige bondgenoten. Zaïre bekleedde geen belangrijke geostrategische positie
meer. De internationale druk op Mobutu nam toe. We gaven eerder al aan dat
Mobutu gevoelig was voor diplomatische druk.
Ook Frankrijk spant de duimschroeven aan voor Mobutu. In mei 1989 slagen
UDPS-lobbyisten in Frankrijk erin foto's van een mishandelde en gefolterde
Tshiongo Kanana, één van de leiders van het UDPS, (zie infra) op het bureau van
president François Mitterrand te doen belanden. Er volgt een 'geanimeerd'
gesprek met president Mobutu. Die belooft daarop al de UDPS-militanten vrij te
laten. (Het Belang van Limburg 30 mei 1989) Axel Buyse (1994) omschrijft de
nieuwe Franse marsrichting als de “paristrojka”.
(Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 16-17) Na het bloedig
neerslaan van de studentenbetogingen in Lumumbashi, verkoelen ook de relaties
met België.
4) Een technisch gesofisticeerd repressieapparaat.
De terreur tegen de radicale vleugel van het UDPS bewijst dat Mobutu's
repressieapparaat niet gauw van plan is de teugels te laten vieren. Uit niets
blijkt dat de Zaïrese veiligheidsdiensten niet meer in staat zijn om elke vorm
van politieke oppositie neer te drukken. Alhoewel ze soms ook steken laat
vallen. Zo kon Tshiskedi op 8 juli 1989 aan zijn huisarrest ontsnappen door
gewoon in een voorrijdende taxi te stappen. De agenten van de geheime politie,
die al een paar maanden een cordon rond zijn huis hadden gelegd, hadden op dat
moment gewoonweg geen jeep ter beschikking om de achtervolging in te zetten.
(Het Belang van Limburg, dinsdag 11 juli 1989)
Maar op een gegeven moment wordt
elke nieuwe repressiegolf contraproductief. De kruik gaat zo lang te water tot
ze barst, beseft ook Mobutu. Mobutu's regime heeft zichzelf vervreemd van het
Zaïrese volk. De Villers en Omasombo Tshonda (2002) beschrijven de vervreemding
die heerste aan de vooravond van de democratisering. De samenleving was helemaal
niet meer vertegenwoordigd in de politieke instituties van toen. De gewone
Zaïrezen waren ontevreden over hun dalende levensstandaard en de stijgende
onveiligheid. Het regime was door despotisme haar legitimiteit bij de mensen
volledig verloren. Mobutu werd met de neus op de feiten gedrukt tijdens zijn
campagne doorheen Zaïre. Mobutu had immers in opvolging van zijn toespraak van
24 april 1990 besloten het Zaïrese volk te consulteren over wat misging in
Zaïre. Hij moedigde de mensen aan om klachten en vragen bij hem in te dienen.
Meer dan 6000 klachten werden ingediend. (Gauthier de Villers & Jean Omasombo
Tshonda, An Intransitive Transition, p. 400)
Ook de Zaïrese elite was ontevreden met het regime. De politieke elite eiste
verandering: een betere vertegenwoordiging in het regime en een betere
behartiging van bepaalde persoonlijke en regionale belangen. (Gauthier de
Villers & Jean Omasombo Tshonda, An Intransitive Transition, p. 400-401)
"Voor de Zaïrese president springen alle lichten op rood" .
(Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, 1994, p. 17)
Zo beschrijft Axel Buyse de situatie waarin Mobutu verkeerde. Deze beschrijving
is correct. De vier variabelen die Allen heeft gegeven om te verklaren hoe
Spoils Politics erin slaagt stand te houden, zijn geneutraliseerd tegen 1990.
Een belangrijke vraag voor ons is de volgende. Heeft het UDPS de democratisering
bespoedigd? De partijmilitanten zijn hier heel duidelijk in. Het is dankzij onze
oppositie dat Mobutu verplicht werd om te democratiseren. Tshisekedi beschrijft
het belang van de speech van Mobutu op de 24ste april in een
interview met het Congolese tijdschrift La Référence. Hij heeft het ook over de
manier waarop het UDPS heeft bijgedragen tot die speech.
"La
Référence:
Que représente pour vous la date du 24 avril 1990?
Etienne Tshisekedi:
Cette date est pour nous historique tout simplement parce qu'elle constitue
l'aboutissement de notre lutte: la proclamation du multipartisme par celui-là
même qui avait l'habitude de déclarer que de son vivant, il n'y aurait pas le
multipartisme au Zaïre. Aussi exprimons-nous notre gratitude envers notre peuple
avec lequel nous avons lutté pour aboutir à ce résultat."
(La Référence van 15 juni 1990)
Tshisekedi beschouwt de democratisering gestart door Mobutu als het eindresultaat van zijn opstand voor meer democratie.
Laat ons een neutralere stem aan
het woord laten:
Jean-Claude Willame in zijn uitmuntende "Chronique d'une Opposition Politique:
l'UDPS (1978-1987)".
Volgens Willame is dé verdienste van het UDPS de moed
die ze getoond heeft door in Zaïre te blijven. Anders dan de zovele politieke
oppositiebewegingen opgezet door uitwijkelingen bleven de UDPS-stichters in
Zaïre. Er waren en zijn vele buitenlandse oppositiebewegingen in het buitenland.
Het was echter nooit duidelijk in welke mate deze oppositiebewegingen een
wezenlijk deel van de Zaïrese bevolking vertegenwoordigde.
Het UDPS zond een belangrijk signaal uit door de oppositie in Zaïre zelf te
blijven voeren: "We are here and we are here to stay". De kritiek die het UDPS
gaf op het regime was in vele opzichten correct. Het is daarom dat het UDPS een
groot deel van de Zaïrese bevolking kon overtuigen. Ondanks het feit dat het
UDPS vooral militanten uit Oost-Kasai en Shaba rekruteerde. (Jean-Claude
Willame: Chronique d'une Opposition Politique (1978-1987), 1987, p 110-112)
Het UDPS alleen heeft Mobutu niet verplicht om te democratiseren. Dat hebben
allerlei factoren gedaan: externe buitenlandse diplomatieke druk bijvoorbeeld.
Ook het feit dat zijn regime financieel bijna volledig aan de grond zit, moet
meegespeeld hebben. Maar het UDPS zorgde voor de interne factor: een krachtige
binnenlandse stem. Het feit dat het UDPS hoe langer hoe meer mensen kon
mobiliseren, was voor Mobutu de druppel die de emmer deed overlopen.
Volgens Willame was het UDPS een synoniem voor verandering en hoop. Willame zegt ook dat het UDPS een politiek institutioneel kader biedt. Een partijkader met plaatselijke afdelingen en militanten die klaar staan om politiek te voeren zodra de democratie geïnstalleerd wordt. Dat het niet simpel bleek te zijn, zal later volgen. Willame plaatst de volgende kanttekening:
"Ceci dit, et au delà de la qualité "prophétique" de la opposition intérieure et de la justesse de certaines de ces analyses, il manqua fondamentalement au groupe des treize une capacité à instrumentaliser son action qui resta pour l'essentiel au niveau de l'expression politique." (Jean-Claude Willame: Chronique d'une opposition politique (1978-1987) p 111)
Nu zullen we de transitieperiode analyseren. Het UDPS is niet meer verboden. Voor het eerst kan het UDPS handelen als een volwaardige partij. Hier eindigt de clandestiene geschiedenis van de partij en start hun zogegezegde 'geschreven' geschiedenis.
DEEL II: Het UDPS wordt erkend
DE EERSTE TRANSITIE PERIODE.
Op 24 april 1990 kondigt Mobutu het einde van 'zijn' Tweede Republiek
aan. Hij verklaart dat er vanaf nu democratie zal heersen in Zaïre. Er komen
verkiezingen na een overgangsfase die zal duren tot 30 april 1991. Eerst moet
een overgangsregering zorgen voor een nieuwe grondwet. Deze regering moet ook
het politieke partijenstelsel regelen. Mobutu vermeldt expliciet dat dit
partijenstelsel een driepartijenstelsel moet zijn. Waarschijnlijk was dit een
manoeuvre van Mobutu, maar de gevolgen van deze speech zijn hoe dan ook groot.
(Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 17-18)
Op 24 april 1990 begint de transitieperiode in Congo. Ze zal duren tot 1997. Het
had de overgang naar een nieuw regime moeten inluiden. De overgang naar een
nieuwe Congolese republiek. De balans is echter negatief. De transitie loopt uit
op niets. De transitie is een ongelooflijk ingewikkelde periode. Verschillende
auteurs hebben moedige pogingen gedaan om deze periode te beschrijven. De
kronieken van Gauthier de Villers (1997) en Axel Buyse (1994) over de
transitieperiode zijn een opeenvolging van politieke intriges en politieke
spelletjes. Een politieke kaste van transitiepolitici is geboren. Hun gedrag is
soms moeilijk te begrijpen. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre: de bittere
nasmaak van een troebel experiment; Gauthier de Villers, La Transition Manquée:
1990-1997)
Een kroniek van deze periode geeft ons echter geen beter inzicht in de Congolese
politiek. Daarom zal ik niet proberen alle politieke gebeurtenissen van deze
periode op te sommen. Dat zou ons te ver leiden. En daar zijn ook al andere
werken over geschreven. Tenzij natuurlijk die gebeurtenissen waarin het UDPS in
betrokken is. En dat zijn er nogal wat.
De politieke partijen schieten na
Mobutu's speech als paddenstoelen uit de grond. De gevolgen voor het UDPS zijn
groot. De partij kan nu dankzij deze liberalisering een aantal institutionele
hervormingen doorvoeren. Het UDPS moet een transformatie doormaken: van een
clandestiene partij naar een partijapparaat in staat om verkiezingen te winnen.
In januari 1991 is het zover. De raad van stichters beslist om zich te laten
inschrijven als officiële politieke partij bij het Zaïrese Hooggerechtshof.
Tshisekedi is nochtans tegenstander van de inschrijving. Het wantrouwen in
Mobutu's regime is diepgeworteld.
(Tshilombo Munyengayi, Dossier sur l'Enregistrement de l'UDPS, Le Potentiel van
25 september 2005, p. 4)
De raad van stichters beslist ook dat Tshisekedi de officiële kandidaat is van het UDPS. Al hun acties zullen gericht zijn op het vormen van een UDPS-regering met Tshisekedi als premier. (Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregsitrement de l'UDPS, Le Potentiel van 25 september 2005, p. 4-5) Deze strategie heeft dus een totale omverwerping van het huidige systeem voor ogen. Muamba Mumbunda had kritiek op deze strategie. Volgens hem was het onrealistisch te verwachten dat het UDPS in één klap de macht zou verwerven in Congo. Het UDPS weigerde stap voor stap aan de macht deel te nemen. Het partijbestuur wou alles in eens en dat ergert Mundunda. (zie interview met Muamba Mundunda)
Op 30 juni 1990 wordt er een nieuw
leiderschap geïnstalleerd. Niet meer in de hoedanigheid van één voorzitter maar
wel van een nationaal directorium. Het leiderschap wordt verdeeld onder vier
stichters: Tshisekedi, Kibassa, Lihau, Mbwakiem. Deze vier vertegenwoordigen de
verschillende taalgemeenschappen van Zaïre. Tshisekedi vertegenwoordigt de
Tshiluba-taligen uit de beide Kasaï-provincies, Kibassa de Swahili-sprekers uit
Katanga en Zuid-Kivu, Lihau de Lingala-sprekers uit de Evenaarsprovincie, en
Mbawakiem de Kicongo-sprekers uit Kinshasa, Laag-Congo en Bandundu. (Tshilombo
Munyengayi, Dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, p. 4)
Dit leiderschap had een soort taakverdeling afgesproken. Die taakverdeling werd
gebruikt tijdens de transitieperiode. Tshisekedi was de politieke leider.
Kibassa was degene die het dagelijks bestuur van de partij regelde. Lihau was
dan weer de onderhandelaar, die het UDPS in alle politieke onderhandelingen
vertegenwoordigde. Mbwakiem werd als oudgediende in het directorium opgenomen
als symbool van de strijd tegen de dictatuur. (interview met Muamba Mumbunda op
14 april)
24 april 1990 is een historische datum. Maar algauw blijkt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze opgediend wordt. De maatregelen die Mobutu later neemt en die de democratie moeten implementeren, blijken een afkooksel van wat de oppositie in gedachten had. Er komt geen multipartisme maar een driepartijenstelsel. Op 3 mei wordt betogen verboden. De overgangsregering onder leiding van professor Lunda Bululu, is niet echt revolutionair te noemen. De herziene grondwet van juli 1990 blijft de president veel volmachten geven. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 19)
Daarom is het UDPS allesbehalve enthousiast over Mobutu's hervormingen. In tegendeel, Mobutu's verklaringen zijn voor Tshisekedi een teken dat de oppositie vruchten begint af te werpen. En een startsein voor nog hardere oppositie. Het UDPS reageert heel heftig tegen Mobutu's voornemen om maar drie partijen toe te laten. Het UDPS verwerpt de herziene grondwet en de overgangsregering van Bululu. En stelt de legitimiteit van Mobutu in vraag. Tshisekedi verklaart deze politiek in een interview met La Référence.
"Etienne Tshisekedi: L'UDPS considère que depuis le 24 avril, le M.P.R. Parti-Etat ses organes comme ses réprésentants, ayant été désavoués unanimement par notre peuple, n'ont plus aucune légitimité ni de légiférer ni d'engager notre peuple. Tout ce que les intéressés font et disent après le 24 avril est donc pour l'UDPS nul et non avenu. Comme nous l'avons dis dans notre prise de position rendue publique le 28 avril dernier, seul un gouvernement de transition composé des representants de toutes les sensibilités politiquesest capable de diriger le pays pendant cette période transitoire, et améner le peuple, par des élections libres et démocratiques, à se choisir ses nouveaux représentants." (La Référence, 15 juni 1990)
In een perscommuniqué van 8 januari roept Tshisekedi de militanten op tot burgerlijke ongehoorzaamheid, manifestaties en andere vreedzame acties. Tshisekedi lijkt alles op alles te willen zetten om Mobutu definitief van de macht te verjagen. Alleen dan heeft volgens Tshisekedi het democratische project in Zaïre kans op slagen. De partijleider verwerpt in dit communiqué ook onderhandelingen met Mobutu. (Communiqué de Presse van het Nationale Secretariaat van het UDPS van 8 januari 1991, getekend: Etienne Tshisekedi wa Mulumba)
Dit laatste roept wel een aantal vragen op. Want sommige mensen in het UDPS zijn op dat moment zelf aan het onderhandelen met Mobutu. Tshisekedi is echter populair op dat moment en wordt in verscheidene kranten opgevoerd. Maar het is de vraag, in hoeverre Tshisekedi met deze radicale standpunten de rest van de partij vertegenwoordigt.
In augustus 1990 gaat een delegatie
van het UDPS onderhandelen met Mobutu. De delegatie bestaat uit drie leden van
het directorium: Lihau, Kibassa en Mbwakiem. Vooral Lihau is voorstander van een
akkoord met Mobutu. Hij verklaart dat de basis het met hem eens is. De
plaatselijke comités hebben beraadslaagd in Kinshasa en Mbanza Ngungu. Ze hebben
zich uitgesproken voor onderhandelingen. Lihau reageert dan ook verbolgen op
Tshisekedi's uitval naar diegenen die willen onderhandelen. Tshisekedi jaagt
niet alleen Lihau tegen zich in het harnas. Tshisekedi begint ook hardere eisen
te stellen: het ontslag van Mobutu en een democratisch verkozen constituante.
Verkiezingen die gehouden worden na een overgangsperiode en met de UDPS als
overgangsregering. (Le Soft de Finance; 6 mei 1991 door Kin-Kiey Mulumba)
Tshisekedi's populariteit kan er alleen maar wel bij varen.
Het directorium dat de partij leidt, is een orgaan dat op een collegiale wijze
de partij moet leiden. Maar het is duidelijk wie de touwtjes in handen heeft.
Tshisekedi is heel populair op dat moment. Dat maakt dat zijn woorden veel
zwaarder wegen dan die van zijn collega's van het partijbestuur. Dus gaat het
UDPS weer actie voeren. Op 17 juni 1991 bijvoorbeeld.
Het UDPS organiseert deze manifestatie samen met het UFERI (Union des
Fédéralistes et des Républicains Indépendants).
De
manifestatie is gericht tegen Mobutu en voor het samenroepen van een nationale
conferentie. Men vertrouwt Mobutu's overgangsregering niet. Tweehonderd
militanten raken gewond na gevechten met de ordediensten. (La Libre Belgique, 20
juni 1991, door Natacha David)
Het is deze radicalisering van Tshisekedi die waarschijnlijk verklaart waarom
het UDPS niet deelneemt aan de gesprekken die Mobutu op dat moment voert met een
aantal politieke partijen. De belangrijkste partijen boycotten deze gesprekken
echter want ook UFERI en PDSC (Parti Democrat et Social-Chrétien) doen niet mee.
De andere partijen –maar liefst 144 stuks - vormen een "Groupe du Consensus".
Zij realiseren zoals de naam doet vermoeden, een akkoord met Mobutu. Ze willen
zelf een overgangsregering creëren en een Constitutionele Conferentie in het
daglicht roepen. Er ontstaat een impasse, want het UDPS verwerpt deze
Constitutionele Conferentie en wil een Nationale Soevereine Conferentie,
onafhankelijk van Mobutu. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 23)
Voor de eerste keer staan de
oppositie en het kamp van de president lijnrecht tegenover elkaar. Het zal zeker
niet de laatste keer zijn. Mobutu probeert alles om de impasse te doorbreken.
Ten eerste een nieuwe regering met een nieuwe premier: Mulumba Lukoji. Ten
tweede geeft hij de opdracht aan Mulumba Lukoji om een nationale conferentie op
te starten. Alles tevergeefs. Tenslotte probeert hij onderhandelingen op te
starten met Tshisekedi. Tshisekedi slaat dit aanbod af. Op 7 augustus 1991 wordt
de Nationale Soevereine Conferentie dan eindelijk officieel geopend. (Axel
Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 23-25)
DE NATIONALE SOEVEREINE CONFERENTIE
De installatie van de Nationale
Soevereine Conferentie lijkt een overwinning voor het UDPS. Maar ondertussen is
de situatie veranderd. Mobutu is niet bij de pakken blijven zitten en het UDPS
wordt in het defensief gedwongen. In het eerste hoofdstuk heb ik reeds
aangegeven dat het Zaïrese politieke landschap na de dekolonisatie gekenmerkt
wordt door het grote aantal partijen. Mobutu zal dit nog verergeren door een
aantal satellietpartijen te installeren. Deze partijen werken voor Mobutu's
rekening. De Zaïrezen verzinnen al gauw een bijnaam voor dit soort partijen, des
'partis alimentaires'. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, 24-26)
Het UDPS wordt plots geconfronteerd met de opkomst van een christendemocratische
partij (PDSC), een federalistische partij (UFERI), en een Lumumbistische partij
(Palu). Daarnaast komen nog de vele kleinere partijtjes gesteund door Mobutu.
Het UDPS realiseert dat het niet meer de sterkste politieke formatie is.
Colette Braeckman schrijft hierover op 27 augustus 1991:
"Autrement dit, l'UDPS même si elle participait à la conférence, ne disposerait pas d'une représentation proportionelle à son ancienneté, à sa notoriété, au nombre de ses adherents."
(Le Soir, 27 augustus 1991, door Colette Braeckman)
Het UDPS mag zichzelf voor de kop slaan. Want het was het UDPS die een lans brak voor multipartisme. Tshisekedi verklaarde die tactiek een jaar eerder in een interview met La Référence:
"L'UDPS se rejouit de l'éclosion des partis politiques. Nous avons lutté pour un
multipartisme intégral. C'est pour nous un motif de fierté parce que l'UDPS est
à la base de cette éclosion démocratique."
(La Référence, 15 juni 1990)
Deze tactiek komt Tshiskedi en het UDPS nu duur te staan. Was hij
overmoedig op dat moment? Of moet hij zijn meerdere erkennen in een andere
meester-tacticus: Mobutu? Het is in dit licht dat men de aansluiting van het
UDPS bij de zogeheten Union Sacrée de l’Opposition moet zien op 18 juli. Het
kamp van de president had zich eerder al (in februari) gegroepeerd. Als het UDPS
voor een tegengewicht wilde zorgen, moest het wel een alliantie aangaan met het
PDSC en UFERI. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 25)
De Nationale Soevereine Conferentie
ontaardt een eerste keer in een gepalaver van jewelste. De aanwezigen kunnen het
niet eens worden over een aantal essentiële dingen. De vertegenwoordiging geeft
al een eerste probleem. Wie zal het middenveld vertegenwoordigen in de
vergadering? Wat te doen met de 'partis alimentaires', partijen waarvan vermoedt
wordt dat ze Mobutu steunen en aanwezig zijn om het democratisch proces te
saboteren? Men geraakt er niet uit en de nationale conferentie ontaardt in
chaos. Het experiment wordt voorlopig stopgezet in september 1991. (Axel Buyse,
Democratie voor Zaïre, p.22)
Aanvankelijk waren er 3450 kandidaten om in de Nationale Conferentie te zetelen.
Dit aantal is later uitgefilterd tot 2796. Het is duidelijk hoe het komt dat zo
veel mensen per se willen zetelen in deze conferentie. Rond deze periode gaat de
sociaal-economische toestand van het land er in rasse schreden op achteruit. De
staat is nu meer dan ooit het instrument van verrijking en overleving geworden
voor veel mensen. Daarom lopen de gesprekken ook zo moeilijk. Veel mensen zijn
wanhopig voor een postje in die conferentie. Als je niks te verliezen hebt, ben
je niet zo gemakkelijk vatbaar voor compromissen. (zie eerste hoofdstuk:
Theobald: politiek als zero sum game)
De impasse blijft en Zaïre gaat door een heel onrustige periode. Het is niet duidelijk wie er eigenlijk de macht heeft en dat zorgt voor een heel onstabiel politiek klimaat. In september 1991 is de chaos compleet. Zaïre wordt geteisterd door muiterij en plundering. Zelfs daardoor kan de impasse niet doorbroken worden. Gauthier de Villers schrijft hierover het volgende:
"Il peut sembler que l'heure n'est plus aux manoeuvres politiciennes, que le temps de trancher est venu, le temps de choisir entre un affrontement décisif ou une négociation débouchant sur le compromis et le partage de pouvoir. Mais tel choix ne sera pas fait." (Gauthier de Villers, La transition Manquée, p. 29)
Het is zeer moeilijk om dit
zelfdestructieve gedrag te verklaren. De passiviteit van president Mobutu
spreekt boekdelen. Er gingen zelfs geruchten dat Mobutu een hand had in de
muiterij, iets wat nooit bewezen is. (Gauthier de Villers, La Transition
Manquée, p. 29) De chaos komt Mobutu trouwens niet slecht uit. Het is niet dit
soort geweld die zijn presidentsschap doet wankelen. Crawford Young heeft over
de kannibalisatie van de Congolese instellingen. Na jaren van spoils politics is
dit zelfdestructieve gedrag doorgedrongen tot alle delen van de samenleving.
(Crawford Young, Reflections on state decline, p. 3)
De eerste regering Tshisekedi (29 september 1991 - 21 oktober 1991).
Uiteindelijk probeert Mobutu de
impasse te doorbreken. Hij benoemt Tshisekedi als eerste minister, na
buitenlandse druk van Frankrijk en de Verenigde Staten. Ook de binnenlandse
oppositie was bepalend. Er komen onderhandelingen tussen de Union Sacrée de
l'Opposition (USO) en de Forces Démocratiques Unies (FDU), dit is de nieuwe
groepering van Mobutugezinden. Er komt een akkoord: 'Les Accords du Palais
Marbre'. Tshisekedi wordt eerste minister op 30 september 1991. Het loopt al mis
vanaf de ondertekening van de regeringsverklaring. Tshiskedi doorstreept enkele
passages tijdens de ondertekeningsceremonie. Het gaat om bepaalde passages die
buiten de onderhandelingen om in de tekst geslopen zijn. Tshisekedi weigert die
passages te aanvaarden die de Mobutu als staatshoofd bevestigen.
Deze regering wordt een grote mislukking. Tshisekedi gedraagt zich zeer
dubbelzinnig. Nadat hij is geïnstalleerd als eerste minister lijkt hij er vooral
op uit te zijn het akkoord op te blazen. De president heeft volgens hem politiek
en juridisch afgedaan. In een interview met Colette Braeckman noem hij Mobutu op
een gegeven moment een 'menselijk monster'. Niet echt het gedrag van iemand die
lange tijd aan de macht wil blijven.
Volgens Gauthier de Villers kunnen we over deze regering trouwens kort zijn: ze
was al gevallen voor ze goed en wel gestart was. Verder valt het vooral op dat
hij onervaren mensen gekozen heeft voor zijn kabinet. (Gauthier de Villers, La
Transition Manquée, p. 39-42)
Tshisekedi's motieven om in deze regering te stappen, zijn onduidelijk.
Waarschijnlijk was het zijn manier om zich te ontdoen van Mobutu. Want over de
jaren is er een bittere vete ontstaan tussen die twee. Ook dit is Afrikaanse
politiek: soms lijkt het op een clash tussen persoonlijkheden.
Paul Kapita Shabinga was minister van handel in deze regering. Ook hij is kort
over deze regering. Ze heeft volgens hem slechts drie dagen gefunctioneerd. De
ondertekening van de regeringsverklaring was door Tshisekedi's 'aanpassingen'
eigenlijk ongeldig geworden.
Nieuwe overgangsregeringen
Tshisekedi wordt op 21 oktober de
laan uitgestuurd. Twee overgangsregeringen volgen elkaar nu op. Die van Mungul
Diaka (van 23 oktober tot 25 november) en die van Nguz Karl I Bond (van 25
november 1991 tot 19 augustus 1992). Deze regeringen zijn van weinig belang.
Tenzij het feit dat Mobutu is er in geslaagd wig te drijven in de Union Sacrée
de l'Opposition. Mungul Diaka was voorzitter van de Rassemblement Démocratique
Républicain, Nguz Karl I Bond was voorzitter van UFERI, beide partijen waren lid
van de alliantie Union Sacrée de l'opposition. Ze breken het blok van de Union
Sacrée door in een regering te stappen zonder dat de Union Sacrée daarover een
akkoord heeft getekend. Waarschijnlijk werden ze beiden aangelokt door het
fortuin dat gemaakt kan worden als eerste minister van Zaïre. (Gauthier de
Villers, La Transition Manquée, p. 50-56)
Op 4 december loopt er ondertussen een belangrijke termijn af. Mobutu's
zevenjarige mandaat als president loopt af. Maar hij kan zonder veel moeite aan
blijven als president. Mobutu's verdeel-en-heerspolitiek heeft weer eens
resultaten opgeleverd. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 31-32)
Op 1 december probeert de Nationale Conferentie zichzelf opnieuw op te starten.
Opnieuw verloopt de samenstelling zeer moeizaam. Het grootste struikelblok is
nog steeds niet opgeruimd. Het statuut van de Nationale Conferentie is nog
steeds niet opgehelderd. De Conferentie is nog steeds niet onafhankelijk. De
hiërarchie tussen de conferentie, de president en de eerste minister is nog
steeds onduidelijk. De eerste minister en de president weigeren nog steeds de
Conferentie als een Soevereine vergadering te erkennen. Deze onzekerheid zorgt
voor onrust overal in het land. In januari 1992 zijn er etnische gevechten in
Katanga en op 22 januari is er zelfs sprake van een militaire staatsgreep. De
chaos is compleet. Maar dan gebeurt er iets onverwachts.
De Mars van de Hoop (februari 1992).
Monseigneur Monsengwo, verkozen tot voorzitter van de Nationale Conferentie, wil
uit de impasse geraken en organiseert een Mars van de Hoop. Het doel is
eindelijk de Conferentie te doen aanvaarden bij Mobutu en zijn eerste minister
Nguz Karl I Bond. De kerk schaart zich achter de Nationale Conferentie. De
Zaïrese bisschoppenconferentie verspreidt een document, waarin ze het belang van
de Nationale Conferentie nogmaals onderstreept:
"5° Importance vitale de la CNS
11. Les enjeux de la CNS sont d'une importance vitale pour notre pays. Aussi
tous les fils et filles de ce pays doivent-ils tout mettre en oeuvre pour
contribuer à sa réalisation et à son issue heureuse.
12. Nous constatons avec joie que le peuple veut la CNS de tout son coeur et
qu'il est prêt à en payer le prix. Il perçoit en effet que par cette voie il
peut accéder à la démocratisatie réelle, dans la paix et la reconcialiation
nationales." (Déclarations des evêques du Zaïre aux chrétiens catholiques et aux
hommse de bonne volonté, 27 februari, Zaïre-Afrique, nr. 262, februari 1992, p.
77-82)
Er komen honderdduizenden mensen af op die Mars van de Hoop, die 16de februari
1992.
En hoewel de overheid zeer
gewelddadig reageert op de betoging en er verscheidene doden vallen tijdens de
demonstraties, wordt de Mars van de Hoop een gigantisch succes. Dit doet
uiteindelijk het tij keren. Mobutu, onder druk gezet in binnen en buitenland,
moet nu wel de Nationale Conferentie aanvaarden. Het is duidelijk dat Mobutu nu
enkel nog in het zadel kan blijven zitten door de steun van het leger. De
positie van premier Nguz Karl I Bond, nog steeds een tegenstander van zo'n
soevereine conferentie, wordt marginaal. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p.
35-36)
Op vijf mei verklaart de Nationale Conferentie zichzelf soeverein en het hoogste
wetgevende orgaan van het land. De Verenigde Staten, België en Frankrijk scharen
zich achter de Nationale Soevereine Conferentie. De Soevereine Conferentie wil
eerst en vooral het proces van Mobutu's dictatuur maken, naar het voorbeeld van
de onderzoekscommissies in Zuid-Afrika. Maar de Soevereine Conferentie wil
zichzelf ook grondwettelijke rechten toe-eigenen.
Aan het hoofd van twee commissie vinden we trouwens twee UDPS-kopstukken terug.
Lihau is voorzitter van de Commission Constitutionnelle, Kibassa Maliba
voorzitter van de Commission Politique. (Gauthier de Villers, La transition
manquée, p. 85)
Tshisekedi is aanvankelijk niet erg enthousiast over de Nationale Soevereine
Conferentie. Hij vindt het ontslag van Mobutu nog steeds zijn eerste prioriteit.
Hij is van mening dat Mobutu het democratisch proces alleen moeilijker zal
maken. In dit klimaat kan je niet aan politiek doen. Want in een dictatuur is de
enige politicus de dictator zelf. (interview met Paul Kapita, 10 juli 2006)
Inderdaad, Mobutu controleerde deze conferentie door het oprichten van zijn
eigen “partis alimentaires”. Hij slaagde er zelfs in de positie van het UDPS te
verzwakken, door verscheidene kopstukken aan te trekken. Birindwa, een
UDPS-kopstuk, loopt over naar het presidentiële kamp. Kibassa sticht in 1994 een
eigen partij. Ook Lihau zal overlopen.
Als jurist zag Tshisekedi natuurlijk ook dat de Nationale Soevereine Conferentie
in een juridisch vacuüm werkte. Maar de Mars van de Hoop had bewezen dat de
conferentie slagkracht kan hebben en bovendien ruime steun geniet bij de
bevolking.
De tweede regering Tshisekedi (15 augustus 1992- 1
december 1993).
De Nationale Soevereine Conferentie eigent zichzelf meer en meer bevoegdheden
toe. Dat is niet naar de zin van president Mobutu. Mobutu voelt zich
voorbijgestoken en gaat opnieuw de confrontatie aan met de Nationale Soevereine
Conferentie. Hij komt tot een compromis met de conferentie: het 'compromis
politique global sur la transtion de N'Sele'. Mobutu lijkt opnieuw in te binden.
Hij erkent dat de Nationale Soevereine Conferentie een premier mag aanduiden.
Dit is een overwinning voor de Conferentie, die hierop een stemming organiseert
voor de verkiezing van een premier. Er zijn 19 kandidaten, Tshisekedi haalt het
met 70,8 percent van de stemmen. In Kinshasa en op verschillende plaatsen in het
land breekt een volksfeest los. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 42-43)
Maar Tshisekedi's regering is opnieuw geen succes. Gauthier de Villers (1997) is
kritisch over Tshisekedi's regering om drie redenen. Eerst en vooral blijkt
Tshisekedi's regering niet voor die openheid te zorgen om uit de impasse te
geraken. Er zijn geen compromisfiguren opgenomen in zijn regering. Het kamp van
Mobutu krijgt geen enkele portefeuille. Ten tweede zijn er ook niet echt grote
politieke figuren opgenomen in zijn regering. De keuze van Tshisekedi om een
aantal portefeuilles aan mensen te geven die er niet de ervaring toe hebben, is
op zijn minst eigenaardig te noemen. (Gauthier de Villers, La Transition
Manquée, p. 108)
Het politieke klimaat wordt volledig in beslag genomen door de confrontatie van
premier Tshisekedi met president Mobutu. Mobutu probeert het Tshisekedi
verscheidene malen moeilijk te maken. Tshisekedi's prioriteit is het installeren
van een rechtstaat. De Nationale Bank moet weer onder de controle van de
regering komen, in plaats van een persoonlijke kassa voor de Mobutu-entourage.
Tshisekedi ontslaat in oktober de gouverneur van de Nationale Bank, in een
poging om de monetaire chaos van dat moment onder controle te houden. Het WTO
had hier al herhaaldelijk om verzocht. Mobutu zorgt ervoor dat 'zijn' gouverneur
onverstoord kan verder werken, indien nodig zelfs onder militaire begeleiding.
(Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 46) Het conflict loopt helemaal vast en
op 30 november 1992 ontslaat Mobutu Tshisekedi. De volgende dag duidt hij
Tshisekedi aan als formateur. Tshisekedi legt beide presidentiële decreten naast
zich neer.
Op 5 december ontbindt Mobutu de Nationale Soevereine Conferentie.
Constitutioneel is het onduidelijk wie eigenlijk macht had tijdens deze
transitieperiode. De transitieperiode is daarom dan ook gewoon uitgelopen op een
machtspel op een zeer hoog niveau. De voorzitter Monsengwo bindt in, maar slaagt
er nog net in om een Hoge Raad van de Republiek te laten verkiezen, bestaande
uit vertegenwoordigers van de Nationale Conferentie. Dit, in een poging om toch
nog een representatief orgaan aan te duiden.
(Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 186)
De derde regering Tshisekedi (26 maart 1993).
Op 22 maart 1993 stelt Tshisekedi
een overgangsregering voor, die wordt afgewezen door Mobutu. De politieke
onzekerheid blijft verder duren en dit vertaalt zich in meer chaos, plundering
en etnisch geweld. Mobutu past de tactiek van de verschroeide aarde toe. Hij
lijkt moedwillig de sociale, economische en etnische chaos aan te wakkeren.
Eerst en vooral is er het nieuwe bankbiljet van 5 miljoen dat Mobutu wil laten
introduceren. Het is een doorzichtige poging van de Mobutu-entourage om zijn
greep op de Nationale Bank te versterken. Maar de motieven zijn in eerste
instantie politiek: het gezag van de regering Tshisekedi ondermijnen.
"Mais l'affrontement autour du controle de la Banque du Zaïre est aussi lié à la
lutte pour le pouvoir. La seconde lecture dont nous parlions est une lecture
politique."
(Gauthier De Villers, p. 128)
Tshisekedi reageert en roept de Zaïrezen op de bankjes van vijf miljoen
niet te aanvaarden. Op 2 februari neemt de Belgische overheid trouwens een
vliegtuiglading van deze briefjes in beslag op de luchthaven van Oostende. (Axel
Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 49) Het is duidelijk dat de Belgische overheid
in het conflict tussen Mobutu en Tshisekedi de kant van Tshisekedi kiest.
Minister van kleine en middelgrote ondernemingen, Paul Kapita Shabangi, reist
naar Katanga om de mensen op te roepen de briefjes niet te aanvaarden.
(Interview met Paul Kapita Shabangi op 10 jul. 06) De uitgave van de biljetten
leidt tot een torenhoge inflatie en een monetaire chaos die uiteindelijk
uitloopt op de tweede plundering van Kinshasa (28 januari 1993).
De dertigste januari wordt het huis van Kibassa, mede-voorzitter van het UDPS, door de veiligheidsdiensten vernield. Leden van de presidentiële beweging wakkeren ondertussen de etnische tegenstellingen aan. Mungul Diaka, ondertussen gouverneur van Kishasa geworden, roept de mensen van Bandundu en Bas-Zaïre op een front te vormen tegen de Luba-overheersing. Een duidelijke aanval op het UDPS, wiens uitvalsbasis de Kasaï provincie is, waar vooral Luba's wonen. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 52)
Monsengwo organiseert in maart een ultieme verzoeningspoging tussen Mobutu en Tshisekedi: het Conclaaf. De bedoeling is om toenadering te creëren en de verschillende transitiedocumenten te harmoniseren. Maar de Mobutu-entourage trekt het initiatief naar zich toe. In een zoveelste poging om het gezag van de Hoge Raad van de Republiek én de regering Tshisekedi te ondermijnen, 'beslist' het conclaaf om het oude (door de Mobutu entourage gedomineerde) parlement samen te roepen. Deze Assemblée National zal een week later onder bescherming van het leger voor een eerste keer samenkomen en een eigen regering aanstellen. De regering Faustin Birindwa, een ex-UDPS lid nota bene. (Axel Buyse, Democratie voor Zaïre, p. 53) Dit is een nieuw dieptepunt in de transitieperiode: de volledige verdubbeling van de transitieinstellingen.
De voorzitter van de Hoge Raad van de Republiek, monseigneur Monsengwo veroordeelt Mobutu's beslissing:
"Nous stigmatisons , d'une part, la convocation de l'ancienne Assemblée
Nationale , laquelle constitue une violation flagrante du Compromis et d'autre
part, cette nomination irrégulière et anarchique d'un premier ministre qui ne
peut former qu'un Gouvernement illégal dans les circonstances actuelles…
(…)" (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p.158)
Maar in dezelfde verklaring weigert Monsengwo ook partij te kiezen voor
Tshisekedi:
"La situation actuelle qui met en présence des institutions dédoublées ne peut
qu'exacerber la crise. En effet, ni le gouvernement de Monsieur Tshisekedi ni
celui de Monsieur Birindwa ne pourait rassembler toutes les plates-formes et
tendances politiques en présence dans le pays…"
(Gauthier de Villers, La transition manquée, p. 158-159)
Tshisekedi stelt toch nog een regering samen, parallel met die van Birindwa.
Internationaal geniet de regering Tshisekedi het meeste steun. Maar in Zaïre
zelf heeft Tshisekedi geen macht. Tshisekedi krijgt geen toegang tot de
ministeries, heeft geen macht meer in de Nationale Bank en heeft feitelijk geen
uitvoerende macht. Hoewel volgens de transitie akkoorden Tshisekedi de enige
legitieme premier is. (Gauthier de Villers, La transition manquée, p. 167)
Kapita, opnieuw minister van kleine en middelgrote bedrijven in deze regering,
vertelde mij dat Tshisekedi regeren wou bemoeilijken voor die andere premier
Birindwa. Zo tracht hij het Mobutu regime onder druk te zetten. (interview met
Kapita, 10 jul. 06)
De regering Kengo wa Dondo (6 juli 1994 - maart
1997)
Op 14 januari 1994 wordt Birindwa
aan de kant gezet. O 6 juli wordt er echter een nieuwe regering geïnstalleerd,
die van Kengo wa Dondo. Kengo wa Dondo zal tot maart 19 aan de macht blijven.
Het UDPS is in de opnieuw in de oppositie terechtgekomen. Volgens Gauthier de
Villers (1998) is de aanstelling van Kengo wa Dondo een nederlaag voor de
oppositie. De aanstelling is mogelijk geweest dankzij de manoeuvres van het
presidentiële kamp, en op initiatief van monseigneur Monsengwo, die in deze
aanstelling een vertaling van zijn 'derde weg' zag. Maar het was vooral de
verdeeldheid van de oppositie die een rol gespeeld heeft.
(Gauthier de Villers, Dernier Acte au Zaïre de Mobutu: le phénix et le sphinx,
p.20)
NIEUW CONFLICT BINNEN DE PARTIJ
De transitieperiode die we zopas besproken hebben, was een
uitermate chaotische periode. De politieke onzekerheid gaf aanleiding tot geweld
en etnische conflicten. Ook het UDPS zelf is hier niet van gespaard gebleven. De
twee vleugels in de partij zullen zich nog verder van elkaar verwijderen.
De eerste aanleiding van het conflict is een statutaire aangelegenheid. In 1993
wordt beslist dat het UDPS gaat zetelen in de koepel van socialistische
partijen, de socialistische internationale. Hiervoor moet de partij echter aan
een aantal voorwaarden voldoen, waaronder ook een aantal statutaire voorwaarden.
De internationale koepel wil dat hun leden een partijvoorzitter verkiezen. De
complexe directoriumstructuur -- met vier vice-voorzitters -- van het UDPS
voldoet niet aan die voorwaarde. Kibassa wil de statuten aanpassen. Tshisekedi
wil de directoriumstructuur, waarin hij het overwicht heeft, behouden.
Tshisekedi was trouwens geen voorstander van deze internationale socialistische
koepel. Hij wou liever in een christen-democratische koepel stappen. (Tshilombo
Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, p. 5)
De tweede aanleiding is Etienne Tshisekedi zelf. Etienne Tshisekedi's dominante gedrag ergert meer en meer mensen. Bij zijn bondgenoten in de alliantie van oppositiepartijen USOR en bij zijn partijgenoten. Velen verwijten Tshisekedi's radicale houding. De koppige manier waarop Tshisekedi vasthoudt aan zijn laatste regering tegen de regering Birindwa brengt voor zijn bondgenoten en sommige partijgenoten een gegeerd postje in een transitie institutie in gevaar. Op 3 mei lucht Kibassa Maliba, vice-voorzitter van het UDPS, zijn hart over Tshisekedi:
"Le 3 mai, en présence d'un aréopage plus restreint, Fréderic Kibassa Maliba a alors vidé l'abcès, faisant état de l' "incapacité politique, physique et mentale d'Etienne Tshisekedi dont le discours est sclérosé, invariable, stéréotypé et sans aucun rapport avec les réalités concrètes et sociopolitiques du pays." " (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 197)
François Lusanga Ngiele, één van 13 stichters van de partij, vermeldt dit conflict in zijn memoires. Het is een goede illustratie van hoe bitter dit conflict moet geweest zijn:
"Malheureusement, notre collègue Fondateur Etienne Tshisekedi wa Mulumba fut
enivré par son élection au poste de premier ministre du gouvernement de
transition issu de la CNS [Conférence Nationale Souveraine] Il crut qu'il était
au dessus des textes régissant le parti et les règles de jeu au niveau de
l'Union Sacrée de l'Opposition. (…)
Mon collègue et frère Tshisekedi crurent que la position de premier ministre élu
à la CNS lui conférait le pouvoir de faire et défaire les destinées de ses
collègues du parti et de l'opposition."
(François Lusanga Ngiele, Vérité UDPS, p. 6, 2004)
Vroegere kompanen keren zich tegen
elkaar. Er tekenen zich duidelijk verschillende kampen af binnen de partij. In
een korte tijd zullen er nu verschillende breuken plaatsvinden.
Tshisekedi omringt zich steeds meer met radicale jongeren. Er komen
nieuwe radicale bewegingen: Cerepro, Rapide, G8, Cocosoet. Deze bewegingen
steunen Tshisekedi, maar vergemakkelijken niet echt de dialoog in de schoot van
de partij. De radicale vleugel wordt vertegenwoordigd door Tshisekedi; de
gematigde vleugel, die opnieuw wil onderhandelen met het regime, door Kibassa.
Het conflict zal verder rotten tot januari 1996, tot de beide mannen elkaar uit
de partij zetten.
(Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS, 2005, p. 6)
Dit is de situatie aan de vooravond van de inval van Kabila.
CONCLUSIE EERSTE TRANSITIE PERIODE
Wat zijn nu de conclusies van deze
zeven jaar democratiseringsproces onder Mobutu, de koning van de chaos? Eerst en
vooral: dit democratiseringsproces was schijn. De speech van Mobutu op 24 april
1990 was slechts een strategie om langer aan de macht te blijven. (Gauthier de
Villers, an Intransitive Transition, p. 400) Een twistappel van Mobutu aan de
Congolese politiek. Hij zette een beweging in gang. Het was echter een eerder
een vicieuze cirkelbeweging dan een continue progressieve beweging.
Naarmate de malaise blijft doorduren, neemt ook de politieke chaos en geweld
toe. We krijgen een politieke kaste aan de macht die steeds verder vervreemd van
haar bevolking. Het is een ideale periode om op een ondemocratische manier
ergens een functie te verkrijgen. Volgens Gauthier de Villers en Jean Omasomba
Tshonda (2002) is dit een klassiek verschijnsel:
"When societies go through rapid social change, the gap between political behaviour and social aspirations widens. The process of political restructuring transformed discourses on democracy, legality and human rights into theatrical rhetoric." (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, an intransitive transition, p.403)
Ook het UDPS -- meerbepaald Etienne Tshisekedi -- is hieraan ten prooi gevallen. Het is in deze periode dat Tshisekedi zijn bijnaam 'de sfinx' krijgt. Niemand weet wat er in hem omgaat. Zijn strategie lijkt er één te zijn van afwachten. Gauthier de Villers (1998) vraagt zich luidop af of deze tactiek niet gewoon een spelletje armworstelen was en een ordinair gevecht voor de macht. (Gauthier de Villers, Dernier Acte au Zaïre le Phénix et le Sphinx, p. 27) Tot hij bijna onontbeerlijk is geworden. Deze tactiek heeft duidelijk gefaald. De Villers en Omasomba hebben het over de oorspong van Tshisekedi's bijnaam:
"His [Tshisekedi's, nvda] objective was not to overthrow Mobutu (although between 1990 and 1992 he could have rallied enough popular support to do so) but to wait patiently and let the political situation deteriorate to the point where he would emerge as the only viable leader (de Villers, 1998:29) Mobutu's position strengthened, however, due largely to the repercussions of the Rwanda genocide." (Gauthier de Villers & Jean Omasombo Tshonda, An Intransitive Transition, p. 403)
De impasse was structureel geworden aan de vooravond van Kabila's inval. Zonder zijn inval was de impasse waarschijnlijk blijven voortduren tot de volledige instorting van de staat. In hoeverre deze al niet ingestort was.
DEEL III De val van Mobutu & Kabila's greep naar de macht
Laurent-Désiré Kabila rolt in een
aantal maanden het Mobutu regime op en rukt op naar de hoofdstad Kinshasa. Zijn
Alliantie, het AFDL (Alliance des Forces Démocratique pour la Libération du
Congo-Zaïre), is een samenraapsel van rebellenbewegingen en buitenlandse
troepen. Ze beginnen hun offensief in oktober 1996, in mei 1997 trekt Kabila de
hoofdstad Kishasa binnen.
Deze opvallend 'vlotte' machtsovername bewijst nog maar eens aan hoe uitgehold
het regime was geworden. Kabila was, voor hij zichzelf tot president van Congo
uitriep, een vergeten guerrillaleider over een klein maquis in het oosten van
het land. Dit gebied was trouwens nooit onder de controle van Mobutu’s troepen
gekomen. Kabila was eigenlijk sinds de jaren zestig al een guerrilla aan het
voeren, tot zover zonder resultaat. In 1997 is het verrotte Mobutu-regime niet
meer instaat om zijn losse samenwerkingsverband AFDL tegen te houden. (Erik
Kennes, Laurent Désiré Kabila, of de schaduwzijde van de Congolese geschiedenis,
p. 57-59)
Professor Filip Reyntjens (2000) geeft twee verklaringen voor de vlotte opmars van Kabila's AFDL. Eerste verklaring is de extreme zwakte van het Zaïrese leger, de Forces Armées Zaïroise. De plunderingen van de voorgaande jaren lieten echter al zien in wat voor een lamentabele staat het leger verkeerde. De tweede verklaring is te zoeken in de internationale steun die Kabila heeft ontvangen. (Filip Reyntjens, Congo in het Oog van een Regionale Storm, p. 12)
Maar deze machtsovername door
Kabila is niet het onderwerp van deze thesis. De vraag die relevant is voor onze
thesis is: hoe heeft het UDPS op deze machtsovername gereageerd.
Het AFDL van Kabila start in oktober 1996 zijn offensief. Op 25 oktober
verklaart de Alliantie dat ze Mobutu wil omverwerpen. Het zal verscheidene
maanden duren voordat de troepen van het AFDL, met veel kindsoldaten in hun
rangen, Kinshasa zullen binnentrekken. Al die maanden is het hinken op twee
gedachten. De Mobutu-entourage heeft nog steeds de macht en de controle over
haar instituties. Maar het wordt duidelijk dat haar macht zienderogen aan het
afkalven is. En dat de werkelijke machtshebbers de rebellen van Kabila zijn, die
gestaag en zonder veel tegenstand te ondervinden optrekken richting Kinshasa.
(Sofie Nolet, Chronologie. 103-104)
Ook het UDPS is verzwakt. Er heeft een uittocht van kopstukken plaatsgevonden. Kibassa Maliba, die jarenlang het dagelijks bestuur van de partij georganiseerd heeft, is Tshisekedi's grootste tegenstander geworden. Kibassa wil niets meer met Tshisekedi te maken hebben en probeert de partijorganen naar zijn hand te zetten. Kibassa blijkt geen individueel geval te zijn, hij heeft namelijk een meerderheid van de oude partijstichters achter zich.
Le Soft, een Zaïrese krant, beschrijft de strijd, die woedt in de partij. Ik geef hier de inleidende alinea:
"Arbre qui pote ombrage finit par être abattu afin d'assainir le milieu…
Tshisekedi règne sur une organisation désertée
L'un après l'autre, le "gouvernement légal" s'est vidé…
Les compagnons d'hier quittent le parti: l'UDPS-Tshisekedin'a plus personne
sinon les seuls "parlementaires-debout…"
(Le Soft 11 maart 1996, door
Mukebayi Nkoso)
Dat er een regimewissel nakende is,
lijkt Tshisekedi niet begrepen te hebben. In november 1996 gaat Tshisekedi
Mobutu opzoeken in een Frans ziekenhuis waar hij behandeld wordt voor
prostaatkanker. Tshisekedi komt triomfantelijk terug van zijn bezoek aan Mobutu,
opgewacht door 1,5 miljoen UDPS-sympathisanten. (bron: La Référence Plus, 28
november 1996)
Mobutu heeft met zijn rug tegen de muur Tshisekedi opnieuw benoemd als premier.
Tshisekedi is nu premier van een land dat voor een groot deel onder de controle
van rebellen ligt.
Tshisekedi kiest dus de kant van het wegkwijnende Mobutu regime. Colette
Braeckman (1998) noemde deze tactiek een 'redeneringfout'.
Er zijn nochtans contacten tussen het UDPS en de rebellen. De rebellen proberen
een bestuur op te zetten in de gebieden die ze bezetten. Er worden verkiezingen
georganiseerd om gouverneurs aan te duiden in de bezette gebieden. Welnu, op een
aantal plaatsen worden plaatselijke UDPS- mandatarissen gekozen. Hieruit blijkt
nog eens de representativiteit van het UDPS op dat moment. (Colette Braeckman,
le campagne victorieuse de l'AFDL, p. 80)
Tshisekedi laat op de manifestatie de 27ste november jubelend zijn
'historische' hand zien die hij met Mobutu geschud heeft. Is dit dezelfde
Tshisekedi die een aantal jaar geleden liever alle verwijzingen naar Mobutu in
de regeringsverklaring schrapte dan premier te worden? Later zal duidelijk
worden waarom Tshisekedi zich nu wel met Mobutu verzoende. Waarschijnlijk wou
Tshisekedi zich op deze manier opdringen aan de nieuwe machtshebbers. Dat ligt
in de lijn van zijn strategie om steeds als een 'sfinx' af te wachten. Het is
ook zijn tactiek geweest om af te wachten en de situatie zo te laten
verslechteren tot het punt waarop hij zou naar voren geschoven worden als de
enige mogelijke machtsalternatief. (Gauthier de Villers, Jean Omasombo Tshonda,
an Intransitive transition, p. 403)
De verzoening met Mobutu gebeurt volgens de tradities en gewoonten die
'transitiepolitici' onder elkaar hebben tot stand gebracht. Transitiepolitici
hebben een eigen werkmethode uitgewerkt. Een werkmethode die niets aan het
toeval overlaat. Zo heeft Tshisekedi nooit opgeroepen tot massale mobilisatie om
het regime omver te werpen. Tshisekedi was één van die transitiepolitici en die
regelen dat soort dingen liefst binnenskamers. Het conflict mag gevoerd worden,
maar weg van de straat. De politici helpen elkaar hiermee, want ze hebben er
allemaal iets bij te winnen dat de transitie zo lang mogelijk duurt. (Gauthier
de Villers, Dernier Acte au Zaïre de Mobutu: le Phénix et le Sphinx, p. 29)
Tshisekedi opnieuw eerste minister van een
parallelle regering
Tshisekedi wordt op 2 april 1997 benoemd tot eerste minister, één maand voordat
Kabila Kinshasa zal binnentrekken. Waarschijnlijk had Tshisekedi dit ook
voorzien. Deze benoeming was een manier om zich aan de nieuwe machtshebbers op
te dringen. Tshisekedi beschouwt zich immers nog steeds als eerste minister,
aangeduid door de Nationale Soevereine Conferentie. Hij beschouwt zijn regering
als de enige legitieme regering van het land. Hij is dus opnieuw eerste minister
van een parallelle regering. Zo probeert hij het nieuwe regime onder druk te
zetten. Tshisekedi wordt 'incontournable' of onvermijdbaar. (La Référence Plus.
10 juli 1997) Men moet er ook rekening mee houden dat de oppositie de verdienste
claimt mee te hebben geholpen aan de val van Mobutu. De overwinning van Kabila
is voor veel militanten ook een overwinning voor het UDPS. Het UDPS heeft mede
gezorgd voor de val van Mobutu en daarom vinden veel militanten dat het UDPS
recht heeft op erkenning door het nieuwe regime.
Colette Braeckman (1998) beschrijft de moeilijke relatie die er van in het begin
was tussen de veroveraar Kabila en Tshisekedi, de sterke man in Kinshasa.
Tshisekedi wou Kabila al van in het begin ontmoeten maar Kabila wil zich niet
door Tshisekedi laten domineren. De ontmoeting komt er uiteindelijk niet. De
entourage van Kabila was gekant tegen zo'n ontmoeting. (Colette Braeckman, La
Campagne Victorieuse de l'AFDL, p. 83)
Tshisekedi erkent het nieuwe regime van Kabila niet. Het antwoord laat niet lang
op zich wachten. In juli 1997 wordt Tshisekedi door de veiligheidsdiensten
meegenomen en een nachtje vastgehouden. (Frédéric Francois, Le Congo de Kabila:
premières impressions (juillet 97), p. 112) Tshisekedi blijft met zijn
schaduwregering Kabila onder druk zetten. De 9de oktober hekelt
Tshisekedi op een persconferentie de aanwezigheid van buitenlandse troepen in
Congo. Hij roept Kabila op om zich als een nationalist te gedragen. (La
Référence Plus, 10 oktober 1997)
Toch gaat het UDPS
onderhandelen. Paul Kapita gaat onderhandelen met AFDL in naam van het UDPS.
Zijn rapport over deze onderhandelingen is positief. Net zoals Muamba Mumbunda
zegt Kapita dat het beter is dat Tshisekedi meedraait in het systeem om zijn
invloed te vergroten. (zie interview Muamba Mumbunda) Tshisekedi weigert echter
mee te werken. Als Kapita in een regering van Kabila stapt, wordt hij uit de
partij gezet. Ook andere UDPS kopstukken, Justine Kasa-Vubu, Mulumba Katchy en
Kibassa stappen in Kabila's regering, zichzelf zo uitsluitend uit de partij.
Vele opposanten willen meewerken met het nieuwe regime. Nu Mobutu eindelijk
verdwenen is, willen veel intellectuelen het land opnieuw opbouwen. Er keren ook
veel opposanten uit ballingschap terug in de hoop een postje te kunnen
bemachtigen in de nieuwe instituties.
Maar het enthousiasme is van korte duur. Kabila kiest voornamelijk voor
buitenlandse mensen. En vele mensen zijn bang dat het AFDL de nieuwe
eenheidspartij wordt. Dus gaat het UDPS opnieuw oppositie voeren. Of beter
UDPS-vleugel van Tshisekedi. Kibassa heeft immers de partij naar zijn hand
gezet. Op zijn initiatief worden in mei 2000 de statuten aangepast. UDPS-vleugel
Kibassa zal nauwer samenwerken met Kabila, UDPS-vleugel Tshisekedi blijft
oppositie voeren. (Tshilombo Munyengayi, dossier sur l'enregistrement de l'UDPS,
2005, p. 6) Tshisekedi blijft vasthouden aan de Nationale Soevereine
Conferentie, eist meer democratisering, de vrijlating van politieke gevangenen
en hekelt de plundering van de Congolese grondstoffen. (Le Potentiel 2 november
1998, verklaring van het Nationale Comité van het UDPS, getekend Etienne
Tshisekedi)
EEN TWEEDE OPSTAND
Kabila beseft stilaan dat hij zich moet ontdoen van zijn Rwandese en Oegandese
broodheren. Kabila's grote troef is inderdaad tegelijkertijd ook zijn grootste
nadeel. Kabila is aan de macht gekomen dankzij buitenlandse troepen. Hoewel
Kabila aanvankelijk als een bevrijder werd onthaald, ergeren meer en meer
Congolezen zich aan de aanwezigheid van buitenlandse troepen in het land. De
legitimiteit van Kabila’s regime leidt hier onder.
In die context is de ontmoeting tussen Kabila en Tshisekedi mogelijk geworden.
Ze ontmoeten elkaar voor het eerst op 30 mei in het militaire kamp van Kimbembe,
op 10 kilometer van Lubumbashi. (La Référence Plus, 2 juni 1998) Tshisekedi is
de man die Kabila nodig heeft om zijn populariteit op te krikken. Tshisekedi is
bereid om mee te werken met zijn 'broers en zussen van het AFDL'. (La Référence
Plus, 8 juli 1998)
Maar er komt opnieuw een opstand. Ditmaal komen Kabila’s vroegere kompanen in
opstand. De rebellen, gegroepeerd onder de naam Rassemblement Congolais pour la
Démocratie veroveren opnieuw een groot gebied, maar deze keer mislukt de
opstand. Elk kamp heeft een aantal bondgenoten. Kabila werd gesteund door
Zimbabwe, Angola en Namibië. Het RCD kreeg steun van Oeganda, Rwanda en Burundi.
Het conflict escaleert tot een Afrikaanse Wereldoorlog, die uitgevochten wordt
op Congolees grondgebied. Het zou me echter te ver leiden om hier een overzicht
van de vijandelijkheden te geven. (Filip Reyntjens, Congo in het Oog van een
Regionale Storm, p. 14)
Op 31 augustus 1999 komen alle strijdende partijen tot een akkoord: de akkoorden
van Lusaka. Het akkoord heeft een militair en een politiek luik. Wij zijn vooral
geïnteresseerd in het politieke luik. De strijdende partijen worden opgenomen in
de regering. Ook de oppositie neemt deel aan de gesprekken.
Het vijfde hoofdstuk in de akkoorden van Lusaka heeft als titel: de
inter-Congolese dialoog. Deze inter-Congolese dialoog moet een nieuwe politieke
orde inluiden en verkiezingen voorbereiden. Zo willen de ondertekenaars van
Lusaka een klimaat van nationale eenheid creëren. De drie belangrijkste actoren
zijn de Congolese regering en de twee rebellen bewegingen: het RCD
(Rassemblement Congolais pour la Démocratie), en het MLC (Mouvement de
Libération du Congo). In 2002 komen ze tot een akkoord: een reglement dat een
nieuwe transitieperiode in goede banen moet leiden. Ondertussen is
Laurent-Désiré Kabila vermoord door een lijfwacht en werd hij opgevolgd door
zijn zoon Joseph.
DE AKKOORDEN VAN SUN CITY
Op 19 april 2002 komt er een akkoord uit de bus in het Zuid-Afrikaanse Sun City. Na maanden van moeizame onderhandelingen zijn de Congolese regering en het MLC van Jean-Pierre Bemba het eindelijk eens geworden. Bemba legt de wapens neer en krijgt uitzicht op een eerste ministerpost. Sun City legt de krijtlijnen vast van een nieuwe transitieperiode. Deze transitieperiode zou een einde moeten maken aan het geweld dat Congo nu al jaren in de greep houdt.
De internationale gemeenschap
reageert opgetogen over het bereikte akkoord. Zowel België, Groot-Brittannië als
Frankrijk noemen dit akkoord een belangrijke stap naar vrede in Congo.
Het UDPS is alles behalve opgetogen over het bereikte akkoord. Het UDPS, meer
bepaald: de Tshisekedi vleugel. Tshisekedi heeft de controle over de partij
overgenomen. Vele partijfiguren hebben de partij verlaten. Kibassa, de grootste
bedreiging voor Tshisekedi, heeft een nieuwe beweging gestart. Zijn rol loopt
trouwens bijna ten einde: Kibassa Maliba zal sterven de 4de april
2003.
Het UDPS verwerpt de akkoorden volledig. In een eerste verklaring zegt het UDPS
'geschokt te zijn door de reactie van België, Frankrijk en Groot-Brittannië'. Volgens het UDPS is dit akkoord strijdig met de akkoorden van Lusaka. Er is
niets om enthousiast over te zijn aldus het UDPS. Dit akkoord geeft Joseph
Kabila en Jean-Pierre Bemba de functies van respectievelijk president en
vice-president. Zo wordt een dictatuur op legale manier tot stand gebracht aldus
nog het UDPS.
"Dans l'accord vanté par la Belgique, la France et la Grande Bretagne, Joseph
Kanamba [Joseph Kabila, nvda] et Jean-Pierre Bemba se sont autoproclamés ex
cathedra, et l'on ne sait sur base de quels mérites particuliers, le premier en
tant que Président de la République et le 2ème en tant que Premierministre. Et
le contenu de leurs prérogatives respectives fait d'eux deux dictateurs, chacun
dans son rayon d'action." (La position de l'UDPS sur la déclaration commune
faite le mardi 23 2002 par la Belgique, la France et la Grande Bretagne sur le
Congo/Kinshasa: www.udps.org /textes-europes/belux-250402.html op 20 juli 2006)
Het UDPS verklaart dat, wat de
Westerse mogendheden ook mogen beweren, dit akkoord een obstakel zal vormen voor
het democratische proces in Congo. De partij richt zijn pijlen op verschillende
actoren in het transitieproces. In een document van 23 mei 2003 legt Etienne
Tshisekedi zijn kritiek haarfijn uit.
1) Kritiek op Laurent-Désiré Kabila.
Tshisekedi vergelijkt Kabila met Mobutu. Vooral de manier waarop Kabila
infiltreerde in de oppositiebeweging door het creëren van een aantal 'partis
alimentaires' doet denken aan Mobutu. Kabila moet qua corruptiegehalte,
repressie en overtreding van de mensenrechten niet onderdoen voor Mobutu.
Tshisekedi beschuldigt Kabila ervan de inter-Congolese dialoog geboycot te
hebben. Hij wilde geen einde maken aan het conflict. In tegendeel, door dit
conflict zag hij zijn legitimiteit hersteld.
"L'inoculation de la haine ethnique et l'intoxication du peuple contre un groupe
ethnique, pour justifier les pratiques de chasse à l'homme, de violation des
droits humains, ainsi que le renforcement d'un regime dictatorial." (declaration
de l'UDPS face à la cabale montée au seinde la commission de Suivi de l'accord,
op www.udps.org/textes-afrique/tshisekedi-230503.html)
2) Kritiek op Joseph Kabila.
De kritiek op de jonge Kabila is tweevoudig. Ten eerste beschuldigt Tshisekedi
Joseph Kabila van het onnodig rekken van de debatten en het gebruiken van alle
mogelijke vertragingsmechanismen om het transitieproces te rekken. Om zo een
voor hem positieve regeling uit de brand te slepen. Ten tweede verwijt
Tshisekedi Kabila dat hij door zijn eis om president te worden de
onderhandelingen bemoeilijkt heeft. Het is een eis die volgens hem geen grond
heeft. Kabila heeft volgens Tshisekedi immers niet de ervaring, competentie en
de populaire steun om dergelijke eisen te stellen.
3) Kritiek op de transitie-instellingen.
Het UDPS had drie klachten over de transitie-instellingen. Eerst en vooral had
het UDPS problemen met de Commissie over de Naleving van het Akkoord.
In de akkoorden is er een taakomschrijving van deze commissie opgenomen:
"concilier les points de vue et aider à resoudre les
désaccords pouvant surgir entre les signataires". (Accord Global Inclusif sur la
Transition en République Démocratique du Congo, annex iii, punt 4 c)
Welnu, volgens Tshisekedi is deze commissie schromelijk tekort
geschoten in deze taak.
Ze heeft geen conflicten opgelost.
Tshisekedi beschuldigt deze commissie ook van partijdigheid. De zitjes die
voorbehouden waren aan de oppositie (en dus het UDPS) werden ingenomen door
partijen die pro Kabila waren.
Vervolgens heeft het UDPS kritiek op de Onafhankelijke Kies Commissie. De
kritiek op deze kiescommissie is erg gedetaileerd. Het gaat over de
verkiezingskits bijvoorbeeld, die niet op tijd beschikbaar zouden gesteld zijn.
Er zijn ook klachten over de firma, die deze kits ter beschikking moest stellen.
Het gaat ook over de recrutering van de waarnemers die op clientelistische basis
zou gebeurd zijn. Alles samen komt het hierop neer: De Kies Commissie heeft
gefaald in haar taak door institutionele conflicten in de schoot van dit orgaan.
Hierdoor zou kostbare tijd verloren zijn gegaan. (point de presse tenu par le
secretairee géneral de l’UDPS, Remu Masamba, 20 juni 2005)
Een derde instelling waar het UDPS kritiek op had, was het Internationale
Comité voor de Begeleiding van de Transitie. Volgens Remy Massamba, leider van
de gematigde vleugel, is dit Internationaal orgaan medeplichtig aan de
onregelmatigheden die gebeurd zijn.
Hij is in het persbericht van 18 juni 2006 zeer vernietigend voor dit orgaan:
”A cet effet, le (CIAT) [le Comité International
d’accompagnement de la Transition nvda] a épinglé le manque de volonté
politique, l’absence d’un leadership, les querelles intestines au sein de
l’espace présidentiel, le noyautage de la CEI [Commission Electorale
Indépendante nvda] qui a mis en cause son indépendance et sa crédibilité, le
détournement des salaires des fonctionnaires et des militaires, l
’enrichissement sans cause de dirigeants, la violation massive des droits
humains” (Point de Presse tenu par le Secretaire General de l’UDPS: Remy
Masamba, 18 juni 2005)
Toch blijft de partij met het regime praten. Het UDPS probeert nog mee te werken met de transitieorganen en in het begin van 2006 ziet het er naar uit dat de partij dan misschien toch zal deelnemen aan de verkiezingen. Maar de kritiek die ze eerder heeft geformuleerd is te fundamenteel en het UDPS ziet zijn eisen niet ingewilligd. De boycot wordt dus onvermijdelijk.
HET UDPS TIJDENS DE TRANSITIE
De bedoeling is om de tactiek van het UDPS te verklaren. Daarom is het
interessant om de beide transitieperiodes, die tijdens Mobutu (1990-1997) en
tijdens Kabila I & II (2002-2006) te vergelijken. Wat zijn de verschillen tussen
de beide transitieperiodes? En heeft het UDPS zich anders gedragen tijdens deze
twee periodes?
1.
Het eerste verschil is dat Mobutu in
tegenstelling tot Kabila in staat was de gebeurtenissen te domineren. Hij stond
als het ware boven het partijgewoel. Liet zich soms maandenlang niet zien. Maar
eigenlijk had hij de touwtjes stevig in handen. Een goed voorbeeld hiervan was
het aanstellen en het ontslaan een aantal weken later van Tshisekedi in diens
eerste regering. Dit kwam gedeeltelijk omdat men eigenlijk in een juridisch
vacuüm functioneerde.
De tweede transitieperiode had een veel duidelijker kader: het 'accord global et
inclusif sur la transition en République Démocratique du Congo'.
Deze keer slaagt de president er niet in
boven het partijgewoel uit te stijgen. Laurent-Désiré Kabila en Joseph Kabila
waren immers beiden spelers tijdens de onderhandelingen en later tijdens het
transitieproces.
2.
Het tweede verschil is dat in
tegenstelling tot de eerste transitieperiode, de tweede transitieperiode de
zegen kreeg van de internationale gemeenschap. Tijdens de eerste
transitieperiode was België niet meer “on speaking terms” met Mobutu. In
tegendeel, op dat moment voerde België gesprekken met Tshisekedi. België zag
Tshisekedi als het alternatief en een bondgenoot van België. Het steunde
Tshisekedi in zijn oppositie.
Het akkoord van Lusaka werd goedgekeurd onder begeleiding van onder meer België.
En dus moest dit akkoord koste wat het kost stand houden. Daarom is Tshisekedi
nu door zijn oppositie tegen dit akkoord uit de gratie van de Belgische
diplomatie gevallen. (interview met J. Smets, Belgische diplomatie)
De tweede transitieperiode heeft de zegen van de internationale gemeenschap
gekregen. Ook België steunt deze transitieregering volledig. Zo pas heeft Human
Right Watch echter een rapport uitgebracht over de Congolese crisis. Vooral de
recente moordpartijen in Katanga, herdoopt tot de 'driehoek van de dood',
plaatsen het 'succes' van het transitieregime in een ander daglicht. Human
Right Watch kon zelf de mensenrechtenschendingen gaan vaststellen en rekende uit
dat er nog steeds dagelijks 1200 mensen sterven in het naoorlogse Congo. (Gelezen op
www.hrw.org/camapaigns/drc/2006/katanga/slideshow.htm op 20 juli
2006)
Het politieke landschap is, over de twee transitie periodes bekeken, hetzelfde gebleven. De Congolese politiek bleef heel erg gefragmenteerd en etnisch georganiseerd. Erg gewelddadig ook, dat heeft de jongste verkiezingscampagne bewezen. De Congolese politiek wordt ook nog steeds bevolkt door wat Gauthier de Villers 'transitiepolitici' noemt. (Gauthier de Villers, La Transition Manquée, p. 23-25) Het is een omgeving waarin ideologie geen belangrijke rol speelt. Politiek wordt veel instumenteler bekeken, als een manier om aan een inkomen te komen.
Het UDPS was de constante in de beide transitieperiodes. Het UDPS is niet echt op een andere manier politiek gaan voeren. De strategie van het UDPS is misschien wel geëvolueerd over de twee transitieperiodes bekeken. Maar de gehanteerde drukkingmiddelen waren dezelfde:
Het UDPS heeft zoals gezegd een
actieve achterban. De partij heeft geregeld gebruik gemaakt van
betogingen om druk op de ketel te zetten.
Meestal werden die betogingen hard neergeslagen, met dodelijke slachtoffers als
gevolg. Ook recent nog. (De Standaard, 27 juli 2006) Maar het UDPS heeft ook op
verschillende momenten in de transitieperiodes
onderhandeld met de regimes. Soms was de toon van het UDPS opvallend
mild voor de machthebbers, een aantal maanden later echter weer vernietigend.
Een ander drukkingmiddel die het UDPS in beide transitieperiodes hanteerde was alliantievorming met andere partijen.
Tijdens de eerste transitieperiode was er de 'Union Sacrée' en 'USOR'.
Tijdens de tweede transitieperiode was er de 'Alliance pour la Sauvegarde du
Dialogue Inter-Congolais'.
Tshisekedi was voorzitter van deze alliantie.
De partij lijkt dus niet verandert. Waarom is de partij dan vandaag zo geïsoleerd geworden?
WAT NA DE BOYCOT?
Het UDPS is altijd een buitenbeentje geweest in het Congolese politieke
partijensysteem. De verkiezingen van 30 juli 2006 zijn voor de meeste politici
een gouden kans en een uitgelezen mogelijkheid om een gooi te doen naar een
zetel in het parlement. Na meer dan veertig jaar kunnen de Congolezen eindelijk
stemmen. Het enthousiasme is groot bij de bevolking. En ook bij de politici, er komen 9700 kandidaten en 269 partijen op.
Het UDPS heeft bijna 25 jaar voor democratie en verkiezingen gestreden. In die
strijd zijn vele militanten en partijleiders omgekomen. En toch beslist het UDPS
om de verkiezingen toch te boycotten. Het heeft bijna iets ironisch. De boycot
is een heel omstreden beslissing geweest. Het was de reden voor de Belgische
diplomatie om de banden met Tshisekedi te verbreken. (interview Jozef Smets) Ook
vele partijleden zijn ontevreden over dit boycot (zie interview Muamba Mumbunda
Philemon). Het was hoe dan ook een cruciale beslissing, en het zal
waarschijnlijk de toekomst van de partij in de periode na de verkiezingen
bepalen.
Om de boycot te kunnen begrijpen
zal ik eerst iets zeggen over verkiezingen in een land als Congo.
Democratisering is de enige manier om uit de impasse te geraken in Congo. Congo
heeft na al die jaren van dictatuur immers eindelijk een legitiem, transparant
bestuur nodig.
Maar de staat is een fase van zogeheten “mediated statehood” verzeild geraakt
(zie eerste hoofdstuk). Dit systeem van mediated statehood staat democratisering
in de weg.
Waar draait het uiteindelijk om als we denken aan democratie? Hiervoor moeten we een universele definitie proberen uit te werken. Held (1999) somt vier centrale kenmerken van zo'n universele definitie op:
1. Eerst en vooral zorgt democratie voor de beste omstandigheden, zodat mensen
zich volledig kunnen ontplooien.
2. Democratie beschermt mensen tegen het arbitraire gebruik van macht door de
politieke autoriteiten.
3. Democratie zorgt voor betrokkenheid van mensen in de manier waarop ze hun
bestaan opbouwen.
4. Zorgt ervoor dat mensen hun economische situatie kunnen verbeteren.
Held vat dit alles samen als 'autonomie'. Dit is het centrale concept van democratie. Met autonomie bedoelen we dat mensen op een zelfbewuste onafhankelijke manier kunnen handelen en keuzes kunnen maken. Democratie zorgt ervoor dat mensen vrij kunnen zijn. (Held, Models of Democratie, p. 299-301) Mediated statehood doorkruist dit autonomieconcept. De zwakke staat kan niet zorgen voor de beste omstandigheden waarin de mensen zich kunnen ontplooien. De Monuc, de internationale VN operatie in Congo, is er maar gedeeltelijk in geslaagd om de Congolezen te beschermen tegen het willekeurig geweld uitgeoefend door de vele gewapende groepen in Congo. We moeten de vraag durven stellen: zijn verkiezingen wel mogelijk in een dergelijke omgeving?
Het UDPS heeft een hele lijst met bezwaren opgesteld. Door deze opstapeling van gebreken kan er, volgens de UDPS, geen sprake zijn van eerlijke verkiezingen. De beslissing van het UDPS heeft grote consequenties. De verkiezingen worden nu gehouden zonder één van de grootste en best georganiseerde partijen uit de Congolese geschiedenis. Dat heeft de legitimiteit van deze langverwachte verkiezingen uitgehold. Maar deze boycot maakt de toekomst van het UDPS zelf ook onzeker. Het UDPS moet nu blijven oppositie voeren zonder ook maar één vertegenwoordiger in het parlement. De partij moet nu hopen dat de nieuwe regering snel valt. Het UDPS speculeert op een nieuwe inter-Congolese dialoog. Het is maar de vraag wie er zich geroepen zal voelen om een nieuw transitieproces op te starten. De beslissing om de verkiezingen te boycotten is niet bij iedereen binnen de partij op gejuich onthaald. Zal factionalisme niet opnieuw de kop opsteken?
In het eerste hoofdstuk heb ik een
theoretisch kader trachten te scheppen van waaruit we de Congolese
oppositiepartij Union pour la Démocratie et le
Progres Social (UDPS) wetenschappelijk proberen te benoemen. De rode
draad daarbij was de analyse van Chris Allen (1995) maar ik heb die nog
aangevuld met andere analyses van Crawford Young, Koen Vlassenroot, Scott en
anderen. Allen geeft ons een chronologie van opeenvolgende politieke systemen in
Afrika. Vanuit die historische benadering kan hij de Afrikaanse politiek
begrijpen en vele politieke problemen van vandaag verklaren.
Cliëntelisme is het centraal concept waar
hij in zijn onderzoek telkens weer op terugkomt.
In het tweede hoofdstuk gebruikten we de uiteengezette concepten om het UDPS in
zijn Afrikaanse en Congolese context te plaatsen. Daaruit blijkt dat in sommige
opzichten is het UDPS een typische Afrikaanse partij is. Het UDPS ontstond in
een systeem van spoils politics of plunderpolitiek,
een begrip dat geïntroduceerd werd door Allen. We kregen bijvoorbeeld een
antwoord op de vraag: waarom hield Mobutu het zolang vol, ondanks de oppositie
van het UDPS? Het antwoord op deze vraag vinden bij Allens variabelen, die de
lange levensduur van spoils politics trachten te verklaren.
In andere opzichten is het UDPS dan weer geen typische Afrikaanse partij. Het
UDPS komt als één van de enige partijen zonder een cliëntelistisch netwerk op
in een cliëntelistisch systeem. In een politiek systeem gekenmerkt door etnische
conflicten en geweld is het UDPS één van de weinige pacifistische actoren. En
dat is ze nu nog altijd.
Het concept 'mediated statehood',
geïntroduceerd door Vlassenroot & Raeymaekers, verklaart waarom het UDPS
problemen ondervindt om een plaats te vinden in de huidige transitieperiode. Als
een pacifistische partij kan het UDPS moeilijk optornen tegen bijvoorbeeld de
rebellenleider Jean-Pierre Bemba, die op een heel andere manier politiek voert.
Jaren van plunderpolitiek hebben de Congolese staat volledig uitgehold. Dat
leerde Crawford Young (1995) ons in zijn essay: ‘Reflections on State Decline
and Societal Change in Zaire, maar ook in andere werken van de hand van deze
auteur. De toekomst voor het UDPS is dus vrij somber. Als het UDPS ooit aan de
macht zou komen, zal het een vleugellamme Congolese staat aantreffen. De
communicatie tussen de centrale staat en lokale instituten is heel moeilijk
geworden. Congo heeft steeds minder middelen om een goed beleid op poten te
zetten. Een goede illustratie hiervan was de dakloze Congolese ambassadeur die
in de metro van Poolse hoofdstad Warschau werd aangetroffen in november 1994.
(Crawford Young, Reflections on State Decline and Societal Change in Zaïre, p.
3) Een toekomstige generatie goedmenende politici zal het steeds moeilijker
hebben om een beleid door te voeren.
De verkiezingen van 30 juli 2006 waren het sluitstuk op een transitieproces dat
eigenlijk al duurt sinds 1990. Maar deze verkiezingen maken van de Democratische
Republiek Congo niet plotsklaps een democratisch regime. De Congolezen verdienen
een meer dan deze minimalistische definitie van democratie. Democratie gaat over
meer dan dat.
Marti Waals (2005) schreef hierover dit:
”De organisatie van vrije verkiezingen is de
sluitsteen van een totaalpakket van politiek bewustzijn. Je kunt daarin niet
zomaar een aantal stappen overslaan, zoals in de vredesakkoorden van Sun City
gebeurt.” (Marti Waals, De Standaard, 29 juni 2005)
Marti Waals hekelt in dit opiniestuk in De Standaard ook het gebrek aan
verantwoordelijkheidszin in de politieke oppositie. Die oppositie gedraagt zich,
volgens Waals onverantwoordelijk door zijn oproep tot boycot en schuift de
verantwoordelijkheid voor eventuele incidenten af op de internationale
gemeenschap. (Marti Waals, In Congo Heerst de Wet van de Lege Maag, de
Standaard, 29 juni 2005)
Het UDPS is vandaag gefrustreerd over de houding van de Internationale
Gemeenschap tijdens deze transitieperiode. Hoewel ze steeds goede banden met het
buitenland hadden. Maar vanuit de achtergrond van het UDPS en onze
vaststellingen in het eerste en tweede hoofdstuk is deze frustratie best
begrijpelijk.
De huidige wereldorde onder leiding van de Amerikaanse president George W. Bush
en de Britse eerste minister Tony Blair is wanhopig op zoek naar een universeel,
mobiliserend masterplan. Blair en Bush lijken bijna een goddelijke missie te
hebben. Die missie gaf ons enkel de oorlog in Irak, een nieuwe brandhaard in het
Midden-Oosten. Het Iraakse moeras lijkt ver weg van de Congolese brousse. Toch
is de Irak oorlog, volgens Rita Abrahamsen en Ray Bush (2003) ook een slechte
zaak voor Afrika. De Verenigde Staten spenderen maandelijks 12.5 biljoen dollar
aan de oorlog in Irak en 65 miljoen aan humanitaire hulp. De Verenigde Naties
krijgen steeds minder van het hen beloofde geld gestort. De VN-operaties in de
Democratische Republiek Congo kreeg amper 6 procent van de hen beloofde hulp. De
Zuid-Afrikaanse President Thambo Mbeki noemde deze oorlog dan ook recentelijk ‘not
in the best interests of the peoples of Africa’. (Rita Abrahamsen & Ray Bush,
War & the forgotten continent, p.1-2)
Het UDPS maakt duidelijk dat als de internationale gemeenschap wil
dat de Congolezen zich niet tegen hen zal keren, de internationale gemeenschap
met meer op de proppen zal moeten komen dan dit. Democratie verspreiden over de
wereld kàn dit mobiliserend en legitimerend masterplan zijn. Maar democratie is
meer dan verkiezingen houden. Democratie betekent dat Congolezen ook recht
hebben op een sociale zekerheid, en onderwijs en veiligheid en werk. Al die
dingen die wij nu vanzelfsprekend vinden. En dat mensenrechtenschenders een
straf krijgen en geen benoeming tot kolonel of minister.
Als de internationale gemeenschap erin slaagt echte democratie in Congo te
realiseren, kan dit mensen wereldwijd meer betrokken maken in de wereldorde. En
de wereld veiliger maken. We mogen ons echter niet schuldig maken aan
neokolonialisme. We moeten de Congolezen natuurlijk hierin betrekken. De echte
Congospecialisten zijn immers de Congolezen zelf. Ook het UDPS heeft een paar
hooggeschoolde en idealistische mensen in hun rangen. Het UDPS vanaf nu als
radicalen afschilderen en in het verdomhoekje plaatsen zou een verkeerde houding
zijn. Dat zou betekenen dat er opnieuw veel talent in Congo verspild wordt. En
dat er opnieuw kansen gemist worden in Congo.
1)
CHRIS ALLEN,
UNDERSTANDING AFRICAN POLITICS, Review of African Political Economy, nr.
65:301-320, ROAPE Publications Ltd., 1995, 20 p.
2)
ROBIN
THEOBALD, CORRUPTION, DEVELOPMENT AND UNDERDEVELOPMENT, Durham NC, Duke
University Press, 1990, p. 191.
3) CRAWFORD YOUNG, T. TURNER, REFLECTIONS ON STATE DECLINE AND SOCIETAL CHANGE IN ZAIRE, The University of Wisconsin Press, 1996, p. 6.
4) BRUCE BERMAN, DICKSON EYOH & WILL KYMLICKA; ETHNICITY AND DEMCORACY IN HISTORICAL & COMPARATIVE PERSPECTIVE; Ohio University Press, Oxford, 2004, p.336.
5) DE MORGEN, 28 juni 1985.
6) GAUTHIER DE VILLERS, LA TRANSITION MANQEE 1990-1997, Afrika studies, Zaïre jaren 90 volume 7 nr. 27-28-29, L'Harmattan, Paris, 1997, 302p.
7) WALTER ZINZEN, MOBUTU VAN MIRAKEL TOT MALAISE, Uitgeverij Hadewijch, Antwerpen, 1995, p. 203.
8) CHRISTOPHER CLAPHAM, PRIVATE PATRONAGE AND PUBLIC POWER: POLITICAL CLIENTELISM IN THE MODERN STATE, Frances Pinter, London, 1982, p. 222.
9) LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel, 2000, p. 137.
10) AXEL BUYSE, DEMOCRATIE VOOR ZAIRE DE BITTERE NASMAAK VAN EEN TROEBEL EXPERIMENT, Scoop, Groot Bijgaarden, 1995, p. 118.
11) COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.
12) JEAN-CLAUDE WILLAME, CHRONIQUE D'UNE OPPOSITION POLITIQUE: L'UDPS (1978-1987), ASDOC studies, nr. 7-8 reeks 2, 1987, p. 118.
13) AMNESTY INTERNATIONAL INTERNATIONAL SECRETARIAT, ZAÏRE THE CASE OF A VETERAN ZAÏRIAN POLITICIAN: NGALULA MPANDANJILA, oktober 1986, London, p. 5
14) HELMUT GAUS, STAATSTHEORIE, Universiteit Gent, Gent, 2004, p. 154
15) CRAWFORD YOUNG, ELECTIONS IN ZAÏRE: THE SHADOWS OF DEMOCRACY, uit: Elections in Independent Africa, ed. by Fred Hayward, West View Special Studies on Africa, West View Press, 1987.
16) CRAWFORD YOUNG, CONGO POLITICAL PARTIES REVISITED, uit: Footnotes of the Congo story, an African Report Anthology ed. by Helen Kitchen, Walker and Company, New York, 1967, p. 175 p. 77 – 80
17) CRAWFORD YOUNG, THOMAS TURNER, THE RISE AND DECLINE OF THE ZAIRIAN STATE, University of Wisconsin Press, Madison, 1985, p. 500
18) THE FAILED STATES INDEX RANKINGS gelezen op http://www.foreignpolicy.com/story/cms.php?story_id=3100 op 2 juli 2006
19) UDPS, LA NOUVELLE SOCIÉTÉ DOOR DIKONDA WA LUMANYISHA, 1984, p. 103
20) KOEN VLASSENROOT & TIMOTHY RAEYMAEKERS, NOR MOBUTU NOR CHAOS WHY CONGO'S ELECTIONS WILL NOT LEAD TO DEMOCRACY, Conflict Research Group, Ghent University, Gent, 2006, p. 9
21) JC SCOTT, CORRUPTION, MACHINE POLITICS AND POLITICAL CHANGE, uit: AJ HEIDENHEIMER, M JOHNSTON, VT LEVINE, POLITICAL CORRUPTION: A HANDBOOK, Transaction Publishers, London, 1989, p. 1015.
22) WILLIAM TORDOFF, GOVERNMENT AND POLITICS IN AFRICA, Palgrave, Basingstoke, 2002. p. 326
23) Mémorandum de 52 pages op http://www.udps.net/congo.php?articleId=95 gelezen op dinsdag 20 december 2005
24) Zaïre: Ngalula dans le coma, 23 september 82, La Libre Belgique
25) Toestand Zairese parlementsleden onrustwekkend, 9 november 82, De Morgen
26) Nieuwe arrestaties in Zaïre, 17 april 83, de Morgen:
27) Rencontre avec un des treize parlementaires libérés par la récente amnistie de Mobutu, 15 juni 83, Le Soir
28) Nieuwe Moboetoe-Repressie, 24 augustus 83, de Morgen
29) Les opposants Zaïrois retournent en prison, 18 oktober 83, La Libre Belgique:
30) Rapport van Amnesty International (december 1983): List of eight zaïrians reportedly to their villages of origin
31) Incidents au Kasaï Oriental, 11 maart 85, Le Soir
32) Moboetoe laat leider van de 13 aanhouden, 14 oktober 85, De Morgen
33) L’O.N.U. accuse Kinshasa d’avoir violé les droits des treize parlementaires, 13 mei 86, in Le Soir
34) COLETTE BRAECKMAN, Le Soir, 9 oktober 88
35) JAMES BROOKE, The Times, 21 september 1988
36) De Morgen, 22 september 1988
37) De Standaard, 19 september 1988
38) De Standaard, 30 november 1988
39) Document opgemaakt door het nationaal secretariaat UDPS, 25 mei 1989, Etienne Tshisekedi wa Mulumba
40) Het Belang van Limburg, 5 maart 1989
41) Het Belang van Limburg, 7 maart 1989
42) Belang van Limburg, dinsdag 11 juli 1989
43) La Référence van 15 juni 1990
44) TSHILOMBO MUNYENGAYI, DOSSIER SUR L'ENREGISTREMENT DE L'UDPS, Le Potentiel, 25 september 2005, p. 10
45)
Communiqué de Presse van het Nationale Secretariaat van het UDPS, van 8
januari
1991, Etienne Tshisekedi wa Mulumba
46) KIN-KIEY MULUMBA, Le Soft de Finance, 6 mei 1991
47) NATACHA DAVID, La Libre Belgique, 20 juni 1991
48) COLETTE BRAECKMAN, Le Soir, 27 augustus 1991
49) Déclarations des evêques du Zaïre aux chrétiens catholiques et aux hommse de bonne volonté, 27 februari, Zaïre-Afrique, nr. 262, februari 1992
50)
FRANÇOIS LUSANGA NGIELE, Vérité UDPS, 2004, p. 10
51)
ERIK KENNES, Laurent Désiré Kabila, of de
schaduwzijde van de Congolese geschiedenis uit: LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG
IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel,
2000, p. 137
52) FILIP REYNTJENS, Congo in het Oog van een Regionale Storm uit: LIESBET WALCKIERS (ed.), OORLOG IN CONGO, Noord Zuid cahier, jaargang 25 nr. 2, Wereldwijd Mediahuis, Brussel, 2000, p. 137
53) SOFIE NOLET, Chronologie, uit: COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.
54) MUKEBAYI NKOSO, Le Soft, 11 maart 1996
55) La Référence Plus, 28 november 1996
56) COLETTE BRAECKMAN, le campagne victorieuse de l'AFDL, uit: COLETTE BRAECKMAN, MARIE-FRANCE CROS, GAUTHIER DE VILLERS, FREDERIC FRANCOIS, FILIP REYNTJENS, FRANCOIS RYCKMANS, JEAN-CLAUDE WILLAME, KABILA PREND LE POUVOIR, Les livres du GRIP nr. 226-227, les publications du GRIP, Brussel, 1998, p. 180.
57) La Référence Plus. 10 juli 1997
58) La Référence Plus. 10 oktober 1997
59)
verklaring van het Nationale Comité van het UDPS, ETIENNE TSHISEKEDI,
Le Potentiel, 2 november 1998
60) La Référence Plus, 2 juni 1998
61) La Référence Plus, 8 juli 1998
62) La position de l'UDPS sur la déclaration commune faite le mardi 23, 2002 par la Belgique, la France et la Grande Bretagne sur le Congo/Kinshasa: www.udps.org /textes-europes/belux-250402.html op 20 juli 2006
63) Déclaration de l'UDPS face à la cabale montée au sein de la commission de Suivi de l'accord, op www.udps.org/textes-afrique/tshisekedi-230503.html
64) Accord Global Inclusif sur la Transition en République Démocratique du Congo
65) www.hrw.org/camapaigns/drc/2006/katanga/slideshow.htm, 20 juli 2006
66) De Standaard, 27 juli 2006
67) HELD, MODELS OF DEMOCRATIE (second edition), Polity Press, Cambridge, 1999, p.392
68) MARTI WAALS, IN CONGO HEERST DE WET VAN DE LEGE MAAG, De Standaard, 29 juni 2005.
69) RITA ABRAHAMSEN & RAY BUSH, WAR & THE FORGOTTEN CONTINENT, Review of African Political Economy, Nr. 96:181-186, ROAPE Publications Ltd., 2003
BIJLAGE: INTERVIEW MUAMBA MUMBUNDA PHILEMON
Departement politieke wetenschappen
Faculteit sociale studies
Onderzoeker aan Centrum van Politieke Studies
Lid van het Nationale Comité van het UDPS
(Universiteit van Kinshasa)
vrijdag 14 april 2006
Eerst kunnen we misschien best praten over actuele
gebeurtenissen binnen de partij?
MUAMBA MUMBUNDA PHILEMON: "Mubake is de president van het Nationale Comité van
de partij geworden. Hij vertegenwoordigt de harde vleugel binnen de partij. Het
is hij die vond dat Tshisekedi niet mocht meewerken aan de transitieperiode.
Mubake was ook sceptisch over de verkiezingen. Hij denkt dat die nooit eerlijk
zullen verlopen.
Aan de andere kant hebben we ook een Remy Massamba. Hij is nationale secretaris
van de partij. Hij bestuurt de partij. Hij denkt dat het UDPS moet onderhandelen
om bepaalde voorwaarden. En integreren in het regime. Zelfs als Tshisekedi geen
vice-minister kan worden. Zelfs als het UDPS geen andere ministerposten kan
krijgen. Men kan bijvoorbeeld in de onafhankelijke verkiezingscommissie gaan
zetelen. Op die manier kan het UDPS de stemprocedures beïnvloeden, en de urnes
controleren. En waarom niet in de organisatie die zich bezighoudt met
massamedia. Deze organisatie is opgericht tijdens de transitie. Zo kan men de
officiële media proberen te controleren.
Het UDPS moet zijn kandidaten in de verschillende structuren krijgen, op het
niveau van de provincies, en het Assemblée Nationale.”
Wat denkt U?
Ik ben van Massamba’s strekking. Men doet immers niet aan politiek om
buiten het systeem te blijven. Men doet, volgens mij, aan politiek om eerst deel
te nemen aan het debat, om toe te treden tot de macht, om je sociaal project te
materialiseren. Men kan geen oppositie voeren en uit het systeem blijven.
Waarom is Mubake zo sceptisch over de transitie en
de verkiezingen?
(zucht) Ik kan me vergissen. Hij het voor het zeggen in de partij.
Maar als er verkiezingen komen, is het niet zeker dat hij verkozen raakt in zijn
streek. Hij komt van Noord Kivu en daar is het UDPS niet sterk ingeplant. Mubake
zal het moeilijk hebben tegenover andere partijen zeker tegenover
rebellenpartijen.
Deze personen, die nu menen dat we beter in de oppositie blijven, doen dit uit
eigenbelang. Want zo blijven ze bevestigd als politieke leiders van de partij,
hoewel ze geen mandaat hebben gekregen van het volk. Ze proberen deze situatie
te bevriezen. Want na de verkiezingen zullen we ze vervangen door personen die
wel verkozen worden. Hoe kan je nu een leidinggevende functie in de partij
bekleden als je geen parlementaire mandaat hebt?
Toch is er besloten om niet te participeren aan de
verkiezingen?
Toch is dit besloten. Ik geloof dat dit een enorme blunder is van de
partij. Nu zullen er geen UDPS kandidaten aantreden. Dit is des te spijtig in de
beide Kasai provincies waar het UDPS normaal gezien kan steunen op een
overtuigende meerderheid. En nu zullen daar mensen verkozen worden die onbekend
zijn en geen echte uitdagers zullen gehad hebben.
Daarbij komt dat de legislatuur van dit parlement vijf jaar is. Dat is veel voor
sommige van onze partijleiders. Velen van hen zijn meer dan vijfenzestig,
zeventig jaar. Ook Tshisekedi. Zal hij binnen vijf jaar fysiek nog in staat zijn
om nog een campagne te voeren?
Er staat veel op het spel. De internationale gemeenschap heeft veel middelen
vrij gemaakt voor deze verkiezingen. De internationale gemeenschap heeft
Tshisekedi als communistisch bestempeld. Wat nog zo geen gekke gedachte is. Men
denkt dat hij niet de man van de compromissen is tijdens onderhandelingen. Zeker
België denkt dit. Tshisekedi ontvangt weinig Belgische politici. Hij
discussieert niet graag met hen.
Tshisekedi zelf begrijpt en gebruikt de tactiek niet, die anderen voeren om hem
bij de dialoog te betrekken. Ik kon bijvoorbeeld geen zin gehad hebben om met
jou vandaag te praten. Dan had ik gezegd: "ik ben alleen op dat bepaalde
tijdstip beschikbaar." Als je me echt had willen ontmoeten dan had je gezegd:
"OK, dat is goed". Ondanks andere afspraken die je had die dag. Zo ben ik
verplicht je te spreken ondanks mijn eerdere bezwaren.
Dit kan Tshisekedi niet. Hij begrijpt niet dat anderen helemaal niet willen dat
Tshisekedi toetreedt tot het Democratische proces. Dit beschouw ik als zijn
grootste probleem. Als hij een goede tacticus was, dan zou hij zich in de
verkiezingsstrijd werpen. Dan zou hij in de kiescommissie zitten. Maar hij
blijft thuis zitten. En nu is er geen tegenkandidaat om Kabila in de problemen
te brengen.
Staat Tshisekedi boven die verschillende facties?
Hij steunt Mubake, zonder het te zeggen. Officieel wil hij niks van
Mubake weten. Als je weet wie het voor het zeggen heeft binnen de partij zie je
dit. Officieel steunt hij Massamba. Eigenlijk steunt hij Mubake. Dit laat hem toe te schipperen tussen de twee en
hen te kunnen controleren. Ze denken beiden dat ze zijn vertrouwen hebben. Want
men doet niets binnen de partij zonder eerst Tshisekedi te raadplegen.
Hoe is de partij georganiseerd? Wat zijn de
structuren binnen de partij?
Aan het hoofd staat de president, Tshisekedi.
Dan komt het Nationaal Comité Dit orgaan stippelt de te volgen strategie uit.
Het is een parlementair orgaan, met 600 leden. Hoe
werkt dit orgaan? De zitting duurt van oktober tot november. Het
werkt zoals elk parlement. Gedurende twee maanden zijn er discussies over de
objectieven van de partij. Er worden vragen ingediend. Mensen moeten hun naam
opgegeven als ze over een bepaalde vraag willen interpelleren.
Vervolgens is er een Nationaal Secretariaat. Dit is het bestuur van de partij.
De nationale secretaris is Massamba. Hij heeft ministers rond hem. 27
secretarissen en 8 ondersecretarissen. Zij nemen beslissingen over de werking
van de partij. Bijvoorbeeld over de prijs van de lidkaarten. Ze moeten echter
steeds hun beslissingen voorleggen aan de president.
Er is ook nog het Congres van de partij. Dit orgaan bevat de centrale
institutionele organen plus de lokale mandatarissen. Want op provinciaal niveau
zijn er ook structuren en presidenten. Maar dit congres is nog nooit
georganiseerd. De structuren van de partij zijn dus gebaseerd op de structuren
van het land.
Wat was de strategie van het UDPS tijdens de
transitie?
Tijdens Mobutu was het belangrijkste objectief: Mobutu verjagen van
de macht. Dit was een negatieve doelstelling. Onmogelijk te realiseren ook. Als
je objectieven opstelt moet je steeds voor ogen hebben of ze realiseerbaar zijn.
Heb je de middelen om deze doelstellingen te realiseren? We hadden de bevolking
aan onze zijde. Maar die bevolking was ongewapend. Hoe kan je een gewapend
iemand van de macht verdrijven zonder wapens? Toen de Verenigde Staten
Tshisekedi voorstelden Mobutu te vermoorden, en het UDPS te installeren aan de
macht, heeft Tshisekedi dit geweigerd. Hoe verwacht je dan Mobutu van de macht
te verdrijven.
Daar is de oorzaak van de mislukking van het UDPS tijdens de transitie te
zoeken. Volgens mij heeft het UDPS gefaald. Tijdens de transitie is het UDPS er
niet in geslaagd het land te besturen. Tshisekedi is eerste minister geweest,
maar enkel voor een paar maanden. Voor grote partij als het UDPS is drie maanden
regeren gedurende een transitie van zeven jaar, tijdens Mobutu, een mislukking.
Wat zou uw strategie geweest zijn?
Volgens mij had het UDPS zich moeten integreren in het systeem. Na
verloop van tijd kan je zo een deel van de macht te controleren. Als je geen
eerste minister kan zijn, stel je dan tevreden met andere functies binnen het
bestuur. Mensen hebben geregeerd en gestolen met Mobutu. Tshisekedi heeft hen
nooit geaccepteerd. Tijdens de transitie zijn er veel opposanten in het kamp van
Mobutu terechtgekomen. Mobutu heeft al die opposanten kunnen inlijven omdat
Tshisekedi hen geen vertrouwen inboezemde. Hij zei tegen die opposanten: "sluit
je aan bij mij want in het andere kamp zal je nooit aanvaard worden".
Ze sloten zich ook aan bij Mobutu omdat ze zo lang mogelijk aan de macht wilden
blijven. Op deze manier kan je de macht verwerven. Je mag gouverneurs,
burgemeesters, generaals benoemen. Tot je op een gegeven moment Mobutu voor een
voldongen feit staat: hij heeft niet alle macht alleen meer in handen. Je kan de
macht niet verwerven op één dag. Ook Mitterand deed dit. In minder dan zes
maanden had hij meer dan 200 directeur generaals benoemd. Het is voor Mitterand
opvolger, Chirac zeer moeilijk om al deze mensen van hun posten te krijgen.
Daardoor is de PS in Frankrijk onvermijdelijk geworden in Franse politieke
landschap.
Tshisekedi heeft dit nooit willen doen. Hij wou de macht verwerven op één dag.
Dat is onmogelijk! Je kan niet tabula rasa maken in politiek op één dag. Kabila
heeft dit geprobeerd, en heeft gefaald.
Hij had moeten in de transitie stappen. Mobutu was toch uitgeteld. Politiek en
fysiek kon Mobutu niet meer. Tshisekedi had het systeem kunnen controleren. Zo
hadden we ook informatie kunnen opvangen uit het schoot van het systeem. Maar
nee, hij wou het radicaal
veranderen op één dag, dat is onmogelijk. Ik heb dit altijd een enorme fout van
hem gevonden.
Is de strategie van het UDPS veranderd toen Kabila
de macht nam in Congo?
Toen Kabila aan de macht kwam bleef men dezelfde strategie gebruiken. Een
strategie die niets oplevert. Tshisekedi heeft wel een geprobeerd om te
onderhandelen met Kabila, maar de mensen rond Kabila wilden niet met Tshisekedi
praten. Ze hebben onderhandelingen abrupt afgebroken. Kabila is teruggekomen om
te onderhandelen en toen heeft Tshisekedi dit geweigerd.
Wat is er gebeurd met partij na Gbadolite?
Tshisekedi had een andere mening dan Kibassa. Ik denk wel dat
Tshisekedi Kibassa, die in financiële moeilijkheden zat, begreep. Meer nog,
Kibassa heeft steeds bruikbare informatie aan Tshisekedi doorgespeeld. Dankzij
Kibassa bleef Tshisekedi op de hoogte van wat er gebeurde in het Comité Central.
Waarom heeft hij deze tacktiek niet gebruikt later?
De partij blijft echter clandestien tot wanneer Mobutu hervormingen aankondigt
in 90. Niet veel mensen weten wat er gebeurd is in de partij tot 1990. Het is
pas dan dat je naar het bureau van het UDPS kon gaan en je weet wie er in de
partijorganen zitten.
Wat verwachten de congolezen van Tshisekedi?
Zij die hem steunen willen dat
Tshisekedi het land weer op de rails zet. Hij is geen dief. Ze geloven dat hij
werkt voor het land en niet om zijn zakken te vullen. Tshiskedi weet wat de
verwachtingen zijn. Toen hij als eerste minister werd aangeduid door de
Nationale Conferentie, was het eerste wat hij deed de salarissen van de
ministers verkleinen. Dit soort beslissingen vallen in goede aarde bij de
bevolking. Dat Tshisekedi een goed bestuurder is, is in het geheugen blijven
hangen van de mensen. Dat maakt hem tot op de dag van vandaag nog steeds
populair.
Wat gaat Tshisekedi in de toekomst doen?
Dat weet ik niet. Hij maakt geen deel uit van de transitieorganen. Hoe gaat hij
zich opstellen tegenover deze organen? Hij zal ze niet erkennen. Hij zal niet in
dit transitieregime stappen. Wat er daarna zal gebeuren weet ik niet. Ik weet
ook niet of hij nog steeds fysiek in staat is om nog lang verder te doen.
Staat er een nieuwe garde klaar?
Mubake is de opvolger. Maar hij
wordt niet aanvaard. De elite van de partij vindt niet dat Mubake de juiste man
is. De gematigde vleugel, zij die over kapitaal beschikken. Zij die belangrijke
posten bekleden in grote bedrijven. De academici van de partij. De crème de la
crème van de partij denken dat Mubake niet kan besturen. Dat is de grote strijd
binnen de partij. Tussen Mubake en Massamba. Massamba is gematigd, een
onderhandelaar met wie men eerst praat over objectieve doelstellingen. Mubake is
een fanatiek politicus.
Wat voor iemand is de doorsnee UDPS militant?
Een intellectueel. Een student, die werkt. De studenten die deel uit
maken van de 'parlementaires de bout' werken niet. De gematigde vleugel die
Massamba steunt, dat zijn mensen die werken. Dat vertaalt zich op politiek
vlak. Deze gematigde vleugel is meer geneigd verantwoordelijkheid op zich te
nemen. Ik werk als wetenschapper aan de universiteit van Kinshasa. Ik zie niet
wat ik gemeen zou hebben met de parlementaires de bout. We hebben niet dezelfde
doelstellingen, ambities.
Wat is de macht van de parlementaires de
bout?
In het Nationale Comité vertegenwoordigen ze 40 procent van de stemmen. De
gematigden zijn daar in de meerderheid. Daarom kan Mubake moeilijk sommige
beslissingen doorvoeren. Dit laat ook een democratisch debat toe in de schoot
van de partij.
Dan nu een retorische vraag voor u: Het UDPS: EEN
TOEKOMST VOOR CONGO?
Ja en nee. Ja omdat we een ideaal
hebben: het land goed leiden. Dat is al een belangrijk verschil met de andere
politieke partijen. Daarom hebben we niet willen meedoen met die
transitiebestuur. We willen niet met dit slechte bestuur in verband gebracht
worden.
Maar ook nee want het UDPS wil vandaag alles in eens. We participeren niet omdat
we alle macht willen in eens. Daarom kunnen we de toekomst van de partij niet
zijn.
En na de dood van Tshisekedi? Zal de partij niet versplinteren in verschillende
clans? Zullen we nog met één stem kunnen spreken? Mubake zijn vleugel. Massamba
zijn vleugel, na de dood van Tshisekedi is het helemaal niet zeker dat het UDPS
zal overleven. En dan is er geen hoop meer voor Congo.
Want het UDPS drijft nog altijd op de populariteit en het charisma van
Tshisekedi. Als hij voor je staat is het moeilijk het oneens met hem te zijn.
Hij antwoordt op alles. Hij neemt tijd voor je en laat je rustig uitpraten. En
dan luistert hij, met gekruiste armen. EN dan vraagt hij: "heb je nog iets te
zeggen?' En dan neemt hij al de tijd om zijn discours uiteen te zetten. Dat is
fascinerend om te zien. En vergeet niet dat hij meegewerkt heeft met Mobutu, hij
heeft dus een enorme dossier kennis. En een grote kennis over het land. En
daarom is het zo moeilijk om het met hem oneens te zijn.
Dank u voor dit gesprek.
home | lijst scripties | inhoud |