De opkomst van de volwassenencartoon: SOUTH PARK. (Andras Avonts)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Voorwoord

 

De eindverhandeling is klaar! Ingebonden en wel! Mijn moment om de wereld te bedanken om het bestaan van pindakaas is daarmee aangebroken… Bij nader inzien ga ik me hier toch maar beperken tot de welgemeende dankwoordjes. Een eindverhandeling is een niet te onderschatten onderneming. De steun en het advies van mijn immer contacteerbare assessor Alexander Dhoest heb ik dan ook steeds bijzonder op prijs gesteld. Bij Filip en Arnoud kon ik terecht voor een occasioneel woordje goede raad en vooral een stimulerend praatje. Het afronden van deze eindverhandeling betekent ook het einde van mijn leven als student. Met een rotsmak beland ik op arbeidsmarkt. Dankzij de jarenlange steun van mijn ouders heb ik me ondertussen kunnen wapenen met een universitair diploma en kan ik de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Bedankt allemaal!

 

 

Inleiding

 

“De duivel heeft hoofdpijn. Zijn partner, Saddam Hussein, trekt zich daar niks van aan. Hij wil boven op Satan kruipen, en tovert een dildo boven de lakens. Hussein is geil. […] In South Park: Bigger, Longer and Uncut zijn obsceniteiten tot norm verheven”, zo begint een recensie van de South Park-film. Alle obsceniteiten ten spijt valt South Park in de smaak bij een volwassen publiek en roemt hetzelfde artikel uit de Volkskrant de film als een “uitgekiende parodie op alles wat braaf en politiek correct is.” Is South Park vetzakkerij voor volwassenen? Is de volwassenencartoon volwassen?

In navolging van The Simpsons wint een hele resem atypische cartoons aan populariteit in de jaren ’90 van de vorige eeuw. Ouderverenigingen reageren verontrust, want zij achten deze tekenfilms ongeschikt voor kinderen. Bij adolescenten en (jong)volwassenen – die doorgaans nochtans weinig interesse betonen voor cartoons – vallen de series wel in de smaak. Waar komen die volwassenencartoons plots vandaan? Hoe beoordeelt de pers de volwassenencartoon? Verschilt hij echt zo sterk van een doorsnee tekenfilm? Over welke onderwerpen buigt de zogenaamde ‘cartoon voor volwassenen’ zich? En op welke manier springt het met die onderwerpen om? Het zijn allemaal vragen die in deze eindverhandeling gesteld zullen worden. Het onderzoek in deze eindverhandeling zal op het Amerikaanse South Park verricht worden. Deze controversiële serie is een van de boegbeelden van de volwassenencartoon. Bovendien is South Park de enige cartoon die bakken kritiek moet incasseren omwille van haar zogenaamd kinderlijke humor en tezelfdertijd ook een satire, een bij uitstek volwassen genre, wordt genoemd. Deze dualiteit schreeuwt om nader onderzoek. Vooraleer echter zelf onderzoek te verrichten, zal een literatuurstudie gemaakt worden, met onder meer een geschiedkundig overzicht van de tekenfilm. Het eigen onderzoek bestaat uit meerdere componenten. Een analyse van persteksten over South Park moet duidelijk maken wat de recensenten over South Park denken. Daarnaast wordt de inhoud van de serie ook zelf onderzocht. We pluizen een steekproef van episodes uit op zoek naar kenmerken van kindertelevisie. Dit moet duidelijk maken in welke mate South Park verschilt van meer conventionele tekenfilms. In wat wellicht het voornaamste deel van het onderzoek is, worden vooral de thema’s in de serie onderzocht. De onderwerpen die South Park behandelt en de manier waarop de reeks dat doet, zullen veel verraden over de volwassenheidsgraad van deze animatieserie. Deze verschillende stappen moeten ons in staat stellen alle bovenstaande vragen te beantwoorden in het algemeen besluit.

 

 

1. Definitie, typologie en geschiedenis van de cartoon

 

1.1. Inleiding

 

South Park is een cartoon, meerbepaald een volwassenencartoon. Daarom zal in dit eerste hoofdstuk wat dieper op de cartoon ingegaan worden. In achtereenvolgende paragrafen worden een definitie, typologie en geschiedenis van de cartoon gegeven.

 

 

1.2.  Definitie

 

Een definitie van ‘de’ cartoon geven is niet evident, want het begrip herbergt een vrij ruime waaier aan betekenissen. Ondanks die diversiteit wijst Harrison (1981, p. 17) op het bestaan van enkele vaste eigenschappen.

 

Een cartoon is een tekening die de werkelijkheid (a) simplificeert en/of (b) overdrijft.

 

Een cartoon is een tweedimensionale voorstelling van een driedimensionale werkelijkheid. Op die manier is een cartoon vanzelfsprekend een vereenvoudiging van die werkelijkheid. Maar het is er tegelijkertijd ook een overdrijving van. De overdrijving kan zich zowel voordoen in de voorstelling van de menselijke personages als in de gebeurtenissen en acties in het verhaal.

 

 

1.3. Typologie

 

Harrison (1981, p. 17) deelt cartoons op in vijf basistypes: de cartoon als illustratie, de cartoon als enkelvoudige tekening, de narratieve cartoon, de geanimeerde cartoon en de cartoonproducten. Bij de cartoon als illustratie is de tekening ondergeschikt aan de bijhorende verbale tekst. De cartoon als enkelvoudige tekening, zoals de humor cartoon, is meestal vergezeld van een ondertitel. Tekst en tekening vormen één geheel. De narratieve cartoon maakt gebruik van tekstballonnen. De cartoons zijn er in een welbepaalde volgorde geplaatst om zo een verhaal te vertellen. In de geanimeerde cartoon of tekenfilm schijnen de tekeningen te bewegen. De tekst staat er op de soundtrack. Cartoonproducten zijn alle cartoons die dienen om een persoonlijke boodschap over te brengen zoals postkaarten of T-shirts. Cartoons onderscheiden zich van elkaar in drie dimensies: de code, de complexiteit en de inhoud. De code zal realistisch of abstract zijn, met complexiteit bedoelen we het verschil tussen een enkelvoudige tekening en een langspeelfilm, en de inhoud, tot slot, kan humoristisch dan wel ernstig zijn. South Park is een geanimeerde cartoon of tekenfilm. Telkens in het verdere verloop van de thesis over een cartoon wordt gesproken, zal het dan ook over een geanimeerde cartoon gaan.

 

 

1.4. Geschiedenis

 

Na bovenstaande verduidelijkingen over de cartoon sluiten we dit hoofdstuk af met een beknopte geschiedenis van de tekenfilm. Daarbij gaat vooral veel interesse uit naar Amerikaanse cartoons. Niet enkel omwille van hun wereldwijde populariteit, maar vooral omdat South Park – en zijn collega-volwassenencartoons – Amerikaanse programma’s zijn en ook cartoons niet in het luchtledige leven, maar beïnvloed worden door hun omgeving.

 Het 17e eeuws Chinese schaduwtheater en de magische lantaarn zijn de oudste voorlopers van de tekenfilm. De tekenfilm zelf ziet echter pas het levenslicht in 1906. Krantencartoonist en filmmaker James Stuart Blackton is er het eerst bij met zijn Humorous Phase of Funny Faces (Horn, 1980, p. 35). De belangrijkste figuur in deze pioniersperiode is echter Emil Cohl. Dankzij hem ziet Frankrijk reeds luttele maanden na Humorous Phase of Funny Faces zijn eerste tekenfilm. Tussen 1908 en 1918 staat Cohl bovendien in voor meer dan 200 films (Horn, 1980, p. 35). Gertie the Trained Dinosaur, de eerste Amerikaanse tekenfilm komt ongeveer drie jaar na Humorous Phase of Funny Faces en staat op conto van Winsor Mc Cay (Lenburg, 1981, p. VII). De eerste tekenfilmsterren zijn afkomstig uit bestaande strips in kranten: Mutt and Jeff, The Katzenjammer Kids, Krazy Kat, Happy Hooligan… Ook het gebruik van tekstballonnen wordt aanvankelijk overgenomen uit de striptraditie. Na 1918 stapt men echter over naar het systeem van de stomme film en wordt gebruik gemaakt van tussentitels. De grootste ster in deze stille periode is Felix The Cat van Pat Sullivan. Felix steelt de show in verscheidene succesfilms, krijgt een eigen stripreeks en is als eerste tekenfilmfiguur de spil van een hele merchandisingindustrie (Harrison, 1981, p. 99).

Een enorm belangrijke innovatie is de intrede van geluid en kleur in de tekenfilm. Het betekent ook het begin van het succesverhaal van Walt Disney: in 1928 is Steamboat Willie de eerste tekenfilm met geluid, in 1932 volgt met Flowers and Trees de eerste tekenfilm in kleur, en in 1937 wordt Snow White and The Seven Dwarfs de eerste succesvolle geanimeerde langspeelfilm (Harrison, 1981, p. 99). Disney is de eerste die zijn personages een herkenbare persoonlijkheid meegeeft (Lenburg, 1981, p. VIII). De dominantie van Disney is enorm en de merchandising rond zijn producten overweldigend. Als eerste laat Disney de televisie uit zijn filmarchieven putten (Harrison, 1981, p. 99). Enkel Max Fleischer is in staat het succes van Disney enigszins te benaderen. Zijn Betty Boop wordt een ster in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Als eerste tekenfilmster confronteert zij het publiek met seks. In tegenstelling tot Disney gaat Fleischer volwassen trauma en emoties niet uit de weg. Vele ouders beschouwen tekenfilmpjes echter als kinderamusement. Een opvatting die nauw verwant is aan het succes van Disney. De aanpak van Fleischer is verontruste ouders dan ook een doorn in het oog. Fleischer is niet enkel de geestelijke vader van Betty Boop, maar ook van een andere grote ster uit die periode, Popeye the Sailor. Beide helden visualiseren de American Dream: maatschappelijk succes voor de harde werker (Peeters, 1989, p. 42). Fleischers langspeelfilms kunnen het succes van Disney niet evenaren. De eerste film, Gulliver’s Travels (1939), is een groot succes, maar de tweede, Mr Bug Goes To Town (1941), wordt een financiële ramp. De Fleischer studio raakt in de problemen en wordt overgenomen door Paramount (Harrison, 1981, p. 101). De naoorlogse periode biedt Disney nieuwe concurrentie: Paul Terry (20th Century Fox) boekt succes met Mighty Mouse (1942) en Heckle and Jeckle (1946), Joe Barbera en Bill Hanna (MGM) pakken uit met het razend populaire Tom and Jerry, Tex Avery (Warner Brothers) is succesvol met Bugs Bunny, Porky Pig en Daffy Duck en Walter Lantz (Universal), tenslotte, kent een monsterhit met Woody Woodpecker (Horn, 1980: p. 42). De humor in deze cartoons is snel, agressief en anarchistisch. Disney lijkt niet te merken dat de humor in de toenmalige cartoons grondig is veranderd. Bij UPA wordt gebroken met de Disney-traditie van dierenfiguren. In de plaats komen menselijke personages als Mister Magoo en Gerald Mc Boing Boing (1951). Deze figuren zijn niet boosaardig, en evenmin grappig op zich. De humor schuilt in de omstandigheden, in het onaangepast zijn aan de Amerikaanse samenleving (Peeters, 1989, p. 82).

 Het belang van de komst van de televisie kan moeilijk overschat worden in de geschiedenis van de geanimeerde cartoon. In de beginperiode, de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw, wordt bij nagenoeg elke projectie van een Hollywood langspeelfilm ook een tekenfilm getoond. Vanaf 1949 wordt het studio’s echter verboden bioscoopuitbaters te dwingen in pakket (hoofdfilm + korte tekenfilm) te kopen. De desinteresse van de bioscoopuitbaters voor de tekenfilm betekent het einde van de tekenfilm op het witte doek. De televisie biedt gelukkig een nieuwe afzetmarkt, zowel voor bestaand materiaal als voor nieuw materiaal (Harrison, 1981, pp. 102-103). Als NBC op 3 mei 1939 begint uit te zenden maken tekenfilms reeds deel uit van de programmatie, met de première van Disney’s Donald’s Cousin Gus. Cartoons zoals Van Beurens Aesop’s Fables en de films van Ub Iwerks worden onmiddellijk na de oorlog opgenomen in televisieprogramma’s voor kinderen. Later worden ook de films van Warner Bros en de Fleischers aangepast aan de televisie (Bendazzi, 1994, p. 234). In de late jaren ’50 wordt televisie definitief het voornaamste medium voor cartoons (Horn, 1980, p. 42). CBS vertoont Terrytoons en zal de studio later zelfs overnemen van Paul Terry. Walt Disney heeft in deze periode zijn eigen televisieprogramma’s: Disneyland in 1954 en The Mickey Mouse Club van 1955 tot 1959 (Bendazzi, 1994, p. 234). De verhuis van de cartoon van het witte doek naar de beeldbuis veroorzaakt ook een aardverschuiving in het beoogde publiek. In de bioskoop was men nog verplicht rekening te houden met de wensen van volwassenen bij de productie van cartoons. Na de verhuis naar de televisie richten tekenfilmproducenten zich doorgaans nog sterker naar een kinderpubliek (Creeber, 2001, p. 73).

 De nummer één op televisiegebied in de jaren ’60 is Hanna & Barbera, opgericht door Joe Barbera en Bill Hanna nadat ze MGM verlieten. De studio blijft lange tijd marktleider. The Ruff and Reddy Show (1957) is nog geen groot succes, maar de tweede serie The Huckleberry Hound Show (1958) breekt wel het ijs. Het volgende Hanna & Barbera succes is Yogi Bear, het beertje met de hoed en de das uit het nationaal park Jellystone. Vervolgens komen The Flintstones (1960), een imitatie van de populaire sitcom The Honeymooners. The Flintstones is de eerste geanimeerde sitcom in prime-time, de eerste voor volwassenen gemaakte cartoon en opnieuw een gigantisch succes voor Hanna & Barbera. Twee jaar later volgen The Jetsons. Deze twee series, The Flintstones en The Jetsons, zijn vooral grappig dankzij het contrast tussen de tijd waarin ze zich afspelen (respectievelijk de prehistorie en de 21ste eeuw) en de gewoonten uit de jaren ’60 die de personages er op nahouden. Een andere populaire serie van Hanna & Barbera is Scooby-Doo (1969) waarin een bange hond en vier jongeren allerlei misdaad-horror-komische avonturen beleven. Het succes van Hanna & Barbera eindigt niet met de sixties. In de jaren ’70 is de grootste hit van de studio The Smurfs, gebaseerd op de tekenverhalen Les Schtroumpfs van de Belgische artiest Peyo (Bendazzi, 1994, pp. 234-235). De vraag naar cartoons voor televisie is bijzonder groot in de jaren ’60. De televisie ziet vooral brood in snel gemaakte cartoons (Harrison, 1981, pp. 102-103). De kwaliteit lijdt echter onder de kwantiteit, het hoge produktietempo en de goedkopere productiemethoden (Creeber, 2001, p. 73). Nauwkeurig werk en vakmanschap zijn niet langer vanzelfsprekend

 In de jaren ’70 en ’80 stabiliseert de vraag naar avonturen- en komische series. Vele maatschappijen ondervinden hierdoor grote moeilijkheden. Hanna & Barbera blijft niet bestaan als een onafhankelijke maatschappij, maar wordt bij de “Taft Entertainment Group” gevoegd. Ook andere, kleinere maatschappijen worden opgekocht. Ruby-Spears Entertainment, opgericht door twee voormalige scenarioschrijvers van Hanna & Barbera en producent van series als Fangface (1978) en Thundarr the Barbarian (1980), wordt eveneens opgenomen in de “Taft Entertainment Group”. Filmation wordt opgeslokt door “Group W Productions” dat op zijn beurt door Westinghouse wordt gecontroleerd. Filmation – in eerste instantie gespecialiseerd in documentaires en reclame – was in 1965 opgedoken in de zaterdagmorgenprogrammatie met een serie over Superman. Zij verwierven later ook enige faam met ondermeer The Archies, The Brady Kids, Gilligan’s Planet en Fat Albert. Na de overname door Group W Productions komen ze in 1983 op de proppen met He-Man and the Masters of the Universe. Twee jaar later volgt de spin-off She-Ra, Princess of Power. De jaren ’80 brengen ons ook de maatschappijen Marvel Production en DIC. Marvel Production wordt in 1980 opgericht als afsplitsing van Marvel Comics, een belangrijke uitgever van strips. Marvel Production staat in voor de productie van Pandamonium, Meatballs and Spaghetti, Dungeons and Dragons en Spiderman. DIC ziet in 1982 het levenslicht. Hun grootste successen zijn The Littles, Inspector Gadget en een vernieuwde versie van Heathcliff, dat eerder al door Ruby Spears op het scherm werd gebracht (Bendazzi, 1994, p. 236).

 In de jaren ’90 maken een aantal oude helden hun come-back in de animatiewereld. Tom and Jerry, Woody Woodpecker, Popeye, Mister Magoo, Mighty Mouse, Heckle and Jeckle, Krazy Kat en Felix the Cat keren terug op het televisiescherm. Maar wel in een verarmde versie. Niet alleen omwille van economische redenen, religieuze groeperingen en moraalridders nemen aanstoot aan het geweld in de beeldverhalen. Dit leidt tot zelfcensuur bij de producenten. Zo wordt bijvoorbeeld het geweld tussen Tom and Jerry flink getemperd (Bendazzi, 1994, p. 236). Een andere evolutie is de groeiende populariteit van Japanse animatie of anime in de Westerse wereld. In 1988 haalt Otomo Katsuhiro met zijn anime Akira een wereldwijde hit. Enkele populaire Japanse cartoons zijn Dragon Ball en Pokemon. Net als in vele andere animes zijn gevechten het voornaamste onderwerp van deze twee series. Ondanks het succes van bovengenoemde series blijft het genre toch vooral een cultfenomeen (Creeber, 2001, p. 75).

 Een bijzonder opvallend gegeven is de verschijning van de volwassenencartoon in de jaren ’90. In dit decennium ontstaat er namelijk een aantal cartoons dat op een meer volwassen publiek mikt, soms door het kinderlijke in volwassenen te bespelen. Op MTV groeit Mike Judges Beavis and Butthead (1993) – oorspronkelijk onderdeel van het programma Liquid Television – uit tot een fenomeen. Twee spin-offs van de serie, King of the Hill (1997) en Daria (1997), boeren eveneens goed. Deze programma’s zijn heel wat minder controversieel dan de twee vuilgebekte mannelijke pubers uit het origineel. Beavis and Butthead kent geen grenzen en richt zich vooral naar een volwassen publiek. MTV kent later ook succes met de animatieseries The Head (1996) en Celebrity Death Match (1998). In die laatste show nemen kleimodellen van beroemde sterren het tegen elkaar op in een arena, en wel tot de dood er op volgt. Dit alles wordt overgoten met de sappige commentaar van twee professionals. Seks en geweld zijn vaak prominent aanwezig in cartoons uit de jaren ’90 (Creeber, 2001, p.73). Ook Ren and Stimpy (1991-1994) – een creatie van Spümco dat op Nickelodeon debuteert – gaat hier gretig in voort (Kricfalusi & Smith, 1996).

 Het vlaggenschip van de vloot volwassenencartoons is zonder enige twijfel de Amerikaanse serie The Simpsons. Matt Groening, een underground striptekenaar, creëert de personages in eerste instantie voor zijn strips. Producer James L. Brooks overtuigt animatiestudio Klasky-Csupo er een serie van te maken (Bendazzi, 1994, p. 236). Reeds in 1989 maakt Groening voor Gracie Films de eerste aflevering van deze vaak gelauwerde, maar soms ook verguisde reeks. De innoverende rol die The Simpsons gespeeld hebben in het animatiewereldje kan moeilijk aangevochten worden. Zo is The Simpsons de eerste cartoon in twintig jaar die in de Verenigde Staten in prime time op televisie wordt uitgezonden. Dit gebeurt op Fox, een zender van mediamagnaat Rupert Murdoch. De eerste afleveringen maakt Groening voor The Tracey Ullman Show in 1987. The Simpsons is op dat moment dus geen onafhankelijke serie, maar beperkt zich nog tot een vast animatie-onderdeel van een andere show. In 1989 debuteert The Simpsons als volwaardig programma. Het kijkerspubliek is onmiddellijk bijzonder enthousiast (Creeber, 2001, p. 74). De attrakties van de serie zijn blijkbaar universeel, want de viervingerige gele mannetjes gooien wereldwijd hoge ogen. Het uitgangspunt van The Simpsons, met name de gelijknamige dysfunctionele familie, maakt het programma populair bij onderling sterk verschillende publieken. Homer, de vader, is egoïstisch, lui, verslaafd aan alcohol en onwetend. Moeder Marge is doorgaans een nogal eendimensionaal personage dat zichzelf wegcijfert in functie van het gezin. Bart is net als zijn vader niet van de snuggerste en bovendien een obsessioneel herrieschopper, thuis en in de klas. Dochter Lisa functioneert als het sociale geweten van de familie en is de intelligente Simpson. Maggie, het babyzusje van Bart en Lisa, is het vijfde en laatste lid van het gezin en treedt bij tijd en wijlen op als deus ex machina: zo verhindert zij dat Homer door maffiosi geliquideerd wordt. Doorgaans is Maggie echter een hulpeloos en door Homer verwaarloosd wezentje. Verder treden in de show uiteraard nog een karrevracht nevenpersonages op, waaronder ook heel wat beroemdheden.

 The Simpsons vertoont een dubbel karakter: het is een sitcom over een familie, en tegelijkertijd is het een spervuur van referenties naar populaire cultuur en van zelfreflexiviteit. Matt Groening – later ook de stuwende kracht achter de populaire volwassenencartoon Futurama – inspireert zich voor The Simpsons ondermeer op sitcoms als Leave it to Beaver en Ozzie and Harriet. Groening formuleert het zelf als volgt op de site van de BBC (“The Simpsons: Introduction”, 18/03/2003):

 

The Simpsons is my memories of my family and my friends' families, combined with all the TV sitcoms I watched growing up: Leave It to Beaver, Ozzie and Harriet. All those bland American sitcoms which I really liked, and still do.

 

Een voorbeeld van intertekstualiteit in The Simpsons is het centrale verhaal van de aflevering Rosebud. In deze parodie op het cinematografische meesterstuk Citizen Kane van Orson Welles gaat Montgomery Burns, als eigenaar van de kerncentrale Homers baas, op zoek naar de teddybeer uit zijn kindertijd. Rosebud is nu echter Maggies favoriete troetel. Overige culturele referenties in The Simpsons zijn ondermeer het optreden van Fox-eigenaar Rupert Murdoch en van Mulder en Scully, de hoofdpersonages van The X-Files, een ander populair Fox-programma. Een door de nabijheid van de kerncentrale gemuteerde vis, corrupte agenten en mediamanipulatie zijn dan weer illustratief voor het satirisch karakter van de show (Creeber, 2001, p. 74). De impact van The Simpsons op de Amerikaanse maatschappij is op een gegeven moment zo groot dat de republikeinse president George Bush Sr. in 1992 tijdens zijn verkiezingscampagne verklaart dat (“Bart Simpson zit in uw klas”, 1998):

 

We’re going to keep on trying to strengthen the American family. To make them more like the Waltons and less like the Simpsons.

 

De oerconservatieve tv-familie Walton staat voor traditionele waarden als plichtsbesef, ontzag voor de hiërarchie, gehoorzaamheid, trouw en patriottisme. The Simpsons belichamen grotendeels het tegendeel. De reactie van The Simpsons op Bush’ uitspraak laat niet op zich wachten. In een van de volgende afleveringen verhuist Bush senior naar Springfield. Homer raakt al snel slaags met deze in zijn ogen onsympathieke nieuwe buur. Na de nodige akkefietjes zoekt de verslagen ex-president zijn heil in een nieuwe verhuis (Bhattacharya, 2000).

 In de Verenigde Staten creëren The Simpsons een enorme hype in de vroege jaren ’90. Met enige vertraging gaat ook Vlaanderen voor de bijl. De serie neemt van bij de oprichting van de commerciële omroep VT4 (1995) een centrale plaats in in het zendschema van de zender. Net als in de States gaat de populariteit van de serie nog steeds verder in stijgende lijn. In de tweede helft van de jaren ’90 groeit de Amerikaanse serie South Park echter uit tot ‘the next big thing’ in animatieland. Op 13 augustus 1997 wordt de eerste aflevering van het programma uitgezonden op Comedy Central (“South Park Studios”, 10/03/03). Ouderverenigingen en andere moraalridders sloven zich uit om hun gal te spuwen over deze normeloze serie. Mede dankzij deze aanhoudende stroom aan kritiek – en dus publiciteit – wordt South Park al snel een monsterhit. Ouders met jonge kinderen beschouwen South Park als een bedreiging omdat de serie over jonge kinderen gaat, er door haar knullig ogende animatie uitziet als een cartoon voor jonge kinderen, maar wel volwassen en controversiële thema’s als seks, Charles Manson, moord en zelfmoord behandelt. Weinig geschikte onderwerpen voor kleine kinderen. Parker en Stone, de vaders van de serie, maken South Park in eerste instantie dan ook voor hun eigen vrienden. Dat kan omdat de technologie animatie ondertussen veel goedkoper heeft gemaakt (Wijnen, 04/03/2000, p. 76). Zoals gezegd zorgt het uitgesproken kinderlijk overkomen van South Park mee voor de misvatting dat de serie zich naar kinderen zou richten. Trey Parker en Matt Stone verkiezen deze bijzonder rudimentaire look. Zij willen namelijk dat South Park er zo primitief mogelijk uitziet (Creeber, 2001, p. 74).

 Een belangrijke attraktiepool van het merendeel van de volwassenencartoons is dat ze hun volwassen kijkers de mogelijkheid bieden als het ware terug in hun kindertijd te stappen. Kinderlijke verwondering over de volwassen wereld en infantiel plezier zijn de basisingrediënten voor deze reis door de tijd (Creeber, 2001, pp. 73-75). Dit geldt voor een reeks als The Simpsons, maar in nog grotere mate voor het vuilgebekte South Park. In België groeit South Park in eerste instantie uit tot een cultreeks op de betaalzender Canal+. De hype neemt pas echt grote proporties aan wanneer de afleveringen ook op open net te bewonderen zijn. VT4 – opgetogen met het monstersucces van The Simpsons – biedt de geliefde ettertjes uit South Park een extra forum om hun ding te doen. De primitieve look maakt de personages ook bijzonder geschikt om als pop te verkopen. South Park scoort dan ook niet enkel op het scherm, maar eveneens in de winkels.

 Een interessante vaststelling in bovenstaand overzicht is dat animatie in de loop van de geschiedenis lang niet altijd als een alleenrecht voor kinderen wordt beschouwd. De tekenfilm, die in de begintijden van de bioskopen vaak voor de eigenlijk film werd gedraaid, moest rekening houden met zijn volwassen publiek. Het verbod op koppelverkoop – een pakket van een film en een tekenfilm – betekent het einde van deze situatie. De cartoon vindt een nieuw forum in de televisie. Daar richt het genre zich echter nog meer op kinderen. Bovendien begint Disney na verloop van tijd de animatiewereld te domineren. Disney staat voor heel brave en seksloze tekenfilms. Auteurs van iets stouter materiaal – zoals Fleisher – geraken enigszins in de achtergrond verzeild. Door de decennialange alomtegenwoordigheid van Disney wordt hij de norm. In de jaren 90 duikt de volwassenencartoon op. De goedkopere technologie maakt cartoons voor een kleiner publiek mogelijk, en dus ook cartoons voor volwassenen. De opkomst van die volwassenencartoon – met zijn prominente rollen voor seks en geweld – zorgt echter voor veel opschudding. Mensen associëren tekenfilms met de door en door brave producten van Disney. Naarmate men meer vertrouwd raakt met volwassenencartoons zou de controverse dus moeten minderen.

 

 

2. Introductie tot South Park

 

2.1.  Inleiding

 

Het vorige hoofdstuk behandelde de cartoon veeleer algemeen, al werd in de geschiedenis van de cartoon uiteraard ook al een en ander over South Park gezegd. In dit tweede hoofdstuk zal echter specifiek toegespitst worden op de animatieserie South Park. De volgende paragraaf doet dit weliswaar nog door de positie en het belang van South Park binnen het genre van de volwassenencartoon te schetsen. Paragraaf drie daarentegen is volledig aan South Park gewijd. Dit deel begint met een kennismaking met de bewoners van South Park en het universum dat zij bevolken. Na deze rondleiding wordt dit hoofdstuk afgesloten met een blik achter de schermen van de serie.

 

 

2.2.  Een satire vol fecaliën

 

De paragraaf over de geschiedenis van de cartoon gaf aan dat in de jaren ’90 een aantal volwassenencartoons het televisiepubliek wist te bekoren. Gangmaker van dit genre was The Simpsons van Matt Groening. Door zijn innoverende rol en nog steeds grote populariteit is The Simpsons zonder enige twijfel de volwassenencartoon bij uitstek. In de late jaren ’90 brengt de zender Comedy Central South Park op de buis. In de Verenigde Staten ontstaat vrij snel een hype rond de serie. Ook buiten Amerika vindt South Park vlot de weg naar de kijker. In België ontpopt de cartoon zich in eerste instantie tot een cultserie op de betaalzender Canal+. Het grote publiek leert de reeks pas goed kennen wanneer VT4 de uitzendingen ongecodeerd de ether instuurt. Ondertussen lijkt South Park al enigzins aan populariteit ingeboet te hebben (Richard, 25/08/1999). Binnen het genre moet South Park qua populariteit enkel The Simpsons laten voorgaan. South Park troeft de grote broer wel af als het erop aankomt voor controverse te zorgen. Vooral in Amerika krijgt South Park van dag één met zware kritiek af te rekenen. De serie lijkt een haat/liefde verhouding met zijn criticasters te hebben ontwikkeld. Enerzijds wenst South Park zich af te zetten tegen de moraalridders, anderzijds heeft South Park een niet onaanzienlijk deel van zijn populariteit net aan de kritiek van die moraalridders te danken. De hetze werkt immers intrigerend voor pers en publiek. Dit zal ook blijken in hoofdstuk 4, waarin persartikels geanalyseerd zullen worden. De tegenstand heeft ook onmiskenbare nadelen. De Motion Picture Association of America eist regelmatig van de makers van de serie dat bepaalde scènes aangepast worden (“Attention: gamins méchants!”, 01/03/00). In Amerika was de langspeelfilm South Park: Bigger, Longer and Uncut niet toegankelijk voor kinderen onder de 17 jaar, tenzij ze vergezeld werden door een volwassene (Richard, 25/08/99, p. 24). Dat de film desondanks een succes werd, is het beste bewijs dat een meerderjarig publiek South Park weet te smaken (Waxman, 14/06/2000).

 Hoewel The Simpsons zeker niet bespaard is gebleven van gifpijlen van criticasters, zorgt South Park voor nog meer commotie. Het schaart zich daarmee in het rijtje van series als Beavis and Butthead en Ren & Stimpy, regelmatig verguisde cartoons die op een (jong)volwassen publiek mikken. Niet alle volwassenencartoons zijn zo omstreden: aan series als King of the Hill en Futurama lijken de censuurcommissies minder overuren te besteden. Enigszins overdreven generaliserend kan dus gesteld worden dat er twee soorten volwassenencartoon lijken te bestaan. De onderscheidende factor tussen de twee is dan de prominente plaats die seks, geweld en/of platvloersheden bekleden in de ‘vaak verguisde series’, zoals Ren & Stimpy, Beavis and Butthead en ook South Park. De bengels in South Park leven in een wereld waar onder meer scatologische humor, schelden en bestialiteiten uitgebreid aan bod komen. South Park lijkt zich volgens deze indeling dan ook op het minder mature halfrond van de wereld van de volwassenencartoons te bevinden. Zoals in de bespreking van de persartikels nog aan bod zal komen, noemt de pers South Park vaak een sociale satire. Dat wordt wel over meer volwassenencartoons gezegd – denk maar aan The Simpsons of Futurama – maar over series uit bovenvernoemde lijst van vaak verguisde volwassenencartoons pleegt men dit niet te zeggen. Niet over Beavis and Butthead, evnmin over Ren & Stimpy. South Park krijgt dus wel een satirisch karakter toegedicht. South Park lijkt zich dus enerzijds sterk aangetrokken te voelen tot het triviale, maar anderzijds zou de serie een satire zijn, een bij uitstek volwassen genre. Vandaar ook dat South Park in de titel boven deze paragraaf een ‘satire vol fecaliën’ wordt genoemd. De combinatie van kinderlijke of triviale elementen met satire en maatschappijkritiek lijkt South Park te onderscheiden van eender welke andere populaire volwassenencartoon. Meer nog dan de populariteit van de animatieserie, maakt deze dualiteit van South Park een uiterst interessant fenomeen.

 

 

2.3. De wondere wereld van South Park

 

2.3.1.  Inleiding

 

Hoog tijd dus om kennis te maken met de serie. Het eerste deel van deze paragraaf geeft een korte introductie tot de voornaamste personages uit South Park en het stadje zelf. Deel twee sluit dit hoofdstuk af met een kennismaking met de scheppers van dit vreemde universum.

 

2.3.2. Voorstelling South Park en zijn inwoners

 

Wie zijn die mannetjes uit South Park die zoveel stof doen opwaaien? Ter kennismaking met de serie, volgt nu een korte presentatie van het stadje en van enkele van de voornaamste personages. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de officiële site van de makers van South Park (“South Park Studios”, 10/03/03). Deze beschrijving fungeert als een voorzet tot de analyse die in hoofdstuk vijf zal verricht worden en moet al een eerste beeld van de serie opleveren.

 

De serie draait rond de avonturen van vier achtjarigen – Stan, Kyle, Eric en Kenny (Fig 2.1.) – uit het fictieve bergstadje South Park in de Amerikaanse staat Colorado. South Park is een echt provincienest waar het wemelt van de rednecks. Vergezichten van de stad tonen duidelijk dat South Park niet al te groot is. Als de verhaallijn het vraagt rijzen er echter plots allerlei handelszaken, openbare centra of andere locaties op. De vier consequent warme mutsen dragende bengels waarrond het verhaal draait, nemen geen blad voor de mond. De leider van de bende is Stan Marsh, een relatief normaal, maar soms verward Amerikaans knulletje. Hij is quarterback bij de South Park Elementary Cows en zijn hond Sparky is homofiel. In bijna elke aflevering reageert hij op Kenny’s dood met de slagzin “Oh my god, they killed Kenny!” Dit lokt telkens dezelfde repliek uit van Stans boezemvriend Kyle Broflovski: “You bastards!” Kyle krijgt het soms zwaar te verduren omdat hij en zijn familie de volledige Joodse gemeenschap vormen in South Park. Met Kerstmis speelt hij met zijn vriend Mr. Hanky the Christmas Poo. Zonder enige twijfel de kleurrijkste van het gezelschap is Eric Cartman. Eric is de dikkerd en de andere kinderen lachen dan ook voortdurend met zijn gewicht. Hij is de domste van de hoop en zet zichzelf geregeld voor schut. Verder is Cartman enggeestig en racistisch. Hij laat nooit op zijn kop zitten en is bijzonder creatief en extravert. Als Officer Barbrady ontslagen wordt omdat hij niet kan lezen, wordt Eric Deputy Cartman en zorgt ervoor dat de wet nageleefd wordt in South Park. Eric ontsteekt ook wel eens in een hilarisch liedje. Kenny McCormick sterft in de eerste reeksen elke aflevering op een andere manier. Dat houdt hem niet tegen er de volgende episode opnieuw bij te zijn. Tijdens de voorlaatste aflevering van reeks vijf overlijdt Kenny echter officieel. De volledige zesde reeks is hij dood om tenslotte in reeks zeven zijn comeback te maken. Hij gaat nu niet meer elke week dood. Kenny draagt permanent een kap waarin hij bijna volledig verdwijnt. Daarom zal je van Kenny nooit meer dan gemompel horen. Als kijker is het onmogelijk te verstaan wat Kenny precies zegt.

 

Wezen zitten er niet tussen de hoofdpersonages. De kinderen hebben dus alle vier familie. Die duikt uiteraard ook regelmatig in de serie op. Kenny en zijn familie zijn arm. Zijn vader is een werkloze dronkaard en slaat Kenny’s moeder. Mrs. Cartman is de moeder van Eric. Als Eric op zoek gaat naar zijn vader ontdekt hij dat zijn hermafrodieten moeder eigenlijk zijn vader is. Wie zijn eigenlijke moeder dan is, komt hij niet te weten. Mrs. Cartman staat altijd klaar om haar zoon van extra eten te voorzien en verzekert hem dat hij niet dik is, maar enkel zware botten heeft. Ze is ook met de meerderheid van het land naar bed gegaan en heeft op de cover van Crack Whore Magazine gestaan. De ouders van Kyle zijn de kijker allebei bekend. Zijn vader is advocaat en zijn moeder is de grootste moeial van South Park. Kyle heeft ook een jongere broer, Ike. Ike is een geadopteerde Canadees, wat in South Park betekent dat zijn hoofd uit twee afzonderlijke delen bestaat (Fig. 2.2.). Men verwart Ike ook wel eens met een vuilbak. Kyle stampt Ike regelmatig, maar diep vanbinnen houdt hij van hem en hij verdedigt hem als dit nodig is. Stans vader is een wetenschapper. Op een gegeven moment belandt hij in zijn midlifecrisis en gaan Stans ouders korte tijd uiteen. Oudere zus Shelly slaagt Stan en verdenkt hem ervan met haar beugel te lachen. Hoewel ze haar broer niet mag, komt ze voor hem op als hij problemen heeft. Stans grootvader woont onder hetzelfde dak als de rest van de familie en vraagt zijn kleinzoon meer dan eens hem te vermoorden. Jimbo, een oom van Stan, woont ook in South Park. Hij verschijnt op de lokale televisie met zijn eigen programma “Huntin’ & Killin’”. Zijn levensdroom bestaat erin op de voorpagina van Guns & Ammo te verschijnen. Jimbo is een Vietnam veteraan. Hij beweert het volledige Viet Cong leger te hebben geëlimineerd met zijn goede vriend Ned.

 Zoals dat bij achtjarige Amerikaanse kinderen de gewoonte is, brengen Stan, Kyle, Eric en Kenny een groot deel van hun tijd op de schoolbanken door. Het belangrijkste schoolpersonage is Chef, de zwarte schoolkok die met alle vrouwen uit South Park de liefde wil bedrijven. Chef is de held van de vier jongens. De nummers en speeches van deze ex-roadie snijden naar het eind toe meestal het bedrijven van de liefde aan. Tijdens hun 3rd grade krijgen de kinderen les van Mr. Garrison. De gestoorde Mr. Garrison onderwijst onder meer in de plots van soap opera’s en boort zijn leerlingen de grond in als ze fouten maken. Daarbij wordt hij geassisteerd door Mr. Hat, een handpop die hij gebruikt om zijn negatieve gevoelens uit te drukken. Als Mr. Hat ontvoerd wordt, vervangt Mr Garrison hem door Mr. Twig. Bij aanvang van de serie is Mr. Garrison een homofoob waarvan iedereen vermoedt dat hij eigenlijk homofiel is. Later komt Mr. Garrison met zichzelf in het reine. Als de kinderen overgaan naar de 4th grade krijgen ze een nieuwe leerkracht: Mrs. Choksondik. Zij weigert om onduidelijke redenen een bustehouder te dragen. Pas na de lessen seksuele voorlichting – waarin ze de meisjes doelbewust trauma bezorgt – heeft ze zelf haar eerste seksuele ervaring. De gelukkige is de seksueel al bijna even onervaren Mr. Mackey. Mr. Mackey geeft de jongens seksuele voorlichting en is de schoolpsycholoog op South Park Elementary. Hij eindigt zijn zinnen meestal met “Mmmmm’kay?” Een laatste opvallend vast lid van het schoolpersoneel is Nurse Gollum. Zij is een doodnormale verpleegster, maar heeft wel een dode foetus aan haar hoofd vastzitten.

 Naarmate de serie vordert werken steeds meer klasgenoten van het beruchte viertal zich los uit de anonimiteit. Zo speelt Timmy in heel wat afleveringen een belangrijke rol. Timmy heeft een mentale handicap. Hij zit in een rolstoel en kan slechts twee zaken zeggen: zijn eigen naam en die van zijn kalkoen. Butters is een andere schoolvriend en de vaste pispaal van de klas. Butters stottert meestal en is geweldig onzeker. Eén episode focust trouwens volledig op Butters en zijn familie. Ook Pip zit bij de jongens in de klas. Deze jonge Brit moet net als Butters geregeld erge en minder erge vernederingen ondergaan. Wendy Testaburger is Stans liefje, maar Stan braakt telkens zij tegen hem praat. Wendy haat iedereen die Stan van haar af wil nemen. Ze is intelligent en sociaal bewogen, eigenschappen die bijzonder schaars zijn in South Park. Tweek drinkt veel te veel koffie – zijn ouders baten een koffiewinkel uit – en zijn ondergoed wordt gestolen door een soort kabouters. Weer een andere klasgenoot van het beruchte viertal is Craig. Hij komt wel eens in de problemen omdat hij voortdurend zijn middelvinger naar mensen opsteekt. Token is de enige zwarte leerling in de klas. Cartman wordt gearresteerd voor een ‘hate crime’ als hij een steen naar Token gooit. Ook Damien, de zoon van Satan, zit gedurende één aflevering bij de jongens in de klas. Als nieuwe leerling heeft hij het in eerste instantie moeilijk om zijn draai te vinden. Wanneer de klas hem eindelijk aanvaardt, verhuist hij alweer. Een andere keer worden Mark en Rebecca Cutswald medeleerlingen op South Park Elementary. Zij kregen tot dan thuisonderwijs en staan academisch op een veel hoger niveau dan de andere kinderen. Sociaal blijken ze dan weer behoorlijk onderontwikkeld. In het vijfde seizoen van de cartoon krijgt Cartman het aan de stok met Scott Tenorman, een ouderejaars. Scott profiteert meermaals van Erics onwetendheid en verkoopt hem onder meer zijn schaamhaar voor $16.12. De haatdragende Cartman trekt uiteindelijk toch aan het langste eind.

 Ook in de rest van South Park lopen enkele frappante figuren rond waarmee Stan, Kyle, Cartman en Kenny meer dan eens in contact komen. Ned is Jimbo’s vroegere oorlogsvriend. Hij verloor zijn arm door een granaat terwijl hij samen met Jimbo het volledige Viet Cong leger vernietigde. Sigaretten hebben hem keelkanker bezorgd, waardoor hij zich nu met een elektrisch apparaat moet behelpen bij het spreken. De burgemeester van South Park geeft enkel om publiciteit. Haar pogingen om publiciteit te rapen schaden echter steevast haar imago. Ze is een slechte burgemeester en haar assistenten nemen eigenlijk al de beslissingen. Ze zou ook banden hebben met de Japanse maffia. Officer Barbrady is één van de meest incompetente officiers bij de Amerikaanse politie. Hij is dom en ongeletterd en is er nooit als men hem nodig heeft. Ook Jezus woont in South Park. Via de kabel kan men zelfs zijn eigen televisieprogramma Jesus and Pals bekijken. Jezus bekampt zowel de Kerstman als Satan eens. Big Gay Al houdt zich bezig met Big Gay Al’s Big Gay Animal Sanctuary. Big Gay Al is het stereotype van de homofiel. Hij neemt Stans hond Sparky op in zijn instelling als Stan zich begint te schamen omdat zijn hond een mietje is. Stan en de bewoners van South Park leren dankzij Big Gay Al hun homofiele huisdieren accepteren. Mephisto tot slot is een wetenschapper die de meest bizarre experimenten uitvoert. Zo schiep hij eens een vierkontige aap.

 De personages beperken zich echter niet tot de bewoners van South Park. In het stadje duiken geregeld vreemde snuiters op, meestal volledig uit het niets. Daarnaast trekken Stan, Kyle, Cartman en Kenny er soms ook op uit. En korte toelichting bij enkele outsiders sluit dit deel af. Onder de vreemdelingen in South Park bevinden zich heel wat bekende figuren. Populaire beroemdheden krijgen geregeld een veeg uit de pan in South Park. Een voorbeeld daarvan is Phil Collins. Hij komt naar het stadje voor het concert Lalapalathetha. Hij wordt jaloers op Timmy and the Lords of the Underground omdat ze populairder blijken dan hij en in zijn plaats headliner worden op het festival. Zijn pogingen tot sabotage worden pas in laatste instantie door Chef verijdeld. Een ander gevaar voor South Park is Barbra Streisand. Zij wil het stadje veroveren door een gedaanteverwisseling tot het reusachtige monster Mecha-Streisand. Gelukkig komen Sidney Poitier en Robert Smith naar South Park. In de beste Mighty Morphine Power Ranger-traditie verslaan zijn Mecha-Streisand. Dit laatste geeft al enigszins aan welke bizarre vormen beroemdheden in South Park soms aannemen. Het kan echter nog extremer. Als Cartman Ritaline krijgt voorgeschreven, ziet hij overal kleine roze Christina Aguilera-monsters opduiken. De in South Park optredende beroemdheden zijn niet altijd even populair in de Verenigde Staten. Zo zijn er ook gastoptredens van de oorlogstegenstanders Saddam Hussein, de ex-minnaar van Satan, en Osama Bin Laden, die de jongens kidnapt. Ook niet-wereldse figuren als God en Satan maken hun opwachting in South Park. God heeft een verrassend en voor sommigen ongetwijfeld shockerend uiterlijk (Fig. 2.3.). Minder religieus is Mr. Hankey the Christmas Poo. Hij verschijnt rond Kerstmis en geeft cadeaus aan alle kleine jongens en meisjes die veel vezels eten. Totaal knetter zijn de komische Canadese filmvedetten Terrance & Phillip. Hun grollen draaien immer om het verspreiden van darmgassen. Starvin’ Marvar duikt op uit Ethiopië als de jongens vijf dollar aan ontwikkelingshulp schenken. In een latere episode helpen Stan, Kyle, Cartman en Kenny Starvin’ Marvin wanneer Marvin samen met zijn volk naar de planeet Marklar wil emigreren. Daar leeft een volkje dat vrijwel elk substantief door ‘marklar’ vervangt. Spookyfish is een vreemde vis die Stan van zijn bezoekende tante Flo voor zijn verjaardag cadeau krijgt. De vis begint mensen af te slachten en Stans moeder denkt dat haar zoon een massamoordenaar is geworden. Later ontdekken de jongens dat de vis werd gekocht in de Indian Burial Ground Pet Shop waar zich een portaal naar een kwade dimensie bevindt. Towelie tot slot is een genetisch geproduceerde handdoek die in South Park opduikt. Towelie is verslaafd aan cannabis.

 Wat kan men uit bovenstaande voorstelling van personages uit South Park zoal afleiden? De hoofdpersonages van de serie zijn vier welbespraakte achtjarige ettertjes. Kenny is een nogal eendimensionaal personage dat elke aflevering doodgaat. Omwille van die eenzijdigheid werd hij ook tijdelijk uit de cartoon geschreven. Met Cartman kunnen de schrijvers wel heel veel richtingen uit. Hij heeft een resem eigenaardige trekjes die uitstekend van pas komen in de knotsgekke scenario’s van South Park. Zijn haat/liefde verhouding met de drie andere jongens geeft de scenaristen eveneens extra mogelijkheden: de ene keer doet Cartman mee met de groep, de andere keer is hij de vijand. Stan en Kyle zijn de soms wat kleurloze centrale personages waarmee de kijker zich eventueel kan identificeren. In de klas heeft het viertal een voortrekkersrol. Verschillende klasgenoten moeten het dan ook wel eens ontgelden. Onder het schoolpersoneel loopt er maar één inspirerende figuur rond: de zwarte schoolkok Chef. Het viertal leeft in een dolgedraaide stad in een dolgedraaide wereld. Het loopt er vol mensen die zichzelf totaal onterecht belangrijk willen voordoen. Dit geldt nog het meest voor de burgemeester van het stadje. Ruimdenkendheid is aan het doorsnee personage in South Park niet besteed. Ook opvallend is het grote aantal fictieve wezens, zoals een Kerstdrol of een vierkontige aap. Gastoptredens van beroemdheden, tot slot, zijn meestal niet flatterend.

 

2.3.3. Achter de schermen

 

Voor de ontstaansgeschiedenis van South Park moet teruggegaan worden tot de studententijd van Matt Stone en Trey Parker, de geestelijke vaders van Stan, Kyle, Cartman en Kenny (“South Park Studios”, 10/03/03). Als filmstudent aan de University of Colorado maken ze samen een korte cartoon. Die dopen ze Jesus vs Frosty. Tegenwoordig is het filmpje beter bekend als de originele versie van The Spirit of Christmas. In de cartoon maken enkele kinderen een sneeuwman. Waarna de sneeuwman tot leven komt en begint te moorden. Uiteindelijk maakt Jezus een eind aan de slachtpartij door Frosty te onthoofden met zijn halo. Wanneer American Fox Network de cartoon opmerkt – Parker had ondertussen een eerste langspeelfilm op zijn conto – vragen ze het tweetal nog een kort tekenfilmpje te maken om rond te sturen bij wijze van audiovisueel kerstkaartje. De cartoon krijgt de naam The spirit of Christmas opgespeld. De Kerstman en Jezus vechten in het animatiefilmpje uit wiens feest Kerstmis nu uiteindelijk is. Deze confrontatie vindt plaats onder de neus van vier achtjarigen. Het filmpje oogst veel succes, waarna Comedy Central – dat eerder King of the Hill uitzond – Stone en Parker voorstelt een cartoonserie voor hen te produceren. Die serie wordt natuurlijk South Park. Stone en Parker staan er ondertussen uiteraard niet langer alleen voor. Bijlage 1 presenteert daarom een overzicht van de medewerkers aan South Park en hun bevoegdheden (“South Park Studios”, 10/03/03). Bijlage 2 toont welke stappen worden gezet in het produktieproces van een aflevering van South Park (“South Park Studios”, 10/03/03).

 Er staat dus een uitgebreide equipe achter South Park. Toch blijven Matt Stone en Trey Parker de belangrijkste pionnen, zeker wat betreft de identiteit en de inhoud van South Park. Van beide heren volgt daarom nu een korte biografie (“South Park Studios”, 10/03/03). Parker groeit op in Conifer (Colorado) en Stone in Littleton (Colorado), een voorstad van Denver. Beiden gaan studeren aan de University of Colorado en belanden er in de subversieve school van Troma-producent Lloyd Kaufman (Ockhuysen, 03/02/2000). Ze leren er elkaar uiteraard kennen. Terwijl de meeste van hun klasgenoten zich meer voor film noir interesseren, maken de twee Monthy Python-fans (“South Park: bigger, longer & uncut”, 01/03/2000) tijdens hun studies ruw geproduceerde komische kortfilmpjes. Met een ervan, American History, winnen ze de Student Academy Award. In dezelfde periode maken ze Jesus Vs. Frosty, de voorloper van The Spirit of Christmas. In 1994 schrijft Parker de screenplay en muziek voor zijn eerste langspeelfilm, Cannibal the Musical. Hij regisseert de film ook zelf. Stone speelt er dan weer in mee. Brian Graden, een toenmalige werknemer bij FoxLab, merkt Cannibal the Musical op. Graden bestelt een cartoon bij Parker en Stone. Die cartoon van vijf minuten, The Spirit of Christmas, stuurt hij rond als een soort kerstkaartje. Dit kerstkaartje bevat reeds de vier achtjarige hoofdpersonages van het huidige South Park. Dankzij het succes van The Spirit of Christmas mag het tweetal voor Comedy Central de serie South Park produceren. Parker zit echter ook daarbuiten niet stil en komt met een tweede langspeelfilm op de proppen: Orgazmo. Hij schrijft, regisseert en acteert. Stone speelt ook mee in Parkers tweede film. Het acteren lijkt de heren wel te bevallen, want ook in BASEketball, een door Davis Zucker geregisseerde film, vertolken ze een rol. In de zomer van 1999 laten Parker en Stone South Park: Bigger, Longer & Uncut los op Amerika. Deze langspeelfilm is gebaseerd op de gelijknamige serie en wordt geproduceerd door Paramount Pictures. Parker verdient er een Oscar nominatie mee. South Park: Bigger, Longer and Uncut sleept ook een LA Film Critics Award, een NY Film Critics Award en een MTV Movie Award in de wacht. Parker en Stone hebben ook enkele muziekalbums op de markt gebracht, onder meer Chef Aid: The South Park Album, de soundtrack van South Park: Bigger, Longer and Uncut, Mr. Hankey’s Christmas Classics en Timmy and the Lords of the Underground. Parker en Stone schrijven de muziek, bespelen sommige instrumenten en produceren de albums. Naast co-creators en executive producers van South Park zijn Trey Parker en Matt Stone tegenwoordig ook co-creators en executive producers van That’s my Bush!, een sitcom over de huidige president van de Verenigde Staten van Amerika.

 Bovenstaande info over Parker en Stone lijkt enkele facetten uit South Park te verklaren. De locatie bijvoorbeeld. Dat de in Colorado opgegroeide heren hun fictieve stadje in Colorado plaatsen, is niet verwonderlijk. Opvallend is ook dat de roots van het studentikoze South Park in de college-tijd van de bedenkers van de serie liggen. Parkers en Stones appreciatie voor Monthy Python verrast wellicht niemand. South Park deelt met Monthy Python een voorliefde voor absurde en dolgedraaide humor. In beide programma’s worden op dezelfde manier ook netelige onderwerpen aangesneden. Monty Python lijkt dus een belangrijke invloed op South Park uit te oefenen. Ook in Parkers andere films merken we een gelijkaardig soort humor op. Een laatste opvallend gegeven is dat Parker graag en vaak met muziek bezig is. Het aantal knotsgekke nummers in South Park zal er zeker niet onder geleden hebben.

 

 

3. Onderzoeksvragen

 

De voorafgaande hoofdstukken waren voornamelijk op literatuur gebaseerd. Het is echter de bedoeling in deze thesis ook eigen observaties te presenteren. In dit hoofdstuk wordt dan ook uit de doeken gedaan welk onderzoek er precies verricht zal worden.

 In het volgende hoofdstuk zullen persartikels over South Park geanalyseerd worden. Via het internet en het Koninklijk Belgisch Filmarchief werden 31 artikels uit de geschreven pers verzameld. De keuze voor de geschreven pers heeft praktische voordelen, want het is evidenter gearchiveerde artikels uit kranten en weekbladen op te sporen als om relevante audiovisuele documenten over South Park te vinden. Kranten en tijdschriften lijken ook meer de heersende publieke opinies weer te geven dan internetbronnen. Zo zullen de internetartikels over South Park vaak het werk zijn van enthousiaste en weinig kritische fans van de serie. De verzamelde artikels vormen een overwegend Belgische steekproef (Vlaamse en Waalse bronnen), maar er zitten ook enkele Nederlandse, Franse en Engelse publicaties tussen. De buitenlandse artikels worden ook gebruikt om te vermijden uit een al te beperkte vijver te vissen. Dat betekent wel dat de artikels geografisch ongelijkmatig verdeeld zijn. Dit zou problematisch zijn mocht er sprake zijn van een kwantitatieve analyse, maar hier wordt voor een kwalitatieve analyse gekozen. Het gebrek aan representativiteit vormt geen bezwaar voor deze vorm van analyse, die concreet inhoudt dat er geen gebruik gemaakt wordt van een uitgewerkt codeerschema, maar dat men de documenten leest en analyseert (Hüttner, Renckstorf & Wester, 1995, p. 610). Deze onderzoeksmethode leent zich bijzonder goed tot het analyseren van media-inhouden. In Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap staat onder meer het volgende te lezen over kwalitatieve inhoudsanalyse:

 

Het doel van dit soort onderzoek is exploratie en eerste beschrijving […] Hoewel het in dit soort studies kan gaan om het reconstrueren van betekenissen of opvattingen van de producenten, gaat het meestal om onderzoek van patronen in het materiaal zelf. (Hüttner e.a., 1995, pp. 610-611)

 

Daar gaat het hier nu precies om: een zoektocht naar thema’s en patronen in de persartikels over South Park – of wat meer gegeneraliseerd – in de mediaberichtgeving over South Park. Het aantal persartikels is toereikend om aan te geven wat er zoal in de ons omringende pers over South Park verschenen is. Daartoe zal uiteraard vooral gebruik gemaakt worden van recensies. Tussen de persartikels bevinden zich echter ook interviews met de makers van South Park, Trey Parker en Matt Stone. Ook hier zal een kwalitatieve inhoudsanalyse op toegepast worden, in de hoop een beeld te krijgen van “de betekenissen of opvattingen van de producenten”. Die kwalitatieve aanpak zal bovendien aangevuld worden met enig cijfermateriaal, maar louter en alleen om tendensen aan te geven.

 Het onderzoek beperkt zich niet tot de analyse van persartikels. In hoofdstuk 5 wordt de serie zelf onder de loep genomen. Voorlopig werd het begrip ‘volwassenencartoon’ niet echt uitgebreid ingevuld. South Park en konsoorten zijn volwassenencartoons, zo werd gesteld, omdat zij gesmaakt worden door een publiek dat ouder is dan de kijkers van een doorsnee animatiefilm. Het onderzoek in dit hoofdstuk zal er nu naar streven dit begrip wat verder te kunnen uitdiepen. Hoe volwassen is South Park – en algemener de volwassenencartoon – eigenlijk?

 Tijdens het onderzoek naar het volwassen karakter van South Park wordt zowel kwantitatief als kwalitatief te werk gegaan. Begonnen wordt met een vergelijking tussen South Park en klassieke kindertelevisie. Concreet wordt nagegaan of een aantal kenmerken van kinderprogramma’s ook in South Park aanwezig is. Dit moet duidelijk maken of en in welke mate South Park een kinderprogramma is. Vooral bij Creeber (2001, pp. 96-97) werd een nuttige opsomming van kenmerken van kindertelevisie aangetroffen. Ten eerste wijst Creeber op de afwezigheid van seks: kinderprogramma’s worden doorgaans ontdaan van verwijzingen naar seksualiteit. In het onderzoek zal daarom nagegaan worden of seksualiteit wel aan bod komt in South Park. Een tweede kenmerk is dat kinderprogramma’s er naar streven geen gevaarlijke voorbeelden te tonen aan de jeugdige kijkers. Een derde eigenschap van kindertelevisie bij Creeber is dat men ideologische contaminatie uit kinderprogramma’s tracht te weren. De inhoud van kinderprogramma’s wordt met andere woorden ontdaan van facetten die niet aan de nogal brave dominante denkbeelden voldoen. Deze twee eigenschappen kunnen worden gesimplificeerd en gegeneraliseerd tot het produceren van een politiek correcte programma-inhoud. In South Park wordt daarom op zoek gegaan naar het omgekeerde: politiek incorrecte programma-inhoud. Geen gevaarlijke voorbeelden of ideologische contaminatie dus voor kinderen. Wat men in kinderprogramma’s wel aantreft is “carnavalesque subversion of the respectabilities of adult authority”. Het klassieke ouder/kind rolpatroon wordt dus vaak omgedraaid in dit genre. Een voorbeeld hiervan – en dan nog wel uit een volwassenencartoon – is de ongewone vader/dochter-relatie van het grote kind Homer en de verantwoordelijke Lisa in The Simpsons. Treffen we dit verschijnsel ook in South Park aan? Een laatste kenmerk van kinderprogramma’s – althans in het Television Genre Book van Creeber – is dat het verhaal vaak uit het standpunt van kindpersonages gepresenteerd wordt. Nog een eigenschap van kindertelevisie die in South Park nagegaan zal worden. Naast de kenmerken die Creeber presenteert, zal de kindvriendelijkheid van South Park via nog een extra parameter gemeten worden. Programma’s die op een kinderpubliek mikken, maken voortdurend gebruik van simplificaties om het geheel voldoende begrijpelijk te houden voor de jeugdige kijkers. Een concreet voorbeeld hiervan is de klassieke goed/slecht-polarisering: de protagonisten zijn door en door goed, de slechten zijn door en door slecht (Bettelheim, 1976, p. 8). Zou South Park de wereld ook zo zwart/wit voorstellen? Of houdt de serie er een meer volwassen en dus genuanceerder wereldbeeld op na? Dit deel van het onderzoek zal kwalitatief gevoerd worden. Opnieuw wordt wel gebruik gemaakt van een beperkte hoeveelheid cijfermateriaal, maar dan enkel met descriptieve pretenties. Alle afleveringen van South Park op bovenstaand beschreven manier analyseren lijkt niet haalbaar. Daarom wordt een steekproef getrokken. Uit de zeven reeksen wordt telkens één episode geanalyseerd. Representatief voor de totale populatie – met name alle South Park-episodes – pretendeert deze relatief kleine steekproef niet te zijn: de keuze van de afleveringen is namelijk niet op toevalsbasis gebeurd. De selectie is gebeurd met één oog op een ander deel van dit onderzoek. Uit dezelfde episodes zullen namelijk de thema’s onderzocht worden. Deze inhoudsanalyse wordt zodadelijk toegelicht. De steekproef is dus niet volledig representatief voor de volledige serie. Om South Park met kinderprogramma’s te vergelijken op de manier die hierboven werd beschreven, lijkt dit – zeker mits de nodige nuancering – echter geen probleem. De meeste hierboven opgesomde eigenschappen van kindertelevisie draaien niet rond aantallen: kinderprogramma’s hebben bijvoorbeeld altijd een brave en politiek correcte inhoud. Ongeacht de steekproef zal de aanwezigheid van politiek incorrecte materie in South Park-afleveringen de serie daarom doen afsteken tegen kinderprogramma’s. Bovendien zal het gepresenteerde cijfermateriaal – zoals gesteld – enkel beschrijvende pretenties hebben.

 Geen problemen met representativiteit bij de kwantitatieve studie naar de hoofdthema’s in South Park. Hier wordt namelijk eenvoudigweg niet met een steekproef gewerkt. Zodadelijk wordt ingegaan op het concrete onderzoek, maar eerst volgt een woordje uitleg over deze kwantitatieve vorm van inhoudsanalyse. Opnieuw Hüttner stelt:

 

Het doel van dit soort inhoudsanalyse-onderzoek is dan ook in de eerste plaats statistisch-beschrijvend van aard. Men wil een overzicht geven van de mate waarin bepaalde kenmerken in het mediamateriaal voorkomen (Hüttner e.a., 1995, pp. 113-114)

 

Daarnaast wordt ook onder meer het belang van een grote steekproef beklemtoond en het gebruik van een analyse-instrument. Op dit alles wordt zodadelijk teruggekomen. Wat wordt er nu precies gedaan? Op het internet werd de korte inhoud van alle South Park-afleveringen gevonden. In totaal zijn dat er ondertussen 103. Op de officiële site van de makers van de serie staat in enkele lijnen de korte inhoud van elke episode (“South Park Studios”, 10/03/03). De korte inhouden op de officiële site zijn echter nogal summier. Daarom zal eveneens gebruik gemaakt worden van de samenvattingen op twee andere sites, meerbepaald Matt Heffernan’s “South Park” Page (Heffernan, 21/03/2001) en South Park – TV Tome (Kytasaari, 13/08/2003). Het is de bedoeling aan de hand van deze korte inhouden het voornaamste thema van elke aflevering te bepalen. De hoofdthema’s zullen vervolgens als ‘volwassen’, ‘kinderlijk’, ‘kinderachtig’ of ‘neutraal’ gelabeld worden. ‘Volwassen’ zijn thema’s als politiek, corruptie, seks en de derde wereld, thema’s die men doorgaans uit de buurt van kinderen tracht te houden. Men zou dit ook ‘grote mensen’-thema’s of maatschappelijk belangrijke thema’s kunnen noemen. Deze categorie thema’s komt dan ook hoogst zelden voor in een klassiek kinderprogramma. Het zal interessant zijn vast te stellen hoeveel afleveringen rond een volwassen thema lijken te draaien. Als een serie veel aandacht besteedt aan volwassen onderwerpen, wijst dit namelijk op een zeker volwassen karakter van deze serie. ‘Kinderlijke’ thema’s zijn kinderen veel beter bekend. Kinderlijke thema’s komen uit de directe leefwereld van kinderen, het zijn thema’s waar kinderen om die reden ook voeling mee hebben. Het gaat hier bv om het kinderfeest halloween, of om bepaalde facetten uit het schoolse leven. Volwassenen vinden deze thema’s minder interessant, want ze verliezen doorgaans hun relevantie na de kinderjaren. Hoeveel afleveringen besteedt South Park aan kinderlijke thema’s? Een derde categorie zijn de ‘platvloerse’ thema’s, zoals uitwerpselen en darmgassen. Dit zijn thema’s waar de meeste volwassenen doorgaans voor passen. Niet zozeer omdat ze geen betrekking hebben op hun leefwereld – zoals bij de kinderlijke thema’s – maar vooral omdat ze het onderwerp al te triviaal vinden. Bestaan er afleveringen van South Park die voornamelijk rond dergelijke platvloerse onderwerpen draaien? En zo ja, hoeveel? Kinderlijke, maar vooral platvloerse thema’s lijken in eerste instantie een tegenpool te vormen voor de volwassen thema’s. Hun aanwezigheid in een serie zal eerder op een onvolwassen karakter wijzen. ‘Neutraal’ tenslotte is een restcategorie voor wat niet in de andere viere categorieën thuishoort. Dit zijn vooral afleveringen met thema’s waar zowel kinderen als volwassenen affiniteit mee hebben, de populaire cultuur bijvoorbeeld. Welke onderwerpen er in deze ‘neutrale’ afleveringen zoal aan bod komen, en vooral in welke mate deze zich richten naar een volwassen of jeugdig publiek, lijkt eveneens interessant om na te gaan. Er zal overigens ook naar de concrete inhoud van de andere categorieën gekeken worden. Het is natuurlijk onmogelijk op voorhand een exhaustieve lijst van volwassen, kinderlijke en kinderachtige thema’s op te stellen. Daarom zal bij elk voorkomend thema beslist moeten worden tot welke categorie het hoort. Een beslissing die wellicht niet altijd even vanzelfsprekend zal zijn. Bovendien zal elke aflevering uiteraard meer dan een onderwerp bevatten. Bepalen welk onderwerp het hoofdthema van de aflevering is, zal ondanks de lectuur van al de korte inhouden soms eveneens een moeilijke en voor discussie vatbare beslissing zijn. Ondanks deze interpreterende stappen wordt dus toch voor een kwantitatieve inhoudsanalyse gekozen. De ganse populatie – met name alle South Park-episodes of, helemaal correct, de korte inhoud van elke aflevering – wordt dan ook onderzocht met een analyse-instrument. De bedoeling hierbij is de proportie volwassen hoofdthema’s te bepalen. Uiteraard is de manier waarop thema’s behandeld worden minstens zo belangrijk. Daar leent een kwalitatieve inhoudsanalyse zich beter toe.

 Naast bovenstaande kwantitatieve analyse van de thema’s in de serie wordt daarom ook een kwalitatieve inhoudsanalyse verricht. Van dezelfde zeven afleveringen uit de vergelijking tussen South Park en kinderprogramma’s zullen ook de thema’s onderzocht worden. South Park bundelt volwassen en onvolwassen kenmerken, zo leerde de literatuurstudie uit het vorige hoofdstuk. Daarom zal nagegaan worden welke thema’s er in elke aflevering uit de steekproef zoal behandeld worden en vooral op welke manier dit gebeurt. Besteedt een aflevering van South Park veel aandacht aan volwassen thema’s? Of vormt de trivialiteit waarvan eerder sprake toch de hoofdmoot van het programma? Op welke wijze worden die volwassen thema’s aangekaart? Bij deze inhoudsanalyse komt vanzelfsprekend heel wat interpretatie te pas. Representatief voor de ganse populatie aan South Park-afleveringen is de getrokken steekproef niet, zo werd reeds eerder gesteld, maar als er episodes zouden zijn waarin South Park veel volwassen thema’s behandelt en/of satirische kenmerken bevat, dan zegt dit toch bijzonder veel over het karakter van de reeks. Een reguliere kindercartoon doet dit namelijk nooit. De kwalitatieve inhoudsanalyse op de steekproef kan bovendien voortbouwen op de bevindingen uit de kwantitatieve analyse van de hoofdthema’s. Deze diepgaandere analyse – in vergelijking met de kwantitatieve analyse van de hoofdthema’s – moet ook enig inzicht kunnen verschaffen over de manier waarop South Park (de verschillende categorieën) thema’s behandelt. Gaat South Park serieus op deze onderwerpen in? Of is zo’n thema niet meer als een meubelstuk binnen het interieur van het verhaal? De analyse moet het uitwijzen.

 

 

4. Analyse van persartikels over South Park

 

4.1. Inleiding

 

In dit hoofdstuk volgen de bevindingen van de kwalitatieve inhoudsanalyse van de persartikels over South Park. In de volgende paragraaf wordt stilgestaan bij de recensies over de langspeelfilm South Park: Bigger, Longer and Uncut. Wat bepaalde keurcommissies en ouderverenigingen South Park denken kunnen we zo wel raden, maar is de cartoon even controversieel in de pers? Wat is de algemene appreciatie? Bij gebrek aan een specifiek publieksonderzoek is dit ook onmiddellijk een interessante indicator voor de meningen van het grote publiek over South Park. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een analyse van twee interviews met de makers van South Park, Matt Stone en Trey Parker. Hoe verklaren zij de eeuwige controverse rond de cartoon. Wat willen ze met South Park bereiken?

 

 

4.2. Recensies

 

Voor de analyse in dit deel werden 27 recensies geanalyseerd: 12 Vlaamse, 7 Waalse, drie Britse, twee Franse en een Nederlandse, een Amerikaanse en een Zwitserse. De gebruikte recensies staan opgesomd in bijlage. De algemene waardering in de pers voor de film South Park: Bigger, Longer and Uncut blijkt groot: 21 recensies geven een positieve kritiek – de één al genuanceerder als de ander – twee recensies spreken geen waardeoordeel uit en slechts drie critici tonen zich teleurgesteld in South Park: Bigger, Longer and Uncut. Dat is duidelijk een bijzonder positief resultaat. Temeer daar zoveel aandacht in de kranten en weekbladen voor een tekenfilm sowieso al geen sinecure is.

 Wat schort er volgens de drie criticasters aan South Park: Bigger, Longer and Uncut? Volgens RN, recensent bij Brussel Deze Week (“South Park: Bigger, Longer and Uncut”, 1/3/2000), ligt het grensverleggend van South Park erin dat de serie – en de film – kinderen toont “zoals ze zijn: door en door onschuldig en dus niet bang om te zeggen wat ze denken”. In Amerika lokte dit een storm van protest uit, maar volgens RN windt niemand er zich hier over op. Veel Amerikaanse critici vonden de film een triomf van Parker en Stone op de censuur. Maar omdat in Europa niemand wakker ligt van de striktere Amerikaanse censuur, verliest South Park: Bigger, Longer and Uncut een van zijn voornaamste troeven. De film lijkt zo zijn relevantie grotendeels te verliezen voor deze recensent. Een bijna identieke recensie verscheen in HJD Cultuur (“South Park: Bigger, Longer and Uncut”, 1/3/2000): South Park gaat bijzonder ver voor een Amerikaans publiek, maar omdat tv-censuur hier veel minder ver gaat, verkrijgt South Park: Bigger, Longer and Uncut niet het beoogde schokeffect. Ook hier wordt erop gewezen dat “achtjarige jochies […] overal ter wereld de waanzinnigste dingen uitkramen zonder dat ze enig idee hebben van wat ze precies zeggen”. De recensent ziet lichtpunten, het eindoordeel blijft echter negatief: “Nu heeft Trey Parker wel degelijk muzikaal talent […], maar na een uur heb je het wel gezien”. De derde negatieve recensie werd gepubliceerd in Libération (Lalanne, 25/08/1999, p. 24). Recensent Jean-Marc Lalanne apprecieert de serie, maar toont zich teleurgesteld in de film. South Park moet zich er toe beperken humor te brengen. De cartoon is niemand uitleg verschuldigd en de satire in de film vindt Lallane bepaald geen verrijking: “De fait, le film n’est vraiment drôle que lorsqu’il colle à cette veine modestement régressive. Quand il s’évertue à faire cinéma […] il s’éparpille et frise le pompiérisme.” Die laatste recensie is uiterst interessant: volgens Lallane beperkt de satire zich voornamelijk tot de film. In de film is inderdaad duidelijk een boodschap aanwezig: censuur is veel gevaarlijker dan enkele onfatsoenlijke woorden. Stan, Kyle, Cartman en Kenny leren in South Park: Bigger, Longer and Uncut namelijk een resem vuile woorden tijdens een film van de Canadese sterren Terrance en Philip. Het Canadese scheldproza verspreidt zich als een lopend vuurtje. De ouders zijn bepaald niet opgetogen met deze verrijking van de woordenschat van hun kinderen en schieten in actie: een ingeplante chip dient een stroomstoot toe telkens een kind scheldt en Terrance en Philip worden ter dood veroordeeld. De weigering van Canada het duo uit te leveren veroorzaakt uiteindelijk een oorlog met de Verenigde Staten. Censuur leidt met andere woorden via onverdraagzaamheid naar oorlog.

Niet alleen de negatieve recensies wijzen op het maatschappijkritische karakter van de film. In negen van de 27 geanalyseerde besprekingen wordt de film expliciet een satire genoemd. In De Standaard stond bijvoorbeeld het volgende:

 

Om het publiek te shockeren gaat South Park veel te ver. Het obscene wordt onvermijdelijk komisch, maar niet op een vrijblijvende manier, zoals in de vele boertige farces die tegenwoordig worden gemaakt. South Park is een vlijmscherpe sociale satire. Regisseur en scenarist Trey Parker gaat de Amerikaanse cultuur met de voorhamer te lijf: de politiek, het populisme, de entertainmentindustrie, de algemene verkneutering en verrechtsing. Alles moet eraan geloven. (Martens, 08/03/2000)

 

In nog vijf andere recensies labelt men South Park: Bigger, Longer and Uncut als een parodie en/of als ironisch. De recensie in Le Soir bevatte onder meer deze zinsneden:

 

Sous cette escalade parodique à la Laurel et Hardy, Trey Parker met en boîte quelques travers humains beaucoup plus dangereux que quelques jurons. Avec ses garnements, il part en résisitance contre la censure à outrance, le politiquement correct et la pensée unique et, en caricaturant avec piquant le genre humain, en montre les dangers. (“South Park”, 01/03/2000)

 

Daarnaast profileert de film zich volgens nog eens acht extra artikels tegen of voor bepaalde maatschappelijke fenomenen. Uit een recensie in La Libre Culture werd het volgende op getekend:

 

Totalement délirant, dénué de toute limite, le film étrille le puritanisme, le racisme, le culte de la guerre, les Bill (Clinton et Gates) et l’impérialisme culturel, détournant au passage les canons du dessin animé à la Disney, de la comédie musicale ou du film de guerre patriotique. (“Attention: gamins méchants!”, 01/03/2000)

 

Maar liefst 22 van de 27 recensies wijzen er dus op dat Parker en Stone hun zegje doen over de (Amerikaanse) samenleving. Binnen het recensentenkorps heerst over één zaak zelfs unanimiteit: South Park is grof. Het belang dat aan de vuile bek van de film besteed wordt, en de toon waarop dit gebeurt, is uiteraard niet hetzelfde voor elke recensie. Echt belangwekkend zijn deze verschillen echter niet. Eén voorbeeld uit een recensie volstaat dus wel om de algemene teneur weer te geven. Een recensie in Humo begint als volgt:

 

“This is a super king kamehameha movie, dude!” South park: Longer, Bigger and Uncut is langer, brutaler, en stukken schaamtelozer dan de tv-serie. De bekende knullige tekenfilmfiguurtjes lappen de familiewaarden en de goede smaak als nooit tevoren aan hun laars en zingen ongegeneerd over incest, unclefuckers en redneck-stadjes, met het therapeutische ‘M-kay’-lied als absoluut hoogtepunt: het is eens wat anders dan Disney. Naast vaginale pingpong, aarslikkende huismoeders en Duitse poepseks ziet u een reeks hilarische ‘cameo’s’ van onder meer George Clooney, Brooke Shields, Bill Gates, Conann O’Brien en de Baldwin-broers, al of niet met toestemming van de betrokkenen. (“South Park: Longer, Bigger & Uncut”, 29/02/2000)

 

Gezien de ingrediënten van de tekenfilm mag het uiteraard niet verbazen dat alle recensies zich over de uitgesproken expliciete inhoud buigen. Dat de film extremer is dan de serie staat overigens slechts in een minderheid van de recensies.

 De recensenten vinden South Park: Bigger, Longer and Uncut dus grof en het merendeel van hen erkent het maatschappijkritisch karakter van de film. Maar wat kan er verder nog opgetekend worden uit de recensies? Er werd reeds eerder vastgesteld dat de algemene waardering voor South Park: Bigger, Longer and Uncut hoog is bij schrijvende pers. Buiten eventueel de bovenvermelde facetten van de film – de vuile bek en de satire – wordt zelden uitgelegd waarom men de film goed vindt. Onder meer in Le Matin wordt afgeweken van deze regel. Philippe Moins – organisator van het Festival du Dessin Animé et du Film d’Animation de Bruxelles – stelt in het artikel over South Park: Bigger, Longer and Uncut:

 

South Park (…) est une très bonne surprise car si l’on passe d’une série à un long-métrage, ce n’est pas pour autant une mise bout à bout des épisodes. Il y a un scénario costaud, un humour ravageur et un beau graphisme faussement simple. N’entendre que les jurons dans South Park, c’est passer à côté de l’essentiel. (Polomé, 15/02/2000, p. 22)

 

South Park: Bigger, Longer and Uncut is dus niet alleen vuilgebekte satire, maar is dankzij het scenario, de humor en de grafische vormgeving ook gewoon een goede film.

 In een aantal recensies wordt geopperd dat South Park – ondanks alle heisa – toch een acceptabel consumptieproduct is omdat het ‘maar’ een tekenfilm is. In Tijd Cultuur wordt het als volgt geformuleerd:

 

Het handigste argument is uiteraard dat het hier ‘maar’ om een animatiefilm gaat, die dan nog gebruik maakt van de primitiefste techniek. South Park is dus géén tekenfilm, maar een zeer simpele vorm van leganimatie. In wezen kijken we naar kleurrijke knipsels die naast en over elkaar heen geschoven worden. Waardoor ook een erectie geen probleem hoeft te zijn, het is toch maar een gekleurd stukje papier uit een tijdschrift. (Carels, 08/03/2000, p. 24)

 

De primitieve techniek – en dus zwakke representatie – zou dus de gewaagde inhoud aanvaardbaarder maken. Dit speelt waarschijnlijk inderdaad een rol, maar wellicht is het vooral de invloed van het Britse Monthy Python-ensemble dat Parker en Stone in staat heeft gesteld hun animatieverhalen aan een groot publiek te slijten. Net als Monthy Python toeft South Park quasi-permanent in een dolgedraaide carnavalsfeer. Het is allemaal zo overdreven dat geen mens de serie of film ten volle serieus kan nemen. Ook dit argument werd uitgewerkt in het artikel in Tijd Cultuur:

 

De stuk voor stuk groteske verschijningen in de film zijn slechts maskers, het zijn twee-dimensionele, duidelijk niet-realistische figuren die dan ook geen enkele concrete verantwoordelijkheid voor hun daden of uitlatingen kan worden toegeschreven. (Carels, 08/03/2000, p. 24)

 

In de meeste commentaarstukken toont de auteur zich eerder positief over de film. Met name de humor en het uithalen naar onder meer censuur, hypocrisie en intolerantie weten vele recensenten te smaken. Er zijn desalniettemin ook enkele negatieve geluiden. Eén recensent vindt het anti-censuur statement in de film een afknapper. Hij prefereert de – volgens hem – pretentieloze serie. Twee critici zien South Park: Bigger, Longer and Uncut als een film die vooral wil shockeren. Aangezien er in buiten de Verenigde Staten weinig heisa wordt gemaakt rond de film, haalt deze in hun ogen zijn objectief niet. Er zijn wel meer auteurs die zich niet storen aan het gedrag van Stan, Kyle, Cartman en Kenny. Enkelen beschouwen het zelfs als een getrouwe weergave van achtjarige jongetjes. In een aantal recensies wordt verwezen naar Monthy Python. Parker en Stone hebben hun bewondering voor dit Britse ensemble – dat ondertussen niet meer als dusdanig actief is – nooit onder stoelen of banken gestoken. De overeenkomsten zijn dan ook opvallend. Monthy Python stond voor dolgedraaide humor waarin ook plaats was voor maatschappelijk relevante thema’s. Datzelfde lijkt te gelden voor South Park. Eén recensent besteedt aandacht aan het belang van het carnavaleske in South Park: Bigger, Longer and Uncut. De personages en toestanden zijn volgens hem dermate onrealistisch dat men er moeilijk aanstoot aan kan nemen. Dat het om een animatiefilm gaat, versterkt dit fenomeen uiteraard alleen maar.

 South Park: Bigger, Longer and Uncut beperkt zich dus – volgens de meerderheid van het schrijversgild – niet tot grollen. De film laat zich op maatschappelijk vlak gelden en doet dit op een Monthy Python-achtige manier: ernstige onderwerpen worden enthousiast in één pot gegooid met bevreemdende en soms niet al te brave humor. Geldt dit ook voor de serie? Eén recensent spreekt zich hier over uit: neen. Voor een uitgebreider antwoord zal het onderzoek in hoofdstuk vijf afgewacht moeten worden. Een opvallende vaststelling is dat een aantal auteurs de inhoud van South Park: Bigger, Longer and Uncut helemaal niet shockerend vindt. Daarbij wordt op verschillen tussen Europa en de Verenigde Staten gewezen. Zou het – ondanks het feit dat elke recensie gewag maakt van het feit dat de film grof is – uiteindelijk allemaal nog meevallen wat betreft de vunzigheden in South Park? Zijn de personages enkel wat vuilgebekt of maakt South Park er echt een sport van zoveel mogelijk mensen te shockeren? Opnieuw hoofdstuk vijf zal hier duidelijkheid over brengen. De woorden van de makers zelf in de volgende paragraaf zullen wellicht ook al hulpvol zijn. Wat nu wel al duidelijk is dat de geraadpleegde pers – en wellicht ook het publiek – zich in tegenstelling tot de keurcommissies en ouderverenigingen niet op zijn paard laat jagen door South Park, en appreciatie kan opbrengen voor deze volwassenencartoon. Als afsluiter van deze paragraaf wordt de overheersende opinie in de geselecteerde recensies in enkele woorden samengebald aan de hand van deze quote uit een recensie van South Park: Bigger, Longer and Uncut in het weekblad Knack: “De animatie is summier, de dialogen zijn onvoorstelbaar platvloers, maar de satire op politiek correct Amerika is scherp en geestig.” (“Seks met Saddam”, 08/03/2000, p. 18)

 

 

4.3.  Interviews

 

In de vorige paragraaf werden perscommentaren op South Park: Bigger, Longer and Uncut geanalyseerd. De media laten Trey Parker en Matt Stone soms ook zelf commentaar leveren bij hun creaties. In dit deel zullen twee interviews met het duo doorgelicht worden: een artikel uit De Morgen (Wijnen, 04/03/2000, p. 76) en een vraaggesprek in Libération (Richard, 25/08/1999, p. 24).

 Leert de analyse van de interviews iets over het satirisch karakter van South Park? In De Morgen zegt Trey Parker:

 

Onze serie en de film hebben geen vooropgestelde boodschap. Ik heb een afkeer van dat soort gepreek. Ze zijn bedoeld om leuk te zijn, maar bevatten ook de manier waarop wij naar de wereld kijken. In de serie en in de film mogen we zeggen wat we te zeggen hebben, want daarin kunnen we onze creativiteit kwijt. Hopelijk zet ons standpunt je aan tot nadenken, maar ik ga niet overal verkondigen wat ik nu precies bedoel en wat je eigenlijk moet denken. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

De kijker amuseren is dus het voornaamste objectief van South Park. De opinie van Parker en Stone over mens en maatschappij zit er echter ook in verwerkt. De humor in South Park is niet altijd vrijblijvend, maar heeft soms wel degelijk een maatschappijkritische component. Parker en Stone willen echter niet belerend zijn. Sommige beroemdheden zijn dat volgens hen wel. De sneren naar Barbra Streisand vinden hier hun oorsprong, zegt Parker:

 

Streisand vinden we afschuwelijk, omdat ze haar beroemdheid misbruikt om op Harvard te gaan spreken over de milieuproblematiek. Maar uiteindelijk heeft ze niets meer te vertellen dan een ratjetoe van gerecycleerde meningen. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

Ook acteur Alec Baldwin – die zijn onvrede over de huidige wapenwetgeving al meermaals publiekelijk kenbaar maakte – zit om dezelfde reden in de onderste schuif bij Stone en Parker. South Park lacht echter voortdurend met beroemdheden, en niet alleen met Streisand, Baldwin en andere celebrities die zo “ongelooflijk arrogant” (Wijnen, 04/03/2000, p. 76) zijn hun mening over publieke agendapunten te verkondigen. Hier lijkt de irritatie minder persoonlijk te zijn. Parker hierover:

 

Ach, behalve aan Streisand (…) hebben we aan niemand echt een hekel. Af en toe willen we gewoon de onaantastbaarheid van beroemdheden doorprikken. Ze worden gewoon opgeblazen door de media. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

In het interview in Libération zegt Stone hierover ongeveer hetzelfde (Richard, 25/08/1999, p. 24). In datzelfde artikel bekennen Stone en Parker dat ze op een gegeven moment zelf tot de beau monde van Hollywood begonnen te horen. Ondertussen zien ze daar de hypocrisie van in: “Merde, ce sont exactement les gens et la culture que nous attaquons!” (Richard, 25/08/1999, p. 24) Het duo fulmineert ook tegen de keuringscommissie. Volgens hen is het systeem volledig arbitrair en bovendien corrupt. Parker verhaalt hun wedervaren met de MPAA (Motion Picture Association of America):

 

Ils nous ont demandé de remplacer la scène où les gamins voient sur l’Internet l’image d’une dame en train de faire une pipe à un cheval. Ils nous ont dit: “Pas de zoophilie!” Dans la nouvelle version, les garçons regardent une vidéo scatologique avec des dialogues horribles en allemand. On l’a fait parce qu’on savait que les membres du comité seraient obligés de regarder et seraient dégoûtés! (Richard, 25/08/1999, p. 24).

 

Parker en Stone verwachtten een nieuwe afwijzing, maar hadden het bij het verkeerde eind: de MPAA toonde zich verheugd met de aanpassingen. De logica ontgaat de scheppers van South Park dan ook volledig. In de Morgen beweren ze zelfs omstreden passages vaak met succes door “langere fragmenten met nog gortiger materiaal” (Wijnen, 04/03/2000, p. 76) te vervangen. De arbitraire beoordelingen zijn niet het enige verwijt van de South Park-makers aan de keuringscommissie. Deze laatste is volgens hen ook corrupt. Parker in De Morgen:

 

Oorspronkelijk kreeg de film een NC-17-keuring. Net zoals bij Orgazmo [een eerdere onafhankelijk geproduceerde film van Parker] zouden alleen mensen boven de achttien kunnen gaan kijken. Destijds vroegen we om richtlijnen die ons in staat zouden stellen om een R [Restricted, kinderen toegelaten onder begeleiding van een volwassene] te krijgen. Dat bleek niet mogelijk. Dit keer stelde de studio Paramount dezelfde vraag en prompt lag er een lijstje op ons bureau met de te verwijderen scènes. Het systeem is gewoon corrupt en behandelt studio’s helemaal anders dan onafhankelijke filmmakers. We hebben die willekeur toen aangeklaagd in de pers en kregen uit verscheidene hoeken steunbetuigingen. (…) Censuur is iets waar we erg mee begaan zijn en we waren dan ook graag met de MPAA aan tafel gaan zitten om de problemen op te lossen. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

Parker en Stone krijgen echter geen publiek debat op gang. Hun oorlogsverklaring aan de censuur in South Park: Bigger, Longer and Uncut heeft hen naar eigen zeggen wel iets opgeleverd. Parker zegt hierover in De Morgen:

 

De mensen die ons wilden aanvallen, wisten dat ze gemakkelijk vergeleken konden worden met de slechteriken in onze film. Ze merkten ook dat we niet reageerden op de kritiek, we legden die gewoon naast ons neer. Sinds het begin van de serie werden we haast onophoudelijk onder vuur genomen en van de ene dag op de andere hield dat plots op. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

Matt Stone nuanceert het belang van de film in het gaan liggen van de storm aan kritiek echter:

 

Het heeft ook te maken met verwachtingen. In het begin maakte men de associatie tussen ‘animatie’ en ‘voor kinderen’. Terwijl wij de serie in de eerste plaats voor onszelf en onze vrienden maken. Het publiek waar we ons op richten zijn volwassenen. Het waren vooral mensen die dat niet doorhadden die bij een eerste confrontatie begonnen te steigeren. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

Zodra mensen beseffen dat South Park geen kinderprogramma is, maakt de animatietechniek de serie zelfs aanvaardbaarder. Ook Trey Parker gelooft met andere woorden in de ‘het is maar een tekenfilm’-verklaring, die ook in de recensies voorkwam:

 

Zo zou South Park niet mogelijk zijn als het geen tekenfilm was. Je kunt niet elke week reële beelden tonen van een achtjarige die gruwelijk aan zijn eind komt en hopen dat het grappig is. (…) Het ziet er allemaal erg rudimentair en belachelijk uit en dat zorgt voor meer armslag. Daarnaast hebben we een vuistregel die zegt dat iedereen belachelijk gemaakt mag worden. Geen enkele groep vormt een uitzondering op die regel. Of wel neem je iedereen op de korrel ofwel niemand. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

South Park gaat iedereen te lijf en niemand moet zich dus geviseerd voelen. Stone formuleert het zo:

 

Dat is een van de belangrijkste redenen waarom we ongestraft zo grof kunnen zijn. Niemand kan zeggen dat we op zijn persoon of groep mikken. Als je een paar minuten blijft kijken, zul je zien dat gewoon iedereen voor de bijl gaat. (Wijnen, 04/03/2000, p. 76)

 

Deze laatste alinea vat tot slot de voornaamste info uit de antwoorden van Stone en Parker samen. South Park bevat de ideeën en opvattingen van zijn makers, maar wil absoluut niet betuttelend overkomen. In hoofdstuk vijf zullen we nagaan op welke thema’s die ideeën en opvattingen betrekking hebben, en op welke manier Parker en Stone ze in hun serie naar voor brengen. De inhoud van South Park – zowel de film als de reeks – bevat zoals gezegd niet enkel vrijblijvende humor. Vooral de strijd tegen censuur is een populair thema bij Parker en Stone. Volgens hen zijn de criteria van de keuringscommissie arbitrair en benadeelt deze commissie bovendien onafhankelijke filmmakers. Tot slot zien Parker en Stone een aantal redenen waarom de herrie rond South Park afneemt. De bekendheid met volwassenencartoons en de onschuldige grafische stijl lijken daarvan de voornaamste.

 

 

5. Inhoudsanalyse van South Park

 

5.1.  Inleiding

 

Tot zover de analyse van de persartikels. Het onderzoek in dit hoofdstuk richt zich op South Park zelf. In de volgende paragraaf wordt nagegaan in welke mate South Park overeenkomt met kindercartoons. Daarom worden zeven South Park-afleveringen, telkens één episode uit elke reeks, onderzocht op de aanwezigheid van vijf kenmerken van kindertelevisie. De omvang van het verschil tussen de volwassenencartoon en een conventionelere tekenfilm is tegelijkertijd ook een eerste aanzet bij het bepalen van South Parks volwassen karakter. In paragraaf drie worden alle hoofdthema’s uit de serie gecategoriseerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van vier categorieën: volwassen thema’s, kinderlijke thema’s, platvloerse thema’s en tot slot een restcategorie. Dit deel van het onderzoek moet vooral aantonen hoeveel afleveringen South Park aan voor volwassenen relevante, ernstige thema’s besteedt. De proporties tussen de verschillende categorieën zullen opnieuw interessant zijn met betrekking tot het volwassen karakter van de serie. Het laatste deel van het onderzoek wordt besproken in paragraaf vier. Het betreft hier een kwalitatieve inhoudsanalyse van thema’s uit South Park. Bij dezelfde zeven episodes als in de vergelijking tussen South Park en kindertelevisie wordt een diepgaandere analyse verricht. Daarbij is vooral aandacht voor de manier waarop de serie bepaalde thema’s behandelt. Die manier zegt namelijk bijzonder veel over de volwassenheidsgraad van South Park. In een laatste paragraaf, tot slot, worden de voornaamste bevindingen uit dit hoofdstuk nog eens op een rij gezet.

 

 

5.2.  Vergelijking met kindertelevisie

 

In deze paragraaf wordt dus nagegaan in welke mate South Park beantwoordt aan een aantal kenmerken van kindertelevisie. Die kenmerken werden bij Creeber (2001, pp. 96-97) en Bettelheim (1976, p. 8) gevonden. In hoofdstuk drie werd al op deze eigenschappen ingegaan. Hoe minder deze eigenschappen gelden voor South Park, hoe sterker de serie afwijkt van een klassieke kindercartoon en, vanuit het perspectief van ons onderzoek minder belangrijk, hoe ongeschikter de serie is voor kinderen. De kwalitatieve inhoudsanalyse die hier duidelijkheid over moet brengen vindt plaats op een steekproef van zeven afleveringen. De selectie gebeurt niet op volledig toevallige basis: van elke reeks wordt exact één episode uitgekozen. Er worden ook bewust vier ‘volwassen’ episodes, twee ‘neutrale’ afleveringen en één ‘kinderlijke’ episode geselecteerd. Op die manier zijn de voornaamste categorieën uit het volgend deel van het onderzoek vertegenwoordigd. De selectieprocedure is wellicht niet de beste manier om representatief te zijn voor de serie in zijn geheel. Gezien de aard van ons onderzoek – waarin niet zozeer naar aantallen, dan wel naar het al dan niet voorkomen van bepaalde zaken wordt gekeken – lijkt dit echter geen onoverkomelijk probleem. Waar wordt nu precies naar gekeken tijdens deze zeven afleveringen van South Park? Ten eerste naar de aanwezigheid van seksuele handelingen en seksuele verwijzingen. In kinderprogramma’s worden die zelden of nooit aangetroffen. Ten tweede naar de aanwezigheid van politiek incorrecte of stoute inhoud, zoals het tonen van slechte rolmodellen voor kinderen. Ten derde naar de aanwezigheid van omkeringen van het klassieke ouder/kind rolpatroon, die komen namelijk vaak voor in kinderprogramma’s. Ten vierde wordt nagegaan in welke mate het verhaal zich vanuit een kinderperspectief afspeelt, zoals dat gebruikelijk is in kindertelevisie. Ten vijfde en laatste is het van belang na te gaan in hoeverre South Park zaken simplificeert. Wil een programma ook voor kinderen toegankelijk zijn, mag de inhoud niet te ingewikkeld zijn.

 Wat het eerste kenmerk, de aanwezigheid van seksualiteit, betreft – onder meer seksuele handelingen, verbale verwijzingen naar seks en het tonen van geslachtsdelen – steekt South Park alvast schril af tegen een doorsnee kinderprogramma. Het begint reeds in de intro: Kenny uit er zijn voorkeur voor het rondborstige type (“big potatoes… very, very big potatoes”). Die opmerking zit in de intro van elke episode: de intro is niet dezelfde voor elke reeks, maar het begeleidende liedje is dat wel. In de geanalyseerde aflevering uit de eerste reeks – “Starvin’ Marvin” – zit nog een verwijzing: Chef kijkt door Mephisto's telescoop en ziet “an extreme close-up of Vanessa Redgrave primal parts”. De kijker mag overigens niet meegenieten. In “Spooky Fish” uit reeks twee speelt seks geen rol, maar “Rainforest Shmainforest” uit reeks drie bevat twee scènes met een seksuele dimensie: de aanwezigheid van Costa Ricaanse prostituees en de uitspraak “Oh no! That big thing is going to make love to Miss Stevens!” Uit reeks vier werd “Fourth grade” geanalyseerd. Deze episode bevat opvallend veel verwijzingen naar seks. Dat heeft te maken met het outen als homofiel van Mr. Garrison, de voormalige leerkracht van de jongens, in deze aflevering. Zo wordt er verwezen naar het feit dat Garrison ooit 17 minuten naar de penis van Mr. Mackey staarde en dat hij ooit masturbeerde bij een zwemwedstrijd voor mannen op televisie. Tijdens de zoete herinneringen van de kinderen aan hun vorige leerjaar zien we hen door een breed grijnzende Garrison op de billen gekletst worden. Maar Garrisons homofilie en pedofilie – waarnaar ook expliciet verwezen wordt door andere personages – monopoliseert de seksuele referenties in deze aflevering hoegenaamd niet. Getuige bijvoorbeeld volgende dialoog als de leerlingen een stunt plannen om hun nieuwe leerkracht af te bluffen:

 

Butters: “When we pull our pants down should we stand frontways or back? I mean, do we show her our behinds or our weeners?”

Stan: “I think showing our asses will be quite sufficient, Butters.”

Butters: Maybe we could stand like this: with our weeners pulled through the back of our legs, you know, and get her a nice fruit bowl.”

 

De nieuwe leerkracht van de jongens heet trouwens Mrs. Choksondik, uit te spreken als ‘chokes on dick’, draagt geen bustehouder en heeft buitensporig laaghangende borsten. Mrs. Choksondik krijgt haar klas maar niet onder controle. Ten einde raad gaat ze ten rade bij Mr. Garrison. Diens leer valt als volgt samen te vatten: “When a child says: ‘Suck my balls!’ You say: ‘Present them.’” “Towelie” uit de vijfde reeks is seksarmer. De tampon van Stans moeder die Cartman vindt, verwijst naar de vrouwelijke menstruatie, maar verder komt seksualiteit in deze episode niet aan bod. Dat is wel enigszins anders in de uit reeks zes afkomstige aflevering met de veelbetekenende titel “Red hot Catholic love”. Deze aflevering draait nagenoeg volledig rond het misbruiken van minderjarige jongens door katholieke priesters. Het komt er in het verhaal op neer dat enkel de priester uit South Park, Father Maxi, van zijn koorknapen afblijft. Er gebeuren geen aanrandingen in deze episode, de katholieke priesters – exclusief Maxi – bekennen wel unaniem hun seksuele appetijt op jongetjes te botvieren. Blijkbaar vonden de South Park-makers dit wel volstaan, want verder speelt seksualiteit geen rol in deze aflevering. In de episode uit reeks zeven, “I’m a little bit country”, beperken de seksueel geladen elementen zich tot de aanwezigheid van Mister Slave. Mister Slave is het sm-vriendje van Mr. Garrison. Hij surveilleert en reageert als volgt op kabaal in de klas: “Kids, let’s keep it down or Mr. Garrison is going to punish me.”

 Seksualiteit is zeer nadrukkelijk aanwezig in twee episodes. De aanranding door priesters is zelfs het centraal gegeven van een episode. In één geanalyseerde aflevering komt seksualiteit helemaal niet aan bod. De overige vier episodes bevatten één of meer eerder bescheiden vormen van seksualiteit. In de steekproef worden – op enkele priestervingers die een jongenshoofd strelen na – geen seksuele handelingen getoond. De conclusie luidt dan ook dat seksuele elementen in South Park niet uitzonderlijk zijn. In aantal vallen die elementen doorgaans nogal mee. De serie deinst er echter niet voor terug diep in detail te treden, of sociaal niet aanvaardbare seksuele praktijken in het verhaal op te nemen. Kortom, volgens de maatschappelijk gangbare normen is de seksuele inhoud totaal ongeschikt voor een kinderprogramma.

 Er bestaan grotere uitdagingen als politiek incorrecte materie opsporen in South Park. Het is zowat het handelsmerk van de serie. De running gag – de gruwelijke dood van Kenny in nagenoeg elke episode – weet bijvoorbeeld niet elke brave burgervader te smaken. De vier bengels uit South Park zijn ook geen ideale rolmodellen: ze schelden altijd en overal, en zijn vaak egocentrisch. In “Starvin’ Marvin” – een weinig flatterende naam voor een jonge Ethiopiër – schenken Stan, Kyle, Cartman en Kenny vijf dollar aan liefdadigheid enkel en alleen in de hoop een sportshorloge te ontvangen. Cartman toont zich als altijd de vuilste bek van de hoop: hij blaft zijn moeder af en heeft een bedenkelijke visie op armoede. Zo vraagt hij: “Why is your family poor, Starvin’ Marvin? Is your dad an alcoholic too?” De conversaties in de klas tussen Cartman en Mr. Garrison jagen politiek correct ongetwijfeld ook in de gordijnen. Twee voorbeelden:

 

Cartman: “Why do poor people always smell like sour milk?”

Mr. Garrison: “I don’t know, Eric. They just do.”

 

Mr. Garrison: “Does anybody know what a canned food drive is?”

Cartman: “When you cut up a chick’s stomach to get her baby out?”

Mr. Garrison: “No, that’s a caesarian section. But that’s okay. Remember, there are no stupid questions, just stupid people.”

 

“Spookyfish” biedt weinig vooruitgang voor politiek correct Amerika. Stans tante Flo komt enkele dagen logeren. De jongens ontmoeten haar:

 

Kyle: “Wow! What’s wrong with your head? Why are you shaking like that?”

Stan: “Dude, that’s not cool. She’s got Parkinson disease.”

Cartman [zet zich bij Flo op de schoot]: “Ah, sweet. Check it out, you guys, you don’t have to put a quarter in it.”

 

In “Rainforest shmainforest” laten vooral Mr. Garrison en Cartman zich weer verbaal gelden. Garrison stelt de lerares van een kinderkoor, dat zingt ter bescherming van het regenwoud, als volgt voor: “Now I know choir tours are totally stupid and lame, but please give her your full attention.” Cartman schuwt de vooroordelen weer niet: “Like my friend Kyle. He’s Jewish. So he doesn’t have any rhythm.” Kyle zal later ook blijken te voldoen aan dit stereotype. Als de kinderen in Costa Rica arriveren komt Cartman pas goed onder stoom: “Why don’t these people get jobs?” en “Oh my God, it smells like ass out here!” Ook anoniemer personages kunnen ontdeugend uit de hoek komen. Klasgenoot Craig doet maar één ding: zijn middenvinger opsteken naar alles en iedereen. In “Fourth Grade” is het politiek incorrect gedrag eveneens legio. Mrs. Choksondik smeekt Mr. Garrison haar te leren zijn vroegere klas in toom te houden: “Please help me! For them! For the future of our children!” Uit Mr. Garrisons antwoord blijkt duidelijk hoe belangrijk hij de toekomst van de kinderen vindt: “Two hundred bucks.” In “Towelie” is het gelijknamige hoofdpersonage een genetisch gemanipuleerde handdoek. Deze duikt op als mensen over water spreken en bestookt hen met slogans die het belang van handdoeken moeten aangeven. Hij besluit echter steeds met de vraag: “You wanna get high?” In “Red hot Catholic love” lijkt er niets sociaal aanvaardbaars gedaan te worden: priesters randen jongetjes aan, en leken eten anaal en doen hun gevoeg oraal. De vier bengels geven ook in “I’m a little bit country” niet altijd het goede voorbeeld. Cartman ligt in een coma. Stan, Kyle en Kenny moeten een taak met hem maken en schudden hem doorheen in het ziekenhuis. De taak lijkt belangrijker dan Cartmans gezondheid voor het resterende drietal. Cartman bakt het ondertussen even bruin in zijn ‘flashback’: hij knuppelt koelbloedig – zelfs al neuriënd – een behulpzame en vriendelijke boodschapper dood.

 In South Park wemelt het van de stoute, politiek incorrecte content. Schelden lijkt nog het kleinste kwaad. Bovenstaande voorbeelden zijn slechts een bijzonder kleine selectie. Het zijn trouwens bijna telkens conversaties. Dat betekent niet dat de politiek incorrecte inhoud zich zou beperken tot uitspraken. Dat zal tijdens de bespreking van het thema-onderzoek duidelijk blijken. Ouders die hun kinderen niet willen blootstellen aan zogenaamd slechte invloeden, laten de kleine best niet alleen naar televisie kijken tijdens de zenduren van South Park.

 Een indrukwekkende hoeveelheid politiek incorrect materiaal dus. Maar wordt het klassiek ouder/kind rolpatroon soms op zijn kop gezet in South Park? Daar voorbeelden van vinden blijkt veel minder evident. In “Starvin’ Marvin” commandeert Cartman herhaaldelijk zijn moeder. En in “Towelie” maken de kinderen er geen enkel probleem van een wagen te lenen om zich te verplaatsen. Een lid uit een rivaliserende partij maakt ondertussen een kinderachtige vergelijking met het filmruimtewezen E.T. om genegenheid te verklaren. South Park lijkt deze omkering van het klassiek rolpatroon niet al te vaak uit de kast te halen, maar doet het dus wel. De kinderen gedragen zich wel eens als kleine volwassenen – zoals bij het autorijden – en de ouders kunnen vrij vaak als grote kinderen beschouwd worden. Dat laatste is wellicht het gevolg van het mensbeeld dat South Park er lijkt op na te houden: de mens is een kuddedier dat zich zonder veel nadenken laten meeslepen door irrationele factoren. Het is in die optiek dat het wijdverspreide atheïsme in “Red hot Catholic love” moet gezien worden. De kinderen doen hier niet echt aan mee, maar het is overdreven dit als een daad van volwassenheid te beschouwen. Het lijkt net het gevolg van de desinteresse van kinderen voor problemen uit de grote mensen-wereld. Hetzelfde geldt voor de vredige manier waarop de kinderen reageren op de oorlogscontroverse in “I’m a little bit country”. Toch mag niet uit het oog verloren worden dat het Cartmans speech is die de kibbelende partijen verzoent in deze episode. Cartman lijkt hier dus de meest volwassene van de hoop.

Nog een ander kenmerk van kindertelevisie wordt in de serie aangetroffen. Net als vele kinderprogramma’s vertelt South Park de verhalen vanuit een kinderperspectief. Verrassend is dit niet. De hoofdpersonages in de serie zijn nu eenmaal achtjarigen. “Fourth Grade” gaat over de overgang van naar een nieuw leerjaar op school. Is dit een metafoor voor alle overgangen die mensen in hun leven doorwandelen? In dat geval zou het hier gaan om het herleiden van een algemener fenomeen tot een situatie in de kinderwereld, of anders gezegd om het presenteren van een onderwerp vanuit een kinderperspectief.

 Een laatste eigenschap van kindertelevisie die wordt nagegaan bij South Park is simplificatie. South Park maakt gebruik van visuele simplificatie zodat plaatsen en personages makkelijk herkend worden. De kinderen lopen bijvoorbeeld altijd rond met hun karakteristieke mutsen. Als in “Spookyfish” een Stan, Kyle en Cartman uit een alternatieve dimensie opduiken hebben die een ringbaardje. Op die manier zijn ze voor de kijker makkelijk te onderscheiden van de gebruikelijke Stan, Kyle en Cartman. Het is hier echter niet de bedoeling veel aandacht te besteden aan dit soort visuele simplificatie. De interesse gaat vooral uit naar de mate waarin de serie gebruik maakt van een gepolariseerde goed/slecht voorstelling. De helden zijn daarin door en door goed, de vijand is door en door slecht. De mate waarin South Park bepaalde thema’s vereenvoudigt, is uiteraard ook relevant. Die analyse komt later in dit onderzoek echter al uitgebreid aan bod. Hier wordt voorlopig enkel gesteld dat South Park ingewikkelde thema’s inderdaad vereenvoudigt, maar daarbij toch meer oog voor volledigheid behoudt dan een doorsnee kinderprogramma. De vereenvoudiging zal met andere woorden meestal minder ver gaan dan de sterke simplificaties in kindertelevisie. Hoe zit het nu met de goed/slecht polarisering in de geanalyseerde afleveringen? In “Starvin’ Marvin” kunnen twee tegenpartijen onderscheiden worden. South Park wordt onveilig gemaakt door genetisch gemanipuleerde kalkoenen, en in Ethiopië eet Sally Strutters zelf het eten voor de Afrikanen op. Aan Strutters wordt eigenlijk niet veel belang besteed. Tijdens het bekijken van het promofilmpje lachen de jongens met haar corpulentie, en Cartman betrapt haar op het verzetten van enorme hoeveelheden eten. Als Cartman haar verraadt, probeert ze nog zo veel mogelijk taart te eten. Strutters is slecht, want ze misbruikt de voedselhulp aan Afrika, maar ze is toch vooral vrij onbelangrijk in het verhaal en dus niet de grote vijand. In South Park komt het ondertussen tot een ultieme strijd tussen mens en kalkoen. Toch wordt dit niet echt als een strijd van goed tegen slecht voorgesteld. Voor de slag spreekt een paars-wit geschminkte Chef de menigte toe. De volgende scène geeft een paars-wit geschminkte kalkoen dezelfde speech aan zijn troepen. Kortom, mens en kalkoen zijn niet zo verschillend. In de strijd sneuvelen alle kalkoenen. Mephisto, die de kalkoenen creëerde, toont spijt dat ze allemaal dood zijn. Ze voelden aan als een deel van hem. Bovendien voelt hij aan dat niet de kalkoenen schuld treft, maar wel hemzelf: “Perhaps I shouldn’t be toying with God’s creations.” In “Spookyfish” komt de tegenpartij uit een alternatieve, kwaadaardige dimensie. De Stan, Kyle en Cartman duiken uit de andere dimensie op in South Park. In de slechte dimensie is alles omgekeerd. De bezoekende Stan en Kyle zijn dus slecht, maar dit geldt niet voor de bezoekende Cartman. Stan en Kyle, de originelen, appreciëren hem dan ook meer dan de echte Cartman:

 

Stan: “You know what, Evil Cartman, I like you a lot more than our Cartman.”

Kyle: “Yeah, you’re cool and you don’t say ‘hella’.

 

De strijd tussen de verschillende dimensies is dus geen strijd tussen goed en slecht. Dat is evenmin het geval in “Rainforest Shmainforest”. De twee partijen in deze episode zijn het regenwoud en de houtkappers. Aanvankelijk wordt positie ingenomen voor het regenwoud en tegen de houtkappers. In de loop van de aflevering draait die voorkeur echter om. De appreciatie voor de grote vijand verandert ook in “Fourth grade”. Mrs. Choksondik weet weinig sympathie op te wekken bij haar nieuwe leerlingen. Choksondik is nochtans een gemotiveerde en goedbedoelende leerkracht. Gaandeweg weet zij het respect van de klas te winnen. In “Towelie” is het helemaal onduidelijk wie de ‘bad guys’ moeten zijn. Naast het bekende viertal lopen er nog twee andere, elkaar hevig bekampende partijen rond. Stan, Kyle, Cartman en Kenny nemen nooit de moeite partij te kiezen in de hele kwestie. Zij beperken er zich toe hun eigen zaakjes te regelen. De slechterik in “Red hot Catholic love” is de katholieke Kerk volgens de volwassenen in South Park. Father Maxi van South Park is echter begaan met zijn medemensen en geeft aan dat niet het katholieke geloof slecht is, maar wel het aanranden van kinderen en het letterlijk interpreteren van de Bijbelse teksten. De volwassenen herwinnen hun geloof. De Kerk is niet langer slecht omdat “some guys in Italy screwed it up.” “I’m a little bit country” draait rond de Amerikaanse tweedracht over de oorlog in Irak. Pro en contra staan tegenover elkaar. ‘Wie zit er goed en wie zit er fout?’, is de vraag die tijdens de aflevering wordt gesteld. De conclusie is ten eerste dat de beide partijen samen goed zijn, en ten tweede dat Amerika goed is. In deze episode bestaat ook rivaliteit tussen Cartman enerzijds en Stan, Kyle en Kenny anderzijds.

Dat Cartman niet altijd in hetzelfde kamp zit, geeft nog eens duidelijk aan dat in South Park geen sprake is van een gepolariseerde goed/slecht tegenstelling. Geen klassieke goed/slecht polarisering dus in South Park, of toch niet in de geselecteerde afleveringen. De vijand is nooit door en door slecht. Over Sally Strutters zijn geen positieve kenmerken bekend, maar er wordt ook geen strijd tegen haar gevoerd. De ‘helden’ uit de serie zijn evenmin door en door goed. Stan, Kyle en Kenny zijn ettertjes, en bijlange na niet perfect, maar staan altijd aan de kant van de goeden. Cartman, de grootste herrieschopper, strijdt meestal met dit drietal mee, maar niet altijd. De helden hebben dus gebreken en de vijand – als die al duidelijk aan te wijzen is – heeft ook goede kanten. South Park lijkt weinig tot geen gebruik te maken van een zwart-wit voorstelling. Daarmee toont de reeks al meer gevoel voor nuance dan een doorsnee kinderprogramma.

 South Park vertoont een paar raakpunten met kindertelevisie: het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van kinderen en het klassieke ouder/kind rolpatroon wordt soms omgedraaid. Vaak gebeurt dat laatste niet. Die twee kenmerken zijn terug te voeren op, ten eerste, de keuze voor vier achtjarigen als hoofpersonages en, ten tweede, de identificatie met de hoofdpersonages. Het spreekt voor zich dat volwassenen zich sneller zullen identificeren met personages met volwassen trekjes. De keuze voor achtjarigen lijkt historisch gegroeid. South Park is namelijk voortgevloeid uit het tekenfilmpje “The spirit of Christmas”, waarin de Kerstman en Jezus elkaar te lijf gaan. De overeenkomsten met kindertelevisie houden op bij de twee bovenstaande eigenschappen. South Park toont geen schroom op seksueel gebied, wemelt van het politiek incorrect materiaal en simplificeert minder dan kinderprogramma’s. De conclusie luidt dan ook dat South Park helemaal niet lijkt op een kinderprogramma en – in de veronderstelling dat de gehanteerde karakteristieken belangrijk zijn voor kinderen – dat de serie evenmin geschikt is voor kinderen.

 

 

5.3.  Welke thema’s behandelt de serie?

 

South Park blijkt dus allerminst een kinderprogramma te zijn. Dan rest nog steeds de vraag hoe volwassen South Park precies is. Een volgende stap in de bepaling van de volwassenheidsgraad van de serie, is een kwantitatieve studie naar de thema’s waaraan de South Park-episodes opgehangen worden. Naargelang het voornaamste thema wordt een aflevering ondergebracht in een van de vier categorieën: volwassen, kinderlijk, platvloers en neutraal. Welke criteria worden gehanteerd bij deze indeling? Een volwassen thema heeft maatschappelijk belang, het is een thema dat voorbehouden is aan volwassenen, kinderen hebben er minder affiniteit mee. Met kinderlijke thema’s zijn kinderen dan weer bij uitstek vertrouwd. Het zijn thema’s uit hun leefwereld. Voor volwassenen verliezen ze meesta hun relevantie. De platvloerse thema’s zijn thema’s met een uitgesproken laag maatschappelijk aanzien. Het zijn onderwerpen waar volwassenen doorgaans voor passen omdat ze deze al te triviaal vinden. Uitwerpselen vallen bijvoorbeeld onder deze categorie. Neutrale thema’s passen niet in een van de andere categorieën. De neutrale categorie is met andere woorden een restcategorie. Wat is de bedoeling van deze indeling? Ten eerste vaststellen hoeveel episodes rond volwassen thema’s draaien. Het spreekt vanzelf dat dit aantal niet zonder belang is bij het bepalen van het volwassen karakter van South Park. De hoeveelheid kinderlijke en platvloerse thema’s is nu ook gekend. Dit aantal kan mogelijk een tegengewicht vormen voor de eerste categorie. Het zal tot slot ook interessant zijn na te gaan welke onderwerpen er zoal in de neutrale categorie beland zijn. Deze kwantitatieve analyse wordt verricht op de korte inhouden van alle South Park-episodes. Voor de korte inhouden wordt gebruik gemaakt van de officiële site van de makers van de serie ("South Park Studios", 10/03/03), Matt Heffernan's "South Park" Page (Heffernan, 21/03/2001) en South Park - TV Tome (Kytasaari, 13/08/2003).

Zeven seizoenen South Park hebben 103 afleveringen opgeleverd. Er zijn 43 episodes met een volwassen hoofdthema, 14 episodes met een kinderlijk hoofdthema, twee episodes met een platvloers hoofdthema en 44 episodes in de neutrale categorie. De verdeling van de categorieën per reeks levert weinig interessante info op. De enige opvallende vaststelling is dat de afleveringen met een platvloers hoofdthema uit reeks één en twee komen. Vooraleer dit cijfermateriaal verder te becommentariëren nog enkele bemerkingen. Bepalen in welke categorie een episode belandt, ligt niet altijd voor de hand. Ten eerste bevat elke aflevering uiteraard meer dan één onderwerp. Het is soms niet evident uit te maken wat nu het hoofdthema is. Vervolgens moet dit hoofdthema gelabeld worden: is het een volwassen, kinderlijk, platvloers of neutraal thema? Het is onmogelijk een exhaustieve lijst op te stellen voor elke categorie. Ook bij deze beslissing zal ondanks de criteria soms een deel interpretatie aan te pas komen. Een en ander betekent dat sommige in dit onderzoek gemaakte keuzes mogelijk voor discussie vatbaar zijn en dat enige voorzichtigheid geboden is bij de behandeling van het cijfermateriaal. De schriftelijke neerslag van het kwantitatief onderzoek staat overigens in bijlage.

 Een goede veertig procent van de afleveringen draait dus rond een volwassen thema. Dat is ongeveer drie maal zoveel als het aantal afleveringen dat vooral over een kinderspecifiek onderwerp gaat. In de ‘platvloerse’ categorie staan twee episodes. Opvallend is dat die uit de twee eerste reeksen komen. De restcategorie is nog net groter dan de volwassen categorie. Veel thema’s – een goede veertig procent – passen dus niet in de overige categorieën. Zij zijn met andere woorden volwassen noch onvolwassen (kinderlijk of platvloers) gelabeld. Het zal interessant zijn na te gaan wat voor onderwerpen in deze categorie beland zijn.

 Er wordt echter eerst naar de aan bod komende volwassen thema’s gekeken. Daar zitten onder meer euthanasie, religieuze discriminatie en stamcellenonderzoek tussen, ernstige thema’s waarover het laatste woord nog niet gezegd is. Dat geldt voor alle thema’s in de ‘volwassen’ categorie. Opvallend is het hoge aantal episodes met een seksueel getint onderwerp in deze categorie. In de elf aan seksualiteit gelinkte afleveringen is onder meer aandacht voor incest, kindermisbruik en de discriminatie van holebis. Zoals in de vorige paragraaf nog werd aangegeven is de aanwezigheid van seksualiteit in programma’s typisch voor volwassen televisie of, anders uitgedrukt, niet-kindertelevisie. Ondanks die uitgebreide interesse besteedt South Park ook aandacht aan kinderthema’s. Gezien de definitie van de categorie ‘kinderlijk’ spreekt het voor zich dat de veertien episodes in deze categorie betrekking hebben op het kinderleven. Het is dan ook geen verrassing vast te stellen dat vier afleveringen voornamelijk over de school gaan. “Damien” is bijvoorbeeld gewijd aan de komst van een nieuwe leerling in de klas. Drie episodes draaien rond opgroeien, zoals de episode “Bebe's Boobs Destroy Society” waarin het begin van de puberteit zijn tol eist. Opnieuw een seksueel getinte aflevering overigens. In de resterendee zeven episodes in deze categorie is het centrale thema onder meer eens Halloween – twee maal zelfs – en babysitten. Er zijn dus minder afleveringen met een kinderlijk hoofdthema dan afleveringen met een volwassen onderwerp. Toch besteedt een substantieel deel van de episodes veel aandacht aan kinderlijke thema’s. Het zal interessant zijn in de kwalitatieve analyse vast te stellen hoe dit gebeurt voor een bepaalde aflevering. Blijft South Park desondanks interessant voor volwassenen, bijvoorbeeld door meer volwassene neventhema’s in het verhaal te verwerken? De twee afleveringen met ‘platvloerse’ thema’s zijn “Mr. Hankey the Christmas Poo” en “Terrance and Philip in Not Without My Anus”. Die laatste episode is volledig gewijd aan de Canadese filmsterren Terrance en Philip. Stan, Kyle, Cartman en Kenny dwepen met dit duo wiens moppen altijd neerkomen op het verspreiden van darmgassen. In vele andere afleveringen komen Terrance en Philip kort aan bod. In “Mr Hankey the Christmas Poo” wordt de show gestolen door een fictieve eindejaarsfiguur: de Kerstdrol. De aflevering verscheen op 17 december 1997 voor het eerst op de buis in de Verenigde Staten. En was de laatste episode van de eerste reeks, en dus ook de laatste episode voor Kerstmis. Kyle voelt zich als Jood een beetje uitgesloten tijdens de kerstvieringen. Gelukkig kijkt Hankey the Christmas Poo niet naar religies. Hankey bezoekt elk jaar alle brave kinderen die veel vezels in hun dieet opnemen en passeert eerst bij Kyle. Kerstmis neemt duidelijk geen onbelangrijke plaats in tijdens deze aflevering. Toch werd tijdens de analyse besloten dat Hankey de Kerstdrol het centrale onderwerp van deze episode is, en geen aanhangsel van het Kerstthema. In twee episodes staan scheten en uitwerpselen centraal. Op een totaal van 103 aflevering valt dit nog mee gezien het vele gesakker van criticasters op de vunzigheid van South Park. Dat Terrance en Philip ook in andere episodes opduiken geeft echter al aan dat platvloerse thema’s weliswaar zelden centraal staan, maar wel vaker voorkomen in de serie. Wat zijn de voornaamste thema’s in de neutrale categorie? Zeven van de 44 episodes zijn nog het best te omschrijven als ‘stop de slechte’-afleveringen. Eigenaardig is dit niet: in Amerikaanse televisieprogramma’s gaat het er regelmatig om de meest duivelse plannen te verijdelen. Ook in South Park moeten dus soms snoodaards afgestopt worden, en is dit het voornaamste thema van de aflevering. In tien andere episodes stort South Park zich op de showbusiness en audiovisuele sector. De serie interesseert zich dan voor boysbands, Lord of the Rings of Jennifer Lopez. Het voorkomen van celebrities ligt voor de hand: Stone en Parker bekenden in het vorige hoofdstuk graag de draak te steken met het opgeklopte imago van beroemdheden. Gezien de opleiding en de bezigheden van de South Park-makers ligt het ook in de lijn der verwachtingen dat zij veel belang hechten aan de audiovisuele sector. Acht andere afleveringen draaien rond eerder fictieve of niet-bewezen verschijnselen, zoals ruimtewezens, een ladder naar de hemel of het paranormale. De keuze voor dergelijke thema’s moet vermoedelijk tot luchtige verhaallijnen leiden. Negentien andere episodes werden eveneens ingedeeld in de neutrale categorie. De hoofdthema’s van deze afleveringen lopen zwaar uiteen: Kerstmis staat tot driemaal toe centraal, een andere episode draait rond skiën.

 In bijna een derde van de South Park-afleveringen staan ernstige, maatschappelijke thema’s centraal. Dat is bijna een drievoud van het aantal episodes waarin kinderlijke thema’s de aandacht opeisen. Die voorkeur voor volwassen onderwerpen is een duidelijke indicatie dat South Park deel uitmaakt van de volwassenenwereld. En dit ondanks het feit dat twee afleveringen gedomineerd worden door respectievelijk een pratende drol en flatulente Canadezen. Humor staat uiteraard centraal in de serie en onderbroekenhumor moet daarbij blijkbaar kunnen. Het valt trouwens op dat beide episodes uit de begindagen van de serie dateren. South Park interesseert zich dus wel degelijk voor gewichtige onderwerpen. Het is evenwel nog niet duidelijk wat de serie over die onderwerpen te zeggen heeft. Voor die duidelijkheid moet de kwalitatieve analyse in de volgende paragraaf zorgen.

 

 

5.4.  Hoe worden de thema’s gebracht?

 

Dit deel van het onderzoek interesseert zich voor de manier waarop South Park met vooral volwassen thema’s omspringt. Daartoe worden zeven episodes kwalitatief geanalyseerd. Het betreft hier dezelfde zeven afleveringen als bij het onderzoek naar kenmerken uit de kindertelevisie. Dit betekent dat uit elke reeks één episode geanalyseerd wordt. Bovendien werd voor enige diversiteit gezorgd: de steekproef beslaat vier episodes uit de volwassen categorie, twee afleveringen uit de neutrale categorie en één episode met een kinderlijk centraal thema. “Hankey the Christmas Poo” noch “Terrance and Philip in Not Without My Anus” worden dus kwalitatief geanalyseerd. De bevindingen worden aflevering per aflevering gepresenteerd. Te beginnen bij “Starvin’ Marvin” uit reeks 1.

 Deze episode draait rond het volwassen thema armoede, zowel in de derde wereld als korter bij huis. In South Park worden ter gelegenheid van Thanksgiving voedselconserven voor de armen verzameld. Cartman ziet dat laatste niet zitten. De volgende discussie ontstaat in de klas:

 

Cartman: “I’m not bringing in food for poor people. Screw them!”

Wendy: “Don’t you want to help those who are less fortunate?”

C: “Hey, guys, don’t you hear something? I think I hear the flower children calling.”

W: “This is the one day of year you’re supposed to care for people who can’t eat.”

C: “Isn’t it enough that I pay taxes? What about the poor houses that I pay for?”

W: “Many would rather die than live in those places!”

C: “Well then perhaps they should and decrease the servilous population.”

Mr. Garrison: “Okay, kids. That’s enough Dickens for today.”

 

Kortom, een politieke discussie op kinderniveau. Ondertussen dreigt South Park overspoelt te worden door genetisch gemanipuleerde kalkoenen. Mephisto, die de kalkoenen geschept heeft, waarschuwt de burgemeester. Die neemt hem echter niet serieus en wordt gestoord in haar overleg hoe ze de gift aan de armen best kan inkleden. De keuze valt uiteindelijk op de Grab-o-lux. Dit is een cabine waarin een arm kind wordt rondgeslingerd. Al de conservenblikken die het kind kan vangen, mag zijn gezin houden. Steun aan armen wordt met andere woorden een spektakel. Stan, Kyle, Cartman en Kenny hebben na het bekijken van een spotje met de corpulente Sally Strutters per ongeluk een Ethiopisch jongetje geadopteerd. In plaats van een horloge als dank voor een gift van vijf dollar stuurt de voedselhulporganisatie Starvin’ Marvin naar South Park. Twee FBI-types komen de fout herstellen en vragen aan de graatmagere Marvin waar ze een ‘starvin African child” kunnen vinden. Op aanwijzen van Marvin wordt de dikke Cartman meegenomen. Cartman belandt zo in Ethiopië, een dorre woestijnvlakte waarin graatmagere mensen ronddolen. Rode Kruis-medewerkers kunnen hem geen eten geven bij gebrek aan fondsen. Cartman leert de andere kant van de medaille kennen en smeekt God om hulp: “I’m sorry, God. I’m sorry I mocked poor people. I’m sorry I wasn’t more sensitive.” Even later ontdekt hij dat Sally Strutters al het eten zelf opeet. In South Park is het ondertussen tot een clash tussen mens en kalkoen gekomen. De burgemeester is vlak voor het gevecht vooral bezorgd om haar kapsel. Aan het eind van de episode zoeken de overheidsambtenaren Marvin opnieuw. Ze tonen Officer Barbrady een foto van het kleine donkere kind. Zijn reactie: “Oh, that could be a hundred kids in this town, Mister.” Marvin neemt de gedode kalkoenen terug mee naar huis en wordt als de Grote Verlosser ingehaald.

 Wat wordt hier nu vooral uit onthouden? South Park breekt een lans voor voedselhulp. De penibele toestand in Afrika wordt geschetst, en Cartman wordt gestraft voor zijn egoïsme. Tegelijkertijd komt ook het mogelijk misbruik van voedselfondsen aan bod in de figuur van Sally Strutters. De happy end demonstreert de oppervlakkige behandeling van de armenproblematiek: een hoop dode kalkoenen helpt Afrika er uiteraard niet bovenop. Veel verder dan “Wees niet egoïstisch, voedselhulp is goed, maar pas op voor misbruik” komt South Park niet. Ook opvallend is de negatieve weergave van de overheid: de burgemeester besteedt geen aandacht aan de ware problemen, en de FBI-types en Officer Barbrady blijken verschrikkelijke idioten te zijn.

 “Spookyfish” begint met een sneer aan het adres van Barbra Streisand. De episode wordt uitgezonden in ‘spooky vision’ en dus staat er steeds een foto van Streisand in de vier hoeken van het beeld. De aflevering werd ingedeeld in de ‘neutrale’ categorie. Centraal in het verhaal staat een poort naar een alternatief universum. Verder is de dierenwinkel op een Indiaans kerkhof gebouwd. De eigenaar zag daar geen graten in. Meer nog: “[he] dug up all the bodies, pissed on them and then buried them again upside down”. Een verwijzing naar een gebrek aan respect voor culturele en historische waarden? Barbrady demonstreert zijn incompetentie opnieuw met verve: hij meent dat vermisten zich doorgaans in iemands achtertuin verbergen, laat zich eenvoudig overmeesteren en weigert na zijn bevrijding een broek te dragen, “just leave me with my dignity”.

 “Rainforest shmainforest” breidt een verhaal rond het regenwoud. De episode bekritiseert een eenzijdige, geromantiseerde en hypocriete visie op het regenwoud. De jongens trekken met een kinderkoor naar Costa Rico. Daar zal het koor tijdens een tv-show een nummer ter behoud van het regenwoud zingen. In de loop van de episode spuien de lerares en sommige kinderen een aantal argumenten ter bescherming van het regenwoud. Tijdens de generale repetitie leert de kijker de tekst van het liedje kennen. Het regenwoud wordt er tot in het absurde verheerlijkt, heel de wereld moet regenwoud worden. De lokale bevolking toont geen enkele interesse voor deze boodschap. Het koor en hun lerares, Miss Stevens, maken met een gids een tochtje door het woud. Nadat de gids door een slang wordt gedood, ontdekt de groep de negatieve kanten van het woud: enorme insecten, strijdende guerrillagroepen, vleesetende bloemen en vijandige stammen. De lerares behoudt desondanks haar utopische ideeën over het regenwoud. Bij monde van een guerrillaleider snauwt South Park naar alle Miss Stevensen van deze wereld:

 

You white Americans make me sick. You waste food, oil and everything else because you’re so rich and then you tell the rest of the world to save the rainforest because you like its pretty flowers.

 

Het milieu is voor Amerikanen met andere woorden enkel belangrijk als de eigen portemonnee er niet onder lijdt. De belangen van anderen zijn daarentegen irrelevant. Tijdens de tv-show neemt een presentator de Amerikaanse hypocrisie rond het milieu onder vuur:

 

[We’re in] San José, Costa Rica, where hundreds of rich Americans have gathered for the ‘Save the Rainforest’-song. Everyone is here so they can feel good about themselves and act like they aren’t the ones responsible.

 

Het koor is ondertussen gevangen genomen door een kannibalenstam, de Yamagoba. De dreiging van een kolossale Yamagoba is de druppel voor Miss Stevens: “That does it. Goddamn stupid ass rainforest! This place fucking sucks! I was wrong. Fuck the rainforest! I fucking hate it!” Miss Stevens verandert van mening, maar haar visie blijft even extreem en ongenuanceerd. Na de redding door houthakkers drukt ze haar hoop uit dat het ganse woud gekapt wordt en past de tekst van het ‘Save the Rainforest’-liedje aan:

 

There’s a place called the rainforest that truly sucks ass. Let’s knock it down and get rid of it fast. You say “save the rainforest”, but what do you know? You’ve never been in the rainforest before.

 

Miss Stevens ontpopt zich dus in een ommezwaai tot de grootste tegenstander van het regenwoud. Vlak voor de aftiteling verschijnt een afsluitende tekst:

 

Each year, the Rainforest is responsible for over three thousand deaths from accidents, attacks or illnesses. There are over seven hundred things in the Rainforest that cause cancer. Join the fight now and help stop the Rainforest before it’s too late.

 

De makers van South Park gaan met veel vuur tekeer tegen de dominante, al te simpele denkbeelden over het regenwoud en tegen het irrationalisme van sommige groenen, karikaturaal vertegenwoordigd in de persoon van Miss Stevens. Ter compensatie van de milieupropaganda gaat South Park over tot het andere uiterste en bepleit zo een genuanceerdere en eerlijkere visie op de milieuproblematiek. Een visie waarbij de wereld niet enkel door een Amerikaanse bril wordt bekeken en de fout niet enkel bij anderen wordt gelegd.

 “Fourth grade” heeft een kinderlijk hoofdthema: de overgang naar een nieuw studiejaar. De kinderen vinden niet onmiddellijk hun draai in het nieuwe jaar en willen terug in de tijd. Op het moment dat ze ook effectief kunnen terugreizen naar het vorige leerjaar overtuigt de leerkracht hen echter met de volgende speech:

 

Life isn’t about going back. It’s about moving forward. Yes, there are times in our life we wish we could relive, but if we already lived them perfectly, why live them again, The adventure of life is there’s always something new: new challenges, new experiences. A fun game is a game that gets harder as it goes. So is it with life.

 

Een peptalk die uiteraard toepasbaar is op elke situatie waarin mensen hun draai nog zoeken. Volwassenen zullen desalniettemin weinig behoefte hebben aan deze verzameling gemeenplaatsen. De boodschap lijkt – in tegenstelling tot de meeste zedenlessen in South Park – nochtans welgemeend. Het thema lijkt dus eerder op de maat van een jonger publiek gesneden. Dat hoeft volwassenen uiteraard niet noodzakelijk te storen: South Park is vooral een humoristisch programma. Het nut van lange, weinig boeiende speeches, zoals die van Mrs. Choksondik hierboven, voor een volwassen publiek is echter niet duidelijk. Nog een paar opmerkingen die los staan van het hoofdthema. Mr. Garrison out zich in deze episode tegenover de directie van de school. Die toont zich verheugd, maar op zijn vraag terug les te mogen geven reageert ze als volgt: “Oh, I’m sorry. We don’t hire gay people.” Discriminatie van holebis dus. De directrice laat zich al eerder kennen in een conversatie met Mrs Choksondik over de klas van Stan, Kyle, Cartman en Kenny:

 

Choksondik: “One of them is mentally handicapped for Christ sake!”

Principal: “Oh, which one?”

Choksondik: “The one in the wheelchair!”

 

Opnieuw een functionaris die zich niet van haar bekwaamste zijde laat zien. In deze episode valt toch vooral op hoe een kinderlijk thema op een nogal bemoederende manier wordt behandeld.

 “Towelie” is een neutrale aflevering over een gemuteerde, cannabis rokende handdoek. Over deze episode kunnen een aantal zaken gezegd worden. Een belangrijk neventhema is de bezetenheid waarmee de kinderen op hun nieuwe spelconsole spelen. Hun normale leventje moet er volledig voor wijken. Men zou hier dan ook gerust van een verslaving kunnen spreken. Echt negatieve gevolgen hiervan toont South Park echter niet. Veel belang lijkt de kijker niet aan het onderwerp te moeten schenken. De cannabisverslaving van Towelie heeft wel negatieve kanten: zijn geheugen laat te wensen over, hij is onbeleefd en zijn lacherige buien enerveren zijn omgeving. Een afwijzende, maar ook bijzonder eenzijdige en oppervlakkige kijk op cannabisgebruik, zo lijkt. De overheid komt er weer niet altijd even goed uit, ook niet in deze aflevering. Het leger overdrijft als het Towelie niet onmiddellijk in handen krijgt: eerst vernietigt het alle handdoeken in een straal van honderd mijl. Als dit evenmin iets oplevert, wordt zelfs het plan geopperd heel Colorado op te blazen. Nog een voorbeeld: de anonimiteit van een geheime overheidsbasis wordt bedreigd door de beschrijving ‘secret government base’ op de voorgevel.

 “Red hot Catholic love” behandelt een volwassen en actueel thema: het geschade vertrouwen in de Katholieke Kerk na een aantal zedenschandalen met Katholieke priesters in de Verenigde Staten. Ook in South Park zien de ouders hun kinderen liever geen bootreis maken met Father Maxi. Maxi luidt de alarmklok en organiseert eerst een vergadering van Amerikaanse priesters en trekt vervolgens naar het Vaticaan. Hij blijkt de enige priester te zijn die geen jongetjes aanrandt. De overige geestelijken beschouwen seks met jongetjes hoegenaamd niet als een misdrijf en verwijzen daarvoor naar de Holy Document of Vatican Law waarin seks met jongetjes niet uitdrukkelijk verboden wordt. De Kerk wordt voorgesteld als een ivoren toren: ze is volledig vervreemd van de buitenwereld, en beroept zich op het onvindbare en niet aan te passen Holy Document of Vatican Law en op een hogere macht: the Great Queen Spider. Bovendien zetelen in het Vaticaan ook geestelijken van de planeet Galgamec. Maxi spuit zijn onvrede hierover, definieert de essentie van het Katholiek geloof en geeft het belang van religies aan:

 

You people have completely lost touch with the outside world! You sit in this big room with your Galgamecs and your Queen Spider and none of it applies to what being a Catholic is all about! (…) You forgot what being a Catholic is all about… this book! [toont Bijbel] You see, these are just stories. Stories that are meant to help guide people in the right direction. Love your neighbour. Be a good person. That’s it. (…) People are losing faith because they don’t see how what used to be in the religion applies to them. They’ve lost touch with any idea of any kind of religion and when they have no methodology to try to live their lives by they just start spewing a bunch of crap out of their mouths.

 

Dat laatste is een verwijzing naar een ander belangrijk onderwerp in deze episode. Het wantrouwen in de Katholieke Kerk leidt ertoe dat de kinderen gevraagd wordt of Father Maxi ooit iets in hun kont gestopt heeft. De kinderen hebben geen flauw idee waar het over gaat en bedenken de theorie dat eten dat anaal wordt geconsumeerd oraal wordt afgevoerd. Een theorie die blijkt te kloppen en om gezondheidsredenen wordt deze eetwijze al snel populair.

 South Park gaat in deze aflevering uitgebreid in op de rol van het Katholieke geloof. Het onderschat de misbruiken niet – overdrijft ze zelfs – maar neemt het toch op voor de religie. De aflevering herleidt geloof tot zijn essentie, wijst aan wat fout is en waarom geloof belangrijk is. Bij monde van Father Maxi pleit het ook voor modernisering en verandering: “I’m proud of being a Catholic. But I’m a Catholic in the real world! In today’s world! (…) It is time for change.” Het contrast tussen de ernstige en uitgebreide manier waarop in deze episode een volwassen onderwerp wordt behandeld enerzijds en de vele drollen die uit monden vallen anderzijds, is enorm. Het platvloerse lijkt hier dan ook als een compensatie voor het omvangrijke serieuze gedeelte te fungeren. De kijker wordt er zo aan herinnerd dat het programma ook niet te ernstig moet genomen worden.

 “I’m a little bit country” speelde eveneens in op een volwassen onderwerp uit de actualiteit, met name de verdeeldheid in Amerika over de oorlog in Irak. Ook in South Park ontstaan twee partijen: vóór en tegen oorlog. Die twee groepen houden een gelijktijdige manifestatie op het dorpsplein en vereenzelvigen zich elk met een muziekgenre: de patriotten maken gebruik van country, de pacifisten van rockmuziek. De nummers geven het verschil tussen beide groepen wel enigzins aan, maar gaan niet echt verder dan wat gemeenplaatsen. In een flashback van Cartman naar de stichting van Amerika wordt naar een compromis toegewerkt. De Founding Fathers moesten in die tijd beslissen over oorlog met Engeland, met een gelijkaardige discussie tot gevolg. Het compromis komt uiteindelijk uit de mond van Franklin:

 

I believe that if we’re to form a new country we cannot appear war hungry and violent to the rest of the world. However, we also can’t appear to be a country that’s weak and unwilling to fight to the rest of the world. So… what if we form a country that appears to want both?

 

Dit wordt aangevuld door een andere spreker: “If the people of our country can do whatever they want then some will support the war and some will protest it.” Franklin pikt terug in: “And that means that as a nation we could go to war with whomever we wished, but at the same time act like we didn’t want to.” Cartman vertaalt deze boodschap voor de bewoners van South Park naar het heden: de patriotten hebben de protesteerders nodig, want zo lijkt het Amerikaanse volk uit meevoelende mensen te bestaan. De patriotten zijn echter ook noodzakelijk: “If the whole country was made of nothing but soft pussy protestors we could be taken down in a second.” De bewoners van South Park vallen elkaar in de armen bij deze woorden.

 De serie draait in deze episode vooral wat doelloos rond het oorlogsthema. South Park gaat serieus in op de oorlog in Irak, maar neemt zelf geen standpunt in en heeft er eigenlijk niet veel boeiends over te zeggen. Franklins speech geeft het debat over de oorlog in Irak geen nieuwe impuls. De verwijzing naar het recht op vrije meningsuiting lijkt relevanter. De meningsverschillen kan South Park uiteraard niet uit de wereld helpen, maar het kan wel pleiten voor respect voor ieders recht op een eigen mening en het ventileren van die mening. Ook in deze episode neemt de serie zichzelf niet altijd even serieus. Het ridiculiseert het eigen compromis door het om te vormen tot ‘an entire nation founded on saying one thing and doing another’, een weinig flatterende omschrijving van de Verenigde Staten. Bovendien luidt het in het lied aan het eind van de aflevering: “For the war, against the war? Who cares… one hundred episodes!"

De episodes met een volwassen hoofdthema besteden wel degelijk aandacht aan dit thema. De aanpak van South Park bestaat erin wat haar niet zint aan de kaak te stellen, meestal zonder zelf echt een zinnige visie te bieden. In “Rainforest shmainforest” ridiculiseert South Park bepaalde clichématige, politiek correcte denkbeelden en reikt elementen aan die een genuanceerder totaalbeeld moeten opleveren. South Park blijkt wel niet over alle volwassen thema’s even veel zinnige praat te kunnen verkopen. Verder dan wat algemeenheden komt de serie soms niet. Echt storend is dit doorgaans niet, want South Park relativeert met succes haar kijk op de zaken. De overvloedige aanwezigheid van weinig verheffend materiaal als bijvoorbeeld uitwerpselen – in elke categorie episodes – maakt de kijker duidelijk dat de thema’s niet de core business zijn van de cartoon. Humor blijft centraal staan in South Park. Dat is nog duidelijker het geval in afleveringen met luchtiger, neutrale thema’s. Daar fungeren de onderwerpen enkel als kapstok voor het verhaal en de grollen. Eigenaardig is dat South Park wel ernstig ingaat op het kinderlijke hoofdthema in “Fourth grade”. De afsluitende speech van Mrs. Choksondik neigt naar het belerende. South Park steekt graag de draak met moralisme door absurde zedenlesjes in de serie op te nemen. Hier lijkt de speech echter niet ironisch. Wellicht houdt de serie er rekening mee dat niet alle kijkers even oud zijn. South Park blijkt zich dus toch niet enkel tot volwassenen te richten. Een laatste opvallende vaststelling tijdens deze inhoudsanalyse is het negatief voorstellen van de autoriteiten in vier van de zeven geanalyseerde afleveringen. De episodes waarin dit niet gebeurt, zijn de drie episodes die het uitgebreidst ingaan op een maatschappelijk thema. In deze afleveringen lijkt in de ogen van de makers geen ruimte meer voor minder luchtige zijsprongetjes zonder belerend over te komen.

 

 

5.5.  Besluit

 

South Park is geen kinderprogramma, zoveel werd duidelijk in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. Zeven afleveringen werden onderzocht op vijf kenmerken van kindertelevisie. De jeugdigheid van de hoofdpersonages en de eerder zeldzame volwassen momenten van de kinderen zorgen weliswaar voor een paar zwakke overeenkomsten tussen South Park en kindertelevisie, maar de prominente rol van seksualiteit, de politiek incorrecte inhoud en een relatieve terughoudendheid bij het simplificeren bewijzen onweerlegbaar het niet-kinderlijke karakter van de serie. De thematiek in South Park blijkt bovendien op een volwassen leest geschoeid. Bijna een derde van de episodes draait rond een ernstig, maatschappelijk thema. Dat is ruim meer dan het aantal afleveringen over kinderonderwerpen. Enigszins verrassend is dat de serie – wellicht met het oog op jongere kijkers – zo’n kinderlijk thema vrij uitgebreid behandelt. South Park durft daarbij zelfs enigszins bemoederend over te komen. De serie blijkt echter ook ernstig om te springen met de volwassen onderwerpen. Haar inbreng in het publieke debat rond zo’n thema is wel niet altijd even indrukwekkend: South Park beperkt zich soms tot enkele gemeenplaatsen. De makers van South Park blijken niet bij elk maatschappelijk discussiepunt over even interessante argumenten te beschikken. Zo vreemd is dat uiteindelijk niet. Tenslotte zijn Parker en Stone televisiemakers en is South Park een humoristisch programma. De meerderheid van de afleveringen gaat dan ook over luchtiger thema’s. Maar zelfs dan zal de serie de kans om iets aan de kaak te stellen – zoals de mediageilheid van politici – zelden laten schieten.

 

 

Besluit

 

Een cartoon kan tegenwoordig geproduceerd worden met beduidend lagere kosten dan vroeger. Dit biedt twee filmstudenten, Trey Parker en Matt Stone, de mogelijkheid tekenfilmpjes te maken om henzelf en hun vrienden te amuseren. Het resultaat slaat aan en al snel mogen ze een zelfde product afleveren voor de Amerikaanse zender Comedy Central. South Park botst echter met de meer recente cartoontraditie in de Verenigde Staten. De norm op animatiegebied is nog steeds het werk van Disney, dat steeds erg braaf is gebleven. Seks en geweld komen niet voor in de Disneytraditie, maar wel in het tegendraadse South Park. Het levert de serie bakken kritiek op. Bezorgde ouderverenigingen reageren verontwaardigd en keurcommissies kloppen overuren. De serie bekommert zich om seksualiteit, is politiek incorrect en tracht het vereenvoudigen binnen de perken te houden. South Park is dus inderdaad ook geen kinderprogramma. De ontvangst door pers en publiek is gelukkig wel goed. Zij weten de humor van de serie best te smaken. Bovendien kennen recensenten South Park ook een maatschappijkritisch karakter toe. Parker en Stone bevestigen dat hun ideeën en opvattingen in de serie verwerkt zitten. Tegelijkertijd benadrukken ze moralistische praat absoluut te willen vermijden. Een derde van de episodes behandelt belangrijke maatschappelijke thema’s. Het doet dit bovendien op een ernstige en doordachte manier en hanteert daarbij een Monthy Python-achtige aanpak: dolgedraaide humor wordt zonder schroom gecombineerd met netelige maatschappelijke thema’s. South Park weet wel niet altijd even sterk te boeien met zijn inbreng in het publieke debat. Soms komt de serie niet verder dan het spuien van enkele gemeenplaatsen. Humor blijft de specialiteit van het programma en het is dan ook meegenomen dat die steeds centraal blijft staan in South Park. In de episodes die niet over een gewichtig volwassenenonderwerp handelen, is de prioriteit van de humor nog meer uitgesproken, hoewel de serie ook in dergelijke afleveringen vaak kort een volwassen thema aanstipt. Ook kinderonderwerpen werkt South Park soms serieus uit. Dit doet vermoeden dat Parker en Stone ook de jongste kijkers van de cartoon op hun wenken willen bedienen.

 Gezien South Park zo weinig overeenkomsten vertoont met mainstream tekenfilms, zou in een eventuele toekomstige analyse van deze serie wellicht een betere vergelijkingspartner te bedenken zijn. Het grote voorbeeld Monthy Python is een voor de hand liggende keuze voor een nieuwe vergelijking. Wil men een globaler beeld van de volwassencartoon bekomen, zullen nog enkele andere volwassenencartoons op een gelijkaardige manier geanalyseerd moeten worden. Ook zij kunnen vergeleken worden met een gelijkaardig niet-geanimeerd humorprogramma. Het lijkt aangewezen zowel een erg controversiële serie als Beavis & Butthead, als een meer gematigde serie als King of the Hill onder de loep te nemen. Wellicht zullen tussen dergelijke volwassenencartoons toch redelijk wat verschillen bestaan. Verder onderzoek lijkt dus noodzakelijk vooraleer algemene conclusies over de volwassenheidsgraad van het genre te trekken.

 Conclusies over deze volwassenencartoon kunnen we wel trekken. South Park is in de eerste plaats een cartoon met een opvallende, provocerende vorm van humor. De meeste episodes gaan over een neutraal en luchtig thema, maar in één op drie afleveringen behandelt South Park een volwassen onderwerp op een volwassen manier. Echt vernieuwende inzichten zal de serie weliswaar niet snel aanreiken. South Park is een ontspanningsprogramma voor volwassenen. De opschudding die het programma vooral bij de lancering van het programma veroorzaakte, was voornamelijk het gevolg van het contrast met de tekenfilms uit de voorgaande jaren. Nu tekenfilms voor volwassenen mede dankzij South Park meer ingeburgerd raken, zullen opvolgers wellicht voor minder controverse zorgen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende