Oekraïne, speelbal van grootmachten. Nationale identiteit en buitenlandse politiek. (Jacco de Visser)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Voorwoord

 

Ik ben dank verschuldigd aan de docenten die met hun colleges mijn interesse hebben gewekt voor het onderwerp van deze doctoraalscriptie. In het bijzonder Mark Beissinger van de Universiteit van Wisconsin en Jolle Demmers van de Universiteit Utrecht hebben mij met hun vakken State and nation in post- Soviet politics en Nationalism, ethnicity and conflict weten te enthousiasmeren, waarmee ze mij op het idee brachten dit werkstuk te maken. Ook wil ik Daniel M. Vinkeles Melchers, beleidsmedewerker Oekraïne en Wit-Rusland bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, bedanken voor de informatie en tips die hij mij gegeven heeft bij het zoeken naar bronnenmateriaal. Speciale dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleider Bob de Graaff die mijn geschreven tekst van waardevol commentaar voorzag en die mij stimuleerde en het vertrouwen gaf dit werkstuk tot een goed einde te brengen. Ook wil ik Duco Hellema bedanken die mij met de eerste opzet van deze scriptie geholpen heeft. Ten slotte bedank ik mijn ouders en mijn huisgenoten voor hun interesse en ondersteuning, in het bijzonder mijn vader voor de moeite die hij heeft genomen dit werkstuk van zinvol commentaar te voorzien.

 

 

Inleiding

 

Als je de gewone man van de straat een aantal maanden geleden naar Oekraïne zou vragen, zou hij vragend zijn schouders hebben opgehaald. Misschien dat een enkeling wist wie de president van het land was of welke Oekraïense voetbalclub aardig meedeed in de Europese voetbalcompetitie. Verder zou er weinig meer bekend zijn dan dat het land vroeger bij de Sovjet-Unie heeft gehoord. Vandaag de dag is dat anders. De oneerlijk verlopen presidentsverkiezingen in november van 2004 hebben een tijd lang het nieuws gedomineerd. De op Rusland gerichte presidentskandidaat Viktor Janoekovitsj, die zijn meeste aanhang in het oosten van Oekraïne heeft, zou met een miniem verschil de verkiezingen van zijn op Europa georiënteerde opponent Viktor Joesjenko hebben gewonnen, die vooral populariteit geniet in het westen van het land. De massale protesten van een deel van de bevolking tegen de uitslag hebben de wereld laten zien dat Oekraïne een verdeeld land is. De bemoeienissen van de EU en van Rusland bij het vinden van een oplossing maakten duidelijk dat er internationale belangen op het spel stonden.

Oekraïne is een land dat met zijn oppervlakte veruit het grootste land van Oost-Europa is. Met een inwoneraantal van bijna vijftig miljoen komt het land na Duitsland, Italië, Groot-Brittannië en Frankrijk op de vijfde plaats in Europa. Het kent een grote rijkdom aan mineralen en natuurlijke grondstoffen en het beschikt over een enorme industriële capaciteit. Oekraïne ligt geografisch gezien op een strategische plaats, het grenst aan zeven buurlanden. De verwachting was dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 een land met een zodanig groot potentieel op politiek en economisch gebied een belangrijke rol van betekenis kon gaan spelen op het wereldtoneel. Tot op heden is daarvan nauwelijks iets terecht gekomen.

De cartoon op de voorkant van dit werkstuk laat een EU-vertegenwoordiger en een gezant uit Rusland zien die bezig zijn met het aangeven van de grenzen en elkaar op Oekraïens grondgebied tegenkomen. De prent lijkt duidelijk te willen maken dat Oekraïne het strijdtoneel zal worden tussen de uitbreidingsdrang van de Europese Unie aan de ene kant en de imperialistische neigingen van Rusland aan de andere kant. Een andere interpretatie zou kunnen zijn dat Oekraïne na de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten in mei 2004 tussen wal en schip is beland; enerzijds niet bij de EU, anderzijds niet bij Rusland. Daarmee zou het in een soort vacuüm terecht zijn gekomen, een schemergebied tussen oost en west.

Om een plaats te veroveren in de internationale arena is het nodig dat een land weet welke positie het inneemt. Pas dan kan het vruchtbare relaties onderhouden met andere landen en een rol van betekenis gaan spelen. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 moest Oekraïne als onafhankelijk land op zoek naar een eigen identiteit. Het diende een nieuwe plaats te vinden tussen Europa en Rusland. Alvorens Oekraïne zich kon ontplooien tot een waardig en invloedrijk medespeler in de wereld van de internationale betrekkingen, moest het eerst naar zichzelf kijken om erachter te komen wat het belang van het land en zijn bevolking was.

         In dit werkstuk zal worden gekeken naar de wisselwerking tussen nationale identiteit en buitenlandse politiek. Wat heeft de nationale identiteit van Oekraïne gevormd en welke rol speelde de geschiedenis van het land daarbij? Hoe heeft dat de relaties met Rusland en de Europese Unie sinds 1991 vorm gegeven? Speelden die relaties ook een rol bij de vorming van een Oekraïense nationale identiteit? De vraagstelling die de rode draad van dit werkstuk vormt, luidt als volgt: In hoeverre beïnvloedde de nationale identiteit van Oekraïne de relaties met Rusland en Europa sinds 1991 en in hoeverre vormden die betrekkingen met Moskou en Brussel de Oekraïense nationale identiteit?

         Ik heb ervoor gekozen om onderzoek te doen naar de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland en niet het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, omdat het GOS naar mijn mening voornamelijk een papieren organisatie is zonder toekomst. Bovendien is Rusland de leidende macht binnen deze organisatie. Aan de andere kant heb ik met de betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie niet gekozen voor een aantal Europese buurlanden van Oekraïne, omdat in mijn ogen de EU politiek en economisch gezien de meeste invloed heeft.

Waar Oekraïne in de media nog niet zo lang als een interessant onderwerp wordt gezien, daar is dat onder historici en politieke wetenschappers anders. De laatste jaren is het land steeds meer in de rangorde van aandacht gestegen. Oekraïne lijkt het toekomstige scharnierpunt te worden in de relatie tussen de Europese Unie en Rusland. Zijn strategische ligging maakt het een onmisbare schakel in de Europese veiligheid. Roman Solchanyk zegt daarover: “As the contours of a new post-Cold War security structure begin to take shape with the eastward enlargement of NATO, Ukraine’s pivotal position between a Europe that is in the process of being redefined and a Russia that remains uncertain about its identity and future will very likely assume even greater significance.”[1] Door onderzoek te doen naar de situatie waarin Oekraïne zich bevindt, wordt het land uit het schemergebied tussen oost en west gehaald. Het krijgt daarmee een gezicht. Dit werkstuk over de wisselwerking tussen nationale identiteit en buitenlandse politiek vormt een bijdrage aan de schets van het Oekraïense gezicht, opdat het de aandacht krijgt die het als toekomstig strategisch middelpunt verdient.

Het overgrote deel van het bronnenmateriaal dat voor dit werkstuk is gebruikt, bestaat uit boeken en artikelen in het Engels, Duits en Nederlands. Het betreft literatuur uit verschillende bibliotheken van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht en uit de Gemeentebibliotheek van Rotterdam. De boeken en artikelen bestaan uit chronologische overzichten, geschiedschrijving, beleidsvorming op het gebied van buitenlandse politiek en verschillende interpretaties en meningen van auteurs die zich met de wetenschap over zaken rondom het onderwerp van deze scriptie hebben beziggehouden. Een kleiner deel van het bronnenmateriaal bestaat uit nieuwsberichten, achtergrondartikelen en toespraken die op het Internet zijn gevonden.

Om een antwoord te vinden op de genoemde vraagstelling zal in het eerste hoofdstuk aandacht worden besteed aan het verleden van Oekraïne. Wat zegt de historie van het land over zijn huidige identiteit? In het tweede hoofdstuk zal kort worden uitgelegd wat er met nationale identiteit en daaraan gerelateerde begrippen als nationalisme en etniciteit, wordt bedoeld. Vervolgens zullen in het derde hoofdstuk de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland en die tussen Oekraïne en de Europese Unie sinds 1991 worden toegelicht. Wat waren de kenmerken van die relaties? In het vierde en laatste hoofdstuk zal het verband tussen nationale identiteit en buitenlandse politiek worden uitgelegd. Daarnaast zal worden gekeken naar de wisselwerking tussen de Oekraïense, Russische en Europese identiteit en de onderlinge betrekkingen. Dit werkstuk zal worden afgesloten met een overzicht van de bevindingen die voortvloeien uit het betoog.

 

 

Historie Oekraïne

 

Op 24 augustus 1991 verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk. De ineenstorting van de Sovjet-Unie met als genadeklap de mislukte staatsgreep in Moskou in augustus 1991 maakte de weg vrij voor de (weder)geboorte van vijftien nieuwe staten. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Het communisme, een ideologie gebaseerd op gelijkheid, paste niet meer in een wereld waarin begrippen als identiteit, nationaliteit en etniciteit steeds nadrukkelijker op de voorgrond traden. Gorbatsjov’s poging de Unie om te vormen in een vrijere variant met meer soevereiniteit voor de republieken kwam te laat. De republieken verwierpen het idee van vrijheid binnen de kaders van de Sovjet-Unie en de communistische partij en namen zelf het heft in handen door te kiezen voor onafhankelijke vrijheid.

Oekraïne was een van die nieuwelingen op de wereldkaart. Aanvankelijk leek de republiek de idee van een hernieuwde Sovjet-Unie te steunen, maar toen duidelijk werd dat de staatsgreep in Moskou op een fiasco uitliep, koos het resoluut voor onafhankelijkheid. Na de onafhankelijkheidsverklaring van de Oekraïense regering op 24 augustus sprak op 1 december een overgrote meerderheid van de bevolking (negentig procent) zich in een referendum uit voor onafhankelijkheid. De vreugde die dat met zich meebracht, was groot. Toch was het besef aanwezig dat aan onafhankelijkheid een grote verantwoordelijkheid vastzat, namelijk de vorming van een natiestaat en een daaraan verbonden identiteit.

Waar kwam de legitimiteit voor een Oekraïense staat vandaan? Behalve in een korte periode tijdens en na de Eerste Wereldoorlog had Oekraïne nooit onafhankelijkheid gekend en was het dus niet in staat geweest een echte natiestaat te vormen. Het had daar geen voorloper van, een basisvorm van een natiestaat waarop teruggegrepen kon worden, zoals Estland en Letland tussen de twee wereldoorlogen wel hadden.[2] Oekraïense historici voerden echter de duizendjarige historie die hun land zou hebben aan als een belangrijke bouwsteen voor een onafhankelijke Oekraïense natiestaat. Maar historie staat altijd open voor verschillende vormen van geschiedschrijving en zo ook de duizend jaren die vooraf zijn gegaan aan de onafhankelijkheid van Oekraïne. Die verschillende interpretaties zullen in de hierna volgende beschrijving van die periode dan ook een aantal keren duidelijk naar voren komen.

 

Oekraïne betekent letterlijk ‘grensland’. Het begrip Ukraina duidde vroeger op de gebieden aan de grens met de steppe die lange tijd het overgangsgebied vormden tussen het nomadenvolk en het boerenvolk en tussen Slavische Christenen en Turks-Tataarse Moslims.[3] Het was een kruispunt van verschillende werelden, een gebied waar, afgezien van de moerassen in het noorden en de Karpaten in het zuidwesten, geen duidelijke grenzen aanwezig waren. Dat zorgde voor een moeilijk te controleren regio, wat het tot een speelbal van verschillende machten maakte. De enige bevolkingsgroep die aanspraak maakte op een deel van het Ukraina gebied en die het in de zestiende en zeventiende eeuw poogden te controleren onder Oekraïense naam, was het Kozakkenvolk. De Kozakken worden in de Oekraïense geschiedschrijving vaak gezien als de grondleggers van de Oekraïense staat. Ze speelden echter pas vanaf de zestiende eeuw een rol van betekenis. Als beweerd wordt dat Oekraïne een duizendjarige historie heeft, dan moeten we verder terug gaan in de tijd, terug naar het eerste millennium van onze jaartelling.

         Als we de kaart van Europa in de periode van de negende tot en met de twaalfde eeuw erbij nemen, zien we dat het huidige Oekraïne deel uitmaakte van het rijk van de ‘Kiev Rus’.[4] Tot halverwege de dertiende eeuw breidde dit bloeiende rijk, met Kiev als machtscentrum, zich uit van de zuidelijke steppes rond Kiev naar het noordelijk gelegen Novgorod en verder tot aan de grens van het huidige Finland. Dit gebied omvatte alle Oost-Slaven en een groot deel van de Baltisch en Fins sprekende volkeren (zie kaart 1). In de dertiende eeuw veroverden Mongolen een groot deel van het Kiev Rus gebied en verwoestten de stad Kiev. Een deel van de verslagen machthebbers trok van Kiev richting het noorden en stichtte in Moskou een nieuw rijk dat later zou uitgroeien tot het Russische rijk.

         Tot op de dag van vandaag bestaat er onenigheid over wie aanspraak mag maken op de historie van het rijk van de Kiev Rus. Oekraïense historici beweren dat het rijk de grondlegger is van de Oekraïense staat met Kiev als hoofdstad. Russische historici op hun beurt menen echter dat het rijk van de Kiev Rus de voorganger is van het Russische rijk en ook Wit-Rusland maakt er aanspraak op. De drie landen zien de periode van de negende tot en met de twaalfde eeuw onlosmakelijk met hun eigen nationale historie verbonden. Volgens andere historici doet het er niet zozeer toe of het rijk van de Kiev Rus de grondlegger was van de Oekraïense, de Russische of de Wit-Russische staat. Zij zien het rijk als grondlegger voor een groot-Slavische staat waarin alle Oost-Slaven thuishoren, een staat waarin het huidige Wit-Rusland, Oekraïne en Rusland zouden moeten samenkomen. Dat idee vindt nog steeds gehoor bij een groot deel van de Russische en Wit-Russische bevolking, een gedachte die bij Oekraïense nationalistische historici echter op weinig steun kan rekenen.

         Na de ondergang van het rijk van de Kiev Rus viel een deel van het huidige west-Oekraïne onder Poolse heerschappij. Een stuk van het oostelijk deel werd door het nieuwe Russische rijk gecontroleerd. Maar het overgrote deel, waaronder de hoofdstad Kiev, kwam in handen van het grootvorstendom van Litouwen. Daarmee veranderde in eerste instantie niet veel voor de voornamelijk Oost-Slavische bevolking. Wat de politiek, economie en cultuur betrof, bleef de status quo gehandhaafd. Sommige historici menen dat het grootvorstendom Litouwen de voortzetting was van de Oekraïense historische staat, zij het in een andere belichaming.[5]

         In 1385/86 ontstond vervolgens een unie tussen Polen en Litouwen, de zogenaamde dubbelstaat Polen-Litouwen. Deze verbintenis had wel degelijk gevolgen voor het grensland Ukraina en haar bewoners. In vergelijking met de eerdere Litouwse overheersing was nu op religieus gebied de Poolse invloed duidelijk merkbaar. Om de orthodoxe Oekraïense bevolking beter te laten verenigen met de katholieke Poolse bevolking, werd een Oekraïense kerk gesticht die de orthodoxe rituelen vermengde met de katholieke geloofsleer. Hoewel Oekraïense nationalisten de Pools-Litouwse overheersing overwegend negatief beoordelen, moet gezegd worden dat met het oprichten van een Orthodox-Katholieke (ook wel Grieks-Katholiek genoemde) kerk een eerste vorm van identiteit geschapen werd voor het Ukraina gebied. Een Oekraïense religieuze identiteit die met zijn orthodoxe rituelen van het katholieke Polen verschilde en die met zijn onderwerping aan de Paus de grens met het orthodoxe Rusland aangaf. De Pools-Litouwse overheersing die tot de zeventiende eeuw zou duren, zorgde ervoor dat Oekraïne Europa werd binnengetrokken (zie kaart 2).

         Halverwege de zeventiende eeuw kregen de Pools-Litouwse machthebbers te maken met tegenstand van nieuwe acteurs in het Ukraina gebied. De Kozakken vestigden zich omstreeks de vijftiende eeuw rondom de oevers van verschillende rivieren, vandaar namen als Dnjepr-Kozakken, Don-Kozakken en Wolga-Kozakken. Zoals al eerder was gezegd, vormen de Kozakken (voornamelijk de Dnjepr-Kozakken) een wezenlijk onderdeel van de Oekraïense nationale identiteit. Overigens bestond er tussen de ‘Russische’ en ‘Oekraïense’ Kozakken, voor zover er toen sprake kon zijn van een dergelijke benaming, weinig verschil in cultuur en leefwijze. Maar zoals gebruikelijk bij de vorming van een identiteit ligt de nadruk op het onderscheid ten opzichte van andere groepen. Overeenkomsten worden daarbij niet geaccentueerd.

         De Oekraïense Kozakken zwoeren trouw aan de Poolse koning, maar hadden een zekere vorm van autonomie. Ze vormden een buffer in het zuidelijke deel van het Pools-Litouwse rijk tegen de Krim Tataren. Deze bewoners van het zuidelijk gelegen schiereiland de Krim vestigden zich daar omstreeks de dertiende eeuw en creëerden daar hun eigen staat, de Krimse Khanaat.[6] In de zestiende en zeventiende eeuw kwam aan de autonome status van Oekraïne een eind toen de Pools-Litouwse machthebbers steeds meer controle gingen uitoefenen over het zuidelijke deel van hun rijk. Dat leidde tot ontevredenheid bij de Kozakken wat uiteindelijk uitgroeide tot een beslissende opstand in 1648.[7]

         De grote man achter de opstand was Bohdan Chmel’nyc’kyj.[8] Hij bracht met zijn Kozakkenleger de Pools-Litouwse strijdmacht aanzienlijke verliezen toe en wist met behulp van de bevolking een groot deel van het Oekraïense land onder controle te krijgen. De afscheiding van Oekraïne uit het rijk werd door de Pools-Litouwse machthebbers echter niet geaccepteerd en deze zetten daarom een tegenaanval in. Het verhoudingsgewijs kleine Kozakkenleger was niet opgewassen tegen een langdurige strijd met de Pools-Litouwse strijdmachten. Daarom was het voor de Kozakken noodzakelijk een bondgenoot te vinden. Die werd gevonden. De intenties van dat bondgenootschap zouden eeuwen later nog voor verschil van mening zorgen. In 1654 werd in Perejaslav een verbond getekend tussen Chmel’nyc’kyj en de Russische tsaar. Dit akkoord wordt tegenwoordig door de Russen opgevat als een vrijwillige keus van Oekraïense kant om bij het Russische rijk te komen. De Oekraïners zien dat heel anders. Volgens hen was het verbond uit pure noodzaak ontstaan en had het niets van doen met een of andere vorm van een vrijwillig gewenste unie.

         Verschillende interpretaties over een historische gebeurtenis, maar het was wel een feit dat een groot deel van Oekraïne na het akkoord van Perejaslav deel uitmaakte van het Russische rijk, zij het met een bepaalde mate van autonomie. Dus nadat Oekraïne rond 1380 de Pools-Litouwse invloedssfeer werd binnengetrokken, werd het 275 jaar later weer naar Rusland toe getrokken. Onder het nieuwe tsaristische bewind vonden van de kant van de Kozakken nog geregeld opstanden plaats. Een van de bekendste opstandelingen in die tijd was Ivan Mazepa, hij wordt tegenwoordig gezien als een van de belangrijkste Oekraïense vrijheidsstrijders. Onder het bewind van tsaar Peter de Grote behielden de Kozakken nog een aantal privileges. Maar na het aantreden van Catherina de Grote in 1762 werden veel Kozakken uit Oekraïne verbannen naar andere gebieden en werd Oekraïne volledig onder Russische heerschappij geplaatst. Van een Oekraïense staat bleef niet veel meer over dan een herinnering.

         Verschillende opdelingen van het Pools-Litouwse rijk en de opkomst van het Oostenrijks-Hongaarse rijk in de achttiende eeuw zorgden voor een herdefiniëring van de kaart van Oost-Europa. Tachtig procent van de Oekraïense bevolking viel nu onder Russische en twintig procent onder Oostenrijkse heerschappij (zie kaart 3). Het westelijke deel (Galicië en Bukovina) dat onder Oostenrijkse invloed stond, kreeg de meeste vrijheid om een nationaal bewustzijn te ontwikkelen. In de rest van Oekraïne dat onder Russisch bewind stond, werd het nationale bewustzijn sterk onderdrukt. Russificatie van de bevolking werd toen al uitvoerig toegepast.[9] De golf van nationalisme die over het Europa van de negentiende eeuw spoelde, ging door de Russische en Oostenrijkse overheersing dan ook grotendeels aan Oekraïne voorbij. Toch waren er nationalistische organisaties actief in beide delen van Oekraïne, maar in het Russische deel gebeurde dat in het diepste geheim.

         Begin twintigste eeuw werd de politieke landkaart weer flink opgeschud. De drie grote mogendheden van die tijd, het Russische rijk, het Ottomaanse rijk en het Oostenrijks-Hongaarse rijk zouden na het formele einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 ophouden te bestaan. Oekraïne stond bij het begin van die oorlog een barre tijd te wachten. Het land kreeg de rekening gepresenteerd van het uiteenvallen van de drie grote mogendheden en werd een woelig strijdtoneel waarin Oostenrijk en Rusland de Oekraïense bevolking tegen elkaar uitspeelden. West-Oekraïense strijders onder Oostenrijkse vlag vochten tegen hun Oost-Oekraïense ‘landgenoten’ onder Russische vlag.[10] Zoals al vaak het geval was geweest, werd Oekraïne een speelbal van Oost-Europese machten.

         Na de Februarirevolutie van 1917, die een einde maakte aan het tijdperk van de Russische tsaar, reorganiseerde de Oekraïense nationalistische beweging zich en riep de Oekraïense Volksrepubliek uit als deel van een federatief Rusland.[11] Het westelijk deel dat na de ineenstorting van het Oostenrijks-Hongaarse rijk in oktober 1918 zichzelf uitriep tot een onafhankelijke Oekraïense staat, zou na een bestaansduur van slechts negen maanden en een korte hereniging met de rest van Oekraïne weer door Polen worden veroverd. Andere delen van Oekraïne; Bukovina en Bessarabië en het Karpaten gebied, werden in 1919 bij respectievelijk Roemenië en Tsjecho-Slowakije gevoegd.

De eerder in 1917 uitgeroepen Oekraïense Volksrepubliek werd echter niet geaccepteerd door de Bolsjewieken onder leiding van Lenin. Zij veroverden een groot deel van Oekraïne en bezetten de hoofdstad Kiev. Met hulp van de Centrale legers (Duitsland, Turkije en het toen nog bestaande Oostenrijk-Hongarije) werden de Bolsjewieken begin 1918 weer verdreven. Op 1 maart werd Kiev weer heroverd en op 3 maart volgde de vrede van Brest-Litovsk, waarbij de Russische Sovjetrepubliek de onafhankelijkheid van Oekraïne moest erkennen. Daarmee was voor Oekraïne een eind gekomen aan de Eerste Wereldoorlog. Er zou echter nog veel interne onrust volgen die het Oekraïense nationalisten belette een echte Oekraïense onafhankelijke staat op te bouwen.[12]

De Bolsjewieken slaagden er uiteindelijk toch in om Oekraïne in 1921 onder controle te krijgen en in 1922 als Sovjetrepubliek bij de Sovjet-Unie te voegen (zie kaart 4). De volgens Lenin binnen het communisme passende ideologie om de Sovjetrepublieken een bepaalde vorm van nationaal bewustzijn te laten ontwikkelen gaf Oekraïne enige vrijheid om aan staat- en natievorming te werken. Toen Stalin na de dood van Lenin in 1924 de macht overnam, kwam daar echter een abrupt einde aan. Russificatie van de Oekraïense bevolking en gedwongen collectivisaties van de landbouw onder zijn leiding hadden voor Oekraïne grote gevolgen. Een vreselijke hongersnood in 1932/33 waarbij miljoenen mensen omkwamen was een extreem voorbeeld van de consequenties van de gedwongen collectivisaties.[13] Het vormt tegenwoordig nog steeds een sterk bindmiddel voor de Oekraïense bevolking. Een film over deze hongersnood werd vlak voor het referendum voor onafhankelijkheid in 1991 op de televisie uitgezonden om het Oekraïense volk te overtuigen van het belang van een onafhankelijke Oekraïense staat.

Hoewel Stalin door Oekraïense historici vooral wordt afgerekend op zijn gruweldaden, heeft hij voor de Oekraïense staat ook goede dingen gedaan. Het Molotov-Ribbentrop-pact van augustus 1939 zorgde ervoor dat de eerder afgestane gebieden aan Polen en Roemenië met zijn Oekraïense bewoners weer herenigd werden met de rest van Oekraïne, zij het onder Sovjetmacht. Daarmee kwam voor west-Oekraïne een einde aan bijna zeshonderd jaar aaneengesloten Poolse dominantie, een overheersing die haar uitwerking niet had gemist. Russificatie had hier het dagelijkse leven nog niet beïnvloed en onder Pools bewind had dit westelijke deel de relatieve vrijheid gehad om een Oekraïens bewustzijn te creëren. Dit gebied wordt door historici als de bakermat van het Oekraïens nationalisme gezien, een soort nationalisme dat in een later stadium het land zou opzadelen met een gespleten persoonlijkheid.

         De Duitse aanval op de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek de stelling van ‘de vijand van je vijand is je vriend’ niet te onderschrijven. De Duitsers hadden geen sympathie voor een Oekraïense onafhankelijke staat en zij zagen de bevolking als hun onderdanen. De rijkscommissaris van het Oekraïense deel van het Duitse rijk verwoordde dat als volgt: “Es gibt keine freie Ukraine. Das Ziel unserer Arbeit muß sein, daß die Ukrainer für Deutschland arbeiten und nicht, daß wir das Volk hier beglücken.[14] Weer zat Oekraïne gevangen tussen twee vuren, enerzijds het Duitse, anderzijds het Russische rijk. Opnieuw was het een speelbal van machten. Het land zou zwaar gehavend uit de oorlog tevoorschijn komen, steden en industriegebieden waren in puin geschoten en wederom hadden miljoenen mensen het leven gelaten.

Nadat het Sovjetleger in 1944 de Duitsers ver terug had gedrongen, probeerden de machthebbers van de Sovjet-Unie Oekraïne met een zachtere hand weer deel uit te laten maken van de Sovjet-Unie. Een zekere vorm van Oekraïnisatie werd toegestaan en Oekraïense partijleden kregen een sterke vertegenwoordiging in de machtsstructuren van de Sovjet-Unie. Bovendien kreeg het land bij de oprichting van de Verenigde Naties in 1945 een eigen lidmaatschap, zij het dat die slechts op papier bestond. Van Russische zijde werd Oekraïne nu beschouwd als een kleine broer. Een benaming die van Oekraïense kant overigens niet zo positief werd beoordeeld als van Russische zijde.

         Na de Tweede Wereldoorlog was Oekraïne geografisch weer één geheel, de bewoners van de afgestane gebieden werden nu definitief verenigd met hun moederland. Sovjetpolitiek zorgde ervoor dat een groot deel van de niet-Oekraïense minderheden werd ‘verhuisd’ naar hun land van herkomst. De Krimse Tataren werden bijvoorbeeld als bevolkingsgroep in hun geheel gedeporteerd naar Centraal Azië. Het schiereiland werd daarna voor een groot deel bevolkt door Russische bewoners. Tegelijkertijd werden ook Oekraïners in het oosten van het land gedwongen te verhuizen naar andere delen van de Sovjet-Unie om plaats te maken voor Russische inwoners. De Oekraïnisatie die toegestaan was, werd na een aantal jaren geleidelijk aan weer vervangen door Russificatie. Vooral in het oostelijk deel van Oekraïne, waar het nationalisme minder fel was dan in het westen, zou dat tijdens de Sovjetoverheersing een grote vermenging met de Russische taal en cultuur als gevolg hebben. Hier tekent zich een tweedeling af die de Oekraïense staat tot op de dag van vandaag problemen zou bezorgen.

         De periode na de dood van Stalin in 1953 tot aan de onafhankelijkheid van Oekraïne in 1991, die voornamelijk gekenmerkt werd door een verdergaande Russificatie van de bevolking en een groeiende oppositie daartegen, kende nog een paar noemenswaardige gebeurtenissen. In 1954 werd door de toenmalige leider Chroestjov het Russische schiereiland de Krim aan Oekraïne geschonken naar aanleiding van het 300-jarige bestaan van het akkoord van Perejaslav. De van Russische kant beschouwde hereniging van beide landen werd door middel van dit cadeau nog eens bevestigd. Als Chroestjov geweten had dat Oekraïne veertig jaar later onafhankelijk zou zijn, dan had hij zich wellicht bedacht. De Krim zou een van de heetste hangijzers worden in de Oekraïens-Russische betrekkingen van na 1991.

Een gebeurtenis die niet alleen de Oekraïense betrekkingen met Rusland zou beïnvloeden, maar ook die met vele landen in Europa, was de ramp met de Tsjernobyl kerncentrale in 1986. De radioactieve wolk die daarbij vrijkwam, hield geen rekening met politieke grenzen en dat deed Europese politici inzien dat samenwerking op ecologisch gebied van groot belang was. Dat een dergelijke ramp kon gebeuren, was voor Oekraïense nationalisten een duidelijk bewijs dat de Sovjet-Unie niet in staat was om goed voor haar inwoners te zorgen. Deze catastrofe werd, net als de hongersnood van 1933, door hen dan ook gebruikt om de Oekraïense bevolking ervan te overtuigen dat onafhankelijkheid noodzakelijk was voor het krijgen van een beter leven.

 

De historie van Oekraïne laat zien dat van het vormen van een eigen identiteit, een nationaal bewustzijn, eigenlijk nauwelijks sprake is geweest of in ieder geval dat het daarvoor niet de ongebonden vrijheid heeft gehad. Het land was bijna een millennium lang onderworpen aan verschillende Oost-Europese machten. Het was een speelbal zonder goed ontwikkelde identiteit. Een die van de regisseurs van het Oost-Europese toneel geen kans kreeg zich te ontwikkelen tot een volwaardige onafhankelijke staat. Een echte oorsprong van de Oekraïense staat en een daar aan verbonden identiteit kan daarom onmogelijk worden aangewezen. Pål Kolsto ziet het juist als hij stelt dat: “In fact, the modern Ukrainian state has not two but three or four, and perhaps five or six, precursors, depending on how one approaches the question.”[15]

Het feit dat het grootste deel van Oekraïne de laatste drie en halve eeuw onder Russisch en later Sovjetbewind stond, heeft het land op politiek, cultureel en economisch gebied sterk beïnvloed. Vooral de periode onder het Sovjetregime met centralisatie van de macht, Russificatie van de bevolking en collectivisatie van de landbouw heeft zijn stempel gedrukt op het huidige Oekraïne en diens identiteit. In het derde hoofdstuk zal duidelijk worden dat de erfenissen van het Sovjetverleden de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland nog jaren zouden beïnvloeden. De betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie zullen eveneens aan bod komen. Het zal blijken dat die onlosmakelijk met de Oekraïens-Russische relatie verbonden waren. Voordat we daar naar kijken, zal eerst een hoofdstuk aan identiteit gewijd worden om duidelijk te maken wat daarmee nu precies wordt bedoeld.

 

 

Identiteit

 

Wie ben ik? Wie zijn wij? Waar kom ik vandaan, waar ga ik heen? Vragen die een ieder wel eens bezighouden. Het is belangrijk om op deze vragen een enigszins bevredigend antwoord te kunnen geven, omdat dat mensen als individu, maar ook als groep houvast geeft in de relatie tot anderen. Voor een staat speelt identiteit eveneens een belangrijke rol in de betrekkingen met andere staten. De buitenlandse politiek van een regering is sterk verbonden met de identiteit van het land en zijn bevolking. Het is voor de beleidsvoerders van belang dat die buitenlandse politiek correspondeert met de identiteit van de bevolking, dat geeft hen de legitimiteit om beslissingen te nemen op het wereldtoneel die het belang van het volk verdedigen. Ook voor andere staten is het van belang te weten waarop het buitenlandse beleid van een land gebaseerd is, zodat zij zich daarop kunnen instellen. Om als nieuwe staat een plaats te verwerven in de internationale arena is het daarom goed een eigen identiteit te vormen.

Wat wordt nu precies onder identiteit verstaan? Het is niet zo gemakkelijk daar een helder antwoord op te geven, het is een begrip waar je vele kanten mee op kunt. Vivienne Jabri geeft aan dat de social identity theory ervan uitgaat dat de identiteit van een individu niet vaststaat, maar een bewegend raamwerk is dat gebaseerd is op communicatie over en weer tussen het individu en zijn sociale omgeving.16 P.W. Preston deelt die zienswijze. Hij beweert dat de politiek-culturele identiteit de relatie weergeeft tussen individuen en het collectieve systeem, zeg maar de maatschappij. Die identiteit is gebaseerd op locale, network en memory.[16] Met locale bedoelt hij de manier waarop een individu zijn relatie ziet met de gemeenschap waarin hij leeft en hoe die zienswijze zich verhoudt ten opzichte van de rest van de wereld. Daarbij maakt Preston onderscheid tussen verschillende invloedssferen: familie, buurt, gemeenschap, organisatie, instituties en de media. Al deze invloedssferen zijn met elkaar verweven en vormen een belangrijk deel van de politiek-culturele identiteit. De verschillende niveaus beïnvloeden elkaar, zodat de identiteit van een individu of van een volk zowel van onderaf als van bovenaf wordt beïnvloed. Die identiteit is een samengesteld pakket, een geïntegreerd geheel dat kan worden ontleed op macro- en microniveau.

         Met network bedoelt Preston de manier waarop individuen zich onderbrengen in verschillende groepen en hoe die verschillende groepen binnen de maatschappij zich verhouden ten opzichte van elkaar. Het gaat bij network om de communicatie over en weer met andere individuen, leden van andere organisaties en leden van andere maatschappijen. Met memory wordt bedoeld de manier waarop individuen, groepen en maatschappijen hun idee van sociale verhoudingen veiligstellen. In de Europese traditie houdt dat in dat een eigen maatschappij wordt gevormd door zich te onderscheiden van de ander. Voor individuen is memory een zaak van persoonlijke samenhang, voor maatschappijen is het een zaak van orde en legitimiteit. Er kan daarom onderscheid worden gemaakt tussen een privé en een publieke memory. Waar de privé memory een puur individuele aangelegenheid is, daar is de publieke memory een constructie van de machthebbers. Zij stellen voor het volk een nationaal verleden op aan de hand van historie en verhalen. Verhalen waarin verteld wordt wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naar toegaan. Op die manier wordt de identiteit begrensd en veiliggesteld zodat het lijkt alsof er een bestaande kern is, een essentie waar niet omheen gegaan kan worden. Dat brengt ons bij de vorming van een natiestaat.

 

Staat, natie en nationalisme

Als we kijken naar de invloed van de identiteit op de buitenlandse politiek en andersom, dan is het belangrijk te weten wat er wordt bedoeld met een land. Meestal spreken we over een staat als het gaat over de internationale betrekkingen. Simpelweg gezegd is de staat het ‘niveau’ in de maatschappij dat het alleenrecht heeft op het legitiem gebruik van geweld. Dat niveau bestaat uit instituties die zich bezighouden met het handhaven van orde. De staat bestaat in de woorden van Ernest Gellner, …where specialized order-enforcing agencies, such as police forces and courts, have separated out from the rest of social life. They are the state.[17]

         Als gesproken wordt over de staat, wordt in veel gevallen het begrip natie aangehaald. Vaak ook worden ze aan elkaar geplakt en wordt er gesproken over de natiestaat. Er is echter een onderscheid tussen een staat en een natie. Waar de staat een politieke organisatie is met de legitieme macht om de loyaliteit van de bevolking te eisen, daar is de natie een culturele, homogene, sociale groep. Staten kunnen bestaan uit meerdere naties (bijvoorbeeld de voormalige Sovjet-Unie) en een natie kan verspreid over verschillende staten leven (bijvoorbeeld de Koerden). Een echte natiestaat, waarin de natie en de staat ‘in elkaar passen’, komt eigenlijk niet voor, ook al zouden sommige nationalisten ons dat wel willen doen geloven. Er zullen altijd minderheden zijn die zich niet identificeren met de natiestaat. China is een voorbeeld dat dicht in de buurt van een natiestaat komt.

Alhoewel een echte natiestaat eigenlijk niet kan bestaan, wordt in de moderne tijd de term natie echter bijna automatisch verbonden met een staat. Als er over de moderne natie wordt gesproken, dan wordt daarmee volgens E.J. Hobsbawm een politiek onafhankelijke eenheid bedoeld.[18] Anthony D. Smith definieert de moderne natie als: a named human population which shares myths and memories, a mass public culture, a designated homeland, economic unity and equal rights and duties for all members.[19] John Stuart Mill voegt daaraan toe dat de leden van een nationaliteit ook de wens hebben om onder dezelfde overheid te leven.[20] Tegenwoordig hebben de meeste staten een eigen natie gevormd of hebben naties een eigen staat gecreëerd. In zoverre wordt de term natie in de moderne tijd vanzelfsprekend verbonden met een staat.

         Bij de creatie van een staat en een natie is nationalisme een drijvende kracht. Nationalisme is volgens Gellner: primarily a political principle, which holds that the political and the national unit should be congruent.[21] Het is een opvatting die ervan uitgaat dat de staat en de natie met elkaar overeenstemmen. Het kan de wens van een natie zijn een eigen staat te vormen, maar ook het streven van een staat een natie te vormen. Hobsbawm is ervan overtuigd dat het niet de natie is die de basis is voor nationalisme en de vorming van een staat, maar dat het nationalisme en de staat de natie vormen.[22] Smith echter ziet de natie, of zoals hij zegt de ethnie, als basis voor de natiestaat. Sommige ethnies zijn in de loop van de geschiedenis verdwenen, geabsorbeerd of gesplitst. Maar de ethnies die de geschiedenis overleefd hebben, vormden de basis voor de oprichting van naties en nationalistische bewegingen.[23] Zowel Hobsbawm als Smith heeft gelijk in die zin dat staat en natie zo met elkaar verbonden zijn dat het creëren van een staat eveneens bijdraagt aan de vorming van een natie, de natie die op zijn beurt de bron was van het oprichten van een staat. Danforth zegt daarover: The state clearly participates in the process of building the nation, but the nation, as a reality and an ideal, plays an equally important part in the process of creating the state.[24] Zowel de staat als de natie zijn nodig om nationalisme levend te houden. De vorming van een nationale identiteit is daarbij een belangrijke bron.

 

Nationale identiteit en etniciteit

Identiteiten zijn er in allerlei soorten en maten. Elk individu heeft een identiteit die verschilt van die van een ander, dat geldt evenzo voor groepen. Uit het werk van Preston kan worden opgemaakt dat er verschillende niveaus zijn waaruit een identiteit bestaat. Elk niveau is in feite een aparte identiteit die vorm geeft aan de identiteit van de groep, gemeenschap of maatschappij die zich daar weer boven bevindt. Maar ook andersom worden de verschillende niveaus beïnvloed door de groep erboven. Een land kan worden gezien als een groep mensen, een gemeenschap met een identiteit die verschilt van die van andere landen. Die identiteit kan gebaseerd zijn op taal, religie, geografische locatie, historie, cultuur, traditie en mythe. Een dergelijke gemeenschap bestaat uit kleinere groepen die op hun beurt ook weer zijn verdeeld in nog kleinere groepen. Dat gaat zo door totdat het individu is bereikt. Als er sprake is van een nationale identiteit, dan hebben alle groepen tot het individu toe een bepaalde vorm van gemeenschap met het land.

Zoals individuen zoeken naar een identiteit om zich een plaats te geven, zo zoeken ook landen naar een identiteit. Volgens Monserrat Guibernau is identiteit een definitie, een interpretatie van jezelf die ervoor zorgt dat je weet waar je bent op sociaal en psychologisch gebied.[25] Als je een identiteit hebt gevormd, dan kun je jezelf een plaats geven. Dat heeft volgens Guibernau voor een land drie belangrijke functies: het helpt bij het nemen van beslissingen, het maakt relaties met andere landen mogelijk en het geeft veerkracht. In de eerste plaats is de ontwikkeling van de nationale identiteit belangrijk voor de mensen die de natie vormen, die hebben het recht om over hun gemeenschappelijke politieke bestemming te beslissen. Een nationale identiteit helpt hen daarbij. In de tweede plaats is een nationale identiteit van belang voor landen die als speler mee willen doen in de wereld van natiestaten. Een eigen identiteit maakt relaties met andere landen mogelijk. Als derde geeft een nationale identiteit kracht en flexibiliteit aan de individuen die deel uitmaken van de natie als ze hun eigen identiteit kunnen spiegelen aan de identiteit van de natie. Dat geeft kracht en opofferingsbereidheid bij bijvoorbeeld het opbouwen en ontwikkelen van een land.

         Een term die sterk verwant is aan nationale identiteit is etniciteit. Victor T. Le Vine geeft een aantal beweringen over etniciteit waarvan de vijf belangrijkste hieronder staan vermeld:

 

 

Etniciteit zou in de bovenstaande beweringen best door nationale identiteit vervangen kunnen worden. Beide gaan uit van een kern van bestaansrecht en allebei leggen ze nadruk op het verschil met andere identiteiten. Continuïteit en onderscheid, volgens Guibernau de belangrijkste kenmerken van de nationale identiteit[27], zijn ook van toepassing op etniciteit. Algemeen gezien zou je kunnen zeggen dat etniciteit en nationale identiteit beide begrippen zijn die onder de overkoepelende term identiteit geplaatst kunnen worden, als zijnde een bepaalde vorm ervan.

Ondanks de overeenkomsten moet er echter een belangrijk onderscheid worden gemaakt tussen etniciteit en nationale identiteit. Etniciteit staat in beginsel volledig los van de politiek, terwijl de nationale identiteit voor een belangrijk deel politiek getint is. De staat gebruikt de nationale identiteit om zichzelf te versterken net zoals de nationale identiteit de staat voor haar eigen versterking gebruikt. Beide zijn met elkaar verweven. Etniciteit daarentegen bestaat zonder die verstrengeling met een staat. Een ander verschil tussen een natie en een ethnie is volgens Smith dat de ethnie al veel langer bestaat. De ethnie, in de woorden van Smith: a named unit of population with common ancestry myths and historical memories, elements of shared culture, some link with a historic territory and some measure of solidarity, at least among their elites[28], bestaat al sinds de Egyptenaren uit de oude geschiedenis. Sindsdien zijn er op elk continent in verschillende tijdsperioden nieuwe ethnies bijgekomen die, als ze de vroegmoderne tijd hadden overleefd, de basis zouden vormen van hedendaagse naties en nationalisme.

         Aangezien politiek en nationale identiteit onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, kan gezegd worden dat beide elkaar beïnvloeden. Maar eenvoudig uitgedrukt is het volk de basis van de nationale identiteit en de politiek de beschermer ervan. Als de machthebbers iets willen beschermen dan moeten ze eerst weten wat wel en wat niet. Wat het meest waardevol is om beschermd te worden, daar moet naar gekeken worden. Dat is meestal wat die eigen identiteit uniek maakt: de verschillen met andere identiteiten. De overeenkomsten hebben geen bescherming nodig, de nadruk ligt op het onderscheid. Uiteindelijk zijn het de politieke instituties die bepalen welke onderdelen van de nationale identiteit beschermd worden en op welke wijze. Zij bepalen in feite wat de grenzen zijn van de identiteit en daarmee wordt het gezicht van de natie getekend. Maar die tekening is slechts een schets. Het is onmogelijk een precieze afbeelding te maken en elke poging daartoe zal slechts een benadering zijn. Er zullen altijd delen onzichtbaar blijven, afhankelijk vanuit welk perspectief of belang naar de nationale identiteit wordt gekeken.

         Preston gaf eerder al aan dat de publieke memory een constructie is van de machthebbers om orde en legitimiteit te handhaven (zie p.15). Die memory als onderdeel van een identiteit geeft houvast. Bobby Sayyid en Lilian Zac gaan uit van het idee dat de wereld bestaat zonder funderingen. Ze doelen daarmee op de gedachte dat er niet zoiets is als een ware kern van bestaande dingen die onveranderbaar zijn vastgesteld. Deze opvatting, het zogenaamde anti-essentialism, benadrukt dat alle dingen in de wereld zijn gevormd, bedacht of gefabriceerd door de mens zelf.[29] Continuïteit en onderscheid, belangrijke kenmerken van nationale identiteit en etniciteit, geven houvast, maar zijn wel bedacht door de mens zelf. Het zijn begrippen die naar eigen belang kunnen worden ingevuld, bijvoorbeeld met het oog op het belang van een natie en een nationale identiteit.

 

Samengevat is identiteit de relatie tussen een individu en de gemeenschap en tussen die gemeenschap en de rest van de wereld. Identiteit wordt op verschillende niveaus gevormd en wordt door verschillende lagen, van onder- en van bovenaf, beïnvloed. Een identiteit is niet vaststaand, maar een bewegend raamwerk dat zich bij tijd en wijle aanpast aan veranderende omstandigheden. Toch kan het van bovenaf door instituties worden beschermd en vastgelegd, bijvoorbeeld bij de vorming van een nationale identiteit. Net als een individu is ook een land een individuele speler op het wereldtoneel die een eigen identiteit nodig heeft om relaties aan te gaan met andere landen. Een nationale identiteit geeft houvast en veerkracht en het maakt het nemen van beslissingen eenvoudiger. Als er geen sprake is van een eenduidige nationale identiteit, dan is het voor een nieuwkomer op het wereldtoneel moeilijk een plaats te veroveren.

In het komende hoofdstuk zullen de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland enerzijds en Oekraïne en de Europese Unie anderzijds worden besproken. Daarbij is het goed dit deel over identiteit in het achterhoofd te houden.

 

 

Oekraïne, tussen Rusland en de EU

 

Betrekkingen met Rusland

 

“Russia can survive without Ukraine,

but I can’t see how Ukraine will survive without Russia”[30]

– Aleksandr Rutskoi, Vice-president Rusland 1991-1992

 

Nadat Oekraïne voor onafhankelijkheid had gekozen, zag het zich voor een groot dilemma geplaatst. Aan de ene kant moest het zich afzetten tegen Rusland om een eigen staat en identiteit te vormen. Aan de andere kant moest het goede betrekkingen met Rusland onderhouden voor het oplossen van problemen uit het verleden. Je zou de relatie tussen Oekraïne en Rusland begin jaren negentig kunnen vergelijken met dat van een echtpaar dat net gescheiden is: er moet afstand van elkaar worden genomen om de gemoederen te doen bedaren; er moeten afspraken worden gemaakt over de verdeling van elkaars bezit; en er moet worden nagedacht over de manier waarop men in de toekomst nog met elkaar zal blijven omgaan. Oekraïne had na de breuk met de Sovjet-Unie tijd nodig om eens over zichzelf na te denken. Het moest een onafhankelijke staat worden, een staat die zelf initiatieven zou moeten leren nemen. Daarvoor moest het zich een eigen identiteit aanmeten, een identiteit die paste bij een Oekraïense staat aan het einde van het tweede millennium. Staat en natievorming stonden dan ook hoog op de politieke agenda in de beginjaren van onafhankelijkheid.

Die agenda werd echter al gauw opgevuld met problemen rondom de erfenissen uit de Sovjettijd. Beide landen kregen niet de tijd om afstand van elkaar te nemen. Al meteen na de scheiding werd er geruzied over de verdeling van de bezittingen. Die strijd was voor zowel Oekraïne als Rusland verbonden met de vorming van een eigen identiteit. Oekraïne wilde een onafhankelijk en zelfstandig land worden. Rusland wilde de afgebrokkelde status van grote mogendheid nieuw leven inblazen. Vijf onderwerpen die de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland grotendeels vorm hebben gegeven, zullen nu behandeld worden. In de eerste plaats zijn dat de drie hoofderfenissen: de nucleaire wapens, het schiereiland de Krim en de Zwarte Zeevloot. Deze problemen speelden in de eerste helft van de jaren negentig. In de tweede plaats zal aandacht worden besteed aan het probleem van de energieafhankelijkheid van Oekraïne, wat vooral in de tweede helft van het vorige decennium de relatie met Rusland heeft beïnvloed. Als laatste zal kort worden ingegaan op de houding van Oekraïne en Rusland ten aanzien van het GOS.

Nucleaire wapens

Een eerste probleem dat naar voren kwam, mede door de sterke bemoeienis van de internationale gemeenschap, was de vraag wat er met de nucleaire wapens uit de Sovjettijd op Oekraïens grondgebied zou moeten gebeuren. Met de onafhankelijkheid van Oekraïne werd niet alleen een nieuwe staat op de kaart gezet, maar ontstond ook een nieuwe kernmogendheid die qua wapenarsenaal alleen onder deed voor de Verenigde Staten en Rusland. Ook Wit-Rusland en Kazakstan werden nieuwe kernmogendheden, zij het in een bescheidener vorm. Met een aantal strijdpunten in het vooruitzicht wat betreft de erfenissen uit het Sovjettijdperk ontstond er een zekere nervositeit binnen de internationale gemeenschap dat een conflict tussen Oekraïne en Rusland zou kunnen uitmonden in een nucleair treffen.

Die angst was wat voorbarig. De kernkoppen en andere wapens die zich op Oekraïens grondgebied bevonden, waren daar wel aanwezig, maar de zogenaamde ‘rode knop’ om ze te activeren bevond zich in Moskou. Alle GOS landen hadden ingestemd met de verklaring dat alle nucleaire wapens onder het beheer van het gemenebest zouden vallen. Het eventuele besluit om ze te gebruiken - het doel was overigens wel om de wapens te ontmantelen - lag in de handen van de president van Rusland uiteraard in overeenstemming met de presidenten van de nieuwe kernmogendheden. Een angst die wel realistisch was van de internationale gemeenschap was de mogelijkheid van Oekraïne om kernwapenmateriaal te verkopen aan andere landen die er kwade bedoelingen mee zouden kunnen hebben. Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie was het niet onwaarschijnlijk dat er gaten zouden vallen in de controle en administratie van de atoomwapens, waardoor ongemerkt materiaal zou kunnen verdwijnen. De internationale gemeenschap zag dan ook het liefst dat de nucleaire wapens zo snel mogelijk naar Rusland werden overgeplaatst, alwaar ze konden worden ontmanteld.

Kiev gaf na onafhankelijkheid direct aan dat het een kernwapenvrij land wilde zijn en gaf de garantie dat het van het begin af aan wilde meewerken aan het vinden van een oplossing voor de overplaatsing van de wapens. De aanwezigheid daarvan zou dan ook slechts van tijdelijke aard zijn. Oekraïne had al voordat het een onafhankelijke staat was, tijdens de soevereiniteitsverklaring van 16 juli 1990, aangegeven dat het een neutrale en kernwapenvrije staat wilde worden.[31] Het respecteerde het START-1 verdrag dat tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie was afgesloten over de vermindering van strategische atoomwapens. Samen met de Verenigde Staten en Rusland (namens het GOS) werd onderhandeld over een akkoord dat een voorspoedige overplaatsing zou bewerkstelligen.

Deze drie landen, Oekraïne, Rusland en de Verenigde Staten hadden elk hun eigen belangen bij het vinden van een oplossing. Voor de Verenigde Staten, dat na de Koude Oorlog de enige echte grootmacht in de wereld was, gold: hoe minder kernmogendheden hoe beter. Voor Washington was het van belang dat de kernwapens zo snel mogelijk overgeplaatst werden, de manier waarop was minder belangrijk. Ook Rusland had er belang bij de atoomwapens zo snel mogelijk op zijn grondgebied te hebben. Als erfgenaam van de Sovjet-Unie en leider binnen het GOS was het zaak om de dominante positie te waarborgen. Voor Oekraïne, dat al besloten had dat het geen nucleaire mogendheid wilde zijn, was juist de manier waarop de overplaatsing zou moeten gebeuren een belangrijk punt bij de onderhandelingen. Kiev wilde best meewerken aan een snelle overplaatsing, maar vond een compensatie wel op zijn plaats. Het nieuws dat tussen Moskou en Washington een verdrag was afgesloten waarin werd afgesproken dat de Verenigde Staten het na ontmanteling overgebleven uranium van de Russen zou opkopen, viel niet in goede aarde bij Oekraïense politici.[32] Kiev vond dat het net zo goed recht had op een vergoeding. Het vond het niet van een eerlijke politiek getuigen dat Rusland geld verdiende met uranium afkomstig uit Oekraïense kernwapens.

Begin 1993 maakte de Oekraïense regering bekend dat het zichzelf volledige zeggenschap toeeigende over de op zijn grondgebied gestationeerde kernwapens.[33] Dus niet het GOS was langer de eigenaar van de wapens, maar Oekraïne zelf bepaalde wat ermee gebeurde. Deze beslissing zorgde voor een flinke deuk in de betrekkingen met Rusland en de Verenigde Staten. Maar het was vanuit Oekraïens oogpunt een verklaarbare stap. Het eigendomsrecht kon worden gebruikt om de onafhankelijkheid van het land te ondersteunen, de internationale aandacht op zich gericht te houden en om vergoedingen en veiligheidsgaranties af te dwingen. Het land had nog geen erkenning van Rusland dat het zijn grenzen zou respecteren, dus wat de veiligheid van een onafhankelijk Oekraïne betreft, was de aanwezigheid van nucleaire wapens daarvoor erg belangrijk. Kiev was ervan overtuigd dat, als het naar de pijpen van Washington en Moskou zou dansen en zo snel mogelijk de wapens naar Rusland zou transporteren, dat zou betekenen dat het land van de internationale agenda werd gehaald en het verder geen aandacht meer zou krijgen. Aandacht die het juist nodig had om erkenning en bevestiging te krijgen als nieuwe onafhankelijke staat. Maar ook om veiligheidsgaranties van de internationale gemeenschap af te dwingen in het geval Rusland acties zou ondernemen die de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne zouden ondermijnen.

Op 14 januari 1994 werd door de presidenten Clinton, Jeltsin en Kravtsjoek een trilateraal verdrag ondertekend waarin tot een zo goed als zekere definitieve oplossing voor de kwestie besloten werd. Oekraïne zou een vergoeding krijgen voor de splijtstoffen uit de kernwapens. Daarnaast zou het in ruil voor de overplaatsing van 200 kernkoppen naar Rusland 100 ton aan nucleaire brandstof krijgen. Bovendien ontving het een veiligheidsgarantie door middel van deelname aan het Partnership for Peace Program en economische ondersteuning van verschillende multilaterale organisaties.[34] Een volledig tijdsschema voor de overplaatsing van de kernwapens was het enige wat nog ontbrak, er werd slechts afgesproken dat het zo snel mogelijk zou gebeuren. Dat was voor verschillende interpretaties vatbaar, maar dat zou niet tot onoverkomelijke problemen leiden.

Als we het probleem van de nucleaire wapens vanuit het perspectief van de vorming van een identiteit benaderen, dan kan daarover wel wat zinnigs worden gezegd. Het feit dat een land beschikt over kernwapens betekent niet per definitie dat het die ooit ook zal gebruiken, maar alleen het bezit ervan is al een enorm machtsmiddel. Rusland, dat de mythe van grootmacht in stand wilde houden, had er alle belang bij dat de kernwapens uit de Sovjetperiode zo snel mogelijk onder zijn beheer kwamen, zodat het binnen het GOS en ook daarbuiten een grotere machtspositie kon verwerven. Oekraïne had alleen baat bij de bevestiging van zijn onafhankelijkheid en als het die kreeg, had het geen belang bij het bezit van atoomwapens. Dat Kiev tegenstribbelde bij de overplaatsing toonde aan dat het niet over zich heen liet lopen. Het wilde de wereld laten zien dat het bestond en wenste dat ook met zijn belangen rekening gehouden werd.

 

De Krim

Zolang de grenzen van een land niet erkend worden door een buurland, zal dat de onderlinge betrekkingen onder druk zetten. De grenzen van de onafhankelijke Oekraïense staat kwamen overeen met die van de eerdere Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek. Het verdrag waarmee de grenzen van de republieken in de Sovjet-Unie destijds werden vastgelegd stond na de ineenstorting van de Sovjet-Unie echter niet garant voor erkenning van de ‘nieuwe’ grenzen. In het oude verdrag werden de grenzen van elkaar erkend, maar dan wel binnen het raamwerk van de Sovjet-Unie. Nu dat raamwerk verdwenen was, eigende Rusland zich het recht toe de grenzen waar nodig te herzien. Het wilde eerst kijken of de grenzen wel overeen kwamen met de geopolitieke belangen van Rusland voordat het een akkoord zou ondertekenen dat de grenzen van de nieuwe staten zou erkennen.[35] Nadat de Sovjet-Unie uiteengevallen was, bleken veel etnische Russen plotseling in het buitenland te wonen. Waar ze in de Sovjet-Unie deel uitmaakten van de meerderheid, daar bleken ze nu een minderheidsgroep te zijn in een verschillend aantal landen, dat los van Rusland een eigen koers ging varen. In Oekraïne waren vooral de oostelijke Donbas regio en het zuidelijke gelegen schiereiland de Krim sterk bevolkt met Russische inwoners. Het was de taak van de Russische regering om op te komen voor de belangen van haar landgenoten buiten het nieuwe Rusland.

De Krim, het schiereiland dat door Chroestjov in 1954 ter ere van het 300-jarig bestaan van het Perejaslav akkoord aan Oekraïne cadeau werd gedaan, vormde met de in de havenstad Sevastopol gelegen Zwarte Zeevloot, een heikel punt bij het vastleggen van de onderlinge grenzen. Het feit dat de onafhankelijkheid van Oekraïne een einde maakte aan de eenheid van beide landen betekende ook dat het Perejaslav verdrag geen waarde meer had. De Oekraïense machthebbers vonden dat, hoewel de schenking van de Krim door velen als een symbolische herbevestiging van het Perejaslav akkoord werd gezien, het schiereiland gewoon bij Oekraïne hoorde. Rusland accepteerde dat niet zomaar en claimde het landsdeel omdat twee derde deel van de bevolking Russisch was. De Krim zou met de havenstad Sevastopol voor Rusland een belangrijke economische functie kunnen vervullen als toegangspoort naar de omliggende Zwarte Zee landen. Bovendien was de havenstad Sevastopol de thuisbasis van de Zwarte Zeevloot, een overblijfsel uit de tijd van de Sovjet-Unie. Volgens het Russische parlement (niet de regering) was Sevastopol een militair steunpunt van de Sovjet-Unie en dat betekende dat Rusland, als erfgenaam van de Sovjet-Unie, aanspraak maakte op Sevastopol.[36]

         Naast de genoemde historische, demografische, economische en militaire redenen speelde het Krim-conflict ook een belangrijke rol bij de vorming van een eigen identiteit. Voor Oekraïne was de strijd om de Krim van belang om Rusland duidelijk te maken dat het zich niet moest bemoeien met zaken op Oekraïens grondgebied. Hoewel de grenzen juridisch niet ondersteund konden worden met het niet meer geldige Sovjetakkoord, bleef Kiev volharden in zijn standpunt dat de Krim onlosmakelijk met Oekraïne verbonden was. Het had geen andere keus. Als Kiev zou toegeven aan de eisen van Moskou, dan zou het zichzelf ongeloofwaardig maken als nieuwe onafhankelijke staat. Toegeven zou betekenen dat het de dominantie van Moskou zou accepteren en daarmee zou Oekraïne in feite een speelbal van Rusland worden. Voor de vorming van een eigen identiteit en een onafhankelijke Oekraïense natiestaat was het Krim-conflict daarom van groot belang.

Rusland gebruikte het conflict als handvat om zich, als een van zijn troon gevallen grootmacht, aan op te trekken. Onder de bevolking en de machthebbers van Rusland heerste sterk het gevoel dat het einde van de Sovjet-Unie niet het einde van Rusland als supermacht betekende. De Russische identiteit is doordrenkt van historisch besef dat Rusland altijd een grootmacht is geweest. Van het bloeiende Kiev Rus rijk naar het machtige Tsarendom naar de supermogendheid Sovjet-Unie, Rusland was altijd een bepalende mogendheid geweest waarvan de invloed ver reikte. En dan zou het einde van de Sovjet-Unie betekenen dat Rusland niets meer is dan welke andere onafhankelijke Sovjetstaat dan ook? Die gedachte was bij veel Russen onbekend. Het Krim-conflict werd in die context een strijd om invloed die voortkomt uit het geloof in de eigen identiteit. Een strijd die de mythe van grootmacht in stand moest houden.

         De Krim en de verdeling van de Zwarte Zeevloot zouden tot een langslepend conflict leiden tussen Oekraïne en Rusland. De opstelling van de bevolking van de Krim was daar mede debet aan. In september 1991 riepen de leiders van de Krim de soevereiniteit uit van het schiereiland, maar wel binnen de grondwet van de onafhankelijke Oekraïense staat.[37] Moskou zou hier enige hoop uit kunnen putten dat dit het begin was van een verdergaande autonomie en een uiteindelijke reïntegratie met Rusland. In het referendum op 1 december 1991 stemde een minimale meerderheid van 54% voor onafhankelijkheid van Oekraïne. Aan de ene kant was de kleine meerderheid een bevestiging voor Oekraïne, aan de andere kant was de grote minderheid ook een bevestiging voor Rusland dat de balans in de toekomst best nog eens omgedraaid zou kunnen worden.

         Onder andere door een verslechterende economische situatie in Oekraïne en de Krim kregen de radicale separatistische en pro-Russische partijen meer steun. Yuri Meshkov, leider van de Republikeinse Beweging van de Krim (RDK) en voorstander van afscheiding van de Krim van Oekraïne en aansluiting bij Rusland, stond achter het idee om met een referendum de onafhankelijkheid van het schiereiland te bevestigen. Kiev besloot daarop begin 1992 het opstandige landsdeel meer autonomie te geven en wist daarmee te voorkomen dat er een referendum uitgeschreven werd. Maar de voorstanders van afscheiding konden het in de toekomst gebruiken als dreigmiddel om hun eisen kracht bij te zetten. Het conflict leek met de autonome status van de Krim enigszins te zijn afgezwakt. Het zou echter blijven voortsudderen, mede doordat Rusland zich ermee bleef bemoeien.

In juli 1993 plaatste het Russische parlement (niet de regering) de stad Sevastopol onder Russisch beheer, omdat het als militair steunpunt van de Sovjet-Unie geen onderdeel zou zijn geweest van de schenking van de Krim aan Oekraïne in 1954.[38] Dit besluit was een duidelijke steun in de rug van Meshkov en zijn aanhang. In januari 1994 werd Meshkov gekozen als eerste president van een autonome Krim. Tijdens de parlementaire verkiezingen een paar maanden later kreeg zijn partij twee derde deel van de stemmen. Daarmee werd, zij het niet expliciet via een referendum, indirect wel duidelijk dat een meerderheid van de bevolking achter een unie met Rusland stond. Interne tegenstellingen binnen het parlement in Simferopol, de hoofdstad van de Krim, zorgden echter voor een verzwakking van de positie van Meshkov.[39] President Koetsjma maakte daarvan gebruik door tijdelijk een eind te maken aan de autonome status van de Krim. Hij plaatste het schiereiland in maart 1995 onder volledige controle van Kiev.[40] Later zou de Krim weer wat van zijn autonome rechten terugkrijgen.

Kiev onderstreepte hiermee nog eens duidelijk haar standpunt dat de Krim bij Oekraïne hoorde. Moskou reageerde terughoudend op de resolute stap van Kiev om de Krim onder volledig Oekraïens gezag te plaatsen, omdat dat de toch al slechte relatie met Oekraïne nog verder zou verzwakken. Daarnaast was Rusland verwikkeld in een strijd met rebellen in de opstandige deelrepubliek Tsjetsjenië. Het land zou een verkeerd signaal naar de wereld afgeven als het enerzijds de afscheiding van een deelrepubliek bestreed en anderzijds de afscheiding van een deel van een buurland zou steunen. Het is daarom juist te zeggen dat het conflict in Tsjetsjenië ervoor zorgde dat de betrekkingen tussen Rusland en Oekraïne verbeterden. In 1997 zou er met de ondertekening van het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag een definitief einde komen aan de Russische ontkenning van de Krim als onderdeel van een Oekraïense staat. Daarover zal aan het eind van de volgende paragraaf meer informatie gegeven worden.

 

Zwarte Zeevloot

Direct verbonden met het Krim-conflict waren de problemen rondom de verdeling van de Zwarte Zeevloot. Hoewel het in feite twee verschillende zaken waren, zorgde Moskou ervoor dat beide problemen niet los van elkaar gezien konden worden. Als Kiev haar eisen betreffende de vloot met de hoofdbasis in Sevastopol niet afzwakte, dan kon volgens Moskou ook geen akkoord bereikt worden over de erkenning van de Krim als deel van een Oekraïense staat. Maar als Kiev zou toegeven aan een verdeling van de vloot zou dat een Russisch militaire aanwezigheid betekenen op Oekraïens grondgebied. Oekraïne stond voor een dilemma waarin het de ‘schade’ zo beperkt mogelijk moest zien te houden.

Zoals al eerder was gezegd, vormde de Zwarte Zeevloot een overblijfsel uit de tijd van de Sovjet-Unie. Het was het grootste deel van de totale Sovjetvloot en bestond uit ongeveer 375 schepen, 150 vliegtuigen en 85 helikopters en dat alles werd bemand door zo’n 100.000 manschappen.[41] Daarbij kwam nog een enorme infrastructuur rondom de haven en de stad Sevastopol. Voor Oekraïne was de aanwezigheid van de vloot en de infrastructuur van groot belang voor het opbouwen van een nieuwe eigen zeevloot. Voor Rusland was het behoud ervan van belang, omdat het verhuizen van de vloot en het opbouwen van een nieuwe vlootbasis veel tijd en geld zouden kosten. Geld dat er voorlopig niet zou zijn.

Moskou vond het gerechtvaardigd dat dit militaire steunpunt onder haar beheer zou vallen. Officieel zou het dan een militair steunpunt worden van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), waarvan alle voormalige republieken van de Sovjet-Unie, met uitzondering van de Baltische staten en Georgië, lid waren, zij het dat sommige landen waaronder Oekraïne slechts een beperkt lidmaatschap hadden. Aangezien Oekraïne deel uitmaakte van het GOS, maar de Zwarte Zeevloot als basis wilde gebruiken voor een eigen vloot en Rusland de onbetwiste machthebber was binnen het gemenebest, kwam het erop neer dat de strijd om de erfenis tussen Moskou en Kiev gevoerd werd. Voor Rusland was de vloot belangrijk om invloed te behouden in de Zwarte Zee regio, niet in de laatste plaats vanwege het schiereiland de Krim. Voor Oekraïne was de claim op de vloot behalve om militaire redenen ook psychologisch gezien van belang. Net als bij het Krim-conflict zou het zo lang mogelijk voet bij stuk moeten houden om een duidelijk signaal af te geven dat het geen Russische invloed duldde op zijn grondgebied. Of de verdeling om militaire redenen werkelijk zo belangrijk was, kan trouwens betwijfeld worden. De vloot was oud en slecht onderhouden en bovendien hadden beide landen de financiën niet om de vloot op te knappen en te onderhouden. De verdeling van de vloot was dan ook meer een zaak van prestige en invloed. Iets dat goed van pas kwam bij de vorming en bevestiging van een eigen identiteit.

Het vinden van een oplossing voor de verdeling van de Zwarte zeevloot zou een lastige klus worden die de nodige tijd zou gaan kosten. De onderhandelingen rondom het conflict richtten zich op twee zaken, in de eerste plaats de verdeling van de vloot zelf en in de tweede plaats het recht van zowel Oekraïense als Russische zijde om de haven van Sevastopol en de daarbij behorende infrastructuur te gebruiken als basis voor een eigen vloot. Leonid Kravtsjoek, president van Oekraïne van 1991 tot 1994, tekende tijdens een bijeenkomst op Jalta in augustus 1992 een overeenkomst met de Russische president Boris Jeltsin (1991-1999). Er werd voorlopig afgesproken dat er een gelijke verdeling zou zijn van de vloot en de bijbehorende infrastructuur. Een jaar later in Moskou, in juni 1993, werden de standpunten van Jalta nog eens herhaald en bevestigd.[42] Zolang er nog geen definitief akkoord was, zou er een gezamenlijke zeggenschap zijn over de vloot. Een voorbeeld laat zien dat zoiets niet zo eenvoudig was als het misschien wel leek. De verschillende gezaghebbers van de vloot wilden niet dat er over hun hoofden beslissingen werden genomen waarmee ze het niet eens waren. In de lente van 1993 werden verschillende vlaggen gehesen. Op enkele schepen wapperde de Oekraïense vlag, een ander groot deel hees de Russische vlag terwijl weer een deel de vlag van de Sovjet-Unie tevoorschijn haalde. Volgens Kiev was de aanwezigheid van schepen met een Russische vlag op Oekraïens grondgebied in strijd met de grondwet en deze zouden dan ook moeten worden verwijderd.[43] Zover zou het echter niet komen.

Het Russische standpunt om een aantal maanden later in Massandra de totale vloot voor zich op te eisen, kwam voor veel mensen als een totale verrassing. Daarbij kwam nog eens de uitspraak van het Russische parlement in juni 1993 dat Sevastopol onder Russisch beheer viel (zie gedeelte over de Krim). Deze gebeurtenissen zorgden ervoor dat de betrekkingen tussen beide landen op een dieptepunt belandden. Binnen de Oekraïense regering werd ferme kritiek geuit op dit voorstel en Kravtsjoek werd tijdens de onderhandelingen beschuldigd van het houden van een uitverkoop van de Oekraïense belangen.

De op het eerste gezicht zo plotselinge wending van de Russische delegatie tijdens de Massandra bijeenkomst in september had een reden. Het conflict om de verdeling van de Zwarte Zeevloot werd namelijk verbonden met nog een ander probleem tussen Oekraïne en Rusland, en wel de energieafhankelijkheid. Oekraïne was voor de levering van gas afhankelijk van Rusland en had een schuldenlast opgebouwd van meer dan een miljard Euro. De Russische delegatie zette Oekraïne onder druk met het voorstel om de energieschulden van Oekraïne kwijt te schelden in ruil voor de andere helft van de vloot.[44] Kravtsjoek ging niet zonder slag of stoot akkoord met het voorstel, maar de interne druk om toe te geven aan het voorstel was groot. De situatie maakte duidelijk dat de onderhandelingspositie van Kiev niet sterk was.

Die positie werd verder verzwakt door een groeiende economische crisis. De Sochi akkoorden die in juni 1995 door Leonid Koetsjma, de nieuwe president na Kravtsjoek, en Boris Jeltsin werden ondertekend, gingen nog steeds uit van een gelijke verdeling, maar dan in een andere vorm van uitbetaling. Oekraïne zou 18,3 procent van de vloot krijgen tegenover 81,7 procent voor Rusland.[45] Om tot een overeenkomst te komen die voor beide partijen even veel waarde had, zou Rusland het verschil ‘opkopen’ door Oekraïne een groot deel van zijn schulden kwijt te schelden. Over het recht om Sevastopol als basis te gebruiken voor een Oekraïense en/of Russische vloot was nog geen duidelijkheid. Dat kwam onder andere doordat de Oekraïense militaire doctrine ervan uitging dat er geen buitenlandse strijdkrachten op Oekraïens grondgebied werden toegestaan. Dat betekende dat de Zwarte Zeevloot wel verdeeld kon worden, maar dat het Rusland niet toegestaan was de schepen en vliegtuigen te stationeren in Sevastopol. Het gegeven dat Rusland de Oekraïense grenzen nog niet officieel erkende en dat het Sevastopol zag als een Russische stad, maakte het probleem nog ingewikkelder.

De aanpassing in juni 1996 van de Oekraïense wet die het mogelijk maakte dat er tijdelijk buitenlandse troepen op Oekraïens grondgebied mochten worden gestationeerd, bracht het conflict plotseling een grote stap dichter bij een oplossing. De herverkiezing van Jeltsin in 1996 in een Rusland waar nationalistische krachten steeds sterker werden, was bovendien voor de onderhandelingen een stabiliserende factor. De toenadering van beide landen zou leiden tot het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag, waarbij verschillende problemen een definitieve oplossing zouden krijgen.

Op 28 mei 1997 werd een aantal akkoorden ondertekend die een eind maakten aan een lange strijd om de verdeling en de stationering van de Zwarte Zeevloot. Besloten werd dat zowel Oekraïne als Rusland ieder een deel van de basis mocht gebruiken om een eigen vloot te stationeren. Voor Rusland werd daarvoor een periode van twintig jaar afgesproken. Wat de verdeling betreft werden de Sochi akkoorden (zie eerder) definitief bevestigd. Rusland zou Oekraïne jaarlijks een geldbedrag betalen voor het gebruik van de infrastructuur op de Krim en ook zou het voor een deel van de vloot betalen. Uiteindelijk zou het totale bedrag na twintig jaar gelijk zijn aan de schuldenlast van Oekraïne aan Rusland. Het enige, niet onbelangrijke, verschil was dat Oekraïne binnen tien jaar zijn schulden moest aflossen, terwijl Rusland daar twintig jaar de tijd voor had. Een paar dagen later, op 31 mei, werd het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag ondertekend, wat een mijlpaal vormde in de onderlinge betrekkingen van Oekraïne en Rusland.[46] Overigens werd het verdrag door Oekraïne pas in januari 1998 geratificeerd. Rusland deed dat nog een jaar later. Met de verschillende verdragen erkende Rusland de grenzen van Oekraïne en daarmee zijn onafhankelijkheid. De Krim werd nu erkend als deel van de Oekraïense staat.

Het akkoord was voor beide landen een succes, anders gezegd, beide landen konden er mee thuis komen. Aan de ene kant kon Oekraïne er zijn politieke onafhankelijkheid in bevestigd zien, aan de andere kant kon Rusland zich erin terugvinden met zijn geambieerde status van grootmacht. Kiev kreeg met het akkoord de garantie dat de grenzen van Oekraïne werden geaccepteerd door Rusland. Moskou had met de aanwezigheid van een Russische vloot op de Krim de middelen voorhanden om zijn invloed in het Zwarte Zee gebied te behouden. Die invloedssfeer zou echter kunnen worden doorkruist door de NAVO als Oekraïne lid zou worden van deze militaire organisatie en haar havens zou vrijgeven voor de stationering van NAVO strijdkrachten. Maar die eventuele mogelijkheid nam Rusland op de koop toe. Feit was dat de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland met dit verdrag een sterke impuls kregen.

 

Economie en energie

De erfenissen uit het tijdperk van de Sovjet-Unie die hierboven beschreven staan, drukten in de eerste zes jaar een stevige stempel op de betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland. Het was niet de toekomst, maar het verleden dat de buitenlandse politiek van beide landen vormde. Voordat met een schone lei aan de toekomst begonnen kon worden, moesten deze erfenissen allereerst een oplossing krijgen en dat gebeurde uiteindelijk ook. Met het sluiten van het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag in 1997 werd een periode afgesloten waarin beide landen elkaar een plaats probeerden te geven. Het vormde de afronding van Oekraïne’s strijd om bevestiging voor onafhankelijkheid en Rusland legde zich daar met de ondertekening van dat verdrag bij neer. Na jaren van pijnlijke en moeizame omgang met elkaar leek Rusland er eindelijk in te berusten dat de scheiding definitief was.

De hoop op een politieke unie bestaande uit Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne was met de ondertekening van het verdrag grotendeels vervlogen. Maar volgens Taras Kuzio zou de Russische acceptatie van een Oekraïense politiek onafhankelijke staat echter tijdelijk zijn. Volgens hem kan Rusland zichzelf niet los zien van een groter rijk, omdat de Russische identiteit zich begon te vormen met de ontwikkeling van het Russische rijk, een rijk waarin verschillende volken gecontroleerd en gedomineerd werden. Het zal daarom blijven zoeken naar een bepaalde vorm van gemeenschap waarin het de macht heeft.[47] Met een onafhankelijk Oekraïne op het politieke vlak, moest Rusland daarom maar op een ander terrein de bevestiging van grootmacht zien te vinden.

         Hoewel Oekraïne zich had weten los te maken uit de omhelzing van Rusland en zijn blik op Europa als nieuwe partner had gevestigd, kon het land zijn voormalige bruidegom niet helemaal de rug toekeren. Op economisch gebied was Oekraïne erg afhankelijk van Rusland. Alexandr Rutskoi had niet helemaal ongelijk toen hij kort na de onafhankelijkheid van Oekraïne zei: “Russia can survive without Ukraine, but I can’t see how Ukraine will survive without Russia”[48] Deze economische afhankelijkheid zou na de oplossing van de problemen rondom de erfenissen tot op de dag van vandaag de kern van de onderlinge betrekkingen blijven vormen.

         Roman Wolczuk stelt dat, naar aanleiding van een economische theorie die ervan uitgaat dat de handel tussen twee staten afhankelijk is van de geografische afstand en het BNP, Oekraïne eerder geneigd zou zijn om met Europese landen handel te drijven dan met Rusland.[49] Volgens hem voert Moskou een strategie die probeert te voorkomen dat Oekraïne de ‘logische’ weg naar het westen volgt. Dat doet het door de schulden van het land uit te buiten door bijvoorbeeld medezeggenschap op te eisen over bepaalde delen van de Oekraïense economische infrastructuur zoals gaspijpleidingen en olieraffinaderijen. Deze strategie werkte goed, aangezien Oekraïne flinke schulden had opgebouwd. Met een bijna gegarandeerde energieafhankelijkheid van Oekraïne ook in de toekomst heeft Moskou een invloedrijke positie op economisch gebied.

         Die energieafhankelijkheid vormt een ‘duivelscirkel’ voor de Oekraïense economie die voor een groot deel draait op de verwerking en bewerking van grondstoffen waar het land rijk aan is. Voor de levering van aardolie en gas is Oekraïne voor negentig procent afhankelijk van buitenlandse invoer.[50] Rusland en in mindere mate Turkmenistan zijn de hoofdleveranciers. Als de economie gestimuleerd moet worden, en dat was hard nodig met een sinds de onafhankelijkheid steeds verder achterop rakende economie, dan is daarvoor meer energie nodig. Met de bijna totale afhankelijkheid van Rusland voor de levering van die energie, zou de Oekraïense economie in een diepe crisis raken als Moskou zou besluiten de gas- en aardolietoevoer stop te zetten. Met de schulden die Oekraïne heeft opgebouwd zou dat een realistische mogelijkheid kunnen zijn. Begin 2000 werd de gasschuld aan Rusland en Turkmenistan geschat op 2,2 miljard Dollar.

Oekraïne en Rusland zijn letterlijk aan elkaar gebonden door een gigantisch pijpleidingenstelsel dat van Rusland over Oekraïens grondgebied naar West-Europa loopt. Oekraïne heeft daarmee een troef in handen om indien nodig de pijpleidingen te blokkeren. Zo afhankelijk als Oekraïne is van de levering van aardolie en gas uit Rusland, zo afhankelijk is Rusland van het transport over Oekraïens grondgebied. Kiev schrok er niet voor terug om de pijpleidingen af en toe stop te zetten, bijvoorbeeld om een hoger bedrag te eisen voor het gebruik ervan.[51] De Russische gasproducent Gazprom op zijn beurt beschuldigde Oekraïne ervan gas uit de pijpleidingen die over zijn grondgebied liepen, te hebben gestolen. Daarbij zou het gaan om een hoeveelheid ter waarde van 700 miljoen Dollar. Moskou hield zich daarom het recht voor om zich in de toekomst te bemoeien met de privatisering van staatsbedrijven in Oekraïne als Kiev niet in staat zou zijn de schulden terug te betalen.[52] De uitbuiting van de onderlinge afhankelijkheid kende nog een ander voorbeeld. Voorheen konden de republieken van de Sovjet-Unie gas nog tegen een lagere prijs ontvangen. Rusland besloot in 1995 de gasprijs echter te verhogen naar het niveau van de wereldmarkt. Dat was voor Oekraïne een gevoelige tik die de economische hervormingen van Koetsjma slecht konden gebruiken. Reden om uit te kijken naar andere gasleveranciers om aan deze afhankelijkheid te ontsnappen. De oprichting van het samenwerkingsverband GOAM (later GOOAM) was daarvan een voorbeeld. GOAM staat voor Georgië, Oekraïne, Azerbeidzjan en Moldavië. Later sloot ook Oezbekistan zich aan. Dit samenwerkingsverband was naast de noodzaak voor een alternatieve energievoorziening ook een poging van Oekraïne om onder de invloed van het GOS vandaan te kruipen.

Niet alleen op het gebied van de import van energie was Oekraïne afhankelijk van Rusland. Als wordt gekeken naar de Oekraïense export, dan blijkt dat in 1997 42,9 procent van de totale export, waaronder grondstoffen, naar GOS landen ging, waarvan 26,2 procent naar Rusland. Daartegenover stond een exportpercentage van 12,5 naar de EU.[53] Dit alles maakt duidelijk dat Oekraïne op politiek gebied misschien dan wel naar Europa kon kijken, maar dat Rusland op economisch gebied maar even met de vingers hoefde te knippen om Kiev’s aandacht te krijgen. Op die manier wist Rusland zijn status van superpower levende te houden, niet als een politieke, maar als een economische grootmacht.

 

Gemenebest van Onafhankelijke Staten

Nadat de Sovjet-Unie was ingestort, werd eind 1991 het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) opgericht. Deze gemeenschap moest ervoor zorgen dat de problemen rondom de verdwijning van de structuur van de Sovjet-Unie op een vreedzame manier zouden worden opgelost. De problemen rond de erfenissen van Oekraïne kunnen daarvan als voorbeeld worden gezien. Het GOS was in de eerste plaats opgericht om een tijdelijk alternatief te vormen voor het vacuüm dat ontstond na het einde van de Sovjet-Unie. Wat het daarna voor rol zou spelen, was bij de oprichting nog niet vastgelegd. Over de invulling van het samenwerkingsverband bestonden tussen Rusland en Oekraïne grote verschillen van mening, zeker wat betreft de toekomst ervan.

Van Russische zijde werd het GOS beschouwd als de overgang van de Sovjet-Unie naar een nieuwe politieke, economische en militaire samenwerkingorganisatie met Moskou als machtscentrum. Er was dan wel afgesproken dat het GOS opgericht was om het vacuüm met het einde van de Sovjet-Unie op te vullen, maar met de uitbreiding van Europa en een verplaatsing oostwaarts van NAVO lidstaten, was het voor Rusland zaak om tegenwicht te bieden. Ondanks het einde van de Koude Oorlog was het vijanddenken uit die tijd nog diepgeworteld. Rusland zag de NAVO als een overblijfsel uit de Koude Oorlog en voelde de uitbreiding ervan als een inmenging in zijn invloedssfeer. Ook was de angst aanwezig dat het in een geïsoleerde positie zou belanden als alle landen aan de westgrens zich bij de NAVO zouden aansluiten. Gennadie Zjoeganov, leider van de Russische communistische partij, was een voorstander van het vormen van een anti-NAVO blok op het gebied van de voormalige Sovjet-Unie, maar de Oekraïense Minister van Defensie, Valerie Sjmarov, verklaarde dat: Ukraine will not participate in any military bloc created to counterweigh the expansion of NATO eastwards.[54]

         Oekraïne zag het GOS als een tijdelijk samenwerkingsverband dat de problemen rondom de erfenissen van het verleden moest helpen oplossen. Kiev hield zich afkerig van intensievere politieke en militaire samenwerking, omdat dat de soevereiniteit en onafhankelijkheid van het land in gevaar bracht. Op economisch gebied was Oekraïne nog wel bereid om mee te gaan met een verdergaande ontwikkeling van het GOS, omdat het wat dat betreft alle samenwerking nodig had om de eigen economie te stimuleren. Iedere vorm van een unie die tot doel had verschillende landen te reïntegreren met Rusland als leider werd door Kiev echter categorisch afgewezen. Volgens Minister van Buitenlandse Zaken, Boris Tarasjoek, ziet Oekraïne het GOS als een “consultative framework in which independent countries conduct bilateral relations with an emphasis on economics”.[55]

Met Oekraïne, en staten als Georgië en Azerbeidzjan, als ‘spelbreker’ leek het GOS meer op een papieren constructie. Er was eerder sprake van bilaterale verhoudingen tussen de verschillende landen, dan dat er gesproken kon worden van een multilaterale organisatie gestuurd vanuit Moskou.[56] Verschillende GOS lidstaten sloten onderlinge samenwerkingsverbanden af, waarvan de oprichting van GOOAM een voorbeeld was. Een ander voorbeeld was de samenwerking tussen Kirgizië, Kazakstan, Oezbekistan en Turkmenistan die in 1997 van start ging. Deze twee voorbeelden laten zien dat verschillende GOS landen buiten Rusland om met elkaar wilden samenwerken. Ook voor Oekraïne gold dat het best wilde samenwerken met de GOS landen, maar niet via het GOS en niet via Moskou. Bilaterale handel was het motto van de Oekraïense regering. Wat de verwerking van het verleden betreft, paste het GOS prima in het plaatje van een onafhankelijke Oekraïense staat. Voor de toekomst bood het voor Oekraïne echter geen perspectief.

Het GOS zou tot op de dag van vandaag een bleke organisatie zijn zonder de dominantie om het gebied van de voormalige Sovjet-Unie samen te binden. De opstelling van Oekraïne was daar mede een oorzaak van. In het licht van de identiteitskwestie kan gezegd worden dat met een teloorgang van het GOS ook de Russische staat verder zal afzwakken. Taras Kuzio stelt dat het GOS de functie heeft van een korset dat de Russische staat bijeenhoudt; als het GOS zou verdwijnen, dan zou dat de weg vrijmaken voor verschillende grensconflicten.[57] Rusland zou met het verdwijnen van het GOS eigenlijk ophouden te bestaan. Het land is nooit een onafhankelijke staat geweest, het heeft altijd deel uitgemaakt van een grootmacht bestaande uit verschillende bevolkingsgroepen. Als het GOS zou ophouden te bestaan, dan zal het op zoek moeten naar een nieuwe identiteit, een die los staat van een grote mogendheid. Of het ooit zover zal komen is een open vraag. Rusland zal zijn uiterste best doen om zijn positie en daarmee ook zijn identiteit van grootmacht vast te houden. Voor Oekraïne gold het GOS als een tussenstap van de Sovjet-Unie naar de Europese Unie; een stap van het verleden naar de toekomst.

 

De betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland laten zien dat op economisch gebied Rusland die positie van grootmacht wel enigszins kon waarmaken. Maar die status is wel gebaseerd op de afhankelijkheid van Oekraïne en ook andere GOS landen op dat gebied. Op politiek en militair vlak heeft Rusland via de erfenissen uit de Sovjettijd geprobeerd de positie van grootmacht te consolideren. Enerzijds had het daarmee met het behoud van Sevastopol als basisplaats voor een Russische vloot succes. Anderzijds was het afsluiten van het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag, en daarmee de erkenning van een onafhankelijke Oekraïense staat, de bevestiging dat het GOS en daarmee Rusland niet langer de aspiratie had om de status van grootmacht te versterken via het politieke niveau. De betrekkingen maken voor Oekraïne duidelijk dat, ondanks de wil om zich totaal onafhankelijk van Rusland te maken, het zal moeten toegeven dat het niet zonder Rusland kan. In het volgende deel zal duidelijk worden dat Oekraïne en de Europese Unie niet duidelijk weten wat ze met elkaar aanmoeten. De relatie tussen Kiev en Brussel blijkt te worden beïnvloed door de relatie tussen Kiev en Moskou en Moskou en Brussel. Die driehoeksverhouding is de oorzaak voor een ambivalente buitenlandse politiek van zowel Oekraïense als EU zijde.

 

 

Betrekkingen met de EU

 

“We would like one day to embrace your country,

but we have to know what country you are…”[58]

– Javier Solana, EU chef buitenlands beleid

 

De betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie waren aanzienlijk minder gecompliceerd dan het geval was met de relatie tussen Oekraïne en Rusland. De relatie tussen Brussel en Kiev was met de onafhankelijkheid van Oekraïne in 1991 nog een onbeschreven blad dat in de loop der jaren ingevuld zou worden. Oekraïne, dat in de betrekkingen met Rusland vooral het Sovjetverleden terugvond, hoopte met de EU een relatie aan te gaan waarin de toekomst een belangrijke rol zou spelen. Kiev maakte geen geheim van de wens dat die relatie verder zou uitgroeien tot een uiteindelijk lidmaatschap van de Europese Unie. Brussel verwelkomde de Europese koers van Oekraïne, maar zou, zoals zal blijken in dit deel, een afwachtende houding aannemen.

         In dit deel zullen de betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie worden besproken aan de hand van verschillende akkoorden en samenwerkingsverbanden die sinds 1991 zijn gesloten. Er zal worden gekeken naar de verschillende manieren van aanpak van Brussel en Kiev om de relatie verder te ontwikkelen en naar de problemen die dat met zich meebracht. De Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (OPS) die in 1994 door de EU en Oekraïne ondertekend werd, zou de basis vormen voor de onderlinge betrekkingen. Dat die overeenkomst pas in 1998 in werking trad, laat zien dat de eerste jaren wat samenwerking betreft weinig hoopgevend waren voor Oekraïne’s aspiraties om te integreren in de Europese Unie.

 

Driehoeksverhouding

Het Oekraïense standpunt met betrekking tot het buitenlandse beleid was dat het enerzijds wilde integreren in de EU en anderzijds goede betrekkingen met Rusland wilde onderhouden. Anatolij Ponomarenko, sinds 1997 ambassadeur van Oekraïne in Duitsland, zegt over de Oekraïense buitenlandse betrekkingen: “Das wichtigste Ziel der Ukraine liegt darin, in Europa und mit Europa zu sein, aber nicht gegen Rußland.”[59] Kiev was gedwongen om in het buitenlandse beleid te manoeuvreren tussen Rusland en de EU, omdat Oekraïne was verdeeld in een pro-Westers en een pro-Russisch deel. Zoals uit het vorige deel bleek, zou de relatie tussen Oekraïne en Rusland tot 1998 met de ondertekening van het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag erg moeizaam verlopen. In dit deel zal duidelijk worden dat die betrekkingen ook de relatie tussen de EU en Oekraïne beïnvloedden.

Over de beginperiode van de onderlinge betrekkingen kan weinig anders worden gezegd dan dat de EU de onafhankelijkheid van Oekraïne erkende en dat het met financiële hulp de hervormingen op politiek en economisch gebied probeerde te stimuleren. Het Technical Assistance to the Commonwealth of Independent States (TACIS) hulpprogramma was daar een voorbeeld van. Dit programma richtte zich op technische steun voor de versterking van overheidsinstellingen, training van de rechterlijke macht en ontwikkeling van de economie in de richting van een vrije markteconomie. Dit programma werd voor een periode van vijf jaar uitgevoerd en zou daarna met nog een aantal jaren worden verlengd.

Naast financiële en technische steun werd ook een aantal overeenkomsten getekend. Op het gebied van de handel werden twee akkoorden gesloten, een voor de handel in textielproducten (1993) en een voor het opzetten van een contactgroep voor steenkool en staal (1994). Ook werd in 1993 een delegatie van de Commissie van de EU in Oekraïne aangesteld.[60] De Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, die de EU in 1989 met de toenmalige Sovjet-Unie had afgesloten, zou in de beginjaren de basis vormen van de betrekkingen tussen Oekraïne en de EU.

Met het aantreden van de nieuwe president Leonid Koetsjma in juli 1994 kreeg de relatie tussen Oekraïne en de EU een impuls. Dat jaar werd Oekraïne lid van de Europese Raad en werd het land partner van de NAVO. Bovendien werd in maart een Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst getekend (overigens door de toen nog zittende president Kravtsjoek) die de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst uit 1989 verving. Deze nieuwe overeenkomst, die tien jaar na datum nog steeds van kracht is, is veelomvattend en betreft samenwerking op het terrein van justitie, energie, handel, milieu, transport en infrastructuur en wetenschap en techniek. Het uiteindelijke doel van deze overeenkomst was te komen tot een EU-Oekraïens vrijhandelsgebied.

         De OPS werd van kracht in maart 1998. In de periode tussen de ondertekening en de ratificatie van de overeenkomst, werd in 1995 een tijdelijke overeenkomst ondertekend aangaande zaken betreffende de handel tussen de EU en Oekraïne en werd er in 1996 een EU actieplan opgesteld voor Oekraïne. In 1997 werd een overeenkomst gesloten tussen Oekraïne en de Europese Gemeenschap voor Steenkool en Staal over de handel in bepaalde staalproducten.[61] Al met al zou hieruit kunnen worden afgeleid dat de relatie tussen Kiev en Brussel, sinds de onafhankelijkheid in 1991 tot de ratificatie van de OPS in 1998, groeiende was en dat Oekraïne aardig op weg was naar integratie in de Europese Unie. Toch stelde de verhouding tussen Brussel en Kiev weinig voor in vergelijking met andere landen die ook wilden integreren in de EU, zoals Polen en Hongarije. Bovendien had er misschien wel meer ingezeten voor Oekraïne als het land niet had ‘vastgezeten’ aan Rusland.

 

J.W. van der Meulen noemt in zijn werkstuk over de betrekkingen van de EU met de aangrenzende Oost-Europese landen zes redenen waarom Oekraïne (evenals Belarus) relatief weinig aandacht van Brussel heeft gekregen.[62] In de eerste plaats is het land in economisch opzicht weinig interessant, de handel met Oekraïne beslaat slechts 0,42 % van het totale handelsvolume. In de tweede plaats wordt er binnen de EU weinig belang gehecht aan geopolitieke redenen. Oekraïne heeft met zijn centrale ligging tussen West-Europa, het Midden-Oosten en Centraal Azië strategisch gezien een belangrijke plaats, zeker ook wat omvang van het land betreft, maar Brussel heeft daar nauwelijks aandacht voor. Waar wel veel belang aan wordt gehecht, en dat is een derde motief, zijn de politieke en economische hervormingen die nodig zijn om te integreren in de Europese Unie. Daarvan heeft Kiev nog weinig laten zien. Vooral op economisch vlak ligt het land ver achter en hoeft het niet te rekenen op grote investeringen van bedrijven uit andere EU lidstaten. Een vierde reden voor de geringe EU belangstelling is dat de toetreding van Midden-Europese landen veel aandacht en geld heeft gekost. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de EU zich meer bezighield met landen als Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije, die al veel verder waren met de benodigde hervormingen en zicht hadden op lidmaatschap, dan met een land als Oekraïne, waarvan helemaal niet zeker was of en wanneer het kans zou maken op lidmaatschap. Polen bijvoorbeeld kreeg twee miljard Euro aan technische ondersteuning tegenover 823 miljoen voor Oekraïne, terwijl het laatstgenoemde land een grotere omvang en bevolking heeft en meer problemen kende met hervormingen.[63] De vijfde reden betreft de veiligheid. Met het wegvallen van de binnengrenzen van de EU werd de beveiliging van de buitengrenzen een prioriteit en daarmee ontstond een scheidslijn tussen kandidaat-lidstaten en landen die geen uitzicht hadden op lidmaatschap, waaronder Oekraïne. De zesde reden is volgens Van der Meulen, dat er weinig conflictpotentieel aanwezig is in Oekraïne. De vrees voor nieuwe oorlogen in het voormalige Joegoslavië deed de EU-landen besluiten de republieken Kroatië en Macedonië toetreding tot de EU in het vooruitzicht te stellen.

         Om uitzicht te hebben op EU-lidmaatschap moest aan een aantal eisen worden voldaan. Deze criteria werden vastgelegd tijdens de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 en hielden het volgende in:

Elk land dat lid wilde worden van de Europese Unie moest aan deze drie eisen voldoen. En even zo belangrijk was dat de EU ook wilde dat een land lid kon worden. Want waar lag de grens van de Europese Unie? Dat zou een vraagstuk worden waar tot op heden nog geen helder beleid voor was bedacht. In het volgende hoofdstuk zal hieraan meer aandacht worden besteed. In het geval van Oekraïne was het duidelijk dat het land nog lang niet voldeed aan de bovengenoemde criteria en Brussel kon dan ook daarop wijzen als reden voor de minder intensieve samenwerking op verschillende terreinen dan het geval was met landen als Polen en Hongarije. Maar het is de vraag of Brussel zich wel opener had opgesteld tegenover Kiev als laatstgenoemde meer tegemoet was gekomen aan de eisen voor lidmaatschap. De politiek van de EU ten aanzien van Oekraïne kon namelijk niet los worden gezien van die van Rusland.

         Volgens Marko Bojcun was de relatie met Rusland voor de EU belangrijker dan die met Oekraïne. Hij geeft aan dat de leiders van de EU ervan uitgingen dat Oekraïne uiteindelijk zou worden opgenomen door Rusland. Daarom heeft Brussel ook nooit de intentie gehad Oekraïne uitzicht te geven op toekomstig lidmaatschap.[65] Rusland heeft nooit belangstelling getoond voor lidmaatschap, maar heeft betrekkingen met de EU ontwikkeld die verder gaan dan die tussen de EU en Oekraïne. De OPS die ook afgesloten werd tussen Rusland en de EU werd bijvoorbeeld een jaar eerder geratificeerd dan die tussen Oekraïne en de EU. Bovendien heeft Brussel Rusland als markteconomie erkend, wat ze in het geval van Oekraïne vooralsnog heeft geweigerd. Volgens Van der Meulen is het niet uitgesloten dat de EU de betrekkingen met Oekraïne (en Belarus) geen prioriteit heeft gegeven omdat zij vreesde anders Moskou voor het hoofd te stoten.[66] Taras Kuzio deelt die gedachte, maar geeft, net als Ponomarenko, aan dat Oekraïne zelf zijn integratie in de Europese Unie niet los wil zien van Rusland: “in order that Ukraine’s ‘return to Europe’ be not defined as ‘anti-Russian’ its foreign policy has stressed that this will be undertaken together with Russia.”[67]

Je kunt het vergelijken met een soort driehoeksverhouding. De relatie tussen Brussel en Kiev werd beïnvloed door de relatie tussen Brussel en Moskou en tussen Moskou en Kiev. Zolang Brussel ervan uitging dat Oekraïne wel weer zou terugkeren bij Rusland, zou het meer belang hechten aan goede betrekkingen met Moskou dan met Kiev. De EU zag de moeizame betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland misschien niet zozeer in het licht van de nasleep van een echtscheiding, maar meer in het kader van een ruzie tussen broers die het ooit wel weer met elkaar eens zouden worden. Zolang dat idee bleef hangen in Brussel, zou de relatie tussen de EU en Oekraïne oppervlakkig blijven.

 

Geen woorden, maar daden

Toen de beginjaren van de ontwikkeling van een zelfstandige staat voorbij waren, vroeg Oekraïne meermalen om een signaal van de Europese Unie dat het een kans maakte om lid te worden. Uitzicht op lidmaatschap zou het land stimuleren in het uitvoeren van de hervormingen die nodig waren voor uiteindelijke toetreding, zo was de gedachte. Brussel heeft nooit gehoor gegeven aan de oproep van Kiev. Een van de belangrijkste redenen voor de geringe belangstelling van de EU voor Oekraïne was dat het land weinig daadkracht toonde met de hervormingen op politiek en economisch gebied. President Koetsjma toonde zich een ware kampioen in het uitspreken van de wens tot integratie in de Europese Unie, maar voegde de daad niet bij het woord met gewenste resultaten. Voordat over een eventueel toekomstig lidmaatschap gepraat kon worden, moest Oekraïne eerst maar eens laten zien dat het de gemaakte afspraken uit de OPS kon naleven.

            Er was afgesproken om op het gebied van justitie, energie, handel, milieu, transport en infrastructuur en wetenschap en techniek nauwer met elkaar samen te werken. Met een jaarlijks terugkerend topoverleg werd gekeken hoe het stond met de vorderingen. Vooral justitie, energie en handel waren de aandachtspunten van de onderlinge betrekkingen. Voor Oekraïne was het met het oog op integratie van belang om ervoor te zorgen dat het zijn wetgeving aanpaste aan de normen en waarden van de Europese Unie. Bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten en vrije media was de noodzaak aanwezig om veranderingen in te voeren. Dat het met de vrije media slecht gesteld was, bleek wel uit het feit dat sinds 1991 tien journalisten waren vermoord. Anderen werden onder verdachte omstandigheden dood aangetroffen. De moord op de kritische Internet-journalist Georgiy Gongadze in 2001 riep grote internationale verontwaardiging op. In het geheim gemaakte bandopnamen zouden aantonen dat de Oekraïense President hierbij betrokken was. Koetsjma heeft elke betrokkenheid altijd ontkend. Hervorming van het justitiële apparaat was een belangrijk vereiste om ervoor te zorgen dat journalisten hun werk naar behoren konden doen. Vrije media zijn een onmisbare pijler voor een goed werkende democratie.

De sluiting van de kerncentrale in Tsjernobyl was een onderwerp dat de betrekkingen op het gebied van energie bezighield. Het ongeluk met een van de reactoren in de centrale in 1986 zorgde voor internationale druk om de centrale te sluiten. Dat was een gevoelig onderwerp voor Oekraïne, omdat de energiebronnen in het land schaars waren. Zolang er geen acceptabele vergoeding tegenover stond, liet de overheid de centrale op halve kracht doordraaien. Uiteindelijk zou de kerncentrale op 15 december 2000 worden gesloten. De nasleep daarvan zou nog enige tijd de aandacht opeisen in de onderlinge betrekkingen. Ook het aanpassen van andere reactoren in het land aan internationale nucleaire veiligheidsnormen zou nog tijd kosten.

De betrekkingen wat de handel betreft waren vooral gebaseerd op Oekraïne’s onderhandelingsproces voor toetreding tot de Wereld Handelsorganisatie (WTO). De eisen die de WTO stelde voor toetreding waren gelijk aan die van het OPS. Vanuit Brussel redeneerde men dat als Oekraïne voldeed aan de eisen van de WTO, het land ook klaar zou zijn voor een EU-Oekraïens vrijhandelsgebied. Maar de relaties op handelsgebied liepen niet zoals gewenst. Kiev handhaafde maatregelen om de productie van eigen goederen te beschermen en boekte weinig vooruitgang om de handel verder te liberaliseren. Oekraïne wilde met de bescherming van de markt de economische neergang en de stijgende werkloosheid een halt toeroepen. Aan de andere kant hief de EU quota’s op de weinige Oekraïense goederen die internationaal konden concurreren, voornamelijk staal, chemicaliën, voedingsmiddelen en textiel. De handelsbetrekkingen waren niet erg vruchtbaar. Enerzijds deed Oekraïne weinig om te voldoen aan de eisen van de WTO, anderzijds deed de EU weinig om Oekraïne daartoe te stimuleren.

 

In 1999 werd de ‘Gemeenschappelijke strategie van de Europese Raad ten aanzien van Oekraïne’ opgesteld. Deze strategie was gebaseerd op de OPS en had als doel:

Dat de EU pas in 1999 met een officiële strategie ten aanzien van Oekraïne kwam, geeft aan dat het de onafhankelijkheid van het land niet echt serieus heeft genomen. Dit bevestigt het idee dat de Europese leiders geloofden dat Oekraïne ooit wel weer zou worden opgenomen in een unie met Rusland. Pas toen Rusland de onafhankelijkheid van Oekraïne officieel erkende met de ratificatie van het Vriendschaps en Samenwerkingsverdrag in 1998 (zie p.29), werd het de EU duidelijk dat er toch echt sprake was van een scheiding en niet van een tijdelijke ruzie.

Nu de EU Oekraïne voor vol aan ‘moest’ zien, had dat de onderlinge betrekkingen meer kunnen verdiepen. Maar sinds de ratificatie van de OPS in 1998 was de relatie in een neerwaartse spiraal beland met als dieptepunt het jaar 2001, waarin Oekraïne bijna tegen een schorsing uit de Raad van Europa aanliep. Een oneerlijke verkiezingscampagne tijdens de presidentsverkiezingen van 2000, de moord op Gongadze en illegale wapenverkoop aan Irak waren voldoende reden om de relatie flink te doen bekoelen. Ook het schenden van gemaakte afspraken zoals op het gebied van de handel het geval was, deed de betrekkingen geen goed. De Europese leiders hadden het voorlopig wel gehad met President Koetsjma en zijn regering. Geen woorden, maar daden. Kiev had veel woorden, de daden die het liet zien waren de verkeerde.

De bekoelde relatie tussen Kiev en Brussel deed de betrekkingen tussen Moskou en Kiev intensiveren. De onafhankelijke koers die Oekraïne sinds 1991 had ingezet richting de Europese Unie werd bijgesteld. Volgens Bojcun kan het jaar 2000-2001 in de geschiedenis worden aangeduid als het keerpunt in het buitenlandse beleid van Oekraïne. In plaats van een balans te zoeken tussen oost en west, koos Kiev ervoor om nauwere betrekkingen aan te knopen met Rusland. Het moest ook wel, nu de betrekkingen met de EU niet erg vruchtbaar bleken. Een zestal nieuwe akkoorden op het gebied van handel, energie en militaire aangelegenheden werd afgesloten.[69] Van der Meulen ziet de toenadering van Kiev naar Moskou niet zoals Bojcun als een historische wending. Volgens hem heeft Oekraïne altijd al geprobeerd om toenadering tot de EU vergezeld te laten gaan van nauwere relaties met Rusland. Hij ontkent niet dat Rusland op economisch gebied de belangrijkste partner is van Oekraïne, maar denkt dat Kiev zich altijd zal blijven richten op de EU, omdat het daarmee zijn onafhankelijkheid wil handhaven.[70]

Het kwam er steeds weer op neer dat Oekraïne signalen afgaf dat het bij de EU wilde horen en dat Brussel daarop reageerde dat het eerst resultaten wilde zien. Er was geen sprake van een duidelijke strategie aan beide kanten. Waar Oekraïne bleef steken in retoriek, daar hield de EU vast aan een afwachtende houding. Dat leidde tot frustraties die de betrekkingen geen goed deden. Jennifer D.P. Moroney geeft aan dat er te weinig wederzijds begrip was om de relatie tussen Kiev en Brussel verder te doen ontwikkelen. Oekraïne zou zich meer bewust moeten zijn van de complexiteit van het Europese integratieproces terwijl de EU beter zou moeten begrijpen hoe belangrijk de wens naar Europese integratie voor Oekraïne is.[71]

 

Nieuwe buren

Met de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004, kwam Oekraïne aan de grens van de EU te liggen. In Kiev was de angst aanwezig dat de uitbreiding zou betekenen dat er een scheidslijn zou ontstaan die nadelig was voor Oekraïne. Polen, Slowakije, en Hongarije die aan Oekraïne grenzen, zouden met de toetreding tot de EU ook gaan deelnemen aan het Schengen-akkoord wat een vrij verkeer van personen binnen de EU inhoudt. De EU wilde voorkomen dat illegale immigranten en georganiseerde misdadigers daarvan gebruik konden maken en stelde daarom hoge eisen aan de grensbewaking met de nieuwe buurlanden. Voor Oekraïense inwoners betekende dat een visumplicht voor het reizen naar landen waar voorheen nog gewoon zonder visum naartoe kon worden gegaan. Een groot aantal mensen in de grensstreek van Oekraïne verdiende zijn brood met de verkoop van spullen en etenswaren net over de grens in de buurlanden. Met een visumplicht konden veel mensen zich dat niet meer veroorloven.[72]

         Om ervoor te zorgen dat de uitbreiding van de EU de betrekkingen met de nieuwe buurlanden niet negatief zou beïnvloeden, stelde de EU een nieuw beleid op. In 2003 werd een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden opgesteld, de zogenaamde buurlandpolitiek. De EU zag het als haar plicht om de regionale en subregionale samenwerking en integratie te bevorderen. De buurlanden waren onmisbaar bij het tot stand brengen van een grotere ruimte met politieke stabiliteit en rechtszekerheid, en het bevorderen van de uitwisseling van menselijk kapitaal, ideeën, kennis en cultuur.[73] Dat betekende dat Oost-Europese landen als Oekraïne en Roemenië gelijk werden gesteld aan Mediterrane landen als Marokko en Algerije. Het beleid ten aanzien van het nabuurschap gaf de deelnemende landen uitzicht op deelname aan de interne EU-markt en verdere integratie en liberalisering ter bevordering van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Politieke, economische en institutionele hervormingen waren wel een voorwaarde hiervoor. Als een land hieraan voldeed en het had de wetgeving aangepast aan de regels van de EU, dan stond het zo dicht mogelijk bij de EU, echter zonder lid te zijn. Het nieuwe kader moest namelijk volledig los worden gezien van eventuele vooruitzichten op toetreding tot de EU.

         Voor Kiev was dat laatste juist zo belangrijk. Het toonde zich dan ook niet bereidwillig om het actieplan voor Oekraïne dat in het kader van de buurlandpolitiek door de EU was opgesteld te accepteren. Tijdens het jaarlijkse topoverleg in 2004 in Den Haag had Oekraïne de kans om als eerste nieuwe buurland een actieplan met de EU te ondertekenen. Koetsjma zou het plan echter niet goedkeuren, omdat er geen toezeggingen in werden gedaan voor een Oekraïens toekomstig lidmaatschap.[74] Dat de EU Oekraïne de kans gaf om als eerste een actieplan te ondertekenen, gaf aan dat Brussel veel belang hechtte aan goede betrekkingen met Kiev. Voor veel nieuwe lidstaten was die relatie ook van belang, omdat zij of aan Oekraïne grensden of bilaterale betrekkingen onderhielden met Kiev. Voor Koetsjma gold echter een ding: uitzicht op een toekomstig lidmaatschap. Dat was de kapstok waar zijn buitenlandse politiek ten opzichte van de EU aan werd opgehangen. Günter Verheugen, lid van de Europese Commissie, gaf in een toespraak op een universiteit in Kiev aan dat hij zich wel bewust was van de Oekraïense wensen over een associatie-akkoord, maar dat de EU alleen doet wat het heeft beloofd: “Our logic is to focus on first things first and not to anticipate future developments.[75]

         Duidelijke taal, de EU wilde niet vooruitlopen op toekomstige ontwikkelingen en gaf daarmee aan dat het geen duidelijke strategie had over de toekomst van de Europese Unie. Of daarbinnen een plaats zou zijn voor Oekraïne kon daarom niet worden gezegd. Van het begin af aan heeft de EU niet echt geweten wat het aan moest met Oekraïne. De unie had de eerste tien jaar een afwachtende houding en liet het initiatief aan Kiev. Ze stelde eisen zonder echt rekening te houden met de wensen en mogelijkheden van Oekraïne. Kiev op zijn beurt deed weinig om de EU ervan te overtuigen dat het de moeite waard was. Het wist zijn wensen goed kenbaar te maken, maar liet weinig zien dat de roep om uitzicht op lidmaatschap ondersteunde. De verschillende strategieën die Kiev en Brussel hanteerden, werkten langs elkaar heen en zorgden voor een moeizame relatie die de buitenlandse betrekkingen een ambivalent karakter gaf. Kiev zag de EU als toekomstig partner, Brussel zag Oekraïne voorlopig als nieuwe buurman.

 

Oekraïne zat letterlijk en figuurlijk klem tussen de Europese Unie en Rusland. Niet alleen op de kaart bevond het zich tussen twee machtsblokken. Het land kon het zich om economische redenen niet veroorloven zich los te maken van Rusland en om politieke redenen was het genoodzaakt zich te blijven richten op de EU. In het komende hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het verband tussen de nationale identiteit van Oekraïne en zijn buitenlandse betrekkingen. Dan zal blijken dat ook de nationale identiteit van Oekraïne ervoor zorgde dat het geen andere keus had dan het vizier zowel op het oosten als het westen gericht te houden.

 

 

Nationale identiteit en buitenlandse politiek

 

Om een plaats te verwerven in de maatschappij onderhoudt een individu relaties met de mensen om zich heen. Die relaties zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de identiteit van het individu, maar diens identiteit wordt ook gevormd en beïnvloed door de relaties met die anderen. Het is een wederkerig proces. Zo kun je het ook vergelijken met een land. Om mee te doen op het wereldtoneel moet het relaties onderhouden met andere landen. De nationale identiteit is een belangrijke basis voor de buitenlandse politiek van een land, maar die politiek wordt ook weer beïnvloed door andere landen. Ook de nationale identiteit wordt daardoor beïnvloed. Het is een bewegend raamwerk dat wordt beïnvloed door communicatie over en weer.

         Ilya Prizel geeft globaal vijf verschillende categorieën van relaties tussen nationale identiteit en de vorming van een buitenlands beleid.[76] Onder de eerste categorie vallen nationale identiteiten die gebaseerd zijn op politieke instituties. Hieronder vallen vooral Engelstalige landen als de Verenigde Staten van Amerika en Engeland, die hun politieke instituties bouwden op de fundamenten van het achttiende-eeuwse rationalisme. Deze landen voeren een buitenlands beleid dat gebaseerd is op het idee dat politieke waarden als democratie, mensenrechten en internationaal recht universeel geldig zijn. De buitenlandse politiek van deze landen gaat vaak samen met een gevoel van het hebben van een missie.

         Een tweede categorie is een nationale identiteit die gebaseerd is op imperialistische of koloniale dominantie. Hieronder vallen landen uit Centraal en Oost-Europa, Mexico en Centraal en Zuid-Amerika. Deze landen hebben een sterk gevoel van cultureel en politiek ressentiment, oftewel wrok, jegens de overheersende macht. Die wrok zorgde voor een sterk gevoel van politieke en sociale ongelijkheid onder de lokale bevolking, wat tot een fascinatie voor de eigen cultuur en geschiedenis heeft geleid. Het nationalisme in Centraal en Oost-Europa hecht sterk aan mythen van gemeenschappelijke afkomst, bloedverwantschap, een gedeelde taal en verbintenis met het vaderland. Deze vorm van nationale identiteit is gericht op de verwerping van de ander, in dit geval de overheersende macht. Het gevoel slachtoffer te zijn is sterk aanwezig bij deze landen. De buitenlandse politiek verbonden met deze nationale identiteit wordt vooral gebruikt om de eigen identiteit te beschermen en voor het zoeken naar erkenning.

         Een derde vorm van een relatie tussen nationale identiteit en buitenlandse politiek is een identiteit gebaseerd op cultuur, zoals het geval is in een land als Frankrijk. Het kernmerk van deze categorie is de universele cultuur die het land beweert te hebben. Deze cultuur wordt uitgedragen in de buitenlandse politiek met een idee van een universele missie.

Een vierde categorie bestaat uit een nationale identiteit gebaseerd op rebellie tegen een koloniale macht door een kleinere groep ten behoeve van de lokale bevolking. Voorbeelden zijn landen als India, Zimbabwe en Indonesië, waarbij een elite, die in feite losstaat van het gewone volk, de macht heeft overgenomen van de koloniale bezetter. De nationale identiteit van zo’n land is gevormd rondom een anti-gevoel ten opzichte van de koloniale bezetter. De buitenlandse politiek wordt in dit geval gebruikt om de machthebbers internationale erkenning te geven, erkenning die het onder de eigen bevolking vaak mist.

         Een vijfde en laatste vorm van nationale identiteit die de buitenlandse politiek beïnvloedt, is een identiteit gebaseerd op religie. Voorbeelden zijn het tsaristische Rusland en het huidige Iran. Beide landen kennen een vorm van religie die buiten de wereldreligies valt, namelijk Orthodox Christelijk en Sjiitisch Islamitisch. Ze stellen zich op als verdediger van het ‘echte’ christelijke of islamitische geloof. In de buitenlandse politiek van deze landen klinkt een universele messianistische boodschap door.

         Niet elk land zal een nationale identiteit hebben die past binnen een van deze vijf genoemde categorieën. Sommige hebben kenmerken die in verschillende categorieën voorkomen, andere hebben geen enkele overeenkomst. In het geval van Oekraïne kan gezegd worden dat het land past binnen de tweede categorie, namelijk een nationale identiteit verbonden met een buitenlandse politiek die gebaseerd is op de imperialistische dominantie door verschillende grootmachten.

In het eerste hoofdstuk over de historie van Oekraïne hebben we kunnen lezen dat in de duizendjarige geschiedenis die het land beweert te hebben, verschillende grootmachten het Ukraina gebied gedomineerd hebben. Na de ondergang van het rijk van de Kiev Rus in de dertiende eeuw werd het land opgedeeld tussen Litouwen en Polen (later een unie van Polen-Litouwen) in het westen en het Russische rijk in het oosten. Halverwege de zeventiende eeuw kregen de Kozakken een deel van het Pools-Litouwse gebied tijdelijk onder controle, maar ze zouden uiteindelijk genoodzaakt zijn zich in 1654 met het akkoord van Perejaslav bij het Russische rijk te voegen. In de achttiende eeuw was tachtig procent van het Ukraine gebied onder Russisch bewind en stond twintig procent onder Oostenrijk-Hongaarse controle. Begin twintigste eeuw was het land speelbal van Oostenrijk, Rusland en Polen. Na een korte onafhankelijkheid tussen 1917-1920 werd Oekraïne een Sovjetrepubliek. Nadat het Duitse rijk het land een aantal jaren onder zijn macht had gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog, zou het land weer terugvallen onder het Sovjetbewind, dat zou duren tot 1991.

Kortom, een hele geschiedenis van overheersing en beïnvloeding van buitenlandse machten voor zover daarvan gesproken kan worden, aangezien Oekraïne nauwelijks een staat is geweest. Maar als we het hebben over de Oekraïense natie, dan kan gezegd worden dat al die dominante grootmachten de identiteit van het Oekraïense volk danig hebben beïnvloed. Vooral de twintigste eeuw met de invloed van de Sovjet-Unie heeft ervoor gezorgd dat de tegenwoordige nationale identiteit van Oekraïne gebaseerd is op verwerping van alles wat met de Sovjet-Unie te maken heeft, waaronder het huidige ‘overblijfsel’ Rusland. De hongersnood van 1933, de gedwongen collectivisatie van de landbouw onder Stalin, de Russificatie van de bevolking en de Tsjernobyl ramp van 1986 hebben het Oekraïense volk het gevoel gegeven slachtoffer te zijn geweest van een imperialistische mogendheid die niet in het belang van de lokale bevolking dacht, maar zich alleen bezighield met het vergroten van zijn macht op het wereldtoneel. Dit slachtoffergevoel, een kenmerk van de tweede categorie nationale identiteiten zorgde er mede voor dat Oekraïne sinds de onafhankelijkheid met zijn buitenlandse politiek op zoek is geweest naar erkenning van zijn bestaansrecht.

 

Regionale verscheidenheid en de Oekraïense nationale identiteit

De overheersing van het Oekraïense grondgebied met zijn bevolking door verschillende mogendheden zorgde ervoor dat met de onafhankelijkheid van Oekraïne een land op de kaart kwam waarin op het gebied van etniciteit, taal, religie, historie, cultuur en traditie onderscheid kon worden aangebracht tussen verschillende delen van het land. Andrew Wilson verdeelt Oekraïne wat etniciteit en taal betreft in drie hoofdgroepen: de inheemsen, de kolonisten en de door de kolonisten beïnvloede inheemsen, vertaald naar de Oekraïense situatie: Oekraïense Oekraïners (21 miljoen inwoners), Russische Russen (11 miljoen inwoners) en Russische Oekraïners (17 miljoen inwoners).[77] Deze drie bevolkingsgroepen bepalen met hun cultuur en tradities de identiteit van Oekraïne. Alledrie hebben ze een eigen beeld van de Oekraïense staat.[78]

         Het inheems zijn, het kolonialisme en de Russificatie zijn drie begrippen die volgens Wilson het beeld van deze groepen bepalen.[79] De manier waarop tegen deze begrippen wordt aangekeken, bepaalt voor een groot deel de verschillen tussen deze bevolkingsgroepen. Grofweg gezegd, zien de Oekraïense Oekraïners zichzelf als de basis van de Oekraïense staat, zij zijn de inheemsen met een Europees verleden. Oekraïne is in hun ogen een echt Europees land. De Russificatie tijdens het Sovjetbewind wordt als negatief ervaren en ‘Oekraïnisatie’ of de-Russificatie wordt als iets positiefs gezien. De Oekraïense taal is voor deze groep een onmisbaar deel van een Oekraïense natiestaat.

         De Russische Russen zien zichzelf ook als inheemsen van het Oekraïense land. Zij vinden dat de verhuizing van Russen uit Rusland naar het oosten en zuiden van Oekraïne niet gedwongen of geforceerd was, maar een vrijwillige, vreedzame vestiging. Deze groep ziet zichzelf niet als nationale minderheid, maar voelt zich sterk verbonden met Oekraïne. Daarnaast hebben deze inwoners van Oekraïne ook een sterke band met Rusland. Zij zien Oekraïne niet los van Rusland en steunen het idee van een bepaalde vorm van unie tussen beide landen. De Russische Russen hebben weinig begrip voor gedwongen ‘Oekraïnisatie’ en de noodzaak van het spreken van een Oekraïense taal. Russisch zou volgens hen een geaccepteerde taal in Oekraïne moeten zijn.

         De Russische Oekraïners zien zichzelf ook als inheemsen en worden zo ook beoordeeld door de Oekraïense Oekraïners. Het beeld dat de Russische Oekraïners van Rusland en de Russificatie gedurende de laatste eeuwen hebben is positief te noemen. Ze weigeren de relatie met Rusland in het verleden en ook in de toekomst vanuit een negatief perspectief te zien. Als Oekraïne Europa in wil gaan, dan moet dat hand in hand met Rusland. Een nationale identiteit gebaseerd op een Oekraïense etniciteit en een Oekraïense taal wordt door deze groep net als door de Russische Russen afgewezen. Ook voor hen geldt dat het Russisch in Oekraïne een geaccepteerde taal behoort te zijn.

         Natuurlijk is het verdelen van een bevolking in verschillende groepen altijd in zekere zin generaliserend. Er zullen ook inheemsen zijn die minder nationalistische opvattingen hebben, evenals kolonisten die minder moeite hebben met het leren van de Oekraïense taal. Over het algemeen gezien zijn de Oekraïense Oekraïners gecentreerd in het westen en het centrum, de Russische Russen in het zuiden, de Krim en het oosten en de Russische Oekraïners in het centrum en het oosten.

 

Oekraïense bevolking naar etniciteit en moedertaal

 

 

Etniciteit (in %)

 

Moedertaal (in %)

 

 

Oekraïens

Russisch

Oekraïens

Russisch

Oekraïne (totaal)

72,7

22,3

64,7

33,0

Centrum

85,8

10,7

81,9

17,2

Oosten

61,3

34,4

46,7

51,9

Westen

89,3

6,4

89,5

7,4

Zuiden

65,0

23,6

53,4

39,7

de Krim

25,8

67,0

13,7

82,6

       Bron: Volkstelling Sovjet-Unie 1989.[80]

Het is te simpel om aan de hand van bovenstaande tabel te zeggen dat het land in tweeën gedeeld kan worden. Oekraïne is feitelijk een overlappinggebied tussen de beide uitersten van het nationalistische Oekraïense westen en het Russische Oekraïense zuiden en oosten. Maar om een beeld te vormen van de nationale identiteit van Oekraïne is het af en toe nodig om in hokjes te denken, zij het dan wel met de achterliggende gedachte dat de grenzen dynamisch en beweeglijk zijn.

Op religieus gebied kan er nauwelijks onderscheid gemaakt worden tussen verschillende delen van Oekraïne. Er is wel een grote verscheidenheid aan religieuze groeperingen, waarvan de Orthodoxe Kerk en de Grieks-Katholieke Kerk de meeste aanhang hebben.

 

Verdeling religieuze verbintenis naar regio

 

 

Westen

Centrum

Oosten

Zuiden

de Krim

Gemiddeld

Russisch-Orthodox

49,6

68,9

72,2

78,0

57,6

65,3

Oekraïens-Orthodox/Onafhankelijk

4,2

6,2

1,3

0,0

3,0

3,3

Grieks-Katholiek

34,7

0,4

0,7

0,0

0,0

9,7

Anders

4,6

2,7

4,3

1,2

9,1

3,9

Zonder religieuze verbintenis

6,8

21,8

21,5

20,7

30,3

17,9

Totaal

100

100

100

100

100

100

       Bron: Hans-Peter Meier-Dallach, Ukraine – New beginning or renaissance? The regions in the image of the population, Zurich 1998.[81]

 

De Orthodoxe Kerk kan worden onderverdeeld in drie stromingen: een onder het patriarchaat van Moskou, een onder het patriarchaat van Kiev en een onafhankelijke stroming. De leden van deze kerk bestaan uit zowel etnische Oekraïners als Russen. De Grieks Katholieke Kerk verschilt van de Orthodoxe doordat deze de suprematie van de paus erkent. Zoals in het eerste hoofdstuk staat beschreven, ontstond de Grieks Katholieke Kerk onder Pools-Litouwse overheersing uit een vermenging van de Russisch Orthodoxe en de Pools Katholieke geloofsleer (zie p.8). Deze kerk bestaat voornamelijk uit etnische Oekraïners. Naast de twee hoofdtakken zijn er nog andere kleinere groeperingen zoals bijvoorbeeld de Protestanten en de Joden. Een groot deel van de Oekraïense bevolking is atheïst of is gelovig zonder zich bij een kerk te hebben aangesloten. Er is veel religieuze verscheidenheid, maar behalve dat de Oekraïens Katholieke Kerk voornamelijk in het westen aanhang heeft, is er op religieus gebied geen duidelijke aanwijsbare grens te definiëren.

Wat het historisch bewustzijn in Oekraïne betreft is er veel verschil per regio. Het land kent, zoals is gebleken in het eerste hoofdstuk, een complexe geschiedenis die per gebied sterk verschilt. Volgens Andrew Wilson heeft de Oekraïense bevolking dan ook geen gelijkgezind beeld van de eigen nationale geschiedenis.[82] Dat is bijvoorbeeld terug te vinden in de monumenten en standbeelden in verschillende steden in het land. In de ene stad is de Sovjetperiode terug te vinden met standbeelden van Lenin, in de andere stad krijgt tsaar Peter de Grote een plaats toegewezen. Oekraïense verzetshelden als Mazepa en Bandera krijgen in de ene stad wel aandacht en lijken in andere plaatsen onbekend.

Dit onderscheid in historisch bewustzijn zorgt voor onenigheid over welke versie van de geschiedenis als Oekraïens kan worden bestempeld. Aan de ene kant zijn er historiografen die pleiten voor een nationale Oekraïense geschiedenis die uitgaat van een duizendjarige historie. Deze versie ziet de Oekraïense natie als een altijd al bestaande afgescheiden eenheid die door de eeuwen heen bewaard is gebleven. Vooral de nationalisten die hun aanhang grotendeels hebben in het westen van Oekraïne kunnen zich vinden in deze zienswijze. Andere historiografen menen dat een Oekraïense eenheid nooit heeft bestaan. Er was eerder sprake van een door de tijd blijvende samenhang met Rusland. Tijdens de periode van het Sovjetbewind kreeg Oekraïne pas de ruimte zich te ontwikkelen als een eenheid. Oekraïne, Belarus en Rusland zijn volgens de aanhangers van deze zienswijze altijd een Slavische gemeenschap geweest, een opvatting die vooral bij de linkse voormalige communisten gehoor vindt. Hun aanhang concentreert zich in het oosten en zuiden van Oekraïne.84

De onderstaande tabel bevestigt het gegeven dat Oekraïne op het gebied van het historisch bewustzijn geen eenheid is. Dit bewustzijn is een indicator van het beeld dat een land van zichzelf heeft. Het laat zien wat de identiteit van de natie is. In het geval van Oekraïne blijkt het zelfbeeld zwak en tegenstrijdig te zijn. Zes van de tien historische gebeurtenissen, personen en instituties worden met de soevereiniteit van Oekraïne geassocieerd (2,3,5,6,7,10). Drie staan voor de gezamenlijke historie met Rusland (1,4,9). Van nummer 8 kan niet zo duidelijk worden gezegd binnen welke categorie het geplaatst kan worden. Er is een duidelijk onderscheid in de beoordeling van de onafhankelijkheid van Oekraïne in 1991. Deze wordt alleen in het centrum en westen positief beoordeeld. Het oosten, zuiden en de Krim staan er het meest negatief tegenover. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie wordt alleen in het westen gewaardeerd, de andere delen zien dit vooral als een negatieve gebeurtenis. De Zaporizska Sic wordt in alle delen meer positief dan negatief beoordeeld. Dit gebied werd in de zeventiende en achttiende eeuw beheerst door de Kozakken en was de facto onafhankelijk van Rusland.85 Het westen kenmerkt zich het duidelijkst door zich negatief op te stellen tegenover zaken en personen die met een gedeeld verleden met Rusland geassocieerd worden en positief tegenover nationalistische Oekraïense gebeurtenissen en personen. In het oosten, het zuiden en de Krim is dat veelal andersom. Het centrum is niet echt uitgesproken positief tegenover gebeurtenissen verbonden met een gedeelde historie met Rusland of zaken die te maken hebben met Oekraïens nationalisme.

 

Waardering van historische gebeurtenissen, personen en instituties naar regio

 

 

Gemiddeld

Centrum

Westen

Oosten

Zuiden

de Krim

 

pos

neg

pos

neg

pos

neg

pos

neg

pos

neg

pos

neg

1.Verdrag van Perejaslav 1654

38,5

7,9

43,2

8,2

30,7

16,7

40,7

3,4

40,3

3,4

24,1

13,0

2.Zaporizska Sic

(Symbool onafhankelijkheid Kozakken tegenover Rusland 17e/18e eeuw.)

56,8

3,0

58,7

0,2

72,1

1,6

49,2

2,7

63,9

4,2

22,2

18,5

3.Ivan Mazepa 1709

(Kozakkenleider, held Oekraïense nationale geschiedschrijving.)

31,4

12,7

31,9

11,6

54,9

6,4

21,5

15,0

30,3

11,8

5,6

22,2

4.Oktoberrevolutie 1917

35,8

34,7

35,3

33,7

12,0

52,6

43,6

30,9

54,6

19,3

44,4

22,2

5.Symon Petljura

(Leider onafhankelijk Oekraïne 1918-1919.)

12,6

35,1

15,2

30,1

30,6

16,7

5,6

42,5

3,4

45,5

1,9

66,7

6.UPA

(Oekraïens verzetsleger, streed ondergronds voor een onafhankelijk Oekraïne 1944-1947.)

23,3

37,8

23,7

31,9

45,0

20,7

15,7

44,8

11,8

59,7

7,4

46,3

7.Stepan Bandera

(Personificatie Oekraïens verzet tegen Poolse en Russische overheersing voor, tijdens en na W.O. II.)

16,5

46,1

15,5

41,3

41,0

19,9

7,4

55,9

9,2

63,9

0,0

75,9

8.Volodymyr Scerbyckyj

(Voorzitter Communistische Partij in Oekraïne 1972-1989, Moskou gezind.)

26,4

22,2

29,8

23,4

18,3

34,3

30,6

16,6

23,5

13,4

14,8

24,1

9.Uiteenvallen Sovjet-Unie

25,3

62,0

26,4

60,8

59,4

19,9

11,2

78,7

14,3

77,3

1,9

92,6

10.Onafhankelijkheid Oekraine 1991

45,2

35,4

50,2

28,6

85,7

4,8

26,0

52,6

29,4

44,5

20,4

57,4

Bron: Socis-Gallup 1997, Meier-Dallach 1998.86

 

De historie van Oekraïne laat zien dat het land een kruispunt is geweest van verschillende culturen. Mongolen, Polen-Litouwers, Kozakken, Russen, Turken, Oostenrijk-Hongaren, allen hebben hun sporen achter gelaten. Voor het westelijk deel zorgde met name de langdurige Poolse overheersing, grofweg van 1339 tot 1939, ervoor dat de bevolking op cultureel gebied zich op het westen richtte. Het oostelijk deel dat onder langdurige Russische invloed stond, ruwweg van 1654 tot 1991, oriënteerde zich op het oosten. Volgens Ilya Prizel is het Oekraïense nationale bewustzijn voor een groot deel gevormd door de strijd tegen de overheersing van deze twee grootmachten.87 Na de Tweede Wereldoorlog, met de overheersing van zowel Polen als Oekraïne door de Sovjet-Unie, zagen Oekraïne en Polen elkaar niet meer als vijand, maar als partner in de strijd tegen de Sovjet-Unie voor een onafhankelijke staat. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd het Oekraïense nationale bewustzijn dan ook voornamelijk gevormd door afzetting tegen de Sovjet-Unie. Toch kan de invloed van zeshonderd jaar Poolse overheersing van het westelijk deel daarmee niet zomaar worden weggeveegd.

De eeuwen durende strijd tegen westerse invloeden enerzijds en oosterse anderzijds maken dat in het Oekraïense natievormingsproces het land moeilijk kan teruggrijpen op de geschiedenis om een eensgezinde nationale identiteit te vormen. De diversiteit van de verschillende regio’s geeft het land een bonte schakering, een verscheidenheid die ervoor zorgt dat het mengen tot een nationale kleur een wat troebel resultaat oplevert. Onder de bevolking is dat onderscheid niet altijd duidelijk aan te wijzen. Maya Eichler geeft aan dat: “One must not forget that the way in which individuals identify is much more complex than the way in which a country defines its foreign policy priorities.”88 De buitenlandse politiek van Oekraïne is een versimpelde weergave van de nationale identiteit. Daarin is wel een duidelijke tweespalt aan te wijzen: enerzijds richt Kiev zich op het westen en anderzijds op het oosten.

 

Het probleem van de Russische nationale identiteit

Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie moest Rusland op zoek naar een nieuwe nationale identiteit. Het land was eeuwenlang het centrum van een imperium geweest. Nu plotseling de ‘kolonies’ van dat imperium onafhankelijk waren geworden, bleef er een stuk land over dat sinds het midden van de zeventiende eeuw niet zelfstandig had bestaan. Het Russische volk moest accepteren dat de voormalige Sovjetrepublieken een eigen koers gingen varen en dat alles wat daar gebeurde geen binnenlandse, maar buitenlandse zaken waren. De oprichting van het GOS (Gemenebest van Onafhankelijke Staten) kon daar niets aan veranderen. De onafhankelijkheid van Oekraïne en Belarus waren het moeilijkst te bevatten, omdat in de ogen van vele Russen de bevolking van die gebieden haar wortels had in een gemeenschappelijke Slavische identiteit.

         De nieuwe onafhankelijke staten konden hun identiteit vormen door zich af te zetten tegen alles wat met de Sovjet-Unie te maken had, in dit geval was dat Rusland als erfgenaam van de Sovjet-Unie. Rusland had niets om zich tegen af te zetten, omdat het zelf de kern van de unie was. Gregory en Alexander Guroff zeggen daarover: “The Russian people must define themselves as independent of that which had been their most visible symbol (Sovjet-Unie red.). They must separate themselves from what they were and establish what they will be.”89 Het ‘Russisch zijn’ was voor de meeste Russen net zo vanzelfsprekend als het ‘Sovjet zijn’. Met de teloorgang van de Sovjet-Unie, verdween ook de kern van het ‘Russisch zijn’. De Russen moesten zichzelf opnieuw de vraag stellen: wie zijn wij?

         Drie verschillende stromingen geven het debat over hoe het nu verder moet met Rusland grotendeels kleur, te weten: de Atlantici, de Euraziërs en de Centristen.90 In de ogen van de Atlantici zou Rusland een gewoon, welvarend en democratisch land moeten worden. Daarvoor is een realistische kijk op de wereldorde nodig en die laat zien dat de USA, de EU en Japan de leidende machten zijn. De aandacht zou dan vooral moeten uitgaan naar integratie in het Westen en niet naar de GOS-staten. De GOS wordt als een noodzakelijke organisatie gezien om de desintegratie van de Sovjet-Unie in goede banen te leiden. De meeste aandacht zou voornamelijk uit moeten gaan naar de USA als enige echte wereldmacht. Integratie in het Westen met een realistische kijk op de wereldgebeurtenissen is volgens aanhangers van deze stroming de enige mogelijkheid om van Rusland een goed functionerend land te maken dat uiteindelijk een belangrijke plaats in de wereldorde kan opeisen. De Atlantici hadden vooral aanhang in de beginperiode van Russische onafhankelijkheid.

         Volgens de Euraziërs is Rusland geen Westers land, maar deel van een unieke Slavische eenheid waar Oekraïne, Belarus en ook Kazakstan bijhoren. Rusland heeft volgens hen nooit deel uitgemaakt van Europa of het Westen, maar hoort ook niet bij Azië. Het is een land dat historisch gezien een unieke en speciale rol heeft gespeeld tussen Europa en Azië. Sommigen zien voor Rusland de rol weggelegd van Messias die als brug dient tussen twee beschavingen.91 De historie heeft laten zien dat Rusland altijd een grootmacht is geweest en dat zou het ook in de toekomst moeten blijven. Integratie in de Westerse beschaving is volgens aanhangers van deze stroming dan ook absoluut onmogelijk. De aandacht zou naar de GOS landen moeten gaan. Die vormen de belangrijkste cirkel rondom het ‘hart’ van een toekomstig op te richten supranationale Russische staat. Huib Hendrikse beschrijft deze groepering als de gosoedarstvenniki die van mening zijn dat het de historische missie van Rusland is de geostrategisch zo belangrijke ruimte die Europa en Azië als het ware aan elkaar schakelt en waar het Russische imperium en daarna de Sovjet-Unie zijn ontstaan, opnieuw staatkundig te organiseren.92 Deze zienswijze kreeg meer aanhang na de beginjaren van onafhankelijkheid.

         De Centristen vinden wel dat Rusland deel uitmaakt van het Westen, maar dat het niet klakkeloos achter de USA moet aanlopen. Een goede relatie met de westerse wereld is van belang voor de nationale veiligheid van het land. Rusland heeft echter ook eigen nationale belangen op bijvoorbeeld politiek en economisch gebied die onlosmakelijk verbonden zijn met de ‘eerste ring’ van landen. Voor Moskou waren de voormalige Sovjetrepublieken nu wel onafhankelijke staten, maar toch ook weer niet helemaal ‘buitenlands’. Prizel drukt dat als volgt uit: “Although few centrists believe that re-creation of the Soviet Union is possible or even desirable, nevertheless the governing assumption among centrists is that in light of historic, economic and geopolitical realities Russia should not forgo a ‘special relationship’ with the former republics of the Soviet Union.”93 Het uiteindelijke doel, volgens aanhangers van deze zienswijze, is de oprichting van een democratische staat met een vrije markt economie die uiteindelijk weer de rol van grootmacht op zich kan nemen.

         De buitenlandse politiek van een land is gebaseerd op het nationaal belang dat op zijn beurt een verlengde is van de nationale identiteit. Als een land als Rusland geen duidelijke nationale identiteit heeft, weet het ook niet wat het nationaal belang is en zal het geen duidelijke buitenlandse politiek kunnen uitdragen. Sinds de Atlantici na een aantal jaren na de onafhankelijkheid aan invloed hebben ingeboet en er een verschuiving plaatsvond in de buitenlandse politiek, van een nadruk op relaties met het Westen naar een nadruk op relaties met de GOS landen94, lijken de Centristen de boventoon te voeren in het debat over de Russische nationale identiteit en de buitenlandse politiek. Toch is dat volgens Prizel slechts de weerspiegeling van de verlamming waarin de Russische verschillende groeperingen zich bevinden. Er is geen consensus over welke richting Rusland nu op moet gaan en dat gegeven zal de buitenlandse politiek van Moskou voorlopig gegijzeld houden.95

 

Europa’s pluriforme identiteit

Bij het vinden van een antwoord op de vraag wat de Europese identiteit is, moet onderscheid worden gemaakt tussen de begrippen Europa en de Europese Unie. Beide worden nog al eens door elkaar gebruikt, bijvoorbeeld bij de vraag of een land wel of geen lid kan worden van de Europese Unie. Vaak wordt dat probleem gekoppeld aan de vraag: hoort het wel bij Europa? Maar wat is dat, Europa? En wat wordt dan bedoeld met de Europese Unie?

         Europa is geografisch gezien een benaming voor een continent dat in het noorden, westen en zuiden natuurlijk begrensd wordt door een zee, maar dat in het oosten een onduidelijke politiek geconstrueerde grens kent. Op het gebied van taal, etniciteit, religie en cultuur is Europa een grote lappendeken waar nauwelijks begrenzingen zijn aan te brengen. Volgens Iver B. Neumann bestaat Europa uit een pluraliteit aan identiteiten die elkaar beïnvloeden en vormen. Er kan geen sprake zijn van een uniforme Europese identiteit en het streven daarnaar is volgens hem een utopische gedachte.96 Neumann verdeelt Europa onder in drie delen: West-Europa, Centraal-Europa en Oost-Europa. Deze gebieden verschillen op velerlei gebied van elkaar, maar het zijn geen vaststaande eenheden, er zijn geen duidelijke grenzen aan te geven.

Bruno Naarden vindt wel dat er een duidelijke grens van Europa is. Hij stelt dat Europa volgens de geografische traditie eindigt bij de Oeral. Georgië en Armenië, landen met oude christelijke culturen behoren in zijn ogen ook nog bij Europa. Van de voormalige Sovjetrepublieken zouden alleen de Centraal-Aziatische landen niet Europees zijn. Naarden vindt dat we in ieder geval moeten aanvaarden dat de huidige Europese statengemeenschap ook de Russische Federatie omvat: “Europa eindigt dus in Vladivostok”.97 Hoewel Naarden een duidelijk beeld heeft van Europa, is het debat over de grenzen van Europa nog lang niet afgerond. Afhankelijk van welke criteria de meeste aandacht krijgen (cultuur, religie, geografie) is Europa een begrip dat op verschillende manieren is in te vullen.

         Bij de Europese Unie zijn de grenzen wel duidelijk zichtbaar. Er is een helder onderscheid te maken tussen landen die wel of geen lid zijn van deze samenwerkingsorganisatie. De EU is een economische, politieke, juridische, sociale en ecologische gemeenschap.98 Landen die niet voldoen aan de criteria van de verschillende gemeenschappen om lid te worden, onderscheiden zich van landen die daar wel aan kunnen voldoen. Toch vindt Neumann dat er met al de verschillende suborganisaties binnen de EU en de aan de EU gerelateerde samenwerkingsverbanden een soort overlappinggebied bestaat: “Each of Europe’s states stands in some kind of relation to the EU, as core member, member, honorary economic member, almost member, or whatever.”99 Ook hierdoor vindt hij dat het onmogelijk is een supranationale identiteit te vormen.

         Het woord ‘Europese’ in Europese Unie geeft aan dat het om een unie gaat van landen uit Europa. Toch is het niet zo dat alle landen die als Europees worden beschouwd, lid kunnen worden van de EU (bijvoorbeeld Oekraïne) net zo min als dat landen die niet onder Europa vallen geen lid kunnen worden (denk aan Turkije). Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma zien Europa als de ontmoeting tussen een ruimte en een project. De ruimte is het continent of het cultuurgebied Europa. Het project is het politieke Europa, ofwel de Europese Unie. Zij stellen zich de vraag of deze twee ooit zullen samenvallen.100 Los van het antwoord op deze vraag is het duidelijk dat Europa en de EU met elkaar verweven zijn en dat de zoektocht naar de grenzen van Europa en de EU in oostelijke richting de vorming van een identiteit, voor zover dat mogelijk is met een een zodanige grote diversiteit, bemoeilijkt.

         De zoektocht naar de grenzen van Europa en zijn identiteit geven het buitenlandse beleid een ambivalent karakter. Jan Zielonka vindt het grootste probleem van het beleid van de EU dat het niet past binnen een concreet ontwerp van Europa. Daar is geen helderheid over. Vragen als wat het doel is van de uitbreiding van de EU en wat voor soort relatie de EU wenst met landen die waarschijnlijk geen EU lid kunnen worden, worden volgens Zielonka niet beantwoord. Hij vindt dat het beleid van de EU voor Oost Europa inconsistent is en dat het wordt gevormd door toevalligheden en korte termijn belangen.101 Als de identiteit van een land of in dit geval een unie van landen ontbreekt, dan kent het zijn plaats niet. Het kan dan onmogelijk een langdurig goede en constructieve relatie onderhouden met andere landen. Wat de identiteit van de Europese Unie betreft, vindt Zielonka: “One can hardly identify the aims and criteria of enlargement without first determining the aims of the European Union itself. The problem is that the Union’s basic purpose and profile are still being debated, re-articulated, and re-adjusted.”102

 

Een zoekend Europa en een zoekend Rusland en daartussen Oekraïne dat met zijn gespleten identiteit onmogelijk kon kiezen tussen of het westen of het oosten, maar zich moest richten op én het westen én het oosten. Oekraïne wilde wel naar Europa, maar kon het niet, het kon naar Rusland, maar wilde dat niet. Het is bijna onvermijdelijk om Oekraïne te zien als een brug tussen oost en west. Het voordeel van een brug is dat hij twee verschillende delen met elkaar verbindt. Een nadeel is dat er overheen wordt gelopen. De historie van Oekraïne, beter gezegd van het gebied dat tegenwoordig Oekraïne heet, laat ons zien dat het een speelbal van grootmachten is geweest. Het was een grensgebied waar door verschillende machten over heen werd gelopen. Historie is een bepalend onderdeel van de nationale identiteit, waar komen we vandaan en waar gaan we naar toe? In het geval van Oekraïne laat de historie zien dat het een grensland is geweest en dat is het nu nog steeds. Daarmee is niet gezegd dat het altijd een grensgebied zal blijven, maar het drukt wel een stempel op het land.

De historie laat zijn sporen achter, maar ook de houding van Rusland en de EU ten aanzien van Oekraïne zorgden ervoor dat het land gedwongen werd de rol van grensgebied te behouden. Enerzijds was er Moskou, dat nog zoekende was naar een nieuwe rol op het wereldtoneel, maar dat zijn invloed in Oekraïne niet zomaar wilde prijsgeven. Anderzijds Brussel, dat geen duidelijke strategie jegens Kiev hanteerde en dat Oekraïne voorlopig maar als buurman te vriend wilde houden.

 

 

Bevindingen

 

In dit werkstuk is onderzoek gedaan naar de wisselwerking tussen nationale identiteit en buitenlandse politiek. Er is geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag in hoeverre de nationale identiteit van Oekraïne de relaties met Rusland en Europa vanaf 1991 beïnvloedde en in hoeverre die betrekkingen met Moskou en Brussel de Oekraïense nationale identiteit beïnvloedden. In het eerste hoofdstuk is gekeken naar de ‘duizendjarige’ historie van Oekraïne. De geschiedenis van het Ukraina gebied laat zien dat het historische geheugen van een volk een sterke weerslag heeft op de vorming van een nationale identiteit. In het geval van Oekraïne blijkt uit de geschiedenis dat het land nauwelijks de tijd heeft gehad om een eigen nationale identiteit te vormen. Het land was een speelbal van grootmachten als Polen-Litouwen, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, het Duitse Rijk en de Sovjet-Unie. De overheersing door deze machten maakte het voor de Oekraïense elite onmogelijk een stevig fundament voor een Oekraïense staat te leggen. Het waren de omliggende grootmachten, voornamelijk Polen, Rusland en de Sovjet-Unie, die Oekraïne de kans niet gaven een eenduidige nationale identiteit te vormen en op die manier het land opzadelden met een gespleten identiteit.

         De identiteit van een individu wordt gevormd in de communicatie met zijn sociale omgeving. Op verschillende niveaus wordt die identiteit beïnvloed waardoor het een bewegend raamwerk is zonder een vaste kern. De nationale identiteit van een land, of beter gezegd van de bevolking van een land, wordt op een dergelijke manier gevormd en beïnvloed. Het volk is de grondlegger, de basis van de nationale identiteit. Die wordt gevormd en beïnvloed door communicatie over en weer met zijn omgeving. Dat betekent dat de omgeving de nationale identiteit beïnvloedt, maar ook dat de nationale identiteit de omgeving beïnvloedt. Dat zou moeten betekenen dat de relaties met buurlanden worden beïnvloed door de nationale identiteit en dat die relaties ook de nationale identiteit vormen.

Om te kijken of deze theorie ook in de praktijk klopt, is in het derde hoofdstuk aandacht besteed aan de betrekkingen enerzijds tussen Oekraïne en Rusland en anderzijds tussen Oekraïne en de EU. Een belangrijk kenmerk van de relatie tussen Kiev en Moskou sinds 1991 was het Oekraïense streven om zich los te maken uit de Russische omarming. De strijd om de Krim en de Zwarte Zeevloot evenals de weigering om volledig lid te worden van het GOS, zijn hier voorbeelden van. Toch bleek duidelijk dat het land het niet alleen kon stellen zonder zijn oostelijke buurman. In het bijzonder op economisch gebied was Oekraïne sterk afhankelijk van Rusland. Aan de ene kant zorgde Oekraïne ervoor dat de betrekkingen met Rusland erop gericht waren de erfenissen uit het Sovjetverleden op te ruimen. Daarbij was het nodig om afstand te nemen. Aan de andere kant zorgde Kiev ervoor dat de betrekkingen gericht waren op een goede verstandhouding om zo de afhankelijke positie niet in gevaar te brengen.

De relatie tussen Kiev en Brussel werd gekenmerkt door de afhankelijkheid van Oekraïne van de EU op politiek gebied om zijn soevereiniteit veilig te stellen. Kiev liet duidelijk merken dat het land bij Europa hoorde en dat het uiteindelijk een volledig lidmaatschap van de EU nastreefde. De eisen van de EU waren echter nog te hoog gegrepen. Oekraïne wilde wel naar het westen, maar kon van de noodzakelijke economische en politieke hervormingen geen succes maken. Aan de ene kant waren de relaties met de EU erop gericht om de onafhankelijkheid te waarborgen en een toekomstig lidmaatschap te verkrijgen. Aan de andere kant zorgde Oekraïne ervoor dat de betrekkingen met de EU de relatie met Rusland niet in gevaar brachten. Het land moest in zijn buitenlandse betrekkingen laveren tussen oost en west.

Als we de Oekraïense nationale identiteit aan het einde van de twintigste eeuw bekijken, zien we dat de basis van die identiteit, de bevolking, een grote verscheidenheid kent op etnisch, taalkundig, historisch, religieus en cultureel gebied. Oekraïne is een lappendeken van verschillende gebieden met elk zijn eigen specifieke kenmerken. Hoewel er geen duidelijke grenzen zijn aan te geven, kan met gebruik van enige nuance toch wel een scheidslijn worden aangebracht tussen het oosten en het westen van het land.

Deze tweedeling laat zich ook in de buitenlandse betrekkingen van Oekraïne zien. Het land heeft om politieke en economische redenen geen andere keus dan zich zowel op Rusland als de EU te richten. De onderliggende basis voor dit buitenlandse beleid ligt in de bevolking die zowel verbonden is met het westen als met het oosten. De politieke elite wordt gekozen door het volk dat daarmee de machthebbers zijn vertrouwen geeft om voor zijn belangen op te komen. Aangezien het buitenlandse beleid van een land gericht is op het verdedigen van het landsbelang, dat is het belang van het volk, kan Oekraïne niet kiezen voor een buitenlandse politiek georiënteerd op óf de EU óf Rusland.

Enerzijds heeft de nationale identiteit van Oekraïne dus de betrekkingen met de EU en Rusland beïnvloed. Anderzijds werd die nationale identiteit ook door de relaties met Brussel en Moskou gevormd, of misschien beter gezegd, bevestigd. Uit de historie is al gebleken dat grootmachten als Polen en Rusland Oekraïne geen kans gaven een eenduidige nationale identiteit te vormen. De houding van Rusland en de EU sinds de onafhankelijkheid in 1991 geeft Oekraïne wederom weinig speelruimte een eensgezinde identiteit te vormen. De EU wilde Oekraïne wel binnen zijn invloedssfeer halen, maar hanteerde een ambivalente buitenlandse politiek tegenover Kiev die werd veroorzaakt door het onvermogen van de Unie een duidelijk profiel van zichzelf te vormen. Rusland wilde Oekraïne binnen zijn invloedssfeer houden, maar stuitte daarbij op weerstand van Oekraïense kant. De onduidelijkheid over de Russische identiteit geeft Oekraïne weinig houvast over de bedoelingen van het land. De laatste jaren lijken duidelijk te maken dat Moskou de afgebrokkelde status van grootmacht wil herstellen en dat betekent dat Kiev op zijn hoede zal zijn voor toenadering naar het oosten.

De geschiedenis laat zien dat Oekraïne als grensgebied tussen oost en west vaak speelbal is geweest van verschillende machten. Daarmee is niet gezegd dat het lot van Oekraïne ook voor de toekomst bezegeld is. Historie heeft een belangrijke plaats bij de vorming van een nationale identiteit, het geeft aan waar een volk vandaan komt. Identiteit is echter een bewegend raamwerk dat gebaseerd is op communicatie over en weer. Als de omgeving verandert, zal ook de identiteit veranderen. Dat betekent dat als de verhoudingen tussen Rusland en de Europese Unie veranderen, ook hun relaties met Oekraïne zullen veranderen. Mocht Rusland het in de toekomst bijvoorbeeld voortreffelijk kunnen vinden met de EU of sterker nog, mocht het zelfs lid worden, dan zal Oekraïne in een totaal andere omgeving belanden. Voorlopig lijkt daar nog geen sprake van te zijn. Met dat gegeven en de moeilijke taak voor de Oekraïense elite om van het verdeelde land een eenheid te smeden, zal het nog jaren duren voordat Oekraïne zijn strategische ligging kan benutten om een invloedrijke plaats te veroveren in de internationale arena.

 

 

Kaarten van Oekraïne

 

1. Het Rijk van Kiev Rus in de twaalfde eeuw

 

2. Oekraïne rond 1700

 

3. Oekraïne rond 1900

 

 

4. Oekraïne tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog

 

5. Oekraïne eind twintigste eeuw

 

Kaart 1 is overgenomen uit: Andrew Wilson, The Ukrainians unexpected nation, Londen 2002.

De kaarten 2 t/m 5 zijn overgenomen uit: Andreas Kappeler, Kleine Geschichte der Ukraine, München 1994.

 

 

Literatuuropgave

 

Websites

De afbeelding op de voorkant van dit werkstuk is afkomstig van http://www.globecartoon.com/

 

home

lijst scripties

inhoud

 

 

[1] Roman Solchanyk, ‘The post-Soviet transition in Ukraine: prospects for stability’, in: Kuzio, Taras, Contemporary Ukraine; dynamics of post-Soviet transformation, New York 1998, 17.

[2] Na de Russische revolutie in 1917 en het einde van de Eerste Wereldoorlog, riepen Estland en Letland beide een onafhankelijke staat uit. Tot 1940 waren ze in staat een begin te maken met de vorming van een eigen natiestaat. De Sovjetbezetting maakte daar destijds een (tijdelijk) einde aan.

3]  Andreas Kappeler, Kleine Geschichte der Ukraine, München 1994, 17.

4]  De term ‘Rus’ komt uit Scandinavië. Noormannen en Scandinavische handelaars gaven destijds de Oost-Slaven deze volksnaam die tegenwoordig in de naam van Rusland voortleeft. Ibid., 29.

[5] Ibid., 44.

[6]  Iryna Bekeshkina, ‘Ukraine: a newly independent nation’, in: Louk Hagendoorn ed., European nations and nationalism, Aldershot 2000, 8.

[7]  Andreas Kappeler, Kleine Geschichte..., 60.

[8]  Frank Golczewski, Geschichte der Ukraine, Göttingen 1993, 78-83.

[9]  Ole Diehl benadrukt in zijn werk dat het gangbare idee van Russificatie daarmee niet zijn oorsprong vindt in het tijdperk van de Sovjet-Unie. Ole Diehl, Kiew und Moskau die ukrainisch-russischen Beziehungen als zentrales Problem deutscher und europäischer Sicherheit, Bonn 1994, 8-9.

[10]  Andreas Kappeler, Kleine Geschichte..., 165-7.

11] Ibid., 167-171.

[12]  Bolsjewieken, antirevolutionaire ‘Witten’, Polen, Centrale mogendheden en Oekraïense boeren streden tegen elkaar met ieder verschillende doelen. Uitleg van deze complexe burgeroorlog zou de duidelijkheid van het geschrevene niet ten goede komen. Voor meer informatie zie Andreas Kappeler, Kleine Geschichte…, 171-186.

[13]  Schattingen over het aantal dodelijke slachtoffers variëren van 4 tot 6 miljoen.

[14]  Ibid., 218.

[15]  Pål Kolsto, Political construction sites; nation-building in Russia and the post-Soviet states, Boulder 2000, 37.

16 Vivienne Jabri, Discourses on violence: conflict analysis reconsidered, Manchester 1996.

[17]  P.W. Preston, Political/cultural identity, citizens and nations in a global era, Londen 1997.

[18]  Ernest Gellner, Nations and nationalism, Oxford 1983, 3/4.

[19]  E.J. Hobsbawm, Nations and nationalism since 1780, Cambridge 1990.

[20]  Anthony D. Smith, Nations and nationalism in a global era, Cambridge 1995, 56/57.

[21]  John Stuart Mill, Utilitarianism, liberty and representative government, Londen 1910, 359-66.

[22] Ernest Gellner, Nations and nationalism, 1.

[23]  E.J. Hobsbawm, Nations and nationalism…, 10.

[24]  Anthony D. Smith, Nations and nationalism…, 57.

[25]  Loring M. Danforth, The Macedonian conflict; ethnic nationalism in a transnational world, Princeton 1995, 16.

[26]  Monserrat Guibernau, Nationalism: the nation-state and nationalism in the twentieth century, Cambridge 1995.

[27]  Victor T. Le Vine, Conceptualizing ethnicity and ethnic conflict: a controversy revisited, z.p. 1997.

[28]  Monserrat Guibernau, Nationalism: the nation-state and…

[29]  Anthony D. Smith, Nations and nationalism…, 57.

[30]  Bobby Sayyid en Lilian Zac, ‘Political analysis in a world without foundations’, in: E. Scarbrough en E. Tanenbaum ed., Research strategies in the social sciences: a guide to new approaches, Oxford 1998, 249-267.

[31]  ‘Economic treaty signed by 8 republics’, RFE/RL Newsline, 18 oktober 1991, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?2056

[32]  Olga Alexandrova, ’Perzeptionen der auswärtigen Sicherheit in der Ukraine’, Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien, Keulen 1993, 30.

[33]  Ole Diehl, Kiew und Moskau..., 32.

[34]  Ibid., 34.

[35]  ’Trilateral agreement on Ukrainian nuclear weapons’, Keesing’s record of world events and RFE/RL Newsline, 14 januari 1994, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?1195

[36] Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy 1991-2000, Londen 2003, 28.

[37]  Ole Diehl, Kiew und Moskau..., 50.

[38]  Frank Umbach, ‘Russia and the problems of Ukraine’s cohesion’, Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien, Keulen 1994, 28.

 [39] Ole Diehl, Kiew und Moskau..., 50.

[40]  Maya Eichler, Russia and Ukraine; constructing national interests, Laxenburg 1999, 81/82.

[41]  ’Crimea under direct presidential rule from Ukraine’, OMRI Daily Digest, 1 april 1995, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?1198

[42]  Frank Umbach, Russia and the problems of…, 20.

[43]  Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy…, 36.

[44]  Ibid., 22.

[45]  Maya Eichler, Russia and Ukraine…, 84.

[46]  Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy…, 36.

[47]  ‘Russian-Ukrainian friendship treaty signed in Kiev’, RIA Novosti, Financial Times, International Herald Tribune, 31 mei 1997, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?658

[48]  Taras Kuzio, ‘National identity and foreign policy: the East Slavic conundrum’, in: Kuzio, Taras, Contemporary Ukraine, Londen 1998.

[49]  ‘Economic treaty signed by 8 republics’, RFE/RL Newsline, 18 oktober 1991, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?2056

[50]  Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy…, 39.

[51]  Gerhard Wettig, ’Sicherheits- und Bedrohungsperzeptionen in Ost- und Mitteleuropa’, Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien, Keulen 1993, 19.

[52]  Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy…, 42.

[53]  Stephan Barisitz, ’Ukraine: wirtschaftliche Entwicklung, Strukturwandel und Reformen seit der Unabhängigkeit’, in: Jordan, Peter ed., Ukraine, Frankfurt am Main 2001, 751-782.

[54]  Maya Eichler, Russia and Ukraine…, 56.

[55]  ’Minister of defence of Ukraine rebuffed anti-NATO bloc with Russia’, 7 mei 1996, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?4

[56]  ’Ukraine gives six restrictions to CIS membership’, Jamestown monitor, 8 juli 1998, http://www.nupi.no/cgi-win/Russland/krono.exe?2456

[57]  Minsk was de oorspronkelijke hoofdstad van het GOS, maar in 1998 werd dat Moskou.

[58]  Taras Kuzio, ‘National identity and foreign policy…’, 28.

[59]  Jan Maksymiuk, ‘Prospects for political dialogue remain vague’, RFE/RL Report, 22 oktober 2002, http://www.rferl.org/pbureport/archives.html

[60]  Anatolij Ponomarenko, Die europäische Orientierung der Ukraine, Bonn 1999, 12.

[61]  Informatie is afkomstig van de website van de Europese Unie: http://www.delukr.cec.eu.int/en/eu_and_country/agreements.php

[62]  Informatie is afkomstig van de website van de Europese Unie: http://www.delukr.cec.eu.int/en/eu_and_country/bilateral_relations.php

[63]  J.W. van der Meulen, Buurschap houden; de betrekkingen van de EU met de aangrenzende Oost-Europese landen, Den Haag 2004.

[64]  Roman Wolczuk, Ukraine’s foreign and security policy…, 112-113.

[65]  Informatie is afkomstig van de website van de Europese Unie:

http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/e40001.htm

[66]  Marko Bojcun, Russia, Ukraine and European integration, San Domenico 2001.

[67]  J.W. van der Meulen, Buurschap houden…, 6.

[68]  Taras Kuzio, ‘Domestic obstacles to Ukraine’s integration into Europe’, Toespraak tijdens de conferentie ‘Oekraine en de Europese Unie’ – economische realiteit en politieke visie, Kiev 17-18 mei 1999.

[69] Europese Raad, ‘Gemeenschappelijke strategie van de Europese Raad ten aanzien van Oekraïne’, Helsinki, 11 december 1999.

[70]  Marko Bojcun, Russia, Ukraine and European integration…, 15.

[71]  J.W. van der Meulen, Buurschap houden…, 11.

[72]  Jennifer D.P. Moroney, ‘EU-Ukrainian relations: prospects and possibilities’, Conflict Studies Research Centre, volume 185, 2000.

[73] Valentinas Mite, ‘EU: Expansion brings little joy to cross-border traders in Belarus, Ukraine’, RFE/RL Features, 28 april 2004, http://www.rferl.org/features/

[74]   J.W. van der Meulen, Buurschap houden…, 14.

[75]  Ahto Lobjakas, ‘Ukraine: Holding out for a better deal, Kyiv to shun EU’s neighborhood offer’, RFE/RL Features, 8 juli 2004, http://www.rferl.org/features/

[76] Günter Verheugen, ‘New neighbourhood between the EU and Ukraine, from a vision towards reality’, Toespraak op het instituut van internationale betrekkingen van de Nationale Taras Sjevtsjenko Universiteit, Kiev, 12 september 2003.

[77]  Ilya Prizel, National identity and foreign policy, nationalism and leadership in Poland, Russia and Ukraine, Cambridge 1998.

[78]  Andrew Wilson, ‘Redefining ethnic and linguistic boundaries in Ukraine: indigenes, settlers and Russophone Ukrainians’, in: Graham Smith ed., Nationbuilding in the post-Soviet borderlands, Cambridge 1998, 119-138.

[79]  Naast deze drie hoofdgroepen bestaat nog zo’n vijf procent van de bevolking uit Joden, Krimtataren, Polen, Roemenen, Hongaren en Wit-Russen.

[80]  Ibid., 122-135.

[81]  Uit: Rainer Münz/ Rainer Ohliger, Die Ukraine nach der Unabhängigkeit; Nationsbuildung zwischen Ost und West, Keulen 1999, 13.

[82]  Uit: Rainer Münz/ Rainer Ohliger, ‘Die Ukraine zwischen Ost und West. Kollektive Erinnerung und politische Zukunftsorientierung der Bevölkerung’, in: Jordan, Peter ed., Ukraine, Frankfurt am Main 2001, 718.

[83] Andrew Wilson, The Ukrainians unexpected nation, Londen 2002, 217-233.

84 Ibid., 1-20.

85 Andreas Kappeler, Kleine Geschichte der Ukraine..., 75/76

86 Uit: Rainer Münz/ Rainer Ohliger, Die Ukraine nach der Unabhängigkeit..., 26.

87 Ilya Prizel, ‘The influence of ethnicity on foreign policy; the case of Ukraine’, in: Roman Szporluk ed., National identity and ethnicity in Russia and the new states of Eurasia, New York 1994, 103-128.

88 Maya Eichler, Russia and Ukraine..., 17.

89 Gregory Guroff en Alexander Guroff, ‘The paradox of Russian national identity’, in: Roman Szporluk ed., National identity and ethnicity in Russia and the new states of Eurasia, New York 1994, 85.

90 Ilya Prizel, National identity and foreign policy…, 241-248.

91 Maya Eichler, Russia and Ukraine...

92 Huib Hendrikse, ‘Rusland en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten’, in: Internationale Spectator, mei 1995.

93 Ilya Prizel, National identity and foreign policy…, 250.

94 Jonathan Valdez, ‘The near abroad, the west, and national identity in Russian foreign policy’, in: Dawisha, Adeed en Karen Dawisha, The making of foreign policy in Russia and the new states of Eurasia, Londen 1995.

95 Ilya Prizel, National identity and foreign policy…, 299.

96 Iver B. Neumann, ‘European identity, EU expansion, and the integration/exclusion nexus’, in: Cederman, Lars-Erik ed., Constructing Europe’s identity; the external dimension, Boulder 2001, 141-164.

97 Bruno Naarden, ‘Het Westen en de zevenentwintig van Eurazië’, in: Internationale Spectator, juli/augustus 1994.

98 Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma, Brussel, Warschau, Kiev; op zoek naar de grenzen van de Europese Unie, Amsterdam 2001.

99 Iver B. Neumann, ‘European identity…’, 161.

100 Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma, Brussel, Warschau, Kiev…

101 Jan Zielonka, Paradoxes of European Foreign Policy. Policies without strategy: the EU’s record in Eastern Europe, San Domenico 1997.

102 Ibid., 8.