Een andere crisis voor de USA. De morele paniek na de Spoetnik lancering door de USSR op 4 oktober 1957 en de reacties in de USA in de periode daarna. (Piet Baas)

 

home lijst scripties inhoud  

 

INLEIDING

 

Op het onderwerp werd ik geattendeerd door de lezing getiteld ‘10/04/57 and 09/11/01’ door Prof. Dr. Robert H. Zieger (History Department, University of Florida, USA en aangesteld in het kader van de ‘Fullbright Chair’ gedurende 2001/2002 aan de Universiteit Utrecht) op de 10e Amerikanistendag gehouden te Utrecht op 8 maart 2002.

 

Zoals de titel van zijn lezing al aangeeft, maakte Prof. Zieger een vergelijking tussen twee ingrijpende gebeurtenissen. De eerste was de lancering van de eerste kunstmatige satelliet, de 83,5 kilo wegende Spoetnik door de toenmalige USSR op vrijdag 4 oktober 1957. De tweede vond plaats op 11 september 2001, waarbij naast de 19 terroristen meer dan 3.000 doden vielen, waaronder ruim 360 brandweerlieden en politieagenten, in vliegtuigen en op de grond. Het gezichtsbepalende beeld van New York, de ‘Twin Towers’ kantoorgebouwen, werd toen in minder dan één uur vernietigd. Op en na de elfde september 2001 werd door politici, militairen en journalisten een parallel getrokken met een eerdere ramp die de USA trof, t.w. de Japanse aanval op schepen en vliegtuigen in de haven van Pearl Harbor op Honolulu, Hawaï op 7 december 1941, waarbij ruim 2400 doden vielen onder Amerikaanse militairen en burgers. De aanval in 1941 was de eerste op Amerikaanse grondgebied sinds de oorlog met de Engelsen in de jaren 1812 – 1814.

Zowel in 1941 als na 2001 werd er door de Verenigde Staten van Amerika gereageerd met een oorlogsverklaring. Op 7 december 1941 werd de oorlog verklaard aan Japan en enkele dagen later aan de andere As-mogendheden Duitsland en Italië, gevolgd door deelname van de Verenigde Staten aan de zijde van de geallieerden aan de 2e Wereldoorlog. De andere oorlogsverklaring in september 2001, de ‘War on terrorism’, was gericht tegen andere As-staten t.w. de ‘As van het Kwaad’ staten, Irak, Iran en Noord-Korea, waaraan later ook Yemen en Somalië werden toegevoegd. De aanvallen in 1941 en 2001 hadden een ingrijpende invloed op de Amerikaanse publieke opinie, maar ook op de opinie in de andere werelddelen.

De lancering van de Spoetnik door de USSR in oktober 1957 had een soortgelijk effect op de publieke opinie in de USA en op het gedrag van politici omdat in de ogen van de Amerikaanse burgers en vele politici en militairen deze lancering een begin zou kunnen zijn voor een aantasting van de Amerikaanse soevereiniteit en het Amerikaanse luchtruim en grondgebied.

Een zeer essentieel verschil met de gebeurtenissen in 1941 en 2001 was natuurlijk dat er in 1957 en in de jaren daarna geen slachtoffers vielen onder burgers en militairen in de USA of elders als direct gevolg van de lancering van raketten en satellieten door de USSR en de USA en zijn bondgenoten, afgezien van de relatief weinig slachtoffers bij de lancering door die landen van de raketten en satellieten. Wel luidde de lancering van de Spoetnik een nieuwe fase in de ‘Koude Oorlog’ tussen de USSR en de USA in.

Hoe reageerden de verschillende groepen in de Amerikaanse samenleving na 4 oktober 1957 op de lancering van de Spoetnik? Zonder een allesomvattende indeling te suggereren zijn de belangrijkste groepen:

-         de uitvoerende macht, in het bijzonder de (federale) overheid, met aan de top de President, maar ook de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Financiën en hun ministeries en drie van de vier militaire onderdelen, luchtmacht, landmacht en marine,

 

-   de wetgevende macht, het Congres bestaande uit Huis van Afgevaardigden en Senaat,

-   de Committees, zoals het Science Advisory Committee, de Administrations, in het

      bijzonder National Aeronautics and Space Administration (NASA) en de Agencies

      zoals het Army Ballistic Missile Agency (ABMA),

-         de daarmee verbonden onderzoeksinstituten en laboratoria, en meer speciaal de sleutelfiguren, die leiding gaven aan deze instituten,

-         het bedrijfsleven met zijn lobbyisten bij het Congres maar ook de vakbonden, de universiteiten, de media met o.a.: kranten, tijdschriften, televisie en radio,

-         en last but not least: de publieke opinie tot uiting komend in ‘letters to the editor’.

De reacties van de hiervoor vermelde personen en instituten op de lancering van de Spoetnik zullen in het vervolg aan de orde komen.

 

In vooral hoofdstuk 2 van deze scriptie heb ik, mogelijk meer dan gebruikelijk, citaten, vooral die welke uitgesproken zijn, niet uit het Engels vertaald noch geparafraseerd. Mijn argument daarvoor is dat er in de Engelse taal korter en bondiger geformuleerd kan worden dan in het Nederlands. Daarom zijn bijvoorbeeld brieven aan de redactie, naar mijn mening amper te vertalen of met behoud van de essentie in het Nederlands samen te vatten. Teneinde de reacties op de spectaculaire lancering beter te kunnen interpreteren acht ik het nodig eerst de ontwikkeling van de ruimtevaart en de daarvoor benodigde raketten in de 20e eeuw en de hoofdpersonen daarbij in USSR, Duitsland en USA te behandelen. Vervolgens zal worden ingegaan op het verschijnsel ‘Koude Oorlog’, dat zo bepalend is geweest in de generaties die leefden in de jaren 1945- 1989, zowel in het ‘Westen’ als in het ‘Oosten’.

 

Foto afgedrukt in Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry H-K Lange History of Rocketry & Space Travel 117,

 

 

1-A Ontwikkeling van de raket- en satelliettechnologie, samengevat tot aan einde 2e Wereldoorlog in 1945.

 

              Twee mannen, die leefden in de zeventiende resp.negentiende eeuw, voorspelden de mogelijkheid van een kunstmatige satelliet die een baan om de aarde beschrijft. ‘Een satelliet is een hemellichaam dat een ander [hemellichaam], waarom het zich beweegt, op zijn baan vergezelt.’[1] De eerste die op de theoretische mogelijkheid van een kunstmatige satelliet wees, was de Engelse wis- en natuurkundige Sir Isaac Newton (1642-1727) toen hij de wetten van de zwaartekracht onderzocht. De ander was de Russische onderzoeker Konstantin Eduardovich Tsiolkovsky (1857-1935) die in 1903 de eerste formule ontwikkelde op grond waarvan een lichaam in het heelal geschoten kan worden.

Newton bewees dat dezelfde zwaartekracht die een appel, als die losgelaten wordt, doet vallen ook in het luchtledige van de ruimte werkt en dat - aardse - zwaartekracht ook de maan in een baan om de aarde houdt. Zijn universele zwaartekrachtwet bewijst waarom de planeten constant in een baan om de zon draaien in plaats van in de ruimte te verdwijnen. Newton geloofde dat als een voorwerp maar snel gegooid kon worden de neerwaartse bocht in de baan van het voorwerp zou overeenkomen met de curve in het oppervlak van de aarde, of anders: de aarde zou dan een continu bewegend doel zijn voordat het voorwerp de aarde raakt. De Spoetnik bleef in de ruimte op grond van dezelfde kracht als de maan dat doet.

De aantrekkingskracht als gevolg van de aardse zwaartekracht en de snelheid van de satelliet waren in volmaakte balans. Net als de maan had de Spoetnik te veel snelheid om terug te vallen op de aarde maar te weinig om te ontsnappen aan de aardse zwaartekracht. Dit is hetzelfde principe op grond waarvan de aarde en de andere planeten door de sterke zwaartekracht van de zon in een baan om de zon blijven. Newton beschreef ook hoe een kunstmatige satelliet gelanceerd kon worden en dat het noodzakelijk is om in trappen de stuwkracht en dus de daarmee ontwikkelde snelheid, waarmee het projectiel gelanceerd is, op te voeren.

President Eisenhower’s Science Advisory Committee, onder voorzitterschap van James R. Killian, president van het prestigieuze MIT in Boston (Massachusetts), publiceerde in het voorjaar van 1958 een rapport ‘Introduction to Outer Space’ waarin werd uitgelegd dat om te ontsnappen aan de banden van de aarde het projectiel een snelheid moet bereiken van 40.000 kilometer per uur. [2] Deze commissie merkt op dat hoewel de basisprincipes voor de ruimtevaart en de satellieten al sinds Newton bekend waren bij de wetenschappers, deze principes voor velen onbekend en onrealistisch zullen zijn.  ‘Our children, however, will understand them quite well.’[3]

De Rus Konstatin Tsiolkovsky, zoon van een houthakker, op jonge leeftijd al doof als gevolg van roodvonk, was wiskundeleraar en had zichzelf bekwaamd. In 1883 publiceerde hij zijn eerste artikel over de ruimtevaart, waarin hij uitlegde hoe het mogelijk zou moeten zijn om een raket te laten vliegen in het vacuüm van de ruimte. In 1895 schreef hij in ‘Dream of the Earth and Sky ’ dat het mogelijk zou moeten zijn een kunstmatige satelliet in een baan om de aarde te brengen. Drie jaar daarna ontwierp Tsiolkovsky een formule waarin hij datgene specificeerde wat nodig is om aan de aardse zwaartekracht te ontsnappen en beschreef hij hoe een raket daarin zou kunnen slagen. Deze basisvergelijking, een meer uitgewerkt theoretisch bewijs dan dat van Newton, van de ruimtevaart is nog steeds bekend als de ‘Tsiolkovsky vergelijking’, maar kreeg toen in het tsaristische Rusland noch elders veel bekendheid. Pas na de Russische Revolutie in 1917 werd hij door de nieuwe, communistische, Russische leiders omhelsd om zijn visie op de sociale evolutie van de mens. Lenin verleende hem de titel van ‘Vader van de Ruimtevaart’ en het werd hem mogelijk gemaakt zijn wetenschappelijke werk voort te zetten, zonder aardse beslommeringen. Tsiolkovsky was niet alleen een theoreticus, hij had ook praktische oplossingen. Zo was hij de eerste die vloeibare zuurstof en vloeibare waterstof aanbeval als brandstoffen voor raketten. De Saturnus V-raketten, die de Amerikanen gebruikten om satellieten te lanceren in het Apollo-programma in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, werkten op deze vloeistofcombinatie. Daarnaast dacht hij zelfs aan de mogelijkheid om mensen in de ruimte te brengen. Zijn ontwerp voor een satellietcabine bevatte tevens ‘life support’-systemen voor de absorptie van koolmonoxide. Hij stelde ook voor om bij de lancering van raketten de bemanning achterover te laten liggen tegen de voorzijde van de motoren van de raket. Eind jaren twintig bepleitte hij een methode om de nodige snelheid te kunnen ontwikkelen om aan de aardse zwaartekracht te ontsnappen, waarbij een draagraket met meerdere trappen bij de lancering gebruikt zou moeten worden, elke trap met meerdere motoren die gelijktijdig ontstoken dienden te worden. Op 1 mei 1932, tijdens zijn laatste radiotoespraak, kwam Tsiolkovsky tot de conclusie dat de eerste ruimtevluchten binnen twintig tot dertig jaar mogelijk zouden zijn. Op 17 september 1935 stierf hij. Oorspronkelijk hadden de Russische leiders de Spoetnik precies 22 jaar na zijn sterfdag willen lanceren, om daarmee Tsiolkovsky’s werk in het belang van de USSR te eren.[4]

In de tweede helft van de negentiende eeuw werden ook fictieschrijvers enthousiast over de ruimtevaart. Zo publiceerde Jules Verne zijn verhaal ‘De la terre á la lune’ in 1865 en in 1901 H. G. Wells ‘The First Man on the Moon’. Naast de grondleggers Newton en Tsiolkovsky waren andere pioniers in de rakettechnologie en de ruimtevaart de Amerikaan Robert Hutchings Goddard (1882-1945) en de, oorspronkelijk uit Roemenië afkomstige, Duitser, Hermann Julius Oberth (1894-1985). Deze pioniers maar ook de latere experts, de Rus Sergei P. Korolev (1907-1966) en de Duitser, later Amerikaan, Wernher von Braun (1912-1977), die beiden leiding gegeven hebben aan de lancering van satellieten, werden niet alleen geïnspireerd door academische of beroepsmatige interesse, financiële ambitie of patriottische plicht voor ‘the dream of spaceflight’ maar ook door de verhalen van Jules Verne, en H. G. Welles ‘and their imitators’, zoals Walter A. McDougall in zijn veelomvattend standaardwerk  ….The Heavens and the Earth, A Political History of the Space Age vermeldt.[5] Van dit boek zal ik in het vervolg veelvuldig gebruik maken. Dit geldt ook voor het rijk geïllustreerde boek History of Rocketry & Space Travel van de hand van Wernher von Braun en de Amerikaanse historicus Frederick I. Ordway III [6] en voor Paul Dickson’s boek uit 2001 Sputnik the Shock of the Century.[7]

In de Verenigde Staten werd aan het werk van Tsiolkovsky noch aan dat van diens tijdgenoot Goddard in hun beginjaren aandacht besteed. Al in zijn jeugd was Goddard geobsedeerd door de ruimtevaart en hij droomde zelfs over een reis naar de maan. In 1909 begon hij zijn studie over raketten met vloeibare brandstof, waarna hij drie jaar later bewees dat raketten ook in het luchtledige werkten. In de jaren daarna verwierf hij meerdere patenten, die alle betrekking hadden op de rakettechniek, waaronder de wijze van vloeistofvoorziening in verbrandingskamers. Daardoor was het mogelijk een constante voortstuwing te bereiken en het gebruik van raketten met meerdere trappen, die na verbranding van de vloeistof van elke trap achtereenvolgens zouden worden afgeworpen. De marine en het leger raakten geïnteresseerd in raketten als wapen, die Goddard beschreef, en zorgden voor testmogelijkheden. In 1918 slaagde Goddard er met een kleine raket in de werking van het in de 2e Wereldoorlog zo belangrijke antitankwapen, de bazooka aan te tonen.

In 1919 publiceerde Goddard een monografie getiteld A Method of Reaching Extreme Altitudes, waarvoor hij een prijs van $ 5.000 kreeg van het Smithsonian Institution in Washington. In dit boek en zijn in 1936 verschenen boek Liquid-propellant Rocket Development legde hij de theoretische basis voor de toekomstige ontwikkeling van de rakettechnologie in de USA. Terloops vermeldde de auteur dat een raket naar de maan gezonden kon worden en dat de landing gepaard zou gaan met een explosie die op aarde met een telescoop gezien zou kunnen worden. Van de ene op de andere dag werd Goddard de ‘Moon Rocket Man’.[8] Zelfs invloedrijke kranten verweten hem  dat hij Jules Verne imiteerde. Modern Jules Verne Invents Rocket to Reach Moon luidde een kop. Deze kritiek culmineerde op 13 januari 1920 toen het al gerenommeerde dagblad The New York Times een redactioneel artikel plaatste waarin werd gesteld dat ruimtevaart onmogelijk is om de eenvoudige reden dat het niet mogelijk is een raket te laten werken in het luchtledige.

‘Goddard clearly “lacked the knowledge ladled out daily in high schools.” ’[9]

 

In 1969 toen de Apollo 11 gelanceerd werd voor zijn reis naar de maan, herstelde de Times, wel erg laat, zijn eerdere blunder:

‘ “Further investigation and experimentation have confirmed the findings of Isaac

Newton in the 17th century, and it is now definitely established that a rocket can function

in a vacuum as well in an atmosphere. The Times regrets the error” [10]

 

Door deze negatieve, ridiculiserende publiciteit werd de toch al introverte Goddard nog argwanender ten opzichte van de pers en collega-wetenschappers. Op 16 maart 1926 lukte het hem de eerste raket ter wereld te lanceren die gevuld was met vloeibare brandstof.

‘Goddard wrote in his diary: “ …  it rose 41 feet, and went 184 feet in 2, 5 seconds, after the lower part of the nozzle had burned off.” [11].

 

Dankzij de tussenkomst van Charles Lindbergh lukte het hem om van Daniel Guggenheim grote financiële hulp te krijgen en zo een eigen oefenterrein in Roswell, New Mexico in gebruik te nemen. Dickson meent dat Goddard in de dertiger jaren als werelds grootste deskundige op het gebied van raketten werd beschouwd. Hij kreeg niet minder dan 212 patenten op zijn naam die betrekking hadden op alle aspecten van het onderzoek van de ruimte. Goddard was het eens met zijn Russische collega Tsiolkovsky dat meertrapsraketten, waarvan de leeg gebrande trappen afgeworpen konden worden, noodzakelijk zouden zijn om grote hoogten te bereiken en de noodzakelijke snelheid te krijgen om aan de aardse zwaartekracht te kunnen ontsnappen.[12] Robert A. Milikan, Nobelprijswinnaar voor fysica, probeerde in de jaren dertig meerdere keren Goddard te verbinden aan het California Institute of Technology Rocket Research Project, Pasadena, Californië, maar  weigerde, waarschijnlijk omdat hij geen teamspeler was.[13] Goddard’s biograaf Milton Lehman beschrijft in This High Man: The Life of Robert Hutchings Goddard (New York, 1963), diens obsessie met primeurs. Zijn wantrouwen in collega-raketdeskundigen werd versterkt toen Goddard merkte dat Hermann Oberth, die in het vervolg nog ter sprake komt, in diens boek Die Rakete zu den Planetenräumen (München, 1923), dat overigens als proefschrift door de Heidelbergse Universiteit was geweigerd, veel ideeën uit Goddard’s eigen proefschrift (uit 1919) had verwerkt. Dit proefschrift had Goddard in 1922 op diens verzoek aan Oberth gestuurd.[14] In 1945, een paar weken voor zijn dood, schreef Goddard:

‘The subject of projection from the earth and especially a mention of the moon, must be

still avoided in dignified scientific and engineering circles.’[15]

Zijn verdienste voor de Amerikaanse rakettechnologie en ruimtevaart werd erkend en geëerd door de naamgeving ‘Goddard Space Flight Center’ aan het derde Amerikaanse

ruimtevaartcentrum, naast dat in Huntsville, Alabama en Houston, Texas, dat in mei 1959 in Beltsville, Maryland, door de National Aeronautics and Space Administration (NASA) geopend werd.

De in Transsylvanië, gelegen in het huidige Roemenië en Hongarije, geboren wiskundige       Hermann Julius Oberth is de enige van de drie negentiende en twintigste-eeuwse pioniers die de droom van een raket naar de maan vervuld zag. Hij was op 16 juli 1969 aanwezig bij delancering van de Apollo 11 raket van Cape Canaveral in Florida. Met de Apollo 11 maakten de drie astronauten Neil Armstrong, Edwin E. “Buzz” Aldrin en Michael Collins de eerste maanreis.

Zoals bekend leidde dit op 20 juli 1969 tot de eerste stappen op de maan door mensen gezet en wel achtereenvolgens door Neil Armstrong, met diens uitroep ‘That’s one small step for [a] man, one giant leap for mankind’, en Edwin Aldrin.[16]

 

In tegenstelling tot de publiciteitsschuwe Goddard en de solistisch en geïsoleerd werkende Tsiolkovsky was Oberth niet wars van publiciteit. Hij was dé rakettheoricus in Duitsland en in 1927 één van de oprichters van de Duitse ‘Verein für Raumschiffart’ en werd daar in 1929 voorzitter van. In hetzelfde jaar publiceerde Oberth zijn uitgebreide boek Wege zur Raumschiffart, dat met zijn kleinere werk uit 1923, zie hiervoor, volgens Wernher von Braun, één van zijn leerlingen, belangrijk was niet alleen voor de vele nieuwe ideeën die

betrekking hadden op de ruimtevaart maar ook inspiratie gaf aan de wetenschappers die zich bezighielden met de raket en ruimtevaart in die tijd en die direct leidde tot de successen in de tweede helft van de twintigste eeuw in de ruimtevaart.[17] Von Braun maakt ook gewag van mogelijke inspiratie door Goddard van Oberth en het verweer van Oberth dat deze gebruik gemaakt had van Goddard’s werk.[18] Wernher von Braun, aan wie een afzonderlijke paragraaf gewijd zal worden, en Frederick Ordway besluiten het hoofdstuk ‘Pioneers of Space Travel’ in hun boek met de constatering dat de drie pioniers, Tsiolkovsky, Goddard en Oberth, met hun ontdekkingen alle eer verdienen voor de start van de rakettechnologie en de ruimtevaart.[19]

In 1930 was Oberth adviseur van de beroemde filmregisseur Fritz Lang bij diens stomme film over de ruimtevaart Frau im Mond, waarin Oberth ook optrad,

‘The film’s script included the now-famous reverse count down – 5-4-3-2-1 before ignition and lift off.’[20]

 

De achtergrond en de prestaties van de Russische raketdeskundige Korolev worden behandeld in de paragraaf die betrekking heeft op de Russische ruimtevaart.

Foto links:afgedrukt in Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 37;

Foto midden Ibidem, 40;

Foto rechts: Ibidem, 92;

 

 

1 - B De voorgeschiedenis van het Spoetnik tijdperk in de Sovjet-Unie

 

‘For Soviet rocketeers the Bolshevik Revolution [in 1917] was unquestionably a release’,

 

aldus McDougall.[21] Het communistische sovjetregime stichtte, in navolging van de oprichting van soortgelijke organisaties in het Westen, in 1918 het Centrale Aerodynamica Instituut (TsAGI) en in 1919 de Tsiolkovsky Academie voor Aeronautica. In 1924 werd het ‘Centrale Bureau voor onderzoek naar de problemen met betrekking tot raketten’ (TsBIRP) opgericht met als opdracht: het bijeen brengen van allen die aan de rakettechnologie werken. Voorts moest er zoveel mogelijk informatie verkregen worden over de voortgang die in het Westen gemaakt werd. Bovendien diende de publicatie van de juiste informatie plaats te vinden over de positie van de USSR op het gebied van de ruimtevaart en daarnaast het totstandbrengen van onafhankelijk onderzoek speciaal met betrekking tot militaire toepassingen van raketten en de ruimtevaart in het algemeen. [22]

McDougall meent dat het militaire aspect de werkelijke interesse van de sovjetoverheid weergaf, maar dat nam toch niet weg dat die overheid de eerste was die de doelstellingen van de ruimtevaart niet alleen onderschreef maar ook sterk steunde. In 1924 werd ook de particuliere ‘Vereniging voor het Onderzoek van Interplanetaire Verbindingen’ (OIMS) opgericht, de voorloper van de ‘American Interplanetary Society’ (uit 1930), de ‘Deutsche Verein für Raumschiffart’ (uit 1927) en de ‘British Interplanetary Society (uit 1933). Naast Tsiolkovsky traden jonge raket- en ruimtevaartdeskundigen aan, zoals Yuri Kondratyuk, F.A. Tsander en Valentin P. Glushko. Kondratyuk pleitte in 1929 in zijn boek The Conquest of Interplanetary Space voor het gebruik van zonne-energie in de ruimtevaart en brak een lans voor een afzonderlijk toestel om op de maan en mogelijk op de planeten te kunnen landen.[23] De Russische ‘Goddard’s’ behoefden niet, zoals Goddard zelf had verkozen, in afzondering te leven en met constant geldgebrek te werken. In 1934 was het verbond tussen de rakettechnologie en de revolutie geinstitutionaliseerd, aldus McDougall.[24]

De Amerikaanse historicus Bruce Parrott onderscheidt twee blijvende kaders in de officiële sovjetopstelling ten opzichte van de rakettechnologie en de ruimtevaart. Het eerste, of traditionele, kader waarschuwde voor de vijandigheid van de buitenwereld en de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie van buitenlandse technologie en drong dus aan op de noodzaak voor de Sovjet-Unie naar autarkie te streven om zo niet beïnvloed te worden door giftige kapitalistische ideeën en te lijden te hebben onder buitenlandse spionage. Het tweede, in Parrot’s woorden ‘nontraditionalist’, kader was gericht op een tot zwijgen brengen van imperialistische agressie en waarschuwde voor overdreven nadruk op de versterking van de militaire macht ten koste van toepassingen in de civiele sector. Of zoals de Russische minister van Handel Anastas Mikoyan het uitdrukte: gebruikmaken van de voordelen van de achterstand ten opzichte van het Westen door imitatie van de successen en vermijding van de fouten in het Westen. [25]

McDougall concludeert dat de Sovjet-Unie in haar geschiedenis tussen deze twee stromingen gelaveerd heeft, afhankelijk van het gevoel van de communistische partij over het actuele internationale politieke klimaat, de interne veiligheid en de lessen uit de geschiedenis. Voorop stond echter dat de kennis van de technologie zo snel mogelijk moest verbeteren maar dat mocht niet ten koste gaan van politieke veiligheid van het communistische regime. Het was alleen maar een kwestie van tijd of deze laatste voorwaarde forceerde een confrontatie met de technische intelligentsia.[26]

De periode 1922–1928 was voor de sovjetwetenschap gunstig, ‘Golden Years’, aldus McDougall[27], omdat de Sovjet-Unie toen open stond voor buitenlandse invloed en voor informatie door wetenschappelijke beroepsorganisaties. De luchtvaart was nog in handen van specialisten, waarvan de carrière vóór de Eerste Wereldoorlog was begonnen. De politieke druk was nog matig, in vergelijking met die in latere jaren, meer indirect. Dat veranderde toen Stalin, na Lenin’s dood in april 1924, aan de macht kwam en politieke managers, minder geschoold maar wel loyaal aan Stalin, aangesteld werden, die de ‘oude’ meer apolitieke specialisten vervingen. Ondanks de in de twintiger jaren gesloten verdragen met westelijke landen over vergaande samenwerking op de terreinen van lucht- en ruimtevaart en rakettechnologie koos Stalin in 1927 voor het isolement van de USSR en zoveel mogelijk voor autarkie. Het volgende jaar lanceerde hij in het eerste Vijfjaren Plan, dat op 10 oktober 1928 inging en voornamelijk op een allesomvattende industrialisatie gericht was. Dit plan schreef een zeer hoog niveau van investeringen voor (30% van het nationale inkomen) en beloofde de bevolking tegelijk een verhoging van haar bestedingen met 75%. Deze krachttoer werd uitvoerbaar geacht op drie voorwaarden: dat de landbouwproductie steeg en de oogst in alle vijf planjaren goed was, dat de arbeidsproductiviteit in de industrie aanmerkelijk steeg en dat door vergroting van de export van landbouwproducten de import van investeringsgoederen sterk kon worden opgevoerd. Geen van de drie voorwaarden werd vervuld. De landbouw geraakte door de collectivisatie geheel in het ongerede, de productiviteit van de nieuwe fabrieksarbeiders viel bitter tegen en door de wereldcrisis, die aan het begin van Stalin’s industrialisatiecampagne uitbrak, daalde de prijs van landbouwgoederen veel sneller dan die van investeringsgoederen. Ook zonder tegenslagen zou het plan overigens niet uitvoerbaar zijn geweest. Maar in 1929 was er geen plaats voor twijfel en kritiek. De economische experts van Gosplan (Staatsplancommissie) die, zoals Bazarov, chaos en verspilling voorspelden moesten het veld ruimen en eindigden in de gevangenis. Het woord was aan de propagandisten.[28]

Bezemer concludeert dat het eerste vijfjarenplan niet veel meer dan propagandistische waarde heeft gehad. De volgende vijfjarenplannen waren realistischer van opzet. Grondbeginsel van de economische politiek was de volstrekte prioriteit van de zware industrie geworden. [29] Begin maart 1930 was zestig procent van de landbouwbedrijven gecollectiviseerd en in 1935 kon dit proces als voltooid worden beschouwd, maar dat kon alleen met dwang, in de extreme vorm van terreur.[30]

Een voorbode van de Grote Terreur, die eind 1934 begon en eind 1938 grotendeels eindigde. In 1929 startte het sovjetbewind zijn intensieve bemoeienis met de wetenschappen in het kader van zijn eis, zoals Bezemer het noemt, tot ‘gelijkschakeling der geesten’,[31] maar hij concludeert toch dat die intensieve bemoeienis van de sovjetoverheid met de wetenschap op het terrein van de natuurwetenschappen slechts beperkte schade heeft aangericht. ‘De meeste geleerden konden min of meer ongestoord hun werk blijven doen… Voor de geesteswetenschappen zijn de gevolgen van de inmenging van het sovjetbewind rampzalig geweest.’[32] McDougall is het eens met Bezemer dat het eerste vijfjarenplan prioriteit verleende aan de (zware) industrie, maar oordeelt dat dezelfde politieke ideologie die de techniek verheerlijkt, barrières oprichtte tegen vernieuwingen. In plaats van de creativiteit van het volk vrij te laten, onderwierp het regime de technici en wetenschappers aan een patronage monopolie dat beperkender was dan dat onder de tsaren had bestaan.

 

The result of indigenous R & D [Research & Development] never fulfilled the promise …except on one sector. That sector was defense.[33]

 

Met grote buitenlandse steun werd in de jaren 1930 een gigantische staal, automobiel-, banden- en vliegtuigindustrie opgebouwd. In de door de Duitsers begonnen Blitzkrieg, vanaf de zomer van 1941, was het Russische leger, qua aantal manschappen en hoeveelheid en kwaliteit van het materieel in het begin zeker niet minder dan dat van de Duitsers. Maar toch in die Blitzkrieg brachten de Duitsers het Rode Leger zware klappen toe, veroverden zij grote delen van Europees Rusland en bezorgden de Russische strijdkrachten een imago van primitiviteit, dat pas werd opgeheven met de lancering van de Spoetnik in oktober 1957, aldus McDougall. [34] Hij vindt het echter belangrijk om de vooroorlogse sovjetresearch en development (R&D) te onderzoeken, om de snelle ontwikkeling van de luchtvaart en rakettechnologie in de Sovjet-Unie na 1945 niet zo mysterieus te laten schijnen. De militaire research in de Sovjet-Unie (SU) leed onder de Grote Terreur maar ook aan dezelfde handicaps als de civiele sector: een tekort aan basisgrondstoffen als aluminium, tin en koper, veel bureaucratie en een excessieve geheimhouding. Importeerde de SU in de jaren twintig nog BMW-, Napier- en Fiat-vliegtuigmotoren en vlogen er westerse Vickers en DeHavilland vliegtuigen, door het vijfjarenplan vanaf 1928 werd de nadruk gelegd op binnenlandse productie. De productiecijfers spreken voor zich. In 1939 bouwde de SU 700 tot 800 vliegtuigen per maand, meer dan in Japan en gelijk aan de aantallen in Groot-Brittannië, Duitsland en de Verenigde Staten van Amerika.

De militaire R&D profiteerde van de stemming onder de politieke leiders. Naar verluidt liet Stalin zich dagelijks op de hoogte houden van de ontwikkeling van de luchtvaart, kende hij veel mensen op leidinggevende posities op het terrein van de defensie en kwam hij tussenbeide bij geschillen.[35] De sterke positie van de afnemer, het militaire apparaat, bevrijdde de wapenontwerpers van productiequota en zij konden daardoor een zwaarder accent op de kwaliteit leggen.

Midden jaren dertig was de sovjetluchtvaart klaar voor expansie. De Russische militaire vliegtuigen bleken het in de Spaanse burgeroorlog in het begin op te kunnen nemen tegen de Duitse Messerschmidts. Ook in de civiele luchtvaart boekte de Sovjet-Unie successen. Telkens konden de Russische piloten melding maken van records voor de snelste, hoogste en langste vlucht, de eerste vlucht over de Noordpool naar Amerika en de eerste landing op de Noordpool, waarvoor Stalin alle eer krijg. [36] In 1933 had Stalin al een jaarlijkse luchtvaartdag (18 augustus) ingesteld.

McDougall meent vervolgens dat de aandacht voor en de nadruk op de luchtvaart bedoeld was om de aandacht van de toenemende terreur af te leiden. Daarbij speelden de media een belangrijke rol, door hun gehoor te overvoeren met heldenverhalen en beschrijving van de achtergronden van de piloten, waarbij zij expliciet hun daden vergeleken met die van verraders in de jaren twintig en begin jaren dertig. [37] Het gaat, denk ik, te ver om in dit kader het gehele proces van de Grote Terreur te beschrijven, maar daar de Russische ontwerpers en technici op de terreinen van lucht-, ruimtevaart- en rakettechnologie deze terreur niet konden ontlopen, verdient deze tragische ontwikkeling toch aandacht. Begin maart 1937 ontvouwde Stalin op een voltallige zitting van het Centrale Comité zijn geliefkoosde mening dat, naarmate de opbouw van het socialisme vorderde, de verbittering van de verslagen klassenvijand steeg en het verzet in hevigheid toenam. Die klassenvijand kon allerlei vormen aannemen, ook die van ijverig bouwer van het socialisme. Zelfs wie grote verdiensten had voor de bouw van het socialisme kon heel goed een vijand, een saboteur en een verrader zijn. Daarmee was de ganse sovjetelite verdacht tot het trouwste partijlid. Van de tweeduizend afgevaardigden naar het zeventiende partijcongres in 1934 werd meer dan de helft gearresteerd en in hun val sleepten zij familieleden, vrienden en ondergeschikten mee. Honderdduizenden van deze ‘vijanden des volks’ werden geëxecuteerd, de overigen, die aan executie ontsnapten, verdwenen meest in een van de concentratiekampen, die in afgelegen streken met een bar klimaat waren ingericht: in het stroomgebied van de Petsjora in Noord-Rusland, in dat van Kolyama in Noordoost-Siberië en in de dorre steppen van Kazachstan. De voeding in deze kampen was zo slecht en de arbeid die van de gevangenen werd geëist was zo zwaar, dat velen hun straftijd niet hebben overleefd. Stalin’s concentratiekampen hadden veel weg van vernietigings-kampen. Al met al heeft de Grote Terreur in de jaren 1934-1938 in de Sovjet-Unie miljoenen slachtoffers geëist. [38]

Ook McDougall besteedt aandacht aan de Grote Terreur en speciaal aan de gevolgen daarvan voor de Russische ontwerpers en deskundigen, die zich bezig hielden met lucht- en ruimtevaart en rakettechnologie. Toen in de Spaanse burgeroorlog het Duitse Messerschmidt Me-109V gevechtsvliegtuig, in de 2e Wereldoorlog een geducht wapen, de in de meerderheid zijnde Russische vliegtuigen I-15 en I-16 nederlagen toebracht zocht Stalin zondebokken, wat tot de arrestatie leidde van o.a. de belangrijkste vliegtuigontwerpers A.N. Toepolev, V.M. Petliakov en V.A. Chizhevsky, van de onderminister van defensie maarschalk Toekhachevsky, van de commandant van de luchtmacht en van veel leden van de Generale Staf.[39] Een zelfde lot, dat van arrestatie en een verblijf in werkkamp onderging de leider van RNII, het instituut dat belast was met wetenschappelijke onderzoek naar straalmotoren, Sergei P. Korolev. Hij was zijn carrière begonnen als officier in het Rode Leger en testpiloot, wat hij ook nog bleef nadat hij zich met onderzoek en ontwerpen ging bezighouden Zijn ideaal was niet de rakettechnologie, maar de ruimtevaart. In 1934 werd zijn boek over raketten in de stratosfeer door het sovjetministerie van Defensie gepubliceerd en hij werd toen door Toekhachevsky benoemd tot onderdirecteur van het RNII.

Hoewel Korolev vóór de 2e Wereldoorlog niet de kans gehad heeft grote prototypes van raketten te bouwen kwam hij in zijn theoretische werk en laboratoriumproeven tot doorbraken op het gebied van de voortstuwing, ontsteking en verbranding, waarbij een pomp vloeibare zuurstof door de verbrandingskamer stuwde.[40] Korolev diende echter samen met Valentin P. Glushko, de voornaamste ontwerper van raketmotoren met vloeibare brandstof en leider van het GDL (Gas Dynamic Laboratory in Leningrad) en met de teams waaraan zij leiding gaven, wapens te produceren [41].

McDougall meent dat veel van de, nog te bespreken, Duitse V-raketwapens afkomstig was van de tekentafels in de jaren dertig van de vorige eeuw van het GDL. De tweeslachtigheid binnen het GDL en het RNII, de idealen van ruimtevaart- en raketontwikkeling van de beide leiders versus de opdracht tot het ontwerpen van wapens, leidde tot mislukkingen als vliegende bommen, ‘rocket gliders’ en raketvliegtuigen. Toch legde het werk van de twee instituten voor vliegtuigen met raketmotoren de basis voor sovjetvliegtuigen met straalmotoren waarvan de ontwerpen bij het begin van de oorlog in 1941 al gereed waren.

 

By 1939 it [RNII] launched the world’s first twostage rocket with a ramjet engine that reached 500 miles per hour. The RNII also tested air-to-surface, surface-to-air and surface-to -surface missiles, the latter to a range of almost thirteen miles.[42]

 

Korolev’s promoties in de jaren dertig waren des te opmerkelijker, daar de naam van zijn beschermer maarschalk Toekhachevsky na 1937 een synoniem voor ‘dood’ werd en toen de Grote Terreur ook de lagere rangen van diens rijk bereikte, het gehele RNII verdacht werd. Maar ook Korolev kon de dans uiteindelijk niet ontspringen. Toen hij in 1938 opnieuw werd aangesteld bij het bureau van de ontwerper Tupelov moest Korolev deze in gevangenschap volgen.[43] Vaderlandsliefde was de voornaamste drijfveer voor de gevangenen om met hun werk in de kampen door te gaan en daarnaast, speciaal na de Duitse inval in Rusland in juni 1941, de overleving van het vaderland. Sommige experts werden vrijgelaten als zij successen behaald hadden. Ironisch genoeg was de bewaking door de Staatspolitie van de werkkampen van dien aard dat er meer mensen en materiaal beschikbaar waren dan vóór die tijd tijdens de terreur.[44] Hoe lang zouden deze gevangenen loyaal blijven en vergeten dat er ook een ander leven mogelijk was? Op de korte termijn, in de periode van terreur en oorlog met veel risico’s, had Stalin de beste van beide werelden: wetenschappelijke productiviteit en politieke veiligheid. In het werkkamp van Tupolev werkte men voor de militaire luchtvaart, speciaal vliegtuigen voor grote hoogten en duikbommenwerpers. Ook werden er nieuwe wapens ontworpen zoals tanks, wapens voor de artillerie maar ook locomotieven. Een nieuw en zeer effectief wapen bleek de ‘Katyusha’ die van een mobiele lanceerinstallatie, het ‘Stalin Orgel’, afgevuurd kon worden. Dit wapen werd daar door George Langemak ontworpen. Hiermee kon van een vrachtauto een serie raketten gelanceerd worden die tot op vijf kilometer tanks en ander materieel in het slagveld vernietigen.

 

Wat was de invloed van de Grote Terreur op de technologische ontwikkeling in de Sovjet-Unie? McDougall meent, evenals Bezemer, dat zuiver op basis van de aantallen wetenschappers de terreur weinig invloed heeft gehad, waarbij hij erkent dat het natuurlijk onmogelijk is de mogelijke prestaties van de weinige deskundigen, die wel zijn omgekomen tijdens de Grote Terreur, te meten. Hij bekritiseert de Russische overloper en raketdeskundige Grigory A.Tokady, die het in de jaren zestig nodig vond te verkondigen dat de Sovjet-Unie niet voorop liep in de ontwikkeling van de ruimtevaart, maar daarin zelfs achterbleef als gevolg van de oorlog en niet van de terreur.[45]

De condities in deze kampen waren zo slecht dat elk jaar tien procent van de bevolking stierf door tuberculose, ondervoeding en executies. Ook Korolev leed onder deze omstandigheden, hij verloor al zijn tanden en liep er een hartkwaal op, die mogelijk de oorzaak was van zijn vroege dood, toen hij 59 jaar was. Na zijn vrijlating  in juli 1944 werd  hij door Stalin gerehabiliteerd.[46] Paul Dickson vermeldt nog dat Korolev’s identiteit in de Sovjet-Unie geheim gehouden werd, omdat de Russen vreesden dat Korolev mogelijk gevaar liep door de CIA vermoord te worden. Ook bij de CIA was pas één jaar voor zijn dood in 1966 Korolev’s naam bekend.[47]

Korolev was lid van het team, dat na de capitulatie door de Duitsers in mei 1945 naar Duitsland werd gezonden om te trachten zoveel mogelijk over de V2 te weten te komen en zo mogelijk mensen bekend met de V2 en materiaal van deze raketten naar Rusland te halen. De Amerikanen waren de Russen daarin voorgegaan en het was de Amerikanen gelukt belangrijke raketdeskundigen en -ontwerpers naar de USA over te brengen maar ook honderd complete V2 raketten en de daarbij behorende onderdelen. Vanuit Antwerpen werden vanaf eind mei 1945 de raketten met zestien Liberty vrachtschepen overgebracht naar New Orleans. Eén van de leiders van het zogenaamde Peenemünde-raketteam was Wernher von Braun. De Russen visten qua deskundigen eigenlijk achter het net, daar zij er slechts in slaagden Helmut Gröttrup en verder alleen lager gekwalificeerde Duitse raketdeskundigen voor de Russen te laten werken in het latere Oost-Duitsland of in Rusland. Helmut Gröttrup, een collega van Von Braun, werd door de Russen belast met de leiding van  het ‘Institut für Raketenbetrieb Bleicherode’ tot oktober 1946. Toen werden 6.000 Duitse technici, waaronder 200 raketdeskundigen onder Gröttrup’s leiding, met hun gezinnen naar Rusland overgebracht waar zij zeven jaar moesten blijven.[48] Voor hun vertrek uit Bleicherode rolden er al V2’s van de productiebanden om beproefd worden. McDougall haalt  Tokady aan. Deze vraagt zich in zijn boek Foundations of Soviet Cosmonautics af welke indruk Peenemünde, de basis waar de Duitse raketten V1 en V2 gebouwd werden, op de Russen maakte. Hij is er van overtuigd dat de Russen toen voorop liepen ten opzichte van de Duitsers voor wat betreft originele ideeën en de rakettheorie, maar dat de Russen het aflegden op het gebied van praktische rakettenbouw zoals de V2 en bovendien dat de Russische raketdeskundigen minstens zo bekwaam waren als elders.[49]

Mede op grond van Tokady’s conclusies komt McDougall tot de slotsom dat, hoewel de 2e Wereldoorlog de Sovjet-Unie miljoenen slachtoffers kostte en zware materiële schade heeft toegebracht, de aanzetten vóór 1941 in de ruimtevaart en raketontwikkeling in de SU al zo gunstig waren dat deze ontwikkelingen ook na 1945 voortgezet konden worden. Hij sluit het hoofdstuk ‘The Human Seed and Social Soil: Rocketry and Revolution’ in het deel Genesis of the Sputnik in zijn boek met de constatering dat de loop van WO II, waarbij Rusland de Duitse invasietroepen vernietigde, de technocratische Sovjet-Unie redde, mede door de Duitse kennis waarvan de Sovjetwetenschappers profiteerden en waarbij de Sovjetwetenschap internationale aandacht voor de lange afstandsraketten op gang bracht, maar ook de ruimtevaartplannen in de Sovjet-Unie geheel op schema bracht. [50]

 

 

1-C. De basis van de Russische en Amerikaanse raketten: de Duitse V1- en vooral de V2 raket

 

Ook bij de uitwerking van dit hoofdstuk heb ik gebruik gemaakt van History of Rocketry & Space Travel geschreven door Wernher von Braun cs.

Als uitvloeisel van het vredesverdrag van Versailles, na afloop van de 1e Wereldoorlog in 1919 gesloten tussen de geallieerden en Rusland enerzijds en Duitsland en zijn companen anderzijds, mocht Duitsland conventionele artilleriewapens ontwikkelen noch fabriceren. Daar de Duitse overheid toch een sterke defensiecapaciteit wilde, besloot zij in 1929 de aandacht te verleggen naar de raketten als vervanging voor de zware artillerie. Kolonel (later artilleriegeneraal) Dr. Karl Becker, hoofd van het bureau niet-geleide projectielen en munitie van het leger, majoor Wolfram Ritter von Horstig, zijn munitiedeskundige en een jonge kapitein (later generaal-majoor) Dr. Walter Dornberger werden met die raketontwikkeling belast en in 1932 trokken zij de pas twintigjarige nog aan zijn proefschrift werkende Wernher von Braun aan (in 1934 promoveerde Von Braun aan de Friedrich-Wilhelm Universiteit in Berlijn).

Het ‘Heereswaffenamt-Prüfwesen’,[51] startte onder leiding van deze drie officieren in 1932 zijn werk in Kummersdorf, 60 kilometer ten zuiden van Berlijn. Er werd gewerkt aan de ontwikkeling en proeven op de grond, of te wel statische proeven, van raketten. De eerste raket was de A-1 met als brandstof een mengsel van alcohol en vloeibare zuurstof en een stuwkracht van 300 kilo. Na enkele geslaagde statische proeven ontplofte de A-1 bij de eerste lancering als gevolg van een verlate ontbranding. De twee delen van de brandstof werden in afzonderlijke tanks opgeslagen. Van de verbeterde versie, de A-2, (van Aggregat, samenvoeging) werden in december 1934 van het Duitse eiland Borkum twee exemplaren genaamd Max en Moritz, naar figuren in een humoristisch boek, met veel succes gelanceerd. Zij bereikten een hoogte van ongeveer 2 kilometer. Dit succes legde de basis voor een versterking van de staf en de toewijzing van extra geld door de overheid (6 miljoen Rijksmark).[52] In de jaren daarna lag het accent op het ontwikkelen van steeds sterkere motoren. Omdat de locatie in Kummersdorf zowel voor de organisatie als voor de lancering van raketten te klein werd en te dicht bij Berlijn lag, werd er in april 1937 verhuisd naar een compleet nieuwe basis in Peenemünde aan de Duitse Oostzeekust, 180 kilometer ten noorden van Berlijn en niet ver van het stadje Wolgast. Deze plaats werd gekozen om van daaruit raketten met een bereik van ruim 300 kilometer te lanceren en deze tijdens de vlucht langs de kust van de Oostzee te kunnen volgen.[53] De eerste opdracht aan de ‘Heeresversuchsstelle Peenemünde’, waarvan Wernher von Braun technisch directeur werd, was de ontwikkeling van een door vloeibare brandstof aangedreven raket die een grote capaciteit en groeimogelijkheden diende te hebben. Daarnaast moest de proeflancering van een nieuwe raket, de A-3, boven de Oostzee voorbereid worden. De drie proeflanceringen in de herfst van 1937, mislukten alle. Het geheel nieuwe complexe besturingssysteem van de A-3, ruim zes meter lang, 800 kilo zwaar en met een stuwkracht van 1500 kilo, was hiervan de oorzaak. De problemen met dat besturingssysteem werden opgelost en ondertussen werd er gewerkt aan grotere raketten, voorlopig alleen nog maar op de tekentafels.

In 1938, het jaar van de invasie van Duitse troepen in Oostenrijk en de inname door Duitsland van Sudetenland in Tsjecho-Slowakije (gevolgd door de overgave van Tsjecho-Slowakije in 1939), verlangde de afdeling bewapening van het leger dat de deskundigen in Peenemünde hun waarde dienden aan te tonen door wapens voor de praktijk te ontwikkelen. Er werd een raket verlangd met een bereik van twee tot driehonderd kilometer en met een lading van 500 kilo. Bovendien diende de raket betrouwbaar te zijn en per trein, over het bestaande net, of per vrachtauto vervoerd te kunnen worden.[54] De raket die aan deze eisen voldeed was de A-4, later omgedoopt in V2, Vergeltungswaffe, de naam die de werkelijke betekenis goed weergaf. Als tussenfase werd de A-5 ontwikkeld, qua grootte veel kleiner dan de nog te bouwen A-4, met het voortstuwingssysteem van de A-3, maar met een grotendeels verbeterde structuur en een verbeterd maar eenvoudig besturings- en controle systeem. Na enkele proeflanceringen in 1938, nog zonder besturingssysteem, slaagde de eerste verticale vlucht van deze A-5, met het nieuwe besturingssysteem, in de zomer van 1939 wonderwel. Von Braun is over deze lancering erg enthousiast, waarbij een hoogte van 12 kilometer werd bereikt. Na weken wachten op goed weer was het dan zover en werd besloten om de eerste bestuurde A-5 raket te lanceren vanaf het eiland Greiswalder Oie, nabij Peenemünde.

… The slim missile rose steadily… and, without the slightest oscillation [slingering,schommeling;pb] disappeared in the clouds… Some five minutes later, the island resounded from cries of joy, for the missile reappeared, suspended by its parachute, and slowly sank into the Baltic….[55]

 

De raket werd snel uit het water gehaald en kon direct weer gelanceerd worden omdat die afgezien van het zeewater geen enkele schade had opgelopen. Ook volgende proefnemingen slaagden. Sommige raketten werden verticaal gelanceerd, andere met een kleinere hoek om zo het gewenste operationele traject van de nog te bouwen veel grotere A-4 te simuleren. Meerdere landden per parachute en konden zo weer opnieuw gebruikt worden. De belangrijkste stimulans voor de Duitse rakettechnologie was de ontwikkeling van de ‘Vergeltunsgwaffen’ V1 en V2. De V1, de meer conventionele van de twee wapens, was een projectiel met vleugels, met een snelheid van ‘maar’ 550 kilometer en een stuwkracht van 500 kilo. In tegenstelling tot de V2, de vroegere A-4, die ontworpen en geproduceerd werd door het leger, was het ‘Reichsluftfahrtministerium’ voor de ontwikkeling en productie van de V1 verantwoordelijk. De V1 woog 2200 kilo, inclusief haar 1000 kilo wegende lading van Amatol, een mengsel van trinitrotoluol en ammoniaknitraat, was een kleine negen meter lang en had een diameter van 80 centimeter.[56] De eerste proeflancering van de V1, vond plaats vanaf de basis Peenemünde in december 1941. In die jaren werd ook de geavanceerde V2 ontwikkeld, die met veel meer stuwkracht dan de V1 werd gelanceerd en ook bedoeld was om over het Kanaal naar Engeland afgevuurd te worden. In 1943 besloot Hitler dat de productie van beide wapens, die  bedoeld waren voor een luchtoffensief tegen Engeland, de hoogste prioriteit kreeg in de Duitse oorlogsinspanning. De Engelsen waren ondertussen gealarmeerd genoeg, zonder exact te weten wat er in Peenemünde geproduceerd en beproefd werd, om die basis op 17 augustus 1943 zwaar te bombarderen, waarbij ongeveer 800 mensen gedood werden, waarvan de helft Russische krijgsgevangenen en waaronder Dr. Walther Thiel, die met de ontwikkeling van de V2 belast was. Toch bracht dit bombardement geen ernstige vertraging toe aan de proeven en productie binnen de V1- en V2- programma’s.[57]

In juni 1944, toen de invasie door de geallieerden in Frankrijk plaatsvond, waren er voldoende V1’s geproduceerd om de aanval op het zuiden van Engeland te starten. Meer dan 8.000 ‘buzz bombs’ zoals de Engelsen ze noemden, werden alleen al naar Londen gelanceerd Ook nog duizenden naar andere, door de geallieerden bezette, doelen op het Europese vasteland werden er afgevuurd. Alhoewel de V1’s het uiterste van de zenuwen van de inwoners van Londen vergden, zij moesten immers altijd alert zijn op het geluid van het uitvallen van de raketmotor ten teken dat de raket ging vallen, was de V1 als wapen een mislukking. Omdat de V1 relatief langzaam was kon zij door gevechtsvliegtuigen neergeschoten worden voordat het projectiel de stedelijke gebieden kon bereiken. Bovendien waren ze niet betrouwbaar. Van de 5000 op Antwerpen, toen al bevrijd door de geallieerden, afgevuurde raketten ontploften er maar 211 boven de stad Een kwart van de raketten afgevuurd op Engeland

‘failed because of their inherent unreliability. About half were destroyed by counter-measures –barrage balloons, airplanes, and antiaircraft fire. About a quarter reached the target, and some of those did not explode.’[58]

 

              Na de succesvolle proeven met de A-5 werd vanaf 1939 op de basis Peenemünde de ontwikkeling van de A-4, die ik voortaan V2 noem, gestart. Zonder twijfel was de V2 toentertijd het grootste en meest geavanceerde projectiel. In de loop van 1942 kwamen de eerste proefmodellen van de V2 uit de werkplaatsen op de Peenemünde basis en de eerste lancering op 13 juni 1942 was een mislukking, omdat het brandstofsysteem faalde. De tweede lancering op 16 augustus 1942 slaagde gedeeltelijk, omdat het toen voor de eerste keer lukte met een geleid projectiel de geluidssnelheid te overschrijden. De derde lancering op 3 oktober 1942 was een compleet succes. De motor van de V2 brandde één minuut, voldoende om het geleide projectiel een afstand van ongeveer 200 kilometer te laten afleggen en een hoogte van 80 kilometer te laten bereiken.

De V2 was bijna 14 meter lang, had een diameter van ruim 1,6 meter, woog ruim 12 ton, met een lading van 1000 kilo, gelijk aan die van de V1. V2 kon door haar topsnelheid van ruim 5500 kilometer per uur binnen vijf minuten de ruim 300 kilometer tussen b.v. het westen van Nederland en Londen overbruggen. Hoewel de technici een lancering vanaf de grond prefereerden werd deze wijze afgewezen, daar de militairen verwachtten dat dan de lanceerinstallatie een te eenvoudig doelwit zou zijn voor luchtaanvallen door de geallieerden. Lancering vanaf treinen en vrachtauto’s was ook niet eenvoudig. Voor lancering vanaf een vrachtauto waren dertig voertuigen nodig, waaronder die met vloeistof en het duurde zes uur voordat de installatie voor een lancering gereed was.

Nadat de productie van de V2 in Peenemünde was begonnen werd deze na het bombardement daar in augustus 1943 verplaatst naar Mittelwerk, een ondergronds wapendepot bij Nordhausen in het Harzgebergte in Neder-Saksen. Stuhlinger en Ordway[59] vermelden, in antwoord op beschuldigingen dat de V2 bedoeld was als wapen tegen Londen, dat

‘… von Braun declared emphatically: “There is not a shred of truth in any statement that the A-4 (or V2 as it was called later) was originally conceived as a weapon with which to devastate London.” ’[60],

 

waarmee Von Braun, denk ik, weinigen overtuigde. De eerste twee V2’s werden op 8 september 1944 afgevuurd op Parijs maar deze lancering mislukte. Twee dagen later werden de projectielen vanaf de mobiele installatie bij Den Haag op het zuiden van Engeland afgeschoten en daarna in een tempo van twee per dag. Als alles ‘goed’ ging, eufemistisch uitgedrukt, was er als gevolg van de hoge snelheid, geen verdediging tegen dit wapen mogelijk. De Engelsen probeerden in februari 1945 die lanceerplaats te vernietigen maar bombardeerden abusievelijk als gevolg van navigatiefouten van hun vliegtuigbemanningen een woonwijk in het Haagse Bezuidenhout, een vergissing die honderden levens kostte en veel materiele schade veroorzaakte. Maar gelukkig voor de bewoners in de bevrijde gebieden en in Engeland ging er veel mis. Het besturingssysteem faalde vaak waardoor de V2 zijn doel miste en deze kon exploderen op zijn reis naar de atmosfeer of bij zijn terugkeer op aarde. Als het doel al bereikt werd bleek de V2 vaak een blindganger. Maar toch eisten zij hun tol. Meer dan 5.000 werden er gebouwd, waarvan er 600 gebruikt werden voor training en proeven en de rest werd voor een groot deel afgeschoten op geallieerde doelen. De 1.500 projectielen die het zuiden van Engeland bereikten veroorzaakten meer dan 2.500 doden en grote materiële schade. Het V2 offensief stopte na zeven maanden op 27 maart 1945. De Duitsers konden toen niet meer de ondersteuning voor het wapen leveren, het wapen, waarvan de Nazi’s veel verwachtten maar dat de uitkomst van de oorlog niet kon beïnvloeden noch het einde kon uitstellen.[61]

Paul Dickson vermeldt dat de V1’s en V2’s samen 8.938 mensen doodden, 25.000 mensen verwondden en meer dan één miljoen woningen vernietigden of beschadigden, waarmee hij Von Braun ’s visie dat deze wapens maar in geringe mate een militair succes waren (zie noot 61), in een schril daglicht stelt.[62] Dickson ontleent deze cijfers aan The Rocket and The Reich: Peenemünde and the Coming of the Ballistic Missile Era van de hand van Michael J. Neufeld (New York, Free Press, 1995) en Tom D. Crouch’s boek Aiming for the Stars: The Dreamers and Doers of the Space Age (Washington D.C., Smithsonian Institute Press, 1999).

              Hoewel de productie van de V2’s in Mittelwerk plaatsvond, was de basis Peenemünde na het bombardement in augustus 1943 nog voor een belangrijk deel in gebruik. Von Braun en zijn mensen werkten daar aan de verdere ontwikkeling van de V2 en andere ontwerpen voor kleinere raketten. Toen in de loop van januari 1945 duidelijk werd dat voor het Derde Rijk een volledige ineenstorting nabij was overlegde Von Braun in het geheim met zijn collega’s of zij zich zouden overgeven aan de Russen of dat zij naar het zuiden zouden trekken om zich daar aan de Amerikaanse troepen over te geven. Praktisch unaniem werd voor de laatste oplossing gekozen, omdat men hoopte van de Amerikanen nog kansen te krijgen zich met de toekomstige raket- en ruimtevaartontwikkelingen bezig te houden. Von Braun, majoor van de SS, kreeg een klein dozijn ongecoördineerde orders van ministeries in Berlijn, van plaatselijke leger- en vlootcommandanten, van de SS en van bazen van de Nazipartij, hoe hij en zijn team zich dienden te gedragen. De orders spraken elkaar tegen. Volgens sommige orders dienden zij in Peenemünde te blijven “to defend the holy ground of Pomerania”, volgens andere dienden zij de basis te evacueren om zo

“to continue top priority research and development work at a safer location until ultimate victory was assured.”.[63]

 

De order van SS-generaal Kammler, hoofd van o.a. de Peenemünde basis, om naar Bleichenrode, ook in het Harsgebergte nabij Mittelwerk gelegen, te vertrekken, kwam het beste overeen met de wens van Von Braun en zijn team om zich zo mogelijk aan de Amerikanen over te geven omdat, aldus Ernst Stuhlinger, toentertijd al lid van het Peenemünde-rakettenteam, en Frederick I. Ordway III in Wernher von Braun Crusader for Space: ‘Although it was not until after Stalin’s dead that the appalling conditions in his nation were fully revealed to the world … von Braun and his team-mates knew enough in 1945 to cause them to avoid at all cost being captured by advancing Soviet troops.’[64]

 

Paul Dickson vermeldt als motieven om zich niet aan de Britten noch aan de Fransen over te geven dat de eersten als gevolg van de zware oorlogsschade onvoldoende geld beschikbaar zouden stellen om een raketprogramma op te zetten, laat staan dat dit door de V2-ingenieurs gedaan zou worden. Tegen overgave aan de Fransen pleitte, dat zij de Duitse ingenieurs en wetenschappers mogelijk als slaven zouden behandelden, zoals de Duitsers deden met Franse verzetstrijders bij de bouw van de V2. Mogelijk zouden de Duitsers, aldus Dickson, als oorlogsmisdadigers worden behandeld, zodat overgave aan de Amerikanen overbleef.’[65]

Vanaf 17 februari 1945 vertrok de eerste trein en de eerste van 1.000 vrachtauto’s van Peenemünde naar het zuiden, met ongeveer 500 medewerkers en hun gezinnen, onderdelen, materieel, documenten en tekeningen. Von Braun trachtte in Bleichenrode een provisorische basis op te zetten, waarbij vooral de opslag van de documenten en tekeningen zijn voornaamste zorg was. Begin april 1945 kreeg Von Braun weer een nieuwe order van Kammler. Nu was Oberammergau in de Beierse Alpen de bestemming en op 5 april 1945 ging een detachement met zo’n vijfhonderd ex-Peenemünders per trein naar de nieuwe bestemming. Daar werden zij samen met SS-ers gehuisvest, waarbij het al snel duidelijk was dat de SS-ers de opdracht hadden nauw toezicht te houden op het rakettenteam. Stuhlinger en Ordway vermelden Von Braun’s vermoeden dat Kammler de teamleden gebruikte als zijn persoonlijke gijzelaars, waarmee hij zijn vrijheid zou kunnen kon kopen, als de geallieerden hem gevangen zouden nemen, maar ook: ‘Or; even worse, these SS people may destroy us and everything we have done in one last deadly blow.’[66]

 

Dat Von Braun’s vermoeden niet misplaatst was, bleek toen Albert Speer, de Duitse minister voor bewapening en bevoorrading in de nazi-tijd, in 1981 schreef dat de SS-generaal Kammler hem in maart of april 1945 op de hoogte bracht van het plan om Hitler af te zetten en dat Kammler van plan was contact op te nemen met de Amerikanen met voorstel om in ruil voor zijn vrijheid het complete rakettenteam aan hen uit te leveren: ‘For this purpose, Kammler continued, he will now concentrate all the experts of these developments in Upper Bavaria to have them ready for delivery to the Americans. He suggested that I may like to participate in this action….[67]      

 

Generaal Dornberger en Von Braun konden de SS leiding in Oberammergau ervan te

overtuigen dat de concentratie van zoveel deskundigen op één plek een uitnodiging voor geallieerden zou zijn om die plek te bombarderen. Zij mochten, vergezeld van een aantal naaste medewerkers, naar Oberjoch, een klein dorp hoog in de bergen, waar zij nog wel op afstand bewaakt werden door SS-ers. Op 2 mei 1945 gaf deze groep zich in het nabijgelegen Schattwald over aan Amerikaanse soldaten. Zij werden naar Garmisch-Partenkirchen gebracht voor ondervraging door technische specialisten van de geallieerden, team 183 van het ‘Combined Intelligence Operations Subcommittee’(CIOS).

Tot dat team behoorde Dr. Richard W. Porter, directeur van General Electric Company, die was ingehuurd om zoveel en zo snel mogelijk informatie te verzamelen over de voortgang van de Duitse raketkennis. Het Amerikaanse leger wilde, onder de codenaam‘Project Hermes’, de ontwikkeling van langeafstandsraketten ten behoeve van onderzoek en militaire toepassingen tot stand brengen. Charles L. Stewart, lid van de ‘intelligence’-eenheid van het leger, vertelde aan Von Braun en Ordway over de omstandigheden tijdens en na het eerste contact met de Duitse raketdeskundigen. Hoewel geen van de Amerikaanse militairen een wetenschappelijke achtergrond had, realiseerden zij zich zeer goed het belang van het gevangen genomen Duitse team. Stewart en zijn collega’s waren ontzet toen het hoofdkwartier maar weinig interesse toonde. Hun instructies hielden in dat zij eerst de nazi-achtergrond van hun gevangenen moesten onderzoeken. Toen zij antwoordden dat die achtergrond toch ondergeschikt zou moeten zijn aan de unieke kennis van de Duitsers, die zo waardevol uit militair en nationaal oogpunt zou kunnen zijn, werd het team overgedragen aan militaire hogere regionen.[68]

Het CIOS vroeg Von Braun een rapport op te stellen over de resultaten, die de Duitse deskundigen bereikt hadden in de ontwikkeling van de Duitse raketten in de laatste twaalf jaar. In dit samenvattende rapport getiteld: ´Ubersicht über die bisherige Entwicklung der Flüssigkeitsrakete in Deutschland, und deren Zukunftsaussichten’[69] kwam Von Braun tot de conclusie dat de moderne precisieraket toen nog in haar kinderschoenen stond. Hij vergeleek de toestand van de raket met de eerste vliegtuigen die ook essentiële verbeteringen vereisten ten koste van enorme sommen geld alvorens de prestaties en de betrouwbaarheid van de moderne vliegtuigen bereikt werden. Zo maakte hij melding van het feit dat er niet minder dan 60.000 tekeningen nodig waren voordat de V2 getest en in productie genomen kon worden. Maar uit dit rapport bleek ook Von Braun’s vertrouwen in die moderne raket en de ruimtevaart meer in het algemeen. Hij zette zijn visie op de toekomstige ontwikkelingen uiteen met voorspellingen die in de ruim vijftig jaar daarna voor een groot deel uitkwamen. Als een volgende stap in de ontwikkeling van raketten, let wel in 1945, verwachtte hij raketten met een veel groter bereik maar ook raketten gericht tegen vliegtuigen, die radiografisch naar hun doelen gestuurd zouden kunnen worden, de raketten die later ‘missiles’ genoemd werden. Verder in de toekomst voorzag hij met een raket gelanceerde satellieten voor onderzoek van de aarde en astronomisch onderzoek, maar ook bemande vluchten en rondcirkelende ruimtestations met een permanente bezetting, zoals het IRS sinds de jaren negentig in de vorige eeuw.

In the long run, developments will provide opportunities to travel to the Moon and to the planets.’[70]

 

Op 20 juni 1945 gaf de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Cordell Hull toestemming om een beperkt aantal Duitse raketdeskundigen naar de USA over te brengen onder toezicht van de ‘intelligence’-instanties van het leger. Von Braun stelde 500 man voor als noodzakelijke kern voor raketonderzoek en -ontwikkeling en het testen van raketten. Dr. Richard Porter, de directeur van GE, dacht dat er niet meer dan 300 toegelaten zouden worden en uiteindelijk accepteerde het leger 100 man. Kolonel Holger N. Toftoy, hoofd van ‘Army Ordnance Technical Intelligence in Europe’, die samen met Porter onderhandelde met Von Braun en enkele van zijn collega’s, liet uiteindelijk 127 man toe. Vanzelfsprekend waren het alleen vrijwilligers, die naar de USA werden overgebracht en zij werden later in 1946 en 1947 gevolgd door hun directe familieleden. Volgens Stuhlinger en Ordway was de overbrenging van de Duitse raketspecialisten in de herfst van 1945 naar de USA juridisch en politiek geen eenvoudige zaak. Waren zij immigranten en hadden zij een visum nodig? Of moesten ze beschouwd worden als vijanden van Amerika? Zouden zij sabotage kunnen plegen en daarom onder toezicht van de FBI gesteld moeten worden? Uiteindelijk nam het leger de volle verantwoordelijkheid voor de Duitsers op zich. Ze werden aangeduid als ‘resident aliens, immigrate without visa, but with knowledge of the President.’[71]

 

Operatie ‘Overcast’ zoals de overtocht van Duitsland naar de USA was genoemd werd omgedoopt tot ‘Operation Paperclip’ afgeleid van de enorme stapels dossiers die de Duitsers meebrachten. De Duitse deskundigen werden uiteindelijk overgebracht naar Fort Bliss in Texas, waar zij de volgende vijf jaren werkten en leefden. Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de raket zou geschreven worden. In 1962 haalde Von Braun herinneringen op aan Peenemünde: ‘ “From those humble beginnings” he said, “rocket engineering has advanced to be the threshold of space exploration…Peenemünde has become a legend…it gave life to an idea that far transcended its immediate application as a weapon of war….” ’ [72] waaruit  bleek dat hij over de productie van de V1- en V2- raketten, die toch zoveel ellende teweeg gebracht hadden, naar mijn mening, wel erg eenvoudig heenstapte.

 

 

1-D. Hoe ontwikkelden de rakettechnologie en de ruimtevaart zich in de USA vóór de 2e Wereldoorlog?

 

De wegen van de raket- en ruimtevaarttechnologie in Europa en in Amerika liepen vanaf het midden van de jaren dertig van de 20e eeuw uiteen. Namen de Russen en Duitsers de raketdeskundigen in dienst voor militaire research, de Amerikaanse pioniers konden geen sponsors vinden. Leger noch marine toonde veel interesse. Die onverschilligheid deed in 1934 de  ‘American Interplanetary Society’ (AIS) besluiten de naam te wijzigen in de ‘American Rocket Society’ (ARS) om met het schrappen van  de term  ‘interplanetary’ haar geloofwaardigheid te verbeteren.[73]

Na de raketproeven door Goddard in de jaren twintig ontwikkelden leden van de AIS, die in 1930 was opgericht en waarvan Goddard geen lid wilde zijn, de eerste raketten onder auspiciën van die vereniging. De ‘Rocket No.1’, nog geen meter lang en zeven kilo zwaar en met een stuwkracht van dertig kilo, werd op de grond, of ‘statisch’, beproefd op 12 november 1932 vanaf het terrein van een boerderij nabij Stockton in New Yersey, zo’n 150 kilometer van New York City. Omdat de eerste vlucht niet door kon gaan wegens slecht weer, werd de raket uit elkaar gehaald en de gebreken, die in de statische proef geconstateerd waren, verbeterd. Pas op 11 mei 1933 lukte de eerste vlucht van deze ‘Rocket No. 2’, waarbij nog maar een hoogte van 75 meter werd bereikt en een afstand van 120 meter overbrugd. In de volgende jaren bleef de vereniging actief met de ontwikkeling van de raketten 3, 4 en 5.

De les die uit deze proeven werd getrokken was dat water niet geschikt was om de verbrandingskamers van een raket te koelen en men zocht naar een vloeistof of het gebruik van lucht voor de koeling, ‘regenerative cooling’[74], van de verbrandingskamers. Pas in 1938 lukte James H. Wyld het een, zoals hij noemde,

self cooled tubular regenerative motor’ [te bouwen; pb]. ‘The fuel was circulated in a cooling jacket surrounding the combustion chamber and nozzle, not only keeping the motor cool, but preheating the fuel and thus improving its combustion character.’ [75]

 

De eerste testen van deze motor in december 1938, onder de hoede van de ARS, waren een succes. Ook onderdelen van het leger en de marine hielden zich vanaf midden jaren dertig op kleine schaal bezig met de ontwikkeling van raketten. Alle experimenten in de Verenigde Staten en in Europa waren gericht op door vloeistof aangedreven motoren, voornamelijk omdat deze grotere prestaties leverden dan die met vaste brandstof. Met de grote stuwkracht leken deze motoren zeer goed bruikbaar voor toepassingen in de ruimtevaart. Het nadeel van vloeibare brandstoffen was dat ze moeilijk te hanteren waren en er nog maar weinig over bekend was. Toch werd het gebruik van vaste brandstof niet verwaarloosd. Vanaf 1937 hield de ARS proeven met kleine raketten  aangedreven door

motoren met vaste brandstof. Zo bereikte een raket van twintig kilo in september 1939 een hoogte van een kleine zeshonderd meter, wat ook het maximum was bij alle proeven.

 

Na de aanval op Pearl Harbor in december 1941 werden alle activiteiten door raketamateurs, veelal geïnitieerd door de universiteiten, stilgelegd maar de installaties bleven in stand om als trainingsplaatsen te dienen voor professionele raketdeskundigen. Eén instituut, de ‘Galcit [Guggenheim Aernonautical Laboratory of the Californian Institute of Technology] Rocket Research Group’ in Californië bleef actief. Al in 1936 was men daar begonnen met de studie van raketmotoren, zowel die met vaste als vloeibare brandstof. In 1938 waren de resultaten met een met variabele druk werkende verbrandingskamer zo positief dat het leger geïnteresseerd raakte. Vanaf 1 juli 1939 sponsorde het leger het ‘Jet Propulsion Research Project’ onder de leiding Theodore von Kármán van het ‘Galcit’ en in 1940 werd het project, genaamd  JATO, door het leger overgenomen. In 1941 werd de Galcit-27 raket, met een motor die werkte op vaste brandstof, ontwikkeld. Ook werd geëxperimenteerd met motoren, die werkten op basis van ‘red fuming nitric acid’ (RFNA).

Het directe doel was de ontwikkeling van een motor met een stuwkracht van 500 kilo, die het prototype moest worden van een motor die overal gebruikt zou worden gedurende de 2e Wereldoorlog.[76] Al met al waren de prestaties van de Verenigde Staten van Amerika op de terreinen van raket- en ruimtevaartontwikkeling tot aan de 2e Wereldoorlog maar gering in vergelijking tot die van de Sovjet-Unie en Duitsland. Daarbij waren vooral de prestaties van Duitsland tijdens die oorlog speciaal bij de productie en lancering van raketten indrukwekkend. Toen Amerika ging deelnemen aan deze wereldbrand stond de kennis daar van genoemde terreinen duidelijk in de kinderschoenen. Von Braun en Ordway sluiten de periode vóór de 2e Wereldoorlog in hun boek als volgt af:

‘Rocketry had struggled through its infancy. Just ahead was an accelerated adolescence. The transition between the struggling experimenters on the vacant lot and the missile complexes of today was about to made.’[77]

Foto’s afgedrukt in: Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel, 79;

 

 

1-E. Was er veel vooruitgang tijdens de 2e Wereldoorlog in de raketkennis bij de Geallieerden?

 

De ommekeer in de betrekkelijk amateuristische aanpak in de Verenigde Staten van Amerika kwam in 1941, toen het militaire apparaat zich op een oorlog voorbereidde. Ook Goddard werd herontdekt, ARS-gegevens werden verzameld en gerangschikt en de Amerikaanse overheid stapte de raketwereld binnen. Dit gebeurde allemaal in die mate dat aan het eind van de 2e Wereldoorlog de luchtvaart -, elektronische - en chemische bedrijven enerzijds en de laboratoria van de overheid anderzijds in staat bleken gebruik te maken van de resultaten van het Peenemünde-team. De inschakeling van de Duitse raketdeskundigen gebeurde in de Verenigde Staten en Rusland in een gelijk tempo. De vooruitgang van de Amerikaanse kennis van langeafstandsraketten zou echter helemaal afhangen van de vraag of de Amerikaanse overheid in staat zou blijken te zijn de explosie van de R&D gedurende de 2e Wereldoorlog te implementeren.[78] Zelfs vóór de Japanse aanval op Pearl Harbor (7 december 1941) was het voor de Amerikaanse autoriteiten al duidelijk dat de virtuositeit en de schaal van de Amerikaanse research bepalend zouden zijn voor de prestaties van die research in de moderne oorlog. Pas aan het eind van 2e Wereldoorlog in 1945 was iedereen in de USA het daarmee eens. De Amerikaanse wetenschappelijke prestaties waren vooral indrukwekkend dankzij de fantasie en het improviserende organisatievermogen van die wetenschap.

 

Vannevar Bush was de grote man bij de opzet van die Amerikaanse R&D. Bush, een elektrotechnicus uit New England met veel ervaring in het onderzoek van wapens tegen onderzee-boten in de 1e Wereldoorlog, één van de eersten die zich met ontwerpen met behulp van computers, was vice–president van het toen al befaamde MIT [Massachusetts Institute of Technology, Boston, Mass.], hoofd van het Carnegie Instituut en voorzitter van het NACA [National Advisory Committee for Aeronautics]. Volgens McDougall was Bush uitermate geschikt om de leiding op zich te nemen van de wetenschap gedurende de oorlog.[79] Bush trachtte in 1940 president Roosevelt te overtuigen al het wetenschappelijk talent in Amerika te mobiliseren. Roosevelt was het hiermee geheel eens en stelde eerst het ‘National Defense Research Committee’ in, een jaar later gevolgd door het ‘Office for Scientific Research and Development (OSRD)’ onder leiding van Vannevar Bush en James Conant. Dezen besloten om de meeste van de OSRD-contracten uit te besteden aan universiteiten, waarbij dus minder de nadruk werd gelegd op de overheidslaboratoria, ten gunste van het bijeenbrengen van al het nationale talent in zijn geheel. De contractant was verantwoordelijk voor resultaten en tijdschema’s, maar behield een zekere mate van onafhankelijkheid van publieke supervisie. Bush en Conant, gebruikmakend van het patriottisme van burgers, bedrijven en instellingen en de honger van universiteiten naar een continue geldstroom vanuit de overheid, stichtten een praktijk van onderzoek en ontwikkeling, waarbij de overheid het initiatief nam maar die werd uitgevoerd door particuliere bedrijven. Het gelukte hen om in een paar maanden tijd het tot dan geijkte patroon van het Amerikaanse onderzoek te wijzigen. Meer dan vijftig universiteiten en bedrijven kregen gedurende de 2e Wereldoorlog opdrachten ter waarde van meer dan één miljoen dollar elk.[80] Daarnaast werden er ook andere modellen opgezet. Het leger en de marine, de luchtmacht was toen geen zelfstandige tak binnen het militaire apparaat, schiepen vanuit het niets binnen hun organisaties grote instituten. Het bekendste met het meeste succes was het ‘Manhattan District’ van het leger onder leiding van generaal Leslie R. Grove met zijn nucleaire laboratoria in Oak Ridge, Tennessee en Los Alamos, New Mexico. Om aan alle behoeften te kunnen voldoen en daarnaast de mogelijkheid grote overheidssubsidies te innen, stichtten de Universiteit van Californië en MIT ‘Radiation Laboratories’, Harvard een centrum voor het onderzoek van radar, Caltech het ‘Jet Propulsion Laboratory’ (JPL) en de Universiteit van Chicago het nucleaire ‘Metallurgical Laboratory’. Al die instituten komen, in mindere of meerder mate, ter sprake in het vervolg van deze tekst. De federale uitgaven voor militaire R&D verviervoudigden van $ 74 miljoen in 1940 tot $ 280 miljoen in 1943, stegen toen met niet minder dan 550% tot $ 1,59 miljard in 1945. [81]

In omvang, bereik en accuratesse verbeterden de raketten en er kwamen meerdere types.

Een principieel onderscheid is dat de gewone raket die voor een van tevoren bepaald vast traject wordt gelanceerd en de ‘missile’, een wapen dat tijdens zijn vlucht naar het doel gestuurd wordt. Afhankelijk van het gebruik van de raketten en de ‘missiles’ werden deze ingedeeld in vier groepen: ‘surface-to-surface’, ‘surface-to air’, ‘air-to-air’ en ‘air-to-surface’ wapens, een type indeling die ook nu nog wordt aangehouden.[82]

 

De Sovjet-Unie ontwikkelde en produceerde in enorme aantallen de ‘Katyusha’-raket, die ook vanaf een mobiele lanceerinstallatie, het ‘Stalin orgel’, met meerdere exemplaren tegelijk (van 33 tot 48 stuks) kon worden afgevuurd. Het wapen was bedoeld als ondersteuning van de infanterie en bleek zeer effectief in de strijd tegen de Duitsers. De ‘Katyusha’ had vaste brandstof, was maar twee meter lang, met een diameter van 12,5 centimeter en een gewicht van ruim veertig kilo, waarvan de helft lading, en een bereik van vijf kilometer en kon zowel van de grond als van trucks afgevuurd worden. Andere versies van deze raket werden vanuit vliegtuigen op tanks, manschappen en voertuigen afgevuurd.

De Britten waren al vóór 1940 bevreesd voor Duitse luchtaanvallen op Engelse steden en startten toen de ontwikkeling van verdedigingswapens. De Engelse autoriteiten moedigden proeven met deze wapens sterk aan. De eerste ‘surface-to-air’ raket die in productie genomen werd, had maar een diameter van vijf centimeter, werd aangedreven door een buis gevuld met buskruit en was bedoeld als wapen tegen laagvliegende bommenwerpers. Al snel bleek deze raket te licht en werd een raket met een diameter van acht centimeter ontwikkeld die eind 1940 werd toegevoegd aan de luchtverdediging ter ondersteuning van de conventionele luchtartillerie. Een salvo van maximaal 128 raketten kon afgevuurd worden door een batterij met tweeling-lopen, of ‘projectors’ zoals de Engelsen deze batterijen noemden. Eind 1942 hadden 91 batterijen elk met 64 ‘projectors’ 65.000 raketten afgevuurd op Duitse bommenwerpers. [83] Hoe effectief waren deze raketten? Von Braun en Ordway vermelden dat er geen twijfel bestond over de afschrikwekkende kracht van deze raketten. Volgens een officieel rapport uit november 1944 waren er maar weinig piloten die hun geplande vlucht blijven aanhouden als ze menen dat hun toestel het doel van een raketaanval kan worden.

The report said that pilots were able to see and avoid the rockets, but that their evasive action disrupted bombing runs.’[84]

 

Tegen het eind van de oorlog produceerde Engeland een nieuw ‘anti aircraft missile’ tegen de bommenwerpers. De ‘Stooge’ zoals dit wapen werd genoemd, was drie meter lang, woog 300 kilo waarvan 100 kilo lading, had een topsnelheid van 800 kilometer per uur, een bereik van vijftien kilometer en werd per radio bestuurd. Ook op de andere terreinen van raketwapens, ‘air-to-surface’ en ‘surface-to-surface’, waren de Britten actief. Vanaf mei 1942 vuurden Hurricane gevechts-vliegtuigen elk acht raketten, onder elke vleugel vier, af op doelen op de grond. Bij de landingen door de geallieerden in Italië in 1943 en in Frankrijk in 1944 werd de ‘surface-to-surface Landing Craft Tank (Rocket)’ LCR( R) gebruikt ter ondersteuning van de landingstroepen. De LCR( R) was een raket met een doorsnede van 12,5 centimeter, die in een vernietigend salvo met 800 raketten binnen 45 seconden tot op 2,5 kilometer afstand werd afgevuurd. Na de landing op Sicilië werden de prestaties van deze raket toegejuicht door de officieren, die leiding gaven aan de landingstroepen.[85] Von Braun en Ordway vermelden dat de Canadezen zo onder de indruk van de LCR( R) waren dat ze een dozijn dertig loops ‘projectors’, waarmee de raketten afgevuurd werden, bestelden en die ook gebruikt hebben bij de ondersteuning van hun troepen in België en Nederland.[86] De Engelse resultaten bij de ontwikkeling van motoren met vloeibare brandstof waren niet bijster indrukwekkend. Dr. Isaac Lubbock, verbonden aan de Shell Petroleum Company, was de belangrijkste deskundige. Hij werkte met overheidsinstituten samen bij de ontwikkeling van een geleid wapen genaamd ‘LOP/GAP’ of ‘Liquid Oxygen Petrol/Ground–to-Air Projectile’ en dit leidde uiteindelijk tot de RTV1 (Rocket Test Vehicle), die direct na de oorlog getoetst werd in Australië als de één van de eerste Britse ‘antiaircraft’ geleide wapensystemen. Lubbock was in meerdere opzichten belangrijk voor de Engelse defensie. Hij werd vaak te hulp geroepen bij de interpretatie van eigenschappen van de Duitse met vloeibare brandstof aangestuurde raketten. Volgens Von Braun en Ordway was hij de belangrijkste Britse autoriteit op dit terrein. [87]

Zij constateren vervolgens dat de Verenigde Staten van Amerika, na Pearl Harbor, geheel op de Britse kennis betreffende raketten leunde. Het land had maar weinig ervaring met de ontwikkeling van vaste brandstoffen met een hoge energieproductie die nodig zijn voor wapens met een groot bereik, om daarmee tijdens hun vlucht een zeer hoge snelheid te kunnen halen. Na bestudering van de door de Britten ontwikkelde vaste brandstof, ‘ballistite, a doublebase smokeless powder derived from British trench mortar powder’[88] en de levering door de Britten van een proeffabriek voor deze brandstof, werd uiteindelijk in de loop van de 2e Wereldoorlog deze vaste brandstof ook in de USA geproduceerd. Dit product was maar een klein onderdeel van het Amerikaanse raketprogramma, dat hoewel beperkt in vergelijking met het Duitse raketprogramma tijdens WO II, toch omvangrijker was dan algemeen werd aangenomen.[89] McDougall legt in zijn standaardwerk de nadruk op de militaire luchtvaart en vermeldt gegevens over de groei van het aantal gevechtsvliegtuigen tijdens die oorlogsperiode, waarbij de al hoge verwachtingen ver overtroffen werden. In 1939 vond president Roosevelt een luchtmacht van 30.000 vliegtuigen nog voldoende. In januari 1942 gaf hij opdracht tot de bouw van 125.000 vliegtuigen per jaar. Dit niveau werd niet gehaald maar in 1944 rolden er ± 95.000 vliegtuigen, waaronder ± 16.500 viermotorige bommenwerpers uit de fabrieken.[90] Von Braun en Ordway daarentegen gaan uitgebreid in op de Amerikaanse raketprogramma’s tijdens WO II. Hoewel deze raketten maar weinig in de strijd gebruikt werden, werden ze wel in grote aantallen gemaakt. In 1945 spendeerde het leger, waaronder de luchtmacht toen nog ressorteerde, $ 150 miljoen aan raketten en de marine niet minder dan $ 1,2 miljard. De marine alleen al had contracten met niet minder dan 1.200 bedrijven om de onderdelen voor hun raketten te maken [91], wat niet erg efficiënt lijkt.

Een belangrijk raketwapen dat door de Verenigde Staten in WO II ontwikkeld en in grote aantallen geproduceerd werd, was de ‘bazooka’. Vanaf de landing door de geallieerde eenheden in Noord-Afrika in november 1942 behoorde de ‘bazooka’ tot de standaarduitrusting van de infanterie als antitankwapen. Ook in de strijd tegen Japan in het Verre Oosten werd het wapen veelvuldig gebruikt. De raket werd vanaf de schouder afgevuurd vanuit een lanceerbuis, die 1,5 meter lang was. Het geheel woog acht kilo, waarvan nog geen kilo effectieve lading. Met de ‘bazooka’ kon een  tank tot op 180 meter uitgeschakeld worden en de raket was tot op zeshonderd meter effectief tegen bunkers en andere versterkingen.

‘It was one of the GI’s [Amerikaanse soldaat; pb] favorite weapons; under the right ircumstances, it made a foot soldier equal to a tank.’[92]

 

Een ander wapen was de ‘4,5-incher’-raket, oorspronkelijk een ‘air-to-surface’ wapen, dat uiteindelijk in verschillende versies werd geproduceerd en dat een snelheid kon behalen van een kleine duizend kilometer per uur en een bereik van twee tot drie kilometer had. Het werd voor het eerst gebruikt in de winter van 1943 op 1944 bij Amerikaanse luchtaanvallen op Japanse bases in Birma.

De Verenigde Staten van Amerika waren, volgens Von Braun en Ordway, vóór het begin van de 2e Wereldoorlog meer geïnteresseerd in ‘air-to-surface’ raketten dan in ‘surface-to-air’ wapens omdat de politieke en militaire leiding ervan uitging dat niemand Amerikaanse steden zou willen bombarderen. Toen na Pearl Harbor het gevaar van zelfmoordaanvallen op Amerikaanse schepen toenam werden twee ‘surface-to-air’ ‘missile’-programma’s ontwikkeld namelijk de Little Joe en de Lark.[93]

‘Little Joe was gyro-stabilized and controlled by radio command through optical tracking. Its warhead was to detonate by proximity fuse as it reached its target.’[94]

 

Vanaf 1944 liet de marine meerdere Little Joe’s maken, die een snelheid van 650 kilometer per uur konden halen en een hoogte van ruim drie kilometer, maar het programma werd voortijdig afgebroken omdat de praktijkproeven te veel tijd kostten. De in alle opzichten zwaardere en eveneens geleide Lark kreeg in 1944 ook het groene licht voor de productie. De Lark kon een snelheid van duizend kilometer halen en een hoogte van 6,5 kilometer, maar was voor het einde van 2e Wereldoorlog nog niet voldoende beproefd om in productie genomen te kunnen worden. Bij beide ‘missile’-programma’s bleek dat het besturingssysteem het zwakke punt was van de Amerikaanse ‘missiles’, dat tijdens WO II niet verbeterd kon worden.

Air-to-surface missile development was much easier because the airplanes were shooting at targets that were either standing still moving or moving relatively slowly.’[95]

 

Paul Dickson verhaalt over het project Aphrodite, een Amerikaanse poging om de Duitse fabrieken en lanceerinrichtingen voor raketten, die in grotten en in zwaar versterkte bunkers in en rond Peenemünde verborgen waren, te vernietigen. Toen de Duitse V1’s en vooral de V2’s Engeland en bevrijd Europa steeds meer gingen bedreigen was een nieuwe strategie vereist voor de strijd in de lucht, temeer omdat de geallieerden vreesden dat de nieuwe Duitse raketten A-9 en A-10 al in productie genomen waren, wat na het einde van WO II niet het geval bleek te zijn. De Amerikaanse zware bommenwerpers B-17 en B-24 waren niet meer nodig, zij kostten alleen maar hangarruimte en onderhoud. Het was de bedoeling de, op essentiële instrumenten na, gestripte B-17’s en B-24’s, genaamd Weary Willies vol te stoppen met zware explosieven. De bemanning moest vervolgens de Weary Willy in de lucht brengen en daarna per parachute nog boven Engeland het vliegtuig verlaten. Een bemand moedervliegtuig stuurde middels een combinatie van afstandsbediening per radio en - toen al ontwikkelde en beschikbare - TV-robotcamera’s de Weary Willy tot boven het doel, waarna deze op de doelen zou worden gestort. ‘Aphrodite’ was een complete mislukking. Een aantal Willies haalde het doel niet en die dat wel deden misten vervolgens hun doelen. Bovendien waren de kosten hoog. Veel bemanningen slaagden er niet in de Weary Willy met hun parachutes tijdig te verlaten. Dit overkwam ook Joseph Kennedy Jr, een oudere broer van de latere Amerikaanse president John F. Kennedy, en zijn boordwerktuigkundige, toen hun vliegtuig voortijdig explodeerde. De explosie was zo groot dat een gebouw van 59 verdiepingen in het Engelse plaatsje Newdelight Wood werd weggevaagd. De details van deze twee bemaningsleden collega bleven officieel jaren geheim. Pas nadat John Kennedy president geworden was werden de details aan de familie vrijgegeven.

‘President John F. Kennedy made plans to meet with the Texas family of the young man who had died with his brother. The meeting was to have been on November 22, 1963, the day he was killed in Dallas.[96]

 

Dickson voegt hieraan ironisch aan toe, dat indien Joseph Kennedy geslaagd was in zijn opdracht de Weary Willy in de lucht te houden zodat deze neer zou storten op de faciliteiten in Peenemünde, er mogelijk leden van het Duitse team van raketspecialisten gedood zouden zijn, dezelfde specialisten die na het einde van 2e WO naar de VS emigreerden en die zo’n belangrijke rol zouden spelen in het door John F. Kennedy in gang gezette Apollo-programma om ruimtevaartuigen naar de maan te sturen.

 

Foto’s: afgedrukt in Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K,

Lange, History of Rocketry & Space, 96;

 

 

1-F. Ontwikkelingen in de ruimtevaart na de 2 Wereldoorlog in de USSR  

 

De basis voor de Russische ruimtevaart na 1945 waren de Duitse V2’s die compleet maar ook in onderdelen vanuit het verslagen Duitsland naar Rusland vervoerd waren. De benodigde kennis werd geleverd door Duitsers van Peenemünde, die in 1946 gedwongen naar dat land emigreerden. De Duitse kennis bracht de Russen weer op schema. [97] Maar die V2 was volgens de commandant van de sovjetluchtmacht niet voldoende. De V2’s konden dan wel Engeland bedreigen maar ze zouden in geval van een Amerikaans-Russische oorlog nutteloos zijn. Deze Russische topofficier achtte langeafstandsraketten noodzakelijk, die in staat zouden moeten zijn het Amerikaanse continent te bereiken. Daar moest het onderzoek en de ontwikkeling binnen de Russische raketgroep op gericht zijn.[98] Ook de wapenexpert van het Politbureau Malenkov meende dat de V2 niet aan de nieuwe eisen kon voldoen.[99] Pas in 1949 slaagde het Duitse team onder leiding van Helmut Gröttrup erin de R-14 te bouwen, een tweetrapsraket die een atoombom, waarover Rusland sinds 1949 ook beschikte, over 1.800 mijl kon vervoeren. Toen kwam ook de T-1 of Pobeda in productie, een geavanceerde V2 met een bereik van 550 mijl, die de basis vormde van de eerste raketeenheden van het Rode Leger. In 1952 werd de T-2, een ‘intermediate range ballistic missile ‘(IRBM), ontwikkeld met een bereik tussen de 1.500 en 2.000 mijl. Tegelijkertijd maakte Korolev de tekeningen voor een ‘intercontinental ballistic missile’ (ICBM), met een bereik van maximaal 6.000 mijl, waarvan de productie in 1954 door de autoriteiten werd goedgekeurd, toen ook in de USA de ontwikkeling en productie van ICBM’s de hoogste prioriteit kreeg. Om voldoende stuwkracht te kunnen ontwikkelen werden in de eerste trap van de ICBM vijf raketten in een cluster samengebracht, in de tweede trap drie raketten en in de derde trap een raket met een atoombom of een satelliet. Met deze Russische ICBM werd in 1957 de Spoetnik gelanceerd.

‘After a hiatus of two decades, the rocketeers and their patrons in the Kremlin rummaged again in that corner of their imagination that harbored the dream of spaceflight’.[100]

aldus McDougall. In 1954, een jaar na Stalin’s dood,

 

 

 

 

1-G. Ontwikkelingen in de ruimtevaart na de 2e Wereldoorlog in de USA

 

              De Verenigde Staten hadden lering getrokken uit de ontwapening van de strijdkrachten na de 1e Wereldoorlog. Toen werden deze zodanig ingekrompen, dat machteloosheid het overheersende gevoel werd binnen het militaire apparaat, dat bovendien nog slecht betaald werd ‘until the sneak attack arrived that weakness had invited’[101]

 

op 7 december 1941 met de Japanse verrassingaanval op Pearl Harbour. In 1945 stelden de officieren vast dat het land, ook na de behaalde overwinning, zijn militaire apparaat moest ombuigen en dat de mate van inkrimping van elk onderdeel van dat apparaat afhing van de prestaties tijdens de oorlog. Daarnaast speelde de toekomst van de luchtmacht een cruciale rol. Immers oorlogsvoering op het land was een taak van het leger, op zee van de marine, maar in de lucht? Terwijl zowel leger als marine het luchtwapen nodig had voor herkenning of voor tactische ondersteuning, volgde hieruit niet dat één van beide recht kon doen gelden op de lange afstand bommenwerpers. Toch zou de controle over dat wapen bepalend zijn voor het antwoord op de vraag welk deel van de strijdkrachten

‘would become bearer of the nation’s sword, replete with big budgets, glamour, and technical dynamism, and which would shrink back into a glorified constabulary or cost guard.’[102]

 

De luchtmacht was tot 1947, toen de National Defense Act van kracht werd, als de Army Air Forces (AAF) een onderdeel van het leger. Vanaf 1947 werd de luchtmacht een zelfstandig onderdeel van de strijdkrachten: Unites States Air Force (USAF). Daarnaast ontstond er na de Japanse capitulatie in augustus 1945 de controverse tussen de drie onderdelen van de strijdkrachten, de landmacht, de marine en de luchtmacht, over de toewijzing van alles wat met raketten en ruimtevaart te maken had, waaronder vooral de financiële middelen. Deze controverse zou tot 1958 voortduren. Toen werd de National Aeronautics and Space Administration (NASA) ingesteld, opvolger van het National Advisory Committee for Aeronautics (NACA), dat zoals de naam al aangeeft, een veel beperkter werkgebied en mogelijkheden had dan de NASA.

Net als bij de ontwikkeling vanaf de jaren twintig van het militaire vliegtuig dat ook vele gebruiksmogelijkheden kende, vereiste de raket van zowel het militaire apparaat, het Congres als het Witte Huis veel inspanningen om onderzoek en ontwikkeling te organiseren. Men slaagde daarin maar zeer gedeeltelijk als gevolg van deze controverse, waardoor tot in de late jaren veertig in de vorige eeuw, toen Stalin er al in geslaagd was een eenvormig intensief Russisch ‘missile’ program tot stand te brengen, de Verenigde Staten nog lang niet zover waren als gevolg van een gebrek aan interesse en onenigheid tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen, aldus McDougall.[103]

President Truman (1945-1952) had vanaf 1946 totdat de Koreaanse oorlog in 1950 uitbrak zijn binnenlands beleid gericht op beheersing van de inflatie en beperking van de overheidsuitgaven. Daardoor lukte het de strijdmachtonderdelen niet om programma’s voor de ICBM en satellieten van de grond te krijgen. In weerwil van het veel grotere binnenlands product en een veel bredere industriële basis in de Verenigde Staten dan in de USSR slaagden de Russische tegenpolen er wel in de ontwikkeling van de ICBM te starten. In de Verenigde Staten hadden de atoombom en de langeafstandsbommenwerpers nog de hoogste prioriteit. De eerste atoombom die Rusland in september 1949 tot ontploffing bracht, de verovering door de communisten van het Chinese vasteland en het uitbreken van de Koreaanse oorlog overtuigden Amerika dat het nog lang niet genoeg gedaan had. Na de atoombom zou de race naar de waterstofbom op gang komen, vervolgens die naar langeafstandsraketten en dan de race in de ruimte. [104] De wedloop om de eerste waterstofbom werd door de Russen gewonnen toen zij die bom in november 1955 tot ontploffing brachten. Een soortgelijke Amerikaanse bom ontplofte in mei 1956.

De luchtmacht liet zich bij de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen adviseren door de RAND Corporation. Dit orgaan was in 1946 opgericht door de fabrikant Donald Douglas van Douglas Aviation. De naam is een acroniem van ‘Research ANd Development’. De RAND Corporation was en is bedoeld als een non-profit orgaan waarbinnen overheid en bedrijfsleven samenwerken bij de coördinatie van de strategische planning op lange termijn en oefende en oefent veel invloed uit op de Amerikaanse defensiepolitiek en de RAND Corporation zal in het vervolg nog meerdere malen aan de orde komen.[105]

De details van de door de Amerikaanse strijdkrachten na de 2e Wereldoorlog ontwikkelde wapensystemen heb ik ontleend aan het boek Race to Oblivion. A Participant ’s View of the Arms Race van de hand van de invloedrijke natuurkundige Herbert F. York, die van de lente tot december 1958 het ‘Advanced Research Projects Agency (ARPA) leidde en daarna de eerste ‘Director of Defense Research and Engineering’ werd, waarbij hij direct verantwoording schuldig was aan President Eisenhower.[106] Opvallend is dat York in het slothoofdstuk, getiteld ‘The Ultimate Absurdity’ van zijn boek dat globaal twintig jaar vóór het einde van de Koude Oorlog uitkwam, meent dat de wapenwedloop tussen de Verenigde Staten en Rusland geleid had tot een zodanige wapenvoorraad in beide landen dat zij elkaar en mogelijk de gehele wereld tientallen keren konden vernietigen.[107] Hij had wel aan die wapenwedloop gedurende een groot deel van zijn werkzame leven mede leiding gegeven. In dit opzicht lijkt hij op Robert S. McNamara, minister van Defensie van de Verenigde Staten van 1961-1968, die vanaf 1965 kritiek had op de wijze waarop president Johnson de oorlog in Vietnam voerde, totdat Johnson McNamara begin 1968 tot aftreden dwong.[108]

Het eerste raketsysteem dat na de 2e Wereldoorlog in de USA werd ontwikkeld en uiteindelijk gebouwd werd was de Snark, een subsonische ‘cruise missile’, in het vervolg kruisraket, met vleugels en met een bereik van 5.000 mijl waarmee ook atoombommen vervoerd konden worden, maar dit systeem werd pas operationeel in 1958 en was na een paar jaar verouderd. Daarnaast werd de Matador ontwikkeld, ook een kruisraket, die afgeleid was van de veel grotere Snark en met een bereik van 650 mijl maar ook geschikt was om atoombommen mee te lanceren. Deze raket werd vanaf 1955 gestationeerd in grensstaten van de USSR, West-Duitsland en Japan. De Navaho was het derde systeem, opnieuw een kruisraket met drie motoren, dertig meter lang, met kleine deltavleugels, die een snelheid van driemaal het geluid kon halen. Bij de start woog de Navaho niet minder dan 150 ton. Evenals bij de Snark was al snel duidelijk dat ook deze raket bij ingebruikname, de eerste testvlucht vond pas in 1956 plaats, al verouderd zou zijn. York vermeldt dat de Navaho hoewel nimmer in productie genomen, dit wapen toch een belangrijke rol speelde in het Amerikaanse ‘missile’ programma. De op vloeibare brandstof werkende motoren van de Navaho waren de eerste in een reeks van door Rocketdyne gebouwde serie die uiteindelijk resulteerden in die voor de Thor, Jupiter en Atlas. Ook de grote raket waarmee de Apollo 11 zijn reis naar de maan begon tien jaar later had motoren die waren afgeleid van de Navaho motoren. [109]

Naast deze drie kruisraketsystemen onderzocht de luchtmacht, toen nog onderdeel van de landmacht, al vanaf 1946 ook of grote van ballistische raketten als intercontinentale strategische of aanvalswapens mogelijk zouden zijn. Consolidated-Vultee (later genaamd Convair) kreeg de opdracht voor het ontwerp en de ontwikkeling van de ‘MX-774’, een vroege versie van de latere ICBM Atlas. De luchtmachtleiding kwam al snel na de start van dit programma tot de conclusie dat het te lang zou gaan duren en men concentreerde zich voortaan op de lange afstandsbommenwerpers en de kruisraketsystemen. In die naoorlogse jaren gaf ook de marine leiding aan de ontwikkeling van ‘missiles’, voornamelijk beperkt tot kruisraketten als de Rigel, de Regulus I en II, die onderwater vanaf onderzeeboten gelanceerd konden worden naar doelen op het vasteland tot 500 kilometer ver. Direct na het einde van de 2e Wereldoorlog ontwikkelde de landmacht een fors raket - en ‘missile’ programma zoals de ‘surface-to-surface’ raket de Corporal, bestemd voor de tactische oorlogsvoering en de Nike series bestemd voor de luchtverdediging. Vanf 1949 concentreerde de landmacht zijn voornaamste ‘missile’ activiteiten op het Redstone Arsenal in Huntsville, Alabama waarheen ook het 130 man sterke team van Wernher von Braun vanuit New Mexico werd overgeplaatst. Nadat eind juni 1950 de Koreaanse oorlog was uitgebroken werd Redstone Arsenal steeds belangrijker bij de ontwikkeling van nieuwe luchtwapens. Het kreeg opdracht een ‘missile’ voor de tactische oorlogsvoering te maken met een bereik van 300 kilometer, dat een atoombom kon vervoeren en dat vanaf een mobiele installatie gelanceerd kon worden. Dit werd de Redstone, met een raketmotor van 65 ton, die oorspronkelijk voor de Navaho bestemd was. De Redstone was toen de grootste Amerikaanse raket en zou volgens York de basis vormen voor de latere ‘missiles’ programma’s. Als wapen heeft de Redstone geen belangrijke functie vervuld

‘….and it was often referred to by other Army personnel as the “world’s most expensive roadblock” ’.[110]

 

Vanaf het najaar van 1952 werden als gevolg van een drietal gebeurtenissen de ontwik-kelingsprogramma’s van raketten en ‘missiles’ in de USA veranderd. Als eerste gebeurtenis vermeldt York de uitvinding van de principes van en proeven met de waterstofbom. Daarnaast de verkiezing tot president van de Republikein Eisenhower, die zoals gebruikelijk gepaard ging met veranderingen in de personele bezetting van invloedrijke politieke en ambtelijke functies, maar dit keer waren deze muaties zeer ingrijpend na twintig jaar Democratische presidenten. Tenslotte werden CIA-rapporten bij politieke en militaire insiders bekend, waaruit bleek dat de Sovjet-Unie al begonnen was de ontwikkeling van de ICBM.

President Eisenhower, die in januari 1953 aantrad, had in april 1953 de sovjetleiders een beperking voorgesteld van de omvang van de strijdkrachten. Voorts een limiet aan de hoeveelheid strategische materialen voor militaire doeleinden, internationale controle van de nucleaire energie, beperking of een verbod op specifieke destructieve wapens. Dit alles omgeven met strenge waarborgen, waaronder een praktisch controlesysteem door de Verenigde Naties.[111] De USSR hield vast aan complete ontwapening en afschaffing van nucleaire wapens terwijl de Sovjetleiders controle op hun grondgebied onaanvaardbaar achten. Eisenhower gaf de National Security Council (NSC) vervolgens opdracht een nieuwe defensiepolitiek te ontwerpen, die gebaseerd diende te zijn op de Amerikaanse strategische superioriteit. Ook diende deze politiek de vijand af te schrikken militaire avonturen aan te gaan en die voorts de Verenigde Staten het initiatief diende te laten nemen bij diplomatieke initiatieven, dit alles met behulp van lagere budgetten. Deze nieuwe politiek ‘the New Look’, werd vastgelegd in NSC-richtlijn 162/2 en vastgesteld in oktober 1953. [112]  Volgens die ‘New Look’ dienden in eerste instantie binnenlandse strijdkrachten de Verenigde Staten van Amerika te verdedigen bij een communistische aanval. Maar die strijdkrachten moesten ondersteund worden door tactische, verdedigende, lucht- en zeestrijdkrachten, mogelijk met nucleaire wapens en zonodig

the ultimate deterrent of “massive retaliatory power” to be applied “by means and at places of own choosing. ” ’[113]

 

Als gevolg van NSC 162/2 werd een kwart van de militairen naar huis gestuurd en werden de militaire uitgaven met 30% verlaagd. Alleen de luchtmacht werd ontzien. McDougall meent dat in feite de politiek van Truman hiermee voortgezet werd, die overeenkomstige acties van plan was nadat de Koreaanse oorlog beëindigd zou zijn. [114] Met deze defensiepolitiek, ontworpen om de invloed van de Koude Oorlog in het binnenland te beperken, zette Eisenhower zijn land ook aan tot grotere technische inspanningen. Een zware presidentiele adviescommissie, het ‘Killian Panel’, onder leiding van James F. Killian, president van het M.I.T., zette in haar rapport getiteld ‘Technological Capabilities Panel (TCP) Report’ dat in oktober 1954 verscheen uiteen hoe de militaire verhoudingen tussen de twee grootmachten zich zouden ontwikkelen. Men ging uit van vier perioden, van het najaar 1954 tot ver in de jaren 1960. Gedurende eerste periode tot eind 1955, zou de USA een overwicht hebben met zijn nucleaire bommenwerpers, maar ook een zwakke luchtdefensie als gevolg van het ontbreken van een adequaat waarschuwingssysteem en een groeiende Russische luchtmacht. De commissie oordeelde dat dan beide partijen geen beslissende aanval zouden kunnen uitvoeren die het politieke en culturele leven in het andere land ernstig zou beschadigen. Vanaf 1956/1957 tot 1958/1960 zou de Verenigde Staten met zijn strategische nucleaire luchtmacht een groot overwicht hebben. Die periode zou voor de USA gunstig zijn om diplomatieke initiatieven te ontwikkelen ‘to benefit of the free world.’ In de derde periode, die tot in de jaren zestig doorloopt, zou een snelle toename van het aantal Sovjet bommenwerpers te zien geven, wat zware eisen stelde aan de Amerikaanse verdediging. In de vierde periode, die naadloos aan de derde aansluit,

‘… both sides would have the capability to destroy the other even in retaliation. The single most important variable was the early achievement of ICBM’s by either side’.

 

Het rapport besloot met  aanbevelingen, die na later bleek ook grotendeels zijn opgevolgd. Zo moest de hoogste prioriteit gegeven worden aan het ICBM-programma van de luchtmacht en aan de ontwikkeling en bouw van een IRBM-raket die vanaf het land of vanaf schepen gelanceerd kon worden. Voorts diende er snel begonnen te worden met de bouw van een ‘early warning system’ (DEW) in het noordelijk deel van het Amerikaanse continent, diende de ontwikkeling van wapens ter hand genomen worden om ‘balastic missiles’ te onderscheppen en te vernietigen en

‘…a greater application of science and technology to methods of fighting peripheral wars, and especially an increase in intelligence capabilities.’ [115]

 

Deze laatste aanbeveling in het Killian rapport resulteerde o.a. in de bouw van een spionagevliegtuig, de U-2. Dit vliegtuig, officieel aangekondigd als ‘weather plane’ heeft een bereik van bijna 8.000 kilometer en kan een hoogte van ruim twintig kilometer halen, waardoor het toen buiten het bereik van vijandelijke luchtafweer bleef. In juni 1956 werden de U-2’s gestationeerd in Turkije en Pakistan en konden de Amerikanen met spionagevluchten over de USSR beginnen.

Dickson vermeldt dat Eisenhower tot ver in 1957 openlijk bommenwerpers als het strategisch wapen voor de Verenigde Staten omarmde, terwijl de Sovjet-Unie al haar kaarten op de raketten als wapen voor de toekomst zette. ‘A poker game was played’ aldus deze auteur. Immers, in 1956 had de Sovjet-Unie laten doorschemeren dat het een massale vloot van bemande bommenwerpers zou gaan bouwen om die van de Verenigde Staten in aantal en in aanvalskracht te overtreffen. Rusland had toen al een bommenwerper, in Amerika bekend als de Bison, gebouwd die in staat was een nucleair wapen boven de Verenigde Staten af te werpen. Voor de USA was het probleem dat het  niet wist of dit het enige exemplaar was, of dat er al veel meer Bisons in Rusland klaar stonden. In deze ‘bomber gap’ werd door de luchtmacht en de wapenindustrie zware druk op Eisenhower uitgeoefend om een vloot van nucleaire strategische bommenwerpers te bouwen. Maar de president weigerde de geruchten en grove speculaties over een massale Russische luchtvloot zo maar te aanvaarden. Op 4 juli 1956 was het supergeheime U-2 Amerikaanse spionage vliegtuig op zijn eerste vlucht boven de Sovjet-Unie gezonden om de werkelijke stand van zaken over de nucleaire aanvalsluchtvloot te leren kennen. De U-2 ontdekte, tot Eisenhower’s voldoening, dat er geen ‘bomber gap’ was.[116]

 

Een ander belangrijk gevolg van het Killian-rapport was dat zes spoedprogramma’s voor nucleaire strategische lange afstandraketten door de Amerikaanse overheid in gang werden gezet, die alle binnen drie jaar startten. De raketten, die hieruit resulteerden, waren de ICBM ’s Atlas, Titan en Minuteman, de IRBM ’s Thor, alle onder auspiciën van de luchtmacht ontwikkeld, de IRBM Jupiter van de landmacht en de SLBM (‘sea- or submarine-launched ballistic missile’) Polaris van de marine die een bereik van ± 2.000 mijl had. Zowel de Minuteman als de Polaris was voorzien van vaste brandstof waarmee bij de lancering veel tijd werd gewonnen en er veel minder risico bij de bevoorrading was dan bij vloeibare brandstof zoals bij de andere raketten. De voornaamste taak van al deze raketten was volgens York: ‘massive retaliation in the event of an attack’ waarbij hij aantekent dat zijns inziens maximaal drie van de ‘missile’ programma’s nodig waren geweest. Samengevat meent York dat de excessieve wapenproductie veroorzaakt werd door het motto in deze wapenwedloop: ‘Let us err on the side of military safety’. Daarnaast zijn de competitie tussen de drie strijdkrachtonderdelen en de persoonlijke ambities van de meest betrokken officieren en wetenschappers ongetwijfeld mede belangrijke elementen geweest bij de ontwikkeling en productie van overtollige raketten.[117]

De persoonlijke ambities, waarnaar York verwijst, waren in het bijzonder in het geding bij de ontwikkeling van de IRBM Jupiter door de landmacht. Hierop wordt nog nader ingegaan. De ontwikkeling en productie van al deze wapensystemen vergden veel tijd. Zo werd de Atlas in 1958 voor het eerst beproefd en in 1960 operationeel. De Titan was vanaf 1962 inzetbaar en de Minuteman en Polaris werden ook pas in 1962 beproefd. De IRBM Thor, dus met een maximaal bereik van ± 1.500 mijl was het snelst ontwikkeld en geproduceerd en was vanaf 1960 in Turkije en Italië operationeel. Volgens York waren alleen de Titan, de Minuteman en de Polaris als strategische wapens noodzakelijk geweest, waardoor veel geld en tijd verspild is. Hij onderbouwt zijn keuze uitgebreid met veelal technische argumenten die hier niet verder worden weergegeven. De IRBM Jupiter is een ander geval. York meent dat, hoewel de Jupiter in een veel later stadium in een geavanceerdere uitvoering (de Jupiter C) de draagraket was voor kunstmatige satellieten als de Explorer, deze raket geheel overbodig was, daar ze praktisch identiek was aan de Thor. Alleen door de persoonlijke ambities van Generaal John Bruce Medaris als commandant van Redstone Arsenal en Wernher von Braun, als technisch directeur van dit centrum, slaagde de landmacht erin de Jupiter hoog op de prioriteitenlijst te krijgen. Daarbij verwijst York venijnig naar het verleden van Von Braun als hij schrijft dat de meest drijvende kracht achter het Jupiter programma dezelfde was als bij de bouw van de V-2:

Von Braun’s abiding interest in space flight. In Germany at the time of the V-2 development, it was not possible to sell large space programs to Hitler’s government, but it was possible to sell terror weapons. In the United States in the early fifties, a modest space program had been authorized as part of the US contribution to the International Geophysical Year [IGY, dat liep van 1 juli 1957- 31 december 1958;pb] [118]

 

Naast deze zes militaire wapensystemen werden in de periode vóór de lancering van de Spoetnik door de Russen op 4 oktober 1957 in de Verenigde Staten drie speciale programma’s gestart om kunstmatige satellieten in de ruimte te brengen. In hoofdstuk 2D kom ik hier op terug.

Samengevat is mijn conclusie dat de politieke en militaire leiding van Verenigde Staten nog in juli 1957 van oordeel was dat er op geen enkel terrein van raket- en ruimtevaarttechnologie een achterstand bestond ten opzichte van de USSR. Daarbij dient natuurlijk t te worden betrokken dat de Amerikaanse autoriteiten niet wisten in hoeverre de informatie over de Russische vooruitgang waarover men in de USA beschikte de werkelijke stand van zaken weergaf. De Verenigde Staten konden alleen beschikken over de informatie die de Russen wilden vrijgeven en datgene wat met behulp van de U-2 spionagevliegtuigen en met andere ‘intelligence’ activiteiten werd vergaard. Maar als mede in aanmerking wordt genomen de voorsprong van de USA met zijn strategische nucleaire langeafstandsbommenwerpers ten opzichte van soortgelijke Russische wapens, was het gevoel in de USA dat het, in vergelijking met zijn grote tegenpool de USSR, zich adequaat inspande op de terreinen van defensiepolitiek en kennis en de ontwikkeling van de raket- en ruimtevaart naar mijn mening verklaarbaar. Dit gold des te meer daar de Amerikaanse autoriteiten nog op 14 juli 1957 officieel verklaarden dat de Sovjet-Unie een achterstand had zowel ten aanzien van de ontwikkeling en bouw van de ICBM als van de IRBM. De Russische voortgang bij ontwikkeling van de ICBM en de daarvoor benodigde motoren was, naar het oordeel van die autoriteiten, ‘comparatively primitive’. De Russen zouden zich meer concentreren op de bouw van raketten met een horizontaal bereik van 200 tot 600 mijlen dan die van de langeafstandsraketten, zoals de journalist Harry Schwartz op 7 oktober 1957, dus drie dagen na de lancering van de Spoetnik, cynisch in zijn commentaar in The New York Times schrijft.

 

Foto’s afgedrukt in Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space, 124;

 

 

2-A. DE LANCERING VAN DE EERSTE KUNSTMATIGE SATELLIET SPOETNIK DOOR DE SOVJET-UNIE OP VRIJDAG 4 OKTOBER  1957

 

De lancering van de kunstmatige satelliet Spoetnik door de Sovjet Unie in een elliptische baan rond de aarde op 4 oktober 1957 om 23.12 uur plaatselijke tijd vanaf de Bajkonoer lanceerbasis in Kazakstan baarde over de gehele wereld veel opzien. Het Russische Spútnik betekent letterlijk: ‘something that is travelling with a traveler’.[119] De satelliet woog 83,6 kilo, was voorzien van vier stuurantennes, elk zo’n drie meter lang, en was opgenomen in de neus van de derde trap bovenop de stuwraket R-7, de ‘Semjorka’, afgeleid van een ICBM, met 32 motoren die een stuwkracht ontwikkelden van 100 ton met een toen ongekende topsnelheid van 28.800 kilometer per uur. De eerste trap van de drietrapsraket ontwikkelde tussen één en twee minuten een snelheid van ruim 7.000 kilometer per uur tot een hoogte van twee kilometer, waarna de eerste trap werd afgeworpen en de tweede en derde trap in een hoek van 45 graden ten opzichte van de aarde hun traject naar de ruimte vervolgden. De tweede trap voerde de snelheid op, bij een steeds afnemende luchtweerstand, tot 20.000 kilometer per uur in een baan evenwijdig aan de aarde tot een hoogte van 230 kilometer, waarna op zijn beurt de tweede trap werd afgeworpen. De derde trap bereikte de topsnelheid van 28.800 kilometer per uur. Nadat de derde trap, met de neuskap om de satelliet te beschermen, op 1.000 kilometer van de lanceerbasis was, werd de motor stilgezet. Ook de derde trap met kap werd afgeworpen, die enkele weken later in de ruimte verbrandde en de satelliet ging zijn elliptische banen rond de aarde beschrijven, met behoud van de lanceersnelheid van een ruime 28.000 kilometer per uur. Die snelheid zou bij elke baan als gevolg van een weliswaar lage luchtweerstand die als gevolg van de elliptische banen verschilde, langzaam gaan dalen. De grootste afstand tot de aarde bedroeg globaal 1.000 kilometer en de kleinste 240 kilometer. Een vlucht om de aarde duurde 96 minuten en de satelliet kruiste per etmaal vijf of zes keer de Verenigde Staten. De Russische ruimtevaartdeskundige Pobedonostsev onthulde deze details in een artikel in het tijdschrift Sovjet Aviation.[120] In het dagblad Moskovkaya Pravda schreef generaal-majoor G. Pokrovsky dat de raketmotoren die de satelliet lanceerden sterker waren dan die gebruikt werden bij de eerste succesvolle lancering van een Russische ICBM over 6.000 kilometer over geheel Siberië op 26 augustus 1957.[121] Deze lancering van een militaire ICBM zou in de discussies in de Verenigde Staten over een mogelijke achterstand van de USA ten opzichte van de USSR een belangrijke rol gaan spelen. De aluminium Spoetnik had de vorm van een bol met een diameter van 60 centimeter, was voorzien van een radiobaken, dat direct na de lancering werkte en een regelmatige ‘bip…bip…bip’ toon liet horen, en van instrumenten om de dichtheid van de atmosfeer en de temperatuur te meten. Op de Bajkonoer basis waren de signalen door de luidsprekers te horen en de werkers aan het project waren zeer enthousiast over de gelukte lancering. Sergei Korolev, de leider van het Spoetnik-project zei toen tegen zijn collega’s dat zij getuigen waren geweest van de realisering van een droom gevoed door de knapste mannen die ooit geleefd hebben, waaronder de buitengewone wetenschapper Tsiolkovsky. ‘Ik heb hier al mijn hele leven op gewacht’, aldus Korolev.[122] De Russische ruimtevaartdeskundige en auteur Karl Gilzin schrijft in zijn boek ‘Sputnik and After’ dat de Russische ruimtevaartprestaties in het algemeen des te groter zijn omdat de geografische omstandigheden om satellieten te lanceren in de Sovjet-Unie ongunstiger zijn dan in de Verenigde Staten Hij geeft daarvoor een omstandige technische verklaring die voor mij als leek hout snijdt. Gilzin schrijft dat de hoek ten opzichte van de evenaar in de omwentelingen van de raketten, die in de Verenigde Staten gelanceerd worden relatief klein is, namelijk tussen de 30 en 35 graden. In de Sovjet-Unie is die hoek groter namelijk 65 graden.

‘This means that while it was more difficult to launch the Soviet Sputniks their scientific value is so much greater.[123]

 

Deze stelling lijkt plausibel. Immers vanaf een basis in het toch onherbergzame Frans-Guyana, ook dicht bij de evenaar, worden de Europese raketten gelanceerd. Ook alle Amerikaanse ruimtevaartraketten worden vanaf Cape Canaveral gelanceerd vanuit de staat Florida, de meeste zuidelijke van de USA. De Russische autoriteiten sloegen zich op de borst voor de lancering van de Spoetnik en probeerden er gelijk politieke munt uit te slaan, wat blijkt uit het persbericht van vrijdag 4 oktober 1957 van het officiële Russische persbureau TASS. De Spoetnik-kunstmaan zal het pad effenen voor de ruimtevaart en de huidige generatie zal getuige zijn hoe de vrije en zelfbewuste arbeiders in de socialistische landen er in zullen slagen de meest gedurfde dromen te realiseren, aldus het persbericht.[124] In de perscommentaren in de NAVO-landen direct na de lancering was de algemene trend dat, naast bewondering voor de Russische prestaties, men de Verenigde Staten opriep om minstens gelijke tred te houden met de Sovjet-Unie. De Engelse Sunday Express vroeg de Britse overheid ‘.. not to be left behind “in the race to the stars” ’ De Amerikaanse correspondent van die krant schreef dat de lancering van de satelliet ‘had thrown the United States “ into frantic, fearful and angry confusion,” ’[125] Het ook in Londen verschijnende populaire dagblad Daily Express kopte ‘The Space Age Is Here’ en de Daily Mail ‘Russia Launches a Moon’. [126] In het Franse toonaangevende dagblad Le Monde luidde de kop dat 5 oktober [i.p.v 4] 1957, in de herinnering zal voortleven als een dag met een buitengewone ervaring. In haar commentaar schreef de redactie geruststellend dat de overwinning van de Russische technici als puur wetenschappelijk beschouwd moet worden en er nog geen reden voor ongerustheid is.[127] In een redactioneel commentaar in het in Bonn verschijnende dagblad Der General Anzeiger schrijft de commentator, na een verwijzing naar de neiging in Amerika om de schouders op te halen voor Russische prestaties, ze zullen nu wel stoppen met lachen nu de Russen op een opvallende manier bewezen hebben dat zij op het gebied van raketten en ruimteprojectielen over veel meer kennis beschikken dan de Amerikanen.[128] The New York Times vermeldde ook het commentaar van de hoogleraar astronomie prof. dr. J.H. Oort, tevens directeur van het Leidse observatorium:

‘He called the satellite “an enormous achievement.” ’

 

en van de directeur van het Engelse Jodrell Bank Experimental Station, met de radiotelescoop met een diameter van 75 meter, A.C.B. Lovell, die moest erkennen dat zijn organisatie niet tijdig de lancering van de Spoetnik registreerde, maar die daaraan toevoegde

‘Now we are hoping to be ready for the launching of the American one.’[129]

 

De eerste geslaagde Amerikaanse lancering vond pas plaats op 31 januari 1958 met de Explorer.

Foto afgedrukt in Dickson, Sputnik The Shock of the Century, 66;

 

 

2-B. DE  EERSTE REACTIES IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA [130]

De lancering van de Spoetnik kwam voor de Verenigde  Staten van Amerika op een tijdstip dat het land zich op meerdere terreinen zorgen maakte. De economie raakte in een recessie vergezeld van een toenemende inflatie en de beurskoersen daalden gedurende september 1957 in een constante lijn. De misdaadcijfers over het eerste halfjaar 1957 waren de hoogste ooit, de seriemoordenaar Ed Gein vermoordde op de meest gruwelijke wijze zijn slachtoffers (op het leven van deze misdadiger waren de thrillers Silence of the Lambs en Psycho gebaseerd), de Mad Bomber George Metesky was in Connecticut gearresteerd nadat hij 32 bommen geplaatst had waarbij zestien slachtoffers vielen. Maar niet over de misdaad en de economische ontwikkelingen maakte de Amerikaanse burger zich zorgen. [131]

4 Oktober 1957 was volgens Dickson het hoogtepunt van de Koude Oorlog, nog maar zes weken nadat de Sovjet-Unie zijn eerste ICBM had beproefd en nog geen jaar nadat de Russische leider Nikita Khrushchev in de voltallige vergadering van de Verenigde Naties in New York zijn

‘We will bury you’

 

bedreiging tegen de Verenigde Staten had geuit.  Dickson acht blijkbaar de Cubaanse rakettencrises in oktober 1962, die door velen als het ultieme hoogtepunt van de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie werd en wordt ervaren, van een andere orde. De bedreiging van de Amerikaanse veiligheid werd volgens Dickson zodanig gevoeld dat de Verenigde Staten sinds 1 oktober 1957 continu bommenwerpers met waterstofbommen in de lucht hield (waarmee men pas stopte op 27 september 1991 op bevel van president George H.W. Bush).[132]

SOVIET FIRES EARTH SATELLITE INTO SPACE; IT IS CIRCLING THE GLOBE AT 18,000 MILES M.P.H.

SPHERE TRACKED IN 4 CROSSINGS OVER U.S.

Zo luidde de kop over drie regels met de grootst mogelijke kapitalen over de gehele breedte in The New York Times op zaterdag 5 oktober 1957. The Philadelphia Inquirer was die dag in zijn opmaak iets bescheidener. Over de gehele breedte maar over twee regels kopte dit dagblad

Earth Satellite Launched by Russia;

It Circles Globe at 5 Miles a Second

 

Tijdens een receptie die vrijdagmiddag 4 oktober 1957 op de Russische ambassade in Washington D.C. werd gehouden voor raket– en ruimtevaartspecialisten, bij gelegenheid van een conferentie in het kader van het International Geofysic Year (IGY), was de lancering in een elliptische baan rond de aarde van de eerste kunstmatige satelliet Spoetnik door de Sovjet–Unie opzienbarend nieuws. De ook op de receptie aanwezige Dr. Joseph Kaplan, de voorzitter van het Amerikaanse IGY-comité, zei in een eerste reactie:

‘This is really fantastic and if they can launch that they can launch much heavier ones.’[133]

 

Er zal er aandacht worden besteed aan de reacties van invloedrijke personen en organisaties op de Spoetnik-lancering in de Verenigde Staten. Onvermijdelijk zullen die reacties soms in elkaar overlopen.

 

 

Foto afgedrukt in: Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century,106;

 

 

2-C. HOE REAGEERDE DE AMERIKAANSE PRESIDENT EISENHOWER?

 

De meest invloedrijke persoon in de USA en sinds de 2e Wereldoorlog in de gehele wereld is naar de mening van velen de Amerikaanse president. Sinds 20 januari 1953 was dat de oorlogsheld uit de 2e Wereldoorlog, vijfsterren generaal Dwight (Ike) David Eisenhower (1890-1969). Deze doorliep na zijn middelbare school een militaire carrière, met alsmaar promoties culminerend in het commando over de geallieerde strijdkrachten in West-Europa vanaf 1944 in de strijd tegen Nazi-Duitsland en Italië. Op 20 november 1945 trad de chefstaf van de strijdkrachten van de Verenigde Staten generaal Marshall, die in 1948 als minister van buitenlandse zaken het initiatief nam tot het ‘Marshall’ hulpplan voor West-Europa, af en benoemde president Truman Eisenhower als diens opvolger. In februari 1948 legde Eisenhower de functie van chefstaf neer. Vanaf juni 1948 tot de herfst van 1950 was Eisenhower president van de Columbia universiteit in New York, een functie, die hem niet goed lag gewend als hij was aan de hiërarchische lijnen in het militaire apparaat, aldus zijn biograaf Stephen E. Ambrose, aan wiens werk Eisenhower Soldier and President, [134] ik bovenstaande feiten heb ontleend. Ambrose vermeldt dat Eisenhower toen opmerkte dat er wel heel veel gepraat werd over alles en niets tijdens die vergaderingen, maar dat het bestuur niets opschoot met de zaken die echt aangepakt moesten worden.[135]

Daarnaast was Eisenhower vanaf begin 1949 adviseur van de minister van defensie, later de informele voorzitter van het comité van de chefs van staven, maar hij gaf deze functies op toen president Truman het defensiebudget structureel wilde verlagen. Nadat Noord-Korea op 25 juni 1950 Zuid-Korea binnenviel was de militaire kennis van Eisenhower voor Truman weer bruikbaar. In oktober 1950 werd hem gevraagd het commando van de Noord-Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) op zich te nemen. Tegen zijn zoon John verklaarde hij dat hij dat commando als de belangrijkste militaire baan in de gehele wereld beschouwde.[136]

In die functie ervoer Eisenhower in steeds toenemende mate dat een deel van de Republikeinse partij, onder leiding van senator R. Taft, verlangde dat de Verenigde Staten zich zou isoleren van zijn bondgenoten in Europa en van andere werelddelen.

Zoals de Democraten bij de presidentsverkiezingen in 1948, trachtten in 1951 en 1952 bestuurders van de beide grote partijen Eisenhower over te halen zich voor hun partij voor de presidentsverkiezing van november 1952 te kandideren, maar hij weigerde als commandant van de NAVO een politieke keuze te maken. Toch bracht het optreden van president Truman hem op andere gedachten. Truman publiceerde in januari 1952 een begroting voor het fiscale jaar 1952-1953 met een tekort van $ 14 miljard, waartegen Eisenhower met een pamflet van acht pagina’s ageerde. Toen ook nog eens een grote groep Republikeinse senatoren onder leiding van Hoover en Taft een verklaring uitgaf dat de Amerikaanse troepen in Europa naar huis zouden moeten terugkeren was het voor Eisenhower duidelijk. Hij moest beide in zijn ogen negatieve ontwikkelingen zien te voorkomen.[137] Eisenhower stelde zich voor de Republikeinse Partij (Grand Old Party: GOP) kandidaat bij de presidentsverkiezingen van november 1952. De toen zittende president, sinds 12 april 1945, de Democraat Harry Truman had zich niet herkiesbaar gesteld en de gouverneur van de staat Illinois Adlai E. Stevenson was de Democratische kandidaat. Eisenhower had zich in zijn verkiezingscampagne, met de leuze ‘I like Ike’, afgezet tegen de buitenlandse politiek van Truman, een politiek overigens die hij gedurende meerdere jaren zelf mede had geformuleerd en uitgevoerd, en hij uitte veel kritiek op het zijns inziens veel te expansieve financiële beleid van de Democraten. Op 4 november 1952 behaalde Eisenhower 55,1 % van de uitgebrachte stemmen, tegenover zijn Democratische tegenspeler Stevenson 44,4%. Eisenhower kreeg de steun van 444 kiesmannen, Stevenson maar van 89 in 9 staten, op West-Virginia na, alle in het diepe Zuiden. In het Congres werden de Republikeinen de grootste partij, wat de daadkracht van Eisenhower in de eerste twee jaren van zijn bewind vergrootte. In 1956 won hij opnieuw van de Democraat Stevenson met een zelfde meerderheid en zo bleef hij Amerikaans president totdat hij in januari 1961 werd opgevolgd door de Democratische kandidaat, de jonge senator John. F. Kennedy. Overigens, Eisenhower had vanaf januari 1955 te maken met een Democratische meerderheid in het Congres.

In hoofdstuk 1-G heb ik de Amerikaanse politiek met betrekking tot raket- en ruimte-vaarttechnologie tot aan oktober 1957 al summier besproken. Ik beperk me in het vervolg tot een analyse van Eisenhowers optreden vanaf september 1957 tot eind 1958 toen men in de USA dacht dat er een ‘bomber gap’ en een ‘missile gap’ bestonden ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Als inleiding op Eisenhowers reageren op de lancering van de Spoetnik acht ik een korte beschrijving van de Little Rock integratiecrisis in september 1957 van belang met vermelding van het commentaar dat Stephen Ambrose daarover geeft, omdat de kwaliteit van Eisenhowers politiek leiderschap in deze crisis, die ontstond als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, goed tot uiting komt.

Na de unanieme uitspraak van het Hooggerechtshof in mei 1954 in de zaak Brown versus Board of Education of Topeka,

We conclude that in the field of public education the doctrine of  “separate but equal” has no place. Separate educational facilities are inherently unequal …’[138],

 

waarin dus werd bepaald dat raciale scheiding in het openbaar onderwijs in strijd was met de grondwet, waren de federale autoriteiten zeer laks met het uitvaardigen van federale wetgeving, waartoe het Hof opdracht had gegeven. In die nieuwe wetgeving, ook die in de staten, diende een verbod opgenomen te worden van raciale scheiding op openbare scholen in het gehele land, daar die scheiding in strijd met de grondwet was en dus niet meer toegelaten mocht worden. Biograaf Ambrose is hard in zijn oordeel over Eisenhowers weigering om de zuidelijke staten enige opdracht te geven om hun wetgeving en gedrag aan te passen.[139] Mogelijk is een verklaring voor Eisenhowers terughoudendheid over raciale zaken dat hij in Texas was geboren en daar ook als militair had gediend. Eisenhower hield voet bij stuk bij zijn standpunt dat hij de noodzaak niet zag noch het recht had om de staten te dwingen wetten in te voeren die de rassenscheiding zouden bestrijden. Zelfs toen als gevolg van de nog maar beperkte opheffing van die scheiding er meer geweld voorkwam in de Zuidelijke staten weigerde, aldus Ambrose, Eisenhower te zeggen dat segregatie moreel afkeurenswaardig en dus slecht is.[140]

 

In september 1957 dwongen de groeiende tegenstellingen tussen zwarte en blanke Amerikanen in de Zuidelijke staten Eisenhower tot militair ingrijpen doordat hij de Nationale garde van Arkansas tussenbeide liet komen toen zwarte leerlingen niet toegelaten werden op een middelbare school in Little Rock, de hoofdstad van Arkansas. Binnen enkele dagen was de toelating van zwarte kinderen op die school een feit waarmee ook een begin werd gemaakt met de opheffing van de discriminatie van zwarten in het onderwijs in het gehele Zuiden van de Verenigde Staten. Ambrose concludeert dat Eisenhowers optreden in de integratiecrisis in Little Rock er een was van pappen en nathouden, dingen doen zoals gebruikelijk zonder enige opwinding en wachten op de, in de visie van Eisenhower ongetwijfeld komende afkoeling van de opgekropte spanning. Maar dat lukte allemaal in het geheel niet op die maandagochtend toen in Little Rock. [141]

 

Op een andere maandag, 7 oktober 1957, ‘Red Monday’, zoals Dickson die dag noemt[142], realiseerde het Amerikaanse publiek de lancering van de Spoetnik zich pas goed en ook dat de Verenigde Staten niet binnen een paar weken een eigen satelliet zouden kunnen lanceren. McDougall meent

As it happened, the public outcry was ear-splitting. No event since Pearl Harbor set off such repercussions in public life.’[143]

 

De media waren, volgens deze auteur, mede verantwoordelijk voor de publieke commotie. Een publiek dat geen enkele notie had van de technische achtergrond en mogelijke gevolgen van de lancering, maar, voegt hij er vergoelijkend aan toe, de journalisten die de spanning opvoerden wisten net zo min als hun lezers iets over de ruimtevaart. Maar in tegenstelling tot het publiek, diende de journalist of het lid van het Congres de lancering van de Spoetnik direct te analyseren en te becommentariëren.[144] De opinie in wetenschappelijke en militaire kringen was tot dan dat,  als de tijd en de technische kennis er rijp voor waren, de Verenigde Staten als eerste de ruimte zouden bereiken, welke visie algemeen door het Amerikaanse publiek gedeeld werd. [145] De indrukwekkende Russische prestatie kwam voor Eisenhower en zijn kabinet als een complete verrassing. Ambrose leidt uit Eisenhowers memoires af dat deze het meest geschrokken was van de intensiteit van de publieke opschudding.[146] Eisenhower had geen excuus voor het feit dat hij verrast werd door de bijna hysterische reactie van de Amerikaanse media, de politici en het publiek over de Spoetnik. Hijzelf had immers herhaaldelijk gezegd, als het Amerikaanse ‘missile’ programma aan de orde was, dat de ICBM als psychologische factor veel belangrijker was dan als militair wapen. Eisenhower had weliswaar voorspeld dat Russische successen met ICBM-lanceringen het Amerikaanse volk in paniek zouden kunnen brengen, omdat dan de Russen met nucleaire raketten Amerikaanse steden zou kunnen bedreigen en daar onbeheersbare ongerustheid zou kunnen oproepen. Maar voorspellen en het echt ervaren waren twee verschillende dingen. Eisenhower werd figuurlijk verpletterd door de intensiteit van het antwoord van het Amerikaanse volk op de Spoetnik. [147]

 

Dickson beschrijft echter de situatie toen in Washington als kalm en beheerst met Eisenhower als centrale figuur. De boodschap die Eisenhowers kabinetsleden en adviseurs in de eerste week na 4 oktober 1957 aan het publiek overbrachten was er een van

‘Don’t worry, don’t panic’[148].

Zo verklaarde de perschef van Eisenhower James Hagerty dat de lancering van de sovjetsatelliet weliswaar van grote wetenschappelijk betekenis was maar dat die lancering niet van invloed was op de Amerikaanse defensie noch op de veiligheid van het land.[149]

De vertrekkende minister van defensie Charles E. Wilson maakte ook korte metten met de Spoetnik toen hij zei dat niemand binnenkort iets tijdens zijn slaap op zijn hoofd zou krijgen, dus maak je maar niet druk. En een schout-bij-nacht van de marine reageerde met de stelling dat het een brok ijzer betrof die bijna iedereen kan lanceren[150]

 

Op woensdag 9 oktober 1957 publiceerde het Witte Huis, bij de aanvang van de persconferentie een verklaring van de president. Deze verklaring begon met een compliment voor de sovjetwetenschappers voor de lancering van de Spoetnik. De president vervolgde met de achtergronden van het Amerikaanse satellietprogramma te schetsen, de bereidheid van de Verenigde Staten om de verkregen kennis aan wetenschappers over de hele wereld beschikbaar te stellen en ook tijdig de lancering van Amerikaanse satellieten aan te kondigen. Hij verdedigde het beleid van zijn regering door te stellen dat bewust de bouw en ontwikkeling door het Naval Research Laboratory van de Vanguard gescheiden was gehouden van de ontwikkeling van ballistische raketten. Het eerste motief daarvoor was de nadruk op de ontwikkeling van een satelliet en ook om te vermijden dat deze geschaad zou worden door de ontwikkeling van ballistische raketten. Weliswaar zou een samengaan van de wetenschappelijke raket- en ruimtevaartonderzoek met militaire programma’s voor ballistische raketten mogelijk een Amerikaanse satelliet al in de ruimte gebracht kunnen hebben maar dit zou dan ten koste gegaan zijn van de wetenschappelijke en militaire doelstellingen.[151] De president onderstreepte dat het Amerika niet ging om een voorsprong op andere landen te verkrijgen. Hij legde de nadruk op het wetenschappelijke karakter van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma en dat dit moest passen in het programma in het kader van het International Geofysica Year en de daarbij samenwerkende wetenschappelijk instituten.[152]

De persconferentie die daarna volgde duurde maar 32 minuten en werd door 245 journalisten bijgewoond.[153] De journalisten waren de president op deze conferenties tot dan welgezind geweest, maar dat was nu veranderd. Ambrose meent dat deze conferentie een van de meeste vijandelijke in zijn carrière als president was.[154] Een andere biograaf van Eisenhower, Geoffrey Perret, is het daarmee geheel eens.[155] De president trachtte tijdens deze bijeenkomst de onrust die in de westerse wereld was ontstaan door de lancering van de Russische Spoetnik en de succesvolle proef met de ICBM in de Sovjet-Unie te bezweren. Dat bleek ook uit zijn antwoorden op de vaak stekelige vragen van de journalisten. De eerste vraag, van Meriman Smith van UP, luidde:

Mister President, Russia has launched an earth satellite. They also claim to have a successful firing of an intercontinental ballistic missile none of which this country has done. I ask you, sir, what are we going to do about it?[156]

 

Eisenhower antwoordde dat de satellieten die om de aarde draaien iets heel anders is dan ballistische raketten, daar satellieten niet bedreigend zijn en in het geval van de Spoetnik al helemaal niet.[157] Hij beschreef de voortgang van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma tot dan, die ik in hoofdstuk 1-G uitgebreid behandeld heb, en hij vervolgde dat de Verenigde Staten met zijn programma zou voortgaan om vóór eind 1958 ook een vaartuig in de ruimte te hebben met een zodanige capaciteit dat er ook allerlei wetenschappelijke informatie mee vergaard zou kunnen worden.[158] Of de Amerikaanse wetenschappers niet een fout gemaakt hadden door niet te voorzien dat er een wedstrijd gaande was tussen de Russen en de Verenigde Staten in het lanceren van een satelliet en zij hem daarvoor geen geld had gevraagd, was een andere vraag. Eisenhower antwoordde dat hij dat niet van plan was extra geld te fourneren. De waarde van de Spoetnik was naar zijn mening nog problematisch waarna hij vervolgde:

‘From 1945, when the Russians captured all of the German scientists (cursief pb) in Peenemunde, which was their great laboratory for the ballistic missiles they used in World War II, they have centered their attention on the ballistic missile.[159]

 

Wernher von Braun en zijn Redstone Arsenal team zullen de gecursiveerde stelling van Eisenhower niet gewaardeerd hebben. McDougall meent juist dat de Verenigde Staten de echte Duitse V2-deskundigen binnen hadden gehaald en dat Rusland zich tot de lagere goden op dat terrein had moeten beperken. Opvallend is ook dat de aanwezigen Eisenhower niet op diens onjuiste verdediging wezen. Een journalist vroeg zich vervolgens af, met verwijzing naar het vertrouwen van het Amerikaanse volk in Eisenhowers militaire kennis en leiderschap, of de president, nu de Russische satelliet om de aarde draaide, zich geen zorgen maakte over de Amerikaanse veiligheid.[160] Diens antwoorde luidde: 

‘..…so far as the satellite itself is concerned, that does not rouse my apprehensions, not

one iota… apparently from what they say they have put one small ball in the air’ (cursief pb) [161]

 

en hij vervolgde dat, zover hij het kon overzien, er geen enkele bedreiging van de

 

Russische Spoetnik van de veiligheid van de Verenigde Staten uitging.[162]

 

Op 15 oktober 1957 had Eisenhower een vergadering met veertien van de belangrijkste Amerikaanse wetenschappers belegd. Tot dan hadden maar een paar wetenschappers toegang tot hem, zoals Lewis Strauss, voorzitter van de Atomic Energy Commission (AEC) en de fysicus Edward Teller, ‘father of the H-bomb’.[163] Volgens Ambrose, bevestigd door McDougall en Killian, had Teller

incidentally, .. called Sputnik a greater defeat for the United States than Pearl Harbor, which was exactly the kind of talk Eisenhower deplored.’[164]

 

De president vroeg de deskundigen of de Amerikaanse wetenschap voorbijgestreefd was door de Russische prestaties en hoe zij de toestand beoordeelden. De fysicus Isidor Rabi, waarvoor Eisenhower een grote bewondering had, vroeg om federale steun voor wetenschappelijk onderzoek en training, niet omdat Amerika achterliep, maar omdat de Sovjets een kolossale impuls aan onderzoek en training gegeven hadden met de lancering. Als Amerika niet oppaste zou het land op dezelfde manier voorbijgegaan worden door de Sovjet-Unie als ongeveer dertig jaar geleden de Verenigde Staten van Amerika Europa voorbijgestreefd hadden.[165]

 

Edwin Land, die de camera’s voor de U-2 had gebouwd, oordeelde dat de wetenschap nu direct steun van de president nodig had. Land vroeg de President om het land te enthousiasmeren door in het bijzonder de jeugd een heel scala van wetenschappelijke avonturen aan te bieden. Momenteel voelden wetenschappers zich geïsoleerd en alleenstaand, aldus Land.[166] Eisenhower was het oneens met Lands visie. Hij was van oordeel dat de Russen alleen hun beste krachten stimuleerden en kansen boden en aan de de rest van de bevolking geen aandacht schonken. Hij alleen was niet bij machte de wetenschappelijke training en het wetenschappelijk onderzoek in de Verenigde Staten een nieuwe impuls te geven.[167]

Rabi adviseerde Eisenhower voorts een speciale assistent voor de wetenschap aan te stellen, hetgeen op 7 november 1957 gebeurde. Zoals al eerder vermeld was Eisenhower, naast zijn zorg over de defensie, ook bezorgd over het overheidsbudget dat in het recessiejaar 1957 te lijden had van de slechtere economische situatie en de gevolgen daarvan voor de financiële mogelijkheden voor de defensie en het ruimtevaartprogramma. In een gesprek met generaal Nathan Twining medio oktober 1957 met als onderwerp de vraag op welke wijze de kosten van de nucleaire ontwikkeling beperkt konden worden, vroeg de president zich af waarom de AEC en de JCS toch zoveel bommen wilden. Hij dacht dat de B-52 bommenwerpers toch over een groot penetratievermogen beschikten. Twining bevestigde dat, maar voegde daaraan toe dat de luchtmacht pas tevreden zou zijn als voor elke bommenwerper een waterstofbom beschikbaar was plus nog een flinke reserve.[168]

 

Als gevolg van de Spoetnik werd Eisenhower geconfronteerd met een aanhoudende stroom verzoeken om geld voor de conventionele strijdkrachten, voor raketonderzoek, voor schuilkelders, voor federale steun aan universiteiten en talloze andere projecten. Hij kreeg daarnaast van alle kanten adviezen die alle gebaseerd waren op de stelling dat veiligheid belangrijker was dan begrotingsevenwicht. Tijdens een kabinetsvergadering op 1 november 1957, toen zijn ministers hem opnieuw bombardeerden met hun financiële verlangens, werd het Eisenhower te veel. Ambrose vermeldt:

‘ “Look,” the President finally exploded, “I’d like to know what’s on the other side of the moon, but I won’t pay to find out this year.” ’[169]

 

Op 3 november 1957 lanceerde de Sovjet-Unie zijn tweede kunstmatige aardsatelliet de Spoetnik II. Deze woog niet minder dan 508 kilo, dus bijna zes keer zo zwaar als de eerste Spoetnik, en bracht het hondje Lajka het eerste levende wezen in de ruimte en apparatuur om haar gedrag in gewichtloze toestand te registreren. De voorzieningen om in leven te blijven waren slechts toereikend voor één week, waarna Lajka stierf. Paul Dickson schrijft dat de Amerikaanse leiders chagrijnig waren over de Russische opgetogenheid met de Spoetnik II, die veel groter en uitgekiender was dan de raketten waaraan pas op de tekentafels werd gewerkt. In tegenstelling tot de Spoetnik II werd in de Verenigde Staten gewerkt aan de lancering van een Vanguard satelliet die maar een kleine twee kilo zou wegen terwijl de Spoetnik II net zo veel woog als een vierdeurs sedanauto uit Detroit, wat ik wel erg overdreven vind. [170]

Een troost voor de Amerikaanse publieke opinie was dat de geplande dood van het hondje een slechte reclame was voor de Russen. Over de gehele wereld was men begaan met het lot van Laika. Een Engelse geestelijke die weigerde voor de hond een gebed uit te spreken werd met een picketline geconfronteerd en dierenvrienden demonstreerden luidruchtig voor de Russische ambassade in Londen. De Engelse pers gaf de hond allerlei troetelnamen zoals ‘the Hound of Heaven’ en de New York Times noemde de hond in een redactioneel commentaar ‘shaggiest, lonesomest dog in all history.’[171]  In zijn memoires schreef Eisenhower in 1965 over deze periode dat door een vreemde gepassioneerde draai de publieke opinie gebelgd was dat een hond een zekere dood werd ingejaagd, een wrevel die de Russen probeerden te dempen met de mededeling dat het de hond tot aan haar dood aan niets zou ontbreken.[172]

Buiten de betrokkenheid met het lot van Laika maakten de Amerikanen zich nog meer zorgen over mogelijk gevaarlijker Russische satellieten. Deze zorg werd aangewakkerd door speculaties van Fred L. Whipple, de directeur van het Smithsonian Astrophysical Laboratory. Deze zei dat op grond van, weliswaar onbevestigde, Russische bronnen er in Rusland plannen ontwikkeld werden om ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de Russische revolutie, 7 november 1957, een atoombom of een waterstofbom naar de maan te lanceren.[173]

De visie van Eisenhower en zijn regering dat Amerika zich geen zorgen behoefde te maken over de Russische successen kwam ook tot uiting in Eisenhowers eerste radio en tv toespraak over ‘Science and Security’ op 7 november 1957. De minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles had voorgesteld, ter geruststelling van het Amerikaanse publiek, dat de president in zijn toespraak gewag zou maken van dat de Verenigde Staten de mogelijkheid hadden om van zeer grote hoogte de Sovjet-Unie te fotograferen.[174] Zoals al eerder vermeld (op bladzijde 54) maakten de Verenigde Staten sinds de zomer van 1956 gebruik van U-2 spionagevliegtuigen, die een zeer groot bereik hadden en een hoogte van ruim twintig kilometer konden halen, om Rusland te bespioneren. Eisenhower erkende dat de aankondiging het publiek zou kalmeren, maar vond het toch niet zinnig omdat deze vliegtuigen al zestien maanden in gebruik waren en de Russische autoriteiten wisten dat deze vliegtuigen boven hun grondgebied vlogen. Bovendien zou een dergelijk mededeling de Russen in het verkeerde keelgat kunnen  schieten.[175] In deze ‘Confidence Speech 1’, of meer badinerend ‘ “Chins-Up” Talk’ ”[176]; zei hij onder meer dat het zijn overtuiging was dat hoewel de Sovjets blijkbaar voorlagen bij de bouw en ontwikkeling van raketten en satellieten, de militaire kracht van de vrije wereld veel sterker is dan die van de communistische landen. We moeten ons realiseren, zo zei Eisenhower, dat welke voorsprong zij mochten hebben, die maar tijdelijk is.[177]

Volgens McDougall voegde de president daar nog aan toe dat de Verenigde Staten, met zijn B-52 bommenwerpers en met zijn waterstofbommen, elke dreiging van welk land ter wereld dan ook kon weerstaan. Het land had zijn langeafstandsraketten getest en had het daarbij behorende terugkeer in de dampkring probleem opgelost. De Verenigde Staten waren bezig een continentaal verdedigings-systeem met luchtdoelraketten te bouwen. [178] Eisenhower stelde voorts vast dat de USA nog geen hoge prioriteit had gegeven aan wetenschappelijk onderwijs en aan de plaats van de wetenschap in de maatschappij in het algemeen.[179] Hij kondigde de benoeming aan van James Killian als ‘Special Assistant to the President for Science and Technology’ en het ‘Office of Defense Mobilization’ (ODM) werd gepromoveerd tot het ‘President ’s Science Advisory Committee’ (PSAC) met James Killian als voorzitter en met nog zeventien andere wetenschappers en technici.[180] De weinig imponerende neuskap van een Jupiter C raket stond, mogelijk ter geruststelling van het Amerikaanse publiek, voor Eisenhowers bureau. Deze neuskap was als eerste Amerikaans object een paar dagen daarvoor, na een ruimtereis, uit de oceaan opgehaald maar met twee Spoetniks in de ruimte overtuigde deze uitstalling in het ‘Oval Office’ niet, aldus Dickson.[181] Achter de schermen was Eisenhower al langer bezorgd over de Amerikaanse defensie. Nadat het ministerie van Defensie begin 1957 Eisenhower had geconfronteerd met een advies om $ 40 miljard te voteren voor de bouw van schuilplaatsen tegen atoombommen had Eisenhower een speciale commissie ingesteld die een nieuwe defensie strategie moest ontwerpen. Deze commissie, onder de aanvankelijke leiding van H. Rowan Gaither en later, nadat deze ziek geworden was, onder leiding van Robert C. Sprague kwam op 7 november 1957 met haar uiterst geheime ‘Gaither Report’. De belangrijkste uitspraak in dit rapport was dat als de Verenigde Staten zijn huidige aanpak zou voortzetten, geconfronteerd zou kunnen worden met een zeer ernstige bedreiging mogelijk in 1959 of 1960.

‘The Panel found no evidence to “refute the conclusion that the USSR intentions are expansionist,and that her great efforts to build military power go far beyond any concept of Soviet defense.” [182]

 

Het rapport vermeldde het advies om tot versnelling van de ontwikkeling van raketten te komen, het opzetten van inhaal (‘crash’) programma’s voor het onderzoek en ontwikke-ling van defensiesystemen,  een nationaal programma voor de bouw van schuilkelders, dit keer niet speciaal tegen bommen maar, volgens Killian[183],  tegen straling, waar $ 25 miljard aan gespendeerd diende te worden en een duidelijke openlijke campagne waarin het Amerikaanse volk van de gevaren in een nucleaire periode op de hoogte gebracht wordt.[184]

Bovendien, schrijft McDougall, had Eisenhower tien dagen daarvoor een wellicht nog alarmerender rapport ontvangen van CIA-experts. Dezen rapporteerden dat de Sovjet- Unie eind 1958 over een dozijn operationele ICBM’s zou kunnen beschikken, twee of drie jaar eerder dan de Verenigde Staten en dat het land in gevaar was, zoals McDougall uit dat rapport aanhaalt.[185]

Hoewel Eisenhower wel enige elementen uit het Gaither Report in zijn toespraak, die avond voor radio en televisie, overnam weigerde hij het advies voor de inhaalprogramma’s en dat voor schuilkelders over te nemen. Zo zei hij tegen de leden van de National Security Council (NSC) dat de sombere bevindingen in het rapport paniek onder het de Amerikanen zou veroorzaken, met alle gevolgen van dien.[186]

 

McDougall vermeldt dat Eisenhower van oordeel was dat het rapport een ‘worstcase’ scenario was, waarin te weinig aandacht werd besteed aan de Amerikaanse bases in o.a. Europa, aan de inspanningen van zijn bondgenoten en daarnaast aan de politieke en economische factoren, waar veiligheid ook op gebaseerd was. De NSC onderschreef het oordeel van de president en gaf opdracht om het rakettenprogramma, ‘early warning’-systemen, waarbij vijandelijke raketten of vliegtuigen vroegtijdig waargenomen kunnen worden als ze het Amerikaanse luchtruim binnenkomen, en andere defensiesystemen te versnellen. Maar hij weigerde aanvullende wijzigingen in de begroting aan te brengen. McDougall beëindigt zijn beschrijving over de reacties van Eisenhower op de, meestal geheime, rapporten die in 1957 voor en na 4 oktober werden uitgebracht laconiek met de constatering dat ondanks een serie van oproepen tot paniek hield Eisenhower zijn uitgezette lijn aan.[187]

Killian meent dat al met al Eisenhower toch tevreden was met het Gaither rapport, als hij uit Eisenhowers memoires citeert, dat deze uiteindelijk het Gaither Report zeer nuttig vond: het werkte als een horzel op eenieder die binnen de overheid, die tot zelfvoldoening geneigd was, het bevatte bovendien  een checklist met  feiten, conclusies en meningen waarop onderzoek en ontwikkeling gebaseerd kon worden. [188]

In een tweede toespraak van de president om het vertrouwen van het Amerikaanse publiek te (her)winnen, deze keer vanuit Oklahoma City op 14 november 1957, waren afschrikking en verdediging de voornaamste onderwerpen. Hij herhaalde dat hij de veiligheid van de Verenigde Staten niet zou opofferen voor het begrotingsevenwicht en dat al wat het land nodig had een adequate veiligheid was, niets meer en niets minder. Hij voegde eraan toe dat de bouw van strategische bommenwerpers en bases om deze vliegtuigen te kunnen stallen, versneld zou worden maar ook de ontwikkeling van raketten. [189]

Na de lancering begin november 1957 van Spoetnik II had Chroesjtsjov langeafstands-bommenwerpers achterhaald genoemd, waarbij hij aangaf dat de Sovjet-Unie zich zou concentreren op de ontwikkeling en bouw van ICBM’s. Daarvoor, op 8 oktober, had de Russische leider al tegen twee bezoekende Britse parlementariërs gezegd dat het tijdperk van langeafstandsbommenwerpers voorbij was en dan kun je ze net zo goed slopen.[190] Eisenhower stelde tegenover die visie van de Russen dat voor de Verenigde Staten de strategische bommenwerpers geladen met nucleaire wapens de voornaamste peiler van de defensie zouden blijven. Dat bleek uit de belangrijke passage in zijn Oklahoma City rede, die ik daarom letterlijk overneem:

‘Today, as I have said, a principal deterrent to war is the retaliatory nuclear power of our Strategic Air Command and our Navy. We are adding missile power to these arms and to the Army as rapidly as possible…. But it would be some time before either we or the Soviet forces will have long-range missile capacity equal to even a small fraction of the total destructive power of our bomber force.’[191]

 

Ook vestigde hij de aandacht op het gebrek aan wetenschappers in de ruimtevaarttechnologie, waaraan de Verenigde Staten leden. Zijn adviseurs voor die en andere technische wetenschappen achtten dat tekort het voornaamste probleem.[192] Eisenhower stelde tot slot van deze tweede ‘confidence speech’ een formule voor waaraan ruimtevaartprojecten voortaan dienden te voldoen. Indien een ruimtevaartproject alleen voor wetenschappelijke doeleinden is ontwikkeld moet de omvang en het daarmee verband houdende kosten zodanig beperkt blijven totdat het project kan slagen. Indien het project bovendien ook nog van enig belang is voor de defensie, dient dat belang en mogelijke urgentie vergeleken te worden met concurrerende defensieprojecten. [193]

 

Op de voorpagina van de Washington Post van 20 december 1957 publiceerde Chalmer Roberts onder kop ‘Secret Report Sees U.S. in Grave Peril’ een samenvatting van het Gaither Report. Dat vroeg natuurlijk om de vrijgave van het gehele rapport. Velen, waaronder de Democraten onder leiding van senator Lyndon B. Johnson, vroegen om deze vrijgave, maar het Witte Huis, op aandringen van de NSC, weigerde pertinent en gaf daarbij ongewild de indruk iets te verbergen te hebben. Ironisch genoeg weigerden ook de opvolgende Democratische presidenten Kennedy en Johnson vrijgave. Pas in 1973 gaf het ‘Interagency Classification Review Committee’, onder leiding van Eisenhowers zoon John, toestemming voor publicatie.

Waarom was er binnen de federale overheid zoveel weerstand tegen vrijgave? Ook Dickson meent dat het rapport ongelooflijk pessimistisch, zelfs alarmerend was en dat was wel het laatste waarop Amerika in de herfst van 1957 of de rest van de jaren vijftig te wachten zat, omdat het waarschuwde voor een tekort aan ICBM’s in 1959. Het rapport schiep daarmee het beeld dat er een ‘missile gap’ ontstond. Bovendien waren er zeer geheime details uit overheidsstukken in opgenomen, waaronder foto’s die met de geheime U-2 spionagevliegtuigen van de Sovjet-Unie gemaakt waren.[194]

 

Dickson vindt Eisenhowers plan om informatie te verzamelen vanuit de lucht en die gegevens geheim te houden en daarom het volledige rapport niet te publiceren deugdelijk. Vermoedelijk was het laatste dat Eisenhower wilde een publiek debat over het rapport compleet met hoorzittingen in het Congres, temeer daar, volgens Dickson er een sfeer van fatalisme van het rapport uitging. Dit kwam tot uiting door de stelling dat de Verenigde Staten zijn sterkte aan het verliezen was en die niet meer zou herwinnen. Het rapport suggereerde bovendien

‘this could be the best time to negotiate from strength, since the U.S.military position vis-à-vis Russia might never be as strong again’  (italics in original)’. [195]

 

Ook Stephen Ambrose vermeldt dat Eisenhower ten tijde van de lanceringen van de Spoetniks bedolven werd onder voorstellen van zijn ministers en vanuit het Congres om de uitgaven voor de ruimtevaart en ballistische raketten, maar ook voor de conventionele strijdkrachten, voor de wetenschap en ook voor schuilkelders te verhogen.[196] Maar Eisenhower weigerde het begrotingstekort, dat toch al dreigde als gevolg van de haperende economie, nog verder te vergroten.[197] De stemming in de maatschappij was echter tegengesteld. Eisenhower kreeg van alle kanten adviezen waarin ervan werd uitgegaan dat veiligheid belangrijker was dan het begrotingsevenwicht. De president erkende dat wat hij het Congres ook zou vragen hij het zou krijgen, maar hij bleef erbij dat zulke uitgaven niet gerechtvaardigd waren. Hij waarschuwde, aldus Ambrose, een commissie uit het Congres dat wij ons bewust moeten zijn dat wij onze wijze van leven, onze welvaart en zelfs onze huizen verdedigen. Als wij van de Verenigde Staten van Amerika een garnizoenstaat willen maken, dan zou al wat wij willen behouden, verdwijnen.[198]

Ambrose schrijft, evenals McDougall, dat Eisenhower zijn rug recht hield. Beiden oordelen dat Eisenhower weigerde voor druk te buigen. Hij weigerde om een programma voor schuilkelders in gang te zetten en voorts de uitgaven voor zowel conventionele als nucleaire strijdkrachten te verhogen. Al met al hij liet zich niet in paniek laten brengen.[199]

 

In tegenstelling tot zijn optreden tijdens de gebeurtenissen in Little Rock in september 1957, waarbij Eisenhower niet als leider van de Verenigde Staten optrad, wat één van de dieptepunten was in zijn acht jaren als president, oordeelt biograaf Ambrose Eisenhowers optreden in oktober en november 1957 wel zeer positief. Hij scoorde toen, met zijn ingehouden reageren op de publieke commotie als gevolg van de Spoetniks, één van zijn beste politieke optredens in zijn presidentiële carrière.[200] Ambrose vraagt zich voorts af of iemand anders gedaan zou kunnen hebben, wat Eisenhower deed. Hij denkt dat alleen Eisenhower, met zijn unieke prestige, ‘nee’ kon zeggen tegen de vele verzoeken voor schuilplaatsen, om meer bommenwerpers, meer bommen en meer onderzoek en ontwikkeling van raketten. Hij bleef dat doen tot het eind van zijn regeerperiode.

De schrijver besluit het hoofdstuk ‘Little Rock and Sputnik’ in zijn biografie van Eisenhower samenvattend als volgt:

He [Eisenhower; pb] thereby saved his country untold billions of dollars and no one knows how many war scares. Eisenhower’s calm, common-sense, deliberate response to Sputnik may have been his finest gift to the nation, if only because he was the only man who could have given it.’[201]

 

Ik besluit deze paragraaf met een deel uit Eisenhowers ‘State of the Union’ toespraak tot het Congres op 9 januari 1958. In deze speech, waarin hij toegaf dat hij, en velen met hem, de psychologische gevolgen van de lancering van de Spoetniks onderschat had, zei hij dat we op een ander terrein niet dezelfde fout moeten maken, namelijk dat de Verenigde Staten niet alert reageren op het veel belangrijker economisch offensief van de Sovjet-Unie[202], met welke oproep hij mogelijke eenzijdigheid voor de aandacht aan de ruimtevaart wilde voorkomen.

Met dat economisch offensief van de Sovjet-Unie en van de communistische landen in het algemeen, viel het achteraf allemaal wel mee. In de drie decennia daarna was, denk ik, juist de economische achteruitgang, als gevolg van de nadruk op militaire bestedingen in die landen en het daardoor achterblijven van de particuliere consumptie, de oorzaak van de politieke omwenteling eind jaren tachtig in de vorige eeuw.

 

 

 

Foto afgedrukt in: Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century,146;

 

 

2-D. De Verenigde Staten van Amerika hadden echter niet stil gezeten

 

             Met instemming van president Eisenhower en minister van Defensie Wilson steunde het U.S National Committee for the Internationial Geophysical Year (IGY) in 1955 het idee om tijdens het IGY wetenschappelijke satellieten te lanceren. De onderminister van Defensie belast met onderzoek en ontwikkeling, Donald Quarles kreeg drie voorstellen voorgelegd: de Orbiter met als draagraket de Redstone van het leger, de gewijzigde Atlas-raket van de luchtmacht en een voorstel van het Naval Research Laboratory om een gewijzigde wetenschappelijke Viking-raket te gebruiken om satellieten te lanceren. Dit laatste voorstel werd onder de naam Project Vanguard op 24 augustus 1995 uitgekozen als Amerika’s enige IGY-satelliet programma door de door Quarles speciaal gevormde selectiecommissie. Volgens Dickson werd de voorkeur voor de Viking-raket ingegeven door een beslissing van de National Security Council (NSC), goedgekeurd door de president, dat binnen het Amerikaanse IGY-programma geen militaire raketten mochten worden gebruikt om satellieten te lanceren. Deze beslissing maakte deel uit van het Amerikaanse streven om de vredelievende achtergrond van diens bedoelingen met de ruimtevaart nog eens te onderstrepen maar bovendien om het programma voor de ballistische raketten niet te laten afleiden of te laten ontwrichten door het satellietprogramma.[203] Immers het voorstel van het leger vereiste het gebruik van de militaire Redstone raket of de lichtere Sergeant-raket bij de lancering van een satelliet. Een paar dagen later adviseerde een andere commissie de president de ontwikkeling van de Jupiter ‘intermediate-range ballistic missile’ (IRBM), waarbij het leger zich zou toeleggen op lancering vanaf de grond en de marine vanuit het water. Het leger zou dan de viertraps versie van de Redstone moeten ontwikkelen om de Jupiter neus te testen gedurende de terugkomst met hoge snelheid in de dampkring. Dit Jupiter C testvoertuig (C naar ‘Jupiter Composite Re-Entry Test Vehicle’) zou naar verwachting gelanceerd kunnen worden in september 1956. Dit project, dat pas in 1958 resulteerde in de eerste geslaagde lancering van een Amerikaanse satelliet, was een schrale troost voor Wernher von Braun en generaal Medaris. Maar het hield hun Army Rocket team enthousiast, nu zij er niet in geslaagd waren hun Orbiter-satellietvoorstel door die andere selectiecommissie te loodsen.

De doelstellingen binnen het Vanguard Project, dat onder toezicht stond van het ministerie van Defensie, waren de ontwikkeling van een voertuig om een satelliet mee te lanceren, daarmee minstens één satelliet tijdens het IGY in een baan om de aarde te brengen, met die satelliet wetenschappelijke experimenten uit te voeren en een systeem te ontwerpen om de vlucht van de satelliet kunnen volgen en beïnvloeden. [204] De definitieve versie van de Vanguard-raket was een drietraps raket waarmee de satelliet gelanceerd werd.

Begin 1956 werden Medaris en Von Braun en hun ‘rocket team’ opgenomen in het Army Ballastic Missile Agency (ABMA) en zij publiceerden hun plan om met de Jupiter C-raket in januari 1957 een kleine Orbiter-satelliet in een baan om de aarde te brengen. Dit voornemen werd door onderminister van Defensie Quarles afgeblazen. Zij dienden zich bezig te houden met hun militaire project. Alle aandacht moest in het kader van het IGY geconcentreerd blijven op het Vanguard Project. Op 20 september 1956 werd de eerste Juno C gelanceerd van Cape Canaveral, waarbij de motor in de vierde trap geladen was met zand in plaats van vaste brandstof, om zo te voorkomen dat de vierde trap per ongeluk in een baan om de aarde zou komen. De proef was een succes. De Juno C bereikte een hoogte van bijna 1.100 kilometer en een snelheid van ruim 20.000 kilometer per uur en legde een afstand van 5.500 kilometer af. Als de vierde trap van de Juno C in de ruimte gelanceerd had mogen worden, zou het de eerste satelliet die om de aarde draaide geweest zijn, nog vóór die officieel binnen het Vanguard project gesanctioneerde satelliet en natuurlijk ook vóór de Spoetnik [205], aldus Dickson. Von Braun en Ordway bevestigen deze gang van zaken en concluderen dat in 1956 en tot in 1957 het leger telkens tegen ABMA ageerde. ABMA argumenteerde niet tegen de Vanguard maar vóór de Juno C met de vierde trap die het de Juno 1 gemaakt zou hebben.[206]

Het spel van Von Braun en Medaris en hun team om de eersten te willen zijn met hun Juno C-satelliet was duidelijk. Op 15 oktober 1956 schreef Time in een artikel over de voortgang van Vanguard-project dat geheimzinnigheid altijd geruchten oproept. Een wijdverspreid gerucht in de rakettenbussiness was dat het leger de toss zou winnen en zijn raket eerder de ruimte zou krijgen dan de Vanguard van de marine.

‘Leader of this dark plot, according to rumor, was famed Wernher von Braun, chief creator of the V-2. ….Unless stopped by higher authority, Army missile men try to beat the Navy into space.’[207]

 

Dickson meent dat het artikel alle kenmerken droeg van sturing vanuit ABMA, waar men gefrustreerd was vanwege de geringe aandacht die de geslaagde proef met de Juno C-raket had gekregen. Op 26 november 1956 kreeg het prestige van het ABMA een nieuwe klap. De minister van defensie Charles E. Wilson gaf elk van de drie krijgsmachtonderdelen specifieke rakettaken. Zo diende de marine zich te concentreren op raketten die vanaf schepen gelanceerd worden, de luchtmacht werd belast met de raketten voor de lange afstand en het leger, i.c. ABMA, diende zich te beperken tot raketten met een bereik van maximaal 320 kilometer. In zijn order werd de ruimte niet vermeld. De ontwikkeling van de Jupiter-raket werd toegewezen aan de luchtmacht waarbij ABMA alleen als leverancier van onderdelen diende te fungeren. Deze psychologische negatieve uitwerking in Huntsville, Alabama, waar het hoofdkwartier van ABMA was gevestigd, was hevig, niet alleen in de laboratoria en fabrieken maar ook in de stad. Madaris noemde het later

‘ “and morale reached an all-time low.” [208]

 

Dickson meent dat Wilsons beslissing de rivaliteit tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen, over hun rol met betrekking tot de raketten, verergerde in plaats van bedaarde. Hij maakt een vergelijking met de situatie na de afloop van de 2e Wereldoorlog over de controle van de atoombom, waarbij de rivaliteit ook hoog opliep en die eindigde met de verlening door de federale overheid van het toezicht op nucleaire wapens aan een burgerlijke instantie, de Atomic Energy Commission. [209]       

Charles A. Lindberg, die in 1927 als eerste de Atlantische Oceaan alleen en non-stop overvloog, lid van de commissie die in 1955 de keuze had gemaakt voor de wapens per onderdeel, bezocht ABMA in het najaar van 1957 na de lancering van de Spoetnik I. Von Braun toonde hem bij zijn bezoek één van de modellen en vertelde van zijn plannen om een satelliet in de ruimte te brengen, maar dat het hem niet nog gelukt was de daarvoor benodigde vergunningen en gelden bijeen te krijgen, maar dat hij binnenkort zou slagen. Lindbergh meent dat als Von Braun de vergunningen en gelden bijeen gekregen had,  de eerste Amerikaanse satelliet maanden voor de Spoetnik I gelanceerd had kunnen worden.[210]

Lindbergh, die al tijdens de jaren dertig in de vorige eeuw blijk had gegeven van fascistische sympathieën, voegde in zijn voorwoord voor het boek Vanguard: A History van de hand van Constance Mc Laughlin Green en Milton Lomask (Washington, Smithsonian Institution Press, 1971) aan de vermelde oorzaken van de achterstelling van de legersatelliet ten opzichte van de Vanguard van de marine, toe:

‘that any conclusion drawn would be incomplete without taking into account the antagonism still existing toward von Braun and his co-workers because of their service on the German side op World War II.’[211]

 

De Amerikaanse bevolking had overigens geen interesse in de perikelen tussen de marine en het leger over welke organisatie belast werd met de ontwikkeling van satellieten. Volgens Dickson bleek uit opinieonderzoeken die in 1957 voor de lancering van de Spoetnik in de Verenigde Staten werden gehouden, dat de meeste Amerikanen al helemaal niet wisten wat een satelliet was. De Baltimore Sun, het voornaamste dagblad in de staat Maryland, publiceerde in 1957 de resultaten van een onderzoek onder de inwoners in die staat, waaruit bleek dat maar 15% van de geïnterviewden wist dat de Vanguard-satelliet gebouwd werd door de in die staat gevestigde hoofdaannemer Martin Company.[212]

Na testvluchten met de Vanguard T(est) V(ehicle) 0, 1 en 2 resp. in december 1956, mei 1957 en op 23 oktober 1957 was de eerste geheel geslaagde vlucht met de TV-3 met op de kop de Vanguard-satelliet op 27 oktober 1957. Toen werd met de Viking-raket, met een lading van ± 2.000 kilo, een hoogte van 180 kilometer en een afstand van 640 kilometer bereikt.[213] John P. Hagen, de leider van het Vanguard Project had Eisenhower geïnformeerd over het testkarakter van deze vlucht en dat het bedoeling was dat de officiële lancering van de satelliet pas met de zesde Viking-raket zou plaatsvinden. Maar tot Hagens verbijstering en ergernis gaf James Hagerty, de perschef van het Witte Huis op 11 oktober 1957 een bericht uit waarin bekend werd gemaakt dat in december 1957, al met de vierde vlucht,

‘Vanguard would launch a satellite bearing test vehicle.’[214]

Dit werd algemeen ervaren als de aankondiging van de eerste Amerikaanse satelliet en werd door Hagen en zijn team opgevat als een bevel de Vanguard-satelliet in een omloop rond de aarde te brengen en dat moest dan met een nieuwe en nog te weinig geteste Viking-raket. De aankondiging zette alle betrokkenen onder grote druk, maar de lancering ging door. Dicksons wijdt vier bladzijden aan deze de voor Amerika zo belangrijke gebeurtenis en de gevolgen daarvan. De grote dag was op woensdag 4 december 1957 aangebroken, precies twee maanden na de Russische lancering van de Spoetnik, aldus Dickson. Verslaggevers uit de gehele wereld vochten om perskaarten en duizenden Amerikanen, ‘bird watchers’, hadden zich op de stranden nabij Cape Canaveral verzameld om vanuit hun stoelen getuige te zijn hoe Amerika probeerde weer de controle te krijgen over zijn toekomst en daarbij zijn verloren prestige trachtte te herwinnen. [215]

 

Als gevolg van de weersomstandigheden en technische mankementen moest de lancering enkele keren uitgesteld worden. De minister van Buitenlandse Zaken Foster Dulles was zeer verbolgen over het uitstel en wilde dat voortaan de Verenigde Staten datum noch uur van een lancering zouden vrijgeven, omdat uitstel zeer nadelig was voor de buitenlandse betrekkingen van de Verenigde Staten.[216]  Maar eindelijk was het dan zover. Op vrijdag 6 december 1957 om 11.44 uur,

‘with the whole world watching, the slender vehicle rose a few feet off the launch platform, shuddered slightly, buckled under its own weight, burst into flames and collapsed.’,

 

aldus Dickson.[217] Het personeel belast met de lancering nam de mislukking laconiek op, borg de satelliet van nog geen 2 kilo en ruimde de ontstane rommel op. [218] Politiek was de schade van de smadelijke misser veel groter en werd een nationale ramp genoemd. Zo noemde de Democratische senator Lyndon B. Johnson de mislukte lancering ‘most humiliating’.[219] Over de gehele wereld werden beelden van Cape Canaveral op die zesde december 1957 getoond. Maar wat pers, politici en publiek niet wisten, was dat het een nieuwe en nog niet geteste raket betrof en dat een mislukking voor het Vanguard-team niet onverwacht kwam. Volgens Dickson was de druk vanuit het Witte Huis de reden om de geplande test om te zetten in een poging een satelliet te lanceren, maanden vooruit op het schema. De voorstanders van het Vanguard-project hadden het zwaar te verduren en zoals vaker bij mislukkingen had de pers het gedaan. Haar publicaties hadden bij het publiek onredelijke verwachtingen gewekt. Het publiek en de pers hadden het echter gehad met de Vanguard. De New York Times noemde in een commentaar de neergestorte, of beter gezegd amper van de grond gekomen, raket Sputternik. De New York Herald-Tribune, een van de uitgesproken voorstanders van de Vanguard, noemde de raket Goofnik en Time veronderstelde dat menigeen dacht dat de naam van het project wel gewijzigd zou worden in Project Rearguard. De Russische spreekbuis van de staat, het dagblad Prawda had als koppen boven zijn commentaar: ‘Oh, What a Flopnik en ‘Publicity and Reality’. Maar ook in Engeland en Canada waren er sarcastische koppen in de kranten als ‘Ike’s Sputnik is Dudnik’, ‘U.S Calls It Kaputnik’ en ‘Ike’s Phutnik’.

Dickson sluit de paragraaf over de mislukking op 6 december 1957 af met een leuk incident dat zich op die dag heeft afgespeeld. Maar dat was nog niet alles. Op dezelfde ochtend bood de sovjetdelegatie op het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York formeel de Verenigde Staten financiële hulp aan als onderdeel van een programma om achtergebleven landen te assisteren.

America’s humiliation was complete.’[220]

McDougalls lezing over het Vanguard-project  komt globaal overeen met die van Dickson. Ook hij verhaalt over het incident bij de Verenigde Naties. Hij wijst voorts op de negatieve effecten voor het Vanguard-project dat leed onder de schande waarvan het zich niet meer los kon maken. Bovendien, hoe spijtig ook voor de marine, kreeg het leger het groene licht om de lancering van de  Juno C  voor te bereiden.

Verrassend is dat Wernher von Braun, die daar immers alle reden toe had, omdat zijn project met de Juno maar tweede keus was, en Frederic I Ordway III in hun boek History of Rocketry & Space Travel geen aandacht besteden aan de mislukte lancering. Voor Ernst Stuhlinger en opnieuw Frederic I Ordway III in hun boek Wernher von Braun Crusader for Space is de mislukte lancering van de Vanguard maar twee zinnen waard.

In januari 1958 kwam de rivaliteit tussen het leger en de marine om de eerste Amerikaanse satelliet te lanceren tot een hoogtepunt. De prijs voor de winnaar was, naar de rivalen vermoedden, een voorkeur bij de gunning van toekomstige ruimtevluchten.[221] De marine wilde het echec in december 1957 compenseren met een nieuwe lancering van de Vanguard, maar als gevolg van regen en technische problemen moest men van een lancering in januari 1958 afzien. ABMA had het plan om op 29 januari 1958 zijn Jupiter C raket met de satelliet Explorer I - die naam kreeg de satelliet overigens pas na de gelukte lancering op 31 januari 1958 - van Cape Canaveral te lanceren. Men had maar weinig mogelijkheden op uitstel omdat dan het Naval Research Laboratory (NRL) met zijn Vanguard weer de kans zou krijgen om de enige lanceerinrichting op de Cape te gebruiken. De leider van ABMA generaal-majoor Medaris wilde maar beperkte publiciteit om een herhaling van het Vanguard-publiciteitsdebacle te voorkomen als het met de Jupiter C mis zou gaan. De commandant van Cape Canaveral, luchtmachtgeneraal Donald N. Yates, had in ruil voor ruime informatie over lanceerplannen van de pers gedaan gekregen dat zij zich zou onthouden van dramatische verhalen over de rivaliteit tussen de strijdkrachtonderdelen. Op vrijdag 31 januari 1958 was het dan zover. De terughoudendheid ten opzichte van de pers had gewerkt. Pas op het laatste moment toen de raketmotoren al gestart waren werd de pers, nog steeds in groten getale aanwezig op de Cape, geïnformeerd. McDougall schrijft lichtelijk euforisch over de lancering: Om 23.48 uur ontbrandde de Jupiter. Het eerste Amerikaanse ruimtevaartuig rees, zoals de Spoetnik vier maanden daarvoor, als een Romeinse kaars in de donkerte waarmee het de moerassen langs de Banana rivier verlichtte in plaats van de Aziatische steppen en, door het tijdstip, vrij van de competitie met Gods eigen zonneschijn. Het besturingssysteem werkte, de volgende trappen kwamen los. Er zat niets anders op dan te wachten, mogelijk uren, op nieuws van de volgstations.[222]

Het wachten was vervolgens op het moment dat de satelliet Explorer I in een baan om de aarde zou komen. Dat lukte wonderwel en vervolgens werd cruciaal of de antennes van de Explorer uit zouden spreiden om zo het noodzakelijke contact met de volgstations op aarde tot stand te brengen.

Zo’n honderd minuten na de lancering, op 1 februari 1959 om 0.51 uur, werd een geslaagde baan om de aarde bevestigd door het Jet Propulsion Laboratory in Pasadena, New Mexico. Door de luidsprekers op Cape Canaveral en in het Pentagon klonk het bericht dat het volgstation van het leger in Earthquake Valley, Californië had

             ‘“the bird.” ’[223]

 

Dickson en McDougall vermelden Eisenhowers nuchtere reactie tijdens het golfen, een

 

favoriete bezigheid van hem, toen hij op de hoogte werd gebracht van de succesvolle

 

lancering:

 

‘ “That’s wonderful. I surely feel a lot better now. Let’s not make too great a hullabaloo over this.” [224]

 

De Explorer I woog maar vijf kilo wat schril afstak tegen van het gewicht van de

 

Russische Spoetniks, maar er werd wel de Amerikaanse superioriteit in zeer fijne

 

elektronica mee gevestigd. Zo had o.a. de astronoom James van Allen de apparatuur in

 

de Explorer ontworpen om mogelijke straling in de ruimte te meten. Die straling bleek

 

inderdaad aanwezig te zijn, waarmee Van Allen’s naam in de astronomie definitief

 

gevestigd was, want met diens apparatuur werden

 

‘...discovered the Van Allen radiation belts girdling the earth.’ [225]

 

Wernher von Braun, met o.a. James van Allen aanwezig in de perskamer in het

 

Pentagon, zei

 

‘We have firmly established our foothold in space. We will never give it up again.’’[226]

 

En even later

 

‘This is the beginning in the longe range-program to conquer outer space’

 

welke woorden een voorspellende waarde kregen.[227] De kranten op zaterdag waren vanzelfsprekend enthousiast over de eerste Amerikaanse satelliet. Zo luidde de kop in de Chigaco Daily News:

‘U.S. Moon Hailed by World, Sends Signal Perfectly’

 

en in de San Francisco Chronicle:

‘First U.S. Moon Circling Globe’.

 

Newsweek, met de kop van zijn coverstory over de Explorer I:

 

Our Moon: How the Army Came Trough’,

 

meende dat waarschijnlijk het leger nog nooit in vredestijd zo populair was geweest.[228]

De marine slaagde op 17 maart 1958 bij de vierde poging een satelliet in de ruimte te brengen, de Vanguard I, die maar een effectieve lading had van een kleine twee kilo, wat maar weinig was bij een totaal gewicht van 25 kilo. De eerste twee Amerikaanse satellieten waren in vergelijking met de Russische Sputniks  zo klein dat in het WorldBook Encyclopedia’s jaarboek voor 1958 over de Amerikaanse satellieten geschreven werd:

‘Rockets experts called it “the grapefruit.” ’[229]

 

Maar toch was ook de Vanguard I een wetenschappelijk succes. Zo gebruikte de satelliet als eerste zonnecellen om elektriciteit op te wekken, waarmee de verbinding met de aarde tot stand kon worden gebracht en onderhouden. Dickson schrijft in 2000 voorts dat de oorspronkelijk voor de Vanguard I geschatte levensduur van tweehonderd jaar te pessimistisch was. De satelliet is momenteel het oudste door mensen gemaakte object in de ruimte en waarvan verwacht wordt dat die minstens duizend en mogelijk zelfs tweeduizend jaar om de aarde zal cirkelen.[230]

Deze peervormige raket draait ook nu zijn rondjes om de aarde. In 1959, na de eveneens

 

succesvolle lancering van de Vanguard III, werd het project Vanguard door de in 1958

 

opgerichte NASA, aan welke instantie het Vanguard project was overgedragen,

 

afgeblazen.

 

 

2-E Hoe reageerden andere Amerikaanse politici zoals ministers en       congresleden op de lancering van de Spoetnik?

 

             Senatoren waren de eerste politici die reageerden op de lancering. De Democraten

onder hen legden de schuld voor de Amerikaanse nederlaag, in vergelijking met de Russische triomf, bij de regering Eisenhower. De Democratische senator Mike Mansfield (Montana) noemde de lancering

‘an additional proof that we must not underestimate the scientific skill and the know-how the  Soviet Union.’[231]

 

 

De eveneens Democratische voorzitter van het belangrijke ‘Senate Armed Services Committee’ Richard B. Russell (Georgia) zei dat de Russische lancering van de satelliet bevestigde dat de Russen de ICBM geperfectioneerd hadden, waarmee vanuit militair oogpunt de Verenigde Staten van Amerika geconfronteerd werd met een nieuw en verschrikkelijk gevaar.[232]

De Republikeinse senator Styles Bridges (New Hampshire) meende dat de sovjet- lancering een onmiddellijke herziening van de nationale psychologie en diplomatieke aanpak vereiste met een verwijzing naar de nadruk van het Amerikaanse bedrijfsleven en zijn afnemers op consumentenproducten. De tijd is gekomen, zo zei hij, dat we ons minder druk moeten maken over de dikte van een tapijt of de het gewicht van de staart, (die in de jaren vijftig in de vorige eeuw zo populair waren aan auto’s; pb), maar dat we ons moeten voorbereiden op bloedvergieten en zweet en tranen in het land en in de gehele vrije wereld om te overleven![233]

Volgens McDougall waarschuwden de democratische senatoren Russell, Jackson (Washington) en Symington (Missouri) voor het ernstige gevaar dat de Sovjet ballistische raketcapaciteit gedemonstreerd had en beschuldigden zij het Witte Huis van het achterhouden van de waarheid.[234]

 

Lyndon B. Johnson, leider van de Democratische meerderheid in de Senaat, was in 1957 voorzitter van het ‘Preparedness Subcommittee of the Senate Armed Services Committee’, zag politieke kansen voor zijn partij en zichzelf, daarbij gesteund door zijn aanhangers in zijn thuisstaat Texas en in de Senaat. Zijn partijgenoot Charles Brewton, voormalig medewerker van een senator, zond medio oktober 1957 een memo aan de Texaan George Reedy, een vertrouweling van Johnson. Hij schreef hierin o.a. dat het er niet toe deed of de satelliet enige militaire waarde had

‘…the important thing is that the Russians have left the earth and the race for control of the universe has started.’

 

In vorige eeuwen beheersten de Romeinen de wereld, zo schreef Brewton, daarna controleerden de Engelsen met hun schepen de wereld en toen de mensheid zich ook in lucht manifesteerde werden de Verenigde Staten superieur door de luchtvaart.

Now the Russians have moved into outer space’.

 

De eerste noodzakelijke stap was een onpartijdig onderzoek door het Congres en dat de daarbij te stellen vragen duidelijk dienden te zijn.

‘Has the civilian economy been overly pampered? Have balanced budgets jeopardized world security? What is wrong with American education? If the issue has a merit, the politics will take care of themselves.[235]

 

Hoewel Johnson geen adviseurs nodig had die hem instructies gaven hoe te handelen in de politiek, gaf het memo van Brewton via Reedy aan Johnson wel weer hoe de Democraten over de recente ontwikkelingen dachten.

Op 3 november 1957 lanceerden de Russen met succes hun tweede satelliet Spoetnik II waardoor de politieke en emotionele spanning in de Verenigde Staten opnieuw toenam. De volgende dag keurde de senaat een voorstel van de voorzitter van de ‘Senate Armed Services Committee’, Richard B. Russell, goed om een subcommissie een onderzoek te laten instellen naar de satelliet en ruimteprogramma’s van de regering Eisenhower. Deze commissie, ‘Senate reparedness Subcommittee’, met vier Democratische en drie Republikeinse senatoren en ondersteund door een uitgebreide staf, begon op 25 november 1957 onder leiding van Johnson met haar verhoren van tientallen deskundigen zowel uit de strijdkrachten als uit de wetenschap.

In zijn openingstoespraak verweet Johnson de regering dat haar informatie niet adequaat zou zijn. Voor een groot publiek van nieuwsgierige journalisten en van cameraploegen zei Johnson dat het de taak van zijn commissie was de feiten over de toestand van de Amerikaanse veiligheid te onderzoeken. Immers, het Amerikaanse volk leefde in de veronderstelling dat hun land een voorsprong had op de Sovjet-Unie op de terreinen van wetenschap en wapens. Met de lancering van de Spoetniks was aan die voorsprong een einde gekomen. Johnson concludeerde dat de beide satellieten een grotere uitdaging vormden dan in 1941, ze waren een technologische ‘Pearl Harbor’[236]

 

De hoorzittingen duurden tot 23 januari 1958.  Er werden 78 getuigen gehoord, waarvan de schriftelijke vastlegging ruim 2.300 bladzijden vereiste. Op enkele getuigenissen wordt hier nader ingegaan. De eerste getuige was de fysicus Edward Teller, de ontwerper van de waterstofbom. Hoewel deze geen directe relatie met de ruimtevaart had was zijn relaas, volgens McDougall, politiek ideaal, daar Teller de havik in de wereld van de wetenschap was.[237] Teller was van oordeel dat de Spoetnik voor de wetenschappers een

veel kleinere verassing was dan voor het publiek.[238]

Hij wist niet of de Russen al over operationele ICBM’s beschikten, maar hij hoopte van niet. De Russen, aldus Teller, waren de USA voorbijgestreefd en de Verenigde Staten hadden niet langer een beslissende positie op bijna elk wetenschapsterrein. Teller meende ook dat:

The “captured German scientists” story was a myth; the Soviets had done it on their own.’[239]

 

Hij zei voorts dat er geen afdoend bewijs was dat de Spoetnik II een halve ton woog, maar hij achtte het niet aannemelijk dat de Russen op dit punt zouden bluffen.[240]

Vannevar Bush was de volgende getuige. Deze gaf toe dat hij de snelheid in de ontwikkeling van de ICBM en de capaciteiten van de Russen in het algemeen onderschat had.

‘By comparison, he said, Americans were complacent, egoistic, and spoiled. But Sputnik was “one of the finest things that Russia ever did for us. …. It has waked this country up.” ’

 

Bush vroeg meer geld voor de wetenschap en het onderwijs en meer respect voor de wetenschapper.[241]

Volgens Dickson, in zijn summiere verslag van de zittingen, was de eerste conclusie van de hoorzittingen dat Verenigde Staten van Amerika in grote problemen waren geraakt. Zeker twee getuigen zeiden dat het minstens tien jaar zou gaan kosten om de Russen in de ruimtevaart in te halen. Bij de enkele getuige die meende dat het niet zo ernstig was en dat er geen reden voor paniek was reageerde Johnson cynisch. Zo verwachtte de staatssecretaris voor Defensie Donald Charles bijvoorbeeld dat het totale Amerikaanse ruimtevaartprogramma snel een voorsprong zou krijgen op het Russische en dat er geen reden was om het Amerikaanse programma te versnellen na de Spoetnik.[242] Johnson legde dat uit als een teken van kalmte namens het Pentagon en president Eisenhowers Witte Huis.

“he net of it is,” Johnson said with a drawl, “that the American people can have adequate

defense and eat their cake too; and even have whipped cream on it.” ’[243]

 

Ook Wernher von Braun werd door de commissie gehoord. Op de vraag of de Russen een waterstofbom op Washington zouden kunnen laten vallen, antwoordde hij

‘ “I would think so. Yes. Sir.” ’[244].

 

Het tweede thema van het onderzoek was of en in hoeverre Eisenhowers Witte Huis en de leidinggevenden van het ministerie van Defensie Amerika’s voorsprong in de ruimte hadden verspeeld. De directeur van het Vanguard-project John P. Hagen vertelde Johnson en zijn collega’s dat zijn raket de Spoetnik in de ruimte had kunnen verslaan als de Vanguard maar een hogere prioriteit had gekregen. Dat had hij al in 1955 gevraagd maar nooit enig antwoord ontvangen had.[245] Volgens Dickson was het echte bewijs, voor de stelling dat Amerika zijn voorsprong verspeeld had, dat de Jupiter C-raket, die op 20 september 1956 gelanceerd werd een satelliet had kunnen bevatten.[246] Hij baseert zijn stelling op de schriftelijke verklaring aan de commissie van de fysicus James A. Van Allen, waarin deze verklaarde dat het leger een satelliet van ruim zeven kilo in de ruimte had kunnen brengen. Van Allen verklaarde voorts, dat hoewel hij tot eind oktober 1957 aan de Vanguard gewerkt had, hij de beslissing om daarmee verder te gaan afkeurde.[247]

De generaals van het leger openden, volgens Dickson, gezamenlijk de aanval op de regering Eisenhower. Zo zei generaal M. Gavin in zijn verklaring voor de commissie, dat plannen van het Huntsville team vijf keer afgewezen waren. Dat hij, Medaris en Von Braun, omdat ze zo bezorgd waren dat de Russen als eersten de ruimte zouden bereiken, gesproken hadden over de mogelijkheid om de eerste sovjetraket neer te schieten, maar dan moest dat wel een militaire satelliet zijn, groter zijn dan de puur wetenschappelijke, zoals de Spoetniks.[248] Dickson meent dat de duidelijke implicatie, besloten in Gavins verklaring, was dat de president en zijn minister van Defensie de belangen van het land beschadigd hadden door niet te luisteren naar die generaals en ook hun leiderschap op dit terrein  niet aanvaard hadden.[249]

Het derde thema dat, volgens Dickson, onderdeel van de hoorzittingen uitmaakte werd aangedragen door de als getuigedeskundigen opgeroepen wetenschappers en ingenieurs. Deze getuigen waren veel optimistischer. In plaats van de satellieten als wapens te beschouwen, zagen ze in de ballistische raketten mogelijkheden waarvan de mensheid zou kunnen profiteren.[250]

Hun getuigenissen zorgden voor veel minder spectaculair nieuws en dus minder krantenkoppen dan de charismatische oproepen van Gavin, Medaris en Von Braun.

Dickson sluit de paragraaf over de hoorzittingen af met de vermelding van een deel van de toespraak van de historica Eilene Galloway tijdens een in 1997, veertig jaar na de lancering van Spoetnik I, gehouden conferentie met als motto ‘Reconsidering Sputnik’ waarbij zij de ambivalente opstelling van de burgerwetenschappers en de technische wereld treffend aanduidde. Volgens haar was de gewenste oplossing tweedimensionaal: de ruimte te bewaren voor vreedzame exploratie en gebruik en tegelijkertijd te voorkomen dat de ruimte een nieuw oorlogsterrein zou worden.

This situation was a classic case of presenting a choice between good and evil.” [251]

McDougall besteedt in zijn beschrijving van de hoorzittingen niet alleen aandacht aan de militaire aspecten van de rakettechnologie en de ruimtevaart. Na zijn samenvatting van de verhoren van de burgers Vannevar Bush en Teller op de eerste dag, zoals hiervoor al weergegeven, vermeldt hij dat Jimmy Doolittle van de NACA waarschuwde dat Rusland de Verenigde Staten op elk terrein zou verslaan tenzij de laatste direct een sterke impuls gaf aan militair onderzoek en ontwikkeling. Ook aan de verhoren van de kopstukken uit

de regering besteedt McDougall aandacht, in tegenstelling tot Dickson. De minister van Defensie Neil McElroy legde aan de commissie uit waarom aan het Vanguard-project een lagere prioriteit was gegeven dan aan de ICBM- en IRBM -programma’s. Zijn staats-secretaris Donald Quarles bleef erbij dat de Verenigde Staten aan kop lagen in elektronica,

ontwerp van raketten, de luchtvaart, in alles met uitzondering van de bouw van raketten

met een zeer hoog stuwvermogen, maar dat deze raketten  te groot waren voor efficiënte ICBM’s.[252] Maar hun getuigenissen over de Amerikaanse positie op de terreinen van rakettechnologie en ruimtevaart bleven holle woorden zolang de Spoetniks als enige om de aarde cirkelden. Het gehele verhaal achter de keuze tussen de Vanguard en Jupiter kwam

volgens deze auteur, in elk geval tijdens de openbare zittingen van het comité, niet over het voetlicht. Aan het einde van de eerste dag van de hoorzittingen tegen middernacht,

‘Johnson reminded the remaining onlookers that this was indeed Pearl Harbor and that in such an atmosphere there were no Democrats and Republicans, only Americans.’ [253]

 

Toen de commissie in december 1957 weer bij elkaar kwam, verdrong het nieuws over de voor Amerikanen onverdraaglijke mislukking van de lancering van de Vanguard en verklaringen daarover door boze getuigen, het nieuws over de hoorzittingen van de voorpagina. Enerzijds werd het publiek door de media verteld dat het publiek om zondebokken en redders vroeg bij de mislukte lancering terwijl anderzijds de commissie meningen inventariseerde en kennis nam van de bittere rivaliteit tussen de krijgsmachtonderdelen, gebrek aan financiën en bureaucratisch gebrek aan visie.

‘Such specific explanations should have served to cast doubt on the general explanations including American complacency, self-indulgence, and poor education.’

 

aldus McDougall.[254] Ten aanzien van het niveau van technici gaf de onderwijswereld tegengas voor de commissie. Bestuurders van technische universiteiten waren ronduit gebelgd over kwalificaties dat afgestudeerden aan hun instituten inferieur waren aan de Russische technici. Maar de feiten deden er niet meer toe. De vernedering van Amerika, zoals die door de pers en in de publieke opinie gevoeld werd, verzwakte het geloof in de overheid en diens waarden, meent McDougall. [255]

Hij verhaalt vervolgens over een parade van kopstukken van het leger, die het comité

trakteerden met aanvallen op het bezuinigingsbeleid van de overheid dat leidde tot een strategische kwetsbaarheid van de landstrijdkrachten juist op het moment, dat als gevolg van de nucleaire impasse tussen de USSR en de USA, hun belang zo toenam. Landmachtgeneraal James Gavin meende dat

‘it is “absolutely vital” for the United States to occupy the moon.’[256]

 

Generaal John Bruce Medaris en Wernher von Braun vroegen de aandacht van de commissie de verstandige keuze van de Russen om de rakettechnologie, en alles wat

daarmee samenhing, bij de artillerie onder te brengen en niet bij de luchtmacht. Zij beloofden Johnson en zijn collega’s een satelliet en een ruimteraket met een enorme stuwkracht, indien het leger voor de ontwikkeling en de bouw daarvan het groene licht kreeg. Een dergelijke raket zou geen ICBM zijn, zo legde Von Braun uit, maar de sleutel voor de militaire controle van de ruimte. Hij zei voorts dat de beste methode om de ruimte te veroveren was alle inspanningen daartoe te centraliseren in

‘a national space agency’. ‘It would not handle military missions, but rather long-range space development including manned spaceflight and a space station’,

 

zo vatte McDougall dit deel van Von Braun’s getuigenverhoor voor de commissie samen.[257] Hieruit blijkt eens te meer dat Von Braun de juiste visie had op de ontwikkelingen die zich in het decennium daarna in de Verenigde Staten zouden voordoen. Toen de commissie voor de Kerstvakantie uit elkaar ging, onderschreef

Johnson het gewicht van de hoorzittingen opnieuw, als bij de eerste zitting op 25 november 1957, toen hij stelde:

‘ “I think that all of us remember the day after Pearl Harbor. There were no internationalists and no isolationists; no Republicans and no Democrats……” ’[258]

 

Een paar dagen voor Kerstmis 1957 lekten delen uit het Gaither Report uit door een publicatie in de Washington Post, zoals al eerder vermeld (op bladzijde 78). Voorzitter Johnson van het Preparedness Investigating Subcommittee of the Armed Services vroeg vrijgave van het rapport maar Eisenhower weigerde en verdenkingen van een ‘cover up’ namen toe, schrijft  McDougall. In januari 1958 werden de hoorzittingen voortgezet. Toen verschenen o.a. vertegenwoordigers van belangrijke Amerikaanse bedrijven voor raket- en ruimtevaarttechnologie als Lockheed, RCA, Aerojet General, General Dynamics voor de commissie. Dezen pleitten als één man voor een ‘technology race’ met de Sovjets. De luchtmachtgeneraal Bernard A. Schriever bevestigde het belang van de luchtmachtproducten als de WS-117L en wees op de superieure contacten van de luchtmacht met het bedrijfsleven in vergelijking met die van het leger. Hij was een tegenstander van de optie van een enkele ruimteorganisatie, zoals Von Braun gepropageerd had voor het comité in december 1957. Generaal Medaris, de chef van Von Braun bij ABMA, was het op dit punt eens met Schriever. McDougall vat de eensgezindheid van de krijgsmachtonderdelen op dit punt kernachtig samen:

Medaris agreed with the USAF rival, for a change - none of the services wanted to lose its share of the action to a single space agency.’[259]

 

In het rapport van het Preparedness Investigating Subcommittee of the Armed Services over de hoorzittingen werd vastgesteld dat de Sovjets een voorsprong hadden op de Verenigde Staten bij de ontwikkeling van de raketten en het aantal onderzeeboten, dat de Russen hun achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten in de luchtvaart inliepen, dat zij efficiënter waren in onderzoek en ontwikkeling, de leiding hadden in de ruimtevaart en hun technici en wetenschappers tot grotere prestaties aanzetten. Johnson publiceerde een lijst met zeventien aanbevelingen voor de Senaat, het Witte Huis, de pers en het publiek. De belangrijkste aanbevelingen waren: versterking van het Strategic Air Command, versnelling van de productie van raketten, onderzoek en ontwikkeling van een antiraketsysteem, een programma om een raketmotor met een stuwkracht van een half miljoen kilo te bouwen, een bemand raketsysteem en de reorganisatie van het ministerie van Defensie.

 

Een belangrijke passage uit het rapport van de  Johnson-commissie neem ik hier over:

We have reached a stage of history where defense involves the total effort of a nation…

There can be no adequate defense for the U.S. except in a reservoir of trained and

educated minds…. The immediate objective is to defend ourselves. But the equally

important objective is to reach the hearts and minds of men everywhere so that the day

will come when the ballistic missile will be merely a rusty relic in the museums   

of mankind…. [260]

 

De invloedrijke fysicus Herbert York, in 1958 benoemd als eerste ‘Director of Defense Research and Enginering’, een nieuwe functie ingesteld op basis van de ‘Defense Reorganization Act’ van dat jaar, was positief over de zeventien voorstellen van het Johnson Comité. Terugkijkend in 1970 vond hij de lijst weliswaar incompleet en de tekst soms vergezocht maar superieur aan soortgelijke lijsten die toen binnen de overheid circuleerden, opgesteld door de legeronderdelen zelf.

‘I find this fact a very resassuring commentary on the relative wisdom of legislators and statesmen vis-à-vis experts (in this case, military men and technologists).’[261]

 

Een zeldzaam compliment van een wetenschapper aan politici.

 

McDougall sluit het hoofdstuk ‘“A New Era of History” and a Media Riot’, dat de politieke ontwikkelingen in de Verenigde Staten in het najaar van 1957 beschrijft, af met een citaat waarmee hij, naar mijn mening, het haast vanzelfsprekend volledig eens is, van de filosoof Eric Hoffer uit diens boek Before the Sabbath (New York, 1979, 55)

‘ “ What were the terrible 1960s and where did they come from? To begin with, the 1960s did not start in 1960. They started in 1957… The Russians placed a medicine-ball sized satellite in orbit… We reacted hysterically. . ..Teller and Gavin, Lyndon Johnson or Henry Luce of Life magazine- their words no longer sounded like those of some future decade. Rather Eisenhower suddenly sounded those of a past.” ’[262]

 

Positiever was dat de aanbevelingen in het rapport van de Johnson-commissie snel werden ingevuld. In hoofdstuk 2-G ga ik hier nader op in.

 

Foto afgedrukt in: Dickson, Paul, Sputnik the Shock of the Century, 152;

 

2-F De reacties van de wetenschap en het publiek op de lancering van de Spoetnik

 

             Amerikaanse wetenschappers meenden direct na de lancering van de Spoetnik op 4 oktober 1957 dat de Verenigde Staten het zichzelf konden verwijten een grote achterstand op de Sovjet-Unie te hebben opgelopen op de terreinen van de ruimtevaart en rakettechnologie. Zo zei Dr. Israel M. Levitt, directeur van het planetarium van het Franklin Instituut, in de New York Times van 6 okober 1957:

“incredible stupidity” kept the United States from beating Russia.’[263]

 

In LIFE zegt dr. Alvin Weinberg, directeur van Oakland Ridge Laboratories,

‘Interservice competition in making of missiles is for the birds. What if we’d tried competition to make the H-bomb! We need one big central laboratory which merges all research on satellites and missiles.’[264]

 

In TIME van 21 oktober 1957 sluit Trevor Gardner, voormalig staatssecretaris van de luchtmacht en toen belast met het ‘ballistic missile program’ zich bij Weinberg’s kritiek aan:

‘We have presently at least nine ballistic-missile programs, all competing for roughly the same kind of facilities, the same kind of brains, the same kind of engines and the same public attention.

 

Dr. Athelstan Spilhaus, decaan van de technische faculteit van de Universiteit van Minnesota en lid van de delegatie naar de IGY conferentie, die al in 1954 een pleidooi hield voor de bouw van een Amerikaanse satelliet wijt de achterstand aan

‘too few scientists in industry management jobs, not enough money for basic research or science teachers.’[265]

 

Wetenschapper George Price, een veteraan van het Manhattan Project, verklaarde

‘Unless we depart utterly from our present behavior, it is reasonable that by no later than 1975 the United States will be a member of the Soviet Union Socialist Republics.’ [266]

 

Dr. James Killian zei bij zijn benoeming in november 1957 door Eisenhower tot diens ‘Special Presidential Assistant for Science and Technology’:

‘I shall move as rapidly as possible to marshal the best scientific and engineering judgement and creative talent in the U.S ….to integrate American Science in every proper way into national policymaking.’ [267]

 

Er waren ook andere geluiden. De invloedrijke astronoom Harlow Shapley, van 1921 tot 1952 directeur van het Harvard Observatory en van 1939 tot 1944 voorzitter van de ‘American Academy of Arts and Sciences’, zette zich in The NATION van 26 oktober 1957 af tegen de competitie tussen Amerikanen en Russen en het zich toe-eigenen door die landen van de vooruitgang in de wetenschap in het algemeen. Daar ik, weliswaar als leek en gewone burger, volledig kan instemmen met zijn visie, neem ik twee belangrijke passages uit zijn artikel hier over. Shapley meent dat de vooruitgang van de wetenschap van alle tijden was en niet alleen ontwikkeld in de Verenigde Staten of de USSR. Hij stelt vast dat zowel atoomenergie als kunstmatige satellieten internationaal eigendom en ontdekkingen zijn. Einstein bouwde zijn werk voort op dat van Italiaanse, Duitse en Russische wetenschappers. Japanse, Deense, Italiaanse Duitse, Amerikaanse, Engelse en Russische onderzoekers waren betrokken bij de ontdekking van de veranderbare atomen; de sovjetsatelliet-ingenieurs hadden gedetailleerde plannen beschikbaar van de Amerikaanse tot dan nog niet gelanceerde Vanguard satelliet, waarvan immers de blauwdrukken volop afgedrukt waren in populaire- en technische tijdschriften.

Indeed, most great scientific advances are international in origin.[268]

Na een opsomming van de herkomst van een aantal wetenschappelijke ontdekkingen en ontwikkelingen besluit hij zijn artikel, met een nuchtere oproep om meer over de grenzen te kijken.

Al deze ontwikkelingen zijn het gevolg van ideeën en handelingen van de mens voor de gehele wereld. Daarbij wordt aan nationale grenzen voorbijgegaan. Het is  van geen enkel belang of de eerste kunstmatige satelliet vanuit Noord-Rusland danwel uit het zuiden van Florida wordt gelanceerd.

‘Once it is on the way it can best be tagged as the first of many rich fruits of the new running International Geophysical Year.’[269]

 

Shapley bleek met zijn artikel over een vooruitziende blik te beschikken. Nadat de Koude Oorlog in 1989, met als voornaamste partijen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, beëindigd werd, is er een steeds groeiende samenwerking tussen alle ontwikkelde landen ontstaan op alle gemeenschappelijke terreinen en speciaal op die van ruimtevaart en rakettechnologie.

 

In het weekblad TIME is een rubriek ‘Letters to the Editor’. De brieven van lezers aan de redactie worden hierin, door de redaktie ingekort tot één of twee regels per brief, vermeld. In de nummers van het weekblad vanaf 28 oktober 1957 tot eind 1957 (tot dan heb ik het na kunnen gaan) gaven tientallen Amerikanen en ook buitenlandse lezers blijk van vaak een cynische en soms sarcastische visie op de Russische prestaties en de door hen ervaren achterstand van Amerika op de terreinen van ruimtevaart en rakettechnologie.

Enkele brieven volgen:

Sir:        Perhaps this Administration will succeed in firing a golf ball or tranquilizer pill in a satellite orbit by the time the Russians occupy the moon.’

‘Sir:         I say thanks to Russia. May their little moon shock this country of its arrogant

pedestal.’,

‘Sir:         I think it is only natural for Russians to be first on the moon. After all, they

have more reasons to seek refuge from this planet.’[270]

‘Sir:         I am highly incensed at the defeatist attitude the newspapers are trying to sell

us in view of the latest U.S.S.R. accomplishment. America forgets, in the first

flush of hysterical fear, that every champion loses one in a while.’

 

‘Sir:         The U.S. public can now reappraise the merits of the “economy minded” 85th

Congress. Space satellites, B-52s, and vital foreign aid seem to have taken a

secondary role to new Senates offices and pork-barrel legislation.’[271]

‘Sir:         How could our designers be expected to develop a satellite? They are too busy

designing automobiles that no one crawl into.

 

Een West-Duitser schreef een brief waaruit de Koude Oorlog sfeer duidelijk bleek:

 

‘Sir:         You Americans should take a good look at the writing on the wall and stop your silly

bickering about local politics, race prejudices, etc., and commence to work as a nation and

a team. Otherwise, the “peace-loving” Russians will annihilate all of us.’[272]

 

Twee weken later waren er reacties als:

Sir:        The Russians have messed up their life on earth, their treatment of their

fellowmen has shut them out of heaven – so there is no place for them to go

but outer space.’

‘Sir:         May not have a doghouse in orbit, but we’ve got one in Washington.’[273]

 

Daarna verschoof de aandacht van het publiek naar werkelijke of vermeende achterstand in de Verenigde Staten van de wetenschap en het onderwijs en de maatregelen die de centrale overheid daartegen nam. Zo schreef ene Grayson Merrill uit de staat New York dat de benoeming van Killian een typisch Washingtonse oplossing van het probleem is: voeg er maar een laag aan toe om

‘ “supervise and coordinate” the workers. The greatest immediate block to missile

progress lies in clumsy administration, e.g. vague roles and missions for the services

that engender duplication, rivalry and a need for referees. However, God must still be on

our side; otherwise he would not have sent us Sputnik.’

 

en Jane S. Wilsn uit Ithaca, New York schreef, na eerst een opsomming te geven van de beloning en de verdere emolumenten voor Russische docenten:

‘… Furthermore, scientists are more or less the pinup boys of the Soviet Union. Is it any wonder that a Russian high schoolboy, unlike our kids, thinks science is a likely profession?[274]

 

Deze selectie uit de ingezonden brieven van de Time Magazine besluit ik met een optimistische hartenkreet van Arthur Murray Aibinder uit New York als zijn reactie op de mislukte lancering Vanguard TV-3 op 6 december 1957:

‘Sir:         Not all projects are successful at first. By working harder and calmly, the launching of America’s next satellite will make the world look skyward with admiration.’[275]

 

Overigens, in die periode konden de lezers van TIME kandidaten voordragen voor de ‘Man’ of ‘Woman of the Year’ verkiezing door dat weekblad. Wernher von Braun en Chroesjtsjov werden meerdere malen genoemd.

 

Beide foto’s afgedrukt in LIFE van 21 oktober 1957.

 

 

2-G Door de Amerikaanse overheid genomen initiatieven mede als gevolg van alle kritiek

 

In zijn ‘State of the Union’ boodschap op 8 januari 1958 kondigde

President Eisenhower maatregelen aan om de gebleken achterstand van de USA ten opzichte van de Sovjet-Unie op de terreinen van ruimtevaart en rakettechnologie te verkleinen maar hij waarschuwde voor een te grote nadruk op de militaire aspecten

‘ “Honest men differ in their appraisal of America’s material and intellectual strength….” But, Sputniks notwithstanding, the American People “could make no more tragic mistake than merely concentrate on military strength.” [276]

 

Eisenhowers drie belangrijkste maatregelen waren: de oprichting van een nationale in hoofdzaak burgerlijke organisatie waarbinnen het onderzoek en de ontwikkeling van de ruimtevaart en raketten geconcentreerd zou worden. Op 1 oktober 1958 werd dan ook de National Aeronautics and Space Administration (NASA) gesticht, de reorganisatie van het ministerie van Defensie werd ter hand genomen. Er werd voor de volgende vier jaren een miljard dollar beschikbaar gesteld, een verviervoudiging, voor onderwijs en studiebeurzen op die terreinen van de wetenschap die vitaal waren voor de nationale veiligheid en een verdubbeling van het budget voor de National Science Foundation.[277] Eisenhower vond zijn pakket maatregelen een afdoend en verstandig antwoord, voldoende om de wereld te tonen dat

‘ “the future belongs, not the concept of the regimented atheistic state, but to the people…” ’ [278]

 

In het vervolg van dit hoofdstuk beperk ik me tot de maatregelen die van belang waren  voor de nationale Amerikaanse veiligheid.

Begin jaren vijftig in de vorige eeuw kwam de tot dan overheersende filosofie in het Amerikaanse onderwijs, genaamd ‘Progressive Education’, onder druk te staan. Deze filosofie, beschreven door de onderwijsfilosoof John Dewey in zijn boeken The School and Society (1899) en Democracy and Education (1916) houdt in dat het onderwijs zich dient te richten op het alledaagse leven en diens problemen en dat kinderen onderwezen moeten worden hoe hun intelligentie en vernuft als instrumenten te gebruiken om hun omgeving te beheersen. Vanaf de kleuterschool tot en met het middelbaar onderwijs dienen kinderen te leren door middel van directe ondervinding, aldus Dewey. Persoonlijke groei wordt ook in het hoger onderwijs het leidende beginsel.[279] McDougall schrijft over deze onderwijsfilosofie:

Built on a “new humanism” that stressed “life adjustment” rather than “the three Rs” [reading, (w)riting and (a)rithmetic, pb] Progressive Education encouraged two pernicious mentalities, according to later critics: ‘The almost frightening belief in education as a sovereign remedy for all our social problems’ (James Killian) and ‘The naive egalitarianism which urged in the name of democracy the same amount and kind of education for all individuals …’(Education Policy Commission 1956).[280]

 

In de loop van de jaren vijftig beweerden Amerikaanse progressieven, aldus McDougall, dat het openbare onderwijs niet voldoende gelijk was, gezien de alom voorkomende discriminatie tegen kinderen uit arme schooldistricten en tegen kinderen uit etnische minderheden, terwijl echter de pragmatici van de Koude Oorlog, die het onderwijs Amerika’s eerste verdedigingslinie achtten, de nadruk legden op uitmuntendheid, die bevorderd zou dienen te worden. Alhoewel met tegengestelde visies hadden beide groepen wel dezelfde oplossing: meer aansturing door de centrale overheid die vergezeld diende te gaan van voldoende financiële middelen.

 

Naast deze strijd over de inhoud van het onderwijs in de Verenigde Staten was er, volgens Dickson, al sinds midden jaren dertig, de New Deal periode, een strijd over federale steun aan het openbare onderwijs. Een coalitie van Zuidelijken, die bevreesd waren voor meer integratie, fundamentalisten, die zich verzetten tegen ‘Darwinism’,rooms-katholieken die zich zorgen maakten over het ontbreken van financiële steun voor hun parochiescholen en conservatieve Republikeinen, die geen verdergaande invloed van de federale invloed op het onderwijs wilden, was er in geslaagd wetsontwerpen voor meer financiële steun aan openbaar onderwijs door de federale overheid, te blokkeren.[281]

 

Maar na de lancering van de Spoetnik, zoals Peter B. Dowe schreef:

 

‘… the public demanded to know why our space scientists had failed to keep pace with the

Soviets, and many critics were quick to place the blame on inferior schooling. In the mid-1950 the

popular press teemed with articles extolling Soviet educational practices and questioning our

own.[282]

 

McDougall is het volledig eens met de visie van Dowe. Hij schrijft dat na de Spoetniks belangengroepen uit het onderwijs en hun medestanders bij de overheid schaamteloos de paniek exploiteerden door te verkondigen dat het Amerikaanse onderwijs maar tweederangs was

‘and the three R’s of educational legislation came to be known as “Race, Rome and Russians.” ’.[283]

 

In 1958 hield het Congres meerdere hoorzittingen over zaken als wetenschap en onderwijs. In zo’n zitting voor een commissie van het Huis van Afgevaardigden ondervroegen de afgevaardigden hun kroongetuige Wernher von Braun, die de noodzaak benadrukte van een verdere ontwikkeling van de ‘human of resources in the sciences’. Hij dacht dat het merendeel van de defensieprogramma’s de meest complexe en kostbaarste in de geschiedenis was. De ontwikkeling daarvan vereiste de inzet van de

meest geavanceerde technische kennis, diepzinnige wiskunde en een nieuwe aanpak van industriële productie.[284] In een hoorzitting voor een Senaatscommissie schetste de voorzitter van het National Science Board, Detlev Bronk oplossingen voor de problemen in de wetenschap. Zo zou er meer federale steun voor onderzoek en onderwijs in de technische wetenschappen moeten komen, zou het onderwijs op basis- en middelbare scholen in de wis- en natuurkunde verbeterd dienen te worden, waarbij er meer nadruk op het creatieve denken in plaats van het van buiten leren gelegd moest worden. Vanaf dat moment ging het snel, aldus McDougall.[285]

President Eisenhower schreef ondertussen, daarbij gesteund door James Conant en James Killian, een wetsontwerp waarin hij zijn behoudende ideeën afzette tegen de pretenties van de technocraten. Enerzijds werden in het ontwerp meer wetenschappers en ingenieurs toegelaten en gefinancierd, anderzijds verzette de president zich tegen een permanente uitbreiding van die faciliteiten en was hij voorts van mening dat deze maatregelen alleen de militaire en sociale problemen niet konden oplossen. Conform het Republikeinse gedachtegoed, waarbij de centrale overheid zich terughoudend diende op te stellen, was Eisenhowers programma voor hulp aan studenten in de wetenschap, in de techniek en vreemde talen expliciet als tijdelijk bedoeld en mocht de centrale overheid de controle over het lokale onderwijs niet van de lokale overheid en andere lokale instituties overnemen.

‘ “ The federal role”, Eisenhower insisted, “is to assist – not to control or supplant – [local] efforts.” [286]

 

Op 2 september 1958 ondertekende Eisenhower zijn ontwerp, dat door beide partijen in het Congres aanvaard was, als de ‘National Defense Education Act’ [NDEA],

‘ “ ..an emergency undertaking to be terminated after four years ….. to bring American education to levels consistent with the needs of our society.” [287] 

 

O.a. de wetenschapper en bestuurder Herbert F.York vond de toevoeging ‘Defense’ wel heel erg overtrokken. Natuurlijk moest er beter onderwijs komen, zo schreef hij. Eigenlijk had de wet de ‘National Sputnik Education Act’ genoemd dienen te worden te noemen, maar dat was te doorzichtig, was zijn sceptische opmerking. Om dan maar ‘Defense’ in de naam van de wet op te nemen vond hij niets. [288]

 

Op grond van de NDEA werden miljarden extra dollars in het decennium daarna, dus over een veel langere periode dan de wettelijke beperking van vier jaar, gegenereerd voor het onderwijssysteem in de Verenigde Staten. Niet alleen voor de universiteiten en colleges maar ook voor middelbare en beroepsscholen. Naast de bètawetenschappen werden ook de letterenfaculteiten daarbij betrokken om de studie in de moderne talen en de interesse van studenten om te gaan werken in het onderwijs te stimuleren. De considerans van de wet was zeer kort en luidde:

The Congress finds that an educational emergency exists and requires action by the federal government. Assistance will come from Washington to help develop as rapidly as possible those skills essential to tile national defence.

Nothing is this act shall be construed to authorize any agency or employee of the United States to exercise any direction, supervision, or control over the curriculum, program of instruction, administration, or personnel of any educational institution or school system.[289],

 

waaruit blijkt dat de centrale overheid op het terrein van het onderwijs in de ruimste zin zich terughoudend zal opstellen. De wet vermeldde de soorten van federale steun: leningen voor studenten in het hoger onderwijs en voor de instituten. Voorts financiële middelen voor het wetenschappelijk onderwijs en het onderwijs in vreemde talen en om postdoc-onderzoek te kunnen verrichten op het terrein van defensie. Daarnaast werden er middelen beschikbaar gesteld om mogelijk capabele studenten op te sporen, te testen en te begeleiden. Ook werden er financiën voor de informatievoorziening, met gebruikmaking van de moderne media, voor onderwijsdoeleinden en voor informatie over de wetenschap aan het publiek middelen beschikbaar gesteld. [290]

De staten werden opgeroepen om soortgelijke maatregelen te nemen. Volgens Dickson werden op grond van de NDEA tussen 1958 en 1968 aan anderhalf miljoen studenten leningen verstrekt, wat resulteerde in vijftienduizend promovendi extra per jaar. Daarnaast werd in vier jaren één miljard dollar gestoken in technisch onderzoek en wetenschap. De steun van de centrale overheid aan met de wetenschap samenhangende onderzoek steeg met tussen de 21 en 33 procent per jaar gedurende 1964 tot 1969, een verdrievoudiging van de uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in die vijf jaar. Ten tijde van de landing op de maan in juli 1969 was er op grond van de NDEA alleen drie miljard dollar per jaar in het Amerikaanse onderwijs gestoken.[291]

Het gaat te ver, binnen het kader van deze scriptie, de verdere succesvolle ontwikkeling van de Amerikaanse ruimtevaart en rakettechnologie te beschrijven. Na de vluchten in het kader van het Apollo-project culminerend in de maanlanding in juli 1969 werd ook de samenwerking van de Verenigde Staten van Amerika met andere landen uitgebreid, tot 1989 met alleen Westerse landen en Japan, daarna ook met Rusland en diens voormalige satellietstaten en met landen als India, Brazilië en China. Dat deze samenwerking resultaten afwerpt blijkt uit het ‘International Space Station’, dat op een hoogte van 400 kilometer om de aarde cirkelt en waarvan de Verenigde Staten van Amerika en Rusland de belangrijkste deelnemers zijn.[292]

Het meest recente resultaat van die internationale samenwerking is het succesvolle, naar ik begrepen heb, Cassini-Huygens-project dat resulteerde in de landing op 14 januari 2005 van de Huygenssonde op Titaan, de grootste maan van de planeet Saturnus en de tweede in grootte in het zonnestelsel na de maan Ganymedes, die om Jupiter cirkelt. De bedoeling van dit project was om te onderzoeken of er op Titaan,

‘…the only one [moon] with a thick, methane-rich nitrogen atmosphere’

 

enige overeenkomst zou zijn met omstandigheden zoals die in een wel heel ver verleden op aarde voorkwamen of zoals op de website van ESA vermeld is:

‘Experts think that its [Titan] atmosphere resembles that of a very young Earth.’[293]

 

Aan dit project werkten de NASA, het ESA (European Space Agency) en het Italiaanse Ruimte Agentschap (ASI) samen en leverden zeventien landen een bijdrage.      

 

Foto’s afgedrukt in: Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century,175 en 193;

 

 

CONCLUSIES

 

James R. Killian Jr., de eerste door Eisenhower benoemde ‘Special Assistant to the President for Science and Technology’ schreef in de inleiding van zijn boek ‘Sputnik, Scientists, and Eisenhower’ hoe de sovjetsatelliet Spoetnik geweld deed aan een geloof dat de Verenigde Staten zover was gevorderd in zijn technisch kunnen en -capaciteit dat het daarbij geen rivalen had. Dit geloof was zo algemeen dat het bijna ketterij was om het ter discussie te stellen. Een geloof dat ook anderen

possessed their share of technology I was aware, but somehow I pictured them all labouring far behind this country, looking towards the United States for guidance, envying our skills, our trained capacity, and above all our enormous industrial substructure that could be put to the task of converting advanced technological notions into performing hardware.[294]

 

Zoals Killian met zijn landgenoten tót 4 oktober 1957 ervan overtuigd was dat de Verenigde Staten van Amerika technisch en militair een grote voorsprong hadden op de andere landen, dachten de Amerikanen tót 11 september 2001 dat hun land voor bedreigingen van buitenaf onkwetsbaar was. Gelukkig waren er bij de lanceringen van de Spoetnik I, II en III geen slachtoffers (behoudens Laika) in de USSR, voorzover bekend, noch in de USA. Daardoor waren de reacties van de overheid, media en publiek ook gematigder dan na 9/11.

Wel werd op 4 oktober 1957 duidelijk dat Amerika een achterstand had opgelopen ten opzichte van de USSR op het gebied van ruimtevaartontwikkeling en -technologie. Die achterstand bestond al sinds het einde van WO II. De Russen hadden al vóór 1940 min of meer geslaagde experimenten met raketten uitgevoerd. Hun kennis werd na WO II nog eens vergroot doordat de naar Rusland gebrachte Duitse deskundigen snel werden ingezet bij hun ruimtevaartontwikkeling. De Amerikanen hadden zich in WO II maar op beperkte schaal bezig gehouden met de rakettechnologie, die dan ook nog gedeeltelijk van de Britten werd overgenomen, maar zich geconcentreerd op de ontwikkeling van het atoomwapen in het Manhattan Project. Toen mede door dat wapen, na de overwinning op de Europese As-staten in mei 1945, Japan in augustus 1945 vernietigend verslagen kon worden, was de Amerikaanse overheid er niet direct van overtuigd dat atoomwapens binnen haar beleid pasten. McDougall oordeelt: ‘Yet, for all that, the atomic bomb had not found a place in U.S. strategy.’[295]

 

Na de geslaagde Bikini Atoll-proeven met atoombommen in 1946 en 1947 werd duidelijk dat deze bommen elk land zowel militair als in zijn sociale en economische structuur konden vernietigen en werd aan de productie van atoombommen alle prioriteit gegeven. Medio 1947 werd de United States Airforce (USAF) een afzonderlijk onderdeel van de Amerikaanse strijdkrachten, naast het leger, de marine en de mariniers. Ook de bouw van langeafstandsbommenwerpers kreeg veel aandacht. Het team van Wernher von Braun, dat na WO II naar de US was overgebracht hield zich, als onderdeel van het Amerikaanse leger, in de woestijn van New Mexico nog op beperkte schaal bezig met de raketontwikkeling en -technologie. De Amerikaanse strategische defensie concentreerde zich na 1947 op de bouw van atoombommen en op de voor het transport noodzakelijke langeafstandsbommenwerpers en had daarmee een militair overwicht op de Sovjet-Unie. De Amerikaanse luchtmacht richtte haar aandacht op de ontwikkeling en, met behulp van de industrie, de productie van ICBM’s en IRBM’s, maar dat kostte allemaal veel tijd, zodat die wapens pas na de Spoetniklanceringen in 1957 en 1958 operationeel werden. Al in 1952 was bij de Amerikanen bekend dat de Russen met de ontwikkeling en bouw van de ICBM en IRBM’s bezig waren. In deze periode werd de Koude Oorlog tussen de USA en de USSR steeds heftiger, mede doordat de Amerikanen in november 1952 de waterstofbom ontwikkelden maar er pas in mei 1956 in slaagden een geslaagde proef te nemen met dit ultieme wapen. De USSR was weliswaar later met de ontwikkeling (augustus 1953), maar was zoals ook in 1957 bleek met de lanceringen van de Spoetniks, sneller met het testen (november 1955) van de waterstofbom. De in januari 1953 aangetreden president Eisenhower had zich, in feite als zijn voorganger Truman, ten doel gesteld het overheidsbudget, ondanks de hoge kosten van de nationale defensie die door de Koude Oorlog veroorzaakt werden, niet uit de hand te laten lopen, maar werd daarin gehinderd doordat de Amerikaanse economie in een recessieperiode terecht kwam.

In oktober 1954 zette het ‘Killian Panel’ in zijn rapport ‘Technological Capabilities Panel (TCP) Report’ uiteen hoe deze commissie dacht over de militaire en technische ontwikkelingen en hoe de militaire verhoudingen tussen de twee grootmachten zich zouden ontwikkelen. De conclusies in dit rapport hielden in dat de Verenigde Staten zich versneld moesten gaan bezighouden met de ontwikkeling, gevolgd door de bouw van ICBM’s, IRBM’s, een ‘Distant Early Warning System (DEW) en vooral ook de mogelijkheden om de spionagecapaciteit te vergroten. De laatste aanbeveling resulteerde in de bouw van het spionagevliegtuig U-2 dat in juni 1956 operationeel werd in Turkije en Pakistan. Alle andere aanbevelingen werden weliswaar door President Eisenhower overgenomen, daarbij gesteund door het Congres, maar kostten veel meer tijd of bleken, zoals het DEW maar moeilijk technisch uitvoerbaar.

De betrekkelijke zelfgenoegzaamheid bij de Amerikaanse overheid ten aanzien van de defensie, gestoeld op een door deze overheid al of niet terecht ervaren nucleaire overwicht met langeafstandsbommenwerpers over de USSR, welke door de geslaagde proeven door de Sovjet-Unie met de waterstofbom al in november 1955 een gevoelige knauw had gekregen, werd abrupt teniet gedaan door de lancering van de Spoetnik op vrijdag 4 oktober 1957.

Van alle kanten, door de politiek, de media, het bedrijfsleven en het publiek in de

Verenigde Staten van Amerika werd president Eisenhower aangevallen over deze door

zeer vele Amerikanen gevoelde aanslag op de Amerikaanse soevereiniteit. De president had toen al te lijden van de kritiek over het gebrek aan doortastendheid bij het oplossen van de rassenrellen in Arkansas, maar vooral doordat hij geen federale wetgeving tot stand bracht om de door het Hooggerechtshof vastgestelde rassendiscriminatie op te lossen dan wel te verminderen.

Eisenhower erkende volmondig dat het imago van de Verenigde Staten van Amerika politiek een publicitaire nederlaag had geleden, maar zeer zeker niet militair. Hij wees daarbij naar de spionagecapaciteit en het nucleaire overwicht. Ook verzette Eisenhower zich tegen druk om de ontwikkeling en bouw van ICBM’s en soortgelijke kleinere raketten op zeer korte termijn uit te breiden. Voor hem bleef begrotingsevenwicht, dan wel een zo’n klein mogelijk tekort, prioriteit behouden wat niet wil zeggen dat Eisenhower geen zorgen had over de Amerikaanse defensie. Maar ‘I’d like to kow what’s on the other side of the moon, but I won’t pay to find out this year’,zo zei Eisenhower tegen zijn kabinet op 1 november 1957 (bladzijde 80).

 

Ook was Eisenhower van mening dat de USA geen hoge prioriteit gegeven had aan wetenschappelijk onderwijs en aan de plaats van de wetenschap in de maatschappij in het algemeen. In november 1957 verscheen het ‘Gaither Report’ met als belangrijkste constatering:

‘The Panel found no evidence “to refute ‘the conclusion that the USSR intentions are expansionist, and that her great efforts to build military power go far beyond any concept of Soviet defense.” ’

 

bladzijde 83). De door de Gaither-commissie aanbevolen inhaalprogramma’s gingen voor Eisenhower echter te ver. Eisenhower hield zijn rug recht en hij kon dankzij zijn unieke prestige o.a. als legeraanvoerder ‘nee’ zeggen tegen de verzoeken om schuilplaatsen, meer bommen, meer bommenwerpers en meer onderzoek en ontwikkeling van  raketten. Hij bleef dat doen tot aan het eind van zijn regeerperiode in januari 1961. Zijn biograaf Stephen Ambrose vermeldt dat Eisenhower in zijn ‘State of the Union’ toespraak voor het Congres op 9 januari 1958 onder meer zei dat hij toegaf dat hij, en velen met hem, de psychologische gevolgen van de lancering van de Spoetniks onderschat had en voorts dat we op een ander terrein niet dezelfde fout moeten maken namelijk dat de Verenigde Staten niet alert reageren op het veel belangrijker economisch offensief van de Sovjet-Unie, waarmee hij tegengas gaf tegen al die pogingen om de defensie-uitgaven structureel sterk te verhogen. (bladzijde 89)

Ondanks de financiële beperkingen die door de centrale overheid waren opgelegd waren de drie defensieonderdelen, het leger, de marine en de luchtmacht, al vóór 4 oktober 1957 druk doende met de ontwikkeling en bouw van raketten. De concurrentie tussen de drie onderdelen was groot. De marine met haar Vanguard-raket kreeg van defensie de eerste lanceermogelijkheid. Het leger, met in zijn team de ontwerper van de zo gevreesde V2 raket in WO II, de voormalige SS-officier Wernher von Braun, met de Jupiter C-raket moest maar wachten op zijn kans. Onder druk van de geslaagde Spoetnik I en II lanceringen, wilde defensie zo snel mogelijk laten zien dat ook de USA in staat was een satelliet in de ruimte te brengen. Toen de lancering van de Vanguard op 6 december 1957 jammerlijk mislukte - dit had eigenlijk een testlancering moeten zijn maar was onder politieke druk in een mislukte publiciteitsstunt ontaard - waren de rapen gaar, speciaal bij de voorzitter van het ‘Preparedness Subcommittee of the Senate Armed Service Committee’ de democratische senator Lyndon B. Johnson, de latere vice-president en president. Deze commissie  hield in die periode hoorzittingen over de volgende, kort samengevatte, vragen:

‘Has the civilian economy been overly pampered? Have balanced budgets jeopardized world security? What is wrong with American education? If the issue has a merit, the politics will take care of themselves.

 

(bladzijde 102). Johnson liet zich in zijn toespraak, toen het comité voor de kerstvakantie 1957 uiteen ging naar mijn mening pathetisch, uit:

‘I think that all of us remember the day after Pearl Harbor. There were no internationalists and no isolationists; no Republicans and no Democrats…….

 

(bladzijde 109) De 17 aanbevelingen van het comité in zijn rapport, dat begin februari 1958 verscheen, werden door president Eisenhower, zijn kabinet en het Congres overgenomen en tot uitvoering gebracht. Zo begon op 1 oktober 1958 de National Aeronautics and Space Administration (NASA) met haar werk daarbij gesteund met veel meer geld van de centrale overheid, dan haar voorganger, de NACA. Daarnaast dienden, volgens de aanbevelingen, de ontwikkeling en bouw van raketten versneld te worden, dienden er meer onderzeeboten gebouwd te worden, onderzoek naar anti-raketwapens en de bouw van een raketmotor met een stuwkracht van een miljoen ‘pound’ (± 454.000 kilo).

Ondertussen was het Amerikaanse leger er met zijn JUNO C-raket op 31 januari 1958 erin geslaagd de eerste Amerikaanse satelliet Explorer in de ruimte te brengen, wat de Amerikanen in het algemeen weer zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen gaf, na de paniek die onder Amerikaanse politici, de media en publiek die was uitgebroken na de lanceringen van de Russische Spoetnik I, II en III in het najaar van 1957 en het voorjaar van 1958.

President Eisenhower en zijn naaste getrouwen hadden zich door dit alles niet in paniek laten brengen, maar voerden hun politiek van uitbreiding van het ruimtevaartonderzoek, voorzover dit paste in de financiële ruimte, uit. Die politiek heeft uiteindelijk de zo in de USA in het najaar van 1957 ervaren achterstand ten opzichte van de USSR in de jaren daarna en vooral onder Eisenhower’s opvolger John F. Kennedy in een voorsprong omgezet.

Tot slot is mijn belangijkste conclusie dat de lancering van de Russische Spoetniks het Amerikaanse ruimtevaartprogramma, dat in oktober 1957 op bescheiden schaal al in uitvoering was, en de ontwikkeling van de ruimtevaarttechnologie in het algemeen heeft versneld. Met de raketmotor die het Johnson-comité in 1958 had aanbevolen is uiteindelijk de basis gelegd voor de Saturnus V, met een motor met een stuwkracht van ± 2,5 miljoen kilo, waarmee in juli 1969 de Apollo 11 gelanceerd werd en waardoor op 20 juli 1969 de Amerikaanse ruimtevaarders Neil Amstrong en Buzz Aldrin op de maan konden stappen.

 

 

Foto’s afgedrukt in Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space, 166;

 

 

Bronnen:

 

Robert H. Zieger, The Historiography of Crisis: The Moral Panic of 1957 – 1962

Het eerste hoofdstuk, bladzijden 1 tot en met 21 voorzien van een notenapparaat, van deze studie, is in mijn bezit, maar ik mag niet, op uitdrukkelijk verzoek van Prof Zieger, uit dit hoofdstuk publiceren.

motto van zijn studie: ‘We have met the enemy and he is us’  aldus Walt Kelley.

 

Dagbladen: The New York Times, The Washington Post en The Philadelphia

     Inquirer

Weekbladen: TIME, LIFE en THE NATION

Literatuur

Ambrose, Stephen E.,  Eisenhower Soldier and President, Simon & Schuster,

New York en Londen, edition 1991

Beschloss, Michael R., MAYDAY Eisenhower, Khrushchev and the U–2 Affair,

                       Harper & Row, Publishers, New York, 1986

Bezemer, J.W. Een Geschiedenis van Rusland Van Rurik tot Gorbatsjov,

                       Uitgeverij G.A. Van Oorschot, Amsterdam, 1988

Braun, Wernher von, Reminiscences of German Rocketry’,

          Journal of the British Interplanetary Society, 15e jaargang

         (1956)

Braun, Wernher, von en Frederick I. Ordway III, History of Rocketry & Space

         Travel,  Thomas Y. Crowell Company, New York, 1966

Braun, Wernher von, ‘Reminiscences of German Rocketry’, Journal of the British

         Interplanetary  Society, jaargang 15

 

Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, Walker & Company, New

              York, 2001

Dow, Peter, B., Schoolhouse Politics: Lessons from the Sputnik Era, Harvard

                                      University Press, Cambridge, Mass, 1991;

Gilzin, Karl, Sputnik and After, Macdonald & Co (Publishers), London, 1959

Harlow, Shapely, Moonstruck U.S.A. 1. Satellite Hysteria… , artikel in ‘The

Nation’ 1957

Huzel, Dieter K, Peenemünde to Carnaveral, Prentice Hall, Englewoods Cliffs,

New Yersey, 1962                               

  Killian, J. R. , Sputniks, Scientists and Eisenhower, MIT Press, Cambridge,

Mass, 1977

McDougall, Walter A., ...The Heavens and the Earth A political History  of the  

Space Age, Basic Books, Inc. Publishers, New York, 1985

Norton, Mary Beth ed., A People and a Nation A History of the United States,

Houghton Miffklin Company, Boston New York, 1998

Parott, Bruce, Politics and Technology in the Soviet Union, Cambridge , Mass,

1983

Rosenbaum, Robert A., The Penguin Encyclopaedia of American History, Penguin

Reference, New York, 2003

Speer, Albert, Infiltration, vertaald uit het Duitse Der Sklavenstaat,

Ulsteinbuch No.3041, Ullstein GMBG, Frankfurt/Main-

Berlin-Wien 1981

Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun Crusader for

Space,A Bibliographical Memoir, Krieger Publishing

Company, Malabar Florida, 1996

 

Tokady, G.A., ‘Soviet Rocket Technology’ Technology and Culture, herfst 1963

Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Martinus Nijhoff, den

    Haag, negende druk, 1970

York, Herbert, Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race, Simon

                            and Schuster, New York, 1970

NASA Historical Staff Note 21 STATEMENTS OF PROMINENT AMERICANS

ON THE OPENING OF THE SPACE AGE A

Chronology of Select Statements October 4, 1957 to  

November 13, 1958 (HSN 22) van de hand van de

NASA medewerkster  Lynne L. Daniels,  gedateerd 15 juli 1963

NASA Historical Staff Note 22 THE IMPACT OF SPUTNIK I,

   Case-study of American Public Opinion At the Break of

   the Space AgeOctober 4, 1957, samengesteld door de

   NASA medewerkster Martha Wheeler George,

    gedateerd 15 juli 1963

http://www.hq.nasa.gov/office/pao/History/factsheet.htm

http://www.esa.int/export/esaHS/ESAR78708_iss_0.html http://ishi.lib.berkely.edu/cshe/ndea/ndea.html

http://www.esa.int/SPECIALS/Cassini-Huygens/SEM

 

 

Bunnik, december 2005

Piet Baas,

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Martinus Nijhoff, Den Haag, negende druk, 1970,

   1738;

[2] Dickson, Paul. Sputnik The Shock Of The Century, 28-29;

[3] Ibidem, 29;

[4]  Dickson, Sputnik The Shock Of The Century, 37-38;

[5] McDougall, Walter, A., …. The Heavens and The Earth A Political History of the Space Age,  Basis Book

   Publishers., New York, 1985; 20;

[6] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry H-K Lange History of Rocketry & Space Travel,

  Thomas Y. Crowell Company, New York, 1966;

[7] Dickson, Paul, SputnikThe Shock of the Century, Walker Company, New York, 2001;

[8] Ibidem 40;

[9] Ibidem, 41;

[10] Dickson, Paul, SputnikThe Shock of the Century ,41m;

[11] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, A Biographical

    Memoir, Krieger Publishing Company, Malabar, Florida, 1996, 157

[12] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 43;

[13] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 158;

[14] McDougall, Walter, A., …. The Heavens and The Earth A Political History of the Space Age, 477;

[15] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 42;

[16] http//www.hq.nasa.gov/office/pao/History/factsheet.htm;

[17] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry ,H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,   57;

[18] Ibidem;

[19] Ibidem, 58;

[20] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 48;

[21] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 25;

[22] Ibidem, 26;

[23] Ibidem, 27;

[24] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 27;

[25] Parrott, Bruce, Politics and Technology in the Soviet Union, Cambridge, Mass. 1983, 5-6;

[26] McDougall, Walter, A., … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 28;

[27] McDougall, Walter, A., … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 29;

[28] Bezemer, J. W. Een geschiedenis van Rusland Van Rurik tot Gorbatsjov, Uitgeverij G. A. van Oorschot, Amsterdam, 1988, 258;

[29] Ibidem, 259;

[30] Ibidem;

[31] Ibidem, 268;

[32] Ibidem, 269;

[33] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age,33;

[34] Ibidem;

[35] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space, 34;

[36] Ibidem, 35;

[37] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space, 35;

[38] Bezemer, J. W. Een geschiedenis van Rusland Van Rurik tot Gorbatsjov, 275-276;

[39] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 35;

[40] Ibidem, 37;

[41] Ibidem; 

[42] Ibidem;

[43] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space, 37;

[44] Ibidem, 38;

[45] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age,  39;

[46] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 67;

[47] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century,  64;

[48] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Ibidem, 46;

[49] Tokady, G.A., ‘Soviet Rocket Technology’ Technology and Culture (herfst 1963): 523; citaat 

    overgenomen uit  McDougall Walter, A, The Heavens and the Earth A Political History of the Space

    Age, 46;

[50] Ibidem, 40;

 

[51] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry ,H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel, 0;

[52] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, A Combined Edition

    of A Biographical Memoir and An Illustrated Memoir, Kroeger Publishing Company, Malabar, Florida, 26;

[53] Ibidem,27;

[54] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,

    70;

[55] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, A Combined Edition

    of A Biographical Memoir and An Illustrated Memoir, 27;

[56] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space  

    Travel,104;

[57] ,Ibidem105;

 

[58] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space

    Travel,105;

[59] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, A Combined Edition

    of A Biographical Memoir and An Illustrated Memoir, 27;

[60] Braun, Wernher von, ‘Reminiscences of German Rocketry’, Journal of the Britisch Interplanatary Society,

    jaargang 15, nummer mei-juni 1956;

[61] Braun, Wernher von, ‘Reminiscences of German Rocketry’, Journal of the Britisch Interplanatary Society,    

    108;

[62] Dickson, Paul. Sputnik, The Shock of the Century, 53;

[63] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,

    114;

[64] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 59;

[65] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century 56;

[66] Ibidem 61;

[67] Speer, Albert, Infiltration, vertaald uit het Duitse Der Sklavenstaat, Ulsteinbuch No 33041, Ullstein

     GMBH,  Frankfurt/Main-Berlin – Wien, 1981, door Joachim Neugroschel, Macmillan,New York, 1981, 

   geciteerd in Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 61;

[68] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,   

    116;

[69] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 62;

[70] Ibidem;

[71] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 67;

[72] Ibidem;

[73] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel

    78;

[74] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Trave,82;

[75] Ibidem,8l;

[76] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,

    84-85;

[77] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space

    Travel,85;

[78] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 78;

[79] Ibidem;

[80] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 79;

[81] Ibidem;

[82] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,

    86;

[83] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel

    88;

[84] Ibidem, 89;

[85] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel  

    91;

[86] Ibidem, 92;

[87] Ibidem, 92-93;

[88] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,   

    93;

[89] Ibidem;

[90] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 89;

[91] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space Travel,  

  93;

[92] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space, 95;

[93] Ibidem, 98;

[94] Ibidem;

[95] Braun, Wernher von, Frederick I Ordway III en Harry, H-K, Lange, History of Rocketry & Space, 98;

[96] Dickson, Paul, Sputnik, the shock of the century, 55;

[97] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 65;

[98] Ibidem, 52;

[99] Ibidem, 53;

[100] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 55;

[101] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 86;

[102] Dougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 86;

[103] Ibidem, 87;

[104] Ibidem, 96;

[105] Dougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age,  86, 108;

[106] York, Herbert F., Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race, Clarion book published by

      Simon a and Schuster, New York, 1970, 80-81;

[107] Ibidem, 228-239;

[108] Rosenbaum, Robert A., The Penguin Encyclopedia of American History, Penguin Reference, New York,

     2003, 189;

[109] York, Herbert F., Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race, 81;

[110] Ibidem, 83;

[111] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 115;

[112] Ibidem, 113;

[113] McDougall, Walter, A, … The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 113-114;

[114] Ibidem, 114;

[115] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 116;

[116] Ibidem, 149;

[117] York, Herbert F., Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race, 84;

 

[118] York, Herbert F., Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race 99;

[119] The New York Times, 6 October 1957, bladzijde 43, 7e kolom;

[120] The New York Times, October 7, 1957, bladzijde 17, kolom 2;

[121] Ibidem;

[122] Dickson, Sputnik The Shock of the Century, 107;

[123] Gilzin, Karl Sputniks and After, Macdonald & Co (Publishers), London 1959, 107;

[124] The New York Times; 6 October 1957, bladzijde 3, 5e kolom

[125] The New York Times; 6 October 1957; bladzijde 17, kolom 1;

[126] Ibidem, bladzijde 42, 3e kolom;

[127] Ibidem, bladzijde 43, 2e kolom;

[128] The New York Times, 8 October 1957;                                                                                                                                                  

[129] The New York Times, 6 October 1957, bladzijde 42, kolom 1;

[130] Naast  de boeken vermeld in de literatuurlijst heb ik in deze en volgende paragrafen die betrekking hebben

     op de reacties in de Verenigde Staten op de lancering van de Spoetnik veel gebruik gemaakt van twee

     publicaties van  de  historische staf  van  NASA, te weten:  NASA Historical Staff Note 21 THE IMPACT

    OF SPUTNIK I, Case-study of American Public Opinion  At the Break  of the Space Age October 4, 1957,

     (HSN 21) samengesteld door de NASA medewerkster Martha Wheeler George  en  NASA Historical Staff

     Note 22 STATEMENTS OF PROMINENT  AMERICANS ON THE OPENING OF THE SPACE AGE A

     Chronology of Select Statements October 4, 1957 to  November 13, 1958 (HSN 22) van de hand van de

     NASA medewerkster Lynne L. Daniels. Beide publicaties zijn gedateerd 15 juli 1963. Voorts heb ik

     gebruik gemaakt van berichten en commentaren  gedurende oktober 1957 in  het invloedrijke landelijke   

     dagblad  The New York Times (NYT), in het regionale dagblad The  Philadelphia Inquirer  (PI), van de

      ‘coverstory’ in het geïllustreerde weekblad LIFE van 21 oktober 1957, van het redactionele  commentaar

      ‘Letters to the Editor’ in het vierde kwartaal 1957 in het weekblad TIME en van het, in het voor

     Amerikaanse begrippen linkse, weekblad The NATION (TN).

 

[131] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 110-111;

[132] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 111;

[133] The New York Times , 5 oktober 1957; bladzijde 3, 5e kolom.

[134] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, A Touchstone Book, Simon & Schuster , New

     York, 1990;

[135] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, 241;

[136] Ibidem, 250;

[137] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, 264;

[138] Rosenbaum, Robert, A, The Penguin Encyclopedia of American History, 43;

[139] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, 368;

[140] Ibidem;

[141] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, 368 ;

[142] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 108;

[143] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 142;

[144] Ibidem;

[145] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century , 118;

[146] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President ,449;

[147] Ibidem;

[148] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 112;

[149] The New York Times, 6 Oktober 1957, zoals geciteerd in HSN 21, bladzijde 1;

[150] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century , 112;

[151] Congress, Senate Committee on Aeronautical and Space Sciences Documents on International Aspects of

     the Exploration and Use Of Outer Space (1954-1962),(Staff Report Document No. 18, 48-49, zoals

     geciteerd in H SN 21, bladzijde 5;

[152] Congress, Senate Committee on Aeronautical and Space Sciences Documents on International Aspects of

      the  Exploration and Use Of Outer Space (1954-1962), (Staff Report Document No. 18, 48-49, zoals

     geciteerd in HSN 21, bladzijde 5;

[153] The New York Times , 10 oktober 1957, bladzijde 1, 1e kolom;

[154] Ambrose, Stephen E, Eisenhower Soldier and President, 450;

[155] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 119;

[156] The New York Times, 10 oktober 1957, bladzijde 14, 1e kolom;

[157] Ibidem;

[158] The New York Times, 10 oktober 1957, bladzijde 14, 1e kolom;

[159] Ibidem, bladzijde 14, 2e kolom;

[160] The New York Times, 10 oktober 1957, bladzijde 14, 8e kolom;

[161] Eisenhower, Dwight David, Public Papers of the President, 1957- 1958, Washington D.C. GPO, 1958 and

      1959, page 20, als geciteerd in HSN 21 bladzijde 5;

[162] U.S. Air Force Research and Analysis Division, The Military Mission in Space – A Summary of Views by

     Prominent  Americans, Aug. 24, 1962, als geciteerd in HSN 21 bladzijde 6;

[163] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age ,152;  ‘

[164] Ambrose, Stephen, A., Eisenhower Soldier and President, 452;

[165] Ambrose, Stephen, A., Eisenhower Soldier and President, 452;

[166] Ibidem;

[167] Ibidem, 453;

[168] Ambrose, Stephen, A., Eisenhower Soldier and President , 453;

[169] Ibidem;

[170] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 141-142;

[171] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 144;

[172] Ibidem;

[173] Dickon, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 145;

[174] Beschloss Michael R., MAYDAY, Eisenhower, Khrushchev and the U-2 Affair, Harper & Row, New York,

      1986, 148-149;   

[175] Ibidem, 149;

[176] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 145; volgens deze auteur was deze naam ontleend aan

     een cartoon van Herblock in de Washington Post. Hierop speurt Eisenhower tijdens zijn speech in de    

     ruimte op zoek naar  de Sputnik II;

[177] Eisenhower, Dwight David, Public Papers of the President, 1957- 1958, Washington D.C. GPO, 1958 and

     1959, 790-791, zoals geciteerd in HSN 21, bladzijde 14;

[178] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 150;

[179] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century ,146;

[180] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 150;

[181] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 146;

[182] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age ,151;

[183] Killian, James R. Jr., Sputnik, Scientists, and Eisenhower. A Memoir of the First Special Assistant to the

     President for Science and Technology, The MIT Press, Cambridge (Mass) and London, 1977, 99;

[184] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age ,151;

[185] Ibidem;

[186] Ibidem;

[187]‘ McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 151;

[188] Killian, James R. Jr., Sputnik, Scientists, and Eisenhower. A Memoir of the First Special Assistant to

      the President for Science and Technology, 99;

[189] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century, 149;

[190] Dickson, Paul, Sputnik, The Shock of the Century,150;

[191] Ibidem;

[192] Witkin, Richard (ed.) The Challenge of the Sputniks, Garden City, NY: Doubleday, 1958, 40, zoals

      geciteerd in HSN 22, bladzijde 12;

[193] Eisenhower, Dwight David, Public Papers of the President, 1957- 1958, Washington D.C. GPO, 1958 and

      1959, 234, zoals geciteerd in HSN 21, bladzijde 16;

[194] Dickson Paul, Sputnik The Shock of the Century , 162;

[195] Ibidem;

[196] Ambrose, Stephen, A , Eisenhower Soldier and President, 453;

[197] Ambrose, Stephen, A , Eisenhower Soldier and President, 453;

[198] Ibidem

[199] Ibidem;

[200] Ibidem, 453-454;

[201] Ambrose, Stephen, A , Eisenhower Soldier and President, 454;

[202] The New York Times van  10 januari 1958, zoals geciteerd in HSN 21, bladzijde 21.

[203] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 85;

[204] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 87;

[205] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 89;

[206] Von Braun, Wernher and Frederick I Ordway III, History of Rocketry and Space Travel, 162; gecursiveerd

      in origineel;

[207] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century , 89-90;

[208] Ibidem, 90;

[209] Ibidem, 91;

[210] NASA SP –4202, 1970, new page 125. Lindbergh’s verhaal was gedateerd 11 augustus 1969.

     Overgenomen  uit Dickson, Paul,  Sputnik The Shock of the Century , 91;

[211] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 261;

[212] Ibidem, 93;

[213] Von Braun, Wernher and Frederick I Ordway III, History of Rocketry and Space Travel, 161;

[214] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 154;

[215] Ibidem, 155;

[216] Ibidem,156;

[217] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 157;

[218] Ibidem;

[219] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 157;

[220]  Ibidem, 159;

[221] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 168;

[222] Ibidem;

[223]Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century ,174;

[224] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 168 en

     Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 174. Beiden citeren uit Eisenhower, Dwight D,

     The White House Years: Waging Peace 1956-1961, 256;

[225] Ibidem, 168;

[226] Stuhlinger, Ernst en Frederick I. Ordway III, Wernher von Braun, Crusader for Space, 138;

[227] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 177;

[228] Ibidem, 176;

[229] Ibidem, 179;

[230] Ibidem, 181;

[231] The New York Times van 6 oktober 1957; citaat uit NHN nr. 21, 1 en NHN nr 22, 1;

[232] Washington Post van 6 oktober 1956; citaat uit NHN nr. 21, 1;

[233] The New York Times van 6 oktober 1957, bladzijde 43, 7e kolom;

[234] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 142-143;

[235] Ibidem, 149, met verwijzing  naar een memo van Charles Brewton, LBJ Library, Senate Papers, Box 421;

      cursiveringen ook in het origineel.

[236] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 152, over

      genomen uit: US Senate, Committee on Armed Services, Inquiry into Satellite and Missile Programs

     Hearings Before the Preparedness Investigating Subcommittee, 85th Congr., 1st and 2nd Sess.(Washington

     D.C, 1958), vol.1 pp. 1-2;

 

[237] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 152, over

      genomen uit: US Senate, Committee on Armed Services, Inquiry into Satellite and Missile Programs

     Hearings Before the Preparedness Investigating Subcommittee, 85th Congr., 1st and 2nd Sess.(Washington

     D.C, 1958) 152;

[238] Congres, Senate, Preparedness Investigating Subcommittee of the Armed Services, Part I Hearings,

      November in NHN 22, 13;

[239] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 152

[240] Congres, Senate, Preparedness Investigating Subcommittee of the Armed Services, Part I Hearings,

      November  25 1957, 36, geciteerd in NHN 21, 17;

[241] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 153;

[242] Dickson, Paul, Sputnik the Shock of the Century, 152;

[243] Ibidem;

[244] Ibidem;

[245] Ibidem;

[246] Ibidem;

[247] Ibidem;

[248] Dickson, Paul, Sputnik the Shock of the Century ,152;

[249] Ibidem;

[250] Ibidem;

[251] Ibidem, 154;

[252] Dickson, Paul, Sputnik the Shock of the Century, 154;

[253] Ibidem;

[254] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 153-154;

[255] Ibidem;

[256] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 153-154;

[257] Ibidem, 155;

[258] U.S. Senate, Inquiry into Satellite and Missile Programs, vol. 1, p.1004, als geciteerd in

      McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 155;

[259] U.S. Senate, Inquiry into Satellite and Missile Programs, vol. 1, p.1004, als geciteerd in

      McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 155;

[260] Ibidem;

[261] York F. Herbert, Race to Oblivion A Participant’s View of the Arms Race, 120-121;

[262] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History  of  the Space Age, 155;

 

[263] aangehaald in NASA Historical Note (NHS) 21,1;

[264] LIFE, 21 oktober 1957, bladzijde 23;

[265] LIFE, 21 oktober 1957, bladzijde 22;

[266] citaat overgenomen in een redactioneel commentaar in LIFE van 28 november 1957, bladzijde 34;

[267] geciteerd in TIME van 18 november 1957, bladzijde 16 kolom 2;

[268] Harlow Shapley Moonstruck U.S.A. 1. Satellite Hysteria…., artikel in ‘The NATON’, 26 oktober 1957,

      277-278;

[269] Harlow Shapley Moonstruck U.S.A. 1. Satellite Hysteria…., artikel in ‘The NATON’, 26 oktober 1957,

      277-278;

[270] beide brieven uit TIME, 28 oktober 1957, volume LXX, 3-4;

[271] beide brieven uit TIME, 4 november 1957, volume LXX, 3-4;

[272] beide brieven uit TIME, 11 november 1957, volume LXX, 3;

[273] beide brieven uit TIME, 25 november 1957, volume LXX, 3;

[274] brieven uit ‘Time Magazine’, 9 december 1957, volume LXX, 5-6;

[275] brief uit ‘Time Magazine’, 23 december 1957, volume LXX, 3;

[276] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 158;

[277] Ibidem;

[278] Ibidem, 158-159;

[279] Norton, Mary Beth (ed), A People and an Nation A History of the United States , Houghton Mifflin

     Company,  Boston-New York, 1998, 609;

[280] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 160;

[281] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 225;

[282] Dow, Peter, B., Schoolhouse Politics: Lessons from the Sputnik Era, Harvard University Press, ambridge,

      Mass, 1991;

[283] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 161;

[284] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 226;

[285] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century; 226;

[286] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 162;

[287] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 227;

[288] York, Herbert F., Race to Oblivion, A participants’s View of the Arms Race, 122;

[289] http://ishi.lib.berkely.edu/cshe/ndea/ndea.html

[290] Ibidem;

[291] Dickson, Paul, Sputnik The Shock of the Century, 227-228;

[292] http://www.esa.int/export/esaHS/ESAR78708_iss_0.html;

[293] http://www.esa.int/SPECIALS/Cassina-Huijgens/SEM;

[294] Killian , J.R.,  Sputnik, Scientists, and Eisenhower, MIT Press, Cambridge Mass, 1977, 3;

[295] McDougall, Walter E., …..The Heavens and the Earth A Political History of the Space Age, 93;