Wat met de stad? De 20e-eeuwse stad als plaats om te wonen en te leven: een pleidooi voor historisch stadsonderzoek. (Kim Rottiers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Voorwoord

 

Opgegroeid in de Antwerpse randgemeente Ekeren, was de ontdekking van de stad als tiener een ware verademing. Daar gebeurde altijd wel wat; daar werden betogingen gehouden, maar ook de leukste feestjes. Ik leerde er mensen van alle kleur kennen. Niet enkel mensen van verschillende nationaliteiten, maar ook mensen uit de vele subculturen die de jeugd rijk is; van de clubbers tot de punkers. De overweldiging die daar aanvankelijk mee gepaard ging, heeft intussen plaats gemaakt voor het wegwijs zijn op allerlei manieren. Daarmee bedoel ik de hele ‘walk en talk’, de zogenaamde ‘streetsmart’ die je toelaat rust te vinden in de chaos. Als jonge meid leer je er vervelende opmerkingen van snotterige jongens in de wind te slaan of als de ingeving er is: van gepast antwoord de dienen. De arrogantie die een ‘echte Antwerpse’ zogenaamd past, een zekere uitstraling van onbereikbaarheid, blijkt het beste wapen tegen ongewenste interacties. Als je op de Meir, de drukste winkelstraat van Antwerpen, meisjes in elkaar ziet duiken omwille van brutale opmerkingen van verveelde, rondhangende jongeren, kan je er van op aan: ‘die zijn nieuw in ’t stad!’. Zoals een geacclimatiseerde stedeling kijk ik niet snel nog van iets op: de ruzies tussen de junkies die de bankjes van de Groenplaats bezetten, intimiderende groepjes jongeren die geen blijf weten met hun hormonen, de ronddwalende alcoholici, prostituees … En hoewel ikzelf geen stadbewoner ben, erger ik me net zo goed blauw aan de massa toeristen die ’s zondags de meest zonnige plekjes in het centrum inpalmen. Maar evengoed haal ik er mijn schouders voor op: ik ken immers de pleintjes die voor hen, als outsiders, verborgen blijven. En ik weet waar de beste pitazaken te vinden zijn. Haha!

 

Na jaren de buitenwijk te ontvluchten waar mijn hardwerkende ouders zich een klein eigen huisje konden veroorloven, weet ik het wel zeker: ik hoor thuis in de stad. De drukte en verscheidenheid houden me alert en vooral: ik verga er niet van verveling. Maar ondanks mijn liefde voor de stad – of misschien net daardoor – ben ik niet blind voor haar schaduwkanten. De ene buurt is de andere niet en dat is met één oogopslag duidelijk. Welke richting je kiest bij het verlaten van het centraal station, maakt een wereld van verschil in wat je tegenkomt: winkels en sjieke tavernes (de Keyserlei, de Meir, de buurt van het Centraal Park) of vervuilde straten, leegstand, verkrotting en een sterke concentratie van allochtonen en marginalen (de kanten van het Sint-Jansplein, Stuyvenberg). De tegenstellingen zijn scherp en hoewel ik mij absoluut niet ongemakkelijk voel in de arme buurt rond het De Konickplein (je kan er goedkoop én exotisch shoppen), droom ik niet van een appartementje daar (’s nachts alleen, toch maar niet!).

 

Toen in 2001 het Schipperskwartier in rep en roer stond omwille van een verregaande sanering, wist ik dan ook meteen waar mijn eindwerk over diende te gaan: de vergeten hoeken van de stad. Want de stad moet net een plaats zijn waar iedereen terecht kan. De herontwikkeling van deze volksbuurt – de projectontwikkelaars staan al aan te schuiven – is nodig, broodnodig, maar dreigt voorbij te gaan aan de groepen die haar het hardst nodig hebben. Hoe alles zal uitdraaien kan enkel de toekomst uitwijzen, maar welke toestanden vermeden dienen te worden leert ons het verleden. Dit eindwerk is dan ook een pleidooi voor een sociale bestudering van het stedelijke verleden, met oog voor haar zwakste bewoners en haar armzaligste buurten.

 

Ik wil graag nog iedereen bedanken, in de eerste plaats mijn promotor, maar ook mijn vrienden en familie, voor het opbrengen van zoveel geduld. Mijn aanvankelijk grootse plannen (de reconstructie van de lokale gemeenschap in het Schipperskwartier aan de hand van voornamelijk interviews), heb ik moeten laten varen. Daarmee verloor ik voor een stuk ook de zin en de moed voor het beëindigen van dit werk. Wat volgt is dan ook een afgezwakte versie van mijn intenties en eerder een aanzet tot, dan een werkelijk stadshistorisch onderzoek. Hopelijk verveelt het u toch niet …

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende